View
0
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
6 | 66
De schepen van de Geoctrooieerde West Indische Compagnie (wic)
Een storm, kapers en de ongrijpbare
zilvervloot
6 | 67
De Republiek der Zeven Verenigden Neder-
landen was in 1640 nog altijd in oorlog met
Spanje. De uitvoering van de strijd in de West
was in handen van een particuliere onderne-
ming, de Geoctrooieerde West Indische Com-
pagnie (WIC), opgericht in 1621 naar voorbeeld
van de VOC. Haar octrooigebied was het gehele
Atlantische bekken, van de Westkust van Afrika
tot de Oostkust van de beide Amerika’s.
KAAPVAARTEen belangrijk verdienmodel van de WIC
was kaapvaart. De organisatie bracht vloo-
teskaders op de been om zoveel mogelijk
Spaanse en Portugese scheepsladingen te
bemachtigen. Daarnaast konden particuliere
kapers vrijbrieven krijgen om op eigen houtje
scheepsladingen te confisqueren, goedschiks
dan wel kwaadschiks. Hiervoor betaalde men
zogenaamde recognitiegelden aan de WIC.
DE ZILVERVLOOT: MOEDER ALLER PRIJZENDe moeder aller prijzen was de zilvervloot.
De zilvervloot bestond eigenlijk uit drie eska-
ders die jaarlijks in augustus verzamelden in
Havana voor de oversteek naar Spanje. Het
belangrijkst was het eskader van het vaste land
(Tierra Firme) die het zilver uit de mijnen van
Zuid-Amerika aanvoerde. Het tweede eskader
vervoerde de rijkdommen van Mexico (Nueva
España). En het derde eskader (Honduras eska-
der) vertrok vanuit Midden-Amerika.
Voor de Spaanse overheid was het zilver uit
de Nieuwe wereld van levensbelang. Het was
vervolgens belangrijk dat de kostbare vloot uit
het Caribische gebied vertrokken was voordat
In september 2017 trok de orkaan Irma verwoestend over het Caribisch gebied. Bijna vier eeuwen geleden, van 11 tot 13 september 1640, raasde er ook een orkaan over het gebied. Als gevolg van die orkaan strandde een deel van een Hollandse expeditie-vloot die was uitgezonden om de Spaanse zilvervloot te bemachtigen. En dat was slechts eenmaal eerder gelukt. De expeditie van 1640 bleek uiteindelijk de laatste in een rij van mislukte pogingen. En zo blijft Piet Hein voor eeuwig de enige die ooit de Spaanse zilvervloot heeft kunnen verschalken.
DOOR WILL BROUWERS & TIEMEN BOSMA.
Gezicht op Havana Atlas Johannes Vingboons ca. 1665, (Nationaal Archief, inv.nr. 619.57. )
6 | 68
in september het orkaanseizoen zou begin-
nen. Daarmee waren voor potentiële kapers
de route en het tijdstip bekend. Het enige
probleem was dat dit jaarlijkse konvooi, een-
maal verenigd, onaantastbaar was. Alleen een
organisatie zoals de WIC kon op een dergelijke
schaal krachten in het veld brengen. Deson-
danks is het slechts eenmaal gelukt om deze
voor Spanje cruciale jaarlijkse financiële injec-
tie - en dan nog slechts voor een deel - te onder-
scheppen. Die eer komt Piet Hein toe. Hij wist
zorgvuldig voorbereid met een vloot van 31
schepen en met een dosis geluk op 8 septem-
ber 1628 veertien schepen van de zilvervloot
te verrassen. De buit was enorm (11.509.524
gulden, een geweldig groot bedrag voor die
tijd). Piet Hein viel eeuwige roem ten deel en
na hem werden nog heel wat pogingen onder-
nomen om zijn succes te herhalen.
HOUTEBEEN JOL EN DE ZILVERVLOOT Op 14 juli 1640 vertrok een vloot van 24
WIC-schepen vanuit Nederlands-Brazilië naar
Cuba. De vloot werd geleid door admiraal Cor-
nelis Jol en had maar één doel : de zilvervloot
bemachtigen. Cornelis Jol was op dat moment
de meest succesvolle admiraal in dienst van de
WIC. Zijn bijnaam was Houtebeen omdat hij,
als een stereotype kaper, een houten poot had.
Als iemand Piet Hein zou kunnen evenaren,
was het Houtebeen Jol wel.
Uiteindelijk kwam hij op 1 september aan in
het jachtgebied ten noorden van Havana. Jol
meende dat zijn vloot onopgemerkt was geble-
ven. De gouverneur van Cuba was echter op de
hoogte van de komst van de Hollandse vloot.
Hij had de zilvervloot gewaarschuwd om vooral
niet naar Havana te komen. Intussen verdeelde
Routes van de zilvervloot en Houtebeen Jol (kaartje WB)
6 | 69
Jol zijn vloot in drie eskaders om het jachtter-
rein, ruwweg tussen Florida en de westpunt
van Cuba, te kunnen bestrijken. De zilvervloot
zou hem niet ontsnappen.
STORM Na tien dagen wachten barstte er op 11 sep-
tember een enorme storm los. De Hollandse
schepen werden op volle zee
getroffen. Jol schreef vlak na de
ramp een brief aan zijn superi-
euren. Hij had door de storm 7
schepen verloren. Vier van zijn
schepen waren gestrand ten
westen van Havana en van 3
andere schepen wist hij niet waar
ze gebleven waren. Het was wel duidelijk dat
de verovering van de zilvervloot onder deze
omstandigheden geen optie meer was.
In het archief van Sevilla is ook een verslag
bewaard gebleven van de gouverneur van
Havana, Don Alvaro de Luna Sarmiento,
waarin de stranding van Hollandse piraten-
schepen wordt beschreven. De gouverneur
van Cuba vermeldde dat het ging om één klein
schip en drie grote schepen. De Spaanse auto-
riteiten probeerden zoveel mogelijk bruikbaars
te bergen. En dat was gevaarlijk werk, omdat
er ook al snel Hollandse schepen ter plekke
waren. Er werden 241 overlevenden gevangen-
genomen.
Houtebeen zelf ontsnapte aan het natuurge-
weld. Hij voer zelfs op 20 september de baai
van Havana in met een witte vlag om zijn
mannen vrij te krijgen. De Spaanse gouverneur
ging er niet op in. Jol voer toen met het restant
van zijn vloot door naar de baai van Matanzas,
alwaar ze hun wonden likten en besloten om
terug te gaan naar Brazilië. Pikant detail is dat
Matanzas twaalf jaar eerder juist de plek was
waar Piet Hein de Zilvervloot wist te verrassen.
Deze mislukte poging van Houtebeen Jol was
de laatste in een lange rij pogingen de Spaanse
zilvervloot te veroveren. Dus de eer blijft aan
de man met de kleine naam.
DE SCHEPEN Admiraal Jol vermeldde de namen van de sche-
pen in zijn brief gedateerd op 6 oktober. Aan-
vullende informatie vinden we in verschillende
archiefstukken. De Spaanse bron vermeldt
geen namen van schepen, maar wel allerlei
andere details over de berging en de overleven-
den. Het gaat om de volgende schepen:
DE BUL VAN HOORNHet schip de Bul verging in de laatste nacht van
de storm van 13 op 14 september. Het schip
werd kapotgeslagen in de branding. Drieën-
zestig opvarenden verdronken. Volgens het
De mislukte poging van Houtebeen Jol was de laatste in een lange rij pogingen
de Spaanse zilvervloot te veroveren
De dubbele Arent een Westindie vaarder,
(Rijksmuseum, Amsterdam
RP-P-OB-20.534)
6 | 70
Spaanse verslag waren er 22 overlevenden.
Ooggetuigeverslagen, die later bij notarissen
in Amsterdam en Rotterdam zijn vastgelegd,
bevestigen ook de 63 veronge-
lukte opvarenden. Daarbij geven
de getuigen in Rotterdam nog
specifiek weer dat zij de schipper
dood op het strand hebben zien
liggen. De overlevenden werden
naar Havana afgevoerd. De Bul
strandde ter hoogte van Mos-
quitos, een baai op ongeveer 50 kilometer ten
westen van Havana.
DE ALKMAAR De Alkmaar was het tweede grote schip (400
ton) dat vastliep. Het schip was door de WIC
gehuurd van een particuliere reder. Van de
Alkmaar werd expliciet gezegd dat het schip in
goede staat was en dat kon zeker niet van alle
WIC-schepen gezegd worden.
Uit de scheepslijst van de gouverneur van
Nederlands-Brazilië, Johan Maurits, blijkt dat
veel WIC-schepen behoorlijk waren aangetast.
De scheepslijst van Maurits vermeldde dat het
schip vanaf Recife vertrok met een bemanning
van 44 zeelieden en 50 soldaten. Schipper was
Cornelis Pietersz Croeger. In de nacht van 13
op 14 september strandde het zo’n 40 kilome-
ter westelijk van Havana. De Alkmaar lijkt het
grote Hollandse schip te zijn dat de Spanjaar-
den bij Banes aantroffen.
Het vergaan van de Alkmaar bleef ook in Hol-
land niet zonder gevolgen. De gedupeerde
eigenaar van het schip stapte naar de Sta-
ten-Generaal om een vergoeding te krijgen
voor zijn schip, dat tegen zijn wil door de WIC in
Brazilië was geconfisceerd.
De bemanning kon aan land komen en werd
gevangengenomen zoals vermeld in een
Een fluit was een typisch Hollands
scheepstype
Op dit detail van een zeegevecht bij Havana in 1628 is het verschil in afmetingen tussen de Spaanse galjoenen en de Hollandse schepen te zien. (detail RP-P-OB-79.403 Rijksmuseum)
6 | 71
Spaans verslag. Het schip werd leeggehaald en
onder meer 32 kanonnen, waarvan 6 bronzen,
werden geborgen. Daarna werd de Alkmaar
in brand gestoken. De bemanning werd afge-
voerd naar Havana, waar de meesten acht
maanden in gevangenschap bleven voordat zij
op schepen naar Europa gestuurd werden.
DE KEIZERIN Het derde schip, de Keizerin, was een zoge-
naamde fluit. Een fluit was een typisch Hol-
lands scheepstype. Goedkoop in bouw en
onderhoud, maar met veel ladingcapaciteit.
Evenals de Alkmaar was de fluit in eerste
instantie niet ontworpen als oorlogsschip.
De Keizerin had 67 bemanningsleden en 30
soldaten aan boord.
Het schip de Keizerin was in het voorjaar
van 1640 uit het vaderland gekomen en
had 22 stukken geschut aan boord. Het
schip strandde bij Herradura, ruim 60 kilo-
meter ten westen van Havana. Volgens een
Spaanse bron waren er 111 opvarenden aan
land gekomen en bleef er nog 12 man aan
boord. Zij hadden geluk en konden waarschijn-
lijk ontsnappen. Want terwijl het schip aan de
grond zat konden twee Hollandse schepen - de
Maecht van Enckhuijsen en Jol zelf op de Sala-
mander - dichtbij komen. Een kanon en 3 vaten
olie werden gered. De actie werd afgebroken,
waarschijnlijk omdat de schepen zelf gevaar
liepen zo dicht bij de kust.
DE CATTENBAU De Cattenbau was een klein oud schip (100 ton),
dat omgebouwd was tot brander. Een brander
was volgestouwd met brandbaar materiaal.
Branders werden ingezet om als drijvende
fakkel vijandelijke schepen in brand te kunnen
steken. Dat was gevaarlijk werk. De bemanning
koerste het brandende schip op een vijand en
moest op het laatste moment het schip verla-
ten. De Cattenbau had een kleine bemanning
van 15 zeelieden aangevuld met 5 soldaten.
De Cattenbau strandde ter hoogte van Jaima-
nitas toen nog 17 kilometer buiten Havana.
Nadat de Spaanse commandant ter plekke
een goede behandeling beloofde, kwam de
bemanning met de sloep van het schip naar het
strand. Vervolgens werden ze afgevoerd naar
Havana.
GEDEELD CULTUREEL ERFGOEDDe vier Nederlandse schepen die in 1640
strandden worden nu zowel in Nederland als in
Cuba als erfgoed bestempeld. Dit gedeeld erf-
goed wordt dan ook dankbaar als gezamenlijk
onderzoeksobject gezien voor beide landen. Er
wordt al sinds de jaren 70 regelmatig gemeld
dat er in het gebied ten westen van Havana
wrakken worden aangetroffen. Veel gericht
onderzoek heeft er echter nog niet plaatsge-
vonden. Zou het kunnen dat er ook resten van
de Nederlandse schepen hiertussen bewaard
zijn gebleven? De wrakken vormen naast een
direct bewijs voor de aanwezigheid van de
Nederlanders in de 17de eeuw in dit gebied
ook een kapstok voor de vele verhalen over de
strijd om heerschappij in het Caribisch gebied,
de relatie met de Spanjaarden, de Engelsen en
lokale Cubanen, oorlogvoering op zee en het
perspectief van ‘anderen’ (hier de Spanjaarden
en Cubanen) op de Nederlanders. Daar kunnen
we veel van leren.
Sinds 2012 is het beheer van Nederlandse
scheepswrakken overzee in handen van het
Maritiem Programma Buitenland van de Rijks-
dienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Hier-
toe behoren wrakken van de VOC en WIC en de
Admiraliteiten (marine). De Nederlandse Staat
Branders werden ingezet om als drijvende fakkel vijandelijke schepen
in brand te kunnen steken
6 | 72
6 | 73
beschouwt deze wrakken als haar eigendom.
Naar schatting gaat het in totaal om ettelijke
honderden scheepswrakken wereldwijd. Van
slechts circa 100 wrakken is voldoende infor-
matie voorhanden om iets te kunnen zeggen
over de waarde van het erfgoed of de wijze van
beheer. Om de situatie van de Nederlandse
wrakken beter in kaart te brengen is de RCE
met een inventarisatie gestart: wat ligt er op
de zeebodem, waar ligt het en wat is er al over
bekend? Per locatie probeert de RCE samen
met de betreffende landen een onderzoek op
te zetten. Daarnaast wordt naar gezamenlijke
oplossingen voor beheer gezocht.
SAMENWERKING CUBA EN NEDERLANDHet Caribische gebied en met name Cuba is
nog relatief onbekend terrein. Daarom is er
in 2013 een samenwerkingsproject tussen de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)
en haar Cubaanse evenknie, Consejo Nacional
de Patrimonio Cultural (CNCP) gestart. Doel is
om gezamenlijk deze archeologische overblijf-
selen en de daaraan gekoppelde historische
bronnen in kaart te brengen. Van november
2014 tot februari 2015 was de expositie ‘Pre-
sencia holandesa en aguas cubanas’ van de RCE
en de CNCP in Havana te zien. Hier werden de
eerste resultaten van het onderzoek gepresen-
teerd aan het Cubaanse publiek. In Cubaanse
wateren zijn nu 25 mogelijke wrakken met een
Nederlandse herkomst in kaart gebracht.
De door de storm van 1640 gestrande schepen zijn zowel in Hollandse als Spaanse bronnen vereeuwigd. Die informatie, in combinatie met het reeds uitgevoerde gezamenlijke historische onderzoek, maken de kans op het aantreffen van de wrakken steeds groter. Op dit moment zijn er nog altijd geen scheepsresten geïdentificeerd die we met alle zekerheid kunnen koppelen aan de WIC-kaperactiviteiten en de periode van de Tachtigjarige Oorlog in het Caribische gebied. De in dit artikel beschreven wrakken zouden de eerste kunnen zijn. Vanwege het belang dat gehecht wordt aan het Nederlands erfgoed in Cubaanse wateren door zowel Nederland als Cuba is een langdurige samenwerkingsovereenkomst (Memorandum of Understanding (MoU)) in de maak tussen beide landen. Deze wordt op 11 juli 2018 ondertekend door de Rijksdienst voor de zusterorganisaties RCE en het CNPC. Het Maritiem Programma Buitenland van de RCE heeft als taak het beheer van het Nederlands erfgoed overzee vorm te geven. Door middel van langdurige samenwerkingsovereenkomsten kunnen programma’s met kuststaten met veel Nederlands erfgoed opgezet worden waarin onderzoek, bescherming, publieksparticipatie en training aan bod komen. Zo ontstaat niet alleen een vruchtbare samenwerking, maar ook een basis voor duurzaam beheer. En wat ook bijzonder leerzaam is, is het bestuderen van gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven. Hierdoor leren we veel over wie we zijn en wie we voorheen waren. Het eerste samenwerkingsproject onder de nieuwe MoU zal in 2019 van start gaan.
AUTEURSWill Brouwers is historicus en was betrokken bij het project Presencia holandesa en aguas cubanas, van de RCE en de CNCP. Tiemen Bosma is (kerk) historicus.
Cover van het boekje dat hoorde de Nederlands
Cubaanse tentoonstelling in Castillo de la Real
Fuerza in Havana. (ontwerp Andrea Scharroo)
Recommended