View
20
Download
3
Category
Preview:
Citation preview
HET RISICO VAN EEN DILEMMA;
EEN ONDERZOEK NAAR ETHIEK BIJ DE BRANDWEER
Drs. M.N.A.T. Verlinden
Master of Crisis and Disaster Management
Almere, augustus 2003
I
HET RISICO VAN EEN DILEMMA;
Een onderzoek naar ethiek bij de brandweer
Scriptie in het kader van de Master of Crisis and Disaster Management
Almere, augustus 2003
Afbeelding op voorpagina uit Deadline van Yrrah, Uitgeverij Querido, Amsterdam 1987.
II
Voorwoord
Tijdens mijn werk als officier bij de brandweer ben ik een aantal keren in situaties terecht
gekomen waarbij het nemen van een beslissing niet zo eenvoudig was. Het betrof niet alleen
repressieve situaties maar ook beheersmatige situaties. Kenmerkend voor deze gevallen was
dat het ging om situaties waarbij ik gevoelsmatig wist wat goed was (en wat niet), maar dit
niet goed kon beargumenteren. Toen ik startte met de opleiding Master of Crisis and
Disastermanagement en ik na ging denken over een onderwerp voor mijn scriptie was deze
gauw gevonden: ethiek.
Voordat ik bij de brandweer ging werken, heb ik enige jaren in het leger gewerkt. En ik wist
mij te herinneren dat daar in de opleiding anders met dit soort vraagstukken werd omgegaan
dan bij de brandweer. Daarom was ik benieuwd hoe andere organisaties zich specifiek op
ethische kwesties voorbereiden. Ik heb tijdens de binnenlandstage een paar organisaties
bezocht die veel met ethiek omgaan en dat werd een ziekenhuis, het Openbaar Ministerie en
een rechtbank.
Tijdens het lezen viel mij op dat het praktisch toepassen van de ethiektheorie niet zo
eenvoudig was als ik had gedacht. Daarom heb ik gezocht naar een aantal personen die veel
kennis hebben op dit gebied. Hierdoor heb ik naast het lezen een aantal boeiende interviews
gehouden. Allereerst wil ik dan ook deze personen bedanken voor hun tijd en medewerking:
• Drs. B. Berends
• Maj. Drs. C.E. van den Berg
• Prof. Dr. J.J.L.M. Bierens
• Prof. Dr. M.A.P. Bovens
• Prof. Dr. J.J.M. van Delden
• Ing. R.R. Hagen MPA
• Prof. Dr. R. Jeurissen
• Prof. Mr. E. Myer
• Drs. E.J. Oomes MCDM
• Dr. D. Verweij
• Lkol. Drs. Ing. H.F.M. Vullinghs
Veel delen van de tekst zijn tot stand gekomen door de inbreng van deze personen, maar hun
persoonlijke bijdrage was niet altijd weer te geven. Op die plaatsen waar heel duidelijk het
interview de bron was van de tekst heb ik dat vermeld.
Vanuit de opleiding werd ik begeleid door Drs. H.M. van de Kar. Zijn kritische inbreng heeft
een goede bijdrage voor dit stuk opgeleverd, waarvoor ik hem wil bedanken.
In mijn zoektocht naar deskundigen, was het eenvoudig om de docent te benaderen van de
module die ik pas in het tweede jaar van deze opleiding krijg getiteld “Recht, ethiek en
samenleving”. De docent hiervan is Prof. Mr. A.M. Hol. Hij bleek niet alleen bereid om mij
meer over ethiek te vertellen, hij wilde zelfs mij begeleiden tijdens de scriptie. Dit heeft een
aantal zeer indringende en persoonlijke gesprekken tot gevolg gehad, waarvoor ik hem dank.
III
Een woord van dank is ook op zijn plaats voor Brandweer Almere en de Regionale Brandweer
Flevoland. Allereerst voor het feit dat mijn werkgever mij in de gelegenheid stelt om deze
opleiding te volgen. Daardoor mist de brandweer Almere mij zeker 1 dag in de week om de
opleiding te volgen, waardoor bepaald werk blijft liggen of door anderen moet worden
overgenomen. Uiteraard zullen er collega’s zijn die zeggen dat dat eerder prettig is dan lastig,
maar dat beschouw ik dan maar als een uiting van de prettige werksfeer in ons korps. Ik wil
hiermee dan ook al mijn collega’s bedanken voor hun steun.
Als laatste wil ik mijn vriendin Rina van den Boogaard bedanken. Naast het feit dat zij de
scriptie heeft beoordeeld op schrijf- en stijlfouten en een oordeel heeft gegeven over de
scriptie als leek op het onderwerp, had ik zonder haar steun deze scriptie niet kunnen
voltooien. Het eerste jaar van de masteropleiding heeft zich gekenmerkt als een extreem druk
jaar. Dit had te maken met de combinatie van een ongeval en onderzoek waar het korps van
Almere bij betrokken was en het feit dat ik in dat zelfde jaar vader ben geworden en ging
trouwen. Met de steun van Rina is het mij gelukt om al deze zaken nog te combineren.
Zoals met ieder (wetenschappelijk) onderzoek levert het maken van deze scriptie meer vragen
op dan er antwoorden gevonden worden. Toch heeft het schrijven van deze scriptie mij meer
inzicht gegeven in de ethische vraagstukken waar mee ik geconfronteerd ben en heeft me
sterker gemaakt voor de dilemma’s van de toekomst. Ik hoop dat anderen door het lezen van
deze scriptie hetzelfde gevoel zullen overhouden.
Almere, augustus 2003
Michiel Verlinden
IV
Samenvatting
Ethiek is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling gekomen. Het lijkt erop dat deze
verhoogde aandacht voor ethiek tot nu toe niet kan worden waargenomen bij de brandweer.
Als men zich daarbij realiseert dat de waarde veiligheid de laatste jaren publiekelijk in het
middelpunt van de belangstelling staat, is het bijna onbegrijpelijk dat de aandacht voor ethiek
volledig aan de brandweer voorbij lijkt te gaan. In deze scriptie geef ik aan dat binnen het
brandweervak waarden een belangrijke rol kunnen spelen en zich situaties kunnen voordoen
waarbij deze waarden kunnen botsen. Waarom krijgt ethiek dan geen aandacht binnen de
brandweer? Om die reden is de probleemstelling van deze scriptie:
Hoe kan systematische aandacht voor ethiek bijdragen aan een verdere professionalisering
van het management van brandweer Nederland?
Om deze probleemstelling te beantwoorden wordt in deze scriptie allereerst de theorie
rondom ethiek behandeld. De belangrijkste begrippen worden benoemd. Met dit theoretisch
kader wordt gekeken op welke wijze een aantal andere organisaties met ethiek omgaat
Gekozen is voor het leger, de juridische wereld, de medische wereld en de politie.
Vervolgens wordt met het begrippenkader de situatie bij de brandweer geanalyseerd om
vervolgens deze situatie te vergelijken met de vier eerder genoemde organisaties. Dan valt op
dat de brandweer vergelijkbare kenmerken heeft als de overige vier organisaties, maar dat
ethiek zeker geen vergelijkbare plaats heeft binnen de brandweer. De volgende constateringen
worden hierover gedaan:
1. Er is bij de brandweer geen sprake van expliciete reflectie op ethische kwesties. Dit kan
te maken hebben met het feit dat men niet bewust is van de ethische dimensie van het
werk of met het feit dat de afwegingen die men maakt niet verbonden worden met
ethiek. In een aantal gevallen is er zelfs sprake van een ethische ontkenning (“er spelen
geen ethische vraagstukken bij de brandweer / dit is geen ethisch dilemma”);
2. Er zijn geen instituties die zich specifiek bezig houden met ethiek bij de brandweer;
3. Er wordt in de opleidingen voor de brandweer geen aandacht besteed aan ethiek noch
aan ethische vraagstukken noch aan ethische besluitvorming;
4. Er wordt in de praktijk weinig tot niet over ethiek gesproken;
5. In de Nederlandstalige vakliteratuur komt ethiek niet aan bod;
6. Er wordt zowel in de praktijk, in de vakliteratuur als in de opleidingen weliswaar
gesproken over situaties waarin functionarissen en met name leidinggevenden
afwegingen moeten maken of zelfs voor dilemma’s worden geplaatst, maar deze
worden vrijwel nooit benoemd als waardenconflict;
7. Er zijn regels, richtlijnen en procedures die aangeven hoe opgetreden moet worden,
maar niet wordt aangegeven hoe moet worden opgetreden als de voorschriften niet
toereikend zijn.
In deze scriptie toon ik aan dat er wel degelijk ethische waarden spelen binnen het
brandweervak en dat er veel situaties zijn waarbij deze waarden kunnen botsen. Belangrijk is
dat de leidinggevenden bij de brandweer zich bewust zijn van deze ethische dimensie van hun
vak. Mijn constatering is dat het management van de brandweer zich op dit moment
onvoldoende bewust is van deze ethische dimensie van het vak.
V
Indien de brandweer in staat is dit ethisch bewustzijn te ontwikkelen heeft dat de volgende
voordelen:
1. Er zal makkelijker een unité de doctrine ontwikkeld kunnen worden;
2. De brandweer is beter in staat publiekelijk verantwoording af te leggen over haar
optreden;
3. De brandweer kan beter aangeven voor welke taken zij wel en voor welke taken zij
niet staat;
4. Het brandweerpersoneel is beter voorbereid op de meest extreme situaties waarin de
oplossing niet meteen duidelijk is, omdat zij nu ook getraind is om dit soort dilemma’s
op te lossen.
Deze veranderingen zullen binnen de brandweer leiden tot een verdere professionalisering van
het vak. Juist in deze tijden waarin veiligheid hoog op de politieke agenda staat en de
brandweer meer dan in het verleden publiekelijk ter verantwoording wordt geroepen over haar
optreden, zijn deze verbeteringen een belangrijke bijdrage op een aantal gebieden waar de
brandweer nog niet zo sterk in is.
Om te zorgen dat een eerste aanzet binnen de brandweer wordt gemaakt met ethiek doe ik de
volgende aanbevelingen, waarbij het creëren van een ethisch bewustzijn het belangrijkste doel
is:
1. In de opleidingen tot brandweerofficier zou een onderdeel ethiek gegeven moeten
worden. Binnen het NIBRA zou één persoon verantwoordelijk moeten worden
gemaakt voor het onderwijs in de ethiek en dit zou in de functiebenaming tot uiting
moeten komen;
2. Binnen de NVBR zou een ethische commissie opgericht moeten worden. De taak van
deze commissie zou in eerste instantie moeten zijn om zich bezig te houden met
werkzaamheden die het ethisch bewustzijn bij de brandweer vergroten. In die rol kan
zij optreden als adviesorgaan aan de NVBR, het RRC en het NIBRA.
3. Richting de brandweerkorpsen kunnen de volgende acties ondernomen worden:
a. Publicaties ontwikkelen die handelen over ethiek en deze verspreiden naar de
korpsen;
b. Publiceren van een artikel over ethiek in de vakliteratuur;
c. Publiceren van het dilemma van de maand in de vakliteratuur;
d. Presentaties laten houden bij brandweerkorpsen door brandweermensen die in
moeilijke dilemma situaties hebben gezeten en die vertellen welke beslissingen
zij hebben genomen en met welke motivering.
VI
Inhoudsopgave
Voorwoord
Samenvatting
1. Inleiding 1
1.1. Object van deze scriptie 1
1.2. Probleemstelling 2
1.3. Relevantie van het onderwerp 3
1.4. Opbouw van de scriptie 4
2. Wat is ethiek? 5
2.1. Belangrijkste begrippen binnen de ethiek 5
2.2. Consequentalisme en deontologie 8
2.3. Ethisch handelen 8
2.4. Ethische dilemma’s en lerende organisaties 10
2.5. Objectivering van ethiek 12
3. Ethiek bij andere organisaties 14
3.1. Militaire ethiek 14
3.2. Juridische ethiek 16
3.3. Medische ethiek 17
3.4. Politiële ethiek 19
3.5. Leeraspecten van de andere organisaties 20
4. Ethiek bij de brandweer 21
4.1. Wat heeft de brandweer tot nu toe aan ethiek gedaan? 21
4.2. Vergelijking brandweer en andere organisaties 24
4.3. Aanpassingen bij de brandweer 26
5. Conclusies en aanbevelingen 28
5.1. Conclusies 28
5.2. Aanbevelingen 28
Literatuurlijst 29
Bijlage 1: Interviews 33
Bijlage 2: Inhoud van gedragscodes 34
Bijlage 3: Voorbeelden dilemma’s bij de brandweer 35
Bijlage 4: Gedragscode Glendale Fire Department 37
1
1. Inleiding
“Managers zijn de ethiekdocenten van hun organisatie.”
Badaracco, 1998, p.63
In dit eerste hoofdstuk wordt beschreven waarom dit onderzoek is uitgevoerd, wat het
onderwerp is en hoe de scriptie is opgebouwd. In § 1.1 wordt het object van deze scriptie
beschreven, waarna in § 1.2 de probleemstelling aan de orde komt. Om de probleemstelling
helder te maken wordt in § 1.3 het begrip professionalisering nader toegelicht. Daarna komt in
§ 1.4 de relevantie van dit onderzoek aan de orde en als laatste wordt in § 1.5 de indeling van de
scriptie gegeven.
1.1 Object van deze scriptie De laatste jaren is een verhoogde aandacht voor ethiek te constateren. Veel bedrijven en
instanties hebben discussies gevoerd over hun belangrijkste waarden en normen en hebben
gedragscodes opgesteld. Voor deze ontwikkeling zijn meerdere oorzaken te noemen en deze
oorzaken kunnen verschillen voor verschillende organisaties. De volgende redenen kunnen
genoemd worden voor de toename voor de aandacht voor ethiek in de maatschappij1:
1. Vanzelfsprekende waarden, normen en sociale controle zijn verdwenen. Vroeger
waren waarden en normen sterk verankerd in godsdienst en cultuur. Met de
secularisatie en ontzuiling is dit fundament van de moraal verzwakt.
2. Bedrijfsrisico’s nemen toe. Bedrijven worden groter en complexer en gaan
internationaal opereren. Organisaties worden meer afhankelijk van de kennis, intenties
en kwaliteiten van hun personeelsleden. Directe aansturing is niet meer mogelijk, dus
is aansturing nodig door middel van gedeelde waarden en normen.
3. Bedrijven en overheid worden meer dan vroeger door burgers en media ter
verantwoording geroepen voor hun optreden.
4. De diversiteit in waarden en normen neemt toe. Bedrijven opereren niet alleen in
andere landen waar andere culturen heersen, maar ook onze eigen samenleving is
multicultureel en dus neemt de kans op morele conflicten en ethische discussies toe.
Vergelijk hiervoor de discussie rondom het wel of niet verbieden van het dragen van
een hoofddoek tijdens het werk.
5. De toename van de dienstverlenende samenleving. In iedere vorm van dienstverlening
is de relatie tot andere mensen aanwezig en dus de morele dimensie aanwezig en
daarmee kan de toename van de dienstverlenende sector gekoppeld worden aan de
toename voor de aandacht voor ethiek.
6. De toegenomen individualisering leidt niet alleen tot meer vrijheid maar ook tot meer
verantwoordelijkheid. Het is belangrijk om te bepalen waar de vrijheid ophoudt,
omdat door het optreden van individuen last wordt veroorzaakt aan een ander.
1 Meerdere auteurs geven redenen die gedeeltelijk overlappen of enigszins verschillen (VNO-NCW, p. 7-9 / van
Iersel, 2002, p. 194-195 / Bovens, p. 152-156 uit: Nederlandse Politie Academie, 2001 / Moelker, p.181) Het
hier genoemde overzicht is een samenstel uit deze tekstonderdelen.
2
Het lijkt erop dat deze verhoogde aandacht voor ethiek tot nu toe niet kon worden
waargenomen bij de brandweer. Als men zich daarbij realiseert dat de waarde veiligheid de
laatste jaren publiekelijk in het middelpunt van de belangstelling staat, is het bijna
onbegrijpelijk dat de aandacht voor ethiek volledig aan de brandweer voorbij lijkt te gaan.
Is ethiek dan geen issue bij de brandweer? Voorop staat dat het brandweervak een vak is waar
waarden een centrale plaats hebben. Indien bepaalde waarden in een beroep centraal staan,
dient de organisatie zich met ethiek bezig te houden. Tevens kan geconstateerd worden dat bij
het optreden van de brandweer waarden kunnen botsen. Laat ik twee voorbeelden geven van
zo’n situatie:
Op een koude winterdag is een man in het water gesprongen met het doel om
zelfmoord te plegen. Omstanders zien dit en bellen de brandweer. De brandweer gaat
met duikers te water. Als de duiker bij de man komt om hem naar de kant te halen,
wordt deze man agressief en begint te slaan. Dit levert voor de duiker een gevaarlijke
situatie op. Op de kant staan veel omstanders en een paar cameraploegen. Moet je een
persoon redden die niet gered wil worden? Hoeveel gevaar laat je een brandweerman
lopen om iemand te redden? Mag je iemand buiten westen slaan om hem te redden?
Bij een ongeval op een provinciale weg zijn twee personenauto’s tegen elkaar gebotst.
In beide voertuigen zit een persoon bekneld. De officier van dienst heeft opgeschaald,
omdat de aanwezige brandweerploeg slechts een van de twee slachtoffers kan
bevrijden. De ambulancebroeder geeft aan dat de ene persoon er sneller uit moet i.v.m.
zijn verwondingen. De andere persoon is echter een lid van de brandweer. Wie geef je
prioriteit? Hoe overtuig je de brandweerploegleden dat zij eerst het andere slachtoffer
moeten bevrijden?
Deze voorbeelden zijn situaties van een moreel dilemma; een moreel dilemma wordt
gekenmerkt door een conflict van waarden.
Nu duidelijk is dat binnen het brandweervak waarden een belangrijke rol kunnen spelen en in
het brandweerwerk zich situaties kunnen voordoen waarbij deze waarden kunnen botsen, is de
vraag interessant waarom ethiek geen aandacht krijgt binnen de brandweer. En vervolgens
rijst de vraag of een invoering van systematische aandacht voor ethiek binnen het vakgebied
een meerwaarde oplevert. Deze vragen zijn de basis van deze scriptie.
1.2 Probleemstelling De probleemstelling van deze scriptie is:
Hoe kan systematische aandacht voor ethiek bijdragen aan een verdere
professionalisering2 van het management van brandweer Nederland?
Om deze probleemstelling te beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd
en daarbij is vermeld welke onderzoeksmethode is toegepast3:
2 Voor deze scriptie beschouw ik de term professionalisering als het proces waarbij leden van een beroepsgroep
de kwaliteit van het beroep bewaken en verhogen. 3 De gebruikte literatuur staat vermeld in de literatuurlijst en van de gehouden interviews is in bijlage 1 een
overzicht gegeven.
3
Onderzoeksvragen Onderzoeksmethode
• Wat is ethiek? Literatuurstudie en interviews
• Welke rol speelt ethiek in andere organisaties en wat
kan de brandweer daarvan leren? Voor dit onderzoek
is gekozen een aantal non-profitorganisaties te
bestuderen, waarvan het vermoeden bij mij bestaat
dat personen binnen die organisaties regelmatig met
ethische vragen geconfronteerd worden (medische
wereld, rechtbank, politie, leger)
Literatuurstudie, interviews en
stage
• Wat heeft de brandweer de afgelopen jaren gedaan
aan de ontwikkeling van ethiek en wat is de huidige
rol van ethiek bij de brandweer?
Literatuurstudie en interviews
• Wat kan het management van brandweer Nederland
aan ethiek doen en wat levert het op? Ik heb gekozen
om alleen te kijken naar het management in verband
met de beperkte tijd voor de scriptie. Onder
management versta ik in deze scriptie het
officiersniveau van brandweer Nederland.
Veldonderzoek
Gezien het feit dat er, voor zover dat door mij is nagegaan, nog nooit onderzoek heeft plaats
gevonden naar de betekenis van ethiek binnen de brandweer, is dit onderzoek primair
exploratief-beschrijvend. Er wordt geen theorie getoetst en er zullen geen harde conclusies
getrokken kunnen worden. Ik zal met dit onderzoek proberen aan te tonen waarom de
brandweer ethiek een permanente plaats moet geven en wat de meerwaarde daarvan voor ons
vak is. Ik sluit af met enkele aanbevelingen.
1.3 Relevantie van het onderwerp In de probleemstelling wordt de term professionalisering genoemd. De vraag die dit oproept is
of de brandweer een professie is. Uit de beschrijving van een professionele organisatie blijkt4,
dat een aantal kenmerken wel (eigen domein, eigen selectie en opleiding) en een aantal niet
(eigen waarden en normen systeem, eigen tuchtsysteem) van toepassing zijn op de brandweer.
Tevens zijn de kenmerken van een professionele organisatie in repressieve situaties veel
sterker aanwezig dan de kenmerken van een bureaucratische organisatie. Dit is te verklaren,
omdat op die momenten personen en eenheden zeer zelfstandig werken5. Op dit moment zijn
er een aantal ontwikkelingen waar te nemen die erop duiden dat de brandweer zich meer in de
richting van een professie ontwikkelt (Hierbij moet gedacht worden aan initiatieven om een
unité de doctrine te ontwikkelen en de oprichting van een beroepsvereniging). Het is
belangrijk voor een organisatie die uitgroeit tot een professie om een eigen waarden- en
normensysteem te ontwikkelen.
4 “Een professie is een beroep dat zich op basis van een vertrouwensrelatie bezighoudt met dienstverlening van
‘hoge goederen’ aan een cliëntsysteem….Naast de vertrouwensrelatie ten opzichte van het cliëntsysteem kennen
professies hun eigen opleidingssystemen en houden zij de toegang tot de professie in hun hand door bij de
rekrutering bepaalde eisen te stellen…. Verder kennen professies hun eigen tuchtsysteem, die individuele
beroepsbeoefenaren ter verantwoording kunnen roepen. Een professie ontwikkelt altijd een eigen professionele
code, een normen- en waardensysteem dat eventueel zelfs door middel van het tuchtsysteem afgedwongen kan
worden” (Moelker, 2003, p. 118 en 119). Zie ook Heijnsdijk, 1988, p. 172 e.v. 5 Van Oostrum (2002, p. 86) vermeldt dat het kenmerkend is voor een professionele organisatie dat “een vrij
beroep wordt uitgeoefend door beroepsbeoefenaren die pas geheel zelfstandig aan de slag mogen nadat zij het
opleidingsprogramma van de beroepsverenging hebben afgerond en enkele jaren onder de hoede van een senior
collega hebben gewerkt.”
4
Bij het optreden van de brandweer komen zowel in uitruksituaties als in beheerssituaties
momenten voor dat personen geconfronteerd worden met morele dilemma’s. In paragraaf 1.1
heb ik al twee voorbeelden gegeven van zo’n dilemma binnen een uitruksituatie. In de
beheerssituatie kan men bij een moreel dilemma denken aan het volgende voorbeeld.
Stel je bent preventiecontroleur. Je hebt een bedrijf gecontroleerd en dit voldoet
wederom niet aan de brandveiligheidseisen. Je overlegt met je collega ambtenaar die
verantwoordelijk is voor de handhaving. Naar jouw idee zou het bedrijf gesloten
moeten worden, gezien alle acties die nu reeds ondernomen zijn en de gevaarlijke
situatie die daar heerst. Je collega meldt dat het bedrijf in een slechte economische
situatie verkeert en dat het op de rand van een faillissement staat. Als dit wordt
doorgezet zal het bedrijf zeker failliet gaan, aangezien de verbouwingskosten
aanzienlijk zullen zijn. Hij vraagt jou te denken aan de 100 personen die dan op straat
zouden komen te staan en het feit dat er al zo weinig werkgelegenheid in de stad is.
Welke belangen laat je meewegen en welk belang weegt het zwaarst? Wat doe je als
naar jouw mening dingen gebeuren die de veiligheid niet ten goede komen?
Het is belangrijk dat het management bij de brandweer weet om te gaan met dit soort morele
dilemma’s. Immers, de werkgever is verplicht zijn personeel voor te bereiden op dit soort
situaties als je kunt voorzien dat ze daar in terecht kunnen komen. Een goede opleiding in
ethiek en een gezond ethisch klimaat binnen de organisatie kunnen ervoor zorgen dat het
personeel weerbaar is in deze situaties. Tevens heeft het een positief effect op de brandweer
als organisatie. De organisatie wordt minder snel geconfronteerd met acties van medewerkers
die niet in overeenstemming zijn met de organisatiefilosofie en kan altijd uitleggen waarom
bepaalde acties ondernomen zijn. Daarbij moet rekening gehouden worden dat we in de
huidige maatschappij vaker publiekelijk voor de motivering van ons optreden, adviezen en
besluiten ter verantwoording geroepen zullen worden.
Ook zijn er vakinhoudelijk argumenten te geven om ethiek verder te ontwikkelen. De
technisch georiënteerde brandweer probeert het optreden in incidentsituaties te vatten in
procedures en instructies. Hiermee kan de leidinggevende in een groot aantal situaties bepalen
wat de beste werkwijze is. Maar als de situatie niet precies past binnen een omschreven
procedure, wordt van de leidinggevende toch verwacht dat er een beslissing genomen wordt.
In dat geval is het goed om te weten welke waarden achter de procedures zitten en om zelf
een afweging daarvan te kunnen maken. Het levert tijdwinst op in de besluitvorming en de
kans op een gedegen afweging neemt toe. Doordat leidinggevenden dan gewend zijn hun
overwegingen te benoemen, zijn er meer leermomenten voor collega’s, waardoor de kennis in
het vakgebied vergroot wordt. Zo draagt een versterking van de rol van ethiek uiteindelijk bij
aan de professionalisering van ons vak.
1.4 Opbouw van de scriptie In het volgende hoofdstuk zal enige theorie omtrent ethiek behandeld worden. Daarna volgt in
hoofdstuk 3 een beschrijving van de rol en vorm van ethiek binnen vier andere organisaties, te
weten het leger, de medische en juridische wereld en de politie. In hoofdstuk 4 wordt
ingezoomd op de brandweer: welke plek heeft ethiek binnen de brandweer? Vervolgens gaat
dit hoofdstuk in op de vraag welke rol ethiek binnen de brandweer zou kunnen of misschien
wel zou moeten spelen. In het laatste hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen
geformuleerd.
5
2. Wat is ethiek?
“Handel zo dat je de mensheid in jezelf en in anderen nooit louter als middel,
maar ook altijd als doel in zichzelf betracht.”
Kant6
In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de theorie. Ik heb er bewust voor gekozen om deze
theorie uitgebreid te behandelen, omdat veel lezers uit de eigen beroepsgroep redelijk
onbekend met deze materie zullen zijn. Een aantal relevante onderwerpen en veel
voorkomende begrippen in de literatuur over ethiek wordt aangestipt. Dit hoofdstuk
pretendeert niet een volledig overzicht te geven van deze materie. Allereerst kijken we in
§ 2.1 wat ethiek betekent en welke begrippen daarmee samenhangen. In § 2.2 worden de
begrippen consequentalisme en deontologie uitgewerkt. Wat is nu ethisch handelen? Deze
vraag zal in § 2.3 beantwoord worden. Dat waarden kunnen botsen, heb ik al vermeld in
hoofdstuk1; daarom ga ik in § 2.4 dieper in op het begrip ethisch dilemma. Vervolgens
behandel ik in § 2.5 de wijze waarop ethiek geobjectiveerd wordt. Allereerst wordt hierbij het
recht behandeld en als laatset wordt ingegaan op gedragscodes.
2.1 Belangrijkste begrippen binnen de ethiek Het woord ethiek komt waarschijnlijk van het Griekse woord ethos dat gewoonte betekent.
Aristoteles meent dat het Griekse woord voor karakter, êthos (het ‘dakje’ op de e is
belangrijk) een verbastering van ethos is. Volgens Aristoteles is ethiek de leer van de vorming
van het karakter (Nieuwenburg, 2001, p. 31). Zoals met alle begrippen bestaan er ook voor
ethiek meerdere definities. Tevens horen bij ethiek begrippen als normen en waarden,
ethische dilemma’s en komen er vaak woorden bij als integriteit en moraal. Maar wat
betekenen deze begrippen nu allemaal? Ik kies er in deze scriptie voor om aan te sluiten bij de
definities van Verweij. Zij geeft een goede definiëring van de verschillende begrippen
(Moelker, 2003, p.184):
• Ethiek: systematisch nadenken over en expliciteren van moraal;
• Moraal: geheel van normen en waarden, van zeden en gewoonten, bij een bepaalde
groep mensen in een bepaalde tijd;
• Norm: regel, richtsnoer voor het handelen. Normen zijn gebaseerd op waarden;
• Waarde: Een ideaal, een principe of innerlijke overtuiging. Waarden vormen de basis
voor de ethiek;
6 Uit: Jeurissen, 2001, p. 67
6
De samenhang van deze begrippen kan weergegeven worden in een figuur:
Figuur 1: Samenhang tussen begrippen.
Bron: Koninklijke Landmacht, 2002, p.75
“Het beeld van de piramide maakt duidelijk dat ethiek een solide basis dient te hebben. Dit
betekent dat het nadenken over moraal verankerd dient te zijn in waarden die ook
daadwerkelijk in praktijk gebracht worden” (Koninklijke Landmacht, 2002, p.75).
Wat is nu de verhouding tussen waarden en normen? Voor ethisch handelen zijn zowel
waarden als normen nodig. Zonder concretisering in morele normen zijn waarden stuurloos en
abstract (Jeurissen, 2001, p. 60). Als er geen waarde achter een norm of regel ligt, kan gesteld
worden dat deze norm (of die regel) letterlijk waardeloos is (Moelker, 2003, p. 195). Van
Iersel (2002, p. 192) merkt op dat waarden en normen beiden normatief zijn, ze schrijven iets
voor, verbieden iets of staan iets toe. Het verschil tussen waarden en normen kan als volgt
weergegeven worden. Waarden zijn fundamenteel, omvattend en integrerend. Normen zijn
meer toepassingsgericht, concreter en van toepassing in een beperkt aantal situaties.
Waarden hebben daardoor een relatief statisch karakter, terwijl normen veel meer aan
verandering onderhevig zijn (Wecke, 1998, p.11). Morele normen worden ontwikkeld in
publieke debatten, door de burgers zelf, in een voortgaand proces van normontwikkeling en
normaanpassing (Jeurissen, 2001, p.16). Dit wordt ook wel democratisering van de moraal
genoemd. Dit kan ertoe leiden dat ethische opvattingen van cultuur tot cultuur kunnen
verschillen, zelfs binnen één cultuur en in onderscheiden historische perioden (van den
Heuvel, 1995, p. 11).
7
Er zijn vier soorten normen te onderscheiden (Korver, p. 12-13, uit: Nederlandse Politie
Academie, 2001):
1. Publieke of universele normen: Dit zijn normen die, in principe, iedereen volgt in een
bepaalde grote gemeenschap;
2. Relationele normen: dit zijn normen die gelden binnen bepaalde relaties, zoals
vriendschappen;
3. Professionele normen: dit zijn normen die bestaan binnen een bepaalde beroepsgroep;
4. Persoonlijke normen: die zijn normen die voor jezelf gelden en die je voor jezelf
vaststelt.
Jeurissen (2001, P. 68-69) geeft aan dat morele normen moeten voldoen aan twee
fundamentele criteria: universaliseerbaarheid en wederkerigheid. Universaliseerbaarheid
houdt in dat een morele norm die betrekking heeft op een bepaalde handeling ook betrekking
moet hebben op alle andere handelingen met dezelfde eigenschappen. Populair zou je dit
kunnen vertalen in de vraag: wat zou er gebeuren als iedereen dit zou doen? Het
wederkerigheidsbeginsel kan worden opgevat als een zelftest voor universaliseerbaarheid.
Wat zou je accepteren van anderen?
Het laatste begrip dat in dit kader genoemd dient te worden is integriteit. Integriteit en ethiek
zijn niet hetzelfde. In een aantal gevallen wordt het begrip integer handelen opgerekt en krijgt
het dezelfde betekenis als ethisch handelen (vergelijk Huberts, p. 447, uit: Nederlandse Politie
Academie, 2001). Niet-integer handelen wordt vaak machtsbederf genoemd. In deze scriptie
hanteer ik integriteit in de betekenis van: onkreukbaar (Kramers’ Nederlands
woordenboek,1985). Onkreukbaar heeft hierbij de betekenis van betrouwbaar en
voorspelbaar. Daarmee beschouw ik integer gedrag als een deel van ethisch handelen. Iemand
kan wel integer zijn, maar niet ethisch handelen. Een goed voorbeeld daarvan is een arts die
principieel tegen euthanasie is. Daardoor zou hij een patiënt kunnen laten lijden, omdat hij
geen euthanasie wenst toe te passen. Deze arts zou je beoordelen als een integer persoon,
maar hij maakt geen ethische afweging.
De term ethiek komt vaak over als een zwaar woord en gebruik van het woord kan dan
contraproductief zijn. Veelal worden daarom afgeleide termen gebruikt als integriteit,
betrouwbaarheid, professionele verantwoordelijkheid of respectvol omgaan met elkaar. De
weerstand tegen het gebruik van het woord ethiek is vaak ingegeven door een verwarring over
het begrip van het woord. In het interview met Verweij gaf zij twee vaak voorkomende
voorbeelden die dit kunnen illustreren:
• verwarring tussen ethiek en moralisme: hierbij wordt gedacht dat ethiek alleen gaat
over wat niet mag (de opgeheven vinger);
• verwarring tussen ethiek en goed en fout: hierbij wordt gedacht dat de ethiek alleen
aangeeft wat goed of fout is, maar ethiek is juist het nadenken over goed en fout en
dus in principe waardevrij.
Ik ben van mening dat het belangrijk is om duidelijk te benoemen wat je bedoelt. Er schuilt
een groot gevaar in het gebruik van andere termen, omdat die op zich toch wat anders
betekenen. Osse en Van den Anker (Tijdschrift voor de politie, 2002, p. 36) noemen deze
werkwijze het gebruik van het masker van professionaliteit, terwijl professioneel handelen
niet automatisch ethisch handelen betekent. Daarom pleit ik er ook voor de term ethiek
bewust te gaan gebruiken.
8
2.2 Consequentalisme en deontologie Binnen de ethiek wordt onderscheid gemaakt tussen consequentalistische ethiek en
deontologische ethiek (Nieuwenburg, 2001, p. 34). Consequentalistische ethiek wordt ook wel
gevolgenethiek (Jeurissen, 2001, p.71), verantwoordelijkheidsethiek (van Iersel, 2002, p. 42)
of utilitarisme (Muller, 2001, p. 25) genoemd en deontologische ethiek wordt
achtereenvolgens ook wel beginselethiek, gezindheidsethiek of plichtsethiek genoemd.
Bij de gevolgenethiek wordt gekeken wat de gevolgen zijn van de verschillende
keuzemogelijkheden en dan wordt dat alternatief gekozen dat de beste gevolgen heeft.
(Jeurissen, 2001, p.71) Er wordt uitsluitend gekeken naar de gevolgen van een handeling. De
handeling zelf kan wreed of meedogenloos zijn. Een voorbeeld van deze redeneerwijze is het
accepteren dat een terrorist gemarteld moet worden om uit te vinden waar hij een bom
geplaatst heeft.
Bij beginselethiek wordt uitgegaan van het feit dat er een morele plicht is om dat
handelingsalternatief te kiezen dat in overeenstemming is met een in zichzelf geldende morele
regel of beginsel ongeacht de gevolgen van een dergelijke keuze (Jeurissen, 2001, p.72). Bij
deze vorm is het resultaat niet van belang: een handeling is in zijn eigen wezen ethisch of niet.
Een voorbeeld van deze redeneerwijze is de volgende: Tijdens een oorlog is iemand op de
vlucht. Je ziet waar hij zich verstopt en even later komt de bezetter aan jou vragen of je die
persoon gezien hebt. Vanuit beginselethiek is liegen niet goed, dus moet je de waarheid
zeggen, ook al heeft dat tot gevolg dat de persoon in het ergste geval vermoord wordt door de
bezetter.
Als derde vorm wordt soms nog deugdenethiek genoemd (vergelijk Muller, 2001, p. 25 en
Wempe, p. 102, uit Nederlandse Politie Academie, 2001). Hierbij staat niet de handeling of de
gevolgen van de handeling centraal, maar de handelende persoon zelf. Belangrijk is om te
kijken over welke deugden of kwaliteiten iemand beschikt. Voor de brandweer zou deze vorm
gebruikt kunnen worden bij de selectie. Over welke deugden dient een goede brandweerman
te beschikken? Hij dient bijvoorbeeld over moed te beschikken. Een laffe brandweerman kan
zijn werk niet doen, maar een overmoedige brandweerman kan gevaarlijk zijn. Dus als een
brandweerman geselecteerd wordt op moed, zal hij de juiste mate van moed moeten bezitten.
2.3 Ethisch handelen Ethiek speelt zich af op drie niveaus (Interviews Jeurissen, Bovens en Berends):
1) Persoonlijk niveau: hierbij toets ik mijn gedrag aan mijn persoonlijke waarden en
normen;
2) Professioneel niveau: hierbij toets ik mijn gedrag aan de professionele waarden en
normen;
3) Organisatie niveau: hierbij speelt de vraag of de organisatie ethisch kan zijn. Allereerst
zou je kunnen stellen dat, als binnen de organisatie de professionele ethiek voldoende
uitgewerkt is en de individuele medewerkers zijn getraind om de juiste afwegingen te
maken bij morele dilemma’s, de waarborgen aanwezig zijn dat de organisatie als
geheel ethisch handelt. De organisatie-ethiek van de organisatie is dus feitelijk de
resultante van het gedrag van haar medewerkers. Iedere medewerker is een ‘integrity-
builder’ of een ‘integrity-destroyer’ (VNO-NCW, p. 10; in dit citaat wordt met ethiek
en integrity hetzelfde bedoeld). Daarnaast is de vraag of de organisatie als actor gezien
worden? Wempe (p. 117, uit: Nederlandse Politie Academie, 2001) stelt dat ook een
collectief als actor gezien kan worden. De aard van de eigenschappen varieert dan wel
en hierbij moet gedacht worden aan kenmerken als: openheid ten opzichte van de
9
omgeving, de mogelijkheid voor interne kritiek, de aanwezigheid van interne controles
etc7. Een goed voorbeeld van een vraagstuk op het gebied van organisatie-ethiek
waarbij de organisatie als actor opereert is: Is het afhijsen van een patiënt met behulp
van een ladderwagen wel een taak voor de brandweer?
Individuele ethiek ontwikkelt zich tijdens de levensloop van een mens. Professionele ethiek is
vaak ontwikkeld vanuit de werkvloer, b.v. psychologie. De professionals vonden het
noodzakelijk om als beroepsgroep op een zelfde wijze zaken te doen en hebben om die reden
besloten om een gezamenlijke ethiek te ontwikkelen. De professionele ethiek is vaak bottom-
up ontwikkeld. Organisatie-ethiek wordt vaak ontwikkeld, omdat het management van een
organisatie het belangrijk vindt dat zij als geheel als ethisch verantwoord bedrijf gezien
worden. Organisatie-ethiek heeft daardoor vaak een top-down karakter.
Zoals ik hierboven beschreven heb is ethisch handelen niet alleen het goede doen en het
slechte laten. Ethisch handelen is het handelen in overeenstemming met de waarden en de
normen waaraan wij onszelf en de anderen in redelijkheid gehouden achten (Jeurissen, 2001,
p.18). Om deze wijze van handelen te volgen is het belangrijk dat mensen beseffen dat er
waarden en normen in het spel zijn en dat zij in staat zijn een afweging tussen de
(verschillende) waarden en normen te maken. Kenmerkend voor de ethiek is een
betrokkenheid op het welzijn van anderen. “Ethisch handelen” wil zeggen dat het niet alleen
om je eigen belangen gaat, maar ook om het effect van je handelen op de belangen van
anderen (Jeurissen, 2001, p. 17).
Om te komen tot ethisch verantwoord gedrag zijn de volgende vier voorwaarden noodzakelijk
(de Mink, 1998, p. 152-153):
1. Morele bewustwording: wie niet beseft dat er morele aspecten verbonden zijn aan
gedrag in een bepaalde situatie, denkt niet verder na over morele consequenties;
2. Moreel oordeelsvermogen: hierbij gaat het erom op grond van argumenten die
gebaseerd zijn op morele waarden, te komen tot een oordeel over wat beter of slechter
handelen is in moreel opzicht;
3. Morele motivatie: hierbij handelt het om de vraag wat je zelf in een concrete situatie
zou doen;
4. Ego-sterkte: of iemand daadwerkelijk in een bepaalde situatie doet wat hij van plan
was te doen is afhankelijk van iemands moed en volharding
Gezien deze voorwaarden worden trainingen in het kader van morele vorming veelal gericht
op de leeraspecten (van Iersel, 2002, p. 51):
1. leren de morele aspecten van een probleem waar te nemen;
2. leren morele oordelen te vellen en leren spontane morele intuïties beargumenteerd te
toetsen, bijvoorbeeld m.b.v. het ethisch besluitvormingsmodel (EBM);
3. leren een keuze te maken in een complexe situatie die met twijfel gepaard gaat;
4. leren verantwoordelijkheid te blijven dragen en verantwoording te geven als de eigen
of andermans percepties ten aanzien van een dilemma wijzigen.
Een belangrijk aspect hierbij is dat ethiek onderwijs nooit mag stoppen na de eerste fase. Met
het scheppen van bewustzijn alleen heeft de cursist twee problemen in plaats van één. Hij
heeft niet alleen een dilemma, maar weet er ook nog van.
7 Jeurissen (2001, p. 38) vermeldt daarover: “De organisatie is volgens French zelf een morele persoon en kan
dan ook morele verantwoordelijkheid hebben, ook al is de organisatie zelf geen natuurlijke persoon, dat wil
zeggen geen persoon van vlees en bloed.”
10
Voor het bevorderen van ethisch handelen zijn verschillende instrumenten ontwikkeld. Ik geef
daar twee voorbeelden van om inzicht te geven waar deze over gaan en hoe ze eruit kunnen
zien.
Het eerste voorbeeld van een instrument is het ethisch besluitvormingsmodel8. Hiervan
bestaan meerdere modellen (zie ook: Lerbinger, 1997 , p. 310 en 311 en Herndon, 1996, p.
504). Verweij (Moelker, 2003, p. 204) beschrijft het model zoals dat wordt toegepast in het
onderwijs voor leidinggevenden bij de Landmacht. Het model omvat de volgende vragen:
1. Wat is het kernprobleem?
2. Wie zijn de partijen in het dilemma en wat zijn hun belangen?
3. Benoem de mogelijke oplossingen en toets deze aan de volgende vragen:
a. Heb ik alle belangen van alle partijen gewogen en welke prioriteiten heb ik
hieraan gegeven?
b. Welke oplossing vind ik het meest rechtvaardig en waarom?
c. Is de oplossing wettelijk toegestaan?
4. Neem een besluit!
Er zijn ook instrumenten bedacht om te testen of je een ethische beslissing gaat nemen of hebt
genomen (Vrij vertaald vanuit het engels, National Fire Academy, 1994,p. SM ET – 34):
1. Voel ik mij niet in verlegenheid gebracht, niet geschaamd, niet schuldig en niet in de
verdediging gedwongen?
2. Zou ik er bezwaren tegen hebben als mijn beslissing in de openbaarheid gebracht zou
worden?
3. Ben ik bereid om kritiek te incasseren op mijn beslissing?
4. Zou ik mijn beslissing kunnen rechtvaardigen en verdedigen tegen mijn grootste critici
en vijanden?
5. Heb ik met alle partijen rekening gehouden die getroffen worden door de beslissing en
heb ik al die partijen de juiste prioriteit en gewicht gegeven?
6. Voelt de beslissing goed in mij buik – is mijn geweten schoon?
2.4 Ethische dilemma’s en lerende organisaties Er bestaan de volgende soorten dilemma’s:
• Goed-goed-dilemma: iemand is gedwongen een keuze uit twee goede alternatieven te
kiezen. Een voorbeeld hiervan is kiezen tussen loyaliteit of integriteit;
• Tragisch dilemma of fout-fout-dilemma: hierbij is iemand gedwongen te kiezen tussen
twee foute alternatieven en dus zal hij het nooit goed kunnen doen.
In de vorige paragraaf heb ik beschreven dat ethiek zich afspeelt op persoonlijk, professioneel
en organisatie niveau. Ethische dilemma’s treden op als waarden botsen en dit kan plaats
vinden binnen de drie niveaus afzonderlijk en tussen de niveaus. Een aantal voorbeelden kan
dit verduidelijken:
• Conflict van waarden binnen het persoonlijk niveau: Kom ik op zondag op bij een
alarmmelding, terwijl dit in strijd is met mijn geloof?
• Conflict van waarden binnen het professionele niveau: Laat ik bij een brand een ploeg
naar binnen gaan om te redden of blijven we buiten het pand?
• Conflict van waarden binnen het organisatie niveau: Wat doe je als management als je
niet de middelen hebt om een taak uit te laten voeren?
8 Het is de vraag of dit modellen zijn, maar zo worden ze in de literatuur genoemd. Gezien de vorm zou het
eerder een agenda genoemd kunnen worden.
11
• Conflict van waarden tussen persoonlijk en professioneel niveau: Op het werk moeten
we er allemaal uniform gekleed bijlopen, maar ik vind individuele keuzevrijheid op dit
gebied veel belangrijker.
• Conflict van waarden tussen persoonlijk en organisatie niveau: Je bent opgeroepen bij
een melding en het blijkt te gaan om werkzaamheden waarvan het management
nadrukkelijk heeft bekend gemaakt dat het geen taak voor de brandweer is. Jij bent
persoonlijk van mening dat je deze mensen hier nu wel hulp moet bieden.
Bij een conflict tussen persoonlijke en professionele normen, zou de professionele norm in
beginsel de voorkeur verdienen. Hol (2001, p. 48) stelt daarover:”In de professionele praktijk
van alledag leggen rolgebonden verplichtingen meer gewicht in de schaal, zij zouden niet veel
voorstellen als het anders was. Men vervult geen rol om die naar believen in te vullen.
Deelname in een professionele praktijk veronderstelt een commitment om professioneel te
handelen, dat wil zeggen, professionele verplichtingen na te komen, ook wanneer dat minder
welgevallig is”. Uiteraard kunnen er redenen zijn om met de rolgebonden verplichting te
breken. Dit kan om twee redenen. De eerste is een conflict tussen een rolgebonden
verplichting en een persoonlijke waarde die zeer zwaar weegt. De andere reden kan bestaan in
een situatie waarin de naleving van een rolgebonden verplichting een schending van een
professionele situatie zou opleveren (Hol, 2001, p. 49). Een voorbeeld van deze laatste vorm
is een situatie waarin een medewerker van de brandweer het bestuur heeft geadviseerd om een
bepaalde onveilige situatie op te lossen en dat gebeurt om andere redenen niet. In dat geval
zou het zover kunnen komen dat de medewerker om aan zijn professionele normen vast te
blijven houden hij de morele plicht heeft om de media van deze situatie op de hoogte te
stellen. De consequentie daarvan kan uiteindelijk ontslag zijn, maar zelf ontslag nemen laat de
onveilige situatie voort bestaan en zou daarmee moreel niet acceptabel zijn.
Ethische dilemma’s zijn belangrijke momenten voor mensen en organisaties. Kritische
momenten onthullen, testen en vormen (Badaracco, p. 6, 58 &59):
• Ze leggen de fundamentele waarden van een persoon of organisatie bloot;
• Ze laten zien of iemand werkelijk achter zijn individuele norm staat of deze alleen met
de mond belijdt;
• Het vormt het karakter van de persoon en de organisatie.
Duidelijk is dat ethische vraagstukken een spanning in de organisatie opleveren, omdat er in
een bepaalde situatie uit meerdere alternatieven te kiezen is en er niet duidelijk één is die
vanuit ethisch optiek de meest juiste is. Allereerst is het belangrijk hoe een persoon met deze
spanning omgaat en welke mogelijkheden er binnen de organisatie zijn om deze spanning te
bespreken. Deze spanning komt regelmatig voor in leidinggevende functies en zeker bij de
overheid. Indien een persoon niet met deze spanning om kan gaan kan dit leiden tot (Dobel,
1999, p. 6):
• het nemen van ontslag;
• het zodanig aanpassen of weigeren van acties dat zij overeenkomen met de eigen
waarden;
• het loskoppelen van het waardensysteem van de acties en de acties dan uitvoeren alsof
iemand aan het slaapwandelen is.
Juist van leidinggevenden bij de overheid wordt verwacht dat zij ethisch verantwoord
handelen. De betrouwbaarheid van de overheid is daarmee in het geding. Omdat ethische
dilemma’s nooit uit te bannen zijn, is het van belang dat medewerkers zich realiseren dat zij
in dilemma situaties kunnen komen en dat je daarbij handelingen moet verrichten die je liever
niet zou willen uitvoeren. Niewenburg (2001, p. 136) verwoordt dit door te stellen dat het
12
voor de vaststelling van de integriteit van een publiek functionaris van belang is dat we erop
kunnen vertrouwen dat hij zich bewust is van de schaduwzijde van zijn handelen.
De publieke functionaris heeft bij het aanvaarden van de functie ook de verantwoordelijkheid
aanvaard dat hij in dergelijke situaties de juiste beslissing dient te nemen. Volgens Jeurissen
(2001, p. 28) is in dilemma situaties de verantwoordelijkheidsvraag niet de vraag of iemand
‘aansprakelijk’ kan worden gehouden voor het overtreden van de norm, maar of de persoon
een ‘verantwoordelijke’ keuze heeft gemaakt.
Vervolgens is het interessant hoe je de gemaakte afweging in de openbaarheid brengt. De
betekenis van verantwoordelijkheid wordt veelal gezocht in de Latijnse stam: ‘respondere’
betekent antwoorden. Het Engelse ‘responsibility’ geeft een vergelijkbare betekenis.
Verantwoordelijkheid is dan het vermogen (‘ability’) om te antwoorden (‘respons’). En
hiermee is meteen de verhouding tussen verantwoordelijkheid en verantwoording gegeven.
Indien je verantwoordelijk wilt zijn en verantwoordelijkheid neemt moet je bereid zijn om
verantwoording af te leggen, om te kunnen antwoorden op de vragen die gesteld worden.
2.5 Objectivering van ethiek Waarden en normen vormen voor mensen een richtsnoer, geven kaders en houvast. Soms
wordt er onterecht vanuit gegaan dat geaccepteerde normen en waarden wel vertaald zullen
zijn of worden in wetten en regels. In deze paragraaf zal ik twee voorbeelden behandelen van
objectivering van ethiek. Allereerst behandel ik het recht en vervolgens komen de
gedragscodes aan bod.
Ethiek en recht zijn twee verschillende zaken. Zowel recht als moraal houden de mens
bepaalde plichten voor. Daar waar recht duidelijk vastgelegd is in wetten en voorschriften, is
de moraal vaak veel meer ongeschreven. Rechtsregels zijn met een beroep op de wet of via de
rechter afdwingbaar. Er blijft echter bij de interpretatie van de wet verschil mogelijk tussen
mensen. “Zo is er zowel buiten als binnen de juridische sfeer een gebied waar niet het recht
verplicht, maar niettemin van morele plichten sprake kan zijn. Meestal duiden we dat gebied
aan als het gebied van de ethiek. Ethiek is een geheel van voorstellingen over wat plicht en
moreel goed is zonder dat die voorstellingen het karakter van juridische voorschriften
hebben.” (van den Heuvel, 1995, p. 39)
Het moet duidelijk zijn dat het recht niet de basis vormt voor de ethiek, maar dat de ethiek de
basis vormt voor het recht. Maar dat wil niet zeggen dat alle ethische discussies zullen en
kunnen leiden tot nieuw recht. “Ethiek is niet volledig te herleiden tot het recht, omdat het
recht niet op ieder aspect van menselijke verhoudingen kan worden toegepast.
Maatschappelijk gezien worden echter de belangrijkste ethische vraagstukken door het recht
ingevuld. Uit de feitelijke rechtspraak blijkt ook dat vrijwel alle actuele ethische vragen
uiteindelijk aan de rechter worden voorgelegd” (van den Heuvel, 1995, p. 69)
Bij ethiek denken veel mensen aan een gedragscode. Inderdaad kan een resultaat van een
bewuste aandacht voor ethiek binnen een bedrijf leiden tot het opstellen van een gedragscode.
Van Luijk en Schilder geven de volgende omschrijving van een gedragscode (Jeurissen, 2002,
p. 204): “een stelsel van uitspraken, waarmee een organisatie aangeeft welk gedrag haar leden
geacht worden te tonen in nader aangeduide situaties, en welke uitgangspunten de organisatie
richtinggevend wil laten zijn bij het bepalen van beleid en bij het nemen van beslissingen”. In
feite zijn ongeschreven regels die in een bedrijf gelden dus ook een gedragscode.
Sommige bedrijven zien bewust af van het opstellen van een gedragscode, omdat zij van
mening zijn dat niet alle onderwerpen die maatschappelijk of moreel relevant zijn uitputtend
kunnen worden geregeld in een code (Jeurissen, 2002, p. 206).
13
Een gedragscode kan de volgende interne functies hebben (VNO-NCW, p. 20-21):
1. vergroot het bewustzijn van de normen die gelden in het werk (oriënterende functie);
2. verschaft duidelijkheid over de verantwoordelijkheden die medewerkers dragen
(expliciterende functie);
3. stelt een aantal verwachtingen die voor medewerkers gelden (sturende functie);
4. creëert checks and balances, doordat management en medewerkers elkaar kunnen
aanspreken op de naleving van de code (intern corrigerende functie);
5. stimuleert betrokkenheid en loyaliteit van medewerkers bij het functioneren van de
organisatie (enthousiasmerende functie);
6. stimuleert activiteiten gericht op de bescherming en verbetering van de identiteit en
het imago van de organisatie (initiërende functie).
Tevens vervult de code drie externe functies:
1. vergroot de herkenbaarheid van de organisatie naar buiten toe (onderscheidende
functie)
2. vergroot het vertrouwen van mensen en groepen (bijvoorbeeld consumenten,
actiegroepen, media) (legitimerende functie);
3. creëert checks and balances, doordat zij mensen en groepen in de omgeving in staat
stelt de organisatie op de naleving van de code te wijzen (extern corrigerende functie).
VNO-NCW heeft in een onderzoek vastgesteld dat 38 van de 100 onderzochte Nederlandse
bedrijven een gedragscode bezitten9. Ook veel gemeentes of afdelingen van gemeentes
hebben voor hun ambtenaren gedragscodes ontwikkeld. Soms wordt dit een huishoudelijk
reglement, handboek inwendige dienst of iets dergelijks genoemd. In Rotterdam is er zelfs in
gezamenlijk overleg met de inwoners een stadsetiquette opgesteld die handelt over de
omgangsregels van de burgers onderling (VNG, 2002, p. 23).
Belangrijk bij het opstellen van een code is dat dit niet top-down gebeurt maar bottom-up.
Indien er geen draagvlak voor een gedragscode is, zal de naleving ervan niet automatisch
plaats vinden. Daarnaast is het proces om tot een gedragscode te komen een belangrijke
periode om de bewustwording van en de discussie over waarden en normen in het bedrijf op
gang te brengen. Het proces van opstellen van een code, het nadenken over de waarden en
normen waaruit de code moet worden opgebouwd wordt door een aantal auteurs als
belangrijker gezien dan de code zelf (Huberts, p. 459, uit Nederlandse Politie Academie, 2001
/ VNO-NCW, p. 25).
9 De inhoud van de gedragscodes verschilt nogal. In bijlage 2 is een overzicht weergegeven van de onderwerpen
die regelmatig in gedragscodes genoemd worden.
14
3 Ethiek bij andere organisaties
In dit hoofdstuk zal gekeken worden naar andere organisaties dan de brandweer. De vraag
hierbij is: wat kan de brandweer leren van de wijze waarop deze organisaties met ethiek
omgaan? Hierbij is gekozen voor een aantal organisaties waarvan ik het vermoeden heb dat er
ethische vraagstukken in het vakgebied spelen en dat binnen de professie een bepaalde
werkwijze ontwikkeld is om met deze vraagstukken om te gaan. De beschrijvingen zijn op de
volgende bronnen gebaseerd:
• Mijn eigen werkervaring als beroepsofficier bij de Koninklijke Landmacht;
• Stages bij een politiekorps, een ambulancedienst, een ziekenhuis, een parket van het
Openbaar Ministerie en een rechtbank;
• Interviews met personen uit de praktijk van deze organisaties en deskundigen van
opleidingsinstituten of universiteiten. Deze interviews zijn genoemd in bijlage 1;
• Lezen van literatuur en verzamelen van informatie op Internet.
Opgemerkt dient te worden dat deze wijze van informatie verzamelen niet een volledig beeld
kan geven van deze vier professies, waarbij de praktische uitvoering bij verschillende
organisatieonderdelen behoorlijk kan verschillen. Dit hoofdstuk poogt niettemin een goede
indruk te geven van de plek die ethiek binnen deze professies heeft en op welke wijze de
beroepsgroep met ethiek omgaat.
De vier genoemde organisaties worden achtereenvolgens in dit hoofdstuk beschreven
• § 3.1 militaire ethiek;
• § 3.2 juridische ethiek;
• § 3.3 medische ethiek;
• § 3.4 politiële ethiek.
In § 3.5 zal afgesloten worden met een samenvattende analyse van de onderdelen die voor de
brandweer interessant kunnen zijn.
3.1 Militaire ethiek
Je bent groepscommandant bij de mariniers en met je eenheid in een oorlogsgebied.
Een van de leden van een groep is gewond geraakt in een mijnenveld. Het is niet
mogelijk de gewonde mee te nemen. Indien de gewonde wordt achtergelaten is er een
kans dat hij krijgsgevangen wordt gemaakt en informatie over de eenheid prijs geeft,
waardoor er nog meer slachtoffers kunnen vallen. Laat je de gewonde achter? Pleeg je
euthanasie om de groep te redden? Probeer je hem toch mee te nemen?
Onderwerpen van de militaire ethiek
Binnen de militaire professie is militaire ethiek een goed uitgewerkt onderwerp. De aandacht
voor militaire ethiek heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Dit heeft met name te
maken met de uitbreiding van het takenpakket. Leidinggevende militairen worden steeds
vaker met morele dilemma’s geconfronteerd tijdens vredesoperaties (Moelker, 2003, p. 182).
Door de specifieke omstandigheden waarin militairen in vredessituaties terechtkomen, zullen
morele dilemma’s vaker voorkomen dan in klassieke oorlogssituaties. De eerste reden is dat
er tijdens vredesoperaties een grotere kans bestaat om geconfronteerd te worden met
dilemmasituaties, omdat er meer partijen zijn, meer onduidelijkheid is over regels en
richtlijnen en meer contact met andere groeperingen dan in een klassieke oorlogssituatie.
Daarnaast zal de militair gedurende zijn loopbaan vaker uitgezonden of ingezet worden dan
ten tijde van de Koude Oorlog.
15
De militaire ethiek speelt zich af op drie niveaus (Interview Verweij):
- het individuele niveau;
- het niveau van de krijgsmacht;
- het niveau van de internationale betrekkingen.
Op deze verschillende niveaus kunnen verschillende waarden en normen heersen en daardoor
zijn morele dilemma’s mogelijk. Binnen de militaire ethiek wordt het accent voornamelijk
gelegd op het bevorderen van morele competenties van militairen onder operationele
omstandigheden (van Iersel, 2002, p. 250). Drie aspecten zijn bijzonder voor de militaire
professie. Allereerst is dat het feit dat de krijgsmacht een zwaardmacht is, waardoor het
gebruik van geweld onderdeel van het werk is. Daarnaast zorgt het optreden van de
krijgsmacht voor internationale vraagstukken. Het gaat hier om internationale verdragen en
afspraken en macro-ethiek die handelt over bijvoorbeeld een rechtvaardige oorlog. Als laatste
dient vermeld te worden dat veel regels en richtlijnen voor het militair optreden juridisch zijn
vastgelegd, zowel in internationale en nationale wetten en verdragen maar ook in tuchtrecht
van de organisatie.
Gedragscode
In 1996 werd de gedragscode van de Nederlandse Krijgsmacht aan het parlement
gepresenteerd. Intussen hebben alle vier de krijgsmachtdelen, Marine, Luchtmacht,
Landmacht en Marechaussee, een eigen gedragscode vastgesteld (Wecke, 1998, p. 20-21 en
Koninklijke Landmacht, 2002, p. 70).
Instituties
Bij het Ministerie van Defensie is er een Bureau Ethiek en Krijgsmacht dat zich bezig houdt
met wetenschapsvorming en advies aan de staatssecretaris. Binnen de verschillende
krijgsmachtdelen zijn er bureaus te vinden die zich met ethiek bezig houden. Bij de landmacht
is dit bijvoorbeeld het platform militaire ethiek, leidinggeven en doelgroepen (MELD). Dit
platform geeft advies aan de landmachtstaf. Op de Koninklijke Militaire Academie is er dan
nog een sectie militaire ethiek en leidinggeven die zich bezig houdt met beleidsvorming en
advisering aan de landmachtstaf. Bij de verschillende opleidingsinstituten zoals Koninklijke
Militaire Academie, zijn hoogleraren of docenten ethiek aangesteld. Buiten de militaire
opleidingsinstituten is aan de Universiteit van Tilburg een bijzonder hoogleraar Vraagstukken
geestelijke verzorging bij de krijgsmacht aangesteld.
Opleiding
Binnen defensie heeft ethiek een belangrijke plek in het onderwijs. Hierbij wordt zowel het
onderofficiersniveau als het officiersniveau in de basisopleiding met militaire ethiek
geconfronteerd (Interview Vullinghs). Bij deze opleiding worden de volgende boeken
gebruikt, genoemd in de literatuurlijst: van Iersel (2002) en Moelker (2003). De opleiding is
in grote lijnen als volgt opgebouwd (Interview van den Berg):
• een hoorcollege met als achterliggende vraag: waarom ethiek voor de krijgsmacht?;
• een film, waarin morele dilemma’s aan de orde komen;
• een werkcollege;
• daarna volgt eventueel een specialisatie.
Praktijk
Binnen de militaire praktijk is het opvallend dat militaire ethiek een bekend begrip is.
Leidinggevenden bij defensie zijn overtuigd van hun verantwoordelijkheden en de daarbij
horende verantwoordingsplicht. Om deze redenen is er alle besef dat gedegen voorbereid zijn
op morele dilemma’s belangrijk is. Uit het interview met Vullinghs blijkt dat na de opleiding
16
het afhankelijk van het organisatieonderdeel is waar iemand werkt op welke wijze ethiek een
plaats heeft binnen de organisatie. Bij sommige onderdelen zullen ethische dilemma’s
besproken worden in het werkoverleg, bij andere zal collegiale coaching plaats vinden en
mogelijk zal er bij een aantal onderdelen helemaal geen ruimte zijn voor ethische reflectie op
het vak. Binnen de vakliteratuur hebben onderwerpen als ethiek, gedragscode en morele
vraagstukken regelmatig de aandacht.
3.2 Juridische ethiek
Je staat als advocaat een zware misdadiger bij die verdacht wordt van moord. De
misdadiger bekent tegenover jou dat hij deze moord daadwerkelijk heeft gepleegd. Je
beroepsgeheim geeft je de plicht deze informatie niet verder te verstrekken. Maar een
goede verdediging van jouw kant zou kunnen leiden tot een vrijspraak voor deze man.
Blijf je deze persoon verdedigen? Ga je de zaak op een andere manier behandelen?
Onderwerpen van de juridische ethiek
Onder de juridische wereld versta ik de leden van de rechterlijke macht, het Openbaar
Ministerie en de advocatuur. De verschillende professies binnen de juridische wereld houden
zich voornamelijk bezig met het afwegen van regels en belangen. Ethisch gezien gaat het hier
enerzijds om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid en anderzijds gaat het om het
normstelsel dat wordt toegepast. Tegenwoordig laat dit laatste aspect een verschuiving zien.
Niet de wet wordt toegepast, maar het recht wordt toegepast. Je zou mogen stellen dat de
juridische medewerkers mee het recht vorm geven dat zij toepassen (van den Heuvel, 1995, p.
64-65). Hier ligt een belangrijk ethisch dilemma op de loer. Hol (2001, p. 35) merkt hier over
op: “…in de moderne samenleving een groter accent is komen te liggen op de procedurele
rechtvaardiging als legitimatie van beslissingen. Niet langer wordt deze gevonden in de
algemeenheid van regels – de wetten – zonder meer. De aanvaardbaarheid van beslissingen
wordt gedragen door de vraag of de tegenstrijdige belangen die aan een conflict ten grondslag
liggen op adequate wijze voor het voetlicht zijn gebracht vooraleer werd geoordeeld”. Dit
geeft alle reden om de ethiek van rechterlijke professie opnieuw te bezien in het licht van deze
gewijzigde maatschappelijke trend. Daarnaast wordt uit het interview met Meyer duidelijk dat
uit de inventarisatie van ethische risico’s en dilemma’s blijkt dat de belangrijkste
onderwerpen binnen deze richting van de ethiek voornamelijk gaan over:
• Geheimhouding: kun je thuis over je werk vertellen?
• Collegialiteit: kan een rechter vriendschappelijk omgaan met een officier van justitie?
• Privé: hoe gedraag ik mij in privé-tijd en hoe verhoudt zich dat tot mijn functie?
Gedragscode
Op Europees niveau bestaan er verschillende documenten, die binnen Nederland meestal weer
vertaald zijn in een nationale code. Op basis van richtlijnen van de VN heeft de Raad van
Europa twee aanbevelingen (recommendations) opgesteld. Dit is voor het Openbaar
Ministerie kortweg de “Recommendation on the role of public prosecution” (Council of
Europe, 6 oktober 2000). Dit is binnen het Openbaar Ministerie door de gezamenlijk
ressortsparketten uitgewerkt in de “Gedragscode Openbaar Ministerie” (Myjer, 2002, p.22).
Voor de rechterlijke macht is dit de “Recommendation on the independence, efficiency and
role of judges” (Council of Europe, 13 oktober 1994). De rechterlijke macht kent niet een
zelfstandige gedragscode, maar er bestaat wel “de Justitiecode” (ministerie van Justitie, 2002)
bedoeld voor alle justitieambtenaren. Voor de advocatuur heeft de Europese Unie een “Code
17
of Conduct for Lawyers in the European Union” (Council of the Bars and Law Societies of
the European Union, 28 november 1998) opgesteld. Door de Nederlandse Orde van
Advocaten is deze weer vertaald in de gedragsregels 1992 (Nederlandse Orde van Advocaten,
1992).
Instituties
Meyer geeft in zijn interview het volgende overzicht van de instituties. Er bestaan binnen de
juridische wereld niet zo veel instituties die zich specifiek met ethiek bezig houden. Binnen
het Ministerie van justitie is er een vertrouwenspersoon integriteit (Ministerie van Justitie,
2002, p. 34). Er bestaat vakinhoudelijk een Centrale Toetsings Commissie (CTC) die om
advies gevraagd kan worden als er zware dwangmiddelen moeten worden ingezet. Verder zijn
er op verschillende universiteiten hoogleraren of docenten ethiek te vinden. Vaak wordt dan
niet de benaming juridische ethiek gebruikt, maar komen termen voor als rechtsfilosofie of
rechtstheorie.
Opleiding
De opleidingen voor parketsecretaris, rechter en functies binnen het Openbaar Ministerie
vinden plaats aan het Opleidingscentrum voor rechterlijke macht. Binnen al deze opleidingen
wordt het vak “beroepsethiek rechterlijke macht” gegeven (Stichting Studiecentrum
Rechtspleging, 1999, p. 41). Ook in de basisopleiding voor advocaten wordt aandacht besteed
aan ethiek. Daar heet het vaak dilemma’s in de beroepsuitoefening.
Praktijk
Opvallend is dat het woord ethiek voor veel medewerkers bij Justitie onbekend is, maar dat
ethische dilemma’s zeer bekend zijn en regelmatig voorkomen. Veelal worden deze
dilemma’s gezien als gewoon onderdeel van het werk. Uiteraard bestaat het werk binnen de
juridische wereld bijna continu uit afwegen van regels en belangen. Toch is het opvallend dat
ethiek zo onbekend is, terwijl er binnen de professies veel aan gedaan wordt. Veel ethische
dilemma’s worden in een werkoverleg besproken of intercollegiaal. In de vakliteratuur komen
onderwerpen als ethiek en integer gedrag af en toe aan de orde (Hol, 2001).
3.3 Medische ethiek
Een terrorist is bezig met een hongerstaking en staat onder medisch toezicht van jou, als
arts. De politie krijgt informatie dat hij op de hoogte is van een op handen zijnde
aanslag. Men vraagt aan jou of de terrorist een “zware vorm van ondervraging “ kan
ondergaan. Sta je bepaalde vormen van geweld toe of accepteer je geen enkele fysieke
behandeling?
Onderwerpen van de medische ethiek
Omdat in de medische professie reeds eeuwen vragen over waarden gesteld worden, is
medische ethiek goed ontwikkeld. Omdat steeds meer technisch mogelijk is, is de medische
technologie booming; er ontstaan nieuwe medische mogelijkheden en daardoor nieuwe
ethische vragen (Brouwer, 2000, p. 4). De medische ethiek kan in grote lijnen verdeeld
worden in (Interview van Delden):
18
• microniveau: arts – patiënt relatie: op dit niveau bevinden zich onder andere alle
vraagstukken rondom:
� In leven houden;
� Levensverlenging;
� Het leven beëindigen
� Vruchtbaarheidsvraagstukken;
� Intimiteit;
� Vertrouwelijkheid.
• mesoniveau : op dit niveau bevinden zich vraagstukken zoals:
� Preventie;
� Hoe verhoud ik mij tot de instelling/beroepsgroep?
• macroniveau: op dit niveau bevinden zich vraagstukken over verdeling van
middelen:
� Aantal behandelingen is gebudgetteerd, wat doe ik als er iemand een
behandeling nodig heeft en het geld daarvoor is op?
� Welke afweging wordt gemaakt bij sluiting van de afdeling Spoedeisende
hulp?
� Aan wie wordt zorg gegeven bij beddentekort?
� Triage bij rampen.
Gedragscode
De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) is
een federatie van beroepsverenigingen van artsen. Deze vereniging heeft gedragsregels voor
artsen opgesteld. De Nieuwe Unie ’91, de beroepsorganisatie van de verpleging, heeft in 1996
een beroepscode voor de verpleging opgesteld (NU’91, 1997), gebaseerd op de beroepscode
vastgesteld door de International Council of Nurses (ICN).
Instituties
Binnen de medische wereld zijn er tal van instanties die zich bezig houden met ethiek. Deze
beschrijving poogt dan ook geen compleet overzicht te geven. Binnen het Ministerie van
VWS is een zelfstandige afdeling medische ethiek. Bij de Brancheorganisatie zorg (voorheen
NZf) bestaat zowel een Bureau Ethiek in de Zorg als een Commissie Ethische en
Levensbeschouwelijke Aangelegenheden in de Zorg (CELAZ). Verder bestaat er sinds kort
een ethisch kenniscentrum, genaamd Centrum voor Ethiek en Gezondheid. Bij vrijwel alle
universiteiten met een medische opleiding zijn hoogleraren en docenten medische ethiek
aangesteld. Zowel in universitaire als in niet-universitaire ziekenhuizen en bij de medische en
farmaceutische industrie zijn medisch-ethische commissies ingesteld. In grote lijnen zijn deze
commissies in twee soorten te verdelen (Interview van Delden):
1. toetsingscommissie: deze commissie toetst of de protocollen voor wetenschappelijk
onderzoek worden uitgevoerd zoals vastgelegd in de Wet Medisch-wetenschappelijk
Onderzoek met mensen (WMO);
2. medisch-ethische commissie: deze commissie adviseert vooral het management van de
organisatie en heeft een rol als kwaliteitsinstrument op het gebied van de ethiek.
Opleiding
In iedere medische opleiding voor artsen en verplegend personeel komt medische ethiek aan
bod (VSNU, 2001, p.42). Hierbij wordt vaak in groepjes over ethische dilemma’s
gediscussieerd waarbij de studenten inzicht krijgen in de verschillende gezichtspunten en de
consequenties van de verschillende ethische benaderingen.
19
Praktijk
Medische ethiek is een bekende term bij verplegend personeel en artsen. Medisch personeel
wordt regelmatig met ethische vraagstukken geconfronteerd. Ethische vraagstukken worden
waar nodig besproken in werkoverleg of patiëntenoverleg. Tevens is het gebruikelijk om in
twijfelgevallen of bij ingewikkeld vraagstukken een collega te raadplegen. In de medische
vakliteratuur komen ethiek en ethische vraagstukken geregeld aan de orde. Er bestaat voor
belangstellenden een Tijdschrift voor geneeskunde en ethiek.
3.4 Politiële ethiek
Je bent buurtagent. Een moeder uit de buurt spreekt je aan en vertelt je dat zij zich
zorgen maakt om het nieuwe vriendje van haar dochter. Zij vermoedt dat hij in de
drugshandel zit. Ga je in het systeem kijken of je iets te weten kunt komen? Indien
blijkt dat hij inderdaad bij drugshandel betrokken is, geef je die informatie door aan de
moeder? Of adviseer je haar alleen om te zorgen dat de relatie verbroken wordt?
Onderwerpen van de politiële ethiek
Binnen de politie is het niet gebruikelijk om te spreken over ethiek, maar over integriteit.
Alhoewel in het vorige hoofdstuk is vermeld dat ethiek en integriteit niet hetzelfde betekenen,
wordt de definitie van integriteit bij de politie op een zodanige wijze geformuleerd dat
daarmee beide termen vrijwel dezelfde betekenis hebben. De praktische definitie die binnen
de politie gehanteerd wordt voor integriteit is: ‘doen waarvoor je er bent volgens de heersende
waarden en normen’ (Interview Berends). Een aantal jaren geleden kwam ethiek bij de politie
vooral in de belangstelling door discussies rondom bijzondere opsporingsmethoden (denk met
name aan de IRT-affaire). Momenteel zorgt de discussie over het gewenste gedrag in privé-
tijd voor een hernieuwde aandacht voor de gedragscode.
Gedragscode
Op basis van richtlijnen van de VN heeft de Raad van Europa aanbevelingen
(recommendations) opgesteld, kortweg genoemd de “Recommendation on the European Code
of Police Ethics” (Council of Europe, 19 September 2001). In 1997 werd in Nederland het
integriteitsstatuut (Nederlandse Politie Academie, 2001) vastgesteld voor alle
politiemedewerkers.
Instituties
Uit het interview met Berends komt het volgende overzicht van instituties naar voren. De
hoofdcommissarissen van de regiokorpsen vormen samen de raad van hoofdcommissarissen
(RHC). Binnen deze raad heeft één hoofdcommissaris de portefeuille integriteit. Daarnaast
heeft ieder korps een portefeuillehouder integriteit, die verantwoordelijk is voor het
integriteitbeleid. Vaak is deze portefeuillehouder lid van het managementteam of het hoofd
van het bureau interne onderzoek. Deze 26 portefeuillehouders in totaal zijn gegroepeerd in
een aantal clusters en per cluster zit er een vertegenwoordiger in de landelijke
adviescommissie Politie en Integriteit. Deze commissie wordt voorgezeten door de landelijke
portefeuille houder vanuit de RHC. Binnen de korpsen is er een bureau intern onderzoek die
zich bezig houdt met preventie en repressie van integriteitschendingen. Daarnaast is er een
expertisecentrum Integriteit dat gekoppeld is aan de Nederlandse Politie Academie. Dit
expertisecentrum heeft vier werkterreinen:
20
• 25 % voor de landelijke commissie politie en integriteit;
• opdrachten voor de korpsen;
• onderwijs en onderwijsontwikkeling;
• onderzoek.
Aan de Vrije Universiteit is een bijzonder hoogleraar in de Politiestudies en
Veiligheidsvraagstukken en deze leerstoel maakt een onderdeel uit van het Centrum voor
Politiewetenschappen.
Opleiding
Ethiek maakt een integraal onderdeel uit van het politieonderwijs voor officieren. De huidige
opzet van het ethiekonderwijs en het daarbij behorend cursistennaslagwerk (Nederlandse
Politie Academie, 2001), zullen binnenkort vervangen worden door een opzet waarbij ethiek
integraal bij een aantal andere onderwerpen behandeld wordt. Bewust wordt dan afgestapt van
een apart vak ethiek. Dit is gedaan, omdat men ethiek beschouwt als een integraal onderdeel
van het werk en niet als iets aparts.
Praktijk
Binnen de politie is het heel duidelijk dat bepaald gedrag niet toegestaan wordt van een
medewerker, zowel tijdens diensttijd als tijdens privé-tijd. De politieambtenaren zijn zich erg
bewust van een voorbeeldfunctie en verantwoordelijkheid binnen de maatschappij. Veel
korpsen hebben grote trajecten en projecten gedaan op het gebied van integriteit of zijn daar
mee bezig. Trainingen van personeel en themadagen maken daar meestal deel van uit.
Op het politie Intranet is een plattegrond Integriteit en Leidinggeven te vinden. Dit is een
instrument dat is opgesteld om medewerkers en leidinggevenden inzicht te geven op welke
wijze de belangrijkste waarden vertaald kunnen worden naar dagelijkse praktijkvoorbeelden.
Op deze manier kunnen leidinggevenden zelf de risico’s voor integriteitproblemen signaleren
binnen het werk en daar waar nodig aanpakken. In de vakliteratuur komen onderwerpen als
integriteit regelmatig aan de orde (Tijdschrift voor de politie, 2002).
3.5 Leeraspecten van de andere organisaties Wat valt er nu op als de beschrijvingen van ethiek bij de onderzochte organisaties naast elkaar
worden gezet? Deze organisaties bezitten alle vier een aantal kenmerken die gelijk zijn:
1. De organisaties gaan om met kwesties die handelen over leven en dood of over grote
risico’s;
2. De organisaties bezitten een machtspositie om met deze kwesties te mogen omgaan;
3. Om het werk te kunnen uitvoeren hebben zij een gezagspositie nodig en daarvoor is
vertrouwen cruciaal;
4. Om dit te bereiken is een gedegen plek voor ethische vraagstukken belangrijk en dat
uit zich bij deze organisaties in het volgende:
• Bij vrijwel alle organisaties heeft ethiek een plek. Men realiseert zich dat waarden
in de professie spelen en men dus aandacht aan ethiek moet besteden, zowel in de
uitvoering van het werk als bij de opleiding. De wijze waarop dat gebeurt verschilt
daarbij;
• Verder is er de overeenkomst dat bij alle organisaties ethiek op een of andere wijze
geïnstitutionaliseerd is, hetzij binnen de organisatieonderdelen, hetzij bij een of
meerdere opleidingscentra. Tevens komt ethiek aan bod binnen de vakliteratuur;
• Als laatste is opvallend dat bij alle organisaties het denken over ethiek heeft geleid
tot een gedragscode.
In het volgende hoofdstuk wordt de brandweer nader geanalyseerd en wordt de brandweer op
deze punten vergeleken met deze organisaties.
21
4 Ethiek bij de brandweer
In hoofdstuk 2 is de theorie omtrent ethiek behandeld en in hoofdstuk 3 is gekeken hoe een
aantal andere organisaties met ethiek omgaat. In dit hoofdstuk wordt de focus op de
brandweer gericht. Wat is er in het verleden bij de brandweer gedaan met ethiek en wat is de
huidige stand van zaken? In de eerste paragraaf worden deze vragen beantwoord. In § 4.2
wordt deze analyse vergeleken met de analyses van de vier andere organisaties uit hoofdstuk 3.
In de laatste paragraaf geef ik aan welke aanpassingen bij de brandweer gedaan zouden
moeten worden om ethiek meer aandacht te geven.
4.1 Wat heeft de brandweer tot nu toe aan ethiek gedaan? In deze paragraaf wordt dezelfde indeling gebruikt als in de paragrafen van hoofdstuk 3, waar
ethiek binnen andere organisaties werd geanalyseerd.
Onderwerpen van ethiek bij de brandweer
In hoofdstuk 1 heb ik aangegeven dat de brandweer een vak is waar waarden een centrale
plaats hebben. En gezien de werkzaamheden die door brandweerpersoneel uitgevoerd wordt,
kan het voorkomen dat in bepaalde situaties deze waarden botsen. Er treedt dan een moreel
dilemma op. In bijlage 3 heb ik een overzicht gegeven van morele dilemma’s waarmee
brandweerpersoneel geconfronteerd kan worden. Dit overzicht is zeker niet volledig.
Allereerst zijn die dilemma’s weggelaten, die niet specifiek voor de brandweer zijn. Hierbij
moet gedacht worden aan situaties als: mag ik op het werk privé documenten kopiëren, mag
ik een declaratie creatief invullen? In dit overzicht zijn alleen brandweer specifieke dilemma’s
opgenomen. Het overzicht is samengesteld uit de interviews, uit de literatuur en uit mijn eigen
werkervaring. Ik heb een indeling gemaakt van deze dilemma’s in de volgende onderdelen:
• Preventie;
• Repressie;
• Beheerssituatie ;
• Gedrag in privé tijd.
Gedragscode
Op grond van de beschikbare informatie heb ik geen gedragscodes voor brandweerpersoneel
kunnen vinden. Er zijn wel gemeentes met een gedragscode voor hun ambtenaren en ook de
brandweerambtenaren hebben daarmee een gedragscode. Veel onderwerpen die in een
gedragscode voorkomen en voor de brandweer relevant zijn, zijn terug te vinden in
gemeentelijke gedragscodes, spelregels of reglementen. KEMA (1999) heeft een norm
uitgegeven voor integriteitsmanagement bij gemeenten, op grond waarvan een gedragscode
voor gemeenteambtenaren ontwikkeld kan worden. Voor brandweer specifieke situaties
bestaan geen gedragscodes. De vraag die nu gesteld kan worden, is of de essentie van een
gedragscode wellicht beschreven is in een andere vorm, maar dat deze niet gedragscode
genoemd wordt? Tot op zekere hoogte kunnen documenten als een huishoudelijk reglement,
handboeken en procedures gezien worden als richtlijnen voor gedrag. Wat daarbij opvallend
is, is dat deze documenten wel normen noemen, maar vrijwel geen achterliggende waarden
aangeven. Naar mijn idee zijn er binnen de brandweer verschillende documenten die delen
van een gedragscode vormen, maar zo niet genoemd worden. Tevens is niet duidelijk of alle
belangrijke gebieden, waarop morele dilemma’s kunnen voorkomen, in deze documenten
geregeld zijn.
Anders dan bij ons zijn er in Amerika verschillende voorbeelden van gedragscodes voor de
brandweer te vinden. De Society of Fire Protection Engineers (1992) heeft een ethische code
uitgegeven voor brandweerdeskundigen. Ook hebben veel korpsen in Amerika hun eigen
22
gedragscodes. In de literatuurlijst heb ik twee voorbeelden opgenomen: de ethische code van
Glendale Fire Department (1998) en de ethische code van de Washington State Association of
Fire Chiefs (1995). In bijlage 4 is de code van de Glendale Fire Department als voorbeeld
weergegeven.
Instituties
Binnen de brandweer bestaat op geen enkel niveau en binnen geen enkel instituut een ethische
commissie of een bureau ethiek. Ik ken geen korps waar een officier is aangesteld, die
speciaal belast is met ethische vraagstukken. Er bestaan geen hoogleraren ethiek voor de
brandweer of rampenethiek of iets dergelijks.
Opleiding
Alleen in de opleiding Master of Crisis and Disastermanagement komt ethiek voor. In het
tweede jaar van deze opleiding staat een module “Recht, ethiek en samenleving”
geprogrammeerd. In de basisopleidingen voor officieren en onderofficieren is geen onderdeel
ethiek opgenomen. In de literatuur van alle modules op officiersniveau heb ik het woord
ethiek niet kunnen vinden. Er zijn geen speciale lessen ethiek. Ethische vraagstukken komen
wel in de praktijk voor en interessant is om te kijken hoe deze situaties in de les- en leerstof
dan behandeld worden. Ik zal twee voorbeelden behandelen van ethische vraagstukken uit de
bestaande brandweer lesstof:
1. Het eerste voorbeeld komt uit de module repressie en gaat over afwegingen die een
OVD moet maken.
“Vaak krijgt hij (de OVD, auteur) daarbij te maken met tegengestelde belangen. Hierbij
moet u denken aan situaties waarbij de OVD, in het belang van de openbare veiligheid,
maatregelen of compromissen moet afdwingen die voor individuen en bedrijven, maar
ook voor andere overheidsdiensten kostbare gevolgen kunnen hebben.Bijvoorbeeld de
keuze tussen een brandend object (gecontroleerd) af te laten branden of te blussen met
als gevolg een grote hoeveelheid vervuild bluswater” (NIBRA, Repressie, p. 20 en 21).
“Bij brand, ongevallen en rampen is pas sprake van belemmeringen wanneer het
belang, dat met de brand-, ongevals- of rampbestrijding wordt gediend, groter is dan het
belang dat een individuele brandweerman of een derde (bijvoorbeeld een omstander)
heeft bij de handhaving van zij veiligheid, gezondheid en welzijn. In de meeste gevallen
zal daarvan pas sprake zijn als er mensenlevens in gevaar zijn” (NIBRA, Repressie, p.
30). Dit zijn twee situaties waarin een OVD een moreel dilemma moet oplossen. De
wijze waarop in de brandweeropleiding geleerd wordt om deze dilemma’s op te lossen
is het opstellen van een procedure. En die ziet er als volgt uit:
Figuur 2: Risicomatrix voor de fasen van repressief optreden (NIBRA, Repressie, p. 129)
23
“De OVD weegt nu af of
(het belang van de inzet) + (de aanwezige risico’s) – (het risicobeperkend vermogen)
een restrisico geeft dat voor hem acceptabel is en hij dus nog een zekere effectieve
slagkracht van zijn eenheden kan verwachten” (NIBRA, Repressie, p. 130).
2. Het tweede voorbeeld gaat over de afweging van risico’s die een chauffeur maakt bij
het aanrijden naar een incident. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties heeft hiervoor de “brancherichtlijn optische en geluidssignalen”
uitgegeven (2002). In deze richtlijn wordt niet ingegaan op het maken van afwegingen,
behalve op één plek:
“Uitrukken waarbij dieren gered moeten worden. Het redden van dieren is natuurlijk
wel een taak van de brandweer, maar wordt in zijn algemeenheid niet gezien als
dringende taak. De reden hiervoor is de afweging van het risico op persoonlijk letsel in
verhouding tot het belang van het redden van dieren. Wanneer in specifieke gevallen
besloten wordt om een uitruk voor het redden van dieren toch als een dringende taak te
beschouwen, dan dient hier nadrukkelijk een afweging plaats te vinden tussen het
belang van het redden van dieren en de kans op persoonlijk letsel” (Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2002, p. 24). Ook hier wordt de cursist
geleerd hoe op te treden in een dilemma situatie en wel door het stellen van een regel:
“Bij het overschrijden van de ter plaatse geldende maximum snelheid dient de nodige
voorzichtigheid te worden betracht. De ter plaatse toegestane snelheid wordt met niet
meer dan 20 km/uur overschreden” (Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, 2002, p. 12).
Bij de buitenlandse opleidingen heb ik één voorbeeld van ethiek in het onderwijs kunnen
vinden. Het betreft de Student Manual “Leadership: strategies for personal succes” uitgegeven
door National Fire Academy (1994). In deze manual is een heel hoofdstuk gewijd aan ethiek.
Daarin wordt onder andere ingegaan op de volgende onderwerpen:
• Wat is een ethisch dilemma?
• Wat is de betekenis van ethiek?
• De inhoud en het nut van gedragscodes
• Trainingen in de klas voor afwegingen bij dilemma’s
• Ethisch besluitvormingsmodel.
Praktijk
In de praktijk blijkt het woord ethiek onbekend bij brandweerofficieren. Veel officieren
hebben in eerste instantie geen goed idee wat ethiek precies is en zijn dan ook van mening dat
ethiek niet echt interessant is voor de brandweer. In de Nederlandstalige vakliteratuur ben ik
het woord ethiek niet tegengekomen. Ik vind het zelfs opvallend dat bij beschrijvingen van
incidenten ethische vraagstukken of dilemma’s vrijwel nooit aan bod komen. In de
Engelstalige literatuur komt ethiek regelmatig voor. In de literatuurlijst zijn verscheidene
voorbeelden opgenomen. In artikelen wordt ethiek genoemd als een belangrijk onderdeel van
het brandweervak. Cleveland (1997, p. 20) noemt ‘ethical standards’ zelfs als de eerste core
value van een manager en een organisatie. Springer (1988 en 1992) geeft een groot aantal
voorbeelden van ethische dilemma’s bij de brandweer. Schneider (2000, p. 104) noemt het
een ethische verantwoordelijkheid om te zorgen dat er de beste kennis is, dat deze wordt
toegepast om de risico’s voor mensen zo klein mogelijk te maken.
24
4.2 Vergelijking brandweer en andere organisaties In hoofdstuk 3 zijn een viertal organisaties beschreven en is de wijze waarop zij met ethiek
omgaan beschreven. In § 3.5 zijn een aantal aspecten beschreven waarop deze organisaties
gelijk scoren. Als we de brandweer vergelijken met deze kenmerken dan komt het volgende
beeld naar voren:
1. De brandweer behandelt kwesties van leven en dood en grote risico’s;
2. De brandweer bezit een machtspositie daar waar het gaat om haar primaire taak;
3. De brandweer geniet groot vertrouwen van de bevolking, maar haar optreden staat
steeds meer publiekelijk ter discussie.
Aangezien de brandweer in deze kenmerken vergelijkbaar is met deze vier organisaties, zou het
logisch zijn dat de brandweer ethiek een vergelijkbare plek geeft. Indien nu de wijze waarop
ethiek in de organisaties beschreven in hoofdstuk 3 voorkomt wordt vergeleken met de wijze
waarop het bij brandweer Nederland voorkomt, kan daarvan het volgende schema opgesteld
worden:
Militair Juridisch Medisch Politieel Brandweer
Onderwerpen + + + + +
Gedragscode + +/- + + +/-
Institutie binnen
organisatie
+/- +/- + + -
Institutie binnen
opleidingsinstituut
+ + + + -
Opleiding + + + + -
Praktijk + + + + -
Nederlandstalige
vakliteratuur
+ +/- + + -
Figuur 3: Vergelijking ethiek bij 5 organisaties
Legenda: + = komt voor / is aanwezig
+/- = komt niet overal voor / is niet overal aanwezig
- = komt niet voor / is niet aanwezig
Naar aanleiding van dit schema en de beschrijving van de stand van zaken van ethiek in § 4.1,
concludeer ik het volgende:
1. Er is bij de brandweer geen sprake van expliciete reflectie op ethische kwesties. Dit kan
te maken hebben met het feit dat men niet bewust is van de ethische dimensie van het
werk of met het feit dat de afwegingen die men maakt niet verbonden worden met
ethiek. In een aantal gevallen is er zelfs sprake van een ethische ontkenning (“er spelen
geen ethische vraagstukken bij de brandweer / dit is geen ethisch dilemma”);
2. Er zijn geen instituties die zich specifiek bezig houden met ethiek bij de brandweer;
3. Er wordt in de opleidingen voor de brandweer geen aandacht besteed aan ethiek noch
aan ethische vraagstukken noch aan ethische besluitvorming;
4. Er wordt in de praktijk weinig tot niet over ethiek gesproken;
5. In de Nederlandstalige vakliteratuur komt ethiek niet aan bod;
6. Er wordt zowel in de praktijk, in de vakliteratuur als in de opleidingen weliswaar
gesproken over situaties waarin functionarissen en met name leidinggevenden
afwegingen moeten maken of zelfs voor dilemma’s worden geplaatst, maar deze
worden vrijwel nooit benoemd als waardenconflict;
25
7. Er zijn regels, richtlijnen en procedures die aangeven hoe opgetreden moet worden,
maar niet wordt aangegeven hoe moet worden opgetreden als de voorschriften niet
toereikend zijn.
Naar aanleiding van deze constateringen, zijn er drie onderwerpen die ik nader wil bespreken,
omdat zij cruciaal zijn voor het vervolg van deze analyse:
1. Er is bij de brandweer geen sprake van expliciete reflectie op ethische kwesties. Alle
andere opmerkingen zijn van ondergeschikt belang, omdat er eerst een ethisch
bewustzijn ontwikkeld moet worden. In deze scriptie heb ik aangetoond dat er
waarden spelen binnen het brandweervak en dat er veel situaties zijn waarbij deze
waarden kunnen botsen. Belangrijk is dat de leidinggevenden bij de brandweer zich
bewust worden van deze ethische dimensie van hun vak en dat zij dilemma’s die zij
tegen komen gaan benoemen als ethische dilemma’s. Hampshire (Nieuwenburg, p.
138) noemt drie eisen waaraan iemand moet voldoen die publieke
verantwoordelijkheid op zich neemt:
• Publieke functionarissen dienen zich bewust te zijn van de dimensies en het
gewicht van hun verantwoordelijkheid waar het gaat om het beschikken over het
leven van anderen;
• Publieke functionarissen dienen een duidelijk beeld te hebben van, en niet te
twijfelen aan, hun plicht de redelijke belangen van hun medeburgers te
beschermen;
• Publieke functionarissen dienen ervan doordrongen te zijn dat zij te allen tijde
geconfronteerd kunnen worden met waardeconflicten tussen plichten die iedere
mogelijkheid van een acceptabele oplossing uitsluiten.
Indien de brandweer in staat is dit ethisch bewustzijn te ontwikkelen heeft dat de
volgende voordelen:
• Er zal makkelijker een unité de doctrine ontwikkeld kunnen worden;
• De brandweer is beter in staat publiekelijk verantwoording af te leggen over haar
optreden;
• De brandweer kan beter aangeven voor welke taken zij wel en voor welke taken zij
niet staat;
• Het brandweerpersoneel is beter voorbereid op de meest extreme situaties waarin
de oplossing niet meteen duidelijk is, omdat zij nu ook getraind is om dit soort
dilemma’s op te lossen;
2. De brandweer zou moeten beginnen met ethiek te ontwikkelen voor dat deel van het
vak waarin zij de onbetwiste primaire partij is en dat is het repressief optreden.
Kimman (1991, p. 103) stelt dat in organisaties waar de leden zelfstandig werken de
beroepsethiek belangrijker is dan de organisatie-ethiek. Hij noemt als voorbeelden het
ziekenhuis, het advocatenkantoor en het accountantsbureau. Nu werken de
brandweerlieden wel in een strak geregelde organisatie, maar op het moment van
repressief uitoefenen van de functie, zijn zij zeer zelfstandig en is men gedwongen in
een korte tijd beslissingen te nemen die niet binnen de organisatie overlegd kunnen
worden. Om deze redenen is bij de brandweer de beroepsethiek belangrijker dan de
organisatie-ethiek. We moeten ons wel realiseren dat een eenmaal opgesteld kader
gaat werken als een wet. Dit blijkt met name uit rechtszaken waarbij de rechter het
optreden van de brandweer toetst aan eerder door de brandweer opgestelde richtlijnen,
zoals de brancherichtlijn optische en geluidssignalen en de brandweerzorgnorm. Van
Iersel stelt dat een beroepsethiek (lees: beroepscode) eenmaal vastgesteld een
instrument is voor collegiale toetsing. Ze functioneert meestal op deontologische
26
wijze: de waarden en plichten die erin worden uitgedrukt moeten altijd, ook onder
externe druk, worden nageleefd (van Iersel, 2002, p. 240).
3. In de praktijk blijkt dat veel situaties opgelost kunnen worden met de reeds bestaande
procedures en richtlijnen. Er zijn dan ook mensen bij de brandweer die van mening
zijn dat het brandweeroptreden in deze procedures voldoende omschreven kan worden
en derhalve niet leidt tot ethische dilemma’s. Allereerst is het belangrijk om te
realiseren dat ook in situaties waarin de oplossing wordt geboden door middel van het
uitvoeren van een procedure er wel degelijk een waardenconflict gespeeld heeft. Hol
(2001, p. 46-47) stelt daarover: “Ethiek binnen professies is ten dele verankerd in
instituties en procedures en ten dele vervat in het geheel van waarden, opvattingen,
idealen en normen dat wij beschouwen als de beroepsethiek. Indien nu morele
dilemma’s opgelost kunnen worden via de vastgestelde procedures, wil dat niet
zeggen dat daarmee het morele dilemma weg is. De beslissing is in die gevallen niet
moreel neutraal of indifferent, maar de moraliteit daarvan ligt opgesloten in de
procedures.” Het brandweerpersoneel dient dus een ethisch bewustzijn te ontwikkelen
om deze waarden achter de procedures en de situaties te doorzien. Dit inzicht is nodig
in die gevallen dat de procedure niet helemaal passend is en er op grond van een goede
afweging afgeweken moet worden van de procedure. Alleen in uitzonderlijke gevallen
schieten de gangbare procedures en praktijken tekort en wordt de brandweerman met
bijzondere dilemma’s geconfronteerd. Zonder training in ethische besluitvorming is
het onmogelijk om op dat soort momenten ethisch verantwoord op te treden.
4.3 Aanpassingen bij de brandweer Welke aanpassingen moeten er nu binnen het brandweerveld plaats vinden om te zorgen dat
ethiek een plek gaat krijgen? Jeurissen (2001, p. 200 en 201) noemt drie strategieën gericht op
de beïnvloeding van moreel handelen:
1. Naleven; deze strategie beoogt het normconform handelen te bevorderen door het
vergroten van het toezicht op de interne beheersing van het handelen van managers en
medewerkers. Onderdelen van de strategie zijn:
a. Communicatie over standaarden en procedures;
b. Controle om te onderzoeken of de leden zich aan de regels houden;
c. Procedures om onethisch gedrag te rapporteren;
d. Disciplinaire maatregelen bij overtredingen.
2. Stimuleren; bij deze strategie ligt de kern van de gedragsbeïnvloeding niet in het
naleven van strakke regels maar in het zorgvuldig maken van morele afwegingen en
legt daarbij de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid. Binnen deze strategie wordt
met name aandacht besteed aan:
a. Heldere basiswaarden;
b. Educatie en opleiding;
c. Voorlichting;
d. Mentorschap.
3. Faciliteren: deze strategie legt de nadruk op de ontvankelijkheid voor de zienswijze,
belangen en waarden van anderen. Centraal staat de dialoog en het leren in de
organisatie. Het is vooral een procesgerichte strategie. Belangrijke aspecten zijn
daarbij:
a. Het voortgaande gesprek over morele vraagstukken;
b. Het vastleggen van de resultaten daarvan;
c. Het zoeken naar informatie over andere culturen en mores;
d. Permanente educatie;
e. Het afleggen van verantwoording ten overstaan van de stakeholders.
27
Op dit moment is de strategie van faciliteren niet mogelijk bij de brandweer, omdat daarvoor
in ieder geval een ethisch bewustzijn aanwezig moet zijn. De strategie van naleven heeft het
risico dat de normen en waarden niet geïncorporeerd worden en dat is bij ethisch handelen nu
juist een voorwaarde. Ik ben van mening dat voor de introductie van ethiek bij de brandweer
de strategie van stimuleren gebruikt moet worden, waarbij het creëren van ethisch bewustzijn
het belangrijkste doel is. Zoals in hoofdstuk 2 opgemerkt mag het daar niet bij blijven en
daarom ben ik van mening dat de volgende aanpassingen binnen het brandweerveld gedaan
moeten worden:
1. In de opleidingen tot brandweerofficier zou een onderdeel ethiek gegeven moeten
worden. Voor het opzetten van dit onderdeel kan aansluiting gezocht worden bij het
expertisecentrum integriteit van de Nederlands Politie Academie. Indien hier ervaring
mee is opgedaan, zou ook in de opleiding tot onderofficier een onderdeel ethiek
ingebracht moeten worden. Binnen het NIBRA zou één persoon verantwoordelijk
moeten worden gemaakt voor het onderwijs in de ethiek en dit zou in de
functiebenaming tot uiting moeten komen;
2. Binnen de NVBR zou een ethische commissie opgericht moeten worden. De taak van
deze commissie zou in eerste instantie moeten zijn zich bezig te houden met
werkzaamheden die het ethisch bewustzijn bij de brandweer vergroten. In die rol kan
zij optreden als adviesorgaan aan de NVBR, het RRC en het NIBRA. De commissie
zal samengesteld moeten worden uit personen uit het werkveld met interesse in en/of
kennis van ethiek, aangevuld met deskundigen op het gebied van ethiek. Deze
commissie kan beginnen met een lijst van waarden en normen op te stellen voor de
repressieve werkzaamheden in samenwerking met het veld (vergelijk hiervoor
Schiphol uit Jeurissen, 2001, p. 61). In de toekomst zou bekeken moeten worden of
deze commissie moet uitgroeien tot een verantwoordelijkheidsforum (van Gunsteren,
p. 64, Nederlandse Politie Academie);
3. Richting de brandweerkorpsen kunnen de volgende acties ondernomen worden:
a. Publicaties ontwikkelen die handelen over ethiek en deze verspreiden naar de
korpsen;
b. Publiceren van een artikel over ethiek in de vakliteratuur;
c. Publiceren van het dilemma van de maand in de vakliteratuur;
d. Presentaties laten houden bij brandweerkorpsen door brandweermensen die in
dilemma situaties hebben gezeten en die vertellen welke beslissingen zij
hebben genomen en met welke motivering.
Voor het uitvoeren van deze activiteiten kan goed gebruik worden gemaakt van de informatie
die in de literatuur reeds voor handen is, zoals beschreven in hoofdstuk 2, en van de
ervaringen van andere organisaties, zoals beschreven in hoofdstuk 3.
28
Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen
Dit hoofdstuk bevat de conclusies en aanbevelingen. In hoofdstuk 1 werd de volgende
probleemstelling geformuleerd voor deze scriptie:
Hoe kan systematische aandacht voor ethiek bijdragen aan een verdere
professionalisering van het management van brandweer Nederland? In § 5.1 worden de conclusies gepresenteerd waarna in § 5.2 de aanbevelingen worden
genoemd.
5.1 Conclusies In deze scriptie heb ik aangetoond dat er ethische waarden spelen binnen het brandweervak en
dat er veel situaties zijn waarbij deze waarden kunnen botsen. Belangrijk is dat de
leidinggevenden bij de brandweer zich bewust zijn van deze ethische dimensie van hun vak.
Mijn constatering is dat het management van de brandweer zich op dit moment onvoldoende
bewust is van deze ethische dimensie van het vak. Indien de brandweer in staat is dit ethisch
bewustzijn te ontwikkelen heeft dat de volgende voordelen:
1. Er zal makkelijker een unité de doctrine ontwikkeld kunnen worden;
2. De brandweer is beter in staat publiekelijk verantwoording af te leggen over haar
optreden;
3. De brandweer kan beter aangeven voor welke taken zij wel en voor welke taken zij
niet staat;
4. Het brandweerpersoneel is beter voorbereid op de meest extreme situaties waarin de
oplossing niet meteen duidelijk is, omdat zij nu ook getraind is om dit soort dilemma’s
op te lossen.
Deze veranderingen zullen binnen de brandweer leiden tot een verdere professionalisering van
het vak. Juist in deze tijden waarin veiligheid hoog op de politieke agenda staat en de
brandweer meer dan in het verleden publiekelijk ter verantwoording wordt geroepen over haar
optreden, zijn deze verbeteringen een belangrijke bijdrage op een aantal gebieden waar de
brandweer nog niet zo sterk in is.
5.2 Aanbevelingen Om te zorgen dat een eerste aanzet binnen de brandweer wordt gemaakt met ethiek doe ik de
volgende aanbevelingen, waarbij het creëren van een ethisch bewustzijn het belangrijkste doel
is:
1. In de opleidingen tot brandweerofficier zou een onderdeel ethiek gegeven moeten
worden. Binnen het NIBRA zou één persoon verantwoordelijk moeten worden
gemaakt voor het onderwijs in de ethiek en dit zou in de functiebenaming tot uiting
moeten komen;
2. Binnen de NVBR zou een ethische commissie opgericht moeten worden. De taak van
deze commissie zou in eerste instantie moeten zijn om zich bezig te houden met
werkzaamheden die het ethisch bewustzijn bij de brandweer vergroten. In die rol kan
zij optreden als adviesorgaan aan de NVBR, het RRC en het NIBRA.
3. Richting de brandweerkorpsen kunnen de volgende acties ondernomen worden:
e. Publicaties ontwikkelen die handelen over ethiek en deze verspreiden naar de
korpsen;
f. Publiceren van een artikel over ethiek in de vakliteratuur;
g. Publiceren van het dilemma van de maand in de vakliteratuur;
h. Presentaties laten houden bij brandweerkorpsen door brandweermensen die in
moeilijke dilemma situaties hebben gezeten en die vertellen welke beslissingen
zij hebben genomen en met welke motivering.
29
Literatuurlijst
Algemene Inlichtingen- en veiligheidsdienst, Handboek integriteitsonderzoek, Den Haag,
2003.
Badaracco, J.L., Onmogelijke keuzes, Zaltbommel, 1998.
Bletz, J., “Bedrijven investeren in ethiek uit welbegrepen eigenbelang”, Filosofiemagazine,
jaargang 10 nummer 7 (september 2001), p. 8-11.
Bovens, M.A.P., Verantwoordelijkheid en organisatie, Beschouwingen over
aansprakelijkheid, institutioneel burgerschap en ambtelijke ongehoorzaamheid, Zwolle, 1990.
Brouwer, A. & T. de Hoog, Opmars der medische ethiek, De Groene Amsterdammer,
1-7-2000, Internet, 31-5-2003.
Burkell, C., “Integrity”, American Fire Journal, March 1987, p. 44-45.
Cleveland, E., The Quality of a leader’s path: a self examination of core values”, The voice,
Vol. 26 no. 1 (june 1997), p. 20.
Compton, D, “Ethics in the fire service…an expanded perspective”, Speaking of fire, Vol. 3
no. 4 (winter 1996), p. 17-20.
Council of Europe, Recommendation R(2000)10 of the Committee of Ministers to
member States on codes of conducts for public officials, 11 May 2000 , Internet,
2 juni 2003.
Council of Europe, Recommendation R(2000)19 of the Committee of Ministers to
member states on the role of public prosecution in the criminal justice system,
6 October 2000, Internet, 2 juni 2003.
Council of Europe, Recommendation R(2001)10 of the Committee of Ministers to
member states on the European Code of Police Ethics, 19 September 2001, Internet,
2 juni 2003.
Council of Europe, Recommendation R(94) 12 of the Committee of Ministers to the
member states on the independence, efficiency and role of judges, 13 October 1994,
Internet, 2 juni 2003.
Council of the Bars and Law Societies of the European Union, Code of Conduct for
Lawyers in the European Union, 28 november 1998, Internet 2 juni 2003.
Dobel, J.P., Public integrity, Baltimore, 1999.
Ebskamp, J. & H. Kroon, Ethisch leren denken in de hulpverlening, verzorging en sociale
dienstverlening, Nijkerk, 1990.
Folisi, K., “Teaching ethics: can we, should we?”, The voice, Vol. 24. no.3 (april 1995), p.
25-26.
30
Folisi, K., “The voice of america; fire service ethics”, Fire professional, Vol. 4 no. 2
(summer 1996), p. 20.
Glendale Fire Department, Fire department code of ethics, 1998, Internet, 18-5-2003.
Heijnsdijk, J., Vitale organisaties, Groningen, 1988.
Herndon, N.C., “A new context for ethics education objectives in a college of business:
ethical decision-making models”, Journal of business ethics, vol. 15 (1996), p. 501-510.
Heuvel, J.H.J. van den (red), Ethiek in politiek en openbaar bestuur, Utrecht, 1995.
Hol, A.M. & M.A. Loth, “Iudex mediator; naar een herwaardering van de juridische
professie”, Nederlands tijdschrift voor rechtsfilosofie en rechtstheorie, jaargang 30
(januari 2001), p. 9-57.
Iersel, A.H.M. van & Th. A. van Baarda (red), Militaire ethiek, Morele dilemma’s van
militairen in theorie en praktijk, Budel, 2002.
Jeurissen, R.J.M., “Bedrijfsethiek als management-instrument”, Manager’s clout, jaargang 3
nummer 1 (september 1997), p. 6-9.
Jeurissen, R.J.M. (red), Bedrijfsethiek een goede zaak, 2e ongew. druk, Assen, 2001.
KEMA, 8001-1 Norm voor integriteitsmanagement bij gemeenten, Arnhem, juli 1999.
Kimman, E., Gedragscode: voorbeeld van bedrijfsethiek?”, Manager’s clout, jaargang 3
nummer 1 (september 1997), p. 10-13.
Kimman, E.J.J.M., Organisatie-ethiek, Assen, 1991.
Koelewijn, J., “Integriteit is te managen”, NRC Handelsblad, 23 november 2002.
Koninklijke Landmacht, Handboek leiding geven in de KL, Breda, 2002.
Lerbinger, O., The crisis manager, Facing risk and responsibility, Mahwah, 1997.
Machiavelli, N., De heerser, Amsterdam, 2002.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Brancherichtlijn optische en
geluidssignalen brandweer, Den Haag, 2002.
Ministerie van Justitie, De justitiecode, Den Haag, 2002.
Ministerie van Justitie, Visiekubus, oprechte koers 2000, Den Haag, 2000.
Mink, F.B. de, “Toegepaste ethiek in onderwijs en opleidingen”, Handboek effectief
opleiden, Den Haag, 1998, p. 137-167.
31
Moelker, R. & J. Soeters (red), Krijgsmacht en samenleving, Klassieke en eigentijdse
inzichten, Amsterdam, 2003.
Muller, E.R. & C.J.J.M. Stolker (red.), Ramp en recht, Beschouwingen over
rampen,verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, Den Haag, 2001.
Myjer, B.E.P., OM: de praktijk; gedragscodes, Tilburg, 2002
National Fire Academy, Leadership: Strategies for personal success, january 1994,
Internet, 18 mei 2003.
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, Module
Adjuncthoofdbrandmeester Operationeel Management, 3e druk, Arnhem, 1999.
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, Module
Adjuncthoofdbrandmeester Repressie, 5e druk, Arnhem, 2002.
Nederlandse Orde van Advocaten, Gedragsregels, 1992, Internet, 2 juni 2003.
Nederlandse Politie Academie, Module Ethiek voor politiële leidinggevenden, Apeldoorn,
2001.
Nieuwenburg, P., Ethiek in het openbaar bestuur, Bussum, 2001.
Nieuwenhuis, E., “Ethiek BV”, De Groene Amsterdammer, 8 juli 2000.
NU’91, Beroepscode voor de verpleging, Utrecht, 1997.
Oostrum, H.A.J. van, Toevallige weetbaarheden, Een onderzoek naar integriteitsbewaking in
advocatenkantoren, Amsterdam, 2002.
Oppers, P.A.A., “Gedragscode bekend, maar nog niet bemind…”, Jaarboek 1999-2000
Koninklijke vereniging ter beoefening van de krijgswetenschap, Den Haag, 2000, p. 59-
69.
Post, H., “Zijn succes en ethiek te combineren?”, Manager’s clout, jaargang 3 nummer 1
(september 1997), p. 22-24.
Raat, C., “Weg met de gedragscode”, Binnenlandsbestuur, 23e jaargang week 48 (29
november 2002), p.22.
Rongen, T., “Iedereen sjoemelt”, Managementteam, jaargang 25 nummer 4 (maart 2002), p.
26-28.
Silljé, A. (red), Waarborging van waarden, Over het samenspel van kwaliteitsmanagement
en bedrijfsethiek, Assen, 2002
Schneider, R.O., “Knowledge and ethical responsibility in industrial disasters”, Disaster
prevention and management, Vol. 9 no. 2 (2000), p. 98-104.
32
Shapiro, J.P. & J.A. Stefkovich, Ethical leadership and decision making in education,
Applying theoretical perspectives to complex dilemmas, Mahwah, 2001.
Society of Fire Protection Engineers, Canon of Ethics for Fire Protection Engineers, 17-9-
1992, Internet, 17-5-2003.
Solberg, J., K.C. Strong & C. McGuire Jr., “ Living (not learning) ethics”, Journal of
business ethics, vol. 14 (1995), p. 71-81.
Sorell, T. & J. Hendry, Business ethics, 2e druk, Oxford, 1996.
Springer, A.M., “Is your ethical compass working?”, Fire Chief, Vol. 30 no. 1 (january
1988), p.29-31.
Springer, A.M. & P.C. Stittleburg, “Ethics and the fire service”, Fire Chief, Vol. 36 no. 9
(september 1992), p. 49-53.
Springer, A.M. & P.C. Stittleburg, “Ethics and the fire service”, Fire Chief, Vol. 36 no. 10
(oktober 1992), p. 51-60.
Steketee, H., “Gedragscode vervangt geweten”, NRC Handelsblad, 31 oktober 1997, p. 3.
Stichting Studiecentrum Rechtspleging, Programma-overzicht 1999, Zutphen, z.j.
Tijdschrift voor de politie, Themanummer integriteit, jaargang 64 nummer 10 (oktober
2002).
United Nations, Promoting ethics in the public service, New York, 2000.
Vergouw, G., Ethiek: het kind van de jaarrekening, 25 september 2002, Internet, 30 april
2003.
VNG, VNG magazine Themanummer Normen en waarden, Amsterdam, 20 december
2002.
VNO-NCW, De integere organisatie, het nut van een bedrijfscode, Den Haag, z.j.
Vos, A. de, “De eenzame strijd van Leo Verhoef”, Binnenlandsbestuur, 24e jaargang week
20 (16 mei 2003), p. 43-45.
VSNU (Vereniging van Universiteiten), Raamplan 2001 Artsopleiding, 2001, Internet, 31-
5-2003.
Washington State Association of Fire Chiefs, Code of ethics, 25-4-1995, Internet, 18-5-2003.
Wecke, L.W., “Gedragscode voor de krijgsmacht: effectief hulpmiddel of overbodig?”,
Carré, jaargang 21 (januari 1998), p. 10-21.
Winter, P. de, “Jong en correct”, Managementteam, jaargang 24 (december 2002), p. 10-17.
33
Bijlage 1: Interviews
Datum Naam Functie Organisatie Lokatie
25 jan
2003
Prof. Dr.
J.J.L.M. Bierens
Professor in Emergency
Medicine
VU medisch centrum Amsterdam
28 jan
2003
Prof. Dr. R.
Jeurissen
Professor of Business
Ethics
Universiteit Nyenrode Breukelen
25 mrt
2003
Prof. Dr. M.A.P.
Bovens
Hoogleraar Bestuurskunde Universiteit Utrecht Utrecht
31 mrt
2003
Prof. Dr. J.J.M.
van Delden
Hoogleraar Medische
Ethiek
Universitair Medisch
Centrum
Utrecht
31 mrt
2003
Prof. Mr. E.
Myer
Bijzonder hoogleraar
rechten van de mens
Vrije Universiteit Amsterdam
10 apr
2003
Lkol. Drs. Ing.
H.F.M.
Vullinghs
Bataljonscommandant
Schoolbataljon Centraal
Opleidings- en
trainingscentrum
Koninklijke
Landmacht
Ermelo
23 apr
2003
Drs. E.J. Oomes
MCDM
Manager Repressieve
Dienst
Brandweer Amsterdam
Airport Schiphol
Schiphol
1 mei
2003
Drs. B. Berends Onderzoeker en adviseur
expertisecentrum
integriteit
LSOP Nederlandse
Politieacademie
Apeldoorn
8 mei
2003
Dr. D. Verweij Universitair Hoofddocent
Wijsbegeerte
Koninklijke Militaire
Academie
Breda
Maj. Drs. C.E.
van den Berg
Docent
Gedragswetenschappen
12 mei
2003
Ing. R.R. Hagen
MPA
Programmamanager
Opleidingen
Nederlands Instituut
voor Brandweer en
Rampenbestrijding
Arnhem
34
Bijlage 2: Inhoud van gedragscodes1
De volgende onderwerpen worden in gedragscodes behandeld:
• Belangenverstrengeling
• Aannemen van geschenken
• Vastlegging gegevens
• Openheid/Transparantie
• Corruptie/steekpenningen
• Geheimhouding
• Omgang bedrijfseigendommen
• Ongewenste omgangsvormen
• Aanbieden geschenken
• Handel met voorkennis
• Contacten met de media
• Concurrentiebeding
• Intellectueel eigendom
• Mensenrechten
• Milieuzorg
• Kinderarbeid
• Dwangarbeid
• Arbeidsomstandigheden
• Vrijheid van associatie
• Zorg voor veiligheid en gezondheid op de werkplek
1
Zie VNO-NCW, z.j.
35
Bijlage 3: Voorbeelden dilemma’s bij de brandweer
Preventie
Accepteer je een gratis hamburger of glas cola bij een inspectieronde? Accepteer je kaarten
voor een theatervoorstelling voor het personeel van de afdeling preventie?
Wat doe je als je leidinggevende een door jou ongegeven brandonveilige situatie bewust niet
aan pakt?
Wat doe je als een bedrijf niet voldoet aan de wettelijke normen en je collega op het stadhuis
stelt voor om niet te handhaven omdat het bedrijf bijna failliet is? En wat doe je als je dit
verteld wordt door de burgemeester?
Je weet na een inspectie dat een bepaald kinderdagverblijf zeer onveilig is. Al vaker in het
verleden zijn er problemen geweest bij dit kinderdagverblijf. Dit wordt via het
handhavingsproces aangepakt. Je hoort thuis van je partner dat het zoontje van de buurvrouw
volgende week uitgerekend op dat kinderdagverblijf begint. Vertel je de situatie aan je
buurvrouw? Adviseer je haar een ander kinderdagverblijf te zoeken,maar geef je aan dat je er
verder niks over kunt vertellen? Zou je om die reden je eigen kinderen niet naar dat
kinderdagverblijf sturen? Ook als het om de hoek ligt? En wat zeg je als buren vragen
waarom jouw kinderen op een kinderdagverblijf een paar wijken verderop verblijven?
Repressie
Red je iemand uit een brandend pand?
Neem je meer risico om een kind te redden?
Red je eerst een kind en daarna een bejaarde?
Hoe ga je om met dieren?
Hoeveel risico neem je om dieren te redden?
Neem je meer risico om een hond te redden, of een kat of een paard?
Hoe ga je om met mensen in vervelende situaties?
Breek je ledematen van een overleden persoon om diegene in een lijkenzak te stoppen?
Red je iemand die zelf in het water is gesprongen?
Red je iemand die agressief wordt als je erbij komt?
Blus je iemand die zichzelf in brand heeft gestoken?
Laat je mensen risico lopen voor materiele belangen?
Indien er twee mensen bekneld zitten in hun voertuig en de één is dronken en heeft duidelijk
het ongeluk veroorzaakt en is van de twee de zwaarst gewonde. Wie van de twee geef je dan
de prioriteit?
Indien er twee mensen bekneld zitten in een voertuig en de één is een bekende van een van de
brandweermensen, maar is wel het lichtste gewond. Wie van de twee geeft je dan de hoogste
prioriteit?
Hoe ga je om met spullen van mensen die je uit een brandend pand moet halen of scheppen?
Er raast een hevige storm door de stad, waardoor alle brandweerwagens in het korps, maar
ook in de omliggende gemeentes op staart zijn. Op de kazerne worden de berichten van de
RAC verzameld en worden de meldingen met prioriteit doorgegeven aan de wagens. Er komt
een melding binnen van een dak dat van een woning dreigt te waaien bij een brandweerman
thuis. Krijgt deze uitsluitend al de hoogste prioriteit omdat het een huis en familie van een
brandweerman betreft?
Welke afweging maak je als je kunt kiezen tussen niet blussen van een brand en dus
luchtvervuiling en wel blussen en daardoor grondvervuiling via vervuild bluswater?
Is het slim om bij een inklimming altijd te zorgen dat er politie mee gaat zodat er achteraf
claims van diefstal weerlegd kunnen worden?
36
Beheerssituatie
Neem je een fles wijn aan van de eigenaar van een dier dat jullie de vorige dag gered hebben?
Neem je een CD aan van de eigenaar van een platenzaak, die aangeeft dat de CD’s na een
brand toch geen waarde meer hebben voor de verkoop en hij toch alles vergoed krijgt van de
verzekering?
Laat je als leidinggevende je auto onderhouden door een van de monteurs in het korps
Mag de werkplaats door brandweermedewerkers gebruikt worden voor privé-reparaties?
Geldt dat ook voor het gereedschap, de doeken en de olie?
Indien je privé een blessure oploopt, probeer je dan op een volgende werkdag het zo voor te
doen dat je deze blessure hebt opgelopen bij een dienstinzet?
Je doet een onderzoek aar een incident met een brandweerauto. Je komt erachter dat de
bestuurder zegt dat hij door groen is gereden en een paar omstanders dat hij door rood is
gereden. Laat je deze feiten weg in het onderzoeksverslag?
Laat je je tegelijkertijd betalen door je werkgever en het opleidingsinstituut dat jou inhuurt
voor een les?
Geef je aan de gedupeerde van een brand een kaartje van je eigen klusbedrijf, zodat je de
volgende dag wel komen om het pand in orde te maken?
Accepteer je korting op de ijsjes als je die met een brandweerwagen gaat halen?
Accepteer je het dat bedrijven alle brandweermensen voor prive aankopen korting geven op
produkten van het bedrijf, omdat zij ook zaken doen met de brandweer?
Verkoop je apparatuur dat niet meer voldoet aan de wettelijke normen? Geef je deze spullen
wel weg aan een hulpactie voor Oost-Europa of Afrika?
Gedrag in privé tijd
Gedraag je je in privé tijd anders dan je zou willen, omdat je een functie bij de brandweer
hebt?
En wordt dat anders als je commandant van een korps bent of wordt?
Ga je als leidinggevende naar feestjes van je medewerkers?
Je collega is ziek, omdat hij door zijn rug is gegaan. Op je vrije dag zie je hem bij een huis dat
verbouwd wordt sjouwen met zware spullen. Spreek je hem daar op aan? Bespreek je dit met
collega’s? Geef je het door aan zijn leidinggevende?
Wat doe je als je met je vriendin gaat uit eten in een restaurant en je ziet dat de nooduitgang
geblokkeerd is: Ga je weg, meld je aan de eigenaar dat hij de situatie moet veranderen of
onderneem je actie richting het pand op de eerst volgende werkdag?
37
Bijlage 4: Gedragscode Glendale Fire Department
Glendale Fire Department Dedicated to provide professional fire protection, public education and total community
service.
Fire Department Code of Ethics
As a firefighter of the Glendale Fire Department it is a fundamental duty to serve mankind,
safeguard lives and property; maintain a private life as a positive example to all; maintain
courageous calm in the face of danger; develop self-restraint; and be constantly mindful of the
welfare of others.
The public demands that the integrity of its firefighting personnel be above reproach, and the
dishonesty of a single department firefighter may impair public confidence and cast suspicion
upon the entire department.
Department firefighters must cautiously avoid any conduct, which might compromise the
integrity of their fellow firefighters, the department, or the city, and have the obligation to
report the dishonesty of others.
Every firefighter of the Glendale Fire Department is expected to adhere to the policies and
procedures of the City of Glendale and the rules, regulations and policies of this department
that govern conduct.
Never act impertinent or permit personal feelings, prejudices, animosities or friendships to
influence decisions.
Copyright © 1998 City of Glendale, Colorado
Recommended