View
223
Download
2
Category
Preview:
DESCRIPTION
Afstudeerverslag David de Kool over Eengezinswoningen in Berlijn Technische Universiteit Eindhoven, afstudeeratelier ' Berlijn als Model'
Citation preview
FGD
david de kool
technische universiteit Eindhovenmei 2012
deel IV
6
zonderlinge individualist
synoniem: binnenvetter
eigenheimer
Eigenheimer
zonderlinge individualist
synoniem: binnenvetter
4
COLOFON
© Mei 2012
Verantwoording
Dit is een publicatie door studenten van het
afstudeeratelier Berlijn als Model, geïnitieerd door
de leerstoelen Architectural Design & Engineering en
Urban, Design & Planning onder leiding van Christian
Rapp en Michiel Dehaene
Auteur
F.G.D. de Kool
david@daviddekool.nl
Technische Universiteit Eindhoven
Den Dolech 2
5612 AZ Eindhoven
T: +31 (0)40 247 9111
5
Inhoudsopgave.
_Inleiding 06
1_Grondprijzen 08
2_Oorsprong 16
Uitvullen en naverdichten 18
Privaat ontwikkelde stadsrandwijken. 20
Eengezinswoningen en het Nationaal Socialisme 22
3_Het blok, de woning, het woonmilieu 24
Transformatie sinds WOII 26
Verkavelingswetmatigheden 28
Eengezinswoning cataloguswoning 30
Woonmilieu+ 36
Het bouwblok 38
4_Ingreep 40
Doelstelling 42
Huidige regels 46
Aangepaste regels 48
5_Scenario 50
Scenario 52
Uitwerking: Agavehof 58
6_Woningen 62
Uitgangspunten 65
Ontwerp Agavehof 6 66
Agavehof 5 & 3 73
Uitwerking Agavehof 3 85
_Reflectie 95
_Nawoord 97
_Bronvermelding 99
6
Inleiding.
Berlijn staat bekend om haar appartementengebouwen:
het algemene beeld is dat Berlijners in dichtbebouwde
gesloten bouwblokken met meerdere binnenhoven
wonen. Iedere bouwkundige die enigszins bekend
is met de stad weet dat dit het beeld is van
19e-eeuws Berlijn; gedurende de vorige eeuw
hebben verschillende regimes, een verwoestende
oorlog en vele stedenbouwkundige & architectonische
stromingen hun onuitwisbare invloed gehad op de
huidige stad. Echter, zowel de oude huurkazernes uit
de 19e eeuw, als de strookbebouwing uit de jaren 20,
als de naoorlogse flats of nieuwerwetse bouwblokken,
het gros van de woningen in Berlijn zijn nog altijd
appartementen op verdieping.
Dit afstudeerproject handelt over een woningtype dat
niet zo snel met Berlijn geassociëerd wordt. Het is
relatief onbekend dat Berlijn nét buiten het centrum
een hele ring aan grondgebonden eensgezinswoningen
heeft, die tot ver buiten de stadsgrenzen rijkt. Het blijkt
dat een groot gedeelte van deze wijken aangelegd
is tussen 1900 en 1930, waarna ze in de loop van
de eeuw zijn volgebouwd met kleine of iets grotere
middenklasse eengezinswoningen.
Hoewel de wijken zijn gesticht als suburbane wijken
buiten de stadsrand, heeft de stadsgrens van Berlijn met
al haar voorzieningen ze inmiddels volledig ingehaald.
De wijken zijn op sommige plekken dusdanig verdicht
met meerdere achter elkaar gebouwde woningen, met
schuren, met garages en met oprijlanen, dat er van de
woonkwaliteit weinig meer over is: de tuin is geslonken
tot een minimale restruimte rond het huis.
Om dit dichtslibben om te buigen naar de
oorspronkelijke kwaliteit van een vrijstaande woning
in een ruime tuin stel ik voor om het beleid en
enkele stedenbouwkundige regels zó aan te passen
dat enerzijds het kavel minder vol en anderzijds het
perceel efficiënter benut wordt. Het legere kavel wordt
bereikt door de private parkeerplekken en garages
te collectiviseren; de efficiëntieslag wordt gemaakt
door de woning meer aan de zijkant van het kavel te
plaatsen, wat samen met een doordachte plattegrond,
leidt tot betere synergie van huis en tuin.
Structuur.Om de keuze voor de eengezinswoningen te kunnen
begrijpen, zal ik in het eerste hoofdstuk een korte
uitstap maken naar de bijzondere positie die deze
woonwijken innemen in de stad doordat ze zowel
absoluut als relatief gezien op goedkope grond staan.
Vervolgens zal ik in het tweede hoofdstuk beginnen
met de ontstaansgeschiedenis van deze wijken, om
in hoofdstuk 3 aan de hand van een blok- en een
cataloguswoning de wetmatigheden van de typologie
uit te leggen, compleet met de positie die ze innemen
in het stedelijk weefsel.
In hoofdstuk 4 introduceer ik de ingreep die ik in
dit afstudeerproject voorstel, waarna in hoofdstuk 5
en 6 deze op stedenbouwkundige en architectonische
schaal wordt uitgewerkt.
Secundaire ruimte.Als afstudeeratelier zijn we gestart met het idee ons
te focussen op het woningbouwdebat. Sinds het
bestaan van beide disciplines is huisvesting een van dé
7
8
gebieden waarin stedenbouw en architectuur samen
gaan. Berlijn is gedurende de 20e eeuw vele malen
een plek van debat geweest, bijvoorbeeld met haar
internationale bouwtentoonstellingen.
Na kennismaking met een aantal belangrijke
woningbouwprojecten1 ontstond het idee om ons
onderzoek te focussen op de plekken in Berlijn die
niet centraal zijn: de secundaire ruimte. De afgelopen
decennia heeft de discipline van de stedenbouw en
architectuur zich voornamelijk bezig gehouden met een
gebiedsspecifiek ontwikkelingsmodel: gebieden met
een gunstige locatie, een grote ontwikkelingspotentie
of een reeds aanwezig hoog voorzieningenniveau
werden, veelal met hoge kwaliteit en met veel succes,
aangepakt, verbouwd en volgebouwd. Het nadeel van
deze manier van bouwen is dat met het creëren van
toplocaties ook wordt bijgedragen aan het creëren
van een periferie. Voorzieningen worden bijvoorbeeld
bijeengeschraapt en eerder centralistisch aangelegd
dan tangentiaal. Door de niet centrale ruimte vanuit
verschillende invalshoeken te benaderen zijn we
erachter gekomen dat het hier gaat om die gebieden
waar in de anonimiteit van de periferie stad is
ontstaan: een mozaïek van stedelijke weefsels met
verschillende karakters2. Vanuit de verschillende
andere sporen kwam de eerder genoemde grote
hoeveelheid eengezinswoningen naar voren als een
zeer substantiele component van de secundaire
ruimte. In het derde deel van het onderzoek3 ben ik
dieper ingegaan op het ontstaan, de ontwikkeling,
de wetmatigheden en de woningen zelf van de
eengezinswoningwijken voor de middenklasse.
Afstudeeratelier.Dit afstudeerverslag is op zichzelf te lezen
en te begrijpen, maar voor inhoudelijke
achtergrondinformatie verwijs ik naar de uitgebreidere
verslaglegging van de onderzoeken in de bundel
‘Berlijn als model, wonen in de secundaire ruimte, deel
I, II en III’.
Daarnaast vormt dit project een parallel met de andere
individuele ontwerptrajecten, waarin elke medestudent
een aspect van het wonen in de secundaire ruimte
heeft onderzocht en door middel van een ontwerp
heeft verbeterd. Robbert Peters introduceert burgerlijk
wonen in een perifeer gelegen, open variant van het
bouwblok (het geadapteerde bouwblok) door een
luxe appartementengebouw te ontwerpen, lerend van
voorbeelden van het begin van de 20e eeuw; Sem
Holweg maakt met een woongebouw met een solitair
karakter aannemelijk hoe een ‘terrain vague’ aan de
Spreeoever benaderd kan worden als woonmilieu;
Tim Brans past geleerde lessen uit het modernisme
van voor de Tweede Wereldoorlog toe in een gebied
waar fragmenten van verschillende fases van de
rationalisering van het bouwblok samenkomen, hij
laat zien hoe een nieuw bouwblok specifiek gemaakt
kan worden tegenover verschillende aanwezige
bouwvormen; ten slotte decentraliseert Loes Martens
een veel bekritiseerde naoorlogse stadsuitbreiding
(Großsiedlung) door met een combinatie van laagbouw
en hoogbouw voorzieningen te herverdelen over een
as. Voor deze projecten verwijs ik naar de andere
individuele afstudeerverslagen.
1. Zie Deel ‘Berlijn als Model,
wonen in de secundaire ruimte’,
Deel I: Quickscan
2. Idem, Deel II: secundaire
ruimte
3. Idem, Deel III: woonmilieus in
de secundaire ruimte
9
10
111 Grondprijzen.
12
Grondprijzen.
In steden zijn plekken aan te wijzen die zich
snel ontwikkelen, of altijd al een hoge graad van
ontwikkeling hebben gekend, bijvoorbeeld stadscentra,
rijke suburbs, hoogwaardige kantoorlocaties of
gegentrificeerde wijken. Hier wordt gebouwd, is al
gebouwd en zijn of worden de huren hoger. Kortom:
dit zijn de plekken waar de grondprijzen hoog zijn, of
sterk groeien.
Daartegenover zijn er natuurlijk ook plekken waar dit
niet zo is:de plekken van weinig dynamiek, zonder
sterk paradigmatische ontwikkeling, gebieden met
lage grondprijzen.
Bezien vanuit de grondprijzen valt er te beredeneren
dat er primaire gebieden in de stad zijn, waar de druk
op de grondmarkt hoog is, en secundaire gebieden
waar een onderdruk op de markt is. Deze gebieden in
de luwte van de markt zijn een vorm van secundaire
ruimte. Maar waar zijn deze gebieden in Berlijn? En,
wat voor soort bebouwing treffen we er aan?4
Op de eerste kaart zijn de absolute grondprijzen
getekend. Naast het klassieke beeld van hoge prijzen
in het midden van de stad, die lager worden richting de
stadsgrens, is er duidelijk waar te nemen dat de prijzen
in het zuidwesten, dus richting Potsdam, beduidend
hoger liggen dan in de andere gebieden met een
vergelijkbare afstand tot het midden van de stad.
De tweede kaart geeft de grondprijzen weer
gecorrigeerd zijn naar de bouwkundige dichtheid.
De grondprijs is namelijk sterk afhankelijk van de
bouwtypologie en het aantal verdiepingen dat men
op een perceel mag bouwen, met andere woorden,
afhankelijk van de dichtheid in een gebied. De grondprijs
en de FSI (dichtheid in m2 gebouwd vloeroppervlak per
m2 kavel) zijn echter niet rechtstreeks evenredig. Er is
weliswaar een correlatie, maar een hogere grondprijs is
niet altijd het gevolg van een hogere dichtheid. Andere
factoren zoals bereikbaarheid, locatie en status spelen
ook een rol. Door de grondprijs per vierkante meter
kavel te delen door de FSI krijgen we de grondprijs per
vierkante meter gebouw.
4. Dit hoofdstuk behandeld de
resultaten en conclusies van de
zoektocht naar de secundaire
ruimte van de grondprijzenmarkt
zoals behandeld in Deel II,
hoofdstuk 4
13Grondwaarde per m2 gebouw
hoog
Woningtypologieën
Niet dichte bebouwing
Naorlogse uitbreidingen
Grondprijs
hoog
laag
laag
14
Op de ‘grondprijs per m2 gebouw’-kaart is een
duidelijke ring van relatief goedkope grond rond het
absolute centrum van de stad te zien. Nog verder naar
de rand van de stad is het vooral voormalig Oost-
Berlijn en de woongebieden aan de spree in voormalig
West-Berlijn waar de relatieve prijzen laag zijn.
Andersom beredeneerd, zorgen de relatief hoge prijs
in combinatie met een lage dichtheid in de villawijken
van het zuidwesten en noordwesten ervoor, dat er veel
betaald moet worden per vierkante meter woning.
De derde analysekaart geeft de conclusie weer van
steekproeven naar de woonmilieus in de gebieden
die qua grondprijs secundair zijn, om zo een beeld te
verkrijgen van de verschillende soorten woningbouw5
die zich in de hier gedefinieerde secundaire ruimte
bevinden. In deze steekproeven komen twee typologiën
naar voren6: grondgebonden eengezinshuizen
en portiekflats van verschillende formaten in de
uitbreidingswijken van de jaren ‘50 en ‘60. Deze
naoorlogse uitbreidingen zijn op plekken in de gehele
stad te vinden7, terwijl de de eengezinswoningen
een ring rond het midden van Berlijn vormen. Deze
‘zwemband’ van losstaande huizen is qua omvang
verrassend; zeker in een een stad die bekend staat
om haar wooncultuur van grote hoeveelheden
appartementengebouwen. Het is bekend dat Berlijn
altijd al (reeds in de 19e eeuw) grote villawijken had,
maar er blijkt dus ook een significante hoeveelheid,
relatief onbekende, middenklasse-eengezinshuizen
te zijn, die een belangrijk onderdeel zijn van de
secundaire ruimte.
De conclusie is dat de secundaire ruimte in
grondprijzen nog altijd een sterke oost-west scheiding
laat zien. In West-Berlijn is enkel het Spree-dal buiten
het centrum secundair, terwijl vrijwel geheel voormalig
Oost-Berlijn een lage grondprijs heeft. Uitzonderingen
hierop zijn de wijken Bohnsdorf naast vliegveld
Schönefeld en Mügelheim in het verre zuidoosten, te
midden van uitgestrekte bossen en meren.
5. Bron: Stadsstruktur in
Bedematlas 2010
6. Zie Deel II, p 106 en p 107
voor toelichting en voorbeelden van
deze steekproeven
7. De projecten van Tim Brans
en Loes Martens behandelen onder
andere deze woningbouw, zie hun
verslagen, deel 4.01 en 4.02.
15
Niet dichte bebouwing
Na-oorlogse uitbreidingen
Grens dure grond (absolute prijs)
Grens dure grond per m2 woning
Kaart van de secundaire ruimte
(donker is secundair)
16
173 Het blok, de woning, het woonmilieu.
18
Oorspong.
Berlijn heeft veel verschillende typen woonwijken
met vrijstaande grondgebonden woningen:
bijvoorbeeld oude dorpslinten, villa’s, rijtjeshuizen
en weekendhuizen. Tijdens de zoektocht naar
de secundaire ruimte qua grondprijzen bleek dat
vooral de wijken met huizen voor de middenklasse
een substantieel onderdeel zijn van Berlijn en haar
secundaire ruimte8.
Dit hoofdstuk licht de ontstaangeschiedenis van de
wijken toe. Beginnend met een omschrijving van
de wijken zal ik vervolgens uitgeleggen hoe ze een
combinatie zijn van twee suburbanisatietendenzen ten
tijde van de Weimar republiek, om tijdens het Nationaal
socialisme door te groeien. De ontwikkeling na WOII
wordt in het volgende hoofdstuk in kaart gebracht.
De middenklasse eengezinswoningwijken bestaan
voornamelijk uit eengezinswoningen, maar ook uit
naoorlogse kleine meergezinswoningen, bungalows,
werkplaatsen en garages. In oude wijken staan
de woningen nog aan een rooilijn, maar recentere
voorbeelden hebben een minder regelmatige opzet. De
voortuin is meestal een siertuin, de zij-, en achtertuinen
worden gebruikt als doorgang, parkeerplaats,
opslagplek of voor vrijetijdsbesteding. Vroeger teelde
men ook vaak groente en fruit in de achtertuin, of hield
men er kleinvee. De binnenkant van het bouwblok
vormde van oudsher een groene onbebouwde ruimte,
hoewel ze altijd al sterk was onderverdeeld in diepe
private tuinen. Tegenwoordig worden er echter steeds
meer huizen gebouwd, ontsloten via cul-de-sac’s en
smalle toegangswegen9.
Weimar suburbanisatie.Een groot deel van de wijken is ontstaan in de jaren ’20
van de 20e eeuw. Ten tijde van de Weimar republiek
(1919-1933) kende Berlijn een sterke suburbanisatie
die reeds voor de Eerste Wereldoorlog was ingezet.
Deze tweede fase van suburbanisatie was anders
dan de uitleg van villawijken gedurende de tweede
helft van de 19e eeuw. De suburbanisatie na de
Eerste Wereldoorlog betekende vooral de versterkte
vervaging van het onderscheid tussen stad en land,
er ontstond op sociaal,cultureel en bouwkundig gebied
een nieuwe transitiezone (suburbia) De opkomst van
de suburbane ruimte werd niet alleen veroorzaakt
door de sterke bevolkingstoename, maar ook door
kwalitatieve aspecten, als bredere toegang tot het
hogere onderwijs en uitbreiding van de technische
netwerken zoals stroom en gas.
In de suburbanisatie ten tijde van de Weimar republiek
zijn drie typen te onderscheiden. De bekendste is het
publieke woningbouwprogramma, dat we bijvoorbeeld
kennen van de uitbreidingen van Ernst May in
Frankfurt en de uitbreidingswijken in Berlijn van Martin
Wagner10. Een groot gedeelte van de woningproductie
bestond echter uit het uitvullen en naverdichten van
bestaande bouwgrond en de aanleg van private al dan
niet legale uitbreidingswijken aan de rand van de stad.
Een zeer groot gedeelte van de verkaveling van de
eengezinswoningwijken valt onder (één van) de beide
laatste categorieën.
8. Strukturatlas (2008)
categorieën ‘Garten’ & Offene
siedlung, zie Deel II p 250 voor
toelichting.
9. Strukturatlas (2008) & eigen
observaties
10. Meer informatie over het
publieke woningbouwprogramma
van de Weimar republiek is te
vinden in Deel III, 3.03 ‘De rationele
stad’
19
Afb. 1 Typische
eengezinswoningwijk.
20
de ware doorbraak als massaverkeersmiddel volgde
pas na de Tweede Wereldoorlog.
Privaat ontwikkelde stadsrandwijken.De derde suburbane ontwikkeling ten tijde van de
Weimar republiek was de aanleg van talrijke privaat
ontwikkelde kleine wijken aan de rand van en buiten
de grote steden in het noordoosten en het midden
van Duitsland. Hoewel de aankoop van de grond en
de aanleg van de ontsluiting volkomen legaal waren,
bevonden de huizen zich in een schimmige zone van de
wet. Qua bouwvorm varieerden huizen van eenvoudige
weekendbungalows tot permanent bewoonde huizen.
De bewoners van de private stadrandwijken waren een
brede afspiegeling van de maatschappij. De meeste
bewoners behoorden echter tot de midden-, of de
arbeidersklasse.
De eerste private stadsrandwijken waren gebouwd
voor de Eerste Wereldoorlog, maar de grote uitleg
volgde tijdens de Weimar republiek. Hoewel ze de
belichaming waren van crisistijden, werden ze niet
alleen gebouwd tijdens de noodjaren aan het begin
en aan het einde van de republiek. Men vermoedt dat
er in Berlijn en haar voorgemeenten in 1932 ongeveer
150 000 percelen waren, met daarop 30 000 tot 50
000 huizen.11
De ontwikkeling van een private kleine uitbreidingswijk
verliep over het algemeen doelgericht volgens het
volgende patroon: Allereerst werden grote stukken
land door een bedrijf verworven of door de eigenaar
Uitvullen en naverdichten.De speculatieve grondhandel van de private
Terraingesellschaften had in de periode voor de Eerste
Wereldoorlog geleid tot enkele vastgoedcrises (in Berlijn
in 1905). waardoor er in de meeste grote steden in
Duitsland sprake was van een aanzienlijk overaanbod
van reeds ontwikkeld onbebouwd bouwland. Omdat
de verkoop van bouwgrond in Berlijn in 1912 totaal
ineenstortte, waren de Terraingesellschaften die de
crises overleefden, genoodzaakt hun bedrijvigheid
te verschuiven van het aankopen, bouwrijp maken
en doorverkopen van grond naar het zelf bebouwen
van hun reeds aangekochte en bouwrijp gemaakte
bezittingen.
Tussen de wereldoorlogen was het bouwen van
gestandaardiseerde eengezinswoningen in vele
streken gebruikelijk, ook in de stadsdelen aan de rand
van Groot-Berlijn en enkele van haar randgemeenten.
Het werd gefinancierd door de producent (o.a
bouwfirma’s en Terraingesellschaften). Er werd zowel
door de bouwgrondondernemingen zelf gebouwd,
als door derden die de al bouwrijpe kavels hadden
aangekocht.
Daarnaast werden op veel plekken overgebleven
kavels van private opdrachtgevers bebouwd en
bouwde men voort aan de rand van de stad langs de
bestaande uitvalswegen. De aanleg van openbare
verkeersmiddelen zoals spoorwegen was hier van
doorslaggevende betekenis, want het aantal auto’s
steeg weliswaar duidelijk sinds begin jaren ‘20, maar
11. Die Heimstätte (1930), p48.
21
Afb. 2 Suburbanisatie in de
Groot-Berlijn 1932
22
ter beschikking gesteld. Vervolgens werd het land
uitverkaveld in straten en bouwpercelen, waarna de
percelen stuksgewijs aan de toekomstige bewoners
of private opdrachtgevers verkocht werden.12
De percelen waren doorgaans ongeveer 1000
vierkante meter groot en mistten in de eerste jaren
infrastructurele voorzieningen zoals verharde straten,
stroomaansluiting en riolering.
Daarnaast waren de wettelijke verordeningen ten
aanzien van deze wijken tegenstrijdig: volgens de
woningwet konden bijvoorbeeld tijdelijke huisjes, die
in een woonwijk stonden, zonder bouwvergunning van
de gemeente gebouwd worden. Deze kleine gebouwen
mochten echter slechts tijdelijk bewoond worden,
maar in de praktijk werden de tuinhuizen in de loop
van de tijd tot vaste woning omgebouwd.
De private productie van deze wijken was in
veel gevallen zelfs in samenspraak met publieke
instanties. Lagere overheden waren op verschillende
manieren betrokken bij het proces: onder andere bij
de goedkeuring van de verkavelingsplannen en bij
de transactie tussen de parcelleringsonderneming,
bewoner en/of opdrachtgever.
Over de stille suburbanisatie wordt tegenwoordig
ambivalent geoordeeld. Talrijke punten van kritiek,
zoals de verrommeling van het landschap, of de
slechte hygiënische omstandigheden, stonden
tegenover positieve aspecten: in een periode van hoge
woningnood konden arme mensen op deze manier
bijvoorbeeld zelf in hun onderdak voorzien, de wijken
lagen in de nabijheid van de natuur en er ontstond een
informele zelfbouw economie in barre tijden.
Eengezinswoningen en het Nationaal Socialisme.Het van overheidswege dulden van de stille en
geleidelijke suburbanisatie eindigde toen de
Nationaalsocialisten aan de macht kwamen. Zij vonden
de willekeurige splinterwijken een economische
verspilling, in het bijzonder in de omgeving van de
grote steden, waardoor een ordelijk ingrijpen van de
staat noodzakelijk geacht werd.
Daarnaast greep het regime net zo doortastend in in
het publieke woningbouwprogramma. Het wilde juist
door private initiatieven en door het mobiliseren van
‘spaarpotkapitaal’ van de middenstand, een programma
creëren, waarin iedereen een eigen huis kon bouwen
op zijn eigen stukje grond. De grote aantallen bouwrijpe
percelen van de Terraingesellschaften waren hier
uitermate geschikt voor. Hoewel publieke bevordering
van het bouwen van een eigen woning altijd marginaal
is gebleven, zorgden de goedkope bouwgrond,
de lage rente, en het toenemende belang van de
bouwfondsen ervoor dat er in de stabiele jaren tussen
het einde van de economische crisis en het begin
van de Tweede Wereldoorlog, een aanzienlijk aantal
eengezinswoningen werd gebouwd. Deze productie
geldt in allerlei opzichten als een voorloper van meer
bekende naoorlogse massale suburbanisatie.
12. Der Deutsche Wonungsbau
(1931), p17
23
Afb. 3 ‘Wilde’ suburbane
woonwijk in de omgeving van
Berlijn. De mix van schuren,
woningen en tuinhuizen is duidelijk
te zien.
24
253 Het blok, de woning, het woonmilieu.
26
Transformatie na WOII.Om een idee te krijgen hoe de eengezinswoningwijken
zich ontwikkelen is hier de ontwikkeling van een blok
in voormalig Oost-Berlijn afgebeeld13. Dit blok ligt in
de Siedlung Späthfelde, waarvan de verkaveling in
1932 is goedgekeurd. De situatie in 1956 laat zien
dat destijds een zeer groot deel van de bouwvelden
nog lang niet bebouwd was, terwijl de ontsluiting en
de uitgifte toen al een halve eeuw oud waren. In 1992,
als de muur dus reeds 3 jaar gevallen is, is het aantal
huizen in 35 jaar tijd zelf met nog minder toegenomen
dan in de eerste 35 jaar van dit bouwblok. Slechts
twaalf huizen erbij ten opzichte van de 25 bestaande.
In de afgelopen 20 jaar vond er een verdichtingsslag
plaats in blok: er komen nog eens 25 huizen bij.
Men verdicht door het bestaande kavel op te
delen en één of meerdere woningen achter een
bestaande woning te bouwen. Het achterste kavel
wordt in Duitsland ook wel het Hammergrundstück’
(hamerperceel) genoemd: de toegangsweg is net de
steel, met de genoemde kavel als de kop van een
hamer. We zien dat in dit blok de kavels in de meeste
gevallen diep genoeg zijn voor twee woningen, maar in
andere wijken zijn er drie vier of soms zelfs vijf huizen
achter elkaar gebouwd.
13. Onderdeel van uitgebreidere
analyse, waarin de ontwikkeling
tijdens en na de scheiding in oost-,
en west- Berlijn van 3 wijken met
elkaar vergeleken worden, zie deel
III, 3.06
1:5000
1995 1:5000
1995-19921:5000
1992-2008
1992 20081955
Afb. 4 (boven) Verdichting volgens het principe van
het Hammergrundstück. Men splitst het kavel en er
worden meerdere woning achter elkaar op gebouwd.
Meestal twee woningen, maar als het kavel diep
genoeg is ook drie of meer.
Nieuwe kavelgrens
Nieuw gebouw
Opgeheven kavelgrens
Gesloopt gebouw
Transformatie (rechts)
27
1:50001956
1:50001956 - 1992
1:50001992 - 2008
1956
1992
2008
2008
28
Verkavelingswetmatigheden.Bij welke perceelafmetingen kan er verdicht
worden door middel van het Hammergrundstück?
Deze diagrammen laten de relatie zien tussen de
kavelafmetingen en het aantal eengezinswoningen dat
er op gebouwd kan worden. Ze laten het maximum
aantal huizen zien dat er in sommige gevallen op een
kavel is geplaatst, maar dit verzadigingspunt is op
talrijke percelen nog niet bereikt.
Maximale opdeling ingetekend
20 meter diep kavel
29
1. De minimale kavel
Metingen in de gekozen fragmenten laten zien dat de
gemiddelde kavel 17 á 18 meter breed is, met een
minimum van 16 meter. De minimale diepte is 20
meter.
2. Twee minimale kavels
Logischerwijs is de minimale kavel voor twee huizen
40 meter diep.
3. Kavel voor maximaal twee huizen
Dus, elke 20 meter dat een kavel dieper is, betekent
een mogelijkheid om nog een extra huis te bouwen.
De kavel voor maximaal 1 huis is dus tussen de 20 en
de 40 meter diep en een kavel tussen de 40 en de 60
meter heeft een maximum van twee huizen.
16-1
7 m20 m
40-59 m
20 m
20 m
30
Eengezinswoning cataloguswoning.De woningen waaruit deze wijken bestaan zijn
cataloguswoningen. Mensen die hun eigen huis willen
bouwen kunnen aankloppen bij een aannemersbedrijf
met een catalogus vol standaardplattegronden. Na
keuze van een type dat past op de kavel en aansluit bij
het budget en de wensen van de opdrachtgever, wordt
het huis gebouwd volgens een beproefde methode.
De hier weergegeven huizen zijn van de firma Flair14,
gevestigd in Berlijn. Het meest opvallend is de typische
vorm: een rechthoekig volume met een zadeldak.
Het is een soort archetype van een huis, in dit geval
uitgevoerd in een variant met pastelgekleurd stucwerk,
een plattegrond met wonderlijke hoeken en met oranje
dakpannen. In de Duitse literatuur is het archetype
huis een terugkomend thema, bijvoorbeeld beschreven
door auteurs als Georg Aster in ‘’Villen und Kleine
Familienhäser’ (1898), Heinrich Tessenow in ‘Hausbau
in Dergleichen’ (1916) en Paul Schmitthenner in ’ Das
Deutsche Wohnhaus’ (1932). Alle drie laten op een rijk
geïllustreerde en minutieuze manier zien hoe een in
hun ogen degelijk Duits huis in elkaar steekt.
Door de leeftijd van deze bronnen lijkt het erop, dat
het debat over de vrijstaande woning in deze wijken
vooral in de eerste helft van de vorige eeuw gevoerd
is. Natuurlijk past het bij de tijdsgeest van die periode
dat men zich bezig hield met streek,- of landgebonden
architectuur, en natuurlijk bestaat er ook een parallel
spoor van high-style architectuur waar het debat
de afgelopen 60 jaar wél is gevoerd. Toch zijn er in
de woningen zoals ze gebouwd worden in de hier
besproken wijken vooral facetten te herkennen die
onder andere besproken worden door bovengenoemde
auteurs. Uit specifieke thema’s die in de boeken
naar voren komen, kan worden opgemaakt welke
aspecten van de eengezinswoning op dat moment aan
verandering onderhevig waren.
In het boek van Aster is bijvoorbeeld goed te zien hoe
de opkomst van de middenklasse eengezinswoning
aan het begin van de twintigste eeuw gezien kan
worden als het toegankelijk maken van de burgervilla’s
voor de middenstand. Vrijstaande woningen van allerlei
formaten worden afwisselend besproken en afgebeeld.
Het is interessant om te zien hoe in de visie van Aster
de vrijstaande middenstands-, en arbeiderswoning
eigenlijk een villa in zakformaat is, met veel ornamenten
en altijd een zeer representatieve voorgevel.
Één van de onderwerpen die Tessenow aanstipt is de
verhouding tussen het huis en haar tuin: vóór de Eerste
Wereldoorlog was de doorsnee kavel een stuk kleiner
geworden. In een gedeelte aan het einde van het boek
demonstreert hij met de plattegronddispositie en de
tuinindeling hoe deze percelen optimaal benut kunnen
worden.
‘Garage und Eigenheim’ van Schneider en Kaempfert
14. www.flair-masivhaus.de
32
vormt een letterlijke verslaglegging van de invloed van
een maatschappelijk-technologische ontwikkeling.
Het boekje leest als een handleiding hoe de auto zijn
plek moet krijgen in het ontwerp van de vrijstaande
woning. Het is boeiend om te zien hoe een bestaande
typologie aangepast wordt. De opkomst van de auto in
het interbellum zal na de Tweede Wereldoorlog immers
zorgen voor massamobiliteit, de auto is hét symbool
van de naoorlogse suburbanisatie.
Paul Schmitthenner pakt het fundamenteler aan: als
onderdeel van het debat over het modernisme probeert
hij zijn lezer te overtuigen van de charme en diversiteit
van klassiek en traditioneel uitgevoerde gebouwen. Hij
introduceert bij ons eerst het materiaalloze huis: een
eenvoudige plattegrond, twee verdiepingen en een
zadeldak. Vervolgens toont hij met geveltekeningen,
details, plattegronden en andere schetsen hoe het
huis eruit zou zien in 17 verschillende materialisaties,
zoals het huis als Gotisch huis, als vakwerkhuis of
als bakstenen huis. Interessant verschil tussen de
originele druk in 1932 en de herdruk van 1984 is dat
in de laatste huis nummer 18 is weggelaten. Het huis
als modernistisch huis laat zien hoe Schmitthenner het
Modernisme zag: een geabstraheerd wit kubistisch
volume zonder de persoonlijkheid en de ambachtelijke
details.
Afb. 5 (rij geheel boven) In Villen un Familienhäuser worden
vrijstaande woningen van allerlei formaten besproken en afgebeeld. de
vrijstaande middenstands-, en arbeiderswoning is hier eigenlijk een villa
in zakformaat is, met veel ornament en altijd een zeer representatieve
voorgevel.
Afb. 6 ( tweede rij) In een gedeelte aan het einde van zijn boek
‘Hausbau und dergleichen’ demonstreert Tessenow hoe met de
plattegronddispositie en tuinindeling een relatief klein perceel optimaal
benut kunnen worden.
Afb. 7 (derde rij) ‘Garage und Eigenheim’ van Schneider en Kaempfert
laat zien hoe de bestaande typologie van de vrijstaande woning
gemodificeerd kan worden als reactie op de opkomst van de auto in
het interbellum
Afb. 8 (rij geheel onder) Paul Schmitthenner introduceert ons in
‘Gebaute Form’ eerst aan het materiaalloze huis: een eenvoudige maar
heldere plattegrond, twee verdiepingen en een zadeldak. Vervolgens laat
hij met geveltekeningen, details plattegronden en andere schetsen zien
hoe het huis eruit zou in 17 verschillende materialisaties, zoals het huis
als gotisch huis, als vakwerk huis of als bakstenen huis.
34
Terug naar de cataloguswoning: hiernaast staat Flair
type 6 afgebeeld. Men kan constateren dat
het misschien wel Schmitthenners’ modernistisch
uitgevoerde huis is geworden: het oertype, ontdaan
van al haar details van ambachtelijk vakmanschap,
zonder de lessen mee te nemen die de twintigste eeuw
ons gebracht heeft. Met enige fantasie zouden we de
manier waarop er in de verschillende plattegronden
binnen dezelfde schil mogelijkheden zijn, als een vrij
indeelbare plattegrond kunnen beschouwen, maar
er is bijvoorbeeld op geen enkele manier aandacht
besteed aan een interessante sequentie, of aan de
manier waarop de plattegrond zich verhoudt tot de
omliggende tuinen.
Wanneer Flair type 6A op de eerder besproken
minimale kavel van 16 bij 20 meter geplaatst wordt,
dicteert de regelgeving van de gemeente Berlijn dat
het gebouw 3 meter van kavelgrens moet staan om
brandoverslag en geluidsoverlast te voorkomen en
privacy te bevorderen. 340 m2 is nog steeds een vrij
fors kavel, op deze manier bebouwd, betekent dat dat
de tuin bijna geheel bestaat uit die 3 meter reststrook
rond het huis: alleen de achtertuin is iets dieper, maar
vaak staat er ook nog een garage aan de voor of
achterkant en is er een oprijlaan voor de achterburen.
Met die smalle tuin, de kleine ramen en met slechts
één paar openslaande deuren is het moeilijk om je voor
te stellen dat het wonen in deze huizen de kwaliteiten
biedt die op basis van hun imago en ideaal worden
verwacht.
01
00
Bediend -dienend
Schaal 1:500bediende ruimtedienende ruimteontsluitings ruimte
01
00
01
00
35
01
Wonen
Koken
HalWC
00
01
Slapen
Slapen
Slapen
Hal
Slapen
Slapen
Slapen
Hal Slapen
Verzorgen
Werken
Binnnenruimte-Buitenruimte Schaal 1:200 Zichtrelatie Fysieke relatie Parkeerruimte
36
Berlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate N
Berlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate NBerlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate NBerlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate NBerlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate NBerlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate NBerlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate NBerlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate N
Berlin peripheryScale: 1:10 000
Course: Urban analysis, 7w565Student F. G. D. de Kool (David) 0594986
Shops
Sport hall
Swimming pool
Church
School
Public building
Allotment Gardens
Park
Playground
Sport fields
Forrest & Protected nature
Agriculture
Waterway
Motorway
Primary road
Railway
Suburban line, every 5 minutes
Bus route, every 10 minutes
Bus route, every 20 minutes
Living climate N
Winkels
Sportgebouw
Zwembad
Kerk
School
Publiek gebouw
Volkstuinen
Park
Speeltuin
Water
Snelweg
Spoor
Metro: elke 5 á 10 minuten
Bus: elke 10 minuten
Bus: elke 20 minuten
Centrum
500 meter lopen naar de Bushalte
Analysefragmenten uit ‘Berlijn als model, wonen in
de secundaire ruimte’, zie ‘3.06 Eengezinswoningen’
Legenda.
Woonmilieu+Het woonmilieu waarin men zich inkoopt omvat
natuurlijk méér dan de woning en haar tuin. Op de
afbeelding op pagina 19 van dit verslag is goed te
zien dat de fragmenten ten tijde van hun kaveluitgifte
ver buiten Berlijn lagen. Inmiddels is de stad Berlijn
sterk toegenomen in omvang, waardoor de bewoners
genieten van een hoog voorzieningenniveau. Dit
begint al dicht bij huis, waar bos, landschapspark,
zwembad, natuurgebied, sportvelden, volkstuintjes en
boomgaarden voor veel recreatiemogelijkheden zorgen.
Wanneer we kijken naar de omliggende centra en
detailhandel, zien we dat grote en kleine winkelcentra,
scholen, kerken, bibliotheken en supermarkten
allemaal op loop- of ten hoogste fietsafstand van de
fragmenten liggen. Het meest verbluffende is echter
het niveau van de aansluiting op het openbaar vervoer.
Langs elk van de wijken komt een buslijn waar elke
10 minuten een bus stopt, naast nog minstens twee
andere lijnen met elke 20 minuten een bus. Door de
snelle overstap op het metro-, en lightrailnetwerk
van Berlijn is het dus mogelijk om binnen afzienbare
tijd aan de andere kant van de stad te genieten van
bijvoorbeeld een film, een theatervoorstelling of tot
diep in de nacht uit te gaan.
Gropiusstadt
37
Baumschulenweg
Niederschöneweide
Rudow
38
Het bouwblok.Ruimtelijk gezien is de wijk opgebouwd uit drie
elementen. De kavelafscheidingen van hekken en
hagen zorgen ervoor dat elk perceel een buitenkamer
wordt: een kamer ingericht met grotere elementen
zoals het huis, en kleine elementen zoals de bomen,
de struiken en de tuinhuizen.
Bij de analyse van de transformatie is reeds gebleken
dat er in deze wijken verdicht wordt door kavels op
te delen en dus meer woningen achter elkaar op één
kavel te bouwen. Elke woning moet 3 meter afstand
van haar kavelgrens houden. Ingetekend hoeveel
ruimte er nog beschikbaar is tussen de bestaande
bebouwing , wordt zichtbaar dat er nog best wat
potentiële kavelsplitsingen mogelijk zijn de komende
jaren. Wanneer we echter ook in ogenschouw
nemen hoeveel ruimte in het blok ingenomen wordt
door de garages, parkeerplaatsen en oprijlanen
van de auto’s van de bewoners, wordt het enorme
ruimtegebruik van de ontsluiting duidelijk. Blijkbaar
is het verzadigingspunt van de verdichting van deze
wijken sneller bereikt dan het in eerste instantie lijkt.
39
1:2000
Abstandsfläche
Ruimtelijke Opbouw
1:2000
Autoruimte
40
414 Ingreep.
42
Doelstelling.
In de voorgaande paragrafen bleek dat de
eengezinswoningwijken 80 jaar geleden verkaveld
zijn met het idee van een eigen woning met een
ruime tuin buiten Berlijn voor ogen. Inmiddels heeft de
verdere groei van de stad gezorgd voor een zeer hoog
voorzieningenniveau in de directe nabijheid, maar ook
voor een tendens naar het dichtslibben van de kavel
met meer woningen, tuinhuizen en garages. Op de
plekken waar de verzadiging van deze verdichting
bereikt is, is de kavel vol gebouwd met meerdere
vrij forse woningen. De tuinen zijn verworden tot een
restruimte van 3 meter rond het huis, vol met schuren
en garages en in veel gevallen ook nog een oprijlaan
naar het huis van de achterburen.
Maar hoe zullen deze wijken zich verder ontwikkelen?
Hiervoor kunnen we kijken naar de ontwikkeling van de
grondprijs en naar de manier waarop dit soort wijken
zich eerder hebben ontwikkeld.
Wanneer we kijken naar de grondprijsontwikkeling
van de onderzochte voorbeelden, dan zien we een
neerwaartse trend. Daarnaast zien we ook dat de
grondprijs in deze zone van Berlijn veel minder scherp
gefluctueerd heeft tijdens de hausse van begin jaren
negentig
In het onderzoek15 kwam naar voren dat er in West-
Berlijn tijdens de opsplitsing vele lege kavels bebouwd
werden met één of meerdere woningen. In de periode
na de val van de muur was deze verdichting echter
veel minder sterk: slechts hier en daar werd een huis
vervangen, of een kavel opgesplitst.
In de twee onderzochte Oost-Berlijnse wijken kwam
de verdichtingsslag echter pas na de val van de
muur, waarschijnlijk door de beperkingen van het
communistische regime. Zoals ook al naar voren
kwam in het vorige hoofdstuk, is er hier in de afgelopen
20 jaar sterk verdicht - ondanks de neerwaartse trend
van de grondprijs. De huidige mate van dichtheid is
vergelijkbaar met die van begin jaren 90 van ons
voormalig West-Berlijnse voorbeeld.
Er is geen dusdanige druk op deze wijken dat
het logisch is om door te schakelen naar een
dichtere typologie, nee, gezien de gegevens over de
ontwikkeling in het verleden, verwacht ik dat deze
wijken zich op dezelfde wijze verder zullen verdichten,
waarschijnlijk op een iets meer ontspannen wijze dan
in de afgelopen twee decenia.
15. Deel III, 3.06
Eengezinswoningen.
43
44
Deze verdichting levert echter de eerder genoemde
verzadiging op: er kan welliswaar nog steeds
gesproken worden over vrijstaande, grondgebonden
woningen, maar het perceel is dusdanig vol, dat de
oorspronkelijke kwaliteit van het wonen in een ruime
tuin ondergesneeuwd is geraakt. Het zou goed zijn
om de verdichting zó om te buigen dat de suburbane
meerwaarde behouden blijft.
Om ervoor te zorgen dat de bewoners beter kunnen
genieten van het wonen in een tuin zullen we het
perceel anders in moeten richten. Enerzijds minder
ruimte verbruiken voor opslag en transport, anderzijds
kan er met de plaatsing en het ontwerp van de woning
zelf ook veel winst behaald worden ten aanzien van de
leefkwaliteit.
In de analyse van het bredere woonmilieu kwam naar
voren dat de dagelijkse en wekelijkse voorzieningen
inmiddels veel dichterbij deze woningen liggen dan
dat je zou verwachten en dat de kwaliteit en frequentie
van het openbaar vervoer van een ongekend hoog
niveau is. Het is dus niet meer nodig om de auto
naast de voordeur te hebben staan; deze kan ook iets
verder weg geparkeerd worden. Woningeigennaren
kunnen groepen vormen van variable grootte die
hun aangrenzende percelen dusdanig herverkavelen
dat er een gedeelte gebruikt kan worden voor een
collectieve parkeervoorziening. Het collectiviseren van
het parkeren bespaart vooral de oprijlaan per kavel
uit. De collectieven kunnen ook op andere vlakken
een meerwaarde bieden, bijvoorbeeld met een groter
zwembad, of een gemeenschappelijk barbeque plek.
Met een efficientere plek en een beter ontwerp van de
woning is nog meer winst te behalen. De plaatsing van
de woning midden op het kavel leverde een minimale
tuin op van 3 meter diep aan drie zijden van de woning.
Als de bestaande regelgeving dusdanig aangepast
wordt dat het mogelijk is om de woning dichter bij
de rand van het kavel te plaatsen, dan blijft er een
bredere en dus beter bruikbare tuin over. De plek van
het huis zal dan waarschijnlijk vooral afhangen van de
bezonning en met de plattegronddispositie kunnen de
verschillende leefruimtes zich juist op de tuin richten.
Tesamen zorgen deze maatregelen dus voor een
grotere en betere beleefbare tuin op het moment dat
deze wijken tot een verzadigingspunt zijn verdicht.
45
Het ideaal van vroeger
Relatief kleine woninging met diepe
achtertuinen
De realiteit van nu
Meer woningen, grotere woningen
en parkeer voorzieningen hebben de
tuin geminimaliseerd.
Scenario voor de toekomst: beter
huis, betere tuin.
Te bereiken door:
A: Collectiviseren voorzieningen:o.a.
auto
B: Introductie nieuwe huizen
B
A
46
Huidige regels.In Berlijn kent men, zoals in de meeste plaatsen in
Duitsland, de regelgeving van de ‘Abstandsfläche’:
gevels van een gebouw moeten op een afstand
van twee-vijfde van de hoogte afstand van de
kavelgrens geplaatst worden. De bouwhoogtes zijn
in de verschillende categorieën gezoneerd in het
bestemmingsplan. De Abstandsfläche geldt niet voor
voorgevels die aan een rooilijn staan en voor situaties
waar de huizen tegen elkaar aan gebouwd worden:
in dit laatste geval bouwt men een dichte gevel met
een hoge mate van brandwerendheid: wanneer het
naast gelegen perceel onbebouwd is, blijft deze blinde
brandwand zichtbaar: een veel voorkomende situatie
in Berlijn.
Voor de wijken met vrijstaande eengezinswoningen
geldt een maximale goothoogte van 7 meter: genoeg
voor twee verdiepingen, eventueel verhoogd op een
kelder. De abstandsfläche is vereenvoudigd tot een
afstand van drie meter, waardoor de minimale afstand
tussen twee woningen dus 6 meter bedraagt,
Wanneer we met deze regels een standaardwoning
van 10 bij 10 meter toepassen op het minimale van 16
meter breed en 20 meter diep, dan zien we dat deze
precies past: er is een iets diepere achtertuin en er
blijven twee stroken van 3 meter aan weerszijden over
die nét genoeg zijn voor een smalle oprijlaan.
47
1. Een huis moet altijd op minimaal
3 meter van de kavelgrens staan.
Op het minimale kavel van 16x20
meter past een woning van 10
meter breed.
2. De minimale afstand tussen
twee huizen is dus 6 meter: 2 maal
3 meter. De maximale goothoogte is
7 meter.
3. Zo lang deze 3 meter
Abstandfkäche en 7 meter
goothoogte in acht wordt genomen
is alles bouwkunidg toegestaand
(binnen de bouwnormen).
De minimalisering van het kavel
heeft echter tot gevolg dat de tuin
gereduceerd wordt tot een minimale
strook restruime rond het huis.
3m
3m
10m
7m
6m
10m
3m
48
Aangepaste regels.Ik stel voor om de 3 meter afstand die een gebouw
moet houden van haar kavelgrens te reduceren tot 1
meter. Hierdoor kan het huis dus meer naar één zijde
van het perceel geplaatst worden. De drie meter
naast de woning is immers niet meer nodig voor een
eventuele oprijlaan en de enkele meter waarborgt het
ideaal van de losstaande woning, daarnaast zorgt hij
ervoor dat het altijd mogelijk blijft om aan weerszijden
van een kavelgrens een wandelpad van 1+1 meter
breedt te maken waarover achterburen hun woning
kunnen bereiken.
Het reduceren van de afstand tot de kavelgrens is aan
drie voorwaarden bonden die moeten zorgen dat de
bezonning, audiovisuele privaatheid en brandveiligheid
gewaarborgd blijven.
Allereerst dient de wand die op 1 meter van de
kavelgrens staat een brandwand te zijn die voldoet
aan de eisen die normaal gesproken gelden voor
woningscheidende wanden. Het is mogelijk om
gevelopeningen te maken in zo’n wand, maar in de
praktijk zullen deze wanden uit kostenoverweging
waarschijnlijk gesloten zijn, wat de privacy ten goede
komt.
De tweede voorwaarde betreft de goothoogte. Als men
een wand met een hoogte van 7 meter twee meter
dichterbij de buren plaatst dan voorheen toegestaan
was, dan kan dit zeer negatieve gevolgen hebben voor
de bezonning van die bestaande of nog te bouwen
buur-woning. Daarom dient de goothoogte met 45
graden verlaagd te worden, dus op 1 meter van de
kavelgrens is de maximale hoogte 5 meter, op 2 meter
van de grens is het 6 meter.
Als laatste de afstand tussen twee woningen. Omdat
de 1-meter-Abstandsfläche regel geldt voor bestaande
wijken, gebouwd volgens de 3-meter-Abstandsfläche
regel, is de afstand tussen een bestaande woning
(3m) en een woning volgens de nieuwe regels (1m)
minimaal 4 meter. Hoewel dat de meest voorkomende
situatie zal zijn, zal het ook voorkomen dat er twee
woningen naast elkaar worden gebouwd volgens de
nieuwe regels. In dat geval treed de derde voorwaarde
in werking: De minimale afstand tussen twee
woningen is 4 meter, om te voorkomen dat er een pad
van 2 meter breed tussen twee wanden van 5 meter
hoog loopt. In de praktijk zal deze voorwaarde relatief
weinig beperkingen opleveren, omdat de woningen
zeer waarschijnlijk naar de bezonning geplaatst zullen
worden, en dus beiden aan dezelfde zijde van hun
eigen kavel gebouwd zullen worden.
49
4m
2m
>4m
a
b
5m
1m
1mWanneer men aan een zijde van
een huis een brandwand toepast is
het toegestaan om tot op 1 meter
van de kavelgrens te bouwen. De
maximale goothoogte wordt dan wel
gereduceerd tot 5 meter.
Door dit bijvoorbeeld toe te passen
op een langerekt vulme aan de
lange zijde van het kavel is de tuin
een beter bruikbaar onderdeel van
het wonen
De minimale afstand tussen twee
huizen is 4 m .
Dit is overeenkomstig met de
afstand die onstaat wanneer een
brandwand-huis in een bestaande
stiuatie wordt geïmplementeerd
(a), maar deze afstand dient in acht
genomen te worden wanneer twee
brandwandhuizen op aangrenzene
kavels gebouwd worden (b, c)
5 Scenario.
52
Scenario.
Hoe zal de nieuwe manier van transformeren
van deze wijken in zijn werk gaan en wat voor
stedenbouwkundige configuraties zal het opleveren?
Om daar inzicht in te geven heb ik een scenario
gemaakt voor het eerder weergegeven bouwblok.
Het scenario laat een mogelijke verdere ontwikkeling
zien, waarbij er verschillende collectieven gevormd
worden om het parkeren efficienter te maken. Daarbij
kunnen er soms nog meer voorzieningen worden
geïntroduceerd. Volgens de nieuwe regels worden er
woningen bijgebouwd, zowel binnen de collectieven,
als op ’klassieke’ hamer-kavels. Ten slotte zijn er ook
mensen die gewoon lekker blijven wonen zoals ze
wonen.
De collectieven leveren een duidelijke meerwaarde
op, zoals eerder vermeld niet alleen omdat het de
broodnodige ruimte op de kavel zelf oplevert, maar
ook omdat er ook andere gemeenschappelijke
voorzieningen geintroduceerd kunnen worden:
bijvoorbeeld een zwembad. Daarnaast levert het
nieuwe adres een meerwaarde in status op -en
daarmee waarschijnlijk ook in vastgoedwaarde: je
woont niet meer achterop het kavel op Berberitzenweg
3c, maar midden in het Berberitzen Hof. Het valt
dus te verwachten dat de kwalitatieve en financiele
meerwaarde stimulans genoeg zijn voor het vormen
van deze collectieven. Goed voorbeeld doet echter goed
volgen, dus de gemeente zou een actieve rol kunnen
spelen in het vormen van groepen perceeleigenaren.
Bijvoorbeeld door professionele begeleiding van
deelnemers, zoals dat nu ook al bij de binnenstedelijke
‘Baugruppen’ gebeurd, maar bijvoorbeeld ook door
strategische grondposities in te nemen, om vervolgens
een collectief te initieren onder het mom van ‘wie doet
er mee?’
53
Huidige situatie
Schaal: 1:4000
54
1. Mogelijke toekomstige ontwikkeling
Gemeenschappelijk parkeren,
kleine schaal
Gemeenschappelijk parkeren,
grote schaal
2.
55
Nieuwe woningen, tweezijdig
(binnen estate)
Nieuwe woning
(op Hammergründstuck)
3. 4.
Gemeenschappelijk parkeren, grote
schaal, collectieve voorzieningen,
nieuwe woning, tweezijdig
Sloop bestaande woning,
gemeenschappelijk parkeren, kleine schaal,
vervangende woning, tweezijdig
56
Uitwerking
Mogelijke toekomstige situatie
57
58
Uitwerking Agavehof.Uit het scenario heb ik één van de collectieven
uitgewerkt om de de verschillende stedenbouwkundige
ruimtes van deze nieuwe configuratie te demonstreren.
Het gaat hier om een relatief groot collectief van 11
bestaande woningen. In het scenario kopen deze elf
eigenaren samen de lege kavel die tussen hun percelen
ligt, alwaar ze een zwembad, een kinderspeelplaats
en hun parkeerplaatsen aanleggen. Daarnaast zijn
er er nog vier mogelijke bouwvelden voor nieuwe
woningen, waarvan ik er drie heb uitgewerkt. In de
parkeervoorziening is er van uitgegaan dat de woningen
aan de straat één parkeerplaats behouden bij het
huis en hun tweede auto op de gemeenschappelijke
zetten. De huidige en eventuele toekomstige huizen
binnen in het bouwblok hebben daar allemaal twee
parkeerplaatsen.
De bestaande verkaveling is iets aangepast om
de nieuwe situatie optimaler te benutten. Door de
oprijlaan schuin te positioneren ten opzichte van de
originele richting van de kavel richt hij je niet meer
theatraal op de achterkant van een bestaande woning,
maar richt het zicht zich in eerste instantie op de
entree van één van de nieuwe wonigen en in tweede
instantie op de duikplank van het zwembad: de trots
van het hof. Daarnaast zorgt deze kavelverdraaïng voor
meer ruimte voor de speelplaats en bruikbaardere
tuinen voor de omliggende bewoners: de bewoner ten
noorden van de parkeerplaats heeft minder voortuin,
maar meer achtertuin op het zuidwesten, de nieuwe
woning aan de straat krijgt een iets groter kavel..
Vanaf de geparkeerde auto lopen de bewoners via
de nieuwe voetpaden over de kavelgrenzen naar
hun woningen. Deze paden zijn twee meter breed,
waardoor er ruimte is voor een rij van kleine boompjes
aan één kant.
59
1. Bestaande situatie
met indiviudele oprijlanen
2. Herverkaveling van het collectief
gemeenschapelijk parkeren op vrij kavel
i.p.v individuele garages.
3. Zonering collectief gebied
Parkeren & recreëren + paden over de
kavelgrens
4. Inrichting collectief gebied
vegatatie, parkeerplaatsen, speelplaats,
meubulair, & zwembad
+ 3 nieuwe huizen
60
Agavehof
Schaal: 1:400N N
Agavehof 6
61
Agavehof 5 Agavehof 3
6 Woningen.
64
65
Uitgangspunten.Binnen het uitgewerkte collectief heb ik drie woningen
ontworpen die de nieuwe stedenbouwkundige regels
gebruiken om met een weloverwogen positionering
en plattegrond te demonstreren hoe er op de kavels
met een voor deze wijk minimale afmeting, toch
comfortabel gewoond kan worden volgens het ideaal
van de vrijstaande woning met een tuin.
De huizen zijn middenklasse woningen van een
relatief fors formaat, bruto ongeveer 200 vierkante
meter. Alle ruimtes die je in een normale woning zou
verwachten zitten in het programma: Een entréehal,
keuken, eetkamer woonkamer, studeerkamer/kantoor,
3 slaapkamers, badkamer, een wc en een grote kelder
als berging om verdere schuurtjes op de kavel te
beperken.
Belangrijk uitgangspunt van het ontwerp is dat de
binnenruimtes een expliciete relatie moeten hebben
met een buitenruimte: De entreéhal met een entreé
patio, de keuken met een tuin waarin ontbeten en
geluncht kan worden, de woonkamer met een tuin
waarin genoten kan worden van de avondzon, de
eetkamer met een terras waar men kan dineren, de
studeerkamer met een rustige patio op het noorden
voor optimale concentratie en tenslotte de slaapkamer
met een klein balkon waarop de individuele leden van
het gezin zich terug kunnen trekken om een boek te
lezen of een dutje te doen in een luilekkere stoel.
De woningen hebben twee verdiepingen, waarbij de
slaapvertrekken en de badkamer op de verdieping
gesitueerd zijn, en de overige leefvertrekken op de
begane grond, net als in de standaardwoningen in
deze wijk.
Een ander belangrijk kenmerk van de woningen
waarmee deze wijken zijn volgebouwd zijn de schuine
daken. Het is juist deze dakvorm die deze wijken
naar mijn mening charmant maakt: de eenheid in
verscheidenheid van de vele soorten maten en van
deze daken draagt bij aan positieve leefomgeving.
Binnen wordt deze dakvorm echter verborgen in
bergingen of onbelangrijke zolderkamertjes. Het zou
beter zijn om de schuine daken juist op belangrijke
momenten in de route explicitiet te maken door
bijvoorbeeld de ruimte van een trappenhal door te
laten lopen tot onder het dak.
De trap, gangen en hallen hallen vormen mijn
belangrijkste kritiek op de catalogus woningen.
Deze ontsluitingsruimte is telkens gescheiden van
de verblijfsvertrekken, terwijl de ontwikkeling van
plattegronden in de vorige eeuw heeft laten inzien
dat dit prima gecombineerd kan worden, zeker in
de keuken, eet en woonkamer. Het combineren van
verblijfs-en ontsluitingsruimte maakt het ook mogelijk
om de ruimtes meer in serie te schakelen zodat je niet
telkens terug hoef naar de gang of de hal om naar een
andere ruimte te gaan. Laatste punt betreft het formaat
van de hallletjes en gangen: in de standaardwoningen
zijn deze tot een minimum gereduceerd, terwijl het
misschien wel ruimtes zijn waarin je het vaakst komt in
een huis. Door juist belangrijke ruimtes in de sequentie
een meerwaarde te geven krijgt het huis meer cachet.
66
Ontwerp Agavehof 6.In de ontwerpen is telkens eerst uitgegaan van
het maximale volume dat mogelijk is op de kavel,
waarna de plaatsing van verschillende binnen- en
buitenruimtes de footprint reduceren en het volume
beïnvloeden.
Het perceel van Agavehof 6 is 20 bij 17 meter,
het maximale volume wanneer we brandwanden
toepassen is dus 18 x 15 meter, met een schuin dak
onder 45 graden vanaf de goothoogte van 5 meter.
Dit kavel is enkel toegankelijk met het pad aan de
noordzijde. De eerste stap richting het ontwerp is
om samen met de buurman een gemeenschappelijk
entreéhof te creëren, zodat het toegangspad zich
verbreedt tot een meer open plek in de route.
Hierna krijgen de koppels van binnen- en buitenruimte
hun plek: de binnenruimtes geordend in een seriële
sequentie, de buitenruimte naar de bezonning. Doordat
de ontsluiting aan de noordzijde en door de oost-west
georienteerde kavelrichting, ontstaat een gerekt
volume aan aan de noordzijde, met een zwaartepunt
op het noordoosten.
Behandeld in de volgorde van de routing zijn de
volgende combinaties van ruimten geplaatst: Als
onderdeel van de context eerst de combinatie
entréepatio-entreehal. De buitenruimte bij de entreehal
is overdekt, zodat er vanuit het toegangshof, onder de
overdekking door, de lichtere entreepatio zichtbaar is.
Dit markeert de ingang van de woning.
Na de entreehal is de keuken-ontbijttuin-combinatie
de tweede ruimte in de routing Deze combinatie is
onderdeel van de gemeenschappelijke hoofdtuin en
van de binnenruimtes die elk gezinslid gebruikt. De
ontbijttuin is op het zuidoosten georiënteerd. Hoewel
deze tuin direct zichtbaar is wanneer men hem vanuit
de entreehal binnenstapt, is het zuidwestelijke deel
van de tuin dat nog niet. In de eetkamer kamer wordt
al wel het terrasgedeelte duidelijk. De woonkamer
bevindt zich aan de andere zijde van het terras, een
meter onder het maaiveld. Deze ruimte is naar twee
zijden geopend, zodat pas op dit punt in de sequentie
het zuidwestelijke gedeelte en daarmee de volledige
tuin, zichtbaar wordt.
De laatste serie van vertrekken en buitenruimtes zijn
de slaapkamers en andere ruimtes waar men zich
privé kan terugtrekken. Op de begane grond is de
combinatie van de studeerkamer met de patio-tuin op
het noorden geplaatst voor optimaal noorderlicht, rust
en dus concentratie.
De drie private slaapkamers en de badkamer op de
bovenverdieping zijn afzonderlijk geschakeld aan de
hoofdroute. Elke slaapkamer heeft een balkon. In de
badkamer vormt het schuine dak het plafond en is er
vanuit het bad uitzicht op de trap, maar ook andersom!
De wanden op 1 meter afstand van de kavelgrens die
zijn ‘overgebleven’, zijn onderscheidend vormgegeven
ten opzichte van de normale buitenwanden. Qua vorm
steken ze uit tenopzichte van de buitenwanden die er
haaks op aan sluiten (dit levert ook een brandtechnisch
voordeel op), daarnaast is de dakrand horzontaal
geknikt ten opzichte van de daklijn, terwijl de normale
dakranden een lijst hebben die met de dakhoek mee
loopt.
67
1. Maximale enveloppe 2. Context
3. Gemeenschappelijke ruimtes & tuinen 4. Individuele ruimtes & tuinen
68
Agavehof 5
69
70
71
72
73
Ontwerp Agavehof 5 & 3.De andere twee ontwerpen zijn volgens dezelfde
principes vormgegeven. Andere randvoorwaarden
van de percelen vormen echter de aanleiding voor
ontwerpen die er volledig anders uitzien. Agavehof 5,
het middelste ontwerp, heeft een kleine knik in haar
kavel, welke uitgebuit is in het ontwerp door de woning
vorm te geven als twee in elkaar geschoven kleine
volumes.
Agavehof 3 is het ontwerp dat aan de straat is
gesitueerd. De aanwezigheid van een (enigszins
verspringende) rooilijn in deze straat heeft ervoor
gezorgd dat de footprint van deze woning veel
vierkanter is dan de andere twee, wat op zijn beurt
een veel conventioneler volume oplevert, met een
relatief formele voorgevel en kleine aanbouw-achtige
zijvleugels.
De routing van beide huizen is in grote lijn hetzelfde
als die van Agavehof nummer 6, maar details zoals
doorkijkjes en vides zijn anders. Zoals te zien in de
tekeningen op de volgende pagina’s, zijn de belangrijke
onderscheidende kenmerken als volgt: De afwezigheid
van de verdiepte woon & studeerkamer in beide
ontwerpen, de vide en ruimte tot aan het dak boven
de eetkamer en de overloop in Agavehof nummer 5,
en de doorkijkjes ‘vanuit de entreépatio de ontbijttuin
in’ & ‘vanuit de keuken door de keldertrapruimte de
woonkamer in’ in Agavehof nummer 3.
74
Agavehof 5
75
77
78
79
1. Maximale enveloppe 2. Context
3. Gemeenschappelijke ruimtes & tuinen 4. Individuele ruimtes & tuinen
Agavehof 3
80
Agavehof 3
81
82
84
85
Uitwerking Agavehof 3.Het huis aan de straat, Agavehof nummer 3 heb ik
verder uitgewerkt. Het huis is gebouwd in kruislings
gelamineerd hout (kruislaaghout), met een houten
gevelbetimmering en een leistenen dak. Vooral het
subtiele onderscheid tussen een normale buitenwand
en een brandwand is belangrijk. Naast het eerder
genoemde verschil in dakrand en het uitsteken van
de brandwand, is de gevel betimmering donkerder
gebeitst.
In het interieur is het kruislaaghout zichtbaar gehouen:
de vloeren zijn blank gelakt en de wanden & het
plafond zijn niet-dekkend wit geschilderd. Ruimtelijk
zorgt dit voor een combinatie van een warme bodem,
met koelere muren en bovenkant waarin de houtnerf
nog wel steeds zichtbaar is.
86
87
88
89
90
Routing #1
In de entreepatio is een doorkijkje door de heg, dat
alvast een voorproefje geeft van de keuken en de
ontbijttuin, rechtdoor kijkt men over het bordes van de
trap de ‘verborgen‘ studeerpatio in.
91
Routing #2
In de eerste gemeenschappelijke ruimte, de keuken
zit een smalle doorkijkmogelijkheid de woonkamer
in, men kijkt hier over de keldertrap. Daarnaast krijgt
men door de eetkamer heen een eerste indruk van de
avondtuin.
92
Routing #3
Terugkijkend vanuit de avondtuin door de eetkamer
richting straatzijde en de ontbijttuin. Links, voor het
doorzicht over de keldertrap, begint de vernauwing die
zal uitmonden in de trappenhal.
93
Routing #4
De trappenhal is een relatief kleine ruimte qua
vloeroppervlakte, maar hij haalt zijn kwaliteit uit de
hoogte. De ruimte loopt door tot onder het dak, waar
een groot dakraam de ruimte verlicht. De ruimte
begint smal bij de woonkamer, maar opent zich op het
keerpunt op het bordes.
94
Reflectie.
Ter afsluiting een duiding van het ontwerp De kern van
mijn project is het vormgeven van de huizen om zo
een betere relatie te bewerkstelligen tussen binnen
en buiten, maar ook tussen privaat en collectief. Het
voorstel voor verruimde regels lijkt een kleine ingreep,
maar met de ontwerpen als illustratie betoogt het een
omslag in denken over een grote hoeveelheid van de
woningvoorraad van Berlijn.
Het centrale element is de verlaagde buitenmuur
van 5 meter hoog (de brandwand), ten eerste qua
stedenbouwkundig figuur, ten tweede qua vormgeving
tot in het detail: de huisjes zijn ontworpen als kavels
met brandwanden waar de woningen ‘tegenaan zijn
geplaatst’ met subtiel onderscheid in de brandwanden:
het uitsteken, de knik in de dakrand en het donkerder
beitsen.
Eigenlijk is elk van de huizen een oefening in het
oplossen van de vraag wat er aan de binnenzijde van
deze wand gebeurt. Bij de normale goothoogte van
7 meter is het zeer geloofwaardig dat hier een dak,
twee verdiepingen, twee vloeren en zelfs het bovenste
laagje van een geventileerde kelder in past. De 2 extra
meter die je dichter bij de kavelgrens mag bouwen bij
een 5 meter hoge buitenmuur levert onweerlegbare
voordelen op wat betreft de kavelinrichting, maar het
de binnenruimte is echter niet automatisch opgelost.
Ik heb dit op een aantal verschillende manieren
gedaan: De meest toegepaste is een balkon op de
eerste verdieping van bruto 2 meter diep, zodat er
gevelopeningen geplaatst mogen worden tussen
de slaapkamer en het balkon. De andere door mij
ontworpen oplossingen zijn een verdiepte kamer
op de begane grond (Agavehof 6), een lagere
verdiepingshoogte + schuine daken op de verdieping,
eventueel (Agavehof 5) het bordes van de trap +
daglichtvide voor de kelder (Agavehof 3) en ten slotte
een nis om in te baden met een daklicht om vanuit het
bad recht omhoog naar buiten te kijken (Agavehof 5)
of met een daklicht door de zolder in het dak aan de
andere zijde, zodat je vanuit het bad langs het dak naar
buiten kijkt (Agavehof 3).
Dit gerealiseerd hebbende, gaan mijn gedachten
direct op zoek naar meer oplossingen: bijvoorbeeld
een anderhalf hoge woonkamer. Dat doet er niets aan
af dat de variatie aan mogelijke antwoorden op het 5
meter vraagstuk aantonen dat het geloofwaardig is dat
mijn voorstel om dichter bij de kavelgrens te bouwen
de woonkwaliteit in een verzadigde situatie van deze
eengezinswoningwijkjes aanzienlijk verhoogd; Dat hier
de voordelen van suburbaan wonen te combineneren
zijn met de voordelen qua voorzieningen van het
wonen in een grote stad als Berlijn.
95
1. Balkon
4,2 m
5,0 m
5,0 m
5,0 m
0,8
5,0 m
3,0
m
3,0
m
2,8
m2,
8 m
2. Verlaagde woonkamer 3. Lagere verdieping, kamer onder dak
1. Trap 5. Bad met zicht langs het dak (6. Hogere woonkamer)
5,0 m
3,0
m
3,0
m3,
0 m
0,7
>3,
0 m
1,5
m
96
97
_Nawoord.
Bijna twee jaar geleden, in het voorjaar van 2010,
tijdens een studiereis naar Mexico ontstond in een
vlaag van enthousiasme het idee om samen met
een aantal medestudenten een afstudeeratelier op
te zetten, waarin de afstudeerrichtingen stedenbouw
en architectuur gecombineerd zouden zijn. In de
maanden die daarop volgden hebben Michiel Dehaene
en Christian Rapp toegezegd dat zij de kern van de
afstudeercommissie wilden gaan vormen, hebben de
deelnemende studenten zich uitgekristalliseerd en
hebben we druk overleg gevoerd over een concreet
onderwerp voor het atelier -vaak vanuit verschillende
buitenlandse stages/studeersemesters.
Uiteindelijk begonnen we in maart 2011 met 5
studenten aan de enigszins monumentale opgave:’
wonen in Berlijn’. Na vele excursies naar, twee
maanden wonen in, ontwerpen voor en studeren op
Berlijn, ben ik uiteindelijk beland op een studie naar en
een ontwerp in middenklasse eengezinswoningwijken:
een woonmilieu dat verrassend veel voorkomt in
Berlijn.
Nu het project bijna ten einde is, wil ik op deze plek
graag mijn begeleiders Michiel Dehaene, Sjef van
Hoof en Christian Rapp bedanken voor de moeite
die ze hebben genomen om ons op een breed
scala aan locaties te begeleiden (naast Eindhoven
ook Antwerpen, Gent, Amsterdam, Berlijn en soms
via Skype), voor hun deskundige adviezen, maar
bovenalles voor hun steun tijdens en na mijn periode
van ziekte in januari en februari.
Daarnaast ben ik natuurlijk ook zeer veel dank
verschuldigd aan mijn ateliergenoten Sem, Tim, Loes
en Robbert, evenals de afstudeercommissie ook om
hun begeleiding, adviezen, gezelligheid en bovenalles
steun tijdens moeilijke periodes. In het bijzonder
dank ik Sem voor zijn scherp formulerend vermogen
en feilloos gevoel voor humor; Tim voor zijn subtiele
woordgrappen en planningskwaliteiten - ik heb op dat
laatste gebied heel veel van hem geleerd-; Loes voor
haar luisterend oor; Robbert voor zijn precisie en ten
slotte Loes en Robbert samen voor en een fantastische
tijd in Berlijn, zowel wat betreft de levenskwaliteit als
de destijds bereikte studiediepgang,
David de Kool, April 2012
98
99
_Bronvermelding.
Alter, G (1894). Villen und Kleine Familienhäuser; Leipzig: Verlagsbuchshandlung van J.J. Weber
Christiaanse, K. (2011). Berlin - ein doppelter Archipel, ein stadtkonzept ‘revisited’. Arch+, Zeitschrift für Architektur
und Städtebau, 2011 (201/202). p 56 - 61.
Gutkind E: Neues Bauen. Berlijn (1919)
Harlander, T (2001) Villa und Eigenheim: suburbaner Städtebau in Deutschland; Stuttgart: Deutsche Verlags-
Anstalt.
Die Heimstätte, nr. 3 (1930)
Kapp, G; Heimkultur Deutsche Kultur. In: Im eigenen Heim, nr. 3 (1918)
Kuhn, G (2001). Planmaßig Dezentralisierung und >>wildes<< Siedlen. in: Harlander, T (2001) Villa und Eigenheim:
suburbaner Städtebau in Deutschland; Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt p 162-173.
Ruck M: Die öffentliche Wohnungsbaufinanzierung in der Weimar Republik. In Schildt A Sywottek A: Massenwohnung
und Eigenheim: Wohnungsbau und Wohnen in der Großstadt seit dem Ersten Weltkrieg. Frankfurt am Main/New
York, 1988.
Schmitthenner P (1984); Gebaute Form Variotionen über ein Thema. Verlagsanstalt A. Koch.
Schneider K Kaempfert W (1939): Eigenheim und Garage; Berlijn, Verlag Ernst Wasmuth
Sieverts, T. (1998). Zwischenstadt. Lengerich: Lengericher Handelsdruckerei.
Senatsverwaltung für Stadtentwicklung, (2005) Flächentypen Eine Beschreibung der im Informationssystem
Stadt und Umwelt (ISU) der Senatsverwaltung für Stadtentwicklung erfassten und verwalteten Struktur- und
Flächennutzungskategorien von Berlin; Berlijn.
Senatsverwaltung für Stadtentwicklung. (2007) Die Bauordnung für Berlin; Berlijn.
Senatsverwaltung für Stadtentwicklung. (2008). 06.08 Stadtstruktur. Umweltatlas; Berlijn.
Senatsverwaltung für Stadtentwicklung. (2009). Preisrichtwert. Berlin.
Tessenow H (1984) Hausbau und dergleichen; München, Verlag Georg D. W. Callwey. Afb.01 Bingmaps.
Afb.02 Harlander, T (2001), p167.
Afb.03 Harlander, T (2001), p 170.
Afb.04 www.flair-massivhaus.de
Afb.05 Alter, G (1894)
Afb.06 Tessenow H (1984)
Afb.07 Schneider, K Kaempfert W, (1939).
Afb.08 Schmitthenner P (1984)
FGD
david de kool
technische universiteit Eindhovenmei 2012
deel IV
6
zonderlinge individualist
synoniem: binnenvetter
eigenheimer
Recommended