View
0
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
Academiejaar 2015-2016
Master
Oost-Europese talen en culturen
Universiteit Gent
Liturgische en religieuze teksten op berkenbast
Kimberly Goderis
Masterscriptie
Promotor Prof. Dr. Dieter Stern
Mei 2016
Academiejaar 2015-2016
Master
Oost-Europese talen en culturen
Universiteit Gent
Liturgische en religieuze teksten op berkenbast
Kimberly Goderis
Masterscriptie
Promotor Prof. Dr. Dieter Stern
Mei 2016
Kimberly Goderis I
Woord vooraf
Het idee voor het schrijven van de masterthesis ‘Liturgische en religieuze teksten op
berkenbast’ is ontstaan in onderling overleg met mijn promotor Prof. Dr. Dieter Stern. Dit
onderwerp ligt namelijk in de lijn van wat de studenten tijdens het vak ‘Tekst en schriftcultuur
van Slavia Orthodoxa’ hebben behandeld. Binnen dit vak gingen de studenten onder
begeleiding van Prof. Dr. Dieter Stern op zoek naar hapax legomena in berkenbastbrieven.
Hieruit is dan het idee ontstaan om berkenbastbrieven als onderwerp van deze thesis te
nemen.
Tijdens het schrijven van mijn masterthesis heb ik ook hulp en steun gekregen van anderen.
Tot die personen zou ik hier graag een woord van dank richten.
In de eerste plaats wil ik mijn promotor Prof. Dr. Dieter Stern bedanken voor de hulp en
richtlijnen die hij mij heeft gegeven tijdens het schrijfproces van deze paper.
Vervolgens wil ik mijn tweede lezer Prof. Dr. Aleksey Yudin bedanken. Hij heeft mij
geholpen bij het vinden van informatie en bronnen.
Ten slotte bedankt ik ook mijn ouders en familie voor de steun en het nalezen van mijn
paper.
Kimberly Goderis
mei 2016
Kimberly Goderis III
Inhoudstafel
Woord vooraf ............................................................................................................................... I
Inhoudstafel .............................................................................................................................. III
Inleiding ..................................................................................................................................... V
1 Toelichting bij het onderzoek .............................................................................................. 1
2 Lijst met feestdagen – Novgorod № 913 ............................................................................ 2
3 Iconenbestelling of herdenkingsfeest .................................................................................. 5
3.1 Novgorod № 602 – een doorbraak in het onderzoek ................................................. 5
3.2 Namenlijsten van het landgoed ‘A’ ........................................................................... 6
4 Zondenlijst ......................................................................................................................... 17
4.1 Toržok № 17 ............................................................................................................ 17
4.2 Novgorod № 507 ...................................................................................................... 20
5 Berisping of vermaning – Novgorod № 317 ..................................................................... 23
6 Talisman ............................................................................................................................ 25
6.1 Novgorod № 884 ...................................................................................................... 25
6.2 Novgorod № 674 ...................................................................................................... 26
7 Bezwering bij een ziekte ................................................................................................... 29
7.1 Novgorod № 734 ...................................................................................................... 29
7.2 Novgorod № 715 ...................................................................................................... 31
7.3 Novgorod № 930 ...................................................................................................... 32
8 Handleiding voor een eredienst – Novgorod № 727 ......................................................... 34
9 Gebeden, hymnen en psalmen ........................................................................................... 38
9.1 Een psalm – Novgorod № 462 ................................................................................. 38
9.2 Gebeden voor een begrafenisritueel – Novgorod № 652 ......................................... 38
9.3 Een troparion – Novgorod № 916 ............................................................................ 41
9.4 Een zangboekje – Novgorod № 419 ........................................................................ 43
9.5 Een lofzang of gebed – Novgorod № 128 ............................................................... 47
10 Sleutelwoorden voor de zending ....................................................................................... 49
10.1 Novgorod № 906 ...................................................................................................... 49
10.2 Novgorod № 914 ...................................................................................................... 51
IV Kimberly Goderis
Conclusie .................................................................................................................................. 53
Bibliografie .............................................................................................................................. 55
Kimberly Goderis V
Inleiding
Deze masterthesis handelt over Russische berkenbastbrieven (in het Russisch: ‘berestjanye
gramoty’). Deze korte stukken tekst werden neergeschreven op berkenschors in de periode
van de elfde tot de vijftiende eeuw. De meerderheid van deze brieven werd teruggevonden in
de Russisch stad Novgorod, maar er werden ook enkele voorbeelden gevonden op andere
plaatsen in de streek. Deze masterthesis zal zich enkel richten op berkenbastbrieven met een
liturgisch of religieus karakter.
Het is belangrijk om hier op te merken dat in het Nederlands deze teksten worden
aangeduid als ‘berkenbastbrieven’, maar eigenlijk gaat het hier niet om echte ‘brieven’. Vaak
– en zeker bij de religieuze voorbeelden die in deze thesis worden besproken – wordt er geen
zender of geadresseerde vermeld. Van een echte communicatie via brieven is hier dus geen
sprake. Deze teksten moeten eerder gezien worden als een kleine notitie of memoblaadje, die
de auteur of de bezitter van de tekst moet helpen om bepaalde zaken te onthouden.
Mijn onderzoek zal zich beperken tot die berkenbastbrieven, die een religieuze of
liturgische inhoud bevatten en die in de stad Novgorod werden geschreven. Er wordt echter
één uitzondering gemaakt voor brief № 17 uit Toržok, een stad ten noordwesten van de
Russische stad Tver, aangezien de inhoud en het genre van deze tekst perfect past binnen het
kader van dit onderzoek (zie hoofdstuk 4.1). Ook buiten de stad Novgorod en meer bepaald in
Smolensk – een stad ten zuidwesten van Moskou nabij de grens met Wit-Rusland – werden
brieven teruggevonden met een religieuze inhoud, namelijk № 5/7 en № 10. Deze teksten
werden hier niet opgenomen, aangezien ze qua inhoud of genre niets nieuws bijdragen tot dit
onderzoek. Deze berkenbastbrieven bevatten namelijk een namenlijst, net als de vele andere
voorbeelden die in Novgorod werden gevonden (zie hoofdstuk 3.2).
Deze thesis heeft als doel om deze religieuze brieven in detail te bespreken. Hierbij wordt
geprobeerd om de inhoud te identificeren en te interpreteren. Het uiteindelijke doel is om de
inhoud van deze berkenbastbrieven te kaderen in hun middeleeuwse context. Doorheen deze
thesis wordt steeds de volgende werkwijze gebruikt:
Eerst wordt er gestart met een vertaling van de tekst en wordt in het kort geschetst waar het
document werd teruggevonden en wanneer het werd geschreven. Vervolgens wordt er
geprobeerd om de tekst te identificeren. Zo wordt onderzocht of de tekst van deze
berkenbastbrieven werd overgeschreven uit een andere bron, bijvoorbeeld een evangelie,
psalmenboek, enzovoort. Men gaat er hier namelijk van uit dat brieven een eerder
reproductief karakter hebben. Ze vallen dus niet te vergelijken met de meeste andere brieven,
die werden teruggevonden. Deze laatste werden eerder als een brief opgesteld, waardoor het
creatieve aspect van deze teksten veel nadrukkelijker is.
Indien een mogelijke parallel voor deze berkenbastbrieven werd gevonden, wordt
nagegaan of we ook met zekerheid kunnen stellen dat de tekst inderdaad een kopie is van dat
VI Kimberly Goderis
origineel. Indien er geen parallel werk werd gevonden, bijvoorbeeld omdat de tekst te
fragmentarisch is overgeleverd, wordt hier alsnog een poging gedaan om de betekenis van de
berkenbastbrief te achterhalen. Zo kunnen we bijvoorbeeld achterhalen waarom deze tekst
werd opgeschreven. Misschien is ook duidelijk wie de tekst heeft geschreven en welke
speciale bedoelingen de auteur had bij het schrijven van deze tekst. Wou hij bijvoorbeeld de
tekst voor zichzelf gebruiken als een geheugensteun bij een bepaalde ritus of misschien heeft
hij het voor een andere persoon geschreven, bijvoorbeeld als een bestelling voor een icoon?
Ook wordt bij bepaalde gevallen nagegaan waarom deze berkenbastbrieven in hun huidige
vorm werden overgeleverd. Een goed voorbeeld is hier Novgorod № 419, het enige
berkenbastboekje dat ooit werd teruggevonden. Een ander opvallend document is Novgorod
№ 128, waarbij de tekst duidelijk in vier kolommen werd verdeeld.
Bij deze verschillende aspecten wordt stilgestaan in deze masterthesis en er wordt een
poging gedaan om op al deze vragen een antwoord te geven.
Hierbij kunnen we opmerken dat religieuze teksten vaak gemakkelijker te identificeren
zijn, dan gewone brieven. Deze laatste zijn voor buitenstaanders soms moeilijk te
interpreteren omdat men vaak niet de context kent waarin deze brief tot stand kwam. Vaak
gaat het om een onderwerp, waarvan alleen de schrijver en de ontvanger weet hebben. Dit is
niet het geval bij religieuze teksten op berkenbast. Hier is het voor een buitenstaander wel
mogelijk om de tekst te begrijpen, omdat het vaak om een herkenbare tekst gaat, die
afkomstig is uit het religieuze leven en waarvan de middeleeuwse Rus waarschijnlijk al
gehoord heeft. Dit betekent echter niet dat een poging tot identificatie, die in deze thesis wordt
ondernomen, gemakkelijker zal verlopen. Men moet niet vergeten dat deze teksten vele
eeuwen terug werden geschreven en dat de gemeenschappelijke religieuze kennis die men
toen had, volledig is veranderd of zelfs verloren is gegaan.
Deze thesis start met een inleidend hoofdstuk over de manier waarop het archeologisch
onderzoek en de ontdekking van deze berkenbastbrieven is verlopen. Vervolgens worden alle
religieuze en/of liturgische teksten gerangschikt volgens het genre waartoe ze behoren.
Hierbij wordt gestart met een tekst waarin een opsomming van een aantal feestdagen wordt
gegeven (hoofdstuk 2). Het volgende hoofdstuk bespreekt een hele reeks gelijkaardige
teksten, waarop lijsten met namen te lezen staan. Hier wordt nagegaan of deze namenlijsten in
verband kunnen worden gebracht met een bestelling voor een icoon of voor een
heiligenherdenking. Verder komen er nog twee documenten aan bod, waarop de auteur een
lijst van allerlei verschillende zonden heeft neergeschreven. Hier wordt in hoofdstuk 4
nagegaan, wat het mogelijke doel was voor het neerschrijven van dit overzicht. Vervolgens
komt in deel 5 een alleenstaand geval aan bod: de auteur van Novgorod № 317 uitte in zijn
tekst een duidelijke berispring op een andere persoon. Verder geeft hoofdstuk 6 twee
voorbeelden van berkenbastbrieven die als een talisman werden gebruikt. In Novgorod
werden ook enkele gevallen gevonden van een bezwering die zou moeten helpen om een
Kimberly Goderis VII
bepaalde ziekte te vermijden of genezen. Hiervan worden in hoofdstuk 7 drie voorbeelden
gegeven. Een volgend alleenstaand geval vormt Novgorod № 727 uit hoofdstuk 8, dat kan
gezien worden als een geheugensteun, die een priester gebruikte bij een speciale soort
eredienst. Verder worden in hoofdstuk 9 enkele voorbeelden aangehaald van teksten, zoals
gebeden, hymnen en psalmen die mogelijks in een eucharistieviering of bij een ander ritueel
aan bod kunnen komen. Tot slot geeft het tiende deel twee voorbeelden, waarin enkele
sleutelwoorden voor de zending worden gegeven, die aan het einde van een eredienst moeten
worden uitgesproken.
Doorheen deze masterthesis worden de namen van de berkenbastbrieven afgekort. ‘NVG
№ 913’ wijst dus op de tekst met het nummer 913, die in Novgorod werd teruggevonden. Alle
vertalingen in deze thesis zijn eigen vertalingen, tenzij anders vermeld. Bovendien heb ik bij
het vertalen van personennamen geprobeerd om steeds de Nederlandse schrijfwijze te
gebruiken. De Russische variant wordt tussen haakjes naast de Nederlandse vertaling
vermeld, indien deze afwijkt van de Nederlandse spelling.
Kimberly Goderis 1
1 Toelichting bij het onderzoek
De eerste berkenbastbrief werd ontdekt op 26 juli 1951 op het grondgebied van het
middeleeuwse Novgorod. Lange tijd werd vermoed dat deze documenten een overwegend
religieus karakter zouden hebben. Deze bewering werd al gauw ontkracht naarmate er meer
brieven werden teruggevonden. Zo merkte Arcichovskij (Arcichovskij & Borkovskij 1958:
63) op dat van de 136 brieven die tegen het jaar 1958 werden gevonden, er slechts één was
van religieuze aard – namelijk NVG № 128. De andere teksten hadden allemaal een werelds
of seculier karakter. Hierbij moet men wel een kleine kanttekening maken: sommige van deze
berkenbastbrieven zijn te fragmentarisch overgeleverd, om het grondig te kunnen
onderzoeken. Arcichovskij formuleert deze ontdekkingen als volgt: “Ходячие
представления о преимущественно церковном характере древнерусской письменности
уже опровергнуты новгородскими раскопками”1 (Arcichovskij & Borkovskij 1958: 63). In
deze masterthesis worden in totaal 35 brieven uit Novgorod en één brief uit Toržok
besproken.
Bij het opgraven van deze berkenbastbrieven wordt steeds dezelfde manier gehanteerd om
de vindplaats aan te duiden. Eerst wordt namelijk aangeduid op welke opgravingssite
(Russisch: ‘raskop’) een tekst werd teruggevonden. De meeste van de brieven die hier worden
besproken (29 van de 36) werden teruggevonden op de Troickij-opgravingssite. Elk van deze
sites werd opgedeeld in vierkanten die worden aangeduid met een nummer. Van sommige van
deze vierkanten wordt ook vermeld tot welk landgoed of terrrein (Russisch: ‘usad’ba’) ze
behoren. Dit wordt steeds aangeduid met een letter uit het Russische alfabet. Vervolgens werd
bepaald uit welke grondlaag (Russisch: ‘plast’ of ‘jarus’) deze teksten werden opgegraven.
Aan de hand van deze lagen kon dan via stratigrafisch onderzoek vastgesteld worden,
wanneer deze teksten werden geschreven.
1 “De gangbare veronderstellingen over het overwegend religieuze karakter van Oudrussische geschriften werd
ontkracht door de opgravingen in Novgorod.”
2 Kimberly Goderis
2 Lijst met feestdagen – Novgorod № 913
на ржьство цѣ : на въ
звижньє кр ста : лѹ
кы : дьмитрью : кѹ
змы дьмьѧ : миха
ила и гаври : фили
па : врръварѣ : на
рожьство х во : на о
рѣзаньє :
на кр щньє
Vertaling: “Op de Geboortedag van de Moeder Gods; op de Verheffing van het kruis; de
feestdag voor de heilige Lucas (Russisch: Luka); de heilige Demetrius (Dimitrij); de heilige
Cosmas (Kosma) en Damianus (Damian); de heilige Michaël (Michail) en Gabriël (Gavriil);
de heilige Filippus (Filipp), de heilige Barabara (Varvara); op de Geboortedag van Christus;
op de Dag van de Besnijdenis; op de Dag van het Doopsel.”
Berkenbastbrief NVG № 913 werd ontdekt op de opgravingssite ‘Troickij raskop’ (Janin,
Zaliznjak & Gippius 2004: 104), een archeologische site in de Ljudin-wijk (Russisch: ‘Ljudin
konec’) in Novgorod. Daar werd het teruggevonden in het vierkant 1363, ter hoogte van de
zestiende laag op een diepte van 3,15 meter. Deze plaats behoort tot het landgoed, dat wordt
aangeduid met de letter ‘E’. Dit stuk schors is volledig bewaard en heeft een lengte van acht
centimeter en een breedte van 8,2 centimeter (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 105).
Stratigrafisch onderzoek wees uit dat deze tekst werd geschreven in het derde kwart van de
elfde eeuw (Zaliznjak 2004: 281).
Dit stuk schors werd op een speciale manier gesneden. Qua vorm lijkt het namelijk op dat
van een kwart van een cirkel. Janin en Zaliznjak (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 104-105)
merken op dat het handschrift van deze tekst gelijkt op dat van NVG № 906 (zie 10.1) en van
NVG № 912. Ze vertellen er echter niet bij waarom ze precies denken dat deze teksten door
dezelfde auteur werden geschreven. Zelf geven ze ook toe dat deze gelijkenis eerder toevallig
kan zijn. Hieraan kunnen we toevoegen dat het inderdaad mogelijk is dat het hier om dezelfde
auteur gaat, aangezien deze drie teksten ongeveer op hetzelfde moment werden geschreven –
in het derde of vierde kwart van de elfde eeuw. Bovendien werden deze drie teksten ook op
dezelfde plaats teruggevonden – het landgoed ‘E’ van het ‘Troickij raskop’. Dit vormt echter
geen bewijs dat hier dezelfde auteur aan het werk was. Janin en Zaliznjak merken bovendien
ook op dat de auteur van NVG № 913 zeer “nauwkeurig en esthetisch” te werk ging, zelfs op
zo’n manier die te vergelijken is met het overschrijven van kerkelijke geschriften. Volgens
hen (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 105) lijken de uiterlijke kenmerken van deze tekst op
de kalendernotities uit het Ostromirevangelie. Waarom ze dit vermoeden wordt verder
uitgelegd.
Kimberly Goderis 3
Wat de inhoud van NVG № 913 betreft, gaat het hier om een opsomming van enkele
belangrijke religieuze feestdagen en naamdagen van heiligen (Zaliznjak 2004: 281). Meer
specifiek kan gezegd worden dat op dit stuk berkenschors de feesten vermeld staan, die
plaatsvinden in de herfst of het begin van de winter. De volgende Russisch-orthodoxe
feestdagen worden vermeld:
Рождество Богородицы – 8 сентя ря; Воздвиженье Креста – 14 сентя ря; память св.
апостола и евангелиста Луки – 18 октя ря; св. Димитрия Солунского – 26 октя ря; св.
Космы и Дамияна – 1 ноя ря; со ор архангела Михаила […] – 8 ноя ря; память св.
апостола Филиппа – 14 ноя ря; св. Варвары – 4 дека ря; Рождество Христово – 25
дека ря; О резание Господне – 1 января; Крещение – 6 января. (Zaliznjak 2004: 281-282)2
Volgens Zaliznjak en Janin (Zaliznjak 2004: 282; Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 105) zou
deze tekst door een pope geschreven zijn. Aan de hand van deze opsomming kon de pope – of
iemand anders, indien hij het niet voor zichzelf zou geschreven hebben – gemakkelijk
onthouden welke feestdagen een speciale eredienst vereisten. Het blijft natuurlijk altijd gissen
wat de precieze reden voor het neerschrijven van deze tekst was, maar het voorstel van
Zaliznjak en Janin klinkt in elk geval aannemelijk. Er werden wel vaker teksten
teruggevonden, waarin een opsomming wordt gemaakt van bepaalde feestdagen, waarvoor
een speciale eredienst vereist was.
Een voorbeeld hiervan is het Ostromirevangelie, dat halverwege de elfde eeuw werd
geschreven. Zaliznjak en Janin (Zaliznjak 2004: 282; Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 105)
vermoeden bijvoorbeeld dat er duidelijke gelijkenissen te onderscheiden zijn tussen NVG №
913 en dit evangelie. In de tekst van deze berkenbastbrief wordt bijvoorbeeld de naam van de
heilige Demetrius als ‘Дьмитрью’ geschreven. Hierbij zijn de beginletters ‘Дь-’ zeer
opvallend, aangezien men eerder de schijfwijze ‘Димитрью’ zou verwachten. Deze
beginletters treffen we bijvoorbeeld ook aan op bladzijde 272a van het Ostromirevangelie.
Daar staat te lezen: “Мцса то
ж∙ с
стра ста аго Дьмитра| днакта∙ єу
г ма
ѳ∙ гл
ва ∙р s∙”
(Bogdanova 2002: 272a).
Een andere gelijkenis tussen berkenbastbrief NVG № 913 en het Ostromirevangelie,
volgens Zaliznjak en Janin, is het gebruik van de naamvallen van de heiligennamen. Zij
(Zaliznjak 2004: 282; Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 105) merken bijvoorbeeld op dat in
deze kort tekst verschillende naamvallen worden gebruikt. Er is bijvoorbeeld sprake van een
genitief: ‘Лѹкы’ en ‘Михаила’. Maar aan de andere kant wordt hier ook de datief gebruikt:
‘Дьмитрью’. Door het gebruik van deze datief, zien Zaliznjak en Janin hier een duidelijke
gelijkenis met de kalendernotities uit het Ostromirevangelie. Zij geven twee voorbeelden uit
2 “De Geboorte van de Moeder Gods – 8 september; de Verheffing van het Kruis – 14 september; herdenking
van de heilige apostel en evangelist Lucas – 18 oktober; de heilige Demetrius van Thessaloniki – 26 oktober; de
heilige Cosmas en Damianus – 1 november; Kathedraal van de aartsengel Michaël – 8 november; herdenking
van de heilige apostel Filippus – 14 november; de heilige Barbara – 4 december; de Geboorte van Christus – 25
december; de Besnijdenis van de Heer – 1 januari; het Doopsel – 6 januari.”
4 Kimberly Goderis
dit evangelie, waarin ook een dergelijke datief wordt gebruikt. Zo staat op bladzijde 238b:
“стрса ст ыихъ м
чкъ∙ Ку|риякѹ патриархѹ∙ и Зи|новию єпп
сѹ∙ и зиновнѧ| сєстры ѥго∙”
(Bogdanova 2002: 238b) en op bladzijde 242c: “пат ст умѹ∙ Маиминѹ∙| и Гєнадию∙ и
ст ааго григора| новааго чѹдотвоьца∙” (Bogdanova 2002: 242c). In deze voorbeelden is te
zien hoe ‘Ку|риякѹ’, ‘Зи|новию’ en ‘Маиминѹ∙| и Гєнадию’ in de datief staan. Het blijft
natuurlijk de vraag of we omwille van deze twee gelijkenissen – de spelling van de naam
‘Дьмитрью’ en het gebruik van de datief – kunnen vaststellen dat deze berkenbastbrief van
het Ostromirevangelie werd overgeschreven, zoals Zaliznjak en Janin vermoeden. Wat de
tijdsverhouding betreft zou het best kunnen, aangezien dit evangelie voor NVG № 913 werd
geschreven. Maar misschien zijn deze gelijkenissen eerder toevallig: misschien werd in deze
tijd wel vaker een datief gebruikt voor dergelijke gevallen. Duidelijk is wel dat er nog
gelijkenissen zijn met andere evangeliën.
Zo vermelden Zaliznjak en Janin ook enkele gelijkenissen met het Archangel’skoe
evangelie. Zij (Zaliznjak 2004: 282; Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 105) verwijzen hierbij
naar de bladzijden 137b en 138a, waar ze een voorbeeld ontdekten waarin de aartsengelen
Michaël en Gabriël werden vermeld. De regels gaan als volgt: “Мсца то
г∙ въ ∙и ∙ д нь∙ съньмъ
арханг ло|ма Михаилѹ∙ и Гаврилѹ∙ слѹж∙ ѡ||ктѧм рѧ∙ въ ∙и ∙” (Zjeljazkova 2002: 137b-
138a). Niet alleen het samen vermelden van deze engelennamen zien Zaliznjak en Janin als
een gelijkenis met NVG № 913, maar ook de schrijfwijze van de naam Gabriël. Zowel in het
Archangel’skoe evangelie – zie hetzelfde voorbeeld uit bladzijde 137b-138a – als in deze
berkenbastbrief wordt de naam Gabriël als ‘Гаврил’ geschreven. In het Russisch zou men
eerder ‘Гавриил’ verwachten.
Allereerst kan men zich afvragen of de gelijkenissen die Zaliznjak en Janin zien tussen het
Archangel’skoe evangelie en berkenbastbrief NVG № 913 gegrond zijn. Het blijft onzeker of
de auteur van NVG № 913 het evangelie heeft gebruikt bij het neerschreven van deze tekst.
Dit evangelie werd namelijk geschreven in 1092. Via stratigrafisch onderzoek was al
gebleken dat deze berkenbastbrief in het derde kwart van de elfde eeuw werd geschreven. In
principe zou het nog steeds kunnen dat de auteur zich op dit evangelie heeft gebaseerd, maar
dan zou dit zeer kort na het schrijven van dit evangelie gebeurd moeten zijn. Het blijft dus
gissen of dit wel mogelijk is. Bovendien is er nog een ander evangelie waaraan deze tekst
verwant is, namelijk het Ostromirevangelie. Maar ook hier kunnen we ons de vraag stellen of
dit evangelie als basis voor deze tekst werd gebruikt. Dit zou best het geval kunnen zijn, maar
misschien heeft de auteur deze opsomming gewoon uit het hoofd opgeschreven. Als het klopt
wat Zaliznjak en Janin beweren en deze tekst wel degelijk door een pope werd geschreven, is
het best mogelijk dat hij deze opsomming uit het hoofd kent. Als dit het geval is, kan men
vervolgens aannemen dat de pope deze tekst voor iemand anders heeft geschreven, aangezien
hij deze feestdagen zelf uit het hoofd kent.
Kimberly Goderis 5
3 Iconenbestelling of herdenkingsfeest
3.1 Novgorod № 602 – een doorbraak in het onderzoek
димитриѧ хрьстинȣ а на дрȣгои євана мариє : а на трєтиєи євана
а цєтвьртои сьмьона
Vertaling: “Demetrius (Russisch: Dimitrij), Christina. En op de tweede Johannes (Russisch:
Ioann; of Ivan) en Maria. En op de derde Johannes (Ioann; of Ivan). En op de vierde Simeon.”
Deze berkenbastbrief werd gevonden op het terrein ‘A’ van de Troickij-opgravingssite in
Novgorod (Janin & Zaliznjak 1986: 65). Daar werd het aangetroffen in het vierkant 470 op
een diepte van 3,03 meter. Het stuk schors heeft een smalle, langwerpige vorm en heeft een
formaat van 45,4 centimeter op 2,5 centimeter. Na stratigrafisch onderzoek werd vastgesteld
dat deze tekst aan het einde van de twaalfde eeuw werd geschreven (Janin & Zaliznjak 1986:
65). Volgens Zaliznjak (2004: 348) dateert deze tekst uit de periode tussen de jaren twintig en
de jaren vijftig van de twaalfde eeuw.
Dit stuk schors werd ontdekt op het landgoed, waar vroeger de priester en iconenschilder
Olisej Grečin (Olisej de Griek) zou gewoond hebben. Hij zou een iconenschilder zijn geweest,
die leefde aan het einde van de twaalfde en het begin van de dertiende eeuw. Het lijkt
vervolgens vanzelfsprekend om deze tekst te identificeren als een bestelling voor een icoon.
Het wordt namelijk zeer duidelijk in de tekst weergegeven dat de auteur vier iconen wil
bestellen en welke heilige figuren er op moesten geschilderd worden. Echter is het niet zeker
welke heilige met de naam ‘євана’ bedoeld wordt. Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 66)
vermoedt dat het hier om de heilige Ivan gaat. Volgens Zaliznjak (2004: 348) gaat het hier om
de heilige Johannes (Russisch: ‘Ioann’). Opvallend is ook dat in deze korte tekst verschillende
naamvallen worden gebruikt om deze heiligennamen aan te duiden. De eerste twee namen –
‘димитриѧ хрьстинȣ’ – staan in de accusatief en de andere in de genitief. Zaliznjak (Janin &
Zaliznjak 1986: 215) vermoedt dat dit komt omdat bij het eerste deel van de tekst de
imperatief ‘напиши’ (schilder) in gedachten moet gehouden worden, waarna een lijdend
voorwerp in de accusatief moet volgen. Bij de andere namen heeft de auteur de woorden
‘напиши лик’ (schilder een icoon van…) of gewoon ‘лик’ (een icoon van…) in gedachten
gehad, waarna een genitief moet volgen.
Op het eerste zicht lijkt deze berkenbastbrief niet bijzonder interessant. De ontdekking van
NVG № 602 heeft echter wel voor een doorbraak gezorgd voor het identificeren van andere
berkenbastbrieven. Twee elementen – de vindplaats en het vermelden in deze tekst van “op de
tweede... Op de derde…” – zorgen ervoor dat we vrijwel zeker kunnen zijn dat het hier om
een iconenbestelling gaat. Er werden bovendien nog andere berkenbastbrieven met een
gelijkaardige namenlijst op dit terrein teruggevonden. Eerst dacht men dat dit om een
opsomming ging van herdenkingsfeesten of herdenkingsmissen, maar de ontdekking van
6 Kimberly Goderis
NVG № 602 zorgt ervoor dat voor de andere teksten ook een nieuwe mogelijke interpretatie
kan gegeven worden.
3.2 Namenlijsten van het landgoed ‘A’
In dit deel worden de berkenbastbrieven onderzocht, waarvan men eerder vermoedde dat het
namen voor een herdenkingsfeest waren. Hier zal nagegaan worden of met zekerheid kan
gezegd worden dat het hier om een iconenbestelling gaat of dat er nog steeds twee mogelijke
interpretaties overblijven. Net zoals NVG № 602 werden alle berkenbastbrieven, die
hieronder beschreven worden, gevonden op de Troickij-opgravingssite. Allen werden ze
ontdekt op het terrein, dat wordt aangeduid met de letter ‘A’. Dit landgoed ligt in de Ljudin-
wijk en zou toebehoord hebben aan de iconenschilder en priester Olisej Grečin (Janin 1998:
289). De plek is gelegen op de hoek van de Probojnaja-straat en de Černicynaja-straat (Janin
1998: 287).
De volgende berkenbastbrieven werden aangetroffen in de dertiende tot zestiende laag van
dit terrein. Van deze documenten worden de afmetingen en de specifieke vindplaats – het
nummer van het vierkant en de diepte – hier niet in detail besproken. Dit zou tot een te
uitgebreide bespreking van deze korte stukken tekst leiden. Alle teksten die hierna volgen,
werden aan het eind van de twaalfde eeuw of op de grens van de twaalfde en dertiende eeuw
geschreven.
Novgorod № 504:
ом ∙ тимо
лариѧна ∙ о(…)
ск(…)ь ∙ оньн
Vertaling: “Thomas (Russisch: Foma), Timeoteüs (Timofej), Hilarion (Ilarion), Alexius
(Aleksij)…”
Volgens Arcichovskij en Janin (1978: 100) is deze tekst volledig bewaard gebleven.
Zaliznjak (Janin & Zaliznjak 1986: 212) beweert echter dat deze woorden slechts een deel
vormen en dat aan de rechterkant een stuk van de tekst ontbreekt. In deze korte tekst worden
enkele namen vermeld. De naam ‘ ом’ verwijst naar de apostel Thomas, ‘тимо ’ naar de
heilige Timoteüs, ‘лариѧна’ naar de heilige Hilarion. De letters ‘о…|ск…ь’ blijven
twijfelachtig, maar waarschijnlijk wordt ‘олеск’ bedoeld, de heilige Alexius. De namen
zouden kunnen verwijzen naar deze heiligen of hun naamdag. Er valt echter geen onderlinge
gelijkenis te bespeuren tussen deze heiligen. Hun feestdagen vallen respectievelijk op de
zondag na Pasen, in de maand januari, oktober en maart. Het lijkt dus onwaarschijnlijk dat
NVG № 504 geschreven werd als herinnering aan een bepaalde naamdag.
Kimberly Goderis 7
Arcichovskij en Janin (1978: 101) voegen er nog aan toe dat deze namen misschien niet
verwijzen naar heiligen, maar naar gewone burgers met dezelfde naam. Misschien diende
NVG № 504 dan als herinnering voor de priester, wanneer hij de overlijdensberichten
meedeelt tijdens een eredienst. Dit is natuurlijk een mogelijkheid. Het zou echter ook kunnen
dat deze tekst een bestelling was voor een icoon. We kunnen het dus niet met zekerheid
vaststellen.
Novgorod № 506:
+ пєтрє : євана : маримиѧна : ѧна :
гєорєгиѧ : єдорь прокопиѧ
оводокиѧ єв[а]на ∙ рожво
єоу[п]...
Vertaling: “Petrus (Russisch: Pëtr) – Johannes (Ioann). Mariamne (Mariamna), Anna – Joris
(Georgij). Theodorus (Feodor) – Procopius (Prokopij). Eudokia (Evdokija) – de geboorte van
Johannes (Ioann)…”
Van dit document zijn niet alle letters bewaard gebleven: het onderste deel is namelijk
verdwenen. Arcichovskij en Janin (1978: 101) merken hier op dat de namen in een paar zijn
gegroepeerd, waarvan de eerste steeds in de nominatief staat en de tweede in de genitief. Zo
zijn er in totaal vier paren te onderscheiden. Bij het laatste paar wordt echter geen naam
vermeld, maar een naam van een religieuze feestdag of kerk: de geboorte van Johannes.
Hierdoor besluiten Arcichovskij & Janin dat het in de andere paren ook over een kerk gaat.
Zij schrijven:
Церкви с этими названиями существовали в Новгороде ко времени написания
пу ликуемой грамоты. В 1881 г. ыли заново сооружены деревянные церкви Ивана
Предтечи (Ивана Ишкова) и Георгия на Лу янице. Еще в 1128 г. ыла выстроена в камне
церковь Рождества Ивана Предтечи на Опоках. О времени сооружения сохранившейся в
варианте XVI в. каменной церкви Прокопия на Дворище источники не соо щаеют.
Первое известие о ней относится к 1311 г., когда соо щается о ее пожаре. Значит, по
крайней мере к началу XIV в. она уже существовала. (Arcichovskij & Janin 1978: 101-103)3
De redenering van Arcichovskij en Janin lijkt aannemelijk aangezien deze vier kerken wel
degelijk bestaan zouden hebben in de streek van Novgorod. De vraag is dan natuurlijk wat de
andere namen – ‘пєтрє’, ‘маримиѧна : ѧна’, ‘ єдорь’ en ‘оводокиѧ’ – hier betekenen.
Arcichovskij en Janin (1978: 103) vermoeden dat het hier om een lijst gaat, die voor de clerus
3 “Kerken met deze namen bestonden in Novgorod nog voor deze berkenbastbrief geschreven werd. In 1181
werden de houten kerken van Johannes de Doper (Russisch: Ioann Predteča) en van de heilige Joris-op-
Lubjanica (Russisch: Georgij) opnieuw herbouwd. In 1128 werd de stenen kerk van de Geboorte van Johannes
de Doper op Opoki gebouwd. Over de tijd, waarin de stenen kerk van Prokopij-op-Dvorišča werd gebouwd en
waarvan nu alleen de veertiende-eeuwse versie is overgebleven, zwijgen de bronnen. De eerste berichten over
deze kerk komen uit 1311, wanneer de brand in deze kerk werd vermeld. Dit betekent dat ze tenminste tegen het
begin van de veertiende eeuw al bestond.”
8 Kimberly Goderis
bedoeld was en waarop stond aangegeven wie de koster, misdienaar of andere
verantwoordelijke was voor een bepaalde kerk.
Hegoumen4 Makarij Veretennikov (1983: 313) haalt een andere mogelijke verklaring aan
voor NVG № 506. Zo beweert hij dat de naamdag van Petrus op 1 februari valt, die van
Mariamne op 17 februari, die van Anna op 3 februari en die van Theodorus op 8 of 22
februari. De naamdag van Eudokia valt ten slotte op 1 maart. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat
in deze tekst de tweede naam van het paar – ‘євана’, ‘гєорєгиѧ’ en ‘прокопиѧ’ – steeds wijst
op de persoon die verantwoordelijk is voor een bepaalde feestdag. Het blijft dan echter
onduidelijk wie de verantwoordelijke zou zijn voor de naamdag van Eudokia: naast haar naam
staat alleen “de Geboorte van Johannes”. Hegoumen Makarij (1983: 313) is daarom zelf niet
helemaal overtuigt van deze interpretatie. Zelf denkt hij dat het eerder om een
iconenbestelling gaat, waarbij de naam van de bestellers naast de heiligen geschreven staan.
Misschien kan tot slot een andere interpretatie gegeven worden, door de ideeën van
Arcichovskij, Janin en hegoumen Makarij samen te voegen. Misschien wijst het eerste woord
uit een paar wel degelijk op een naamdag van een heilige – zoals Hegoumen Makarij beweert.
Vervolgens wordt met het tweede woord aangeduid in welke kerk deze feestdag zal
plaatsvinden.
Novgorod № 508:
Voorzijde: Ommezijde:
иоси ъ ∙ онѹ ри ѡ : милостиви [а]настиѧ дємитрє павєло
со иѧ ∙ єдосиѧ ∙ ȣлиѧна ∙ пєла оводокиѧ о имию
гиѧ ∙ гюрьги миро а
Vertaling voorzijde: “Aan Jozef (Russisch: Iosif) en Onufrius (Onufrij), breng genade over
deze personen5: (Anastasia), Sophia (Sofija), Theodosia (Feodosija), Ulijana, Pelagia
(Pelagija).” Vertaling ommezijde: “Demetrius (Dimitrij), Paulus (Pavel), Eudokia (Evdokija),
Euphemia (Evfimija), Joris (Georgij), Mirofa.”
Dit stuk schors werd aan beide zijden beschreven, maar het gaat wel om twee verschillende
handschriften (Zaliznjak 2004: 466). Over de eerste woorden van deze tekst zijn de meningen
verdeeld. Arcichovskij en Janin (1978: 103-104) lezen de eerste regel als: “иоси ъ ∙
онѹ риѡ : милостиви на сиѧ”. Zij merken bovendien op dat de naamdagen van de heilige
Jozef en de heilige Onufrius op dezelfde dag vallen: 4 januari. Op die dag zou het de
gewoonte geweest zijn – zo beweren zij – dat aan de priester een notitie werd gegeven met
een gebed dat gericht werd aan deze twee heiligen. Hiermee vroeg de priester hun genade
voor de groep pelgrims, waarvan de namen in deze tekst zijn weergegeven. Volgens deze
4 Het woord hegoumen (in het Russisch: ‘igumen’) is een titel om de abt van een Oosters-orthodox klooster aan
te duiden. 5 Hier zijn meerdere taalvarianten mogelijk, zie verder.
Kimberly Goderis 9
redenering kan de eerste regel vertaald worden als “Aan Jozef en Onufrius, breng genade over
deze personen”.
Volgens Zaliznjak (Janin & Zaliznjak 1986: 212) moet de eerste zin als volgt gelezen
worden: “иоси ъ ∙ онѹ ри ѿ : милостиви на сиѧ”. Hij denkt dat na deze twee namen het
woord ‘ѿ’ of ‘отцы’ gelezen moet worden. Voor de laatste vier letters vindt hij geen
verklaring die hem bevalt en dus houdt hij het maar bij ‘на сиѧ’. De vertaling voor zijn
interpretatie luidt dan: “Aan Jozef en Onufrius, de vaders van de genade over deze personen:
…”.
Zaliznjak gaf later een andere interpretatie voor deze regel. Hij las het als volgt: “иоси ъ ∙
онѹ ри ѡ : милостиви [а]настиѧ” (Janin & Zaliznjak 1993: 175; Zaliznjak 2004: 466).
Volgens hem worden hier dus drie heiligen vermeld: Jozef, Onufrius en Johannes (hier in een
afkorting: ‘ ѡ’). Het laatste woord van deze regel ziet Zaliznjak als de eerste naam van een
pelgrim “[а]настиѧ” (Anastasia), waarvan hij vermoedt dat de auteur enkele letters vergeten
is. De vertaling van deze interpretatie gaat dan zo: “Aan Jozef, Onufrius en Johannes. Breng
genade over Anastasia, …”.
Hoewel er meerdere interpretaties voor deze berkenbastbrief mogelijk zijn, kunnen we wel
besluiten dat de kans groot is dat het hier om een namenlijst in verband met een herdenking
gaat, namelijk het herdenkingsfeest van Jozef en Onufrius (en Johannes). De kans dat het hier
om een iconenbestelling gaat, is dus nagenoeg uitgesloten.
Novgorod № 522:
пр сємь хр мих о спири мариѧ г
о м- ьс вр (д)оно
ко ти о
пи на
и
Vertaling: “Procopius (Russisch: Prokopij), Simeon, Christina, Michaël (Michail), Fovro (of
Flor), Spiridon, Maria, 3 maal.”
Deze berkenbastbrief werd volledig bewaard, alleen in het midden van dit stuk schors zit
een kleine scheur, waardoor niet alle letters duidelijk te onderscheiden zijn. De tekst bevat
zeven namen die verticaal werden geschreven. Volgens Arcichovskij en Janin (1978: 122)
moet de laatste letter ‘г ’ als een cijfer drie gezien worden. Zij gaan er namelijk van uit dat
deze tekst werd gebruikt bij een heiligenherdenking, waarbij de naam van de Moeder Gods
driemaal herhaald moest worden. Bovendien is de zesde naam volgens hen ‘флор’
(Nederlands: Florus). Volgens Zaliznjak (2004: 466) gaat het hier om de naam ‘фовро’.
Eve Levin (1997: 138) vermoedt echter dat NVG № 522 voor andere doeleinden werd
geschreven. Volgens haar werd deze tekst geschreven door iemand die een icoon wou
bestellen. De manier waarop deze namen geschreven werden – verticaal –, toont duidelijk hoe
de besteller een bepaalde tekst op het icoon wil geschilderd zien. Deze interpretatie van Levin
10 Kimberly Goderis
lijkt hier het meest voor de hand liggend. Het komt wel vaker voor dat letters op dergelijke
manier op een icoon worden geschilderd. Bovendien kunnen we ons de vraag stellen waarom
iemand de namen zo zou schrijven als het om een herdenkingsfeest gaat, zoals Arcichovskij
en Janin beweren.
Novgorod № 523:
... ѣ ∙ хрьстина ...
Vertaling: “... Christina…”
Deze berkenbastbrief bevat slechts één woord en twee letters. Volgens Arcichovskij en
Janin (1978: 122) gaat het hier om hetzelfde handschrift als van NVG № 522. Vermoed wordt
dat hier de naam van een heilige vermeld wordt. Zeker kunnen we daar niet van zijn,
aangezien deze bron te kort is om hem te kunnen interpreteren. Men kan dus ook niet bepalen
wat het doel van deze tekst geweest zou zijn.
Novgorod № 541:
...вано мариѧ
... мє одиѧ
... онотони
Vertaling: “… Johannes (Russisch: Ioann), Maria, … Methodia (Mefodija), ... Antonius
(Antonij; of Antonina).”
Van dit stuk berkenschors is alleen de rechterhelft overgebleven. Ook hier gaat het
vermoedelijk om heiligennamen. Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 14) voegt er echter aan toe
dat er volgens hem geen vrouwelijke heilige bestaat met de naam ‘мє одиѧ’. Volgens hem is
het ook niet duidelijk wie met de laatste naam bedoeld wordt. Zo zou het kunnen gaan om de
mannelijke heilige Antonius of de vrouwelijke heilige Antonina.
Novgorod № 542:
манѹила
климѧ
о ам …
ѧна со иѧ
настасиѧ
Vertaling: “Manuël (Russisch: Manuil), Clemens (Kliment), en Milana (of amen: zie verder),
Sophia (Sofija), Anastasia (Anastasija).”
Waarschijnlijk gaat het hier om hetzelfde handschrift als dat van berkenbastbrief NVG №
541. De letters van de derde regel zijn niet duidelijk te lezen omwille van een scheur in het
stuk schors. Aanvankelijk werd gedacht dat daar het woord ‘амин’ (amen) stond, maar
Kimberly Goderis 11
volgens Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 15) moet dit samen met de eerste letters van de
volgende regel, gelezen worden als ‘а М лѧна’. Volgens Orel en Kulik (1995: 389) moet de
letter ‘o’ als een ‘д’ gelezen worden. Zij stellen dus de vorm ‘дамиѧ|<ѧ>на’ voor, waarbij de
auteur de letter ‘ѧ’ tweemaal zou geschreven hebben en de letter ‘ ’ vervangen wordt door een
‘и’.
Waarschijnlijk werd NVG № 542 geschreven om bepaalde feest- of herdenkingsdagen aan
te duiden. Zo merkt Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 15) bijvoorbeeld op dat de naamdagen
van de heilige Manuël en Clemens of op dezelfde dag worden gevierd – op 17 juni – of op
opeenvolgende dagen – respectievelijk 22 en 23 januari. Janins idee lijkt natuurlijk
aanvaardbaar, maar dan kan men zich de vraag stellen, hoe de andere namen geïnterpreteerd
moeten worden. Het idee dat het hier om een iconenbestelling gaat is dus nog steeds mogelijk.
Novgorod № 544:
павла : климєнта
спиридона олєксу
Vertaling: “Paulus (Russisch: Pavel), Clemens (Kliment), Spiridon, Alexius (Aleksij).”
Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 16; Janin 1998: 289) merkt op dat de feestdagen van de
heilige Paulus en Clemens op dezelfde dag worden gevierd: 10 september. Hier spreekt Janin
zichzelf tegen, want bij NVG № 542 beweerde hij al dat de heilige Clemens op 17 juni of op
23 januari wordt gevierd. Het kan natuurlijk ook zijn dat het hier om twee verschillende
heiligen gaat. Bovendien voegt hij er nog aan toe dat de feestdagen van de heilige Spiridon en
Alexius ook op dezelfde dag vallen: 28 september. Als deze data kloppen, zou het kunnen dat
NVG № 544 verwijst naar herdenkingsfeesten, beide feestdagen vallen immers in de maand
september. Dit bewijst echter niet dat het hier niet alsnog over een iconenbestelling zou
kunnen gaan.
Novgorod № 545:
гєргь ириниѧ ∙ маро у ∙ маро у ∙ стє ана ∙ оврониѧ ∙
романа ∙ ма ро∙ у
Vertaling: “Joris (Russisch: Georgij) – Irene (Irina), Marta (Marfa), Marta, Stefanus (Stefan).
Fevronija – Romanus (Roman), Marta.”
De namen ‘гєргь’ (Joris) en ‘ оврониѧ’ (Fevronija) werden in de nominatief geschreven,
de andere in de accusatief. De naam van de heilige Marta wordt driemaal herhaald, bij de
laatste keer wordt deze naam zelf in twee delen gesplitst door een punt en werd er een ‘titlo’
boven geschreven. Volgens Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 17) zou de auteur dit gedaan
hebben om het meer op de Griekse uitdrukking ‘МНТНР ΘΕΟΥ’ (Moeder van God) te laten
lijken. Het woord ‘MHTHP’ werd vervolgens afgekort tot ‘ма ро’. Volgens Ivanov (1969:
12 Kimberly Goderis
280) lijkt deze vorm sterk op de Russische uitspraak van dit Griekse woord. Janin (Janin &
Zaliznjak 1986: 17) merkt bovendien nog op dat de feestdagen van de heilige Joris en
Fevronija op opeenvolgende dagen vallen: 23 en 24 augustus. Volgens Janin zou 23 augustus
ook de feestdag van het Ontslapen van de Moeder Gods (Russisch: ‘Успение Богородицы’)
zijn. Verder blijft het onduidelijk of NVG № 545 een iconenbestelling is of een notitie voor
een herdenkingsfeest.
Novgorod № 551:
григории : и настасию : а...
ѥвана : гєргѧ : прокопи[ю : с]м[ь]она
марию : катьриноу :
Vertaling: “Gregorius (Russisch: Grigorij) – en Aastasia (Anastasija), A…, Johannes (Ioann), Joris
(Georgij), Procopius (Prokopij), Simeon, Maria, Catharina (Ekaterina).”
Van dit stuk schors is de rechterbovenhoek niet bewaard gebleven, waardoor niet alle
letters aan het einde van de eerste en tweede regel duidelijk gelezen kunnen worden. De eerste
naam ‘григории’ staat in de nominatief, de andere in de accusatief. Uit de tekst zelf kunnen
we geen elementen halen die erop kunnen wijzen dat NVG № 551 als een iconenbestelling of
een notitie voor een herdenkingsfeest zou gebruikt zijn. Beide opties zijn dus nog mogelijk.
Novgorod № 553:
Voorzijde: Ommezijde:
лѹка ѧ гр с хс за
ѡ кюрил[о] н и є ха
стє ано а г д ри
со мариѧ ∙ о о и
иѧ мариѧ р с
ма :и и
ну васил...
ила ѡ + а ...
мариѧ ѧ ∙ д...
єларь и…
Vertaling voorzijde: “Sophia (Russisch: Sofija), Manuël (Manuil), Maria, Florus (Flor). Lucas
(Luka), Johannes (Ioann), Cyrillus (Kirill), Stefanus (Stefan), Maria, Maria, Basilius (Vasilij),
Johannes, Af…, D…, I…” Vertaling ommezijde: “Anna, Gregorius (Grigorij), Jezus (Iisus),
Theodosius (Feodosij), Zacharias (Zacharija).”
De namen ‘со иѧ’ en ‘мануила’ werden omcirkeld, waardoor ze worden gescheiden van
de andere namen. Opvallend is ook dat op de ommezijde alle namen verticaal werden
geschreven en de naam van Jezus niet. We hebben al eerder gezien bij NVG № 522 dat de
namen ook verticaal werden geschreven, waarschijnlijk om een iconenopschrift aan te duiden.
Vermoedelijk is dit hier ook het geval. De reden dat de naam van Jezus horizontaal
Kimberly Goderis 13
geschreven werd, is misschien omdat Jezus zelf uitgebeeld zou moeten worden in het midden
van het icoon. Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 27) denkt zelf te weten wie deze vier andere
personen dan precies zijn, ze zouden namelijk alle vier uit de streek van Novgorod komen. Zo
zou Anna de abdis zijn geweest van het Varvarinklooster, dat grensde aan het landgoed van
Olisej Grečin. Zacharias zou in de tweede helft van de twaalfde eeuw twee keer verkozen zijn
tot ‘posadnik’ van Novgorod. Bovendien zou Anna de vrouw geweest zijn van deze
‘posadnik’, zij zou dan kort voor of kort na zijn dood tot abdis zijn verkozen. Gregorius zou
dan weer de kloosternaam zijn van de aartsbisschop van Novgorod, die eigenlijk Gabriël
(Russisch: Gavriil) heet. Hij was bisschop in de periode van 1186-1193, dus op het moment
dat Anna en Zacharias geleefd hebben (Janin & Zaliznjak 1986: 27). Volgens Janin zou de
naam Theodosius verwijzen naar Feodosij Pečerskij, de grondlegger voor het kloosterleven in
Rusland. Janin vermoedt dus dat de manier waarop de namen bij NVG № 553 werden
geschreven, toont hoe het bestelde icoon er zou moeten uitzien. Hierbij kunnen we een
parallel voorbeeld aanhalen, dat werd gevonden in Novgorod nabij de Il’inaja straat en dat in
de elfde of twaalfde eeuw geschreven zou zijn (Arcichovskij 1973: 199-202). Hier werd het
blad met lijnen in vier delen verdeeld. Net als bij NVG № 553 werd op een visuele manier
duidelijk gemaakt welke heilige op welke plaats moest worden afgebeeld. Linksboven stond
bijvoorbeeld “Исуса ту написить” (schilder hier Jezus), rechtsboven stond dan
“Богородицу” (Moeder Gods) en zo verder (Arcichovskij 1973: 199-202).
Novgorod № 554:
огри ии хръстина
къстанти...
Vertaling: “Ogrifij (of Agrippa), Christina, Constantijn (Russisch: Kostantin)…”
Bij deze berkenbastbrief is het laatste deel van de tweede regel verloren gegaan. Volgens
Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 28) komen deze namen voor in christelijk menologia6, behalve
de eerste naam ‘огри ии’. Janin beweert vervolgens dat deze naam moet geïnterpreteerd
worden als ‘Agrippa’, een heiligennaam die wel in deze menologia voorkomt. Hij vertelt er
echter niet bij waarom hij precies voor deze verandering kiest. Zaliznjak (Janin & Zaliznjak
1986: 215) geeft wel een mogelijke verklaring: volgens hem gaat het hier om een
hypercorrectie. In plaats van ‘огри ии’ bedoelde de auteur eigenlijk ‘Огрипа’ (Agrippa). De
letter ‘п’ werd hier dus vervangen door een ‘ ’, een letter die eerder bij de schrijftaal
thuishoort. NVG № 554 bevat drie namen, maar verder is het niet duidelijk waarvoor deze
tekst gebruikt werd. Het kan hier gaan om zowel een iconenbestelling als om een notitie bij
een herdenkingsfeest.
6 Een menologium is een verzamelwerk waarin alle liturgische teksten zijn gebundeld die gebruikt worden
tijdens de eredienst van één bepaalde maand.
14 Kimberly Goderis
Novgorod № 555:
...-иѧ
катьрина
Vertaling: “…fija, Catharina (Russisch: Ekaterina).”
Van dit document is alleen het laatste deel bewaard. Net voor de letter ‘иѧ’ is nog een
streepje zichtbaar, waarschijnlijk een deel van de letter ‘ .’ Vermoedelijk zou daar dus een
naam hebben gestaan die eindigt op ‘ иѧ’. Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 28) geeft enkele
mogelijkheden: Agafija, Anfija, Apfija, Evanfija, Sofija.
Ook hier worden alleen namen opgesomd. Het blijft dus moeilijk om te achterhalen wat het
eigenlijk doel van NVG № 555 is geweest.
Novgorod № 557:
... и настасьѧ
Vertaling: “… Anastasia (Russisch: Anastasija).”
Van deze tekst zijn alleen de laatste letters bewaard. Wat er voor de naam Anastasia zou
gestaan hebben, blijft onduidelijk. Waarschijnlijk gaat het ook hier weer over een opsomming
van een aantal namen die of als een iconenbestelling of als een herdenkingsfeest
geïnterpreteerd kunnen worden.
Novgorod № 559:
[ъ]ворониѧ настасиѧ
прокопиï єодоро гьорьгиï
Vertaling: “Fevronija, Anastasia (Russisch: Anastastija), Procopius (Prokopij), Theodorus
(Feodor), Joris (Georgij).”
Van deze berkenbastbrief zijn slechts de laatste twee regels bewaard. De tekst bevat vijf
namen en verder niets. Het blijft dus zeer moeilijk om te bepalen wat het doel van deze
namenlijst was. Wat er voor deze twee regels geschreven werd, is verloren gegaan en kan ons
dus niet verder helpen bij het identificeren van deze bron. Als men er hier vanuit zou gaan dat
dit namen van heiligen zijn, dan worden hier waarschijnlijk de twee vrouwelijke heilige
Fevronija en Anastasia en de mannelijke heiligen Procopius, Theodorus en Joris bedoeld. Het
zou natuurlijk ook kunnen dat dit namen zijn van gewone mensen en dat dit dan gebruikt
werd als een lijst voor een herdenkingsplechtigheid. Anderzijds is het misschien ook een
mogelijkheid dat deze namen op een icoon weergegeven moesten worden, omdat dit
bijvoorbeeld de opdrachtgevers van de bestelling waren.
Kimberly Goderis 15
Novgorod № 560:
+ [ єкла к]ѹра иєвана олькъсѹ єдора
хръстинѹ мариѧ онѹсию о имєю
варъварѹ ъвърънию окѹлина
настасиѧ
Vertaling: “Fekla – Kuro, Johannes (Russisch: Ioann), Alexius (Aleksij), Theodorus (Feodor),
Christina. Maria – Onisija, Euphemia (Evfimija), Barbara (Varvara), Fevronija. Aquilina
(Akilina) – Anastasia (Anastasija).”
Het document is nagenoeg volledig bewaard gebleven. Enkel van de letters op de eerste
regel is het bovenste deel niet zichtbaar, maar die werden gereconstrueerd aan de hand van de
schriftkenmerken van de letters op de ander regels (Janin & Zaliznjak 1986: 31). Ook in deze
tekst werden de namen in verschillende naamvallen geschreven. De namen ‘ єкла’, ‘мариѧ’
en ‘окѹлина’ staan in de nominatief en de andere in de accusatief. Janin (Janin & Zaliznjak
1986: 31) en Zaliznjak (2004: 349) beweren dat deze naamvallen erop wijzen dat deze drie
personen de bestellers zijn van een icoon. De andere namen zijn vervolgens de personen die
zij op deze iconen geschilderd willen zien. Hiervoor wordt dan de accusatief gebruikt en moet
het woord ‘написать’ (schilderen) erbij gedacht worden. Als deze namenlijst echter te maken
heeft met een herdenkingsplechtigheid, zoals men eerder dacht, dan moet het woord
‘помянуть’ (herdenken) erbij gedacht worden. Dan zijn Fekla, Maria en Aquilina de personen
die een herdenkingsmis aanvragen voor de personen, van wie de naam in de accusatief staat.
Volgens Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 31) kan de naam ‘настасиѧ’ ook als een nominatief
gezien worden, waardoor deze persoon dus ook een besteller is van een icoon of
herdenkingsplechtigheid. In principe zou Janin hier wel gelijk kunnen hebben, maar het zou
logischer zijn als deze naam hier gewoon als een accusatief gezien wordt. Anders betekent dit
dat zowel ‘окѹлина’ als ‘настасиѧ’ geen lijdend voorwerp bij zich dragen, waardoor het
onduidelijk blijft wat in deze zin dan bedoeld wordt. Ook bij NVG № 560 is het dus
twijfelachtig of het hier om een iconenbestelling of om een bestelling voor een
herdenkingsfeest gaat.
Novgorod № 561:
пѧньтєлѣь
ильѧ [в]арвара
Vertaling: “Pantaleon (Russisch: Panteleimon), Elia (Ilija), Barbara (Varvara).”
Van deze berkenbastbrief zijn enkele letters verloren gegaan. In de tekst worden drie
namen vermeld, bovendien zijn het ook heiligennamen: de heilige Pantaleon, Ilija (of
misschien de profeet Elia) en de heilige Barbara. Ook hier is het moeilijk om na te gaan wat
het doel van deze berkenbastbrief precies was. Misschien kan er een overeenkomst gevonden
worden tussen deze drie figuren. Al snel blijkt dat dit niet veel oplevert. De naamdag van
16 Kimberly Goderis
Pantaleon valt op 27 juli en die van de heilige Barbara op 4 december. Pantaleon is de
patroonheilige van de artsen en vroedvrouwen en Barbara is de patrones van de gevaarlijke
beroepen, zoals brandweermannen, mijnwerkers, enz. Van de heilige Ilija is het moeilijk te
bepalen wat zijn naamdag is of waarvan hij de patroonheilige is, er bestaan namelijk
verschillende heilige figuren met deze naam. Aangezien deze heiligen nagenoeg niks met
elkaar gemeen hebben, is het dus bijna zo goed als uitgesloten dat NVG № 561 werd
geschreven om een herdenkingsfeest of naamfeest aan te duiden. De optie dat het hier om een
iconenbestelling gaat lijkt dan ook iets meer voor de hand liggend.
Novgorod № 595:
настасѧѧ настасьѧ мар а марьѧ ѧна ьдосѧ
сьмьна ильѧ
Vertaling: “Anastasia (Russisch: Anastasija) – Anastasia, Marta (Marfa), Maria, Anna,
Theodosia (Feodosija). Simeon – Elia (Ilija).”
De namen ‘настасѧѧ’ en ‘сьмьна’ werden in de nominatief geschreven, de andere in de
accusatief. Janin (Janin & Zaliznjak 1986: 58) vermoedt dat NVG № 595 moet
geïnterpreteerd worden als een iconenbestelling. Een persoon met de naam Anastasia bestelde
een icoon van haar eigen beschermheilige, de heilige Anastasia. Op datzelfde icoon moest ook
de heilige Marta, Maria, Anna en Theodosia afgebeeld worden. Simeon bestelde een icoon
waarop de profeet Elia geschilderd moest worden. Dit voorstel lijkt enigszins aannemelijk,
maar het is nog steeds niet uitgesloten dat het hier niet alsnog over een notitie voor een
herdenkingsfeest kan gaan.
Kimberly Goderis 17
4 Zondenlijst
4.1 Toržok № 17
мацєшини жє дєти сє сѹтє гордостє : нєпокорєниє : прєкословєє : прє
зорєсво : хѹла : кєвєта : зломыслиє : глєво : вражда : пєѧнєсво : игры нє
приѧзнины и всѧкаѧ зло є : а кало єстє клєвєта · хѹла · гнєво осѹжєниє
прєкословєє : сваро : ои : завистє : вражда злопоминаниє : нєпокорєниє
злосєрдєє : злии помысли : смєхотворєниє : и всѧ игры єсовєскыѧ : та жє
пакы запоисво : рєзоиманиє : гра лєниє : раз ои : тат а · д шєгѹ лєниє
потвори поклєпо отрава лѹди прєлю одєѧниє цѧротворєниє
Vertaling: “De kinderen van de stiefmoeder, dat is trots, ontoegeeflijkheid, tegenspraak,
arrogantie, beschimping, laster, kwade bedoelingen, woede, vijandigheid, dronkenschap,
duivelse spelletjes en elk ander kwaad. En vuil dat is laster, beschimping, woede, afkeuring,
tegenspraak, ruzie, vechtpartij, afgunst, vijandigheid, wraakzucht, ontoegeeflijkheid,
kwaadaardigheid, kwade gedachten, opwinding door de lach7 en alle duivelse spelen. En ook
dronkenschap, woekerhandel, plundering, roofoverval, diefstal, moord, tovenarij, laster,
vergiftiging, overspel, echtbreuk, hekserij.”
Deze tekst is één van de negentien berkenbastbrieven die werden teruggevonden in
Toržok, een stad ten noordwesten van de Russische stad Tver. Daar werd het ontdekt bij de
‘Vozdviženskij 4’-opgravingen (Russisch: ‘Vozdviženskij 4 raskop’). Toržok № 17 werd
teruggevonden op het terrein ‘B’ in een laag van bruine humus en houtspaanders (Janin,
Zaliznjak & Gippius 2004: 126). Meer specifiek kan gezegd worden dat het werd gevonden in
het noordoostelijke deel van dit terrein, in een hoek die nog niet werd ingenomen door
gebouwen (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 131). Op 25 juli 2001 werd deze berkenbastbrief
ontdekt in het vierkant 84, ter hoogte van de zesde en zevende laag op een diepte van 1,20
meter.
Deze tekst werd volledig bewaard, ondanks de nogal grote afmetingen van het stuk schors.
Na een restauratie heeft het stuk schors nu de afmetingen van 54,3 centimeter op 8,6
centimeter (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 131). Na stratigrafisch onderzoek werd
vastgesteld dat het stuk schors uit de periode 1171-1195 komt. Wat de paleografische
7 Het woord ‘смєхотворєниє’ is moeilijk te vertalen. Waarschijnlijk gaat het om een handeling waarbij iemand
aan het lachen wordt gemaakt. We moeten dit dus zien als een soort entertainment, waarbij persoonlijk vermaak
als een zonde wordt gezien. In de middeleeuwen waren het vooral de ‘skomorochi’ of minstrelen die
verantwoordelijk waren voor het entertainment. Misschien verwijst de zonde ‘смєхотворєниє’ hier naar hen.
Deze groep entertainers wordt bovendien ook meerdere malen vermeld in de ‘Stoglav’ – een handboek uit 1551
waarin in 100 hoofdstukken verschillende misbruiken in de Russisch-orthodoxe Kerk worden aangeklaagd
(Zguta 1978: 47). In dit handboek worden verschillende misdaden aan hen gelinkt: “The charges against the
traveling minstrels included the stealing of animals from barns, brigandage along the highways, and forcible
appropriation of food and drink from the people” (Zguta 1978: 48). De zonde ‘смєхотворєниє’ houdt dus
mogelijks verband met deze ‘skomorochi’ en persoonlijk vermaak of entertainment werd waarschijnlijk gelinkt
aan de misdaden waar deze ‘skomorochi’ voor bekend stonden.
18 Kimberly Goderis
kenmerken van de tekst betreft, zou Toržok № 17 kunnen gedateerd worden in de periode
1160-1210. De tekst ziet er dan weer een stuk jonger uit: het zou eerder behoren tot het einde
van deze tijdsperiode (Zaliznjak 2004: 464).
Hoewel het hier om een vrij lang stuk schors gaat, merkten Malygin en Zaliznjak (Janin,
Zaliznjak & Gippius 2004: 133) op dat Toržok № 17 niet opgerold werd teruggevonden.
Soms was dit wel het geval bij berkenbastbrieven van dergelijke lengte, aangezien ze vaak
opkrulden door de vochtigheid van de grond, waarin ze werden ontdekt. Volgens Malygin en
Zaliznjak (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 133-134) is hier van beide mogelijkheden geen
sprake. Zij suggereren bovendien, dat deze tekst werd opgeborgen tussen een plankje om het
zo beter te kunnen bewaren. Het zou dan ook kunnen dat op deze manier meerdere teksten
werden bewaard, zodat er een stapeltje van verschillende teksten ontstond. Deze methode doet
dan herinneren aan een analoge werkwijze bij het bewaren van palmbladeren in het
middeleeuwse India. Malygin en Zaliznjak (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 134) moeten
echter zelf toegeven dat er geen enkel bewijs is dat langere teksten op deze manier samen
werden bewaard. Het blijft dus gissen of deze bewering al dan niet klopt.
Wat de inhoud van deze tekst betreft, verklaart Zaliznjak (2004: 464) dat dit een passage is
uit het literaire werk van Kirill Turovskij. Het gaat hier om ‘Slova o premudrosti’ (Woorden
over wijsheid), een werk dat aan hem werd toegeschreven. Kirill Turovskij stierf
vermoedelijk in de jaren 70 of 80 van de twaalfde eeuw (1170-1189). Hierdoor besluit
Zaliznjak (2004: 464) dat deze tekst kort na zijn dood werd opgetekend of misschien zelfs nog
tijdens zijn leven.
Bij Konstantin F. Kalajdovič (1821: 89-91) staat de volledige tekst van Kirills ‘Slova o
premudrosti’ te lezen. Hier wordt alleen de passage weergegeven die overeenkomt met
Toržok № 17:
Отгнахомъ отъ се е матерь, а мачеху прiяхомъ, ейже имя величанье, дѣти же ея суть:
гордость, непокоренiе, прекословье, презорьство, хула, клевета, зломыслье, гнѣвъ,
вражда, пьяньство, игры непрiязнины и всякая зло а. Да аще хощеши матере ся лишити,
а мачеху лю ити и ея дѣти; то съ тѣми о рящеши со ѣ гордаго дьявола, вязящаго въ тмѣ
кромѣшнѣй и въ огни негасимѣмь, идѣже и ты удеши привязанъ съ нимь. Аще не
отженеши отъ се е мачехы и ея дѣтiй, то не прiимеши матере съ дѣтми ея, то удеть ти
послѣдняя горша первыхъ. Ты же ми рци: како могу прiяти матерь, а Отца разгнѣвивъ, а
порты Хрестьяныя искалявъ? азъ же тя, рате, научю: порты искаляныя измый, и тогда тя
прiиметь Отець, и начнеть тя лю ити паче первыя лю ве. Порты же суть: крещенiе, вѣра;
а калъ: клевета, хула, осуженье, гнѣвъ, прекословье, сваръ, ой, зависть, вражда,
злупоминанье, непокоренiе, злосердiе, злiи помысли, смѣхотворенiе, и веся игры
ѣсовьскыя; таже пакы: запойство, рѣзоиманье, гра ленье, раз ой, тат а, душегу ьство,
потвори, поклепъ, вълхвованiя, чародѣянiя, прелю одѣянья, и всяка зло а. (Kalajdovič
1821: 89-90)8
8 “Wij verdrijven uit onszelf onze moeder en aanvaarden de stiefmoeder, van wie de naam groter is. Haar
kinderen dat is trots, ontoegeeflijkheid, tegenspraak, arrogantie, beschimping, laster, kwade bedoelingen, woede,
vijandigheid, dronkenschap, duivelse spelletjes en elk ander kwaad. En als je jezelf wil ontdoen van je moeder
Kimberly Goderis 19
Wanneer we vervolgens de tekst uit Toržok № 17 vergelijken met een fragment uit ‘Slova o
premudrosti’ van Kirill Turovskij, kunnen er duidelijk enkele gelijkenissen gevonden worden.
Zoals Malygin en Zaliznjak (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 133; Zaliznjak 2004: 465)
terecht opmerken, is duidelijk te zien hoe bepaalde passages uit de tekst werden overgenomen
in Toržok № 17. Andere delen van de oorspronkelijke tekst van Kirill Turovskij werden dan
weer weggelaten. Bij wijze van vergelijking werden hierboven de woorden die in beide
teksten voorkomen, onderstreept. Wel moeten we hier opmerken dat er toch enkele
verschillen zijn. Het eerste woord uit Toržok № 17 ‘мацєшини’ (stiefmoeder) staat
bijvoorbeeld niet te lezen in ‘Slova o premudrosti’. Ook staat in deze berkenbastbrief ‘гнєво’
(woede) voor ‘осѹжєниє’ (afkeuring), in de andere tekst staat het erna. In ‘Slova o
premudrosti’ worden de zonden ‘вълхвованiя, чародѣянiя’ (waarzeggerij, hekserij) vermeld.
In Toržok № 17 gaat het over ‘отрава лѹди’ (vergiftiging en overspel). Bovendien wordt
het laatste woord uit deze berkenbastbrief ‘цѧротворєниє’ (hekserij) niet weergegeven in de
andere versie. Uiteindelijk valt het aantal verschillen tussen beide teksten best mee, aangezien
het hier toch over een lange lijst gaat. We zouden dus best kunnen aannemen dat Toržok №
17 werd overgeschreven uit ‘Slova o premudrosti’.
Opvallend is wel dat alleen de opsomming over de verschillende zonden werd
overgenomen – het eerste en laatste deel van dit fragment. Eventuele deugden die in ‘Slova o
premudrosti’ werden vermeld, heeft de auteur van deze berkenbastbrief niet overgeschreven.
Volgens de interpretatie van Zaliznjak (2004: 465) zou de auteur dan ook doelgericht alleen
de zonden hebben overgeschreven om zich bijvoorbeeld voor te bereiden om een biecht af te
leggen. Aan de hand van deze lijst, kon men dan zijn eigen zonden opbiechten. Een andere
interpretatie volgens Zaliznjak (2004: 465) is dat Toržok № 17 door een priester geschreven
zou kunnen zijn en dat deze tekst dient om zijn parochie te behoeden voor deze zonden. Een
priester zou deze lijst bijvoorbeeld aan zijn parochianen kunnen tonen – of voorlezen indien
zij niet zouden kunnen lezen –, zodat zij weten wat geoorloofd is of niet. Misschien gebruikte
een priester deze lijst ook wel als een soort geheugensteun bij een preek, waarin hij aan de
parochie uitlegde welke zonden vermeden moeten worden.
Misschien kan de vindplaats van Toržok № 17 duidelijkheid geven over wie de auteur van
deze tekst eigenlijk was. Over de vindplaats – landgoed ‘B’ – is weinig geweten. Alleen
beweren Dubrovin, Malygin en Sarafanova (2002: 144-145) dat de bewoners van dit terrein
en wil houden van de stiefmoeder en haar kinderen, dan zal je je met hen tot de trotse duivel richten. Die zal je
meenemen naar de ondoordringbare duisternis en naar het onblusbare vuur, daar zal ook jij je met hen verbinden.
Indien je de stiefmoeder en haar kinderen niet zal afweren, dan zal je de moeder met haar kinderen niet
aanvaarden, dan zal jij de laatste redding van de eersten zijn. Jij zal aan hen zeggen: hoe ze de moeder kunnen
aanvaarden, en dat ze de Vader woedend maken, en de broeken van de Christenen besmeuren. Ik leer jou,
broeder: was die besmeurde broeken uit en dan zal je de Heer aanvaarden, zal je van Hem beginnen te houden
zoals een eerste liefde. Broeken staan voor doopsel, geloof, maar vuil dat is laster, beschimping, afkeuring,
woede, tegenspraak, ruzie, vechtpartij, afgunst, vijandigheid, wraakzucht, ontoegeeflijkheid, kwaadaardigheid,
kwade gedachten, opwinding door de lach (opmerking over vertaling: zie voetnoot 7) en alle duivelse spelen. En
ook dronkenschap, woekerhandel, plundering, roofoverval, diefstal, moord, tovenarij, laster, waarzeggerij,
hekserij, echtbreuk en elk ander kwaad.”
20 Kimberly Goderis
van een hoog cultureel niveau zijn. Aangezien op hun landgoed berkenbastbrief № 17 – dat
hier duidelijk een zondenlijst bevat, waarschijnlijk overgeschreven uit een literair werk – en
№ 18 – waarin wordt gesproken over handel in zout – werd teruggevonden. Deze bevinding
zorgt er echter niet voor dat we met zekerheid kunnen bepalen door wie en met welk doel
Toržok № 17 werd geschreven.
4.2 Novgorod № 507
… вн … до ... наша
клєвєту · зависть · нєнавис
т ... навѣтъ ...
Vertaling: “…. laster, afgunst, haat … beschuldiging …”
Berkenbastbrief NVG № 507 werd ontdekt bij opgravingen op landgoed ‘A’ op de
Troickij-opgravingssite (Zaliznjak 2004: 467). Daar werd het teruggevonden in de dertiende
laag van het vierkant 22 op een diepte van 1,88 meter (Arcichovskij & Janin 1978: 103). Het
overgebleven fragment heeft een lengte van 24 centimeter en een breedte van ongeveer drie
centimeter. NVG № 507 dateert uit de periode op de grens tussen de twaalfde en dertiende
eeuw (Arcichovskij & Janin 1978: 103) en meer bepaald in de periode 1175-1220 (Zaliznjak
2004: 467). Deze berkenbastbrief werd slechts fragmentarisch bewaard, waardoor slechts
enkele woorden te onderscheiden zijn. Hierdoor bestaat er bijvoorbeeld enige twijfel over het
laatste woord van deze tekst. Volgens Arcichovskij en Janin (1978: 103) staat het woord
‘навѣтъ’ te lezen. Zaliznjak voegt hier aan toe dat het woord ook als ‘навѣты’ (Janin &
Zaliznjak 1986: 212) of misschien wel als ‘навет…’ (Janin & Zaliznjak 1993: 175) gelezen
kan worden – bij de laatste mogelijkheid voegt hij er aan toe dat wat na de letter ‘т’ staat,
eigenlijk niet te ontcijferen valt.
Net als in berkenbastbrief Toržok 17 wordt hier een lijst gegeven van enkele zonden. Het
gaat hier echter wel om een andere lijst. Niet al deze zonden worden in Toržok № 17 vermeld
en bovendien is de volgorde anders. Waarschijnlijk werden beide teksten voor dezelfde
doeleinden gebruikt. Het blijft echter raden, wat het precieze doel voor deze zondenlijsten dan
precies was. Eve Levin (1997: 134) vermoedt dat het hier gaat om een lijst die werd gebruikt
bij het afnemen van de biecht: “It resembles the list of sins that formed part of the service for
confession.” Deze opsomming zou dan kunnen gebruikt worden, bij het opbiechten van
bepaalde zonden. Ook zou het misschien kunnen dienen als een soort herinnering voor de
persoon die te biecht gaat: aan de hand van deze lijst weet hij welke zonden hij in de toekomst
moet vermijden.
Hegoumen Makarij Veretennikov denkt zelf te weten wie de schrijver was van deze
berkenbastbrief. Volgens hem (Veretennikov 1983: 313) gaat het hier om de kunstenaar Olisej
Kimberly Goderis 21
Grečin, die woonde op het landgoed ‘A’ van ‘Troickij raskop’ (zie ook 3.1). Hegoumen
Makarij vermoedt dat het hier om een fragment uit een preek gaat, maar hij geeft ook toe dat
deze tekst niet zo interessant is, aangezien het zeer fragmentarisch is overgeleverd. Wel voegt
hegoumen Makarij (Veretennikov 1893: 313) er nog aan toe dat het neerschrijven van een
preek zeer opmerkelijk is, aangezien het volgens hem niet vaak gebeurde.
Bij deze laatste opmerking kunnen we de hegoumen gelijk geven: het is inderdaad eerder
uitzonderlijk dat een homilie werd neergeschreven. Aan de andere kant kan men echter de
vraag stellen of hegoumen Makarij het hier wel bij het rechte eind heeft. Misschien gaat het
hier helemaal niet om een homilie, maar eerder – zoals Eve Levin beweerde – om een
zondenlijst, bedoeld voor het afnemen van de biecht.
Indien hegoumen Makarij Veretennikov gelijk heeft, zorgt dit voor een nieuwe mogelijke
interpretatie van deze berkenbastbrief. Misschien houdt deze tekst verband met het beroep van
Olisej Grečin en werd het gebruikt als een memo bij een bestelling. Misschien zou het kunnen
dat iemand bij hem een icoon heeft besteld en dat die persoon deze tekst op het icoon wou
zien. Deze mogelijke verklaring blijft natuurlijk onzeker. Daarom is het misschien aan te
raden om na te gaan of het wel eerder is voorgekomen dat een zondenlijst op een icoon werd
vermeld en of die lijst dan eventueel overeenkomt met die van NVG № 507. Uit het
onderzoek van Thomas Daiber blijkt dat dit zelden gebeurde. Wel vermeldt Daiber een
voorbeeld waar het woord ‘zonden’ in voor komt: “аг глє х въ хранитєлю мои стыи / дши и
тѣлѹ моємȣ / помилѹи мѧ грѣшнаго […]”9 (Daiber 1997: 172). De schrijver van deze
tekst vraagt Christus om medelijden te hebben met de zonden die hij begaan heeft. De auteur
vertelt er echter niet bij over welke zonden het dan precies gaat. Thomas Daiber haalt ook nog
een ander voorbeeld aan, waarin wel duidelijk enkele zonden worden vermeld: “[…]
сквєрнословïє // и єзстȣдьство [sic] // пиѧньство жє и в- // сѧкоє єзчинство // тȣ прïходѧ
т
дємоны // и вєсєлѧщєсѧ вкȣ- // пє торжєствȣютъ”10
(Daiber 1997: 227). Hier worden de zonden
‘gevloek, schaamteloosheid, dronkenschap en alle schandalen’ vermeld. Op de vraag of er dus ooit
iconen werden teruggevonden met een opschrift over zonden, kunnen we dus bevestigend antwoorden.
Echter gaat het hier niet om de zonden die beschreven worden in NVG № 507 en bovendien zijn er
slechts heel weinig voorbeelden van zonden op een icoon. Hierdoor kunnen we dus uitsluiten dat deze
berkenbastbrief te maken heeft met de bestelling voor een icoon, alhoewel we dit natuurlijk nooit met
zekerheid kunnen zeggen.
Tot slot kunnen we het voorstel van Arcichovskij en Janin (1978: 103) beter bekijken. Zij
vonden een zondenlijst in de kroniek ‘Patriaršaja ili Nikonovskaja lětopis’’ (De kroniek van
de patriarch of Nikon). Onder het jaar 6917 – volgens onze jaartelling het jaar 1409 – staat
9 Vertaling door Thomas Daiber: “Christi Engel, mein heiliger Beschützer für die Seele und meinen Körper,
erbarme dich über mich Sünder […]” (Daiber 1997: 172). 10
Vertaling door Thomas Daiber: “[…] unzüchtige Rede und Schamlosigkeit, Trunkenheit und jede
Zuchtlosigkeit (erg. begehend). Dort kommen die Dämonen herbei und sich freuend tafeln sie mit” (Daiber
1997: 227)
22 Kimberly Goderis
een discussie te lezen over mogelijke redenen voor de Tataarse invallen. In deze kroniek staat
het volgende te lezen:
... не явѣ ли есть, яко за грѣхи наша попущаетъ ихъ на насъ Господь Богъ, да о ратимся и
покаемся? Много о суть въ насъ неправды, зависти, ненависти, гордости, раз ои, тат ы,
гра ленiа, насилованiа, луды, пiаньства, о ьяденiа, лихоиманiа, ложь, клевета, осуженiе,
смѣхъ, плесанiе, позорища ѣсовьскаа, и всяко возвышенiе, възвысящееся на разумъ
Божiй, и всяко непокоренiе закону Божiю, и заповѣдей Господнихъ презрѣнiе. (Platonov
1897: 210)11
Met andere woorden in de ‘Patriaršaja ili Nikovskaja lětopis’’ wordt duidelijk dat ook heel
wat zonden worden gezien als een reden voor de Tataarse invallen. Net omdat het Russische
volk zich aan bepaalde zonden had schuldig gemaakt, werden zij geteisterd door Tataarse
aanvallen. Hier moeten we opmerken dat Arcichovskij en Janin de bal volledig misslaan.
NVG № 507 werd geschreven in de periode op de grens tussen de twaalfde en dertiende
eeuw. De Tataarse invallen vonden pas halverwege de dertiende eeuw plaats, na het schrijven
van deze berkenbastbrief. Het is dus uitgesloten dat deze tekst iets te maken zou hebben met
deze aanvallen. Het doel voor het neerschrijven van een zondenlijst blijft dus onzeker. We
kunnen niet zeker bepalen of berkenbastbrief NVG № 507 werd geschreven door een priester
om zijn parochie te waarschuwen voor hun zondig gedrag. Zeker is wel dat het voorstel van
Arcichovskij en Janin (1978: 103) over de Tataren uitgesloten is.
11
“… is het niet duidelijk dat de Heer door onze zonden hen naar ons stuurt, zodat we zouden veranderen en
berouw hebben? Veel van ons wezen is immers onwaarheid, afgunst, haat, trots, roofoverval, diefstal,
plundering, misbruik, overspel, dronkenschap, vraatzucht, corruptie, leugen, laster, afkeuring, bespotting,
schandelijke hekserij, en al het andere dat het goddelijke verstand te boven gaat, en al het ontoegeeflijke aan de
goddelijke wet, en minachting van de goddelijke geboden.”
Kimberly Goderis 23
5 Berisping of vermaning – Novgorod № 317
... [хо сль]зы пролива
юстѧ прѣдъ ъ мо за то гнѣ(в) ж ии на васо мєцє поганыи а нынѣ покаи
тєсѧ того єзакониѧ а на то дѣло ѡканѣноє
нємного поводитъ а тых ы хотѧ и нє постыдѣтисѧ
Vertaling: “… tranen vloeien voor God. Hiervoor wordt Gods toorn op jullie geworpen,
heidenen. Toon nu berouw voor deze wetteloosheid. Hij leidt weinigen tot deze vervloekte
daad, maar kun je dit willen zonder beschaamd te zijn?”
Berkenbastbrief NVG № 317 werd teruggevonden in de ‘Nerevskij konec’ – een woonwijk
in het middeleeuwse Novgorod – en meer bepaald op het terrein van het landgoed ‘I’
(Zaliznjak 2004: 558). Daar werd het ontdekt in de negende bouwlaag van het vierkant 1556 op
een diepte van 2,38 meter (Arcichovskij & Borkovskij 1963: 151). Deze brief is slechts
gedeeltelijk bewaard. Het overgebleven fragment heeft een lengte van 54 centimeter en een
breedte van 4 centimeter. De datering van deze tekst werd vastgesteld tussen de jaren 40 en 60
van de dertiende eeuw (Zaliznjak 2004: 558).
De inhoud van deze tekst bevat een religieuze vermaning of berisping. Zaliznjak (2004:
558) wijst er terecht op dat de ‘vervloekte daad’ (‘то дѣло ѡканѣноє’), waarop de auteur hier
kritiek geeft, niet duidelijk wordt vermeld. Misschien gaat het hier om een of ander heidens
ritueel, dat niet door de Russisch-orthodoxe Kerk aanvaard was. Het kan hier misschien ook
gaan over een bepaalde vorm van ketterij, zoals Lev Čerepnin het ziet. Čerepnin (1969: 392)
richtte zijn aandacht vooral op de periode waarin berkenbastbrief № 317 geschreven werd.
Deze datum deed hem herinneren aan een kroniek uit die tijd: ‘Novgorodskaja pervaja
letopis’’ (De eerste kroniek van Novgorod). Rond deze periode maakt de kroniekschrijver
melding van een ketterij, die door de orthodoxe leer werd verboden. Hij heeft het over een
bepaalde religieuze beweging, die te vergelijken valt met de Beeldenstorm. Hierdoor acht
Čerepnin het best mogelijk dat de schrijver van NVG № 317 zich richt tot de aanhangers van
deze ketterse beweging.
Volgens Arcichovskij (Arcichovskij & Borkovskij 1963: 151) was de auteur geïrriteerd
door een bepaalde handeling of houding van iemand anders. In deze brief uitte de auteur
vervolgens zijn ongenoegen over deze persoon en gebruikte hiervoor stereotiepe religieuze
zinswendingen. Ook Eve Levin (1997: 153) vermeldt dat de auteur hier de gebruikelijke
woordenschat aanwendt in verband met “the condemnation of non-Christian in Russian
ecclesiastical texts”. Zo wijst ze er op dat de gebruikelijke afkortingen hier ook terugkomen:
er staat ‘ ъ мо’ en ‘ ж ии’ in plaats van ‘ огъмо’ en ‘ ожии’. Ook is volgens haar de
aanwezigheid van archaïsche woorden hier opvallend: ‘гнѣ(в) ж ии’ (Gods toorn),
‘поганыи’ (heidenen), ‘ єзакониѧ’ (wetteloosheid) en ‘дѣло ѡканѣноє’ (vervloekte daad).
Dit zijn volgens Eve Levin aanwijzingen om te beweren dat de auteur zichzelf als een vroom
24 Kimberly Goderis
orthodoxe christen beschouwt, dit in tegenstelling tot de persoon waarop hij hier zijn kritiek
uit. Levins redenering klopt niet helemaal: de vernoemde woorden zijn helemaal niet
archaïsch zoals zij beweert. Ze kan dus wel gelijk hebben dat de auteur zijn kritiek uit op een
persoon, die hij minder vroom vindt dan hijzelf. Alleen haar uitleg over de woordkeuze
waarop Levin zich baseert, klopt niet.
Eve Levin geeft ook nog enkele andere manieren, waarop het woord ‘мєцє’ uit de tweede
regel geïnterpreteerd kan worden. Zaliznjak (2004: 558) en Arcichovskij (Arcichovskij &
Borkovskij 1963: 151) vertaalden het woord als ‘мечет’, afkomstig van het werkwoord
‘метать’ (gooien, werpen). Eve Levin (1997: 152-153) vermoedt echter dat ‘мєцє’ verwant is
aan het woord ‘мьчьтъ’. Dit woord verwijst ofwel naar ‘мьчьтникъ’ (tovenaar, heks), of naar
‘мьчьта’ (droom, verbeelding, fantasie). Dit zou betekenen dat de woorden “за то гнѣ(в)
ж ии на васо мєцє” vertaald kunen worden als “hierdoor is Gods toorn over jullie zoals
hekserij/als een droom”. Deze betekenis lijkt echter niet binnen deze context te passen.
Vervolgens merkt Levin op dat ‘мєцє’ in het dialect van Novgorod kan wijzen op een
vocatief van ‘мечка’ (beer). Hierbij ziet ze een link met de getrainde beren die ‘skomorochi’
gebruikten bij hun optredens, o.a. wanneer zij de diensten van heidense priesters verzorgden.
Bovendien werden in religieuze teksten uit deze periodes personen die zich misdroegen
geassocieerd met beesten. Dan zou de vertaling van deze passage er zo moeten uitzien:
“hierdoor rust Gods toorn op jullie, beesten, heidenen”. Ten slotte interpreteert Eve Levin
(1997: 153) ‘мєцє’ nog op een andere manier: het kan misschien ook een vorm van ‘мечеть’
(moskee) zijn, een woord dat via Turkse talen het Russisch is binnengedrongen. Bij deze
laatste mogelijkheid wijkt Levin te ver af van de context van deze tekst. Het woord ‘moskee’
staat hier zeker niet op zijn plaats. Bovendien lijken deze drie interpretaties van Levin
allemaal onaanvaardbaar. Deze woorden passen helemaal niet binnen de betekenis van NVG
№ 317.
Levin concludeert dat wat de exacte betekenis van het woord ook mag zijn, het zeker te
maken heeft met heidens, niet-christelijk gedrag. Volgens Levin impliceert dit echter niet dat
de persoon, waarover NVG № 317 handelt, een fervente aanhanger is van het christelijke
Russische paganisme. Zij verklaart dit als volgt: “Medieval authors frequently blurred their
usage of pejoratives when condemning persons who engaged in deviant religious practices”
(Levin 1997: 153). Waarschijnlijk wijst dit taalgebruik erop dat de persoon, waarover hier
geschreven wordt, op een bepaalde manier deel uitmaakte van een christelijke gemeenschap,
maar dat hij zich plots op een onaanvaardbare manier gedroeg (“… his behaviour was
unacceptable”, Levin 1997: 153).
Kimberly Goderis 25
6 Talisman
6.1 Novgorod № 884
азъ жє г и [к]...
Vertaling: “Ik echter, Heer, …”
Deze berkenbastbrief werd gevonden op de Troickij-opgravingssite in Novgorod. Daar
werd het opgegraven in het vierkant 1321 van op een diepte van 2,19 meter ter hoogte van de
elfde laag (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 84). Deze vindplaats behoort tot het terrein, dat
wordt aangeduid met de letter ‘E’. Het oorspronkelijke stuk schors had een smal langwerpig
formaat. Vandaag is slechts de linkerkant overgebleven. Dit stukje heeft een lengte van 9,1
centimeter en een breedte van 2,1 centimeter. Via stratigrafisch onderzoek kon bepaald
worden dat deze korte tekst in het midden van de twaalfde eeuw werd geschreven.
Aangezien deze tekst uit slechts drie woorden en een letter bestaat, is het moeilijk om te
achterhalen wat de auteur hier precies bedoeld heeft. Janin, Zaliznjak en Gippius (2004: 84)
vermoeden dat het hier om een fragment gaat uit een kerkslavische tekst, waarschijnlijk een
psalm of gebed. Het partikel ‘жє’ wijst steeds op een tegenstelling. Dit betekent dat er voor
deze zin waarschijnlijk nog een passage moet gestaan hebben. Volgens Janin, Zaliznjak en
Gippius zijn deze woorden dus niet de eerste van de tekst en zou er bovenaan het stuk schors
in de loop der tijd nog een stuk afgebroken zijn. Hun idee is een aanvaardbare mogelijkheid:
het is best denkbaar dat een deel van dit stuk schors verloren is gegaan. Maar misschien zou
het ook gewoon kunnen dat de auteur een bepaalde zin uit een religieuze of liturgische tekst
heeft overgeschreven omdat de betekenis ervan hem waardevol leek. Dan zou het kunnen dat
de auteur het partikel ‘жє’ gewoon heeft overgenomen, omdat dit in het origineel ook vermeld
wordt en hij de zin zo nauwkeurig mogelijk wou overschrijven.
Bovendien voegen Janin, Zaliznjak en Gippius (2004: 84; Zaliznjak 2004: 348) er nog aan
toe, waarvoor deze tekst geschreven zou kunnen zijn: “Судя по характеру текста и по
конфигурации ерестяного листа, грамота, возможно, играла роль о ерега (талисмана)
– подо но грамоте № 674 (содержавшей псалтырный текст)”12
. Ze geven echter geen
argumenten om hun idee kracht bij te zetten. Aangezien deze tekst hier zo kort is, kan men
onmogelijk aan de hand van drie woorden een conclusie maken. Het is best mogelijk dat
Janin, Zaliznjak en Gippius gelijk hebben, maar hun idee is niet de enige mogelijkheid.
Misschien gaat het hier om een deel van een gebed, dat bij een eredienst werd gebruikt en
waarvan men nooit de bedoeling had om het als talisman bij zich te dragen.
12
“Lettend op het karakter van de tekst en de configuratie van de berkenschors, is het mogelijk dat deze
berkenbastbrief als talisman werd gebruikt – zoals ook berkenbastbrief № 674 dat een psalmtekst bevat.”
26 Kimberly Goderis
6.2 Novgorod № 674
гѧиньжѹтосѿиѧижарвасаслгѡи
ѧциньшѣр
Vertaling: “… door het geroep van de vijand en door de kwelling van de zondaar.”
Deze berkenbastbrief werd teruggevonden op het landgoed ‘Z’ van de Troickij-
opgravingssite (Zaliznjak 2004: 462). Deze tekst werd ontdekt in het vierkant 781 op het
niveau van laag 10 en meer bepaald op een diepte van 1,96 meter (Janin & Zaliznjak 1993:
61). Dit stuk schors heeft een lengte van 16,8 centimeter en een breedte van 3,1 centimeter.
Via stratigrafisch onderzoek kon men vaststellen dat deze tekst geschreven werd tussen de
jaren 50 van de twaalfde eeuw en het begin van de jaren 10 van de dertiende eeuw (Zaliznjak
2004: 462). Meer specifiek kan NVG № 674 gedateerd worden in de periode van 1180-1200.
Van deze berkenbastbrief is slechts een fragment bewaard gebleven, enkel het laatste deel
blijft over.
Opvallend aan deze tekst is het feit dat hij in spiegelschrift geschreven werd. De letters
moeten dus van rechts naar links gelezen worden. Dit ziet er vervolgens zo uit:
и ѡ глсаса
вражиѧ и ѿ сотѹжьниѧ г|рѣшьницѧ
Bij het gebruik van een spiegelschrift is het interessant om op te merken dat niet alle letters
werden omgedraaid (Zaliznjak 2004: 463). De letters ‘оу’ zouden er in spiegelbeeld als ‘уо’
moeten uitzien, maar dit is hier niet het geval. Dit voorbeeld leert ons dus dat de letters ‘оу’ in
deze tijd als één klank en dus als één letter werden beschouwd.
De tekst van NVG № 674 kan geïdentificeerd worden als de vierde regel van psalm 54 uit
het Kievse psalterium van 1396 (Janin & Zaliznjak 1993: 62; Zaliznjak 2004: 462). De derde
en vierde regel luiden als volgt: “(3) воньми и оуслыши мѧ ∙ вьскор ѣх печалію моею
смоутихсѧ ∙ (4) ѿ гл а вражіꙗ и ѿ стоуженіꙗ грѣшнича”13
. Ook Jos Schaeken (2012: 114)
verklaart dat het hier om het vierde vers van psalm 55 gaat14
. Hij vertaalde deze tekst naar het
Nederlands: “… vanwege het geschreeuw van de vijand, vanwege de kwelling van de
goddeloze…”. Volgens Zaliznjak (2004: 463) kunnen we NVG № 674 duidelijk interpreteren
als een talisman (Russisch: ‘obereg’). Hierbij kunnen we ons de vraag stellen of er een
speciale reden is om precies psalm 54 te gebruiken. Uit het onderzoek van professor Yudin
blijkt dat er nog psalmen werden gebruikt in de vorm van een talisman, maar dat er van psalm
54 geen parallel voorbeeld werd aangetroffen.
13
Vertaling volgens Zaliznjak (2004: 462): “внемли мне и услышь меня; я стенаю в горести моей и
смущаюсь от голоса врага, от притеснения нечестивого” (Geef gehoor aan mij en luister naar mij; ik kreun in
mijn onheil en raak in verwarring door de stem van de vijand, door de verdrukking van de zondaar). 14
Jos Schaeken hanteert hier de Katholieke telling. Wat hij als psalm 55 aanduidt, komt in de Russisch-
orthodoxe traditie overeen met psalm 54.
Kimberly Goderis 27
Vervolgens kunnen we stilstaan bij de reden waarom Zaliznjak (2004: 463) dacht dat het
hier om een talisman ging. Dit stukje schors werd namelijk opgerold teruggevonden, wat er
op kan wijzen dat men het ergens heeft ingestoken om het met zich mee te nemen als een
soort amulet. Bij deze bewering van Zaliznjak – en ook bij Janin & Zaliznjak (1993: 62)
vinden we deze terug – moet men echter kritisch blijven: het gebeurt wel vaker dat dergelijke
berkenbastbrieven opgerold teruggevonden worden, wat waarschijnlijk met de
vochtigheidsgraad van de grond te maken heeft. Zaliznjak probeert ook zijn idee van een
talisman te staven door de dikte van dit stuk schors te vermelden. Het gaat hier om een zeer
dunne schors, waardoor het gemakkelijker kon opgerold worden. Maar ook dit argument is
vrij onzeker: we kunnen niet met zekerheid zeggen of de auteur van deze tekst met opzet een
dunner stuk schors heeft gekozen om het vervolgens te kunnen oprollen en te gebruiken als
talisman. Misschien is het gewoon toevallig dat het iets dunner is. Bovendien merken beide
bronnen – Janin & Zaliznjak 1993 en Zaliznjak 2004 – op dat slechts een deel van deze tekst
bewaard gebleven is, alleen het laatste of onderste deel is nog intact. Zij vermoeden zelfs hoe
het andere deel verloren gegaan is. Als deze tekst strak werd opgerold, zoals zij beweren, zou
het kunnen dat het bovenste gedeelte in de loop der tijd is afgebroken. Dit verklaart de vrij
rechte rand bovenaan dit stuk schors. Ook dit argument kunnen we niet als sluitend bewijs
zien voor het oprollen van NVG № 674. Er zouden ook andere redenen aan de basis kunnen
liggen voor deze manier van afbreken.
Ten slotte kan de hypothese dat het hier om een talisman gaat, worden beargumenteerd
door het gebruik van het spiegelschrift. Zaliznjak verduidelijkt dit als volgt: “Использование
псалтырного текста в о ерегах в русской народной традиции известно […]. В данном
случае зеркальная запись – дополнительное магическое средство, увеличивающее силу
амулета”15
(Zaliznjak 2004: 462-463). Met andere woorden: het spiegelschrift doet hier
vermoeden dat het om een volksgeloof gaat waarbij de woorden van NVG № 674 in de vorm
van een amulet worden gebruikt om de drager ervan te behoeden voor een mogelijk onheil.
Zo komt het gebruik van spiegelschrift vaker voor in het geval van een amulet of bezwering,
dan in een berkenbastbrief die voor andere doeleinden werd gebruikt. Spiegelschrift is
namelijk ideaal bij een bezwering: hierdoor is niet iedereen in staat om deze tekst te
ontcijferen, zoals bijvoorbeeld demonen, die men op deze manier wil afweren. Hierdoor
worden via het spiegelschrift aan deze tekst bijkomende krachten toegeschreven. Dit wordt
bevestigd door Levkievskaja (1995: 445). Volgens haar is het omkeren van bepaalde
voorwerpen of uitspraken een vaak voorkomend gebruik bij een talisman. Met deze
‘omkeringen’ bedoelt ze het volgende:
Одной из распространенных форм «отворачивания» опасности служит переворачивание
различных предметов или совершение привычных действий нао орот (например,
15
“Het gebruik van een psalmtekst op berkenschors is bekend in de Russisch volkstraditie […]. In dit geval is
spiegelschrift een aanvullend magisch middel, dat de kracht van het amulet vergroot.”
28 Kimberly Goderis
выворачивание одежды наизнанку, прядение нити слева направо, ходь а задом наперед,
чтение молитвы от конца к началу). (Levkievskaja 1995: 445)16
Volgens Levkievskaja bestond vroeger het gebruik om deze zaken om te draaien, om zichzelf
zo te kunnen beschermen voor een dreigend kwaad of ander gevaar. Dit idee past perfect bij
deze berkenbastbrief: door de tekst in spiegelschrift te plaatsen kon de auteur zich behoeden
voor een nakend ongeluk.
Janin (1998: 354) merkt bovendien terecht op dat NVG № 674 een voorbeeld is, waarbij
we duidelijk kunnen zien dat christelijke elementen – het gebruik van een psalm – worden
gecombineerd met heidense gebruiken – het dragen van een amulet om ongeluk af te weren.
Naast berkenbastbrief NVG № 674 zijn er ook nog andere gevallen bekend waarbij het
spiegelschrift werd gebruikt als geheimschrift. Hiervan vermeldt Karskij (1979: 253) het
volgende voorbeeld: “έòвóлъ сѣдѣ. въ εлмεзи. έти лсимε. Òвóлсѣдѣ. В ѡ ѹ ѝ ц ра, òр одò.
έлогалга. ѝдюлѝ кѹ ъ”. Om deze boodschap te ontcijferen, moet deze tekst van rechts naar
links worden gelezen. Bovendien moeten bepaalde tekens en op bepaalde plaatsen ook een ‘ъ’
na een medeklinker worden weggelaten. Hierdoor verkrijgt men: “ ѹки люди а глаголє о
до ро а рци ѹ ѡ вѣдѣ слово є мислитє и зємлє вѣдѣ слово є” (Karskij 1979: 253).
Vervolgens dient men alle beginletters van deze woorden bij elkaar te plaatsen om de
eigenlijke boodschap te kunnen lezen: “ лагодарѹ ѡ всем и з(а) все” (Ik dank voor iedereen
en voor alles).
16
“Eén van de veel voorkomende vormen van het “omkeren” van het kwaad is het omkeren van verschillende
voorwerpen of het verrichten van gebruiken in de omgekeerde volgorde (bijvoorbeeld, het binnenstebuiten keren
van kledij, het spinnen van draad van links naar rechts, achterwaarts lopen, gebeden vanaf het einde tot aan het
begin lezen.”
Kimberly Goderis 29
7 Bezwering bij een ziekte
7.1 Novgorod № 734
ïс хс сихаïлъ сихаïлъ сихаïлъ
ни ка : аньгѣлъ аньгѣлъ аньгѣлъ
г идьнь гѣ има аньгѣла
Vertaling: “Jezus van Nazareth, Sachiël (Russisch: Sichail), Sachiël, Sachiël. Overwinnaar,
aartsengel, aartsengel, aartsengel des Heren. Driemaal de naam van de aartsengel.”
Berkenbastbrief NVG № 734 werd teruggevonden bij de Troickij-opgravingen op het
grondgebied van het middeleeuwse Novgorod (Janin & Zaliznjak 2000: 33). Daar werd het
ontdekt in het vierkant 852, op het niveau van de zevende laag op een diepte van 1,25 meter.
Deze plek behoort tot het terrein van het landgoed ‘Z’. De tekst is in zijn geheel bewaard en
heeft een lengte van 13 centimeter en een breedte van 2,6 centimeter. Stratigrafisch onderzoek
wees uit dat deze tekst in de periode tussen de jaren 40 en het begin van de jaren 60 van de
twaalfde eeuw geschreven werd (1140-1169).
De tekst van deze berkenbastbrief bestaat uit drie regels.
Opvallend is hier de manier waarop de tekst wordt ingeleid. In de
linkerbovenhoek van het stuk schors staat een achtarmig kruis
afgebeeld (Russisch: ‘vos’mikonečnyj krest’), zoals te zien is op de
afbeelding hiernaast. Rond dit kruis werden de letters ‘ïс хс ни ка’
geschreven. Dit is een afkorting uit het Grieks, die kan vertaald worden als “Jezus Christus,
de Overwinnaar uit de doden”. Volgens Zaliznjak (2004: 348) kunnen we de aanwezigheid
van deze Griekse letters interpreteren als een religieuze afkorting. Op het moment waarop
deze tekst werd geschreven, werden deze letters nog niet gezien als een vreemde taal, maar
eerder als een woordcombinatie uit de religieuze traditie.
NVG № 734 is niet de enige tekst, die werd ingeleid door een achtarmig kruis. Een andere
tekst waar we dit ook aantreffen is de ‘Vkladnaja gramota Varlaama Chutynskogo’ (‘De
oorkonde van Varlaam Chutynskij’), één van de oudste nog bewaarde oorkonden in Rusland.
Boven dit kruis werden andere letters neergeschreven: ‘ис хсъ’, de afkorting voor Jezus
Christus (Zaliznjak & Janin 1992: 186). Aan de linkerkant van dit kruis staat ook nog een kort
tekstje, maar dit is gedeeltelijk uitgewist en dus nu moeilijk te ontcijferen. Over het
achtarmige kruis aan het begin van deze oorkonde heerst echter wel enige onenigheid.
Sigizmund N. Valk kaartte de aanwezigheid van dit kruis aan om de oorkonde van Varlaam
Chutynskij als vals te bestempelen (Tichomirov 1975: 243). Hij verwees hierbij naar het
onderzoek van Il’ja A. Šljapkin, waaruit bleek dat een achtarmig kruis pas vanaf de veertiende
eeuw werd gebruikt. Varlaam Chutynskij leefde echter in de twaalfde eeuw. Tichomirov
(1975: 243) reageerde op Valks bewering door te stellen dat het achtarmige kruis in deze
Fragment uit NVG № 734
30 Kimberly Goderis
oorkonde, oorspronkelijk een vierarmige kruis was. Later heeft men er dan een achtarmig
kruis van gemaakt.
Door de ontdekking van berkenbastbrief NVG № 734 kunnen we vervolgens een
aanvulling leveren op deze hele polemiek. Het kan wel degelijk zijn dat in het geval van
‘Vkladnaja gramota Varlaama Chutynskogo’ eerst een vierarmig kruis werd geschreven en
dat dit later werd aangepast naar een achtarmig kruis. Met zekerheid kunnen we wel zeggen
dat het onderzoek van Šljapkin fout is: een achtarmig kruis werd wel degelijk al voor de
veertiende eeuw gebruikt. NVG № 734 bewijst dit, want via stratigrafisch onderzoek kunnen
we zeker zijn van de datering van deze tekst, namelijk de periode 1140-1169. Valks bewering
dat deze oorkonde vervalst is, kunnen we ook ontkrachten, aangezien deze gebaseerd is op de
(foute) conclusies van Šljapkin.
Vervolgens kunnen we ons afvragen waar berkenbastbrief NVG № 734 precies over gaat.
Men vermoedt dat het hier een bezwering of spreuk (Russisch: ‘zagovor’) betreft om
bijvoorbeeld een bepaalde ziekte af te weren. Waarschijnlijk was deze bezwering bedoeld om
koorts (Russisch: ‘lichoradka’) tegen te gaan, aangezien in deze tekst driemaal de naam van
de aartsengel Sachiël – in het Russisch Sichail of soms ook wel Sašiel – wordt weergegeven.
Deze engel wordt namelijk vaak vermeld in gebeden of spreuken om koorts af te weren. Zo
kan de naam van deze aartsengel in de Russisch-orthodoxe traditie voorkomen samen met de
aartsengel Michaël, Sisinnius (Russisch: Sisinij) en Anos (Janin & Zaliznjak 2000: 33). Ook
wanneer de naam van Sichaïl opduikt in een religieuze tekst samen met de andere namen,
wordt hij vaak in verband gebracht met het genezen van koorts.
Dit wordt bijvoorbeeld bevestigd door Zabylin. Hij deed onder andere onderzoek naar de
gewoonten, rituelen en het bijgeloof van het Russische volk. In zijn hoofdstuk (Zabylin 1880:
353-355) over bezweringen die helpen om koorts te genezen, vermeldt hij onder andere dat
een gebed tot de heilige Sachiël (Russisch: Sichajlo) of de heilige Silinija kan helpen. Zabylin
beschrijft bovendien het verhaal waarin de aartsengel Sachiël, Silinija en de vier evangelisten
twaalf vrouwen uit de zee zien komen. Deze vrouwen worden ook wel de Zussen Koorts
(Russisch: ‘Sëstry Lichoradki’) genoemd17
. Elk van deze zussen vertegenwoordigt een
bepaald soort koorts. Na dit verhaal vermeldt Zabylin (1880: 354-355) ook nog een gebed,
17
In totaal zijn er twaalf zussen, maar ze kunnen ook met zeven, negen of 77 zijn (Usačeva 1995: 117). Meestal
gaat het om vrouwen of maagden met onbedekt hoofd, gekleed in vormlozen lompen, die vaak vanuit het water –
de zee of een meer – tevoorschijn komen (Judin 1997: 233). De namen van deze zussen zijn: Trjaseja, Ogneja,
Ledeja, Gneteja, Grudica, Glucheja, Lomeja, Puchneja, Želteja, Korkuša en Gljadeja. Elke zus staat voor een
bepaald soort koorts. Trjaseja wordt bijvoorbeeld gelinkt aan de koorts waarbij de patiënt rilt en Želteja staat
gelijk aan de koorts waarbij de zieke een gele huidskleur krijgt. De laatste in de rij, en tevens de oudste zus,
vertegenwoordigt de koorts, waaraan men kan sterven (Judin 1997: 233). De verhalen over deze vrouwen zijn
altijd op min of meer dezelfde manier opgebouwd: zij komen uit het water, ze worden gezien door een bepaalde
heilige, vaak de heilige Sisinnius en vervolgens stellen ze zich voor. Ten slotte probeert men om deze zussen
terug te doen verdwijnen, eventueel door hemelse krachten aan te wenden (Judin 1997: 234). Judin (1997: 234)
voegt er nog aan toe dat hoewel dergelijke teksten niet behoren tot de christelijke traditie, ze toch getolereerd
werden. Meer informatie over deze Zussen Koorts kan gevonden worden bij Judin (1997: 233-261) en Usačeva
(1995: 117-123).
Kimberly Goderis 31
waarmee men de koorts kan genezen. Dit gebed moet men driemaal boven het hoofd van de
zieke uitspreken. Vervolgens moet men een kruis leggen in het water, dat gebruikt wordt bij
het klaarmaken van het voedsel. Dat water moet ten slotte aan de zieke te drinken worden
gegeven.
Aangezien in berkenbastbrief NVG № 734 de naam van de aartsengel Sachiël voorkomt,
kan men er dus vanuit gaan dat deze tekst in verband kan gebracht worden met koorts.
Bovendien wijst het woord ‘гѣ’ – die ook geïnterpreteerd zou kunnen worden als een ‘г’ met
een niet te onderscheiden letter erna – hier op het telwoord 3, ook al werd er geen titlo of
puntje bij geschreven zoals gewoonlijk het geval is. De naam van de aartsengel Sachiël moet
dus driemaal herhaald worden. Hierdoor lijkt het voor de hand liggend dat deze tekst kan
geïnterpreteerd worden als een bezwering of spreuk. Het driemaal herhalen van de naam van
een heilige of engel kan dan wijzen op een poging om de magische kracht van deze bezwering
te vergroten (Janin & Zaliznjak: 2000: 33; Zaliznjak 2004: 348).
7.2 Novgorod № 715
три дєвѧ(т)о анєєло три дєвѧ ароханєло
из ави ра а жєѧ михєѧ трасавичє
молитвами свѧтыѧ огородичѧ
Vertaling: “Drie keer negen engelen, drie keer negen aartsengelen. Verlos Gods dienaar
Michej van de koorts door de gebeden van de heilige Moeder Gods.”
Dit stuk berkenschors werd teruggevonden in de buurt van Novgorod op de
opgravingsplaats, die wordt aangeduid als ‘Michailoarchangel’skij raskop’ (Janin & Zaliznjak
2000: 14). Daar werd het ontdekt in het vierkant 27 op het niveau van de negende laag op een
diepte van 1,80 meter. Deze berkenbastbrief is volledig bewaard, slecht één letter ontbreekt:
in ‘дєвѧ-о’ ontbreekt de letter ‘т’. Het gaat hier om een langwerpig stukje schors met een
lengte van zo’n 21,1 centimeter en een breedte van drie centimeter. Via stratigrafisch
onderzoek kon worden vastgesteld dat deze tekst uit de dertiende eeuw dateert, meer bepaald
uit de periode tussen de tweede helft van de twaalfde en het midden van de dertiende eeuw
(Janin & Zaliznjak 2000: 14).
Wat de inhoud van deze tekst betreft, lijkt het hier zeer duidelijk te gaan om een bezwering
tegen koorts. In de tekst wordt letterlijk gevraagd om een persoon met de naam Michej te
verlossen van koorts door middel van gebeden (“из ави ра а ( о)жєѧ михєѧ трасавичє”).
Hierdoor besluit Zaliznjak (2004: 522) dat dit stukje schors waarschijnlijk als een soort
amulet werd gebruikt, in de vorm van een zogenaamde ‘nauz’, een talisman in de vorm van
een knoop.
32 Kimberly Goderis
7.3 Novgorod № 930
с тыи сисинѣи и сихаилъ сѣдѧщ(є н)[а] горахъ си
наистии смотрѧщє на морє ∙ и [ ѣ] шюмъ с нє
єсѣ вєлико ∙ и страшно ∙ и види ан гла лєтѧ
ща с н сѣ с тго сисиниѧ и сиха(ила) [н]ару
ци имущє лєдѧны ∙ а в руку д[ѣ](ржа)ща ʘ
ружья пламєна [∙] но а и(ѥ) [въ]змути
сѧ морє ∙ изиидоша ∙з∙ женъ ∙ простовла
сыхъ ∙ ʘкании ∙ видѣниѥмъ изым
аны ыша силою ∙ невимаго ц рѧ ∙ и рѣ
ша с ты[и сис](инии) [и] сихаилъ ...
Vertaling: “De heilige Sisinnius (Russisch: Sisinij) en Sachiël (Sichail) zaten op de berg
Sinaï, kijkend naar de zee. Er kwam een geluid vanuit de hemel, groot en verschrikkelijk. En
de heilige Sisinnius en Sachiël zagen een engel, die neerdaalde vanuit de hemel. De engel
droeg boeien uit ijs en had een vurig wapen in de hand. Toen werd de zee onrustig en kwamen
uit de zee zeven vrouwen met hun hoofd onbedekt, een ellendig zicht. Ze waren getroffen
door de kracht van een onzichtbare koning. En de heilige Sisinnius en Sachiël zeiden …”
Berkenbastbrief NVG № 930 werd teruggevonden bij de Nikitinskij opgravingen
(Russisch: ‘Nikitinskij raskop’) op het terrein van het oude Novgorod (Zaliznjak 2004: 694).
Daar werd het teruggevonden op het grondgebied van landgoed ‘B’. Stratigrafisch onderzoek
wees uit dat deze tekst aan het einde van de veertiende of het eerste kwart van de vijftiende
eeuw werd geschreven. Meer preciezer vermoedt men dat NVG № 930 niet werd geschreven
voor de jaren 80 van de veertiende eeuw.
De tekst van deze berkenbastbrief vormt een bezwering tegen koorts (Zaliznjak 2004:
694). Volgens Zaliznjak is NVG № 930 een voorbeeld van één van de meest bekende
bezweringen tegen koorts, namelijk het gebed tot de heilige Sisinnius (Russisch: ‘Sisinieva
molitva’ of ‘Sisinieva legenda’). Deze legende was algemeen gekend in het oostelijke deel
van de Middellandse Zee en de aangrenzende gebieden. Zo vermeldt Gippius (2005: 136) dat
er naast een Slavische versie van dit verhaal, ook varianten terug te vinden zijn in de Griekse,
Koptische, Ethiopische, Armeense, Roemeense, Syrische, Arabische en Joodse traditie.
Belangrijk is hier ook om te vermelden dat NVG № 930 de oudste variant is die van deze
tekst werd teruggevonden (Zaliznjak 2004: 694; Gippius 2005: 136). Het is namelijk een paar
eeuwen ouder dan de oudste versie die men had gevonden voordat deze berkenbastbrief werd
ontdekt (Zaliznjak 2004: 694). In andere varianten van dit verhaal wordt ook beschreven hoe
deze personages – de heilige Sisinnius en de aartsengel Sachiël – elkaar ontmoetten. De
heilige Sisinnius zat op een berg toen hij de aartsengel Sachiël vanuit de hemel zag neerdalen.
Vanaf dat moment worden deze beide figuren de hoofdpersonen van het verhaal. Deze
ontmoeting wordt niet vermeld in de tekst van NVG № 930, maar hier is wel duidelijk te zien
dat deze twee personen als een ‘paar’ worden gezien. Zaliznjak (2004: 694) merkt hier op dat
Kimberly Goderis 33
deze figuren als een ‘paar’ optreden in hun verhaal net zoals andere bekende paren dat ook
deden, zoals Petrus en Paulus, Cosmas en Damianus en Boris en Gleb.
In het verhaal dat in NVG № 930 wordt beschreven, zien de heilige Sisinnius en de
aartsengel Sachiël zeven vrouwen uit de zee komen. Van deze vrouwen weten we dat ze het
hoofd onbedekt lieten (Russisch: ‘prostovolosye’). Dit fenomeen staat voor de belichaming
van koorts. Gippius (2005: 136) voegt er nog aan toe hoe dit gebed of deze legende verder
afloopt, deze informatie haalt hij uit recente varianten van deze tekst. Nadat deze vrouwen uit
de zee zijn gekomen, stellen zij zich aan Sisinnius en Sachiël voor als de dochters van koning
Irod (Nederlands: wreedaard, onmens). Eén voor één vertellen zij hen hoe ze heten. Ten slotte
wordt uitgelegd hoe men met een bezwering deze vrouwen en dus de koorts die zij
voorstellen, kunnen afweren. Deze bezweringen bevatten de namen van de heilige Sisinnius,
de engelen en de vier evangelisten (Gippius 2005: 136).
Dit verhaal doet denken aan een ander verhaal waar de aartsengel Sachiël in voor komt,
zoals beschreven wordt bij M. Zabylin (1880: 353-355; zie 7.1). In dit verhaal zien de
aartsengel Sachiël, de heilige Silinija en de vier evangelisten 12 vrouwen uit de zee komen.
34 Kimberly Goderis
8 Handleiding voor een eredienst – Novgorod № 727
+ л гословлєно ∙г ∙ хр тсъ въ + людиє + хр стъ во + да исповѣдѧтьсѧ го[сп]одєви + нынѧ [и
п]ри +
господє господє
та жь + хр сто въскрьсѣ + ѧкъ съкрȣши : врата мѣдѧнаѧ + людиє + хр стъ въ + [сє]и д н[є]+
отєц[ю и с н]ȣ во в[ѣ]...
ижь сътвори господѣ возрадȣємъсѧ + та жь людиє : хр стъ въ + слава + да ȣз[ѣ]р(ѧть) ...
и нынѧ и присно + людьє + хр стъ въ + та жє попо + хр стъ въскрьсѣ изъ м[ь]р[ь]твыхо+
людєє + и гро єныимо и живото дарова + попо ∙ и гро єнымо живото д[ар](ова) ...
та жє : трьпарє : кондако : та жє : свєтилѣно + плотию ȣсъ та жє ...
та жє :г : хр стсъ въскрьсѣ : та жє трьпарь : та жє конодако + та жє [п]... (свѧ)
тыє ожє : та жє молитва + тако сѧ поєть о єдєнѧѧ : : г: хр ст(ъ въ) ...
є чѧсо + омѣ свѣтилєно мъихъ оудо ѧзвы рȣкою си испы(тавыи)
Vertaling: ““Gezegend zij de Heer.” Driemaal. “Christus is verrezen.” Mensen: “Christus is
verrezen.” “Dat ze God belijden…” “Nu en altijd.” Opnieuw: “Christus is verrezen.” “Want
Hij vernielde de koperen poort.” Mensen: “Christus is verrezen.” “Over die dag, die de Heer
heeft gemaakt, verblijden wij ons.” Opnieuw de mensen: “Christus is verrezen.” “Eer aan de
Vader en de Zoon in de eeuwen …” “Dat ze zullen zien…” “Nu en altijd.” Mensen: “Christus
is verrezen.” Opnieuw de pope: “Christus is uit de dood verrezen.” Mensen: “En Hij schonk
leven aan het graf.” De pope: “En Hij schonk leven aan het graf…” Opnieuw een troparion18
.
Een kondakion19
. Opnieuw een photogogicon20. “Het lichaam ontsliep…” Opnieuw driemaal:
“Christus is verrezen.” Opnieuw een troparion. Opnieuw een kondakion. Opnieuw …
Opnieuw een gebed. Er wordt samen gezongen. Driemaal: “Christus is verrezen.” … Een
photogogicon voor Thomas: “Onderzoek met je hand de zweren van Mijn lichaam.”
Deze berkenbastbrief werd teruggevonden op de Troickij-opgravingssite in het vierkant
1077 (Janin & Zaliznjak 2000: 28). Daar werd het opgegraven ter hoogte van de zesde en
zevende laag van op een diepte van 1,15-1,21 meter. Deze plaats bevindt zich op het terrein
dat wordt aangeduid met de letter ‘I’. Dit stuk schors heeft een lengte van 31,2 centimeter en
een breedte van 7,3 centimeter. Stratigrafisch onderzoek wees uit dat NVG № 727 werd
geschreven in de periode tussen het midden van de jaren vijftig van de twaalfde eeuw en het
eerste kwart van de dertiende eeuw. Nog preciezer werd bepaald dat deze tekst waarschijnlijk
uit het laatste kwart van de twaalfde eeuw dateert. Berkenbastbrief NVG № 727 werd bijna
volledig bewaard. Alleen aan de rechterkant is de bovenlaag van de schors verloren gegaan,
18
Een troparion (Russisch: ‘tropar’’) is een kort gezang en gebed waarin de kern van een feestdag wordt
uitgelegd door er een heilige persoon bij te betrekken. 19
Een kondakion of kontakion (Russisch: ‘kondak’) is een kerkelijke hymne om de Heer, de Moeder Gods, een
heilige of een feestdag te eren. 20 Een photogogicon (Russisch: ‘svetilen’) wordt ook wel een Hymne van het Licht genoemd. Het is een gezang
dat tijdens de metten of ochtendgebeden wordt gezongen na een kanon, een Russisch-orthodoxe hymne. Dit
gezang wordt enkel op weekdagen gezongen. Op zondagen wordt het vervangen door een exapostilarion (zie
voetnoot 31).
Kimberly Goderis 35
waardoor aan deze kant niet alle letters duidelijk te onderscheiden zijn (Janin & Zaliznjak
2000: 28). Zo is het bijvoorbeeld ook niet zeker of deze tekst stopt bij het woord
‘испы(тавыи)’, misschien komen hierna nog enkele woorden. Zaliznjak en Janin (Janin &
Zaliznjak 2000: 28; Zaliznjak 2004: 463) vermoeden dat als dit het geval zou zijn, er zeker
niet meer dan zes letters zouden gestaan hebben. De tekst bestaat uit negen regels, maar boven
de tweede en derde regel werden telkens nog enkele woorden tussen de regels geschreven.
Wat de inhoud van deze berkenbastbrief betreft, gaat het over enkele aantekeningen die
verband houden met de eredienst in de Thomas-week21
(Russisch: ‘Fomina Nedelja’).
Zaliznjak en Janin (Janin & Zaliznjak 2000: 28; Zaliznjak 2004: 463) vermoeden dat deze
tekst werd opgeschreven door een pope of priester om dit te gebruiken als geheugensteun
tijdens de eredienst van deze speciale week.
De tekst zelf bestaat uit enkele uitroepen – zoals “хр стъ въ” (Christus is verrezen) – en
enkele liturgische fragmenten – zoals bijvoorbeeld “да исповѣдѧтьсѧ го[сп]одєви” (Dat ze
God belijden). Deze uitroepen werden voornamelijk als een afkorting neergeschreven en van
de liturgische fragmenten werden slechts de beginwoorden vermeld (zie volgende alinea).
Deze verschillende passages worden aan elkaar verbonden door aan te duiden wie wat moet
zeggen tijdens de eredienst. Zo wordt op verschillende plaatsen in de tekst duidelijk gemaakt
wanneer de ‘людиє’ (mensen, gelovigen) of de ‘попо’ (pope) aan het woord zijn. Ook wordt
er vermeld wanneer er bijvoorbeeld een ‘трьпарь’ (troparion) moet gezongen worden of
wanneer er een ‘молитва’ (gebed) gebeden moet worden. Deze verschillende elementen uit
de eredienst worden van elkaar gescheiden door een kruis ‘+’. Het gebruik van dit teken om
bepaalde zinsdelen van elkaar te scheiden, werd al vaker aangetroffen. Zo komt een ‘+’ zeer
frequent voor in het Ostromirevangelie. Een voorbeeld hiervan kan men bijvoorbeeld vinden
op de bladzijden 2a-2b: “Искони ѣ слово | и слово ѣ отъ | а∙ и ъ ѣ | слово+ сє ѣ |
искони ѹ | а и тѣмь вса ы|шѧ+ и ез него ни|чьтоже не ысть∙ | ѥже ысть+ въ то|мь
животъ ѣ∙ и || животъ ѣ свѣтъ | чловѣкомъ+”22
(Bogdanova 2002: 2a-2b).
Zoals hierboven reeds vermeld, worden in de tekst van deze berkenbastbrief verschillende
passage uit de liturgie samen geplaatst. Hierbij worden ze aangeduid met de eerste woorden
van de psalm, het gebed of de hymne, waarnaar hier verwezen wordt. Wat hieronder volgt is
een poging om deze afkortingen te identificeren en de oorspronkelijke tekst te achterhalen.
Het eerste woord uit deze berkenbastbrief “ л гословлєно” werd door Janin (1998: 350)
herkend. Hij vermoedt dat hier het volgende vers wordt bedoeld: “Благословено царство
21
‘Fomina Nedelja’ (De week van de apostel Thomas) wordt ook wel ‘Nedelja Antipaschi’ (De week na Pasen)
genoemd. Met deze benaming wordt de eerste week na Pasen aangeduid in de Russisch-orthodoxe Kerk. Toen
Jezus Christus werd gekruisigd en nadien verrees uit de dood, was de apostel Thomas daar niet bij. Daarom wou
hij niet gelovigen wat de andere apostelen hem vertelden. Pas wanneer Jezus Christus uit de hemel neerdaalde en
hem Zijn wonden liet zien, geloofde de apostel Thomas wat er gebeurd was. De zondag na Pasen wordt daarom
in de Russisch-orthodoxe traditie gevierd als het feest van de apostel Thomas. 22
“In het begin was het woord, en het woord was bij God en het woord was God. Het was in het begin bij God.
Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was, had leven in Hem, en het
leven was het licht van de mensen” (Willibrordvertaling: John 1:1-4).
36 Kimberly Goderis
Отца и Сына и Святаго Духа ныне и присно н во веки веков”23
(Janin 1998: 350). Deze
zin komt wel vaker voor in liturgische teksten. Het is dus best mogelijk dat de auteur van
NVG № 727 deze zin bedoeld heeft.
De woorden “да исповѣдѧтьсѧ го[сп]одєви” interpreteren Janin en Zaliznjak (2000: 28)
als een vers uit psalm 106. In vers 8, 15, 21 en 31 van deze psalm staat inderdaad te lezen:
“Да исповедятся Господеви милости Его, и чудеса Его сыновом человеческим”24
(Molitvoslov.com 2016a). Het is inderdaad best mogelijk dat deze woorden uit de eerste regel
van berkenbastbrief NVG № 727 overeen komen met psalm 106. De volgende passage die
Janin en Zaliznjak identificeerden bestaat uit de woorden “ѧкъ съкрѹши : врата мѣдѧнаѧ”.
Deze regel treffen we eveneens aan in psalm 106, namelijk in vers 16. Daar staat te lezen:
“яко сокруши врата медная и вереи железныя сломи”25
(Molitvoslov.com 2016a). Ook de
volgende woorden uit NVG № 727 die Janin en Zaliznjak (2000: 28) probeerden te
identificeren, komen uit een psalm. Volgens hen komen de volgende regels uit psalm 107:
“[сє]и д н[є]+ | ижь сътвори господѣ возрадȣємъсѧ”. Waarschijnlijk gaat het hier om een
drukfout in hun werk, want dit vers komt uit psalm 117 en dus niet uit psalm 107. In vers 24
van psalm 117 staat het volgende te lezen: “Сей день, eгоже сотвори Господь, возрадуемся
и возвеселимся в онь”26
(Molitvoslov.com 2016b).
Van de woorden “да ȣз[ѣ]р(ѧть) ...” uit de derde regel van deze berkenbastbrief vertellen
Janin en Zaliznjak (2000: 28) niet uit welke tekst ze precies komen. Wel delen ze mee dat dit
een afkorting is voor de volledige tekst: “Да узрят нищии и возвеселятся”27
. Enig zoekwerk
tussen Russisch-orthodoxe liturgische teksten toont dat deze woorden overeenkomen met vers
32 van psalm 68. In dit vers staat het volgende: “Да узрят нищии и возвеселятся: взыщите
Бога, и жива удет душа ваша”28
.
Voor de woorden “и гро єныимо и живото дарова” geven Janin en Zaliznjak geen
verklaring. Daarom moeten we op zoek gaan naar gelijkaardige uitdrukkingen in de Russisch-
orthodoxe liturgie. Al snel komen we dan bij de zin “Христос воскресе из мертвых,
смертию на смерть наступи и гро ным живот дарова”29
(Pavel 2011). Dit vers wordt een
aantal keren herhaald in het Kanon van Pasen (Pavel 2011). Opvallend is wel dat in
berkenbastbrief NVG № 727 eerst de gelovigen deze zin moeten uitspreken en dat pas daarna
de pope het herhaalt. De internetgebruiker Pavel vermeldt op een site voor oudgelovigen dat
de volgorde vandaag anders is: “Головщик возглашает на 5-й глас: Христос воскресе из
мертвых, смертию на смерть наступи и гро ным живот дарова (трижды); мы же на
23
“Gezegend is het koninkrijk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, nu en altijd en in de eeuwen der
eeuwen.” 24
“Dat ze aan de Heer Zijn genade en Zijn wonderen belijden – aan de zonen van de mensheid!” 25
“Want Hij vernielde de koperen poort en brak de ijzeren grendels af.” 26
“Over deze dag, die God geschapen heeft, verblijden wij ons en verheugen wij ons.” 27
“Dat de armen het zullen zien en zich zullen verheugen.” 28
“Dat de armen het zullen zien en zich zullen verheugen: zoek God op en je ziel zal leven.” 29
“Christus is uit de doden verrezen, Hij trapte met de dood op de dood en schonk leven aan het graf.”
Kimberly Goderis 37
последнем возгласе: и гро ным живот дарова”30
(Pavel 2011). Vandaag is het eerst een
voorzanger die het vers driemaal zingt. Pas na de laatste keer moeten de gelovigen
antwoorden.
In de woorden “плотию ȣсъ” uit de zesde regel zien Janin en Zaliznjak (2000: 28) dan
weer een gelijkenis met een exapostilarion31
. Na een korte zoektocht tussen Russisch-
orthodoxe liturgische teksten wordt duidelijk dat Janin en Zaliznjak gelijk hebben. Het
exapostilarion dat zij vermelden, komt wel degelijk voor in het ‘Kanon van Pasen’ (Russisch:
‘Paschal’nyj kanon’). Dit kanon bestaat uit verschillende delen. Na het negende lied (‘Pesn’
9’) en voor de gedichten van Pasen (‘Stichiry Paschi’) wordt het exapostilarion driemaal
gezongen. Het gaat hier om de woorden: “Плотию уснув, яко мертв, Царю и Господи,
тридневен воскресл еси, Адама воздвиг от тли, и упразднив смерть: Пасха нетления,
мира спасение”32
(Molitvoslov.com 2016d). De eerste twee woorden komen overeen met
“плотию ȣсъ” uit de zesde regel van berkenbastbrief NVG № 727.
Tot slot komen de laatste woorden van deze berkenbastbrief “ омѣ свѣтилєно мъихъ
оудо ѧзвы рȣкою си испы(тавыи)” overeen met een photogogicon (Russisch: ‘svetilen’, zie
voetnoot 20) – dat in de Thomas-week wordt gezongen (Janin & Zaliznjak 2000: 28). Ook
hier kunnen we na het onderzoeken van liturgische teksten vaststellen, dat Janin en Zaliznjak
gelijk hebben. Deze woorden komen wel degelijk uit het photogogicon die zij vermelden. Net
zoals het exapostilarion, waarnaar in NVG № 727 wordt verwezen met de woorden “плотию
ȣсъ” – zie vorige alinea –, wordt ook dit photogogicon meteen na het negende lied en net voor
een lofdicht gezongen. Het verschil is wel dat dit photogogicon slechts tweemaal wordt
gezongen en het exapostilarion drie keer. De tekst van dit photogogicon gaat als volgt: “Моих
удов рукою твоею испытавый язвы, / не неверуй Ми, Фомо, / уязвленному те е ради: /
со ученики единомудрствуй, / и живущаго проповедуй Бога”33
(Timrot 2016c).
Met andere woorden het is zeer duidelijk dat de inhoud van berkenbastbrief NVG № 727
in verband kan gebracht worden met de Thomas-week, de eerste week na Pasen. De tekst
geeft namelijk een opsomming van een aantal verzen en gebeden, die tijdens de liturgie van
dit moment aan bod komen. We kunnen dan ook bijna met zekerheid stellen dat deze tekst
werd geschreven om te dienen als een geheugensteun voor een priester of pope bij deze
erediensten. Deze verklaring lijkt namelijk de meest logische.
30
“De voorzanger roept uit op de vijfde toon: Christus is uit de doden verrezen, Hij trapte met de dood op de
dood en schonk leven aan het graf (driemaal); wij zeggen na de laatste uiroep: En schonk leven aan het graf.” 31
Een exapostilarion (Russisch: ‘eksapostilarij’ of ‘ėkzapostilarij’) is een gezang dat wordt gezongen aan het
einde van een kanon. Dit wordt meestal gezongen tijdens de ‘metten’ of ochtendgebeden op zondag. Op gewone
weekdagen wordt dit exapostilarion vervangen door een photogogicon (zie voetnoot 20). 32
“Uw lichaam ontsliep, alsof het dood was, Koning en Heer, na drie dagen bent U verrezen, U heeft Adam
opgericht uit luizen, U heeft de dood opgehoffen; het overgankelijke Pasen, de redding van de wereld.” 33
“Onderzoek met je hand de zweren van Mijn ledematen, wees mij niet ongelovig, Thomas, Ik aanvaard voor
jou de wonden. Wees samen met de andere leerlingen geestesverwanten en verkondig de levende God.”
38 Kimberly Goderis
9 Gebeden, hymnen en psalmen
9.1 Een psalm – Novgorod № 462
г и ѫслюши молитвѹ
Vertaling: “Luister, naar mijn gebed.”
Deze tekst werd teruggevonden in het Tichvinskij district – ten noordoosten van
Novgorod. Het stuk schors werd ontdekt in de vijftiende laag van het vierde vierkant op een
diepte van 4,36 meter (Arcichovskij & Janin 1978: 57). Berkenbastbrief NVG № 462 heeft
een lengte van 22,9 centimeter en een breedte van 2,8 centimeter. Het werd volledig bewaard
en bevat slechts drie woorden. Via stratigrafisch onderzoek kon vastgesteld worden dat deze
tekst dateert uit de twaalfde eeuw.
Aangezien de tekst hier slechts uit drie woorden bestaat, is het zeer moeilijk om de
herkomst te reconstrueren. Arcichovskij en Janin (1978: 57) vermelden bijvoorbeeld dat deze
woorden vaak voorkomen aan het begin van een gebed. Ook nu nog komt deze
woordcombinatie voor bij gebeden tijdens erediensten. Hegoumen Makarij Veretennikov
(1983: 310-311) geeft echter wel een mogelijke interpretatie voor deze tekst. Hij identificeert
NVG № 462 als de tweede regel uit psalm 101. Hierbij verwijst hij naar een Bijbelversie van
de twaalfde eeuw. Enig opzoekwerk tussen de psalmen uit de Russisch-orthodoxe Kerk geeft
hegoumen Makarij gelijk. Ook nu nog komen deze woorden voor in psalm 101. De eerste
verzen van deze psalm gaan als volgt: “(1) Молитва страждущего, когда он унывает и
изливает пред Господом печаль свою. (2) Господи! услышь молитву мою, и вопль мой
да придет к Те е”34
(Pravoslavie.ru 2016a).
Hier moet men wel de opmerking maken dat de tekst van NVG № 462 kort is en dat het
dus bijgevolg moeilijk is om deze te identificeren. Men kan vermoeden dat de zin “Luister,
naar mijn gebed” een veel voorkomde uitdrukking is bij gebeden of gezangen. Hegoumen
Makarij heeft dus wel gelijk dat deze zin kan gezien worden als de tweede regel van psalm
101. Maar aan de andere kant kan het ook zijn dat de auteur van deze tekst, misschien niet
deze psalm in gedachten had toen hij deze woorden neerschreef.
9.2 Gebeden voor een begrafenisritueel – Novgorod № 652
… въ врѣмѧ живо(та) моѥго : нє остави мєнє
… не порѹчи мєнє нъ сама
… творьчє зижитєлю и
34
“(3) Het gebed van een lijdende, wanneer hij de moed verliest en zijn verdriet voor de Heer uitstort. (4) Heer!
Luister naar mijn gebed en gejammer zodat het naar U zal komen.”
Kimberly Goderis 39
з авит(єлю) … милѹи ѥгда хощє
ши мѧ испытати …
Vertaling: ‘… verlaat mij niet tijdens mijn leven … vertrouw mij niet toe maar zelf … aan de
Schepper, de Grondlegger, de Redder … ontferm U. Wanneer U mij wil beproeven …”
Deze tekst werd teruggevonden op landgoed ‘I’ van de Troickij-opgravingssite, in het oude
Novgorod (Janin & Zaliznjak 1993: 47). Deze tekst bestaat eigenlijk uit drie verschillende
fragmenten, die werden samen geplaatst onder de benaming NVG № 652. Alle drie werden ze
ontdekt in de zevende of achtste laag van het landgoed ‘I’. Het eerste stuk werd gevonden in
vierkant 711 op een diepte van 1,34 meter, het tweede deel werd opgegraven vanuit vierkant
694 van een diepte van 1,54 meter en het laatste deel bevond zich in het vierkant 695 op een
diepte van 1,26 meter. De lengte van deze fragmenten varieert tussen 9,4-16 centimeter en de
breedte tussen 1,1-4,1 centimeter. Deze drie losse stukjes schors werden uiteindelijk met
elkaar in verband gebracht omwille van gelijkenissen wat de inhoud, het handschrift en de
textuur van het hout betreft (Janin & Zaliznjak 1993: 47). Vermoed wordt dat NVG № 652
werd geschreven tussen de jaren 90 van de twaalfde en de jaren 20 van de dertiende eeuw
(1190-1229).
Wat de inhoud van de tekst betreft, gaat het hier om een gebed. Janin (Janin & Zaliznjak
1993: 47) verduidelijkt dat het eerste deel van dit gebed gericht is aan de Moeder Gods en het
tweede deel aan Christus Pantocrator (Christus de Almachtige heerser).
Volgens Janin (Janin & Zaliznjak 1993: 47) komen de eerste twee regels uit deze tekst
overeen met het gebed tot de Moeder Gods uit de completen (Russisch: ‘povečerie’)35
. Enig
zoekwerk tussen Russisch-orthodoxe gebeden bevestigt Janins bewering. De woorden uit de
eerste twee regels van NVG № 652 – “… въ врѣмѧ живо(та) моѥго : нє остави мєнє |… не
порѹчи мєнє нъ сама” – komen voor aan het einde van de ‘Grote completen’. Daar staat het
volgende te lezen: “Всесвятая Богородице, во время живота моего не остави мене,
человеческому предстательству не ввери мя, но Сама заступи и помилуй мя”36
(Pravoslavie.ru 2016b). Om beide fragmenten gemakkelijk te vergelijken, werden in dit gebed
de overeenkomstige woorden onderlijnd.
Bij het zoeken naar de eerste woorden uit NVG № 652 tussen Russisch-orthodoxe
gebeden, werd duidelijk dat deze zin ook vermeld wordt bij het begrafenisritueel. Zo vermeldt
ieromonach37
Amvrosij Timrot (2016a) in zijn artikel ‘Posledovanie panichidy’ (Het verloop
van de begrafenisdienst) uit welke opeenvolgende stappen een begrafenis zou moeten bestaan.
35
Completen, in het Latijn aangeduid als ‘completorium’, zijn de laatste gebeden van de dag. In de Russisch-
orthodoxe Kerk wordt er een onderscheid gemaakt tussen de ‘Grote’ en ‘Kleine completen’. De ‘Kleine
completen’ of ‘Maloe povečerie’ worden elke dag gebeden, de ‘Grote completen’ of ‘Velikoe povečerie’ zijn
eerder bedoeld voor de dagen rond Pasen. 36
“Allerheiligste Moeder Gods, verlaat me niet gedurende mijn leven, vertrouw mij niet toe aan menselijke
bescherming, maar treed zelf op voor mij en ontferm U over mij.” 37
‘Ieromonach’ is een titel die in de Russisch-orthodoxe Kerk wordt gebruikt om een priestermonnik aan te
duiden.
40 Kimberly Goderis
Daar zet hij uiteen dat na ‘Toon 6’ (Russsich: ‘Glas 6’), het ‘Glorie en vandaag’ (‘Slava i
nyne’) wordt gezongen. In het moderne Russisch luidt deze als volgt: “Слава, и ныне,
Богородичен: Всесвятая Богородица, / во все время жизни моей не оставь меня, /
человеческому покровительству не вверяй меня, / но Сама защити и помилуй меня!”38
(Timrot 2016a).
De laatste drie regels van NVG № 652 zijn dan weer gericht aan Christus Pantocrator.
Deze regels zijn ook terug te vinden in het artikel ‘O pogrebenii po staromu obrjadu’ (Over de
begrafenis volgens het oude ritueel) dat door hegoumen Kirill Sacharov (2013) werd
geschreven. Daarin legt hij stap voor stap uit welke handelingen er moeten doorlopen worden
bij het begraven van een overledene. Zo beschrijft hij wat er gebeurt aan het einde van het
herdenkingsmaal (Russisch: ‘Pominal’nyj obed’). Ook hier worden de woorden, die ook in
NVG № 652 staan, onderlijnd weergegeven:
По окончании о еда хозяйка говорит: «Питались во славу Божию ра и Христовы».
Священник: «Аминь». Все трижды крестятся. Священник звонит в колокольчик. Все
встают из-за стола. Священник: «За молитв…» Поется: «Слава и Ныне. Глас 6-й
«Содетелю и Творче. Зиждителю, Из авителю, осла и, отпусти Христе Боже, и душу его
(ея) помилуй. Егда хощеши испытати, тогда пощади Милостиве и прими душу его (ея)
Владыко, сведый тайная». (Sacharov 2013)39
De laatste woorden van dit ritueel zijn zeer duidelijk gelijk aan de laatste drie regels van NVG
№ 652: “… творьчє зижитєлю и|з авит(єлю) … милѹи ѥгда хощє|ши мѧ испытати …”.
Voor de inhoud en het doel van berkenbastbrief NVG № 652 kunnen we dus besluiten dat
de tekst in twee aparte delen kan opgedeeld worden. De eerste twee regels zijn gericht aan de
Moeder Gods en de laatste drie aan Christus Pantocrator. Beide delen kunnen in verband
gebracht worden met het Russisch-orthodoxe begrafenisritueel zoals het ook nu nog
plaatsvindt. Een mogelijk verklaring voor het doel van NVG № 652 zou misschien kunnen
zijn, dat deze tekst werd neergeschreven door een priester. Het is namelijk zo dat bij een
begrafenis verschillende teksten worden gelezen of gebeden. Deze teksten komen vaak uit
verschillende boeken en daarom was het voor een priester misschien niet altijd mogelijk om
alle boeken naar het huis van de nabestaanden mee te nemen. Daarom zou het kunnen dat een
priester deze teksten voor het gemak op een stuk berkenbast heeft neergeschreven om het te
kunnen gebruiken bij het ritueel.
38
“Allerheiligste Moeder Gods, verlaat me niet gedurende mijn leven, vertrouw mij niet toe aan menselijke
bescherming, maar bescherm mij zelf en onferm U over mij!” 39
“Aan het einde van de maaltijd zegt de huisvrouw: “De dienaars van Christus hebben zich gevoed in Gods
glorie”. De priester: “Amen”. Allen maken driemaal een kruisteken. De priester rinkelt een belletje. Iedereen
staat op vanachter de tafel. De priester “Voor het gebed…”. Er wordt gezongen “Glorie en vandaag. De zesde
stem “Aan de Voltooier en de Schepper. De Grondlegger, Redder, verzwak, vergeef me, Christus Heer, en
ontferm U over mijn ziel. Wanneer U iemand wil beproeven, heb dan genade voor de Weldoener en neem zijn
ziel, U Heerser, die het geheime kent”.”
Kimberly Goderis 41
9.3 Een troparion – Novgorod № 916
(с)[и] гл ть єси [о] (ко) дьвць мариє : цто дьло сє єжь ть
ь вижю ньдоȣмью и дивлюсѧ и ȣмомь ȣжѧса
юсѧ : таï ѿ мьнь ȣди скоро и ы ѿ цр кви и ѿ єрьи
ѧко г ню тѧ приѧхо хȣлȣ ми приньсла єси за цьсть
срамȣтȣ за вьсьльє скор ь за нь хвалитисѧ
Vertaling: “En zo sprak Jozef tot de Maagd Maria: Wat is er met je gebeurd, wat zie ik? Ik
verbaas me en ben verwonderd en mijn verstand raakt verbijsterd. Verwijder snel deze
geheimen van bij mij. Want van de kerk en van de priesters heb ik Jou als vrouw
meegenomen. Maar verwijten heb je mij gebracht in plaats van eer, schande in plaats van
vreugde, droefheid in plaats van mij te loven.”
Deze berkenbastbrief werd opgemerkt op de Troickij-opgravingssite in Novgorod. Het
werd opgegraven op het terrein dat aangeduid wordt met de letter ‘T’. De tekst bestaat uit vijf
regels en werd bijna volledig bewaard – alleen op de eerste regel ontbreken enkele letters.
Stratigrafisch onderzoek wees uit dat de tekst in de tweede helft van de dertiende eeuw werd
geschreven.
De inhoud van deze tekst komt uit de eredienst, die wordt gehouden aan de vooravond van
Kerstmis. Volgens Zaliznjak (2004: 523) gaat het hier om een troparion, dat gezongen wordt
net voor het lezen van een ‘paremija’40
. Een kort onderzoek naar het verloop van de eredienst
rond de tijd van Kerstmis, toont dat Zaliznjak gelijk heeft. Vandaag wordt in de mis aan de
vooravond van deze feestdag nog altijd het volgende gezongen:
Слава, глас 8: Сия глаголет Иосиф к Деве: / Марие, что дело сие, еже в Те е зрю? /
Недоумею, и удивляюся, и умом ужасаюся; / отай у о от мене уди вскоре. / Марие, что
дело сие, еже в Те е вижу? / За честь – срамоту, за веселие – скор ь, / вместо еже
хвалитися, укоризну ми принесла еси. / Ктому не терплю уже поношений человеческих, /
и о от иерей из Церкве Господни яко непорочную Тя приях, / и что видимое? (Timrot
2016d)41
De tekst die vandaag bij de eredienst op de dag voor Kerstmis wordt gebruikt, komt niet
helemaal overeen met berkenbastbrief NVG № 916. Sommige woorden van de huidige tekst
zijn bijvoorbeeld weggelaten en staan op een andere plaats. In de tekst van vandaag vraagt
Jozef bijvoorbeeld twee keer aan Maria wat er met haar scheelt: “Марие, что дело сие, еже в
40
Een ‘paremija’ is een element van de eredienst. Het is een korte lezing uit de Heilige Schrift, dat iets meer
vertelt over een bepaalde feestdag of een heilige die op die dag geëerd wordt. 41
“Glorie, toon 8: En zo sprak Jozef tot de Maagd: Maria, ik zie het, wat is er met je gebeurd? Ik verbaas me en
ben verwonderd en mijn verstand raakt verbijsterd; laat liever deze geheimen van mij verdwijnen. Maria, ik zie
het, wat is er met je gebeurd? Schande in plaats van eer, droefheid in plaats van vreugde, in plaats van mij te
loven, maak je mij verwijten. Ik verdraag niet langer de berispingen van de mensen, want van de priesters uit de
Kerk van de Heer heb ik Jou als reine vrouw meegenomen, maar wat zie ik nu?”
42 Kimberly Goderis
Те е зрю? […] Марие, что дело сие, еже в Те е вижу?”. In NVG № 916 vraagt Jozef dat
slechts één keer: “цто дьло сє єжь ть| ь вижю” (regel 1-2).
In de huidige tekst gaat Jozef vervolgens verder door aan Maria uit te leggen dat haar
vreugde heeft plaatsgemaakt voor verdriet en dat hij berispingen van anderen moet doorstaan
omwille van haar gedrag. Deze passage komt ook voor in NVG № 916, maar die werd pas om
het einde van deze berkenbastbrief geschreven. Bovendien staan de woorden van deze zin in
een andere volgorde – bij dit voorbeeld worden de gelijkaardige zinsdelen op dezelfde manier
onderlijnd. In NVG № 916 staat te lezen: “хȣлȣ ми приньсла єси за цьсть | срамȣтȣ за
вьсьльє; скор ь за нь хвалитисѧ” (regel 4-5). Vandaag wordt het volgende gezegd: “За
честь – срамоту, за веселие – скор ь, вместо еже хвалитися, укоризну ми принесла еси.”
In deze berkenbastbrief wordt het woord ‘хȣлa’ (verwijt, beschimping) gebruikt, nu geeft men
de voorkeur aan ‘укоризна’. Door de woordvolgorde van deze zin te veranderen, zorgt dit er
ook voor dat de betekenis er anders gaat uitzien. Het gaat hier namelijk steeds om een paar
van zaken die met elkaar vergeleken worden. In deze berkenbastbrief en de huidige
liturgische tekst zien deze paren er iets anders uit. Zo gaat het in NVG № 916 om ‘verwijt-
eer’, ‘schande-vreugde’, ‘droefheid-lof’. In de huidige versie van dit troparion staat echter:
‘eer-schande’, ‘vreugde-droefheid’, ‘lof-verwijt’. Deze verschillen zijn ontstaan, nadat het
woord ‘укоризна’ – in NVG № 916 ‘хȣлa’ – van plaats veranderde.
Vervolgens zegt Jozef in de huidige tekst dat hij de verwijten van anderen niet langer
aankan: “Ктому не терплю уже поношений человеческих”. Dit wordt in NVG № 916 niet
vermeld. Ten slotte komt de zin waarin Jozef meedeelt dat Maria niet meer lijkt op de vrouw
die hij in de kerk heeft meegenomen. Deze zin werd in deze berkenbastbrief niet aan het einde
geschreven, maar op regel drie en vier: “ѿ цр кви и ѿ єрьи | ѧко г ню тѧ приѧхо”. Bovendien
wordt deze passage tegenwoordig anders geformuleerd: “и о от иерей из Церкве Господни
яко непорочную Тя приях”.
Zaliznjak (2004: 523) geeft een mogelijke reden voor de gewijzigde volgorde en de
herformuleringen. Waarschijnlijk heeft de auteur dit troparion uit het hoofd opgeschreven,
waarbij hij zich niet alles perfect herinnerde. Misschien zou het ook kunnen – zo beweert
Zaliznjak – dat de auteur de tekst wel heeft overgeschreven van een andere tekst, maar dat die
tekst door de auteur uit het hoofd werd genoteerd. De auteur van NVG № 916 zou dan
gewoon deze fouten hebben overgeschreven. Deze verklaring van Zaliznjak blijkt
aannemelijk. Ergens moet bij het overschrijven een fout zijn gemaakt, aangezien deze tekst op
verschillende plaatsen verschilt met het origineel. Het blijft natuurlijk onduidelijk of de auteur
van deze berkenbastbrief dit gedaan heeft of de auteur van het voorbeeld, dat hij gebruikte.
Kimberly Goderis 43
9.4 Een zangboekje – Novgorod № 419
blz. 1: и с хтȣ · ѧко со о|мь поциваѥмо | г и лагослови | о ць | Вьцєрьнѧѧ на|ша молитвы |
приими свѧты | г и и подажє
blz. 2: намо оставль|ноиѥ грьхово ѧ|ко ѥдино ѥси ѧ|влии во мирь | воскрьсьни|є
pag. 3: О идьть лоу|диє сиона и о ои|имьть и дади|ть славȣ во нє|мь|мь воскрьсошь|моу и
мьртвы|ихо ѧко тъ є
blz. 4: сть ого на|шь из авли|и ото ьза|конии нашихо | Придьть ллȣ|диє поимо и |
поклонимасѧ
blz. 5: x оу славѧщь ѥ|го свѧтоє во|скрьсєни·є ѧ|ко то есть | о нашь из а|влѧа ото
єза|кони нашихо
blz. 6: Страстию | твоєю ѿъ сстра| страстии | сво одихо|мосѧ и воскр|ьсєниѥмє
blz. 7: твоимь из истє|лєния из ы|хъмо г и слава то ь ·
Vertaling: “(1) Jezus Christus, wanneer wij slapen met God, Heer Vader, zegen ons.
Aanvaard onze avondgebeden, Heilige Heer, en (2) vergeef ons onze schulden, want U bent
de Enige, die aan de wereld de heropstanding zal tonen. (3) Omring, mensen, Sion en
omsingel hem en verleen in hem glorie aan Hem, die uit de doden is verrezen, want Hij (4) is
onze God, die ons verlost van onze wetteloosheid. Kom, mensen, laten we Christus bezingen
en aanbidden, (5) terwijl we Zijn verrijzenis uit de doden verheerlijken, want Hij is onze God,
die ons verlost van onze wetteloosheid. (6) Door Uw lijden werden wij van angst bevrijd en
door Uw verrijzenis (7) uit de woestenij staan wij sterk, Heer, Glorie zij met U.”
NVG № 419 is niet zomaar een tekst op een stuk berkenschors, zoals dat bij de meeste
berkenbastbrieven het geval is. Hier gaat het om enkele stukken schors, verzameld in een
klein boekje of bundeltje. Deze stukken schors werden teruggevonden in het vierkant 129 van
‘Il’inskij raskop’ in Novgorod op een diepte van 3,25 meter (Arcichovskij & Janin 1978: 25).
Arcichovskij en Janin (1978: 25) merken op dat dit bundeltje de kenmerken heeft van een
normaal samengebonden boek. Het binddraadje is wel niet bewaard gebleven, maar de gaatjes
– acht per bladzijde – zijn wel nog steeds zichtbaar en er zit een duidelijke naad waar het
draadje ooit heeft gezeten. In totaal gaat het om drie stukken schors die in het midden werden
geplooid. Hierdoor ontstaan er twaalf bladzijden – met een grootte van ongeveer 5 centimeter
op 5 centimeter –, waarvan er in totaal zeven beschreven werden. Het gaat hier om het enige
boekje op berkenschors dat volledig bewaard is gebleven (Zaliznjak 2004: 523).
Via stratigrafisch onderzoek kon vastgesteld worden dat NVG № 419 uit het einde van de
dertiende eeuw dateert en meer bepaald uit de periode van 1290-1300 (Zaliznjak 2004: 523).
Dit kleine boekje werd teruggevonden op de plaats waar ooit een vervallen huis stond, dat in
het jaar 1292 werd gebouwd (Arcichovskij & Janin 1978: 25). Daar raakten deze stukken
schors bedekt onder de overblijfselen van het houten geraamte van het huis. Dit zou aan het
begin van de veertiende eeuw gebeurd zijn. Ook wat de schrijfwijze van bepaalde letters
betreft, wordt duidelijk dat NVG № 419 aan het einde van de dertiende of het begin van de
veertiende eeuw geschreven werd. Zo geven Arcichovskij en Janin (1978: 25-27) het
44 Kimberly Goderis
voorbeeld van de letter ‘в’, die hier duidelijk bestaat uit twee kleine driehoeken die elkaar
gedeeltelijk raken. Dit kenmerk is typisch voor de veertiende eeuw, maar het kwam ook al
eerder voor. Bij een ander voorbeeld – dat van de letter ‘ж’ op de eerste bladzijde –,
verwijzen Arcichovskij en Janin naar het paleografisch onderzoek van Evfimyj F. Karskij. Hij
ontdekte dat het typisch is voor de dertiende eeuw dat “точки соприкосновения оковых
черт с прямой линией находятся в разных местах”42
(Karskij 1979: 188). Met andere
woorden bij het dateren van NVG № 419 komen de resultaten van het stratigrafisch
onderzoek duidelijk overeen met dat van het paleografisch onderzoek.
De schrijver van dit berkenbastboekje begon zijn tekst met
een duidelijk motief bovenaan de bladzijde. Het gaat om twee
keer twee lijnen, die zigzag door elkaar lopen en de breedte van
de volledige pagina innemen. Arcichovskij en Janin (1978: 25) merken op dat het patroon te
eenvoudig en het gebruik ervan waarschijnlijk te verspreid is om op zoek te gaan naar andere
teksten met analoge motieven. In Novgorod kwamen toen vaak dergelijke patronen voor.
Verder zagen Arcichovskij en Janin (1978: 27) ook dat de auteur een poging deed om zijn
(korte) tekst in alinea’s op te delen. Dit is duidelijk te zien, aangezien sommige letters groter
werden geschreven en dubbele contouren kregen. Eve Levin (1997: 134) ziet hierin een
duidelijke aanwijzing dat de auteur deze tekst heeft overgeschreven: “It is clear that the writer
was working from a book, probably on parchment, because he tried to replicate the ornate
capitals at the beginnings of paragraphs”. Hier moeten we echter toegeven dat wat Levin hier
beweert, niet helemaal juist is. Het is niet omdat iemand zijn tekst mooier probeert te maken
door er hoofdletters aan toe te voegen of door de tekst in alinea’s op te delen, dat met
zekerheid kan gezegd worden dat de auteur zijn tekst heeft overgeschreven. Duidelijk is wel
dat de auteur de tijd heeft genomen en moeite heeft gedaan om zijn tekst er aantrekkelijk uit te
laten zien. Of hij dit letterlijk heeft overgenomen uit een origineel van perkament, weten we
niet zeker.
Eve Levin (1997: 134) voegt er ook nog aan toe dat “the presence of many vernacular
features in the language suggests that he might have been reciting the prayers to himself while
copying”. Hiermee geeft Levin dus eigenlijk zelf al toe dat haar eerste idee helemaal niet
zeker is, aangezien ze nu beweert dat deze tekst enkele kenmerken uit de volkstaal of
‘bytovaja sistema’ vertoont. Als we dit idee volgen, kan er geen sprake zijn van een kopie uit
een origineel op perkament. Levins laatste idee wordt ook gevolgd door Uspenskij. Hij
onderzocht de uitspraak van de Russische schrijftaal uit de elfde tot twaalfde eeuw. Uspenskij
(1997: 152-153) merkte op dat in NVG № 419 de letter ‘ъ’ soms werd vervangen door een ‘о’
en de letter ‘ь’, ‘e’ en ‘ě’ door de letters ‘ь’ of ‘є’. Hierdoor lijkt het hem vrij duidelijk dat
deze tekst niet werd overgeschreven van een origineel boek, maar dat het op gehoor werd
42
“… de punten waar de zijlijnen de rechte lijn raken, zich op verschillende plaatsen bevinden.”
Fragment uit NVG 419 (bladzijde 1)
Kimberly Goderis 45
neergeschreven. Hierbij zijn er twee mogelijkheden: of de tekst werd aan de auteur gedicteerd
of de auteur heeft de woorden neergeschreven zoals hij ze zich herinnerde.
Wat de inhoud betreft, vermoedt Zaliznjak (2004: 524) dat het hier om twee gebeden gaat.
Deze zijn afkomstig uit twee stichera43
: één werd in de kerk gebruikt op de zaterdag van de
Goede Week en een andere werd bij het zingen van litanieën gebruikt. Bij Arcichovskij en
Janin (1978: 25) kan dezelfde interpretatie teruggevonden worden, alleen is het iets meer in
detail geformuleerd. Zo vermoeden ze dat de tekst vanaf de vierde regel van de eerste
bladzijde tot het einde van de vijfde bladzijde uit een sticheron komt, dat werd gebruikt bij de
vespers op Stille Zaterdag, zoals ook nu nog het geval is. De tekst op de zesde en zevende
bladzijde vormt dan weer een litanie die werd gezongen bij het betreden van het kerkportaal.
Hegoumen Makarij Veretennikov (1983: 310) is nog preciezer wat de identificatie van deze
gebeden betreft. Hij voegt er aan toe: “[Книжечка] содержит стихиры 1-го гласа на
«Господи, воззвах» и на стиховне из Октоиха”44
(Veretennikov 1983: 310).
Enig zoekwerk tussen Russisch-orthodoxe gebeden bevestigt het vermoeden van
Arcichovskij, Janin en hegoumen Makarij. De woorden vanaf de vierde regel van de eerste
bladzijde tot het einde van de vijfde bladzijde komen inderdaad overeen met die uit het
‘Gospodi vozzvach’ (Heer, ik smeek U), dat op de derde dag van de Grote Vasten wordt
gezongen (Timrot 2016b). Deze ‘Gospodi vozzvach’ bestaat uit drie delen: de zondagse
stichera van Oktoich (Russisch: ‘Стихиры воскресные Октоиха’), de oosterse stichera
(‘Стихиры восточные’) en het sticheron uit Minea (‘Стихира из Минеи’). In het
berkenbastboekje NVG № 419 staat een deel uit de zondagse stichera van Oktoich, de
overeenkomstige woorden worden hier opnieuw onderlijnd weergegeven:
Стихиры воскресные
Стих: Выведи из темницы душу мою, / что ы мне прославить имя Твоё. Пс 141:8А
Вечерние наши молитвы / прими, Святой Господи, / и даруй нам прощение грехов, /
и о Ты Один, / явивший миру воскресение.
Стих: Меня удут ждать праведные, / доколе Ты не воздашь мне. Пс 141:8Б
Окружите, люди, Сион / и охватите его / и в нем воздайте славу Воскресшему из
мертвых, / и о Он – Бог наш, / искупивший нас от еззаконий наших.
Стих: Из глу ины я воззвал к Те е, Господи, / Господи, услышь голос мой. Пс 129:1–2А
Придите, люди, воспоем и поклонимся Христу, / прославляя воскресение Его из
мертвых, / и о Он – Бог наш, / от о ольщения врага искупивший мир. (Timrot 2016b)45
43
Een sticheron of canticum (Russisch: ‘stichira’) is een hymne die tijdens de ochtend- en avonddienst wordt
gezongen. 44
“[Het boekje] bestaat uit stichera: de eerste stem uit “Heer, ik smeek U” en een gedicht uit ‘Oktoich’.” 45
“Zondagse stichera:
Vers: Leid mijn ziel uit de duisternis, zodat ik Uw naam kan verheerlijken. Ps 141:8a
Aanvaard onze avondgebeden, Heilige Heer, en vergeef ons onze schulden, want U bent de Enige, die aan de
wereld de heropstanding zal tonen.
Vers: De rechtvaardigen zullen op mij wachten, zolang U mij niet vergeldt. Ps 141:8b
Omring, mensen, Sion en omsingel hem en verleen in hem glorie aan Hem, die uit de doden is verrezen, want
Hij is onze God, die ons verlost van onze wetteloosheid.
Vers: Vanuit de diepte roep ik tot U, Heer, Heer, luister naar mijn stem. Ps 129:1-2a
46 Kimberly Goderis
Volgens Zaliznjak (2004: 524) werd NVG № 419 geschreven door een zanger uit het koor,
die dit boekje bij het zingen gebruikte. Hij komt tot deze conclusie omdat sommige klanken
die vaak gereduceerd werden, hier volledig werden uitgeschreven. Zo merkt Zaliznjak (2004:
524) op dat het woord ‘от’ tweemaal als ‘ото’ (op bladzijde vier en vijf) en een keer als ‘ѿтъ’
(op bladzijde zes) werd geschreven en nooit als ‘ѿт’. Aangezien de tekst hier werd gebruikt
als hulpmiddel bij het zingen, moeten alle klinkers volledig worden geschreven aangezien ze
ook helemaal worden gezongen. Zaliznjak ziet in berkenbastbrief NVG № 419 een duidelijk
bewijs dat deze gereduceerde klanken in kerkgezangen volledig werden uitgesproken. Hierbij
kunnen we echter opmerken dat er nog betere bewijzen gevonden kunnen worden dan alleen
NVG № 419. Zo duidt Ssabanejew (1982: 181) dit fenomeen aan als ‘Chomonie’. Deze term
legt hij als volgt uit:
Sie bestand darin, daß die zwei Halbvokale der russischen Sprache nicht als stumme Laute wie
beim Sprechen behandelt, sondern auf die Vokale o und e gesungen wurden, wodurch den
Sängern die Möglichkeit zu dauernder Virtuosität gegeben war. Dadurch etstanden in vielen
Wörtern die nichtssagenden Silben „cho“ und „mo“ die dieser Manier den Namen gegeben
haben.
Ook Arcichovskij en Janin (1978: 27) en hegoumen Makarij Veretennikov (1983: 310) gaan
akkoord met de stelling dat een zanger uit het koor de schrijver van het boekje was. Zij
voegen er ook aan toe dat het misschien door een priester zou kunnen geschreven zijn, maar
zij geven toch eerder de voorkeur aan de eerste mogelijkheid. Echter vertellen ze er niet bij
waarom ze voor het eerste idee kiezen. Arcichovskij en Janin (1983: 27) voegen er bij de
eerste stelling wel nog aan toe, dat het boekje waarschijnlijk door een zanger geschreven
werd, maar dat deze persoon eender wie op het landgoed zou kunnen geweest zijn.
Het idee dat dit berkenbastboekje werd gebruikt door een zanger uit het koor bij het zingen
van bepaalde hymnes tijdens een eredienst, blijft natuurlijk onzeker. Men kan zich hierbij
verschillende vragen stellen. Waarom schreef de auteur alleen deze twee teksten op? Een
koorzanger moet veel meer teksten kennen, waarom kiest hij er net die twee uit?
Waarschijnlijk is dit boekje ook een alleenstaand geval: dit is het enige berkenbastboekje dat
werd teruggevonden. Waarom heeft de auteur dan hier de tijd genomen om zijn tekst te
verwerken tot een boekje, iets wat toen zelden gebeurde? Bovendien is de tekst die op deze
drie stukken schors werd neergeschreven in zijn geheel niet zo lang en zou het even goed op
een groot stuk schors geschreven kunnen worden. Waarom heeft de auteur dan net gekozen
voor een boekvorm? Op deze vraag zou men misschien kunnen antwoorden dat het hier om
heilige teksten gaat: stichera uit een eredienst. Misschien wou de auteur het sacrale van deze
teksten bewaren door ze op een bijzondere manier neer te schrijven. Het blijft echter onzeker
Kom, mensen, laten we Christus bezingen en aanbidden, terwijl we Zijn verrijzenis uit de doden verheerlijken,
want Hij is onze God, die de wereld heeft gered van de verleiding.”
Kimberly Goderis 47
wat het doel van NVG № 409 precies was en vele vragen over deze berkenbastbrief blijven
dus onbeantwoord.
9.5 Een lofzang of gebed – Novgorod № 128
I …|чаємъ … II …|щимъ · и грѣховъ · из а
дв о · всѧка · слава · то ѣ · влѧющєс · тѧ вєличаємъ ·
лѣпо · дв о · пѣс · всѧка · сущую · мт рь · сн а · и ѧ · | …
дх внаѧ · то[ ѣ] (·) [лѣ]по (·) | …
III …|мл ть · прє г атую · и до IV …|чєшє · свєр…
лговъ · из авлѧєши · | … достоино · сдѣваємъ · | …
Vertaling: “I … Heilige Maagd, elke eer is bij U, mooie Maagd, elke geestelijke …
II … bevrijd ons van onze zonden, wij verheerlijken Uw wezen, Moeder van Gods Zoon …
III … allerrijkste en U zal ons bevrijden van onze schulden …
IV … door Haar verkrijgen wij een volledige redding. Wij handelen dus waardig tegenover
deze weldoener… (naar een reconstructie van Borkovskij, zie verder)”
Dit stuk berkenbast werd teruggevonden op het terrrein ‘B’ van de Nerevskij wijk
(Russisch: ‘Nerevskij konec’), één van de vijf wijken in het oude Novgorod (Zaliznjak 2004:
641). Daar werd het teruggevonden in de zevende bouwlaag van het vierkant 882 op een
diepte van 1,61 meter (Arcichovskij & Borkovskij 1958: 62-63). Dit stuk schors heeft een
lengte van 41 centimeter en een breedte van 6,5 centimeter. Volgens stratigrafisch onderzoek
werd de tekst geschreven in de periode van 1380-1400, en preciezer in de jaren 80 of 90 van
de veertiende eeuw (Zaliznjak 2004: 641). Ook de resultaten van een paleografisch onderzoek
tonen dat NVG № 128 in de veertiende eeuw werd geschreven. Het bekijken van de manier
waarop bepaalde letters uit deze tekst werden geschreven, kunnen de datering van deze
berkenbastbrief aantonen. Zo beschrijft Karskij (1979: 185) bijvoorbeeld hoe de letter ‘e’ in
die periode werd geschreven: smal en vaak met het ‘tongetje’ een beetje naar boven gericht
(“Язык иногда ывает слишком приподнят вверх”). Zo’n schrijfwijze treffen we onder
andere aan bij NVG № 128.
De vorm van deze berkenbastbrief is meteen zeer opvallend. Het gaat hier om een smal,
langwerpig stuk schors dat duidelijk in vier kolommen is verdeeld, waarbij in elke kolom een
andere tekst werd geschreven. Elk van deze teksten zijn een lofzang of gebed tot de Moeder
Gods.
Hegoumen Makarij Veretennikov (1983: 310) deed een poging om de herkomst van deze
tekst te bepalen. Volgens hem gaat het hier om een oefening van een kind dat leerde
48 Kimberly Goderis
schrijven46
. Echter vertelt hegoumen Makarij er niet bij waarom hij precies denkt dat deze
berkenbastbrief door een kind werd geschreven.
Zaliznjak en Arcichovskij vermoeden beiden dat de teksten uit NVG № 128 een hymne of
lofzang is. Volgens Zaliznjak (2004: 641) gaat het hier om een hirmos47
of kerkgezang.
Arcichovskij (Arcichovskij & Borkovskij 1958: 64) vermeldt dat deze tekst kan
toegeschreven worden aan een kerkzanger of aan iemand die de eredienst leidt. Beiden
verwijzen ze naar Borkovskij om hun idee te verantwoorden. Echter moet men hier opmerken
dat Borkovskij (Arcichovskij en Borkovskij 1958: 97) zelf vermoedt dat het hier eerder over
een gebed gaat, dan over een hirmos. Volgens hem gaat het om een gebed dat gericht is aan
de Moeder Gods.
Borkovskij (Arcichovskij & Borkovskij 1958: 97) kon bovendien de woorden van het
vierde deel van deze berkenastbrief reconstrueren. Op het stuk schors kunnen alleen de
volgende letters onderscheiden worden: “…чєшє · свєр… | достоино · сдѣваємъ · …”.
Borkovskij baseerde zich vervolgens op het onderzoek van Erwin Koschmieder, die
onderzoek deed naar hyrmologia uit Novgorod. In Koschmieders handboek ‘Die ältesten
Novgoroder Hirmologionfragmente’ vermeldt hij een fragment uit de tweede toon van lied 9.
Op de vijfde tot achtste regel van dit lied staat het volgende te lezen: “ѥюжє полȣчьшє. |
съвьршєно съпасєниѥ. до|стоино съдѣваѥмъ яко | лагодателю”48
(Koschmieder 1952:
134). Bij bovenstaand voorbeeld werden de gelijkenissen met de vierde kolom van NVG №
128 onderlijnd weergegeven. Na deze vergelijking kunnen we dus met zekerheid zeggen dat
de vierde kolom overeenkomt met de tweede toon van lied 9.
46
Er werden al eerder berkenbastbrieven teruggevonden, die vermoedelijk door een kind werden geschreven.
Deze teksten worden toegeschreven aan Onfim, een kind uit de dertiende eeuw. Hij schreef waarschijnlijk
teksten neer als een schrijfoefening. Hegoumen Makarij Veretennikov (1983: 310) vermoedt dat hier een
gelijkaardig verhaal achter schuilt en volgens hem werd NVG № 128 geschreven door een kind dat in de
veertiende eeuw leefde, een eeuw na Onfim. 47
Een hirmos (Russisch: ‘irmos’) is een kanon – een Russisch-orthodoxe hymne – waarin heilige personen of
gebeurtenissen worden geëerd. 48
“Door Haar verkrijgen wij een volledige redding. Wij handelen dus waardig tegenover deze weldoener.”
Kimberly Goderis 49
10 Sleutelwoorden voor de zending
10.1 Novgorod № 906
х а : цѣ : пєтраи п ла
козмадьмьѧна : оч а
васильѧ : и ориса и глѣ
а : и свѣхъ ст хъ
Vertaling: “van Christus, de Moeder Gods, Petrus en Paulus, Cosmas en Damianus, de vader
Basilius (Russisch: Vasilij), en Boris en Gleb en van alle heiligen.”
Deze berkenbastbrief werd gevonden op de Troickij-opgravingssite, op het grondgebeid
van het oude Novgorod (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 97). Daar werd het ontdekt in het
vierkant 1409 op een diepte van 3,13 meter op het niveau van de zestiende laag. Deze plek
behoort tot het landgoed dat wordt aangeduid met de letter ‘E’. Het document is volledig
bewaard gebleven. Het stuk schors heeft een lengte van 12,1 centimeter en een breedte van
4,3 centimeter. Stratigrafisch onderzoek wees uit dat deze tekst werd geschreven in het derde
kwart van de elfde eeuw.
De tekst van NVG № 906 bevat een opsomming van een aantal religieuze figuren en
heiligen. Men vermoedt dat deze tekst werd geschreven door een pope of priester om te
gebruiken als geheugensteun bij de zending49
aan het einde van een eredienst (Janin,
Zaliznjak & Gippius 2004: 98; Zaliznjak 2004: 282). De inhoud van zo’n zending is niet altijd
dezelfde. De namen van heiligen of andere religieuze figuren die worden gebruikt, is
afhankelijk van de dag van het jaar, de kerk, de priester, enz.
Wat de inhoud betreft, blijkt berkenbastbrief NVG № 906 niet van grote waarde te zijn: het
is slechts een opsomming van enkele heiligennamen. Wat hier wel uitzonderlijk is, is de
vermelding van de broers Boris en Gleb. NVG № 906 is namelijk de oudste originele tekst,
waarin hun namen vermeld worden (Janin, Zaliznjak & Gippius 2004: 98; Zaliznjak 2004:
282). Bovendien werden de broers pas in het jaar 1071 heilig verklaard. Aangezien deze tekst
in het derde kwart van de elfde eeuw geschreven werd, moet dit dus zeer dicht bij deze datum
gebeurd zijn. Vervolgens zien Janin, Zaliznjak en Gippius (2004: 98) hierin een duidelijk
bewijs dat de verspreiding van hun cultus zeer snel is gebeurd: slechts enkele jaren na de
heiligverklaring werden zij al in teksten uit Novgorod vermeld. Aan de andere kant toont
NVG № 906 ook dat de cultus nog niet zo groot was, dan ze later zou worden. Bij de naam
van de Moeders Gods – ‘ цѣ’ – en bij die van de heilige Cosmas en Damianus –
‘козмадьмьѧна’ – zien we een typische schrijfwijze. De naam van de Moeder Gods wordt
afgekort en de namen van de broers worden aan elkaar in één woord geschreven. Deze
49
Met het woord ‘zending’ wordt hier de zegening bedoeld van de gelovigen aan het einde van een mis, wanneer
zij de kerk buitengaan. In het Russisch heet dit ‘otpust’.
50 Kimberly Goderis
speciale schrijfwijze zien we hier nog niet terug bij de namen van Boris en Gleb, iets wat in
latere teksten wel zal voorkomen.
In NVG № 906 wordt ook de vader Basilius – ‘оч а васильѧ’ – vermeld. Waarschijnlijk
wordt hier de vader van Boris en Gleb bedoeld (Uspenskij 2000: 44). Zij waren de zonen van
Vladimir I Svjatoslavič, de grootvorst van Kiev, die verantwoordelijk was voor de kerstening
van het Russische volk. Na zijn doop nam hij de naam Basilius (Russisch: Vasilij) aan.
Uspenskij (2000: 44) maakt wel een terechte opmerking over de heiligverklaring van deze
grootvorst:
Принято считать, что Владимир ыл причтен к лику святых в середине или во второй
половине XIII в. – после по еды Александра Невского над шведами в 1240 г., - однако
данное указание позволяет отнести это со ытие к олее раннему времени. […]
Исключительный интерес в этом отношении представляет новгородская ерестяная
грамота № 906 третьей четверти XI в., которая содержит перечень святых. (Uspenskij 200:
44)50
Deze berkenbastbrief zou er voor kunnen zorgen dat we kunnen aannemen dat de
heiligverklaring van grootvorst Vladimir eerder plaatsvondt dan vroeger werd gedacht. Zijn
naam wordt namelijk opgenomen in de heiligenlijst van berkenbastbrief № 906, maar als we
de vroegere redenering volgen, zou hij op het moment dat deze tekst werd geschreven nog
niet zijn heilig verklaard. Bovendien voegt Uspenskij er nog aan toe dat de namen in deze
opsomming in een chronologische volgorde staan:
Перечень святых дается здесь в хронологическом порядек (в последовательности
християнского календаря), и, соответственно, Владимир (Василий), память которого
приходится на 15 июля, упоминается между свв. Космой и Дамианом (память 1 июля) и
свв. Борисом и Гле ом (память 24 июля). (Uspenskij 200: 44-45)51
De redenering dat deze namen in een chronologische volgorde worden samengeplaatst, kan
alleen kloppen als Vladimir op dat moment al heilig werd verklaard. Anders kan er helmaal
nog geen sprake van een naamdag zijn. Wel is zeker dat de vader van de broers Boris en Gleb
hier bij elkaar worden geplaatst omdat de auteur van NVG № 906 de speciale band tussen
deze figuren wou accentueren. Uspenskij (2000: 46) benadrukt dat Boris en Gleb de eerste
Russische heiligen zijn. Aangezien Vladimir hun vader is, kan hij ook gezien worden als de
vader van alle Russische heiligen en dus van het hele Russische land.
50
“Algemeen werd gedacht, dat Vladimir tot de scharen der heiligen werd aanvaard in het midden of de tweede
helft van de dertiende eeuw – na de overwinning van Alesandr Nevskij op de Zweden in 1240. Echter laat deze
informatie toe om deze gebeurtenissen te verplaatsen naar een vroeger tijdstip. […] Bijzonder interesse in dit
opzicht vormt berkenbastbrief № 906 uit Novgorod uit het derde kwart van de elfde eeuw, die een opsomming
van heiligen bevat.” 51
“De opsomming van de heiligen wordt hier in chronologische volgorde weergegeven (volgens de christelijke
kalender) en bijgevolg wordt Vladimir (Vasilij), van wie de naamdag op 15 juli valt, gevierd tussen de naamdag
van de heilige Cosmas en Damianus (1 juli) en de feestdag van de heilige Boris en Gleb (24 juli).”
Kimberly Goderis 51
Deze namen worden hier in de genitief weergegeven, waarschijnlijk omdat het woord
‘молитвами’ (door de gebeden) of de woorden ‘молитвъ ради’ (een gebed omwille van) aan
het begin van de tekst zou moeten staan. Aangezien deze uitdrukking hier vanzelfsprekend
was, werd die weggelaten.
We kunnen ons hier natuurlijk de vraag stellen of Janin, Zaliznjak en Gippius hier gelijk
hebben en deze tekst wel degelijk werd geschreven door een pope als geheugensteun bij de
zending aan het einde van een eredienst. In dat geval beweren zij dat de woorden
‘молитвами’ of ‘молитвъ ради’ aan het begin van de tekst erbij moeten gedacht worden. Dit
kunnen we natuurlijk nooit weten. Op zich blijft deze berkenbastbrief gewoon een korte
opsomming van enkele heiligennamen. Misschien werd deze tekst wel voor andere
doeleinden gebruikt. Het zou misschien met een gebed te maken kunnen hebben, waarin deze
heiligen worden aangeroepen. Of het is misschien ook een mogelijkheid dat hier een
opsomming wordt gemaakt van enkele feestdagen, waarop deze heiligen geëerd worden.
Misschien zou het ook een lijst kunnen zijn die te maken heeft met een bestelling voor iconen.
Er werden namelijk al vaker berkenbastbrieven teruggevonden die een iconenbestelling
bevatten (zie hoofdstuk 3). Kortom er kunnen meerdere doeleinden voor deze tekst gevonden
worden. Het voorstel dat het hier om sleutelwoorden uit een zending gaat is aannemelijk,
maar zeker niet de enige mogelijkheid.
10.2 Novgorod № 914
х а : ци : николы : м[р]... : климта : възнєсєниѧ : дъмитр...
волоса : пєтр... павла : вс хъ ст ых : маръ [ы]
Vertaling: “van Christus, de Moeder Gods, Nicolaas (Russisch: Nikolaj), Mr…, Clemens
(Kliment), Hemelvaart, Demetrius (Dimitrij)…, Blasius (Vlasij), Petrus en Paulus en van alle
heiligen, van Marta (Marfa).”
De berkenbastbrief werd aangetroffen op de Troickij-opgravingssite op het grondgebied
van het oude Novgorod. Het werd gevonden in het vierkant 1375 ter hoogte van niveau 16 op
een diepte van 3,02 meter. Deze plek behoort tot het terrein ‘E’. Deze brief bestaat slechts uit
twee regels. Het overgebleven document bestaat uit twee fragmenten. Het eerste deel heeft als
afmetingen 8,6 centimeter op 3,3 centimeter. Het tweede deel is langer en heeft afmetingen
van 15,1 centimeter op 1,9 centimeter. Net als NVG № 906 wees stratigrafisch onderzoek uit
dat deze tekst in het derde kwart van de elfde eeuw werd geschreven.
Net als bij NVG № 906 hebben we hier te maken met een opsomming van Bijbelse figuren
of heiligen. In deze berkenbastbrief wordt echter ook een feestdag vermeld: ‘възнєсєниѧ’
(Hemelvaart). Ook hier vermoeden Janin, Zaliznjak en Gippius (2004: 106) dat deze
geschreven werd door een pope om het te gebruiken als geheugensteun bij de zending aan het
52 Kimberly Goderis
einde van een eredienst. Zij voegen er wel aan toe dat het vermelden van een feestdag in een
zending zeer uitzonderlijk is. Vandaag is het namelijk zo dat een feestdag nooit vermeld
wordt in een zending van een Russisch-orthodoxe eredienst. Wel is dat nog het geval bij
diensten van oudgelovigen. Het vermelden van Hemelvaart in deze berkenbastbrief toont dus
dat deze oudgelovige traditie dus tot ver teruggaat, namelijk tot in de elfde eeuw.
Zoals ook al bij NVG № 906 vermeld werd, kunnen we er niet zeker van zijn dat deze lijst
door een pope werd geschreven om het te gebruiken bij de zending. Er kunnen namelijk nog
andere doeleinden gevonden worden – zie hoofdstuk 3. Echter zorgt het vermelden van een
feestdag ervoor dat het eerste idee aannemelijker lijkt. Aangezien het in de huidige
oudgelovige traditie ook nog voorkomt dat heiligennamen en een feestdag samen worden
vermeld, kan men er van uitgaan dat het eerste idee toch aanvaardbaar is.
De volgorde van deze opsomming is ook opvallend: achtereenvolgens worden enkele
heiligennamen (en een feestdag) vermeld, daarna wordt er gezegd “en andere heiligen” en
tenslotte wordt er nog een laatste naam geschreven. Janin, Zaliznjak en Gippius (2004: 106)
vermoeden dat de auteur hier de laatste naam is vergeten en die er dan maar op het einde heeft
bijgeschreven. Ook opvallend is de naam van de heilige ‘волоса’. Vandaag wordt deze
heilige aangeduid met de naam ‘Vlasij’ (in het Nederlands de heilige Blasius). De naam
‘Volos’ is de heidense variant van ‘Vlasij’. Berkenbastbrief NVG № 914 toont dus duidelijk
dat in de elfde eeuw deze heidense naam nog steeds aanvaard was en gebruikt werd (Zaliznjak
2004: 106).
Kimberly Goderis 53
Conclusie
Deze masterthesis ‘Liturgische en religieuze teksten op berkenbast’ had als doel om alle
religieuze berkenbastbrieven uit de Russische stad Novgorod (en één document uit Toržok,
namelijk № 17) te onderzoeken. Hierbij zou geprobeerd worden om de inhoud van deze
verschillende teksten te identificeren en het eigenlijke doel van de auteur te achterhalen. In
totaal werden in deze thesis 36 berkenbastbrieven onderzocht. Naar gelang de inhoud of de
functie van deze teksten, konden deze 36 documenten worden ingedeeld in 9 verschillende
categorieën.
De eerste categorie bestaat uit één tekst – namelijk № 913 – waarin een overzicht van een
aantal feestdagen wordt vermeld. Zeker kunnen we van deze tekst zeggen dat het gaat om
feestdagen, die plaatsvinden in de herfst of begin van de winter. Het kan zijn dat deze lijst
gebaseerd werd op het Archangel’skoe of het Ostromirevangelie, maar het kan ook door de
auteur uit het hoofd zijn opgeschreven.
In de volgende categorie werden negentien berkenbastbrieven besproken, die allemaal op
landgoed ‘A’ van de Troickij-opgravingssite werden teruggevonden, waar de priester en
iconenschilder Olisej Grečin zou hebben gewoond. In dit hoofdstuk werd geprobeerd om te
bepalen of deze negentien brieven een iconenbestellingen of aanvragen voor een
herdenkingsplechtigheid zijn. Deze opdracht is zeer moeilijk, want zeker kunnen we nooit
zijn. Vermoed wordt dat vijf brieven – NVG № 522, 553, 561, 595 en 602 – een bestelling
zijn voor een icoon. Van drie brieven – NVG № 506, 508 en 544 – kunnen we besluiten dat
het hoogstwaarschijnlijk om een aanvraag voor een herdenkingsfeest gaat. Van de andere elf
brieven weten we de functie niet zeker.
De derde categorie bevat twee voorbeelden van een zondenlijst. Van Toržok № 17 is het
duidelijk dat het hier gaat over een passage uit het werk van Kirill Turovskij: ‘Slova o
premudrosti’. Van NVG № 507 konden we de originele tekst niet bepalen. De belangrijkste
reden hiervoor was, dat deze tekst gewoon te kort is om een origineel te kunnen vinden. Van
beide berkenbastbrieven blijft het wel onduidelijk wat het nut zou kunnen geweest zijn om
deze zondenlijsten te noteren.
In hoofdstuk 5 komt de vierde categorie aan bod: een berisping of vermaning. Hiervan is
NVG № 317 een voorbeeld. De auteur van deze tekst geeft duidelijk kritiek op het gedrag van
een andere persoon (of personen). Er wordt echter niet vermeld wie de auteur of de
geadresseerde zou kunnen zijn en wat die persoon dan precies zou gedaan hebben, dat
onaanvaardbaar zou zijn.
De vijfde categorie richt zich op twee berkenbastbrieven, waarvan vermoed werd dat ze als
een talisman gedragen werden. Opvallend is ook dat NVG № 674 in spiegelschrift werd
geschreven, waarschijnlijk om ervoor te zorgen dat bepaalde personen (of demonen) de tekst
niet zouden kunnen lezen. Van deze tekst kon vastgeteld worden dat het gaat om de vierde
54 Kimberly Goderis
regel van psalm 54. Van NVG № 884 kan dit niet bepaald worden, vooral omdat de tekst te
kort is.
In categorie zes, die besproken wordt in het zevende hoofdstuk, gaat het om bezweringen
die werden gebruikt om personen van een bepaalde ziekte te genezen. Bij de drie gevallen die
hier besproken werden, ging het om een bezwering tegen koorts. In deze formules treffen we
voornamelijk de namen van religieuze figuren aan en van heiligen – vooral de heilige Sachiël
en Sisinnius.
De volgende categorie bevat slechts één brief – namelijk NVG № 727 – waarin een
overzicht wordt gegeven van de verschillende elementen van een eredienst. Bij dit voorbeeld
gaat het duidelijk om de delen van de eredienst, die wordt gehouden in de Thomas-week, de
eerste week na Pasen.
De achtste categorie omvat vijf teksten, die kunnen worden samengeplaatst onder de titel
‘Gebeden, hymnen en psalmen’. Het gaat namelijk over verschillende soorten teksten, die
allemaal een deel zouden kunnen uitmaken van een eredienst of ander religieus ritueel: NVG
№ 462 bevat woorden uit het tweede vers van psalm 101, NVG № 652 omvat een tekst die
werd gebruikt bij een begrafenisritueel, NVG № 916 is een troparion dat tijdens de dienst aan
de vooravond van Kerstmis werd gezongen, NVG № 419 is het enige berkenbastboekje dat
ooit werd teruggevonden en bevat twee stichera en NVG № 128 bevat vier korte fragmenten
van verschillende teksten die kunnen worden gezien als een lofzang of gebed voor de Moeder
Gods.
In de negende en laatste categorie komen twee voorbeelden van een zending aan bod.
Hiervan is de tweede berkenbastbrief – NVG № 914 – een belangrijk voorbeeld, aangezien
het een oudgelovige traditie vermeld, waarbij ook feestdagen in deze ‘zending’ kunnen
vermeld worden.
Als besluit van deze masterthesis kunnen we dus stellen dat van sommige
berkenbastbrieven kon bepaald worden wat de inhoud was, van welke tekst het misschien
werd overgeschreven en welk doel de auteur precies voor ogen had, toen hij de brief schreef.
Van een groot deel van de 36 brieven die in deze thesis werden besproken, konden we dit niet
vaststellen en konden we alleen mogelijke suggesties geven. Dit was voornamelijk het geval
bij teksten die te kort of te fragmentarisch werden overgeleverd.
Kimberly Goderis 55
Bibliografie
Arcichovskij, Artemij Vladimirovič
1973 Zagotovka ikony iz Novgoroda. In: V. N. Lazarev, Vizantija, Južnye slavjane i
Drevnjaja Rus‘. Zapadnaja Evropa. Iskusstvo i kul’tura: 199-202. Moskva: Nauka.
Arcichovskij, Artemij Vladimirovič & Viktor Ivanovič Borkovskij
1958 Novgorodskie gramoty na bereste. Iz raskopok 1953-1954 godov. Tom III. Moskva:
Izdatel’stvo Akademii Nauk SSSR.
Arcichovskij, Artemij Vladimirovič & Viktor Ivanovič Borkovskij
1963 Novgorodskie gramoty na bereste. Iz raskopok 1956-1957 godov. Tom V. Moskva:
Izdatel’stvo Akademii Nauk SSSR.
Arcichovskij, Artemij Vladimirovič & Valentin Lavrent’evič Janin
1978 Novgorodskie gramoty na bereste. Iz raskopok 1962-1976 godov. Tom VII. Moskva:
Izdatel’stvo Nauka.
Bogdanova, Subka
2002 The Ostromiri Gospel 1056-1057. The Trondheim-Sofia Corpus of Early Slavic texts.
Beschikbaar via http://www.hf.ntnu.no/SofiaTrondheimCorpus/toc-ostr.php.
Geraadpleegd 27 april 2016.
Čerepnin, Lev Vladimirovič
1969 Novgorodskie berestjanye gramoty kak istoričeskij istočnik. Moskva: Nauka.
Daiber, Thomas
1997 Aufschriften auf russischen Ikonen. Freiburg im Breisgau: Weiher.
Dubrovin, Gennadij Evgen‘evič, Pëtr Dmitrievič Malygin & Natal’ja Alekseevna Sarafanova
2002 Archeologičeskie issledovanija v Toržke. In: V. V. Sedov, Archeologičeskie otkrytija
2001 goda: 144-145. Moskva: Nauka.
Gippius, Aleksej Alekseevič
2005 “Sisinieva legenda” v novgorodskoj berestjanoj gramote. In: L. G. Nevskaja, T. N.
Svešnikova & V. N. Toporov, Zagovornyj tekst. Genezis i struktura: 136-142.
Moskva: Izdatel’stvo “Indrik”.
56 Kimberly Goderis
Ivanov, Aleksej Ivanovič
1969 Literaturnoe nasledie Maksima Greka: charakteristika, atribucii, bibliografija.
Leningrad: Nauka.
Janin, Valentin Lavrent’evič
1998 Ja poslal tebe berestu… (Izdanie tret’e). Moskva: Škola Jazyki russkoj kul’tury.
Janin, Valentin Lavrent’evič & Andrej Anatol’evič Zaliznjak
1993 Novgorodskie gramoty na bereste. Iz raskopok 1984-1989 godov. Tom IX. Moskva:
Nauka.
Janin, Valentin Lavrent’evič & Andrej Anatol’evič Zaliznjak
2000 Novgorodskie gramoty na bereste. Iz raskopok 1990-1996 godov. Tom X. Moskva:
Russkie slovari.
Janin, Valentin Lavrent’evič, Andrej Anatol’evič Zaliznjak & Aleksej Alekseevič Gippius
2004 Novgorodskie gramoty na bereste. Iz raskopok 1997-2000 godov. Tom XI. Moskva:
Russkie slovari.
Judin, Aleksej Valerievič
1997 Onomastikon russkich zagovorov. Imena sobstvennye v russkom magičeskom fol’klore.
Moskva: Moskovskij obščestvennyj naučnyj fond.
Kalajdovič, Konstantin Fëdorovič
1821 Pamjatniki rossijskoj slovesnosti XII věka. Moskva: V” Tipografii Semena
Selivanovskago.
Karskij, Evfimyj Fëdorovič
1979 Slavjanskaja kirillovskaja paleografija. Moskva: Izdatel’stvo Nauka.
Koschmieder, Erwin
1952 Die ältesten Novgoroder Hirmologien-Fragmente. München: Verlag der Bayerischen
Akademie der Wissenschaften.
Levin, Eve
1997 Lay Religious Identity in Medieval Russia: The Evidence of Novgorod Birchbark
Documents. General Linguistics 35: 131-155.
Kimberly Goderis 57
Levkievskaja, Elena Evgen’evna
1995 Oberegi. In: N. I. Tolstoj (ed.), Slavjanskie drevnosti: ėtnolingvističestkij slovar‘ (Pod
redakciej N. I. Tolstogo): 443-446. Moskva: Meždunardonye otnošenija.
Molitvoslov.com
2016a Psalom 106. Polnyj Pravoslavnyj molitvoslov. Beschikbaar via https://www.
molitvoslov.com/text443.htm. Geraadpleegd 28 april 2016.
Molitvoslov.com
2016b Psalom 117. Polnyj Pravoslavnyj molitvoslov. Beschikbaar via https://www.
molitvoslov.com/text456.htm. Geraadpleegd 4 mei 2016.
Molitvoslov.com
2016c Psalom 68. Polnyj Pravoslavnyj molitvoslov. Beschikbaar via https://www.molitvoslov
.com/text388.htm. Geraadpleegd 4 mei 2016.
Molitvoslov.com
2016d Paschal’nyj kanon, glas 1-j. Polnyj Pravoslavnyj molitvoslov. Beschikbaar via https://
www.molitvoslov.com/text901.htm. Geraadpleegd 4 mei 2016.
Orel, Vladimir & Aleksandr Kulik
1995 Zametki o berestjanych gramotach II (Remarks on Birchbark Letters II). Russian
Linguistics 19/3: 381-390.
Pavel
2011 Kanon Pasche. Verenskaja staroobrjadčeskaja obščina Pokrovskogo chrama.
Beschikbaar via http://www.starovereya.ru/the-prayer/canons/96-easter-canon.
Geraadpleegd 4 mei 2016.
Platonov, Sergej Fëdorovič
1897 Polnoe sobranie russkich letopisej: Letopisnyj sbornik, imenuemyj Patriaršej ili
Nikonovskoj letopis’ju. Sankt Peterburg: Tipografija I. N. Skorochodova.
Pravoslavie.ru
2016a Vetchij Zavet. Psaltir’. Psalom 101. Pravoslavie.ru. Beschikbaar via http://days.
pravoslavie.ru/Bible/B_ps101.htm. Geraadpleegd 7 april 2016.
58 Kimberly Goderis
Pravoslavie.ru
2016b Ob”jasnenija cerkovnych i domašnych molitv. Pravoslavie.ru. Beschikbaar via http://
www.pravoslavie.ru/put/biblio/molitva/42.htm. Geraadpleegd 19 maart 2016.
Sacharov, igumen Kirill
2013 O pogrebenii po staromu obrjadu. Russkaja linija, pravoslavnoe informacionnoe
agentstvo. Beschikbaar via http://rusk.ru/st.php?idar=59021. Geraadpleegd 19 maart
2016.
Schaeken, Jos
2012 Stemmen op berkenbast. Berichten uit middeleeuws Rusland: Dagelijks leven en
communicatie. Leiden: Leiden University Press.
Sreznevskij, Izmail Ivanovič
1893 Materialy dlja slovarja drevne-russkago jazyka po pis’mennym” pamjatnikam”. Tom”
pervyj A-K. Sanktpeterburg”: Imperatorskoj akademii nauk”.
Sreznevskij, Izmail Ivanovič
1902 Materialy dlja slovarja drevne-russkago jazyka po pis’mennym” pamjatnikam”. Tom”
vtoroj L-P. Sanktpeterburg”: Imperatorskoj akademii nauk”.
Sreznevskij, Izmail Ivanovič
1912 Materialy dlja slovarja drevne-russkago jazyka po pis’mennym” pamjatnikam”. Tom”
tretij R-Ja i dpolnenija. Sanktpeterburg”: Imperatorskoj akademii nauk”.
Ssabanejew, Leonid Leonidovič
1982 Geschichte der russischen Musik. Hildesheim: G. Olms.
Tichomirov, Michail Nikolaevič
1975 Drevnjaja Rus’. Moskva: Izdatel’stvo “Nauka”.
Timrot, ieromonach Amvrosij
2016a Posledovanie panichidy. Pravoslavnoe bogosluženie. Beschikbaar via https://azbyka.
ru/bogosluzhenie/trebnik/treb16.shtml. Geraadpleegd 19 maart 2016.
Timrot, ieromonach Amvrosij
2016b Glas 1. Pravoslavnoe bogosluženie. Beschikbaar via https://azbyka.ru/bogosluzhenie/
oktoih/okt01_v.shtml. Geraadpleegd 10 april 2016.
Kimberly Goderis 59
Timrot, ieromonach Amvrosij
2016c Nedelja Antipaschi svjatogo apostola Fomy. Pravoslavnoe bogosluženie. Beschikbaar
via http://azbyka.ru/bogosluzhenie/triod_tsvetnaya/zvet07u.shtml. Geraadpleegd 4 mei
2016.
Timrot, ieromonach Amvrosij
2016d Roždestvo po ploti Gospda Boga i Spasitelja našego Iisusa Christa. Pravoslavnoe
bogosluženie. Beschikbaar via http://azbyka.ru/bogosluzhenie/mineia/rh01.shtml.
Geraadpleegd 5 mei 2016.
Usačeva, V. V.
1995 Lichoradka. In: N. I. Tolstoj (ed.), Slavjanskie drevnosti: ėtnolingvističestkij slovar‘
(Pod redakciej N. I. Tolstogo): 117-123. Moskva: Meždunardonye otnošenija.
Uspenskij, Boris Andreevič
1997 Izbrannye trudy. Tom III: Obščee i slavjanskoe jazykoznanie. Moskva: Škola “Jazyki
russkoj kul’tury”.
Uspenskij, Boris Andreevič
2000 Boris i Gleb: vosprijatie istorii v Drevnej Rusi. Moskva: Jazyki russkoj kul’tury.
Veretennikov, igumen Makarij
1983 Berestjanye gramoty kak istočnik russkoj cerkovnoj istorii (K postanovke voprosa).
Bogoslovskie trudy 24: 307-319.
Zabylin, M.
1880 Russkij narod”, ego obyčai, obrjady, predanija, suevěrija i poėzija. Moskva: Izadanie
knigoprodavca M. Berezina.
Zaliznjak, Andrej Anatol’evič
2004 Drevnenovgorodskij dialekt. [1995]. Moskva: Jazyki slavjanskoj kul’tury.
Zaliznjak, Andrej Anatol’evič & Valentin Lavrent’evič Janin
1992 Vkladnaja gramota Varlaama Chutynskogo. Russian Linguistics 16/2/3: 185-202.
Zguta, Russell
1978 Russian minstrels. A History of the Skomorkhi. Oxford: Clarendon Press.
60 Kimberly Goderis
Zjeljazkova, Veselka
2002 Archangel’sk Gospel of 1092. The Trondheim-Sofia Corpus of Early Slavic texts.
Beschikbaar via http://www.hf.ntnu.no/SofiaTrondheimCorpus/toc-arch.php.
Geraadpleegd 27 april 2016.
Recommended