View
7
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
1
Pedagogisch beleidsplan
Stichting Peuterspeelzalen Muzerij
versie december 2014
2
Inleiding ................................................................................................................................. 3
Leeswijzer .............................................................................................................................. 4 Deel 1 ......................................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 1: Stichting Peuterspeelzalen Muzerij .................................................................. 6 Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het pedagogisch beleidsplan ......................................... 10 Hoofdstuk 3 Functies en visie .............................................................................................. 11
Hoofdstuk 4 De pedagogische uitgangspunten .................................................................... 12
Slotwoord: Pedagogisch beleid in beweging ....................................................................... 19
Deel 2 ....................................................................................................................................... 20 De pedagogische uitgangspunten in de praktijk ................................................................... 21
Uitgangspunt 1 ................................................................................................................. 21 1.1 Veiligheid ............................................................................................................... 21
1.2 Het eerste contact ................................................................................................... 21 1.3 Wennen en afscheid nemen .................................................................................... 22 1.4 Structuur en voorspelbaarheid/ dagindeling ........................................................... 22
1.5 Verzorging en hygiëne ........................................................................................... 23 1.6 Eten en drinken ....................................................................................................... 24
1.7 Ruimte .................................................................................................................... 24 1.8 Relatie pedagogisch medewerker-kind .................................................................. 25 1.9 Groepsproces en groepsstabiliteit ........................................................................... 25
Uitgangspunt 2 ................................................................................................................. 26
2.1 De rol van de pedagogisch medewerker in de groep.............................................. 26 2.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling ........................................................................... 27 2.3 Motorische en zintuiglijke ontwikkeling ................................................................ 28
2.4 Cognitieve ontwikkeling ........................................................................................ 28 2.5 Symboolverkenning ............................................................................................... 29
2.6 Taalontwikkeling .................................................................................................... 29 2.7Creativiteit ............................................................................................................... 30 2.8 Spel en activiteiten ................................................................................................. 30
2.9 Zelfredzaamheid ..................................................................................................... 31 2.10 Kinderen met een handicap/achterstand/belemmering......................................... 31
2.11 VVE ...................................................................................................................... 32 2.12 Doorgaande ontwikkelingslijn ............................................................................. 33
Uitgangspunt 3 ................................................................................................................. 33
3.1 Regels en onderlinge afspraken .............................................................................. 33 3.2 Ruzie en conflicten/ belonen en straffen ................................................................ 34 3.3 Feesten .................................................................................................................... 34 3.4 Omgaan met verschillende culturen en geloven (diversiteit) ................................. 35
Uitgangspunt 4 ................................................................................................................. 35 4.1 Relatie pedagogisch medewerker – ouders ............................................................ 35
3
Inleiding
Geachte lezer, beste ouder,
Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van Stichting Peuterspeelzalen Muzerij. In een
pedagogisch beleidsplan staat alles beschreven wat te maken heeft met het begeleiden,
opvoeden en opgroeien van kinderen. Dit plan geeft inzicht in zaken die wij belangrijk
vinden. We leggen uit hoe we op de verschillende peuterspeelzalen met de kinderen omgaan
en waarom we dat op deze manier doen. Aan de hand van omschrijvingen en concrete
voorbeelden willen we u een idee geven van de gang van zaken op de peuterspeelzalen.
We wensen u veel leesplezier en nodigen u uit om eventuele vragen te stellen.
4
Leeswijzer
Dit beleidsplan bestaat uit twee delen.
In het eerste deel vindt u informatie over Stichting Peuterspeelzalen Muzerij Tevens worden
de functies en visie van de stichting beschreven. Ook kunt u in hoofdstuk 5 van deel 1 een
beknopte versie van onze uitgangspunten vinden.
In het tweede deel gaan we wat dieper en uitgebreider in op de uitgangspunten. Dit doen wij
o.a. door het geven van concrete praktijkvoorbeelden.
We hebben ervoor gekozen om te schrijven in een mannelijke vorm. Daar waar ‘hij’ en ‘hem’
staat, kan natuurlijk ook ‘zij’ en ‘haar’ gelezen worden.
Daar waar ‘ouders’ staat, kan ook ‘verzorgers’ worden gelezen of elke andere band die een
volwassene kan hebben met een kind dat bij ons op de peuterspeelzaal komt.
5
Deel 1
6
Hoofdstuk 1: Stichting Peuterspeelzalen Muzerij
De stichting
Stichting Peuterspeelzalen Muzerij exploiteert zes peuterspeelzalen. De naam Muzerij is een
afgeleide van de namen van de vier dorpskernen die deel uit maken van de gemeente Gilze en
Rijen. Muze betekent tevens ‘bron van inspiratie’.
De zes peuterspeelzalen zijn: Pinkeltje in Molenschot, Hummeldonk in Hulten, Pinokkio in
Gilze, ’t Peuterbos, Harlekijn en Het Vlindertje in Rijen.
Sinds1 januari 2011 zijn Nuwelijn (Stichting voor Katholiek Basisonderwijs) en Muzerij
(Stichting voor Peuterspeelzaalwerk) in de gemeente Gilze en Rijen onder één bestuur
gekomen. Onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang groeien steeds meer naar elkaar
toe. Met deze samenvoeging krijgen beide stichtingen een professioneel bestuur dat beter is
toegerust op de ontwikkelingen in het werkveld van onderwijs en opvang.
Doelstelling De stichting heeft als doel: ‘het realiseren van professionele begeleiding van alle peuters van
2 tot 4 jaar, door hen een passende, stimulerende en veelzijdige speelgelegenheid te bieden’.
Dit alles om peuters zoveel mogelijk in hun ontwikkeling te stimuleren.
De stichting wil er zijn voor alle peuters. Ook peuters waarbij de ontwikkeling om welke
reden dan ook ‘anders’ verloopt, zijn welkom. In overleg met ouders wordt bekeken wat
mogelijk en haalbaar is.
Dit doel proberen wij te bereiken door:
- in alle woonkernen van de gemeente peuterspeelzalen in te richten, in stand te houden
en te exploiteren volgens de geldende kwaliteitsnormen;
- gekwalificeerd personeel in dienst te nemen en zorg te dragen voor adequate bij-
en nascholing;
- samen te werken met externe organisaties en instellingen.
De peuterspeelzalen
Peuterspeelzaal Pinokkio is de enige peuterspeelzaal in Gilze. De peuterspeelzaal is
gehuisvest in activiteitencentrum “de Schakel”. Wij maken gebruik van twee lokalen en twee
buitenruimtes, waarvan één met zandbak en één met rijdend materiaal. Ook is er de
mogelijkheid om de grote zaal en de dansstudio van de Schakel te gebruiken voor motorische
activiteiten.
Peuters bezoeken de speelzaal twee dagdelen per week n.
Op onze peuterspeelzaal werken we met vijf pedagogisch medewerkers en zij begeleiden, met
steeds dezelfde collega, vijf groepen per week. In elk van onze groepen is plaats voor
maximaal 16 peuters. Elke groep staat onder begeleiding van twee gediplomeerde
pedagogisch medewerkers. Ook stagiaires wordt een kans geboden: peuterspeelzaal Pinokkio
is een erkend leerbedrijf.
Vanuit de VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie) is er voor peuters die een extra stimulans
in hun ontwikkeling nodig hebben, de mogelijkheid om meer dagdelen te komen.
Vanuit de peuterspeelzaal wordt met beide basisscholen in Gilze contact onderhouden.
Peuterspeelzaal Harlekijn is gehuisvest aan de Schoorveken in Rijen. Het pand bevindt zich
in een rustige woonwijk, omringd door groen. Het pand bestaat uit twee lokalen, waarvan wij
7
er met daaraan grenzend een grote buitenspeelplaats. Een van de lokalen wordt gebruikt door
de peuterspeelzaal en een door een activiteiten centrum voor revaliderende volwassenen.
Ons team bestaat uit vier pedagogisch medewerksters en een vrijwilligster, die een
ondersteunende taak heeft. Ook stagiaires zijn van harte welkom; peuterspeelzaal Harlekijn is
een erkend leerbedrijf.
We hebben vier groepen van maximaal 16 peuters, die op vaste dagdelen komen. Iedere groep
wordt steeds begeleid door twee pedagogisch medewerksters, aangevuld met een vaste
vrijwilligster, stagiaire of assistent pedagogisch medewerker.
Peuters die 3½ jaar of ouder zijn bieden we de mogelijkheid om, tegen betaling, 6 weken lang
een extra dagdeel te komen. In die extra dagdelen wordt binnen een thema taakgericht
gewerkt en wordt de zelfstandigheid gestimuleerd, zodat peuters goed voorbereid naar de
basisschool gaan.
Peuters die in hun ontwikkeling een extra stimulans nodig hebben komen in aanmerking voor
twee extra dagdelen. Dit in het kader van VVE (voor- en vroegschoolse educatie), die door de
gemeente ondersteund wordt.
Peuterspeelzaal Het Vlindertje is sinds maart 2012 gevestigd in basisschool Sint Jozef, te
Rijen.
We hebben een eigen ingang zodat peuters en hun ouders nog niet de hele school door hoeven
om op de peuterspeelzaal te komen.
Het Vlindertje telt vier speelgroepen met elk twee vaste pedagogisch medewerkers. Zij
hebben de verantwoording over de groep. Daarnaast wordt iedere groep ondersteund door óf
een vaste vrijwilligster óf een stagiaire. Soms is er extra ondersteuning nodig van een derde
pedagogisch medewerker. Dit alles om uw peuter een fijne en uitdagende tijd op de
peuterspeelzaal te bieden. In elke groep is plaats voor maximaal 16 peuters.
Peuterspeelzaal Het Vlindertje werkt met een vaste dagindeling. Dit biedt veiligheid en
houvast. Zo weten peuters wat er komen gaat en wanneer mama/papa, oma/opa of oppas hen
weer op komt halen. Onder deskundige begeleiding van pedagogisch medewerkers helpen en
stimuleren wij uw peuter op allerlei ontwikkelingsgebieden om stapje voor stapje verder te
komen zodat zijn/haar zelfvertrouwen groeit.
Indien nodig zijn er mogelijkheden om uw kind extra ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld
wanneer een bepaald ontwikkelingsgebied achter dreigt te blijven.
Het Vlindertje heeft (tegen betaling) bij voldoende belangstelling ongeveer twee keer per jaar
een 3½ jarigengroep. Dit is een extra groep voor peuters van 3½ tot bijna 4 jaar, ter
voorbereiding op de basisschool. Omdat wij inpandig bij de basisschool zitten geeft dit extra
mogelijkheden tot samenwerking. Wij gaan dan ook een keer met deze 3½ jarigengroep in
groep 1 van de basisschool kijken en spelen. De peuters kunnen dan in een veilig setting, met
de pedagogisch medewerkers van de peuterspeelzaal, de klassen, speelruimtes, speelgoed,
toiletjes enz. op hun gemak bekijken. Dit om de stap naar de basisschool zo makkelijk
mogelijk te maken.
Peuterspeelzaal ‘t Peuterbos
’t Peuterbos heeft een lokaal ter beschikking in basisschool De Kring. We hebben twee
groepen; de maandag-/donderdagochtend-groep en de dinsdag-/vrijdagochtend-groep.
In elke groep zitten maximaal 15 peuters, die worden begeleid door twee pedagogisch
medewerkers. Twee keer per jaar organiseren we, tegen betaling, een 3½ jarigengroep.
Gedurende zes woensdagochtenden kunnen de 3½ jarige peuters extra komen om te oefenen
met speciale materialen en technieken, ter voorbereiding op de basisschool.
8
’t Peuterbos werkt op basis van ouderparticipatie. Alle ouders komen om de beurt, samen met
een andere ouder, twee ochtenden in de twee maanden meedraaien op de speelzaal. Op deze
ochtenden kunnen ze meemaken hoe hun peuter zich ontwikkelt binnen een grote groep.
Ouders kunnen meespelen met de kinderen, maken het door de pedagogisch medewerkers
meegebracht fruit klaar en er is tijd voor een praatje met de andere ouder en/of pedagogisch
medewerker. Ook mogen ze samen een activiteit bedenken.
Twee keer per jaar zijn er kinderbesprekingen; de verrichtingen van de peuters worden dan
besproken met de ouders. Bij het eindgesprek krijgen de ouders een ingebonden portfolio
mee, waarin alle behandelde thema’s zitten.
De groepen worden begeleid door twee professionele pedagogisch medewerkers die kwaliteit
garanderen en graag op transparante manier werken met ouders en hun kinderen. Om deel te
kunnen nemen aan onze peuterspeelzaal is het noodzakelijk dat ouders een sectorgerichte
VOG in te dienen bij onze stichting.
Peuterspeelzaal Hummeldonk is de enige peuterspeelzaal in Hulten.
Peuterspeelzaal Hummeldonk is een onderdeel van Kind Ontmoeting Centrum de Drie
Musketiers. De drie samenwerkende partners zijn: Basisschool Gerardus Majella,
Kinderopvang Het groene spoortje en Peuterspeelzaal Hummeldonk (Muzerij). Deze drie
samenwerkingspartners zorgen ervoor dat uw kind centraal staat.
Aangrenzend aan onze ruimte is een buitenspeelplaats met rijdend materiaal en een zandbak.
Wij kunnen ook altijd gebruik maken van Speelbos de Kerkuil. Dit bos grenst aan de
speelplaats en is helemaal omheind, dus veilig voor kinderen.
Peuters bezoeken de peuterspeelzaal twee dagdelen per week.
Er is één groep van maximaal 16 peuters, die op vaste dagdelen komen. De groep wordt
begeleid door twee vaste pedagogisch medewerkers. Wij werken met een vaste dagindeling.
Dit biedt veiligheid en houvast. Zo weten peuters wat er komen gaat. Onder deskundige
begeleiding van pedagogisch medewerkers helpen en stimuleren wij uw peuter op allerlei
ontwikkelingsgebieden om stapje voor stapje verder te komen zodat zijn/haar zelfvertrouwen
groeit.
Vanuit VVE (Voor en Vroegschoolse Educatie) is er voor peuters die een extra stimulans in
hun ontwikkeling nodig hebben, de mogelijkheid om meer dagdelen te komen. Omdat we
maar twee dagdelen aanbieden in de dorpskern Hulten, worden de extra dagdelen aangeboden
in Molenschot bij peuterspeelzaal Pinkeltje. Op beide locaties werken dezelfde pedagogisch
medewerkers en wordt het zelfde programma/thema behandeld.
We werken regelmatig samen met groep 1 en 2 van de basisschool. We delen samen de
speelhal in het gebouw. In overleg worden, waar mogelijk, thema’s met elkaar afgestemd.
Peuterspeelzaal Pinkeltje is de enige peuterspeelzaal in de kleine kern Molenschot.
Peuterspeelzaal Pinkeltje en Basisschool St. Anna zijn gehuisvest in MFA de Molenwiek.
We hebben een royale binnenruimte met aangrenzend een mooie buitenspeelplaats. Ook
kunnen we altijd gebruik maken van de inpandige gymzaal.
Peuters bezoeken de peuterspeelzaal twee dagdelen per week.
Er is één groep van maximaal 16 peuters die wordt begeleid door twee vaste pedagogisch
medewerkers. Wij werken met een vaste dagindeling. Dit biedt veiligheid en houvast. Zo
weten peuters wat er komen gaat. Onder deskundige begeleiding van pedagogisch
medewerkers helpen en stimuleren wij uw peuter op allerlei ontwikkelingsgebieden om stapje
voor stapje verder te komen zodat zijn/haar zelfvertrouwen groeit.
Vanuit VVE (Voor en Vroegschoolse Educatie) is er voor peuters die een extra stimulans in
hun ontwikkeling nodig hebben, de mogelijkheid om meer dagdelen te komen. Omdat we
maar twee dagdelen aanbieden in de dorpskern Molenschot, worden de extra dagdelen
9
aangeboden in Hulten. Op beide locaties werken dezelfde pedagogisch medewerkers en wordt
het zelfde programma/thema behandeld.
We stemmen steeds meer af en zoeken naar samenwerkingsvormen met groep 1 en 2 van de
basisschool.
In het gebouw grenzen de ruimtes van de peuterspeelzaal en groep 1 en 2 aan elkaar. Op deze
manier kunnen we op een prettige manier contact hebben met elkaar.
Binnen MFA de Molenwiek zijn cliënten van Amarant werkzaam. Ook binnen onze
peuterspeelzaal hebben we een fijne en unieke samenwerking met deze cliënten die ons
helpen met allerlei hand- en spandiensten.
10
Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van het pedagogisch beleidsplan
In een pedagogisch beleidsplan staat ‘opvoeden’, oftewel het handelen van de pedagogisch
medewerkers, centraal. Het gaat hierbij om alle handelingen die gericht zijn op de kinderen
(het gaat dus niet over opruimen, het bestellen van nieuwe materialen of administratieve
handelingen).
‘Hoe kijken we tegen kinderen aan?’ ‘wat vinden we belangrijk voor kinderen?’ “wat hebben
ze nodig?’ ‘hoe realiseren we dat?’ ‘waarom doen we dat zo?’ zijn vragen waar dit
pedagogisch beleidsplan een antwoord op wil geven.
Belang van een pedagogisch beleidsplan
Het pedagogisch beleidsplan schetst de visie van en het kader waarbinnen iedere
peuterspeelzaal van Stichting Peuterspeelzalen Muzerij werkt. De pedagogische lijn uit het
pedagogisch beleidsplan is overal helder en zichtbaar, al zijn er natuurlijk wel verschillen
tussen de diverse peuterspeelzalen en tussen de pedagogisch medewerkers. We vinden dat
deze verschillen elkaar binnen de samenwerking kunnen stimuleren en versterken.
Gezien het buurtgerichte en laagdrempelige karakter van de peuterspeelzaal verwacht de
overheid (rijk en gemeente) van peuterspeelzalen een steeds grotere bijdrage aan ondermeer
voorschoolse educatie en een doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen.
Het hebben van een pedagogisch beleidsplan is een middel om de kwaliteit van het
peuterspeelzaalwerk te waarborgen en te verhogen. Een pedagogisch beleidsplan heeft
verschillende positieve effecten.
Positieve effecten gezien vanuit de kinderen:
- het gericht kunnen werken aan de ontwikkeling van kinderen;
- het bieden van structuur;
- het creëren van een veilige, vertrouwde omgeving;
- het overdragen van normen en waarden;
- het in contact brengen met leeftijdsgenootjes;
- het accepteren en respecteren van elk kind.
Positieve effecten gezien vanuit het team:
- het gericht kunnen werken aan de ontwikkeling van het personeel en de kwaliteit;
- het stimuleert eenheid van handelen;
- het versterkt de samenwerking en het wij-gevoel binnen het team (bijvoorbeeld:
uitgaan van dezelfde uitgangspunten, gebruiken van dezelfde regels);
- het biedt houvast in functioneringsgesprekken;
- het geeft meer duidelijkheid bij het werven en inwerken van nieuwe beroepskrachten
en bij begeleiding van stagiaires;
- het is een middel bij het evalueren van de werkwijze van de organisatie.
Voor wie is het beleidsplan bedoeld? Informatie over de visie en de werkwijze van de peuterspeelzaal is van belang voor:
- de pedagogisch medewerkers: het geeft richting aan hun handelen;
- de ouders: zij weten waarvoor zij kiezen en wat zij kunnen verwachten;
- de subsidieverstrekker (gemeente);
- andere betrokkenen in de omgeving (bijvoorbeeld GGD /de verpleegkundige van de
het consultatiebureau en basisscholen).
- Stagiaires.
11
Hoofdstuk 3 Functies en visie
Functies van de peuterspeelzaal
De functies van de peuterspeelzaal kunnen worden omschreven in drie kerntaken:
1. ontwikkelingsstimulering: elke peuterspeelzaal heeft tot taak om de algehele brede
ontwikkeling van alle kinderen te stimuleren. Dat kan door uitnodigende speelsituaties
te creëren;
2. volgen en signaleren en ondersteunen: vanuit de kernopdracht ‘het bieden van
optimale ontwikkelingskansen’ volgt de verantwoordelijkheid om elk kind in zijn
ontwikkeling te volgen;
3. vormgeven doorgaande ontwikkelingslijn: een peuterspeelzaal is een schakel in de
ontwikkelingsketen en werkt daarom nauw samen met partners uit het lokaal
jeugdbeleid, zoals het consultatiebureau en peuterconsulenten van MEE. Daarnaast is
er een nauwe samenwerking met alle basisscholen binnen de gemeente.
Om deze doorgaande ontwikkelingslijn te kunnen waarborgen werken wij op onze
peuterspeelzalen met de observatie en registratie methode “KIJK”. Hiermee worden 7
ontwikkelingslijnen van de peuters gevolgd en genoteerd. Peuters worden overgedragen aan
de basisschool door middel van een digitaal overdracht formulier.
In het verlengde van bovenstaande kerntaken heeft de peuterspeelzaal ten aanzien van ouders
een opdracht op het gebied van afstemming, informatie-uitwisseling en overleg. Tevens
vervult de peuterspeelzaal voor ouders een belangrijke ‘vraagbaakfunctie’. Het is een
laagdrempelige voorziening waar ouders diverse opvoedingsvragen en -problemen neer
kunnen leggen. De peuterspeelzaal heeft daarin een signalerende en zo nodig een verwijzende
opdracht en speelt een belangrijke rol bij het tot stand brengen van een
opvoedingsondersteunend aanbod. De peuterspeelzaal is ook een plek waar ouders onderling
ervaringen rondom opvoeding kunnen uitwisselen.
12
Hoofdstuk 4 De pedagogische uitgangspunten
Eén van de te nemen stappen tijdens het ontwikkelen van het pedagogisch beleidsplan, was
het formuleren van onze uitgangspunten. We hebben gekeken naar de vier competenties die
genoemd worden in de Wet Kinderopvang waaraan ook een peuterspeelzaal moet voldoen.
Deze competenties zijn; de emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale
competentie en de overdracht van waarden en normen. Hierop hebben wij onze
uitgangspunten gebaseerd.
Uitgangspunten:
1. Het bieden van een gevoel van veiligheid en vertrouwen;
2. Het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties;
3. Het overdragen van normen en waarden;
4. Het onderhouden van oudercontacten.
Uitgangspunt 1
Het bieden van een gevoel van veiligheid en vertrouwen
We vinden het belangrijk dat een kind zich prettig kan voelen op de peuterspeelzaal. Daarom
bieden we elk kind geborgenheid en aandacht in een vertrouwde, veilige omgeving.
Veiligheid
Een kind dat zich veilig voelt, voelt zich goed, staat open voor nieuwe ervaringen en heeft
energie om te leren en zich te ontwikkelen. Het gaat hierbij om zowel de fysieke als de
emotionele veiligheid.
Het eerste contact
Wij vinden het belangrijk dat bij het eerste contact zowel ouders als kinderen zich welkom
voelen op de verschillende peuterspeelzalen. Wij doen daarom ons best een open sfeer te
creëren. We vinden het belangrijk een goed contact tot stand te brengen, want ouders moeten
met vertrouwen hun kind bij ons kunnen brengen.
Wennen en afscheid nemen
Alle begin is moeilijk. Wij zijn ons ervan bewust dat het zowel voor kind als ouders
wennen is en afscheid nemen moeilijk kan zijn. Wij vinden het belangrijk dat hier
aandacht voor is en tijd voor vrijgemaakt wordt. Per situatie wordt bekeken welke
invulling hieraan het beste gegeven kan worden.
Structuur en voorspelbaarheid/dagindeling
Voor jonge kinderen is de hele wereld nieuw. Daardoor gebeuren er veel onverwachte dingen.
Veel is onvoorspelbaar. Ze hebben behoefte aan structuur en duidelijkheid. Door een dagritme
te hanteren, wordt er voor het kind een houvast geboden gedurende de dag.
13
Verzorging en hygiëne
Wij vinden een goede hygiëne belangrijk voor pedagogisch medewerkers en kinderen.
Pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld en leren de kinderen hoe het hoort.
Eten en drinken
Op de peuterspeelzaal is er elk dagdeel een moment waarop de pedagogisch medewerkers
samen met de kinderen wat drinken en een koekje of stukje fruit eten. Dit wordt gezien als
een rustmoment maar tevens als een sociaal gebeuren, omdat de kinderen de ruimte krijgen
om wat te vertellen.
Ruimte De ruimte waar de kinderen verblijven, moet voor hen prettig en vertrouwd zijn. Dit wil
Muzerij bereiken door te letten op inrichting, veiligheid en sfeer. We proberen grote
veranderingen in de inrichting te voorkomen om zo min mogelijk verwarring bij de kinderen
teweeg te brengen.
Relatie pedagogisch medewerker-kind
Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich prettig en geborgen voelen bij een
pedagogisch medewerker. Vertrouwde gezichten helpen daarbij. Daarom streeft Muzerij
ernaar om zoveel mogelijk vaste pedagogisch medewerkers op vaste dagdelen te laten
samenwerken.
Groepsproces en groepsstabiliteit
Als kinderen elkaar vaker ontmoeten, leren ze elkaar kennen en wordt het gemakkelijker om
samen te spelen. Daarom vindt Muzerij het belangrijk dat de kinderen in de groep zoveel
mogelijk dezelfde kinderen ontmoeten.
4 ogen principe
Stichting peuterspeelzalen Muzerij vindt het belangrijk dat kinderen in een veilige en
vertrouwde omgeving worden opgevangen. We brengen het principe van vier ogen, vier ogen
en transparantie, op verschillende manieren in de praktijk.
Gedurende de dag is de sociale controle op de medewerkers en kinderen groot.
Gedurende het dagdeel zijn er twee pedagogische medewerkers op de groep. Op de
meeste locaties zijn altijd meerdere volwassenen in het gebouw aanwezig. Aan het
begin en einde van de dag, tijdens de breng- en haalmomenten zijn er naast de
pedagogisch medewerkers ook (veel) ouders aanwezig;
Indien er spraken is van twee aangrenzende groepen die tegelijkertijd draaien lopen de
pedagogisch medewerkers gedurende de dag regelmatig elkaars groepsruimtes binnen
zonder te kloppen. Hun taken zijn zo met elkaar verweven dat ze elkaar even spreken
14
om iets te overleggen of af te stemmen. Daardoor is er zicht op elkaars (pedagogisch)
handelen;
De intern begeleider of directeur komt regelmatig binnen in de groepsruimten;
Bij locaties die inpandig bij een school zitten, lopen leerkrachten of ander
ondersteunend personeel de groep binnen.
Ook de indeling van de locaties speelt een belangrijke rol als het gaat om openheid en
transparantie.
De groep(en) grenzen aan andere ruimtes, onderwijs ruimtes, gangen of andere
groepsruimtes. Deze zijn voorzien van veel ramen waardoor men makkelijk bij elkaar
binnen kan kijken;
Er is een doorzichtige deur tussen groepsruimten en verschoonruimten of de deur blijft
open staan tijdens het verschonen van kinderen.
Uitgangspunt 2
Het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties
Elk kind is uniek en doorloopt zijn eigen weg. Ieder kind volgt zijn eigen tempo en we vinden
het belangrijk om hier zo goed mogelijk op aan te sluiten. De pedagogisch medewerkers
proberen om zoveel mogelijk ontwikkelingskansen te creëren voor de hele groep, maar zeker
ook voor elk individueel kind. Daarnaast vindt Muzerij het belangrijk dat kinderen een leuke
tijd hebben op de peuterspeelzaal met veel gezelligheid en mogelijkheden tot het maken van
vriendschappen.
Elk kind is uniek. Het kind heeft een eigen karakter, een eigen achtergrond, een eigen
ontwikkelingstempo, eigen mogelijkheden en beperkingen, eigen wensen en behoeften.
Binnen de mogelijkheden van de groep en de omgeving, wordt elk kind de ruimte en de
kansen geboden om zijn eigenheid zo volledig en zo goed mogelijk tot zijn recht te laten
komen en zich op zijn eigen wijze te ontwikkelen. Ieder kind volgt zijn eigen tempo en we
vinden het belangrijk om hier zo goed mogelijk op aan te sluiten.
De rol van de pedagogisch medewerker in de groep
De pedagogisch medewerkers proberen voorwaarden te scheppen voor het leren en
ontwikkelen van het kind. Ze creëren kansen die het kind uitdaging en stimulering bieden.
Daarbij is het belangrijk dat zij oog hebben voor ieder kind met zijn eigen karakter,
kwaliteiten en mogelijkheden. De pedagogisch medewerkers streven er naar om elk kind tot
zijn recht te laten komen.
Sociaal-emotioneel ontwikkeling
Door goed te luisteren, te kijken en aan te sluiten bij de emoties van het kind, proberen de
pedagogisch medewerkers het kind een gevoel van veiligheid en geborgenheid te geven. Ook
begeleiden zij de kinderen bij het samen leren spelen.
15
Motorische en zintuiglijke ontwikkeling
De lichamelijke ontwikkeling is een ononderbroken proces. De ene vaardigheid bouwt voort
op de vorige. In hoofdlijnen doorlopen alle kinderen dezelfde ontwikkeling, maar ieder kind
doorloopt die ontwikkeling op zijn eigen manier. Het tempo van ontwikkelingen verschilt
enorm. Wij vinden het belangrijk om steeds weer te beseffen dat er grote verschillen zijn in
tempo en voorkeur en we proberen hierop in te spelen.
Cognitieve ontwikkeling
Kinderen ontdekken de wereld om hen heen spelenderwijs. We grijpen en creëren kansen in
alledaagse situaties om het denkvermogen van het kind te prikkelen.
Symboolverkenning Vóór dat kinderen op de basisschool daadwerkelijk leren lezen, schrijven en rekenen doen ze
al veel kennis, inzichten en vaardigheden op met betrekking tot geletterdheid en gecijferdheid.
Bij het jonge kind in de leeftijd van 0 tot 4 jaar is er sprake van ontluikende geletterd- en
gecijferdheid. De pedagogisch medewerkers proberen deze symboolverkenning op speelse
wijze in dagelijkse handelingen en spel terug te laten komen en zo de ontluikende geletterd-
en gecijferdheid te stimuleren.
Taalontwikkeling
Jonge kinderen communiceren met hun hele lichaam. Dit gebeurt op twee manieren: met hun
lichaamstaal (non-verbaal) en door te praten (verbaal). Naarmate ze ouder worden, wordt de
verbale manier een steeds belangrijker communicatiemiddel. De pedagogisch medewerkers
proberen concrete ervaringen van het kind te verbinden met taal. Ze ondersteunen het kind
door zoveel mogelijk de dingen te benoemen in allerlei verschillende situaties, zoals bij het
verschonen, bij het eten en drinken of door gewoon onze bezigheden te benoemen. Aan de
hand van de methode ‘Taallijn VVE’ en Uk &Puk (voor- en vroegschoolse educatie) wordt de
taalontwikkeling door de pedagogisch medewerkers gevolgd en gestimuleerd. Ze doen dit
spelenderwijs met verhaaltjes, liedjes en diverse taalspelletjes.
Creativiteit
Creatieve uitingen, zoals verven, plakken, muziek maken en dansen komen op de
peuterspeelzaal zoveel mogelijk aan bod. Deze activiteiten maken onderdeel uit van de
belevingswereld van het kind en zitten verweven in ons aanbod.
Spel en activiteiten
Wij zien spelen als de natuurlijke manier waarop jonge kinderen leren en hun omgeving
verkennen. Spelen geeft plezier. De pedagogisch medewerkers proberen met hun aanbod van
activiteiten aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
16
Zelfredzaamheid
De pedagogisch medewerkers willen de ouders ondersteunen wanneer zij hun kind zindelijk
en zelfstandig willen maken.
Kinderen met een handicap/achterstand/belemmering
Kinderen met beperkingen worden, waar mogelijk, opgevangen in de groep. Het kan gaan om
allerlei soorten van beperkingen.
VVE
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is bedoeld voor kinderen die een extra stimulans in
hun ontwikkeling nodig hebben, zodat zij een goede start kunnen maken in de jongste groepen
van de basisschool. Met een vroege onderkenning van een trage of problematische
ontwikkeling kunnen problemen voor de verdere ontwikkeling van kinderen voorkomen of
verlicht worden. Op alle peuterspeelzalen van Stichting Peuterspeelzalen Muzerij wordt VVE
aangeboden. Dit wordt gedaan met gebruik van de methode ‘Taallijn VVE’ en het
voorschools educatief programma UK & PUK. Alle pedagogisch medewerkers hebben de
scholing UK en PUK gedaan. Met UK & PUK wordt voldaan aan de eisen voor kwaliteit van
de voor- en vroegschoolse educatie (VVE), zoals die worden gesteld door de Wet OKE.
Tevens wordt een doorgaande leerlijn gegarandeerd.
UK & PUK is een voorschools educatief programma voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Het is
speciaal ontwikkeld voor gebruik in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het programma
richt zich op de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en
motoriek. UK & PUK kan als zelfstandig programma gebruikt worden maar ook in
combinatie met Taallijn. Uk staat voor de peuter, Puk is de handpop.
Tijdens de activiteitencyclus van elk thema komen alle ontwikkelingsgebieden aan bod.
Onderdeel van deze cyclus is het aanbod in kleine groepjes zodat “voorkennis” geboden kan
worden. De werkvorm met kleine groepjes wordt over het algemeen in de eigen groepsruimte
uitgevoerd. Op locaties waar de beschikking is over een aparte ruimte wordt daar gebruik van
gemaakt. De peuters gaan daar met de voor hen vertrouwde leidster naar toe, de ruimte wordt
aantrekkelijk gemaakt voor peuters en peuters worden daar op voorbereid en in begeleid.
Deze groep bestaat uit maximaal 6 peuters.
Doorgaande ontwikkelingslijn
Stichting peuterspeelzalen Muzerij maakt gebruik van het peutervolgsysteem KIJK, een
observatie en registratie instrument waarmee de totale ontwikkeling van elke peuter in beeld
gebracht wordt.
Na afloop van de periode op de peuterspeelzaal worden de gegevens, na een gesprek met de
ouders over hun kind, door middel van een digitaal formulier, overgedragen aan de
betreffende basisscholen.
Wat als er problemen in de ontwikkeling zijn.
De pedagogisch medewerkers kennen vanuit hun opleiding de ontwikkelingslijnen van jonge
kinderen. Zij kunnen de ontwikkeling van peuters volgen en, geholpen door de
observatiemethode KIJK, signaleren of de ontwikkeling van een peuter aan de bijbehorende
leeftijd voldoet. Er wordt rekening gehouden met het feit dat kleine verschillen in de
17
ontwikkeling acceptabel zijn. Als er zorgen zijn betreffende één of meerdere
ontwikkelingsgebieden kunnen we, na overleg met de ouders, ondersteuning vragen van:
- Intern begeleider
- Peuterconsulente
- GGD/consultatiebureau
3½ jarigen groep
Om de overgang van de peuterspeelzaal naar de basisschool te vergemakkelijken, biedt
Stichting Peuterspeelzalen Muzerij op een aantal zalen een speciaal programma aan voor de
bijna kleuters; een 3½ jarigen groep. In een periode van 6 weken wordt in kleine groepjes
gewerkt aan meer zelfstandigheid en taakgerichtheid. Dit is een extra aanbod waar ouders hun
kind voor op kunnen geven en waar een vaste vergoeding voor wordt gevraagd.
Uitgangspunt 3
Het overdragen van normen en waarden
Het overbrengen van normen en waarden speelt in de opvoeding van kinderen een
belangrijke rol. We achten het van belang dat dit ook een plaats krijgt binnen onze
peuterspeelzalen
Regels en onderlinge afspraken
We vinden het belangrijk dat kinderen zoveel mogelijk de ruimte krijgen om te spelen en te
ontdekken, al zitten hier natuurlijk ook grenzen aan. Daarom vinden wij het nodig dat er
regels en afspraken zijn. Deze kunnen worden gebruikt als middel om kinderen respectvol te
leren omgaan met hun groepsgenootjes, met de pedagogisch medewerkers, met het speelgoed
waarmee ze spelen en met het eten en drinken. Het is belangrijk dat de regels, zoals: “we
pakken geen speelgoed af” en we doen niemand pijn”, duidelijk zijn, zodat het kind weet waar
hij aan toe is en de pedagogisch medewerkers zo consequent mogelijk kunnen reageren.
Ruzie en conflicten/ belonen en straffen
Kinderen kunnen samen plezier maken en onderonsjes hebben. Ze kunnen echter ook ‘ruzie’
maken. In de eerste plaats gaan we er van uit dat conflicten normaal zijn en dat je er wat van
kunt leren. Het past ook bij de leeftijdsfase waar de kinderen, die naar onze peuterspeelzalen
komen, zich in bevinden. De pedagogisch medewerkers bewaken de conflicten zodat de
veiligheid gewaarborgd wordt.
Feesten
Samen een feest of een verjaardag vieren geeft een gevoel van saamhorigheid en
gezelligheid en je maakt samen geschiedenis, herinneringen. Wij vinden het belangrijk
om bijzondere gebeurtenissen samen met de kinderen zoveel mogelijk betekenis te geven.
18
19
Omgaan met verschillende culturen en geloven (diversiteit)
Kinderen komen uit verschillende gezinnen met verschillende samenstellingen en
achtergronden. Hierdoor hebben ze thuis andere gewoontes, taal, waarden en normen geleerd.
We vinden het belangrijk om op een respectvolle manier met verschillen om te gaan.
Uitgangspunt 4
Het onderhouden van oudercontacten
We vinden het belangrijk dat er een goede samenwerking is met de ouders. De
peuterspeelzaal neemt immers ook een deel van de verzorging en stimulering/opvoeding van
hun kinderen op zich. We vinden het prettig dat er in een open en vertrouwde sfeer met elkaar
gesproken kan worden.
Relatie pedagogisch medewerker – ouders
Een goed contact met ouders en verzorgers is belangrijk. De pedagogisch medewerkers doen
er alles aan om ervoor te zorgen dat de ouders hun kind met een gerust hart en in vol
vertrouwen bij hen kunnen achterlaten.
Als (tijdelijke) partner in de opvoeding, verzorging en begeleiding van het kind, streven de
pedagogisch medewerkers samen met de ouders naar het beste voor het kind. Zij hechten er
belang aan dat de ouders zich welkom weten en zich gehoord en gezien voelen. Bij het
contact met ouders is afstemming, uitwisseling van informatie, het maken van afspraken en
openheid nodig om de relatie gezond te houden.
In alle contacten tussen pedagogisch medewerkers en ouders is er sprake van
tweerichtingsverkeer. De pedagogisch medewerkers weten soms niet wat er met een kind aan
de hand is of hoe ze het beste kunnen handelen. Dan zijn de ouders de aangewezen personen
om advies aan te vragen. Het komt ook voor dat de ouders aan ons advies vragen. Vaak wordt
gezamenlijk naar oplossingen gezocht op basis van de ervaringen, van zowel de ouders als de
pedagogisch medewerkers.
Slotwoord: Pedagogisch beleid in beweging
Ons pedagogisch beleid is voortdurend in beweging en daardoor dus nooit af. Minimaal één
keer per jaar zal het pedagogisch beleidsplan worden besproken en geëvalueerd en waar nodig
aangepast, aangevuld of bijgesteld. Het hebben van een pedagogisch beleid op papier is niet
alleen een vereiste onder de Wet Peuterspeelzaal/Kinderopvang, maar vooral belangrijk om
aan een ieder inzichtelijk te maken hoe gehandeld wordt binnen de peuterspeelzaal. Zo kan in
de toekomst het beleid en het handelen ernaar steeds opnieuw geëvalueerd worden.
We zien het dan ook als onze taak om te allen tijde scherp en kritisch naar onszelf en onze
manier van werken te blijven kijken. Maar ook de ouders vragen we om aan te geven wanneer
er volgens hen zaken zijn die wel eens wat meer belicht zouden mogen worden.
Het beleidsplan ligt ter inzage op alle peuterspeelzalen en zal in digitale vorm ook op onze
site te vinden zijn Wanneer ouders vragen en/of opmerkingen hebben over ons beleid, zullen
we hier altijd serieus op ingaan en onderzoeken en overwegen of deze opmerkingen moeten
worden meegenomen in de jaarlijkse evaluatie van het beleid.
20
Deel 2
21
De pedagogische uitgangspunten in de praktijk
Uitgangspunt 1
Het bieden van een gevoel van veiligheid en vertrouwen
We vinden het belangrijk dat een kind zich prettig kan voelen op de peuterspeelzaal. Daarom
bieden we elk kind geborgenheid en aandacht in een vertrouwde, veilige omgeving.
1.1 Veiligheid Een kind dat zich veilig voelt, voelt zich goed, staat open voor nieuwe ervaringen en heeft
energie om te leren en zich te ontwikkelen. Jonge kinderen hechten zich aan de pedagogisch
medewerkers op de groep. Ze gebruiken hen als veilige basis om de omgeving te verkennen
en zoeken bij hen bescherming en troost. Een warme, vertrouwde relatie tussen pedagogisch
medewerker en kind wil zeggen dat het kind weet dat er goed voor hem wordt gezorgd en dat
hij wordt gerespecteerd.
De pedagogisch medewerkers benaderen alle kinderen op dezelfde wijze. Het gedrag en de
houding van de pedagogisch medewerkers is meestal duidelijk en voorspelbaar. Dit zorgt ook
voor een gevoel van veiligheid. De kinderen weten wat ze aan de pedagogisch medewerker
hebben. Als er een keer een vervangster is, dan zie je dat de kinderen dit over het algemeen
snel accepteren.
Ook de ruimte geeft veiligheid. Op alle peuterspeelzalen voldoet deze aan alle wettelijke
normen en eisen van de GGD.
Het vaste dagritme dat we hanteren, biedt ook veiligheid. Het kind kent na een tijdje de
volgorde en weet wat er gaat komen. Bijvoorbeeld wanneer mama weer komt.
Praktijkvoorbeeld:
Amine wil graag op het klimrek, maar durft nog niet zo goed. De pedagogisch medewerker
ziet wat er gebeurt en kijkt hem bemoedigend aan. Amine probeert op het klimrek te klimmen,
maar dan glijdt zijn voet eraf en raakt hij in paniek. De pedagogisch medewerker komt
aangesneld en helpt hem. Ze vraagt: ‘je was zeker wel geschrokken?’ waarop hij snikkend
knikt. De pedagogisch medewerker troost hem en zegt: ‘Nu blijf ik erbij staan en kun je het
nog een keer proberen’. Dat wil Amine wel en het gaat goed. De pedagogisch medewerker
zegt: ‘zie je wel dat je het kan Amine!’ en ze gaat weer iets anders doen. Na een tijdje ziet de
pedagogisch medewerker dat Amine alleen boven op het klimrek staat. Hij kijkt haar blij en
trots aan. De pedagogisch medewerker steekt haar duim omhoog en complimenteert hem dat
hij erg goed alleen op het klimrek kan klimmen!
1.2 Het eerste contact Wij vinden het belangrijk dat bij het eerste contact zowel ouders als kinderen zich welkom
voelen op de verschillende peuterspeelzalen. Wij doen daarom ons best een open sfeer te
creëren. De pedagogisch medewerkers vinden het belangrijk een goed contact tot stand te
brengen, want ouders moeten met vertrouwen hun kind bij ons kunnen brengen.
Kinderen kunnen heel verschillend reageren als ze voor het eerst op de peuterspeelzaal
komen. Veel zal afhangen van de leeftijd en de aard van het kind. Het kan bij
binnenkomst soms druk zijn. Het ene kind schrikt daarvoor terug, maar het kan ook
drempelverlagend werken. Door een pedagogisch medewerker die klaar staat om ouder
en kind te ontvangen, proberen we wat vertrouwen te geven en te laten weten dat de
nieuwkomer onze speciale aandacht heeft.
22
In de meeste gevallen blijven de ouders van een nieuw kind op de eerste dag een tijdje in de
groep. Tijdens dit eerste contactmoment wordt belangrijke informatie aan ouders verstrekt en
is er gelegenheid voor het bespreken van alles wat ouders van belang achten. De ouders
krijgen een indruk van hoe een dagdeel op de peuterspeelzaal verloopt. Ook zien ze hoe er
door de pedagogisch medewerkers met de kinderen wordt omgegaan. Uit reacties van ouders
horen wij dat ze deze start erg positief ervaren.
1.3 Wennen en afscheid nemen Alle begin is moeilijk, wij zijn ons ervan bewust dat, zowel voor het kind als de ouders,
het wennen en afscheid nemen moeilijk kan zijn. Wij vinden het belangrijk dat hiervoor
aandacht is en tijd voor wordt vrijgemaakt. Per situatie wordt bekeken hoe we hier het
beste invulling aan kunnen geven.
Kort en duidelijk afscheid nemen is het prettigst voor ouder en kind. We vinden het dan
ook belangrijk dat een ouder zijn peuter altijd vertelt dat hij weggaat. Het kind weet dan
dat de ouder echt weggegaan is.
Veel kinderen moeten de eerste keer of keren huilen wanneer de ouder weggaat. Vaak
stopt het kind met huilen zodra de ouder er niet meer is. Blijft een kind huilen, dan wordt
hij getroost en proberen wij hem te stimuleren om te gaan spelen.
De meeste ouders vinden het moeilijk om weg te gaan als hun kind erg verdrietig is. Wij
vertellen ouders dat ze na een half uurtje gerust mogen bellen om te vragen hoe het met
hun kind gaat. Vaak is het kind dan al lekker aan het spelen. Ouders vinden dat prettig en
zijn gerustgesteld.
1.4 Structuur en voorspelbaarheid/ dagindeling Voor jonge kinderen is de hele wereld nieuw. Daardoor gebeuren er veel onverwachte dingen.
Veel is onvoorspelbaar. Jonge kinderen zoeken daarom de nabijheid van de pedagogisch
medewerkers. Ze vertrouwen erop dat de pedagogisch medewerkers goed op hen zullen
passen. Bovendien geven zij structuur. Ze geven duidelijk aan wat wel en niet kan en ze
begrenzen de ruimte.
De pedagogisch medewerkers geven structuur door:
- duidelijke grenzen aan te geven waardoor het gedrag van kinderen bijna
vanzelfsprekend en positief wordt begeleid;
- het organiseren van rituelen, zodat er herkenning is;
- het zorgvuldig indelen en inrichten van de ruimtes binnen en buiten, zodat kinderen
ongestoord samen en alleen kunnen spelen en er ruimte is voor een rijk scala aan
activiteiten;
- het hanteren van een dagritme en groepssamenstelling, aansluitend bij de behoefte van
kinderen aan spelen, uitdaging, rust en verzorging.
Het dagritme dat gehanteerd wordt, biedt het kind houvast gedurende het dagdeel. Door een
herkenbare structuur in de dag aan te brengen krijgt een kind inzicht in volgorde van
gebeurtenissen, dat zorgt voor veiligheid en duidelijkheid. De pedagogisch medewerkers
ondersteunen het dagritme door het aan de kinderen te vertellen in woorden, door gebruik te
maken van liedjes of ondersteunende afbeeldingen.
Als een kind gebracht wordt, is er even ruimte voor een gesprekje met de ouder en het kind
samen. Daarna is het tijd om afscheid te nemen van papa of mama.
Vervolgens is er tijd voor vrij spel of een activiteit aan tafel in een groepje of individueel
onder begeleiding van een pedagogisch medewerker. Na het spelen en opruimen, worden de
kinderen die nog een luier dragen verschoond en de andere kinderen gaan naar het toilet.
Daarna wordt er aan tafel wat gegeten en gedronken en kunnen de pedagogisch medewerkers
23
er bijvoorbeeld voor kiezen om een boek voor te lezen. Vervolgens is er ruimte voor een
groepsactiviteit, vrij spel of buitenspelen als het weer het toelaat. Als het dagdeel weer voorbij
is en de ouders het kind komen halen, is er weer even ruimte voor contact met de ouders. De
pedagogisch medewerkers vertellen hoe de dag gegaan is en proberen ook het kind te
betrekken bij het gesprek.
Praktijkvoorbeeld:
Marieke is vandaag voor het eerst op de peuterspeelzaal. Ze vindt het allemaal een beetje eng
en ze weet niet zo goed wat er allemaal gaat gebeuren. De pedagogisch medewerker ziet dit
en vraagt of ze even bij haar komt zitten. Vera komt aangelopen en de pedagogisch
medewerker vraagt of ze even wil komen helpen. Ze vertelt haar dat Marieke net nieuw is en
dat ze nog niet zo goed weet hoe alles gaat. Samen met Vera vertelt de pedagogisch
medewerker aan Marieke wat de volgorde van de dag is. Vera is helemaal vrolijk als ze alles
vertelt en ze weet al goed hoe de dag verloopt. De pedagogisch medewerker vraagt aan Vera
of ze samen met Marieke een tekening wil gaan kleuren. Vera geeft Marieke een hand en
samen lopen ze naar de tafel.
Naast de dagelijks terugkomende gebeurtenissen, koppelen we ons dagritme ook aan
verschillende thema’s waar we mee werken. Gedurende zes weken werken we met een
dergelijk thema. De thema’s komen uit ons VVE programma en sluiten aan bij de seizoenen
en bij de behoeften en leeftijd van de kinderen. Herhaling van activiteiten vinden we hierbij
belangrijk. Zo lezen de pedagogisch medewerkers bijvoorbeeld een aantal keer voor uit één
en hetzelfde prentenboek dat past bij het thema. Er wordt gebruik gemaakt van
ondersteunende materialen om op die manier de kinderen de kans te geven nieuwe ervaringen
op te doen en dingen te ontdekken.
1.5 Verzorging en hygiëne Wij vinden het belangrijk dat pedagogisch medewerkers en kinderen goed omgegaan met
hygiëne. De pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld en leren de kinderen hoe
het hoort.
Er zijn vaste momenten gecreëerd voor de verzorging van de kinderen. De kinderen met een
luier worden dan ook op tijd verschoond.
Gezichtjes en handjes worden regelmatig gewassen of we maken gebruik van desinfecterende
gel. Kinderen die verkouden zijn worden meteen door de pedagogisch medewerker geholpen
bij het snuiten van hun neus.
Wanneer een kind een besmettelijke ziekte heeft, verzoeken wij de ouders om het kind thuis
te houden. Hiervoor hanteren wij de richtlijnen van de GGD.
Ook in de keuken en bij het klaar maken van het drinken en het af ruimen van de tafels is
goede hygiëne belangrijk.
De peuterspeelzaalruimte en de toiletjes worden na ieder dagdeel opgeruimd en schoon
achtergelaten. De peuterspeelzaal en overige ruimtes en toiletjes worden gemiddeld twee keer
24
per week extra schoonmaakt. Ongeveer drie à vier keer per jaar wordt de ruimte, vaak met
hulp van ouders, schoongemaakt. Dan komen vooral het speelgoed en het meubilair aan de
beurt.
1.6 Eten en drinken Op de peuterspeelzaal is er elk dagdeel een moment waarop de pedagogisch medewerkers
samen met de kinderen wat drinken en een koekje of stukje fruit eten. Dit wordt gezien als
een rustmoment en het geeft de kinderen de gelegenheid om iets te vertellen en contact te
maken met leeftijdsgenootjes en de pedagogisch medewerkers. Het is dus ook een sociaal
gebeuren. We vinden het belangrijk dat de kinderen drinken en eten, maar ze zullen nooit
gedwongen worden als ze niet willen. De pedagogisch medewerkers proberen ze wel altijd te
stimuleren.
1.7 Ruimte Elke peuterspeelzaal kent haar eigen karakter qua bouw, lichtinval, afmetingen e.d.
De ruimte waarin de kinderen verblijven, moet voor hen prettig en vertrouwd zijn. Dit willen
we bereiken door te letten op inrichting, veiligheid en sfeer. Getracht wordt om grote
veranderingen in de inrichting te voorkomen om zo min mogelijk verwarring bij de kinderen
teweeg te brengen.
De ruimte is overzichtelijk en duidelijk voor de kinderen ingericht. Onverwachte sterke
prikkels zoals fel licht, lawaai en sterke kleurovergangen kunnen een kind uit zijn evenwicht
brengen en onrustig maken. We proberen dat, daar waar mogelijk, te vermijden.
We maken afspraken over het gebruik van de ruimte, zodat de kinderen weten waar ze aan toe
zijn en wat er kan en mag. De kinderen weten waar ze met bepaald speelgoed kunnen spelen.
Voorbeelden hiervan zijn:
- in het keukentje kan worden gespeeld met poppen en keukenspulletjes;
- puzzelen en knutselen wordt aan tafel gedaan;
- er is een plek waar de kinderen zich even kunnen terugtrekken;
- in de leeshoek kunnen kinderen zelf een boekje lezen of lezen de pedagogisch
medewerkers aan een groepje kinderen voor;
- in de bouwhoek kan met constructiespel gespeeld worden.
We vinden het belangrijk dat de kinderen weten welk speelgoed ze zelf mogen pakken en om
welk speelgoed ze moeten vragen. De pedagogisch medewerkers betrekken de kinderen bij
het opruimen. Ze leren hierdoor bij te dragen aan de overzichtelijkheid van de ruimte. Ook
leren ze dat er een vaste plaats is voor het speelgoed; wat in welke doos hoort en welke
spullen in welk hoekje horen.
25
We hebben regels over de fysieke veiligheid om ongelukken te voorkomen. We vinden dat
een kind veilig zijn omgeving moet kunnen ontdekken. Vallen en opstaan hoort hierbij, maar
dat mag nooit door gevaarlijke situaties gebeuren.
We creëren hoekjes, maar proberen daarbij wel het overzicht te houden. Bij het inrichten van
de ruimtes letten we erop dat de kinderen alleen kunnen spelen, maar ook in groepjes. Op de
meeste peuterspeelzalen is het meubilair makkelijk te verplaatsen, zodat we ruimte kunnen
creëren bij bewegingsactiviteiten. Ook zorgen we ervoor dat we rustige en drukke activiteiten
afwisselen.
1.8 Relatie pedagogisch medewerker-kind Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich prettig en geborgen voelen bij een
pedagogisch medewerker. Vertrouwde gezichten helpen daarbij. Zorgen voor een gevoel
van veiligheid is ons voornaamste aandachtspunt in de eerste periode dat het kind op de
peuterspeelzaal komt. Daarom streven we ernaar om zoveel mogelijk vaste pedagogisch
medewerkers op vaste dagdelen te laten samenwerken. Bovendien vinden we dat een kind
het gevoel moet hebben altijd terecht te kunnen bij één van de pedagogisch medewerkers.
Een kind voelt zich sneller prettig als hij een pedagogisch medewerker goed kent. Op die
manier weet het kind waar hij aan toe is.
Alle pedagogisch medewerkers houden zich aan een bepaalde dagindeling, die ook bij de
kinderen bekend is. Daarnaast is er ruimte voor persoonlijke invulling van de
pedagogisch medewerker afhankelijk van haar karakter, mits dit past binnen de manier
van werken binnen het team. De ene pedagogisch medewerker zingt bijvoorbeeld veel
liedjes, de andere knuffelt vaak en weer een ander maakt vaak grapjes. Zo leert het kind
dat een pedagogisch medewerker ook iemand is met een eigen karakter en dat ook zij
zichzelf moet kunnen zijn.
Het is belangrijk oog te hebben voor de individuele behoeften, het karakter en eigen
mogelijkheden van het kind. We proberen het kind de ruimte te geven om zoveel
mogelijk zichzelf te kunnen zijn, voor zover dit binnen de groep mogelijk is. We vinden
het belangrijk dat de pedagogisch medewerkers er zijn voor de kinderen. Zij proberen,
met het oog op de ontwikkeling van het kind, hem zo goed mogelijk te begeleiden, te
sturen, af te leiden of te stimuleren.
1.9 Groepsproces en groepsstabiliteit Als peuters elkaar vaker ontmoeten, leren ze elkaar kennen en wordt het gemakkelijker om
samen te spelen. Daarom vinden wij het belangrijk dat het kind in de groep zoveel mogelijk
dezelfde kinderen ontmoet. Gevoelens van vriendschap ontstaan als kinderen fijn met elkaar
kunnen spelen, ongeveer dezelfde activiteiten leuk vinden en qua ontwikkelingsniveau niet te
ver uiteen liggen. Het leren door ontmoeten past bovendien helemaal bij de ontwikkelingsfase
waarin peuters zich bevinden.
26
Uitgangspunt 2
Het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties
Elk kind is uniek en doorloopt zijn eigen weg. Ieder kind volgt zijn eigen tempo en we vinden
het belangrijk om hier zo goed mogelijk bij aan te sluiten. We proberen om zoveel mogelijk
ontwikkelingskansen te creëren voor de hele groep, maar zeker ook voor elk individueel kind.
Daarnaast vinden we het belangrijk dat kinderen een leuke tijd hebben op de peuterspeelzaal,
met veel gezelligheid en mogelijkheden tot het sluiten van vriendschappen.
Gedurende de periode dat het kind op de peuterspeelzaal is, gebeurt er veel op allerlei
gebieden. We denken daarbij aan het leren afscheid nemen van zijn ouders, het leren spelen
met andere kinderen en het leren delen van speelgoed.
Elk kind is uniek. Het kind heeft een eigen karakter, een eigen achtergrond, een eigen
ontwikkelingstempo, eigen mogelijkheden en beperkingen, eigen wensen en behoeften.
Binnen de mogelijkheden van de groep en de omgeving, bieden we elk kind de ruimte en de
kansen om zijn eigenheid zo volledig en zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen en
zich op zijn eigen wijze te ontwikkelen. Ieder kind volgt zijn eigen tempo en we vinden het
belangrijk om hierop zo goed mogelijk aan te sluiten. We proberen om zoveel mogelijk
ontwikkelingskansen te creëren voor de hele groep, maar zeker ook voor elk individueel kind.
De achterliggende gedachte hierbij is dat een kind leert door te spelen. We zien spelen als een
natuurlijke motivatie om te leren. Een jong kind is van huis uit nieuwsgierig en wil zoveel
mogelijk zelf ontdekken. Op de peuterspeelzaal bieden we dan ook volop ruimte en tijd voor
vrij spel. Het kind wordt zo in de gelegenheid gesteld om zelf op onderzoek uit te gaan. In
zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. We proberen het kind steeds nieuwe uitdagingen te
bieden, maar dwingen tot niets. Elk kind heeft wel eens een dag geen zin in een uitdaging en
mag ook wel eens de makkelijke en veilige weg kiezen.
Praktijkvoorbeeld:
Het lukt Bob niet om op de bank te klimmen waar drie kinderen met blokjes zitten te spelen.
Nadat de pedagogisch medewerker hem een handje heeft geholpen, gaat zij met een ander
kind naar de wc. Bij terugkomst heeft Bob tot verbazing van de pedagogisch medewerker een
hoge toren gemaakt die warempel nog stevig staat ook!
Een kind ontwikkelt zich niet constant op alle ontwikkelingsgebieden. Soms zien wij
bijvoorbeeld even een stilstand op het gebied van de motorische ontwikkeling, terwijl het kind
met grote sprongen vooruit gaat met zijn taalontwikkeling. Hij heeft op dat
ontwikkelingsgebied veel energie nodig, waardoor de motorische ontwikkeling even stil blijft
staan.
Wij vinden het belangrijk dat ouders hun mening kunnen geven over de ontwikkeling van hun
kind op de peuterspeelzaal en gaan ervan uit dat we hier samen open en eerlijk over kunnen
communiceren.
2.1 De rol van de pedagogisch medewerker in de groep De pedagogisch medewerkers proberen steeds voorwaardenscheppend bezig te zijn voor het
leren en ontwikkelen van het kind. Ze creëren kansen die het kind uitdaging en stimulering
bieden. Daarbij is het belangrijk dat zij oog hebben voor ieder kind, met zijn eigen karakter,
kwaliteiten en mogelijkheden. De pedagogisch medewerkers streven ernaar om elk kind tot
zijn recht te laten komen. Dit doen zij door het kind, daar waar nodig, te helpen en door aan te
sluiten bij de belevingswereld van het kind. Ook bieden zij gevarieerde spelsituaties en
activiteiten aan.
27
De pedagogisch medewerkers maken door het jaar heen gebruik van een scala aan thema’s.
Hierbij laten zij zoveel mogelijk ontwikkelingsaspecten aan bod komen.
De pedagogisch medewerkers signaleren eventuele problemen in de ontwikkeling van het
kind en bespreken deze met de ouders.
2.2 Sociaal-emotionele ontwikkeling Voor de pedagogisch medewerker zijn de begrippen veiligheid en geborgenheid
sleutelwoorden. Wanneer een kind vertrouwen heeft in zijn omgeving en de mensen die zich
daarin bewegen, dan durft hij de wereld te gaan ontdekken en ervaart hij plezier. De rol van
de pedagogisch medewerker is hierbij, zeker in het begin, erg groot. Door goed te luisteren, te
kijken en aan te sluiten bij de emoties van het kind, proberen zij het kind een gevoel van
veiligheid en geborgenheid te geven.
De pedagogisch medewerkers nemen de emoties van het kind serieus. Ze streven ernaar om
een sfeer te creëren waarin ruimte is voor het uiten van emoties en waarin het kind zich niet
hoeft in te houden, zich niet hoeft te schamen en zich niet groot hoeft te houden. De
pedagogisch medewerkers proberen het kind te begeleiden en reageren afhankelijk van het
soort emotie; bij bijvoorbeeld boosheid luisteren ze en kijken ze waarom het kind boos is. Ze
benoemen het gedrag en helpen het kind bij het omgaan met die boosheid. Ingrijpende
gebeurtenissen, zoals de komst van een broertje of zusje, een ziekenhuisopname of
verhuizing, krijgen speciale aandacht.
Het gevoel er te mogen zijn en op anderen te kunnen vertrouwen ontstaat bij kinderen in
relatie met andere mensen. We vinden het o.a. belangrijk dat een kind:
- steun kan zoeken en zich kan laten troosten;
- zich bewust wordt van zichzelf en zijn omgeving;
- vertrouwen heeft in zijn eigen kracht en vermogen;
- een positieve levenshouding heeft: dat hij plezier in eigen lijf en leven heeft, plezier in
het omgaan met anderen;
- hulp kan vragen en ontvangen;
- initiatief kan nemen en volgen, leiding geven en accepteren;
- op kan komen voor zichzelf;
- bij kan dragen aan het geheel en kan helpen;
- kan delen met een ander;
- anderen kan aanvoelen en met elkaars gevoelens rekening kan houden;
- kan afwachten.
Al deze competenties spelen op onze peuterspeelzalen een belangrijke rol. De pedagogisch
medewerkers begeleiden en ondersteunen het kind bij het zich eigen maken van deze
vaardigheden. Dit doen ze bijvoorbeeld door zelf het goede voorbeeld te geven en het kind
positief te benaderen door hem complimentjes te geven.
Tot de sociaal-emotionele ontwikkeling hoort ook het spelen met andere kinderen. Als een
kind op de peuterspeelzaal het spelen met anderen gaat ontdekken, dan zal dit in eerste
instantie nog vooral op zichzelf gericht zijn. Het kind is dan nog niet in staat om zich in te
leven in de gevoelens en gedachten van een ander kind. Naarmate het kind ouder wordt, gaat
het samenspelen met anderen steeds beter. Het is een zoekproces van kijken, imiteren en
langzaam maar zeker samenspelen, waarbij het kind steeds meer rekening gaat houden met de
ander. Soms is begeleiding van een pedagogisch medewerker dan nog wel nodig, bijvoorbeeld
bij het oplossen van een conflict over het delen van speelgoed.
28
2.3 Motorische en zintuiglijke ontwikkeling Alle gezonde kinderen zonder lichamelijke beperkingen maken in hoofdlijnen de eerste vier
jaar van hun leven dezelfde ontwikkeling door. Ieder kind dat zich veilig voelt gaat op zijn
buik liggen, zich omrollen, kruipen, zitten, lopen en springen. Het kind krijgt naarmate hij
ouder wordt, steeds meer controle over zijn bewegingen. Wat hij waarneemt en doet, gaat hij
steeds meer op elkaar afstemmen. Het kind leert om dit te coördineren. De motorische en
zintuiglijke ontwikkeling vormen de basis voor de andere ontwikkelingsgebieden.
De lichamelijke ontwikkeling is een ononderbroken proces. De ene vaardigheid bouwt voort
op de vorige. In hoofdlijnen doorlopen alle kinderen dezelfde ontwikkeling, maar ieder kind
doorloopt die ontwikkeling wel op zijn eigen manier. Het tempo van ontwikkelingen verschilt
enorm. Wij vinden het belangrijk om steeds weer te beseffen dat er grote verschillen zijn in
tempo en voorkeur; het ene kind klimt en klautert overal op zonder te vallen, terwijl een ander
liever aan tafel zit te knutselen. De pedagogisch medewerkers proberen elk kind uitdagingen
te bieden die aansluiten bij zijn motorische en zintuiglijke ontwikkeling. Ze besteden dan ook
aandacht aan grove en fijne bewegingen. Dit doen zij door verschillende materialen aan te
bieden en te zorgen voor voldoende bewegingsruime. De pedagogisch medewerkers proberen
om de motorische en zintuiglijke ontwikkeling van elk kind te stimuleren. Bijvoorbeeld:
fietsen, klimmen en klauteren, prikken, kleuren, spelen in de zandbak, maar ook peutergym en
liedjes met allerlei bewegingen.
2.4 Cognitieve ontwikkeling Het ontdekken van de wereld om zich heen en het ontwikkelen van cognitieve vaardigheden
(zoals ordenen, vergelijken, sorteren, meten, leggen van verbanden, tellen en hanteren van
ruimtelijke- en tijdsbegrippen), gaat bij het kind spelenderwijs. De ontwikkelingskansen
worden gezocht in alledaagse spelsituaties. De pedagogisch medewerkers benutten de
mogelijkheden die zich aandienen; wanneer een puzzel gemaakt wordt (‘dat past geloof ik
niet’), wanneer geteld wordt (‘hoeveel koekjes zitten er nog in’), wanneer een kind aan het
bouwen is met duplo (‘wat een hoge toren’) of wanneer er spelletjes gedaan worden (‘wie
heeft een poes op zijn plaatje staan?’). Daarbij proberen zij het zelfstandig oplossen van
problemen te stimuleren. Ze proberen het kind eerder uit te dagen, dan dat ze alles zelf
voordoen.
De pedagogisch medewerkers proberen om op een toegankelijke manier het denkvermogen
van een kind te prikkelen. Ze creëren daar kansen voor door gerichte activiteiten als liedjes,
versjes, bouwen, voorlezen, winkeltje spelen, knutselen, puzzels enz. aan te bieden.
Bijvoorbeeld:
- een telproject met Sinterklaas waar pakjes/pietjes geteld kunnen worden;
- het lezen van een boekje over verstoppen waarin de begrippen ‘achter’, ‘onder’ en ‘in’
aan bod komen.
29
Praktijkvoorbeelden:
Tijdens het buitenspelen proberen we het denkvermogen te prikkelen: ‘Hoeveel kinderen
willen een fietsje? Hoeveel fietsjes hebben we? Hoe lossen we dat op?’.
Ook bij het verwelkomen ‘s morgens hebben we aandacht voor het eigen maken van
cognitieve vaardigheden: ‘Kijk, wat heb je een mooie nieuwe broek aan. Wat zijn dat? (wijst
op knopen) Waarvoor zijn die? Wat is de kleur van je nieuwe broek?’
De pedagogisch medewerkers proberen voorwaardenscheppend te handelen in de wijze
waarop de ruimte wordt ingericht en de keuze van materialen. Ook observeren zij het kind om
te zien waar hij mee bezig is, met welk vraagstuk. Ze sluiten aan bij het spontane leren van
het kind. Herhaling en veel verschillende ervaringen opdoen in zinvolle situaties vinden zij
belangrijk.
2.5 Symboolverkenning Voor dat kinderen naar de basisschool gaan doen ze al veel kennis en inzichten op met
betrekking tot geletterdheid en gecijferdheid. In de periode van het jonge kind, in de leeftijd
van 0 tot 4 jaar, spreken we van ontluikende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid.
Jonge kinderen zijn vanaf hun geboorte op verschillende manieren betrokken bij allerlei
activiteiten waarbij gesproken en geschreven taal een rol speelt. Ze zijn eigenlijk al bezig met
leren lezen en schrijven. Ze doen zo onmisbare vaardigheden op die later van belang zijn voor
het leren lezen en schrijven. De pedagogisch medewerkers stimuleren deze vaardigheden op
allerlei manieren; door kinderen te laten vertellen over gebeurtenissen, voorwerpen en
handelingen, door ze naar elkaar te laten luisteren, door liedjes en versjes aan te bieden en
door ze bijvoorbeeld met letterstempels en letterpuzzels te laten spelen.
Kinderen komen ook al vroeg in aanraking met tellen en telwoorden. Denk maar eens aan
hoe we in het dagelijks contact met kinderen hen met tellen en telwoorden kennis laten
maken. Door dergelijke ervaringen krijgen kinderen al vroeg op speelse wijze te maken met
huisnummers, de klok, telefoonnummers en het tellen van de pagina’s in prentenboeken. Het
zijn vaardigheden die later van belang zijn voor het leren rekenen. De pedagogisch
medewerkers bieden volop mogelijkheden om kinderen deze ervaringen te laten opdoen;
spelletjes en versjes met tellen, met blokken bouwen en tellen, koekjes uitdelen en bekers
ophalen in de kring en dan tellen. Maar ook door peuters gebeurtenissen in de juiste volgorde
te laten navertellen, of hen van voorwerpen te laten vertellen of ze groot of klein, dik of dun,
lang of kort enz. zijn.
De periode waarin peuters deze voorbereidende inzichten en vaardigheden opdoen, heeft de
naam ontluikende geletterheid en ontluikende gecijferdheid. De mate en het tempo van
ontwikkeling hierin kan per peuter enorm verschillen.
Naarmate de peuter de basisschoolleeftijd nadert, groeit de interesse voor (prenten) boeken
en cijfers en wordt de belangstelling hiervoor ook gevarieerder. Sommige peuters gaan nu ook
al doen alsof ze kunnen schrijven en rekenen. Er is dan geen sprake meer van ontluikende
geletterdheid of gecijferdheid, maar van beginnende geletterheid en gecijferdheid.
2.6 Taalontwikkeling Jonge kinderen communiceren met hun hele lichaam. Dit gebeurt op twee manieren: met hun
lichaamstaal (non-verbaal) en door te praten (verbaal). Naarmate ze ouder worden, wordt de
verbale manier een steeds belangrijker communicatiemiddel. De pedagogisch medewerkers
proberen concrete ervaringen van het kind te verbinden met taal. Ze ondersteunen de
taalontwikkeling door zoveel mogelijk te benoemen in allerlei verschillende situaties, zoals
bij het verschonen, bij het eten en drinken of door de bezigheden te benoemen. Jonge
kinderen en anderstalige kinderen ondersteunen zij daarnaast heel bewust non-verbaal.
30
De pedagogisch medewerkers zien taal (verbaal en non-verbaal) als middel voor het kind om
iets duidelijk te maken, om emotie te uiten of om samen met andere kinderen te spelen.
Voorschoolse aandacht voor taal vindt Muzerij ook belangrijk voor kinderen met een
anderstalige achtergrond. Door hier aandacht aan te besteden, verloopt de overgang naar de
basisschool in de meeste gevallen beter. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de methode
‘Taallijn VVE’ en Uk & Puk voor extra stimulatie. Op peuterspeelzalen van Muzerij wordt
Nederlands gesproken.
2.7Creativiteit Creatieve uitingen, zoals verven, plakken, muziek maken en dansen komen op de
peuterspeelzaal zoveel mogelijk aan bod. Deze activiteiten maken deel uit van de
belevingswereld van het kind en zitten verweven in ons aanbod. Bij beeldende expressie gaat
in de jonge jaren om het plezier van het bezig zijn en de ervaring dat je de wereld om je heen
kunt veranderen en mooi maken. De pedagogisch medewerkers zijn er niet puur op gericht om
het kind te helpen om tot een bepaald ‘product’ te komen. Ze zorgen voor een veilige
omgeving, waarin het kind de ruimte krijgt om te experimenteren met materialen en
gereedschap. Ze vinden de beleving, het plezier en de ervaring die het kind opdoet, veel
belangrijker dan het gemaakte ‘product’.
Creativiteit van het kind, in de vorm van bijvoorbeeld zelfstandigheid, flexibiliteit en het
nemen van initiatief, wordt gezien als een positieve ontwikkeling. In de meeste gevallen
wordt dan ook getracht deze te ondersteunen en te stimuleren.
Praktijkvoorbeeld
De pedagogisch medewerker vertelt de kinderen dat ze op gaan ruimen en zet ter
ondersteuning een liedje hierover aan. Ineens komt Jamie van haar stoeltje waar ze zat te
puzzelen en danst vrolijk de peuterspeelzaal rond. Samen met Lieke en Jikke maakt ze een
kringetje en ze zingen vrolijk.
2.8 Spel en activiteiten Spelen wordt bij Muzerij gezien als een positieve impuls van jonge kinderen om te leren en
hun omgeving te verkennen. Spelen geeft plezier. Jonge kinderen houden ook van de speelse
omgang met volwassenen. Zoals samen grapjes maken en dan het liefst vertrouwde grapjes
waarvan het kind het verloop kent.
Door te spelen oefent het kind alle eerder genoemde sociale, emotionele, motorische,
zintuiglijke, cognitieve, communicatieve en creatieve vaardigheden die hij nodig heeft. Het
spel geeft hem de natuurlijke motivatie om niet boos en ongelukkig te worden tijdens de lange
weg van oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Spelvormen die veel voorkomen bij jonge
kinderen zijn:
- bewegingsspel: hiertoe behoren alle vormen van bewegingen die kinderen uit puur
plezier vanzelf doen. Bij peuters is dat vooral het fietsen, glijden, klimmen, dansen
enz.
31
- fantasiespel of rollenspel: rond hun tweede jaar gaan kinderen doen alsof. In hun
fantasie- of rollenspel kunnen kinderen – die klein en afhankelijk zijn – hun
verlangens uitspelen om de baas te zijn en macht te hebben. Door gebeurtenissen die
veel indruk hebben gemaakt na te spelen, krijgen ze er meer grip op.
- speel-leerspelletjes: dit zijn de puzzels, insteekvormen, boekjes. Spelvormen waarbij
de fijne motoriek en gevoel voor kleuren, vormen en voorstellingen wordt geoefend.
- constructiespel: dit is het spelend uitproberen van zand, water, blokken enz. Vanaf hun
derde jaar gaan kinderen steeds meer bouwen met materialen.
2.9 Zelfredzaamheid Beheersing van de sluitspieren is afhankelijk van de neurologische ontwikkeling van het kind.
De meeste kinderen zijn voor hun tweede verjaardag niet rijp om zindelijk te worden, maar er
zijn grote individuele verschillen. Een kind is toe aan zindelijkheidstraining als hij langere tijd
droog is, aangeeft dat hij moet plassen of poepen, als hij op de pot wil zitten en andere
kinderen imiteert. De communicatie bij het zindelijk worden is gericht op het zich bewust
worden van het gebruik van de spieren.
De meeste ouders geven het aan als ze het idee hebben dat hun kind eraan toe is om zindelijk
te worden. Met een vaste toiletronde proberen de pedagogisch medewerkers het kind ook te
stimuleren. Op de basisschool wordt namelijk verwacht dat het kind zelfredzaam is als hij
start.
Tijdens de toiletronde/verschoning is er tegelijkertijd gelegenheid voor één op één gesprekjes
tussen pedagogisch medewerker en kind en tussen kinderen onderling. De pedagogisch
medewerkers zien het dan ook als een sociaal gebeuren. Door het kind op een andere plek te
laten wennen en oefenen dan thuis, bevorderen zij ook het zindelijk worden. Thuis heeft een
kind de stimulatie van andere leeftijdsgenootjes meestal niet.
Zelfredzaamheid omvat ook een stuk zelfstandigheid. Het bevorderen hiervan krijgt dan ook
de aandacht. De pedagogisch medewerkers laten de kinderen bijvoorbeeld zelf proberen om
hun broek uit en aan te doen.
Praktijkvoorbeeld:
Samen gaan Wouter en Pieter met de pedagogisch medewerker mee naar de toiletjes om te
plassen. Voor Pieter is het allemaal nog erg nieuw. ‘Kijk’, zegt de pedagogisch medewerker,
‘ik help Wouter eerst met het losmaken van zijn broek, dan kan hij alvast gaan plassen’. ‘En
na het plassen, moeten we handjes wassen’, zo weet Wouter aan Pieter te vertellen.
2.10 Kinderen met een handicap/achterstand/belemmering Kinderen met beperkingen worden zoveel mogelijk opgevangen in de groep. Het kan gaan om
allerlei soorten beperkingen.
Ouders geven op het inschrijfformulier aan of het kind lichamelijke beperkingen heeft of dat
er andere bijzonderheden zijn. In overleg wordt bekeken of het haalbaar is dat het kind naar
de peuterspeelzaal komt. De pedagogisch medewerkers bekijken samen met de ouders welke
32
aanpassingen van de ruimte, speelmateriaal of dagritme nodig zijn en wat mogelijk is binnen
de peuterspeelzaal. Indien nodig wordt er gekeken naar mogelijkheden voor extra faciliteiten
of steun. Dit om zo min mogelijk kinderen buiten te sluiten van de peuterspeelzaal. Muzerij
wil er voor elk kind zijn. In principe is alles bespreekbaar. We zoeken samen met de ouders
naar de haalbaarheid en de meerwaarde voor het kind. We zijn ons ervan bewust dat het
toelaten van een kind met een beperking niet ten koste mag gaan van de andere kinderen in de
groep. We vinden het belangrijk dat kinderen leren omgaan met kinderen die ‘anders’ zijn, dat
ze zich bewust worden van de verschillen die er onderling zijn.
Praktijkvoorbeeld:
‘Hé’, constateert Eren, ‘dat jongetje heeft een dopje in zijn oor’. ‘Ja’, antwoordt de
pedagogisch medewerker, ‘dat komt omdat hij anders niet zo goed kan horen en nu wel'.
Knap hè, van Loran!’.
2.11 VVE Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is “onderwijs” voor peuters en kleuters. Hiermee
kunnen kinderen op een speelse manier gestimuleerd worden in hun ontwikkeling. Binnen
Stichting Peuterspeelzalen Muzerij werken we met de methode ‘Taallijn VVE’ en het
voorschools educatief programma UK & PUK. Alle pedagogisch medewerkers hebben de
scholing UK en PUK gedaan. Met UK & PUK wordt voldaan aan de kwaliteitseisen van de
voor- en vroegschoolse educatie (VVE), zoals die worden gesteld door de Wet OKE. Tevens
wordt een doorgaande leerlijn gegarandeerd.
UK & PUK is een voorschools educatief programma voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Het is
speciaal ontwikkeld voor gebruik in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het programma
richt zich op de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en
motoriek. UK & PUK kan als zelfstandig programma gebruikt worden maar ook in
combinatie met ‘Taallijn VVE’. Uk staat voor de peuter, Puk is de handpop.
UK & PUK stimuleert de brede ontwikkeling van de peuters, maar dat gaat niet vanzelf.
Daarom vraagt UK & PUK een actieve rol van pedagogisch medewerkers. UK & PUK
gebruikt dagelijkse routines (zoals samen eten of buiten spelen) als vertrekpunt voor speelse
activiteiten die kunnen worden omgebogen tot leersituaties. Pedagogisch medewerkers
kunnen bij de activiteiten kansen creëren en grijpen. UK & PUK noemt de kleine
groepsactiviteiten dan ook heel bewust “begeleid spelen”. Spelen is ontdekken en spelen is
groeien. Daarom staat spelen centraal in UK & PUK. UK & PUK organiseert activiteiten
rondom thema's. Deze thema's komen uit de directe belevingswereld van jonge kinderen en
spelen zich af in het hier en nu. Eén thema biedt activiteiten voor ongeveer 6 weken.
33
2.12 Doorgaande ontwikkelingslijn Peutervolgsysteem
Om de algehele ontwikkeling van kinderen zo goed mogelijk te kunnen volgen maakt
Stichting Peuterspeelzalen Muzerij gebruik van het peutervolgsysteem ‘KIJK’.
Onderdeel van dit peutervolgsysteem is een observatielijst die standaard twee maal wordt
ingevuld; de eerste maal wanneer de peuters 3 jaar zijn en voor de tweede maal als ze
ongeveer 3 jaar en 8 maanden zijn. Met deze observatiemethode wordt de totale ontwikkeling
van het kind in kaart gebracht en kunnen eventuele achterstanden in ontwikkeling vroegtijdig
worden opgespoord.
Mocht er aanleiding zijn voor extra ondersteuning, op bijvoorbeeld taal- of sociaal-emotioneel
gebied, dan kan het kind, na overleg met de ouders, extra dagdelen aangeboden krijgen.
Tijdens regelmatig terugkerende zorgbesprekingen, waarbij ook de IB-er van de stichting
aanwezig is, wordt door de pedagogisch medewerkers de ontwikkeling van deze kinderen
extra in de gaten gehouden, voortdurend geëvalueerd en worden handelingsplannen opgesteld.
Daarnaast bestaat er binnen de stichting Muzerij zorg+ overleg, waarin ook een
peuterconsulent en de verpleegkundige van de GGD/consultatiebureau participeren.
De (overgang naar de) basisschool Na afloop van de periode op de peuterspeelzaal worden de gegevens, na een gesprek met de
ouders over hun kind, overgedragen aan de betreffende basisschool. Dit gebeurt middels een
digitaal overdrachtsformulier. Daar waar nodig neemt de pedagogisch medewerker contact op
met de toekomstige leerkracht van de basisschool.
Om de overgang van de peuterspeelzaal naar de basisschool te vergemakkelijken, biedt
Stichting Peuterspeelzalen Muzerij op enkele peuterspeelzalen een speciaal programma aan
voor de bijna kleuters, een 3½ jarigen groep. Hierin wordt in kleine groepjes gewerkt aan
meer zelfstandigheid en taakgerichtheid.
Om de contacten met de diverse basisscholen zo goed mogelijk te laten verlopen hebben wij
bovendien periodiek een overleg met enkele contactpersonen van de onderbouw van de
basisscholen.
Uitgangspunt 3
Het overdragen van normen en waarden
Het overbrengen van normen en waarden speelt in de opvoeding van kinderen een
belangrijke rol. We achten het van belang dat dit ook een plaats krijgt binnen onze
peuterspeelzalen.
3.1 Regels en onderlinge afspraken We vinden het belangrijk dat kinderen zoveel mogelijk de ruimte krijgen om te spelen en te
ontdekken, al zitten hier natuurlijk ook wel eens grenzen aan. Regels en afspraken vinden wij
nodig en kunnen worden gebruikt als middel om het kind te leren respectvol om te gaan met
groepsgenootjes, met de pedagogisch medewerkers, met het speelgoed waarmee hij speelt en
met het eten en het drinken. We vinden het belangrijk dat de regels duidelijk zijn, zodat het
kind weet waar hij aan toe is en de pedagogisch medewerkers zo consequent mogelijk kunnen
reageren.
Ze spreken kinderen aan op hun gedrag als ze knoeien met eten of speelgoed kapot maken of
er mee gooien. Maar ook als ze brutaal zijn tegen een pedagogisch medewerker of als ze een
ander kind plagen of vervelen. De pedagogisch medewerkers geven het kind een compliment
als hij vervolgens het gewenste gedrag vertoont.
34
De regels dragen zij uit in woorden, maar ook in hun eigen gedrag door het goede voorbeeld
te geven. Soms is het nodig of niet erg om even van een regel af te wijken en het juist op een
andere manier te doen. De pedagogisch medewerkers vinden dat dit ook moet kunnen. Op die
manier leert het kind flexibel om te gaan met veranderingen.
3.2 Ruzie en conflicten/ belonen en straffen Kinderen kunnen samen plezier maken en onderonsjes hebben. Kinderen kunnen echter ook
‘ruzie’ maken. In de eerste plaats gaan we er van uit dat conflicten normaal zijn en dat je
daarvan kunt leren. Het past ook bij de leeftijdsfase waarin de kinderen die naar de
peuterspeelzaal komen zich bevinden.
Kinderen in een groep hebben regelmatig botsingen of conflicten. Ze leren hierbij sociale
vaardigheden om hun mening duidelijk te maken, de ander te begrijpen en oplossingen te
zoeken. Ze leren ook belangrijke sociale en morele regels.
Het is van belang dat het kind leert om voor zichzelf op te komen en te ontdekken dat een
ander ook wensen en grenzen heeft. Daarom grijpen de pedagogisch medewerkers in eerste
instantie niet in, ze vinden dat de kinderen eerst de kans moeten krijgen het zelf op te lossen.
Ze grijpen in als ze zien dat dit niet lukt, dat de verhoudingen scheef liggen, omdat ze elkaar
pijn doen of omdat ze nog te klein zijn om elke conflict zelf op te kunnen lossen. Wanneer
een kind na een waarschuwing negatief gedrag blijft vertonen, nemen we het kind op
ooghoogte (gehurkt) waarbij we hem op een rustige, duidelijke wijze aanspreken en
aankijken. Bij herhaling kan het kind zonodig voor korte duur op een bepaalde plek neergezet
worden (bijvoorbeeld op een stoeltje) om zo even uit de situatie gehaald te worden. Er wordt
zo kort mogelijk aandacht besteed aan het negatieve gedrag en het kind word eventueel
afgeleid om te voorkomen dat het op deze manier steeds negatieve aandacht zoekt.
Tegelijkertijd wordt positief gedrag door complimenten gestimuleerd.
Praktijkvoorbeeld:
Emma heeft een pop vast die wordt afgepakt door Vera. Emma begint te huilen en probeert de
pop terug te pakken. Dit lukt echter niet en ze loopt huilend naar een van de pedagogisch
medewerkers toe. De pedagogisch medewerker geeft aan dat Emma eerst maar aan Vera de
pop terug moet vragen en moet zeggen tegen Vera dat ze het niet leuk vindt dat ze de pop
afpakt. Emma vraagt netjes de pop terug maar krijgt die echter niet, waarop de pedagogisch
medewerker Emma helpt door haar aan te geven een andere pop voor Vera te zoeken en die te
ruilen tegen haar pop. Vera vindt dit wel een goed idee en zo ruilen ze van pop. ‘Goed zo’,
zegt de pedagogisch medewerker.
3.3 Feesten Samen een feest of een verjaardag vieren geeft een gevoel van saamhorigheid en
gezelligheid en je maakt samen geschiedenis, herinneringen.
Wij vinden het belangrijk om bijzondere gebeurtenissen samen met de kinderen zoveel
mogelijk betekenis te geven.
Naast de gezelligheid en saamhorigheid willen we de kinderen vertrouwd maken met de
feesten waarvan wij vinden dat die bij het leven horen, met daarbij de bijbehorende
gewoontes en rituelen. Je kunt daarbij denken aan verjaardagen, afscheid nemen van een
kind dat naar de basisschool gaat, kerst, Sinterklaas enz.
35
3.4 Omgaan met verschillende culturen en geloven (diversiteit) Kinderen moeten nog leren omgaan met het feit dat er veel verschillen zijn tussen mensen en
culturen. Zij moeten de kans krijgen zich de normen en waarden, de ‘cultuur’ van een
samenleving eigen te maken. Dat gaat niet zomaar. Daarvoor moet je afspraken maken en
rekening met elkaar leren houden. Kinderen leren in hun eigen gezin regels en afspraken
waaraan ze zich moeten houden. Ieder gezin heeft eigen waarden en normen. Op de
peuterspeelzaal komen die kinderen allemaal bij elkaar om samen te spelen en te leren om te
gaan met elkaar. De pedagogisch medewerkers hebben hierin een voorbeeldfunctie. Door het
geven van informatie, door de normen en waarden zelf uit te dragen, door uit te leggen en
door samen afspraken te maken; stellen zij grenzen en daarmee bieden zij een veilig kader.
De diversiteit van kinderen, ouders en pedagogisch medewerkers is kenmerkend voor een
peuterspeelzaal. Diversiteit in godsdienst, persoonlijke leefomstandigheden, cultuur, karakter
etc. heeft directe gevolgen voor de manier waarop de pedagogisch medewerkers, ouders en
kinderen met elkaar omgaan. Kinderen doen bijvoorbeeld andere ervaringen op in een
geïsoleerd gezin, dan in een grote familie die veel bijeen komt. Ook de taal waarin kinderen
worden opgevoed, de culturele en religieuze gebruiken, de woonsituatie en de opleiding van
de ouders hebben invloed op het leven van kinderen. Voor alle kinderen en hun ouders is het
van groot belang, dat wij open staan voor hun leefwereld. De pedagogisch medewerkers
beschikken over de openheid en de communicatieve vaardigheden om alle ouders te bereiken.
Uitgangspunt 4
Het onderhouden van oudercontacten
We vinden het belangrijk dat er een goede samenwerking is met de ouders. De
peuterspeelzaal neemt immers ook een deel van de verzorging en opvoeding van hun kinderen
op zich. We vinden het prettig dat er in een open en vertrouwde sfeer met elkaar gesproken
kan worden. We denken bij kinderen óók altijd aan de ouders. Zij zijn en blijven de eerst
verantwoordelijke opvoeders van het kind.
4.1 Relatie pedagogisch medewerker – ouders
De pedagogisch medewerkers zorgen voor:
- goed contact met ouders en begeleiding van het eigen kind;
- wederzijds begrip en waardering;
- wederzijds adviseren en informeren;
- heldere en realistische afspraken;
- diverse momenten en vormen van contact met de ouders.
Inzicht en betrokkenheid van ouders bij het opvoeden op de peuterspeelzaal:
- ouders inzicht geven in wat de andere kinderen voor hun kind betekenen;
- ouders inzicht geven in het verschil tussen thuis opvoeden en in de groep;
36
- open staan voor bijdragen van ouders aan de sfeer en activiteiten in de groep;
- ouders inzicht geven wat er in de groep leeft;
- meepraten, meedenken en meehelpen.
Een goed contact met ouders en verzorgers is belangrijk. De pedagogisch medewerkers doen
er alles aan om ervoor te zorgen dat de ouders hun kind met een gerust hart en in vol
vertrouwen bij hen achter kunnen laten.
Als (tijdelijke) partner in de opvoeding, verzorging en begeleiding van het kind, willen de
pedagogisch medewerkers samen met de ouders streven naar het beste voor het kind. De
pedagogisch medewerkers vinden het van groot belang dat de ouders zich welkom weten en
zich gehoord en gezien voelen.
De basis voor een goed pedagogisch medewerker – oudercontact ligt naar onze mening in het
wederzijds respect voor elkaars opvattingen, handelswijze, visie en achtergrond. De
pedagogisch medewerkers besteden aandacht aan een goede, zorgvuldige wederzijdse
kennismaking. Om vervolgens deze relatie gezond te houden is afstemming, uitwisseling van
informatie, maken van afspraken en openheid nodig. Daarbij is het belangrijk, dat leuke en
positieve, maar ook minder leuke en minder positieve dingen gecommuniceerd worden met
elkaar. De pedagogisch medewerkers houden ouders zo goed mogelijk op de hoogte van wat
zich afspeelt op de peuterspeelzaal.
Zij doen dat mondeling bij het halen en brengen en schriftelijk via nieuwsbrieven en/of
locatiekrantjes. Maar ook via, het doorspreken van de observatieformulieren, de
eindgesprekken en informele activiteiten zoals een zomerfeest en poets- en knutselavonden.
Voor de ontwikkeling van de kinderen is het belangrijk, dat hun thuis – en
peuterspeelzaalwereldje enigszins op elkaar afgestemd zijn. Deze hoeven niet identiek aan
elkaar te zijn. Een kind kan verschillen ervaren en deze aan de situatie verbinden. Het is wel
belangrijk dat ouders en pedagogisch medewerkers op de hoogte zijn van die verschillen en
daarover communiceren.
In alle contacten tussen pedagogisch medewerkers en ouders is er sprake van
tweerichtingsverkeer. De pedagogisch medewerkers weten soms niet wat er met een kind aan
de hand is of wat ze het beste kunnen doen. Dan zijn de ouders de aangewezen personen om
advies te geven. Hoe is het gedrag van het kind thuis? Hoe gaan de ouders daar mee om? Het
is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers op de hoogte zijn als er bijzonderheden in de
thuisomgeving van het kind zijn die van invloed kunnen zijn op het welbevinden of het
gedrag van het kind op de peuterspeelzaal. Ook spelgewoontes of manieren van troosten zijn
voorbeelden van zaken die goed zijn om te weten, zodat hiermee rekening kan worden
gehouden. Het komt ook voor dat de ouders aan ons advies vragen. Vaak wordt gezamenlijk
naar oplossingen gezocht op basis van de ervaringen, van zowel de ouders als van de
pedagogisch medewerkers.
Voor de ouders is het belangrijk om te weten wat het kind heeft meegemaakt op de
peuterspeelzaal, met wie het gespeeld heeft, wat er is gedaan, of het kind het naar de zin heeft
gehad. Ook bijzonderheden of opvallende zaken vertellen de pedagogisch medewerkers aan
de ouders. Kinderen doen belangrijke ervaringen op tijdens het spel op de peuterspeelzaal en
ze maken interessante ontwikkelingen door. Jonge kinderen kunnen daarover nog moeilijk
vertellen. De pedagogisch medewerkers vergemakkelijken gesprekjes tussen ouders en
kinderen over wat ze hebben meegemaakt in eerste instantie door knutsels mee te geven die
door de kinderen gemaakt zijn, maar ook door foto’s (deze worden op de site van Stichting
Peuterspeelzalen Muzerij geplaatst) en bijvoorbeeld portfolio’s. Ouders krijgen hierdoor een
goed beeld van de pedagogische invloed van de peuterspeelzaal en wat de peuterspeelzaal
daarmee voor hun kind betekent.
Recommended