View
3
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
Projectplan Continuïteit van de samenleving
2/31
Instituut Fysieke Veiligheid
Bestuurs- en directieondersteuning
Postbus 7010
6801 HA Arnhem
Kemperbergerweg 783, Arnhem
www.ifv.nl
info@ifv.nl
026 355 24 00
Versiehistorie
Versie-nummer
Datum Auteur Aard van de wijziging
Concept 1.0 26 sept 2014 Renee Linck Eerste concept
Concept 2.0 13 oktober Renee Linck Tweede concept op basis van besprekingen in kernteam en ambtelijke stuurgroep
Concept 3.0 19 oktober Renee Linck Derde concept op basis van bespreking in adviseursoverleg veiligheidsregio’s
Concept 4.0 31 oktober Renee Linck Vierde concept op basis van besprekingen kernteam en projectleiders
Concept 5.0 11 november Renee Linck Vijfde concept op basis van bespreking in ambtelijke stuurgroep
Concept 6.0 16 februari 2015
Renee Linck Zesde concept op basis van bespreking tijdens werkconferentie Strategische Agenda
Concept 7.0 16 maart 2015
Renee Linck Zevende concept op basis van input vanuit vitale sectoren, bespreking in DB en met de portefeuillehouder
Definitief 1 juni 2015 Renee Linck Definitieve versie op basis van consultatie veiligheidsregio’s, DOVR, Brandweer Nederland, GHOR GGD Nederland, LOCGS.
Besluitvormingshistorie
Datum Besluitvorming in
10 okt 2014 Bespreking op basis van presentatie in Ambtelijke stuurgroep. Leden kunnen zich vinden in de voorgestelde aanpak.
7 nov 2014 Bespreking in Ambtelijke Stuurgroep. Leden achten plan gereed voor bespreking in Dagelijks Bestuur VB.
4 maart 2015 Bespreking in Dagelijks Bestuur Veiligheidsberaad en afstemming met minister V&J
12 juni 2015 Bespreking in Veiligheidsberaad
Colofon
Opdrachtgevers: Henri Lenferink en Paul Gelton
Contactpersoon: Arjen Littooij en Marcel van Eck
Titel: Projectplan Continuïteit van de samenleving
Datum: 1 juni 2015
Status: Definitie- en ontwerpfase
Versie: Definitief
Auteurs: Renee Linck (IFV), Sven Hamelink (VenJ), Marit Buis (VRR), Kim
Zuurmond (VRK), Rien Eshuis (VR IJsselland), Reinder Woldring
(GasUnie namens CVI)
Projectleiders: Arjen Littooij en Marcel van Eck
Eindverantwoordelijk: Veiligheidsberaad en Minister van VenJ
3/31
Voorwoord
Het project ‘Continuïteit van de samenleving” past in het reeds lopende bewustwordingsproces waarmee
duidelijk wordt dat continuïteit in onze risicosamenleving inspanning vraagt van burgers, bedrijven en
overheid. In ons dagelijks leven maken we voortdurend gebruik van vitale processen, producten en
diensten zoals elektriciteit, ICT en drinkwater. Wat als deze processen, om welke reden dan ook,
uitvallen? Uitval kan voor grote maatschappelijke problemen en onrust zorgen en zelfs voor
discontinuïteit van de samenleving. De kans op en de mogelijke effecten van een dergelijke uitval zijn
groter geworden door verdergaande urbanisering, klimaatverandering en door een toename van de
onderlinge verwevenheid van de vitale processen.
Het is van groot belang dat de samenleving veerkracht kan tonen bij uitval van de vitale processen en dat
we inzetten op het vergroten van de robuustheid van de daarmee samenhangende voorzieningen. Dat
betekent enerzijds dat burgers zich veerkrachtig moeten tonen op het moment van grootschalige uitval.
Anderzijds betekent dat een veerkrachtige respons door betrokken bedrijven en overheidsdiensten.
Daarbij moet de publiek-private samenwerking goed zijn, mede omdat ongeveer tachtig procent van de
vitale infrastructuur in handen is van bedrijven. Een nauwe samenwerking tussen overheid, burgers en
betrokken bedrijven vraagt om duidelijke afspraken en gezamenlijk handelingsperspectief.
Diverse grotere en kleine incidenten hebben duidelijk gemaakt dat in het gezamenlijk optreden van
overheid en vitale partners verbeteringen mogelijk zijn. In de afgelopen jaren is daarbij ook gebleken dat
veiligheidsregio’s hun rol bij het borgen van de continuïteit nog onvoldoende kennen en zich onvoldoende
bewust zijn van de eigen afhankelijkheid van vitale processen. Er is ook verbetering mogelijk in de
afstemming tussen de regionale en nationale overheden en vitale partners. Het Veiligheidsberaad en de
minister van Veiligheid en Justitie hebben daarom het thema ‘continuïteit van de samenleving’ als
prioriteit benoemd en als zodanig opgenomen in hun gezamenlijke agenda. Het is de gezamenlijke
ambitie dat grootschalige uitval, verstoring of aantasting van de continuïteit van de samenleving kan
worden voorkomen of geminimaliseerd door effectief samen te werken in risico- en crisisbeheersing.
Daarmee zijn op landelijk niveau de handen ineen geslagen om in gezamenlijkheid te bezien waar winst
te behalen valt. Dit projectplan laat zien op welke wijze hieraan invulling gegeven wordt in de komende
jaren.
4/31
Inhoud
1 Inleiding 5
1.1 Gezamenlijke ambities Veiligheidsberaad en Minister Veiligheid en Justitie 5
1.2 Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 5
1.3 Achtergrond en aanleiding van dit thema 6
2 Doelstellingen en resultaten 9
2.1 Doelstellingen: verbeteren van tripartite samenwerking 9
2.2 Doelgroep: regionale netwerken 10
2.3 Resultaten 11
2.4 Uitgangspunten 11
2.5 Randvoorwaarden & risico’s 12
2.6 Scope 13
2.7 Samenhang met andere thema’s van de strategische agenda 14
2.8 Samenhang met overige projecten 14
3 Aanpak en fasering 15
3.1 Aanpak en visie op het project 15
3.2 Fasering van activiteiten en tussenresultaten 16
3.3 Projectplanning 21
4 Sturing en verantwoording 22
4.1 Eisen aan de uitvoering 22
4.2 Monitoring en rapportage 22
5 Organisatie en besluitvorming 23
5.1 Rollen en bezetting 23
5.2 Projectstructuur in beeld 25
5.3 Besluitvorming 25
6 Samenwerking 26
6.1 Interne omgeving van het project 26
6.2 Externe omgeving van het project 26
6.3 Communicatie 26
7 Financiën 27
7.1 Begroting 27
7.2 Business case 28
Bijlage 1: samenhang met andere projecten 29
Bijlage 2: projectopdracht 31
5/31
1 Inleiding
1.1 Gezamenlijke ambities Veiligheidsberaad en Minister Veiligheid en Justitie
De minister van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad hebben een gezamenlijk een agenda met
ambities vastgesteld, gericht op de doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s en het verstevigen van de
samenwerking tussen regio’s en Rijk ten aanzien van het stelsel van rampenbestrijding en
crisisbeheersing. De ambitie op het gebied van continuïteit is één van de drie gezamenlijke doelstellingen
waaraan het Veiligheidsberaad en de minister van VenJ hebben besloten nadere uitwerking te geven. Bij
de realisatie van de doelstellingen is sprake van complementaire verantwoordelijkheden van het Rijk en
de veiligheidsregio’s. Dit houdt in dat het Rijk, onder regie van Veiligheid en Justitie en in nauwe
samenwerking met de verantwoordelijke ministeries, werkt aan de realisatie van de doelstellingen en dat
veiligheidsregio’s op hun beurt hun verantwoordelijkheid invullen. Deze gezamenlijke ambities zijn
onderdeel van de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s, zoals die door het
Veiligheidsberaad is opgesteld.
1.2 Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s
Het Veiligheidsberaad heeft op 16 mei 2014 de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s 2014
– 2016 vastgesteld. De ambitie van de Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s is bij te dragen
aan versterking van de veiligheidsregio’s vanuit het perspectief van de netwerkorganisatie. De
hoofddoelstelling is als volgt geformuleerd: Nederland veiliger door het voorkomen en tegengaan van
maatschappelijk ontwrichting. Voor de uitwerking van deze hoofddoelstelling zijn twee componenten
nodig, namelijk het versterken van de risicobeheersing en het versterken van de crisisbeheersing.
Dit zijn de strategische doelen, die richting geven aan de aan de concrete inspanningen die geleverd
moeten worden. Het benoemd de beoogde effecten in de maatschappij, wetende dat het altijd onzeker
blijkt of maatschappelijke ontwrichting optreedt. Omdat deze doelstellingen tevens een hoog
abstractieniveau kennen, heeft het Veiligheidsberaad ervoor gekozen om via zes centrale thema’s te
werken aan de versterking van de risicobeheersing en crisisbeheersing. De strategische agenda bevat
prioriteiten die gezamenlijk met het ministerie van Veiligheid en Justitie worden opgepakt (gezamenlijke
agenda) en prioriteiten die door de veiligheidsregio's en het Veiligheidsberaad zelf worden uitgewerkt en
uitgevoerd. Zie hiervoor de tabel hierna.
Opdrachtgever Project
VenJ en Veiligheidsberaad (gezamenlijke agenda)
1. Water en Evacuatie
2. Continuïteit van de samenleving
3. Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
Veiligheidsberaad en veiligheidsregio’s
4. Kwaliteit en Vergelijkbaarheid
5. Versterking Bevolkingszorg
6. Versterking samenwerking veiligheidsregio’s en Defensie
6/31
Voor alle zes de thema’s geldt dat de toegevoegde waarde ervan tot uitdrukking worden gebracht op vier
resultaatgebieden:
Samenwerking: het bevorderen van de samenwerking tussen en binnen veiligheidsregio’s en
tussen veiligheidsregio’s en crisispartners, waaronder het Rijk.
Kwaliteit en vergelijkbaarheid: het verbeteren van de kwaliteit en het bevorderen van een
eenduidige kwaliteitsstandaard.
Efficiency en effectiviteit: het zo doelmatig en doeltreffend mogelijk organiseren, opdat publieke
middelen verantwoord besteed worden.
Leren: het bevorderen van het lerend vermogen van veiligheidsregio’s en uitwisseling van kennis
en informatie.
In september zijn voor alle zes projecten de projectopdrachten vastgesteld door het DB
Veiligheidsberaad. Voor de gezamenlijke doelstelling geldt dat zij ook door de minister van VenJ
vastgesteld zijn, de laatste drie zijn vastgesteld in overleg met de minister van VenJ. De projectopdracht
van dit project, treft u in de bijlage.
1.3 Achtergrond en aanleiding van dit thema
In de projectopdracht staat een uitgebreide toelichting van de aanleiding en context van dit project.
Hierna volgt een samenvatting.
Onzekere risico’s, onvoorzienbare gevolgen
Processen, producten of diensten die nodig zijn in een samenleving, zoals elektriciteit, ICT-
voorzieningen, drinkwater en gezondheidszorg kunnen bij uitval grote effecten hebben op de continuïteit
en veiligheid van onze samenleving. Graag verwijzen wij hierbij naar meer voorbeelden op de website:
http://www.cpni.nl/projecten/lessons-learned-vitaal/preview-lessons-learned-vitaal. Het is daarom
belangrijk de vitale infrastructuur te beschermen en ons als samenleving voor te bereiden op de effecten
van dreigingen zoals cyberaanvallen, terrorisme, overstromingen of aardbevingen. Het streven van de
overheid is er sinds 2000 op gericht geweest om de maatschappelijke ontwrichting door grootschalige
uitval te voorkomen door in te zetten op risicobeheersing (het robuuster maken van voorzieningen, het
ondersteunen van zelfredzaamheid van burgers) en verbetering van de crisisbeheersing
(overheidsmaatregelen in samenwerking met vitale partners). Door verdere globalisering,
klimaatverandering, urbanisering en vooral informatisering is onze samenleving steeds complexer
geworden, zijn de afhankelijkheden van en tussen vitale voorzieningen groter geworden en is de
kwetsbaarheid vergroot. Er zijn nieuwe soorten risico’s waarmee we rekening moeten houden en veelal
hebben we te maken met onzekere risico’s met onvoorziene gevolgen. Dat vraagt een nieuwe manier van
crisisbeheersing. We moeten leren improviseren zodat we hiermee kunnen omgaan, we moeten
investeren in veerkracht zodat uitval van vitale voorzieningen niet leidt tot maatschappelijke ontwrichting
en we moeten leren omgaan met een veelheid aan betrokken partijen met eigen verantwoordelijkheden.
Gedeelde verantwoordelijkheid
De landelijke en de lokale/regionale overheid, alsook het bedrijfsleven en burgers hebben een eigen
verantwoordelijkheid in het voorkomen en voorbereiden op maatschappelijke ontwrichting. Uitgangspunt
is dat partijen hun eigen verantwoordelijkheid oppakken en in staat zijn maatregelen te nemen om de
weerbaarheid te vergroten. Er is ook een gedeelde verantwoordelijkheid en die is “het succesvol
samenwerken” met het oog op het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting, ondanks uitval van
vitale voorzieningen. Het “succesvol samenwerken” kun je nu eenmaal niet tot de verantwoordelijkheid
van één van de partijen rekenen. Passend bij die nieuwe uitdagingen wordt vanuit dit project de
samenwerking van betrokken bedrijven, veiligheidsregio’s en ministeries gestimuleerd en gefaciliteerd.
7/31
Zoals beschreven in de projectopdracht (zie bijlage) zijn er twee belangrijke redenen om nu dit project te
starten.
Aanleiding 1: samenwerking veiligheidsregio, rijk en vitale partners kan beter
De Wet veiligheidsregio’s benoemt de verantwoordelijkheid van veiligheidsregio’s om als platform te
fungeren voor verschillende bij de crisisbeheersing betrokken partijen en af te stemmen over risico’s en
de crisisbeheersing met crisispartners. Daartoe worden sinds 2010 convenanten gesloten tussen het
veiligheidsbestuur en de besturen of directies van vitale partners. In de afgelopen jaren is echter duidelijk
geworden dat betrokkenen het lastig vinden dit thema voldoende aandacht te geven en écht te vertalen
naar nieuw beleid en gedrag. Het blijft nog teveel een samenwerking ‘op papier’. Er zijn wel de nodige
samenwerkingsafspraken gemaakt, maar de uitvoering daarvan afspraken blijft nog achter. Zie ook De
Staat van de Rampenbestrijding 2013 en de Quickscan Vitale Partnerschappen (juni 2014). De
samenwerking is daardoor nog niet vanzelfsprekend. Dat geldt zowel voro de samenwerking ten aanzien
van crisisbeheersing, als ook ten aanzien van risicobeheersing:
In de praktijk blijkt er nog veel onduidelijkheid te bestaan over wat ‘continuïteit van de
samenleving’ precies behelst en tot waar de taak van de veiligheidsregio’s reikt en die van de
ministeries begint. Ten aanzien van de responsfase wordt vaak aangegeven dat de koppeling
tussen de regionale organisaties en de Rijkscrisisstructuur complex is en dat betrokkenen
onvoldoende zicht hebben op hun rol. De samenwerking verloopt daardoor in de praktijk en bij
oefeningen nog niet altijd goed. Dat blijkt onder andere ook uit het rapport Eenheid in
Verscheidenheid. Ook de samenwerking tussen overheid en vitale partners roept nog veel
vragen op. Bijvoorbeeld ten aanzien van informatievoorziening en crisiscommunicatie.
Ook in de fase van de risicobeheersing moeten de verschillende partijen met elkaar
samenwerken. Vanuit de ambities om meer risicogericht te gaan werken, zou meer aandacht
mogen komen voor de specifieke risico’s ten aanzien van continuïteit en de inspanningen in de
fase van risicobeheersing. Dat betekent ook dat burgers goed geïnformeerd, gestimuleerd en zo
nodig gefaciliteerd moeten worden in een verantwoorde omgang met risico’s. Dit past ook bij de
ambities van veiligheidsregio’s, Brandweer Nederland en GGD/GHOR Nederland1, die op dit
moment werken aan de implementatie van een nieuwe Visie op risicogerichtheid. Net als in die
Visie op risicogerichtheid benoemen we in dit project dat de verantwoordelijkheid voor veiligheid
nadrukkelijk in de samenleving ligt. We gaan ervan uit dat het bedrijfsleven daarin ook haar
verantwoordelijkheid oppakt. Bovendien wordt door dit project geïnvesteerd in de samenwerking
tussen overheid en bedrijfsleven om veiligheidswinst ook daadwerkelijk te bereiken. Deze beide
onderdelen komen sterkt terug in de visie op risicogerichtheid.
Aanleiding 2: herijking van de vitale infrastructuur
Vervolgens is er nog een tweede aanleiding om dit project nu te starten en die heeft te maken met het
project Herijking Vitaal. Dit project geeft een nieuwe prioritering aan de gezamenlijke inspanningen voor
de continuïteit van de samenleving. Het project wordt momenteel uitgevoerd door het Ministerie van
Veiligheid en Justitie, op verzoek van het kabinet. In dit project worden de vitale processen, producten,
diensten van Nederland opnieuw geijkt door diverse experts. Er wordt gekeken naar concrete processen
die op het kritische pad liggen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de niveaus A en B en een
groep objecten die niet vitaal zijn, maar wel belangrijk vanuit het oogpunt van nationale veiligheid. De
criteria voor de indeling in deze groepen wordt gedaan op basis van mogelijk schade in euro’s, mogelijke
slachtoffers en mogelijk cascade-effect op andere processen. Hiervoor wordt de methodiek van de
Nationale Risicobeoordeling gebruikt. Het project leidt tot een smallere focus dan voorheen werd
gehanteerd, door het Rijk, veiligheidsregio’s en vitale bedrijven. De herijking van de vitale infrastructuur
levert inzicht in wat anno 2015 wordt beschouwd als de vitale infrastructuur. Vooralsnog lijkt het erop dat
1 Voor de GHOR gelden daarbij de kaders zoals ook in de kamerbrief benoemd. Brief aan de Tweede kamer
over Betrouwbare Publieke gezondheid verantwoordelijkheid van gemeenten en rijk, 28 augustus 2014, Ministerie van VWS, Minister Schippers, Staatssecretaris van Rijn.
8/31
het gaat om voorzieningen zoals drinkwater, elektriciteit, gas, olie, ICT& telecom, waterkeringen en
nucleaire voorzieningen. De twee laatste worden binnen de twee andere gezamenlijke projecten van de
Strategische Agenda opgepakt en de focus van dit project richt zich dan ook nadrukkelijk op de
samenwerking tussen rijk, bedrijven en veiligheidsregio’s in de eerste vijf categorieën. Het project richt
zich primair hierop omwille van de haalbaarheid en urgentie op deze thema’s, in het besef dat lessen
over de onderlinge samenwerking hierbinnen óók gebruikt kunnen worden voor een betere
samenwerking in andere domeinen. Deze nieuwe prioritering vraagt een nieuwe inzet van betrokken
ministeries, veiligheidsregio’s en deze specifieke vitale partners. De te nemen maatregelen moeten
duidelijk zijn en ook leidend worden voor het handelen. Het gaat erom afspraken te maken over waar we
ons op gaan richten, wat we moeten doen, met wie we moeten samenwerken en hoe we (beter) moeten
samenwerken. Dit project ‘continuïteit van de samenleving’ zal uitgaan van de nieuwe indeling van de
vitale infrastructuur en de resultaten uit de herijking. Betrokken ministeries, bedrijven, veiligheidsregio’s
en gemeenten zijn vervolgens zelf verantwoordelijk om uitvoering te geven aan die afspraken die zij
samen hebben gemaakt. Concreet is dit als volgt weergegeven:
9/31
2 Doelstellingen en resultaten
2.1 Doelstellingen: verbeteren van tripartite samenwerking
De doelen waarop dit project zich richt, zijn geformuleerd in de projectopdracht:
Maatschappelijk doel van dit project (Strategische Agenda) is dat Nederland veiliger is door een betere
risico- en crisisbeheersing. Het streven is erop gericht dat de uitval van (delen van de) vitale infrastructuur
niet leidt tot maatschappelijke ontwrichting.2 Een goede onderlinge samenwerking tussen bedrijven,
veiligheidsregio’s en ministeries kan daaraan bijdragen. Het project heeft tot doel die samenwerking te
verbeteren. Bij de aanleiding is toegelicht dat de huidige samenwerking nog niet goed gaat; blijft hangen in
de papieren werkelijkheid. Met dit project willen we de samenwerking in de praktijk een impuls geven, zodat
bestaande samenwerkingsafspraken ook daadwerkelijk worden nagekomen. Het gaat dan niet om de
samenwerking ‘op papier’, maar nadrukkelijk om het verbeteren van de samenwerking in de praktijk.
Het thema continuïteit van de samenleving vraagt te denken en te werken vanuit één systeem van
veiligheidsregio’s, ministeries, bedrijven en burgers. Er is nadrukkelijk sprake van een gedeelde
verantwoordelijkheid. De locus van dit project is dus niet de individuele organisatie, maar een systeem
waarin verschillende organisaties samen werken. Dat systeem kunnen we ook wel duiden als een netwerk
van netwerken, die onderling verbonden zijn door middel van knooppunten, waar geen begin en einde is
en geen centrale regie mogelijk is. Denken vanuit één systeem betekent ook dat de inspanningen aan de
voorkant (risicobeheersing) én aan de achterkant (crisisbeheersing) met elkaar in samenhang worden
bezien. Daarom kunnen de doelen ook niet los van elkaar worden bezien en richt het project zich dan ook
nadrukkelijk op de samenhang tussen voorgaande.
Voor een meer uitgebreide toelichting op de doelstellingen van dit project, verwijzen we naar de
projectopdracht in de bijlage.
2 Vanzelfsprekend zijn dit de beoogde effecten in de maatschappij; de overheid, noch de samenleving zelf kan
garanderen dat maatschappelijke ontwrichting niet optreedt. We kunnen er wel naar streven en al onze inspanningen erop richten dat de kans hierop zo klein mogelijk wordt.
10/31
2.2 Doelgroep: regionale netwerken
Het project gaat er vanuit dat we leven in een netwerksamenleving en dat we dus ook zullen moeten
organiseren rondom netwerken. De primaire doelgroep van dit project zijn dan ook niet de individuele
organisaties, maar de netwerken van functionarissen die in de praktijk ook echt iets met elkaar moeten
afstemmen, regelen et cetera.3 In sommige gebieden bestaan deze netwerken al, in sommige gebieden
nog niet of is het netwerk niet (meer) actief.4 Dit project zal ‘actieve’ netwerken creëren waarin
functionarissen van de betrokken partijen samen afspraken maken over de inzet in het kader van
risicobeheersing en crisisbeheersing. De intentie is daarbij dat deze netwerken een min of meer duurzaam
karakter hebben en in ieder geval na de duur van dit project nog actief zijn. De netwerken zijn als het ware
‘levende convenanten op operationeel niveau’. Doel van dit project is de onderlinge samenwerking te
verbeteren door die netwerken te creëren (waar nodig) en hen te ondersteunen in het maken van
verbeterafspraken over de onderlinge samenwerking. De netwerken zijn daar zelf voor verantwoordelijk,
dat door dit project niet worden afgedwongen, en dat moet zich in de praktijk laten zien. Vanuit het project
kan wel de totstandkoming van ‘actieve’ netwerken worden gestimuleerd door het gezamenlijk belang te
duiden, gezamenlijke thema’s te benoemen en functionarissen met elkaar in verbinding te brengen. De
groep functionarissen is daarbij niet uniform en per netwerk verschillend. Het zijn functionarissen die op de
grens van ‘binnen’ en ‘buiten’ acteren (grenswerkers) en die veelal de verantwoordelijkheid hebben om in
het samenwerkingsproces te acteren namens hun organisatie. Dat zijn bij de bedrijven veelal business
continuity managers of -adviseurs of liaisons, bij veiligheidsregio’s en politie project- of
programmamanagers, adviseurs en accounthouders.
Het project ondersteunt ook bij het vinden van de juiste schaal voor de onderlinge samenwerking zodat
onderlinge samenwerkingsafspraken ook concreet kunnen worden gemaakt en uitgevoerd. Naar analogie
van de huidige samenwerking van veiligheidsregio’s en waterpartners in ‘dijkkringen’, zal ook in dit project
de fysieke inrichting van de vitale infrastructuur leidend zijn om te bepalen welke regionale netwerken zullen
ontstaan. We kiezen ervoor om aan te sluiten bij de geografische gebieden waarbinnen de distributie van
vitale voorzieningen is georganiseerd.5 Er komen dus regionale netwerken per sector. Heel concreet
betekent dit dat het gebied waarvoor één drinkwatermaatschappij verantwoordelijk is, de schaal bepaalt
voor het regionale netwerk dat samenwerkt rondom de continuïteit van de drinkwatervoorziening. Dat kan
impliceren dat het netwerk bestaat uit één drinkwaterbedrijf en meerdere veiligheidsregio’s of dat een
netwerk bestaat uit één netbeheerder en meerdere veiligheidsregio’s. Daar waar de schaal te groot is om
daadwerkelijk samen te werken (denk aan landelijke netwerken, zoals die van sommige landelijke
telecomaanbieders, of het landelijke gastransportnet van GTS), vragen we een contactpersoon, die kan
deelnemen in het regionale netwerk (analoog aan de afspraken die met defensie als vitale partner zijn
gemaakt). Ook landelijke afspraken hebben immers een regionale uitwerking nodig.
3 Let wel; het gaat hier om de netwerken in de ‘koude’ situatie, dus niet de hiërarchische en ketengerichte
samenwerkingsverbanden die ten tijde van een crisissituatie actief zijn. 4 Waren bijvoorbeeld wel actief bij het opstellen van samenwerkingsconvenanten of crisisbeheersingsplannen etc.,
maar na gereedkomen daarvan niet meer. 5 Uiteraard zijn deze geografische gebieden op organisatiegrenzen gesteld. Net als andersoortige netwerken, is ook
de fysieke vitale infrastructuur in Nederland niet aan grenzen gebonden. Er is een verbinding in landelijke of Europese netten, denk aan het elektriciteitsnet, vaste- en mobiele telefonienetwerken, glasvezelnetwerken, netwerken voor gasdistributienetwerken et cetera.
11/31
Overigens zegt deze inrichting niets over de wijze waarop besluitvorming wordt georganiseerd.
Besluitvorming is immers een eenmalige activiteit, die veelal op andere niveaus plaatsvindt.
2.3 Resultaten
Netwerken vragen een andere manier van werken. In het project moet daarom ruimte zijn voor
uitproberen, (af)leren en experimenteren in de onderlinge samenwerking, terwijl er tegelijk wordt ingezet
op een set van basisafspraken waaraan partijen elkaar kunnen houden en elkaar op kunnen aanspreken.
Het gaat erom dat duidelijk wordt wat we van elkaar mogen verwachten bij elk soort situatie en dat er
straks een duurzame basis ligt voor succesvolle samenwerking in de komende jaren. Het project
continuïteit ondersteunt de regionale netwerken met de volgende concrete resultaten (zie uitgebreide
toelichting in paragraaf 3.2):
1. Een duidelijke rolbeschrijving van de concrete taken van veiligheidsregio’s (generiek)
2. Een agenda met samenwerkingsafspraken per sector (specifiek)
3. Regionale actieplannen (= een lijst met verbeteracties) en nationaal actieplan
4. Een menukaart die helpt bij het uitvoeren van de verbeteracties.
Resultaat Toelichting Wanneer gereed
Eenduidige rolopvatting veiligheidsregio irt Rijksoverheid en vitale partners.
Er is nog veel onduidelijkheid over de rol van de veiligheidsregio in de vitale infrastructuur. Dat maakt de samenwerking met de ministeries en met vitale partners lastig. Een eenduidige rol van de veiligheidsregio in de vitale infrastructuur moet dus worden uitgewerkt. De rol is uit te werken in 8 thema’s die ook in veel convenanten zijn benoemd (zie hiera).
Rolbeschrijving vastgesteld door stuurgroep project in september 2015
Vastgesteld door Commissie Vitale Infrastructuur, Veiligheidsberaad en V&J uiterlijk december 2015
Ondertekening door 25 besturen kan tot 2016.
Agenda met samenwerkings-afspraken per sector
Een agenda met samenwerkingsafspraken per sector op basis van een concretisering van de 8 thema’s en prioritering per sector. Deze agenda wordt landelijk bepaald, maar de uitvoering geschiedt in de regionale netwerken.
Begin 2016 gereed en vastgesteld door Commissie Vitale Infrastructuur, Veiligheidsberaad en V&J.
Actieplan per regionaal netwerk en een nationaal actieplan.
Samenwerking tussen de drie partijen geschiedt in regionale netwerken. Zij zullen aan de hand van de agenda de verbeteracties in hun eigen netwerk moeten identificeren en vastleggen in een actieplan. Per regionaal netwerk wordt een actieplan opgesteld en er wordt één nationaal actieplan opgesteld met verbeterpunten in de samenwerking op rijksniveau.
De actieplannen dienen uiterlijk medio 2016 gereed te zijn zodat daarna concrete verbeteracties ook gerealiseerd gaan worden.
Menukaart voor de uitvoering
Het is belangrijk dat de betrokken partijen worden ondersteund in de te maken afspraken en er optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande kennis en kunde op dit vlak (bijv. uit lopende projecten). Daarom moet er een menukaart worden gemaakt met een korte beschrijving van relevante voorbeelden en relevante contactgegevens.
Menukaart dient begin 2016 gereed te zijn, maar zal ook periodiek worden geactualiseerd (de menukaart kan ook gebruikt worden na 2016).
2.4 Uitgangspunten
Bij dit project worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bestaande situatie; bestaande verdeling van verantwoordelijkheden burgers, bedrijven,
veiligheidsregio’s en ministeries
12/31
Basis op orde; we streven niet naar volledigheid, wel naar goede basis (looptijd project is twee
jaar)
Harde afspraken waarop partners elkaar mogen aanspreken, afspraken zijn geborgd
Realistisch en werkbaar; aansluiten bij lopende initiatieven en lopende verbeteracties en quick wins
Generieke werkwijzen, specifiek waar noodzakelijk
Geen papieren werkelijkheid, maar daadwerkelijke successen in de samenwerkingspraktijk
Heldere monitoring van de voortgang op dit thema.
2.5 Randvoorwaarden & risico’s
Belangrijke randvoorwaarden voor een succesvolle uitvoering van dit project zijn:
Commitment bij de veiligheidsregio’s
Commitment bij betrokken ministeries
Commitment bij betrokken vitale partners
Adequate monitoring op actieplannen en borging afspraken
Kennisdeling is noodzakelijk.
Risico Kans Effect Tegenmaatregelen
Commitment veiligheidsregio’s ontbreekt.
Klein Veiligheidsregio’s vullen hun afspraken niet in, resultaten worden niet behaald.
1) Bestuurlijk akkoord van 25 besturen op rolbeschrijving (eerste fase) is randvoorwaardelijk en daarop wordt actief geïnvesteerd, bijv. via adviseursoverleg veiligheidsregio’s 2) Adresseren in bestuurlijke structuren, zoals het Veiligheidsberaad als medeverantwoordelijke voor dit project. 3) Actieve afstemming met alle belangrijke stakeholders, met als doel draagvlak en eigenaarschap te creëren. 4) Adequate aansluiting bij lopende initiatieven en lopende verbeteracties om slimme combinaties te kunnen maken en efficiency van dit project aan te tonen.
Commitment bij de betrokken ministeries ontbreekt.
Klein Afspraken van Rijkszijde kunnen niet worden ingevuld, resultaten worden niet behaald.
1) Actieve afstemming met alle belangrijke stakeholders, met als doel draagvlak en eigenaarschap te creëren. 2) Adresseren in bestaande structuren, zoals Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid. 3) Terugkoppeling aan minister van Veiligheid en Justitie als coördinerend minister en medeverantwoordelijke voor dit project.
Commitment bij betrokken vitale partners ontbreekt.
Middel Vitale partners maken hun afspraken niet waar, resultaten worden niet behaald.
1) Actieve afstemming met alle belangrijke stakeholders, met als doel draagvlak en eigenaarschap te creëren (persoonlijke contacten directeuren VR benutten) 2) Adresseren in bestaande structuren, zoals commissie vitaal van VNO-NCW. 3) Benadrukken meerwaarde voor vitale partners om vanuit dit project slimme combinaties te kunnen maken en efficiency te behalen in besluitvorming (bijv. bij agenda).
Capaciteit, kennis en kunde worden niet gedeeld.
Groot Het project moet met beperkte middelen uitgevoerd worden en is voor het welslagen sterk afhankelijk van professionals/experts uit het veld, resultaten worden niet behaald.
1) Bij de start van het project worden afspraken gemaakt met betrokkenen in de projectorganisatie en hun werkgevers over de inzet. 2) Betrokken deskundigen worden ‘in the lead’ gezet bij opstellen en realisatie actieplannen.
Afspraken worden niet geborgd.
Groot Het blijft hangen in papieren werkelijkheden en er treedt geen gedragsverandering
1) Project is mede gericht op tot stand brengen van actieve netwerken waarin partijen elkaar vasthouden en elkaar
13/31
op. Doelstellingen project worden niet bereikt.
aanspreken op gemaakte afspraken en voortgang.
2.6 Scope
Inhoudelijke afbakening: drinkwater, elektriciteit, gas, olie, ICT& telecom
De resultaten uit de Herijking Vitaal zijn leidend voor dit project. De resultaten geven zicht op welk product,
proces of dienst ‘vitaal’ is anno 2015 en bepalen daarmee de inhoudelijke reikwijdte van het project. Het
gaat dan om voorzieningen zoals drinkwater, elektriciteit, gas, olie, ICT& telecom, waterkeringen en
nucleaire voorzieningen. De twee laatste worden binnen de twee andere gezamenlijke projecten van de
Strategische Agenda opgepakt en de focus van dit project richt zich dan ook nadrukkelijk op de
samenwerking tussen rijk, bedrijven en veiligheidsregio’s in de eerste vijf categorieën. Het project richt zich
primair hierop omwille van de haalbaarheid en urgentie op deze thema’s, in het besef dat lessen over de
onderlinge samenwerking hierbinnen óók gebruikt kunnen worden voor een betere samenwerking in
andere domeinen.
Risicobeheersing én crisisbeheersing
Continuïteit vraagt dat de inspanningen aan de voorkant (risicobeheersing) en aan de achterkant
(crisisbeheersing) met elkaar in samenhang worden bezien. Deze zijn dus beiden onderdeel van dit project.
In de consultaties rondom dit concept projectplan kwam vaak naar voren dat juist aan die voorkant veel
winst te behalen is in een betere samenwerking tussen de drie partijen. Ten aanzien van risicobeheersing
wordt opgemerkt dat de te treffen maatregelen om robuustheid van vitale voorzieningen en organisaties te
verhogen veelal een gezamenlijke actie van het desbetreffende vakdepartement (stelt kwaliteitskaders op)
en de bedrijven uit die sector zal zijn. Voor wat betreft de betrokkenheid van veiligheidsregio’s bij
risicobeheersing betreft het vooral risicobeoordeling (het vertalen van nationale dreigingen naar regionaal
niveau), risicocommunicatie en (wellicht beperkt) inspanningen op het vlak van vergunningverlening en
toezicht. Belangrijk is dat de informatievoorziening over risico’s tussen de drie partijen en richting het
publiek juist ook in deze fase optimaal is. Nadere uitwerking hiervan zal in de rolbeschrijving (resultaat fase
1) moeten geschieden.
Betrokken partijen
Het project is gestart en gefinancierd door het ministerie van V&J en het Veiligheidsberaad. De scope is
veel breder. Het betreft de samenwerking tussen de ministeries, bedrijven en veiligheidsregio’s. Het project
richt zich daarmee niet op één van de drie partijen, maar op het gehele systeem. Het project richt zich
specifiek op die bedrijven, ministeries en veiligheidsregio’s die in de uitvoering een rol hebben ten aanzien
van de continuïteit van drinkwatervoorziening, elektriciteit, gas, olie, ICT& telecom. Het gaat over hun
onderlinge samenwerking en ook hun rol ten opzichte van burgers (risicocommunicatie, maar ook het
versterken van weerbaarheid vallen hieronder). We richten ons primair op de regionale netwerken die de
samenwerking in de praktijk moeten laten zien. Daarnaast zullen we ook vele landelijke partijen en
landelijke netwerken betrokken worden, daar waar het gaat om de besluitvorming. Ten eerste denken we
daarbij aan de Commissie Vitale Infrastructuur (CVI) van VNO-NCW. Vanuit het bedrijfsleven hebben
betrokken partijen zich hierin rond dit onderwerp verenigd en dat netwerk zal nadrukkelijk worden
betrokken. Op landelijk niveau zijn verder de ministeries van VenJ, EZ en I&M betrokken vanuit hun
coördineerde en sectorale verantwoordelijkheden.
Uitvoering van actieplannen valt erbuiten
Het project richt zich op het doen ontstaan van actieve netwerken waarin mensen elkaar leren kennen,
een gezamenlijk beeld ontwikkelen van dreiging, risico’s, aanpak en waarin afspraken worden gemaakt
over de verbetering van de onderlinge samenwerking. Vanuit dat netwerk worden verbeteracties
uitgevoerd. De realisatie van die afspraken uit de regionale netwerken behoort niet tot dit project, maar is
de verantwoordelijkheid van de individuele veiligheidsregio’s, ministeries en bedrijven. Dit geldt ook voor
actualisatie / periodieke bijstelling en de monitoring van de uitvoering die doorloopt na 2016.
14/31
2.7 Samenhang met andere thema’s van de strategische agenda
Dit thema heeft een nauwe samenhang met andere projecten binnen het programma van de strategische
agenda. Tegelijk met het project ‘Continuïteit van de samenleving’ starten rond de vijf andere thema’s van
de agenda ook projecten. In onderstaande tabel worden de onderlinge relaties tussen dit project en de
andere vijf projecten benoemd. Samenhang tussen de uitkomsten van die projecten wordt bewaakt door
een ambtelijke stuurgroep en de projectleiders van de zes projecten.
2.8 Samenhang met overige projecten
Ook breder zijn er projecten waarmee dit project ‘Continuïteit van de samenleving’ samenhang vertoont.
Deze zijn in de bijlage globaal in kaart gebracht voor dit projectplan. Vanzelfsprekend zijn er meer
projecten en initiatieven die relevant kunnen zijn voor de realisatie van resultaten uit dit project. Hierop zal
meer zicht moeten komen en wanneer gestart wordt met de menukaart.
Thema Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio’s
Beschrijving van de relatie
1. Water en evacuatie Cascade effecten van overstromingen op de vitale infrastructuur. Uitgangspunt is dat vanuit de mogelijke overstromingen de effecten voor de vitale infrastructuur worden benoemd. De vervolgmaatregelen kunnen onderdeel uitmaken van projectactiviteiten binnen het project Continuïteit van de samenleving.
2. Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming
Inspanningen ten aanzien van verhogen robuustheid en crisisbeheersing dienen op elkaar te zijn afgestemd. Nucleaire processen die vitaal zijn, worden meegenomen binnen dit project. Uitwerken van de aanpak zelf is onderdeel van het project Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.
3. Kwaliteit en vergelijkbaarheid Wanneer zicht komt op de agenda met samenwerkingsafspraken per sector, ontstaat tevens input voor de kwaliteitseisen die we in Nederland stellen aan de betrokken partijen met betrekking tot hun rol in de samenwerking.
4. Versterken en doorontwikkelen van bevolkingszorg
Communicatie naar de bevolking is een onderdeel van afspraken die bedrijven, regio’s en Rijk kunnen maken, afhankelijk van het vitale proces. Daar waar het voor een vitaal proces noodzakelijk is, maken bedrijfsleven en overheid aanvullende afspraken over ondersteuning aan niet-zelfredzame burgers. Binnen het project bevolkingszorg wordt hiervoor een algemene aanpak ontwikkeld die daarbij behulpzaam kan zijn.
5. Versterking civiel militaire samenwerking
Vanuit defensie kan bijstand worden verleend (op verzoek van openbaar bestuur) bij uitval van vitale processen. Daarmee is het onderdeel van de afspraken die bedrijven, regio’s en Rijk kunnen maken, afhankelijk van het vitale proces.
15/31
3 Aanpak en fasering
3.1 Aanpak en visie op het project
Herijking vitaal als startpunt
Binnenkort komen de resultaten van het project Herijking Vitaal beschikbaar. Daarmee ontstaat zicht op
enkele belangrijke startvragen in dit project, zoals onder meer:
Wanneer is er sprake van discontinuïteit van de samenleving?
Wat zijn voorzienbare risico’s ten aanzien van dit thema? Hoe gaan we om met onvoorzienbare
risico’s? Wat accepteren we als restrisico?
Welke kwaliteitseisen zijn er op het gebied van continuïteit (bijvoorbeeld specifieke afspraken die
in regionale crisisplannen moeten worden opgenomen over de wijze waarop gezamenlijke
afspraken worden geoefend)? En hoe worden die geborgd, in bijvoorbeeld wet- en regelgeving?
Welke kwaliteitseisen zijn er ten aanzien van afspraken die de vitale partners in hun continuïteits-
of crisisplannen moeten opnemen? En hoe worden die geborgd, in bijvoorbeeld wet- en
regelgeving?
De NCTV heeft een belangrijke rol om antwoorden op deze vragen te formuleren. Dat geschiedt reeds
binnen de lopende project Herijking Vitaal. Het resultaat van deze activiteiten is een overzicht van de
vitale processen (uitkomst herijking), een foto van de huidige situatie in Nederland en maatregelen die
genomen moeten worden om robuustheid te vergroten (= resultaat Herijking Vitaal). Het is gewenst de
uitkomsten van de Herijking Vitaal breed bekend te maken en te bespreken.
Organiseren rond noodzaak
In dit project wordt ingezet op het vergroten van kennis van betrokken partijen over dit thema zodat
duidelijk wordt wat ieders rol is en wat de opgave is waarvoor we staan. Belangrijk daarin is zicht te
krijgen op wat nodig is in de samenwerking en wat er al gebeurd op verschillende plekken. De reeds
opgedane ervaringen rondom deze samenwerking moeten worden gebundeld. Er kan daarbij gebruik
worden gemaakt van bestaande kennis en kunde en onderzoeksmateriaal van veiligheidsregio’s, IFV,
universiteiten en andere kennisinstituten. Ook moet rekening worden gehouden met de reeds in
uitvoering zijnde activiteiten van Rijk, veiligheidsregio’s en vitale partners.
Kennis én kennissen
Om te komen tot de genoemde resultaten is het belangrijk dat evenveel wordt ingezet op ‘kennis’ als op
‘kennissen’. Het is belangrijk dat geïnvesteerd wordt in actieve netwerken. Netwerken kunnen niet
worden opgelegd, deze moeten ontstaan vanuit een behoefte en daarbij spelen mensen een rol. Dit
project richt zich dus nadrukkelijk op het activeren en verbinden van mensen rondom een inhoudelijke
behoefte. Dat vraagt inhoudelijk deskundige medewerkers in het project en ook ‘grenswerkers’ die
kunnen schakelen tussen de betrokken partijen (veiligheidsregio’s, ministeries en vitale partners) en voor
verbinding zorgen. Daarnaast dient er nadrukkelijk aangesloten te worden bij de verschillende regionale
en landelijke netwerken die er al zijn.
16/31
3.2 Fasering van activiteiten en tussenresultaten
Dit project wordt opgedeeld in de volgende fasen:
Aanpak en fasering
Fase II
Fase II
Fase III
Een duidelijke rolopvatting Acties in verbinding Afbouw
Project-activi-teiten:
1. Verkenning rolbeschrijving door projectteam
2. Ophalen bestuurlijke beelden bij rol (DB VB) en bijeenkomst met vitale partners (CVI)
3. Concept rolbeschrijving uitwerken 4. Toetsen in diverse netwerken en
definitieve rolbeschrijving 5. Vaststellen in 25 besturen (uitloop
in fase 2 mogelijk).
1. Expertbijeenkomsten en opstellen agenda per sector
2. Opstellen actieplannen 3. Opstellen menukaart 4. ‘Toetsbijeenkomst acties in
verbinding’ veiligheidsregio’s, vitale partners, ministeries en kennispartners
5. Vaststellen actieplannen en start uitvoering (uitloop ook na project mogelijk), monitoring door projectteam.
1. Evaluatie opbrengsten project 2. Start monitoring en beheer
projectresultaten 3. Décharge projectleiders.
Resul-taat:
Eenduidige rolopvatting veiligheidsregio.
Landelijke agenda met samenwerkingsafspraken per sector
Actieplannen, incl. verantwoordelijkheid, budget en financiering.
Praktische menukaart met korte beschrijving en contactgegevens.
Projectresultaten zijn geborgd.
Fase I: een duidelijke rolopvatting
1. Eerste verkenning rolbeschrijving door projectteam
Het is in deze eerste fase wenselijk om duidelijk te maken hoe ieder de eigen verantwoordelijkheid heeft
binnen de nieuwe vitale infrastructuur. Voor de rol van het bedrijfsleven en de rol van de rijksoverheid
wordt deze rolbeschrijving uitgewerkt binnen het project Herijking Vitaal. Er is daarmee nog veel
onduidelijkheid over de rol van de veiligheidsregio in de vitale infrastructuur. Dat maakt de samenwerking
met de ministeries en met vitale partners, veelal nationaal georganiseerd, lastig. Een eenduidige rol
veiligheidsregio in de vitale infrastructuur moet dus worden uitgewerkt.
De rol is uit te werken naar taken rond acht thema’s die ook in veel convenanten zijn benoemd en ook
voortkomen uit internationale onderzoek naar beleid in de vitale infrastructuur6 ;
1. Inrichten en faciliteren regionale netwerken: de veiligheidsregio heeft een wettelijke taak om
partijen bijeen te brengen rondom het risicoprofiel en afspraken in de crisisbeheersing
(platformfunctie)
2. Vertalen dreigingsanalyse en risicobeoordeling naar regionale context: internationale en
landelijke inzichten over bedreigingen van de continuïteit moeten een plek krijgen in het
risicoprofiel. Gezamenlijke duiding van de risico's en betekenisgeving voor de inzet is van
belang.
3. Risicobeheersing: het gaat om risicocommunicatie, advies bij vergunningverlening, toezicht
op continuïteit bij bedrijven, maar ook over eigen continuïteit / functioneren veiligheidsregio
bij uitval
4. Opleiden, trainen, oefenen: gezamenlijk opleiden en trainen oefenen met partners
5. Alertering / alarmering: afspraken over wie, wanneer, wie alarmeert en rol meldkamer(s)
6. Informatievoorziening en crisiscommunicatie: delen van informatie (onderling) en afstemmen
bij communicatie in de richting van publiek
6 Recipe, Good practices manual for CIP policies, Marieke Klaver et.al., TNO 2011
17/31
7. Crisismanagement: afspraken over opschaling, inzet, afschaling in algemene kolom en
functionele kolom (ook met rijk)
8. Tijdelijke noodvoorzieningen / capaciteiten en distributie: afspraken over prioritering en wie
wat distribueert, maar bijvoorbeeld ook inzet defensiecapaciteit.
In die rolbeschrijving zal een begripsdefinitie worden opgenomen van elk van de acht thema’s, de taken
en verantwoordelijkheden van veiligheidsregio’s (incl. wettelijke grondslag) en welke aandachtspunten er
hierbij zijn in de samenwerking met de rijksoverheid en het bedrijfsleven. Daarbij moet ook rekening
worden gehouden met burgerparticipatie en veerkracht. Ten aanzien van deze thema’s wordt door het
projectteam een verkenning gemaakt, die als input dient voor de rolbeschrijving.
2. Bijeenkomst met bestuurders en bijeenkomst met CVI
Belangrijk aspect van de rolbeschrijving is om relevante begrippen eenduidig te definiëren en de
verbanden inzichtelijk te krijgen. Dat gebeurt op basis van een tweetal bijeenkomsten: een bijeenkomst
met bestuurders van veiligheidsregio’s (mogelijk DB VB) en een bijeenkomst met vitale partners
(Commissie Vitale Infrastructuur). In die bijeenkomsten worden de uitkomsten van de Herijking Vitaal
besproken (o.a. nieuwe focus op vitale processen, producten en diensten en de rolbeschrijvingen
rijksoverheid en bedrijfsleven) en wordt op basis daarvan gezamenlijk gezocht naar een juiste
rolverdeling. Het resultaat van deze activiteiten is dat een eerste beschrijving gereed komt waarin de
rolverdeling veiligheidsregio, ministeries en partners op de vitale processen inzichtelijk is gemaakt en de
verantwoordelijkheden van veiligheidsregio’s uniform zijn beschreven.
3. Landelijk netwerk continuïteit en opstellen concept rolbeschrijving
Deze beschrijving wordt besproken met een door het project opgericht landelijk ‘netwerk continuïteit’
waarin vertegenwoordigers van betrokken ministeries (EZ, I&M, V&J), bedrijfsleven (leden Commissie
Vitale Infrastructuur) en veiligheidsregio’s participeren zonder last of ruggespraak. Op basis van een
uitgebreide bespreking kan een concept rolbeschrijving worden vastgesteld door de stuurgroep van dit
project.
4. Brede consultatie
De concept rolbeschrijving wordt daarna besproken en formeel getoetst bij bestuurders (DB VB), de
Commissie Vitale Infrastructuur, relevante managementraden VB en andere relevante netwerken, zoals
netwerk zorgcontinuïteit van de GHOR.
5. Definitieve rolbeschrijving en vaststelling door 25 besturen
De definitieve rolbeschrijving wordt daarna opgesteld en voorgelegd voor ondertekening aan de 25
besturen van (uitloop in volgende fase is mogelijk).
Fase II: acties in verbinding
In de tweede fase gaat het erom de thema’s verder te operationaliseren naar concrete
samenwerkingsafspraken per sector en deze ook te prioriteren in een agenda. In deze fase is het
belangrijk om gezamenlijk een prioritering te maken binnen de acht samenwerkingsthema’s. In de
consultaties rond dit concept projectplan is naar voren gekomen dat er in ieder geval veel meer aandacht
mag komen voor verbetering van de samenwerking aan de voorkant van de veiligheidsketen
(gezamenlijke risicobeoordeling en –duiding) en informatievoorziening tussen de drie partijen. Deze
agenda met geprioriteerde samenwerkingsafspraken ondersteunt de uitvoering in regionale netwerken bij
het identificeren van de eigen verbeteracties. Deze krijgen een plek in actieplannen voor de uitvoering.
1. Expertbijeenkomsten en opstellen agenda per sector
Een eerste stap in deze fase is dat er landelijke expertbijeenkomsten worden georganiseerd rondom de
tripartite samenwerking bij een bepaald vitaal proces (elektriciteit, olie, gas, drinkwater, ICT & Telecom).
Voor deze expertbijeenkomst worden de specifieke bedrijven, het betrokken departement en
vertegenwoordigers van veiligheidsregio’s uitgenodigd. Selectie gaat in overleg met het voor dit project
ingerichte Netwerk Continuïteit. Op basis van de expertbijeenkomsten wordt een vertaling gemaakt naar
18/31
een agenda voor de verbeteracties per sector. Het gaat dan om de selectie van de top vijf aan
verbeterpunten in de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven in die sector. Te denken valt aan:
heldere afspraken tussen veiligheidsregio’s (en daarmee gemeenten) en drinkwatermaatschappijen over
distributie van nooddrinkwater aan de bevolking. Maar ook aan heldere afspraken over gasleveranties
voor prioritaire voorzieningen in het zorggebied. Deze agenda wordt formeel voorgelegd aan de relevante
managementraden VB en aan de CVI van VNO-NCW en uiteindelijk vastgesteld door CVI,
Veiligheidsberaad en het ministerie van V&J.
2. Opstellen actieplannen
De actieplannen worden opgesteld per regionaal netwerk van iedere sector omdat het erom gaat dat de
passende verbeteracties voor hun gebied worden benoemd. Het is in deze netwerken in de eerste plaats
belangrijk dat een vertrouwelijke en vertrouwde omgeving ontstaat waarin open over de samenwerking
kan worden gesproken. Op basis van de agenda kan de onderlinge samenwerking in de regionale
netwerken worden getoetst en wordt inzichtelijk welke verbeteracties nog moeten worden opgepakt. Niet
alle verbeteracties uit de sectorale agenda zijn daarom voor alle regionale netwerken even relevant. De
verbeteracties die nog ‘open staan’ worden opgenomen in het eigen actieplan (inclusief
verantwoordelijke, planning en financiering) per regionaal netwerk. In sommige gevallen vervangen de
actieplannen dan de actielijsten, zoals die nu in de convenanten vitale infrastructuur zijn gemaakt en in
sommige gevallen vullen de actieplannen deze aan. Opgemerkt wordt dat de verbeteracties niet
aanvullend zijn aan bestaande taken, maar dat het succesvol samenwerken bij continuïteit een
bestaande verantwoordelijkheid is van veiligheidsregio’s, ministeries en bedrijven. Het verdient aandacht
bij de verbeteracties dan ook zo veel mogelijk vanuit de bestaande capaciteit te organiseren. Daar waar
er wel extra (incidentele) capaciteit noodzakelijk wordt geacht om bepaalde verbeteracties door te
voeren, zal uitdrukkelijk moeten worden afgesproken hoe de verdeling van de kosten over de drie partijen
en de financiering daarvan geschiedt.
De veiligheidsregio heeft een platformfunctie om relevante partijen in de regionale netwerken bijeen te
brengen en is dan ook initiator van de regionale actieplannen per sector. Voor de daadwerkelijke
besluitvorming in deze stap is het voor dit project gewenst binnen de regionale netwerken enige
organisatie aan te brengen. Wanneer het aantal partijen in het netwerk te groot is om deze vertaling naar
verbeteracties samen te kunnen maken, wordt voorgesteld dat vanuit de veiligheidsregio’s één regio tot
‘lead partner’ wordt aangewezen om namens de anderen een afspraak te maken. Dat geldt overigens
ook andersom; wanneer het aantal bedrijven in het netwerk te groot is, wordt vanuit hun midden één partij
aangewezen als ‘lead partner’ om de verbeteracties te identificeren en te benoemen. Op die wijze wordt
ook binnen het project slim samengewerkt om tot concrete verbeteracties te komen. Uiteindelijk worden
de regionale actieplannen voorgelegd aan de betrokken bedrijven en veiligheidsregio’s. Alle
deelnemende organisaties in het netwerk moeten zich kunnen vinden in de uitwerking van de
verbeteracties, planning en andere onderlinge afspraken het eigen werkgebied.
Vanzelfsprekend zullen er ook acties zijn die in op landelijk niveau tot stand moeten komen. Die worden
uiteindelijk vastgelegd in een nationaal actieplan, waartoe het ministerie van V&J het initiatief neemt om
deze af te stemmen met de betreffende ministeries die functioneel zijn betrokken bij een bepaalde sector.
In sommige netwerken zal een verbeteractie al zijn gerealiseerd en deze behoeft dan niet meer opnieuw
te worden opgepakt. Het ministerie van VenJ benut de landelijke netwerken (o.a. CVI en de
Interdepartementale werkgroep Nationale Veiligheid) voor het nationale actieplan en is de initiator van dat
plan.
Het projectteam ondersteunt bij de uitwerking van de gezamenlijke actieplannen, onder andere door het
aanreiken van de agenda en menukaart (zie later) en door ondersteuning bij de vorming van de regionale
netwerken. Het projectteam stemt bij de inrichting van de regionale netwerken nadrukkelijk af met de
Commissie Vitale Infrastructuur van VNO-NCW.
19/31
3. Menukaart voor de uitvoering
Belangrijk aspect in de actieplannen is concretisering, fasering een financiële raming en financiering van
de voorstellen zodat uitvoering van de acties ook realistisch is. Vanuit het project worden hiertoe concrete
voorbeelden verzameld, die partijen kunnen gebruiken bij het opstellen van hun actieplannen. In deze
‘menukaart voor de uitvoering’ worden voorbeelden aangereikt voor verbetering van de samenwerking.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van reeds opgedane ervaringen rondom de eerste actieplannen en de
kennis en kunde, die bij IFV, universiteiten en andere kennisinstituten beschikbaar is. Deze kennis wordt
gebundeld en toegankelijk gemaakt in de menukaart. Verder kan de menukaart zicht geven op mogelijke
instrumenten die in actieplannen kunnen worden gehanteerd. Te denken valt aan:
Pilot ‘actieve regionale netwerken’ (welke randvoorwaarden zijn nodig, welke lessen kunnen we
leren etc.)
Convenanten herijken (indien nodig) en operationaliseren, actielijsten actualiseren
Inspanningen lopende projecten benutten (bijv. Domino, Miracle, Predict)
Mogelijkheden van bestaande of nieuwe informatiestructuren (LCMS, kennisbanken, NL-alert).
Het is aan netwerken om van de voorbeelden uit de menukaart gebruik te maken door deze op te nemen
in de actieplannen of niet. Gedacht wordt ook om rond de menukaart een soort ‘kennisplatform’ te
ontwikkelen. Mogelijk kan het IFV hierin een rol vervullen en als aanspreekpunt fungeren (één loket voor
ministeries, bedrijfsleven en veiligheidsregio’s). Dit aspect van de menukaart vraagt nog een nadere
ontwikkeling, die gedurende de tweede fase van dit project wordt vormgegeven.
4. Toetsbijeenkomst verbeteracties in verbinding
Er komen regionale actieplannen per sector en één nationale actieplan continuïteit. Deze plannen moeten
op elkaar zijn afgestemd omdat we vanuit één systeem denken en werken. Wanneer de meeste
actieplannen in concept gereed zijn, wordt een landelijke bijeenkomst georganiseerd vanuit het project.
Deelnemers zijn veiligheidsregio’s, vitale partners, ministeries en kennispartners. Deze ‘Toetsbijeenkomst
acties in verbinding’ is een cruciale tussenstap om verbindingen te leggen tussen de actieplannen
onderling en om breed draagvlak te organiseren voor de uitvoering. Daar waar zaken slimmer kunnen
worden georganiseerd op landelijke schaal, zal dit als zodanig moeten worden benoemd. Als voorbeeld
kan het zijn dat een landelijke pilot op een bepaald onderdeel wenselijk is. Een aanpak is vaak het beste
te ontwikkelen door “het” te doen en de aanpak proefondervindelijk te laten groeien. Dat is echter
risicovol en kost tijd. Regionale netwerken zullen dan ook worden gestimuleerd door middel van pilots
gezamenlijk uitvoering te geven aan bepaalde onderwerpen in hun actieplan. Uitvoering van dergelijke
landelijke onderzoeken of pilots worden binnen de definitieve actieplannen meegenomen.7
5. Start uitvoering actieplannen en monitoring
Op basis van de resultaten uit de toetsbijeenkomst worden de actieplannen al dan niet verder
aangescherpt en afgerond. Afhankelijk van de ambities (snelheid) van het regionale netwerk, maar
uiterlijk in het laatste jaar van dit project zijn alle regionale actieplannen opgesteld en is ook het nationale
actieplan opgesteld. Daarna start de uitvoering (uitloop ook na project mogelijk). De actieplannen zijn als
het ware ‘levende convenanten op operationeel niveau’ (vergelijk met actielijsten). Het is vooral aan de
netwerken zelf om bij de uitvoering de juiste inspanningen te plegen. Het projectteam zal de voortgang in
uitvoering van de actieplannen monitoring en daarover communiceren aan de stuurgroep van dit project
(projectleiders en bestuurlijk portefeuillehouder) en ook de Commissie Vitale Infrastructuur van VNO-
NCW wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang. Per sector wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre
er voortgang is op de agenda met samenwerkingsafspraken en waar belangrijke leerpunten zitten voor
de onderlinge samenwerking.
7 Om de uitkomsten van landelijke pilots te borgen zal begeleiding van de implementatie bij de regionale netwerken nodig zijn. Daar dient rekening mee te worden gehouden.
20/31
Fase 3: afbouw
Tijdens deze laatste fase zal het project worden geëvalueerd en wordt een voorstel uitgewerkt voor
borging van de projectresultaten (inclusief beheer van projectresultaten, noodzakelijke capaciteit voor
verdere implementatie en een advies over monitoring van de voortgang van de doelen in de jaren na dit
project.
3.3 Projectplanning
2016
Q1-4
april mei juni juli aug sept okt nov dec1 Verkenning rolbeschrijving door projectteam
2 Ophalen bestuurlijke beelden bij rol VR en bijeenkomst vitale partners
3 Uitwerken concept rolbeschrijving en vaststellen in SG
4 Toetsen in netwerken en definitieve rolbeschrijving Eenduidige rolopvatting veiligheidsregio
5 Besluitvorming rolbeschrijving in 25 besturen
1 Expertbijeenkomsten en opstellen samenwerkingsagenda per sector Agenda per sector gereed
2 Opstellen actieplannen
3 Opstellen menukaart praktische menukaart gereed, daarna actualisatie
4 Toetsbijeenkomst
5 Uitvoering operationele actieplannen en monitoring uiterlijk Q4 2016 laatste actieplannen gereed
1 Evaluatie opbrengsten project
2 Start monitoring en beheer projectresultaten projectresultaten zijn geborgd
3 Décharge projectleiders en afbouw projectorganisatie
afstemming en communicatie continu
monitoring voortgang en rapportage volgens voortgangsafspraken SG
2
3
Q4Fase
1
Q2 Q3Resultaat Projectactiviteiten op hoofdlijnen
4 Sturing en verantwoording
4.1 Eisen aan de uitvoering
Samen leren in de praktijk: geen modellen en andere ‘papieren werkelijkheden’
Het ‘versterken van het lerend vermogen’ en ‘samenwerken’ zijn als uitgangspunten
benoemd en hebben nadrukkelijk in de aanpak van dit project een plek gekregen. Het gaat
niet alleen om de totstandkoming van operationele actieplannen als zodanig, maar vooral
om bewustwording, kennisdeling en het borgen van nieuwe werkwijzen en nieuw gedrag.
Dan gaat het om interventies gericht op daadwerkelijke uitvoering en niet op nieuwe
plannen, modellen, convenanten of een website. Daar moet in de uitvoering van het project
aandacht voor zijn.
Kennis, kunde en capaciteit daadwerkelijk inzetten
Dit project heeft een aanjaagfunctie zodat dit thema met de juiste prioriteit wordt opgepakt
binnen regionale netwerken. Het gaat erom dat de afspraken daadwerkelijk worden ingevuld
in de werkpraktijk (operationeel niveau). Dat vraagt nadrukkelijk betrokkenheid van de juiste
mensen die de afspraken in hun veiligheidsregio, departement of bedrijf kunnen borgen. Het
project kan ondersteunen om snelheid te maken op de totstandkoming van de actieplannen,
maar de daadwerkelijke maatregelen zullen door betrokkenen zelf moeten worden
uitgevoerd. Daarom is brede betrokkenheid aan de voorkant noodzakelijk. Het gaat om
sleutelfiguren in de regionale en nationale netwerken die de rol van grenswerker kunnen
waarmaken en ook zicht op mogelijk ‘slimme combinaties’ tussen de ambities in dit project
en (gezamenlijke) initiatieven, projecten en programma’s die reeds lopen of opgestart
worden. Daarom wordt een breed ‘netwerk continuïteit’ gestart en wordt door de leden van
het projectteam ook zo veel als mogelijk aangesloten bij bestaande overlegtafels,
leerarena’s et cetera.
Monitoring van de voortgang om commitment vast te houden
Dit thema heeft de afgelopen jaren niet de aandacht gekregen die het verdiend (zie ook
projectopdracht). Momenteel is er politiek-bestuurlijk, maar ook ambtelijk commitment om dit
thema verder te brengen. Om dit commitment vast te houden is het gewenst gedurende de
looptijd van dit project (2015-2016) zicht te houden op de voortgang en daarover breed te
communiceren.
4.2 Monitoring en rapportage
Er wordt elke twee maanden door de projectleiders gerapporteerd over de voortgang van het
project aan de opdrachtgever: de stuurgroep. Dit gebeurt via een voortgangsrapportage.
Bespreking van de voortgang geschiedt volgens de frequentie die met de stuurgroep is
afgesproken (tijdens eerste bijeenkomst). Eind 2016 wordt het project afgerond. Dan wordt
nadrukkelijk bekeken of met deze resultaten de doelstellingen zijn behaald en welke
maatregelen aanvullend nodig zijn voor deze doelstellingen. Die worden meegenomen in de
beheersfase.
23/31
5 Organisatie en besluitvorming
5.1 Rollen en bezetting
Opdrachtgever: stuurgroep
Namens de opdrachtgevers (Veiligheidsberaad en minister van V&J) nemen de
portefeuillehouder DB Veiligheidsberaad (de heer Lenferink) en de directeur
weerbaarheidsverhoging (de heer Gelton) deel aan de stuurgroep. De portefeuillehouder DB
VB is voorzitter van de stuurgroep en eerste aanspreekpunt voor de opdrachtnemer.
Opdrachtnemer: projectleider
De projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van projectactiviteiten en tijdige
oplevering van de gevraagde resultaten. De projectleiders leggen verantwoording af aan de
stuurgroep. Voor dit gezamenlijke project zijn twee projectleiders aangewezen, één vanuit
VenJ (de heer Van Eck) en één vanuit het VB (de heer Littooij). De projectleiders trekken
gezamenlijk op en hebben nadrukkelijk ook een rol om de afstemming met hun achterban te
organiseren.
Uitvoerend projectleider
Omdat dit project een aanjaagfunctie en gegarandeerde beschikbaarheid daarvan
noodzakelijk maakt, wordt een uitvoerend projectleider aangetrokken voor twee dagen per
week. Deze uitvoerend projectleider dient te beschikken over relevante ervaring met dit
thema, een goed netwerk binnen veiligheidsregio’s en V&J en ervaring met complexe
projecten. Dat wil zeggen projecten waarbij de opdrachtnemer-opdrachtgeverrelatie complex
is, de omgeving dynamisch en de resultaten daarom lastig afdwingbaar. De voorkeur gaat
daarbij uit naar een senior medewerker vanuit een veiligheidsregio die hiervoor wordt
vrijgemaakt in de periode 2015 en 2016 en op basis van detachering bij het IFV deze rol
invult. Mocht geen geschikte kandidaat worden gevonden, dan zal deze rol extern worden
ingevuld.
Projectteam
Het projectteam ondersteunt de uitvoerend projectleider bij het uitvoeren van de
projectactiviteiten. In dit project zal nadrukkelijk gebruik worden gemaakt van medewerkers
van diverse veiligheidsregio’s, NCTV en vitale partners. Ook beschikt het projectteam over
een liaison naar het rijksgefinancierde, vraaggestuurde, EU-onderzoeksprogramma om
maximaal toegang te bieden tot de internationale kennis en kunde die is/wordt opgebouwd.
De leden van het projectteam zijn hierna benoemd.
24/31
Afstemming met andere projecten en omgeving: ambtelijke stuurgroep
Er is een ambtelijke stuurgroep. Deze ambtelijke stuurgroep monitort de drie gezamenlijke
doelstellingen en kijkt waar overlap en synergie zit tussen deze gezamenlijke projecten. De
ambtelijke stuurgroep ziet er tevens op toe of de projectleiders de verbinding leggen tussen
de gezamenlijke doelstellingen met andere relevante initiatieven en waar relevant met
andere ministeries. De ambtelijke stuurgroep bestaat uit de secretaris VB, de directeur
weerbaarheidsverhoging en de voorzitter van de RDVR. De stuurgroep kent een roulerend
voorzitterschap (directeur Weerbaarheidsverhoging en secretaris VB). De stuurgroep nodigt
voor haar overleg steeds de projectleiders uit.
Rol in projectorganisatie Gevraagde inspanning
Naam
Projectleiders 1 dag per maand Arjen Littooij en Marcel van Eck
Uitvoerend projectleider 2 dagen per week Renee Linck
Projectsecretaris NCTV 2 dagen per week Heleen de Goeijen
Liaison CVI (vitale bedrijven) 0,5 dag per week
Reinder Woldring
Liaison EU-onderzoeksprogramma Harold Bousché
Inhoudelijk medewerker VR Groningen Sanne van Schie
Inhoudelijk medewerker VRR Marit Buis
Inhoudelijk medewerker VRK Kim Zuurmond
Inhoudelijk medewerker VR IJsselland Rien Eshuis
Financieel adviseur 1 dag per maand Nader te bepalen
Communicatieadviseur 1 dag per maand Nader te bepalen
25/31
5.2 Projectstructuur in beeld
Het project kent de volgende projectstructuur:
5.3 Besluitvorming
Besluitvorming over (tussen)resultaten van dit project vindt plaats in de stuurgroep van dit
project, waarvan de portefeuillehouder uit het DB Veiligheidsberaad voorzitter is. Indien
nodig vindt afstemming plaats binnen de ambtelijke stuurgroep zodat resultaten en
inspanningen in de drie gezamenlijke projecten op elkaar kunnen worden afgestemd.
Bij het opstellen van de resultaten van dit project worden diverse stakeholders betrokken, zie
ook paragraaf 6.2. In de aanpak (hoofdstuk 3) staat beschreven op welke momenten zij
worden betrokken bij het opstellen of realiseren van de resultaten. Belangrijke
besluitvormende stakeholders zijn daarbij voor dit project met name:
het Directeurenoverleg veiligheidsregio’s (RDVR), de besturen van de 25
veiligheidsregio’s en het Veiligheidsberaad waar integrale besluitvorming plaatsvindt
over inspanningen en bijdragen van veiligheidsregio’s in de samenwerking
de Commissie Vitale Infrastructuur (CVI) van VNO-NCW waarin wordt afgestemd
over de bijdrage aan de samenwerking rond continuïteit vanuit het bedrijfsleven
de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) waar de
inbreng en bijdrage vanuit de rijksoverheid wordt gecoördineerd.
Inhoudelijk zijn er diverse netwerken die we vanuit het project op verschillende momenten
benutten en vragen om een deskundige bijdrage te leveren, waaronder het voor dit project
ingerichte landelijke netwerk continuïteit en, specifiek voor zorg, het netwerk zorgcontinuïteit.
26/31
6 Samenwerking
6.1 Interne omgeving van het project
Tot de interne omgeving worden de verschillende functionarissen van stuurgroep en
projectteam gerekend. In de stuurgroep zijn verschillende belanghebbenden
vertegenwoordigd. In het projectteam zijn verschillende deskundigheden vertegenwoordigd.
Het project wordt uitgevoerd ten behoeve van netwerken van de betrokken
veiligheidsregio’s, ministeries en vitale partners (zie ook scope).
6.2 Externe omgeving van het project
De externe omgeving waarbinnen het project wordt uitgevoerd wordt is complex. Er zijn veel
partijen en niveaus betrokken, elk met eigen beelden, belangen en doelen:
Veiligheidsberaad
RDVR
RBC
LOCGS
ALV GHOR
Diverse bedrijven in de vitale infrastructuur
(besturen van de) 25 veiligheidsregio’s
Ministerie van V&J (NCTV)
Ministerie van EZ
Ministerie van I&M
VNO-NCW (Commissie Vitale Infrastructuur)
Deltaprogramma / klimaatadaptatie.
De ambtelijke stuurgroep een belangrijke verantwoordelijkheid om, in samenwerking met de
projectleiders, de externe omgeving te monitoren en te sturen op samenwerking en
samenhangende besluitvorming in deze gremia en netwerken. De uitvoerend projectleider
ondersteunt hen hierbij.
6.3 Communicatie
Communicatie over dit project is van groot belang omdat het een complex thema betreft en
afstemming met de omgeving van belang is. Communicatie wordt binnen het project
opgepakt vanuit de projectgroep (communicatieadviseur). Bij aanvang van het project wordt
vanuit het programma Strategische Agenda een communicatieplan opgesteld zodat
samenhang tussen de zes projecten ook op het vlak van communicatie wordt bewaakt.
27/31
7 Financiën
7.1 Begroting
Voor de financiering van de uitvoering van projectactiviteiten is onderstaande begroting en
financieringsvoorstel opgenomen. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de kosten voor
uitvoering van de acties uit de actieplannen worden meegenomen in actieplannen zelf. Bij de
financiering daarvan moet rekening worden gehouden met de eigen verantwoordelijkheden
van ieder van de partijen, maar ook mogelijkheden van lopende projecten en subsidies et
cetera moeten zo veel mogelijk worden benut.
Kostenpost Toelichting Raming kosten 2015
Raming kosten 2016
Financieringsvoorstel*
Kosten project-organisatie
Twee projectleiders: Rijk en regio’s (1 dag p. mnd)
- - Projectleiders ‘om niet’ ter beschikking gesteld door VRR (Arjen Littooij) en V&J (Marcel van Eck)
Uitvoerend projectleider (2 dagen p. wk)
€ 73.000 € 73.000 Uitvoerend projectleider wordt door Veiligheidsregio’s /IFV geleverd
Projectsecretaris (2 dagen p. wk)
- - Projectsecretaris wordt door min V&J geleverd ‘om niet’
Deskundigen VR, Rijk, vitale bedrijven, kennispartners (0,5 dag p. wk)
- - Deskundigen veiligheidsregio’s, Rijk, vitale bedrijven, kennispartners ‘om niet’
Financieel adviseur (1 dag p. mnd, fase 2)
- - Veiligheidsregio’s/IFV levert inzet financieel adviseur ‘om niet’
Communicatie adviseur (1 dag p. mnd)
- - Veiligheidsregio’s/IFV levert inzet communicatieadviseur ‘om niet’
Kosten overleg en verblijf
Vergaderruimten - - Gebruik maken van locaties en faciliteiten in veiligheidsregio’s, IFV etc.
Startbijeenkomst project-organisatie
Verblijfskosten (2 dagen)
€ 10.000,- - Veiligheidsregio’s / IFV
Toetsbijeenkomst veiligheidsregio’s vitale partners en ministeries (fase 2)
Locatiekosten, meerdere workshops met proces-begeleiders, flyers, programma en beeldmateriaal.
- € 40.000,- Veiligheidsregio’s / IFV / V&J
Werkbudget Communicatie
Kleine repro- en printkosten, nieuwsbrieven etc.
€ 10.000,- € 10.000,- Veiligheidsregio’s / IFV
Totale kosten € 93.000,- €123.000,-
* De organisaties dienen eventuele kosten voor 2015 en 2016 zelf in de eigen begroting
op te nemen.
28/31
7.2 Business case
Het project voldoet als volgt aan de geformuleerde resultaatsgebieden van de strategische
agenda (zie projectopdracht):
Resultaatsgebied
strategische
agenda
Invulling van dit project
Samenwerking:
Het project bevordert de samenwerking tussen en binnen veiligheidsregio’s én
met de ministeries en vitale partners doordat het gericht is op een
gezamenlijke uitvoering. Ook in het projectteam zijn functionarissen vanuit de
verschillende partijen betrokken.
Kwaliteit en
vergelijkbaarheid:
Doel van het project is gericht op een betere kwaliteit die veiligheidsregio’s,
vitale partners en Rijksoverheid kunnen leveren ten aanzien van
risicobeheersing en crisisbeheersing bij vitale processen, producten en
diensten. Risicobeheersing en crisisbeheersing gaat om samenwerking en
daar worden eisen aan gesteld. Daarnaast wordt een generieke aanpak
gehanteerd doordat in heel Nederland wordt uitgegaan van dezelfde
rolbeschrijving.
Efficiency en
effectiviteit:
Veel veiligheidsregio’s werken momenteel aan hun eigen interpretatie van dit
thema en dat vraagt veel denk- en werkkracht van iedere individuele regio.
Door samen op te trekken in dit project en kennis te delen, wordt het wiel maar
één keer uitgevonden en wordt het voor de Rijksoverheid en vitale partners
ook makkelijker om (inhoudelijke en procesmatige) afstemming met
veiligheidsregio’s te organiseren.
Leren: Het traject is gericht op leren, van elkaar en binnen de eigen regio en met
ministeries.
29/31
Bijlage 1: samenhang met andere projecten
Dit project ‘Continuïteit van de samenleving’ vertoont samenhang met vele andere projecten.
Deze zijn in de bijlage globaal in kaart gebracht voor dit projectplan. Vanzelfsprekend zijn er
meer projecten en initiatieven die relevant kunnen zijn voor de realisatie van resultaten uit dit
project. Hierop zal meer zicht moeten komen en wanneer gestart wordt met menukaart.
Project of programma
Toelichting Beschrijving van de relatie
1. Pilot herstel distributiefunctie bij schaarste (Min EZ)
Pilot ministerie EZ met het bedrijfsleven met als doel werkbare afspraken te maken over de noodmaatregelen die getroffen moeten worden in het geval van schaarste.
Input voor regionale afspraken. Deze resultaten kunnen worden gebruikt bij het opstellen van afspraken die bedrijven, regio’s en Rijk maken.
2. Project CAET (Min EZ)
Capaciteitsadvies Elektriciteit en Telecom/ICT (CAET). Het kabinet is een traject gestart om de weerbaarheid van zijn vitale sectoren tegen grootschalige uitval van elektriciteit, telecom en/of ICT te vergroten. Resultaat van dit project is dat er per kritisch proces een lijst beschikbaar komt van mogelijke maatregelen tegen uitval van elektriciteit en telecommunicatie en aanvullende maatregelen om de weerbaarheid van betreffende sectoren en vakministeries te vergroten.
Input voor regionale afspraken. Deze resultaten kunnen worden gebruikt bij het opstellen van afspraken die bedrijven, regio’s en Rijk maken.
3. Programma EPCIP (EU)
De vitale infrastructuur is een nationale verantwoordelijkheid, maar de grensoverstijgende risico’s en de sectorale internationale afhankelijkheden, maken dat de Europese Commissie een speciaal programma heeft. Het European Program on Critical Infrastructure Protection richt zich op gezamenlijke dreigingsanalyses, informatiedeling en complementaire aanpak.
Lessen uit andere landen worden in dit programma gedeeld en kunnen worden gebruikt voor dit project. Financiële mogelijkheden van dit programma moeten bekend worden gemaakt aan betrokken partijen en kunnen bijvoorbeeld bij de uitvoering van actieplannen worden benut.
4. Project DOMINO
In dit potentiele project wordt de informatievoorziening geregeld voor veiligheidsregio’s en hun partners waar het informatie betreft over de risico’s die (kunnen) ontstaan en de domino-effecten die (kunnen) optreden bij een overstroming. Dit project val binnen “water en evacuatie”.
Het op te leveren informatieplatform kan binnen de continuïteitsnetwerken uitstekend worden gebruikt om samen realistische scenario’s door te kunnen werken en als basis voor opleidingen en trainingen.
5. Project MiRACLE (EU)
Er wordt kennis en ervaring uitgewisseld tussen Italië, Schotland en Nederland op het gebied van vitale infrastructuur. Hieraan neemt Veiligheidsregio Kennemerland deel.
Kennis over effectieve maatregelen. Input voor regionale afspraken en vergroten kennispositie.
30/31
6. Projecten rondom zelfredzaamheid of ‘civil resilience’ (diverse landelijke en regionale projecten)
Er zijn vele regionale en landelijke initiatieven rondom het versterken van de zelfredzaamheid van burgers.
In algemene zin beperkt dit project zich tot een goede communicatie naar de bevolking, waar nodig. Het gaat dan om informeren, alerteren, waarschuwen en alarmeren. Aanvullende inspanningen worden binnen het project ‘ Versterken en doorontwikkelen bevolkingszorg’ opgepakt.
7. Project CLARITY (EU)
Dit EU project op het gebied van resilience streeft er naar een Europese richtlijn op te zetten op het gebied van critical infrastructure. Ook willen ze bouwen aan een Europees certificeringsmechanisme op het gebied van resilience.
Clarity levert mogelijk relevante input voor regionale afspraken.
8. Project RECIPE (EU)
In dit in 2011 afgesloten EU project is een handboek gemaakt voor Europese beleidsmakers, met ‘recepten’ voor de bescherming van vitale infrastructuren
Best practices uit dit handboek kunnen worden benut.
9. Project CIPRNET (EU)
In dit lopende EU project wordt een Europees Network of Excellence in Critical Infrastructure Protection (CIP) gevormd, alsook een virtual centre of shared and integrated knowledge and expertise. TNO neemt deel in dit project.
Door blijvend de verbinding te leggen tussen beleid, operatie en de op Europees niveau beschikbare kennis krijgt de besluitvorming een betere basis.
10. Project PREDICT (EU)
Recent gestart project waarin vanuit Nederland VRZHZ deelneemt. ‘The aim of the PREDICT project is to provide a comprehensive solution for dealing with cascading effects in multi-sectoral crisis situations covering aspects of critical infrastructures. The PREDICT solution will be composed of the following three pillars: methodologies, models and software tools.’
Op het moment dat de resultaten van dit project beschikbaar komen deze adopteren binnen de regio’s.
31/31
Bijlage 2: projectopdracht
Projectopdracht ‘Continuïteit van de Samenleving’ wordt separaat beschikbaar gesteld.
Recommended