View
4
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
SCR 7936
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING
SUMMARY
VOORWOORD
VERKLARENDE WOORDENLIJST
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
3
5
6
7
1.1. Onderwerp en Onderzoeksgroep 9 1.2. Context
1.2.1. Marokkaanse vrouwen in Nederland: een heterogene groep 11 1.2.2. Het vóórkomen van echtscheiding onder de onderzoeksgroep 14
1.3. Probleemstelling 15 1.4. Methoden van onderzoek en verzamelde data 16 1.5. Opbouw scriptie 18
HOOFDSTUK 2: JURIDISCHE CONTEXT
2.1. De juridische mogelijkheden voor vrouwen van Marokkaanse afkomst om in Nederland echtscheiding aan te vragen: het Nederlandse Internationaal Privaat Recht 19
2.2. De gevolgen van een keuze voor Nederlands recht 21 2.3. Marokkaans recht een alternatief? 24
HOOFDSTUK 3: HET MAROKKAANSE FAMILIERECHT: ONTSTAAN, UITGANGSPUNTEN EN PRAKTIJK
3.1. Ontstaan en oriëntatie van het Marokkaanse familierecht 3.2. De regelgeving met betrekking tot echtscheiding 3.3. Het echtscheidingsrecht van vrouwen in de praktijk
30 33 37
HOOFDSTUK 4: STRATEGIEËN VAN VROUWEN VAN MAROKKAANSE AFKOMST IN NEDERLAND BIJ HET AANVRAGEN VAN ECHTSCHEIDING
4.1. Acht vrouwen; acht verhalen 39 4.2. Strategieën van respondenten met betrekking tot echtscheiding 55 4.3. Factoren die de strategieën van de respondenten hebben beïnvloed 59
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN STRATEGIEËN VOOR DE TOEKOMST
5.1. Conclusies 63 5.2. Strategieën voor de toekomst
5.2.1. Onderhandelingen tussen Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten 6 7
5.2.2. Hervormingen van het Marokkaanse familierecht 69 5.2.3. Vrouwelijke interpretaties van religieuze bronnen en
islamitische rechtspraak 73 5.2.4. Uitbreiding informatienetwerken 78
SLOTWOORD 81
LITERATUURLIJST 82
2
SAMENVATTING
Deze scriptie handelt over de problemen waar vrouwen van Marokkaanse afkomst in
Nederland zich mee geconfronteerd zien als zij echtscheiding willen aanvragen en de factoren
die de keuze voor de strategieën die zij daarbij volgen, beïnvloeden.
Vanuit mijn interesse in islam en transnationale verhoudingen die uit internationale
migratie voortvloeien was ik benieuwd naar de eventuele invloed van het Marokkaanse
familierecht, dat een islamitisch karakter heeft, op vrouwen van Marokkaanse afkomst in
Nederland. Door middel van literatuuronderzoek, het verzamelen van informatie via
deskundigen en gesprekken met een aantal vrouwen zelf heb ik de ontwikkelingen onderzocht
die hierbij van invloed zijn en de motivatie van vrouwen om voor een bepaalde strategie te
kiezen bij het aanvragen van echtscheiding. Er blijkt een aantal factoren van met name
juridische en politieke aard van invloed te zijn op de mogelijkheden voor deze vrouwen om
echtscheiding aan te vragen, zoals de Marokkaanse en de Nederlandse familiewetgeving en de
interpretatie en hantering van het Nederlandse en het Marokkaanse Internationaal Privaat
Recht, waaronder het vaststellen van het recht dat van toepassing is en de wederzijdse
erkenning van buitenlandse vonnissen. Maar ook sociale aspecten zoals de positie van deze
vrouwen binnen de migrantengemeenschap, locale en transnationale netwerken en de wijze
waarop informatie wordt verzameld en overgedragen bleken van belang te zijn bij de keuze
voor een bepaalde strategie.
Na het vaststellen en bespreken van deze factoren ga ik in op een aantal deelgebieden dat
uit het onderzoek naar voren is gekomen en waarop mogelijk verbetering van de rechtspositie
van deze vrouwen te bereiken zou zijn namelijk onderhandelingen tussen de betrokken
overheden, hervormingen van het Marokkaanse familierecht en uitbreiding van
informatienetwerken van vrouwen. Omdat de respondenten die zichzelf als moslimvrouwen
definiëren allemaal van mening waren dat het ook binnen het islamitische familierecht voor
de vrouw mogelijk zou moeten zijn om, desnoods eenzijdig, te scheiden en zij zich hierbij
baseren op hun interpretatie van de Koran, ga ik tevens in op vrouwelijke interpretaties van
religieuze bronnen en de islamitische rechtspraak, een strategie waar de laatste tijd steeds
meer aandacht voor bestaat.
Het wordt duidelijk dat het hierbij om een onderwerp gaat waarbij verschillende partijen
een rol spelen wiens belangen soms aanzienlijk uiteenlopend kunnen zijn. Het doel van deze
scriptie is om de verhouding tussen deze verschillende belangen enigszins te verduidelijken
3
door middel van het verschaffen van informatie die hopelijk tevens de betreffende vrouwen
van dienst kan zijn bij het bepalen van de voor hen meest effectieve strategie.
4
SUMMARY
This thesis addresses the problems women ofMoroccan descent in the Netherlands face when
filing for divorce and the reasons why they choose fora certain strategy to do so.
My interest in Islam and trans-national networks following from international migration
led me to look into the influence, if any, of the Islamic Moroccan Family Law on women of
Moroccan descent living in the Netherlands. Through studying literature on the subject,
conversations with experts and interviews with a number of women I examined the
circumstances and developments concemed, and was able to discem a number of factors that
influence the choice of these women for a certain strategy. These were partly of legal and
political nature, such as the Dutch and Moroccan Family Law which define on which grounds
divorce can be claimed, and International Laws on Personal Status which state which law is to
be used in a certain case and which regulate acknowledgements of other countries verdiets.
There are however also a number of social aspects that are important here, such as these
women' s position in the migrant community, local and trans-national networks, and the ways
information on the subject is gathered and transmitted.
After discussing these factors I examine a number of aspects which could lead to
improvement in the legal position ofwomen ofMoroccan descent in the Netherlands and in
their possibilities for successfully filing for divorce, namely negotiations between the Dutch
and Moroccan government, reforms in the Moroccan Family Law and the sophistication of
women' s information networks. As the women who defined themselves as Muslim all feit that
it should also be possible for wamen to file for divorce, if need be unilaterally, under Islamic
Law, I also look into feminine interpretations of religieus sources and Islamic jurisprudence, a
strategy which is lately becoming more popular.
It becomes clear that we are dealing here with a subject whereby different parties are
involved whose concerns can, at times, differ considerably. The aim of this thesis is to clarify
the, sometimes complex, relations between these different interests by providing information
on the subject, which will hopefully also help women to define and follow the strategy that is
most effective in their specific situation.
5
VOORWOORD
De voor u liggende scriptie is gebaseerd op mijn leeronderzoek in het kader van de opleiding
culturele antropologie aan de Universiteit van Amsterdam naar de omstandigheden van
vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland die echtscheiding aanvragen. Het doel van
deze scriptie is tweeledig. Als afsluiting van een universitaire opleiding heeft zij enerzijds een
wetenschappelijk karakter. Op basis van mijn persoonlijke visie dat wetenschappelijk
onderzoek niet alleen een bijdrage dient te leveren aan theorievorming maar ook relevant
behoort te zijn voor de praktijk en voor de betreffende onderzoeksgroep in het bijzonder, heeft
zij tevens een praktische kant. Tijdens mijn onderzoek bleek een grote behoefte te bestaan aan
informatie over het onderwerp en ik hoop op deze wijze een bijdrage te leveren aan het
vergroten van het aanbod hiervan. In het taalgebruik dat ik hanteer probeer ik beide aspecten
terug te laten komen. Ik heb geprobeerd een middenweg te vinden tussen wetenschappelijke
terminologie enerzijds en anderzijds een stijl die begrijpelijk is voor degene die minder goed
op de hoogte is van het onderwerp en de gehanteerde werkwijze.
Ik wil hierbij de deskundigen bedanken die tijd vrij hebben gemaakt om hun kennis en
visies met mij te delen waardoor ik mijn eigen kennis van dit, soms complexe, onderwerp heb
kunnen vergroten. Daarnaast wil ik degenen bedanken die mij in contact hebben gebracht met
mijn respondenten waardoor deze scriptie niet alleen een theoretische verhandeling is
geworden maar waardoor het mogelijk is geweest om theorie en praktijk aan elkaar te toetsen
door middel van de ervaringen van een aantal vrouwen zelf Om de privacy van mijn
respondenten te waarborgen kan ik deze personen hier helaas niet bij naam noemen. Mijn
bijzondere dank en respect gaat uit naar de vrouwen die bereid waren hun persoonlijke
ervaringen te delen met een vreemde en die via deze scriptie een bijdrage leveren àan het
bespreekbaar maken van een onderwerp dat voor velen zeer gevoelig ligt. Verder wil ik mijn
begeleidster Annelies Moors bedanken voor de professionele aanwijzingen en een aantal
goede vrienden die mij met hun niet aflatende interesse en stimulans door de moeilijke
momenten heen hebben geholpen die iedereen die een dergelijk afstudeerproject probeert te
volmaken, kent. Opmerkingen of aanvullingen zijn welkom en degene die behoefte mocht
hebben aan aanvullende informatie over het onderwerp sta ik graag te woord via onderstaand
e-mail adres.
F elice Gaughan fgaughan@wanadoo.nl
6
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Omdat ik het belangrijk vind om zoveel mogelijk bij de oorspronkelijke betekenis van een
aantal islamitische termen te blijven heb ik ervoor gekozen om deze in het Arabisch te
vermelden. De belangrijkste heb ik hier nog eens opgesomd. Ik heb hierbij het voorbeeld
gevolgd van Buskens (1999) die het Angelsaksische transcriptiesysteem gebruikt. Om
praktische redenen heb ik in de rest van de tekst niet alle leestekens opgenomen. Alleen de
apostrof om de ain en de hamsa aan te geven neem ik hierna op. Deze lijst bevat tevens de
belangrijkste afkortingen en andere termen die in de tekst zijn gebruikt.
'adl ('udül) beroepsgetuige(n)
'amai gezaghebbende rechtspraktijk van de rechters
'aqd al-nika~ huwelijksakte
commission mixte commissie van Nederlandse en Marokkaanse ambtenaren die
knelpunten bespreken op familierechtelijk terrein
faskh
favor divortii:
fiqh
fitna
hadäna
hadith
'idda
ijmä'
ijtihäd
IPR:
khul'
la]if
maslaha 'ama
Mudawwana
mut'a
MVVN
nafaqa
qiyas
vernietiging van een huwelijk
begunstiging van de echtscheiding
islamitische rechtsgeleerdheid
chaos, wanorde
verzorgingsrecht
overlevering betreffende het leven van de Profeet
verplichte wachtperiode van de vrouw na huwelijksontbinding
consensus van gezagshebbende rechtsgeleerden
zelfstandige interpretatie door een rechtsgeleerde van de bronnen van
het islamitisch recht
Internationaal Privaat Recht
verstoting tegen compensatie
groep van zes, twaalf of vierentwintig gewone getuige
algemeen belang
Marokkaans Wetboek van het Personeel Statuut
schadeloosstelling aan de vrouw na huwelijksontbinding
Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland
onderhoud
analogische redenering
7
sharï 'a
sunna
~aläq
taläq al-tafwïd . .
tatlïq
'urf
WCE
8
islamitisch recht
aanbevelingswaardig, de exemplarische gewoonten van de Profeet
verstoting
zelfverstoting door de vrouw op grond van een machtiging door haar
man
rechterlijke verstoting
gewoonten, gewoonterecht
Wet Conflictenrecht Echtscheiding
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1.1. Onderwerp en Onderzoeksgroep
Het onderwerp van mijn leeronderzoek was strategieën die Marokkaanse vrouwen in
Nederland volgen bij het aanvragen van echtscheiding. Vanuit mijn interesse in islam, de
positie van islamitische minderheden in West Europa en transnationale processen die met
internationale migratie gepaard gaan, was ik nieuwsgierig naar de invloed van het
Marokkaanse familierecht op Marokkaanse vrouwen die naar Nederland zijn geëmigreerd of
hier uit Marokkaanse ouders zijn geboren. Is het Marokkaanse familierecht van invloed op
deze vrouwen en zo ja op welke wijze? Welke internationale en transnationale processen
spelen hierbij een rol alsmede factoren binnen Nederlandse samenleving? Wat betekent dit
voor deze vrouwen als leden van een migrantengemeenschap en als Nederlandse burgers en
hoe hangt dit samen met hun religieuze identiteit, in hoeverre hier sprake van is? En vooral:
wat is de visie van vrouwen zelf op het Marokkaanse familierecht en de wijze waarop zij in
Nederland hiermee in aanraking komen?
Omdat echtscheiding een onderdeel van het Marokkaanse familierecht is waarbij mannen
en vrouwen verschillende rechten en plichten hebben en het mede daardoor de laatste jaren
een belangrijk onderwerp van discussie is, leek het mij een goed onderwerp om deze vragen
op toe te spitsen. Ik heb er bovendien voor gekozen om te kijken naar de omstandigheden van
vrouwen die zelf echtscheiding aanvragen omdat ik wilde kijken naar de mogelijkheden die
de Marokkaanse wetgeving hiervoor biedt en de mogelijke invloed hiervan op Marokkaanse
vrouwen in Nederland. Ik heb gekozen voor Marokkaanse vrouwen als onderzoeksgroep
omdat zij de grootste groep vrouwen in Nederland vormen wiens nationale familierecht op de
islam is gebaseerd.
Alvorens tot de beschrijving van mijn onderzoek over te gaan wil ik eerst een aantal algemene
uitgangspunten bespreken van waaruit ik mijn onderwerp en onderzoekgroep heb benaderd.
Tot op heden wordt een belangrijk deel van de Westerse literatuur over vrouwen en islam,
en voor een deel ook literatuur uit islamitische landen zelf, geschreven vanuit een
oriëntalistische visie. Hoofdkenmerk van deze visie is de representatie van het Midden
Oosten en andere islamitische landen als volkomen tegengesteld aan het Westen, onder andere
door islam als het alles verklarende ordeningsprincipe van de samenleving aan te wijzen (Lutz
en Moors 1989: 5). Het denken over de Oriënt is hierbij meer gebaseerd op een Westerse
fantasie dan op een realistische weergave van de werkelijke politieke, economische en
9
sociaal-culturele levensomstandigheden van verschillende bevolkingsgroepen in de regio.
Deze vertekening van de werkelijkheid komt voort uit de behoefte van het Westen om een
superieure en dominante houding te legitimeren door de 'Ander' als fundamenteel
verschillend af te beelden en alle mogelijke onderlinge overeenkomsten te ontkennen. In de
modernistische traditie worden hierbij vooral de dichotomieën traditioneel-modern oftewel
barbaars-geciviliseerd en statisch-dynamisch gehanteerd.
Vanuit deze visie worden vrouwen uit het Midden-Oosten in de eerste plaats als
islamitisch gedefinieerd en als gevolg daarvan als tegengesteld en inferieur aan Westerse
vrouwen. In het Victoriaanse tijdperk, dat door een strenge seksuele moraal werd gekenmerkt,
werden zij vooral als erotisch afgebeeld maar ook als onderdrukt door hun mannelijke
familieleden die hen door hun traditionele religie en cultuur in een achtergestelde positie
gevangen zouden houden. Door veranderingen in opvattingen over de vrouwelijke seksualiteit
en de overheersing van een eenzijdig ontwikkelingsmodel in het denken over moderniteit,
staat tegenwoordig voornamelijk het onderdrukte aspect centraal. Ook in de Nederlandse
literatuur over migrantenvrouwen komt dit beeld van onderdrukte moslimvrouwen veelvuldig
naar voren (Lutz en Moors: ibid.). Zij worden vooral als probleemgevallen gezien, als passief
en beklagenswaardig, en zijn veelal het onderwerp van onderzoek in het kader van het
migranten- of emancipatiebeleid van de overheid, tegenwoordig diversiteitsbeleid genoemd.
Hun achtergestelde positie wordt voornamelijk verklaard door het cultuurverschil ten
opzichte van de Nederlandse samenleving, die als superieur wordt afgebeeld en niet ter
discussie wordt gesteld, centraal te stellen. Volgens Hassan (1998: 56) zetten afkeuring en
medelijden zich echter snel om in steun en sympathie op het moment dat moslimvrouwen zich
openlijk tegen hun als onderdrukkend veronderstelde cultuur afzetten en zich opstandig of
afwijkend opstellen binnen de islamitische wereld.
Literatuur over het islamitische familierecht is veelal vanuit dezelfde oriëntalistische
traditie geschreven. Veelal, ook, in het kader van beleidsmatig onderzoek dat nodig wordt
geacht om het verschijnsel te kunnen hanteren zodra het zijn intrede in de Westerse
samenleving doet. Buskens merkt hierover het volgende op:
10
Het is opmerkelijk dat de islam en het islamitisch recht steeds in termen van een bedreiging en een probleem beschouwd worden. De politieke context bepaalt aldus in sterke mate het perspectief van waaruit de studie ondernomen wordt. Zowel vroeger als tegenwoordig krijgen westerse geleerden de taak toebedeeld, of delen zij zich deze taak zelf toe, om hun overheid te adviseren in de omgang met het 'probleem'. (Buskens 1999: 557)
Mijn eigen uitgangspunten zijn dat mijn onderzoeksgroep niet bestaat uit passieve vrouwen
wiens culturele achtergrond en godsdienst alleen maar onderdrukkende aspecten kent, maar
uit handelende individuen met eigen ideeën over de manier waarop zij hun leven willen
inrichten en over de persoonlijke, sociale en/of religieuze referentiekaders waar zij zich
hierbij op richten en die zelf keuzes maken op basis van de hen ter beschikking staande
middelen en mogelijkheden. Ik richt mij bovendien niet alleen op vrouwen die zich op een
uitgesproken wijze afzetten tegen de islamitische wetgeving of cultuur, maar op vrouwen met
diverse achtergronden om zodoende zoveel mogelijke verschillen in beleving en visie aan de
orde te laten komen.
Mijn nieuwsgierigheid naar de theorie en praktijk van het islamitische familierecht komt
voort uit het feit dat het anders is dan het westerse recht, maar ik zoek ook naar
overeenkomsten. Ik beschouw het bovendien niet als een statisch geheel maar, net zoals het
westerse recht, als een product van verschillende sociaal-historische ontwikkelingen dat
continu wordt gevormd door verschillende sociale krachten op nationaal, internationaal en
transnationaal niveau.
1.2. Context
1.2.1. Marokkaanse vrouwen in Nederland: een heterogene groep
De achtergrond en de sociale positie van verschillende Marokkaanse vrouwen in Nederland
kunnen, afhankelijk van meerdere factoren, zeer uiteenlopend zijn. Het nu nog grootste deel
van de in Nederland verblijvende vrouwen van Marokkaanse afkomst is in het kader van
gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland gekomen. De eerste groep migranten
bestaat uit vrouwen die zich vanaf medio jaren '70 bij hun echtgenoten voegden die vanaf
beginjaren '60 als arbeidsmigranten naarNederland zijn gemigreerd. Het merendeel van deze
vrouwen is afkomstig uit het Rifgebied in Noord Marokko. Van deze eerste groep waren het
vrouwen uit de grote steden die het eerst emigreerden. Buijs en Nelissen (1994: 179) geven
als verklaring hiervoor dat er in het Rifgebied al een traditie van seizoensmigratie bestond
door de slechte economische omstandigheden aldaar. Vrouwen waren gewend aan de lange
afWezigheid van de man en werden opgenomen in zijn familie. Het duurde daardoor enige tijd
voordat veel Marokkaanse gezinnen waarvan de man in Nederland verbleef daadwerkelijk
overgingen tot gezinshereniging. Verder stellen zij dat vrouwen uit de stedelijke gebieden
over het algemeen een hogere opleidingsniveau hadden en in mindere mate onderhevig waren
aan beperkende gedragsvoorschriften waardoor zij beter waren voorbereid op de nieuwe
11
levensomstandigheden in Nederland. Ook zouden de relatief modernere gezinnen uit de stad
minder geneigd zijn contacten met de autochtone bevolking tot de strikt noodzakelijke te
beperken, terwijl eerste generatie vrouwen uit het Rif met name elkaar opzochten uit een
gemeenschappelijke behoefte aan geborgenheid en vertrouwdheid (Buijs en Nelissen 1994:
183). Door het getalsmatige overwicht van Marokkanen uit het Rifgebied zou deze groep
echter het beeld van 'de' Marokkanen in Nederland domineren.
Tijdens deze periode bestond er nog een andere groep vrouwen die Buijs en Nelissen
(1994) niet noemen, namelijk de groep die in het kader van gezinsvorming naar Nederland
kwam. Alleenstaande arbeidsmigranten trouwden met een vrouw uit Marokko en lieten haar
naar Nederland overkomen. De verschillen in achtergrond van deze vrouwen komt
grotendeels overeen met die van vrouwen die via gezinshereniging naar Nederland kwamen.
Kinderen van vrouwen die in het kader van gezinshereniging mee naar Nederland zijn
geëmigreerd noemen Buijs en Nelissen (1994: 180) de zogenaamde tussengeneratie. Zij
maken hierbij onderscheid tussen kinderen die voor en na hun twaalfde jaar zijn geëmigreerd.
Daar met name het aantal jaren dat zij aan het Nederlandse onderwijs hebben kunnen
deelnemen de mate van participatie bepaalt (Buis en Nelissen 1994: 184), verkeert de laatste
groep in een soortgelijke positie als hun ouders, terwijl de groep die op jonge leeftijd is
geëmigreerd meer overeenkomsten vertoont met de tweede generatie die in Nederland is
geboren.
In de loop van de jaren '80 bereikte de gezinshereniging haar piek en begon de
gezinsvormende migratie in omvang toe te nemen. Kinderen uit de tussengeneratie die de
huwbare leeftijd hadden bereikt, trouwden met een partner uit Marokko en lieten hem of haar
overkomen naar Nederland. Volgens Buij s en N elissen ( 1994: 181) vormt deze vorm van
migratie in 1992 ongeveer veertig procent van de totale immigratie onder Marokkanen in
Nederland.
Op basis van de indeling van Buijs en Nelissen (1994) kunnen wij vier groepen Marokkaanse
vrouwen in Nederland onderscheiden. De eerste groep bestaat uit eerste generatie vrouwen die
vanaf de jaren '70 in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming naar Nederland zijn
geëmigreerd, maar die sterk kunnen verschillen in achtergrond, levenswijze en oriëntatie op
de Nederlandse samenleving. De tweede groep bestaat uit vrouwen uit de tussengeneratie die
in Marokko zijn geboren en een deel van hun jeugd in Marokko hebben doorgebracht en
wiens positie in de Nederlandse maatschappij met name wordt beïnvloed door de leeftijd bij
migratie. De derde groep bestaat uit tweede generatie vrouwen die in Nederland zijn geboren
12
en die diepgaander contacten hebben met niet-Marokkanen en meer zijn gericht op westerse
cultuuruitingen, maar voor wie Marokkaanse normen en waarden nog altijd belangrijk zijn
(Buijs en Nelissen 1994:189). De vierde groep bestaat uit nieuwe eerste generatie vrouwen
die vanaf de jaren '80 in het kader van een huwelijk met een man uit de tussengeneratie naar
Nederland zijn geëmigreerd, hoewel het met name tussengeneratie meisjes zijn die een
huwelijkspartner uit Marokko halen (Buijs en Nelissen 1994: 191). Door verbeteringen in het
onderwijs in Marokko is het opleidingsniveau van deze vrouwen over het algemeen hoger dan
hun voorgangsters (Buijs en Nelissen 1994: 196). In de toekomst zal deze groep verder
uitbreiden doordat (een deel van de) tweede generatie jongeren een huwelijkspartner uit
Marokko naar Nederland laten overkomen.
Recente cijfers over de verhouding tussen de verschillende groepen waren moeilijk te
achterhalen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is een van de weinige bronnen van
cijfermateriaal en hanteert een andere indeling dan Buijs en Nelissen (1994). Het maakt
slechts onderscheid tussen de eerste en tweede generatie. Onder de tweede generatie vallen
vrouwen die in Nederland zijn geboren terwijl alle overige vrouwen onder de eerste generatie
vallen. Om toch een indicatie te geven volgen de meest recente cijfers1. Op 1januari2001
was het aantal eerste generatie Marokkaanse vrouwen in Nederland bijna 70.000. Het aantal
tweede generatie vrouwen was ruim 57.500, waarvan bijna 51.000 in de leeftijdscategorie 0
tot en met 19 en bijna 6.500 in de categorie 20 tot en met 29 jaar. Volgens Buijs en Nelissen
(1994: 182) maakte de tweede generatie in 1993 een derde uit van de totale Marokkaanse
populatie in Nederland, waarvan iets minder dan de helft uit vrouwen bestaat. De cijfers van
het CBS geven aan dat, wat vrouwen betreft, het percentage tweede generatie vrouwen in
2001 is gestegen tot bijna 45%.
Naast dit aantal legaal in Nederland verblijvende Marokkanen bevindt zich hier tevens een
groep die niet aan de geldende toelatingseisen voldoet. De grootte van deze groep is moeilijk
in te schatten evenals de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen. Buijs en Nelissen
( 1994: 181) spreken van een betrekkelijk kleine groep van met name jongeren die het niet lukt
aan de hoge kosten en steeds selectiever wordende eisen van een huwelijk met een in
Nederland verblijvende partner te voldoen.
1 Bron: www.cbs.nl
13
1.2.2. Het vóórkomen van echtscheiding onder de onderzoeksgroep
Het was tevens moeilijk cijfermateriaal te vinden over het aantal echtscheidingen dat door
Marokkaanse vrouwen die in Nederland verblijven wordt aangevraagd. Het CBS maakt bij
zijn cijfers over echtscheiding geen onderscheid naar bevolkingsgroep. Buijs en Nelissen
(1994: 191) leveren ook geen cijfers, maar melden dat het Marokkaanse consulaat
echtscheiding als een van de grootste problemen van de Marokkaanse gemeenschap in
Nederland beschouwt. Volgens de schrijvers ligt het hoge percentage echtscheidingen onder
de eerste generatie met name aan de lange periode waarin de echtgenoten gescheiden van
elkaar hebben geleefd. Het grote aantal echtscheidingen onder de tussengeneratie zou met
name te wijten zijn aan het feit dat de echtlieden elkaar voor het huwelijk nauwelijks kennen
en aan de grote verschillen in opvoeding en wederzijdse verwachtingen, met name bij de
zogenaamde 'importhuwelijken' waarbij een van de partners uit Marokko wordt gehaald.
In een gesprek vertelde een medewerkster van de Marokkaanse Vrouwen Vereniging
Nederland (MVVN) dat in Nederland steeds meer vrouwen echtscheiding aanvragen wegens
de uitgebreider juridische mogelijkheden hiervoor in vergelijking met Marokko. Een
Nederlandse juriste meldde dat een nieuwe regeling van het Marokkaanse consulaat tot
honderden erkenningen per jaar van in Nederland aangevraagde echtscheidingen heeft geleid.
Hieruit blijkt dat het aantal echtscheidingen onder Marokkanen in Nederland in het algemeen
in ieder geval aanzienlijk is.
Bovendien blijkt uit onderzoek in Marokko dat echtscheiding geen onbekend verschijnsel
is onder Marokkaanse vrouwen. De studie van Maher (1974) is een van de eerste die het hoge
aantal echtscheidingen in Marokko beschrijft. Uit haar bevindingen blijkt dat hoe sterker de
banden van de vrouw met haar eigen familie blijven na het huwelijk, hetgeen het geval is als
zij door middel van erfenis over landrechten beschikt en als zij in de nabijheid van haar
familie blijft wonen, hoe meer opties zij heeft om echtscheiding te initiëren en dat
echtscheiding op het platteland daardoor relatief vaak voorkomt. Volgens Memissi (1978:
318) heeft Marokko zelfs een van de hoogste echtscheidingspercentages ter wereld. Zij geeft
als verklaring de combinatie van de simpele procedure waarmee een man van zijn vrouw kan
scheiden en processen van werkeloosheid, industrialisatie en urbanisatie waardoor bekende
samenlevingsvormen afbrokkelen en mannen steeds minder in staat zijn, en door hun
omgeving onder druk worden gezet, om hun gezin te onderhouden. Ook Achekar (1986: 11)
wijt het hoge aantal echtscheidingen in Marokko aan het gemak waarmee de man van zijn
vrouw kan scheiden. Op basis van cijfers van de Marokkaanse Ministerie van Justitie uit 1975
14
blijkt dat een op de drie huwelijken in deze vorm van echtscheiding eindigt, volgens
vrouwenorganisaties zou dit zelfs een op de twee zijn. Naamane-Guessous (1994: 161-162)
geeft gelijksoortige cijfers maar constateert tevens een stijging in een bepaalde vorm van door
vrouwen geïnitieerde echtscheidingen. Zij waarschuwt echter dat dit geenszins wijst op meer
vrijheid of een betere rechtspositie van vrouwen. Ook Julie-Anne Borm (1994: 220-221)
constateert een stijging in deze vorm van door vrouwen in de Midden Atlas geïnitieerde
echtscheidingen evenals in echtscheidingen die door vrouwen bij de rechter worden
aangevraagd. Ook zij stelt dat dit niet vanuit een betere rechtspositie gebeurt, maar uit
noodzaak omdat zij door hun weggelopen man onverzorgd worden achtergelaten.
Alhoewel de sociaal-economische en politieke omstandigheden van Marokkaanse vrouwen
in Marokko anders zijn dan van Marokkaanse vrouwen in Nederland, geeft het bovenstaande
aan dat veel Marokkaanse vrouwen in Nederland via familieleden of eigen ervaringen met
echtscheiding in aanraking komen. Het percentage vrouwen dat zelf echtscheiding aanvraagt
blijft echter onduidelijk.
1.3. Probleemstelling
Tot nu toe is duidelijk geworden dat Marokkaanse vrouwen in Nederland een heterogene
groep vormen met verschillen in achtergrond, positie in en oriëntatie op de Nederlandse
samenleving en dat echtscheiding onder de Marokkaanse bevolking in Nederland in het
algemeen in aanzienlijke mate voorkomt. Ook is duidelijk geworden dat er een groep
Marokkaanse vrouwen bestaat die zelf echtscheiding aanvraagt. De precieze grootte hiervan
heb ik niet kunnen achterhalen. Om te onderzoeken om welke redenen en op welke wijze
Marokkaanse vrouwen in Nederland echtscheiding aanvragen en in hoeverre het Marokkaanse
familierecht alsmede hun achtergrond en positie in de Nederlandse samenleving en/of andere
sociale of politieke factoren hierbij een rol spelen en om bovendien te onderzoeken in
hoeverre hierbij sprake is van verandering of continuïteit onder verschillende groepen en
generaties vrouwen, heb ik de volgende probleemstelling geformuleerd:
Welke factoren beïnvloeden de strategieën die verschillende generaties
Marokkaanse vrouwen in Nederland volgen om echtscheiding aan te vragen?
15
1.4. Methoden van onderzoek en verzamelde data
Ik heb voor mijn onderzoek van drie informatiebronnen gebruikt gemaakt namelijk
literatuuronderzoek, gesprekken met vrouwen zelf en gesprekken met andere deskundigen en
informanten. Omdat de juridische situatie waar vrouwen uit mijn onderzoeksgroep zich in
bevinden complex is, heb ik hierover als eerste informatie ingewonnen via literatuur en
gesprekken met deskundigen waaronder advocaten, juristen, docenten en
vrouwenorganisaties. Al snel bleken er verschillende visies te bestaan op de sociale en
juridische factoren die van belang zijn als Marokkaanse vrouwen in Nederland echtscheiding
willen aanvragen en daarmee op de strategieën die zij daarbij het beste kunnen volgen. Deze
worden in de volgende hoofdstukken behandeld. Om te onderzoeken of vrouwen zelf dezelfde
problemen ervaren als door deskundigen worden verwoord en wat de motivatie is voor de
door hen gekozen strategie, ben ik op zoek gegaan naar Marokkaanse vrouwen die gescheiden
waren of hiermee bezig waren en die, uiteraard anoniem, bereid zouden zijn iets over hun
ervaringen te vertellen.
Het was erg moeilijk om vrouwen te vinden die over dit onderwerp wilden praten. Omdat
ik zelf geen contacten had onder Marokkaanse vrouwen moest ik van 'buitenaf ingangen zien
te vinden. Ik heb dit gedaan door allerlei organisaties en personen te benaderen die zich op de
een of andere wijze met Marokkaanse vrouwen bezighouden zoals welzijnsorganisaties,
buurthuizen, vrouwenverenigingen, advocaten, docenten en jongerenorganisaties. Het nadeel
van deze werkwijze was dat ik te maken kreeg met verschillende 'gatekeepers', oftewel
tussenpersonen, die vaak erg beschermend waren naar hun doelgroep toe of die hun eigen
professionele reputatie niet in gevaar wilden brengen. Zowel Nederlandse als Marokkaanse
medewerksters vertelden dat het om een "taboeonderwerp" ging en dat vrouwen met name
negatieve reacties uit hun omgeving vreesden als zij erover zouden praten. Omdat ik merkte
dat de grootste kans om respondenten te vinden via persoonlijke contacten verliep, heb ik
vervolgens geprobeerd om meer met individuele vrouwen in contact te komen van wie ik
verwachtte dat zij contacten onder Marokkaanse vrouwen zouden hebben. Dit heb ik gedaan
via het benaderen van instellingen die conferenties over aanverwante onderwerpen hebben
georganiseerd, via journalisten en door het opsporen van vrouwen via het internet. Dit leverde
helaas niet veel meer op. Mijn laatste strategie was om naar openbare plekken te gaan waar ik
verwachtte veel Marokkaanse vrouwen tegen te komen, zoals op de markt. Dit heeft tot één
interview geleid, maar omdat ik het toch niet zo gepast vond om vrouwen over dit onderwerp
op straat aan te spreken heb ik deze werkwijze niet verder doorgezet.
16
Om antwoord op mijn probleemstelling te vinden heb ik bovendien geprobeerd om met
vrouwen met verschillende achtergronden in gesprek te raken, onder andere verschillende
generaties vrouwen. Naast de hierboven genoemde redenen is dit om een aantal andere
redenen maar ten dele gelukt. Het bleek erg moeilijk te zijn in contact te komen met vrouwen
die geen Nederlands spraken omdat ik zelf geen Arabisch of Berbers spreek. Het ging daarbij
vooral om oudere vrouwen uit de eerste generatie die weinig contact hadden met Nederlands
sprekende mannen en vrouwen. Ook kwam ik moeilijk in contact met vrouwen die korter dan
drie jaar in Nederland verbleven wegens de complexiteit van de problemen waar zij bij
echtscheiding mee te maken krijgen. De verblijfsrechtelijke problemen die hierbij een grote
rol spelen bleken een extra barrière te zijn voor het geven van persoonlijke informatie.2 Het
bereiken van tweede generatie vrouwen is maar deels gelukt. Volgens de jongerenorganisaties
die ik benaderde had hun doelgroep nog niet de leeftijd waarbij zij met huwelijk en
echtscheiding bezig waren. Statistisch gezien bestaat er wel al een groep tweede generatie
vrouwen van huwbare leeftijd omdat de gezinshereniging vanaf medio jaren '70 op gang
kwam, maar deze bleek via organisaties moeilijk te bereiken. Wel heb ik van een
meidenorganisatie informatie gekregen over de denkbeelden van een groep Marokkaanse
meiden over huwelijk en partnerkeuze. Hieruit blijkt dat het probleem echtscheiding ook
onder meiden voorkomt, met name onder spijtoptanten die terugkomen op een te snelle
beslissing met een Marokkaanse 'vakantieliefde' te trouwen, of jonge vrouwen wiens
huwelijk met een jongen uit Marokko geen stand houdt.
Uiteindelijk heb ik acht vrouwen gevonden die bereid waren iets over hun ervaringen te
vertellen. Twee vrouwen heb ik via een huisarts ontmoet, één via een maatschappelijk
werkster, twee via een buurthuis, één via een contactpersoon op een universiteit en een in een
openbare gelegenheid. Ondanks het feit dat een aantal van hen kennissen of vrouwelijke
familieleden hadden die ook met echtscheiding te maken hadden, lukte het niet om via de
'sneeuwbalmethode' meerdere respondenten te vinden.
Ik heb gesprekken gevoerd met drie vrouwen die in het kader van gezinsvorming naar
Nederland zijn geëmigreerd. Een van deze vrouwen was al eerder met dezelfde man getrouwd
geweest, maar omdat haar huidige verblijf gebaseerd is op een huwelijk dat gesloten is nadat
de man zich in Nederland had gevestigd, heb ik haar bij deze groep ingedeeld. Daarnaast heb
ik gesproken met vier vrouwen uit de tussengeneratie en één vrouw uit de tweede generatie.
2 Voor meer informatie over de specifieke problemen van deze groep vrouwen zie o.a. Snelders (1999) en Blokland en de Vries (1992).
17
Met deze vrouwen heb ik 'topica! life history' interviews gehouden variërend van één tot twee
en een half uur die ik, op één na, op band mocht opnemen.
1.5. Opbouw scriptie
In dit inleidende hoofdstuk heb ik de motivatie, verantwoording en opzet van mijn onderzoek
weergegeven. In het volgende hoofdstuk ga ik uitgebreider in op de juridische context, met
name de verschillende rechtstelsels waar Marokkaanse vrouwen die in Nederland verblijven
mee te maken hebben en de gevolgen van een keuze voor het Nederlandse respectievelijk het
Marokkaanse recht. In hoofdstuk drie geef ik enige achtergrondinformatie over het
Marokkaanse familierecht en over de theorie en praktijk met betrekking tot echtscheiding. De
informatie in deze twee hoofdstukken is mijns inziens nodig om meer inzicht te krijgen in de
problemen die voor verschillende partijen rond dit onderwerp spelen, maar vooral om te
onderzoeken waar mogelijke oplossingen zouden kunnen liggen. Hoofdstuk vier beschrijft de
strategieën die mijn respondenten hebben gevolgd bij het aanvragen van echtscheiding en de
verschillende factoren die hierbij een rol hebben gespeeld. In hoofdstuk vijf presenteer ik de
conclusies van mijn onderzoek en ga ik in op een aantal deelgebieden dat naar aanleiding van
het onderzoek naar voren is gekomen en waarop mogelijk verbetering van de rechtspositie
van Marokkaanse vrouwen in Nederland met betrekking tot echtscheiding te bereiken is.
18
HOOFDSTUK 2: JURIDISCHE CONTEXT
2.1. De juridische mogelijkheden voor vrouwen van Marokkaanse afkomst om in
Nederland echtscheiding aan te vragen: het Nederlandse Internationaal
Privaat Recht
Als een lid van een echtpaar waarvan een of beide partijen (mede) een andere dan de
Nederlandse nationaliteit heeft een echtscheidingsverzoek aan de Nederlandse rechter
voorlegt, zal deze als eerste onderzoeken of hij/zij bevoegd is in een specifieke zaak uitspraak
te doen. Volgens de Rechtspraak vreemdelingenrecht is de Nederlandse rechter hiertoe
bevoegd als zowel de man als de vrouw ten tijde van de indiening van het verzoek de
Nederlandse nationaliteit heeft. Als slechts een van hen de Nederlandse nationaliteit heeft
moet deze persoon minimaal zes maanden in Nederland wonen. Hebben geen van beide de
Nederlandse nationaliteit dan moet één van hen minstens twaalf maanden in Nederland wonen
(Jordens 2000: 207). Een Marokkaanse vrouw kan dus in Nederland echtscheiding aanvragen
als zij naast de Marokkaanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft of als haar man de
Nederlandse nationaliteit heeft en de laatste zes maanden in Nederland heeft gewoond of als
één van hen minimaal eenjaar in Nederland woont.
Als de rechter zich bevoegd acht uitspraak te doen zal hij/zij vervolgens onderzoeken welk
recht op de zaak van toepassing dient te zijn. Dit gebeurt aan de hand van een aantal regels
zoals vastgelegd in artikel 1 van de Wet Conflictenrecht Echtscheiding (WCE) uit 1981. Deze
wet is tot stand gekomen naar aanleiding van een aantal internationale verdragen dat
Nederland heeft ondertekend en is onderdeel van het Nederlandse Internationaal Privaat
Recht. In eerste instantie kijkt de rechter naar de nationaliteit van betrokkenen. Hebben beide
partijen een gemeenschappelijke niet-Nederlandse nationaliteit dan valt het verzoek in
principe onder de wetgeving van het land van die gemeenschappelijke nationaliteit. Als zij
ieder een andere nationaliteit hebben anders dan de Nederlandse, wordt het recht van de
verblijfplaats toegepast. Als zij geen gemeenschappelijke verblijfplaats hebben wordt het
Nederlandse recht toegepast (Mostermans 1999: 21 ).
Als zowel de man als de vrouw alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft zou de rechter
dus in principe het Marokkaanse familierecht op de zaak moeten toepassen. De Nederlandse
rechter moet dan op basis van zijn/haar kennis van de Marokkaanse wetgeving een uitspraak
doen. Deze bepaling kan echter omzeild worden door het tweede lid van het betreffende
artikel. Deze bepaalt dat in het geval een werkelijke maatschappelijke band met het land der
19
gemeenschappelijke nationaliteit ontbreekt, het Nederlandse recht toegepast kan worden. Men
spreekt hierbij van de zogenaamde realiteitstoets. Alleen als er een gezamenlijke of
onweersproken verzoek wordt gedaan het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit toe te
passen, dient de rechter dit te honoreren (Strikwerda 1992: 8).
Dit betekent dat als een Marokkaanse vrouw met alleen de Marokkaanse nationaliteit met
een partner die ook alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft, al langere tijd in Nederland
woont en kan aantonen dat haar leven zich voornamelijk hier afspeelt en niet meer in
Marokko, zij de Nederlandse rechter kan vragen het Nederlandse recht op haar echtscheiding
toe te passen. Als de man hier bezwaar tegen maakt zal de rechter zijn/haar eigen mening
vormen over de sterkte van de banden met Nederland en Marokko en aan de hand daarvan een
beslissing nemen. Als man en vrouw willen dat het Marokkaanse recht op hun echtscheiding
wordt toegepast, of een van hen wil dit en de ander spreekt dit niet tegen, dan dient de rechter
het Marokkaanse recht toe te passen.
Als de man of vrouw naast de Marokkaanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft wordt
hetzelfde principe toegepast, alleen spreekt men dan van de effectiviteitstoets (Strikwerda
1992: 9). Er wordt gekeken naar het land waar betrokkenen de sterkste maatschappelijke
banden mee hebben om te bepalen welk recht moet worden toegepast. In het algemeen wordt
het hebben van de Nederlandse nationaliteit gelijkgesteld met het ontbreken van een band met
Marokko waardoor in de meeste gevallen waarbij hier sprake van is, het Nederlandse recht zal
worden toegepast.
Naast deze regels kunnen in alle gevallen de man en vrouw gezamenlijk of apart een
verzoek indienen Nederlands recht op de zaak toe te laten passen. 3
De keuze voor het toepasselijk recht is van belang omdat het bepaalt óf en op welke gronden
echtscheiding kan worden gevorderd. Als de man of vrouw kan aantonen dat het huwelijk
naar zijn/haar mening duurzaam is ontwricht, is dit binnen de huidige Nederlandse
familiewetgeving voldoende om echtscheiding aan te vragen. Volgens het Marokkaanse
familierecht moet de vrouw een van de vijf in de wet genoemde gronden kunnen aantonen wil
zij kunnen scheiden. Kan zij dit niet of kan zij de rechter niet van de aanwezigheid van een
van deze gronden overtuigen, dan zal deze haar verzoek afwijzen. Het Nederlandse IPR is
gebaseerd op de zogenaamde favor divortii, het begunstigen van de echtscheiding. Door de
keuzevrijheid van betrokkenen voor het toepasselijk recht zo groot mogelijk te maken kunnen
3 Voor meer informatie over het Nederlandse IPR zie Strikwerda (1992). Voor de precieze tekst van artikel 1 van het WCE zie Mostermans (1999).
20
personen die in Nederland wonen maar wiens nationaal recht minder of geen mogelijkheden
biedt om te scheiden, dit toch doen door gebruik te maken van de ruimere regels binnen de
Nederlandse wetgeving.
2.2. De gevolgen van een keuze voor Nederlands recht
Op basis van de genoemde favor divortii zal de Nederlandse rechter in veel
echtscheidingszaken waarbij een vrouw van Marokkaanse afkomst is betrokken de WCE
zodanig interpreteren dat het Nederlandse recht kan worden toegepast. Volgens Strikwerda
(1992: 9) wordt in de praktijk alleen dan buitenlands recht toegepast als man en vrouw beide
alleen een niet-Nederlandse nationaliteit hebben en een uitgesproken gezamenlijke of
onweersproken keuze hiervoor doen. Toch kan de Nederlandse rechter ook in gevallen
waarbij er door partijen geen rechtskeuze is gedaan, op basis van het eerste lid van artikel 1
WCE besluiten buitenlands recht toe te passen.
Volgens Rutten ( 1998: 150) laat de jurisprudentie zien dat toepassing van het islamitische
familierecht in Nederland steeds minder vaak voorkomt. Zij geeft als verklaring dat het
islamitisch recht verschillende elementen bevat die op andere principes zijn gebaseerd dan het
Nederlandse recht, bijvoorbeeld op het gebied van de rechten en plichten van de echtgenoten,
echtscheiding en het erfrecht. Een aantal van deze elementen wordt door Nederlandse juristen
als discriminerend beschouwd omdat de rechten van mannen en vrouwen hierbij grote
verschillen kunnen vertonen en wordt daarom als strijdig met de Nederlandse openbare orde
bevonden. Ook in de internationale wetgeving is een duidelijke tendens te zien de rechten van
mannen en vrouwen gelijk te trekken door het gelijkheidsbeginsel vaker tot uitgangspunt te
nemen zoals in het VN-Vrouwenverdrag en het Europese Verdrag tot bescherming van de
Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Om een openlijke
waardeoordeel te omzeilen gebeurt het niet toepasselijk verklaren van het islamitisch en
daarmee het Marokkaanse recht meestal niet op basis van strijdigheid met Nederlandse
openbare orde, maar op grond van het ontbreken bij betrokkenen van een werkelijke
maatschappelijke band met Marokko op basis van bovengenoemde wetsartikel. Rutten (1988:
47) wijst hierbij op de wijze waarop banden met Nederland centraal worden gesteld. Als hier
maar enigszins sprake van is wordt dit als bewijs gezien voor het ontbreken van een
maatschappelijke band met Marokko waardoor Nederlands recht voor toepassing in
aanmerking komt.
21
Een ander aandachtspunt bij de toepassing van Marokkaans recht door de Nederlandse rechter
is het verschil in achtergrond tussen het Nederlandse en het Marokkaanse familierecht. Zoals
in het volgende hoofdstuk zal blijken, is het Marokkaanse personen-, familie- en erfrecht,
bekend als de Mudawwana; een codificatie van het islamitische Malekitische recht dat tot
1958 in Marokko in familierechtelijke zaken werd toegepast. De artikelen in deMudawwana
dekken echter niet alle denkbare situaties en een gedegen kennis van de theorie en praktijk
van het islamitisch en met name het Malekitische recht wordt als bekend verondersteld om
met deze codificatie te kunnen werken. Nederlandse juristen werken met een vertaling van de
Mudawwana. Volgens Buskens (1999: 64) kan de wettekst zonder genoemde
achtergrondkennis misleidend zijn en is alleen een vertaling van de Mudawwana niet
voldoende om deze wet op juiste wijze toe te kunnen passen.
Over het algemeen kiezen ook advocaten waar mogelijk voor toepassing van het Nederlandse
recht. Volgens Jordens (2000: 209) zijn zij met name om :financiële redenen niet altijd
gemotiveerd om zich te verdiepen in buitenlands recht. De meeste Marokkaanse vrouwen die
een advocaat inschakelen zijn aangewezen op rechtsbijstand waardoor de extra tijd en energie
die de advocaat in het bestuderen van het Marokkaanse familierecht zou moeten steken niet
voldoende wordt beloond. In een gesprek gaf een advocaat die zich bezighoudt met de
toepassing van het Marokkaanse familierecht aan dat niet alle advocaten op de hoogte zijn
van het Nederlandse IPR en de daarin opgenomen keuzemogelijkheid. Als ze dat wel zijn,
zijn zij niet altijd even gewillig om hier gebruik van te maken door de negatieve
beeldvorming over het Marokkaanse recht. Het staat bekend als complex en discriminerend
waardoor zij er bij voorbaat van uitgaan dat het de vrouw toch niet zal lukken om met
gebruikmaking van dit recht echtscheiding te bewerkstelligen. Volgens Jordens (2000: 209)
en genoemde advocaat heeft dit tot gevolg dat veel Marokkaanse vrouwen niet over de
keuzemogelijkheid in de wet worden geïnformeerd en er van uitgaan dat het Nederlandse
recht altijd van toepassing is waardoor een mogelijkheid onbenut wordt gelaten om ook naar
Marokkaans recht te scheiden.
Volgens een medewerkster van de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland (MVVN)
kiezen veel Marokkaanse vrouwen echter ook bewust voor toepassing van Nederlands recht in
hun echtscheidingszaak. De belangrijkste reden hiervoor is dat zij op basis van de grond
'duurzame ontwrichting van het huwelijk' vrijwel altijd echtscheiding kunnen vorderen.
Bovendien kunnen zij de rechter vragen de man een alimentatieplicht op te leggen omdat deze
voorziening volgens het Nederlandse IPR wordt bepaald door het recht dat op de
22
echtscheiding zelf is toegepast. Ook is de kans groter dat de vrouw bij toepassing van het
Nederlandse recht de voogdij over haar kinderen krijgt toegewezen. Volgens het
Marokkaanse familierecht komt na echtscheiding de voogdij van de kinderen altijd aan de
man toe terwijl de (tijdelijke) verzorging (hadana) in eerste instantie het recht van de vrouw
is4. Ondanks het feit dat onder dit verzorgingrecht een groot aantal taken en bevoegdheden
valt, blijft de juridische bevoegdheid ten aanzien van de kinderen altijd bij de vader. De
Nederlandse rechter hoeft zich bij toepassing van het Marokkaanse recht echter niet aan deze
regel te houden omdat hij/zij zich kan beroepen op internationale verdragen waarbij het recht
van de verblijfplaats van het kind de regelingen met betrekking tot voogdij bepaalt waardoor
het Nederlandse recht kan worden toegepast.
Na een vonnis naar Nederlands recht zien vrouwen zich echter met het feit geconfronteerd dat
dit niet door Marokko wordt erkend en zij volgens de Marokkaanse autoriteiten nog steeds
zijn getrouwd. Dit heeft te maken met de strikte toepassing van het nationaliteitsbeginsel in
het Marokkaanse IPR. In Marokko worden familierechtelijke zaken van personen met een
niet-Marokkaanse nationaliteit gevoerd met toepassing van het recht van die nationaliteit en
men verwacht dat hetzelfde wordt gedaan in familierechtelijke zaken van Marokkanen in het
buitenland. Marokkanen in Nederland dienen naar de mening van de Marokkaanse
autoriteiten dan ook onder het Marokkaanse familierecht te vallen. Een uitspraak op basis van
het Nederlandse recht wordt daarom niet als rechtsgeldig beschouwd.
Dit heeft voor de vrouw van Marokkaanse afkomst die in Nederland woont en die alleen
naar Nederlands recht is gescheiden verschillende nadelige gevolgen. Omdat zij nog steeds
naar Marokkaans recht is getrouwd kan haar man zijn echtelijke gezag over haar blijven
uitoefenen. In Nederland zal hij dit niet juridisch kunnen laten gelden, 5 maar als zij naar
Marokko afreist kan hij de rechter verzoeken haar te gebieden naar de echtelijke woning terug
te keren. Als hij hiervoor een adres in Marokko opgeeft kan zij bij de grens worden
tegengehouden naar Nederland terug te keren. Als zij inmiddels omgang heeft met een andere
man kan haar echtgenoot haar in Marokko laten veroordelen wegens overspel waarvoor zij
een boete of een gevangenisstraf kan oplopen. Als zij samen met haar kinderen naar Marokko
reist kan hij als hoofd van het gezin de kinderen bij zijn familie aldaar onderbrengen. Zowel
de vrouw als de Nederlandse rechter hebben in dat geval weinig juridische mogelijkheden de
4 Voor de volgorde van de personen die na de moeder in aanmerking komen voor de verzorging van een kind na echtscheiding zie Berger en Kaldenhoven (1997: 77) 5 Voor meer informatie over de rechten en plichten van de echtgenoten binnen het Marokkaanse familierecht en de Nederlandse rechtspraktijk zie Jordens (2000: 305-306).
23
kinderen terug te krijgen. Vrouwen zijn om deze redenen vaak bang om naar Marokko te
reizen waardoor het moeilijk voor hen wordt om banden te blijven onderhouden met familie
en vrienden aldaar. Vaak gaat het om dreigementen van de man en zal hij deze in de praktijk
niet altijd waarmaken. Het feit dat hij hier juridisch gezien wel de mogelijkheid toe heeft is
voor veel vrouwen echter voldoende om niet naar Marokko te durven reizen. Jordens (2000:
218) noemt een aantal gevallen waarbij veroordeling inderdaad is voorgekomen.
Naast deze angst voor de echtelijke macht van de man noemt Jordens (ibid.) nog een aantal
andere redenen waarom het feit dat een uitspraak naar Nederlands recht niet door de
Marokkaanse autoriteiten wordt erkend, voor de vrouw van Marokkaanse afkomst in
Nederland problemen oplevert. Omdat zij nog steeds als getrouwd wordt beschouwd kan zij
niet opnieuw naar islamitisch recht trouwen zonder voor de Marokkaanse wet bigamie te
plegen. Omdat blijkt dat veel vrouwen opnieuw met een Marokkaanse man willen trouwen
vormt dit voor hen een groot probleem. Als zij alleen naar Nederlands recht een tweede
huwelijk aangaan zijn eventuele kinderen uit een dergelijk huwelijk volgens Marokkaans
recht niet wettig omdat een Nederlands burgerlijk huwelijk ook niet door Marokko wordt
erkend. Bovendien wordt een huwelijk of echtscheiding naar Nederlandse recht niet altijd
door de omgeving van de vrouw geaccepteerd. Men hecht vaak grote waarde aan een huwelijk
naar Marokkaans recht en mocht het zover komen dan dient deze ook naar Marokkaans recht
te worden ontbonden. Omdat veel vrouwen persoonlijke, sociale en economische banden
onderhouden met Marokkaanse familieleden en vrienden zowel in Nederland als in Marokko
is het voor hen van belang om ook naar Marokkaans recht gescheiden te zijn.
2.3. Marokkaans recht een alternatief?
Zoals uit het voorgaande is gebleken is het in sommige gevallen mogelijk de Nederlandse
rechter te verzoeken Marokkaans recht toe te passen in een echtscheidingszaak. V eigens de al
eerder genoemde advocaat zou dit een goede strategie zijn omdat de vrouw dan direct voor
het Marokkaanse recht is gescheiden. In dit kader pleit hij ook voor de mogelijkheid om de
man toe te staan in Nederland naar Marokkaans recht te scheiden. Dit zou volgens hem
gerechtvaardigd zijn omdat sinds de hervormingen van 1993 de toestemming van de
Marokkaanse rechter verkregen moet worden wil de man van zijn vrouw kunnen scheiden.
Volgens Buskens (1999: 524) levert dit echter ook niet het gewenste resultaat op. Omdat
de Nederlandse rechter geen moslim is en daardoor niet bevoegd wordt geacht islamitisch
recht toe te passen, wordt een uitspraak naar Marokkaans recht ook niet zondermeer door de
24
Marokkaanse autoriteiten erkend. Volgens Jordens (2000: 202) is de huidige Marokkaanse
wetgeving hier niet geheel duidelijk over maar overheerst over het algemeen de mening dat
alleen een moslim rechter bevoegd is uitspraak te doen in familierechtelijke zaken waar
moslims bij betrokken zijn. In internationale gevallen is dit echter moeilijk vol te houden
aangezien veel Marokkanen in niet-islamitische landen wonen. Het feit dat niet-moslim
rechters beslissingen nemen over moslims wordt volgens haar daarom als een onontkoombaar
feit beschouwd en met tegenzin aanvaard.
Een belangrijke overweging bij de erkenning van buitenlandse vonnissen in Marokko is de
vraag of de uitspraak niet in strijd is met de Marokkaanse openbare orde. De betekenis
hiervan moet volgens Jordens (2000: 201) gezocht worden in de Marokkaanse grondwet.
Hierin wordt islam tot staatsreligie verklaard en mag de Marokkaanse openbare orde daarom
gelijkgesteld worden met het tonen van respect voor de in Marokko geldende islamitische
principes. Om deze reden is de kans op erkenning van een uitspraak van de Nederlandse
rechter volgens haar groter als het Marokkaanse recht is toegepast. Ondanks de bezwaren
tegen een niet-moslim rechter gaat men er in dat geval van uit dat het islamitische karakter
van de uitspraak is gewaarborgd. In het geval de vrouw echtscheiding aanvraagt betekent dit
vooral dat de verplichte verzoeningspoging heeft plaatsgevonden en de aanwezigheid van een
van de vijf in de Mudawwana genoemde gronden is aangetoond.
In een bijdrage aan een door Groen Links georganiseerde symposium in 1999 stelt een
afgevaardigde van het Nederlandse Ministerie van Justitie dat in 1993 al afspraken met
Marokko zijn gemaakt over erkenning van in Nederland uitgesproken echtscheidingen
waarbij een uitspraak naar Marokkaans recht zonder verdere beoordeling van de inhoud wordt
erkend en dat uitspraken naar Nederlands recht erkend kunnen worden als de feiten waarop de
rechter tot zijn beslissing is gekomen in het vonnis zijn vermeld en deze ook naar Marokkaans
recht een huwelijksontbinding rechtvaardigen. 6
Het liefst wil Marokko een bilateraal verdrag met Nederland waarin de wederzijdse
erkenning van familierechtelijke zaken wordt geregeld. Een soortgelijk verdrag heeft zij met
Frankrijk en België reeds afgesloten. Uitgangspunt van een dergelijk verdrag zou zijn dat het
Marokkaanse recht moet worden toegepast op alle familierechtelijke zaken van personen in
Nederland met de Marokkaanse nationaliteit. Omdat Marokkaanse staatsburgers vrijwel niet
de mogelijkheid hebben afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit (Buskens 1999:
6 Deze informatie is afkomstig van een verslag van de bijdrage van mr. F.J.A. van der Velden, raadsadviseur bij het Nederlandse Ministerie van Justitie, aan een door Groen Links georganiseerde symposium over de positie van de vrouw in het Nederlandse en Marokkaanse recht in 1999.
25
542) verkrijgen zij bij naturalisatie tot Nederlander een bipatride status. Marokko blijft hen
echter nog altijd als Marokkaanse onderdanen beschouwen en wil dat het Marokkaanse
familierecht op hen van toepassing is.
Nederland is om verschillende redenen tegen een bilateraal verdrag. In de al eerder
genoemde bijeenkomst noemde de afgevaardigde van het Ministerie van Justitie er drie.
Nederland is partij bij verschillende internationale verdragen die internationaal
familierechtelijke aangelegenheden regelen en de Nederlandse overheid vindt dat Marokko
hier ook aan deel moet nemen. Bovendien zouden deze verdragen verbieden dat lidstaten
aparte verdragen met niet-lidstaten afsluiten met een andere inhoud. Nederland zou bovendien
geen "praktische behoefte" hebben aan een alomvattend verdrag. Wel zou zij openstaan voor
afspraken over deelgebieden als aanvulling op internationale verdragen. Als belangrijkste,
echter, werd de discriminatie genoemd die als gevolg van de invoering van een bilateraal
verdrag in Nederland zou ontstaan, met name tussen mannen en vrouwen en tussen
Nederlanders van Marokkaanse afkomst en andere Nederlanders. Nederland wil vasthouden
aan de keuzevrijheid binnen het IPR zodat partijen die willen trouwen of scheiden zo weinig
mogelijk in de weg wordt gelegd om dit te doen. 7
Marokko heeft problemen met het ondertekenen van internationale verdragen omdat zij
vindt dat zij het islamitische karakter van het Marokkaanse familierecht niet voldoende
respecteren. Volgens Buskens (1999: 546) zijn er ook nog andere redenen waarom de
Marokkaanse regering graag een bilateraal verdrag met Nederland wil. De toepassing van het
Marokkaanse familierecht in Nederland zou passen in haar taak als beschermer van de islam
en haar bewind legitimeren. Het zou bovendien haar economische en politieke greep op in
Nederland wonende Marokkanen versterken. Overmakingen van migranten zijn een
belangrijke geldbron voor Marokko en het is bovendien van belang dat zij geen
onafhankelijke denkbeelden gaan ontwikkelen over islam en politiek die het bewind in
Marokko kunnen ondermijnen.
Omdat men niet tot overeenstemming kon komen over een bilateraal verdrag is in 1995 een
commissie opgericht van Nederlandse en Marokkaanse ambtenaren die zich over de
problemen rond de wederzijdse erkenning van familierechtelijke zaken buigt en moet
proberen tot afspraken te komen die voor beide partijen acceptabel zijn, de zogenaamde
7 Voor meer informatie over een eventuele bilateraal verdrag zie N CB ( 1992).
26
'commission mixte'. Hieruit is de afspraak voortgekomen dat na echtscheiding voor de
Nederlandse rechter de man en vrouw samen naar het consulaat kunnen gaan om daar door
middel van een verstoting8 naar Marokkaans recht te scheiden zodat zij niet naar Marokko
hoeven om voor de Marokkaanse rechter een erkenningsprocedure in te stellen. Deze afspraak
is bijzonder omdat consulaire verstotingen sinds 1986 door de Nederlandse wet zijn verboden.
De Nederlandse rechter is de enige die in Nederland bevoegd wordt geacht rechterlijke
beslissingen te nemen. In de Marokkaanse rechtspraak wordt een onderscheid gemaakt tussen
de civiele rechter zoals wij die in Nederland kennen en de adoulaire rechter die met name is
belast met de homologatie, oftewel bekrachtiging, van aktes aangaande familierechtelijke
zaken die door beroepsgetuigen, de 'udul, worden opgemaakt9. Als de vrouw een rechterlijke
echtscheiding aanvraagt moet zij dit voor de eerstgenoemde rechter doen. Ook de
erkenningsprocedure moet voor deze rechter worden gevoerd. Verstotingsaktes worden door
de adoulaire rechter bekrachtigd. Omdat de adoulaire rechter volgens Jordens (2000: 21) geen
deel uitmaakt van de rechterlijke macht zijn verstotingen extrajudiciële procedures waardoor
zij, volgens de Marokkaanse wet, op het consulaat kunnen worden uitgevoerd door de
juridische attaché, die in Nederland de functie van adoulaire rechter vervult. 10 Volgens een
medewerker van het Marokkaanse consulaat wordt bij deze verstotingen het Nederlandse
echtscheidingsvonnis vertaald en overgenomen. Omdat beide partijen het met elkaar eens zijn
gebeurt dit zonder inhoudelijke toetsing waardoor het onnodig zou zijn om gronden hierin op
te nemen die vertaald kunnen worden naar het Marokkaanse recht. Als er geen
overeenstemming tussen partijen bestaat moet er echter alsnog een erkenningsprocedure voor
de rechter in Marokko worden gevoerd waardoor het wel van belang is dat dergelijke gronden
in een Nederlandse echtscheidingsvonnis staan vermeld.
Vrouwen wiens man niet aan een consulaire verstoting mee wil werken moeten dus voor een
rechtszaak naar Marokko. Om vrouwen in deze situatie toch nog enigszins van dienst te
8 De term verstoting heeft in het Nederlands een negatieve connotatie. Het wordt vaak geassocieerd met een verouderde en vrouwonvriendelijke praktijk waarbij de vrouw pas op het moment dat zij uit huis wordt gezet van de verstoting op de hoogte wordt gesteld en zonder financiële middelen wordt weggestuurd of achtergelaten. Los van het feit of de hervormingen van 1993 hier veranderingen in hebben gebracht of niet, is het in Marokko in principe de enige manier waarop een man van zijn vrouw kan scheiden. Om die reden en omdat deze term tevens in de vertaling van de Mudawwana wordt gebruikt, hanteer ik zelf ook deze vertaling. 9 De veelal gebruikte vertaling notaris wekt volgens Buskens (1999) verwarring omdat de 'udul een andere functie vervullen dan de door de Fransen geïntroduceerde notarissen. De ook wel gebruikte termen notariële of homologerende rechter zouden bovendien geen recht doen aan de centrale rol die de adoulaire rechter speelt bij familierechtelijke zaken in Marokko. Voor meer informatie over de rol van 'udul en adoulaire rechter zie Buskens (1999). 10 Als de term rechter hierna wordt gebruikt wordt de eerstgenoemde rechter bedoeld, waar het om de adoulaire rechter gaat, wordt dit erbij vermeld.
27
kunnen zijn is het huidige beleid van het consulaat om de man drie keer op te roepen om hem
zodoende onder druk te zetten zijn medewerking te verlenen. Als hij deze blijft weigeren kan
de juridische attaché een formulier invullen met informatie over de omstandigheden die tot
echtscheiding hebben geleid en de sociale en financiële positie van de vrouw. Van de vrouw
wordt wel verwacht dat zij deze omstandigheden kan bewijzen door middel van
getuigenverklaringen of documenten. Dit formulier krijgt de vrouw mee om aan de rechter in
Marokko te geven en moet volgens Jordens (2000: 204) als een positief advies worden
beschouwd om mee te werken aan de erkenningsprocedure.
Wellicht door de tegenzin van Marokkaanse rechters een uitspraak van de Nederlandse
rechter te erkennen en hun eigen onervarenheid met de procedure, adviseren veel
Marokkaanse advocaten volgens Jordens (2000:203) vrouwen regelmatig om een nieuwe
echtscheidingsprocedure te beginnen in plaats van een erkenningsprocedure te voeren. In dit
geval kan de Nederlandse uitspraak, en een eventuele formulier van het consulaat, als bewijs
worden gebruikt. Ook hier weer is het van belang dat, als het Nederlandse recht is toegepast,
gronden in de uitspraak worden genoemd die vertaald kunnen worden naar de Marokkaanse
wet.
Ondanks de bereidheid van het Marokkaanse Ministerie van Justitie om onder de
genoemde voorwaarden uitspraken naar Nederlands recht te erkennen zijn dergelijke
erkenningen in de praktijk volgens Jordens (2000: 203) nog uitzonderingen. Dit wijt zij met
name aan het ontbreken van duidelijke richtlijnen van dit Ministerie waardoor de discrepantie
tussen officieel beleid en denkbeelden van individuele rechters gehandhaafd blijft. Voorlopig
moet de toepassing van Marokkaans recht daardoor volgens haar als voorwaarde worden
beschouwd voor de erkenning van een Nederlandse uitspraak door de Marokkaanse rechter.
Door de al eerder genoemde redenen zullen de gelegenheden waarbij de Nederlandse rechter
het Marokkaanse recht toepast in de praktijk echter steeds verder afuemen. Met name het feit
dat steeds meer vrouwen van Marokkaanse afkomst tevens de Nederlandse nationaliteit
hebben speelt hierbij een rol.
Uit het voorafgaande is duidelijk geworden dat het voor het merendeel van de vrouwen van
Marokkaanse afkomst in Nederland van belang is om, naast een uitspraak van de Nederlandse
rechter, een echtscheiding te verkrijgen die ook naar de maatstaven van de Marokkaanse
autoriteiten rechtsgeldig is. Hiervoor hebben zij drie mogelijkheden. Zij kunnen met hun man
een verstotingsprocedure overeenkomen, in Marokko of na een Nederlandse echtscheiding op
het Marokkaanse consulaat, zij kunnen proberen de Nederlandse uitspraak te laten erkennen
28
door de rechter in Marokko of zij kunnen bij de Marokkaanse rechter een nieuwe
echtscheidingsprocedure beginnen.
Om de keuzes van mijn respondenten beter te kunnen begrijpen alsmede de conflicten
tussen Nederland en Marokko op familierechtelijk terrein, wil ik in het volgende hoofdstuk
enige achtergrondinformatie geven over het Marokkaanse familierecht, met name op het
gebied van echtscheiding.
29
HOOFDSTUK 3: HET MAROKKAANSE FAMILIERECHT: ONTSTAAN,
UITGANGSPUNTEN EN PRAKTIJK
3.1. Ontstaan en oriëntatie van het Marokkaanse familierecht
De wetsartikelen met betrekking tot het Marokkaanse personen-, familie- en erfrecht zijn met
name te vinden in het Wetboek van het Personeel Statuut de Mudawwanat al-ahwal ash
shakhsiyya, kortweg de Mudawwana genoemd, en zijn gebaseerd op het islamitisch recht,
de shah 'a. De shari 'a is anders dan het westerse recht in die zin dat het niet uit een
verzameling wetten bestaat die gegroepeerd zijn naar onderwerp en onderverdeeld in
hoofdstukken en artikelen, maar uit het geheel aan rechtsgeleerde literatuur en rechtspraktijk
dat in de loop der tijd gevormd is door de interpretatie van de Koran en de hadith, de
zogenaamde fiqh.
De Koran wordt door de meeste moslims beschouwd als het woord van God zoals
geopenbaard aan de profeet Mohammed omstreeks het begin van de zevende eeuw na
Christus. Tijdens het leven van de Profeet was hij het zelf die regels en gedragsvoorschriften
uit deze heilige woorden afleidde. Na zijn dood moesten anderen dit overnemen maar door
veranderende sociale omstandigheden en de confrontatie met diverse samenlevingen door de
expansie van het islamitische rijk, ontstond al snel het besef dat de heilige openbaringen
alleen, hier niet altijd voldoende grond voor boden. In dergelijke gevallen moest het leven van
de Profeet als voorbeeld dienen. Verhalen over zijn leven, uitspraken en de wijze waarop hij
zich gedroeg (hadith) werden, in eerste instantie door degenen die hem van dichtbij hadden
meegemaakt, mondeling overgedragen en later verzameld en op schrift gesteld en vormen
tezamen de sunna.
De Koran en hadith werden door rechtsgeleerden geïnterpreteerd op basis van het principe
van interpretatie door eigen intellectuele arbeid (ijtihad). Andere manieren om de heilige
boodschap in regels om te zetten waren het principe van consensus onder rechtsgeleerden
(ijma ') en het principe van de analogische redenering (qiyas). Daarnaast deden rechters
uitspraken op basis van de al bestaande rechtspraktijk ('amai) waarbij het centraal stellen van
het algemeen belang (maslaha 'ama), veelal op basis van locale gewoonten ('urj), een
belangrijke plaats innam. Deze interpretatiemethoden leidden binnen de sunnitische richting
van de islam, in samenhang met historische en geografische factoren, tot de vorming van
verschillende rechtsscholen die veelal slechts in detailles van elkaar verschilden. Omstreeks
900 AD vonden spirituele leiders dat de grenzen van de eigen interpretatie waren bereikt en
30
werden de ideeën van de vier belangrijkste rechtsscholen, te weten de Hanafitische, de
Malekitische, de Chafeitische en de Hanbalitische, vastgelegd. Vanaf dat moment werden
rechtsgeleerden geacht hun toepassing van het recht te baseren op de bestaande interpretaties.
Ondanks de beperkingen die dit met zich meebracht betekende dit niet een gehele verstarring
van de islamitische rechtspraak. Volgens Moors (1999: 144) gingen juristen in feite gewoon
door met ijtihad door de werken van de belangrijkste rechtsgeleerden van commentaren te
voorzien. Bovendien bleef de rechtspraktijk gekenmerkt door het opnemen van locale
gewoonten zolang deze niet in strijd waren met islam, en het centraal stellen van het algemeen
belang waardoor een grote mate van flexibiliteit mogelijk bleef Ook 'leenden' zij regels van
andere rechtsscholen als dit voor betrokkenen een betere oplossing mogelijk maa1..1:e waardoor
zij, weliswaar binnen de grenzen van de genderverschillen in de wet, regels die in het
voordeel van vrouwen werkten konden benadrukken (Moors 1999: 145-146).
Tot de negentiende eeuw waren het voornamelijk rechtsgeleerden die zich toelegden op de
interpretatie en ontwikkeling van het islamitisch recht. Met de toename van de inmenging van
het Westen in islamitische gebieden ging de politiek zich steeds meer met de wetgeving
bemoeien en werd een groot deel hiervan geseculariseerd en gecodificeerd. Wetten waren niet
meer op religieuze bronnen gebaseerd en werden ingedeeld naar westers model. Het
familierecht behield echter bijna overal haar islamitische karakter. Moors (1999: 150-151)
geeft hier een aantal redenen voor. Ten eerste hadden Westerse koloniale machten en leiders
van de zich moderniserende islamitische landen het meeste belang bij het hervormen van
wetten op economisch terrein. Familierelaties werden bij de privé-sfeer ingedeeld en de
familiewetgeving werd daarom als minder belangrijk beschouwd voor het
moderniseringsproces. Ten tweede benadrukte het in stand houden van het religieuze karakter
van de familiewetgeving de islamitische identiteit van moslimlanden die zich afzetten tegen
Westerse imperialistische invloeden. Het islamitische familierecht heeft hierdoor een sterk
politiek symbolisme gekregen waardoor afschaffing of hervorming hiervan tot hevige
politieke conflicten kan leiden.
Ondanks het feit dat in de meeste islamitische landen de familiewetgeving nog altijd op de
islam is georiënteerd, is deze bijna overal gecodificeerd en zijn hervormingen doorgevoerd.
Afhankelijk van een aantal sociaal-historische, politieke en culturele factoren verschillen deze
per land, maar zij kunnen overal als instrument worden gezien bij het proces van
natievorming. Door codificatie van de wetgeving en een groter toezicht op de rechtspraak
kreeg de staat meer invloed op het juridische apparaat en daarmee op de burgers. In deze
31
landen, waar vaak verschillende bevolkingsgroepen naast elkaar leefden, moest het feit dat
iedereen onder dezelfde wetgeving viel ervoor zorgen dat alle inwoners zich burger van
dezelfde natie voelden en een gevoel van eenheid creëren. Bovendien kon de staat door een
grotere invloed op de familiewetgeving familiestructuren en genderrelaties, waaronder de
positie van de vrouw binnen het gezin en haar deelname aan de nationale economie,
beïnvloeden.
De secularisatie en codificatie van het recht in Marokko begon tijdens de Franse bezetting,
met uitzondering van het islamitische familierecht. De codificatie van het familierecht na de
onafhankelijkheid in 1956 stond ook hier in dienst van de nieuwe regering bij het opbouwen
van de natie en bij het moderniseren van genderrelaties. Volgens Buskens (1999: 30) hebben
reformistische groepen die dominante posities in de nieuwe regering innamen hun stempel op
de nieuwe familiewetgeving gedrukt door te proberen die aspecten van het Malekitische recht
over te nemen die de rechten van zwakkere partijen in de samenleving beschermen, zoals
vrouwen en kinderen. Hervormingen ten aanzien van het klassieke recht zijn echter
bescheiden gebleven en de Mudawwana draagt daarom een nogal conservatief karakter
(Buskens 1999: 61).
Volgens Mir-Hosseini (2000: 141-146) heeft codificatie in Marokko de rechtspositie van
vrouwen juist verzwakt door bepaalde regels op het gebied van huwelijk en zwangerschap af
te schaffen die hen nog enige bescherming boden, zoals het accepteren van de theorie van het
slapende kind 11 waardoor een langdurige zwangerschap mogelijk was en de erkenning van
een niet geregistreerd huwelijk, en door het benadrukken van officiële procedures en
geschreven documenten als bewijsmateriaal.
Met betrekking tot de dagelijkse praktijk wijst Buskens (1999: 538) op het feit dat de
Mudawwana in Marokko niet altijd naar de letter wordt nageleefd. Dit hangt samen met het
nog niet voltooide proces van natievorming. In sommige regio's kan het gewoonterecht nog
van betekenis zijn. Bovendien wordt de interpretatie van de wet bepaald door de wijze waarop
betrokkenen, afhankelijk van hun persoonlijke en sociale omstandigheden, bepaalde aspecten
van een regel benadrukken, en kan daardoor verschillen per sociale geleding.
Op enkele decreten na is de Mudawwana tot 1993 onveranderd gebleven. In dat jaar zijn, met
name onder invloed van vrouwenorganisaties, enkele hervormingen doorgevoerd. Deze
11 Zie voor meer informatie hierover Jansen (1981 ).
32
betreffen echter nauwelijks inhoudelijke veranderingen maar voornamelijk aanpassingen in
wettelijke procedures waardoor de positie van vrouwen en kinderen verder zou moeten
worden versterkt. Vrouwenorganisaties zijn hier niet tevreden mee omdat zij niet de
structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de wet veranderen.
3.2. De regelgeving met betrekking tot echtscheiding
Omdat de Mudawwana in feite de vastlegging is van een selectie ideeën en regels uit de
Malekitische leer, kunnen de bepalingen in de huidige wetgeving het beste worden begrepen
door ze tegen de achtergrond van die leer te bekijken. Regels met betrekking tot echtscheiding
kunnen het beste geplaatst worden binnen de context van de Malekitische visie op het
huwelijk. Volgens deze rechtsschool heeft het huwelijk twee hoofddoelen die terug te voeren
zijn op de invoering van de familie als centrale organisatievorm binnen de nieuwe religieuze
gemeenschap die door de profeet Mohammed werd gesticht. Het eerste is de regulering van de
seksuele driften van de mens. In principe worden deze als positief beschouwd, maar zij
moeten wel gekanaliseerd worden anders ontstaat er sociale chaos (fitna) en worden de
gelovigen teveel van hun religieuze plichten afgehouden. Het tweede is de procreatie ter
uitbreiding van de religieuze gemeenschap. De huwelijksovereenkomst leidt tot het stichten
van een gezin waarin beide doelen op een legale wijze kunnen worden gerealiseerd. 12 Dat
men met de Mudawwana een compromis tot stand probeert te brengen tussen de
reformistische gedachte van waaruit het is samengesteld en de patriarchale elementen van de
Malekitische leer, blijkt uit het feit dat de aspecten "geborgenheid, vrede, liefde en respect"
aan deze hoofddoelen zijn toegevoegd, maar wel met de man als hoofd van het gezin
(Buskens 1999: 87).
Volgens Mir-Hosseini (2000: 1) heeft het islamitisch recht zowel een religieus als een
wereldlijk karakter. Het heeft als oorsprong de heilige openbaringen, maar heeft als doel het
gedrag van de gelovigen te reguleren en moet als zodanig op het dagelijks leven gericht zijn.
Deze tweeledigheid komt terug in de islamitische visie op het huwelijk. Enerzijds heeft het
een religieus karakter, zoals blijkt uit de voornaamste doelstellingen, anderzijds is het een
overeenkomst tussen twee partijen en als zodanig een sociaal contract waarin de rechten en
plichten die uit het huwelijk voortvloeien, worden vastgelegd. Omdat het om een contract
gaat kunnen er desgewenst aanpassingen in worden opgenomen zolang deze niet tegen de
12 De officiële benaming van het huwelijk: 'aqd al-nikah betekent volgens Mir-Hosseini (2000: 206, noot 20)
letterlijk contract van coïtus.
33
centrale doelstellingen van het huwelijk ingaan. Zo kan de vrouw het recht vast laten leggen
dat zij zichzelf onder bepaalde condities mag verstoten of kan zij andere eisen op laten nemen
die binnen het kader van het huwelijk passen (Mir-Hosseini 2000: 32).
In lijn met de primaire doelstellingen van het huwelijk is volgens islamitische
rechtsgeleerden de kern van dit contract de betaling van een bruidsprijs13 door de man aan de
vrouw waarmee hij de beschikking krijgt over haar seksuele en reproductieve functies (Mir
Hosseini ibid.). Hij verkrijgt daarmee tevens het recht op haar kuisheid, eerbaarheid en
gehoorzaamheid naar billijkheid. Voor de vrouw staat daartegenover dat zij recht heeft op
onderhoud (nafaqa). Zij houdt haar eigen bezittingen en inkomen en mag hier vrijelijk over
beschikken. Dit wordt gezien als bewijs voor de hoge morele status die de vrouw binnen het
huwelijk inneemt. De rechten en plichten van beide echtgenoten staan opgesomd in artikel 34
tot en met 36 van de Mudawwana.
Omdat het gezin een zo belangrijke plaats inneemt in de islamitische gemeenschap wordt
echtscheiding als moreel verwerpelijk beschouwd, maar als man en vrouw niet harmonieus
met elkaar kunnen samenleven en het huwelijk daardoor niet aan haar centrale doelstellingen
kan voldoen, moet het mogelijk zijn deze te beëindigen. De wijze waarop dit gebeurt hangt
samen met de verschillende posities van man en vrouw binnen het huwelijk. De man kan,
zonder een duidelijke grond te hoeven aantonen, een einde aan het huwelijk maken door de
vrouw te verstoten (talaq). Sinds de hervormingen van 1993 is de aanwezigheid van de vrouw
bij deze procedure verplicht, maar niet haar instemming en als zij niet verschijnt kan de
procedure toch doorgang vinden. Ook moet sinds 1993 de toestemming van de adoulaire
rechter verkregen worden. Deze kan de procedure echter niet eindeloos tegenhouden en kan
hooguit het bedrag aan schadevergoeding dat de vrouw dient te ontvangen verhogen als hij
vindt dat de man vanuit oneigenlijke motieven handelt. Ondanks het feit dat het nergens in de
wet wordt verboden komt het in de praktijk zelden voor dat de man naar de rechter stapt om
het huwelijk te laten ontbinden. De enige keer dat de man in de Mudawwana op zijn recht
hiertoe wordt gewezen is in het geval de vrouw aan een gebrek lijdt dat al voor het huwelijk
bestond en waarvan hij niet van tevoren op de hoogte was. Zoals uit de toelichting van Berger
en Kaldenhoven (1997: 58) op het betreffende artikel blijkt, gaat het hierbij in feite om een
vernietiging van het huwelijk (jaskh) omdat er niet aan de voorwaarden van het
13 Zowel Jordens (2000) als Berger en Kaldenhoven ( 1997) gebruiken de term bruidsgave om te benadrukken dat het gaat om een gift van de man aan de vrouw en niet aan haar familie. Omdat het verplichte karakter mijns inziens voorop staat houd ik zelf de term bruidsprijs aan, in navolging van Buskens (1999)
34
huwelijkscontract is voldaan. Het voordeel voor de man van een dergelijke procedure is dat
hij minder financiële verplichtingen ten opzichte van de vrouw heeft dan na een verstoting.
Volgens Jordens (2000: 166) zou de man ook naar de rechter moeten kunnen stappen als hij
vindt dat hij schade lijdt door het gedrag van zijn vrouw. Doel van deze procedure zou niet
een huwelijksontbinding zijn maar beïnvloeding van het gedrag van de vrouw of van de
hoogte van de schadevergoeding bij verstoting. Ook zou hij het recht van de vrouw op
verzorging van de kinderen na verstoting kunnen aantasten. In hoeverre de man het recht heeft
op basis van de grond schade ook daadwerkelijk echtscheiding bij de rechter te vorderen blijft
onduidelijk.
Als de vrouw het huwelijk wil beëindigen heeft zij verschillende mogelijkheden. Zij kan, via
de rechter, zichzelf verstoten (talaq-a tafwid/4 als zij dit recht van tevoren heeft bedongen
door het op te laten nemen in het huwelijkscontract of later in een apart contract. Verder kan
zij haar man tot een verstoting overhalen door hem een bepaalde compensatie te bieden
(khul ') of zij kan naar de rechter stappen met een verzoek tot echtscheiding (tatliq). Alle
vormen van echtscheiding zijn gebaseerd op de verstoting waardoor de vrouw altijd
toestemming nodig heeft van de man of van de rechter die, volgens de theorie van de
Malekitische school, in de plaats van de echtgenoot treedt bij het uitspreken van de verstoting.
In de visie van andere rechtsscholen spreekt de rechter zelf de echtscheiding uit en spreekt
men van eenfaskh oftewel een vernietiging van het huwelijk (Buskens 1999: 151).
Volgens een medewerker van het Marokkaanse consulaat is het alleenrecht van de man op
verstoting gebaseerd op zijn positie als kostwinner. Omdat hij verplicht is zijn vrouw( en) en
kinderen te onderhouden zou hij meer in het huwelijk investeren dan de vrouw en bij
echtscheiding daardoor meer te verliezen hebben. Een ander argument dat genoemd werd en
dat volgens Jordens (2000: 15 3-154) door islamitische juristen in de meeste moslimlanden
wordt aangedragen voor dit alleenrecht, is het verschil in aard en eigenschappen tussen man
en vrouw. De vrouw wordt verondersteld een overwegend emotioneel karakter te hebben en
hierdoor niet in staat te zijn om belangrijke beslissingen te nemen. Het huwelijk zou een te
instabiel karakter krijgen als de vrouw het recht zou hebben over echtscheiding te beslissen.
Het feit dat Jordens (2000: 154) op basis van cijfers uit 1975 aantoont dat eenderde van de
huwelijken in een eenzijdige verstoting door de man eindigt en de mogelijkheid dat het
verstotingsrecht aan de vrouw kan worden overgedragen, spreken deze verklaring mijns
14 Voor meer informatie over de verschillende vormen van zelfverstoting zie Fontein (1988) en Jordens (2000: 158).
35
inziens tegen en lijkt het vooral bedoeld om de structurele ongelijkheid in de wet enigszins
goed te praten.
Ook de vrouw wordt verondersteld bij verstoting schade te lijden en heeft daardoor recht op
schadevergoeding (mut 'a). Dit recht is gebaseerd op de Malekitische interpretatie van een
aantal hadith vertellingen en verzen uit de Koran15 maar is pas bij de invoering van de
Mudawwana in 1958 vastgelegd. Tot 1993 was het bedrag dat de man aan mut'a betaalde
volgens Jordens (2000: 180) vaak te verwaarlozen. Na de hervormingen zijn, naast de
financiële situatie van betrokkenen, de schuldvraag en het motief voor de verstoting een
belangrijkere rol gaan spelen bij de bepaling van de omvang van de mut 'a. Deze wordt door
de adoulaire rechter bepaald en bedraagt volgens een Nederlandse advocaat over het
algemeen ongeveer een maandsalaris van de man. Bij zelfverstoting heeft de vrouw geen
recht op schadevergoeding. Over de vraag of de vrouw na een rechterlijke echtscheiding recht
heeft op schadevergoeding is de wet niet geheel duidelijk en zijn de meningen verdeeld. Door
de wijze waarop de wet is geformuleerd trekt Jordens (ibid.) de conclusie dat de vrouw alleen
recht heeft op schadevergoeding als de man de verstoting uitspreekt, dus niet bij een
rechterlijke echtscheiding, ook niet als blijkt dat de oorzaak van de echtscheiding bij de man
ligt. Anderzijds geldt wel dat, omdat hij in theorie in de plaats van de man treedt, de vrouw
recht heeft op het resterende deel van de bruidsprijs als de rechter echtscheiding uitspreekt
(Buskens 1999: 164).
Als de vrouw wil scheiden zonder dat zij het recht op zelfverstoting heeft laten vastleggen
moet zij de man compenseren voor hetgeen hij in het huwelijk heeft ingebracht. In de praktijk
bestaat deze compensatie uit een geldbedrag dat moreel gezien niet hoger mag zijn dan de
betaalde bruidsprijs, of zij kan (een deel van) haar financiële rechten opgeven, zoals
terugvordering van wat zij in het huwelijk heeft ingebracht en/of de vergoeding voor het
onderhoud van de kinderen na de scheiding. In sommige gevallen geeft zij ook haar recht op
verzorging van haar kinderen op. Rechten ten aanzien van de kinderen mogen alleen als
compensatie dienen als zij hier geen schade van ondervinden. Jordens (2000: 160) is van
mening dat deze constructie van de betaling van compensatie geen rekening houdt met de
financiële bijdrage van de vrouw en haar familie aan de huwelijkssluiting noch met de
(onbetaalde) werkzaamheden die de zij gedurende het huwelijk in het gezin heeft verricht. Het
feit dat de wet de invulling van de compensatie aan de betrokkenen overlaat verzwakt de
15 Volgens Jordens (2000: 179) gaat het hierbij om Soera Al-Bakara, vers 236 en 240 en soera Al-Ahzaab, vers 49.
36
onderhandelingspositie van de vrouw omdat zij afhankelijk is van de medewerking van de
man.
3.3. Het echtscheidingsrecht van de vrouw in de praktijk
Als de vrouw het huwelijk wil beëindigen is de meest gangbare methode in Marokko de
verstoting tegen compensatie (Namaane- Guessous 1990: 158; Borm 1994: 220-221). Dit
heeft te maken met het feit dat het opnemen van een clausule in het huwelijkscontract met
betrekking tot zelfverstoting in de praktijk wordt ontmoedigd en de rechterlijke echtscheiding
een bijzonder gecompliceerde procedure is. De wet noemt vijf gronden waarop de vrouw bij
de rechter echtscheiding kan aanvragen. Deze zijn terug te vinden in artikel 53 tot en met 58
van de Mudawwana en luiden:
1. de man voldoet niet aan zijn onderhoudsplicht
2. de man heeft een ernstig lichamelijk of geestelijk gebrek waar de vrouw niet van op de
hoogte was of die zij nog niet had geaccepteerd en waardoor zij schade lijdt
3. de vrouw lijdt schade door het huwelijk, in welke vorm dan ook
4. de man is langer dan eenjaar afwezig zonder geldig excuus
5. de man spreekt een gelofte uit tot onthouding of tot het weigeren van omgang met zijn
vrouw.
De achterliggende gedachten bij deze gronden vloeien voort uit de Malekistische visie op de
rechten van de vrouw binnen het huwelijk: zij heeft recht op samenwoning en seksuele
betrekkingen om zedelijk verval te voorkomen en op onderhoud.
Mir-Hosseini (2000: 193-194) wijst op het feit dat de huwelijksproblemen van vrouwen
niet altijd met deze gronden overeenkomen. Vaak zijn zij gebaseerd op de discrepantie tussen
theorie en praktijk van het huwelijk. In theorie dient de vrouw zich te onderwerpen aan de
autoriteit van de man, die hij ontleent aan zijn positie als kostwinner. In de praktijk draagt de
vrouw veelal bij aan het gezinsinkomen en heeft zij behoefte aan meer gelijkwaardige
onderlinge verhoudingen. Om toch echtscheiding te kunnen vorderen moet zij haar klachten
vertalen naar een of meerdere van de in de wet genoemde gronden. Omdat afwezigheid van
de man en het niet nakomen van de onderhoudsplicht in de praktijk het meest voorkomen en
bovendien het makkelijkst te bewijzen zijn, zijn dit de gronden waarop vrouwen voornamelijk
echtscheiding proberen te vorderen.
37
In alle gevallen krijgt de man echter uitstel om zijn gedrag te verbeteren waardoor het bijna
altijd om langdurige procedures gaat die bovendien niet altijd tot echtscheiding leiden. Als de
vrouw een beroep doet op de grond schade worden er bovendien nog bemiddelaars aangesteld
om, na die van de rechter, een tweede bemiddelingspoging te ondernemen waardoor deze
procedure vaak nog langer duurt. In principe staat het begrip schade open voor een ruime
interpretatie maar deze wordt aanzienlijk ingeperkt door de opvatting dat het niet tot
beperking van de legitieme rechten van de man binnen het huwelijk mag leiden. De man heeft
immers recht op gehoorzaamheid van zijn vrouw en als zij hem deze onthoudt mag hij haar
tuchtigen zolang dit niet tot blijvende schade leidt. Het doel van de procedure is dan ook niet
om de man sancties op te leggen maar om te beoordelen in hoeverre verdere samenwoning
nog mogelijk is. De vrouw moet aantonen dat dit niet het geval is door te bewijzen dat zij
schade heeft geleden en dat zij hier bovendien zelf geen aanleiding toe heeft gegeven. In
dergelijke gevallen wordt vaak gebruik gemaakt van de zogenaamde lafif-bewijs waarbij
twaalfmannen (of voor elke man twee vrouwen) moeten verklaren door eigen waarneming
getuige te zijn geweest van de gepresenteerde aantijgingen. Aangezien het veelal om privé
omstandigheden gaat is het niet altijd mogelijk de feiten door middel van een dergelijke
bewijsvoering aan te tonen. In dit kader zal een eenmalige gebeurtenis zelden tot
echtscheiding leiden, zullen er meerdere verzoeningspogingen worden ondernomen en zal de
grond vervallen zodra de vrouw lichamelijk contact met haar man hervat. Volgens Jordens
(2000: 171-173) kan het in een dergelijk geval gunstig zijn als de vrouw een beding in haar
huwelijkscontract heeft laten opnemen waarin de man verboden wordt haar te benadelen.
Bovenstaande kenmerken leiden er volgens Jordens (2000: 173) toe dat Marokkaanse
vrouwen, ook in Nederland, weinig vertrouwen hebben in de rechterlijke procedure om
echtscheiding te vorderen. Het is bovendien een kostbare zaak omdat de aanwezigheid van
een advocaat verplicht is. Veel vrouwen besluiten hierdoor niet eens aan de procedure te
beginnen en kiezen ervoor te proberen tot een overeenkomst te komen met hun man door het
bieden van compensatie. Zoals hierboven al is vermeld hebben zij hierbij geen sterke
onderhandelingspositie. Wel kan de vrouw volgens artikel 63 van de Mudawwana bij de
rechter terugdraaiing van een afspraak eisen als zij kan bewijzen dat zij onder dwang heeft
ingestemd met een bepaalde vorm van compensatie (Buskens 1999: 14 7).
38
HOOFDSTUK 4: STRATEGIEËN VAN VROUWEN VAN MAROKKAANSE
AFKOMST IN NEDERLAND BIJ HET AANVRAGEN VAN
ECHTSCHEIDING
4.1. Acht vrouwen; acht verhalen
In tegenstelling tot de ervaringen van Julie-Anne Borm (1994: 220) die in de Midden-Atlas in
Marokko gemakkelijk in gesprek raakte met vrouwen over het onderwerp, bleek
echtscheiding bijzonder moeilijk bespreekbaar onder vrijwel alle Marokkaanse vrouwen die
ik tijdens mijn onderzoek in Nederland benaderde. De meeste waren vooral bang voor reacties
uit hun omgeving als zij hierover zouden praten. Vrouwen die in een buurthuis een
themamiddag over de rechtspositie van vrouwen hadden georganiseerd zeiden later bedreigd
te zijn door een aantal echtgenoten van de aanwezige vrouwen. Het blijkt ook een onderwerp
te zijn waar vrouwen onderling nauwelijks over praten. Verschillende respondenten vertelden
zich sinds hun echtscheiding in een geïsoleerde positie te bevinden, onder andere omdat zij
door ander Marokkaanse vrouwen werden gemeden.
De vrouwen die wel met mij wilden praten kwamen op mij over als gevoelige, maar ook
sterke, onafhankelijke vrouwen die zich niet door hun omgeving van hun eigen ideeën lieten
afbrengen, hoewel zij er soms zichtbaar moeite mee hadden dat zij in hun streven hun leven
naar eigen maatstaven in te richten zo alleen stonden. Ondanks het feit dat het niet direct voor
hen wat opleverde waren zij bereid om soms hele persoonlijke ervaringen te delen om
zodoende het onderwerp onder een breder publiek aan de orde te stellen. Omdat ook zij
bezorgd waren om reacties uit hun omgeving als zij zouden worden herkend, was
bescherming van hun privacy een belangrijke voorwaarde. Ondanks de toestemming die ik
van zeven van de acht respondenten heb gekregen om hun voornaam te vermelden heb ik er
daardoor voor gekozen de namen te veranderen om de kans op herkenbaarheid zo klein
mogelijk te houden.
Hieronder geef ik een beknopte beschrijving van de achtergrond en de persoonlijke en
sociale omstandigheden van mijn respondenten die mijns inziens nodig is om hun keuzes te
kunnen begrijpen, alsmede de wijze waarop zij hun echtscheiding hebben aanaangepakt en
hun eigen motivatie hiervoor. Vervolgens geef ik een samenvatting van de door hen gevolgde
strategieën en een overzicht van de belangrijkste factoren die mijns inziens hierbij een rol
hebben gespeeld.
39
Latifa
Latifa is 40 jaar oud. Zij is in Noord Marokko geboren en op haar 14e getrouwd met een man
die haar ouders voor haar hadden uitgekozen. Hij was 25 jaar ouder dan zij en zij kende hem
niet van tevoren. Volgens Latifa hadden haar ouders hun keuze op deze man laten vallen
omdat hij geen ouders meer had, schoonouders brachten alleen maar problemen. Zij dachten
haar hiermee van een gelukkige toekomst te verzekeren.
In tegenstelling tot haar andere zusjes is Latifa nooit naar school geweest. Zij moest thuis
helpen met het huishouden en de opvoeding van de jongere kinderen. Over haar huwelijk zei
ze geen concrete verwachtingen te hebben gehad destijds. Ze was veel te jong en wist niets
over trouwen of kinderen krijgen. Ze legde zich erbij neer dat het blijkbaar normaal was om
zo jong te trouwen, hoewel geen van haar vriendinnen zo jong was getrouwd en er jaloersheid
uit haar woorden sprak toen ze vertelde dat zij nog op straat aan het spelen waren terwijl zij
naar Nederland werd gestuurd om zich bij haar echtgenoot te voegen. Hij woonde op dat
moment al tien jaar in Nederland.
Het huwelijk vond plaats in Marokko. Het huwelijkscontract heeft zij niet gelezen. Het
was in het Arabisch en ze kon geen Arabisch lezen. Niemand had haar ooit op de
mogelijkheid gewezen een clausule over echtscheiding in het huwelijkscontract op te nemen.
Ze voegde zich in 1976 bij haar echtgenoot in Nederland en kreeg zes kinderen met hem. Ze
had hier verder geen familie of bekenden en heeft, vooral gedurende de eerste elf jaar, erg
geïsoleerd geleefd. Zij mocht van haar man alleen naar buiten om wat boodschappen te doen
en de kinderen naar school te brengen en mocht geen contact hebben met andere mensen, ook
niet met andere Marokkaanse vrouwen. Volgens haar was hij bang dat zij haar "wakker
zouden schudden". In 1987 verhuisde ze met haar gezin naar een andere buurt en ontdekte
onderweg naar de school van de kinderen een buurthuis waar ze Marokkaanse vrouwen naar
binnen zag gaan. Zij liet zich inmiddels niet meer tegenhouden door de verboden van haar
man en stapte naar binnen. Ze werd direct gevraagd aan activiteiten voor Marokkaanse
vrouwen mee te werken en heeft vanaf die tijd Nederlands geleerd en contacten ontwikkeld
met Nederlandse en Marokkaanse vrouwen.
Haar voornaamste klacht ten aanzien van haar man was dat hij er nooit was. Hij kwam
alleen maar naar huis om te eten en te slapen, hij praatte nooit met haar en deed niets met de
kinderen. Als hij er was, was de situatie alleen maar gespannen. Zij vond dat ze haar uiterste
best heeft gedaan om contact met hem te krijgen en er achter te komen waarom hij niet
gelukkig was, maar hij sloot zich helemaal voor haar af De situatie werd alleen maar erger en
40
in 1991 praatten ze helemaal niet meer met elkaar. Toch zette ze door, maar in 1997 kon ze
het niet meer aan. In 1998, na 22 jaar huwelijk, is het op echtscheiding uitgelopen. Haar man
is zelf, na een verblijf van een half jaar bij familieleden in Marokko, het huis uitgegaan. Hij
heeft haar via een advocaat laten weten dat hij wilde scheiden. Latifa heeft toen zelf ook een
advocaat in de arm genomen en heeft, zonder dat zij zijn motivatie te horen kreeg,
meegewerkt aan een echtscheiding naar Nederlands recht bij de Nederlandse rechter. De
rechter legde de man op om alimentatie voor zijn vrouw en kinderen te betalen.
Latifa was opgelucht dat hij voorgoed het huis uit was en het ging prima, alleen met de
kinderen. Ze voelde zich echter niet vrij om haar leven in te vullen zoals ze dat zelf wilde
omdat ze nog steeds met haar man was getrouwd volgens de Marokkaans wet. Zij wilde
daarom ook een echtscheiding naar Marokkaans recht en de enige optie was volgens haar om
haar man over te halen hieraan mee te werken. Een rechterlijke echtscheiding in Marokko
aanvragen had volgens haar geen zin. Ze kende vrouwen die daar al jaren zonder resultaat
mee bezig waren, zelfs met een aanbevelingsbrief van het consulaat, en was ervan overtuigd
dat zolang de man niet mee wil werken het in de praktijk onmogelijk is voor een vrouw om
echtscheiding te krijgen naar Marokkaans recht. Haar man wilde uiteindelijk wel zijn
toestemming geven voor een echtscheiding naar Marokkaans recht, maar alleen als ze
beloofde geen aanspraak te maken op een deel van het huis dat zij in Marokko hadden laten
bouwen. Latifa vond dat zij hier recht op had omdat ze hem geld had gegeven, ook van de
kinderbijslag, en hard had gewerkt om het gezin te onderhouden. Zij vreesde echter dat als zij
hier aanspraak op zou maken hij niet meer aan de echtscheiding mee zou willen werken en zij
voorgoed aan hem gebonden zou zijn en gaf daardoor wat zij als haar recht ervoer op. Zij
heeft hem over kunnen halen gezamenlijk naar het Marokkaanse consulaat te gaan waar zij
door middel van een verstotingsprocedure zijn gescheiden. Medewerkers op het consulaat
wezen haar op haar recht op een deel van het huis en waren volgens haar erg boos op haar
man dat hij haar zo behandelde. Zij wilde er zelf echter zo snel mogelijk vanaf zijn en zette
niet door om daar aanspraak op te maken omdat het volgens haar dan alleen maar een
eindeloze procedure zou worden omdat zij uiteindelijk toch afhankelijk was van zijn
medewerking. Volgens de medewerkers op het consulaat had ze tevens recht op alimentatie,
niet alleen voor de kinderen maar ook voor zichzelf.
Na enige tijd leerde ze via een vriendin een andere Marokkaanse man kennen en is met
hem getrouwd. In het begin ging het goed maar al na korte tijd kregen zij problemen, volgens
Latifa met name door de bemoeienis van zijn ouders. Dit manifesteerde zich vooral in
toenemend bezitterig gedrag van haar man. Zij was inmiddels zwanger en heeft het nog een
41
paar maanden aangezien, maar wilde niet in een zelfde situatie belanden als met haar eerste
man en toen haar tweede man onder druk van zijn familie met een tweede, jongere vrouw in
Marokko trouwde nam zij de beslissing om er een punt achter te zetten.
Zij was bewust alleen voor het Marokkaanse recht met deze man getrouwd en niet voor de
Nederlandse wet. De Nederlandse echtscheiding met haar eerste man had ze als zeer belastend
ervaren, met name de onenigheid over het betalen van alimentatie. Het was een langdurige
procedure geweest en heeft de verhouding tussen haar en haar ex-man vertroebeld waardoor
zij bang was dat hij niet aan een Marokkaanse echtscheiding mee zou willen werken. Zij koos
ervoor om, als het weer mis mocht gaan, een snelle en eenvoudige procedure bij het consulaat
te kunnen voeren boven een langdurige, complexe procedure voor de Nederlandse rechter. De
mogelijkheid om snel en definitief van haar man afte kunnen zijn woog voor haar zwaarder
dan haar recht op alimentatie. Zij ging er hierbij vanuit dat als zij haar financiële rechten
opgaf de man wel aan een echtscheiding mee zou willen werken. En als hij echt niet mee
wilde werken dan was er geen andere optie dan zich maar bij de situatie neer te leggen. Ook
de tweede keer heeft zij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een clausule in het
huwelijkscontract op te nemen omdat zij hier nog altijd niet van op de hoogte was. Zij wist tot
overeenstemming met haar man te komen en ze zijn op het consulaat middels een
verstotingsprocedure gescheiden. Ze heeft niets over haar zwangerschap verteld omdat ze
geen problemen wilde over alimentatie. Ze heeft ook niets gezegd over het feit dat hij met een
tweede vrouw was getrouwd.
Latifa is nu weer alleen en wat haar betreft blijft dat ook zo. Als ze geen baby had gehad
had ze misschien wel naar een nieuwe partner uitgekeken maar zoals ze het zelf verwoordde:
"omdat ik die kleintje bij heb, mijn handen zijn vol, mijn hart is vol, ik hoef niemand, echt".
Een buitenechtelijke relatie met een man is helemaal niet aan de orde, dat zou geen goed
voorbeeld zijn voor haar dochters.
Nadia
Nadia is 43. Zij is geboren in Marrakech, een stad in Zuid Marokko. Ze is op haar zeventiende
getrouwd met een man die zij oppervlakkig kende, die elf jaar ouder was dan zij en die al
vanaf 1961 in Nederland verbleef Ze had al een huwelijksaanzoek gehad van een neef van
haar vader, maar zijn moeder wilde haar niet als schoondochter hebben. Om van het geruzie
afte zijn besloot ze om met iemand buiten de familie te trouwen. Toen deze man zich
42
aandiende ging ze er, tegen de wens van haar ouders, op in en was de zaak binnen een week
geregeld. Achteraf vindt ze dat het allemaal veel te snel is gegaan.
Het huwelijk vond plaats in Marokko. Het huwelijkscontract heeft zij niet gelezen. Ze kon
wel een beetje Arabisch, maar het handschrift was onleesbaar. Zij wist niets af van de
mogelijkheid een clausule in het contract op te nemen, niemand had haar daar ooit iets over
verteld. Een jaar later, in 1975, voegde ze zich bij haar echtgenoot in Nederland. In eerste
instantie vond ze het wel spannend om naar Nederland te komen, maar omdat ze hier verder
geen familie had en ze van haar man geen contacten met andere Marokkaanse vrouwen mocht
onderhouden voelde ze zich, vooral het eerste jaar, erg eenzaam.
In 1984 is zij, na 10 jaar huwelijk, gescheiden. Eigenlijk wilde ze :riiet scheiden omdat ze
hier niet alleen wilde komen te staan met twee dochters. Maar haar man wilde dat zij officieel
uit elkaar gingen zodat hij zich op een ander adres zou kunnen inschrijven en zij een uitkering
zou kunnen aanvragen en zij zodoende twee inkomens zouden hebben, want hij wilde wel bij
haar langs blijven komen. Zij was het hier niet mee eens. Zij vond zijn salaris voldoende om
het gezin van te onderhouden en wilde geen misbruik maken van de mogelijkheid een
uitkering aan te vragen en wilde bovendien niet dat hij bij haar langs bleef komen als ze niet
meer getrouwd waren, dat ging tegen haar geloof in. Uiteindelijk heeft ze hem het huis
uitgezet en is naar een advocaat gestapt om echtscheiding aan te vragen. Ze is naar
Nederlands recht gescheiden en later ook naar Marokkaans recht. Ze wist haar man over te
halen mee naar het consulaat te gaan onder de voorwaarde dat hij geen alimentatie hoefde te
betalen na de scheiding. Hier zijn zij middels een verstotingsprocedure gescheiden.
Na haar echtscheiding is ze veertien jaar alleen geweest. Ze heeft het gedurende die
periode erg moeilijk gehad. Ze raakte erg geïsoleerd omdat andere Marokkaanse vrouwen
haar meden en kwam op een gegeven moment nauwelijks meer buiten. Met behulp van
gesprekken met een maatschappelijk werkster en het contact met een Nederlandse vrouw is ze
langzaam weer omhoog gekrabbeld. Ongeveer twee jaar geleden ontmoette ze via een
Marokkaanse buurvrouw een Marokkaanse man. Omdat ze het niet gepast vond om
ongetrouwd met een man om te gaan is ze binnen een maand met hem getrouwd. Hij was al
vanaf 1991 in Nederland maar had geen verblijfsvergunning. Ze hebben inmiddels een
dochtertje van zes maanden. Deze relatie loopt echter ook niet naar wens. Volgens Nadia
heeft haar man flink geprofiteerd van het huwelijk, terwijl zij er alleen maar nadelen van
ondervindt. Zij heeft hem geholpen met zijn papieren, betaalt alle rekeningen, terwijl het voor
haar verder niets oplevert omdat ze alleen maar ruzie hebben. Ze vertelde dat ze hem niet
meer vertrouwt omdat ze regelmatig ontdekt dat hij ergens over gelogen heeft. Ze heeft hem
43
inmiddels het huis uitgezet en is bezig met een echtscheiding naar Nederlands recht die bijna
rond is. Eigenlijk had ze de tweede keer alleen naar Nederlands recht willen trouwen zodat ze
bij eventuele problemen makkelijker zou kunnen scheiden, maar op het Marokkaanse
consulaat hadden ze gezegd dat dit niet kon. Ze is daarom toch weer naar Marokkaans recht
getrouwd. Als de Nederlandse echtscheiding rond is wil ze weer op dezelfde manier als met
haar eerste man proberen een echtscheiding naar Marokkaans recht op het consulaat te
regelen, maar haar tweede man heeft al laten weten hier niet aan mee te willen werken.
Volgens haar advocaat, die gespecialiseerd is in het Marokkaanse familierecht, maakt zij een
goede kans ook zonder de medewerking van haar man een echtscheiding naar Marokkaans
recht te kunnen vorderen. Haar man heeft namelijk als eerste de echtscheidingsprocedure in
gang gezet. Als zij met een vertaling van het Nederlandse vonnis naar de rechter in Marokko
stapt, kan zij echtscheiding vorderen op grond van het feit dat hij niet meer met haar wil
samenleven.
Ook Nadia heeft het na haar tweede huwelijk wel gezien met mannen, zegt ze. Ze heeft
haar oudere dochters waar het heel goed mee gaat, en een kleintje waar ze nu voor moet
zorgen en heeft contacten met andere vrouwen via het buurthuis en een Opstap project waar
ze aan meewerkt. Ze denkt niet dat ze ooit opnieuw zal trouwen.
Salma
Salma is 35 jaar. Zij is geboren in Cassablanca, een stad aan de Westkust van Marokko. Ze is
in 1997 naar Nederland gekomen om zich bij haar echtgenoot te voegen die hier al een aantal
jaren woonde. Hij was haar tweede echtgenoot. Zij is in Marokko op haar veertiende voor de
eerste keer getrouwd met een man die haar vader voor haar had uitgekozen en die zij niet van
tevoren kende. Zelf was ze liever op school gebleven, maar volgens haar heb je als meisje
geen andere keuze dan je te onderwerpen aan de wil van je vader. Ze vertelde haar
huwelijkscontract noch gelezen noch ondertekend te hebben. Volgens haar heeft haar vader in
haar plaats zijn handtekening gezet. Ze is drie jaar met haar eerste man getrouwd geweest en
heeft twee dochters met hem gekregen. De huwelijksproblemen werden met name
veroorzaakt door de slechte relatie met haar schoonmoeder. Salma woonde bij haar
schoonfamilie in huis en haar schoonmoeder bemoeide zich constant met de manier waarop
zij allerlei zaken aanpakte. Op een gegeven moment kon ze er niet meer tegen en liep weg
naar haar moeder en heeft bij de rechter geprobeerd echtscheiding aan te vragen. Deze kreeg
ze niet omdat ze daar niet voldoende argumenten voor had. Alleen als haar man het ook wilde
44
was het mogelijk om een echtscheiding te krijgen, mocht de verplichte verzoeningspoging
mislukken. Uiteindelijk lukte het haar, haar man over te halen aan een echtscheiding mee te
werken met als voorwaarde dat hij geen alimentatie voor de kinderen hoefde te betalen. Salma
was allang blij en zegde hierin toe. Ze heeft verschillende banen gehad om haarzelf en haar
kinderen te onderhouden. Zij wilde graag naar het buitenland want zij voelde zich in Marokko
niet op haar plek. Zij vond dat zij als vrouw te weinig rechten had en weet dit aan de manier
waarop mensen, met name mannen, islam in praktijk brengen. Omdat zij gescheiden was
kreeg zij hier geen toestemming voor. Zij mocht alleen naar het buitenland als ze getrouwd
was. Zij wilde niet opnieuw trouwen maar haar vader zette haar weer onder druk omdat een
alleenstaande vrouw in de familie onacceptabel was. Ze is in 1983, op haar zeventiende, voor
de tweede keer getrouwd, weer met een man die haar vader had uitgekozen. Ze had een sterke
aversie tegen deze man maar durfde haar vader niet tegen te spreken. Haar nieuwe echtgenoot
was in 1975 al samen met zijn ouders naar Nederland verhuisd maar was destijds te oud om
een verblijfsvergunning te krijgen. Hij is tot 1980 illegaal in Nederland gebleven en besloot
toen tijdelijk naar Marokko terug te keren waar hij in 1983 met Salma is getrouwd. Volgens
haar zou hij haar vader hebben verteld dat hij in Nederland geldige papieren, een baan en een
woning had waardoor hij een goede partij voor haar leek. Eenmaal in Nederland aangekomen
bleek hier niets van waar te zijn. Om hier toch legaal te kunnen verblijven vatten ze het plan
op dat hij met een Nederlandse vriendin van zijn broer zou trouwen zodat hij een
verblijfsvergunning zou kunnen aanvragen. Hij moest hiervoor wel met Salma scheiden, maar
ze beloofden elkaar dat ze opnieuw zouden trouwen als hij zijn papieren had zodat zij ook
naar Nederland zou kunnen komen. Hij is zes jaar met deze vrouw getrouwd geweest en heeft
twee kinderen met haar gekregen.
Intussen was Salma teruggekeerd naar Marokko, maar ze wilde nog altijd naar het
buitenland. Zij kreeg een contract in Saoedi-Arabië aangeboden als kinderjuffrouw bij de
directeur van een school. Dit heeft zij een maand gedaan. Ze had het erg naar haar zin, maar
toen haar ex-man erachter kwam begon hij haar te bedreigen. Ze was erg bang voor hem en
besloot daarom toch maar weer terug te keren naar Marokko waar ze opnieuw met hem is
getrouwd. Deze keer heeft ze thuis, achteraf, het huwelijkscontract gelezen omdat ze
benieuwd was naar wat er instond. Ze had wel eens iets gehoord over de mogelijkheid een
clausule in het contract op te nemen waardoor de vrouw makkelijker zou kunnen scheiden als
de man met een andere vrouw zou trouwen, maar ook deze keer ervoer zij haar huwelijk als
een mannenaangelegenheid waarbij ze zelf niets in te brengen had.
45
In 1991 is haar man gescheiden met zijn Nederlandse vrouw, maar Salma verbleef nog tot
1997 in Marokko waar ze verschillende banen had om de vijf kinderen die zij inmiddels met
hem had en de twee dochters uit haar eerste huwelijk te onderhouden. In Nederland
aangekomen wilde zij graag de taal leren en een baan vinden want, ondanks het feit dat haar
man zowel een reguliere als een bijbaan had, zaten ze constant in de schulden. Haar man
verdiende genoeg geld, maar gaf dit volgens Salma grotendeels uit aan zijn ouders om hen te
helpen met hun boerderij in Marokko. Ze wilde ook kunnen participeren in de
schoolaangelegenheden van haar kinderen. Haar man vond dit maar niks en zij kregen steeds
meer problemen. Salma vond het ook erg vervelend dat hij bijna nooit thuis was en
nauwelijks aandacht aan de kinderen besteedde. Hij begon haar ook steeds vaker te
mishandelen. Tien dagen voordat zij voor een zelfstandige verblijfsvergunning in aanmerking
kwam eiste hij dat zij het huis verliet en haar paspoort en verblijfsvergunning bij hem
inleverde. Hij dreigde haar te vermoorden als zij er nog zou zijn als hij thuiskwam. Zij was
erg bang voor haar man en een oom van hem die in de buurt woonde waarschuwde haar dat
hij best wel eens in staat zou kunnen zijn om het te doen. Ze is naar de politie gegaan die haar
naar een Blijf van m'n Lijfhuis verwees, maar ze hadden alleen maar plek in een andere stad.
Salma wilde wegens de school van haar kinderen niet verhuizen en kwam uiteindelijk terecht
bij een man die zij kende van de markt. Ze is bij hem in huis getrokken en heeft hem met zijn
werkzaamheden geholpen en heeft in eerste instantie drie en later al haar vijf kinderen daar
naartoe gehaald. De man was weduwnaar en wilde graag met haar trouwen maar voor haar
was het een 'verstandsrelatie' om elkaar tijdelijk uit de brand te helpen. Met behulp van een
aantal advocaten is het haar gelukt om zowel haar scheiding als een zelfstandige
verblijfsvergunning te krijgen. Haar ex-man is inmiddels terug naar Marokko omdat hij hier
teveel schulden heeft. Hij woont daar met zijn ouders en een jonge vrouw waarmee hij, een
jaar voordat Salma met hem scheidde, in Marokko is getrouwd. Salma probeert nu met behulp
van een maatschappelijk werkster haar bezittingen terug te krijgen die door de deurwaarder in
beslag zijn genomen en een eigen woning en een uitkering te regelen. Zij probeert
kwijtschelding van de schulden van haar man te krijgen op basis van het feit dat zij naar
Marokkaans recht was getrouwd en deze geen gemeenschap van goederen kent. Ze wil ook
proberen een echtscheiding naar Marokkaans recht te regelen omdat zij bang is dat als zij op
bezoek gaat bij haar moeder in Marokko haar (ex-)man haar zal dwingen om daar te blijven.
Aangezien hij hier niet aan mee wil werken wil ze proberen met behulp van het consulaat en
van advocaten in Marokko een procedure voor de Marokkaanse rechter te voeren. Toen ik
enige tijd later contact met haar opnam had ze nog steeds geen eigen woning of vaste
46
inkomsten. Ze was naar het consulaat geweest waar ze te horen had gekregen dat ze de
Nederlandse bewijsstukken zoals het echtscheidingsvonnis en documenten van
maatschappelijk werk en politie moest laten vertalen en daarmee naar de rechter in Marokko
moest. Omdat ze dit niet kon betalen had ze dit nog niet gedaan en was er nog niets aan haar
situatie veranderd.
Ze vertelde niet meer te willen trouwen. Ze wil zodra het kan de Nederlandse nationaliteit
aanvragen om zowel haar eigen positie als die van haar kinderen in Nederland te versterken.
Daarnaast wil zij uitzoeken in hoeverre de geruchten kloppen dat zij van joodse afkomst is.
Als dit zo is zou zij voor haar eigen gevoel op een legitieme wijze afstand kunnen nemen van
islamitische principes en gebruiken die zij als onderdrukkend ervaart.
Farida
Farida is 31 en komt uit Noord Marokko. Ze is in 1978 met haar moeder, broers en een zusje
naar Nederland gekomen om zich bij haar vader te voegen die hier al tien jaar woonde. Farida
was toen acht jaar. Ze is naar de huishoudschool geweest maar heeft nooit buitenshuis
gewerkt. Ze is op haar achttiende getrouwd met een achterneef die zij niet persoonlijk kende
voor het huwelijk. Farida was niet blij met deze keuze. Ze had gehoord dat ruzie en
mishandeling binnen zijn familie als normaal werden beschouwd. Ze was liever met een neef
van haar moeders kant getrouwd, een eenvoudige maar hardwerkende man, maar haar vader
wilde dat zij met iemand van zijn kant trouwde. Zij stemde uiteindelijk toe omdat hij dreigde
om het hele gezin in Marokko achter te laten als ze niet zou meewerken. Het huwelijk vond
plaats in Marokko en zij hebben het vervolgens in Nederland bij de burgerlijke stand laten
registreren. Ze heeft het huwelijkscontract wel getekend, maar niet gelezen omdat zij geen
Arabisch kende. Ze was niet op de hoogte van de mogelijkheid een clausule in het contract op
te nemen.
Haar man, die al een paar jaar bij zijn vader in Frankrijk woonde, kwam naar Nederland
maar had nogal wat moeite om hier zijn draai te vinden. Door een ruzie over de betaling van
de bruidsprijs ontstonden er problemen tussen de twee families en vanaf dat moment namen
de spanningen binnen het huwelijk in sneltempo toe. Farida mocht van haar man niet meer bij
haar familie langs en werd in toenemende mate mishandeld. Ze is een paar keer weggelopen,
naar haar moeder en naar een Blijf van m'n Lijfhuis, en heeft ook de politie er een keer
bijgehaald. Op een gegeven moment was ze naar een advocaat gestapt om een
echtscheidingsprocedure in gang te zetten, maar haar vader wist haar te ontmoedigen. Hij was
47
het er niet mee eens dat haar man haar mishandelde, maar hij trad er ook niet tegen op. Omdat
de situatie alleen maar erger werd heeft ze toch doorgezet en in 1996 een echtscheiding naar
Nederlands recht aangevraagd en gekregen.
Omdat ze zich erg geïsoleerd voelde als gescheiden vrouw en het zwaar vond om haar drie
zoons alleen op te voeden wilde ze graag opnieuw trouwen, niet persé met een Marokkaanse
man maar wel met een moslim. Haar (ex-)man weigerde echter mee te werken aan een
echtscheiding naar Marokkaans recht, juist omdat hij daar bang voor was. Zelf was hij
inmiddels met een tweede vrouw getrouwd. Van vriendinnen had ze gehoord dat het
onbegonnen werk was om echtscheiding bij de rechter in Marokko aan te vragen omdat je
daarvoor contacten in Marokko nodig hebt, het veel geld kost en je er dan nog niet zeker van
bent dat je het krijgt. Aangezien Farida niet over de nodige financiële middelen beschikte was
een rechterlijke echtscheiding in Marokko voor haar geen haalbare zaak. In haar ogen was
haar enige optie om ervoor te zorgen dat haar (ex-)man zijn toestemming gaf voor een
echtscheiding naar Marokkaans recht. In 1998 wist zij hem over te halen mee naar het
consulaat te gaan waar ze middels een verstotingsprocedure zijn gescheiden. Eenjaar later is
zij via een vriendin met een Egyptische moslim in contact gekomen met wie ze na enige tijd
is getrouwd. Zij vond het deze keer belangrijk dat ze de gelegenheid had om hem van tevoren
te leren kennen. Ze zijn zowel bij de Egyptische ambassade als voor de Nederlandse
burgerlijke stand getrouwd. Ze is blij met haar tweede man omdat hij een goede vader voor
haar kinderen is en op een niet autoritaire manier zijn geloof uitdraagt.
Amina
Amina is 33 jaar. Zij is geboren in Nador, een stad in Noord Marokko. Haar vader is
in 1968 naar Nederland gekomen. In 1976 is zij met de rest van het gezin hem gevolgd. Zij
was toen acht jaar. Ze vertelde op haar veertiende getrouwd te zijn met een Marokkaanse man
die in Nederland woonde en die uit hetzelfde dorp in Marokko kwam als haar familie.
Volgens haar was er met haar geboorteakte gerommeld zodat het leek alsof zij ouder was. Het
huwelijk werd helemaal door haar familie geregeld. Ze was zelf nog te jong, zei ze, om aan
jongens te denken.
Zij is in Marokko getrouwd en het huwelijk is in Nederland bij de burgerlijke stand
geregistreerd. Haar huwelijkscontract vertelde ze noch gelezen noch ondertekend te hebben.
Haar vader zou dit voor haar gedaan hebben. Van een clausule over echtscheiding had ze nog
nooit gehoord. Ze is veertien jaar met haar man getrouwd geweest en heeft vier kinderen met
48
hem gekregen. De echtelijke problemen werden wat haar betreft voornamelijk veroorzaakt
door de sterke invloed van haar schoonmoeder op haar man. Als ze ruzie hadden liep hij weg
en verbleef dan een tijd bij zijn moeder. Op een gegeven moment had ze daar genoeg van en
heeft vijf jaar geleden echtscheiding naar Nederlands recht aangevraagd en gekregen. Haar
(ex-)schoonmoeder wil niet dat haar (ex-)man nog iets met haar of hun kinderen te maken
heeft. Haar (ex-)man wil ook geen alimentatie betalen. Hij is opnieuw getrouwd met een
vrouw uit Marokko met wie hij inmiddels in Nederland woont, samen met hun kinderen.
Amina probeert al vijf jaar een echtscheiding naar Marokkaans recht te regelen. Omdat haar
(ex-)man hier niet aan mee wil werken probeert ze dit nu bij de Marokkaanse rechter te doen
met behulp van het consulaat in Nederland. Ze had al eerder een proces in Marokko tegen
hem gevoerd wegens het niet betalen van onderhoud voor haar en hun kinderen. Er loopt in
Marokko daarom een aanzienlijke schuld tegen hem waardoor hij niet meer daar naartoe
durft. Dit maakt het voor haar makkelijker om in Marokko een rechtszaak te voeren omdat zij
niet bang hoeft te zijn dat hij haar daar probeert tegen te werken of tegen te houden naar
Nederland terug te keren. Op het consulaat heeft men een aanbevelingsbrief voor haar
geschreven die zij aan de rechter in Marokko moet overhandigen, samen met een vertaling
van haar Nederlandse echtscheidingsvonnis. Zij denkt een goede kans te maken op een
succesvolle procedure omdat haar man zonder haar toestemming met een tweede vrouw is
getrouwd en bovendien geen onderhoud voor hun kinderen wil betalen, allebei gronden
waarop de vrouw volgens haar naar Marokkaans recht echtscheiding kan aanvragen.
Bovendien staat haar familie achter haar. Familieleden in Nederland ondersteunen haar in
emotionele en financiële opzicht en ze heeft familieleden in Marokko die haar met de
praktische kant van de rechtszaak helpen.
Ze is twee jaar geleden opnieuw getrouwd met een Marokkaanse man die in Nederland
woont. Ze heeft bewust gekozen voor een Marokkaanse partner, iemand anders zou ook niet
door haar familie worden geaccepteerd, zei ze. Ze heeft er deze keer voor gezorgd dat ze de
gelegenheid had om hem van tevoren te leren kennen. Ze wilde er zeker van zijn dat hij goed
was voor haar en haar kinderen. Aangezien ze naar Marokkaans recht nog steeds met haar
eerste man is getrouwd, is ze met haar tweede man alleen voor de Nederlandse wet getrouwd.
Ze wil een echtscheiding naar Marokkaans recht zodat ze ook naar Marokkaans recht met
haar tweede man kan trouwen. Op zich zou ze er zelf geen probleem mee hebben om alleen
voor de Nederlandse wet getrouwd te zijn, maar dit zou betekenen dat als zij kinderen krijgen
deze niet wettig zijn voor de Marokkaanse wet en door de sterke familiebanden zowel in
Nederland als Marokko vindt zij het belangrijk dat dit wel het geval is. Ze heeft inmiddels wel
49
iets gehoord over de mogelijkheid een clausule over echtscheiding in het Marokkaanse
huwelijkscontract op te nemen maar zei niet te weten hoe ze hier gebruik van zou moeten
maken als ze straks opnieuw voor het Marokkaanse recht zou trouwen.
Halima
Halima is 30 jaar. Ook zij is geboren in Nador. Ze is op haar zeventiende naar Nederland
verhuisd samen met haar moeder, zusje en drie broers. Haar vader woonde hier toen al 23 jaar
alleen. Hij vond het belangrijk dat zijn kinderen in hun moederland kennis leerden maken met
hun eigen taal en cultuur voordat zij naar Nederland kwamen. Ze heeft hier snel haar weg
weten te vinden. Ze heeft een verpleegopleiding gevolgd en kon daarna direct aan het werk in
een bejaardentehuis en heeft in de tussentijd de Nederlandse taal goed leren beheersen. Ze is
op haar twintigste getouwd met een familielid uit Marokko. Hij was haar door andere
familieleden aanbevolen. Ze heeft hem ontmoet en hij leek haar wel een serieuze jongen. Ze
vond het bovendien belangrijk om met iemand binnen de familie te trouwen, zoals zij het zelf
verwoordde om deze "groter" te maken, en besloot in overleg met haar vader om met hem te
trouwen. Ze zijn een jaar verloofd geweest. Hij woonde gedurende die periode bij zijn broer
in Limburg en zij zagen elkaar ongeveer een keer per week. Ze zijn eerst in Nederland
getrouwd voor de burgerlijke stand en toen nog een keer in Marokko waar ze tegelijkertijd
een groot bruiloftsfeest hielden. Ze had wel iets gehoord over de mogelijkheid een clausule in
het huwelijkscontract op te nemen, maar ze ging er van uit dat haar huwelijk voor altijd zou
zijn en vond het niet gepast om vooraf allerlei zekerheden in te bouwen voor het geval het mis
zou gaan.
Haar man had nogal wat moeite om hier zijn draai te vinden. Zijn bewondering voor haar
omdat het haar wel lukte sloeg in de loop der tijd om in jaloezie en, ondanks haar hulp en
steun, lukte het hem niet om een vaste baan te vinden en de taal goed onder de knie te krijgen.
Hun relatie verslechterde en hij begon haar steeds meer dingen te verbieden; zij mocht niet
meer werken, ze mocht niet meer naar haar ouders en hij verweet haar dat zij niet genoeg van
hem zou houden en daarom ook geen kinderen wilde. In de hoop hun huwelijk te redden werd
Halima zwanger en kreeg een zoontje, maar dit werkte alleen maar averechts. Ondanks
pogingen om hem op alle mogelijke manieren te helpen verviel haar man steeds vaker in
negatief gedrag. Halima heeft door alle problemen ernstige lichamelijke klachten ontwikkeld
waarvoor ze meerdere keren in het ziekenhuis heeft gelegen. Na zeven jaar proberen besloot
ze dat het geen zin meer had en is naar haar ouders toegegaan. Hier is ze zes maanden
50
gebleven en in die periode heeft ze definitief besloten om het huwelijk te beëindigen. Omdat
ze zagen hoe zij eronder leed stonden haar ouders achter haar beslissing, in tegenstelling tot
de rest van haar familie in Marokko die het onacceptabel vond dat zij wilde scheiden. Haar
man probeerde op allerlei manieren een echtscheiding tegen te houden, hij bedreigde haar en
dreigde om hun zoontje mee naar Marokko te nemen, maar ze liet zich niet intimideren en
heeft bij de Nederlandse rechter echtscheiding·aangevraagd en deze na eenjaar gekregen.
Ondanks vele pogingen om hem over te halen weigerde haar man om aan een echtscheiding
naar Marokkaans recht mee te werken. Volgens Halima omdat hij bang was dat ze opnieuw
zou gaan trouwen. Hij zei achteraf veel spijt te hebben van zijn gedrag en haar terug te willen,
maar voor Halima was het gedaan. Ze heeft niet geprobeerd om echtscheiding bij de rechter in
Marokko aan te vragen omdat ze bang was dat haar (ex-)man haar daar zou lastigvallen en
haar zou dwingen om daar te blijven. Op zich heeft ze er op dit moment niet zo'n moeite mee
dat ze niet naar Marokkaans recht is gescheiden. Ze wil nu weer aan haar toekomst werken en
weer sterker worden. Ze heeft er bewust voor gekozen om haar diploma voor
beveiligingsmedewerker te halen omdat dat haar een sterk gevoel geeft. Ze heeft voorlopig
genoeg aan haar werk, haar zoontje en haar directe familie die achter haar staat en haar veel
emotionele en praktische steun biedt. Op langer termijn hoopt zij dat de wet dusdanig wordt
veranderd dat het makkelijker zal zijn voor vrouwen om echtscheiding aan te vragen. Als ze
ooit opnieuw zou gaan trouwen zou dat met iemand moeten zijn die haar zelfstandigheid
respecteert en op een gelijkwaardige manier met haar wil samenleven. Het hoeft niet persé
een Marokkaanse man te zijn, maar wel een moslim. Ze denkt echter dat het moeilijk zal zijn
om een moslim man te vinden die aan haar eisen voldoet.
Fatima
Fatima is 29. Zij komt ook uit Nador. Zij is op tweejarige leeftijd samen met haar moeder
naar Nederland verhuisd. Haar vader woonde hier toen al zes jaar. Zij is de oudste van acht
kinderen, haar broers en zusjes zijn allemaal in Nederland geboren. Zij heeft nog steeds
banden met Marokko en de Marokkaanse cultuur, met name door familieleden en door
bepaalde tradities die zij nog in ere houdt zoals de belangrijkste islamitische feesten en
ramadan, maar zij voelt zich verder gewoon Nederlandse. Ze heeft een baan als sociaal
cultureel werkster en is binnenkort van plan een hbo opleiding te gaan volgen.
In Nederland kwamen verschillende huwelijkskandidaten om haar hand vragen, maar ze
vond het niks om te trouwen met iemand die ze niet kende. Ondanks het feit dat ze meer in
51
Nederlandse jongens zag omdat Marokkaanse mannen volgens haar de vrouw als
minderwaardig beschouwen, werd ze tijdens een vakantie in Marokko verliefd op een
Marokkaanse jongen wiens broers al in Nederland woonden en wilde met hem trouwen. Haar
vader was niet zo blij met haar keuze omdat hij vond dat men in zijn familie nogal vrijpostig
met elkaar omging, maar Fatima was verliefd en hield vol.
Hij is naar Nederland gekomen, in eerste instantie illegaal, en ze zijn een jaar verloofd
geweest. Gedurende die periode zagen zij elkaar ongeveer een keer per week. Op haar
negentiende is ze met hem getrouwd. Ze is in Nederland op het Marokkaanse consulaat
getrouwd en heeft het huwelijk vervolgens bij de burgerlijke stand laten registreren. De
bruiloft werd hier gehouden, naar Marokkaanse traditie drie dagen lang. Ze heeft niet naar de
inhoud van haar huwelijkscontract gekeken. Ze kon het niet lezen omdat het in het Arabisch
was en bovendien in een klein en onleesbaar handschrift. Pas toen ze het liet vertalen zag zij
wat erin stond. Zij schrok enorm van een aantal termen die gebruikt waren zoals maagdelijk
en huwbaar en het feit dat de hoogte van de bruidsprijs werd genoemd. Ze was niet op de
hoogte van de mogelijkheid een clausule in het contract op te nemen. Ze heeft het idee dat
haar vader dat ook niet is, ondanks het feit dat hij imam is.
Haar man had nogal wat problemen om zijn weg hier te vinden. Hij had moeite met de taal
en voelde zich hier niet helemaal thuis. Hij had in Marokko een kappersdiploma gehaald,
maar kon hier in Nederland niet veel mee waardoor hij voor uitzendbureaus ging werken, met
name in de bloemenindustrie. Inmiddels is hij bezig met een computercursus. Na een halfjaar
huwelijk bleek hij hele andere ideeën te hebben dan Fatima over een aantal zaken, onder
andere over hoe een vrouw zich hoort te gedragen. Ze kregen hier steeds vaker ruzie over
maar Fatima bleef bij hem omdat ze van hem hield. Ze dacht dat het krijgen van kinderen hen
misschien nader tot elkaar zou brengen, maar na de geboorte van hun twee dochtertjes
ontstonden ernstige meningsverschillen over hun opvoeding. Fatima wilde dat zij, net zoals
zij had gedaan, naar een Nederlandse school zouden gaan en tussen Nederlandse kinderen
zouden opgroeien. Haar man wilde hen naar een islamitische school sturen zodat ze een
islamitische opvoeding zouden krijgen. Verder wilde hij niet meer dat Fatima zo veel met
haar vriendinnen optrok, terwijl ze van tevoren hadden afgesproken dat ze dit zou blijven
doen. Eigenlijk wilde hij niet dat zij werkte, maar hij vond het toch wel prettig dat ze twee
salarissen hadden. Fatima had er grote problemen mee dat hij wel wilde dat zij haar salaris
afstond, maar haar niet wilde helpen met het runnen van het huishouden terwijl zij veertig uur
per week werkte. Ondanks haar actieve en optimistische levenshouding is zij door alle
problemen een tijdlang ernstig overspannen geweest. Met behulp van gesprekken met een
52
maatschappelijk werkster is zij weer langzaam overeind gekrabbeld en heeft haar
zelfvertrouwen weer grotendeels terug. Zij woont nog wel met haar man in hetzelfde huis,
maar zij leven gescheiden van tafel en bed. Ze zijn een paar keer uit elkaar geweest, maar hij
komt elke keer weer terug omdat hij wil dat zij de echtscheiding aanvraagt, volgens Fatima
zodat hij niet als de boosdoener overkomt.
Fatima stelt een definitieve echtscheiding al een aantal jaren uit. In eerste instantie zag zij
er tegenop om alleen te komen staan met twee dochters, maar inmiddels zijn het meer
principiële zaken die haar tegenhouden. Zij is bang dat als zij de echtscheiding aanvraagt zij
haar recht zal verliezen op een aandeel in een kapperszaak en een huis die zij in Marokko
hebben. Zij heeft hier met haar salaris aan meebetaald en vindt dat zij daardoor recht heeft op
een deel hiervan, maar ze staan allebei alleen op naam van haar man. Een echtscheiding naar
Nederlands recht zal zij wel kunnen krijgen maar om echt van hem gescheiden te zijn en met
haar eigen leven verder te kunnen, wil ze ook een echtscheiding naar Marokkaans recht. Als
hij de scheiding heeft aangevraagd denkt ze nog een kans te maken op een deel van hun
vermogen, maar als zij het heeft gedaan vreest ze dat ze hier onder de Marokkaanse
wetgeving geen recht meer op zal hebben. Ze wil eerst proberen zo goed mogelijk uit te
zoeken hoe dit in elkaar zit om. zodoende de beste strategie te kunnen uitstippelen. Ze wil
vooral dat haar dochters hiervan kunnen profiteren. Als blijkt dat het niet anders kan,
overweegt ze om toch maar zelf de echtscheiding aan te vragen, in eerste instantie naar
Nederlands recht, omdat ze vindt dat deze situatie niet veel langer kan doorgaan. Vooral de
kinderen lijden er onder. Ze vindt het belangrijk dat jonge Marokkaanse meiden meer
informatie krijgen over het Marokkaanse familierecht om een sterker positie binnen hun
huwelijk te kunnen innemen.
Lei la
Leila is in Nederland geboren, ze is 28 jaar. Haar ouders komen uit Noord Marokko. Haar
vader is in 1966 naar Nederland gekomen en haar moeder en haar oudere broer in 1970. Ze
heeft nog een andere broer en drie zusjes die ook in Nederland zijn geboren. Ze heeft een
universitaire opleiding gevolgd en heeft nu een baan op basis van haar opleiding. Ze is zelf
geen praktiserende moslim, maar heeft door haar familiebanden nog dagelijks te maken met
de Marokkaanse cultuur en religie.
Tijdens een vakantie in Marokko werd ze verliefd op een Marokkaanse jongen, een
tweedegraads neef Hij is naar Nederland gekomen, waar hij een studie is begonnen, en een
53
jaar later, op haar negentiende, zijn ze getrouwd. Ze zijn zowel voor de burgerlijke stand
getrouwd als op het Marokkaanse consulaat. Het was voor haar geen optie om niet voor de
Marokkaanse wet te trouwen. Als ze dat zou doen zou ze volgens de Marokkaanse wetgeving
ongehuwd samenwonen en dit was binnen haar omgeving onbespreekbaar. Bovendien zou dat
op familierechtelijk gebied allerlei problemen opleveren, bijvoorbeeld als iemand zou
overlijden of bij erfenissen. Omdat je geen afstand kunt doen van de Marokkaanse
nationaliteit moet je volgens haar je familiezaken ook volgens de Marokkaanse wet regelen,
of je het wilt of niet.
Ze is, achteraf gezien, voor haar gevoel erg jong getrouwd en heeft tijdens haar huwelijk
belangrijke persoonlijke ontwikkelingen doorlopen waardoor de manier waarop zij in haar
relatie stond kwam te veranderen. Het werd voor haar steeds duidelijker dat ze niet meer met
haar partner verder wilde, maar hij wilde de relatie voortzetten en ze had bovendien geen door
haar omgeving geaccepteerde reden om te willen scheiden. De hele familie heeft
verschillende bemiddelingspogingen gedaan in de hoop hen bij elkaar te houden. Om hen
tegemoet te komen heeft zij aan een paar "time-outs" meegewerkt waarbij ze een tijdje uit
elkaar gingen zodat zij er goed over na kon denken, maar na acht jaar huwelijk stond het voor
haar vast dat zij wilde scheiden. Ze heeft haar man uiteindelijk duidelijk kunnen maken dat
het geen zin had om tegen haar in te blijven gaan en heeft hem over kunnen halen aan een
echtscheiding mee te werken. Ze zijn eerst naar Nederlands recht gescheiden en daarna op het
consulaat naar Marokkaans recht. Ze was met haar man overeengekomen dat hij de
Marokkaanse scheiding zou aanvragen om de procedure te vergemakkelijken. Ik heb haar
scheidingsakte mogen bekijken en hierin wordt vermeld dat het om een khul' gaat waarbij zij
afstand doet van al haar rechten en de verplichte wachttijd ('idda) is geregeld. Zowel de
Nederlandse als de Marokkaanse scheiding heeft ze als een moeilijke periode ervaren. Ze was
erg opgelucht toen de Marokkaanse scheiding eenmaal geregeld was. Ze vindt dat ze in
vergelijking met andere vrouwen er makkelijk vanaf is gekomen. Zij kent verschillende
verhalen uit haar omgeving over eindeloze procedures omdat mannen niet mee willen werken.
Daarbij was informele bemiddeling door familieleden en tussenpersonen vaak een
voorwaarde om uiteindelijk tot overeenstemming te kunnen komen.
Haar manier van leven is na haar scheiding niet veel anders dan daarvoor. Toen had ze ook
al veel verschillende contacten zowel in Nederland als in andere landen. Haar Marokkaanse
identiteit is voor haar vanzelfsprekend, maar niet dominant. Het feit dat zij hier in Nederland
onder de Marokkaanse familiewetgeving valt versterk~ deze echter wel. Ze is tegen de
vermenging van religie en staat en vindt dat het feit dat dit in Marokko wel het geval is, tot
54
gevolg heeft dat mensen een religieuze wetgeving krijgen opgedrongen terwijl het niet
noodzakelijkerwijs overeenkomt met hun eigen identiteit. Ze is door haar ervaringen een stuk
voorzichtiger geworden. Als ze ooit opnieuw zou gaan trouwen zal ze van tevoren duidelijker
uitzoeken wat de gevolgen daarvan zijn.
4.2. Strategieën van respondenten met betrekking tot echtscheiding
Alle vrouwen, behalve Latifa en Fatima, die er nog mee bezig is, hebben als eerste
echtscheiding bij de Nederlandse rechter aangevraagd naar Nederlands recht. Voor de meeste
vrouwen was het een eenzijdige beslissing om van hun man te scheiden en hun eerste zorg
was dat zij hier in Nederland, waar hun dagelijks leven zich afspeelt, echtscheiding konden
bewerkstelligen. De Nederlandse wetgeving biedt hen daartoe de mogelijkheid zonder dat zij
de medewerking van hun man nodig hebben.
Ondanks het feit dat zij hun echtscheiding naar Nederlands recht als rechtsgeldig
beschouwden en zichzelf daardoor als gescheiden, waren zij, door het feit dat hun
echtscheiding niet door de Marokkaanse autoriteiten werd erkend, nog steeds bij wet aan hun
ex-man verbonden. Zij voelden zich beperkt in hun bewegingsvrijheid en konden niet
opnieuw trouwen zonder voor de Marokkaanse wet bigamie te plegen en voelden zich
daardoor niet vrij om hun leven naar eigen inzicht in te vullen. Iedereen die ik gesproken heb
wilde daarom, naast de Nederlandse, ook een echtscheiding die geldig was naar Marokkaans
recht. Proberen hun man over te halen hieraan mee te werken was voor iedereen de eerste,
meest logische stap om deze te verkrijgen. Meerdere vrouwen spraken in dit verband over hun
pogingen hun (ex-)echtgenoot over te halen hen hun Marokkaanse echtscheiding te "geven".
Sommigen zagen dit zelfs als hun enige optie, zoals Latifa die het zinloos vond om te
proberen in Marokko een rechtszaak te voeren. Voor anderen, zoals Farida, was een
rechterlijke procedure in Marokko om praktische redenen geen haalbare zaak Een dergelijke
procedure kost, alles bij elkaar, veel geld en dat kon zij eenvoudigweg niet betalen.
Omdat zij khul' als hun enige haalbare optie zagen waren zij bereid om concessies te doen
als zij hiermee hun man konden overhalen zijn medewerking te verlenen. In de meeste
gevallen betekende dit dat zij hun recht opgaven op alimentatie voor hun kinderen. Terwijl
deze strategie in Marokko tot gevolg kan hebben dat gescheiden vrouwen niet in staat zijn om
hun kinderen bij zich te houden, kunnen vrouwen in Nederland terugvallen op een uitkering
als zij geen andere inkomsten hebben. Hierdoor vonden de meeste vrouwen het niet zo
problematisch om dit recht op te geven, vooral omdat zij daardoor ook echt van hun man af
55
waren. Zij hadden in dat geval alleen nog met hem te maken in het kader van een
omgangsregeling met de kinderen als hij hier aanspraak op maakte.
Wat zij wel als probleem ervoeren was het feit dat zij hun aandeel in de gezamenlijke
bezittingen moesten opgeven. In het Marokkaanse familierecht is er geen sprake van
gemeenschap van goederen, waardoor vrouwen niet altijd aanspraak kunnen maken op
bezittingen of investeringen die zij in het huwelijk hebben ingebracht. 16 In een aantal gevallen
vonden de respondenten dat zij recht hadden op een deel van het gemeenschappelijke
kapitaal, zoals een huis in Marokko, omdat zij hier met hun loon aan mee hadden betaald of
door onbetaald werk in het gezin het de man mogelijk hadden gemaakt dat kapitaal te
verwerven. Zij zagen zich echter genoodzaakt hier afstand van te doen hetgeen zij als zeer
onrechtvaardig ervoeren. Het gaat hier met name om Latifa die het recht hierop heeft
opgegeven en Fatima die haar scheiding om die reden niet door durft te zetten.
Voor de vrouwen die het niet lukte de medewerking van hun man te verkrijgen was een
rechterlijke procedure hun enige optie. Omdat haar (ex-)echtgenoot haar bedreigde, was
Halima bang dat hij haar zou dwingen om in Marokko te blijven als zij daar naartoe zou gaan
om een echtscheidingszaak te voeren en besloot daarom voorlopig maar af te zien van een
geldige Marokkaanse echtscheiding. Salma heeft de hulp van het consulaat ingeroepen maar
stuitte op het praktische bezwaar dat zij op dat moment geen geld had om de benodigde
documenten te laten vertalen. Ondanks haar wantrouwen ten opzichte van een rechterlijke
procedure omdat zij van mening was dat mannen in dergelijke procedures veel eerder worden
geloofd dan vrouwen, was Amina de enige die met een rechterlijke procedure in Marokko
bezig was, volgens haar eigen zeggen een erkenningsprocedure, en die hier enige heil in zag.
Dit had te maken met de aanwezigheid van een aantal factoren die haar zaak in gunstige zin
beïnvloedde. Ten eerste had zij twee gronden waarop de vrouw binnen de Marokkaanse
wetgeving om echtscheiding kan vragen, namelijk het feit dat haar (ex-)man geen onderhoud
voor haar en hun kinderen wilde betalen en dat hij zonder haar toestemming met een tweede
vrouw was getrouwd. In tegenstelling tot hetgeen een aantal vrouwen veronderstelden is in dit
laatste geval de officiële echtscheidingsgrond niet het polygame huwelijk zelf, maar het feit
dat de vrouw hier schade door lijdt. Dit moet zij dus wel kunnen aantonen. Zij had hierdoor
een positief advies van het consulaat gekregen en dacht daarom een reële kans te hebben dat
de rechter in Marokko haar verzoek zou toewijzen. Ten tweede durfde haar man niet naar
16 In paragraaf 5.2.2. wordt dit onderwerp uitgebreider behandeld.
56
Marokko wegens schulden die daar tegen hem uitstonden waardoor zij niet bang was voor
represailles van zijn kant als zij daar naartoe zou gaan om een rechtszaak te voeren. Ten derde
had zij familie in Marokko die haar in praktische zin met de rechtszaak hielp waardoor zij niet
frequent daar naartoe hoefde te reizen en familie hier die haar zowel emotioneel als financieel
ondersteunde.
Een uitzondering op bovenstaand patroon vormt Latifa. Zij besloot haar tweede huwelijk en
echtscheiding alleen naar Marokkaans recht te regelen. Er vanuit gaande dat haar tweede
huwelijk binnen de periode viel waarin de afspraak nog geldig was dat partijen die ook in het
bezit van de Nederlandse nationaliteit zijn een hmvelijk op het consulaat konden afsluiten,
was een huwelijk alleen naar Marokkaans recht geen probleem. Als dit huwelijk erkend en
geregistreerd is geweest bij de burgerlijke stand is het echter niet mogelijk om deze alleen op
het consulaat te ontbinden. Een verstoting op het consulaat kan slechts na echtscheiding door
de Nederlandse rechter. In dit geval zou zij volgens de Nederlandse wet nog getrouwd zijn.
Een andere mogelijkheid is dat het huwelijk niet bij de burgerlijke stand is geregistreerd
waardoor het niet is opgemerkt dat het huwelijk alleen naar Marokkaans recht is ontbonden.
Haar motivatie was dat zij een Marokkaanse echtscheidingsprocedure op het consulaat
veel simpeler vond dan een Nederlandse; er zijn geen advocaten of rechter voor nodig en het
is bovendien relatief snel geregeld. Voorwaarde is wel dat de man zijn medewerking verleent.
Latifa ging ervan uit dat dit niet zo'n probleem zou zijn als zij haar financiële rechten opgaf,
hetgeen in haar situatie ook het geval was. Met name de onenigheid over alimentatie had haar
afgeschrikt een tweede keer echtscheiding naar Nederlands recht te vorderen. Zij was bang
geweest dat haar man daardoor niet aan een verstotingsprocedure mee zou willen werken, in
haar ogen haar enige optie om te scheiden naar Marokkaans recht, en dat zij daardoor voor
altijd aan hem vast zou zitten.
Nadia had de tweede keer juist alleen voor het Nederlandse recht willen trouwen om
zodoende problemen bij een eventuele echtscheiding te voorkomen. Op het consulaat had ze
te horen gekregen dat dit niet mocht. Amina is op dit moment alleen naar Nederlands recht
met haar tweede man getrouwd omdat zij nog niet naar Marokkaans recht is gescheiden. Door
de gevolgen die dit heeft voor eventuele kinderen die zij met hem zou krijgen is zij van plan
om als zij haar echtscheiding heeft alsnog met haar tweede man naar Marokkaanse recht te
trouwen.
57
In geen van de gevallen is de vrouw geïnformeerd over de mogelijkheid echtscheiding bij de
Nederlandse rechter aan te vragen naar Marokkaans recht. Dit zou te maken kunnen hebben
met het feit dat de advocaat niet van deze mogelijkheid op de hoogte was of niet geneigd was
deze toe te passen, of omdat de kans op toepassing van het Marokkaanse recht klein was
omdat zij allemaal, behalve Salma, de Nederlandse nationaliteit hadden op het moment dat zij
hun echtscheiding aanvroegen. Het benoemen van gronden in de Nederlandse uitspraak die
overeenkomen met de gronden waarop de vrouw binnen de Marokkaanse wetgeving
echtscheiding kan aanvragen om zodoende een eventuele erkennings- of nieuwe
echtscheidingsprocedure te vergemakkelijken, is ook niet als strategie genoemd.
Een advocaat die zich met de toepassing van het Marokkaanse familierecht bezighoudt
raadde als strategie aan om te wachten totdat de man echtscheiding aanvraagt. De vrouw
maakt dan volgens hem een goede kans op een rechterlijke echtscheiding in Marokko omdat
zij kan aantonen dat de man niet met haar wil samenleven, een van de gronden waarop de
vrouw volgens de Marokkaanse familiewetgeving echtscheiding kan aanvragen. Dit had hij
Nadia aangeraden toen haar tweede man liet weten niet aan een Marokkaanse echtscheiding
op het consulaat mee te willen werken na zelf de Nederlandse echtscheiding te hebben
aangevraagd. Volgens dezelfde advocaat zou een nieuwe strategie zijn om de man in dit geval
door middel van een civiele procedure in Nederland onder druk te zetten aan een
Marokkaanse echtscheiding mee te werken op basis van de grond dat echtgenoten elkaar met
billijkheid moeten behandelen. Geen van de respondenten was hiervan op de hoogte. Deze
strategieën zullen echter niet voor alle vrouwen een optie zijn omdat zij zich soms in een
onhoudbare situatie bevinden. Zij zijn alleen een optie voor vrouwen die het zich kunnen
permitteren om te wachten of voor vrouwen wiens man als eerste de echtscheiding heeft
aangevraagd.
De mogelijkheid een clausule in het Marokkaanse huwelijkscontract op te nemen waarin de
man de vrouw machtigt om zichzelf onder bepaalde omstandigheden te verstoten was bij de
meeste vrouwen niet bekend. Halima en Salma vertelden er wel eens iets over gehoord te
hebben, maar Halima vond het ongepast om het ter sprake te brengen en Salma ervoer tot drie
keer toe haar huwelijk als een mannenzaak waar zij zelf niets over te vertellen had. Amina is
er nu van op de hoogte maar zei niet te weten hoe ze hier gebruik van zou moeten maken als
zij opnieuw voor het Marokkaanse recht zou trouwen.
58
Voor geen van de vrouwen had hun Marokkaanse echtscheiding een religieuze betekenis. Zij
vertelden het allemaal slechts als procedure te zien die afgehandeld moest worden om
daadwerkelijk van hun man gescheiden te zijn en zelf verder met hun leven te kunnen.
4.3. Factoren die de strategieën van respondenten hebben beïnvloed
Uit bovenstaande verhalen kan een aantal factoren worden afgeleid dat een centrale rol heeft
gespeeld bij keuze voor de strategie die de vrouwen hebben gevolgd bij het aanvragen van
echtscheiding. Over het algemeen zijn de belangrijkste:
1. De fävor divortii in het Nederlandse Internationaal Privaat Recht in combinatie met de
ruime echtscheidingsgronden voor zowel man als vrouw in het Nederlandse
echtscheidingsrecht
Door de favor divortii in het Nederlandse IPR hebben vrouwen van Marokkaanse
afkomst de mogelijkheid te kiezen voor het Nederlandse recht. De meeste
respondenten hebben van deze keuzemogelijkheid gebruik gemaakt omdat zij bekend
waren met de mogelijkheid om met gebruikmaking van de Nederlandse wetgeving van
hun man te kunnen scheiden zonder dat zij zijn medewerking nodig hadden. Ondanks
het feit dat het om een niet-geïnformeerde keuze ging omdat zij niet op de hoogte
waren gesteld van de mogelijkheid in Nederland een verzoek te doen voor toepassing
van het Marokkaanse recht en tevens niet bekend waren met de precieze gronden
waarop vrouwen binnen de Marokkaanse wetgeving echtscheiding kunnen vorderen,
wijst dit mijns inziens in ieder geval op een keuze voor een rechtsstelsel waarbij de
vrouw zonder aan vastgestelde gronden te moeten voldoen en zonder de medewerking
van de man nodig te hebben, echtscheiding kan vorderen.
2. Vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland hebben er belang bij om hun
familierechtelijke zaken ook naar Marokkaans recht te regelen
Naast hun Nederlandse of andere contacten maakt het merendeel van de vrouwen deel
uit van netwerken van Marokkaanse familie en vrienden, zowel in Nederland als in
Marokko, waarbij verschillende sociale, economische en juridische aspecten een rol
spelen. Het is voor hen daarom van belang dat hun echtscheiding ook naar
Marokkaanse maatstaven als rechtsgeldig wordt beschouwd.
59
60
3. Het nationaliteitsbeginsel in het Marokkaanse Internationaal Privaat Recht
Op basis van het nationaliteitsbeginsel in het Marokkaanse IPR wordt een Nederlandse
vonnis in Marokko niet als rechtsgeldig beschouwd. Omdat het voor de vrouwen in
kwestie van belang was om ook naar de uitgangspunten van de Marokkaanse
autoriteiten gescheiden te zijn, zagen zij zich genoodzaakt om na hun echtscheiding
naar Nederlands recht een vervolgstrategie uit te stippelen om tevens een
echtscheiding te verkrijgen die ook naar Marokkaans recht rechtsgeldig was.
4. Beperkte echtscheidingsgronden voor vrouwen in het Marokkaanse familierecht in
combinatie met de praktijk van de huidige rechtspraak in Marokko
De gronden waarop vrouwen volgens Marokkaans recht echtscheiding kunnen
aanvragen zijn beperkt. Zij zijn genoemd in hoofdstuk drie. Er moet niet alleen maar
sprake zijn van de aanwezigheid van een van deze gronden, maar de vrouw moet dit
ook kunnen bewijzen en de rechter hiervan kunnen overtuigen. Door de strenge eisen
die aan de bewijsvoering worden gesteld en de mogelijkheden die aan de man worden
geboden om zijn gedrag te verbeteren, duren dergelijke echtscheidingszaken vaak lang
en leiden zij bovendien niet altijd tot echtscheiding. Omdat de aanwezigheid van een
advocaat verplicht is en vrouwen uit Nederland door de hoogte van hun inkomen niet
in aanmerking komen voor rechtsbijstand in Marokko, is het bovendien een kostbare
procedure. Vrouwen zijn hierdoor geneigd deze optie als niet reëel te beschouwen of
tot het allerlaatst te bewaren en kiezen zo mogelijk voor khul ', ook als dit betekent dat
zij bepaalde financiële rechten moeten opgeven.
Omdat een andere optie die in de wet wordt genoemd zowel in juridische kringen
als in de sociale omgeving van vrouwen wordt ontmoedigd, maken vrouwen hier geen
gebruik van. Het gaat hier om de mogelijkheid een clausule in het huwelijkscontract
op te nemen waarbij de man zijn vrouw machtigt om onder bepaalde omstandigheden
zichzelf te verstoten.
5. Informele informatienetwerken
De informatie waar vrouwen over beschikken ten aanzien van de mogelijkheden voor
het aanvragen van echtscheiding naar Marokkaanse recht en aanverwante zaken zoals
verdeling van het huwelijksvermogen, lijken zij vooral te verkrijgen via verhalen van
vriendinnen of vrouwelijke familieleden over hoe het hen of hun vriendinnen of
vrouwelijke familieleden is vergaan. Zij horen vooral veel negatieve verhalen over
vrouwen wiens man niet aan een echtscheiding naar Marokkaans recht wil meewerken
en die daardoor, ook met een positief advies van het consulaat, vaak jaren bezig zijn
om bij de rechter in Marokko echtscheiding te vorderen. Met name op basis van deze
informatie maken zij keuzes ten aanzien van hun eigen strategie.
6. De wijze waarop Nederlandse advocaten en rechters het Nederlandse Internationaal
Privaat Recht hanteren
Geen van de respondenten was ingelicht over de mogelijkheid binnen het Nederlandse
IPR om voor de toepassing van het Marokkaanse recht te kiezen en de voor- en
nadelen van een keuze voor een van beide rechtstelsels waardoor zij deze optie ook
niet hebben overwogen. Mogelijk is dit te wijten aan de voorkeur die Nederlandse
advocaten en rechters geven aan de toepassing van Nederlands recht. Het is echter zeer
waarschijnlijk dat dit te verklaren is door het feit dat, door de in hoofdstuk twee
genoemde effectiviteitstoets, een keuze voor Marokkaans recht voor de meeste
vrouwen niet aan de orde was geweest omdat zij allemaal, op één na, de Nederlandse
nationaliteit hadden ten tijde van hun echtscheiding. De respondent die nog niet de
Nederlandse nationaliteit had was wel van plan om deze zo spoedig mogelijk aan te
vragen omdat zij haar toekomst en die van haar kinderen in Nederland zag liggen. Ook
dit zal over het algemeen door de rechter worden aangewezen als argument voor de
toepassing van Nederlands recht.
7. Het ontbreken van sluitende afspraken tussen Nederland en Marokko op het terre.in
van familierechtelijke zaken
Zoals in hoofdstuk twee al is vermeld, is bij gebrek aan overeenstemming over een
bilateraal verdrag een commissie opgericht van Marokkaanse en Nederlandse
ambtenaren die tot afspraken moeten komen op familierechterlijk terrein. Door de
meest recente afspraak is het voor mannen en vrouwen die het met elkaar eens zijn
mogelijk om na een echtscheiding naar Nederlands recht door middel van een
verstotingsprocedure op het Marokkaanse consulaat naar Marokkaans recht te
scheiden. Voor vrouwen wiens man niet aan een dergelijke procedure wil meewerken
is dit echter geen oplossing. Zij kunnen kiezen tussen alsnog proberen hun ( ex-)man
over te halen zijn medewerking te verlenen, vaak in ruil voor het opgeven van met
name financiële rechten, of naar Marokko te gaan om een lange, kostbare, onzekere
rechterlijke procedure te voeren waarbij zij veelal bang zijn niet meer uit Marokko te
61
62
kunnen vertrekken of veroordeeld te worden tot een boete of gevangenisstraf De
meeste vrouwen kiezen voor een procedure op het consulaat. De vrouwen die het echt
niet lukt om de medewerking van hun man te verkrijgen proberen ondanks de
genoemde hindernissen een rechterlijke procedure in Marokko te voeren of zien
(tijdelijk) af van een echtscheiding naar Marokkaans recht met alle gevolgen van dien.
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN STRATEGIEËN VOOR DE TOEKOMST
5.1. Conclusies
De probleemstelling bij aanvang van mijn onderzoek was:
Welke factoren beïnvloeden de strategieën die verschillende generaties
Marokkaanse vrouwen in Nederland volgen om echtscheiding aan te vragen?
Uit de verzamelde achtergrondinformatie en interviews met niijn respondenten blijkt dat er
een aantal factoren van belang is bij de keuze van de strategieën die vrouwen van
Marokkaanse afkomst in Nederland volgen bij het aanvragen van echtscheiding. Deze zijn
opgesomd in de voorgaande paragraaf Door de samenstelling van de groep respondenten is
het maar deels gelukt een vergelijking te maken tussen verschillende generaties vrouwen. Wat
echter opvalt is dat alle factoren voor alle respondenten in vrijwel gelijke mate van belang zijn
en dat de strategieën die zij volgen in grote lijnen met elkaar overeenkomen. Zij hebben
allemaal in eerste instantie gebruik gemaakt van het Nederlandse recht en voor khul' gekozen
als vervolgstrategie om tevens naar Marokkaans recht te scheiden. Alleen in laatste instantie
kozen zij voor een rechterlijke procedure in Marokko. Mijns inziens is dit te verklaren door de
aard van de genoemde factoren. Het gaat vooral om politieke, juridische en sociale factoren
die niet gekoppeld zijn aan de individuele situatie van de respondent en die daardoor voor alle
groepen vrouwen van belang zijn. De interpretatie van het Nederlandse IPR, het
nationaliteitsbeginsel in het Marokkaanse IPR en de inhoud van de Nederlandse en
Marokkaanse familiewetgeving zijn allemaal factoren waar alle vrouwen mee te maken
hebben en die voor een groot deel buiten hen om tot stand komen. Slechts op twee gebieden
zouden er mogelijk verschillen te verwachten zijn tussen de verschillende groepen vrouwen
namelijk de mate waarin Marokkaanse netwerken voor hen van belang zijn en de wijze
waarop zij relevante informatie inwinnen.
Op basis van de bevindingen van Buijs en Nelissen (1994) zou verondersteld kunnen
worden dat Marokkaanse netwerken voor eerste en oudere tussengeneratie vrouwen meer van
belang zijn dan voor jongere tussengeneratie en tweede generatie vrouwen. Uit de interviews
blijkt echter dat deze netwerken ook voor de laatste groepen vrouwen belangrijk zijn. Het feit
dat er in de praktijk geen afstand gedaan kan worden van de Marokkaanse nationaliteit, dat
geplaatst kan worden in het kader van de door Buskens (1999: 546) beschreven pogingen van
63
de Marokkaanse overheid politieke en economische controle over Marokkanen in het
buitenland te houden, speelt hierbij een belangrijke rol. Ik wil hierbij graag opmerken dat als
dit wel tot de mogelijkheden zou behoren het veel problemen zou kunnen voorkomen, maar
mijns inziens niet de uiteindelijke oplossing zou zijn. Het is immers niet onwaarschijnlijk dat
niet iedereen hun oorspronkelijke nationaliteit zou willen opgeven daar deze ook een
emotionele betekenis heeft. Bovendien zou men onder de huidige Nederlandse wetgeving bij
naturalisatie verplicht afstand moeten doen van de Marokkaanse nationaliteit waardoor
mogelijk minder Marokkanen zich laten naturaliseren. De voor- en nadelen hiervan worden
besproken in een artikel van Jordens (1991). Naast dit politieke aspect is er ook een aantal
sociale factoren dat een rol speelt. Uit de verhalen van Fatima en Leila blijkt dat jongere
tussengeneratie en tweede generatie vrouwen opgroeien in een omgeving waarbij, naast
Nederlandse, Marokkaanse netwerken een belangrijke rol spelen. Zij maken er daardoor zelf
ook deel van uit waardoor zij, onder andere, ruim in de gelegenheid zijn om een Marokkaanse
partner tegen te komen waardoor deze netwerken verder worden uitgebreid. Een
medewerkster van een Marokkaanse meidenorganisatie gaf aan dat de meeste jonge vrouwen
die van die specifieke organisatie gebruik maken zelf ook graag met een Marokkaanse jongen
willen trouwen. Omdat Marokkaanse jongens in Nederland veelal niet aan hun verwachtingen
voldoen zijn zij snel geneigd een partner uit Marokko uit te kiezen waardoor nieuwe
transnationale netwerken ontstaan.
Met betrekking tot het verzamelen van informatie lijkt Leila, de enige tweede generatie
vrouw die ik gesproken heb, mede op basis van haar universitaire opleiding toegang te hebben
tot diverse informatiebronnen waaronder discussiebijeenkomsten over vrouwen en islam.
Fatima, die vanaf haar tweede in Nederland woont en als sociaal-cultureel werkster werkzaam
is, was bezig om juridische informatie te verzamelen over de strategie die zij in haar situatie
het beste zou kunnen volgen. Bovendien waren volgens de medewerkster van de genoemde
meidenorganisatie meiden bewust op zoek naar informatie over de positie van de vrouw in
islam om hun leven hier in Nederland en hun islamitische achtergrond met elkaar te kunnen
combineren op een wijze die voor hen toepasselijk is. Ten aanzien van informatie over
procedures en strategieën met betrekking tot echtscheiding bleek het informele circuit echter
voor iedereen van belang.
Uit het bovenstaande valt mijns inziens te concluderen dat de genoemde factoren en
daarmee de besproken problemen ook aan de orde zullen zijn voor toekomstige generaties
Marokkaanse vrouwen in Nederland.
64
Een andere cqnclusie die mijns inziens getrokken kan worden is dat de discussie over de
toepassing van Marokkaans recht in Nederland bij het vorderen van echtscheiding vooral een
discussie onder deskundigen is die aan vrouwen zelf grotendeels voorbijgaat. Dit geldt in
ieder geval voor vrouwen die al langer in Nederland verblijven en/of naast de Marokkaanse
ook de Nederlandse nationaliteit hebben. Door de toepassing van het Nederlandse IPR zal
deze optie in de praktijk niet of nauwelijks voor hen aan de orde zijn.
Op basis van de onderzoeksgegevens kan mijns inziens de vraag worden gesteld of, onder
de huidige omstandigheden, toepassing van Marokkaans recht in de praktijk ook
daadwerkelijk een verbetering van de situatie van vrouwen van Marokkaanse afkomst in
1'.Ted"'rland ~"'u b0 +0 k0 n""" '7;; mo0 ten 1.-n•mers ""'g 0 lt''d na0 r M<>rolrko "'ill het vonn1' Q tP lati:>n .1 ~ \J 1 LV \.1\.\.1 V \.IJ..1. L...l.lJ J.J. \.1 .1.1.lll.1. J. .1.1.V u,. .1.J .1. "" ..a."".1. .J.'Ll "-' .1. ..1...1. "' T ..1..1...1..1. u "'- ..1. "'"" ..1.
erkennen. Zoals al is aangegeven levert dit voor een bepaalde groep vrouwen problemen op of
is het zelfs onhaalbaar door bedreigingen van de ( ex-)echtgenoot of gebrek aan financiële
middelen. Bovendien stelt Buskens (1999: 524) dat deze vonnissen ook niet altijd worden
erkend omdat zij niet door een moslim rechter zijn uitgesproken. Jordens (2000: 204) stelt dat
de kans op erkenning bij toepassing van Marokkaans recht groter is omdat richtlijnen van het
Marokkaanse Ministerie van Justitie om onder de genoemde omstandigheden vonnissen naar
Nederlands recht te erkennen nog niet door alle individuele rechters worden opgevolgd.
Rekening houdend met mijn beperkte juridische kennis is er mijns inziens echter te weinig
informatie beschikbaar over hoe het vrouwen vergaat die in Marokko erkenning van hun
Nederlandse vonnis aanvragen om toepassing van Marokkaans recht in Nederland bij
voorbaat als voorkeursstrategie aan te bevelen. Op basis van mijn onderzoeksgegevens ben ik
persoonlijk van mening dat toepassing van Marokkaans recht in Nederland alleen voor
vrouwen van Marokkaanse afkomst voordeel kan hebben als het gepaard gaat met
veranderingen ten aanzien van de echtelijke macht van de man binnen de Marokkaanse
wetgeving en de mogelijkheid voor een financiële vergoeding voor vrouwen die voor een
erkenningsprocedure naar Marokko moeten, waardoor de procedure makkelijker kan worden
gevoerd, of met de mogelijkheid de erkenningsprocedure schriftelijk af te handelen. In beide
gevallen zou het tevens gepaard moeten gaan met een ruime interpretatie van de
echtscheidingsgrond schade.
Over de uitwerking van de strategie dat vrouwen in Marokko echtscheiding aanvragen op
basis van de grond dat hun man niet meer met hen wil samenleven nadat hij de Nederlandse
echtscheiding heeft aangevraagd is jammer genoeg ook weinig bekend, evenals de strategie
om in Nederland een civiele procedure tegen hem aan te spannen om hem onder druk te zetten
aan een Marokkaanse echtscheiding mee te werken.
65
Wél is duidelijk geworden dat het belangrijk is om in een vonnis naar Nederlands recht de
omstandigheden die tot echtscheiding hebben geleid en de gronden waarop echtscheiding is
gevorderd op een zodanige wijze te laten opnemen dat zij vertaald kunnen worden naar het
Marokkaanse recht om zodoende de kans op een succesvolle erkenningsprocedure of nieuwe
echtscheidingsprocedure in Marokko te vergroten. Hiervoor is het nodig dat zowel rechters en
advocaten als vrouwen zelf op de hoogte zijn van deze gronden alsmede de wijze waarop zij
door Marokkaanse rechters worden geïnterpreteerd en gehanteerd. Bovendien kunnen
vrouwen door middel van het verzamelen van rapporten van politie, maatschappelijk werk,
huisarts en ziekenhuis en getuigenverklaringen alsmede het inroepen van de hulp van het
consulaat documenten verzamelen die bij een rechtszaak in Marokko als bewijsmateriaal
kunnen worden gebruikt. Als vrouwen familieleden in Marokko hebben die achter hen staan
kunnen zij hen inzetten om te helpen met de praktische kanten van de rechtszaak waardoor zij
er zelf minder vaak naartoe hoeven.
Als algemene conclusie kan worden gesteld dat de huidige afspraken tussen de Nederlandse
en Marokkaanse autoriteiten niet toereikend zijn. Door de meest recente afspraak waardoor
echtparen na een Nederlandse uitspraak op het Marokkaanse consulaat middels een
verstotingsprocedure naar Marokkaans recht kunnen scheiden, zijn vrouwen nog altijd
afhankelijk van de medewerking van hun (ex-)echtgenoot. Vrouwen wiens man niet aan een
verstotingsprocedure wil meewerken moeten alsnog voor een erkennings- of nieuwe
echtscheidingsprocedure naar Marokko en vrouwen die het uiteindelijk wel lukt de
medewerking van hun man te verkrijgen hebben hier veelal concessies voor gedaan. Jordens
(2000: 205) stelt dat de huwelijksontbinding die op het consulaat tot stand komt de verstoting
(talaq) is omdat de man geen compensatie ontvangt van de vrouw. Uit de verhalen van mijn
respondenten blijkt dat, ook al mocht het in theorie om een verstoting gaan, het in de praktijk
op een verstoting tegen compensatie (khul ') neerkomt omdat zij verschillende financiële
rechten hiervoor opgeven. De feiten dat de akte van Leila, die zelf de scheiding wilde,
melding maakt van khul' en medewerkers op het consulaat Latifa bij haar eerste scheiding, die
door haar man was aangevraagd, op haar recht op alimentatie wezen, lijken te bevestigen dat
de officiële vorm die de huwelijksontbinding krijgt, bepaald wordt door de vertaling van het
Nederlandse vonnis en daardoor afhankelijk is van wie de Nederlandse scheiding heeft
aangevraagd.
66
Tenslotte kan de conclusie getrokken worden dat, door gebrek aan sluitende afspraken tussen
Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten, Marokkaanse vrouwen in Nederland die willen
scheiden, gewild of ongewild, nog altijd te maken hebben met het Marokkaanse familierecht.
Uit de onderzoeksresultaten wordt duidelijk dat een aantal aspecten van de huidige
Marokkaanse familiewetgeving en rechtspraak niet overeenkomt met de dagelijkse realiteit en
met de wensen van vrouwen. Met name het feit dat vrouwen ook financieel aan het huwelijk
bijdragen, zij dit middels betaalde of onbetaalde arbeid, ondermijnt het uitgangspunt dat de
man de enige kostwinner is en op basis hiervan recht heeft op de gehoorzaamheid van de
vrouw. Het feit dat er niet in gemeenschap van goederen wordt getrouwd betekent bovendien
Aat 'Vr"""Ven ;n A,,. prakt;1k h11 "'ChtQche1· ~1no '''Pim" o tenug71'en vi:in urat 7ti 1· n hP.t h11urP.}iik U VYl'1 .1. .l UV .1. i..1.J V .... J ._,.. .1..1."lo.J' .1...1. -.a..1. Ó VY-.a..1. Ö"' .a. ii..! ...,..., V-.-. '"" .., "....., .... ...,. ...,,..._..,. ... .,.._""_ ..._, .... ..,
hebben geïnvesteerd. Het verschil tussen rechten van mannen en vrouwen met betrekking tot
echtscheiding komt bovendien niet overeen met het persoonlijke rechtsgevoel van vrouwen
die vinden dat zij, ook volgens het islamitisch recht, desnoods eenzijdig moeten kunnen
scheiden als zij niet meer gelukkig zijn in hun huwelijk. Ook is polygamie, dat als recht van
de man in de Marokkaanse familiewetgeving is vastgelegd, hetgeen de respondenten
onrechtvaardig zeiden te vinden omdat de man met een andere vrouw verder kan zonder
officieel van de eerste te scheiden waardoor zij "blijven hangen", een nog altijd, onder de
respondenten relatief vaak, voorkomend verschijnsel.
Op basis van deze conclusies is er mijns inziens een aantal terreinen waarop ~ewerkt kan
worden aan de verbetering van de rechtspositie van Marokkaanse vrouwen in Nederland
inzake echtscheiding. Deze wil ik bespreken in de volgende pafagrafen.
5.2.
5.2.1.
Strategieën voor de toekomst
Onderhandelingen tussen Marokkaanse en Nederlandse autoriteiten
De meest geëigende strategie voor het verbeteren van de mogelijkheden voor vrouwen van
Marokkaanse afkomst in Nederland om te scheiden lijkt verdergaande onderhandelingen
tussen de Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten. Hierbij moet een aantal zaken in het oog
worden gehouden. Zoals Buskens (1999: 546) opmerkt is het voor de Marokkaanse overheid
van economisch en politiek belang dat de Mudawwana in Nederland wordt toegepast. Ook
een deel van de Marokkaanse populatie in Nederland hecht grote waarde aan de toepassing
van islamitisch recht op hun familiezaken. Volgens Buskens (1999: 9) geldt dit met name
voor oudere mannen die hierin de laatste legitimatie zien voor hun autoriteit die zij ontlenen
67
aan de positie van hoofd van het gezin. In de Nederlandse rechtsspraak staan aspecten als het
handhaven van mensenrechten en het gelijkheidsbeginsel van man en vrouw centraal.
Tegelijkertijd wil zij de vrijheid van godsdienstbeleving respecteren. Rutten (1998: 142) laat
zien dat in de praktijk van het familierecht deze aspecten met elkaar in botsing kunnen komen
en dat in veel gevallen de eerstgenoemde aspecten voorrang krijgen. Bovendien is het voor
Nederland als immigratieland van belang om bepaalde bevolkingsgroepen niet in een
uitzonderingspositie te plaatsen door de toepassing van buitenlands recht verplicht te stellen.
Door deze verschillende belangen is het niet eenvoudig tot overeenstemming te komen over
fundamentele aspecten ten aanzien van familierechtelijke zaken van in Nederland wonende
mannen en vrouwen van Marokkaanse afkomst en zullen oplossingen voor ontstane
problemen voornamelijk in procedurele afspraken gezocht worden. De welwillendheid van
zowel de Nederlandse als de Marokkaanse overheid om in specifieke situaties tot oplossingen
te komen blijkt uit de afspraken die zijn gemaakt ter uitbreiding van de bevoegdheden van het
Marokkaanse consulaat. In lijn met de Maroklcaanse wetgeving is dit echter alleen in gevallen
waarbij de man zijn medewerking verleent.
Er is mijns inziens alle reden om voor vrouwen die zich in dezelfde situatie als mijn
respondenten bevinden, aanvullende oplossingen te zoeken. Mijn respondenten participeren
allemaal op hun eigen wijze in de Nederlandse samenleving en hun Marokkaanse, en waar
van toepassing islamitische, identiteit gaat voor hun gevoel heel goed samen met hun positie
als Nederlandse burger. Ondanks het feit dat nationaliteit in het kader van de toenemende
globalisering aan betekenis inboet en transnationale verbanden vooral buiten de overheid om
opereren, 17 hebben deze vrouwen bewust de Nederlandse nationaliteit aangevraagd om hun
eigen positie en die van hun kinderen in de Nederlandse samenleving te versterken en zij
verwachten van met name de Nederlandse overheid dat zij zich inzet ter verbetering van hun
situatie. Meerdere vrouwen spraken de wens uit dat hun Nederlandse uitspraak automatisch
ook in Marokko geldig zou zijn.
Het is niet te verwachten dat deze wens in de nabije toekomst wordt vervuld, maar in het
kader van de door de afgevaardigde van het Nederlandse Ministerie van Justitie vermelde
afspraken waardoor een vonnis naar Marokkaans recht zonder toetsing van de inhoud erkend
wordt en een uitspraak naar Nederlands recht als er gronden worden genoemd die vertaald
kunnen worden naar de Marokkaanse wet, zou de Nederlandse overheid mijns inziens kunnen
aandringen op standaardisering van de procedures die vrouwen moeten voeren als zij zich
17 Zie de lezing Nederland en de Islam van professor dr. P. van der Veer ter gelegenheid van het aanvaarden van de dr. Hendrik Muller prijs, oktober 2001.
68
genoodzaakt zien een erkenningsprocedure in Marokko te voeren. Mijn juridische kennis reikt
niet ver genoeg om met concrete voorstellen te komen maar er zou in ieder geval meer
controle op de naleving van de gemaakte afspraken moeten komen. Behandeling van de
procedures door dezelfde rechtbank of met tussenkomst van het Nederlandse consulaat
zouden dit wellicht kunnen bevorderen. Zoals al eerder is vermeld zijn uitoefening van de
echtelijke macht van de man en financiële vergoeding ook onderwerpen die nader besproken
zouden kunnen worden. Alhoewel het niet gepast zou zijn dat de Nederlandse overheid zich
met de inhoud van de wetgeving in Marokko bemoeit, zou zij in ieder geval in Nederland
vrouwengroepen kunnen ondersteunen die zich inzetten voor de emancipatie van de vrouw en
in dat kader voor de hervonningen. van de Maroldcaanse fänüliewetgeving.
Vrouwenorganisaties zouden ook bij het overleg binnen de 'commission mixte' betrokken
kunnen worden. In navolging van het voorbeeld dat de genoemde afgevaardigde van Justitie
vermeldde omtrent een brochure met informatie over de afspraken rondom huwelijkssluiting
op het consulaat, zou informatie beschikbaar kunnen worden gesteld over de meest recente
afspraken en procedures omtrent echtscheiding zodat vrouwen hun strategieën hierop kunnen
afstemmen. Dergelijke informatie moet tevens bij juristen bekend worden gemaakt.
Uiteindelijk zouden de gezamenlijke autoriteiten er mijns inziens naar moeten streven dat een
erkenningsprocedure schriftelijk kan worden afgehandeld.
5.2.2. Hervormingen van het Marokkaanse familierecht
In 1999 zijn er vanuit de Marokkaanse regering concrete voorstellen gedaan om de
Marokkaanse familiewetgeving te veranderen. Deze hervormingen zijn onderdeel van een
breder plan om de maatschappelijke positie van vrouwen in Marokko te verbeteren. Dit zou
de tweede keer zijn dat er in de Mudawwana hervormingen zijn doorgevoerd sinds deze in
1958 is ingevoerd. Deze keer zou het echter om ingrijpende veranderingen gaan, waardoor de
rechtspositie van vrouwen ook in de praktijk daadwerkelijk moet worden verbeterd.
Met betrekking tot echtscheiding zijn er twee belangrijke voorstellen gedaan. 18 Ten eerste
dat alle echtscheidingsprocedures via de rechter moeten worden gevoerd. Dit betekent dat het
niet meer mogelijk zal zijn om via de adoulaire rechter een talaq of khul' procedure te voeren.
Ten tweede wordt een nieuwe echtscheidingsgrond ingevoerd namelijk dat het huwelijk niet
meer aan zijn religieuze fundamenten voldoet. Hierdoor worden de gronden waarop de vrouw
18 De hierna volgende informatie is afkomstig van een verslag van de bijdrage van S. Rutten aan een bijeenkomst over de voorgestelde hervormingen in de Marokkaanse familiewetgeving, oktober 2000 te den Haag.
69
echtscheiding kan aanvragen verruimd. Afhankelijk van de interpretatie van de nieuwe
echtscheidingsgrond door de rechter in de praktijk, zou de invoering hiervan een verbetering
kunnen betekenen in de mogelijkheden voor vrouwen om naar Marokkaans recht
echtscheiding te vorderen. De machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen blijft op dit
punt echter bestaan omdat de vrouw nog altijd een van de in de wet genoemde gronden moet
kunnen aantonen om echtscheiding te kunnen vorderen terwijl de man dit niet hoeft.
In het kader van dit onderzoek is de belangrijkste vraag met betrekking tot de voorgestelde
hervormingen wat de gevolgen hiervan zouden zijn voor vrouwen van Marokkaanse afkomst
in Nederland. Uit mijn onderzoeksgegevens blijkt dat talaq en khul' op een van de
Marokkaanse consulaten in Nederland mogelijkheden zijn waar vrouwen vaak als eerste
gebruik van maken. Omdat voorgesteld wordt dat echtscheidingsprocedures alleen nog via de
rechter kunnen worden gevoerd zal het niet meer mogelijk zijn om op een consulaat in
Nederland een echtscheidingsprocedure naar Marokkaans recht te voeren omdat deze via de
adoulaire rechter gaat. Daar staat tegenover dat het, door de invoering van de nieuwe
echtscheidingsgrond, voor de vrouw gemakkelijker zou moeten zijn om in Marokko een
echtscheidingsprocedure voor de rechter te voeren. Zoals al vermeld, is dit afhankelijk van de
manier waarop de rechter de nieuwe grond interpreteert en de eisen die aan de bewijsvoering
worden gesteld. Bovendien zal het, zolang de wetgeving ten aanzien van de echtelijke macht
van de man en financiële bezwaren rond het voeren van een rechtszaak niet veranderen, nog
altijd problematisch zijn voor een deel van de vrouwen in Nederland om naar Marokko te
gaan om een rechtszaak te voeren.
Omdat de nieuwe echtscheidingsgrond op de Nederlandse 'duurzame ontwrichting van het
huwelijk' lijkt en echtscheidingsprocedures alleen nog via de rechter kunnen worden gevoerd
komen, volgens Susan Rutten, het Marokkaanse en het Nederlandse echtscheidingsrecht met
deze hervormingen dichterbij elkaar te liggen. Hierdoor mag in theorie verwacht worden dat
de erkenning van een Nederlandse uitspraak op minder verzet zal stuiten door de grotere
overeenkomsten tussen de echtscheidingsprocedures na deze hervormingen. Het is echter de
vraag of dit ook de visie is van de Marokkaanse juristen en autoriteiten en wat het beleid zal
zijn in deze. Interessant hierbij is of er verschillen te zien zullen zijn tussen
erkenningsprocedures van Nederlandse vonnissen naar Nederlands en naar Marokkaans recht
en of de hervormingen invloed zullen hebben op de wijze waarop het Marokkaanse recht in
Nederland wordt toegepast.
70
Samenvattend kan worden gezegd dat de voorgestelde hervormingen alleen dan een
verbetering voor vrouwen in Nederland zullen betekenen als zij tot gevolg hebben dat een
uitspraak van de Nederlandse rechter makkelijker wordt erkend en deze procedure bij
voorkeur schriftelijk kan worden afgehandeld, of als er veranderingen plaatsvinden in de
regelgeving ten aanzien van de echtelijke macht van de man, er voorzieningen ten aanzien van
rechtsbijstand worden gecreëerd en de nieuwe echtscheidingsgrond liberaal wordt
geïnterpreteerd waardoor vrouwen makkelijker in Marokko een rechtszaak kunnen voeren.
Een ander belangrijk voorstel voor hervorming betreft de boedelscheiding na echtscheiding.
Omdat er volgens het l\/larokkaanse recht niet in gemeenschap van goederen \vordt getromvd
houden man en vrouw bij echtscheiding ieder hun eigen bezittingen. Bij echtscheiding komen
goederen toe aan de partij die het eigendom kan bewijzen waarbij alle vormen van bewijs zijn
toegestaan (Jordens 2000: 311). In de praktijk speelt met name de eedaflegging hierbij een
belangrijke rol. Wordt het eigendom hierna nog steeds betwist dan worden de goederen
verdeeld op basis van wie er het meest gebruik van maakte, zo nodig gekoppeld aan geslacht.
Pas hierna worden bezittingen waar nog geen duidelijkheid over is onderling gelijkelijk
verdeeld. Volgens een medewerkster van de MVVN komt het er in de praktijk vaak op neer
dat de vrouw bij echtscheiding alleen haar persoonlijke bezittingen overhoudt omdat
gezamenlijk aangeschafte goederen meestal op naam van de man staan. Ook ontstaan
problemen als zij aanspraak wil maken op een deel van het vermogen van de man omdat zij
van mening is dat zij hieraan heeft bijgedragen. Volgens Jordens (2000: 313) heeft de vrouw
volgens het gewoonterecht in met name de Imazighen-gebieden in Marokko, recht op een deel
van het vermogen van de man als zij kan bewijzen op zijn land of in zijn bedrijf gewerkt te
hebben. Ondanks het feit dat dit principe niet door de Mudawwana is overgenomen zijn er
uitspraken bekend waarbij vrouwen door verwijzing naar dit gewoonterecht een deel van het
vermogen van de man toegekend hebben gekregen. Veel vrouwen zouden echter niet op de
hoogte zijn van deze strategie.
Na de hervormingen zou de vrouw de helft van de tijdens het huwelijk verworven
goederen en vermogen moeten ontvangen, ook als zij hier niet daadwerkelijk aan mee heeft
betaald maar door het verzorgen van het huishouden het de man mogelijk heeft gemaakt deze
goederen aan te schaffen en het kapitaal te verwerven. Dit zou een grote verbetering
betekenen voor vrouwen in Nederland met de Marokkaanse nationaliteit die met een
Marokkaanse man zijn getrouwd. Het recht dat in Nederland van toepassing is bij conflicten
rondom het huwelijksvermogen wordt namelijk bepaald door internationale afspraken die
71
Nederland heeft gemaakt en die tot gevolg hebben dat de Nederlandse rechter na
echtscheiding het Marokkaanse recht zal toepassen op het huwelijksvermogensregime.
Uitzonderingen hierop zijn de gevallen waarbij beide partijen zich laten naturaliseren.
Bovendien geldt voor partijen die op of na 1 september 1992 in het huwelijk treden dat als zij
vervolgens tien jaar in Nederland verblijven het Nederlandse recht automatisch van
toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. Het effect van deze regeling zal dus vanaf
september 2002 zichtbaar worden. Het Nederlandse recht regelt het huwelijksvermogen echter
alleen vanaf het moment van die verandering, tot dat moment valt het alsnog onder het
Marokkaanse recht. 19
Ook zijn er voorstellen gedaan om regelingen rondom het verzorgingsrecht (hadana) van de
vrouw en het voogdijschap te veranderen. Bij echtscheiding wordt de verzorging van de
kinderen in eerste instantie aan de moeder toegewezen. Als zij opnieuw trouwt met een man
die geen familielid is van een kind of als zij verhuist waardoor de toezichthoudende en
opvoedkundige taken van de voogd worden belemmerd of als zij het kind in een andere
religie wil opvoeden, kan zij dit recht verliezen. Na de hervormingen zouden de eerste twee
gronden waarop de moeder uit haar verzorgingsrecht kan worden ontzet komen te vervallen.
In de praktijk zou dit betekenen dat de man niet meer het recht heeft de kinderen bij zijn ex
vrouw weg te halen als zij opnieuw in het huwelijk treedt. Bovendien wordt voorgesteld om
de voogdij aan de moeder toe te wijzen bij afwezigheid van de vader. Afhankelijk van de
interpretatie van deze wijziging zou dit in situaties waarbij de vader niet meer bij het gezin
woont, zoals na een Nederlandse echtscheiding, mogelijk kunnen betekenen dat de moeder de
voogdij over de kinderen krijgt toegewezen. Ook het verplichte karakter van de
huwelijksvoogdij zou worden afgeschaft. Wellicht zou dit in de toekomst kunnen betekenen
dat vrouwen meer zeggenschap krijgen over de voorwaarden van hun huwelijk waardoor deze
vaker in het huwelijkscontract worden opgenomen.
Deze hervormingsplannen liggen echter alweer enige tijd in de ijskast wegens verzet van
conservatieve islamitische groeperingen. Ook in Nederland is door behoudende groeperingen
tegen de hervormingen geprotesteerd onder andere door middel van een handtekeningenactie.
Het is dus zeer de vraag of er vernieuwingen zullen worden doorgevoerd en als dat wel het
geval is of dat in de vorm zal zijn van de hierboven beschreven hervormingen.
19 Voor meer infonnatie over het huwelijksvermogensregime in de Marokkaanse familiewetgeving en Nederlandse regelingen hieromtrent zie Jordens (2000: 315-325).
72
5.2.3. Vrouwelijke interpretaties van religieuze bronnen en islamitische
rechtspraak
Zes van mijn acht respondenten definieerden zichzelf als moslim en beriepen zich op hun
interpretatie van de Koran en hadith om hun mening kracht bij te zetten dat zij het recht
hadden zelf hun huwelijk te beëindigen, ook als de man het hier niet mee eens was. Volgens
hen is het in de Koran terug te vinden dat echtscheiding te verkiezen is boven een
onharmonieus samenleven en dat ook de vrouw moet kunnen scheiden als ze dat wil. Het feit
dat vrouwen niet altijd hun eigen interpretatie van islam en daarmee hun eigen islamitische
waarden en normen en hun gevoel voor wat rechtvaardig is in de verschillende codificaties en
rechtspraktijken van het islamitisch recht terugvinden, heeft geleid tot de ontwikkeling van de
interpretatie van religieuze bronnen en de islamitische rechtspraak vanuit een vrouwelijk
perspectief, met als doel de wetgeving zodanig te beïnvloeden dat zij meer overeenkomt met
de dagelijkse realiteit en het rechtsgevoel van vrouwen maar toch haar islamitische karakter
behoudt.
Zo onderzoekt Firdous (2000) verschillende interpretaties van de Koran en sunna met
betrekking tot khul' als het recht van de vrouw op echtscheiding. Volgens haar stellen
verschillende moslim rechtsgeleerden dat het recht van de vrouw op echtscheiding is
gebaseerd op vers 2:229 van de Koran en verschillende hadith vertellingen. Het betreffende
gedeelte van vers 2:229 vertaalt zij als volgt: "Ifyou fear they (the couple) may not maintain
God's bounds it is no fault in them for her to redeem herself' (Firdous 2000: 3).20 De
belangrijkste hadith zou het verhaal zijn waarbij Jamila, de vrouw van Thabit ibn Qays, naar
de Profeet stapt en laat weten te vrezen ondankbaar te worden voor de zegeningen van God
als zij met hem getrouwd blijft. De Profeet beveelt hierop haar man van haar te scheiden in
ruil voor de teruggave van de tuin die zij van hem had ontvangen. In een ander verhaal wordt
verteld dat de onvrede van Jamila met name op lichamelijke afkeer voor haar man was
gebaseerd. De term khul' wordt hierbij niet genoemd, maar is later door juristen ingevoerd als
term voor het recht van de vrouw op echtscheiding. Letterlijk betekent het: afleggen of
uitdoen, bijvoorbeeld in de zin van kleding uitdoen, en kan in de context van echtscheiding
worden beschouwd als het opgeven door de man van zijn autoriteit ten opzichte van zijn
vrouw (Mir-Hosseini 2000: 38).
20 Leemhuis vertaalt het betreffende deel van dit vers als volgt: "Het is jullie niet toegestaan iets te nemen van wat jullie haar gegeven hebben, behalve als beiden bang zijn Gods bepalingen niet te kunnen nakomen. Dan geldt dat waarmee zij zich loskoopt niet als overtreding van hen beiden. (Leemhuis 1989: 33)
73
Op basis van deze bronnen stellen moslim juristen dat zowel de man als de vrouw het recht
heeft het huwelijk te beëindigen als zij vrezen niet meer binnen de grenzen te kunnen blijven
die God heeft gesteld. Als de vrouw wil scheiden is zij echter verplicht om de man
compensatie aan te bieden. Als de man bereid is deze compensatie te accepteren is hij degene
die vervolgens de scheiding uitspreekt omdat alleen hij het recht daartoe heeft. Uit de
bewoording van het vers concluderen zij dat het ook aan de autoriteiten oftewel rechters is
gericht en de vrouw daardoor het recht heeft naar de rechter te stappen als de man geen
scheiding wil uitspreken of haar aanbod niet accepteert. Er bestaat echter onenigheid over de
vraag of de rechter de macht heeft het huwelijk te ontbinden als de man dit niet wil, en zo ja
of het dan om echtscheiding gaat of om vernietiging van het huwelijk (faskh). Sommigen
stellen op basis van genoemde hadith dat het de man was die echtscheiding uitsprak en niet de
Profeet, en vinden dat de rechter daarom niet de macht heeft tegen de wil van de man in
echtscheiding uit te spreken. Anderen vinden dat de woorden van de Profeet neerkomen op
een gebod en de rechter daarom de macht heeft de man te dwingen een scheiding uit te
spreken als hij vindt dat dit nodig is of zelf het huwelijk te vernietigen.
Volgens Firdous (2000: 11) zijn modernistische rechtsgeleerden van mening dat de
instemming van de man geen vereiste is voor khul '. Op basis de woorden: "it is no fault in
them for her to redeem herself' stellen zij dat er geen sprake is van een verwijtbaar feit als de
vrouw een scheiding vraagt en naar aanleiding van de genoemde hadith stellen zij bovendien
dat zij hier geen bijzondere reden voor nodig heeft. Zelfs lichamelijke afkeer is voldoende om
een scheiding aan te vragen als de vrouw daardoor vreest niet binnen de door God gestelde
grenzen te kunnen blijven. Volgens hen hoort een vrouw in islam nooit gedwongen te worden
een situatie te accepteren die voor haar niet te tolereren is. Juist dit recht van de vrouw
zonodig zelf haar huwelijk te kunnen beëindigen wordt als een van de kenmerkende
vernieuwingen van islam beschouwd ten opzichte van het pre-islamitische tijdperk.
Zij beroepen zich bovendien op het islamitisch recht waarbij het huwelijk als een
bilateraal contract wordt beschouwd waarbij instemming van beide partijen nodig is. Volgens
hen vloeit hieruit voort dat voortzetting van het huwelijk ook beider instemming vereist.
Khul' is de tegenhanger van het recht van de man op echtscheiding waarmee de rechten van
man en vrouw worden gelijkgetrokken. Als de vrouw van de medewerking van de man
afhankelijk is, zo stellen zij, is er geen sprake van een recht en wordt de hele essentie van
khul' ontkracht. Het is ook niet aan de rechter om te beslissen of de vrouw in een bepaald
geval het recht heeft om te scheiden of niet. Zijn taak is om te bemiddelen als de man niet
74
mee wil werken of het aanbod van de vrouw niet accepteert waardoor zij haar recht op khul'
kan uitoefenen. Sommigen vinden dat elke echtscheiding via de rechter gevorderd zou moeten
worden om machtsmisbruik van de man te voorkomen.
In meerdere hadith vertellingen wordt lichtzinnig gebruik van het recht op echtscheiding,
zowel door de man als de vrouw, als moreel verwerpelijk beschouwd maar er wordt tevens
gewezen op het doel van het huwelijk namelijk het gelukkig samenleven in vrede en
harmonie. Zowel man als vrouw horen niet gedwongen te worden onder miserabele
omstandigheden te leven puur en alleen om een huwelijk in stand te houden. Het feit dat er
gesteld wordt dat er, ook in het geval van de vrouw, geen misbruik van het recht op
echtscheiding mag worden gemaal'i bevestigt volgens modernisten dat er inderdaad sprake is
van een recht aan de kant van de vrouw. In de loop der tijd zijn de ware aard en de
oorspronkelijke bedoelingen van islamitische wetten ten aanzien van huwelijk en
echtscheiding echter verloren gegaan en is de khul ', in plaats van een recht van de vrouw,
verworden tot een gunst van de man. De vrouw is voor khul' afhankelijk van zijn
medewerking of kan alleen op basis van bepaalde gronden de rechter vragen echtscheiding uit
te spreken. De rechten van de man en vrouw zijn scheefgegroeid door de essentie van khul' te
veranderen en de vrouw daarmee het recht op echtscheiding te ontnemen.
Bij het uitblijven van wetgeving die het recht op echtscheiding voor vrouwen garandeert, stelt
Mir-Hosseini (1996: 133) dat het opnemen van een clausule in het huwelijkscontract waarbij
de vrouw het recht krijgt zichzelf, meestal onder bepaalde voorwaarden, te verstoten een
strategie kan zijn waardoor vrouwen een betere onderhandelingspositie kunnen verwerven
binnen hun huwelijk of bij de beëindiging daarvan.
In haar vergelijking tussen de wet en de rechtspraktijk in Iran en Marokko komt zij tot de
conclusie dat hoewel het recht op het opnemen van een dergelijke clausule in Marokko in de,
op het Malekitische recht gebaseerde, wet is vastgelegd, vrouwen in Iran, waar het van
oorsprong Shi'itische recht een dergelijk recht voor vrouwen niet erkent, meer van een
soortgelijke optie gebruik maken. In Marokko wordt de mogelijkheid om een clausule over
zelfverstoting in het huwelijkscontract op te nemen twee keer in de wet genoemd, maar de
juridische procedure ten aanzien van het opnemen en gebruik hiervan wordt niet verder
uitgewerkt. Het is daarom aan de vrouw zelf om ten tijde van de huwelijkssluiting, of in een
later stadium, het opnemen van een dergelijke clausule te eisen. Dit wordt in de praktijk
echter door familieleden en beroepsgetuigen ( 'udul) ontmoedigd, soms door te beweren dat
het niet legaal is. De bevindingen van Mir-Hosseini (1996: 125) komen overeen met de
75
uitspraken van mijn respondenten, namelijk dat vrouwen veelal niet op de hoogte zijn van
deze mogelijkheid of het niet durven of het ongepast vinden om in een vroeg stadium van het
huwelijk de mogelijkheid van echtscheiding ter sprake te brengen. Als zij er wel van op de
hoogte zijn weten zij niet hoe zij hier gebruik van moeten maken.
In Iran is een dergelijke clausule sinds de hervormingen in de familiewetgeving onder de
Sjah vast in het huwelijkscontract opgenomen, inclusief de omstandigheden waaronder de
vrouw aanspraak kan maken op het recht op zelfverstoting nadat zij bij de rechter de
aanwezigheid van deze omstandigheden heeft aangetoond. Na de revolutie in 1979 is de vorm
van het huwelijkscontract grotendeels overgenomen met de toevoeging dat de man kan
weigeren zijn handtekening onder één of meerdere gronden te zetten. Volgens Mir-Hosseini
(1996: 130) maakt het in de praktijk echter weinig uit of hij wel of niet zijn handtekening zet
omdat het· uiteindelijk aan de rechter is om te beslissen of er sprake is van een gegronde reden
voor echtscheiding. Door deze constructie hoeven vrouwen in Iran, in tegenstelling tot
vrouwen in Marokko, niet elke keer weer het opnemen van een clausule te bevechten.
Uiteindelijk is een clausule in het huwelijkscontract echter niet de oplossing voor de
ongelijkheid tussen man en vrouw op het gebied van echtscheiding. Echtscheiding blijft het
alleenrecht van de man en een dergelijke clausule is altijd aan bepaalde voorwaarden
verbonden. Op zoek naar meer fundamentele oplossingen onderzoekt Mir-Hosseini21 twee
strategieën die door rechtsgeleerden in Iran zijn voorgesteld om het recht op echtscheiding bij
de man en de vrouw gelijk te trekken. Zich baserend op uitspraken van Ayatollah Khomeini
stelt een van deze geleerden dat als de man weigert in te gaan op het verzoek van de vrouw
van haar te scheiden, dit haar schade berokkent en zij op basis hiervan zichzelf kan verstoten
of kan eisen dat haar huwelijk nietig wordt verklaard (jaskh). De gang naar de rechter moet
hierbij slechts als formaliteit worden beschouwd en is niet bedoeld voor het verkrijgen van
toestemming. Normaliter wordt een huwelijk alleen dan nietig verklaard als er niet aan alle
verplichte voorwaarden voor het huwelijk is voldaan of als er sprake is van een gebrek bij een
van de partners. Mir-Hosseini (ibid.) stelt dat er in dit geval sprake is van een variatie op het
tweede aspect omdat het huwelijk niet meer functioneert door de onvrede van de vrouw met
haar man. Het recht van de vrouw om haar huwelijk nietig te laten verklaren brengt haar op
één lijn met de man die het recht heeft de vrouw te verstoten. Op dit moment is er echter nog
21 Deze informatie is afkomstig van een - op dat moment nog niet gepubliceerde - artikel dat geschreven is in het kader van een conferentie aan de Harvard Law School in 1999 over het islamitische huwelijkscontract.
76
geen juridische vorm voor deze variant van/askh waardoor de vrouw nog naar de rechter
moet om hem te verzoeken een verstoting uit te spreken.
Een andere rechtsgeleerde die bekend staat om zijn progressieve visie ten aanzien van de
rechten van de vrouw binnen het islamitisch recht, gaat terug naar het ontstaan van islam en
het islamitisch recht en stelt dat de Koran voortborduurt op sociale verhoudingen die in het
pre-islamitische tijdperk gewoon waren. In de tribale samenleving van die tijd kwam de
vrouw door middel van het huwelijk onder het gezag en de bescherming van haar echtgenoot
en zijn stam te vallen. Omdat hij de beschermer van de vrouw was, had alleen hij het recht het
huwelijk te beëindigen. 22 De nieuwe religie heeft deze gewoonte niet radicaal veranderd, dit
zou een te grnte mmnekeer hebben betekend, maar slechts aanpassingen aangebracht door het
stellen van regels en beperkingen. Dit betekent niet dat zij deze praktijken goedkeurde. Een
dergelijke mening is ook in Nederland te horen. In een gesprek stelde een docente aan een
theologische opleiding dat voorschriften in de Koran veelal als tijdloze geboden worden
beschouwd, terwijl zij in feite bedoeld waren om pre-islamitische gewoonten te reguleren en
geleidelijk af te schaffen. Volgens de Iraanse rechtsgeleerde gaat het in de Koran om
principes. Principes staan vast, maar de manier waarop zij vorm krijgen staat open voor
verandering waardoor zij in alle tijdperken en omgevingen kunnen worden toegepast. Hij stelt
dat islam het principe van bescherming onderschrijft, maar het is tegenwoordig niet alleen de
man die de vrouw en het gezin beschermt, het is een gezamenlijke aangelegenheid van man
en vrouw geworden waardoor zij allebei het recht zouden moeten hebben om te kunnen
scheiden.
Het feit dat deze geestelijke uit zijn functie werd gezet bewijst dat dergelijke fundamentele
discussies nog altijd zeer politiek gevoelige aangelegenheden zijn. Voor veranderingen in de
wetgeving op basis van dergelijke visies is vooral voldoende politieke wil nodig. Omdat de
rechtspraak directer dan de wetgeving reageert op maatschappelijke veranderingen, biedt zij
volgens Mir-Hosseini (ibid.) goede mogelijkheden om de rechtspositie van vrouwen te
verbeteren. Dit kan echter alleen als vrouwen gaan participeren in de productie van kennis,
niet alleen op het terrein van de interpretatie van religieuze bronnen maar ook van de
ontwikkelingen in juridische theorieën en de praktijk van de islamitische rechtsspraak, en in
het proces van politieke besluitvorming.
Een voorbeeld van een dergelijk initiatief in Nederland is een onlangs opgestarte cursus
Koran en de rechten van vrouwen door FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling.
22 Voor andere visies op pre-islamitische samenlevingsvormen en wijzen van huwelijksbeëindiging zie Ahmed (1992) en Naamane-Guessous (1994: 157-158).
77
Het doel van de cursus is dat vrouwen de Koran lezen en deze op hun eigen,
vrouwvriendelijke manier interpreteren die past in de tijd en context waarin zij nu leven.
Daarnaast wordt een aantal civielrechtelijke initiatieven behandeld zoals het VN
Vrouwenverdrag en het Nederlandse Emancipatiebeleid om kennis te nemen van de rechten
die vrouwen hieraan kunnen ontlenen. Uiteindelijk moet dit via de eigen netwerken van deze
vrouwen leiden tot verspreiding van kennis en het activeren van een discussie over de rechten
van vrouwen binnen de islamitische gemeenschap die de emancipatie van vrouwen kan
vergroten. 23
Het zal duidelijk zijn dat het hierbij om lange termijn strategieën gaat, met uitzondering van
de mogelijkheid om in het huwelijkscontract een clausule over zelfverstoting op te nemen. Dit
is een bestaand recht waar vrouwen op dit moment al gebruik van kunnen maken.
Ondertussen kunnen vrouwen door een betere inventarisatie en verspreiding van informatie
hun strategieën rondom echtscheiding optimaliseren.
5.2.4. Uitbreiding informatienetwerken
Uit de interviews met respondenten werd duidelijk dat informatie over echtscheiding en de te
volgen procedures vooral via informele netwerken van vrouwelijke familieleden en
vriendinnen wordt verspreid waardoor zij niet altijd op de hoogte zijn van belangrijke
informatie. Door een betere inventarisatie en verspreiding van relevante informatie kunnen
vrouwen zich hiervan op de hoogte stellen en de meest effectieve strategie ontwikkelen om
hun echtscheiding aan te vragen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren door het ontwikkelen
van een centraal punt waar vrouwen informatie kunnen krijgen over zaken als de
keuzemogelijkheid binnen het Nederlandse IPR en de gevolgen van toepassing van
Nederlands of Marokkaans recht, de inhoud van de Mudawwana met betrekking tot
echtscheiding, de interpretatie van de wetgeving door Marokkaanse en Nederlandse rechters,
afspraken tussen Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten en de mogelijke procedures op het
Marokkaanse consulaat. Verder zouden ervaringen van vrouwen kunnen worden verzameld
en advies worden gegeven over de best te volgen strategieën. Voorlichtingsactiviteiten en
politieke lobby zouden op een gecoördineerde wijze kunnen worden ontwikkeld.
Er zijn al vrouwenorganisaties die hier mee bezig zijn. Een multiculturele
vrouwenorganisatie in Amsterdam is bezig met het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal
23 Deze informatie is afkomstig van een persbericht van FORUM, september 2001.
78
over de Mudawwana en een organisatie die verschillende activiteiten op dit terrein ontwikkelt
is de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland (MVVN: 1999). De MVVN heeft een
speciaal spreekuur voor vrouwen die met problemen zitten ten aanzien van hun echtscheiding.
Door het verzamelen van dossiers en andere informatie willen zij hun kennis over de
knelpunten vergroten en in samenwerking met advocaten in Marokko proberen vrouwen met
hun rechtszaak te helpen. Daarnaast hebben zij twee conferenties georganiseerd over het
Marokkaanse familierecht met deelnemers uit verschillende disciplines om zodoende
strategieën te ontwikkelen die de belangrijkste knelpunten kunnen oplossen. Zij zijn
internationaal en transnationaal actief en proberen via politieke lobby het onderwerp onder de
aandacht te brengen van beleidsmakers.
De kennis die uit deze activiteiten voortvloeit komt jammer genoeg niet bij alle vrouwen
terecht. Tijdens mijn onderzoek heb ik van enkele vrouwen gehoord dat zij op de hoogte
waren van het bestaan van de MVVN, maar geen van mijn respondenten had contact met hen
gezocht rondom hun eigen echtscheiding. Mogelijk heeft dit te maken met een aantal
kenmerken van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland dat door verschillende auteurs
wordt genoemd. Volgens Buijs en Nelissen (1994: 187) wordt effectieve politieke organisatie
bemoeilijkt door interne tegenstelling als gevolg van het heterogene karakter van de groep.
Obdeijn en de Mas (2001: 28) stellen dat met name Riffijnen zich beknot voelen in hun
vrijheid van spreken en handelen uit angst voor het controleapparaat van de Marokkaanse
overheid wiens invloed zich tot over de grenzen uitstrekt. Een andere kenmerk van
Marokkanen afkomstig uit het Rifgebied zou een grote mate van individualisme zijn. Door de
harde levensomstandigheden in de regio zou de overtuiging dat je alleen op jezelf kunt
vertrouwen sterk zijn. Argwaan en naijver zouden de contacten daardoor vaker kenmerken
dan solidariteit en samenwerking, met een gebrek aan sociale cohesie binnen de Marokkaanse
gemeenschap als gevolg (Obdeijn en de Mas 2001: 41). Zoals al eerder is aangegeven gaat het
bij echtscheiding en het Marokkaanse familierecht bovendien om moeilijk bespreekbare
onderwerpen wegens hun symbolische belang voor met name het mannelijke deel van de
Marokkaanse gemeenschap.
Mijn respondenten leken inderdaad de neiging te hebben om eerder hun eigen zaken op te
lossen dan gezamenlijke strategieën te ontwikkelen. Hun scepsis ten opzichte van de
Marokkaanse autoriteiten leek zich met name te manifesteren in wantrouwen ten opzichte van
het Marokkaanse consulaat en gebrek aan vertrouwen in het Marokkaanse justitiële systeem.
Maar ook angst voor de gevolgen van roddel en voor isolatie binnen de Marokkaanse
79
gemeenschap zelf lijken ertoe te leiden dat vrouwen met name op zichzelf of op een enkele
goede bekende vertrouwen en weinig geneigd zijn tot het zoeken van samenwerking met
andere Marokkaanse vrouwen. Daarnaast was een argument dat door enkele vrouwen werd
genoemd om niet als eerste contact met de MVVN op te nemen het feit dat de organisatie
bekend staat om haar seculiere signatuur terwijl zij er zelf meer behoefte aan hadden om
vanuit hun islamitische achtergrond strategieën te ontwikkelen.
Bij de wijze waarop Marokkaanse vrouwen zich rondom dit onderwerp organiseren lijkt de
nadruk dan ook meer te liggen op persoonlijke netwerken met daarnaast een relatief kleine
groep vrouwen die zich op seculiere basis organiseert en zich inzet voor politieke lobby en
enkele groepjes die zich vanuit hun islamitische achtergrond organiseren en zich informeren
over hun rechten. Toch is er mijns inziens ruimte voor meer onderlinge samenwerking, onder
andere door de gezamenlijke behoefte aan informatie, en kunnen bestaande organisaties een
belangrijke rol spelen bij de verspreiding hiervan door voorlichtingsactiviteiten te organiseren
op locaties die bezocht worden door vrouwen met verschillende achtergronden en van
verschillende generaties, zoals buurthuizen en in toenemende mate meiden- en
studentenorganisaties. Ook zou er meer kunnen worden samengewerkt met Nederlandse en
multiculturele·organisaties zoals maatschappelijk werk en emancipatiewerkgroepen. Daarbij
is het mijns inziens van belang dat de mogelijkheid bestaat om strategieën vanuit zowel een
seculier als een religieus perspectief te onderzoeken.
80
SLOTWOORD
In het in deze scriptie beschreven onderzoek heb ik door middel van literatuuronderzoek,
informatie via deskundigen en de ervaringen van een aantal vrouwen zelf een aantal aspecten
bestudeerd en conclusies getrokken ten aanzien van de strategieën die vrouwen van
Marokkaanse afkomst die in Nederland wonen, volgen bij het aanvragen van echtscheiding.
Door het beperkte karakter van mijn respondente.ngroep heb ik niet de ervaringen van alle
groepen vrouwen van Marokkaanse afkomst in Nederland kunnen verwerken. Ik heb mij
bovendien geconcentreerd op de juridische strategieën die vrouwen volgen en de politieke,
juridische en sociale factoren die deze strategieën beïnvioeden. Conclusies ten aanzien van de
positie van groepen vrouwen die geen onderdeel van het onderzoek hebben uitgemaakt en de
rol die anderen, zoals de 'udul op de Marokkaanse consulaten en mogelijke andere
bemiddelaars en betrokkenen, hebben gespeeld, met name bij processen die aan de juridische
strategieën vooraf zijn gaan, zijn hierdoor wellicht wat onderbelicht gebleven en zouden
onderwerp kunnen zijn van nader onderzoek. Toch heb ik mijns inziens een beeld kunnen
geven van een aantal centrale aspecten die van belang zijn als vrouwen van Marokkaanse
afkomst die in Nederland leven echtscheiding willen aanvragen en de problemen die zij
hierbij ervaren. Het is hopelijk duidelijk geworden dat deze ervaringen niet op zich staan maar
beïnvloed worden door ontwikkelingen waarbij verschillende partijen zijn betrokken en
meerdere belangen aan de orde zijn. Internationale migratie, transnationale en locale
netwerken, bilaterale verhoudingen, politieke, economische en sociale ontwikkelingen in
zowel Nederland als Marokko en de rol die het juridische apparaat bij deze ontwikkelingen
speelt vormen het kader waarbinnen het dagelijks leven van deze vrouwen zich afspeelt. Ik
hoop dat ik de relatie tussen deze verschillende ontwikkelingen enigszins heb kunnen
verduidelijken alsmede de betreffende belangen die soms zeer uiteenlopend kunnen zijn.
Bij de onderhandelingen die uit deze belangenconflicten voortvloeien speelt communicatie
een cruciale rol. Mijns inziens is deze het meest productief als zij plaatsvindt op basis van
gelijkwaardigheid en wederzijdse begrip en respect voor elkaars uitgangspunten en meningen.
Dit geldt niet in de laatste plaats voor denkbeelden van individuele vrouwen over de wijze
waarop zij hun eigen leven vorm willen geven.
81
LITERATUURLIJST
Achekar, Malika 1986 Ik kliënt, ik hulpverlener. Nijmegen: Landelijke Vereniging voor Alleenstaande
Arabische Vrouwen (LV AA V). Ahmed, Leila
1992 Women and Gender in Islam. Historica! Roots of a Modern De bate. New Haven and London: Yale University Press.
Berger, M. S. en J.H. Kaldenhoven 1997 De Mudawwanah: Marokkaans wetboek inzake personen-, familie- en erfrecht.
Nijmegen: Ars Aequi Libri. Blokland, E. en M. de Vries
1992 De afhankelijke verblijfstitel van migrantenvrouwen. Nijmegen: Wetenschapswinkel Nijmegen, Katholieke Universiteit Nijmegen.
Borm, Julie-Anne 1994 Gescheiden vrouwen en de voorzieningen voor de kinderen. In: Vrouwen van
de MiddenAtlas: vrij of vroom?. Bernhard Venema en Jogien Bakker (red.). Utrecht: Van Arkel, pp 197-223
Buijs, Frank J. en Carien Nelissen 1994 Tussen continuïteit en verandering. Marokkanen in Nederland. In: Het
democratisch ongeduld. Hans Vermeulen en Rinus Penninx (red.). Amsterdam: Het Spinhuis, ppl 77-256
Buskens, Léon 1999 Islamitisch recht en familiebetrekkingen in Marokko. Amsterdam: Bulaaq.
Firdous, Rehana 2000 Woman's Right of Separation (Khul'). Can She Claim it as a Matter of Law? In:
PakistanJournal of Women's Studies: Alam-e-Niswan 7, pp 1-20. Fontein, E. M.H.
1988 Tafwid: het verlenen van de verstotingsbevoegdheid aan de echtgenote. In: Recht van de Islam 6. S.W.E. Rutten (red.). Maastricht: Vereniging tot bestudering van het recht van de islam en het Midden-Oosten (RIMO), pp32-43
Hassan, Riffat 1998 Gelijk voor God, ongelijk op aarde? Islamitische vrouwen en mensenrechten.
In: Mensen, rechten en islam. Beschouwingen over grondrechten. Katja Noordam, Roemer van Oordt en Coskun Coruz (red.). Amsterdam: Bulaaq, pp 53- 79.
Jansen, Willy 1981 The Sleeping Child: the social signi.ficance of a North African belief
Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, vakgroep culturele antropologie Jordens-Cotran, L.
1991 Dubbele nationaliteit en naturalisatie. In: Migrantenrecht 314. Utrecht: FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, pp 73-7 5.
Jordens-Cotran, L. 2000 Het Marokkaanse familierecht en de Nederlandse rechtspraktijk. Utrecht:
FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. Leemhuis, Fred
82
1989 De Koran: een weergave van de betekenis van de Arabische tekst in het Nederlands. Houten: Het Wereldvenster, pp 33.
Lutz, Helma en Annelies Moors 1989 De mythe van de ander. Beeldvorming over Turkse migrantes in Nederland. In:
Lover 8911. Amsterdam: Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIA V) pp 4-7.
Maher, Vanessa 1974 Women and Property in Morocco. Their changing relation to the process of
social strati.fication in the Middle Atlas. Cambridge: Cambridge University Press
Mernissi, Fatima 1978 The Patriarch in the Moroccan Farnily: Myth or Reality? In: Women's status
andfertility in the Muslim World. James Allman (ed.). New York: Praeger Publishers, pp 312-332.
Mir-Hosseini, Ziba 1996 The Delegated Right to Divorce in Iran and Morocco. In: Talaq-i-Tajwid: The
Muslim Woman's Contractual Acces to Divorce. Lucy Caroll and Harsh Kapoor (eds.). Wamen Living Under Muslim Laws (WLUML), pp 121-133.
Mir-Hosseini, Ziba 2000 Marriage on trial. Islamic Family Law in Iran and Morocco. London: Tauris.
(Revised edition; first edition 1993) Moors, Annelies
1999 Debating Islamic Family Law: Legal Texts and Social Practices. In: Social History of Wamen and Gender in the Modern Middle East. Margaret L. Meriwether and Judith E. Tucker (eds.). Oxford: Westview Press, pp 141-175.
Mostermans, P. M. M. 1999 Echtscheiding. Praktijkreeks /PR deel 5. Deventer: Kluwer, pp 21-48.
MVVN 1999 Jaarverslag 1998. Amsterdam: Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland
(MVVN) Naamane-Guessous, Soumaya
1994 De schaamte ontsluierd Vrouwen uit Casablanca over huwelijk, seksualiteit en erotiek. Amsterdam: Globe Pockets. (Oorspronkelijke uitgave: Achter de schermen van de schaamte, 1990. Uitgeverij An Dekker)
NCB 1992 De wenselijkheid van een bilateraal verdrag tussen Marokko en Nederland
over conflicten aangaande het Internationale familierecht. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB).
Obdeijn, Herman en Paola De Mas 2001 De Marokkaanse Uitdaging. De tweede generatie in een veranderend
Nederland. Utrecht: FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. Rutten, Susan
1988 Moslims in de Nederlandse rechtspraak: een inventarisatie van gepubliceerde rechterlijke beslissingen in zaken waar Islamitische rechtsnormen en waarden een rol spelen, 1973-1986. Kampen: Kok.
Rutten, Susan 1998 Islamitisch familierecht in de Nederlandse rechtsorde: ruimte voor
multiculturaliteit? In: Mensen, rechten en islam. Beschouwingen over grondrechten. Katja Noordam, Roemer van Oordt en Coskun Coruz (red.). Amsterdam: Bulaaq, pp 141-154.
83
Snelders, Petra 1999 Een kwestie van keuzes. De discrepantie tussen vreemdelingenbeleid enerzijds
en emancipatie- en integratiebeleid anderzijds en de praktische gevolgen ervan voor vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning. Doctoraalscriptie Politieke en Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam.
Strikwerda, L.
84
1992 Gevolgen van een bilateraal verdrag met Marokko voor het Nederlandse Internationaal familierecht. In: De wenselijkheid van een bilateraal verdrag tussen Marokko en Nederland over conflicten aangaande het Internationale familierecht. NCB (red.). Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB), pp 5-13.
Recommended