View
9
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
STUDENTENBROCHURE
VERPLEEGAFDELING NEFROLOGIE, ENDOCRINOLOGIE Sector Metabole en cardiovasculaire aandoeningen
Ingang 12 / route 1447
2
1 INLEIDING
Beste student
Van harte welkom op onze afdeling.
In deze brochure vind je informatie over de afdeling, patiënten en pathologieën. Je vindt er ook
praktische afspraken voor een vlotte samenwerking.
We wensen je een aangename en leerrijke stage toe.
Succes!
Het team
3
2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING
2.1 Locatie
De afdeling Nefrologie en Endocrinologie is te bereiken via ingang 12, route 1447.
Er zijn 24 bedden (kamers 1801 tot 1818), verdeeld over een- en tweepersoonskamers.
Keuken, berging, spoelruimte, onthaal-verpleegpost, artsenbureau, linnenkamer, badkamer, douche
en onderhoudslokaal bevinden zich in de middenruimte van de afdeling. Het staflokaal voor
verpleegkundigen bevindt zich aan de buitenzijde van de verpleegeenheid.
2.2 Organisatie
MEDISCH TEAM
Diensthoofd Nefrologie: prof. dr. W. Van Biesen
Diensthoofd Endocrinologie: prof. dr. G. T’Sjoen
Supervisoren: stafleden
Artsen-specialisten in opleiding (ASO). Zij zijn verantwoordelijk voor de continue medische
opvolging van de patiënten, eventueel bijgestaan door co-assistenten. Hun taken:
○ Beheer van het medisch dossier van de opgenomen patiënten.
○ Behandelingen instellen en de patiënten opvolgen.
○ Onderzoeken aanvragen.
○ De dagelijkse zaalronde met de toewijsverpleegkundigen.
○ Een wekelijkse multidisciplinaire patiëntenbespreking met het medisch diensthoofd, de
hoofdverpleegkundige, toewijsverpleegkundige, sociale verpleegkundige, diëtiste en
kinesist.
○ Patiënten en hun familie medisch informeren
○ Opvang van sociale problematieken.
○ De werking van de verpleegeenheid verbeteren in overleg met de hoofdverpleegkundige.
VERPLEEGKUNDIG TEAM
De hoofdverpleegkundige, Lizy Christelle, is verantwoordelijk voor:
De organisatie van de afdeling.
De organisatie, coördinatie en supervisie van het verpleegkundige team, het secretariaat, de
logistiek medewerkers.
De belangen van het management en personeel behartigen.
Communicatie en overleg met het medische en het verpleegkundige team, met andere
zorgverleners en medewerkers.
Communicatie met patiënten en hun familie
Contacten met praktijklectoren van de verschillende scholen.
Kwaliteitszorg bewaken en verbeteren.
Het materiaalbeheer op de afdeling.
4
Er is een gevarieerd verpleegkundig team. Sommige collega’s hebben opleidingen gevolgd die
specifiek gericht zijn naar onze patiëntenpopulatie. Er werken bij ons diabeteseducatoren,
nefrologisch verpleegkundigen en verpleegkundigen die zich gespecialiseerd hebben in
transplantatie.
De verpleegkundigen werken in een ploegensysteem:
vroegdienst 6.45 - 14.45 uur
late dienst 14.15 - 22.15 uur
nachtdienst 22 - 7 uur
Zij staan in voor de integrale verzorging van de patiënt volgens het verpleegmodel van
patiëntentoewijzing en zijn verantwoordelijk voor:
Totaalzorg plannen, uitvoeren, evalueren en rapporteren en het verpleegdossier up-to-date
houden.
Patiëntenadministratie bij opname, verblijf en ontslag.
Zaalronde en overleg met de behandelende arts.
Communicatie en overleg met verpleegkundigen, hoofdverpleegkundige en andere
zorgverleners.
Deelnemen aan het wekelijkse multidisciplinaire overleg.
Transfer van patiënt van PAZA naar de afdeling.
Transfer van patiënt van de afdeling naar IZ of omgekeerd.
Patiënten en familie informeren.
Medische opdrachten en verpleegtechnische handelingen uitvoeren.
Assisteren bij medische handelingen.
Medicatietoediening.
Begeleiding studenten verpleegkunde volgens het mentoraatschap:
o samenwerken met studenten
o informatie geven
o feedback geven over kennis, handelen, attitudes
o evaluatie van de begeleide studenten
Streven naar een optimale kwaliteitszorg.
Materiaalzorg.
ADMINISTRATIEF PERSONEEL
De secretaresse van onze afdeling heeft volgende taken:
Beddenplanning en bedbezetting regelen.
Nieuwe patiënten ontvangen en begeleiden naar hun kamer.
Iedereen doorverwijzen die zich aanmeldt aan het onthaal.
Onderzoeken en consulten vastleggen en daarvoor vervoer organiseren.
Patiëntenadministratie.
Administratieve hulp aan de hoofdverpleegkundige.
Studentenroosters opmaken.
5
LOGISTIEKE MEDEWERKERS
Hun taken:
Maaltijden op- en afdienen.
Voeding voorbereiden en zo nodig patiënten eten geven.
Perorale vochtintake noteren.
Helpen bij transfer van de patiënt naar een andere kamer of afdeling.
Spoelruimte opruimen.
Linnenkarren aanvullen.
Kamers opruimen na ontslag.
Dringende stalen wegbrengen of dringend materiaal afhalen.
ONDERHOUDSPERSONEEL
Poetst dagelijks de kamers, gangen en dienstruimtes. Bij ontslag van een besmette patiënt
ontsmetten zij ook de kamer.
SOCIALE DIENST
Taken van de sociaal verpleegkundige:
Oplossingen zoeken voor sociale en financiële problemen van patiënten.
Onderzoeken op welke financiële tegemoetkomingen patiënten recht hebben.
Vervoer regelen bij ontslag van patiënten.
Vervoersregeling uitwerken voor ambulante hemodialysepatiënten en poliklinische
consultaties.
VERPLEEGKUNDIGEN THUISDIALYSE
Ze werken op de polikliniek Nefrologie. Ze zijn verantwoordelijk voor het trainingsprogramma van
CAPD- patiënten. Onze afdeling werkt nauw met hen samen. Zo geven zij ons ondersteuning bij de
opvolging van de opgenomen CAPD-patiënten.
DIABETESEDUCATOREN
Ze werken op de polikliniek Endocrinologie. Ze zijn verantwoordelijk voor de educatie van de
opgenomen endocrinopatiënten. Onze afdeling werkt nauw met hen samen.
DIËTISTEN
Diëtisten kunnen geraadpleegd worden voor ondersteuning, begeleiding en advies aan patiënten
met dieetvoeding.
6
KINESISTEN
Kinesisten mobiliseren onze patiënten dagelijks en geven ademhalingskine. Zij begeleiden ook de
studenten kinesitherapie.
BLOEDPRIKPLOEG
De verpleegkundigen van de Bloedprikploeg vallen onder de bevoegdheid van de dienst Klinische
biologie. Zij doen dagelijks (tot 11 uur) perifere en centrale bloedafnames bij patiënten.
7
3 INFORMATIE OVER DE AFDELING
3.1 Medisch patiëntenprofiel
PATIËNTENPROFIEL NEFROLOGIE
1. Patiënten opgenomen met acute nierinsufficiëntie
Een acute achteruitgang van de nierfunctie kan zich manifesteren met oligo-anurie of met bewaarde
diurese. Er zijn verschillende vormen van acute nierinsufficiëntie/ prerenale, renale en postrenale.
Mogelijke oorzaken zijn deshydratatie, chemotherapie, stenose ...
2. Patiënten met chronische nierinsufficiëntie
Chronisch nierfalen is een geleidelijke achteruitgang van de nierfunctie. Het kan jaren duren tot het
stadium van terminale nierinsufficiëntie bereikt wordt. Chronische nierinsufficiëntie kan o.a.
veroorzaakt worden door diabetes, analgeticanefropathie, systeemziektes, chronische
glomerulonefritis, polycystische nieren, maligne hypertensie …
Afhankelijk van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) wordt chronisch nierfalen ingedeeld in vijf
stadia. Nierfunctievervangende therapie zoals hemodialyse of peritoneale dialyse wordt pas opgestart
in stadium 5, nl. terminaal nierfalen of eindstadium nierfalen.
3. Patiënten in behandeling met hemodialyse
Patiënten die een probleem hebben tijdens de behandeling met hemodialyse worden op onze afdeling
opgenomen. Hemodialysepatiënten komen driemaal per week naar de dialyseafdeling. De meesten
overdag, maar er bestaat ook nachtelijke hemodialyse. Sommige patiënten krijgen een opleiding om
zelf thuis hemodialyse toe te passen. Zij kunnen zich dan dagelijks zelf dialyseren. Die patiënten
worden streng geselecteerd.
Er zijn twee soorten toegangswegen om te dialyseren: een getunnelde dialysekatheter of een AV-
shunt in de arm. Dat is een verbinding tussen een arterie en een vene. De dialysekatheter wordt
uitsluitend gebruikt om te dialyseren, sluit er nooit een infuus op aan! Aan de arm waar de AV-shunt
werd geplaatst, mag de bloeddruk niet gemeten worden, mogen geen infusen worden geplaatst en
ook geen bloedafnames worden uitgevoerd. Studenten krijgen de kans om een dialyse bij te wonen.
Meer hierover tijdens de introductie.
4. Patiënten in behandeling met continue ambulante peritoneale dialyse
Peritoneale dialyse wordt thuis uitgevoerd, bij voorkeur door de patiënt zelf, soms met ondersteuning
van thuisverpleegkundigen die op onze poli getraind zijn. Peritoneale dialyse kan manueel gebeuren:
de patiënt voert dan overdag een viertal manuele wissels uit. Er kan ook een toestel gebruikt worden:
automatische peritoneale dialyse (APD). De patiënt dialyseert dan gedurende de nacht.
Peritoneale dialyse gebeurt via een abdominale katheter die in het peritoneum geplaatst wordt.
Daarvoor wordt de patiënt 1 à 2 dagen opgenomen. De thuisdialyseverpleegkundige leert de CAPD-
techniek aan de patiënten of hun partner aan op de polikliniek. Zo kunnen ze die behandeling
onafhankelijk thuis verderzetten.
Peritonitis is de meest voorkomende complicatie van CAPD. Dat kan leiden tot een opname. PD-
patiënten komen op onze afdeling terecht als ze om een andere reden gehospitaliseerd zijn.
8
5. Niertransplantatie of nier-pancreastransplantatie
Niertransplantatie is een nierfunctievervangende therapie. Patiënten staan op een wachtlijst tot er een
orgaan beschikbaar is en de transplantcoördinator hen oproept. Die patiënten zijn meestal al in
hemodialyse of CAPD-behandeling.
De preoperatieve voorbereiding voor de transplantatie gebeurt op onze afdeling.
Na de transplantatie verblijven patiënten 1 of 2 dagen op Intensieve zorg. Nadien komen ze terug
naar onze afdeling. De patiënt verblijft tot het ontslag op een eenpersoonskamer, in beperkte
beschermende isolatie. Dat is nodig door de behandeling met immunosuppresiva, waardoor
transplantatiepatiënten vatbaarder zijn voor infecties. Kinderen jonger dan 14 jaar mogen niet op
bezoek komen en bloemen zijn niet toegelaten.
6. Andere patiënten
Met nefrotisch syndroom: een aandoening waarbij de glomeruli aangetast zijn. Klinische
kenmerken zijn vooral oedeem en proteïnurie.
Met elektrolietenstoornissen: de meest frequente elektrolietenstoornissen op de
nefrologische afdeling zijn hyper- en hypokaliëmie en hyponatriëmie.
Met een normale nierfunctie, voor observatie van nefrologische symptomen zoals
hematurie en proteïnurie.
PATIËNTENPROFIEL ENDOCRINOLOGIE
1. Patiënten met pas ontdekte diabetes
Deze patiënten worden meestal na doorverwijzing door de huisarts met een forse hyperglycemie
opgenomen via de Spoedgevallendienst. Klassieke symptomen zijn: dorst, polyurie, vermagering.
De opname op onze afdeling heeft een aantal doelen:
Prioritair de glycemie terug naar een aanvaardbare waarde brengen. Dat gebeurt d.m.v. IV
insuline via een spuitpomp. Zo kan het insulinedebiet makkelijk aangepast worden aan de
glycemie die om de twee uur gecontroleerd wordt. Na minimum 24 uur IV insuline kan de
arts uitrekenen hoeveel insuline de patiënt nodig heeft.
Diagnosticeren om welk type diabetes het gaat met een bloedafname.
Een behandeling instellen: antidiabetica = OAD of met (meng)insulines.
Frequente glycemiecontroles om de behandeling te kunnen evalueren en bijsturen. De
diabeteseducatoren van de poli Endocrinologie en de diëtiste informeren de patiënt ook
uitgebreid over diabetes, voeding, medicatie en beweging.
2. Diabetespatiënten met ontregelde glycemie, opgenomen voor oppuntstelling
Vele factoren kunnen de glycemie ontregelen: infectie, ziekte, therapie-ontrouw, stress, interactie
met andere medicatie … Bij opname wordt de insulinenood bepaald door alle antidiabetica te
stoppen en de patiënt over te schakelen op IV insulinepomp. De glycemie wordt om de 2 uur
geprikt, de insuline aangepast volgens bepaalde glycemiegrenzen. Na 24 u wordt de totale
insulinenood berekend en wordt overlegd welke behandeling wordt ingesteld.
Diabetespatiënten - vooral type 1 - kunnen bij ontregeling in keto-acidose gaan. Zonder
behandeling is dat levensbedreigend. Afhankelijk van de ernst kunnen de patiënten eerst op
Intensieve zorg gemonitord worden en nadien verder op de afdeling behandeld worden.
9
3. Opname om SC insulinepomp op te starten
Diabetespatiënten type 1 kunnen kiezen voor een SC insulinepomp en niet voor SC
insulinepennen. Die therapie heet: continue subcutane insuline-infusie of CSII. Na groen licht van
de endocrinoloog krijgt de patiënt op de polikliniek uitleg over het gebruik van deze pomp. Nadien
krijgt de patiënt de pomp mee om er een week thuis mee te oefenen. Het reservoir van de pomp is
dan nog gevuld met fysiologisch serum, de patiënt gebruikt nog steeds de insulinepennen voor zijn
behandeling. Nadien wordt de patiënt gedurende een week bij ons opgenomen. De educator en
diëtiste coachen de patiënt nauwgezet om de pomp te gebruiken en te leren rekenen in ‘grammen
koolhydraten’. Er worden frequent glycemiecontroles uitgevoerd. De endocrinoloog stuurt de
behandeling bij waar nodig.
4. Patiënten met een diabetische voetwonde
Diabetische voetwonden zijn chronische wonden. Patiënten verblijven vaak lang op de afdeling. De
behandeling is multidisciplinair: de endocrinoloog, vaatchirurg, wondzorgconsulenten en podologe
volgen de wonde op en sturen in onderling overleg de behandeling bij.
5. Ziekte van Addison
Dat is een zeldzame chronische aandoening waarbij de afscheiding van cortisol, aldosteron en
androgenen in het gedrang komt door een aantasting van de bijnierschors. Auto-immuniteit is
daarvan meestal de oorzaak. Een ontstekingsreactie of infectie kan de bijnier ook aantasten.
Symptomen treden pas op wanneer het grootste deel van de bijnierschors vernietigd is. De
patiënten hebben meestal al ruime tijd last van ernstige vermoeidheid, spierzwakte,
gewichtsverlies, nausea en braken, gewrichtspijn en spierpijn.
Zij moeten levenslang cortisonepreparaten innemen.
6. Feochromocytoom
Een feochromocytoom is een tumor van het bijniermerg die te veel stresshormonen aanmaakt.
Daardoor kunnen heel wat klachten ontstaan die sterk verschillen van persoon tot persoon:
hypertensie, opvliegers, zweten, orthostatische hypotensie, hartkloppingen of een drukkend gevoel
op de borst, angstaanvallen, moeheid en hyperglycemie. Een plotse ernstige hypertensie kan
leiden tot een hartinfarct, hartritmestoornissen, CVA en soms overlijden.
Om dat te behandelen nemen we de bijnier chirurgisch weg. Tijdens deze ingreep kunnen
ongecontroleerde hoeveelheden stresshormonen vrijkomen uit de tumor, wat kan leiden tot
gevaarlijke bloeddrukschommelingen. Daarom worden patiënten een tweetal weken voor de
ingreep opgenomen op onze afdeling en voorbehandeld met bloeddrukverlagende medicijnen en
extra vochttoediening met IV fysiologisch serum.
7. Hypofyseadenoom
Een hypofyseadenoom is een goedaardig gezwel in de hypofyse. De oorzaak is meestal niet
bekend. Een hypofysetumor groeit langzaam waardoor klachten vaak geleidelijk ontstaan. Zo kan
de tumor ongemerkt groeien. Een hypofysetumor die hormonen produceert kan o.a. de volgende
aandoeningen veroorzaken:
Ziekte van Cushing wanneer de tumor zorgt voor een verhoogde cortisolproductie.
Acromegalie wanneer de tumor een verhoogde productie van groeihormoon veroorzaakt.
De behandeling is soms medicamenteus, soms chirurgisch (hypofysectomie).
10
8. Diagnostische testen
Als de arts bij een patiënt een endocrinologische aandoening vermoedt, voeren wij tijdens de
opname testen uit om die diagnose te bevestigen. Dat kan een paar dagen duren. Het gaat vooral
om bloedafnames die op uur moeten gebeuren, al dan niet na IV injectie van een bepaald
hormoon. Voor sommige testen mag de patiënt gedurende een aantal dagen niet eten of drinken
tot een bepaalde labwaarde bereikt wordt.
PATIËNTEN VOOR HARTKATHETERISATIE
Patiënten kunnen worden opgenomen voor een hartkatheterisatie of coronarografie. Zij blijven
meestal maar één à twee dagen op onze afdeling. Doel van hartkatheterisatie:
diagnose stellen, vb. bij patiënten die last hebben van RSP
opvolging na CABG of harttransplantatie
behandeling, vb. PTCA
In het zorgenplan is een checklist beschikbaar die omschrijft welke verpleegkundige voorbereiding
en observaties nodig zijn wanneer de patiënt terug op de afdeling is. Studenten krijgen de kans om
een coronarografie bij te wonen. Je krijgt meer uitleg tijdens de introductie.
Op de afdeling worden ook regelmatig ECG’s afgenomen. Studenten nemen dat het best op in de
leerdoelstellingen.
3.2 Verpleegkundige zorgen en observatie
VERPLEEGDOSSIER
Het verpleegdossier is geïntegreerd in het elektronisch patiëntendossier.
Studenten loggen steeds in met hun eigen paswoord om gegevens te raadplegen of aan te vullen. Het
elektronisch verpleegdossier is zeer uitgebreid:
1. Zorgenplan
In het zorgenplan staat per dag welke zorgen moeten uitgevoerd worden bij de patiënt en welke mate
van hulpbehoevendheid er is. De verpleegkundige moet dat plan bij elke shift up-to-date houden.
2. Vocht- en voedingslijst
Op dat papieren document wordt de voedingsinname en/of verplichte vochtinname of -beperking van
de patiënt genoteerd. Het document wordt bijgehouden op de patiëntenkamer. De patiënt vult het bij
voorkeur zelf in, zo nodig met hulp. De tussenstanden van de vochtbalans moeten per shift in het
parameterblad in het verpleegdossier worden genoteerd. Je krijgt de afspraken daarover mee tijdens
de introductie.
3. Parameterblad
Vermeld de parameters (bloeddruk, pols, temperatuur, glycemie, gewicht, drains, zuurstofsaturatie
…). Het is ook een link naar de registratie van wond-, huid-, en katheterzorg,
wisselhouding/valpreventie/fixatie.
11
4. CAPD-blad binnen het parameterblad
Bevat de instructies over wisseltechniek, dialysaat, frequentie van de wissels en eventuele
medicatietoevoeging. Observaties over het dialysaat (gewicht, uitzicht) worden er genoteerd.
5. Zelfstandigheidstraining medicatie bij transplantatiepatiënten
De patiënt leert in verschillende stappen kennis aan over medicatie-inname na transplantatie.
6. Glycemiedagcurve (in parameterblad)
Glycemiecontroles gebeuren op vaste tijdstippen. Wanneer een diabetespatiënt zich onwel voelt,
wordt een extra controle uitgevoerd. De resultaten worden in het parameterblad genoteerd. De
student rapporteert de glycemieën ook aan de verpleegkundige. Aan de hand van deze cijfers wordt
de dosis van insuline aangepast.
7. Checklist coronarografie
Daarin staat gedetailleerd hoe de patiënt wordt voorbereid voor een coronarografie en welke
observaties er nodig zijn eens de patiënt terug op de kamer is.
3.3 VERPLEEGKUNDIGE BASISZORG EN OPVOLGING
Wassen: gebeurt niet langer met water en zeep, maar wel met washandjes die gedrenkt zijn in
huidvriendelijke lotion (verzorgend wassen). Observatie en evaluatie blijven belangrijk. Het is
belangrijk te kunnen uitleggen aan patiënten waarom we daarvoor kiezen.
Hulp bij toilet: de patiënt wordt zoveel mogelijk tot zelfzorg gestimuleerd, Het is belangrijk in de
gaten te houden of de patiënt het kan en het doet.
Mondtoilet: belangrijk bij patiënten met immunosuppressieve behandeling, die de algemene
weerstand van de patiënt vermindert. Die patiënten zijn zeer gevoelig voor mondinfecties.
Nagelverzorging: moet met zorg gebeuren zeker bij onze patiënten met vaatlijden. Voor het
knippen van teennagels is specialistische voetzorg aangewezen.
Decubituspreventie: start bij een goede voedingstoestand en lichaamsverzorging. We passen
wisselhouding toe waar nodig en maken zo veel mogelijk gebruik van drukreducerende kussens
(hielkussen in bed, traagfoam in de zetel). Bij risicopatiënten is het gebruik van een quatro plus
matras aangewezen. Er is een ziekenhuisbreed beleid rond decubituspreventie.
Diurese: bij sommige patiënten wordt de urine per 24 uur verzameld. Urine mag dus nooit zomaar
worden weggegooid. We noteren altijd het urinedebiet. Er wordt een afgedekte urinebokaal
voorzien en een bedpan of urinaal. Er wordt niet geschreven op bokalen, bedpandeksels en
urinalen. Er worden vaak staalafnames gevraagd voor labo of bacteriële kweek. We reinigen
bedpan, nachtstoel en urinaal na elk gebruik.
Vochtinname: belangrijk bij de nefrologische patiënt. Bij sommige patiënten is een strikte
vochtbeperking noodzakelijk (vb. hemodialysepatiënten). Andere patiënten moeten gestimuleerd
worden om vocht in te nemen (vb. na een niertransplantatie). Vraag telkens aan de
verpleegkundige of de patiënt een extra fles water mag hebben. De arts bepaalt het vochtorder en
of de vochtinname moet worden bijgehouden.
12
Stoelgangpatroon: vaak gestoord bij langdurige bedlegerigheid. Observatie is belangrijk. Of er
een rectaal toucher moet gebeuren staat vermeld in het zorgenplan.
Voeding: noteer de hulpbehoefte in het zorgenplan. De voedselinname wordt op een voedingslijst
op de kamer genoteerd. Ondervoeding is een miskend probleem in het ziekenhuis.
O2-therapie: let erop dat de patiënt het masker of de neusbril goed draagt, let op het maximale
debiet (belangrijk bij COPD-patiënten), hernieuw de zuurstofleiding en respiflow zoals aangegeven
in het zorgenplan.
Aërosoltoediening: heb aandacht voor de frequentie van de toediening en vervang tijdig de
leiding.
Wondverzorging: zoals voorgeschreven in de wondzorgfiche.
Insteekplaats van katheters: een goede observatie van de insteekplaats van katheters (centrale
katheters, perifere katheters, dialysekatheters, redons, enckhoffkatheters) is belangrijk. Noteer en
meld roodheid, zwelling en etter.
Valpreventie: we moeten aandacht hebben voor risicopatiënten (val thuis, recidiverend vallen, val
tijdens opname, verminderde mobiliteit, verwardheid …). Wanneer er een valrisico is, moeten we
actie ondernemen (preventie en rapportage). Er is een ziekenhuisbreed beleid rond valpreventie.
Isolatieprocedures: Indien een patiënt verzwakt is en moet beschermd worden tegen
ziekteverwekkers, stellen we (beperkte of strikte) beschermende isolatie in (zie de witte
isolatiekaart op de deur). Indien de patiënt de bron is van de infectie, wordt bronisolatie voorzien
(zie de gekleurde kaart). We leggen de isolatieprocedures uit op de eerste stagedag. Volg die strikt
op. We leggen ook uit wat CMV is en wat de maatregelen zijn in het kader van
moederschapsbescherming.
Medicatie: Je kunt enkel medicatie toedienen onder toezicht van de verpleegkundige. Ook
interpretatie van parameters, infuuswisselingen, wondzorg … gebeurt steeds onder toezicht van de
verpleegkundige.
3.4 SPECIFIEKE VERPLEEGKUNDIGE ZORGEN
Naast de basiszorgen zijn er op de afdeling specifieke zorgen.
1. Zorgen aan patiënten na plaatsing van een AV-fistel
Een AV-fistel is een chirurgisch aangelegde verbinding tussen een arterie en een vene t.h.v. van de
pols of voorarm. Het is een toegangsweg naar de bloedbaan waarlangs gedialyseerd kan worden.
Door de hogere druk van het bloed uit de arterie zet de wand van de vene uit. Daardoor vergroot
die vene en kan ze makkelijker aangeprikt worden om te dialyseren. Enkele belangrijke
aandachtspunten:
De arm moet op een kussen rusten, de patiënt mag niet op die kant slapen.
De kledij mag niet afknellen want dat hindert de bloedcirculatie.
13
Een bloeddrukcontrole of bloedafname aan de fistelarm is tegenaangewezen.
De dag na de ingreep mag de patiënt naar huis.
2. Zorgen aan patiënten na plaatsing van een getunnelde hemodialysekatheter
Via de vena subclavia of de vena jugularis wordt chirurgisch of percutaan een getunnelde katheter
ingebracht die wordt gebruikt als alternatief voor een AV-fistel voor hemodialyse. Enkele
aandachtspunten:
Observaties rond de insteekplaats van de katheter moeten gemeld worden (vb. beginnende
roodheid, ettervorming).
Wanneer deze patiënten een ligbad nemen, moet het verband droog blijven.
Dialysekatheters worden enkel gebruikt om te dialyseren. De katheter mag niet gebruikt
worden voor infuustherapie.
3. Zorgen aan patiënten na plaatsen van een peritoneale dialysekatheter
Patiënten die met peritoneale dialyse behandeld worden, hebben een speciale abdominale katheter
nodig. Die wordt chirurgisch of percutaan geplaatst en vormt een toegangsweg tot het peritoneum.
Via de katheter wordt meestal viermaal per dag peritoneaal dialysevocht ingebracht en
gedraineerd. Het dialysaat wordt gewogen en geobserveerd op helderheid en eventuele vlokken.
Een CAPD- wisseling kan enkel onder toezicht van een ervaren verpleegkundige worden
uitgevoerd.
Observaties rond de insteekplaats van de abdominale katheter moeten steeds gemeld
worden (vb. beginnende roodheid, ettervorming).
Patiënten met CAPD- behandeling mogen geen ligbad nemen, douchen mag wel.
4. Zorgen aan patiënten na nierbiopsie
Dit onderzoek gebeurt bij achteruitgang van de nierfunctie of om een diagnose te stellen. Een
nierbiopsie gebeurt ook op regelmatige tijdstippen na een niertransplantatie om de toestand van de
getransplanteerde nier op te volgen. Een nierbiopsie gebeurt onder echografie. Nazorg op de
afdeling is belangrijk:
Strikte bedrust gedurende 4 uur, nadien 24 uur relatieve bedrust. Alles moet binnen het
bereik van de patiënt staan (urinaal, bedpan, drinken …).
RR en pols worden intensief opgevolgd volgens het protocol nierbiopsie.
Zorg ervoor dat de patiënt voldoende drinkt, bereid zo nodig de maaltijd voor.
Hematurie na nierbiopsie is niet abnormaal, maar moet toch gevolgd en genoteerd worden.
5. Zorgen aan patiënten na hartkatheterisatie
Na een coronarografie worden de vitale parameters strikt opgevolgd. Patiënten die aangeprikt zijn
via de arteria femoralis houden gedurende een aantal uren strikte bedrust. Zij blijven ook
overnachten. Patiënten die via de arteria radialis zijn aangeprikt moeten geen bedrust houden en
mogen dezelfde dag nog naar huis. Informeer dus steeds bij de verantwoordelijke verpleegkundige
vooraleer een patiënt uit bed te helpen.
6. Observaties endocrinologie
Ogenschijnlijk banale symptomen kunnen verband houden met een endocrinologische aandoening,
zoals zweten bij diabetespatiënten, diarree bij hyperthyreose, polyurie bij diabetes insipidus of
hyperglycemie, dorst bij hyperglycemie ...
14
Je vindt meer informatie over verschillende van de bovenvermelde behandelingen en
aandoeningen op www.uzgent.be > zorgaanbod > folders voor patiënten.
15
4 LEERDOELSTELLINGEN
4.1 KLINISCH REDENEREN
Een van de grootste uitdagingen voor een verpleegkundige op onze afdeling is het klinisch redeneren
in de opvolging van de patiënten. Studenten worden daar ook op voorbereid aan de hand van een
twaalftal casussen die we hebben uitgewerkt. De casussen worden bij de aanvang van de stage
gegeven. Het is de bedoeling om dan aan de hand van bestaande protocollen, opzoekwerk en
invulling van de mentor zelf uit te schrijven hoe je die casus zou aanpakken. De oplossing is ook
uitgeschreven en wordt ter beschikking gesteld tegen de laatste twee weken van de stage. Het is
belangrijk dat je kan uitleggen waarom bepaalde parameters worden genomen en wat
normaalwaarden zijn.
4.2 VERPLEEGTECHNISCHE HANDELINGEN
Op onze afdeling kan je verschillende verpleegtechnieken oefenen:
Zorg m.b.t. infuuskatheters: perifere infusen, centrale katheters, poortkatheters.
Observatie van de insteekplaats en controle van bloedflow zijn belangrijk.
Infuus plaatsen en bloedafname uitvoeren.
Hemodialysekatheters: enkel de dialyseafdeling gebruikt daar, de verbandzorg
gebeurt daar ook.
Specifieke verbandzorg bij peritoneale dialysekatheters.
Gebruik volumetrische infuuspomp.
Gebruik IV spuitpompen, o.a. voor insulinetoediening en IV heparine.
Medisch rekenen.
Bloedtransfusie.
Staalafnames: midstream, 24 uursurinestalen, wondkweek, sputumkweek,
faeceskweek, dialysaat van peritoneale dialyse, veneuze bloedafnames, capillaire
bloedafname, screening … Gebruik de juiste techniek en label de stalen correct.
Verbandzorg bij redondrains, redondrains verwijderen.
Nasogastrische sonde voor aspiratie en voor sondevoeding plaatsen en verwijderen.
Een verblijfskatheter plaatsen en verwijderen, eenmalige sondages, wondzorg bij
suprapubische sondes en nefrostomiesondes.
Verzorging AP.
Chronische wondzorg: voornamelijk diabetische voetwonden en decubituswonden.
Chirurgische wondnaden.
CAPD-wissel: steeds onder toezicht uitvoeren. De belangrijkste aandachtspunten bij
de CAPD-wisseling: correcte techniek, observatie van het dialysaat, dagelijks noteren
van het lichaamsgewicht.
ECG-afname.
16
4.2 SPECIFIEKE LEERDOELEN VAN DE AFDELING
Nefrologie
• Bespreken van de werking van de nieren.
• Kijkstage op de dialyse. Daarvoor moet je zelf initiatief te nemen, overleg over de stagedag met
de mentor en dialyseverantwoordelijke.
• Principe van hemodialyse kunnen uitleggen.
• Principe van CAPD kunnen uitleggen.
• Transplantbrochure doornemen en medicatietraining aanleren.
• Inzicht krijgen in de medicatie voor de nierpatiënt.
• De meest voorkomende nierpathologieën kunnen uitleggen.
• Multidisciplinair overleg (MDO) elke dinsdag om 11 uur bijwonen.
Endocrinologie
• Kijkstage bij een diabeteseducator: wordt ingepland in het begin van de stage met het secretariaat
en met de educator zelf.
• Verschil kennen tussen diabetes type 1 en 2 en de behandelingenkennen.
• Inzicht krijgen in acute en langetermijncomplicaties van diabetes.
• Behandeling kennen van acute complicaties van diabetes (hypo, keto-acidotische coma).
• Multidisciplinair overleg (MDO) elke dinsdag om 15 uur bijwonen.
Cardiologie
• Bijwonen van coronarografie, zicht hebben op voorbereiding en nazorg: wordt afgesproken met
de mentor. Vooraf vragen we toestemming aan de katheterisatiezaal.
• ECG nemen, tempo opdrijven, ECG kunnen nemen in een acute situatie. Ook HBO5-studenten
mogen een EKG nemen onder toezicht.
• Principe kennen van nierprotectie.
17
5 PRACTISCHE INFORMATIE EN AFSPRAKEN
VOOR DE AANVANG VAN DE STAGEPERIODE
Neem relevante cursussen nog eens door en selecteer leerdoelen specifiek voor onze afdeling. Focus
niet alleen op technieken, maar ook op planning, overdracht, samenwerken, logisch redeneren en
begrijpen. Hou ook rekening met de werkpunten van de vorige stage. We verwachten dat je medisch
rekenen onder de knie hebt (de regel van drie en de maaltafels worden als parate kennis beschouwd).
Wie daar moeite mee heeft, oefent dus vooraf nog eens extra op medisch rekenen.
BIJ DE AANVANG VAN DE STAGEPERIODE
Dienstgebonden afspraken
Badge en sleutel kleerkast
Ga de eerste stagedag naar het Studentenloket (ingang 12, route 1513) om je badge en de sleutel
voor je kleerkast op te halen. Je krijgt er ook meer uitleg over de toegang tot EPD.
Ten laatste vier dagen na de stage moet je de sleutel teruggegeven, samen met het ingevulde
waarborgformulier. Je mag je badge behouden als het niet je laatste stage is. Het Studentenloket is
open van 8 tot 12 uur en van 12.30 tot 16.30 uur, tel 09 332 99 00.
EPD
Je vraagt een gebruikersnaam en wachtwoord voor EPD aan via je e-IDkaartlezer op een laptop van
onze afdeling.
gebruikersnaam niet gekend: http://wachtwoordbeheer.uzgent.be. Er verschijnt een
certificaat.
gebruikersnaam wel gekend: vraag steeds een nieuw wachtwoord aan.
Je moet de PIN-code van je e-ID kennen. Je krijgt toegang binnen de twee dagen. Vul je contractuele
verbintenis in en laad die op tijdens je eerste stage in het UZ Gent via intranet > bedrijfswijzer > ICT >
dienstencatalogus > EPD> ultragenda.
Met je gebruikersnaam en wachtwoord moet je ook de e-learning doorlopen en de EPD-test afleggen
(www.uzleerlink.be). Indien je driemaal niet slaagt, moet je contact nemen met de school.
Schrijftoegang is mogelijk binnen de eerste twee werkdagen. Geef het door als het niet lukt. Het is
belangrijk steeds met je eigen code te werken in EPD.
Introductie
Op de eerste stagedag zal de hoofdverpleegkundige of administratief medewerker je verwelkomen:
Voorstelling van de afdeling.
Informatie over de afdeling en pathologie van de patiënten.
Nalezen doelstellingen en bijsturing.
Organisatie stageperiode met mentoren.
Wederzijdse verwachtingen.
Klemtonen.
Leerkansen.
18
De eerste dag overlopen we de leerdoelstellingen. Na de introductie door de hoofdverpleegkundige
mag je de doelstellingen nog bijstellen en de volgende dag opnieuw voorleggen.
Rooster
De administratief medewerker maakt de uurroosters op en geeft een rondleiding op de afdeling. Zij
volgt alle administratieve afspraken op. Op de eerste dag krijg je een rooster (kopie) dat zo goed
mogelijk gelijkloopt met de werkregeling van de mentor(en). Aanpassingen zijn mogelijk via de
hoofdverpleegkundige of administratieve medewerker (ellen.roegiers@uzgent.be). Het rooster bevat
de EPD-code, je mailadres, de naam van de mentor(en) en de contactgegevens van de
stagebegeleider.
Persoonlijke spullen
Je kunt je persoonlijke spullen opbergen in een kast. De sleutel hangt aan het bord in het
verpleeglokaal. Indien kledij niet past, kan je met je EPD-code in Facilink een juiste maat aanvragen.
De secretariaatsmedewerkers of hoofdverpleegkundige kunnen daarbij helpen.
Ziekte
Verwittig de school en de afdeling (09 332 31 72) vóór de aanvang van je shift. Bezorg een attest aan
de school. Een inhaalstage na de voorziene periode is alleen mogelijk als de school daarmee akkoord
is en er een contractverlenging wordt geregeld tussen de school en het UZ Gent.
Mentoren
Elke verpleegkundige is mentor en heeft de mentorenopleiding gevolgd. De student wordt aan een of
twee mentoren toegewezen en volgt hun werkschema zo goed als mogelijk. Als student werk je nooit
alleen, steeds onder supervisie van de mentoren. De mentor en de afdeling geven de student veel
leerkansen. De mentor en stagebegeleider nemen de dagelijkse feedback en eindevaluatie op. De
hoofdverpleegkundige is het aanspreekpunt voor positieve en negatieve feedback over de afdeling en
over het mentorschap.
Stagebegeleiding
Wanneer de stagebegeleider komt, kan in samenspraak met de mentor een patiënt aangeduid
worden. Dat kan worden gecommuniceerd op de werklijst. Het is belangrijk altijd goed te overleggen
met de verpleegkundige.
Dagindeling
Vroegdienst is van 6.45 tot 14.45 uur, laatdienst van 14.15 tot 22.15 uur en nachtdienst van 22 tot 7
uur.
Kom op tijd en badge in op de achtste verdieping. Verwittig de hoofdverpleegkundige
(christelle.lizy@uzgent.be) als je te laat bent.
Neem je koffiepauze tussen 10 en 11 uur met je mentor. Tijdens de middag eten niet alle
verpleegkundigen samen, zo kan iedereen lunchen zonder een beloproep te moeten beantwoorden.
Er is vaak een piek rond de middag waardoor de middagpauze wat later kan vallen. Hou daar
rekening mee tijdens de korte ochtendpauze. Voor 9.15 uur kan je broodjes bestellen via het
secretariaat.
Handelingen
Als bachelorstudent mag je alles uitvoeren onder begeleiding van een mentor, ook al kreeg je
daarover nog geen les. Studenten en mentoren zijn daarvoor verzekerd.
19
Een HBO5-student mag geen handelingen uitvoeren onder begeleiding van de mentor die nog niet in
theorie- of praktijklessen aan bod zijn gekomen. De student is niet verzekerd (EKG afnemen mag wel
onder toezicht). Het is dus een must om de leerdoelstellingen bij de aanvang van de stage te
overlopen.
De derde- en vierdejaarsstudent richt zich niet enkel op technieken maar vooral op klinisch redeneren
of verbanden leggen, op organisatie en op gestructureerd overleg (volgens ISBARR). Aan elke
student worden casussen voorgelegd om het klinisch redeneren te oefenen samen met de mentor.
Overdracht
Iedereen is stipt op tijd voor de overdracht. We wachten op jou vooraleer te beginnen. Elke student
krijgt een overdrachtsformulier van de toegewezen patiënten. Het formulier is opgebouwd volgens de
ISBARR-structuur. Luister aandachtig tijdens de patiëntoverdracht. Stel nadien vragen aan de
verpleegkundige met wie je samenwerkt. De verpleegkundigen krijgen voorrang om plaats te nemen
aan tafel, er zijn voldoende klapstoeltjes voorzien.
Privacy
Ga discreet om met patiëntengegevens, zowel mondeling als schriftelijk. Documenten met
patiënteninfo komen terecht in de doos ‘vertrouwelijke info’. We respecteren te allen tijde de privacy
van de patiënt en houden ons aan het beroepsgeheim.
Een student bespreekt nooit het ziektebeeld of de evolutie van de ziekte met de patiënt. Bij vragen of
problemen verwijs je door naar de arts of verantwoordelijke verpleegkundige.
Gsm
Je kunt je gsm enkel tijdens de pauzes gebruiken (denk ook aan collegialiteit). Roken is enkel
toegestaan in de rookpaviljoenen buiten op de campus (tijdens de pauze).
Isolatiemaatregelen
Respecteer de isolatiemaatregelen. We lichten ze toe tijdens de introductie.
Aanwezigheidslichtje en beloproep
Wanneer de kamer bezet is (aanwezigheid en verzorging) wordt steeds een aanwezigheidslichtje
aangezet. Reageer zo snel mogelijk op een beloproep, ook als die niet behoort tot de eigen zone. We
zorgen dat de bel binnen handbereik is van de patiënt.
Logistieke taken
Bij het beëindigen van de patiëntenzorg kijken we na of alles opgeruimd is en of het overbodige
materiaal in de kamer verwijderd is. Persoonlijk wondzorgmateriaal of incontinentiemateriaal plaatsen
we in de grijze curverbox in de nis.
Na de patiëntenzorg wordt de spoelruimte in orde gebracht. Je kunt daarvoor initiatief nemen.
Linnenzakken worden maximaal gevuld, dichtgebonden en in de containers geplaatst. Breng
dichtgeknoopte vuilniszakken naar 8B. Aandacht voor correcte afvalverzameling is belangrijk. We
plaatsen resten van alcoholische ontsmettingsmiddelen en ander chemisch afval in een aparte
container in de spoelruimte. Resten van waterige ontsmettingsmiddelen worden via de afvoer in de
spoelruimte weggegoten.
Bij het aanvullen van de zorgwagens respecteren we de indeling volgens de labels.
20
We steken de stekker terug in het stopcontact na gebruik van toestellen (ECG, RR meter,
weegschaal…)
Indien nodig help je mee met opdienen en eten geven.
Feedbackfiches
Tegen het einde van elke shift vul je de zelfreflectie in op de feedbackfiche vooraleer ze aan de
mentor te geven. De feedbackfiches worden genummerd aan het begin van de stage. Noteer zowel
positieve als negatieve punten om de evolutie te zien tijdens de stageperiode. Feedback is dus niet
enkel een opsomming van handelingen die je hebt uitgevoerd. Feedbackfiches en doelstellingen
blijven op de afdeling.
Informatie over de afdeling
Je kunt afdelingsinformatie uit boeken, brochures en mappen niet zonder toestemming van de
hoofdverpleegkundige meenemen. Je vindt veel informatie in iProva en op de teamsite van de
afdeling op intranet. We lichten dat toe tijdens de introductiedag.
21
6 CONTACTGEGEVENS
Je kunt het secretariaat van onze afdeling bellen op 09 332 31 72.
Verwittig ons altijd bij afwezigheid of ziekte.
Hoofdverpleegkundige: Christelle Lizy
christelle.lizy@uzgent.be
09 332 31 73
Administratief medewerker: ellen.roegiers@uzgent.be
Recommended