View
237
Download
1
Category
Preview:
Citation preview
KUN JE HOOP LEREN?
FOCUS: BEETJE AANDACHT VOOR DE ZIEL GRAAGOnderzoek naar schoolidentiteit op het mbo
‘ERKEN DE BELANGRIJKE ROL VAN MACHT IN DE ORGANISATIE’Interview Martin Hetebrij
JE BENT EEN ‘HOPE-PROVIDER’Terugblik op VERUS 2016
HET VERHAAL VAN JOUW SCHOOLOntdek samen waar de school voor staat
MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJSNr.6 | juni 2016
de klas van...
Tekst: Hester van de Kaa | Fotografie: Michel Groen
kinderen vullen hun keuze in op het digitale
planbord en gaan aan eigen opdrachten
werken. Vervolgens gaan ze naar hun eigen
reken- en taalcursus en na de lunch volgen
ze wat ze ’s morgens gekozen hebben.
Bij mij kunnen ze ’s middags in en aan
Natuur werken.
Daarnaast voer ik mentorgesprekken: neem
met kinderen hun digitaal portfolio door
en maak ontwikkelingsafspraken voor de
komende tijd. Het kind is leidend, ook in
portfoliogesprekken tussen kind, ouders en
mentor. Als een kind daarin presenteert wat
het heeft gedaan, en je ziet dat ouders gaan
klappen… dat vind ik echt kicken. Kinderen
kunnen hier hun ei kwijt, maar ikzelf ook.
Dit is een leergierige familiegroep. Ze zijn
open, nemen niet snel genoegen met een
antwoord. Ze voeden elkaar op en ze
voeden elkaar. ’t Is net een groot gezin.” •
“Mijn klas is één van de dertien familie-
groepen op De Bras. Onze basisschool
bestaat uit twee delen: Brasland, waar de
kinderen van de leerjaren 1 tot en met 3
verblijven, en Braswereld, voor de leerjaren
4 tot en met 8. We willen dat de kinderen
zich thuis voelen, op hun gemak en zichzelf
zijn. Dat lukt het best in familiegroepen met
verschillende leeftijden. Mijn leerlingen zijn
tussen de 6 en 13 jaar.
De ouderen zorgen voor de jongeren,
de kleintjes kijken een beetje op tegen de
groten; het is vertrouwd. Ze hebben veel
voor elkaar over, dat is in alle groepen
het geval.
De Bras gaat uit van de principes van
Luc Stevens: een kind leert als hij zich
competent voelt, autonoom mag zijn en
in relatie met anderen is. De laatste jaren
hebben we daar aspecten uit ervarings-
gericht onderwijs aan gekoppeld. ’s Ochtends
starten ze in de familiegroep: we bespreken
wat er die dag gekozen kan worden,
“’T IS NET EEN GROOT GEZIN”
De klas van...
NAAM: MARJAN VAN RIJNLEEFTIJD: 59 JAARGEEFT: TAAL EN REKENEN EN IS MENTOR VAN MENS EN NATUURSCHOOL: BASISSCHOOL DE BRAS (DEN HAAG)VRIJE TIJD: ONDERWIJS, KOKEN, YOGA, DE NATUUR IN
2
FOCUS: ?
16
IN DEZE EDITIE
24
COLOFON
16 22 344
Nr.6 | juni 2016VERUS MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJS
VERUS is de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs in Nederland. Ruim 4000 scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs zijn aangesloten. Vanuit het hart inspireert, begeleidt en ondersteunt Verus bestuurders, toezichthouders, schoolleiders, docenten en ouders, zodat de kwaliteit van het onderwijs en daarmee het welzijn van kinderen en studenten verbetert, als dienst aan onze samenleving.
ISSN: 2352-5320
REDACTIE Hester van de Kaa (redacteur)Guido de Bruin (hoofdredacteur)Corine de Reus (bladmanager, eind- en beeldredacteur)
REDACTIEADRES Houttuinlaan 5b, Postbus 381, 3440 AJ Woerdenhvandekaa@verus.nl.
VERUS DIGITAAL Het magazine kan als pdf gedownload worden van www.verus.nl.
VORMGEVING Ontwerpwerk, Den HaagDRUK Ten Brink, MeppelCOVERFOTO Shutterstock
ABONNEMENTEN (excl. 6% btw)Verus Magazine verschijnt zes keer per jaar. Verus Magazine is voor leden gratis en kost voor niet-leden 50.Voor niet-leden wordt het abonnement zonder schriftelijke opzegging (per e-mail of post) na een jaar automatisch verlengd voor onbepaalde tijd. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Voor informatie en losse nummers: 0348 74 44 44 of ledenservice@verus.nl.
COPYRIGHT Voor overname van artikelen of gedeelten daarvan graag voorafgaand contact met de redactie.
DISCLAIMER Aan de informatie in dit magazine kunnen geen rechten worden ontleend.
KUN JE HOOP LEREN? 4Verus stelt 2016 in het teken van
hoop. Hoe houden we ‘hoop
voor onze kinderen’, ook of juist
wanneer dat moeilijk lijkt?
Is hoop te leren en te cultiveren
in de klas?
MARTIN HETEBRIJ OVER HET BELANG VAN MACHT 10In het onderwijs willen we alles
oplossen met communicatie.
Maar dat is onmogelijk en ook
niet wenselijk. Uitoefenen van
macht is belangrijk.
FOCUSIDENTITEIT: HOOFD, HART, HANDEN ÉN ZIEL 16De belangrijkste conclusie van
een onderzoek op twee mbo-
locaties: voor een sterke school-
identiteit is gezamenlijke
aandacht nodig voor hoofd,
hart en handen, én voor de ziel.
En een diepgaand gesprek in
de school daarover.
VERUS 2016 VERHALEN VAN HOOPVOL ONDERWIJS 18Verus 2016 ging over ‘hope
providers’, en dus over u. ‘Hoop
voor onze kinderen’ – het waren
de mensen uit de praktijk van
het onderwijs die het thema van
VERUS 2016 tastbaar maakten.
VERUS VERDIEPTEXCELLENTIE 24Wat is de echte bedoeling van
excellentie in het onderwijs?
LEER SAMEN HET VERHAAL VAN DE SCHOOL VERTELLEN 28“Als schoolleider stuur ik de
schoolontwikkeling aan. Daarbij
hoort dat ik met het team een
gezamenlijke visie formuleer.”
En dat kun je leren.
DE RONDVRAAG:‘DE 40-URIGE WERKWEEK VERLAAGT DE WERKDRUK’ 34Verus poneert een stelling.
Betrokkenen uit (de omgeving
van) het onderwijs reageren.
RUBRIEKENDE KLAS VAN… 2
NIEUWSPLEIN 8, 9, 30, 31
COLUMN WIM KUIPER 12
DIENSTVERLENING IN DE
PRAKTIJK 13
MIJN VERHAAL 14
OPINIE 21
WHAT’S IN A NAME? 22
JURIDISCHE KWESTIE 32
LEDENVOORDEEL 33
inhoud
33
4
“Hoop is ‘een heel klein meisje van niks’, kwetsbaar, wonderlijk, haast niet te geloven”
4
De RK Maria Basisschool is “een kleurrijke
school in een kleurrijke wijk” midden in
Rotterdam. Een wijk, in de woorden van de
directeur – instemmend geciteerd door
lerares Suzanne Maat – met “een zwarte pit
en een gouden randje”. De woordkeuze
verraadt optimisme, maar doet ook de
nodige problemen vermoeden.
“Vooropgesteld: wij zijn een heel gewone
school waar leerkrachten graag werken en
kinderen graag naar school gaan”, zegt
Maat. “Ik wil niet de stereotypen bevestigen
van de ‘probleembuurt’ waar het alleen
maar kommer en kwel is. Maar natuurlijk,
ik maak soms situaties mee die voor mij
als leerkracht pittig zijn. Als ik na schooltijd
kinderen van 10, 11 jaar uit mijn klas zie
rondhangen met veel oudere jeugd, in een
soms heel grimmige sfeer. Of als een kind
tegen je zegt niet naar huis te willen, omdat
het daar zo weinig aandacht en liefde krijgt.
Wat doe je dan? Je zou zo’n kind zelf onder
je vleugels willen nemen, zeggen: blijf nog
maar een uurtje hier dan. Maar dat kan niet
altijd. Aan het einde van de dag ben je
‘maar’ de juf.”
DeugdenHoop voor onze kinderen – het klinkt zo
mooi, maar makkelijk is het heus niet altijd.
Hoe geef je een kind hoop, ook wanneer er
weinig reden voor is? Hoe houdt de leraar
hoop voor de kinderen, wanneer zijn of haar
invloed feitelijk maar zo bescheiden is?
Wat is dat, ‘hoopvol’ onderwijs”? Is hoop
überhaupt iets dat je kunt aanleren?
Op die laatste vraag reageert filosoof Paul
van Tongeren heel stellig: nee, dat kan niet.
Als (inmiddels emeritus) hoogleraar ethiek in
Nijmegen hield hij zich uitgebreid bezig met
HOE EEN ‘MEISJE VAN NIKS’ IN DE KLAS EEN PLAATS KRIJGT
KUN JE HOOP LEREN?
>
Verus stelt 2016 in het teken van hoop. Hoe houden we ‘hoop voor onze kinderen’, ook of juist wanneer dat moeilijk lijkt? Is hoop te leren en te cultiveren in de klas?
deugdenethiek; met klassieke deugden als
moed, rechtvaardigheid, zelfbeheersing, maar
ook met wat de ‘theologale’ of god delijke
deugden worden genoemd: geloof, hoop
en liefde.
Van Tongeren: “De klassieke deugden zijn
door en door verwant aan de pedagogiek:
die gaan over karaktereigenschappen die
verstandelijk en gevoelsmatig goed te
begrijpen zijn. Je kunt ze dan ook aanleren,
ontwikkelen, oefenen, cultiveren. Het
christendom voegde daar met de theologale
deugden iets wezenlijk anders aan toe.
Geloof, hoop en liefde zijn vaak helemaal
niet rationeel, zelfs contra-intuïtief.”
Dat komt, zo legt Van Tongeren uit, vooral
door de invulling die christelijke denkers
eraan gegeven hebben. “De christelijke
deugden hebben iets zeer paradoxaals.
Het gaat niet om iets waarschijnlijks
Tekst: Anton de Wit en Hadewijch Wouters (kadertekst) | Fotografie: Shutterstock coverstory
5
Daarom is het belangrijk om leerlingen ook
zelf hoopvolle ervaringen mee te geven die
ze met elkaar kunnen delen.
“Wij doen dat bijvoorbeeld door sponsor-
acties te organiseren voor kleinschalige
projecten in ontwikkelingslanden. Ook
dichter bij huis worden sociale projecten
georganiseerd voor bijvoorbeeld vluchte-
lingen, zieke kinderen en eenzame ouderen.
Daarbij is het belangrijk om de resultaten
ook zichtbaar te maken, door foto’s of
video’s te laten zien van wat er met het
ingezamelde geld is gedaan, of er naartoe
te gaan. Bij kinderen creëer je zo het besef
dat verandering mogelijk is, hoe groot de
ellende ook is. Ze zien dat zelf initiatief
nemen iets uithaalt, hoe bescheiden ook,
dat ze er andere mensen hoop mee kunnen
bieden. Als je uitdeelt, ontvang je ook.
Dat is een belangrijke les, die je kinderen
heel goed kunt laten ervaren. Een hoopvolle
les, niet uit een boekje maar uit het hart.”
LoslatenTegelijkertijd herkent ook Van Rooij soms
de onmacht die zijn Rotterdamse collega
Suzanne Maat beschreef. “Als docent gods-
dienst zie ik kinderen maar één of twee uur
per week. Wat kun je dan doen wanneer de
situatie voor een bepaald kind uitzichtloos
lijkt? Dat vind ik soms moeilijk. Vanuit een
religieus perspectief zeg ik dan: de kunst is
om het los te laten. Niet in de zin van: het
kind laten vallen, maar: doen wat je kunt,
en de rest in gebed in Gods handen durven
laten vallen.”
“Loslaten vind ik niet helemaal het juiste
woord”, vult Suzanne Maat hem aan.
Het kleine meisje hoop
Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt:
die vrouwen houden haar bij de hand,
die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand
zegt God. Ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
en al hun heen en weer geloop
licht en richting geeft.
Want het is het kleine meisje hoop
– je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven
je denkt soms dat het zo onooglijk is –
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat,
zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Charles Péguy
geloven, maar om het ongelooflijke geloven.
Liefde voor wat beminnelijk is, kenden
bijvoorbeeld de oude Grieken ook al, maar
het christendom vraagt ons nu net het
onbeminnelijke te beminnen. En de hoop
waar het christendom van spreekt is geen
blind optimisme of opgewektheid, maar een
hoop tegen beter weten in, een hoop te
midden van wanhoop, ondanks alles.
Of om het met de dichter Charles Péguy te
zeggen: hoop is ‘een heel klein meisje van
niks’, kwetsbaar, wonderlijk, haast niet te
geloven.”
LevensstijlNet als liefde en geloof wordt de hoop
ons gegeven, als goddelijk geschenk, als
genade. Je kunt die genade niet afdwingen
of in pedagogische kaders vangen. Zegt niet
alleen filosoof Paul van Tongeren, maar ook
Enrico van Rooij, docent godsdienst en
levensbeschouwing aan het interconfes-
sionele Mendelcollege in Haarlem.
Maar daarmee is niet alles gezegd. “Hoop
kun je weliswaar niet leren”, aldus Van Rooij,
“maar ik denk dat je er wel de voorwaarden
voor kunt scheppen. Vergelijk hoop met een
andere waarde zoals gezondheid: uiteindelijk
kun je dat ook niet afdwingen, maar je kunt
er toch wel bevorderende omstandigheden
voor creëren: gezond eten, genoeg bewegen.
Zo kun je, ook in de klas, een levensstijl
cultiveren waaraan hoop kan ontspringen.”
Hoe? Door ervaringen van jezelf en van
leerlingen in te brengen, te laten zien dat je
met goede moed in het leven kunt staan.
Want de leerkracht, stelt Van Rooij, is altijd
“voor een deel zélf het lesmateriaal”, en
leerlingen zijn daarbij “peer educators”.
6
“Ik noem het liever: anders vasthouden.
Ik vind het belangrijk dat je elk kind het
gevoel geeft: ik ben er altijd voor jou, hier
mag je jezelf zijn. Je wordt hier op school
gehoord en gezien.”
Bescheidenheid en individuele aandacht
vormen ook het devies van Van Tongeren.
“De neiging om te helpen moet je in
bedwang houden. Vaak dekt je ingreep het
probleem slechts toe, zonder iets op te
lossen. In een situatie die hopeloos lijkt, zul
je eerst en vooral je eigen machteloosheid
moeten aanvaarden. Wat niet hetzelfde is als
niets doen. Machteloos handelen: er zit een
dubbelheid in, van passiviteit en activiteit.
Aandacht, geduld, vertrouwen, ontvankelijk-
heid: het zijn precies zulke trage en passieve
deugden – die je dan weer wél kunt leren en
oefenen – die nodig zijn om de vonkjes van
hoop aan te kunnen blazen.”
Persoonlijke verhalen
“Hoop zit in alles”, besluit Maat – ook te
midden van de vele problemen die haar
leerlingen in hartje Rotterdam te verduren
krijgen. Het ‘meisje van niks’ heeft haar
plaats in de klas. “Al kun je het niet aanleren,
je kunt het kinderen wel degelijk laten
ervaren. Ook door het erover te hebben.
Via verhalen, persoonlijke voorbeelden,
groot en klein. Zo heb ik een meisje in de
klas dat vurig hoopt dat ze ooit een eigen
slaapkamer krijgt. Ze weet dat de kans
daarop klein is, ze woont met een groot
gezin in een klein huis. Toch blijft zij hoop
houden. Waarom dat belangrijk is,
kun je heel goed overbrengen. Dat snapt
elk kind.” •
Werken aan je “spirituele huishouding”
Nee, hoop kun je niet leren, zegt ook de Vlaamse godsdienstpedagoog Bert Roebben. “Maar je kunt natuurlijk wel leren er ontvankelijk voor te zijn, zodat je – als hoop ‘langskomt’ – haar kunt ontvangen, erop in kan spelen, ze zelf kan omzetten in ‘actieve’ hoop.De bekende Duitse theoloog Jürgen Moltmann maakte het onderscheid tussen het futurum en het adventum. Het futurum staat voor de toekomst die we zelf realiseren vanuit onze eigen mogelijkheden. Het adventum is God die op je afkomt, vanuit het onverwachte, en iets totaal nieuws brengt. Maar op dat totaal nieuwe moet je wel inspelen, je moet bewust kiezen voor die hoop, voor het beloftevolle. Hoe kun je dat doen? Je moet aan je eigen spirituele huishouding werken, zodat je niet verzinkt in moedeloosheid. In de theologie worden cynisme en onverschilligheid trouwens zonden tegen de Geest genoemd, omdat ze de Geest niet toelaten haar werk te doen, te waaien. Daarom moet je bewust beslissen jezelf en elkaar te behoeden voor wanhoop en ervoor kiezen om hoop te herkennen, je ervoor open te stellen en haar te ontvangen.Leraren die zelf werken aan hun spirituele huishouding, kunnen hun hoop delen met kinderen en jongeren en hen helpen aan hún spirituele huishouding te werken. Daarvoor is het belangrijk dat leerlingen en studenten de kans krijgen iets te creëren. Ze mogen het podium op en iets van zichzelf laten zien! Vervolgens kunnen leraren hun de ruimte geven om woorden te geven aan deze ervaring en erover in gesprek te gaan. Ten slotte kunnen leraren hen helpen hun woorden te relateren aan diverse perspectieven op (samen)leven.Voor dat alles is het belangrijk dat de school een gemeenschap is waarbinnen leraren hun hoop met elkaar kunnen delen.Laatst kreeg ik een kaart van een studente, met een citaat van de mysticus Meister Eckhart erop: ‘… Und plötzlich weisst du: es ist Zeit, etwas Neues zu beginnen und dem Zauber des Anfangs zu vertrauen.’. Toen ik dat las, wist ik dat zij het begrepen had.” •
7
coverstory
VIERING LUISTEREN MET JE HART
Omlijst door de prachtige zang van een
studentenkoor van ROC Friese Poort en het
virtuoze orgelspel van Jos van der Kooy,
zetten de voorgangers mgr. Jan Hendriks en
ds. Klaas van der Kamp het thema ‘Hoop voor
onze kinderen’ krachtig neer. “Wij zijn allen
leerlingen”, bad Hendriks, bisschop-referent
voor het onderwijs, in zijn openingsgebed.
“Dat wij mogen leren om kansen en toekomst
te zien in mensen en situaties, niet menselijker-
wijs redenerend, maar vanuit een Goddelijk
perspectief gezien.” Daarvoor is wijsheid nodig,
en van koning Salomo leren we dat die wijs-
heid rust op twee pijlers, zei Van der Kamp,
algemeen secretaris van de Raad van Kerken
in Nederland, in zijn overweging. “Geef uw
dienaar een hart om te horen, om recht te
spreken”, zo brengt Salomo zijn hoop voor de
toekomst onder woorden. “Zo leren wij onze
kinderen te dromen, te hopen. En op weg naar
de hoop, de invulling van de droom, leren we
hen op twee benen te staan. Eén been is het
luisterende hart. Het andere been is het dienen
van de gerechtigheid, mensen tot hun recht
laten komen”, aldus Van der Kamp.
2016VOOR KATHOLIEK EN
CHRISTELIJK ONDERWIJS
“Wij spreken met elkaar een taal van hoop en vrede.” Met die slotwoorden van een lied van Huub Oosterhuis in het hart verlieten de aanwezigen de Verlosserkerk in Bussum na de inspirerende openingsviering van Verus 2016.
‘EEN TAAL VAN HOOP EN VREDE’
2016VOOR KATHOLIEK EN
CHRISTELIJK ONDERWIJS
Medewerkers van Verus heten gasten van harte welkom.
Tekst: Guido de Bruin en Marijke Nijboer | Fotografie: Ruben Schipper en Joost van Baars
Op weg van viering naar Spant! voor VERUS 2016.
8
Willem de Jager @willemdejager67 'Hoop is optimisme met opgestroopte mouwen.' Leo Bormans #verus2016
Leendert Vermeulen @lhvermeulenDe week van de congressen. Vandaag bij #verus2016. Over #hoop. Mooi thema! Waarover ben jij hoopvol gestemd?
bestebreur @bestebreur Sterk programma op Verus-dag met sprekers en workshops over onderwijs en hoop #Verus2016
Aafke Reinders @aafke_reinders Wat een prachtige inspirerende dag. #verus2016. Vol hoop gaan we morgen weer aan de slag met de kids op @It_Twaspan
Jan Boomsma @janboomsmaWat een mooie inspirerende en leerzame dag gehad bij @VerusNL op #verus2016. Ben nog aan het nagenieten. #meerwaarde Dank!
DEBAT WERKDRUK IN HET ONDERWIJS
Gijsbert van der Beek, rector Altena College, Sleeuwijk:
‘We moeten eigen keuzes durven maken’
‘‘Ik heb destijds meegedacht over het wets-
voorstel Bisschop, Van Meenen en Rog.
Het is goed om te zien dat hier nu echt naar
is geluisterd door de inspectie. De inspectie
beperkt zich nu bij haar beoordeling tot de
deugdelijkheidseisen. Dat geeft scholen de
ruimte om een eigen visie op onderwijs-
kwaliteit vorm te geven. Veel scholen hebben
de draai echter nog niet gemaakt om die
ruimte ook echt te pakken. Roelof Bisschop,
Tweede Kamerlid voor de SGP, benadrukte
tijdens dit debat nog eens hoe belangrijk
het is dat we als scholen echt eigen keuzes
durven maken. En hier komt de link met het
onderwerp werkdruk: dat betekent dus ook
dat je soms ‘nee’ zegt. Ik zeg af en toe op
grond van onze visie: dit doen we dus niet.
Dan moet je vooral denken aan administratie.
Wij administreren alleen nog wat strikt nood-
zakelijk is. En verder: schaf het taakbeleid
in klokuren onmiddellijk af. Dat is killing,
een schijnwerkelijkheid die mensen alleen
maar ontevreden maakt en juist werkdruk
veroorzaakt.’’ •
THEATERVOORSTELLING AS I LEFT MY FATHER’S HOUSE
Greet Bakker, directeur samenwerkingsschool De Adeborg, Aduard:
‘Laten we steeds weer de verbinding zoeken’
‘‘Wat een bijzondere voorstelling! Ook gezien
het thema van deze dag, Hoop voor onze
kinderen. De acteurs vertellen zulke uitzicht-
loze verhalen, die dan toch eindigen met
hoop voor de toekomst. Natuurlijk denk je
dan meteen aan de vluchtelingen van nu,
die vaak een vreselijke tocht achter de rug
hebben. Deze mensen hebben honger gehad
en de dood gezien. Als je dan bedenkt hoe
ze op sommige plekken in Nederland worden
ontvangen, met protesten en varkens in de
bomen; dat vind ik heel aangrijpend. Wij
hebben geluk gehad omdat we in het rijke
westen zijn geboren. Dit theaterstuk onder-
streept nog eens dat jodendom, christendom
en islam uiteindelijk om dezelfde dingen
draaien. Desondanks vechten we elkaar
de tent uit. Mensen hebben allemaal voor-
oordelen over elkaar. Dat speelde ook op
onze samenwerkingsschool. Nu we elkaar
beter kennen, vallen die vooroordelen weg.
Je ziet over en weer vriendschappen
ontstaan, tussen zowel ouders als kinderen.
Uiteindelijk zijn er altijd meer overeenkomsten
dan verschillen. Daarom moeten we steeds
weer de verbinding zoeken.’’
‘EEN TAAL VAN HOOP EN VREDE’
De voorstelling As I left my Father’s house maakte veel indruk.
Verus 2016
Laatste tweets? www.twitter.com/VerusNL
9
‘Voorkom conflicten: erken de belangrijke rol van macht’
streep te trekken die het niet met je eens zijn
of er geen zin in hebben, aldus Hetebrij.
Criteria voor machtsuitoefeningMacht moet wel zorgvuldig uitgeoefend
worden, vervolgt Hetebrij, anders krijg je
verzet en openlijke of juist verholen conflicten.
‘Als het spel netjes wordt gespeeld zijn
mensen bereid om zich te schikken naar
besluiten ook al willen ze zelf iets anders.
Om macht zorgvuldig te hanteren is een
aantal criteria van belang, alleen dan maak
je tegenspraak vruchtbaar.
De eerste is rechtmatigheid. Is degene die
het besluit neemt daartoe gerechtigd?
De tweede is transparantie: maak je duidelijk
dat je een besluit neemt, dat je gebruikmaakt
van je macht, of wek je ten onrechte de
indruk dat er nog inspraak mogelijk is? Geef
aan wanneer je een besluit gaat nemen.
De derde is rechtvaardigheid: Er moet een
besluit genomen worden, maar het is van
In het onderwijs is communicatie dé manier waarop problemen worden opgelost. Maar dat mensen het over alles eens worden, is onmogelijk en ook niet wenselijk. “Het uitoefenen van macht is belangrijk om mensen over de streep te trekken die het niet met je eens zijn of er geen zin in hebben,” zegt Martin Hetebrij. “Veronachtzaam de rol van macht, en er ontstaan juist harde conflicten.“
belang dat relevante betrokkenen dezelfde
kans hebben gehad om mee te praten en
zich serieus genomen voelen.
De vierde is urgentie, dat wil zeggen dat
je aangeeft waarom het besluit op een
bepaald moment genomen moet worden
en niet later. De vijfde is proportionaliteit:
verlangen we niet teveel van mensen,
staat de beloning wel in verhouding tot de
gevraagde inzet? Hetzelfde geldt voor een
organisatie als totaal: zijn de eisen niet
hoger dan de beschikbare middelen? Dat
zien we steeds vaker. Wat sowieso helpt
om een zekere eenheid van denken en
handelen te ontwikkelen is het hebben van
een gemeenschappelijke visie.’
Factor macht in onderwijs veronachtzaamdNatuurlijk zijn er sectoren waar de formele
macht makkelijker uit te oefenen is dan in
andere, omdat de formele macht duidelijk
Wanneer mensen in organisaties samen
iets willen bereiken gaat het altijd om
communicatie èn macht, zegt Hetebrij.
‘Communicatie betreft het uitwisselen van
argumenten, waarbij mensen met veel
deskundigheid en kennis vaak veel invloed
hebben. In het geval van macht gaat het
ook om het uitoefenen van invloed, maar
dan wordt die bepaald door je positie om
besluiten te nemen, om te belonen of te
straffen. Dan is er sprake van formele
macht. Óf het gaat om je vermogen om
macht te mobiliseren, dan is er sprake van
informele macht. Beide elementen – communi-
catie én macht – zijn nodig om een zekere
eenheid in denken en handelen te krijgen,
want er zijn altijd tegengestelde inzichten
en belangen. Met communicatie alleen redt
een organisatie het niet, want dat mensen
het over alles eens worden, is onmogelijk
en ook niet wenselijk. Het uitoefenen van
macht is belangrijk om mensen over de
Martin Hetebrij over communicatie én macht
10
Tekst: Gerrit-Jan Meulenbeld | Fotografie: Bergh Fotografie
Martin Hetebrij is denker, schrijver en consultant rond het thema
organisatieontwikkeling. Sinds 1990 houdt hij zich bezig met de werking
van macht en communicatie in organisaties. Hij schreef daarover vier
boeken, van theoretisch naar meer praktisch. Centraal thema: hoe kunnen
we verantwoorde besluiten nemen, zodat alle nodige kennis en belangen
meespreken, zonder dat de ene partij de andere wegdrukt? Recent
schreef hij Politiek meesterschap - Vechten en verbinden volgens Mandela.
Nelson Mandela is een ideaal van leiderschap maar voor Hetebrij ook
inspiratiebron voor het zorgvuldig omgaan met macht: “Verbinden als
regel, vreedzaam vechten als het moet en herstellen als het kan.”
Meer info op www.depolitiekedimensie.nl
‘Voorkom conflicten: erken de belangrijke rol van macht’
verbonden is met het eigenaarschap. In het
Nederlandse onderwijs is dat veel minder
duidelijk, afgezien van de arbeidsrelatie.
‘Alle betrokkenen voelen zich eigenaar van
de school. Het onderwijs is bovendien
een sector waarin alle processen worden
gegeneraliseerd tot communicatieve
processen en communicatie dus dé manier
is waarop problemen worden opgelost.
Van communicatie wordt alles verwacht.
Het is immers ook de spil in het onderwijs-
leerproces. Mensen die in het onderwijs
werken weten wat het belang van com muni-
catie is, stellen er hoge eisen aan en zijn
zelf zeer bedreven in communicatie, maar
vergeten dat communicatie niet alle
problemen oplost, dat macht in al zijn
verschijnings vormen een essentieel onder-
deel is van organisaties. Als je dat veronacht-
zaamt, ontstaan er juist harde conflicten’,
zegt Hetebrij, ‘waarbij heel vaak op de
persoon gespeeld wordt.’ Als voorbeelden
noemt hij het verdelen van de vaak schaarse
middelen en het maken van een rooster.
‘Dat kan nooit tot ieders tevredenheid en
dus moet je knopen doorhakken. Ook het
onderwijsleerproces zelf zit vol met machts-
elementen. Wees je daarvan bewust en ga
het niet uit de weg. Sectoren waar communi-
catie centraal staat hebben moeite met de
erkenning van macht. In mijn ogen zou
onderwijs juist een oefenplaats moeten zijn
voor het zorgvuldig en verantwoord omgaan
met macht.’ •11
interview
Op veel katholieke en christelijke scholen zit een
toenemend aantal islamitische kinderen. De indruk
bestaat dat veel islamitische ouders zich mede
thuis voelen op deze scholen, omdat er begrip en
respect is voor hun religieuze identiteit. Scholen
hebben in de loop der tijd wegen gevonden om
met deze toenemende multireligieuze en tege lijkertijd
seculariserende context om te gaan, juist vanuit
hun christelijke inspiratie. Maar het levert natuurlijk wel een voortdurende noodzaak tot
reflectie en discussie op.
In bredere zin is de plaats van de groeiende groep moslims in onze samenleving – met
overigens een zeer grote interne variëteit – nog volop een zoektocht, over en weer.
In onze sector bleek dat recent in twee kwesties: de twijfelachtige afwijzing van een initiatief
om een islamitische middelbare school op te richten, en de discussie over de combinatie
van ramadan en schoolexamens. Al langer spelende onderwerpen zijn het al of niet accep-
teren van hoofddoeken, het verbod op het dragen van de nikab, gemengd of gescheiden
sporten en zwemmen, inrichting van eigen gebedsruimtes en de erkenning van islamitische
feestdagen, naast of zelfs in plaats van de gebruikelijke vrije dagen die aan het kerkelijk jaar
gekoppeld zijn.
Dit zijn geen zaken waar de overheid zich mee moet bemoeien. Elke school moet voort-
durend zelf bepalen hoeveel ruimte ze wil bieden aan wensen, overtuigingen en gebruiken
van haar moslimleerlingen en ouders. Niet aan de hand van incidenten, maar op basis
van een weloverwogen visie, die vervolgens respectvol en helder wordt gecommuniceerd.
Daarmee ontstaat een vreedzame schoolgemeenschap, als belangrijke bijdrage aan een
vreedzame samenleving. •
Wim Kuipervoorzitter Verus
Reageren? Mail naar wkuiper@verus.nl
“ ISLAM EN ONDERWIJS”
rubriekcolumn
12
Interesse in een visitatie door Verus? Neem contact op met Jacomijn van der Kooij via 0348 74 44 16 of jvanderkooij@verus.nl.
De onderwijsinspectie wil dat scholen zelf hun kwaliteitszorg vormgeven. Een visi tatietraject door Verus kan hen daarbij helpen. Dat zo’n ‘kritische vriend’ meer kan betekenen voor een school, ondervond basisschool De Terp in Weesp.
DIENSTVERLENING IN DE PRAKTIJKBlinde vlekken voorkomen
Rutger Slokdirecteur van De Terp:
“Onze overkoepelende Stichting Spirit
laat haar basisscholen regelmatig visiteren
door Verus. Waar zijn we mee bezig, wat
vinden we daarvan als team en ouders,
wat zou nog beter kunnen?
Na de zomervakantie waren wij weer
aan de beurt. Qua teamontwikkeling en
samenwerking hebben we ons positief
ontwikkeld ten opzichte van de vorige
visitatieronde. De visitatie heeft evengoed
veel praktische aanbevelingen opgel e verd.
Een advies is om een portaal in te richten
waarmee ouders de ontwikkeling van
hun kind op de voet kunnen volgen. We
nemen deze en andere aanbevelingen
mee in het volgende schooljaarplan.
Ik kijk terug op een leerzaam traject.
Ook al ben je voor je gevoel nog zo lekker
bezig, er kunnen altijd blinde vlekken
ontstaan. Ik kan het scholen daarom
aanraden af en toe een buitenstaander
te laten meekijken in je organisatie.”
Jacomijn van der Kooij, adviseur van Verus:
“Ik heb deze visitatie samen met collega
Carla Rhebergen begeleid. Met bestuur,
directie, teamleden en ouders voerden
we een panelgesprek. Dit bracht in beeld
wat sterke punten en ontwikkelpunten
waren op onderwerpen als leerlingen-
zorg, kwaliteitsbeleid en communicatie.
Met Management Drives hebben we
bovendien de drijfveren van de team-
leden in kaart gebracht. Alle bevindingen
zijn besproken en getoetst met het
complete team. Wij leggen scholen
tijdens een visitatie niet langs een meetlat.
We hanteren ook geen toetsingskader
met harde normen. Voor Verus staan de
professionals in scholen en besturen
centraal. Wat vinden zij goed onderwijs?
Met onze visitatie helpen we hen dit
scherper te krijgen. Ook bieden we
scholen aanbevelingen en desgewenst
een vervolgtraject om zich verder te
ontwikkelen op het pad dat zij zelf willen
inslaan. Zoals een kritische vriend
betaamt.” •
Tekst: Noël Houben dienstverlening in de praktijk
13
Tekst: Henk Breukink | Fotografie: Nationale Beeldbank
Mijn verhaal
Wat is het verhaal dat Nederlandse
schoolleiders, bestuurders,
toezicht houders en leraren
onlangs vertelden of deelden om
anderen te inspireren? Wat willen
zij overbrengen op leerlingen,
studenten, collega’s, ouders en
andere bij hun school of organisatie
betrokken mensen? ‘Mijn verhaal’
is een rubriek waaruit u als lezer
ook naar hartenlust inspiratie mag
putten. Deze keer:
Henk Breukink, voorzitter raad van toezicht Inholland, in zijn (verkorte) ‘Meesterpreek’ in De Nieuwe Poort, huis voor ontmoeting en inspiratie aan de Amsterdamse Zuidas.
Onderweg van Amsterdam naar mijn
woonplaats Den Haag, Radio1 aan. Ik hoor
mensen die het allemaal goed weten en het
vooral kort kunnen vertellen. Dat moet ook:
ze krijgen in onze kortademige samenleving
maar 1 minuut en 28 seconden voor een
antwoord. Ik denk: hier is toch veel meer
over te zeggen. Als ik overschakel naar
Radio4, kom ik terecht in een programma
van Lex Bohlmeijer, waarin hij klassieke
muziek combineert met gedichten.
Die avond citeert hij dit gedicht van Ilja
Leonard Pfeijffer, over de taal van de populist.
Het houdt mij bezig, want ik blijf maar
denken: er is veel meer over te zeggen.
Binair denken
Dat denk ik al van jongs af aan. Mijn wieg
stond in Dieren. In mijn tijd ging het erom
je best te doen op school en je netjes te
gedragen in het dorp. Toen ik zeven jaar
oud was, gingen mijn ouders scheiden.
Het meest herinner ik mij de onenigheden
tussen mijn ouders over geld. Het kwam
zover dat ik probeerde te bemiddelen
tussen hen, omdat ik vond dat, als ik
naar mijn moeder luisterde, er meer over
te zeggen was dan wat zij beweerde.
Hetzelfde gold natuurlijk voor mijn vader.
In mijn middelbareschooltijd was ik nieuws-
gierig en zoog ik veel op. Ik ging bijvoor-
beeld op catechisatie bij dominee Barnard,
de dichter Guillaume van der Graft. Toen het
op belijdenis aankwam, was ik niet bereid
HET IS TIJD OM DE STILTE TE DOORBREKEN
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen. Nieuwe poëzie, Amsterdam: De Arbeiderspers, 2015
Ze hebben met hun strijdtrompetjes al te langgetoeterd in hun varkenskot. Ze zijn niet bang
om met hun vieze nageltjes een vuile kraste twitteren op ons door maan gebleekt kuras.
Ze zijn het voetvolk, wij de intellectuelendie uit een democratisch misverstand de velevernederingen knikkend hebben ondergaan.
We waren te passief. Het is te ver gegaan.Het zijn de reaguurders die ons nu regeren.
Dus sjor mijn harnas op mijn pens. Ik zal ze leren (...)
14
mijn verhaal
die grote stap te zetten. Ik dacht, geloof ik,
dat een duidelijke keuze de andere kant
compleet zou uitsluiten. Ik dacht, zoals we
nu zeggen, binair: óf dit, óf dat. Nu denk ik
dat er altijd meer over te zeggen is.
Meer perspectieven
Na mijn studie bedrijfseconomie ging ik
werken bij Shell. Ik wilde de wereld zien:
er was immers meer. Zo woonde ik in Porto
Alegre (Brazilië), Brunei, Bangkok, Londen
en Sydney. Alle ervaringen die ik opdeed,
deden mij de relativiteit van ons kleine landje
inzien: er is heel veel meer over te zeggen
dan ‘ze’ in Nederland deden.
Ik kwam terug naar Nederland voor een
financiële positie bij Shell. Toen ontstond
(misschien geïnspireerd door de boeddhisten)
het besef dat het succes of falen van organi-
saties toch echt door mensen komt. Na een
paar jaar maakte ik de switch naar Human
Resources. Ik kreeg de nodige meewarige
blikken van mijn financiële collega’s die zich
afvroegen of het wel goed met mij ging.
Ik had geleerd wat mij fundamenteel drijft en
begreep veel beter hoe mensen in elkaar
zitten en wat hen drijft. Het inrichten van een
organisatie zou je als iets rationeels kunnen
opvatten. Maar een control freak zet zijn
organisatie echt anders neer dan een inspi-
rerend leider die de stip op de horizon zet
en mensen daar naartoe begeleidt. En zo
ontwikkelde ik de overtuiging dat er zo veel
meer perspectieven zijn.
Tegen de stroom in
Het afgelopen jaar ben ik 65 geworden.
Ik heb besloten dat ik daarmee de spreek-
gerechtigde leeftijd heb bereikt. Niet dat ik
64 jaar lang mijn mond heb gehouden, maar
nu is het meer dan ooit nodig dat de elite
haar zwijgzaamheid doorbreekt. De bestuur-
lijke elite laat zich nauwelijks horen. Ja, als
er echt iets is misgegaan, dan komen we
soms uit onze holen om ‘uit te leggen’ dat
het best wel meeviel. Besturen is moeilijk,
omdat elke beslissing een afweging is. Het
is de taak van de elite om deze afwegingen
toe te lichten. Ja, dat is soms oproeien
tegen de stroom van hen die de morele
meetlat in handen lijken te hebben, zich
uiten in krachttermen als ‘incompetent’ en
‘falen’ en complexe zaken terugbrengen tot
‘goed of fout’. Tegen die stroom in moeten
wij ons geluid laten horen. Niet door uit te
leggen, maar door toe te lichten. Niet alleen
rationeel en cijfermatig, maar ook naar de
mens en de bijbehorende emotie. Niet met
dezelfde middelen als de populisten. En ook
niet door het harnas aan te trekken, zoals
Pfeijffer aanbeveelt. Van strijd komen in de
regel meer slachtoffers dan oplossingen.
Voelen we niet allemaal dat het tijd wordt
om ook het andere geluid te laten horen?
Om ons niet slecht te blijven voelen omdat
over ons bedrijf of onze sector verschrik-
kelijke dingen worden gezegd, terwijl wij
weten hoe het echt zit? Om bijvoorbeeld de
ouderenzorg niet te laten wegzetten in de
media terwijl de kwaliteit de op een na beste
van de wereld is? Om mensen niet te laten
wegzetten omdat het politiek beter uitkomt?
Zullen we de stilte maar doorbreken? Er is
immers zoveel meer te zeggen… •
HET IS TIJD OM DE STILTE TE DOORBREKEN
15
Tekst: Taco Visser | Fotografie: Thinkstock
Voor een sterke schoolidentiteit is gezamenlijke aandacht nodig voor hoofd, hart en handen, én voor de ziel. Er is behoefte aan diepgaand gesprek in de school daarover. Dat is de belangrijkste conclusie van een onderzoek op twee mbo-locaties.
FOCUS: PRAKTISCH ONDERZOEK NAAR SCHOOLIDENTITEIT OP HET MBO
Identiteit: hoofd, hart, handen én ziel
16
schoolidentiteit het beste uitgedrukt kan
worden in een verhaal. Dat verhaal vertellen
medewerkers met elkaar; niet alleen de
huidige medewerkers, ook de voormalige
medewerkers (de schoolhistorie). In het
steeds weer opnieuw vertellen van het
verhaal aan elkaar en aan de buitenwereld,
ontwikkelt zich het zogenaamde ‘verhaal
van de school’. In het practoraatsonderzoek
is dit identiteitsverhaal ten slotte geduid
vanuit vier perspectieven:
1. gelaagdheid (komen alle identiteits-
dimensies aan bod?)
2. rijkdom (is het verhaal verbonden met
inspiratiebronnen en tradities?)
3. gezamenlijkheid (draagt iedereen aan
het verhaal bij?)
4. adequaatheid (klopt het verhaal met hoe
medewerkers, studenten en anderen
dat ervaren?).
Het ‘diepere’ gesprekDoor middel van de individuele en de
groepsinterviews is het ‘verhaal van de
school’ van beide locaties opgetekend.
Voor beide verhalen verwijs ik naar het
genoemde Narthex-artikel
(zie www.federatiechristelijkmbo.nl).
Ik geef hier enkele relevante conclusies:
• De belangrijkste opbrengst was dat velen
‘op verhaal zijn gekomen’. Van alle inter-
views gaven de deelnemers terug dat
inhoud, toon en karakter van het gesprek
enorm gewaardeerd werd. Menigeen gaf
aan noch persoonlijk, noch met collega’s,
zo open en diepgaand gesproken te
hebben.
• Het woord ‘identiteit’ werd door mede-
werkers en studenten vaak betrokken op
de ‘christelijke identiteit’ van de school.
Blijkbaar is dat de perceptie bij identiteit.
Dat identiteit ook uit meer dimensies dan
de levensbeschouwelijke kan bestaan,
bleek voor velen een ontdekking.
• Voor de medewerkers was het niet altijd
duidelijk wat de (christelijke) identiteit
van de school is en wat daarin van hen
verwacht wordt.
De waarneembaarheid van de (christelijke)
identiteit bleek voor medewerkers en
studenten vooral in bepaalde activiteiten,
zoals burgerschapslessen, dagopeningen
De Federatie Christelijk MBO, een federatie
van tien christelijke mbo-instellingen, heeft
in 2012 een ‘practoraat’ opgericht, een
lectoraat voor praktisch identiteitsonderzoek.
In 2013-2014 is de identiteit van twee
christelijke mbo-instellingen onderzocht.
In Narthex, tijdschrift voor levens beschouwing
en educatie, verscheen daarover in december
2015 een onderzoeksartikel. Hier belichten
we de kernopbrengst: verlangen naar het
diepgaande gesprek.
Voor dit practoraatsonderzoek is gewerkt
met onderzoeksmethodiek van
Chris Hermans en Theo van der Zee, twee
medewerkers van Verus en ook onder-
zoekers bij de Radboud Universiteit
Nijmegen. Hun methodiek is een vorm
van handelingsonderzoek dat aansluit bij
organisatieontwikkeling.
De methodiek kent twee lijnen. In een
onderzoekslijn worden interviews gehouden
over de identiteit van de school met een
tiental medewerkers en met enkele focus-
groepen van medewerkers en studenten.
In een activiteitenlijn werkt de onderzoeker
samen met een actieteam van medewerkers
om de resultaten te vertalen naar (nieuwe)
activiteiten. Het onderzoek komt zo direct
ten goede aan organisatieontwikkeling.
De interviews met individuele medewerkers
zijn narratief (verhalend) van karakter.
In plaats van een vragenlijst met talloze
items, ontstaat er een diepgaand gesprek
over de identiteit van de medewerker en de
school. Alle deelnemers voor de interviews
zijn bepaald in nauw overleg met het
actieteam. Er is daarbij voor de individuele
interviews gekozen voor een zo divers
mogelijke vertegenwoordiging van mede-
werkers uit alle teams, onder wie onderwijs-
ondersteuners. Dat betekent: divers qua
gender, leeftijd, onderwijservaring, vak -
gebied/team en levensbeschouwelijke
achtergrond.
Het verhaal van de schoolEr is verder gewerkt vanuit de veronder-
stelling dat de identiteit van een school
meerdere dimensies kent: onderwijskundig,
pedagogisch, maatschappelijk, levens-
beschouwelijk en organisatorisch (cultuur).
Een tweede veronderstelling is dat de
Meer weten? Neem voor meer informatie contact op met Taco Visser, adviseur identiteit via tvisser@verus.nl. Een uitgebreidere versie van dit verhaal is te vinden op www.federatiechristelijkmbo.nl/ ?page_id=267
en kerstvieringen, de meer ‘religieuze’
onderdelen van de christelijke school.
• Meer aandacht voor de levens-
beschouwelijke identiteit vonden de
meeste medewerkers prettig. Zo werden
de nieuwe activiteiten gewaardeerd
evenals leidinggevende(n) die duidelijk én
authentiek zijn over identiteit. Verder was
er bij velen verlangen naar het ‘diepere’
gesprek over inspiratie en drives. Voor dit
type gesprek met elkaar en met studenten
was er bij veel medewerkers een behoefte
aan scholing.
Beïnvloeders van identiteitTen slotte vielen mij in het onderzoek vier
zaken op die de schoolidentiteit en identiteits-
processen positief beïnvloeden: de beïn-
vloeders van identiteit. Zo lijkt het voor een
sterke schoolidentiteit van belang dat:
1. er een duidelijk en gedeeld identiteits-
verhaal is, dat gepaard gaat met heldere
verwachtingen richting medewerkers en
studenten (cognitieve component)
2. er sleutelfiguren, bijvoorbeeld leiding-
gevenden, zijn die identiteit authentiek
communiceren en aan de orde stellen
(belevingscomponent)
3. er herkenbare identiteitsactiviteiten zijn,
in het curriculum en in personeels- en
scholingsactiviteiten (cultuur- of
gedragscomponent)
4. er ruimte is voor het open verdiepende
gesprek over levensbeschouwing en
zingeving (motivatie- of wilscomponent).
Met andere woorden: heb voor een sterke
schoolidentiteit met elkaar aandacht voor
hoofd, hart en handen (de eerste drie
beïnvloeders) én voor de ziel (de vierde
beïnvloeder).
focus
17
Verus 2016 ging over ‘hope providers’, en dus over u. ‘Hoop voor onze kinderen’ – het waren de mensen uit de praktijk van het onderwijs die het thema van Verus 2016 tastbaar maakten. En daarmee lieten zien dat onderwijs-mensen daadwerkelijk ‘hope providers’ zijn – een titel die Leo Bormans, samen-steller van The World Book of Hope, u heeft gegeven.
en hoop gedeeld kunnen worden. Zoals na
de aanslagen in Parijs in november 2015,
die voor veel onrust onder de leerlingen
zorgden. Samen met een jongerenwerker
van Turkse komaf maakte hij toen van de
maandviering een moment van “verzoening
en hoop”, gevolgd door intensieve gesprekken
tussen leerlingen.
Wat met zulke vieringen geoefend wordt,
is “luisteren met het hart”, zei Van der Meer.
Daarmee greep hij terug op de viering waar-
mee Verus 2016 begon. ‘Hoop voor onze
kinderen’, zo zei voorganger ds. Klaas van
der Kamp in zijn overdenking, begint met
“luisteren met je hart” (zie ook pagina 8-9).
HAMERTJE-TIKOok Jochem Gerrits, directeur van de
katholieke Josefschool in Overloon, kan
nieuwe visitekaartjes laten drukken.
Praktische problemen, weerstand en calami-
teiten weerhielden hem er niet van om zijn
school open te stellen voor kinderen uit
het naburige asielzoekerscentrum. Toen
de autochtone kinderen op een dag naar
school kwamen met cakejes met het
opschrift ‘Welkom bij ons op school’ voor
hun nieuwe medeleerlingen, wist hij dat hij
in zijn opzet was geslaagd. Inmiddels is er
verbinding, constateert hij tevreden.
Een ‘hope provider’ die daar in de klas
gestalte aan geeft, is Carina Weis,
Onderwijsmensen zouden subiet de functie-
omschrijving op hun visitekaartje moeten
veranderen, zei de Vlaamse publicist
Bormans bij de aftrap van het jaarlijkse
event van het katholiek en christelijk onder-
wijs. “Zet ‘hope provider’ op uw visitekaartje”.
Vervolgens vertelde een aantal ‘hope
providers’ in het onderdeel ‘De School
Draait Door’ hun verhaal.
VERZOENING EN HOOPEvert van der Meer, directeur van de
praktijkschool Mijnschool in Harderwijk, is zo
iemand. Op zijn school, waar de vieringen in
het slop geraakt waren, heeft hij maand-
vieringen in het leven geroepen waar zorgen
VERHALEN VAN HOOPVOL ONDERWIJS
Leo Bormans
2016VOOR KATHOLIEK EN
CHRISTELIJK ONDERWIJS
Tekst: Guido de Bruin | Fotografie: Ruben Schipper
18
leerkracht op een locatie voor vluchtelingen-
kinderen van CBS De Borg in Onnen.
Veiligheid bieden, een band smeden met
haar leerlingen – daarmee biedt ze hun de
basisvoorwaarden voor een hoopvolle
toekomst.
Ze vertelt hoe een onschuldig spelletje
hamertje-tik bij een jongetje in haar klas een
ervaring naar boven haalt die hij met de juf
wil delen. Hij troont haar mee naar de huis-
hoek, waar ze op de grond moet gaan
liggen om dekking te zoeken tegen beschie-
tingen. “Big humans, boem boem”, roept
het jongetje in gebroken Engels. En daarna
‘gewoon’ weer verder met hamertje-tik.
OP DE BEEN GEHOUDENOok de arts en schrijver/spreker
Gor Khatchikyan, voormalig vluchteling
uit Armenië, heeft zulke leraren gehad. Het
waren vooral sommige leraren die, bij alle
moeilijkheden die hij in Nederland ondervond,
zijn hoop levend hebben gehouden.
“Er waren docenten en rectoren die me met
soms maar één zin op de been hebben
gehouden en ervoor hebben gezorgd dat
ik geworden ben wie ik nu ben. Een paar
Nederlanders hadden het lef om in mij te
geloven, en dat heeft het verschil gemaakt.”
Zo gaat het natuurlijk niet altijd. Carina Weis
getuigt ook van de weerbarstigheid van
haar werk. Zo was een leerling uit een
uitge procedeerd Eritrees gezin onlangs ineens
verdwenen. Om uitzetting te voorkomen,
was zijn moeder met hem met onbekende
bestemming vertrokken. “Ik weet dat ik, als
ik 85 of 90 ben, nog steeds zal denken: wat
zou er met hem gebeurd zijn”, zegt Weis.
OPGESTROOPTE MOUWENHet is een illustratie van wat Bormans eerder
al had benadrukt. “Hoop is niet fun, ballonnen,
ondergaande zonnen, smileys – ik haat
smileys! – maar gaat ook over pijn en
verdriet.” Hoop is niet hetzelfde als
optimisme, maakt hij duidelijk. Scholen
kunnen kinderen volgens hem hoop geven
door hen aan te spreken op hun droom. >
VERHALEN VAN HOOPVOL ONDERWIJS
Uit: Godfried Bomans, ‘De rijke bramenplukker’
De rijke bramenplukker
…de bramenplukker trad naar buiten en
schouwde zwijgend over de velden; zijn
ogen stonden vol tranen. "Jullie treffen het
wel," sprak hij zachtjes. "Wat zegt ie?"
mompelde de burgemeester. "Ik zeg: jullie
treffen het wel," hernam de bramenplukker
glimlachend, "zoveel parels liggen er anders
nooit." - "Ik zie geen parels," sprak de
burgemeester. "Zien jullie geen parels?"
vroeg de bramenplukker verbaasd. "Wij zien
niets," riepen de mensen, "wij zien helemaal
niets." De bramenplukker sloeg de handen
in elkaar. "Wat hebben jullie slechte ogen!"
riep hij uit, "kijk om je heen! Zie je het niet?"
Hoopvolle verhalen over ‘Vieren op school’ Sjors van der Panne zong o.a. het Lied van Ruth Verhalen uit de praktijk over onderwijs aan vluchtelingenkinderen o.l.v. Mirjam Sterk
Verus 2016
19
“Hoop is optimisme met opgestroopte
mouwen.”
“De school is een gemeenschap waar hoop
voelbaar en tastbaar is”, zei voorzitter
Wim Kuiper van Verus bij de lancering van
een campagne om in de samenleving een
“positieve beweging” van hoop op gang te
brengen. “Wij delen iets met elkaar dat verder
uitgedragen zou moeten worden. Het begint
in de 4000 katholieke en christelijke scholen,
en wij willen het een stapje verder brengen
in de samenleving.”
HOOP LOKKENAls het scholen inderdaad lukt om “oefen-
plaatsen van hoop” te zijn, dan verrichten ze
“groots werk”, zei theologe en presentatrice
Jacobine Geel in haar bijdrage aan Verus
2016. Dat is geen sinecure en vraagt moed,
benadrukte ze. “Hoop is een tegengif tegen
cynisme en onverschilligheid en een moedig
alternatief voor kramp en angst. Als we
tenminste durven.”
En het is een kwestie van oefenen. “Hoop
strijkt niet zomaar neer in onze ziel”, zei ze,
verwijzend naar een gedicht van Emily
Dickinson (zie kader). “Maar we kunnen haar
wel lokken met een bepaalde manier van
kijken. We kunnen bewust kiezen voor een
bepaalde levenshouding waarmee de deur
van de wanhoop op een kier gaat en er licht
binnenkomt.” Ook op school kan die manier
van kijken worden geoefend. “We kunnen
leerlingen ontvankelijk maken voor die
vederlichte hoop. We kunnen hen leren
zoeken, om hen vervolgens op onverwachte
plaatsen onverwachte dingen te zien
vinden.”
BRAMENPLUKKERSHet gaat om een manier van kijken – dat
was ook de strekking van het verhaal waar-
mee theoloog Rikko Voorberg de dag op
een verrassende manier afsloot. Hij vertelde
een sprookje van Godfried Bomans over
een eenzame bramenplukker die in dauw-
druppels parels ziet en in het woud een
paleis met rijk versierde zuilengangen en
een lichtblauw, steeds veranderend gewelf
(zie kader pag. 19).
“Jullie leiden bramenplukkers op”, sprak
Voorberg tot de verzamelde ‘hope providers’,
“die verwondering leren over alles wat er
niet zo maar is.”
Emily Dickinson (vertaling Peter Verstegen)
‘Hoop’ is het ding met veren…
‘Hoop’ is het ding met veren – Dat in de ziel neerstrijkt –Het lied zonder de woorden zingt – En ’t zingen – nooit meer staakt – (…)
Gor Khatchikyan Jacobine Geel Rikko Voorberg Jan Bos, Astrid de Keizer en Berend Kamphuis
20
Het einde van FUWA
Vooropgesteld: ik werk veel met FUWA in alle varianten, en ik vind het een redelijk betrouwbaar instrument om functies te wegen. Het presenteert zich als een systeem van geobjectiveerde subjectiviteit, en dat klopt ook wel. Toch zou ik er vanaf willen, voor de leerkrachten en hun leiding-gevenden. Waarom?
In het Rapport LeerKracht1 werd gepleit voor een betere
honorering van de leraar. De LB-functie werd te veel uitge-
geven en de LD-functie te weinig. Dat was nadelig voor de
status van het beroep. Te veel jonge academici zouden niet
voor het onderwijs kiezen omdat het te weinig (financieel)
perspectief bood. Toen kwam het Convenant LeerKracht in
2008. Daarin – en later in de cao’s – werd voorgeschreven
dat scholen bepaalde percentages van de diverse docenten
moesten nastreven: de functiemix. Hoe begrijpelijk ook,
het bleef schuren met de verplichte toepassing van FUWA.
In FUWA is het haast niet mogelijk een docentenfunctie
hoger in te schalen dan LB. Voor LC, en al helemaal voor
LD, moeten heel wat innoverende en coördinerende werk-
zaamheden toegevoegd worden. Iedereen weet dat die
maar mondjesmaat worden uitgevoerd, en dat is maar
goed ook. De school zou geen rustig ogenblik meer
kennen. Dus verdient de LD-docent die met zes leerlingen
Vergilius zit te lezen net zoveel als de directeur van een
basisschool met 600 kinderen.
In het basisonderwijs kwamen de LB-leerkrachten op.
Van hen werd verwacht dat zij toch wel een opleiding op
minimaal het niveau HBO+ hadden genoten. Hoewel niemand
kon uitleggen wat dat precies inhield, was wel duidelijk
dat aan deze leerkrachten een eis werd gesteld die in het
voortgezet onderwijs pas aan LC- of LD-docenten mocht
worden gesteld. Maar in FUWA moest het allemaal kloppen.
Van de functiemix is een geweldige opdrijvende werking
bij de leidinggevende functies uitgegaan. Een voorbeeld:
vanuit de illusie dat een leidinggevende altijd hoger
ingeschaald moet zijn dan degene aan wie hij leiding geeft
wordt een schaal 13-functie voor een conrector boven-
bouw havo/vwo eigenlijk normaal gevonden. Schaal 13?
Daar moet je integrale managementbevoegdheden voor
hebben, ook over bijvoorbeeld de huisvesting en de
communicatie! Daar moet je gemeentesecretaris van een
middelgrote stad voor zijn! Daar moet je in het basis-
onderwijs een groep van acht tot vijftien basisscholen
voor aansturen!
Dit is niet meer uit te leggen. Daarom stel ik voor dat we
óf FUWA echt gaan toepassen óf dat we het niet meer
toepassen voor leerkrachten en hun leidinggevenden.
In het eerste geval zullen er maar weinig docenten boven
LB uitkomen, gewoon omdat lesgeven sec in FUWA niet
hoger scoort, en zal een directeur boven schaal 12 tot de
zeldzaamheden gaan behoren. In het tweede geval maken
we gewoon aparte salarisschalen voor deze functiegroepen
en bewaren we FUWA voor het ondersteunend personeel.
In de UMC’s bijvoorbeeld is op de artsen en de medisch
specialisten FUWA niet van toepassing.2 Zo’n onderscheid
kan dus wel. Alles beter dan de gesubjectiveerde objectivi-
teit waar de vervuiling van FUWA door cao-bepalingen toe
heeft geleid. •
Tekst: Kees Jansen
1 Advies van de Commissie Leraren, september 2007.2 Artikel 4.2 lid 2 van de Cao universitair medische centra 2013-2015.
Opinie
21
Fotografie: Fotoburo Brabant/Hennie Keeris
WHAT’SIN ANAME?
2222
Sévrine Jongen
en Fleur Herben.
what's is a name
Wij vinden het zelf een erg leuke school.
Voor deze informatie hebben wij met
Cor Mollen gepraat. Hij heeft ons van
alles verteld over de naam van de school
en hoe de school aan deze naam kwam.
Hij zegt zelf het altijd een prettige school
te hebben gevonden. Hij vond het wel
jammer dat de oude school werd
afge broken. •
Zuster Maria-Agnes de Groot heeft deze
naam bij de oprichting van de school gekozen
omdat ze veel bewondering had voor zuster
Edith Stein.
Zuster Edith Stein was opvoedkundige en
ze heeft veel voor de opvoeding van meisjes
betekend. Ze is in 1891 geboren. De school
is gebouwd in 1968 met zuster Maria-Agnes
als hoofd. Het was toen een meisjesschool.
Pas in 1972 werd het een school voor
jongens en meisjes. Cor Mollen werd toen het
hoofd van de school en heeft deze overgang
begeleid. Hij heeft uit respect voor zuster
Edith Stein en zuster Maria-Agnes deze naam
behouden. Hij vond deze naam ook passend
bij de school omdat het allebei zusters waren
en omdat de school nu sinds een paar jaar in
een klooster zit.
Achter de naam van een school gaat een verhaal schuil. In deze rubriek zoeken leerlingen uit wat dat verhaal is. Deze keer: Janne van de Ven en Esmee
van Heesch van basisschool Edith Stein in Zijtaart.
De school zit sinds een paar jaar in een klooster. Wij vinden het een leuke school.
2323
Geruchten of waarheid?In actuele discussies worden veel praatjes verkondigd. “Duizend geruchten door elkaar, valse en ware, die een stroom aan praatjes rond doen waaien”, schreef Ovidius al. Verus Magazine zoekt uit waar het echt om gaat. Het praatje deze keer: excellentie. Nico Dullemans geeft zijn visie, Taco Visser reageert.
Verusverdiept
24
De al wat oudere publicaties over excellentie in het onderwijs die ik inzie, beginnen bijna allemaal met de nadruk op de hoge politieke prioriteit ervan. Waarom toch? Wat ook opvalt: het woord excellentie valt al weer wat minder vaak dan een tijdje terug. Op zoek naar de werkelijke bedoelingen achter het gebruik van dit… modewoord?
Iemand kan een docent par excellence zijn,
aldus Van Dale, maar alleen musici en sporters
weten te excelleren, zo is wel de algemene
gedachte. De verleiding is groot om nu over
Johan Cruijff te beginnen, maar na zijn over-
lijden deed schrijver Cees Nooteboom dat
al op onnavolgbare wijze in Buitenhof, een
uitzending die nog is terug te zien. Volgens
hem was Cruijff een mathe maticus in zijn spel,
dat “tegelijkertijd van een grote eenvoud en
onschuld [was]. En toch van een ongedachte
complicatie.”
Toewijding en gavenRuim twintig jaar geleden maakte ik een
optreden mee van de Russische pianist
Jevgeni Kissin, die toen midden twintig was.
Tegen een van de kranten vertelde hij toen,
dat het in zijn werk met name aankomt op
overgave. Hij noemde het zelf ‘toewijding’.
In zijn jongste jaren gold hij als een wonder-
kind, een talent dat zich tot een virtuoos
pianist wist te ontwikkelen, mede dankzij
de onvoorwaardelijke steun van zijn moeder
(als ik mij dat goed herinner).
Toch zijn er ook virtuoze leraren. Op elke
school vind je er wel een paar. Toegewijde
mensen, zeker, die bovendien op een haast
wonderlijke manier hun ervaring en over-
tuiging weten te verbinden met formele
doelen die er op de korte en lange termijn
spelen, om vervolgens op hun reëel
bestaande school (waar tegenstrijdige
belangen hoog zijn opgetast) geregeld
grote indruk te maken.
En dat alles altijd in relatie met anderen,
vooral met hun leerlingen. De sfeer,
Tekst: Nico Dullemans en Taco Visser (kader), adviseurs identiteit bij Verus | Fotografie: Thinkstock
Wat is de echte bedoelingvan excellentie in het onderwijs?
>
Verus verdiept
Verus verdiept:Excellentie
25
is ze een plaats waar het in de eerste plaats
draait om prestaties. Vandaar de nadruk die
is komen te liggen op de opbrengsten van
de school.
In dat verband kan een woord als ‘excel-
lentie’ dienst doen. “Ambitie mag!” staat er
op de omslag van een brochure over excel-
lentie in het voortgezet onderwijs. Om de
moderne optiek van de school maar te
benadrukken is er gaandeweg een alterna-
tieve taal ingevoerd. Er is een nieuw taalspel
ontstaan met woorden zoals waarborgen,
stimuleren, ondernemen, kwaliteit bewaken,
oordelen, samenwerken en ervaringen over-
brengen. Woorden die ver afstaan van de
dagelijkse taal, maar op de scholen ingang
hebben gevonden. Ze weerspiegelen
plichten, en doen pas hun werk als ze
geaccepteerd worden. De Inspectie van
het Onderwijs helpt daarbij.
de spanning die zij samen creëren – ieder-
een voelt op zo’n moment aan: hier gebeurt
iets waarmee ik, leerling en leraar, verder kan.
Albert Camus bedankte een van zijn leraren,
Louis Germain, nadat hem de Nobelprijs
voor de literatuur was toegekend. Camus
schreef hem in een brief: “Zonder u, zonder
de liefdevolle hand die u heeft uitgestoken
naar het arme jongetje dat ik was, zonder
uw lessen en uw voorbeeld zou niets van
dat alles zijn gebeurd.”
Hogerop door zelfverbeteringMaar ik blijf zitten met de vraag of ‘excel-
lentie’ in de wereld van het onderwijs wel
zo’n bruikbaar woord is. Zoveel leraren die
virtuositeit uitstralen zijn er nu ook weer niet.
Wij hebben het hier toch over mensen met
opvallend veel toewijding en bijzondere
gaven. Zou hun optreden werkelijk iets
kunnen betekenen voor hun collega’s en
het beleid van de school?
Misschien, maar laten we eerst eens
Peter Sloterdijk raadplegen, die zich in de
geschiedenis van het menselijk oefenen
heeft verdiept. Onverdroten oefenen is
tenslotte een voorwaarde voor excelleren.
Hij laat in zijn Je moet je leven veranderen
(2012) zien dat de mens zich door inzicht en
dressuur en door oriëntatie op een verticaal
punt omhoog heeft proberen te werken.
Aanvankelijk ging het om enkelingen die
zich daarvoor van de massa afscheidden,
uiteindelijk was het de massa zelf die aan
zelf verbetering moest gaan doen.
In de oude culturen voor Christus gebeurde
het voor het eerst dat mensen zich van
anderen gingen afscheiden om te oefenen.
Zo ontwikkelden sommigen zich tot profeten
en atleten. In de renaissancetijd waren het,
naast monniken, de kunstenaars die opvielen.
In de tijd daarna, toen de vroegmoderne
staat ontstond (eind 16e eeuw), kwam men
ertoe op grote schaal scholingsprogramma’s
te introduceren. Het was toen Comenius die
de hele wereld als een school zag en alle
mensen als scholieren. Niet zozeer vanuit
een grenzeloos optimisme, maar vanwege
zijn “radicaal technische definitie van de
school als een integrale leermachine”,
schrijft Sloterdijk. Hier begint volgens hem
de poging om heel de mens te pakken
te krijgen.
Tot die tijd stonden de strevingen van de
mens in het teken van goden (in de Oudheid)
of God. Met de neergang van het godsbesef
en de opkomst van de Verlichting ontstond,
om het “veranderingsgebod” (Sloterdijk) te
kunnen handhaven, de behoefte aan een
nieuw oriëntatiepunt. Dat werd dit keer een
stip op de horizon: de vooruitgangs- en
ontwikkelingsgedachte. Maar de aantrekkings-
kracht hiervan is nu wel verflauwd, zodat
opnieuw naar een punt moet worden
gezocht waar mensen zich aan kunnen
optrekken, nu – in de woorden van Sloterdijk
– “om hun concurrentiefitness op de
onberekenbaar geworden wereldmarkten
te verbeteren.”
Schoolspeak1
Het verhaal van Sloterdijk volgend en zijn
typering van Comenius’ visie op onderwijs
in gedachten houdend, heeft de school niet
meer de Grieks-Latijnse betekenis, namelijk
die van vrije tijd, liefhebberij en studie, maar
1 Deze paragraaf is ingegeven door World Bankspeak The Language of World Bank Reports, in:
New Left Review 92 MAR/APR 2015, pp 75.
26
De benedictijn Anselm Grün wijst
managers er in cursussen leiderschap
en spiritualiteit op hoe gevoelig taal is.
Hij signaleert in organisaties agressief
en kil taalgebruik, dat voortkomt uit
meritocratisch en neoliberaal beleid.
Resulteren, presteren, concurreren en…
excelleren. Grün wil een taal spreken
van verbondenheid, hoop en vreugde.
Kun je eigenlijk op zo’n zachte manier
excelleren? Welke duiding zal excel
lentie dan moeten krijgen?
Er lijkt niets mis met excellentie. Ook niet in het onderwijs. Het begrip is daar geïntroduceerd vanuit mooie motieven. Goed presterende scholen wilden aan geven dat zij meer in huis hebben dan het basisarrangement dat de inspectie aangeeft. Ook wilden scholen en leraren meer aandacht voor leerlingen die goed presteren. Sinds de vorige PISAranking willen we zwakke én sterke leerlingen rechtdoen. Zo kwam excellentie in zwang. Maar voldoet dit begrip aan het verlangen van Grün naar zachte taal? Dat valt te bezien. Maar het kan.
Drie valkuilenEerst de ‘excellente scholen’. Vaak zijn dit goed presterende scholen die hun core
business op orde hebben. Scholen dus met goede resultaten, die ook willen aantonen dat ze nog meer doen dan dat. Een nobel streven. Alleen bevestigt het gebruik van het begrip excellentie wel dat je meer moet doen, harder je best moet doen dan anderen. Je gaat je vergelijken met scholen met een voldoende. Het denken in termen van ratrace ligt om de hoek. Je zou er moe van worden.Hetzelfde gevaar bedreigt spreken over ‘excellente leerlingen’. In de praktijk is dit de leerling die erg goed is in muziek, cultuur, sport of leren in het algemeen c.q. een bepaald vak. Deze leerling mag zijn/haar talent ontwikkelen. En zo stimuleren excellente scholen excellente leerlingen in kwalificerende en sociali serende zin. Weer mooi, maar ook hier bevestigt het begrip excellentie dat je getalenteerder moet zijn dan anderen om hogerop te komen. Je zou er moe van worden.Een laatste valkuil. Als reactie op de vorige twee zeggen scholen ook wel dat excellentie niets te maken heeft met het vergelijken met anderen, maar wel met het worden van ‘de beste versie van jezelf’. Niet alleen zij: zelfs Zeeman rekruteert nieuwe winkelmedewerkers met: ‘Haal het beste uit jezelf.’ Ook nobel, en nu veel meer persoonsvormend bedoeld, maar
het wordt weer een ratrace. Nu niet met andere ratten, maar je moet al zelfontplooiend de beste rat worden van alle mogelijke ratten die jij zou kunnen worden. Maar wie kent al zijn opties? Je zou er moe van worden.
Zachte excellentieToch maar afschaffen? Of valt excellentie anders te duiden? Niet hard, veeleisend en vermoeiend, maar zacht, verbindend en hoopvol? Dat kan, maar wel na een denkstap.Aristoteles gebruikte voor zijn deugdethiek van het juiste midden het begrip ‘voortreffelijkheid’. Iemand die voortreffelijk is – klassiek gezien deugdzaam, nu vertaald als excellent –, houdt de balans tussen twee extremen. Moed als het midden tussen laf en roekeloos. Goed als tussen kwetsbaar en perfect. Mens als tussen anderen en jezelf. Deugdethisch bezien krijgt excellentie minder de taal van de ratrace. Dat geeft rust.
EXCELLENTIE ALS ZACHTE KRACHT
Tekst: Taco Visser | Fotografie: Thinkstock
Verus verdiept
Valt excellentie anders te duiden? Niet hard, veeleisend en vermoeiend, maar zacht, verbindend en hoopvol?
27
Leer samen Het Verhaal
van de School vertellen
Waar staat onze school voor? Wat vinden we waardevol? Samen die vraag beantwoorden, is antwoord geven op de vraag naar de identiteit van de school. In het verwoorden
wat identiteit is, licht op wat de kwaliteit van het onderwijs is. “Als schoolleider stuur ik de schoolontwikkeling aan. Daarbij hoort dat ik met het team een gezamenlijke visie formuleer.”
2828
Leer Het Verhaal van de School vertellen en
vanuit dit gedeeld verhaal de vraag naar de
kwaliteit van uw organisatie beantwoorden.
De Trinoom in Barendrecht onderging de
afgelopen vijf jaar de nodige veranderingen
in het onderwijs en het team. Directeur
Hetteke Stellinga kon niet anders dan
constateren dat er geen of weinig sprake
was van een heldere en door het team
gedeelde identiteit. “De destijds bestaande
identiteit is verwaterd of overspoeld.”
Stellinga voelde de noodzaak om die
identiteit van de school weer op de kaart
te zetten, in het team te bespreken en te
actualiseren. “Zoals iedere school willen we
onze leerlingen kwalitatief goed onderwijs
bieden. Identiteit is daar onlosmakelijk mee
verbonden. We willen graag met elkaar
bouwen aan een gezamenlijke gedragen
identiteit. Mijn taak als schoolleider is het
aansturen van de schoolontwikkeling.
Daarbij hoort dat ik met het team een
gezamenlijke visie formuleer, dat ik
van daaruit strategische doelen opstel,
vernieuwingen begeleid en ook leer-
krachten coach.”
Stellinga volgde de cursus Het Verhaal
van de School (zie kader), omdat ze op
tactisch niveau wilde kunnen werken aan
een gedragen en gedeelde identiteit. Wat ze
leerde? “Vertrouwen creëren en een open
klimaat. Maar ook teamleden uit te nodigen
om na te denken en met elkaar het echte
gesprek aan te gaan. Identiteit wordt in de
cursus uitgezet met een beleidscyclus, en
dat helpt mij om mijn verantwoordelijkheid
waar te maken in onze schoolontwikkeling.’
Tekst: Hade Wouters | Fotografie: Shutterstock
Ook Cees van der Sluis (leraar en coördi-
nator identiteitsontwikkeling CNS Abcoude)
volgde de cursus. Allereerst vanuit een
persoonlijke belangstelling voor levens-
beschouwing en identiteit. “We leven in
Nederland anno 2016 onmiskenbaar in
een tijd van vergaande ontkerkelijking.
Toch wijzen onder andere de rapporten
van het SCP op het feit, dat er onder de
Nederlandse bevolking een grote behoefte
is aan levensbeschouwelijke oriëntatie.
Die oriëntatie zoekt men steeds meer buiten
de traditionele kaders en op eigen kracht.”
En daarmee, vertelt Van der Sluis, komt de
tweede aanleiding voor hem met zijn team
het verhaal van hun school te verhelderen, in
beeld. Op de protestants christelijke school
waar hij werkt is deze trend duidelijk zicht-
baar. 5% van de gezinnen is nog kerkelijk
meelevend. “Kinderen en ouders blijken
steeds minder bekend met de – naar mijn
mening – rijke christelijke traditie. De
behoefte aan levensbeschouwelijke oriën-
tatie is er onder hen echter wel degelijk.
Op een adequate, moderne manier in die
behoefte te voorzien lijkt mij een grote uit -
daging voor onze school in het bijzonder
en voor het christelijk onderwijs in het
algemeen.” Door op zoek te gaan naar het
verhaal van zijn school denkt hij een belang-
rijke stap te zetten op ‘de weg naar eigen-
tijds levensbeschouwelijk onderwijs’.
Zowel Van der Sluis als Stellinga hebben
stappen gezet op hun school. Stellinga vond
het vooral boeiend het begrip identiteit uit te
diepen en te koppelen aan kwaliteit van
onderwijs. Van der Sluis viel de grote bereid-
heid onder de collega’s op om deel te
nemen aan de interviews die bij de cursus
horen. “Zeer verrijkend! In de persoonlijke
verhalen herken je de vragen en de behoefte
aan antwoorden die er in het team leven ten
aanzien van de christelijke school in een
seculiere tijd.”
In de cursus Identiteit en kwaliteit
voor leidinggevenden aan identiteits-
processen, leert u hoe u met uw team
eenduidig en specifiek verwoordt
waar uw school voor staat. In de
cursus worden technieken van story-
telling gebruikt, om met elkaar te
komen tot een krachtig identiteits-
verhaal. Naast een goede theoretische
onderbouwing, krijgt u ook concrete
tools ter beschikking om met uw team
stappen te zetten. U oefent werk-
vormen met de andere deelnemers
en er is ruimte om van elkaar te leren.
Vervolgens wordt de vertaalslag
gemaakt naar de kwaliteitscultuur van
de school: in de uitdrukking van de
identiteit van de school licht immers
op wat jullie samen van waarde
vinden voor het onderwijs.
Met elke deelnemer wordt een indivi-
dueel intake- en eindgesprek gevoerd.
Aan het einde van de cursus zijn
deelnemers in staat om zelfstandig
op een verhalende manier identiteits-
processen aan te sturen binnen
hun team.
Er zijn vijf cursusdagen, verspreid over
het schooljaar. Meer informatie vindt u
op www.verus.nl of bij Hade Wouters,
adviseur identiteit, hwouters@verus.nl,
06 30 25 24 93.
29
2016VOOR KATHOLIEK EN
CHRISTELIJK ONDERWIJS
WORKSHOP PASSEND ONDERWIJS
Albert Weishaupt, directeur/bestuurder Roelof van Echten College, Hoogeveen:
‘Het gaat om de kinderen, niet om het systeem’
‘‘Deze workshop bevestigde voor mij dat
we goed op moeten letten of we wel met
de juiste dingen bezig zijn. Het gaat om de
kinderen, niet om het systeem dat we aan
het optuigen zijn. Ook de vraag wanneer je
wel en wanneer je niet moet verwijzen: dat is
allemaal gedoe eromheen. Natuurlijk heb je
een organisatie nodig, maar vergeet niet
waarom we dit allemaal doen. Wij bouwen
op dit moment een gezamenlijk onderkomen
voor ons eigen reguliere onderwijs en dat
van onze partner, een school voor voort-
gezet speciaal onderwijs. Formeel-juridisch
blijven we twee aparte besturen, maar we
worden één organisatie. In november is ons
pand klaar en in januari gaan we formeel op
de nieuwe manier van start. We werken nu
al samen. We bieden regulier onderwijs,
speciaal onderwijs en alles daar tussenin.
Sommige leerlingen draaien deels mee in
het reguliere, en deels in het speciaal
onderwijs. Door deze samenwerking kunnen
we echt maatwerk bieden. Dat is onze
drijfveer.’’
WORKSHOP BILDUNG, EEN STRATEGISCHE VISIE OP ONDERWIJS
Wil Raeven, projectleider De Zaam Academie van Stichting Zaam, Zaandam/Amsterdam:
‘Inspirerend; zelf zijn wij nog zoekende’
‘‘Ik vond het interessant om te horen hoe de
Stichting Agora het gedachtegoed van Gert
Biesta in de praktijk brengt. Agora betekent
‘marktplein’. De inleidster legde uit hoe op
hun ‘marktplein’ allerlei levenssferen bij
elkaar komen. Het is belangrijk dat je cross-
overs maakt. Dat kan met sport, kunst en
filosofie. In het bijzonder onderwijs komt
daar de religie nog bij. Agora geeft dat
heel expliciet een plek. Religie en levens-
beschouwing worden bij haar nadrukkelijk
in het licht gezet, heel mooi. Ik vond het
echt inspirerend om te horen hoe Agora
het beleid rond Bildung oppakt en op haar
scholen uitzet. Wijzelf zijn nog zoekende.
Op het voortgezet onderwijs gaat er met het
oog op de eindexameneisen veel aandacht
naar de kwalificatie. Maar het is zeker de
bedoeling dat Bildung ook een plek krijgt op
onze academie. Daar kunnen mensen met
en van elkaar leren. Met 24 scholen hebben
we veel kennis en ervaring in huis, ook op
dit terrein.’’
VERUS EVENT TERUGBLIK
2016VOOR KATHOLIEK EN
CHRISTELIJK ONDERWIJS
Tekst: Marijke Nijboer en Joke Waltmans | Fotografie: Joost van Baars en Ruben Schipper
30
Filip-Wim Lindeman, rector Interconfessionele Scholengemeenschap Arcus, Lelystad
Mooi, die nadruk op stilte
‘‘Ik vond de ochtend al heel inspirerend,
vooral die nadruk op stilte in het begin.
Dat was heel mooi. Maar ook het verhaal
over vluchtelingenkinderen op school. Bij
ons komt 10 procent van de kinderen uit de
noodopvang voor vluchtelingen. Ik hoop hier
praktische tips te krijgen en herkenning bij
collega's. Als stichting van drie scholen
zijn we tevens op zoek naar een nieuwe
identiteit. Dat komt ook aan de orde.
Het evenement lijkt wel speciaal voor mij
georganiseerd.’’
Ton Keijzers, bestuursondersteuner Stichting RK Onderwijs Bommelerwaard, Hedel
Inhoud kwam goed over
‘‘De vorm waarin het thema ‘Hoop voor
onze kinderen’ werd gepresenteerd, vind ik
erg leuk. Daardoor kwam de inhoud goed
over. Het hele ochtendprogramma vond ik
buitengewoon aardig. Het verhaal van
Jan Bos over zijn autonome school maakt
mij nieuwsgierig. Hoe gaat dat beleidsmatig?
De liberalisering waar Berend Kamphuis
over filosofeerde, laat je ook op een andere
manier nadenken over het onderwijs.’’
Ank Klaassen, docent godsdienst/levensbeschouwing, Mendelcollege Haarlem
Professionele opzet
‘‘Ik kom hier eigenlijk om naar een collega
te luisteren, maar ben zeer verrast door de
professionele opzet van het Verus event. De
filmpjes vind ik erg mooi en het lied ‘Mag ik
dan bij jou’ dat Sjors van der Panne zong,
raakte mij echt. Ik vind het erg leuk om
naar de verhalen van collega's te luisteren.
Het gaat ook over identiteit en hoe je daar
als school mee omgaat. Hoop is dan een
mooi thema.’’
Sandra Wemer, vmbo-docent godsdienst CSG Herbert Vissers College, Nieuw-Vennep.
Zo waardevol
‘‘Ik ben super onder de indruk van het
toneelstuk As I left my Fathers House.
Ik ben hier voor het eerst, maar het is zo’n
leuke ervaring. Het thema sprak mij ook aan.
Wij zijn hier met de godsdienstdocenten en
dat is zo waardevol. Met wat je hier hoort,
kun je als sectie in gesprek over je vak.
Na een dag als deze heb je voldoende
inspiratie.’’
Rita van der Pol, projectleider positief leer- en leefklimaat, Nuborgh College Nunspeet
Juiste richting wijzen
‘‘Deze dag is zo inspirerend, het boeit mij
van A tot Z. Dit geeft mij ook veel ideeën
die ik op school kan toepassen, zowel naar
collega's als naar leerlingen. Leerlingen
hebben vaak van zichzelf het beeld dat ze er
niet toe doen. Daar kunnen wij verandering
in brengen door ze te helpen de juiste richting
op te gaan en het verleden los te laten.’’
Verus 2016
VERUS EVENT TERUGBLIK
31
Sinds de invoering van het
nieuwe ontslagrecht per 1 juli
2015 heeft een werknemer bij
onvrijwillig ontslag recht op een
transitievergoeding, bedoeld om de overstap naar een nieuwe baan
te versoepelen. Maar hoe zit het met de specifieke situatie van een
langdurig zieke werknemer? Na een periode van 104 weken ziekte
eindigt het opzegverbod voor de werkgever. Bij een aansluitende
beëindiging van het dienstverband moet de werkgever een transitie-
vergoeding uitkeren. Inmiddels zijn er werkgevers die hebben
bedacht dat je die transitievergoeding kunt ontlopen door willens en
wetens het dienstverband met een (zieke) werknemer slapend te
laten voortduren. Slapend wil in dit verband zeggen: de werknemer
werkt niet, en ontvangt ook geen loon. Minister Asscher van Sociale
Zaken heeft deze ‘ontsnappingsroute’ eerder laakbaar genoemd.
Maar de vraag is of in deze situatie sprake is van een ernstig verwijt-
baar handelen van de kant van de werkgever, en of werknemers
(al dan niet in rechte) een transitievergoeding kunnen afdwingen.
Inmiddels is de eerste jurisprudentie ontstaan. In drie procedures
was het oordeel van de kantonrechter dat de werkgever niet kan
worden verplicht om het dienstverband, onder toekenning van een
transitievergoeding, te beëindigen. Een van de rechters merkte, in
lijn met de opvatting van de minister, nog wel op dat de handelwijze
van een werkgever onfatsoenlijk is, maar juridisch niet verwijtbaar.
De insteek van de drie procedures bij de kantonrechter was deels
verschillend. In het ene geval had de werkgever aan de (zieke)
werknemer voorgesteld om
na die 104 weken het dienst-
verband met wederzijdse goed-
keuring te stoppen. Maar de
werknemer eiste dat de werknemer eenzijdig de arbeidsovereen-
komst zou beëindigen, met het oog op de transitievergoeding.
Volgens de rechter is daartoe echter geen verplichting omdat artikel
7:669 BW bepaalt dat een werkgever de arbeidsovereenkomst kan
opzeggen, als daarvoor een redelijke grond is. Het woordje ‘kan’ is
hier doorslaggevend: er is geen verplichting om de arbeidsovereen-
komst te beëindigen. In de tweede procedure ging het om een eis
tot schadevergoeding ter grootte van het misgelopen transitie-
bedrag door de werknemer, op basis van artikel 7:686 BW. In de
uitspraak woog de rechter niet alleen mee dat er geen verplichting
is (zie boven), maar ook dat de werknemer onvoldoende had aan -
getoond dat de werkgever het dienstverband slapend wilde houden.
In de derde zaak eiste een werknemer ook ontbinding van de
arbeidsovereenkomst, op grond van ernstig verwijtbaar handelen.
Van ernstig verwijtbaar handelen zal volgens de kantonrechter
slechts in uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn, bijvoorbeeld
als de werkgever grovelijk nalatig is ten aanzien van verplichtingen
voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, wat hier niet het geval
was. Met deze uitspraken is overigens niet gezegd dat de weg van
het slapend dienstverband voor een werkgever altijd zonder risico is.
Voor meer informatie kunt u zich richten tot Verus Advocaten
& Juristen. •
rubriek
Heeft u vragen over dit onderwerp? Of over andere juridische zaken? Onze juristen staan u graag te woord. Neem contact op met de juridische helpdesk van Verus, 0348 74 44 60, helpdesk@verus.nl.
SLAPEND DIENSTVERBAND EN TRANSITIEVERGOEDING
Nieuwe wetten, nieuwe juridische vraagstukken. Zoals het slapend dienstverband na ziekte van de
werknemer en de transitievergoeding.
Tekst: Emmanuel Naaijkens in samenwerking met mr. Marco De Vita, jurist bij Verus
32
juridische kwestie
“Een leerling heeft een ongeluk gehad op school. Hoe wikkelen we dit zorgvuldig af?” “Hoe kunnen we met onze inkoop voldoen aan de wettelijke eisen?” “Door krimp is het sluiten van een school onvermijdelijk. Hoe komen we tot een zorgvuldig besluit?” Zomaar wat vragen die binnenkomen bij de afdeling Ledenvoordeel van Verus. Daar halen medewerkers alles uit de kast om leden te helpen.
Tekst: Noël Houben | Fotografie: Thinkstock
als ze tegen vragen en dilemma’s aanlopen.
“Er bestaan geen gekke vragen voor ons.
Wij zijn niet van uitgebreide protocollen en
handvesten, maar proberen te helpen in de
dagelijkse praktijk. Dat lukt meestal heel
aardig. Negen van de tien vragen kunnen
wij zelf of met behulp van onze partner-
organisaties beantwoorden. En als we geen
antwoord paraat hebben, adviseren we de
school die dat wellicht wel heeft.”
“We willen de kracht van de vereniging nog
meer gaan benutten”, vervolgt Joosten.
“Scholen hebben vaak met vergelijkbare
problematiek te maken. Het maakt dat ze
veel van elkaar kunnen leren. Dat proces
willen we de komende jaren gaan
faciliteren.” •
LEDENvoordeelVRAGEN AAN AFDELING LEDENVOORDEEL
“Er bestaan geen gekke vragen voor ons”
Heeft u een vraag voor de afdeling Ledenvoordeel? Kijk op www.verus.nl/ledenvoordeel of neem contact met ons op via 0348 74 44 44 en info@verus.nl.
Het is trouwens geen éénrichtingsverkeer,
benadrukt hij. “Soms bel ik een school op
hoe zij omgaan met een vraag of probleem.
Ik word dan heel open en eerlijk te woord
gestaan. Op dit soort momenten merk je dat
Verus een vereniging is, waarbinnen leden
en de ondersteunende organisatie er voor
elkaar zijn.”
Leren van elkaarJoosten drukt leden op het hart om vooral
de telefoon te grijpen of een mail te sturen
“Gedreven duizendpoten”: zo typeert
coördinator Ledenvoordeel Lex Joosten de
besturen, directies en teams die zich met
ziel en zaligheid inzetten voor hun school
en leerlingen. “Zij werken in een steeds
ingewikkelder omgeving, die ook nog eens
voortdurend verandert. Mijn collega’s en ik
weten wat er speelt en kunnen hun kleine
en grote zorgen uit handen nemen. Leden
waarderen dat zichtbaar. Het maakt dit
dankbaar werk, waarvoor ik dagelijks met
een glimlach in de auto stap.”
ledenvoordeel
33
‘DE 40-URIGE WERKWEEK VERLAAGT DE WERKDRUK’
Henk Bultsdirecteur-bestuurder CBS De Regenboog, Nieuwendijk (eenpitter, 300 leerlingen)
“Moe van alle verantwoording”
‘‘Ik ben het niet eens met de stelling.
Mijn mensen werken 42 à 43 uur en
komen ook nog in de vakanties terug.
Het lesgeven, voorbereiden en
nawerk plus alle administratie kost
veel tijd. Mijn leerkrachten worden wel
eens moe van alle verantwoording.
Wij zijn al lang voor de invoering van
de 40-urige werkweek begonnen met
het spreiden van de werkdruk.
We houden bijvoorbeeld studie-
ochtenden en rapportbesprekingen
tijdens vakantiedagen. Een positief
effect van de 40-urige werkweek is
dat iedereen zich zeer bewust is
geworden van het feit dat men 40 uur
moet werken. De vrijblijvendheid is
er af. Maar helaas wordt men zich
zo ook bewuster van de feitelijke
werkdruk.’’
Angela Kouwenhovenadviseur profes-sionalisering, werkdruk-consulent, parttime leerkracht
“Dat heeft het management in de hand”
‘‘Op sommige scholen werkt de
40-urige werkweek werkdruk-
verlagend, op andere niet. Dat heeft
het management grotendeels in de
hand. Kijk kritisch naar de taken die
je op je neemt. Met groepsplannen
werken is bijvoorbeeld niet verplicht;
als je maar kunt aantonen dat je
differentieert. Stel geen 40 uur aan -
wezigheid verplicht en kom in de
vakantie alleen terug als dat echt
waardevol is. Relateer de inzet van
leerkrachten aan de taak, visie en
missie van de school. Obesitas, de
nieuwe schijf van vijf: misschien kan
de ouderraad dat oppakken. Kijk
kritisch naar toetsen, werk groepen en
vergaderingen. Dienen die de leerling,
het onderwijs, de school? Je doet het
goed wanneer collega’s niet meer
denken: ‘eigenlijk had ik nu…’ ‘’
In De Rondvraag stellen wij een vraag of poneren wij een stelling waar betrokkenen uit het onderwijsveld op reageren. Dit keer is De Rondvraag: ‘De 40-urige werkweek verlaagt de werkdruk’
Tekst: Marijke Nijboer
3434
‘DE 40-URIGE WERKWEEK VERLAAGT DE WERKDRUK’
Margreeth de Bruijn-MarchandHR-adviseur van SPCO Groene Hart
“De 40-urige werkweek zorgt voor een betere spreiding”
‘‘De 40-urige werkweek verlaagt niet
direct de werkdruk, maar zorgt wel
voor een betere spreiding van en
meer inzicht in het aantal werkuren.
Wij hebben als stichting afgesproken
dat teamvergaderingen plaatsvinden
op lesvrije dagen, zodat er in les -
weken tijd overblijft voor het voor- en
nabereiden van de lessen. Maar je
moet ook verder kijken: passen de
werkzaamheden binnen het gestelde
aantal uren, vragen wij als organisatie
niet teveel? Dragen de dingen die we
doen wel bij aan de ontwikkeling van
het kind? Kunnen medewerkers het
werk misschien efficiënter aanpakken?
Met deze vragen is onze stichting een
onderzoek gestart met onder andere
als doel een verdere verlaging van
de werkdruk.”
Marjolein Zwikleerkracht bij Unicoz Onderwijsgroep in Zoetermeer
“Stel meer vakleerkrachten aan”
‘‘Ik merk weinig van een werkdruk-
verlagend effect. Er moet gewoon
teveel worden gedaan in die 1659 uur.
Als je een paar weken 42 uur werkt,
moet je daarna weer uren minderen.
Maar daar komt het niet van. Het helpt
om tijdens lesweken studiedagen of
administratiedagen te plannen, waarbij
de leerlingen lesvrij zijn. Dan kunnen
leerkrachten bijvoorbeeld rapporten
en planningen maken. Een school
doet er goed aan om te kijken wat
leerkrachten echt zelf moeten doen
en wat aan anderen kan worden
overgelaten. Het zou ideaal zijn om
meer vakleerkrachten aan te stellen.
Tijdens de gym- en muzieklessen
kunnen wij dan onze lessen
voor bereiden. Helaas is daar geen
geld voor.’’ •
Liesbeth Verheggenvoorzitter AOb
“We zijn niet tevreden over hoe dit in praktijk uitpakt”
‘‘We zijn gekomen tot de 40-urige
werkweek omdat het met een norm-
jaartaak van 1659 uur heel lastig is
om grip te krijgen op alle activiteiten
die er in een jaar moeten gebeuren.
Als werkgevers en werknemers deze
afspraak uitvoeren zoals hij bedoeld
is, leidt hij tot minder werkdruk. Maar
we zijn niet tevreden over hoe dit in
praktijk uitpakt. Wil je de werkdruk
naar beneden krijgen, dan moet je
per week kijken wat er allemaal moet
gebeuren en of dat past in 40 uur.
Werken mensen wekelijks veel meer
uren, dan zijn er twee oplossingen
denkbaar: of je laat een aantal taken
vallen, of het schoolbestuur zorgt dat
er meer personeel komt. Wij krijgen
steeds meer signalen dat de werk-
gevers de cao niet uitvoeren. Ik vind
dat de PO-raad z’n achterban hierop
aan moet spreken.’’
de rondvraag
35
Goed onderwijs geven kost tijd. Terwijl tegenwoordig niemand tijd heeft. Maar…Zerrne Gerardus –GreyDocent Engels De Vuurvlinder/Lucasonderwijs Den Haag
HOOP. VOOR ONSZELF, ONZE SCHOLEN EN ONZE KINDEREN.Iedereen kent ze, de negatieve aspecten van maatschappij en mensheid. Ze zijn overal, dus ook op onze scholen. Het is onmogelijk om deze factoren uit te bannen en het leven te regisseren. Maar we kunnen wél samen een positieve beweging op gang brengen. Door er iets ongekend krachtigs tegenover te zetten. Hoop. Met in het najaar een landelijke campagne waarin we deze boodschap gaan delen. Als we allemaal onze hoop uitspreken maken we samen het verschil. Voor onszelf, onze scholen en voor onze kinderen.
HELPT U MEE DEZE BOODSCHAP TE VERSPREIDEN? REAGEER OP VERUS.NL/IKHEBHOOP
36498_Adv_HOOP_210x280mm_WT.indd 1 02-06-16 16:38
Recommended