· #s4 ONS WOORD ,,,wt..mowywe ***** It

  • Upload
    lamcong

  • View
    213

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

#s4

ONS

WOORD

,,,wt..mowywe *****

It

.speowoopseist,

rkill r ilk 4 ONS WOORD ONS BOORD

ii Dl ESTERWEG"TOLK VAN BEROEPSVEREENIGING VAN ANTWERPEN'S OFFICIEELE LEERKRACHTEN

19e JAARGANG 1922

DRUKKERIJ GUST JANSSENS, KERKSTRAAT, 9, ANTWERPEN Nr 1 NEGEN-EN-TWINTIGSTE JAARGANG. JANUARI 1921

INHOUDSTAFEL : De Schrijfleesmethode. (H.Temmerman). Het Arbeids- beginsel in de Volksschool. (Stephan). Een ontleencentrale van leer- en aan- schouwingsmiddelen in den schoot van het school en onderwijsmuzeum. ^H van Tichelen). XXXe Jaarverslag. (Uitvoerend komiteit). Werkzaamheden der Vereeniging. Kijkjes links en rechts. Vrije tribuun : Nog iets over Turn- onderwijs. Aan M. Geens. (Lodewijk Vermeerbergen). Esperantohoekje. -- ingezonden Boeken.

De Schrijfleesmethode

Met veel belangstelling lazen wij in Ons Woord de verhandelingen over de leesmethodes. Zij munten uit door hun klare en duidelijiKe uit- eenzetting der beaamde leerstelsels en na kennisneming van de drie is men in verlegenheid om uitspraak te doen en de beste er uit te kiezen. De beste is voorzeker die waarbij de leerling het voordeeligst en het genoeglijkst het doel zijner alzijdige ontwikkeling nabij komt, want de kennis van het lezen is maar een middel tot die ontwikkeling en daarom is het verkeerd het lezenleeren op te vatten als iets dat metho- disch alleenstaat. Wanneer 'het kind ter school komt, kan het zijn taal spreken en ver- staan. Voor 't lezei.:1oet het daar zijn taal ietwat gelouterd door 't ge- zicht leeren verstaan en de daarbij gebruikte teekens spreekgewijs lee- ren weergeven. Daaruit mag men dit gevolg trekken dat evenals men door spreken immer voor doel heeft gedachten mede te deelen, men voor het lezen hetzelfde doel beoogt. In beide gevallen gaat men uit van de gedaohte4 De meest doeltreffende leesmethode zou zijn die waarbij de gedachten door onuerscheidene teekens rechtstreeksch zouden vertolk- baar zijn, iets als de hieroglyphie. Iets dergelijks geschiedt nog, b.v. in het prentenlezen. Het gebruik van prenten en prentenboeken gaat zeer voordeelig in de leesoefeningen vooraf. Door 't gebruik der letterteekens is er in het leesonderricht een nieu- we moeilijkheid op handen. De letters wekken geen gedachten. Voor we moeilijkheid op handen. De letters wekken geen gedachten. Voor den ingewijden lezer wekken zij niets meer dan klanken en klankwij- zigingen. Dit heeft voor gevolg dat daardoor de belangstelling voor de leeroefening zeer verflauwt. Het komt er dus opaan de belangstelling door een behendige leerwijze weer te doen herleven en gaande te hou- den. Van daar het streven der leeraars om de meest gepaste doenwij- zen door een soort suggestie en door het bijvoeren der gedachte de letterkoppelingen steeds meer leven bij te zetten. Ware het enkel te doen om werktuiglijke kennis van het lezen te doen verwerven, dan zou de beste leesmethode die zijn waardoor het doel het spoedigst be- reikt wordt. Men heeft opgemerkt dat de kennis van het lezen, als ze alleen staat, geen voldoende ontwikkeling geeft De ondervinding heeft ons geleerd dat het schrijven buitengewoon meer verstande- en wilsont- wikkelend is dan het lezen en men kwam tot dit revolutionnair besluit. Leeren wij de kinderen schrijven, d. i. door teekens hun eigen gedach- ten uitdrukken; dan is er niet de minste twijfel, wanneer zulks metho- disch geschiedt, dat als slot van rekening het kind zal kunnen lezen omdat het kan schrijven, en dat het zal schrijven en ook lezen con amore. De beste methode is dus een schrijfleesmethode, waardoor de leer- lingen geleidelijk hun gedachten schriftelijk leeren uitdrukken in hun gelouterde moedertaal en waardoor zij door de menigvuldige bijkomen- de leesoefeningen die uitdrukkingen, voor zoover ze in hun gedachten- kring liggen, leeren opvatten en gevoelen. Dit schrijven wij hier met het doel meer belang te doen leggen op het schrijven in de leesmethodes. Hoevelen kennen wij er in (le volks- klasse die behoorlijk lezen kunnen doch die allergebrekkigst schrijven, omdat zij hierin nooit op voldoende wijze geoefend werden. omdat zij hierin nooit op voldoende wijze geoefend werden. Wat nu eigenlijk de keus der oefeningen en de systematiek betreft, trachten wij goedbelegde didaktiekers te vormen en laten wij die be- tijen naar goeddunken. Vrijheid baart lust en wilskracht. H. TEMMERMAN. HET ARBEIDSBEGINSEL IN DE VOLKSSCHOOL.

Teeken en Handenarbeid

HUN VERBAND MET DE ANDERE VAKKEN VAN HET LEER- PLAN.

Van de hand der Heeren J. BROEDERS, bestuurder van 't stedelijk teekenonderwijs, en E. VINCENT, leeraar in handenarbeid aan de staatsmiddelbare school ter stede, is 't Eerste Boek verschenen (Uitge- ver: H. Krick, Fourmentstraat, 32, T/S.), waarin de schrijvers den kin- dertuin en den lageren graad der volksschool behandelen. We hebben vroege alreeds gelegenheid gehad te zeggen en ook te schrijven, dat we open oog moeten hebben en warme belangstelling hoe- ven te voeden voor ieder goed bedoeld en ernstig initiatief, dat de be- weging tot hervorming der volksschool nader tot haar doel brengen kan. We zouden 't ons waarlijk tot een grove fout rekenen, moesten we 't werk der heeren Broeders en Vincent door slechts enkele regeltjes in Ons Woord vermelden... 't Is ons aller bijzondere aandacht dubbel waardig en de hier volgende samenvatting zal stellig uitwijzen, dat hun werk door zijn wezenlijk positieve gegevens geroepen is om ons stedelijk onderwijs in de ruimste mate dienstig te zijn. * In hun voorwoord zeggen de schrijvers o.m.: De school dient hervormd, niet zoozeer omdat 't oorlog geweest is, maar omdat de vele gebreken, welke haar aankleven, precies door den wereldbrand geheel zijn blootgelegd geworden. De drang naar evolu- tie heeft alzoo aan intensiteit machtig veel gewonnen Waar hervormingen zich opdringen, dienen zij te steunen op de na- tuur van 't kind. Heel gevat halen de schrijvers uit L'Ecole et la vie de zinsneden naa7 vorm: iie school schijnt voor doel te hebben slechts menschen te vormen, die de pen moeten voeren. En nochtans is 't een feit, dat, zoo de kin- deren tegeno-\Ter de woorden staan, de volwassenen te strijden hebben met de stof, met de dingen, welke hen omringen. We laten hier in hun geheel enkele zeer rake dingen volgen, welke heel wat stof leveren tot rijpelijk overdenken: Ons woordenonderwijs richt zich tot een gering gedeelte onzer leerlingen. De meerderheid, wier geest moet kunnen steunen op stof- fel ijke hulpmiddelen, volgen onze betoogen moeilijk; onthouden zij ze, en met hoeveel moeite soms, verstaan doen zij ze niet of nauwe- lijks. De afval, dien men regelmatig bemerkt, naarmate de studin klim- men, is aan niets anders te wijten dan aan het niet aanpassen van ons te veel afgetrokken onderricht aan de groote massa onzer kin- deren. Het woordenonderwijs strekt zich te veel en te gemakkelijk in op- pervlakte uit; het is soms voorbarig, mede als gevolg van zijn con- centrisch karakter. Woorden vliegen en vervliegen, en slechts de ge- ) durige herhaling belet, dat er om zoo te zeggen niets van een gioot deel onzer lessen overblijft. In ons organism worden slechts duurzaam die kundig- en vaardig- heden gegrift, welke gedurende gansch den schooltijd stof leveren voor gedurige, ononderbroken oefening en herhaling: spellen, lezen, schrijven, rekenen. We bemef ien in onze leerplannen en methoden langs den eenen kant te veel voorbarigheid en langs den anderen kant te veel ab- stractie. Is het wel goed het kind alles mee te deelen, wat het als volwas- sene zal noodig hebben te weten ? Een meer uitgebreide aanwending der werktuigen, gepaaid aan een betere sociale inrichting, welke de werkuren beperkt, zullen den menseh tijd en gelegenheid geven, in zijn verstandelijke volmaking te voorzien. En zoo zal men, staande tegenover de kinderen bij de kinderen kunnen blijven. De lagere school mag in het kind niets zien dan een wezen in vor- ming, Door leer- en werkwijzen, die zoo dicht mogelijk den natuur- lijken weg volgen, moet zij het kind de kennismaking met en de aan- , passing aan de omringend: buitenwereld vergemakkelijken. Democratische beslommeringen hebben de stichters van het huidig schoolwezen er toe gebracht, het verplicht onderwijs te gelasten; ze- kere begrippen en denkbeelden tot gemeengoed der massa te maken, zonder na te denken over de vraag of een twaalfjarig kind ze wel met vrucht opnemen kan. a Het uitbreiden van den leertijd, van den leerplicht zelfs tot bijna aan de meerderjarigheid, zal toelaten, het behandelen van die leer- ) stofeenheden en beginselen, naar een lateren leeftijd te verschuiven, welke een grootere rijpheid van geest en oordeel en meer levenser- varing eischen. * * * Dan komt de groote vraag: WELKE METHODE ? Ideen van J. J. Rousseau, Spencer, Le Bon, Ribera, waa:onder als een moto 't volgende van Ribera gaan kan: CE QUE L'HOMME SAIT, C'EST CE QU'IL FAIT ! sterken de schrijvers 't beginsel voorop te zetten: De school kan niet ten volle nuttig wezen, indien zij niet tevens een werkhuis is. Al han- delende leert het kind, zooals het al scheppende zich opvoedt. De licha- melijke inspanning is behulpzaam bij het verwerken der denkbeelden; de behendigheid der hand scherpt het verstand- en vei wekt gewoonten van juistheid en stiptheid. * * De leerkracht heeft een gids noodig; een gids, aangepast bij de gege- yens der moderne wetenschap. De schrijvers hebben een poging gedaan om daarin te voorzien. Zij werden geleid door 't beginsel : Elk nieuw be- grip sluite in zich de volgende bewerkingen: 1. AANSCHOUWING, BEHANDELING of VERWERKING, PROEF- NEMING. (Handenar+beid4) 2. VERWEZENLIJKING, SCHEMATISCHE VOORSTELLING DER PROEFNEMINGEN. (Teekenen - Handenarbeid.) 3. MONDELINGE TOEPASSING. (Spreekoefeningen - Lezen - Hoofd- rekenen.) 4. SCHRIFTELIJKE TOEPASSING. (Documenteeren - Spraakkunst - Dikteeren - Opstellen - Schrift - Rekenen). 't Moet goed verstaan wezen, dat teekenen en handenarbeid dus NIET uitsluitend afzonderlijke vakken, maar onderwijsmiddelen van al- gemeenen aard zijn, ten dienste van en lichaam vormend met heel het onderwijs. De schrijvers geven dan voor stad en buitengemeente 't materiaal aan, zoo voor leerlingen als voor leerkrachten.Zij voorkomen heel diplo- matisch de kritiek vanwege de sceptie:cen en de sleurmenschen betrek- kelijk de onoverkomelijke kosten, door de belofte verder in hun werk gemakkelijke wegen te zullen aanwijzen om 't uitgebreid materiaal kosteloos samen te stellen. Meteen verklaren zij zich volkomen eens met de voorstanders der geleidelijke invoering van nieuwere methodes. Langzaam maar zeker weze de leuze! * * Zooals we hooger aangaven, behandelt 't Eerste Boek den kindertuin en den lageren graad der volksschool. Eenige korte beschouwingen aangaande de algemeene ontwikkeling van 't kind in de eerste levensjaren gaan de nadere uiteenzetting der oefeningsaarden vooraf. Die beschouwingen geven al zijn zij kort een toch zeer duide- lijk beeld van 't wezen, dat den kindertuin binnentreedt en doen meer dan genoegzaam uitschijnen, dat, waar 't kind tot dan toe zijn vermo- gens al spelende geoefend heeft, zijn eerste opleiding in de school al- vast op 't spel moet gegrond zijn. Terecht verwijzen de schrijvers naar Montessori's meesterlijk uiteengezet opleidingsstelsel, dat voor geen leerkracht onbekend blijven mag. De schrijvers nemen dan 't 'kind in den kindertuin. Waar Claparde zegt, dat het doel van het kind-zijn precies is, de drift naar eigen ontwikkeling uit te werken door spel, en Montessori vertelt, dat een opleidingsstelsel voor jonge kinderen het onbelemmerd spel der zintui- gen mogelijk maken en bevorderen moet; zal niemand wel opwerpin- gen te maken hebben. Thans rijst de groote vraag: welke der twee stelsels, Froebel of Montessori zal den voorrang behalen ? Froebel's stelsel is onder den drang van allerlei omstandigh7den zoo zeer verloopen, dat zeer grondige wijzigingen absoluut noodzakelijk geworden zijn. Montessori's methode voor kinderopvoeding, geheel op modern-wetenschappelijke gronden gesteund, komt zich scherp tegen, 6

over Froebel's theorien te stellen. De groote moeilijkheid zit juist in een gezonde aanpassing aan de bestaande toestanden. De schrijvers zeggen: Vast staat, dat, in al zijn radikalisme, de Montessoriaansche geest als een weldoende dwarrelwind, de ietwat muf- fe Froebelatmosfeer, in gevoelige mate is komen ververschen. De ko- mende jaren zullen, langs gezonden evolutieweg, de rest voorzeker doem De geesten zijn, in breeden kring, daarvoor gerijpt. Die komende jaren lijken ons wel op hun plaats; 't zal inderdaad blijken geen kleinigheid te wezen. En, waar we heelemaal met de schri j- vers t'aklkoord gaan, is hun erkenning, dat te groote haast niet baat en 't in praktijk stellen der nieuwe ideen heel geleidelijk gaan moet, zonder sprongen en ontgoochelende bevindingen. Nogeens, een gezon- de aanpassing: that's the question! En daartoe zullen heel wat goe- den wil en toewijding noodig zijn. Tusschendoor willen we wel waar- schuwen tegen halsstarrige behoudsgezindheid eenerz jds en absolutis- me anderzijds. 't Geldt hier een zwaar, maar stellig grootsch hervormingswerk, waarvoor geen onzer onverschillig blijven mag. In dezen tijd van evo- lutie mag geen leerkracht de armen kruisen en godsgenadig afwachten, wat komen zal. Maar evenmin mogen we aan 't hollen gaan, zonder meer een kruis over al 't bestaande geven en blindelings dit of geen stelsel in zijn algeheelheid invoeren. Voor de zooveelste maal: er dient aangepast; geleidelijk, maar zeker! En we zijn heel geluk:dg, dat de schrijvers aan dat beginsel geen afbreuk doen. Ten bewijze, laten we weer enkele punten letterlijk volgen: Froebel hecht, te vroeg, belang aan het produktieve, aan den stof- felijken of ethischen uitslag van den kinderarbeid, door hem aange- boden als s p e 1. De Froebelspelen, klassikaal voorgebracht, aan kinderen van ge- lijken ouderdom, eischen van het personeel te veel leidenden, bestu- renden, opdringenden invloed, De eigen, spontane, van binnen naar buiten werkende aktie, wordt belemmerd. De belangstelling is veelal kunstmatig opgewekt, wat voortdurende afwisseling vereischt. Daar- door ontbreekt zeer dikwijls de oefening van den wil en de door >> spontane belangstelling ontstane eigen, gewilde inspanning. Montessori's stelsel steunt op de gegevens der experimenteele kin- derwetenschap en der hedendaagsche biologische studie... Het kind voedt zich onbelemmerd op. Doch een zekere schuchterheid en armoe- de aan middelen drukt op het stelsel, vooral in de laatste periode. Dat wordt bedekt door schrijven en lezen, iets wat we niet kunnen bijtreden. Veel te vroeg maken we van de kinderen geleerde boek- wormen, waar de vrije, schoone natuur hen roept. Het is in de laatste jaren van den kindertuin, dat Froebel's geest (niet het stelsel, zooals het heerscht), onzes inziens den voorrang verdient. Zijn bouw-, leg- en weefoefeningen kunnen dan, verstandig aan den modernen geest aangepast, nuttige diensten bewijzen. * * Voor we verder gaan, willen wij er op wijzen, dat de Heeren Broe- ders en Vincent bij hun verhandeling een serie van 40 top en al ver- zorgde en veelzeggende platen uitgeven, waarvan 12 gewijd aan den kindertuin en dus 28 aan den lagergin graad der lagere school. Voor den kindertuin behelzen zij: vrij teekenen; modeleeren; teeke- nen (vooroefeningen); teekenen 2e jaar 2en semester; 3e jaar ten se- mester; 3e jaar 2en semester, penseelwerk silhouet Beren (3e jaar); papierarbeid; een plaat voorstellende gerief en zandtafel; booten, het kanaal (2 platen) Die platen zijn een waar genot voor de oogen en wel zoo effektvol, dat men na genoegzaam bekijken zich niet weerhouden kan uit te roepen: Als d a t alles zoo kan verwezenlijkt worden, dan mag gezegd, dat de leerlingen feller kleppers zijn dan we ze ons ge- ~~-oonlijk vooistellen! Inderdaad op 't eerste zicht, lijkt 't alles wel wat op een maximum van wat bereikt kan worden. Maar bij nader beschou- op een maximum van wat bereikt kan worden. Maar bij nader beschou- wen komt men niet erg moeilijk tot een ander gevoelen. Na 't hoofdstuk over de algerneene ontwikkeling van het kind in de eerste levensjaren en dat betrekkelijk 't kind in den kindertuin, gaan de schrijvers onmiddellijk tot een heel kenschetsende bespreking der verschillende platen over. Alhoewel beknopt, weten zij op uiterst on- derhoudende wijze wezenlijk belangwekkende dingen te vertellen en hun betoog zoo te houden, dat de leerkrachten beslist weten waaraf en waaraan. Geen algemeenheden, geen tasten in 't duister; maar een wel afgeteekende baan, een flink aangegeven massa positieve zaken. Hoewel zij, spijtig genoeg, van hun voornemen hebben afgezien een nogal volledige studie te wijden aan 't SPONTANE KINDERTEEKE- NEN, geven de schrijvers bij de plaat desaangaande (plaat 1) eenige zeer interessante aanteekeningen betreffende enkele kenmerken in de voortschrijdende grafische uitdrukkingswijze der kinderen. Zij behan- delen 't vrije modeleeren en teekenen en 't knutselen in fantazij (bou- wende verbeelding). Wat in zake teekenen in onze Froebelscholen gedaan wordt, heeten de schrijvers van weinig dienst en zij verwerpen, als gansch buiten de kinderlijke belangstelling liggende, het meetkundig abstrakt kopieeren en na- of rondtrekken van staafjes, ringen of rnozaiekplaatjes in schoonheids-, en veel meer nog in levensvormen. Zelfs bij gekleur- de mozaiekfiguren moet 't enkel blijven bij het leggen. Noch bij Froebel, noch bij 1Vlontessori vindt 't in fantazij knutselen met allerlei, dienende als symbolen, dragers van ingebeelde voorstellin- gen, behoorlijke plaats. Hoewel ook ter stede 't bouwen op zandtafels in de klas en spelen in 't zeezand op de speelplaats ingang begint te vinden, wordt daaraan veel te weinig gedaan, daar 't voor de klei- nen een instinktieve noodzakelijkheid is zich van allerlei dingen te be- dienen om er hun spelende verbeelding te laten op inwerken. Vrij tee- kenen, vrij boetseeren, vrij knutselen in fantazij, zijn drie eng aan ei- kaar verwante bezigheden; welke, om vrucht te dragen, de verwezen- lijking behoeven te zijn van behandelde onderwerpen, dus te behande- len als gelegenheidsoefeningen of toepassingen op 't zakenonderwijs4 De leertijd ,zal wentelen om en zich laten indeelen volgens een aantal middens van belangstelling (ides - pivot) : zaakonderwijs, vertellingen, liedjes, gedichten, spelen e.a. Daarin worden de illustraties door vrij teekenen, vrij boetseeren of knutselen gezocht. Maar hierbij moet de kindergeest zich onbelemmerd uiten. Toezien, taktvol raadgeven, zach- te kritiek, weze de eenige, doch moeilijke taak der leerkracht. Voor den Zen semester van het 2e jaar en voor het 3e jaar komt GEBONDEN MODELEEREN (plaat 2). Boetseeren is gemakkelijker voor 't kind dan teekenen, meer voor wat de volmaaktheid der weer- gave betreft. 't Is een experiment voor de leerkracht en zal dat blijven gedurende gansch den schooltijd. Nu treedt 't produktieve meer op den voorgrond, gezien 't kind begint op te merken, dat zijn beelden verre van de werkelijkheid afblijven. De klassikale oefeningen mogen echter maar een heel klein procent volmaaktheid betrachten. Ter wille der zuiverheid is pastiline boven klei te verkiezen; maar moet 't afleggen tegenover klei wegens den te hoogen kostprijs. Voor wat de methodische opvolging betreft moet Froebel's wijsgeerige reeks kube, bal, rol me; de natuur niets uitstaans verworpen worden en de natuur-grondvor- men: bol-cirkel, ellipsode-ellips, ei-eivorm, spil-spilvorm, balk- en cy- linder-rechthoek, pyramide en kegel-driehoe=r, kubus-vierkant verkozen linder-rechthoek, pyramide en kegel-driehoe=r, kubus-vierkant verkozen te worden; zonder evenwel in 't euvel te vervallen te vroeg ingeleide en streng methodisch geordende oefeningen op te leggen. Voor 't GEBONDEN TEEKENEN hoeven vooroefeningen (plaat 3) gedaan te worden ten einde aan de leerlingen elementen en begrippn te bezorgen aangaande orinteering, richtingen en lijnbewegingen., De schrijvers geven duidelijk aan, hoe zij meenen, dat de beoogde resul- taten best bereikt kunnen worden. Voor 't SILHOUET- of MASSA-TEEKENEN (plaat 4 en plaat 5) zal beoogd worden de kinderlijke schematische voorstelling te benade- ren, maar de fouten van verhouding, schaal en orintatie tot een mini- mum te herleiden. En, gezien men in silhouet of massa veel gemakke- lijker den vorm van een voorwerp weergeeft dan in omtrekteekening en de silhouet een vluggeren kijk op 't geheel geeft met de verhouding tusschen de onderdeelen; zal er in den kindertuin uitgegaan warden van den massavorm. Hoe daarbij dient te werk gegaan worden, geven de schrijvers weer heel bepaald aan en vestigen ten slotte de aandacht op de wenschelijkheid beide handen der leerlingen te oefenen. Op 't einde van 't 3e studiejaar worden de leerlingen, in Montessori- geest, ertoe gebracht .omtreklijnen aan te brengen. (plaat 6.) Plaat 7 verduidelijkt heel passend 't penseelwerk, 't silhouetteeren met 't penseel, door de kleuters uit te voeren in samenhang met het teekenen. Platen 8 en 9 hebben 't over PAPIERARBEID: knippen, plakken, bij- werken, waardoor bij de kinderen een wonderbaar gezonde aktiviteit opgewekt wordt. De schrijvers vestigen de aandacht op de genotvolle verpoozing welke de kinderen hebben bij 't invullen met kleur van in omtrek geteekende figuren. Aangaande de Froebelspelen en werken, vermeerderd door zijn opvolgers, erkennen de schrijvers, dat ettelijke onder hen nuttige diensten kunnen bewijzen. 't Schoonheidsvormen heeft veel goeds; de gevouwen levensvormen minder; 't matjes vlechten is een te fijn en te ingewikkeld werk, waaraan heel veel uren aan meka- nisch en geestdoodend geleuter verloren gaan. Vereenvoudigd, met on- derdeelen op groote schaal, in sterker papier of veelkleurige raffia, krijgen ze praktisch en pedagogisch een gansch andere waarde en lei- den meteen tot bruikbaren arbeid, De schrijvers wijden een heel hoofdstuk aan de SCHOONHEIDS- OPVOEDING en krijgen 't hier stellig vanwege de behoudsgezinde lui sterk aan 't lijntje. Wij zien die menschen al groote oogen opzetten en janverdommessen lossen op de vragen: Wanneer zullen de klassen janverdommessen lossen op de vragen: Wanneer zullen de klassen verdwijnen om plaats te maken voor kamers, als kamers behangen of beschilderd en gemeubeld? Wanneer zullen de kleintjes op stoel- tjes, aan tafeltjes zitten voor hun gestalte berekend ? Wanneer wordt de tuinarbeid ingevoerd in onze kindertuinen ? Verder gaat 't over de ZINTUIGLIJKE ONTWIKKELING, en de schrijvers geven een opsomming van spelen, daaraan gewijd. Eenige onderwerpen werken zij uit in vorm van tabel. Hier zij opgemerkt, dat doch aantal, noch volgorde der oefeningen verplichtend zijn te achten. Takt, pedagogisch beleid, klimmende of dalende belangstelling der kin- deren hoeven zoovele toetssteenen te wezen. Wat de eeuwig vereischte zedeles betreft, zij wordt enkel getrokken, als 't onderwerp er we- zenlijk aanleiding toe geeft. Platen 11 en 12 illustreeren voor de leerkracht 't onderwerp: Booten - Het kanaal, en zulks op een waarlijk inslaande wijze. 't Gedeelte van 't werk, aan den kindertuin gewijd, wordt zooals zoo even igezegd is besloten door een reeks onderwerpen waarbij onder tabelvorm ide daaraan verbonden oefeningen worden uit- gewerkt. We vinden daar b.v.: de vogels, de vruchten, de straat, booten, trein; Roodkapje, de timmerman. Bij ieder onderwerp worden aange- trein; Roodkapje, de timmerman. Bij ieder onderwerp worden aange- geven : leermiddelen; aanschouwen, opmerken, spreken, verhalen; ver- wezenlijking der begrippen, ontwikkeling der handvaardigheid, bezig- heden; zintuiglijke en lichamelijke ontwikkeling. 't Alles is, ronduit gezegd, bijzonder knap in mekaar gestoken en 't staat heel vast, dat men de schrijvers niet naar 't hoofd zal kunnen werpen, dat zij wel nieuwe en stoute theorien verkondigen, maar heel wijselijk de prak- tijk onbesproken hebben gelaten,, Voor vandaag willen we sluiten met de woorden : Er is 'houvast aan 't werk van Broeders en Vincent! (Wordt vervolgd.) STEPHAN.

KORTELINGS opening van het bijlokaal der Samenwerkende Maat- schappij van het Stadspersoneel. Breng een bezoek aan het prachtige werk der maatschappij van goed- koope woningen. Haantjeslei.. 10 --

Een Ontleencentrale van Leer- en

Aanschouwingsmiddelen in den schoot van het School-

en Onderwijsmuzeum.

Als een der onderdeelen, in den schoot van het school- en onderwijs- muzeum tot stand te brengen, en een van diegene, die het meest tast- baar dringend op den voorgrond treden, omdat de groote algemeenheid van 't publiek, en vooral dat der onderwijzers, er dadelijk baat bij voelt,vermeldden wij in de eerste plaats: EEN RIJKE VERZAMELING LEER- EN AANSCHOUWINGSMIDDELEN. En onmiddellijk voegden wij er bij, dat dergelijke verzameling, of eigenlijk: een heele reeks verzamelingen, want er zijn er allerhande aan te leggen , TER RAADPLEGING beschikbaar wezen moet voor 't personeel en voor partikulieren, van buiten als van binnen Antwer- pen. Dat leek ons, in al zijn kortheid, duidelijk,, Toch duidelijk genoeg, docht ons, om in een opstel, dat het geheel van 't school- en onderwijs- muzeum wilde overschouwen. niet in bizonderheden af te moeten da- muzeum wilde overschouwen. niet in bizonderheden af te moeten da- len. Al was dit afdalen dan zijnerzijds weer iets, waar wij ons machtig toe geprikkeld voelden. Nu, uitstel is geen achterstel, dat hopen wij al dadelijk aan te toonen. Want voor en na ons jongste artikel hebb:n wij de goede kans gehad, herhaaldelijk na te gaan hoe 't links en rechts gesteld is met leer- en aanschouwingsmiddelen en zoovel, we zouden bijna zeggen, open- barends waargenomen, dat wij ons sterk genoeg gevoelen om, zij het dan in tamelijk harde woorden, te verklaren: DAT ZOOGOED ALS GEEN ENKELE STEDELIJKE ONDERWIJSINSTELLING EEN BEHOORLIJKE BETUIGING HEEFT, EN DAT, WAAR DEZE WER- KELIJK AANWEZIG IS, ZE NERGENS UP-TO-DATE OF HALVER- WEG VOLLEDIG BLIJKT. Of 't jammer is ?... Wel zeker. Maar dadelijk hoeft hieraan dan toegevoegd, niet enkel als verkla- ring, maar voor een kindsgedeelte als verontschuldiging van die mis- toestanden: dat vier jaar oorlog en drie jaar naween een al'geheelen stilstand brachten, en feitelijk moesten brengen, inzake het herstellen, het volledigen, het verjongen van het leer- en het aanschouwinsgmate- het volledigen, het verjongen van het leer- en het aanschouwinsgmate- riaal, en het ontmoedigend klimmen van de handelsprijzen een haast onoverkomelijke belemmering is, althans voor 't oogenblik, om elke instelling 'weer uit den drang te krijgen. En 't is dat vast niet slechts te Antwerpen, zoo meenen wij, maar overal, in alle grootere en kleinere gemeenten: ze kregen niets, niets bij, dat op vermeerdering of verbetering wijst; neen meer, ze konden 't ook niet krijgen, ze hadden het over 't algemeen al meer dan druk 11

genoeg om 't materiaal plus minus in den staat van 1914 te herstellen. Zoodat nog op dit oogenblik, in 't volle van den huidigen krisistijd, geen mensch er redelijk aan denken kan, aan elke instelling datgene te bezorgen, waarop ze ontegensprekelijk meent recht te hebben. Een voorbeeld? Waag een tochtje door de scholen, denk er terloops aan, dat de Scheldestad er circa tachtig telt , en ga eens na hoevele klassen, b. v. van den derden graad, voorzien zijn van houten vleugelborden (in plaats van glazen, veel te kleine borden), of van bureaux met laden ten dienste van de onderwijzers (in plaats van de nietsnutte standers op drie pootjes), of van een spandoek en van donkere gordijnen (voor lichtbeelden- of kinemavertoon), of van de noodige wisselramen (voor tijdige afwisseling van de wandversiering), of zelfs, om bij het aller- eerst onmisbare te blijven, van banken, die modern zijn, individueel de gestalte van de kinderen aangepast. Of zie eens de bemeubeling voorbij en onderzoek, betrekkelijk de aan- schouwingsrniddelen, wat ge in die scholen aantreft aan globen en aard- kundige apparaten, geschied- en aardrijkskundige kaarten (buiten de Fransche en de door - en - door versletene), aan wandplaten voor het spreek-, het stel- en het aanschouwingsonderwijs, voor levensleer, voor dier -en plantkunde, voor geschiedenis en aardrijkskunde (buiten de oudgediende en meestal onesthetische), aan licht- en kleurendrukken, teilen, vazen, tot simpel - mooie wandversiering (buiten de twaalf Cassiersen, die echt een hazaard blijken), aan toestellen en toebehoor- ten voor 't leervak physica (buiten het tuig, dat om herstelling of ten voor 't leervak physica (buiten het tuig, dat om herstelling of om vervanging schreeuwt), aan papiermach-modellen voor de studie van den mensch (buiten de vijf of zes, die lang klassiek geworden zijn), aan gips- en andere modellen voor het teekenonderwijs (buiten de va- aan gips- en andere modellen voor het teekenonderwijs (buiten de va- zen, die op een gelukkigen dag hun intrz deden), aan boeken voor de kinderboekerij (buiten de lang verjaarde en bevuilde, die langs den rug kunnen geopend worden), aan... Och, aan zooveel meer, al ware het enkel, om nogeens het meest alledaagsche te vermelden: aan stel- len maten en gewichten, aan geometrische lichamen, aan telramen, aan leesplanken, aan rekenborden, aan schoonschriftmodellen, aan leesboe- ken, aan atlassen, aan teekendoozen, teekenfarden, enz. Niet, dat er niets voorhanden zijn zou, dat werkelijk goed en aanbe- velenswaardig blijkt. Maar 't goede, en vooral het allerbeste, staat en ligt en hangt zoo dun gezaaid in onze stedelijke onderwijsinstellin- gen, dat niemand er van droomen durft, en zeker niemand op dit oogen- blik, den algemeenen toestand tot het stadium van bevrediging op te voeren. Trouwens, wat heet men in den juisten zin van 't woord: bevredi- ging ? Wanneer het de bemeubeling betreft, dan daidt bevrediging op het aanwezig zijn, in noodige hoeveelheid, van zulke meubelen en toebe- hoorten die beantwoorden aan de hyginische en praktische vereischten van den tijd. Zijn eenmaal dus de wenschelijke typen van tafeltje en stoeltje, van bank, bureau, bord, kasten, van platenhanger, kaarten- stander, wisselraam en dgl. vastgesteld, dan diene eenvoudig reke- _ 12 _

ving gehouden met die typen, om alle scholen trapsgewijze van een volledige up-to-date bemeubileering te voorzien. Moge dat langzaam gaan, gezien het groote aantal onderwijsinstellingen, de nieuwe en de herin te richten scholen kunnen alvast, om aan te vangen,op de moder- ne leest geschoeid. Maar heel iets anders zegt het woord bevrediging, zoodra er sprake is van de noodige of wenschelijke leer- en aanschouwingsmiddelen. Want het mag toch niet als bevredigend gelden, inzake wand versie- ring niets meer dan een dozijn Cassiersen en hier of daar enkele monu- menten in lichtdruk te bezitten; of voor spreek-, stel- en aanschou- wingsonderwijs de vier jaargetijden van Hoelzel rijk te zijn; of voor het onderwijs in lezen zich te beroepen op de aanwezigheid der boekjes van Dries, Van Kalken en enkele vervlaamschte Ligthartjes; of voor het leervak rekenkunde van Een telraam, enkele maten en gewichten, enkele holle lichamen en Sels en Maes, en Toisoul te gewagen; of voor geschiedenis een echt stel Lehmanns, voor aardrijkskunde een volle- dige Ten Have-reeks, voor dierkunde en plantkunde al de Engleder- platen, voor levensleer de Fiedlers in zijn school te hebben (meestal zonder de handleiding, die daarbij werd uitgegeven en heelemaal on- misbaar blijkt), enz. enz., telkens verwijzend naar enkele zoogenaamd klassiek geworden middelen, die zelfs niet alle onderwijsinstellingen totnogtoe konden machtig worden. Immers, dan moet onmiddellijk de tweevoudige vraag gesteld: 1) zijn dat de BESTE middelen, die de handel beschikbaar stelt? 2) is dat ALLES, wat het onderwijs tot eigen hulp en steun hoeft bij te halen? En dadelijk ga dan als antwoord op ons nummer n: Die middelen hoorden wellicht tot de allerhande goede, en enkele tot de allerbeste, die twintig jaar geleden werden uitgegeven; en 't kan zelfs zijn, dat zekere handelaars, vooral dan in ons enge binnenlandje, nog voor het oogenblik er niet veel betere in voorraad hebben, de af- zet schijnt te weinig loonend, om er een kapitaal aan briefwisseling,op- zoetringen, bestellingen ter inzage, heen en weer gereis, en allerlei bij- hoorige kosten aan te wagen. Maar sedert twintig jaar is er veel beters hoorige kosten aan te wagen. Maar sedert twintig jaar is er veel beters op de markt verschenen, en 't is voor niemand een geheim, en zeker niet voor ietwat ingewijden , dat Frankrijk, Engeland, Nederland en vooral Duitschland een materiaal verhandelen, dat we er belang hij heb- ben zoo dringend mogelijk onder de oogen van 't onderwijzend perso- neel te brengen. Het zal dan merken, hoe een aantal middelen, die we te houden plachten voor de meest volmaakte en de jongste, om niet te zeggen voor DE middelen, in werkelijkheid door heel wat mooiers en doelmatigers en degelijkers kunnen vervangen worden. Of liever neen, het zal gevoelen, 't onderwijzend personeel, hoe nevens zekere thans ,gebruikte middelen, die degelijk zijn en blijven, er zulk een macht aan prachtig materiaal voorhanden is, dat het ,een zonde zijn zou het niet zoo spoedig mogelijk ten bate van het onderwijs en van de kinderen aan te wenden. , En hier kome dan maar ineens het antwoord op ons nummer tw: Neen, wat de scholen thans aan middelen bezitten is niet alles, neen, 13

niet veel zelfs, maar zeer weinig, bitter en ontmoedigend weinig, indien men nagaat welke vakken cn programmapunten er moeten onderwezen men nagaat welke vakken cn programmapunten er moeten onderwezen worden en wat de handel ons ten dienste stelt om deze uit te werken! Het is zoo weinig, zoo armzalig weinig zelfs, dat het voldoende zijn zal, bij gelegenheid van een tentoonstelling, zooals dit jaar ef eene zal gehouden worden , een cersten voorraad jong en heerlijk mate- zal gehouden worden , een cersten voorraad jong en heerlijk mate- riaal aan de weetgierigen voor te leggen, om hun 't besef te brengen: DAT HET ONMOGELIJK BLIJKT, NU EN VOOR HEEL DE TOE- KOMST , AAN IEDERE SCHOOL 1N EIGENDOM ALLES, MAAR ALLES TE BEZORGEN WAT ZE VOOR LEERING EN AANSCHOU- WING BRUIKBAAR ACHT. Zoodat we ons genoodzaakt voelen, na wat we zeiden over het recht, dat elke school kan laten gelden op een degelijke betuiging, een woord- je tot verklaring en vollediging toe te voegen. je tot verklaring en vollediging toe te voegen. Dit woordje zij eenvoudig. Iedere school heeft recht op degelijke verluchting, ... al komt de ver- sche lucht weleens uit een gesloten binnenruimte; sche lucht weleens uit een gesloten binnenruimte; Iedere school heeft recht op een behoorlijke verwarming, en een ver- warmingstelsel (waarom niet het centrale ?) dat enkel voordeel biedt, ...al geeft de werkelijkheid zeker niet heelemaal wat we wenschen zouden; Iedere school heeft recht op een voorbeeldige verlichting, en de elektrische is de eenige aanbevelenswaardige , ... al zijn we lang niet halverwege om 't algemeen verwezenlijkt te zien; Iedere school heeft recht op een hyginische en praktische bemeu- beling, ... al mag de vraag gestald, hoe veel en velerlei dan nog wel moet veranderd worden; Iedere school heeft recht op een eenvoudig-stemmige wandversiering, ... al moet erkend, dat er tot h:den toe enkel als nietige bijzaak aan geofferd werd. Recht, recht!... Iedere school heeft recht op alles en nog wat, dat er het leven en de werkzaamheid behaaglijk maken kan. En dan komt bij dat alles, dat allermooist is zeker, maar goudverslin- dend tegelijk, genoeg om den ontwapenend kalmsten schepen van fi- nancin tot hopeloosheid te drijven: Iedere school heeft recht op een degelijke betuiging, in casu op een keuze aan leer- en aanschouwingsmateriaal, toereikend om elk vak en elk programmapunt doelmatig te behandelen! Recht, recht ? .. . Een mensch zou duizelen, indien de werkelijkheid hem niet gebood, koelbloedig na te gaan wat het beteekent: recht te hebben, recht te .trijgen, ... recht te kunnen krijgen. En wie dan spreekt van leer- en aanschouwingsmiddelen, zooals ge- wenscht ten dienste van ons stedelijk onderwijs, merkt dadelijk hoe, naast Hoelzel, Fiedler, Engleder, Ten Have, Lehmann er tientallen van producenten zijn op 't zelfde gebied, die deels vollediger, deels peda- gogisch degelijker hetzelfde onderwerp behandelen, en hoe, in ieder leervak een aantal onderdeelen schuilen, waaraan totnogtoe nauwelijks 14

een stukje aandacht werd gegund. En, middelen opzoekend die ieder op hun wijze en telkens ernstig kunnen dienstig zijn, ontdekt hij er zoo talloos vele en allerhande, en dikwijls heelemaal onvermoede en prachtige tegelijk, ... dat hij vanzelf tot cle, konkluzie komt, en nood- gedwongen komen moet: gedwongen komen moet: Die middelen dienen allemaal, ja, allemaal aangeteekend, aangekocht, en buiten deze moeten er telkans de allernieuwst verschenene en aller- beste bij, op ieder onderdeel van 't groote onderwijsgebied, en zulks zonder het minste voorbehoud, zelfs zonder aanzien van de geldelijke offers die dat gekoop zal medebre-ngen, maar 't ga dan, waar voor- zeker enkele honderdduizenden zullen van noode zijn, niet langer school per school, of kreits per kreits, of hoe men 't overgroot komplex van onderwijsinstellingen wenscht in te deelen, maar OP 'T KREDIET VAN EEN CENTRALE, EEN ONTLEENCENTRALE VAN LEER- EN AANSCHOUWINGSMIDDELEN, IN TE RICHTEN IN DEN SCHOOT- VAN HET SCHOOL- EN ONDERIWIJSMUZEUM. En wat daar dan zal dienen saam te komen ? Och kom, verbazend veel, te veel om in een tijdschrift zelfs maar broksgewijs vermeld, laat staan dan onderzocht te woiden. Maar laten we even vraagjes stellen. Wie kent er, sprekende van wandversiering, de prachtige sprookjes-, vertelsel- en overige kinderfriezen van Hollerbaurn, van Caspari, van Meinholcl, van Wilder, van Bouisset, van Kaufmann, e. a. ? Wie zag er bij elkaar een weelde aan -,amstlichtteekeningen, steendrukken en ar- tistieke kleurendrukken, zooals er Teubner, Voigtlander, Nijhoff en an- deren hebben uitgegeven, geknipt om onze klassewanden op te vroo- lijken ?... Wie heeft hier ooit ontmoet, om eens van godsdienst te gewagen, de platen uit den Dusseldorper Prentenbijbel, de kunstbriefkaarten naar het Oude en het Nieuwe Testament, het platenwerk van Reukauf- Schmauk, de reproducties naar Cori egio, da Vinci, Rafael, del Sarto en veel anderen?... Wie maakte nader kennis, inzake spreek-, stel- en aanschouwings- onderwijs, met de volledige platenreeksen van Van Lummel, van Scheepstra en Walstra,van Lehmann, van Kehr-Pfeiffer, van Klootsema en Brand, van Van Strien, Faber en Bok, of met HoogevJen's leesplank, Bouwmeester en Berendsen's leesplaat, Baron's letterbord, en al hun toebehoorten, of met de hymnophoon (of stemvertolker) en de bijgaan- de schijven voor het onderwijs in vreemde talen?... Wie vond er ooit verzameld, betrekkelijk het eerste onderricht, al de bekende en bijgewerkte Froebelgaven, met, daarbij aangepast, een rijk- dom 7:nutselwerkjes, of het aktueele Montessor.-materiaal, met al de puzzles, loto's, kinderspelletjes, die 't leven in den kindertuin en in de k,.zsa tot een gezonde arbeidsvreugde maken ?... Wie heeft een oordeel, omdat hij 't onderzoeken kon, inzake reken- onderwijs, over het apparaat van Tillichs (getallen 1 tot 1000), het re- kenbord van Scholte (met alle toebehoorten), de rekenplank van Bak- ker en de Jong, om niet te spreken van allerhande rekenkasten, nieuwe en verbeterde ? En wie zag er een schoolklok, en een ontleedbaren ku- 15

biekmeter, en metrisch aanschouwingsmateriaal ,anders en merkelijk beter dan we eiken dag voor oo,gen hebben ? En wie vond een volledig stel modellen bij elkaar voor onderwijs over de penetratie ?... Wie zag er ooit, betrekkelijk aardrijkskunde, een schat van middelen naar zijn hart, als duidelijke globen met Nederlandschen tekst, als armillarsferen, telluriums, horizontariums, draaibare sterrenkaarten, als gladde en relif-kaarten over de aardrijkskundige grondbegrip. pen, als Nederlandsche werekldeel-, wereldverkeer-, land- en provincie- kaarten, als geographische karakterbeelden naar Bos, Ten Have, Zon- dervan, Hoelzel, Lehmann, Geistbecii--Engleder, verzamelingen natuur- en nijverheidsvoortbrengselen, koloniale kaa,rtEn, platen en produkten, enz. enz4 ?... Wie denkt er aan, inzake geschiedenis, buiten de mooie reeks van Lehmann over de beschaving in hEt algemeen, te vragen om bizondere platen over Grieksche en Romeinsche geschiedenis en sage, over Ger- maansche godenleer, over de uitvindingen, over de ontdekkingen, over de bouwstijlen, of om modellen, in hout of gips, van geschiedkundige monumenten, tuigen, voorwerpen, of om lichtteekeningen, en wat prachtige! naar meesterwerken van de beeldhouwkunst door alle tij- den heen?... Wie stelt zich voor, wanneer hij denkt aan levensleer, dat er bizonder goede platen zijn die handelen over eersrsce hulp bij ongevallen, over mikroskopie en haar uitslagen, over antialkoholisme, over tuberculose, enz., en gist er o. a., inzake dier- en plantkunde, wat rijkdom er bestaat aan wetenschappelijk meesterlijk behandelde onderwerpen, zoowel wat aan wetenschappelijk meesterlijk behandelde onderwerpen, zoowel wat platen aangaat, als sterk water- en papier mach-modellen ? Wie, om maar enkele namen te vermelden, kent Dybdall, Matzdorff, Schmeil, Ritzema-Bos, Vitus Bruinsma, Dodel, Leutemann en zooveel an- deren ?... Maar {och, de lijst van namen, voorwerpen, die vreemd zijn over 't al- gemeen aan onze plaatselijke onderwijzers, en in niet mindere mate aan het personeel over ons heele kleine binnenland, dreigt eindeloos te worden. Want hier en ginds maar werd een losse greep gedaan en nog kan er geen woord gerept over natuurkunde, scheikunde en technologie, al is er mogelijkheid, mits zich de kosten te getroosten, te dezer zake een heel laboratorium aan te leggen van voorwerpen en apparaten, die 't personeel belang heeft te onderzoeken en te bezigen. En evenmin werd er gewaagd van 't leervak teekenen en van zijn tweelingbroeder han- denarbeid, al kon voor allebei een materiaal verzameld aan bemeube- ling, benoodigdheden en aanschouwingsmiddelen, dat voor eenieder een loutere openbaring wezen zou. En andere vakken als naaldwerk, als muziek, als boekhouding en handelsrekenen, als huishoudkunde, als verbandleer, en nog enkele, die thuisbehooren op ons werk- en leerprogramma, hebben hier ook geen plaats gevonden, daar het ondoenlijk is ze alle in een artikel te omvat- ten. Trouwens, mee van het mooiste dat vermeld kon worden, en tevens van het brandendst aktueele, nl. de projektie als hulpmiddel in het on- 16

derwijs, bleef zelfs volledig onbesproken, hoezeer het aanwenden daar- van zijn doorslaande beteekenis heeft bij de behandeling van duizend en n onderwerpen. We zijn al veel te lang aan 't woord geweest. Maar toch worde, be- trekkelijk dit punt, een reeksje vragen voorgelegd, en dan de laatste die we ons veroorloven: Wie is vertrouwd met de lantaarn en met haar mekaniek ? Wie kent er, buiten het klassieke apparaat, dat haast een kind behandelen kan, de miroskoop (of projekteerder van gewone prentbriefkaarten), de globoskoop en de epidiaskoop (hebbend de voordeelen van mikroskoop en lantaarn tegelijk), het Universeel projektie-apparaat (met aanpas- sing voor papierbeelden, mikroskopische projektie, enz.), de kinemato- graaf voor school- en huisgebruik ? En wie heeft er idee van, welken ontzaglijken voorraad reproduktie-materiaal de handel ter beschikking stelt, zoogoed onder den vorm van filmen, diapositieven, mikrofoto- grammen, als van stereoskoop- en miroskoop- en artistieke prentb-fief- kaarten ? .. . Op elke vraag kon er een antwoord volgen, een antwoord, dat niet erg bevredigend zou zijn, en dat ook geen verbazing wekken zou, de- wijl het personeel in 't groote algemeen nimmer de kans werd aange- boden, te zien en te onderzoeken, langzaam, grondig, al wat wordt voortgebracht ten dienste van het onderwijs, En 't is dus net zoo goed, dat het antwoord achterwege blijve. Maar, wat bemoedigender is en wel van aard om niet-voorgelichten een eindje op de baan te helpen, is 't kollegiaal besluit, zoo pas publiek gemaakt en meldend, dat eerstdaags, op een speciaal krediet van 40.000 gemaakt en meldend, dat eerstdaags, op een speciaal krediet van 40.000 fr., een tentoonstelling van leer- en aanschouwingsmiddelen zal gehou- den worden. We loopen niet vooruit op wat aldaar zal te genieten wezen voor le- den van en menschen buiten 't personeel. Maar 't komt ons thans reeds voor, hoezeer met een beperkt krediet geen wonderen kunnen ver- wezenlijkt , dat die tentoonstelling voor velen tamelijk openbarend blijken zal en dat, zoodra de voorraad, daar aanwezing, voorgoed als stedelijk eigendom is onder dak gebracht, het personeel er naar zal hunkeren te mogen putten in dien schat van middelen, ten bate van het onderwijs. En blijve dan n exemplaar van elk dier leer- en aanschouwings- middelen bestendig thuis in die Centrale, stuk van het school- en on- derwijsmuzeum , om dagelijks ter plaats geraadpleegd en desnoods ge- bruikt te worden, ... de tweede, derde, vierde, en laten we voor som- mige artikelen hopen, zelfs de tiende en twintigste exemplaren, voortdurend reizende van de eene onderwijsinstelling naar de andere, zullen bewijzen, dat het kapitaal aan pedagogisch nieuw en prachtig materiaal een rijken oogst aan 't brengen is aan praktischer, werkda- diger, vruchtbaarder school- en kinderleven. En voor zoo'n uitslag mag de school en mag bij weerslag ook de maatschappij, waarin 't gerijpte jonge leven eens zalbinnentreden, wel even dankbaar zijn. H. VAN TICHELEN. 17

XXXe Jaarverslag

BESTUURJAAR 1921.

Dames en Heeren! Waarde Leden! De traditie getrouw, brengt het Uitvoerend Komiteit u verslag uit over de werking van onze beroepsvcreeniging tijdens 1921. * UITVOEREND KOMITEIT. Op de vergadering van 23 December 1920 werd het bestuur als volgt verkozen: Voorzitter : Hr A. De Beider; Onder-voorzitter: Mevr. Witvrouw.n; Schatbewaarder: Hr De Roover; Eerste schrijver: Hr Ren Bleys; Tweede schrijver: Hr Rich. Bleys; Afgevaardigde voor de Jongensschool: Heeren Adriaenssens, De Her- togh, J. Geens en H. Michiels; Afgevaardigde voor de Meisjesschool: J. Cnops, J. Coppens, J. Gijs- sels, J. Huyvetters,, Afgevaardigde voor de Kindertuin : Mevr. Dierckx, Mevr. Dresen, Mej. Oostvogels en Van Oeckel. Dit bestuur werd op de vergadering van 21 April wat gewijzigd. Daar de heeren R. en Rich Bleys, evenals Mej. Van Oeckel onmogelijk zich van hun tak konden kwijten, werden gekozen: als eerste schrijver: Hendr. Michiels; als tweede schrijver: J. Geens; als afgevaardigde der Kindertuin: Mej. Dusoso. De toegevoegde raadsleden waren: Heeren La Louette (secretaris), E. Gilliams, Liekens, J. Horemans, A. Jaeger, V. d. Donckt; later aange- vuld door Heeren Boden en Voets. * * * LEDEN. Einde December 1921 waren er 734 leden. Thans is het aantal 713. Namen ontslag: Hr J. Claessens,zonder aanduiding; Hr C. Scheltjens, andere woonplaats. De andere uittredende leden lieten hun ontslag ongemotiveerd. Door den onverbiddelijken dood verloren we een lid: Hr Theo Lau- reyssens en de twee Diesterweg-vrienden, Hren Alfons de Cock en L+ Van Peborgh. Aan Theo Laureyssens is Diesterweg zeel veel verschuldigd, omdat die zachtmoedige kameraad een groot deel van zijn werkkracht, gedu- rende ettelijke jaren, aan den kring heeft gewijd, in de meest verant- 18

woordelijke ambten. De konin_clijke begrafenis, 't woord is waarlijk niet ongepast, die hem te beurt viel en waarop talrijke collega's tegen- woordig waren, getuigt ten volle van de liefde die allen, die het voor- recht hadden hem in hun midden te zien, hem toedroegen. Diesterweg zal zijn vroeg afgestorvene niet vergeten. Even smartelijk was ons het afsterven van Hr Alf. De Cock, den groeten Vlaming, den gewaardeerden geleerde, tien medewerker aan Ons Woord, den steuner van onze kunstuitvoe- ringen. Een derde machtige figuur verdween voor immer: Hr L. Van Pe- borgh. Hij was gedurende vele jaren lid der Onderwijs-Kommissie, abonnent van 't eerste uur op Ons Woord,>, eerste beschermend lid der Hulpkas. Als ijveraar voor wereldvrede verdient hij den eeregroet van alle weldenkende menschen. Het Uitvoerend Komiteit vervulde ook den droeven plicht de over- brenging van het stoffelijk overschot van J. Van den Briel, gesneuveld aan den Yzer, namens den kring, bij te wonen.

WERKZAAMHEDEN. In den loop van het jaar hielden wij 7 algemeene vergaderingen. He'; 1(emiteit 'vergaderde ledere, Dinsdag om 7 uur, om 't bestu-ar van den :sri g te regelen. Bovendien hadden 12 vergaderingen plaat, voor 't op- Qtellen van Ons Woord en 2 vergaderingen v.\\\\-,\'41. ,,,i OA .1.ANN.',\ ''' \`,''\,'..\\t_'k. \

\`4, \'Y'''' .\s,-42:-o,L llkMOMtr,:m11N o ^ ^^ 1N AN" NN N\X^kf,. :.; ., sA,'\.\.,kilirs'N's\\.>.,::.^.- Ni..'NI=,.\ ,\Irl. 1^N, VAX-s.,s,\\.(1\\,,:,z,1 .rittAteravMiSSW'sia1\,,.,\, \s`S\\\taek640,4,oz,,.,...,,It!' :""Aegik^-avkEVEREM\.:\.,\\,.\,,,,,w ,.t.ranibe).. - - NAN.Nl& VS.NN,_'\,N,s\\\--,Imm,...''---*,PON. 1%. N N

.(......,Wsss \\=MIA-,,,=UM1..b'''''''\\',Man\ 1\"k'14'.k,4\-.Man.t-F,,,i-1,\\,,amainr. 'mN, 1..qrstav-,(55NP100-sEbCci c)PL.CDEcnLf1'05 c--(ftc,t)00(iqttCD0EPCC

81

Al zijn deze denkbeelden op zich zelf niet nieuw en zal iedereen teoreties toegeven dat deze manier van omgaan met kinderen verre te verkiezen is boven de gewone school tucht, 't is niettemin merk- waardig en belangrijk dat een frdbelonderwijzeres dit standpunt ver- dedigt tegen kollega's. In deze sfeer van vrijheid is eerst gelegen- heid voor zelfontwikkeling, zelfdiscipline, enz. Allerlei oorzaken van persoonlijke en algemene aard houden de opvoeders er echter nog van terug deze manier van werken aan te durven. De ergste van alle is stellig de traagheid, de SLEUR. In deze frobelonderwijzeres vinden we echter iemand, die nog de jeugdige frisheid heeft, zich te verzette' tegen die sleur. Ze voelt heel goed dat dit werk veel meer van de leider vraagt, maar ze vindt zich daardoor ruim beloond door de inniger aan- raking met de kinderen en de vreugde die ze ondervindt in hun blijd- schap. Bij dit alles treft het mij dat de schrijfster niet konsekwent verder gaat met de uitvoering van haar denkbeelden, Als de kinderen in die twee schooltijden per week zoveel meer van zichzelf geven, zich merk- baar meer ontplooien en blijk geven van behoefte aan echt samenleven, waarom breidt ze die twee dan niet uit tot alle schooltijden ? 't Ligt toch voor de hand dat de kinderen dan nog meer zullen genieten, al zal zich dat misschien minder hevig uiten dan die enkele keren. Als de sfeer van vrijheid zoo bevorderlik is aan hun innerlike groei, dan moet die vrijheid ook onbeperkt zijn. Die twee ochtenden blijven toch min of meer een liefdadigheidsinstelling terwijl de kinderen RECHT hebben op volledige vrijheid. Er zou tegen enkele onderdelen nog wel wat aan te voeren zijn, maar 't lijkt me beter alleen op 't algemene van deze poging te wij- zen. Voor 't voorbereidend onderwijs zal 't van grote betekenis zijn wanneer de onderwijzeressen zichzelf durven dwingen de gedachten van haar kollega eens ernstig te overdenken om tenslotte te komen tot een volledige TOEPASSING van het vrijheidsbeginsel. Een ernstige bestudering van de boeken van Dr Montessori zal haar daarbij van groot nut zijn. J.DEVRIES. De toestand hierboven beschreven is dezelfde als die welke wij te Antwerpen kennen; wat ons geval soms verergert, is het niet mogen afbreuk doen met het oude stelsel van zwijgen en stil-zitten en luis- teren. Wij duiden er nogmaals op het begrip vrijheid en tucht goed na te gaan hoe en wat Dr Montessori ermee bediedt. Hierop laten we volgen een brokje uit hetzelfde blad. (Wordt vervolgd.) C. D.

BIJVOEGSEL We hebben als bijvoegsel gegeven een afdruk van de Eenheidschool, die Schepen C. Huysmans, hier ter stede wil invoeren. Het voorstel, in zijn geheel genomen, zal wel ieders goedkeuring weg dragen. Veel werd er reeds van verwezenlijkt. Alleen zal hij moeten reke- ning houden met de bestaande toestanden en de aanpassing van het nieuwe aan wat reeds zoo heilzaam werkte. 82

De aallnenhing der Katholieke scholen

Uit een plaatselijk katholiek dagblad, knippen wij het volgende: AFGUNST ? -- Onder de officieele onderwijzers onzer stad zijn vele lieden met slecht karakter. Die heeren en die damen kunnen niet lijden dat de zon in 't water schijnt. Ze zijn zoodanig geconfijt in voorrechten, dat ze geen gedacht hebben nopens andermans rechten. dat ze geen gedacht hebben nopens andermans rechten. Zoo hebben ze met leede oogen het gelijkstellen der scholen te Ant- werpen zien aankomen en voltrekken. En thans luchten zij hun afgunst in hun orgaan, Ons Woord, en stellen in 't vooruitzicht dat het aan- nemen der vrije scholen wel konde schipbreuk lijden aan hoogerhand, onder voorwendsel dat de akte van aanneming geschied is in strijd met de wet!... Dat er in 't Ministerie van Kunsten en Wetenschappen gewerkt wordt en gekuipt om het uitvoeren te bemoeilijken van de beslissing, eenpa- rig genomen door den Antwerpschen Gemeenteraad de liberalen dor- sten niet anders dan de aanneming goed te keuren zou ons niet ver- wonderen: 't had zijn reden dat de liberalen zoo aandrongen om dit De- partement in hunne macht te krijgen, en de rechterzijde zal het tegen- over ons nooit goedpraten dat zij dien eisch toegaf; maar of die kuipe- rijen zullen gelukken en de vurigste wenschen van Ons Woord zul- len vervuld worden, dat is een tweede kwestie. Wat er van zij, wij hebben den heer Huysmans, schepen van Onder- wijs, het artikeltje van Ons Woord voorgelegd, en schokschouderend bevestigde hij ons dat het praat voor de vaak was, en 't aannemen der vrije scholen een afgedane zaak was en bleef... In dit zelfde dagblad vonden wij in Februari 1920, een brief van M. Madou, namens de katholieke onderwijzersgilde, om verzet aan te tee- kenen tegen het gemeentelijk barema voor het onderwijzend personeel, g($-Aemd door den gemeenteraad van Antwerpen, en aan de Bestendige afvaardiging verzoekend, dit niet goed te keuren. Wij geven weder: Mijnheeren, ge zult deze lotsverbetering niet goed- keuren, zoolang de geest van gelijkheid niet voor alle onderwijzers wordt toegepast! Onder de off. onderwijzers onzer stad zijn vele lieden met slecht ka- rakter!!! Maar... voorziet de akte van aanneming de terugwerkende kracht tot 1 October, dan is die akte onwettig en in strijd met de ministerieele omzendingen van 12 Mei 1885 en 30 April 1902 en kan de aanneming niet goedgekeurd worden. Schepen Huysmans zou verklaard hebben dat het aannemen der vrije scholen een afgedane zaak was en bleef. Wij stellen de vraag: Kunnen die vrije scholen wel aangenomen wor- den ? Ons antwoord is: Neen!... al weten we bepaald niet welke stap- pen onze schepen aangewend heeft. 83

Wij hebben voor ons den ministerieelen omzendbrief van 10 Juli 1914. Le Conseil communal annexefa a sa dlibration les rponses au questionnaire joint A, la prsente circulaire. Ces questions s'appliqueht aux conditions lgales d'adoption; les rponses permettront au gouver- aux conditions lgales d'adoption; les rponses permettront au gouver- nement de juger si l'cole se trouve dans ces conditions et de suppri- mer du budget de la commune les crdits inscrits au profit d'une cole prive qui ne runirait pas les conditions lgales requises. Welke zijn nu die voorwaarden ? Ontegensprekelijk zijn die vervat in de verordening op het oprichten, het inrichten en het meubelen van schoolgebouwen bestemd voor het la- ger en het bewaarschoolonderwijs, verordening herzien door Minister Destre en uitgevaardigd den 20 Februari 1920 met het doel dit pro- gramma in overeenstemming te brengen met de laatste gegevens der gezondheidsleer en met de vereischten der opvoedkunde. 'E'en enkel vraagske. Beantwooiden de katholieke scholen aan die -oorwaarden? Neen. En hoe paradoksaal het moge schijnen wij heb- ben een toestand die volgenderwijze kan samengevat worden: de ka- tholieke scholen hebben recht op de wedde-toelagen van den staat als verworven recht door de wet van 1919 voor 20 Februari 1920 doch ze vervullen nu de wettelijke oorwaarden niet om door de stad aangenomen t6 worden. Wij vestigen de aandacht hierop der bevoegde overheid. Wij schreven het hooger al: De gemeenteraad zal bij de beraadsla- ging de antwoorden op de vragenlijst voegen. Nu wil het toeval, ongelukkig voor de kristene onderwijzers, dat in al den haast om de katholieke scholen aan te nemen, heel eenvoudig die vragenlijsten voor elke school afzonderlijk vergeten zijn, en aan de overheid slechts de beraadslaging overgemaakt werd. Een klein vergeet, dat onze schepen nu persoonlijk herstelt door de kathotieke scholen te bezoeken! Schepen C. Huysmans zou verklaard hebben : Het aannemen der vrije scholen blijft een afgedane zaak. Maar indien nu eenmaal de aanneming bij Koninklijk besluit verbro- ken wordt, en dit zal onvermijdelijk zijn, als men niet om ter wille der lieve politiek de wet verkracht, zal dan schepen Huysmans de aanne- ming der vrije scholen als een afgedane zaak beschouwen ? Wij spre- ken niet over de gevolgen welke zulke daad voor de stad zou meebren- gen, neen, de stad is wel de rijkste van het gansche land, maar een tien- tal miljoenen per jaar wegwerpen om tegen heug en meug in het secta- tal miljoenen per jaar wegwerpen om tegen heug en meug in het secta- risme aan te kweeken, neen, zoo iets schijnt toch onmogelijk, ondenk- baar. Aan Schepen Huysmans, die wil dat wet, wet zij en zich aan de wet zal onderwerpen, zijn wij zoo vrij volgende knipsels mede te deelen: 1 Le bnfice de l'adoption est exclusivement rserv aux ecoles comprenant tous les degrs de l'enseignement primaire (Dc. min. 28 nov. 1895; 17e rapp, tr., N 24, 5). 2 Une dcision min. du 17 fvrier 1896 refuse d'homologuer l'adop- tion d'une cole prive ne comprenant que le ier degr de l'instruction primaire. 8

Waarop zal hij zich steunen, wij kennen natuurlijk de persoonlijke stappen welke hij aanwendt niet, om de scholen van den 4en graad te doen aannemen ? Welke zal nu de toestand zijn bij een gebeurlijk verbreken der aan- neming ? Ziehier wat desaangaande de wet beslist: Lorsqu'une adoption a t prononce dans les conditions illgales dont nous venons de parler, le roi seul peut annuler la dlibration: il n'appartiendrait pas au conseil communal de revenir sur sa dcision. n'appartiendrait pas au conseil communal de revenir sur sa dcision. (Avis du comit de lgislation du 6 avril 1878.) De aanneming der katholieke scholen zou dus voor goed van de baan geschoven zijn. SCALDIS.

m..

OPROEP

TOT DE ALGEMEENE VERGADERING IN HET ANTWERPSCH KOFFIEHUIS, VAN STRAELENSTRAAT, Nr 6,

op Donderdag 9 Maart

OM 3 UUR, ZEER STIPT. ZEER BELANGRIJKE DAGORDE! NIEMAND MAG ONTBREKEN.

Waarschijnlijk

OP WOENSDAG, 12 APRIL A. S. LUIMIG TOONEELFEEST, GE- VOLGD VAN BAL, INS DE ZAAL RUBENSPALEIS. - 85 -

Werkzaamheden der Vereeniging

BRIEF AAN DEN HEER SCHEPEN VAN ONDERWIJS. Aan den Heer Schepen van Onderwijs, Hooggeachte Heer Schepen! Wij nemen de eerbiedige vrijheid U mede te deelen dat uw bericht betreffende 't maandelijksch aanplakken der namen van zieke kollega's, heel wat beroering heeft gewekt bij het personeel. U weet zoo goed als wie ook, dat in deze periode het aantal zieken ongewoon groot is; U heeft ten andere erkend op den debatnamiddag Broeders-Severin dat zulks niet te verwonderen is, gezien de heerschende griep zooveel slacht- offers maakt. Het is ons niet zeer duidelijk met welk doel U dezen maatregel treft. Mogen we U beleefd verzoeken er te willen voor zor- gen dat de ziekenlijsten niet in het bereik der leerlingen zullen hangen en zulks om het prestige van de leerkrachten niet in opspraak te bren- gen bij de leerlingen ? Mogen we U ook vragen wat U verstaat door verscherping van kontrool ? We nemen tevens van deze gelegenheid gebruik om U te vragen of de commissie gelast met het nazien der dossiers van de voor wange- drag tijdens de Duitsche bezetting gestrafte collega's verslagen instuurt na iedere zitting en of wij van die verslagen mogen inzage nemen ? Ziet U ook demogelijkheid in dat een Koninklijke bekrachtiging kan verbroken worden? Het Uitvoerend Komiteit verzoekt U een onderhoud voor den 2n Februari. Daar wij niet juist weten wanneer U ons kunt ontvangen, verzoeken wij U beleefd ons dag en uur te laten weten. In dat onder- houd wenschen wij U te spreken over den 4n graad en het medezeg- genschap. Voor eenige dagen heeft U drie nummers van Ons Woord betreffende dat laatste punt, ontvangen. Aanvaard, enz. ANTWOORD VAN DEN HEER SCHEPEN: Aan het Bestuur van de Beroepsvereenignig DIESTERWEG, Abdijstraat, 72. T/S. Mijne Heeren, Ten antwoorde op uw schrijven van 26 Januari 1.1., heb ik de eer u hierbijgevoegd te doen geworden de lijst van de ziekverloven, in Ja- nuari toegestaan aan de leden van het onderwijzend personeel van de gemeentescholen. Uit deze lijst kunt gij klaar de zedeles trekken. Het aantal ziekver- loven is wel bovenmate groot. Zulks zult gij wel willen toegeven. En omdat gij er op wijst dat in de afgeloopen maand vele leerkrachten door griep zijn aangetast geweest, wat ik ook wel weet, heb ik er aan gehouden aan het hoofd van de lijst te vermelden hoeveel ziekverloven er verleend zijn geworden tijdens de maanden Oktober, November en December 1921. Bij den aanvang van het schooljaar, in Oktober, zijn -86--

154 ziekverloven toegestaan, op een personeel van 1.600 leden, en dan gaat het stijgend; in November: 220, in December: 222, in Januari: 372. Voor deze laatste maand heb ik doen narekenen over hoevel dagen deze ziekverloven loopen: voor de mannen: 603, voor de vrouwen: 2156 dagen. En dan kan ik er bijvoegen dat in die 2156 dagen verlof voor de vrouwen, de dagen voor de kraamverloven NIET begrepen zijn. Vergelijken wij nu dezen toestand met dezen in de aangenomen ka- tholieke scholen. Het personeel van deze scholen zal ook wel in dezelfde mate als wij allen, onderhevig zijn aan ongesteldheden die het gevolg mate als wij allen, onderhevig zijn aan ongesteldheden die het gevolg zijn van de guurheden van den winter. Het personeel aldaar bestaat uit 336 leden. In Oktober waren er 8 ziek, in November 11., en in December 18. Deze cijfers zijn te welsprekend om er verder over uit te wijden. In Januari, wanneer de griepbesmetting haar hoogtepunt bereikte, werden 27 ziekverloven verleend. Ik laat u de zorg over de cijfers te vergelijken. En zoo er nu eens werkelijk misbruiken moesten heerschen in het onderwijzend personeel van de gemeentescholen ? Zijn dan de plicht- betrachtende, de nauwgezette onderwijzers daar niet het eerste slacht- offer van ? Het onderwijzend personeel moet zelf ingrijpen. Zij die werkelijk ziek zijn, moeten niet vreezen verontrust te warden. Maar, waar de strijd tegen de afwezigheidsziekte aangebonden is geworden in het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, daar mogen wij, noch de goede onderwijzers ten achter blijven den heer Minister be- hulpzaam te zijn in zijn pogingen om paal en perk te stellen aan misbruiken die zwaar drukken op 's lands- en stadsfinancin. Daarom, en om geen andere redenen, zal de lijst van de ziekverloven maandelijks worden medegedeeld. Deze lijst mag niet komen onder de oagen der leerlingen, dat is stellig, maar zal berusten in het kabinet van het schoolhoofd, waar zij voor al de leden van het personeel ter inzage zal blijven. Betreffende uw tweede vraag kan ik u melden dat de bijzondere Commissie voor herziening van de straffen voor feiten bedreven tij- dens de Duitsche bezetting, nog niet van verslag heeft gediend aan het College. Aanvaardt, Mijne Heeren, de verzekering mijner achting. De Schepen van Onderwijs, K. HUYSMANS. NOTA VAN HET UITVOEREND KOMITEIT. Zoo er werkelijk misbruiken mochten heerschen, dan zouden wij de eersten zijn om die misbruiken te keer te gaan en desnoods, ON- VERBIDDELLIJK, de noodige maatregelen te ,eischen om met de meeste strengheid op te treden tegen de karottentrekkers. We houden ons voor overtuigd, dat die verdachtmaking weer fel overdreven is. Is een korps van zulke uitgebreidheid, bovendien heel gemakkelijk aan ziekten en ongesteldheden eigen aan het vak blootgesteld, zal er immer een groot percent afwezig zijn. En wat ze- ker is, de afwezigheid groeit gewis aan rechtstreeks evenredig met het aantal ziekten. 87

Een vergelijking met den toestand in de aangenomen katholieke scholen is niet doenlijk om velerlei redenen, waarvan de kontrool voor ons al onmogelijk is. En wat verder de getallen betreffen, opgegeven in de groote lijst, er wordt ons langs meerdere zijden meegedeeld dat er nog al wat on- juistheden zijn ingeslopen. We hebben ook die leden aangeraden den Schepen in te lichten, ten einde alle verdere onaangenaamheden te voorkomen. Daar waar leerkrachten voor 31 dagen afwezigheid op n maand aangeboekt staan, begrijpen wij er in het geheel niets van. En om de lijst maar te vergrooten werd alle materiaal bijeenge- bracht: portiers, dienstpersoneel, meiden, leden verplicht te huis te blijven voor iziekte der kinderen, leerkrachten met een voorbijgaande ongesteldheid van n of twee dagen, alles werd opgezocht. We denken nog altijd dat de raadgevers van den Schepen hem weer op een verkeerde baan gestuurd hebben. We voelen al meer en meer de behoefte aan een GEZONDEN EN DEGELIJKEN SCHOOL- EN TUCHTRAAD. WANNEER VERKRIJGEN WIJ HET MEEZEGGENSCHAP?

VOOR DE INGELIJFDE COLLEGA'S. EEN ANTWOORD VAN 7 MINISTERIE van LANDSVERDEDIGING Brussel, 27 Januari 1922. Aan den Heer Voorzitter der Beroepsvereeniging van Antwerpen's Officieele Leerkrachten. Mijnheer, In antwoord op uwen brief van 11 dezer, heb ik de eer te te laten weten dat de wet van 5 Oogst 1921, welke de miliciens der klassen 1920, 1921 en 1922 beheert, ten voordeele der onderwijzers, geene ver- korting van dienst, maar wel eene hernieuwbare tijdelijke vrijstelling voor een jaar voorziet, welke alleen de militierechtsmachten in het be- lang van het onderwijs, kunnen verleenen. Daartoe dienen de belanghebbenden zich te wenden tot het gemeen- tebestuur dat gelast is de aan de bevoegde overheid voor te leggen stuk- ken op te maken. ken op te maken. Dezelfde vrijstelling wordt verleend aan hen die bewijzen dat zij, on- betwist, de onontbeerlijke steun hunner familie zijn. Bovendien voorziet de wet de vrijstelling van den dienst ten voor- cleele der miliciens waarvan er twee broeders voor den vijand sneuvel- den, aan de gevolgen hunner verwondingen overleden, of als oorlogs- invalieden met ten minste 50 % invaliditeit afgedankt werd