Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
www.muyoha.weebly.com
BOMEN IN HET BOS
Ritselende Citaten en Ruisende Verhalen
Muyoha Publishing
2016
Wanneer je door het bos
de bomen niet meer ziet
kun je op zoek gaan naar wijze mensen
die je allerlei methoden laten zien
die naar bevrijding leiden.
Maar je behoort te weten
o zoekende mens
dat bevrijding en verlichting
alleen van jezelf afhangen.
Siddhartha Gautama Boeddha
(ca. 450 – 370 v. Chr.)
VOORWOORD
Hoeveel bomen vormen een bos? Hoeveel pagina’s vormen een boek? Hoeveel
ervaringen vormen een mensenleven?
Eigenlijk is er niemand die het precies weet. Velen denken het te weten en geven
een richting, een benadering aan maar heel precies weet niemand het.
Vormen drie bomen een bos? Tien, twintig, dertig, veertig,… of honderd, misschien?
En waarom is doorbomen over hoeveelheid en vorm zo belangrijk vandaag de dag?
Zo bepalend ook voor bijna alles wat we doen? Wie zal het zeggen?
Wanneer we onszelf dreigen te verliezen in prioriteiten die bij nader inzien slechts
bijkomstigheden zijn, kan het helpen om even afstand te nemen, de eigen innerlijke
natuur in te trekken of buiten onszelf letterlijk het bos in te gaan, de stilte onder het
rumoer op te zoeken en verbinding te maken met wat voor ons werkelijk van waarde
kan zijn.
En dat is het waar het in dit paginaloze e-boek vol ritselende citaten en ruisende
verhalen, tussen de regels door over gaat: over Bomen, citaten en mensen die in het
Bos van verhalen en levenservaringen, voorbij druk geboom en duur gepalaver,
opnieuw ruimte en inhoud willen vinden om in alle rust en eenvoud weer gewoon een
boom in het bos te kunnen zijn…
Veel leesplezier!
Muyoha
Deel 1: Ritselende Citaten
Luister naar iemands woorden
en je kent zijn geest.
Kijk naar iemands daden
en je kent zijn hart.
- Chinees gezegde -
Foto:Dusky
De ultieme daad van heldhaftigheid:
niet toegeven aan de angst
om jezelf te zijn.
- Chögyam Trungpa -
Foto: Amusing Times
Hoelang zul je nog jammeren:
'Waar is mijn remedie? Waarin ligt mijn genezing?'
Wat het ook is dat je doet speuren, ga ernaar opzoek.
Hoe lang nog zal je blijven steken in je verdriet en weeklagen: 'droefenis heeft me
mijn ziel ontnomen'?
Wat is de ziel? Waarom probeer je haar niet te vinden?
Heb je een brood geroken? Volg dan de geur. Die geur zal je alles vertellen wat je
over het brood dient te weten.
Als je verliefd bent, is jouw liefde het bewijs en dat is genoeg.
Maar als je geen liefde kent, wat heb je dan aan het bewijs?
- Jalal Ud-Din Roemi -
Foto: Avintes
Je ergens zorgen over maken
is als wiegelen in een schommelstoel,
het beweegt je heen en weer
maar brengt je nergens.
- Rusthuisgezegde -
Prent: Priminy Parker
Ongeacht wie we zijn of waar we wonen,
diep van binnen voelen we ons allemaal
incompleet.
Het voelt alsof we iets kwijt zijn dat we
terug willen hebben.
Alleen wat dat iets is, daar komen de
meesten van ons nooit achter.
En van degenen die er wel achter komen, zijn er nog minder die erin slagen om op
pad te gaan en het te zoeken.
- A.Z. Zahara –
Prent: onbekend
In vroegere tijden, wanneer mensen gebukt gingen onder gevoelens van verdriet,
neerslachtigheid of moedeloosheid,
was het de gewoonte om een sjamaan of medicijnvrouw te raadplegen.
Deze wierp de mensen dan vier vragen voor de voeten:
1. Wanneer ben je gestopt met dansen?
2. Wanneer ben je gestopt met zingen?
3. Wanneer stopte je met het luisteren naar betoverende verhalen?
4. Wanneer stopte je met je geborgen te voelen in de zoete stilte van je hart?
En eigenlijk zijn dat nog steeds relevante en universele vragen voor de mensen van
vandaag, want als we nauwelijks of niet meer dansen, zingen, betoverd kunnen
raken door verhalen of geen soelaas meer kunnen vinden in de stilte van ons eigen
hart, raken we langzaam maar zeker onze bezieling en geestdrift kwijt…
- Arrien Angeles: The Four-Fold Way -
Foto: Elena Homura
Dit is een anekdote over vier mensen:
Iedereen, Iemand, Om het Even Wie en Niemand.
Op een dag moest er een belangrijk werk uitgevoerd worden.
IEDEREEN werd gevraagd het te doen.
Maar IEDEREEN was er zeker van dat IEMAND het wel zou doen.
OM HET EVEN WIE had het kunnen doen, maar NIEMAND deed het.
IEMAND maakte zich daar boos over,
want het was tenslotte de taak van IEDEREEN.
IEDEREEN vond echter dat OM HET EVEN WIE het kon doen
en NIEMAND besefte dat IEDEREEN het niet zou doen.
Dus uiteindelijk gaf IEDEREEN IEMAND de schuld
omdat NIEMAND deed wat OM HET EVEN WIE had kunnen doen…
- Anoniem -
Foto: BNN
Hij die op zijn tippen staat,
staat niet stevig.
Hij die vooruit snelt,
raakt niet ver.
Hij die probeert te schitteren,
dooft zijn eigen licht.
Hij die zichzelf definieert,
kan niet weten wie hij werkelijk is.
Hij die macht heeft over anderen
staat machteloos tegenover zichzelf.
Hij die vasthoudt aan zijn
verwezenlijkingen
zal niets duurzaams creëren.
Wil je het leven eenstemmig leven,
doe je werk en laat dan los.
- Lao Tzu, Tao Te Tjing-
Foto: Farmpottery
Angst voor verlies vormt een weg naar de Duisternis.
Je angst moet benoemd worden voordat je hem kunt verbannen.
Train jezelf in het loslaten van alles wat je vreest te verliezen.
Angst leidt naar de Duistere Kant.
Angst leidt tot woede.
Woede leidt tot haat.
Haat leidt tot lijden.
De Duisternis hult alles in donkere wolken,
onmogelijk om daarin het licht of de toekomst te zien.
Mens zijn is de waarheid in de ogen kijken en kiezen.
Geef Licht of Duisternis.
Wees de Dag of de Nacht.
- Jedi-Meester Yoda -
Foto: Woekieepedia
Er zijn vele ramen waardoor we,
zoekend naar betekenis,
naar de wereld kunnen kijken.
De meesten onder ons,
terwijl we reflecteren over de zin van ons bestaan,
kijken slechts door één van deze
ramen naar buiten.
En zelfs dat raam raakt beslagen
door de adem van ons eindig leven.
We maken er een petieterig piepgaatje in
waar we doorheen kunnen kijken.
Geen wonder dat we verward raken door een klein deel
van het grotere geheel dat we te zien krijgen.
Het is, per slot van rekening,
alsof we het weidse panorama
van de woestijn of de zee in ons op willen nemen
terwijl we door een opgerold nieuwsblad aan het koekeloeren zijn.
- Dr. Jane Goodall -
Toilet Paper Art door Anastassia Elias
Jezelf openen voor de werkelijkheid
is veelal een pijnlijk en destructief proces.
Het heeft aanvankelijk niets te maken met beter of gelukkiger worden.
Jezelf openen voor wat werkelijk en waarachtig is,
is het meedogenloos verkruimelen en vermorzelen van onwaarachtigheid.
Jezelf worden vergt een volkomen verwijdering van alle sluiers
die je als ijdele fantasieën en verbeeldingen over je ware zelf hebt heen gelegd.
- Adyashanti -
Foto: Pietre Dipinte, handgeschilderde steen.
Gedachten zijn als de wind
ze komen en gaan.
Probeer niet na te denken
over die gedachten,
maar laat hen onbekommerd
door je geest heen waaien.
Open je gemoed
door je niet in te laten
met na-gedachten.
- Rigpa-gezegde -
Foto: Kendal Lankford
Je vraagt me waarom ik in het bergwoud woon.
En ik lach, ik ben stil en zelfs mijn ziel roert zich niet.
Zij leeft in de andere wereld die niemand kan bezitten.
De perzikbomen dragen bloesems,
het water stroomt.
- Li Bai - De Onsterfelijke Dichter -
Kunstwerk: Tsuchiya Koitsu
Medeleven
kent geen oordeel noch bitterheid.
Geen goed of slecht,
geen juist of fout,
geen waar of onwaar.
Het koestert al wat leeft
en wenst iedereen
evenveel geluk toe.
- Guanyin -
Foto: Gregory Colbert
Hoofd en hart worden door vele ervaringen beïnvloed.
Sommigen verliezen daarbij hun verstand en worden ‘open hartig’.
Sommigen verliezen hun hartelijkheid en worden ‘ver standig’.
Sommigen verliezen beide en worden ‘draag lijk’.
- Charles Bukowski -
Prent: Linda Greyman
Vel je ego
en er zijn geen tegenstanders meer.
- Takuan Soho –
Prent: Jungshan
De meest levendige momenten
zijn die waarin geliefden
niet langer zichzelf
in elkaars ogen
weerspiegeld zien.
- Jalal ud-Din Roemi -
Foto: Ahmad Atta
Wanneer je oefent in mindfulness,
probeer je gedachtegang dan niet te stoppen.
Springt er iets je geest binnen,
laat het dan binnenkomen en weer naar buiten gaan.
Het zal niet lang blijven.
Wanneer je koste wat kost je denken wil stoppen,
raak je erdoor geïrriteerd.
Laat je door niets of niemand ergeren.
Zet gewoon je voor- en achterdeur open.
Sta je gedachten toe te komen en te gaan.
Serveer hen enkel geen thee en koekjes.
- Shunryu Suzuki-roshi -
Prent: Onbekende Chinese Ch’an Schilder
En zij die dansten
werden aanzien voor dwazen
door hen
die de muziek niet konden horen.
- Friedrich Nietzsche -
Prent: Christine Miller
Omdat het liefdevolle hart zo’n vrije vogel is
moet het achter tralies gehouden worden.
- Anoniem -
Prent: La Rozza
Als je elf verschillende rozen
voor een spiegel houdt,
zie je de twaalf mooiste merkwaardigheden
ter wereld.
- Al Chemist -
Prent: Iraanse Miniatuur
Wat hebben we eraan
naar de maan te willen reizen
als we niet eens de kloof
tussen ‘wij’ en ‘zij’ kunnen overbruggen?
- Thomas Merton -
Foto: Gabor Pogany
Door niets te worden
kunnen we alles zijn.
- Adyashanti -
Foto: H. Koppdelaney
Soms praat ik met mijn atheïstische vrienden op café wel eens over de schepping.
Zo zei één van deze vrienden na ons tooggesprek: ‘Het is allemaal onzin.
Kom mee naar mijn huis, dan zet ik wat sterke koffie om te ontnuchteren en kunnen
we dat hele gedoe eens duchtig doorpraten.’
Dus ging ik met hem mee naar huis. Hij schepte de gemalen koffie in het apparaat,
vulde het met water en drukte op het knopje.
‘Weet je,’ begon hij zijn betoog, ‘het universum ontstond gewoon. Een grote knal, een
toevalligheid waar niets of niemand in tussenkwam. Er was geen intelligente
ontwerper, er kwam geen idee of plan aan te pas. Het gebeurde gewoon, snap je?’
We keken samen naar de koffiemachine die pruttelend van zich liet horen.
‘Kan een kop koffie zichzelf maken?’ vroeg ik me daarbij mijmerend af.
- Frank Skinner -
Prent: Norman Rockwell
Het geheim van een goed
en lang leven:
Eet de helft minder
Wandel twee keer meer
Lach drie keer vaker
En heb buiten alle proporties lief.
- Chinees gezegde -
Foto: Gabriele Bell
Volgens de Sjamanen kunnen we drie grote
gelukzaligheden ervaren door:
1. te beseffen dat we als Mens geboren zijn
2. een diep verlangen naar de Werkelijkheid
te voelen
3. een Weg te vinden die ons daar naartoe
leidt.
- P’aqo Yachak -
Prent: Jo Dose
Laat niemand de blinden
onderwijzen
vooraleer hij zelf een tijdje
met zijn ogen dicht heeft
leren leven.
- Soefi gezegde -
Foto: onbekend
Mijn huis
kent geen muren
geen ramen, deur of dak
geen regen kan het doorweken
geen wind vaagt het weg.
- Ikkyu Sojun -
Foto: Onbekend
Laat los wat voorbij is
Laat los wat nog komt
Laat los wat er nu gebeurt
Probeer niets uit te vissen
Probeer niets te laten gebeuren
Ontspan, nu, in dit moment
Rust en geniet.
- Mahasiddha Tilopa -
Prent: onbekend
Ze spelen een spel.
Ze spelen dat ze geen spel spelen.
Als ik laat zien dat zij een spel spelen,
zal ik een spelbreker zijn
en zullen ze me straffen of buitensluiten.
Dus moet ik hun spel spelen
van niet zien
dat er een spel gespeeld wordt.
- Ronald David Laing -
Prent: Edward Pun
Alleen voor vandaag:
Geen boosheid
Geen zorgen
Wees dankbaar
Wees aanwezig in alles wat je doet
Zo blijf je vriendelijk voor jezelf
en iedereen die je ontmoet.
- Mikao Usui's Reiki Beginselen -
Prent: Yu Shengwen
We kunnen onszelf uitlaten
als schattige en vreedzame poedels
of ons opblazen en wild tekeer gaan
als uitzinnige waakhonden.
Maar de hamvraag is:
wat gebeurt er daarna?
- Pema Chodron -
Foto: Barkpost
Eigenlijk is het leven vrij simpel:
Doe niemand iets aan
waar je zelf van zou gruwelen
als jij die iemand zou zijn.
- Confucius -
Foto: onbekend
In de pauze
tussen twee gedachten
geeft het hart
alle antwoorden
die je nodig hebt.
- Oud Chinees gezegde -
Foto: Martin Rodriguez
‘Is het niet eenzaam om in je eigen, kleine wereldje te leven?’ vroeg hij.
Waarop zij verbaasd fluisterde:
‘Voel jij je dan geen machteloze speelbal
in de werelden van al die anderen, misschien?’
- De Idealist -
Foto: wallpapers.com
Wanneer ik achter die dingen begin aan te hollen
waarvan ik denk dat ik ze hebben wil
worden mijn dagen broeihaarden van zorgen en stress.
Maar als ik de pas inhoud
en geduldig bij mijn eigen stille plekje blijf
vloeit alles wat ik nodig heb recht naar me toe
zonder moeite, zonder pijn.
Hieruit kan ik opmaken dat waar ik naar verlang, ook naar mij verlangt
dat het naar mij op zoek is en me daarom zo aantrekt.
Hierin ligt een groot geheim besloten voor iedereen die het vatten kan.
- Jalal ud-Din Roemi -
Foto: Konstantin Egorov
In alle vroegte
vlak voor dageraad
kijk ik naar de bloemen
en leer ik
hoe ik mezelf kan openen
voor dat wat komen gaat.
- Vroege Vogel -
Foto: Anicca
Het leven is een aaneenrijging
van natuurlijke en spontane veranderingen.
Weersta ze niet,
dat leidt enkel tot strijd en spijt.
Laat de werkelijkheid werkelijk zijn.
Laat alles verder voorwaarts vloeien
in eender welke richting.
- Lao Tzu -
Prent: FeiPaiHorses.com
Zowel het water als mijn geest
zijn tot rust gekomen
perfecte stilte
waarin zonnestralen helder schijnen.
’s Nachts zie ik er
het enorme ronde gezicht
van de maan in weerspiegeld.
Ik denk dat je nooit eerder
de bron van deze reflectie hebt ontmoet.
Het rumoer verdwijnt in het geluid van de stilte
maar zo nu en dan drijft een wolkje mist
in de spiegel voorbij.
Het verwart me een beetje
maar net niet genoeg
om me mijn alledaagse zorgen te doen vergeten.
- Chan-meester Xu Yun (Lege Wolk) -
Foto: Pinterest
Werkelijke leiders zoeken geen
volgelingen
maar leren anderen hoe ze niet alles
lijdzaam moeten ondergaan.
Ze dringen hun leiderschap aan
niemand op
en ontnemen niemands
onafhankelijkheid.
Ze inspireren met vriendelijke
genegenheid
niet met druk of dwang.
Wanneer de tijd daar is voor lofbetuigingen
maken ze zichzelf klein en onzichtbaar
maar ze zijn de eersten om op te duiken
wanneer iemand in nood verkeert.
Ze zijn zo bezorgd om je welzijn
dat wanneer je hen om raad vraagt
en hen daarbij in de ogen kijkt
je voor het eerst jezelf en al je mogelijkheden
in iemand anders weerspiegeld ziet.
- Menachem Schneerson -
Foto: Payle 1930
Sommige mensen
spenderen al hun energie
en riskeren zelfs hun leven
in hun streven
naar roem en faam.
Eer en glorie
zijn beiden niet meer dan lege echo’s.
Je reputatie
is een verleidelijke zinsbegoocheling
die jou makkelijk kan misleiden.
Ontdoe je ervan
zonder nadenken
zoals het snot
dat je uit je neus snuit.
- Dilgo Khyentse Rinpoche -
Kunstwerk: 'Snotabowl' – Adriana Martinin
Wat zouden we graag aan onze kinderen willen meegeven?
Een uiterlijk beeld van onszelf zodat ze naar ons kunnen opkijken
als naar iemand die beter lijkt dan die in werkelijkheid is?
Wat hebben ze daar nou aan?
Zouden we hen niet beter inspireren
met een betekenisvolle visie waar ze een leven lang
vertrouwen uit putten en op kunnen terugvallen?
Daar hebben we natuurlijk eerst zelf
vertrouwen en stabiliteit voor nodig.
En misschien is het dat wel
waar we met elkaar aan kunnen bouwen?
- Jigme Rinpoche -
Foto: Megan Embry
Deel 2: Ruisende Verhalen
Olifantengeheugen
Op vakantie in India, zag een vrouw enkele olifanten langs de kant van de weg. Het waren
stuk voor stuk prachtige, imposante en krachtige dieren die echter door niets anders dan een
dun stuk touw, aan hun voorpoot, ter plaatse gehouden werden. Geen kettingen, geen
kooien, enkel een dun stuk touw.
Het leek de dame volkomen duidelijk dat de olifanten op die manier, op elk moment konden
uitbreken en wegrennen, maar om een of andere bizarre reden gebeurde dat nooit.
‘Hoe komt het dat de olifanten hier zo gedwee blijven staan en geen poging doen om ervan
onder te muizen?’ vroeg ze nieuwsgierig aan een van de geleiders.
‘Dat komt,’ antwoordde de man, ‘omdat we hen, toen ze nog klein en jong waren, dat dunne
stukje touw hebben omgedaan. Hoewel ze nu groter en veel sterker zijn, geloven ze nog
steeds dat dat touwtje hen, net als weleer, in bedwang houdt.’
‘Waar een olifantengeheugen al niet goed voor is,’ lachte de dame en ze ging er met een
onbezorgde vrijheid en blijheid gezwind vandoor.
Waarop een van de olifanten haar nakeek en bijna onhoorbaar begon te trompetteren…
Het Mooiste Hart
Een jongeling stond op een dag, in het midden van het dorpsplein, luidkeels te verkondigen
dat hij het mooiste hart had.
Een grote menigte verzamelde rondom hem en iedereen stond vol bewondering te kijken
naar de perfecte vormen van zijn rikketik. Er viel niets op aan te merken, zo gaaf was het.
Jazeker, ze waren het er allemaal over eens dat het echt wel het mooiste hart was dat ze
ooit hadden gezien.
De jongeling was zo trots als een pauw met al deze aandacht en pochte steeds luider over
zijn geweldig mooie hart.
Plots, kwam een oude derwisj uit de menigte tevoorschijn, hij keek de jongeling veelzeggend
aan en sprak uitdagend: 'Jouw hart is nochtans lang niet zo mooi als dat van mij!'
Waarop iedereen nu naar het hart van de oude derwisj begon te kijken. Het klopte weliswaar
ritmisch en soepel, maar het zat vol littekens en hier en daar leek het alsof er delen
uitgescheurd en door andere stukjes vervangen waren. Het paste allemaal niet zo goed in
elkaar en was alleszins geen toonbeeld van het betere knip en plakwerk. Meer zelfs, op
sommige plaatsen waren er diepe groeven gesleten en ontbraken er heel wat stukken
hartweefsel.
De mensen staarden naar hem, hoe kon die dwaze derwisj nu beweren dat zijn hart mooier
was dan dat van de jongeling, vroegen ze zich af.
'Ha! U maakt vast een grapje!' sprak de jongeling na het zien van het opgelapte hart.
Vergeleken met die puinhoop van littekens en scheuren, is mijn egaal hart echt wel het
mooist.'
'Ja,' zei de oude derwisj, 'jouw hart ziet er inderdaad gaaf en perfect uit, maar ik zou het
mijne toch niet met het jouwe willen ruilen. Zie je, elk litteken vertegenwoordigt een persoon
aan wie ik ooit mijn liefde heb gegeven, ik scheurde een stukje uit mijn hart en gaf het aan
hen. Vaak gaven ze me een stukje van hun eigen hart ervoor in de plaats. Omdat de stukjes
niet helemaal hetzelfde waren, lijkt het alsof mijn hart bezaaid is met littekens en bol staat
van de opkrullende ruwe kantjes, maar dat deert me allerminst omdat ze me herinneren aan
de liefde die we ooit eens deelden. Soms heb ik stukjes van mijn hart weggegeven en kwam
er geen ander stukje voor in de plaats. Dat zijn de lege greppeltjes en gootjes die je ziet.
Hoewel deze groeven pijnlijk zijn, blijven ze open en doen ze me denken aan de liefde die ik
voor deze mensen blijf voelen en wie weet duiken ze ooit wel weer eens op om de lege
ruimte op te vullen die ik voor hen in mijn hart heb bewaard. Misschien zie je nu beter wat
schoonheid van hart werkelijk kan betekenen?'
De jonge snaak werd er helemaal stil van, tranen gleden geruisloos over zijn wangen. Hij liep
naar de oude derwisj toe, greep ondertussen naar zijn perfect en mooi gevormde jonge hart,
scheurde er een stuk uit en bood het hem met trillende handen aan.
De derwisj nam het offer dankbaar in ontvangst en plaatste het in zijn hartekamer.
Vervolgens scheurde hij hartelijk een ander stuk uit zijn rikketik en plakte het liefdevol
bovenop de open hartwand van de jongeling.
Het leek te passen, maar niet helemaal, de randjes krulden wat op.
Doorheen zijn tranen keek de jongeling naar zijn nieuwe hart, niet meer zo gaaf en perfect
als voorheen, maar wel mooier dan ooit tevoren omdat er nu iets in woonde waar voordien
geen huis mee te houden was...
Verlangen
Aan de rand van een rivier zat een Zenmeester alert en ontspannen te mediteren, toen een
jongeling kwam aanlopen.
‘Meester, ik wil uw leerling worden!’ sprak hij snel tijdens het maken van een diepe buiging.
‘Waarom?’ vroeg de meester niet op- of omkijkend.
‘Omdat ik waarachtig gelukkig wil zijn!’ antwoordde de jongeling ad rem.
Meteen veerde de Zenmeester recht, greep de snoodaard bij de kraag, sleurde hem over de
grond mee naar de rivier en hield zijn hoofd onder water.
De jongeling vocht uit alle macht om aan de ijzeren greep van de meester te ontsnappen. Hij
schopte en stampte, draaide, keerde, broebelde en brulde alsof zijn leven ervan afhing. En
net op het moment dat hij dacht dat zijn laatste luchtbel geblazen was, trok de meester hem
als een weerloze prooi terug uit het water.
De jongeling hoestte en proestte en hapte gulzig naar adem.
Zodra de jonge bakvis wat gekalmeerd was vroeg de meester hem streng: ‘Vertel eens, waar
verlangde je het meest naar toen ik je kopje onder duwde?’
‘Naar lucht!’ bibberde de snaak.
‘Goed,’ zei de meester, ‘ga nu maar naar huis en kom pas terug wanneer je net zo hard naar
het geluk verlangt als naar de lucht van daarnet.’
Vertrouwen
Twee jonge leerlingen kwamen in paniek op de Boeddha afgerend.
‘Ze hebben alles van ons afgenomen, het geld, onze kar en zelfs onze kleren! Alles wat van
waarde was hebben ze gepikt!
‘Behalve dat wat onvervangbaar is,’ antwoordde de Boeddha bedaard, ‘jullie leven.’ ‘Maar
vertel eens, hoe komt het dat jullie van de weg werden afgeleid en werden meegelokt?’
‘Omdat we dwazen waren en een vreemdeling vetrouwden!’ riep de ene uit.
‘Hij zag er nochtans erg vriendelijk en goed gemanierd uit,’ fluisterde de andere.
‘Welke les heb je hieruit geleerd?’ vroeg de Boeddha aan de ene.
‘Dat een vreemdeling niet te vertrouwen is!’ sprak hij verbeten.
‘En jij? Welke les heb jij hieruit geleerd?’ vroeg de Boeddha aan de andere.
‘Dat het beter is om steeds het onverwachte te verwachten.’
De Boeddha richtte zijn priemende blik weer op de ene en zei: ‘Morgenochtend, wanneer je
wat bekomen bent en een goede nachtrust hebt gehad, mag je vertrekken.’
‘Wanneer mag ik terugkomen?’ vroeg de jonge leerling beteuterd.
‘Naar hier? Nooit meer…’ sprak de Boeddha resoluut.
‘Maar, ik begrijp het niet!’ sputterde de andere leerling nu tegen, ‘Waarom zegt u dat alleen
hij moet vertrekken, terwijl ik evenveel schuld heb aan het gebeuren!?’
‘Niemand wordt gestraft omwille van het stellen van vertrouwen. Als een timmerman, tijdens
het bouwen van een huis, een nagel krom slaat, verliest hij dan het vertrouwen in de andere
nagels en zal hij stoppen met verder bouwen?’
‘Dus dan worden we geacht om steeds het vertrouwen te bewaren, zelfs als we aan het
bestaan van kwade misleiding werden herinnerd?’ vroeg de leerling.
‘Bestrijd kwaadaardigheid met klem en kracht. Maar bemoedig het goede door het stellen
van vertrouwen.’
‘Is het goede dan een beloning voor het stellen van vertrouwen?’ vroeg de leerling zich af?
‘In ons streven om betere mensen te worden, jagen we geen beloningen na. Hoewel het
stellen van vertrouwen een grotere beloning oplevert dan het hebben van een goed gevoel.’
antwoordde de Boeddha mysterieus.
‘En dat is?’ vroeg de leerling nieuwsgierig.
‘Liefde…’ antwoordde de Boeddha met zijn blik op oneinding, ‘Een grotere genoegdoening
kun je niet krijgen, want liefde lost al onze problemen op.’
Niet wat het Lijkt
Twee engelen op doorreis wilden de nacht doorbrengen bij een welstellende familie. Zoals
de engelenetiquette dat voorschrijft, borgen ze eerst hun vleugels op en belden vervolgens
aan.
De heer des huizes wilde hen aanvankelijk bot wegsturen maar draaide uiteindelijk bij toen
zijn echtgenote hem er attent op maakte dat het vanavond eigenlijk zijn beurt was om het
vuilnis buiten te zetten.
Dus, in ruil voor het naar buiten sleuren van enkele vuilniszakken, mochten de engelen in de
kelder van het statige herenhuis de nacht doorbrengen. Het was er donker, kil en het hing er
vol met spinnenwebben. Terwijl ze hun bed opmaakten, of wat daar voor moest doorgaan,
ontdekte de oudste engel een groot gat in de muur dat hij meteen opvulde en wegwerkte.
Toen de jongste engel hem vroeg waarom hij dat deed antwoordde de oudere mysterieus:
‘Het is niet wat het lijkt.’
De daaropvolgende nacht klopten de twee engelen aan bij een eenvoudig arbeidersgezin. Ze
werden er met open armen en een kwispelstaartende hond ontvangen, mochten mee aan
tafel schuiven en nadien de nacht doorbrengen in het echtelijk bed. ’t Is te zeggen, de
engelen sliepen in het bed terwijl man en vrouw er beneden alles aan deden om niet uit de
zetel te vallen.
Die morgen, toen de haan begon te kraaien en de buurvrouw zoals gewoonlijk een pantoffel
naar zijn kop smeet, zaten man en vrouw echter huilend aan de ontbijttafel. Hun trouwe,
lieve hond was die nacht onverwacht overleden.
Bij het zien van deze treurigheid schoot de jongere engel in een hemelse colère en vroeg
aan zijn collega: ‘Hoe kon je dit laten gebeuren!? Het eerste gezin waarbij we logeerden, had
alles en toch heb je hen geholpen door het gat in de kelder te dichten. En nu, bij deze
mensen, die ons met zoveel liefde ontvangen hebben, stuurde je de hond naar de eeuwige
blafvelden??’
‘Het is niet altijd wat het lijkt,’ antwoordde de oudere engel bedaard, ‘Weet je, toen we daar
in de kelder verbleven, zag ik dat er achter het gat in de muur een stapel waardepapieren ten
bedrage van ettelijke miljoenen verborgen lag. Omdat de heer des huizes zo hebberig en
egoïstisch was, heb ik het gat gedicht zodat hij de papieren zeker nooit zou kunnen vinden.’
Hij wachtte even, nam een slokje wijwater en ging toen verder: ‘Hier, bij deze mensen, die
ons zo gastvrij in de armen hebben gesloten, wilde de dood vannacht onze gastvrouw
komen halen, maar ik heb hem de hond meegegeven...’
Libelle
Eens, in een kleine vijver, in het modderige water onder de waterlelies, leefde er een
gemeenschap van jufferlarven. Ze leefden er een comfortabel en eenvoudig leven zonder
ophef of rumoer.
Zo nu en dan stak een larve, via de stengel van een lelieblad, wel eens het kopje boven
water en verdween dan voorgoed uit het zicht en het leven van de anderen. En hoewel
iedereen wist wat dat betekende, kon niemand aan de drang weerstaan om vroeg of laat zijn
ondergang tegemoet te treden. Want hoewel ze allemaal beweerden dat ze eens zouden
terugkeren om hun achtergebleven vrienden te vertellen over hun ontdekkingen en
avonturen boven de waterspiegel, werd niemand ooit levend teruggezien.
En hop, daar ging er weer eentje, op weg naar daar waar nooit iemand van terugkeerde.
Toen hij de top bereikte en uit het water, bovenop het lelieblad klom, was hij zo moe en de
zon zo warm, dat hij besloot om een dutje te doen. Maar terwijl hij sliep veranderde zijn
lichaam in een rank en slank blauw-groen gekleurd lijf en waren zijn brede schouders
voorzien van doorzichtige vleugels. Tot zijn eigen verbazing was hij gemaakt om te vliegen.
En vliegen deed hij!
Hij steeg op naar de schoonheid van een nieuwe wereld, naar een nieuwe manier van leven
en ontdekte een werkelijkheid waarvan hij het bestaan nooit eerder had vermoed.
Opeens, na de eerste euforie, herinnerde hij zich de belofte die hij aan zijn vrienden had
gemaakt. Vrienden die dachten dat hij dood was. Hij wilde naar hen terugkeren, hen
vertellen, hen uitleggen, hen duidelijk maken dat hij nu meer leefde dan ooit tevoren, dat hij
zijn levensbestemming gevonden had en dat wat zij als een einde hadden aanzien, eigenlijk
een nieuw begin betekende.
Maar hoe hij ook probeerde, hij kon in zijn huidige staat van zijn, niet meer onder water
verdwijnen. Hij kon zijn vrienden, hoe graag hij dit ook wilde, niet meer terugzien.
Hij bleef nog even, van hier naar daar en van daar naar hier, vlak boven het water dansen in
de hoop dat iemand hem zou kunnen zien, hem zou herkennen, hem zou horen. Maar
niemand zag of hoorde hem omdat hun tijd nog niet gekomen was, dus vouwde hij zijn
vleugels uit en vloog zijn nieuwe leven vol vreugdevolle overgave tegemoet.
Voor altijd een Ster
Toen hij die avond thuiskwam, zijn vrouw het eten had geserveerd en ze even later samen
stilzwijgend aan tafel zaten, rolden de woorden er opeens uit: ‘Ik wil scheiden.’
Zijn echtgenote verstarde even, leek echter weinig verrast, keek hem vervolgens recht in de
ogen aan en vroeg fluisterend: ‘Waarom?’
Opeens wist de man niet meer wat zeggen. In gedachten had hij dit heikele gesprek
nochtans al zo vaak gevoerd. Hij probeerde nog iets uit te brengen maar behalve wat
onsamenhangend gehakkel kwam er niets. Hij vond er dan maar niets beters op dan haar de
echtscheidingspapieren, die hij trillend uit zijn jaszak haalde, letterlijk tussen de soep en de
patatten toe te schuiven. Vervolgens stond hij recht, ruimde zijn deel van de tafel af en net
voor hij naar boven wilde verdwijnen hoorde zij hem nog zeggen: ‘Als je dat zou willen lezen
en ondertekenen?’
De vrouw bleef in tranen achter.
De volgende ochtend vond hij haar moe maar ijzig kalm aan de ontbijttafel. Ze schonk hem
koffie in, voegde een scheutje melk toe, roerde zelfs met een lepel in zijn kopje en zei: ‘Wat
mij betreft mag je het huis, de auto, het geld en alles wat we samen hebben opgebouwd
houden. Zelfs de hond is voor jou. Het enige wat ik van jou vraag is om mij enkele weken de
tijd te geven om een ander onderkomen te zoeken en dat we het, gedurende die tijd, elkaar
niet moeilijker maken dan nodig is.’
De man was aangenaam verrast door zoveel redelijkheid en knikte instemmend.
‘Maar er is nog iets dat ik jou zou willen vragen’ en ze keek hem erg indringend aan. ‘Ik zou
willen dat je mij de tijd die ons nog samen rest, net zoals op onze eerste huwelijksnacht, elke
avond opnieuw in je armen naar de slaapkamer draagt.’
Gezien de omstandigheden vond de man die op scheiden stond dit een wel heel erg vreemd
verzoek. Maar als dat de manier was om deze pijnlijke situatie voor haar dragelijker te maken
en de scheiding voor hem zo vlot mogelijk te kunnen afhandelen, wel, dan had hij dat er nog
wel voor over.
Het was een eeuwigheid geleden dat ze elkaar nog eens aangeraakt hadden en het voelde
die avond dan ook erg ongemakkelijk om haar uit de zetel te tillen, naar de trap te
strompelen en haar naar boven te dragen.
De tweede avond verliep al wat vlotter.
Op de derde avond leunde ze met haar hoofd op zijn schouder, snoof hij de geur van haar
haren en besefte hij dat ze de laatste tijd zelden zo dicht bij elkaar waren geweest.
Op de vierde avond, waarin hij zijn vrouw naar boven droeg, realiseerde de man zich opeens
hoe het leven haar getekend had. Er liepen rimpels over haar gezicht, haar ogen stonden
dieper en haar blik was doffer dan hij zich herinneren kon.
‘Wat heb ik haar al die jaren toch aangedaan?’ vroeg hij zich in stilte af.
En met die vraag groeide er de daaropvolgende dagen toch weer wat van genegenheid en
liefde naar zijn vrouw toe. Het leek zelfs alsof ze daardoor ook elke dag een beetje lichter en
makkelijker om dragen werd.
De man had weer iets om naar uit te kijken in zijn leven en toen hij zijn vrouw, de hervonden
lichtheid van zijn bestaan, die avond opnieuw liefdevol in zijn armen hield, als een veertje de
trap opdroeg en haar, als een blaadje op de wind, zacht op het bed neervlijde, keken ze
elkaar voor het eerst na vele jaren langdurig aan.
Ze zag er plots zo kwetsbaar en broos uit en de man brak in tranen uit.
‘Het spijt me dat ik jou, in ons huwelijk, zo vaak en zo harteloos gekwetst heb. En het is niet
dat ik niet meer van je hield, dat ik van jou wilde scheiden, maar omdat ik teveel met mezelf
bezig was en daardoor geen waardering meer kon opbrengen voor de kleine, werkelijk
belangrijke dingen in onze relatie. Nu pas besef ik dat niet ik degene was die jou over de
drempels van het leven heendroeg, maar dat jij mij al die tijd in de gelukzaligheid van je hart
verdragen hebt. Kun je het me vergeven liefste? ’
‘Ach lieverd,’ sprak ze zacht, en ze streelde daarbij de tranen van zijn wangen, ‘je weet toch,
dat wat er ook gebeurt, ik voor altijd jouw ster aan het firmament zal zijn?’
Waarop ze hem zoende, de ogen sloot en met een hemelse glimlach om de lippen, na zestig
jaar huwelijk, het leven liet…
Koppig
De oude meester liet de ontevreden en gekwelde leerling een handvol zout in een kop water
gieten en droeg hem op deze helemaal leeg te drinken.
‘Hoe smaakt het?’ vroeg hij.
‘Verschrikkelijk!’ spuugde de leerling.
De meester glimlachte en vroeg de leerling om opnieuw een handvol zout te nemen. Ze
liepen samen naar de vijver en de meester gebood hem om het zout met een zwierige zwaai
in het water te gooien.
‘Drink nu wat water uit te vijver.'
De leerling deed wat hem gevraagd werd, vouwde zijn handen tot een kommetje, schepte er
wat water in en begon behoedzaam te drinken.
‘Hoe smaakt het?’ vroeg de meester.
‘Uitstekend!’
‘Proef je het zout?’
‘Nee, helemaal niet,’ antwoordde de leerling opgetogen.
De oude meester sloeg een arm rond de leerling en zei: ‘De ongemakken van het leven zijn
als puur zout. Niets meer, niets minder. De hoeveelheid pijn die we daarbij ervaren is steeds
dezelfde. Maar de mate waarin we die pijn kunnen smaken, is afhankelijk van het reservoir.
Dus telkens wanneer jouw leven lijden wordt, staat er jou iets belangrijks te doen en dat is je
bevattingsvermogen groter maken. Wees niet koppig maar word een vijver!’
Goudgoed
De Boeddha was op pad en werd onderweg aangeklampt door een groepje mensen.
‘Kunt u ons vertellen’ vroegen ze hem smekend en verward, ‘wie of wat wij vandaag de dag
nog kunnen geloven? Er worden tegenwoordig immers zoveel tegenstrijdige meningen en
welluidende waarheden verkondigd en aangeprezen, dat we het spoor helemaal bijster zijn.’
De Boeddha keek hen liefdevol en ontspannen aan, leek even naar de juiste woorden te
zoeken en zei toen:
‘Geloof niets op basis van wat er door anderen over gezegd of beweerd wordt;
Hecht geen geloof aan aloude tradities louter omdat ze van generatie op generatie werden
doorgegeven;
Geloof geen geruchten of roemrijke verhalen omdat bijzondere mensen er een hoofdrol in
spelen;
Geloof geen woord louter omdat het geschreven werd door een belangrijke, intelligente,
achtenswaardige of zelfs heilige persoonlijkheid;
Geloof niet zomaar in wat tot je verbeelding spreekt, voorgesteld wordt als iets
buitengewoons of aangeprezen wordt als geïnspireerd door bovenmenselijke wezens;
Stel geen geloof in onbewezen veronderstellingen of goed klinkende redeneringen, ook niet
wanneer iedereen rondom jou ze klakkeloos als vanzelfsprekendheden heeft aangenomen;
Geloof niets op basis van andermans schijnbare bekwaamheden en ronkende titels, zelfs
niet wanneer deze mensen ouderlijke gezagsdragers of professionele autoriteiten zijn.’
De Boeddha pauzeerde even, als wilde hij zijn woorden even laten nazinderen, en
vervolgde: ‘Maar, als je bij om het even wat of wie, na grondig onderzoek en reflectie, voor
jezelf hebt kunnen nagaan en besluiten dat deze dingen afkeurenswaardig en ongezond
voor je zijn, zie er dan van af.
Ben je er daarentegen, na vrij onderzoek en wijs beraad, van overtuigd dat deze dingen
goed en heilzaam zijn, vat ze dan op en leef hen volkomen na.
Kortom, aanvaard geen enkel aantrekkelijk voorstel, profetische doctrine, goed
geformuleerde geloofsleer of bevrijdende boodschap zonder deze eerst zelf grondig en in
alle vrijheid te onderzoeken. Meet het echte goud af aan het resultaat van een
allesverzengend vuur…’
Perfect
Een jongeling moest zorgdragen voor de tuin van een beroemde Zen-tempel. Hij had deze
taak gekregen omdat hij van bloemen, struiken en bomen hield. Naast de ommuurde tuin
stond het bescheiden huis van een oude Zenmeester.
Op de dag dat een groep hoogwaardigheidsbekleders de tuin zou komen bezoeken, gaf de
jongeling het beste van zichzelf en schonk hij nog meer onverdeelde aandacht aan zijn werk
dan anders. Minutieus wiedde hij het onkruid, uitermate precies trimde hij de struiken, kamde
het mos tot in de puntjes en wist zowel de loszittende als reeds gevallen blaadjes nauwgezet
uit de tuin te verwijderen.
De oude Zenmeester zag, vanachter de muur, geamuseerd toe hoe de jongeling zich vol
overgave uit de naad werkte.
Toen zijn werk er eindelijk op zat en alles er picobello uitzag, nam de jongeling even de tijd
om zijn werk te bewonderen. ‘Is het niet prachtig?’ riep hij naar de oude Zenmeester.
‘Geweldig,’ repliceerde de ouderling, ‘maar het mist nog iets. Als je mij over deze muur heen
helpt, zal ik het je laten zien.’
Na een kleine aarzeling, deed de jongeling wat hem gevraagd werd, hielp de oude meester
over de muur en zette hem voorzichtig neer. Langzaam slofte de meester naar de boom in
het midden van de tuin, omarmde de stam en begon er uit alle macht mee heen en weer te
schudden. Honderden blaadjes dwarrelden chaotisch naar beneden en deden het werk van
de jongeling helemaal teniet.
‘Perfect,’ lachte de meester naar de gechoqueerde leerling, ‘dat is al veel beter! Je mag me
nu wel weer over de muur heen helpen.’
Slachtoffer
Een man reed met zijn jeep over een stoffige weg van de savanne. Toen hij even halt hield
om de prachtige omgeving in zich op te nemen, zag hij in de verte iets verontrustends. Als
een ramptoerist bleef hij kijken naar wat er onheilspellend stond te gebeuren. Hij zag hoe
iemand in een open vlakte omsingeld werd door bloeddorstige, wilde beesten. Een
vervaarlijk brullende leeuw, een huilende hyena, een snuivende neushoorn en een troep
uitgelaten wilde honden, allen stonden ze klaar om uit te halen en aan te vallen.
De toeschouwer stond erbij en keek er naar, niet bij machte ook maar iets te doen. En net
toen hij dacht dat de mens in de verte geen schijn van kans kon maken en op beestachtige
wijze om het leven zou komen, zag hij hoe het slachtoffer met zelfzekere tred op de
likkebaardende beesten toestapte en hen één voor één iets in het oor fluisterde.
De leeuw leek verrast, schudde zijn dikke kop en ging er sloffend vandoor. De hyena begon
dwaas te lachen en koos het hazenpad, de snuivende neushoorn wist niet waar hij het had
en ook de honden gingen er met de staart tussen de poten vandoor.
De stille getuige was stomverbaasd, kon het miraculeuze tafereel niet vatten en stapte, nu de
kust veilig was, naar de held toe.
‘Wat was dat allemaal?’ vroeg hij nog steeds onder de indruk van het voorval, ‘daarnet was
je nog een kansloze prooi en leek je laatste uur geslagen, vervolgens stapte je op je
belagers af, fluisterde hen iets in het oor, waarna ze er zonder boe of bah gezwind vandoor
gingen! Vertel me, hoe heb je dat in hemelsnaam voor elkaar gekregen?’
‘Gewoon,’ antwoordde de man zonder blikken of blozen, ‘ik vertelde hen iets dat me lang
geleden eens door een wijs iemand werd toevertrouwd. Iemand die wist hoe je met
onmenselijkheden moest omgaan en hoe levensbedreigende dieren toegesproken moesten
worden.’
‘Ja, maar wat zei je dan precies?’ vroeg de toeschouwer ongeduldig.
‘Simpelweg dat er met mijn voeten niet te rammelen viel en ze maar beter iemand anders
konden gaan zoeken om mee te spelen.’
Aangeslagen
Twee mannen kregen, tijdens hun tocht door de woestijn, een fikse ruzie over de
watervoorraad, waarbij de ene de andere in het gezicht sloeg.
Degene die geslagen was zei echter niets, ging neerzitten en schreef in het zand: ‘Vandaag
heeft mijn metgezel me in het gezicht geslagen.’
De tocht werd zwijgzaam en verbeten voortgezet en na vele uren stappen kwamen ze
eindelijk aan bij een oase waar ze zich konden verfrissen. De ene, die eerder die dag door
de ander een oplawaai had gekregen, sprong meteen en onbezonnen de waterpoel in en
dreigde, door de diepte verrast, te verdrinken. De ander sprong hem echter onmiddellijk na
en redde zijn leven.
Terug op het droge, nam de man zijn mes en kerfde in een steen: ‘Vandaag heeft mijn
metgezel mijn leven gered.’
Geïntrigeerd, vroeg de ene: ‘Hoe komt het, dat toen ik je pijn had gedaan, je in het zand
begon te schrijven en nu, nadat ik je gered heb, in een steen begint te kerven?’
Breed glimlachend, antwoordde de ander: ‘Als iemand mij pijnlijk beledigt dan vertrouw ik dat
toe aan het zand zodat de wind van vergeetachtigheid en de regen van vergeving het
kunnen uitwissen. En als er iets geweldigs tussen ons voorvalt dan kerf ik dat in steen, waar
wind noch regen het kunnen wegvagen…’
Toetssteen
Een derwisj stond eens extatisch in een tuin te dansen, hij zwierde met de bloemen, dartelde
met de bijtjes en klapwiekte met de vogels, toen een geleerde hem hoofdschuddend staande
hield en vroeg: ‘Ik hoor je steeds weer over de liefde zingen, maar drommels, waar heb je
het dan precies over?’
De derwisj leek de vraag te negeren door nog uitzinniger te gaan dansen. Wat had het
antwoord immers anders kunnen zijn? Liefde gutste zowat overal in het rond. Als de bomen
het konden begrijpen, waterpoelen en meren het beseften en voorbijdrijvende wolken in de
hemel het konden vatten, waarom de geleerde dan niet?
‘Stop nu eens met op en neer te springen,’ riep de geleerde verbolgen uit, ‘en beantwoord
eindelijk mijn vraag: wat is liefde!?’
‘De bloemen zijn liefde, net als de bomen, de bijen, de wolken en de waterplas. Ook ik ben
liefde en als je dat niet kunt zien in mijn rondedans dan zal je dat zeker niet kunnen vatten
wanneer ik stop met heupwiegen en huppelen. Als je in mijn gezang al niet kunt horen wat
liefde is, zal het zelfs in de stilte je petje ver te boven gaan. Door naar mij te kijken heb ik je
reeds alle antwoorden gegeven.’
De geleerde keek de derwisj hooghartig en lacherig aan. ‘Dat zijn antwoorden voor idioten! Ik
wil het enige, juiste antwoord. Ik ben namelijk geen ongeletterde lomperik. Ik ken de
geschriften uit de wijsheidtradities, ik heb ze allemaal gelezen en bestudeerd. Dien me nou
maar gewoon van antwoord of zeg anders dat je het gewoonweg niet weet.’
De derwisj liet zich vermurwen, ging samen met de geleerde op een bankje zitten en vertelde
het volgende verhaal: ‘Lang geleden werd een tuinman overvallen door een immense
vreugde bij het zien bloeien van enkele uitzonderlijke en unieke bloemen. Zo groot was zijn
blijdschap dat hij jolig jubelend in het rond danste. De goudsmid uit het dorp kwam toevallig
voorbij en vroeg waarover de tuinier zich zo buitensporig vrolijk maakte.
‘Om deze onschatbare bloemen,’ riep de hovenier uit, ‘zie toch eens hoe prachtig ze in bloei
staan!
‘Kan best zijn,’ antwoordde de goudsmid sceptisch, ‘maar om te weten te komen of ze
werkelijk van zo’n onschatbare waarde zijn als jij beweert, moet ik ze eerst uitvoerig testen.’
Waarop hij een toetssteen uit zijn jaszak tevoorschijn haalde en de bloemen er overheen
begon te wrijven. De fragiele, sierlijke ruikers werden door deze behandeling natuurlijk
meteen gekneusd en beschadigd, lieten niet veel later het kopje hangen en verslensten in
een oogwenk.
De derwisj sloeg na deze woorden een arm om de schouder van de geleerde en fluisterde:
‘Jij vraagt van mij eigenlijk hetzelfde, dat ik de liefde verklaar aan de hand van de toetssteen
van jouw logica.’
Waarop de bloemen, de bomen en de bijtjes, samen met de plassen op de aarde en de
wolken hoog in de lucht het niet meer konden houden van het lachen en ook de derwisj
veerde weer recht en deed wat hij altijd deed: zingen en dansen dat het een lieve lust was
want de liefde, tja, wat voor zinnigs kon een mens daar feitelijk over zeggen?
Recht en Rede
Een boeddhistische monnik werd, omwille van zijn naam en faam, door de koning gevraagd
het hooggerechtshof te leiden. De vorst kon immers best wat wijsheid gebruiken om met
recht en rede een goede gang van zaken in zijn rijk te garanderen.
De monnik weigerde aanvankelijk in te gaan op het verzoek: ‘Ik ben daar de juiste persoon
niet voor.’
Maar de koning bleef aandringen.
‘Ok,’ antwoordde de monnik, ‘aangezien u niet naar mij wil luisteren zal ik u er op mijn eerste
werkdag van overtuigen dat ik écht niet de juiste persoon op de door u gestelde plaats ben.
Uw rechtssysteem zit namelijk verkeerd in elkaar en hoewel ik nog niet op de feiten vooruit
wil lopen, zult u morgen moeten kiezen tussen werkelijke wijsheid of uw eigen idee over orde
en recht.’
De volgende dag werd een dief, die bijna het hele fortuin van de rijkste man van de stad had
ontvreemd, voorgeleid. In zijn nieuwe hoedanigheid als opperrechter, aanhoorde de monnik
de aanklacht. Na een kort, innerlijk beraad oordeelde hij dat zowel de dief als de rijkaard zes
maanden lang achter slot en grendel opgesloten moesten worden.
‘Wat zegt u me nu!’ riep de rijkaard verbouwereerd uit, ‘Dit kan toch helemaal niet? Wat voor
een rechtssysteem is dit eigenlijk wanneer degene die bestolen en beroofd werd net zolang
achter de tralies moet verdwijnen als de rovende boef!?’
‘Dat is volstrekt waar,’ antwoordde de monnik evenwichtig, ‘ik heb de dief onrechtvaardig
behandeld. Jouw straf zou immers groter moeten zijn. Zoveel geld verzamelen, louter en
alleen voor jezelf. Zoveel rijkdom vergaren ten koste van je gezinsgeluk en dat van anderen.
Duizenden mensen moeten elke dag opnieuw de eindjes aan elkaar zien te knopen terwijl jij
maar gretig blijft verzamelen en vergaren. En voor wat? Enkel om er je eigen hebzucht mee
te bevredigen en je selecte clubje van ja-knikkers mee af te kopen. Jouw gretigheid is zelfs
vele malen groter dan wat de grijpgrage handen van de dief dragen konden. Daarom ben jij
het meest verantwoordelijk voor het zogenaamde onrecht dat jou werd aangedaan want de
eerste misdaad stelde je zelf.’
Uiteraard werd de monnik meteen daarna uit zijn functie ontheven en door de koning de
rechtbank uitgeschopt. Want waar werkelijke wijsheid waarheid spreekt is geen enkele
hoogheid nog langer de baas.
Vingerwijzing
De hond van de zen-leraar hield ervan om na de avondwandeling te robbedoezen en te
ravotten met zijn meester. Hij rende dan achter een weggeworpen stok of bal aan, bracht die
kwispelend weer terug en wachtte dan verlangend en uitgelaten op het volgende heen en
weer spelletje.
Het was op een van zo’n avonden dat de meester één van zijn meest beloftevolle leerlingen
had gevraagd om hen te vergezellen. De knaap was echter zo geestig en intelligent dat hij
vaak belaagd en gekweld werd door de vele paradoxale ongerijmdheden van de zen-leer en
nauwelijks nog oog kon hebben voor alledaagse eenvoud.
‘Je dient te ervaren,’ begon de meester tijdens de wandeling, ‘dat woorden louter wegwijzers
zijn. Laat woorden of symbolen nooit een barrière tussen jou en de werkelijkheid opwerpen.
Kijk, ik zal het je laten zien.’
Waarop de meester zijn vrolijke hond bij zich riep, met zijn vinger naar de grote ronde bal in
de lucht wees en enthousiast zei: ‘Waar is de maan, jongen, waar is de maan? Vang de
maan, vang de maan!’
‘Waar kijkt mijn hond nu naar?’ vroeg de meester aan zijn bijdehandse leerling.
‘Naar uw vinger,’ antwoordde hij gevat.
‘Precies! Maar wees niet als mijn hond,’ voegde hij er geamuseerd aan toe, ‘verwar de
wijzende vinger niet met datgene waar naar verwezen wordt. Woorden en tegenspraak zijn
richtingwijzers waarmee iedereen zijn eigen weg naar de waarheid kan vinden.’
Kantje Boord
Een doortrapte koning had de Boeddha uitgenodigd om bij hem te komen eten en daarna
wat bij te kletsen over de leer.
Met zekere tred ging de Boeddha dus op pad maar om het paleis van de koning te bereiken
moest hij onderweg een wankele en onveilige loopbrug oversteken.
Om menig reiziger te waarschuwen voor de mogelijk dodelijke gevaren had de vileine vorst
een bord voor de brug laten plaatsen: ‘Als je leven je lief is, ga dan niet van de ene naar de
andere kant!’
Waar de meeste reizigers na het lezen van dit onheilspellende bericht rechtsomkeer zouden
maken, stak de Boeddha daarentegen zonder aarzelen over.
Verbaasd over zoveel moed vroeg de koning hem even later: ‘Waarom stak u die
levensgevaarlijke brug over en sloeg u de waarschuwing in de wind, is uw leven u dan
helemaal niets waard?’
‘Integendeel,’ sprak de Boeddha gelaten, ‘ik heb precies gedaan wat er op het bord stond.’
‘Wat dan?’ vroeg de koning eerbiedig.
‘Ik ben mooi in het midden blijven lopen.’
Kemphaan
Om geld in te zamelen voor het Zen-klooster wilde de abt wel eens een gokje wagen. Hij had
er dan ook niets beters op gevonden dan een kemphaan op te leiden en deel te nemen aan
het jaarlijkse vechthanen-kampioenschap.
Nadat hij een haantje de voorste had uitgekozen en aan diens opleiding begonnen was,
kwam een leerling steeds weer vragen of het beest al klaar was voor de strijd.
‘Nog niet,’ antwoordde de oude abt, ‘hij zit nog vol vuur en pikt uit blinde razernij naar alles
wat beweegt.’
Na enkele dagen kwam de leerling opnieuw even polsen naar de strijdvaardigheid van de
vogel. ‘Is hij al in staat om te vechten?’ vroeg hij.
‘Nog niet,’ antwoordde de meester, ‘hij vliegt nog steeds op wanneer hij een andere haan
hoort kraaien.’
Verbaasd over de vreemde trainingsmethoden, ging de leerling weer aan de slag met zijn
eigen werk. Drie dagen later informeerde hij opnieuw naar de slagkracht van de kemphaan.
‘Is hij klaar voor de tweekamp?’ vroeg hij.
‘Nog niet,’ antwoordde de leermeester, ‘hij heeft nog altijd die gemene blik in de ogen.’
De leerling had er de daaropvolgende dagen geen goed oog meer in, maar informeerde toch
nog eens naar wat voor hem bij voorbaat al een verloren zaak leek te zijn. ‘Is hij klaar om het
gevecht aan te gaan?’ vroeg hij weifelend.
‘Jazeker,’ antwoordde de Zenmeester, ‘hij is er helemaal klaar voor! Hij beheerst zichzelf
volkomen. Wanneer een andere haan kraait zal hij niet eens meer met zijn ogen knipperen
en als zijn tegenstanders vervaarlijk hun veren oprichten zal hij ze vol mededogen en
onbewogen blijven aankijken. Hij is een volwaardige krijger nu.’
‘Hoezo?’ vroeg de leerling meewarig.
‘Ha!’ antwoordde de abt met pretlichtjes in de ogen, ‘Omdat de tegenstrevers voor hem op
de loop zullen gaan zodra ze merken dat de kracht van innerlijke evenwichtigheid niet te
kloppen valt!’
Onbruikbaar
De Boeddha liep eens met enkele leerlingen door een groot bos waarin houthakkers nogal
tekeer gingen met het vellen van bomen. Op één reusachtige boom na, leek het alsof het
hele woud eraan moest geloven.
Verbaasd dat deze eenzaat over het hoofd werd gezien, liet de Boeddha iemand navraag
doen over het waarom van deze merkwaardigheid.
Even later kwam de leerling op een drafje met het antwoord aangelopen: ‘Ze zeggen dat
deze boom waardeloos en ongeschikt is en dat ze er geen weg mee weten. De takken zijn te
krom en te knoestig om er meubels of rechte planken van te maken en voor brandhout kan
hij ook al niet dienen omdat de rook ervan bedwelmend is en mensen het zicht ontneemt.’
Boeddha knikte instemmend, omhelsde de boom alsof het een oude vriend was en sprak tot
zijn leerlingen: ‘Wees als deze boom, volkomen nutteloos en onbruikbaar, dan zullen jullie
uitgroeien tot grootse mensen onder wiens schaduw vele anderen rust en soelaas mogen
vinden. Wees de laatste die door de meedogenloze hebzucht van de wereld gezien en
gekapt wordt en leef alsof je zelf niet bestaat. Ga met niets of niemand een onnodige strijd
aan en tracht je eigen waarde niet te bewijzen door de mooiste of de beste te willen zijn. Leef
je leven en word ongebruikelijk want dat is de enige manier waarop mensen, wanneer er
geen bos meer overblijft, toch nog een boom kunnen zien.’
Quatsch!
Een oude boer stond samen met zijn zoon naarstig het land te bewerken, toen een
voorbijkomende Zen-monnik, hun trekpaard, met zijn stok op de billen sloeg. Het dier rukte
zich verschrikt uit zijn werktuigen los en ging er als een wervelwind vandoor.
De buren hadden het natuurlijk zien gebeuren en waren zoals steeds erg meelevend.
‘Ach, hoe erg toch voor jullie!’ zeiden ze in koor.
‘Misschien wel, misschien niet’ antwoordde de boer.
‘Quatsch!’ riep de Zen-monnik uit.
En iedereen zag hoe het paard even later weer terugkeerde en als bij wonder gevolgd werd
door een horde wilde merries.
‘Wat een geluk hebben jullie toch!’ jubelden de buren euforisch.
‘Misschien wel, misschien niet’ antwoordde de boer.
‘Quatsch!’ riep de Zen-monnik uit.
En even later stonden ze met z’n allen te kijken naar hoe de boerenzoon een van de wilde
merries wilde temmen. Hoe hij op haar rug klom, er meteen weer afgeslingerd werd, op de
grond viel en daarbij zijn been brak.
‘Ach, hoe jammer toch!’ huilden de buren.
‘Misschien wel, misschien niet’ antwoordde de boer.
‘Quatsch!’ riep de Zen-monnik uit.
Niet veel later kwamen enkele soldaten het dorp in gerend om alle jongelingen op te
trommelen en in te lijven om elders een bloedige oorlog uit te gaan vechten. Alle jongeren,
behalve de boerenzoon.
‘Wat een geluk!’ zongen de buren verheugd.
‘Misschien wel, misschien niet’ antwoordde de boer.
‘Quatsch! Quatsch! Quatsch!’ riep de Zen-monnik en gaf iedereen, die het nog steeds niet
begrepen had, er duchtig en stevig met de stok van langs.
Wakkere Vogel
Een nachtegaal streek bij de mediterende Boeddha neer.
‘Wat doe je?’ vroeg het beestje.
‘Ik probeer wakker te worden voor de werkelijkheid,’ antwoordde de Boeddha, ‘misschien
kun jij me daar zelfs bij helpen door een mooi lied voor mij te zingen?’
‘Liever niet,’ zei de nachtegaal, ‘want ik probeer zelf ook te ontwaken voor het licht van ons
bestaan en misschien is stille meditatie wel de beste manier om dat te doen.’
‘Ok dan,’ zuchtte de Boeddha, ‘dan zal ik zelf maar een liedje zingen.’
Waarop hij een lied begon te kwelen waarvoor alle katten op de loop gingen, de sterren uit
de hemel vielen, de rivieren opdroogden en alle bomen en planten diep onder de grond
verdwenen.
De nachtegaal was geschokt en raakte helemaal van slag.
‘Neeeeeee!’ riep hij vol afgrijzen uit, ‘Dat is niet zingen maar janken! Luister eens naar mij,
dan hoor je het verschil.’
En de nachtegaal zong het meest wonderlijke lied dat er tussen hemel en aarde te horen
was.
De katten kwamen samen met alle andere dieren terug aangelopen. De sterren begonnen
opnieuw te schijnen en te schitteren aan het firmament, de rivieren stroomden over van
vreugde en ook het leven keerde weer naar de vrolijk florerende planten en bomen terug.
‘Tja,’ fluisterde de Boeddha vol ontzag nadat de nachtegaal uitgezongen was, ‘gewoon jezelf
blijven is misschien wel het mooiste en meest werkelijke licht waarmee je iemand wakker
kunt maken.’
Kleur Bekennen
Een Soefimeester danste eens met zeven derwisjen de ochtendzon tegemoet. Met hun
draaiende wervelingen verdreven ze de dikke, mistige sluierflarden die als een lapjesdeken
over de aarde was heen gespreid. En niet veel later, bij het verschijnen van de eerste warme
zonnestralen, rolden her en der duizenden dauwdruppels als schitterend gepolijste parels
hun verdampende einde tegemoet.
De meester gebaarde zijn leerlingen even halt te houden en samen keken ze in een kring
naar een grote dauwdruppel die naar het puntje van een boomblad dreigde te rollen.
‘Welke kleur heeft deze druppel?’ vroeg hij.
‘Rood,’ zei de eerste derwisj.
‘Oranje,’ antwoordde de tweede.
‘Geel,’ vond de derde.
‘Groen,’ zag de vierde.
‘Blauw,’ dacht de vijfde.
‘Paars,’ beweerde de zesde.
‘Violet,’ weifelde de zevende.
Iedereen was er zeker van dat zijn kleur de juiste was en hoewel ze aanvankelijk nog
verbaasd waren geweest over de verschillende antwoorden, begon de ene de andere al snel
te overtuigen van zijn gelijk. Er ontstond groot tumult en net voordat de derwisjen elkaar de
kop in dreigden te slaan, droeg de meester hen op om eens opnieuw naar de dauwdruppel
te kijken maar deze keer vanuit een andere positie en vanuit het standpunt van de anderen.
En verhip, niet veel later vielen de derwisjen elkaar berouwvol in de armen want ieder van
hen had steeds de waarheid gesproken!
‘Zien jullie,’ sprak de Soefimeester, ‘hoe het waarnemen van de werkelijkheid afhankelijk is
van de tijd, de plaats en de omstandigheden van de waarnemer? Elk van jullie aanzag zijn
waarneming immers als de enige waarheid, terwijl het er slechts een deel van was.’
De derwisjen knikten instemmend.
Nu liet de meester met zijn hand een schaduw over de dauwdruppel vallen en door het
breken van het invallende zonlicht werd de druppel kleurloos en doorzichtig.
De derwisjen stonden er verbaasd naar te kijken en vroegen zich af wat de meester hen met
deze handeling wilde duidelijk maken.
‘Tot je zelf in staat bent,’ sprak de Soefi, ‘om de zeven verschillende kleuren op te zien gaan
in één heldere, transparante werkelijkheid, zal ieder van jullie, afhankelijk van zijn eigen
waarnemingsvermogen, steeds een ander standpunt innemen en de waarheid op een
andere, verschillende manier blijven zien. Wees daarom niet alleen tolerant maar zelfs blij
voor het bestaan van andere visies en meningen. Want zolang je de kenmerken en het effect
van éénheid nog niet zelf hebt ervaren en gezien, zul je de schaduwzijden van de anderen
nodig hebben om tot volle wasdom te komen.’
Muyoha een boeddhistisch geïnspireerde leerpraktijk
die jong en oud, individueel of in groep, middelen en technieken aanreikt
om een grotere mate van geluksbeleving en zelfbewustzijn te realiseren
en zo een positieve bijdrage wil leveren aan het zinvol en actief vormgeven
van het mens-zijn.
Bovendien wil Muyoha jou aansporen om:
een bron van inspiratie te zijn voor iedereen die op zoek is naar zingeving en geluk;
samen met anderen, als mens én gemeenschap actief te evolueren;
een blijvende positieve levenshouding te ontwikkelen;
en een vriend te worden voor onderweg.
Blijf alvast op de hoogte en volg Muyoha door:
de website te bezoeken: http://muyoha.weebly.com
lid te worden van de Facebook-groep:
https://www.facebook.com/groups/732925533467429/
of te mailen naar: [email protected]
Dit gratis E-book mag vrij verspreid worden
onder zoveel mogelijk vrienden en vriendinnen.
© Muyoha Publishing 2016