Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
THEMA 3 – MOBILITEIT
DUURZAAMHEIDSMETER WIJKEN
voor de (her)ontwikkeling van woongebieden in Vlaanderen versie 1.1 – februari 2017
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 2 I 32
MOB – MOBILITEIT
a. Belang
Mobiliteit is een kritieke factor voor duurzame ontwikkeling, waarbij bereikbaarheid, energieverbruik en
ruimtebeslag een hoofdrol spelen. Wereldwijd is mobiliteit verantwoordelijk voor 13,1% van de uitstoot
aan broeikasgassen 1 . Het overheersende autoverkeer weegt bovendien op de veiligheid, de
gezondheid, de leefbaarheid en de autonomie van kinderen en ouderen. De bereikbaarheid van een
wijk heeft een grote invloed op het welzijn (en de welvaart) in die wijk.
Het alsmaar toenemend autoverkeer beantwoordt door de congestie ervan alsmaar minder aan de
mobiliteitsbehoeftes. De nood aan een grondige aanpak van de duurzame mobiliteit (sociaal, ecologisch
en economisch) is al langer erkend en kan worden samengevat in de volgende vuistregels2:
o Mensen moeten in principe zoveel activiteiten kunnen ontplooien als ze willen, ook als die activiteiten verplaatsingen impliceren. Die vrijheid is in elk geval een voorwaarde voor een kwaliteitsvol leven.
o Bij de verplaatsingen moeten zo weinig mogelijk kilometers worden afgelegd, en zeker zo weinig mogelijk gemotoriseerde kilometers. Het is belangrijk om ergens te zijn of te raken, niet de verplaatsing op zich. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat activiteiten en functies nabij en geconcentreerd zijn. Nabijheid is een kenmerk voor de beste mobiliteit en maakt kwaliteitsvolle verplaatsingen van voetgangers en fietsers mogelijk binnen verblijfsgebieden.
o Als er toch grotere afstanden moeten worden overbrugd, kunnen die het best collectief afgelegd worden. Het is belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in goed stads- en streekvervoer, zoals bussen, trams en treinen.
o De auto mag alleen een optie zijn als het echt niet anders kan.
b. Rubrieken van het thema
In een duurzaam ontwikkeld woongebied moeten op het vlak van mobiliteit de volgende voorwaarden
vervuld zijn:
o Veelgebruikte bestemmingen bevinden zich op korte afstand. o De site is goed bereikbaar met zachte vervoermiddelen en met het openbaar vervoer. o Er zijn goede voorzieningen en inrichtingen voor fietsers. o Er is een beperkt aantal parkeerplaatsen voor auto’s en de parkeerterreinen zijn goed
geconcipieerd. o De gebruikers worden goed geïnformeerd over de mobiliteitsfaciliteiten rondom en op de site.
c. Themagebonden rekentool
Bij dit thema hoort een rekenbladbestand (03_ MOB-Rekentool_v1.1.xlsx) dat gebruikt moet worden om de score te bepalen voor de volgende criteria:
- rubriek MOB 01 NABIJHEID: MOB 01.01 – Nabijheid van dagelijkse bestemmingen: gebruik
het tabblad “Nabijheid (01.01)”.
- rubriek MOB 02 VERPLAATSINGEN: MOB 02.01 – Bereikbaarheid openbaar vervoer: gebruik
het tabblad “Openbaar vervoer (02.01)”.
Alle overige criteria van het thema evalueer je volgens de methode die in de handleiding beschreven staat, zonder gebruik van een specifieke rekentool.
1 Climate Change 2007: Synthesis Report, IPCC, november 2007 2 Willy Miermans, Duurzame mobiliteit in klare taal, mobiliteitshandboek.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 3 I 32
d. Berekening van de score
De methodologie kent voor elk van de rubrieken een aantal punten (p) toe, samen met een
wegingsfactor (w) die afhangt van de kenmerken van de wijk. De 3 rubrieken worden onderling
gewogen, waarna ze een algemeen prestatieresultaat voor de wijk opleveren. Voor elke rubriek van het
thema worden de gewogen punten (w*p*100) opgeteld en wordt het verkregen resultaat (P) uitgedrukt
op een schaal van 100. Dit resultaat geeft het prestatieniveau van de wijk voor het betreffende thema
weer.
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
Scoresysteem: per fase L O
MOB 01 NABIJHEID
MOB 01.01 NABIJHEID VAN DAGELIJKSE BESTEMMINGEN /10 /10
p Totale score voor de rubriek /2 /10
w Relatief gewicht van de rubriek binnen het thema 35% 25%
Σ(w*p)*100 Gewogen score voor de rubriek /35 /25
MOB 02 VERPLAATSINGEN
MOB 02.01 STOP PRINCIPE /6 /7
MOB 02.02 BEREIKBAARHEID OPENBAAR VERVOER /3 /3
MOB 02.02 VOORZIENINGEN - /10
p Totale score voor de rubriek /9 /20
w Relatief gewicht van de rubriek binnen het thema 65% 65%
Σ(w*p)*100 Gewogen score voor de rubriek /65 /65
MOB 03 VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD MOBILITEIT
MOB 03.01 VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD MOBILITEIT
- /6
MOB 03.02 ADAPTIEF VERMOGEN - /1
p Totale score voor de rubriek - /8
w Relatief gewicht van de rubriek binnen het thema - 10%
Σ(w*p)*100 Gewogen score voor de rubriek - /10
P = Σ(w*p) Totale score voor het thema, uitgedrukt op 100 /100 /100
W = WEGING Relatief gewicht van het thema binnen de totaalscore
14% 14%
W*P Maximale gewogen score /14 /14
e. Verband met andere thema’s en rubrieken
THEMA 02 – WELZIJN & WELVAART:
o W&W 01 – LEVENDIGE BUURT
o W&W 02 – INCLUSIEVE BUURT (universele toegankelijkheid openbaar domein)
o W&W 03 – BEDRIJVIGE BUURT (lokale tewerkstelling)
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 4 I 32
INHOUDSTAFEL
MOB – MOBILITEIT 2
INHOUDSTAFEL 4
MOB 01 – NABIJHEID 5
MOB 01.01 – NABIJHEID VAN DAGELIJKSE BESTEMMINGEN 6
INVENTARIS EN EVALUATIE VAN DE AANWEZIGE OF GEPLANDE VOORZIENINGEN 7
MOB 02 – VERPLAATSINGEN 10
MOB 02.01 – STOP-PRINCIPE 11
MOBILITEITSTOETS OF MOBILITEITSEFFECTENRAPPORT (MOBER) (BASISVOORWAARDE) 12
INPLANTING STAPROUTES 13
INPLANTING FIETSROUTES 15
INPLANTING OPENBAAR VERVOERSROUTES 16
MOB 02.02 – BEREIKBAARHEID OPENBAAR VERVOER 17
BASISMOBILITEIT (BASISVOORWAARDE) 18
EVALUATIE KWALITEIT OPENBAAR VERVOERAANBOD 19
MOB 02.03 – VOORZIENINGEN 21
WONEN IN EEN AUTOLUWE ZONE 22
FIETSVOORZIENINGEN LANG TERMIJN 23
FIETSVOORZIENINGEN KORTE TERMIJN 24
AUTOPARKINGS LANGE TERMIJN 25
AUTOPARKINGS KORTE TERMIJN 26
MOB 03 – VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD MOBILITEIT 27
MOB 03.01 – INFORMATIE MOBILITEIT VOOR TOEKOMSTIGE BEWONERS, WERKNEMERS EN
BEZOEKERS 28
BEWEGWIJZERING 29
KAARTEN AANGEBRACHT OP DE OPENBAAR DOMEIN 29
MOB 03.02 – ADAPTIEF VERMOGEN 30
SCENARIO ONDERZOEK +/- 30% VERKEERSDRUK 30
WOORDVERKLARINGEN 31
MODAL SPLIT 31
REFERENTIES 31
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 5 I 32
MOB 01 – NABIJHEID
a. Indicatoren
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 01 NABIJHEID /10 /10
MOB 01.01 NABIJHEID VAN DAGELIJKSE BESTEMMINGEN
Inventaris en evaluatie van de aanwezige of geplande
voorzieningen 10 10
b. Doelstelling
De nabijheid van de belangrijkste bestemmingen is een basisconditie voor een brede bereikbaarheid
en heeft een grote impact. Nabijheid beperkt namelijk de negatieve impact van mobiliteit.
Nabijheid is ook een erg belangrijke indicator voor het thema W&W omdat de aanwezigheid van lokale
voorzieningen het sociale verkeer ten goede komt.
c. Verband met andere thema’s en rubrieken
Welzijn en welvaart: Als een groot aantal voorzieningen kortbij aanwezig is, verhoogt de kans op sociale
interactie met buren aanzienlijk.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 6 I 32
MOB 01.01 – NABIJHEID VAN DAGELIJKSE BESTEMMINGEN
a. Indicator
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 01 NABIJHEID /10 /10
MOB 01.01 NABIJHEID VAN DAGELIJKSE BESTEMMINGEN
Inventaris en evaluatie van de aanwezige of geplande
voorzieningen 10 10
b. Doelstelling
De nabijheid van de belangrijkste dagdagelijkse bestemmingen is een basisvoorwaarde voor een brede
bereikbaarheid. Op die manier wordt een duurzame mobiliteit aangemoedigd met de nadruk op zachte
vervoersmiddelen.
c. Grenzen van de evaluatie
Gebiedsgrens:
het te ontwikkelen gebied, met al zijn aanwezige of geplande elementen
Systeemgrens:
Een cirkel van 4 kilometer rond de gebiedsgrens.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 7 I 32
d. Evaluatie
Inventaris en evaluatie van de aanwezige of geplande voorzieningen
De nabijheid van een aantal belangrijke voorzieningen is een indicator voor een hoge kwaliteit op vlak
van mobiliteit. Het comfort van nabije bestemmingen, het vermijden van lange verplaatsingen en de
sociale cohesie van de buurt zijn troeven voor de kwaliteit van de mobiliteit.
De potentiële voorzieningen zijn onderverdeeld in vier categorieën, namelijk: 'Onderwijs', 'Cultuur en
Sport', 'Zorg' en 'Woonondersteunend'. Ook worden er twee niveau's van voorzieningen bekeken, te
weten de basisvoorzieningen (die best in de directe omgeving aanwezig zijn) en lokale voorzieningen
(die iets verder mogen liggen). Daarnaast zullen ook treinstations en tram-, bus en metrohaltes worden
geïnventariseerd. Er is voor gekozen om de andere voorzieningen van een hogere niveau, namelijk de
regionale en metropolitane voorzieningen (zoals grote ziekenhuizen, musea,…) in deze overweging niet
mee te nemen. De nabijheid van groen wordt elders in de Duurzaamheidsmeter behandeld, en daarom
hier buiten beschouwing gelaten.
Basisvoorzieningen Lokale voorzieningen
Onderwijs kleuteronderwijs lager onderwijs
Cultuur en Sport Bibliotheek/ Cultureel centrum Buurthuis Gebedshuis Basis sportaccommodaties
Zorg Huisartsenpraktijk Apotheken Kinderopvang (zowel 0- 2.5 jaar als schoolgaande kinderen)
Tandartspraktijken Oogzorg Ouderenvoorzieningen (rusthuizen, woonzorgcentra, serviceflats) Ziekfondsen en zorgkassen O.C.M.W.
Woonondersteunend Voedingswinkels
Restaurant en café Postpunt of postkantoor Kappers, schoonheidsverzorging, krantenwinkels Bank- en verzekeringskantoren
Openbaar vervoer Tram-, bus- en metrohaltes Autodeelpunten
Treinstations
TABEL: inventarisatie van basis- en lokale voorzieningen
(gebaseerd op E. Verachtert, I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016),
Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen, studie uitgevoerd in opdracht
van Ruimte Vlaanderen.)
Evaluatiemethode
De grensafstanden zijn vastgesteld op basis van het comfort voor voetgangers en fietsers. Onderzoek
van Martínez & Viegas (2013) toont aan dat mensen voor dit soort voorzieningen 7 minuten als 'een
korte reistijd' ervaren, en 17 minuten als 'een lange reistijd'. Dit gekoppeld aan een gemiddelde
wandelsnelheid van 4 km/uur en een gemiddelde fietssnelheid van 15 km/uur geeft ons vier te hanteren
afstanden, te weten 500 meter, 1 kilometer, 2 kilometer en 4 kilometer
De evaluatie wordt uitgevoerd met de rekentool MOB.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 8 I 32
Het woongebied wordt binnen de gebiedsgrens afgebakend. Vervolgens worden de verschillende te
evalueren basis- en lokale voorzieningen binnen de systeemgrens aangeduid. 3
Scoretoekenning
Verschillende soorten basis- en lokale voorzieningen mogen bij elkaar worden opgeteld, maar
verschillende dezelfde voorzieningen zorgen niet voor een hogere score.
500 m 1 km 2 km 4 km
Basisvoorzieningen: Weegfactor: 7 5 4 3
Kleuteronderwijs
Lager onderwijs
Huisartsenpraktijk
Apotheken
Kinderopvang
Voedingswinkels
Tram-, bus- en metrohaltes
Autodeelpunten
500 m 1 km 2 km 4 km
Lokale voorzieningen Weegfactor: 4 3 2 1
Bibliotheek/ cultureel
centrum
Buurthuis
Gebedshuis
Basis
sportaccommodaties
Tandartspraktijken
Oogzorg
Ouderenvoorzieningen
(rusthuizen,
woonzorgcentra,
serviceflats)
Ziekenfondsen en
zorgkassen
O.C.M.W.
Restaurant en café
Postpunt of postkantoor
3 De aanwezigheid en ligging van veilige wegen (wegen met een maximum snelheid van 50 km/uur of minder of een weg
met een fietspad of een voetpad) is vanzelfsprekend van groot belang voor de bereikbaarheid van de voorzieningen, Maar
de aanleg van de wegen en padeninfrastructuur is vaak nog niet bekend in de ontwerpfase. Daarom wordt voor deze
evaluatie gewerkt met afstanden in vogelvlucht in plaats van de effectief af te leggen wegen. Natuurlijk, moet hierbij wel
rekening gehouden worden met fysieke obstakels die mobiliteit onmogelijk maken (bijvoorbeeld een spoorweg of
waterloop zonder overgang)
Verder wordt in de berekening een tolerantiedrempel gehanteerd. Dat wil zeggen dat de score geldt voor minstens 90% van
het totale aantal wooneenheden in het projectgebied (in plaats dat de afstand gezocht moet worden waarbij 100% van de
wooneenheden wordt.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 9 I 32
Kappers,
schoonheidsverzorging,
krantenwinkels
Bank- en
verzekeringskantoren
Treinstations
Het resultaat van bovenstaande tabellen wordt door 10 gedeeld om tot de score te komen. Het is in
principe mogelijk om meer dan 100% te halen, in dat geval wordt het totaal aantal punten (10)
toegekend.
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze, O-ontwerpfase - Voor elke te evalueren functie: aanduiding op het liggings- of inplantingsplan van het
woongebied, de inplanting van de functies en de aftekening van de radius. - De ingevulde scoretool
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 10 I 32
MOB 02 – VERPLAATSINGEN
a. Indicatoren
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 02 VERPLAATSINGEN /9 /20
MOB 02.01 STOP PRINCIPE
Mobiliteitstoets of Mobiliteitseffectenrapport (MOBER)
(Basisvoorwaarde) - 1
Inplanting staproutes 3 3
Inplanting fietsroutes 2 2
Inplanting openbaar vervoersroutes 1 1
MOB 02.02 BEREIKBAARHEID OPENBAAR VERVOER
Basismobiliteit (Basisvoorwaarde) 1 1
Evaluatie kwaliteit openbaar vervoersaanbod 2 2
MOB 02.03 INVENTARISATIE EN VOORZIENINGEN
Wonen in een autoluwe zone 2
Fietsvoorzieningen lange termijn 2
Fietsvoorzieningen korte termijn 2
Autoparkings lange termijn 2
Autoparkings korte termijn 2
b. Doelstelling
Nagaan of de locatiekeuze en de vervoersinfrastructuur aangepast is aan het gebiedsprogramma en
duurzame verplaatsingen faciliteert.
c. Verband met andere thema’s en rubrieken
THEMA 02 : WELZIJN EN WELVAART
o W&W 02.01 - TEWERKSTELLING
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 11 I 32
MOB 02.01 – STOP-PRINCIPE
a. Indicator
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 02 VERPLAATSINGEN /9 /20
MOB 02.01 STOP-PRINCIPE
Mobiliteitstoets of Mobiliteitseffectenrapport (MOBER)
(Basisvoorwaarde) 1 1
Inplanting staproutes 3 3
Inplanting fietsroutes 2 2
Inplanting openbaar vervoersroutes 1 1
b. Doelstelling
Duurzame mobiliteit wordt ook dikwijls samengevat in het zogenaamde STOP-principe:
voetgangers (stappers), fietsers (trappers) en collectief vervoer (openbaar vervoer) hebben voorrang
op auto’s (privévervoer).
Er wordt al rekening gehouden met het deel personenwagens in MOB 02.02 Mobiliteitstoets of
Mobiliteitseffectenrapport (MOBER).
c. Grenzen van de evaluatie
Gebiedsgrens:
het te ontwikkelen gebied, met al zijn aanwezige of geplande elementen, routes, enz.
Systeemgrens:
de schaal van een woonbuurt, die mogelijk groter kan zijn dan de gebiedsgrens.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 12 I 32
d. Evaluatie
Mobiliteitstoets of Mobiliteitseffectenrapport (MOBER) (Basisvoorwaarde)
De inplanting van een nieuwe site kan ingrijpende gevolgen hebben, zowel op ruimtelijk als
verkeerskundig vlak. Het is dan belangrijk om te kunnen inschatten of het project in overeenstemming
is met de draagkracht van de omgeving en of er maatregelen nodig zijn om de (verkeers)leefbaarheid
en de bereikbaarheid te garanderen.
Evaluatiemethode
De mobiliteitstoets4 is een formulier waarmee de mobiliteit voor een nieuwe kleine wijk (minder dan 200
woningen) kan worden ingeschat. Een mobiliteitstoets moet transparant ingevuld worden met de hulp
van de gemeente en samen met de gemeente moet er geconcludeerd worden of er al dan niet een
mobiliteitsprobleem is. Deze mobiliteitstoets zal een basis zijn om verder de mobiliteitsprincipes van de
wijk te ontwikkelen.
Het MOBER is een instrument waarmee de mobiliteit kan worden ingeschat, en waarop men een visie
kan bouwen. Een project MOBER houdt ook rekening met toekomstige ontwikkelingen voor de
inschattingen van het bereikbaarheidsprofiel. Een MOBER gaat na of de verkeersinfrastructuur van de
buurt in staat is om de nieuwe verkeerstromen op te vangen en welke maatregelen nodig zijn om een
duurzaam mobiliteitsbeleid in de hand te werken.
Scoretoekenning
100% van de punten Een MOBER of mobiliteitstoets is uitgevoerd.
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze:
- Mobiliteitstoets:
Vul het formulier in met de gemeente en maak de mobiliteitsproblemen bekend.
Of
- MOBER:
Werk minimaal volgende aspecten uit:
1. Administratieve gegevens;
2. Beschrijving van het huidige en voorzienbaar bereikbaarheidsprofiel;
3. Mobiliteitsprofiel;
3.4. Raming verkeersstromen.
Deel 3.4.1. Verkeersgeneratie
o O-ontwerpfase:
- Mobiliteitstoets:
Vul het formulier in met de gemeente en maak de mobiliteitsproblemen bekend.
Of
- MOBER:
Werk de volledige MOBER incl. update van vorige versies uit.
4 zie http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober.php
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 13 I 32
Inplanting staproutes
Doelstelling is het voorzien van een efficiënt en gebruiksvriendelijk stap- en fietsnetwerk.
Evaluatiemethode
Bij het ontwerpen van de voetgangersinfrastructuur 5 wordt er aandacht besteed aan volgende
hoofdaspecten:
1. Efficiënte en goede ruimtelijke inrichting van het stapnetwerk:
Rechtstreekse staproutes worden op de site ingepland en leiden naar belangrijke bestemmingen op of
in de nabijheid van de site, zoals:
o wijkkernen,
o scholen,
o parken en speelruimten,
o winkelkernen,
o openbare vervoershaltes,
o andere publieke voorzieningen.
Met rechtstreekse staproutes wordt bedoeld dat de gebiedsinrichting de wandelafstand van bewoners
naar deze bestemmingen niet verlengt, maar verkort ten opzicht van andere vervoerswijzen.
2. Inrichting van de staproutes
De voetpaden moeten aantrekkelijk en herkenbaar zijn.
Dit kan bijvoorbeeld door straatmeubilair, beschutting, veiligheidsgevoel (verlichting), maar vooral door
de belevingswaarde van het traject en sociale aanwezigheid (bijvoorbeeld: minimale breedte voetpaden
= 1,5 m, uitgezonderd autoluwe zone).
3. Autonomie van persoon met beperkte mobiliteit
De staproute wordt zo ingericht dat zij de autonomie van personen met beperkte mobiliteit bevordert
(kinderen, mensen met een handicap…).
4. Conflicten en knelpunten met het gemotoriseerd verkeer en met de fietsers worden vermeden.
Conflicten en knelpunten met het gemotoriseerd verkeer maar ook met fietsers moeten vermeden
worden. Bij verkeersgebieden met snelverkeer worden parallelle wegen afgeschermd t.o.v het
hoofdverkeer (bv. via paaltjes, groene strook, verharde berm) voorzien voor het langzaam verkeer en
worden lokale ontsluitingen (ventwegen) voorzien.
Scoretoekenning
100% van de punten als aan de vier hoofdaspecten voldaan is.
5 http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/vademecumvoetganger01.php
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 14 I 32
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase:
1. Identificeer en toon op het inplantingsplan de belangrijkste bestemmingen voor voetgangers
(aansluitingen op ruimer voetgangersnetwerk, functies, collectief vervoerhaltes, …) en het
voetgangersnetwerk in overeenstemming met de voetgangersstromen (cf. toebedeling
MOBER).
2. Toon in het inplantingsplan de inrichting en locatie van de voetpaden (volgens het
Vademecum voor Voetgangersvoorzieningen, bv. breedte voetpaden).
3. Toon op het inplantingsplan de staproutes die bruikbaar zijn voor de personen met beperkte
mobiliteit.
4. Toon op het inplantingsplan wat gedaan wordt om knelpunten en conflicten met het
gemotoriseerd verkeer op te lossen.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 15 I 32
Inplanting fietsroutes
Evaluatiemethode Voor de fietsroutes6 gaat de aandacht naar volgende hoofdaspecten:
1. Efficiënte en goede ruimtelijke inrichting van het fietsroutenetwerk
Het fietsroutenetwerk van de site geeft aansluiting op de bestaande fietsroutes in de stad.
Binnen de perimeter van de site wordt gezorgd voor directe fietsroutes naar de belangrijkste
bestemmingen op en in de buurt van de site: wijkkernen, scholen, parken, speelruimten, winkelkernen,
openbaar vervoerhaltes en andere publieke voorzieningen.
2. Aantrekkelijkheid, herkenbaarheid en zichtbaarheid
Er wordt gebruik gemaakt van specifieke materialen en kleuren om de zichtbaarheid van het fietspad in
het verkeer en de leesbaarheid en continuïteit van de fietsroute te bevorderen, bv. via een rood fietspad.
De fietspaden moeten aantrekkelijk en herkenbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld door straatmeubilair,
veiligheidsgevoel (verlichting), maar vooral door de belevingswaarde van het traject en de sociale
aanwezigheid.
3. Goede afmetingen
De fietspaden worden gedimensioneerd volgens het Vademecum voor de Fietsvoorzieningen [3.5] en
in functie van de berekende toebedeling en hun statuut in het fietsroutenetwerk.
4. Conflicten en knelpunten vermijden
Conflicten en knelpunten met het gemotoriseerd verkeer maar ook met de voetgangers moeten
vermeden worden. Bij assen met snelverkeer worden parallelle wegen afgeschermd t.o.v het
hoofdverkeer (bv. via paaltjes, groene strook, verharde berm) ingericht voor het langzaam verkeer en
worden lokale ontsluitingen (ventwegen) voorzien. Daarbij worden fietspaden met
tweerichtingsfietsverkeer aan beide zijden van de weg ingevoerd om gevaarlijke oversteken te
beperken.
Scoretoekenning
100% van de punten als aan de vier hoofdaspecten voldaan wordt.
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze, O-ontwerpfase:
1. Raam het maximaal fietsverkeer in functie van de bereikbaarheid en de functies op de site.
Als het een wijk is met meer dan 200 woningen: hanteer dan de cijfers uit het MOBER en
dan vooral bij de keuze van vervoerswijze.
Identificeer en toon op het inplantingsplan de belangrijkste bestemmingen voor de fietsers
en ontwerp het fietsroutenetwerk in overeenstemming met de fietsersstromen (cf MOBER)
en aansluitend op het omgevend fietsroutenetwerk.
2. Toon de ontwerpvisie en aantrekkelijkheid van de trajecten in een schema
(belevingswaarde, sociale aanwezigheid, herkenbaarheid en zichtbaarheid van de
fietspaden, dimensionering van de fietspaden, hoe conflicten en knelpunten vermeden
worden…).
6 Het vademecum voor fietsvoorzieningen door Mobiel Vlaanderen:
http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/vademecumfiets01.php
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 16 I 32
Inplanting openbaar vervoersroutes
Collectieve vervoersmiddelen (bus, tram,...) zijn efficiënt en energiezuinig. Door een aangepast aanbod
en vlotte verbindingen wordt iedereen gestimuleerd om het openbaar vervoer te gebruiken.
De basisontsluiting van de site met het openbaar vervoer werd reeds besproken. In dit criterium wordt
er gezocht naar aanpassingen om de ontsluiting van het openbaar vervoer te verbeteren.
Evaluatiemethode
De volgende aspecten moeten in rekening worden genomen:
1. Opbouw en inrichting van de verschillende openbaar vervoerssystemen
In functie van de herkomst en de bestemming worden de mogelijkheden en de capaciteit van het
openbaar vervoer in beeld gebracht. Indien nodig wordt er gezocht naar een manier om het aanbod uit
te breiden. De structuur van het openbaar vervoer laat een vlotte bereikbaarheid toe van de haltes voor
de grote gebruikersgroepen.
2. Vlotte doorstroming
Een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer in de wijk moet mogelijk zijn, moet efficiënt zijn en
met zo weinig mogelijk interferentie met andere verkeersstromen.
3. Bereikbaarheid van de halte
Indien een bestaande halte moeilijk bereikbaar is, wordt er overlegd met de openbare
vervoermaatschappij voor een meer optimale inplanting.
Scoretoekenning
100% van de punten als voldaan is aan alle aspecten.
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze en O-ontwerpfase: - Toon de ontwerpvisie in een schema. De openbare vervoertracés worden expliciet
goedgekeurd door de operatoren (De Lijn…). - Maak een verslag van het overleg over de inplanting van de openbaar vervoer haltes (indien
van toepassing).
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 17 I 32
MOB 02.02 – BEREIKBAARHEID OPENBAAR VERVOER
a. Indicator
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 02 VERPLAATSINGEN /9 /20
MOB 02.02 BEREIKBAARHEID OPENBAAR VERVOER
Basismobiliteit (Basisvoorwaarde) 1 1
Evaluatie kwaliteit openbaar vervoersaanbod 2 2
b. Doelstelling
De locatiekeuze en de efficiëntie van het openbaar vervoer afstemmen met het gebiedsprogramma.
c. Grenzen van de evaluatie
Gebiedsgrens:
het te ontwikkelen gebied, met al zijn aanwezige of geplande elementen.
Systeemgrens:
de schaal van een woonbuurt, die mogelijk groter kan zijn dan de gebiedsgrens.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 18 I 32
d. Evaluatie
Basismobiliteit (Basisvoorwaarde)
Basismobiliteit is een principe uit het decreet Personenvervoer dat een basisaanbod aan openbaar
vervoer voorschrijft. Iedereen die in een woongebied in Vlaanderen woont, heeft recht op een
gegarandeerd aanbod aan openbaar vervoer.
De volgende criteria bepalen de invulling van de basismobiliteit:
o de maximumafstand tot de dichtstbijzijnde halte; o het aantal ritten per uur, gekoppeld aan de maximale wachttijd; o het tijdsblok waarbinnen er aanbod moet zijn (amplitude).
Deze normen verschillen volgens de ligging (grootstedelijk, stedelijk, kleinstedelijk en buitengebied) en
het tijdstip (spits- en daluren).
Evaluatiemethode
Het woongebied wordt binnen de gebiedsgrens afgebakend. Vervolgens worden de verschillende
openbaar vervoerhalten binnen de systeemgrens aangeduid.
Volgens de ligging van de wijk bestaan uitsluitingscriteria voor een minimaal openbaar vervoeraanbod
zoals7:
Ligging Amplitude
weekdagen
Weekdagen
6-9 uur en
16-19 uur
(ritten/uur)
Weekdagen
9-16 uur en
na 19 uur
(ritten/uur)
Amplitude
weekend
Weekend
(ritten/uur)
Maximale
halteafstand
Grootstedelijk 6-23 u 5 4 8-01 u 3 500 m
Stedelijk 6-21 u 4 3 8-23 u 2 500 m
Kleinstedelijk 6-21 u 3 2 8-23 u 1 650 m
Buitengebied 6-21 u 2 1 8-23 u 0,5 750 m
De relevante afstand is bepaald voor minstens 90% van het woongebied, uitgaande van de openbaar
vervoerhaltes.
De “afstand” refereert naar de effectief af te leggen afstand van de woningen (voordeur) tot de
bestemming via een 'veilige weg'. Hieronder verstaan we een weg met 50 km/uur of minder, of een weg
met een fietspad en/of voetpad. Bij het vooronderzoek, als de inplanting van de wegen en
padeninfrastructuur nog niet bekend is, kan worden gewerkt met een radius, verminderd met 25%,
(bijvoorbeeld een radius van 375 m in plaats van 500 m in een grootstedelijk gebied) om enigszins
rekening te houden met het verschil tussen de “vogelvluchtafstand” en de “effectief af te leggen weg”.
Scoretoekenning
100% van de punten Als voldaan is aan de eis.
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze, O-ontwerpfase:
Inplantingsplan dat aantoont dat aan minimumcriteria is voldaan door aanduiding van het woongebied en van de maximale afstand tot de openbaar vervoerhaltes of stations.
7 Zie “Basismobiliteit” https://www.delijn.be/nl/overdelijn/visie-toekomst/missie/basismobiliteit.html
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 19 I 32
Evaluatie kwaliteit openbaar vervoeraanbod
Evaluatiemethode
De score wordt berekend aan de hand van de rekentool 03_Mobiliteit-MOB-Rekentool-v1.1.xlsx, tabblad
“Openbaar Vervoer (02.02)”.
De kwaliteit van het openbaar vervoer wordt opgemaakt aan de hand van de nodige tijd om met het
openbaar vervoer (bus, tram, metro, trein…) naar specifieke voorzieningen te gaan.
In het geval van overstappen, moet de gemiddelde wachttijd voor de tweede bus, tram,... worden
meegenomen in de berekening.
De aanwezigheid van een tweede halte van dezelfde openbaar vervoerlijn in dezelfde zone of in een
andere zone wordt niet meegeteld.
De punten ten opzichte van de tijdscategorieën zijn de volgende:
o Voorziening bereikbaar te voet: dit is al behandeld in MOB 01.01. Als de afstand tot de voorziening minder is dan 1 km dan telt deze voorziening in de berekening hier niet mee (Dit geldt niet voor treinstations).
o Voorziening bereikbaar in minder dan 10 minuten met het openbaar vervoer: 3 punten per voorziening.
o Voorziening bereikbaar in 10 tot 20 minuten met het openbaar vervoer: 2 punten per voorziening.
o Voorziening bereikbaar in 20 tot 30 minuten met het openbaar vervoer: 1 punt per voorziening.
o Voorziening bereikbaar in meer dan 30 minuten met het openbaar vervoer of niet bereikbaar met het openbaar vervoer: geen punten.
De in rekening te nemen afstand tot de voorziening gaat over de effectief af te leggen afstand van de
woningen (voordeur) tot de bestemming via een 'veilige weg'. Hieronder verstaan we een weg aan 50
km/u of minder, of een weg met een fietspad en/of voetpad. Bij het vooronderzoek, als de inplanting van
de wegen- en padeninfrastructuur nog niet bekend is, kan worden gewerkt met een radius, verminderd
met 25%, om enigszins rekening te houden met het verschil tussen de “vogelvluchtafstand” en de
“effectief af te leggen weg”.
Scoretoekenning
De score wordt berekend aan de hand van het tabblad “Openbaar vervoer (02.02)” van de rekentool
MOB.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 20 I 32
Hoe aan te tonen
o L-locatiekeuze, O-ontwerpfase:
- Inplantingsplan met hierop het afgebakend woongebied en de verschillende bereikbare voorzieningen met de effectieve OV-lijnen die het bereikbaar maken.
- Voor elke voorgestelde lijn, de volledige dienstregelingen. - De ingevulde rekentool.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 21 I 32
MOB 02.03 – VOORZIENINGEN
a. Indicator
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 02 VERPLAATSINGEN /9 /20
MOB 02.03 VOORZIENINGEN
Wonen in een autoluwe zone 2
Fietsvoorzieningen lange termijn 2
Fietsvoorzieningen korte termijn 2
Autoparkings lange termijn 2
Autoparkings korte termijn 2
b. Doelstelling
De ligging en de ontsluitingsinfrastructuur vertonen een goede bereikbaarheid.
c. Grenzen van de evaluatie
Gebiedsgrens:
het te ontwikkelen gebied, met al zijn aanwezige of geplande elementen.
Systeemgrens:
de schaal van een woonbuurt, die mogelijk groter kan zijn dan de gebiedsgrens. De evaluatie richt zich
naar de passende aanwezigheid van mobiliteitsinfrastructuur die de ontsluiting van het projectgebied
realiseert in functie van de mobiliteitsnoden gegenereerd door het programma.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 22 I 32
d. Evaluatie
Wonen in een autoluwe zone
Doelstelling is het voorzien van zones waar de voetganger prioritair en maatgevend is.
Een autoluwe wijk is een wijk waar de bewoners niet of nauwelijks geconfronteerd worden met auto’s
in de omgeving van hun woning.
Evaluatiemethode De woongebouwen geven uit op een verblijfsgebied, waar enkel het parkeren van korte duur tijdens
laden en lossen is toegelaten en geen vast parkeren is toegelaten. Ook zijn er in dit gebied geen
toegangen tot parkings noch doorgangszones voor het gemotoriseerd verkeer.
Het verblijfsgebied is publiek of semipubliek en heeft een zekere schaal (minstens 50 wooneenheden
geven hierop uit).
In verblijfsgebieden8 primeert het verblijfskarakter: het zijn bijzondere zones in de gemeenschappelijke
buitenzones, waar de voetganger centraal staat, gericht op het verblijf. Ze zijn ingericht als
voetgangersgebieden, als woonerven of als zones 30.
Scoretoekenning
De scoretoekenning gebeurt aan de hand van het aandeel residentiële en publieke gebouwen die
rechtstreeks toegang geven tot een autoluw gebied. Dat kan aan de voor- en/of de achterkant zijn van
de gebouwen, via een rechtstreekse, drempelloze toegang.
Naast alle publieke voorzieningen hebben ook de scholen, speeltuinen en andere publieke
voorzieningen rechtstreeks toegang tot een voetgangersgebied of woonerf. De puntenverdeling gebeurt
dan als volgt:
25% van de punten 30% van de wooneenheden geven direct uit op een voetgangersgebied of
een woonerf of een zone 30.
50% van de punten 50% van de wooneenheden geven direct uit op een voetgangersgebied of
een woonerf of een zone 30.
75% van de punten 70% van de wooneenheden geven direct uit op een voetgangersgebied of
een woonerf of een zone 30.
100% van de punten 90% van de wooneenheden direct toegang tot een voetgangersgebied of een
woonerf of een zone 30.
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase:
- Inplantingsplan
- Schema met volgende elementen:
� afbakening de autoluwe zone; � statuut van de autoluwe zone; � positie van de toegangen naar de autoluwe zone; � berekening van het percentage.
8 RSG 3.3.2.1 ruimte voor voetgangers
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 23 I 32
Fietsvoorzieningen lang termijn
Evaluatiemethode
De aanwezigheid van fietsvoorzieningen voor bewoners is belangrijk, niet alleen omwille van hun effect
op de mobiliteit, maar ook omwille van het algemeen sociaal klimaat in de wijk, waarbij fietsers, naast
stappers, een belangrijke aanwezigheid vormen.
1. De fietsenstalling heeft een minimale capaciteit van 1 fiets per slaapkamer +1.
2. De fietsenstalling kan op slot.
3. De fietsenstalling bevindt zich op een afstand van minder dan 50m van een woongebouw of in
het woongebouw.
4. De fietsenstalling is overdekt.
5. De fietsenstalling is verbonden met de fietsroutes en is gemakkelijk bereikbaar.
6. De fietsenstalling is verlicht.
7. De fietsenstalling is zichtbaar en aangewezen in de wijk.
Scoretoekenning
12% van de punten voor elk voldaan aspect,
100% van de punten als voldaan is voor alle aspecten.
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - Toon de ontwerpvisie in een schema.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 24 I 32
Fietsvoorzieningen korte termijn
Evaluatiemethode
De aanwezigheid van fietsvoorzieningen is ook belangrijk voor specifieke activiteiten in de wijk, voor
fietsers die er op “korte termijn” kunnen komen:
1. Korte termijn fietsplaatsen moeten minstens aanwezig zijn op een maximale afstand van 50m
van:
o wijkkernen o scholen o parken o speelruimten o winkelkernen o openbaar vervoerhaltes o sportvoorzieningen o andere publieke voorzieningen.
2. Een station van fietsendelen op wandelafstand (minder dan 300 m) kan deels de nood aan een
fietsenstalling tegemoetkomen, maar biedt geen oplossing voor fietsende kinderen, kinderwagenstalling
en dergelijke.
Scoretoekenning
50% van de punten hoofdaspect 1 is voldaan
50% van de punten hoofdaspect 2 is voldaan
100% van de punten 100% van de punten als voldaan is aan alle aspecten.
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - De inplanting van de fietsenstallingen is aangeduid op een inplantingsplan.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 25 I 32
Autoparkings lange termijn
Evaluatiemethode
Voor dit criterium wordt de tolerantiedrempel gehanteerd. De score geldt voor minstens 90% van het
totaal aantal wooneenheden in het projectgebied.
Het aantal autoparkings, hun inplanting en de inrichting ervan zijn medebepalend voor het
mobiliteitsprofiel van de woonwijk en voor het algemeen sociaal klimaat op het openbare domein.
Beperking aantal parkeerplaatsen
Het aantal parkeerplaatsen is beperkt tot 1 plaats per wooneenheid. De aanleg van minder
parkeervoorzieningen wordt aangemoedigd9
Vanaf 20 woongelegenheden is er minstens 1 autostaanplaats voor mindervaliden op 50
parkeerplaatsen.
Locatie parkeerplaatsen
De voorkeur gaat naar een collectieve parkeervoorziening in de buurt, buiten het openbaar domein, en
gelegen op minder dan 600 m van de woningen. Als dit een kleine wandeling vraagt, dan wordt er sneller
overwogen om te kiezen voor een alternatief als stappen of fietsen.
Indien hiervoor in de omgeving geen mogelijkheden bestaan, dan moeten er op het perceel de nodige
privéparkeervoorziening worden ingericht. Het parkeren van de auto mag met andere woorden niet
worden voorzien in de publieke ruimte, omwille van de negatieve impact op de leefbaarheid van de
buurt.
Ook de inplanting van de parking op het terrein kan zorgen dat het rond het gebouw verkeersluw blijft.
Scoretoekenning
20% van de punten
Er is gekozen voor minder dan 1 autostaanplaats per wooneenheid. En vanaf
20 woongelegenheden is er minstens 1 autostaanplaats voor mindervaliden
op 50 parkeerplaatsen
40% van de punten
Er is gekozen voor minder dan 0,9 autostaanplaatsen per wooneenheid. En
vanaf 20 woongelegenheden is er minstens 1 autostaanplaats voor
mindervaliden op 50 parkeerplaatsen
60% van de punten
Er is gekozen voor minder dan 0,8 autostaanplaatsen per wooneenheid. En
vanaf 20 woongelegenheden is er minstens 1 autostaanplaats voor
mindervaliden op 50 parkeerplaatsen
80% van de punten
Er is gekozen voor minder dan 0,7 autostaanplaatsen per wooneenheid. En
vanaf 20 woongelegenheden is er minstens 1 autostaanplaats voor
mindervaliden op 50 parkeerplaatsen
100% van de punten
Er is gekozen voor minder dan 0,6 autostaanplaatsen per wooneenheid En
vanaf 20 woongelegenheden is er minstens 1 autostaanplaats voor
mindervaliden op 50 parkeerplaatsen
9 In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is 1 parkeerplaats per wooneenheid verplicht. Ook hebben verschillende Vlaamse steden
en gemeentes opgelegde parkeernormen waardoor er op dit punt niet gescoord kan worden.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 26 I 32
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - De inplanting van de autoparkings is aangeduid op een inplantingsplan, waarop is
aangetoond dat dit voor 90% van het totaal aan wooneenheden geldt. - De inplanting van de parkeerplaatsen voor mindervaliden is aangeduid op een
inplantingsplan.
Autoparkings korte termijn
Evaluatiemethode
De aanwezigheid van kortparkeervoorzieningen is zeer belangrijk voor de personen die mindervaliden
of kinderen komen ophalen aan de belangrijke functies.
“Kiss & Ride”-parkeerplaatsen en korte termijn parkeerplaatsen (tot max. 30 minuten) zijn
minimum aanwezig op een maximum afstand van 50 m van:
o treinstations o scholen o sportvoorzieningen o andere belangrijke voorzieningen (publieke voorzieningen zoals postkantoren, administratie,
maar ook privévoorzieningen zoals kleine kernstadsgebied-voorzieningen…).
Scoretoekenning
100% van de punten als voor elke soort bovengenoemde bestemming parkeerplaatsen zijn
ingepland (als ze in de wijk aanwezig zijn).
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - Toon de ontwerpvisie in een schema.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 27 I 32
MOB 03 – VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD MOBILITEIT
a. Indicatoren
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 03 VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD
MOBILITEIT /8
MOB 03.01 INFORMATIE MOBILITEIT VOOR TOEKOMSTIGE
BEWONERS, WERKNEMERS EN BEZOEKERS
Bewegwijzering 2
Kaarten 2
Signalisatie wachttijden 2
MOB 03.02 ADAPTIEF VERMOGEN
Scenario onderzoek +/- 30% verkeersdruk 2
b. Doelstelling
De maatregelen nemen die in de gebruiksfase een goed beheer en opvolging van de effectieve mobiliteit
toelaten.
Een eerste stap hierin is de beschikbaarheid van goede informatie over de verschillende alternatieven
voor de verplaatsingen.
c. Verband met andere thema’s en rubrieken
/
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 28 I 32
MOB 03.01 – INFORMATIE MOBILITEIT VOOR TOEKOMSTIGE BEWONERS,
WERKNEMERS EN BEZOEKERS
a. Indicator
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 03 VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD
MOBILITEIT /8
MOB 03.01 INFORMATIE MOBILITEIT AAN TOEKOMSTIGE
BEWONERS, WERKNEMERS EN BEZOEKERS
Bewegwijzering 2
Kaarten 2
Signalisatie wachttijden 2
b. Doelstelling
De maatregelen nemen die in de gebruiksfase een goed beheer en opvolging van de effectieve mobiliteit
toelaten.
Een eerste stap hierin is de beschikbaarheid van goede informatie over de verschillende alternatieven
bij verplaatsingen.
c. Grenzen van de evaluatie
Gebiedsgrens:
het te ontwikkelen gebied, met al zijn aanwezige of geplande elementen.
Systeemgrens:
de schaal van een woonbuurt, die mogelijk groter kan zijn dan de gebiedsgrens. De evaluatie richt zich
naar de passende aanwezigheid van mobiliteitsinfrastructuur die de ontsluiting van het projectgebied
realiseert in functie van de mobiliteitsnoden gegenereerd door het programma.
d. Evaluatie
Goede informatie van alle alternatieven om naar de verschillende bestemmingen te gaan stimuleert het
gebruik ervan.
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 29 I 32
Bewegwijzering
Scoretoekenning
100% van de punten
Aan de belangrijke kruispunten liggen de voornaamste bestemmingen (zoals
scholen, winkels, apotheken, en andere publieke voorzieningen)
bewegwijzerd voor stappers en fietsers met aanduiding van afstand of
gemiddelde tijd tot de bestemming: trein-, metro of tramstation, handelskern,
omgevende woonkernen.
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - De inplanting van de borden en de bewegwijzerde bestemmingen is aangeduid in een
inplantingsplan. - Schets of model van de borden.
Scoretoekenning
100% van de punten
In het gebied zijn kaarten aangebracht van het openbaar domein met
hierop aangegeven: het openbaar vervoersysteem, de stap- en fietsroutes,
alle plein- en straatnamen, de publieke voorzieningen, de plek waar de
kaart zich bevindt. De kaart dekt minstens een perimeter tot 600 m rond het
projectgebied. Deze kaarten bevinden zich ten minstens op maximum 25 m
van:
1. de haltes van het openbaar vervoer;
2. de parkeerzones;
3. de voorzieningen gebruikt door mensen die niet van de wijk komen
(fietsenstalling - carpoolhalte - autodeelhalte - halte fietsdelen - …);
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - De inplanting van de kaarten is aangeduid in een inplantingsplan. - De kaarten
Signalisatie wachttijden
Scoretoekenning
100% van de punten De real-time wachttijd is aangegeven aan alle openbaar vervoerhaltes
Kaarten aangebracht op de openbaar domein
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 30 I 32
MOB 03.02 – ADAPTIEF VERMOGEN
a. Indicator
MOB MOBILITEIT # punten te verdienen
L O
MOB 03 VOORBEREIDING BEHEER EN ONDERHOUD
MOBILITEIT /8
MOB 03.02 ADAPTIEF VERMOGEN
Scenario onderzoek +/- 30% verkeersdruk 2
b. Doelstelling
Het vermogen beoordelen om wijzigingen in mobiliteit op te vangen.
c. Grenzen van de evaluatie
Gebiedsgrens:
het te ontwikkelen gebied, met al zijn aanwezige of geplande elementen.
Systeemgrens:
de schaal van een woonbuurt, die mogelijk groter kan zijn dan de gebiedsgrens.
d. Evaluatie
Scenario onderzoek +/- 30% verkeersdruk
Evaluatiemethode
Nagaan of er enerzijds structurele capaciteit is om een stijgende mobiliteitsvraag van 30% op te vangen
en anderzijds een verschuiving van de modal split* mogelijk is met 30% minder parkeerbehoefte.
Dit kan behelzen dat er bijkomende infrastructuur (wegenis, fiets- en wandelpaden, openbaar
vervoertracés, haltes, auto- en fietsparkings, …) moet worden voorzien. Deze infrastructuur moet dan
in het plan ingetekend worden, binnen de ruimtelijke mogelijkheden van de ontwikkeling.
Scoretoekenning
100% van de punten
Als er enerzijds een structurele capaciteit is om een stijgende
mobiliteitsvraag van 30% op te vangen en anderzijds om een mogelijke
verschuiving van de modal split met 30% minder parkeerbehoefte.
Hoe aan te tonen
o O-ontwerpfase: - Nota met de scenario’s
Duurzaamheidsmeter Wijken 03 MOB - v.1.1 blz. 31 I 32
WOORDVERKLARINGEN
MODAL SPLIT
Modal split is de verdeling van de (personen-) verplaatsingen over de vervoerwijzen
(modaliteiten). De modal split wordt in de meeste gevallen op twee verschillende manieren
berekend: modal split naar voertuigkilometers en de modal split naar aantal verplaatsingen. Een
voorbeeld in het personenvervoer: voor een bepaalde vervoersrelatie is de modal split 53% met
de auto, 30% met de fiets en 17% met het openbaar vervoer
REFERENTIES
Richtlijnenboek, Mobiliteitseffectenstudies –mobiliteitstoets en mober, departement mobiliteit en
Openbare werken, Vlaams gewest.
http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober.php
Naar een duurzame mobiliteit in Vlaanderen, mobiliteitsplan Vlaanderen, Versie oktober-2003,
beleidsvoornemens.
http://www.mobielvlaanderen.be/pdf/mobiliteitsplan/beleidsvoornemens.pdf
Vademeca verkeersinfrastructuur : o.a.: Vademecum Voetgangersvoorzieningen, Vademecum
Fietsvoorzieningen, Vademecum veilige wegen en kruispunten, Vademecum toegankelijk publiek
domein.
http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums.php?a=17
Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen, studie uitgevoerd in
opdracht van Ruimte Vlaanderen door Verachtert, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M.
Vanhulsel, G. Engelen (2016)
https://www.ruimtevlaanderen.be/Portals/108/docs/Onderzoek/Syntheserapport_studie_knooppuntwa
arde_juni2016.pdf