Upload
svensnijer
View
215
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
1/22
deel A1
ER IS EEN ALGEMEEN BESTAANDE VERWACHTING DAT BEPAALDE
GROEPEN MENSEN VANWEGE HUN MAATSCHAPPELIJKE OF
PROFESSIONELE KWALIFICATIES TE VERTROUWEN ZIJN.
DEZE MENSEN HOEVEN GEEN MOEITE TE DOEN OM ONS VERTROUWEN TE
WINNEN, ZE HEBBEN DAT DANK ZIJ HUN POSITIE.IN DE MEESTE GEVALLEN IS ONS VERTROUWEN NIET MISPLAATST MAAR
ALLEEN AL HET FEIT DAT WE ZO GRAAG BEREID ZIJN HET TE GEVENMAAKT ONS TOT EEN MAKKELIJKE PROOI.
ROBERT D. HARE (uit: Gewetenloos)
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
2/22
deel A2
DEEL A:
Beknopte samenvatting van de Zaak A.- Bureau Jeugdzorg Haaglanden over de periode
december 2004 tot februari 2008.
In den Haag, door voormalig burgemeester Deetman genoemd de internationale stad vanrecht, vrede en veiligheid gebeurde het volgende:
December 2004: Een gescheiden moeder met drie kinderen, van oorsprong Turks,
die zich in een moeilijke situatie bevindt: gescheiden, speciale aandacht voor n vande kinderen die aan diabetes lijdt, een recente (24 juli 2004) vroegtijdige bevalling
middels de keizersnede van een tweeling waarvan het ene kindje intra-uterien overledenis, het andere kindje voedend middels de borst en afkolving van moedermelk gedurende
tweedagelijkse bezoeken aan deze couveusebaby in het ziekenhuis gedurende de twee
maanden volgend op zijn geboorte (24 juli 2004 24 september 2004), wonend in een
woning met twee steile trappen (denk aan de boodschappen), stemt in met een voorstelvoor hulpverlening (middels een ondertoezichtstelling) van de Raad voor de
Kinderbescherming. Dit betekent dat de kinderrechter na uitspraak van deondertoezichtstelling via het instituut Jeugdzorg een door Jeugdzorg voorgedragen
medewerker benoemt tot gezinsvoogd(es) die de ouders tijdelijk hulp gaat verlenen bij de
opvoeding van de kinderen. Hoewel de ouders gescheiden zijn, is in dit geval de vadernog steeds betrokken bij het gezin. Er is eerder hulp verleend via thuiszorg en
gespecialiseerde verzorging.
Het voorstel van de Raad voor de Kinderbescherming is gedaan op instigatie van een
ijverige medewerkster van het Julianakinderziekenhuis (JKZ) in den Haag. De oudersdie nauwelijks Nederlands spreken, zijn niet bekend met de consequenties van een
juridische ondertoezichtstelling.
De drie kinderen, allen jongens, zijn op dat moment (A.) net zeven jaar, (B) bijna vier
jaar en (C) vier maanden jong. De rechtszitting gedurende welke dezeondertoezichtstelling zal worden uitgesproken zal plaatsvinden op 7 december 2004.
Op de avond van 6 december 2004 komt de moeder thuis met haar drie zonen. C. is twee
en een halve maand daarvr (24 september 2004) uit het ziekenhuis ontslagen. Ze
klimmen de eerste trap op naar boven, de moeder zet de reiswieg neer bij de voordeur inhet portiek, opent de deur, pakt de reiswieg weer op (met wat andere tassen in haar hand)
bij welke beweging n van de handvaten uit haar hand slipt waardoor de baby uit de
reiswieg valt met zijn hoofd op de 5 cm hoge betonnen drempel van de voordeur. Daar
hij een kort moment een starende blik heeft, gaat zijn moeder meteen met hem naar hetJulianakinderziekenhuis waar zijn conditie getest wordt: De jongen reageert actief en
alert aldus het verslag van de dienstdoende arts. (brief Julianakinderziekenhuis d.d. 17december 2004 pagina 1). Zijn moeder vertelt dat de dokter de baby neerlegde, met zijn
handen boven C. speelde om te kijken of C. zijn vingers greep. C. pakte ze stevig beet.
Als zijn moeder hem voedt in het ziekenhuis, speelt C. met haar borst en speelt met zijn
handjes tegen haar gezicht. Hij is speels en actief.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
3/22
deel A3
In de dagen daarop worden t.b.v. een aanvullend onderzoek rntgenfotos gemaakt door
het JKZ van het skelet van de baby aan de hand waarvan het JKZ concludeert dat er oud
letsel op de fotos te zien is en het idee wordt geboren, in overleg met het AdviesMeldpunt Kindermishandeling (AMK) dat waarschijnlijk mishandeling de oorzaak
hiervan is.
De ruim vier maanden jonge baby die borstvoeding krijgt, zal niet meer naar huisterugkeren.
Op 13 december 2004 doet het Bureau Jeugdzorg Haaglanden een verzoek aan de
rechtbank tot (spoed)machtiging voor een uithuisplaatsing van C. Hij ligt dan een week in
het ziekenhuis. In dit verzoek wordt vermeld:
De mening van de belanghebbenden is als volgt:
Mevr. N. G. (moeder van C.): Gezien het spoedeisende karakter (C. ligt dan reeds een
week in het ziekenhuis red.) is de inhoud van dit verzoek niet met moeder besproken.
En: De Heer A. (vader van C.): Gezien het spoedeisende karakter ( C. ligt dan reeds een
week in het ziekenhuis red.)is de inhoud van dit verzoekschrift niet met vader
besproken.
Men bespreekt dus niets met de ouders, vanaf het begin worden zij niet gekend.
Zonder enig onderzoek middels een gesprek met de huisarts n de ouders/dan wel met de
ouders van de jongen via een tolk, worden de laatsten geconfronteerd met het feit dat hunbaby eerst in het ziekenhuis uithuisgeplaatst wordt en vervolgens verhuist naar een
pleeggezin. (24 december 2004)
Intussen vindt op 7 december 2004 de rechtszitting plaats met betrekking tot de
hulpverlening aan de ouders middels een uitspraak door de rechter voor eenondertoezichtstelling. Dit betekent dat een gezinsvoogd(es) gedurende enige tijd de
ouders ondersteunt in de opvoeding van de kinderen. De afgevaardigde van het Bureau
Jeugdzorg naar de rechtszitting is niet overtuigd van de noodzaak vanjustitilehulpverlening daar de ouders zo bereid zijn om mee te werken. Zij uit haar twijfels
tegenover de afgevaardigde van de Raad voor de Kinderbescherming vr de zitting.
In de rechtszaal geeft de rechter haar echter niet het woord. Dit wordt vastgelegd in het
archief van de Raad voor de Kinderbescherming door de afgevaardigde van de R.v.d.K.tijdens die zitting aanwezig. Tijdens deze rechtszitting op 7 december 2004 zijn de ouders
niet aanwezig op de rechtbank daar zij druk bezig zijn met de ziekenhuisopname n.a.v. de
val van C. de avond daaraan voorafgaand.
Wat gebeurt er vervolgens na de val van C. uit de reiswieg en de constatering van hetJKZ van het vermeende oude letsel? Zowel het Julianakinderziekenhuis als het Bureau
Jeugdzorg laten na de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen, welke instantiede beschuldiging van kindermishandeling dient te onderzoeken, noch betrekken zij dehuisarts van de familie hierbij. Zij sluiten alle mogelijkheden die tot verduidelijking
kunnen leiden, af. Er vindt ook GEEN reconstruerend politieonderzoek naar de val plaats
op het woonadres van het gezin.
Vanaf het begin is de gezinsvoogdes A. van T. van Jeugdzorg bij de zaak betrokken. Devier maanden oude baby wordt op 24 december 2004 vanuit het Julianakinderziekenhuis
geplaatst in een pleeggezin, bestaande uit twee homoseksuele pleegouders, de dames N.B
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
4/22
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
5/22
deel A5
het onderzoek door Jeugdzorg over de positie van de kinderen, welk onderzoek tot dan
toe nog steeds niet heeft plaatsgevonden.
De rechter spreekt over een mogelijk thuisplaatsingstraject als de resultaten van zononderzoek daartoe aanleiding geven. Jeugdzorg informeert de rechter dat er nog veel
onderzoek gedaan moet worden en verzwijgt haar plan A. en B., die op dat moment nog
in het observatiehuis vertoeven, eveneens te plaatsen in het pleeggezin van de damesN.B. en V.B. waar C. zich bevindt sinds december 2004. Dit gebeurt onder leiding vangezinsvoogdes A. van T. op 3 maart 2006 zonder machtiging van de rechter en zonder
rapportage over het toekomstperspectief van de kinderen. Het besluit hiertoe is reeds in
november 2005 door Jeugdzorg genomen.(dus vr de zitting van december 2005 waarbijmen hier niets over vertelde aan de kinderrechter). Dit waarschijnlijk teneinde het verblijf
van baby C. in het gezin van de twee dames te garanderen: Als A. en B. naar huis zouden
gaan, zou er geen reden zijn geweest om C. in het pleeggezin te laten.
(Door apart gerapporteerde analyse van de rechtszittingen als bijlage gevoegd bij
dit verslag, blijkt hoe Bureau Jeugdzorg Haaglanden de rechters in deze jaren
steeds weer in deze zaak misleidt.)
Vanaf het begin laten de vrouwelijke pleegouders zich beiden mama noemen door baby
C. wat laat zien dat er geen professionele, adequate pleegouderbegeleiding plaatsvindtdoor de daarvoor verantwoordelijke instantie te weten Jeugdformaat afdeling
pleegzorg. Het is gebruikelijk dat pleegouders erop gewezen worden dat ouders altijd
deel uitmaken van het leven van hun kind en erop toegezien wordt door de begeleidendeinstanties (Jeugdzorg en Jeugdformaat) dat het pleegkind emotioneel en rationeel niet
misleid wordt.
Maart 2006: Spoedig nadat A. en B. in maart 2006 in het pleeggezin geplaatst worden
waar hun broertje C. zich bevindt, en Jeugdzorg ook nog via een door haar op onwettigegronden aangevraagde rechtszaak op 20 juni 2006 de ouders door deze intimidatie min of
meer dwingt tot toestemming voor afgifte van paspoorten van de drie kinderen tijdenseen zitting zonder tolk, wordt de ouders (als de buit eenmaal binnen is) per schriftelijkeaanwijzing d.d. 21 juli 2006 medegedeeld dat hun jongste zoon vr zijn 18
ejaar niet
terug zal keren naar huis, bovendien wordt de ouders medegedeeld dat zij van nu af aan
C. nog slechts n uur per drie maanden mogen bezoeken. (Van maart 2006 tot september2006 krijgen zij hun jongste zoon in het geheel niet te zien. Zie Brief Jeugdzorg aan
kinderrechter d.d. 3 oktober 2006 pagina 3.) Gedragssymptomen van C. die duiden op
een hem traumatiserende verbroken symbiose met de hem in december 2004 reeds
vijf maanden borstvoedende moeder (door het meedogenloos weggehaald en voortaan
weggehouden worden bij en van zijn moeder door Jeugdzorg) worden door de
gedragsdeskundigen van Jeugdzorg, zoals zij zich zelf noemen, uitgelegd als reacties
op de door Jeugdzorg vermeende kindermishandeling door zijn ouders. Degedragssymptomen van C. die door Jeugdzorg beschreven worden zijn: Een week van
streek zijn na het een-urige bezoek per (op dat moment nog) zes weken van de
ouders aan hem, een terugval in zijn ontwikkeling van zijn vaardigheden en zijn
gedrag. Veel huilen, pleegouders afweren en slecht slapen. Uit de beschrijving door
Jeugdzorg van het gedrag van de beide oudere kinderen na de uithuisplaatsing
blijken ook bij hen kenmerkende verschijnselen te bestaan van reactie op de
meedogenloze traumatische scheiding van hun ouders, (ontlasting smeren,
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
6/22
deel A6
driftbuien, in paniek wakker worden met bijzonder hoge spierspanning,
angstaanvallen s nachts, bedplassen) welke verschijnselen door Jeugdzorg eveneens
in het kader van reactie op(door Jeugdzorg zonder nader onderzoek vermeende en
volgehouden) kindermishandeling door de ouders worden geplaatst.
De twee oudsten die door de ouders twee uur per maand bezocht mochten worden tot
maart 2006 in het observatiehuis Het Kompas, mochten vanaf het moment dat zij in hetpleeggezin gaan wonen, door hun ouders slechts n uur per vier weken bezocht wordenin een kantoortje van Jeugdzorg in Zoetermeer. (Officieel een uur per drie weken, maar in
de praktijk altijd neerkomend op een keer in de vier weken of nog later.) Daar de
pleegouders in Zoetermeer woonden, moesten de ouders die in den Haag wonen voorbezoeken aan hun kinderen altijd met openbaar vervoer naar het kantoor van Jeugdzorg
in Zoetermeer. Er werd nooit een om-en-om regeling geconstrueerd door Jeugdzorg met
de pleegouders die beiden in den Haag werken en voor deze drie kinderen samen 1500.Euro per maand belastingvrij toucheerden.
Wettelijk moet de pleegzorg met zowel pleegouders als met de ouders samenwerken,hetgeen pleegzorg vanaf maart 2006 (A. B. en C. nu allen bij elkaar bij de pleegouders)
nalaat t.o.v. de ouders. Ook de pleegzorg van de stichting Jeugdformaat sluit hierdoorde ouders buiten, evenals Jeugdzorg dit doet.
Tt maart 2006 bestond de hulpverlening door Jeugdformaat pleegzorg uit, zoals de
betreffende maatschappelijk werkster M.B. op 25.01.2007 telefonisch aan hulpverlener
(van de ouders) JK meedeelde: Hoe kan ik jou, moeder, helpen inhoud te geven aan jemoederschap in het kleine stukje wat jou als moeder nog gelaten wordt?
Plannen tot pogingen met betrekking tot het uitzetten van een terugkeertraject van de
kinderen naar huis door maatschappelijk werkster M.B. van Jeugdformaat Pleegzorg die
de ouders tot maart 2006 begeleidde, strandden door gebrek aan medewerking van degezinsvoogdes A. van T. van Jeugdzorg, zo zou M.B. aan de ouders hebben meegedeeld.
Deze maatschappelijk werkster zou later telefonisch (25.01.2007)verklaren aan JK, nvan de hulpverleners van de ouders die in oktober 2006 in beeld kwamen, dat zij deindruk had dat er andere belangen speelden maar welke wist zij niet en: Jeugdzorg
beslist alles. Zij had zich afgevraagd: Wat is het doel? Het doel werd niet helder
zo verklaarde zij.
Gedurende twee-en-een-half jaar wordt het de ouders verboden fotos te maken van hunkinderen en van henzelf met hun kinderen. (Dit verbod werd in maart 2007 stilzwijgend
opgeheven nadat de ouders hierover hun beklag hadden ingediend bij de directie van
Jeugdzorg). Het wordt hen nooit toegestaan in de buitenlucht te wandelen met hunkinderen, zij zijn steeds veroordeeld tot een tafel en wat kantoorstoelen in een klein
kantoortje van Jeugdzorg Zoetermeer als zij hun kinderen ontmoeten. De gezinsvoogdesheeft een schema opgesteld waarin staat wat de ouders en de kinderen iedere vijftienminuten van dat ene uur in de vier weken moeten doen.
De drie broers worden nooit samen getoond aan de ouders, zij worden verdeeld in 2 + 1,
(de jongste zien zij vier keer per jaar gedurende n uur), waarschijnlijk met de bedoeling
dat het gezin zich niet weer een gezin kan gaan voelen.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
7/22
deel A7
Gedurende het vierwekelijkse bezoek van n uur (door Jeugdzorg misleidend aan de
rechtbank en in officile stukken steeds beschreven als ns in de drie weken) in het
kantoortje van Jeugdzorg aan hun twee oudste kinderen, worden ouders en kinderenALTIJD (tot aan de thuisplaatsing van A. en B. in juli 2007 toe) geobserveerd via een
one-way-mirror (doorkijkspiegel) vanuit de kamer ernaast door de gezinsvoogdes n,
bijzonder vernederend, de twee pleegdames. Dit vindt plaats van maart 2006 tot juli2007. Een dergelijk lange tijdspanne van observatie zonder toestemming van de
rechter is wettelijk verboden.
(Voorheen, gedurende het verblijf van A. en B. in het observatiehuis Het Kompas, van
april 2005 tot maart 2006 verzocht gezinsvoogdes A. van T. maatschappelijk werksterM.B. van Jeugdformaat pleegzorg de bezoeken van de ouders met A. en B. op video
tape op te nemen. Nadat deze dit n keer gedaan had, heeft zij geweigerd dat nog een
keer te doen daar zij dit een onnatuurlijke situatie vond, zo verklaarde zij in hettelefoongesprek met hulpverleenster JK d.d. 25.01.2007.)
De bezoeken van de ouders aan A. en B. in Zoetermeer worden ook fgeluisterd d.m.v.
een microfoon die strategisch staat opgesteld in de vorm van een grote telefoon op de
tafel in het kantoortje van Jeugdzorg waar de ontmoetingen plaatsvinden. Het is deouders n de kinderen verboden Turks met elkaar te spreken, hetgeen enorme stress
veroorzaakt daar de ouders slecht Nederlands spreken, bovendien is de eigen taal de taal
van het hart hetgeen altijd naar voren komt in de emotionele omgang met eigen kinderen.Het wordt de kinderen verboden (zo zullen zij in juli 2007 bij thuiskomst verklaren) ook
maar iets te vertellen over hun dagelijks leven of vragen van hun ouders over hun jongste
broer C. te beantwoorden.
De kinderen voelen zich als gevangenen, ze fluisteren hun ouders toe als deze hetkantoortje van Jeugdzorg binnenkomen: Niets vragen, niets zeggen.
Officieel mogen de ouders, behalve in de week waarin het bezoek plaatsvindt, n keer
per week naar de twee oudste kinderen bellen, maar veelal wordt de telefoon nietopgenomen door de pleegouders. (Hun hulpverleners MY en JK zijn hier meerdere kerengetuige van geweest op de afgesproken (maar niet door de pleegouders nagekomen
want telefoon niet opgenomen) beltijd). Als er wl een gesprek tot stand komt en de
kinderen een Turks woord gebruiken, horen de ouders de pleegouders op de achtergrondzeggen: Nederlands praten. (=Controle over hetgeen er gezegd wordt.) Dit leidt tot de
nodige stress. Wanneer de ouders aan Jeugdzorg gezinsvoogdes A. van T. voorstellen dat
de pleegouders zlf opbellen op het afgesproken tijdstip naar hen omdat de pleegouderssteeds beweren dat de ouders niet op de afgesproken tijd zouden opbellen, wordt op dit
constructieve voorstel niet ingegaan.
In de maanden juli n augustus 2006 worden de ouders de zeldzame bezoeken aan hunkinderen ontzegd: De pleegouders zouden met deze drie pleegkinderen waarvan er tweeleerplichtig zijn (!), twee maanden met vakantie zijn. (De schoolvakantie duurt zes
weken). De jongste zoon C. krijgen zij gedurende de periode maart 2006-september 2006
in het geheel niet te zien. (Brief Bureau Jeugdzorg aan kinderrechter d.d. 3 oktober 2006pagina 3).
Ook verjaardagen van hun kinderen mogen de ouders nooit meebeleven, ook niet op een
datum vlak voor of vlak na de verjaardag. Ook telefonisch contact op die dagen wordt, op
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
8/22
deel A8
n uitzondering na middels interventie van de advocaat op de verjaardag van A op 3
december 2006 en dan nog met veel minachting naar de ouders toe, onmogelijk gemaakt.
Ook op moederdag of vaderdag mogen de kinderen hen niet bellen, ook niet als deouders op de voicemail van de pleegouders hierom vragen op de bewuste dagen.
Er wordt de ouders gedurende deze jaren NOOIT IETS VERTELD door Jeugdzorg over
de ontwikkeling van hun kinderen, noch over hun hobbies, interesses of hun lichamelijkegesteldheid. (Het is een enorme schok voor de ouders wanneer A. en B. weer thuis komenin juli 2007 dat het zicht van een van beiden was verminderd tot 15% en 7%. Zij kregen
dit te horen van de opticien bij een bezoek aan Eyewish in september 2007.) Het adres
van de pleegouders wordt, zoals gezegd, geheimgehouden. De pleegouders vertelden dekinderen, zo meldden deze na thuiskomst in juli 2007, dat hun ouders aan de deur zouden
komen en hen (de kinderen) zouden gaan slaan als zij (de kinderen)ooit het adres van de
pleegouders aan hun ouders zouden vertellen tijdens dier spaarzame bezoeken.
Gedurende al deze jaren worden de ouders geterroriseerd door gezinsvoogdes A. van T.en de pleegdames, ook door middel van het gezamenlijk de ouders altijd bij ieder bezoek
observeren vanachter de one-way mirror (doorkijkspiegel) in het aangrenzende kamertje
en het gezamenlijk afluisteren van hun gesprekken. Het idee dat hier mogelijk eenbelangenverstrengeling gezinsvoogdes-pleegouders speelt (want er is geen professionele
afstand pleegouders t.a.v. de ouders) wordt gevoed door het feit dat de moeder van de
kinderen, onopgemerkt zittend in de wachtkamer van Jeugdzorg, de pleegouders engezinsvoogdes met elkaar hoorde lachen en praten in een ruimte waarvan de deur
openstond, waarbij een van hen opmerkte: Je moet niet zeggen dat wij vrienden zijn.
Iemand van de receptie riep naar hen: A. (naam van de familie) is er, waarop degezinsvoogdes naar buiten kwam, een vuurrood hoofd kreeg en plotseling bijzonder
aardig deed tegen de moeder van de kinderen, iets wat nooit voorkwam. Daarnaast
verklaarde na thuiskomst in juli 2007 n van de kinderen dat een van de pleegouderswerkt bij een tehuis voor gehandicapte kinderen van de Stichting Jeugdformaat.
Bovendien krijgen de pleegouders van Jeugdzorg al deze jaren alle dossiers te lezen over
de ouders en hun kinderen, hetgeen eveneens duidt op niet professionele begeleiding van
de pleegouders. Wettelijk is het zo dat pleegouders geen recht hebben op inzage in dedossiers van het pleegkind en zijn ouders, TENZIJ ZIJ DAARVOOR TOESTEMMING
HEBBEN GEKREGEN.
Jeugdzorg verleent nooit enige hulp aan de ouders bij de opvoeding van de kinderen in
al die jaren, hetgeen wettelijk voorgeschreven is bij en ook het doel van eenondertoezichtstelling. Integendeel: Doordat zij buitengesloten worden en van hun
kinderen worden gescheiden door Jeugdzorg, kunnen zij geen opvoeders meer zijn. Op
n huisbezoek aan de ouders na met een collega van haar, in het verre verleden, waarop
werd aangedrongen door de moeder van de kinderen, is gezinsvoogdes A. van T. nooit ophuisbezoek geweest. Op 25 september 2007 zal A.van T. via rapportage van
gezinsvoogdes K.W. aan de rechtbank laten verklaren dat zij niet mocht binnenkomen bijde ouders, terwijl met name de moeder hier herhaaldelijk om heeft gevraagd. Dat dit weer
leugen nummer zoveel is blijkt uit een brief van de directeur van Jeugdzorg aan de ouders
d.d. 22 februari 2007 in antwoord op een brief van de ouders aan hem d.d. 5 januari 2007waarin zij zich erover beklagen dat A. van T. hen nooit een huisbezoek heeft gebracht.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
9/22
deel A9
De directeur schrijft:De gezinsvoogd is eenmalig in uw vorige woning op huisbezoek
geweest. De overige gesprekken hebben plaats gevonden op kantoor.
Wanneer de ouders C. bezoeken gedurende het ene uur per drie maanden zitten de oudersin een kantoortje van Jeugdzorg met hun jongste zoon, de twee pleegouders en de
gezinsvoogdes. Dus: Vijf volwassenen rond dit jongetje. C. zegt: Daar is papa. Als
moeder zegt: Ja, dat is papa en, wijzend op zichzelf: Ik ben mama, antwoordt de peuter:Nee, dat is mama en wijst op de twee dames. Dit kind wordt dus voorgehouden dat hijgeboren is uit zijn vader en twee andere vrouwen.
De hard werkende ouders, werkzaam in de tuinbouw, worden gedwongen zich zwaar in
de schulden te steken voor rechtszaken teneinde hun kinderen terug te krijgen, maarworden genegeerd door het systeem. De rechters vertrouwen blindelings op de adviezen
en rapporten van autoriteit Jeugdzorg. De ouders worden door het systeem genegeerd.
In oktober 2006 wordt door derden aan een van oorsprong Turks geestelijk verzorger,
M.Y., een rapport overhandigd betreffende deze zaak, (d.d. 3 oktober 2006) geschrevendoor het Bureau Jeugdzorg Haaglanden aan de kinderrechter ten behoeve van een
rechtszitting in november 2006. M.Y. op zijn beurt overhandigt dit rapport aan J.K., eenmaatschappelijk werkster met beroepsmatig veel ervaring in het werken met ouders en
kinderen in opvoedingssituaties, ook in samenhang met justitie. (Onder andere vijf jaarwerkzaam geweest als maatschappelijk werkster bij de Raad voor de
Kinderbescherming). In de beschrijving van het gedrag van C. in de rapportage door
Jeugdzorg, na de uithuisplaatsing door Jeugdzorg in december 2004 herkent zijonmiddellijk de symptomen van verbroken symbiose door scheiding van de moeder.
Deze symptomen zoals afgesloten zijn, niet reageren, doof lijken te zijn, zachtjes
bijna onhoorbaar huilen, worden veroorzaakt door het, na wanhopig huilen hierom,
zich totaal verlaten voelen door de moeder die niet meer komt. (Naderhand zal
blijken dat deze symptomen nog niet bestonden na de val bij opname in het ziekenhuis
want C. reageerde daar alert en actief, (Brief Julianakinderziekenhuis 17.12.2004 pagina1) dronk goed bij zijn moeder en speelde met haar gezicht en haar borst. Vanuit haar
ervaring bij de Raad komt daarnaast de inhoud van het rapport van het
BureauJeugdzorg Haaglanden op haar over alsof het hier een adoptiezaak betreft.
Na het rapport gelezen te hebben, besluiten zij en de Heer M.Y. een gesprek met deouders aan te gaan daar hun visie of uitleg nauwelijks uit de gegevens van Jeugdzorg
doorklinkt.
Via de (nieuwe) advocaat van de ouders zullen zij toegang krijgen tot belangrijke
informatie van verschillende autoriteiten:
Het blijkt dat A. en B. zes weken nadat zij uit huis zijn geplaatst op 24 december 2004,
op 5 februari 2005op schriftelijk verzoek van gezinsvoogdes A. van T. (deantwoordbrieven van de betreffende arts verwijzen daar ook naar en zijn ook aan haar
gericht) zijn onderzocht door een arts van het Julianakinderziekenhuis (JKZ). In tweeafzonderlijke brieven d.d. 14 maart 2005 betreffende de jongens schrijft deze arts dat,
behalve een litteken veroorzaakt door laparotomie en decubitus in 2002 (operatie in het
ziekenhuis) op het lichaam van A. geen extremiteiten zijn gevonden, met name geenhuidafwijkingen of blauwe plekken.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
10/22
deel A10
En met betrekking tot B.: Geen bijzonderheden, met name geen huidafwijkingen of
hematomen.
Niettemin rapporteert gezinsvoogdes A. van T. die deze brieven persoonlijk heeftontvangen daar zij aan haar zijn geadresseerd, verschillende keren in verschillende
rapporten n ontvangst van deze brieven aan de rechtbank dat zij zich afvraagt waar de
vele littekens op de lichamen van Arif en Halil vandaan komen. (De beide brieven vande arts werden door Jeugdzorg/A.v.T. onthouden aan de rechtbank en aan de
ouders.)
Een brief van het Julianakinderziekenhuis (JKZ) d.d. 17 december 2004 betreffende de
reden van opname (trauma capitis) na de val uit de reiswieg betreffende C. blijkt m.b.t.het aanvullend onderzoek aan de hand van fotos vol vermoedens te staan over de staat
van het skelet van C. welke vermoedens verder op in de brief sterke vermoedens
worden en aan het eind van de brief zonder enige toevoeging plotseling feiten worden.
(Op basis van de inhoud van deze brief werd C. van zijn ouders afgenomen).
Maatschappelijk werkster J.K. consulteert op 6 april 2007 een neuroloog over de inhoud
van deze brief, (hier zitten de fotos dus niet bij.) waarbij zij hem een kopie van dezebrief van het JKZ d.d. 17 december 2004 overhandigt welke zij hem ter beoordeling
voorlegt. Tevens toont zij hem hierbij een brief van het JKZ d.d. 1 februari 2005
betreffende C betreffende de periode opname van C. in het JKZ d.d. 24 juli 2004 24september 2004 in verband met vroeggeboorte).
In zijn antwoord per brief d.d. 23 april 2007 vraagt deze arts zich af hoe waarschijnlijk
het is dat de ouders een kind, dat geboren wordt met een uitgesproken kinderwens,
(I.V.F.) zouden mishandelen. Met betrekking tot de brief van het JKZ. d.d. 17 december2004 concludeert hij: Het gaat allemaal om verdenkingen, geen bewijzen en al helemaal
niet om anamnestisch bewezen asociaal gedrag van of mishandeling door de ouders. en
Al met al is het mijns inziens zeer de vraag of je op basis van de bevindingen van defotos kunt concluderen of er bij C. sprake is geweest van Battered Child syndrome. Het
lijkt deze arts zinvol dat de fotos opnieuw beoordeeld worden door een andere radioloog
liefst in een ander ziekenhuis. Vanzelfsprekend moet het dan gaan om een radioloog
met ervaring met kinderen.
Jeugdzorg blijft de ouders beschuldigen van kindermishandeling van baby C. Zelfs
tijdens de rechtszitting van 1 mei 2007 spreekt gezinsvoogdes A. van T. over
gebroken botten, dit ondanks het feit dat op 25 april 2007 de ouders per post
tussen de stukken van Jeugdzorg aan de rechtbank voor de zitting van l mei 2007
een forensisch pediatrisch dossier toegestuurd krijgen wat gedateerd is op mei
2005 (!) geschreven door medewerker R.A.C. B. , forensisch geneeskundige
/consulent forensische pediatrie van Forum Educatief/NFI, Centrum voorforensische geneeskunde en gedragswetenschappen in Utrecht wat de zaak
onderzocht blijkt te hebben. Bijgesloten is een bestaand rapport d.d. 4 januari 2006
(!) van een KINDERRADIOLOOG genaamd dr. S. R. van het Academisch
Ziekenhuis in Maastricht die vragen beantwoordt opgesteld door R.A.C. B. van
Forum Educatief/NFI met betrekking tot de skeletfotos en de MRI-scan hersenen
d.d. december 2004 welke vragen kinderradioloog dr.S.R. beantwoordt met te
schrijven dat hij, na de fotos van december 2004 betreffende C. onderzocht te
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
11/22
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
12/22
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
13/22
deel A13
Doelbewust, gesteund door haar niet professioneel opererende collegas van Jeugdzorg,
de pleegzorg en de pleegouders in deze zaak, vervreemdt A. van T. systematisch C. van
zijn ouders, zoals zij dit ook doet met betrekking tot de twee oudste jongens A. en B.
Door de ouders als criminelen te behandelen (niet aflatende observatie vanachter de
one- way-mirror samen met de pleegouders/alle gesprekken tussen ouders en de
oudste twee kinderen afluisteren/de ouders nooit met hun oudste twee kinderennoch met hun jongste kind onbespied als gezin onder elkaar laten zijn, kortom hen
niet toestaan om op humane wijze omgang met hun kinderen te hebben), poogden
zij de voorgenomen diefstal van C. te legaliseren. Om hun eigen intenties te
verhullen werden de ouders als zondebokken gebruikt. IN HUN
VOORTDURENDE VERWEER HIERTEGEN VOERDEN DE OUDERS EEN
BIJKANS VERLOREN STRIJD.
Het is bekend dat het moeilijk is voor homoseksuele paren kinderen te adopteren in
verband met de bijzondere aard van hun relatie. Daarnaast zijn er weinig kinderen
beschikbaar voor adoptie: Veel landen hebben hun grenzen gesloten voor adoptie door
het buitenland van hun kinderen en uit publicaties blijkt dat de meeste ouders die hunkind ter adoptie afstaan, kiezen voor opname in een traditioneel gezin.
M.Y. en J.K., de hulpverleners van de ouders sinds oktober 2006, rapporteren steeds hun
bevindingen in hun hoedanigheid van informanten aan de rechtbank; onder andere
schrijven zij een verslag plus een supplement, beide met bijlagen, op respectievelijk 20maart 2007 en op 17 april 2007 genaamd:
Nalatigheden, malversaties en oneerlijkheden in de hulpverlening van Bureau
Jeugdzorg Haaglanden in de zaak van de kinderen A. gedurende de periode
december 2004 tot heden (= 20 maart 2007/17 april 2007) .
Bij het ter perse gaan van het rapport d.d. 20 maart 2007 en het supplement d.d. 17 april
2007 hebben zij nog geen weet van het door Jeugdzorg aan ouders en rechtbankonthouden forensisch pediatrisch dossier van Forum Educatief /NFI en de eveneens
aan hen onthouden bevindingen van kinderradioloog dr. S. R. uit Maastricht waaruit hun
onschuld blijkt. Op 27 april 2007 sturen zij aan de kinderrechter de brief van de door hengeconsulteerde neuroloog d.d. 23 april 2007 (die op dat moment nog niet bekend was met
het bestaan van de genoemde dossiers )en zijn e-mail d.d. 26 april 2007 (n.a.v. het
inmiddels opgedoken verslag van dr. S.R.)met verwijzing naar het bestaan van de door
Jeugdzorg achtergehouden dossiers.
Bij de rechtszitting op 19 juni 2007 is de consequentie van de beslissing t.a.v A. en B.
van de meervoudige kamer van de rechtbank dat zij vanaf 23 juli 2007 niet langer
uit huis geplaatst zullen zijn. Met betrekking tot de positie van C. vermeldt de
meervoudige kamer van de rechtbank: De komende maanden zal onderzocht
moeten worden of een teruggaan naar zijn ouders nog in zijn belang is.
Op 12 juli 2007 gaat Jeugdzorg in hoger beroep tegen de beslissing dat A. en B. weernaar huis mogen gaan. Het besluit van de rechtbank d.d. 19 juni 2007 wordt tijdens de
zitting van dit hoger beroep bevestigd door het Gerechtshof op 12 juli 2007, dit tot grote
ergernis van Jeugdzorg.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
14/22
deel A14
(Voor meer informatie zie de bijlage: Zaak A. betreffende de rechtszittingen d.d. 10
mei 2005 tot en met 18 december 2007 en het handelen van het Bureau Jeugdzorg
Haaglanden c.s. daarbij.)
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
15/22
deel A15
Op 23 juli 2007 komen A. en B. thuis.
Zij vertellen dat de pleegouders hen steeds verboden hebben ook maar iets te vertellen
aan hun ouders gedurende hun zeldzame bezoeken aan hen, dat het hen verboden was hetdoor hun ouders meegebrachte voedsel te eten, dat, nadat de rechtbank had uitgesproken
dat zij naar huis mochten, de pleegouders hen hadden gezegd dat hun ouders hen zeker
zouden gaan slaan, dat zij hen niet konden garanderen dat zij dat niet zouden doen en dathun ouders erg boos zouden zijn dat zij geen Turks meer spraken. De kinderen werden
bang. A. huilde en zij vroegen hem: Wil je een brief aan de kinderrechter schrijven?
Dat deed hij. Hij schreef dat hij bang was om naar huis te gaan, dat hij bang was dat zijnmoeder hem zou gaan slaan en dat hij van huis weg zou lopen als hij naar huis moest.
Deze brief werd als trofee gebruikt door Jeugdzorg bij haar hoger beroep op 12 juli 2007
en nog steeds in verdere rapportage.
Door dit onverantwoordelijke gedrag van de pleegouders en Jeugdzorg, ondermijnden
dezen het gezag van de ouders en pleegden zij karaktermoord op hen, hetgeen bijthuiskomst tot een vertrouwenscrisis leidde tussen met name B en zijn ouders, van B. uit
gezien. (Als hij iets niet mocht riep hij: Sla dan! Sla! Sla! Sla!)
A. vertelde dat een van de pleegouders hem ooit had gezegd, naar aanleiding van een
geval van mishandeling van een jongen door diens moeder: Die moeder slaat haar kindk bont en blauw, net als jouw moeder. A.: Ik schrok maar ik durfde niet te zeggen
dat het niet zo was. (A. was net zeven jaar toen hij werd weggehaald door Jeugdzorg, hij
had dus bewuste herinneringen aan zijn moeder.)
De jongens vertelden dat er, in de periode van hun afscheid bij de pleegouders, een nieuw
pleegkind in het pleeggezin kwam: Een jongen. In aanwezigheid van A. en B. zeiden de
dames tegen hun broertje C., inmiddels een peuter van drie jaar, wijzend op de
betreffende jongen: Dit is jouw ECHTE broer. De beide jongens zijn erg in de warhierdoor. Zij waren bang om de waarheid aan hun broertje te vertellen in het bijzijn van
de pleegouders. Zij hebben hier gewetensproblemen over. Zij huilen dikwijls om hetgemis van C.
De pleegouders vertelden hen dat zij niet van mannen hielden. Een volwassene kan dit ineen context plaatsen, een kind niet. Voor de jongens was dit een klap in hun gezicht, daar
zij zelf kleine mannen zijn. Dat zij hierdoor onzeker zijn wordt gellustreerd door de
opmerking van B.: Later word ik een meisje (= want dan houden ze van me.)
De pleegouders hielden bijna al hun speelgoed achter: Dat is voorde andere kinderen.
Speelgoed dat hen was gegeven als geschenk (verjaardag, Sint Nicolaas) wat de kinderen
kunnen beschrijven en waarover zij kunnen vertellen van wie zij het hebben gekregen,
wordt door Jeugdzorg benoemd tot: cadeaus in de beleving van de kinderen. Hun
winterjassen moesten zij achterlaten, alleen hun zomerjacks mochten zij meenemen,terwijl deze pleegouders voor deze drie kinderen een maandelijkse toelage ontvingen van
Euro 1500.belastingvrij. Kleding die de ouders voor de kinderen meebrachten tijdenshun spaarzame bezoeken aan hen werd nooit gedragen en meteen weggegeven door de
pleegouders (geen spoor van binding met de ouders!).
B. mocht niet aan zijn vriendjes in Zoetermeer laten weten dat hij daar van school ging
doordat hij weer thuis ging wonen. Naar huis gaan moest helemaal geheim gehouden
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
16/22
deel A16
worden. Hij mocht ook niet uitdelen. (Ten teken van afscheid.) Voor A. speelde dat
minder daar hij op een speciale school in den Haag bleek te zitten in de directe omgeving
van zijn ouderlijk huis, welke hij ook bij de thuisplaatsing zou blijven bezoeken.
Hoewel de ouders daar bij Jeugdzorg om hadden verzocht, kregen de kinderen ook geen
adressen of telefoonnummers van vriendjes mee naar huis.
De ouders hadden aan Jeugdzorg voorgesteld dat de pleegouders de beide jongens nog
een tweetal keren zouden bezoeken in het ouderlijk huis na thuisplaatsing, hier is echternooit op in gegaan.
B. die nog net geen vier jaar was toen hij uit huis werd gehaald door Jeugdzorg, kan bij
thuiskomst geen Turks meer praten met zijn uitgebreide Turkse familie in den Haag, de
internationale stad van recht, vrede en veiligheid.
Op herhaald verzoek van de ouders wordt uiteindelijk op 1 mei 2007 gezinsvoogdes A.van T. vervangen door een nieuwe gezinsvoogdes K.W. De indruk wordt gewekt dat A.
van T. nog wel degelijk een rol speelt op de achtergrond.
Aanvankelijk hadden de kinderen na thuiskomst moeite met slapen, ze waren bang dat zeweer bij hun ouders weg moesten. Dit uitte zich door geregeld s nachts wakker wordenen om hun ouders roepen. Met name B. is bang dat Jeugdzorg hem weer zal komen
weghalen. Als hij langs de kant van de weg in een stilstaande auto iemand ziet zitten is
hij bang dat het iemand van Jeugdzorg is die hem mee wil nemen. (Toen hij nog net geenvier jaar jong op barbaarse wijze (alle kleding van hem en A. werd ter plaatse door
Jeugdzorg uit de kast gerukt) totaal onvoorbereid uit huis werd gehaald in 2004 moest
hij met een vreemde mevrouw van Jeugdzorg mee in een gereedstaande auto. Hij klamptezich vast aan zijn moeder, gilde en draaide zich in haar rokken. Zijn moeder mocht niet
bij hem in de auto plaatsnemen. Hij was volkomen in shock).
B. voelde zich in september 2007 eenzaam op zijn nieuwe school in den Haag. Dankzij
Jeugdzorg bezoekt hij nu zijn vierde school. (Eerst de school bij het crisispleeggezin,toen de school bij Het Kompas, toen de school bij de pleegouders in Zoetermeer, en nu
dus de school bij zijn ouderlijk huis). Hij miste zijn vriendje van de school in Zoetermeer.
Op goed geluk (want: geen adres meegekregen van de pleegouders) is men met Halil inde auto naar Zoetermeer gereden waar men op zijn aanwijzingen zijn vriendje vond
waardoor hij hem weer heeft kunnen ontmoeten.
Beide jongens A. en B. missen hun broer C. Ze huilen vaak om hem. Hij is altijd in hun
gedachten en in hun hart en in dat van de ouders. Ouders en kinderen spreken veel metelkaar over C. Het gezin voelt zich incompleet. Er is altijd een leegte door de afwezigheid
van de Benjamin.
Op 13 september 2007 vond een bezoek aan C. plaats met A, B en de ouders op hetkantoor van Bureau Jeugdzorg in den Haag. Namens Jeugdzorg was er mevr. T. v.d. P.van de Stichting Jeugdformaat die het bezoek zou observeren en een stagiaire. De
pleegouders zouden deze keer niet aanwezig zijn. Van de kant van de hulpverleners van
de ouders mocht niemand meekomen van gezinsvoogdes K.W. hetgeen bij voorbaat eeneenzijdige observatie en interpretatie oplevert. (Wanneer er anderen meekomen
naar de bezoekregeling zal de bezoekregeling worden gestopt. Brief Jeugdzorg d.d.
7 september 2007 aan de ouders en: De omgangsregeling zal een uur duren en
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
17/22
deel A17
daarna zullen mevrouw G. en meneer A. (= de ouders) zelf vertrekken. Zij moeten
dus C. in de steek laten. (Voorheen vertrok C. als eerste na het driemaandelijkse
bezoekuur).
In de na dit bezoek volgende rapportage van mevr. T.v.d.P. van Jeugdformaat (Stichting
Jeugdformaat deelverslag C. d.d. 22 oktober 2007) worden vier regels aan dit bezoek
gewijd met de bekende verwijten dat C. veel wordt opgetild en vastgehouden, dat deouders hem nauwelijks met rust laten en er veel lichamelijk contact is.
Uit het gesprek van hun hulpverleners met de ouders en hun zonen A. en B. meteen na dit
bezoek (13 september 2007)blijkt dat de moeder tijdens het bezoek in het kantoortje van
Jeugdzorg de eerste tien minuten op haar stoel bleef zitten om C., die angstigbinnenkwam, de tijd te geven te wennen en ook doordat zij zich door verdriet overmand
voelde toen zij hem zag. Het gezin had met de bal gespeeld die het mee had gebracht en
met de bellenblaas. Na aanvankelijke terughoudendheid verloor C. deze. Hij speelde
vrolijk mee bij de schommel in het tuintje waar men korte tijd vertoefde.
Op het einde van het bezoek gaat C. mama knuffelen, speelt met haar gezicht, wil bij haar
zijn. Bij het opruimen rond het vertrek vraagt hij: Gaan we weg? Mama antwoordtbevestigend. Hij loopt voor de anderen uit naar de deur. Mevr. T. v.d. P. zegt: nee, nee
en pakt hem vast. C. kijkt bedroefd omdat hij niet mee mag. (Verslag van dehulpverleners van de ouders: Horen, Zien en Niet Zwijgen d.d. 15 november 2007
paginas 22 t/m 25.)
Mevr. T.v.d. P. van Stichting Jeugdformaat (Deelverslag betreffende C. d.d. 22 oktober2007) rapporteert dat C. de dag na het bezoekuit zijn doen was, veel huilde en
problemen had met slapen. Om het minste of geringste barstte hij in tranen uit. Soms
was het wat gesnik, maar soms ook kwam het van heel diep en was ontroostbaar. C.
wilde die week niet naar de peuterspeelzaal en naar fysiotherapie terwijl hij dat normaalleuk vindt. Hij moest bij de fysiotherapie letterlijk over de drempel heen geholpen
worden en hij was tijdens de therapie veel onzekerder over zichzelf dan normaal. En:Concluderend kan er gesteld worden dat contact tussen C. en zijn ouders in eennegatieve zin veel impact op C. hebben aldus letterlijk de rapportage van mevr. v.d. P.
Niet onderkend wordt hier de voortdurende re-activering van het trauma van het
meedogenloos afgescheiden zijn geworden van de borstvoedende moeder in 2004 door
het ontmoeten van de moeder in het heden en het nieuwe verdriet wat daar bovenop komtdoor het nu weer afscheid moeten nemen van de moeder na een bezoek. Dit trauma kan
alleen geheeld worden onder goede begeleiding van een coach die moeder en kind bij
elkaar brengt en de pleegouders coacht in de overdracht van dit kindje terug naar zijnmoeder.
Het verdriet baant zich een weg: Ontroostbaar, soms kwam het van heel diep, om hetminste of geringste barstte hij in tranen uit.
C, inmiddels drie jaar, kan zich niet verwoorden. Hij kan zich alleen uiten door zijn
emoties. Jeugdzorg/Jeugdformaat staat niet stil bij zijn gevoelens, die worden door
deze instanties weggerationaliseerd, hetgeen onder ander uit het volgende moge
blijken:
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
18/22
deel A18
In haar rapportage d.d. 16 oktober 2007 (deelverslag betreffende kind A., pagina 2)
schrijft mevr. T.v.d.P.van de Stichting Jeugdformaat: De band met zijn twee broertjes
(B. en C. dus) is in de afgelopen periode hechter geworden.
In haar rapport d.d. 16 oktober 2007 (deelverslag betreffende het tweede kind B. pagina
1) schrijft mevr. T.v.d. P.: De band met zijn broer (=A) en broertje (=C) is in de
afgelopen periode hechter geworden
ALS EEN BAND HECHTER WORDT, IS DAT MEESTAL WEDERZIJDS, ANDERSIS ER GEEN BAND.
Echter, op 22 oktober 2007 (zes dagen later dus) schrijft mevr. T.v.d.P. met betrekking
tot kind C. (deelverslag C. pagina 2): Afgelopen zomer zijn C. zijn twee broers terug
geplaatst bij zijn ouders. C. HEEFT OP EEN GOEDE MANIER AFSCHEID VAN ZEGENOMEN. HET IS NIET TE MERKEN AAN C. DAT HIJ ZIJN BROERS MIST.
HET IS TWIJFELACHTIG OF C. EEN BAND HEEFT OPGEBOUWD MET ZIJN
BROERS.
Vervolgens: Er zijn de afgelopen periode twee nieuwe pleegkinderen in het pleeggezin
komen wonen. Een pleegkind heeft vroeger, (toen C. nog een babytje was) al eerder inhet pleeggezin gwoond. C. was erg blij dat zijn pleegbroer er weer was. C. heeft een
band opgebouwd met hem. Interessant dat C. zijn pleegbroer (door de pleegouders inhet bijzijn van A. en B. je ECHTE broer genoemd) nog herkent vanuit zijn babytijd, en
ook nog binnen drie maanden een band met hem heeft opgebouwd (wat kan), maar niet
(twijfelachtig genoemd) een band heeft opgebouwd met zijn twee broers die vijftienmaanden met hem onder hetzelfde dak woonden en waarover bij beiden gerapporteerd
werd: De band met zijn broer (A/B) en broertje is in de afgelopen periode hechter
geworden. Waarschijnlijk rapporteert men dit om zo de weg te bereiden naar het
aannemelijk maken van een definitieve scheiding van de kinderen, door het niet
meer terug willen geven van de jongste zoon aan zijn ouders, waar Jeugdzorg op uit
is. Daarnaast gaat men voorbij aan het verdriet wat C. laat zien na het bezoek vanzijn ouders en zijn broers aan hem.
Uit het verslag gedragsvragenlijsten d.d. november 2007 van Bureau Jeugdzorg
betreffende C. komt naar voren dat C. zijn eigen spullen vernielt. Dit is destructieve
agressiviteit die laat zien dat dit kind met hevige agressies zit ten gevolge van de
verstoorde symbiose met zijn moeder (en waarschijnlijk ook ten gevolge van deemotionele verwarring waarin hij door Jeugdzorg en pleegouders gedoemd wordt te
leven) welk agressie vernielend gericht wordt tegen zijn eigen speelgoed (en mogelijk
ook tegen zichzelf.)
Voorts rapporteert mevr. T.v.d. P. van de Stichting Jeugdformaat op 5 november 2007 in
haar brief aan de rechtbank op pagina 1: In eerste instantie dacht men dat C. doofwas ten gevolge van eerder opgelopen trauma en: C. reageerde in de loop der tijd
steeds meer op geluiden om hem heen. De oorzaak van zijn doofheid van dat
moment is niet vastgesteld.
Het doof lijken is n van de symptomen van verbroken symbiose: Het is het, na
aanvankelijk langdurig ontroostbaar te zijn geweest ten gevolge van de meedogenloze
scheiding van de hem reeds vijf maanden voedende moeder die op zijn huilen niet meer
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
19/22
deel A19
reageert (= in dit geval niet meer terugkomt omdat Jeugdzorg dat verbiedt), zich in
zichzelf terugtrekken van de baby door de wereld buiten te sluiten.
C. kwam na de val uit de reiswieg in het ziekenhuis binnen als een reactieve en alertebaby toen hij daar door zijn moeder werd gebracht. Hij was niet afgesloten, apathisch of
dooflijkend. (Brief Julianakinderziekenhuis 17 december 2004 pagina 1). Inderdaad was
C. doof tengevolge van eerder opgelopen trauma zoals Jeugdzorg vermoedde: Hettrauma van de verbroken symbiose.
De OVERDRACHT door Jeugdzorg bij de thuisplaatsing van A. en B. liet alles te
wensen over. NIETS werd medegedeeld over de deplorabele staat van het zicht van een
van de kinderen, welke de moeder via een bezoek aan Eye-wish in september 2007moest vernemen. Dat deze jongen een ernstige oogaandoening heeft is gedurende de 2
jaar dat deze jongen door Jeugdzorg uit huis was geplaatst, nooit aan de ouders
medegedeeld door Jeugdzorg (Zijn zicht is 15% en 7%). De jongen bleek onder
begeleiding te staan van VISIO een organisatie die mensen met een verminderdgezichtsvermogen begeleidt. Niets werd over deze organisatie of over wat deze behelsde
door Jeugdzorg aan de ouders medegedeeld. Na heel veel moeite hebben de ouders een
en ander kunnen uitvinden. Jeugdzorg gaf ook aanvankelijk geen adressen van oogarts ofVisio. Na herhaald vragen en een brief hunnerzijds aan Jeugdzorg d.d. 15 september
2007, werd pas op 21 september 2007 (poststempel 21 september 2007, antwoordbrief
van Jeugdzorg gedateerd op 21 augustus 2007) door Jeugdzorg het adres van Visiogegeven maar nog steeds niet van de oogarts waar de ouders al vanaf 31 juli 2007 om
vroegen. Ook is de ouders niets verteld over de ontwikkeling van hun kinderen in de
afgelopen 2 jaar. Van C. weten ze ook helemaal NIETS. Wanneer ze naar hem vragenzegt de huidige gezinsvoogdes evenals haar voorgangster Het gaat goed en zwijgt
voorts in alle talen. (En zo gaat dat al drie jaar lang). Over inlevingsvermogen gesproken.
De nieuwe gezinsvoogdes K.W. sprak steeds in algemeenheden en vergat geregeld zaken
waar de ouders om vroegen. Ook bleek zij een bepaalde procedure niet te kunnenuitleggen, terwijl zij er wel over sprak. (Indicatie samenwerking rechtbank). Toen de
ouders na 23 juli 2007 en 5 september 2007 een derde gesprek met gezinsvoogdes K.W.
zouden hebben op 17 oktober 2007, hebben zij haar tijdens dat gesprek verklaard, gezien
de inhoud van de rapportage van Jeugdzorg aan de rechtbank d.d. 25 september
2007 met daarin vermeld, ondanks bij rechtzittingen op 19 juni 2007 en 12 juli 2007 via
rapportage en rapporten aangeleverde bewijzen van het tegendeel, herhaling van alle
laster en leugens betreffende hen met daaraan toegevoegd nieuwe leugens en
verdachtmakingen, dat zij haar op dat moment niets meer te zeggen hadden en zij
zich met de rechtbank zouden verstaan hierover.
Na de thuisplaatsing van A. en B. legden de ouders samen met hun hulpverleners
CONTACT MET DE SCHOLEN VAN DE KINDEREN, waarbij de hulpverleners descholen informeerden dat de ouders deze kinderen niet mishandeld hadden. Deze
mededeling was noodzakelijk omdat de ouders recht gedaan moest worden en hij de
zienswijze van de leerkrachten op de ouders bepaalt in het contact met de school. Dat
Jeugdzorg tot aan de scholen doorging met haar verdachtmakingen van
verwaarlozing en kindermishandeling nadat de oudste twee kinderen op 23 juli 2007
weer thuis waren komen wonen, blijkt uit het feit dat aan B. in het begin van hetschooljaar veelvuldig gevraagd werd: Heeft je moeder je geslagen? (Reactie van B.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
20/22
deel A20
thuis: Waarom vraagt juffrouw dat?) en het controlerend vragen aan A. waarom hij
naar de dokter moest als hij deze had bezocht, het constant op een controlerende manier
naar de situatie thuis informeren en het alles negatief uitleggen wat de thuissituatiebetreft.. Als A. een keer chagrijnig is: Ik zie precies aan hem wanneer er thuis wat
gebeurd is. Beide kinderen lijden hieronder: De school is geen fijne plaats om naar toe te
gaan. Een gevangenis. Tralies voor de ramen zoals een van hen het uitdrukte.Contacten met de school van een van de jongens kwamen erop neer dat zijn moeder
tijdens de niet reguliere besprekingen (= gesprekken buien de standaard gesprekken
om) zoals de school het noemt, steeds weer in de beklaagdenbank werd gezet (zondebok)waarbij de gesprekken met leerkracht, schoolbegeleider en verpleegkundige waren als
politieverhoren waarvan voor de betreffende rechercheurs de feiten al bij voorbaat
vaststonden. Zo deelde de verpleegkundige van de school in commissie met deverpleegkundige van het Julianakinderziekenhuis iedere keer mede dat de
bloedsuikerwaardes van het betreffende kind steeds niet in orde waren, terwijl uit
computer-metingen over de diverse periodes van de ditiste uit het ziekenhuis, welke
objectief zijn en ook nog eens door de specialist bevestigd werden, bleek dat er over
iedere periode een heel goed gemiddelde was.(Gesprekken met ditiste Y.Th.Julianakinderziekenhuis 30.10.2007 en 29.01.2008).
Om al deze redenen hebben de hulpverleners, die hiermee werden geconfronteerd, deouders geadviseerd alleen nog naar de rapportbesprekingen te gaan en naar de jaarlijkse
leerlingbespreking voor wat dit kind betreft. Uit de rapportage van deze school aan de
rechtbank in december 2007 kan men concluderen dat deze besprekingen vielen in de
categorie Alles wat u zegt kan tegen u gebruikt worden/vervormd worden.
Open communicatie, en dus samenwerking, met zowel Jeugdzorg als de scholen blijkt
niet mogelijk te zijn daar alles gebaseerd is op n doel waaraan alles door Jeugdzorg
ondergeschikt wordt gemaakt: Het niet willen teruggeven van het jongste kind aan deouders. Waar oneerlijkheid is, kan geen sprake zijn van vertrouwen.
Dan hebben de ouders nog te maken met een specialist die zonder hiervoor toestemming
aan de ouders te vragen, de ouders die de ouderlijke macht over de kinderen hebben, in
de zomer van 2007 (bloedafname op 24 juli 2007, een dag nadat de kinderen weer thuiswoonden) een DNA-test heeft laten verrichten naar een van de kinderen. Daarnaast heeft
hij de uitslag van dit onderzoek, door hem naar de ouders toe bloedonderzoek
genoemd, ondanks smeken van de moeder om dit niet te doen, (daar zij bang was dat
Jeugdzorg dit weer zou aangrijpen als reden om het jongste kind niet terug te geven) perbrief aan gezinsvoogdes K.W. van Bureau Jeugdzorg kenbaar gemaakt. Uit deze brief
aan Jeugdzorg (waarvan de arts de ouders geen kopie stuurde) , die tussen de stukken
van Jeugdzorg aan de rechtbank zat voor de zitting van 27 november 2007,
vernamen de ouders dat het hier een DNA-onderzoek betrof. De betreffende brief isop 6 november 2007 door deze arts geschreven; de dag waarop hij met de ouders over de
uitslag van dit bloedonderzoek sprak en hij zei dat hij deze uitslag aan Jeugdzorg i.c.gezinsvoogdes mevr. K.W.zou gaan schrijven: Inmiddels hebben wij recentelijk
bericht ontvangen dat de DNA test inderdaad op de daarvoor geigende plaats een
mutatie vertoont, die de diagnose bevestigt. zo schrijft deze arts aan Jeugdzorg. In deeed van Hippocrates die iedere arts moet afleggen, staat onder andere: Ik zal geheim
houden wat mij is toevertrouwd en Ik luister en zal hen goed inlichten.
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
21/22
deel A21
Uiteraard wordt een en ander gebruikt m.b.t. de zaak rond het (niet willen) teruggeven
van C. aan de ouders. De specialist schrijft aan Jeugdzorg (en dus aan de rechtbank):
Een zorg en aandachtspunt voor ons blijven de opvoedkundige aspecten (in
combinatie met de diabetes en XXXXX) en of ouders alle zorg aan zullen kunnen.
Was getekend door de arts en de verpleegkundige. Deze mededeling is tijdens de zitting
op de rechtbank op 18 december 2007 reeds aangehaald als contra-indicatie om hetjongste kind weer naar huis te laten gaan.
Zo is de driehoek school ziekenhuis Jeugdzorg compleet.
Op de zitting op de rechtbank van 27 november 2007 (standpuntbepaling door de
rechters met betrekking tot ondertoezichtstelling/uithuisplaatsing) kwam er plotseling eenomslag: Tijdens de (in deze zaak altijd besloten) zitting van die dag werd in de
rechtszaal gezegd m.b.t. C. dat het niet meer ging om mishandeling maar om
hechting van C. aan de pleegouders.
Dus eerst een jaar lang de ouders op basis van aannames beschuldigen vankindermishandeling en verwaarlozing en op basis daarvan de kinderen van hen
vervreemden door de ouders buiten te sluiten en hen alle informatie over hun kinderen teonthouden, dan voortgaan hiermee sinds januari 2006 in de wetenschap dat deouders niet mishandeld hebben maar de uitslag van dat objectieve onderzoek voor deouders en rechtbank verzwijgen, jarenlang een oplossing traineren door met modder te
blijven gooien naar de ouders, niet ingaan op uitleg van de symptomen van verbroken
symbiose, de boel dichtgemetseld houden door schriftelijke aanwijzingen die met namenaar de jongste zoon toe maken dat de ouders nauwelijks tot geen contact met hem
kunnen hebben. (Vier keer per jaar n uur). DOELBEWUST het jongste kind
vervreemden van de ouders op grond van leugen, bedrog en manipulatie en danuiteindelijk het lot van dit kind ophangen aan het clich hechting aan de pleegouders en
het belang dat de ouders bij terugkeer hebben, dient zo nodig voor het belang van het
kind te wijken (verweerschrift pleegouders 17 december 2007 pag.3), alsof dezebelangen niet congruent zijn.
Manipulatief bedrog, niet geremd door empathie of geweten.
Hechting aan de pleegouders welke laatstgenoemden samen met Jeugdzorg het
de ouders en hun jongste zoon onmogelijk hebben gemaakt om vice versa een
ongestoorde hechting met elkaar te beleven.
Over de hechting van de drie broertjes aan elkaar, de problematiek die er in C. leeft
veroorzaakt door het verbreken van de symbiose met zijn moeder en de geestelijke
gevangenis waarin hij gedwongen wordt te leven doordat alles hem anders wordt
voorgesteld dan het is terwijl hij deep down de waarheid voelt getuige zijn reacties, met
daarnaast het verlangen van de ouders naar hun kind en het verlangen van de kinderennaar elkaar wordt niet gesproken. Alles wordt weg gerationaliseerd.
De hulpverleners van de ouders hebben op 15 november en 15 december 2007 uitgebreidgerapporteerd als informanten aan de rechtbank over de periode van 23 juli 2007 tot
genoemde data betreffende het verwerkingsproces van ouders en de twee oudste kinderen
rond de thuisplaatsing, hun contacten met school en Jeugdzorg. (Verslag: Horen, Zien
en Niet Zwijgen d.d. 15.11.2007 + verslag aanvullende gegevens d.d. 15.12.2007.) Uit
7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308
22/22
deel A22
de zittingsverslagen blijkt niet dat de inhoud van deze verslagen is overgekomen bij de
rechtbank.
Jeugdzorg en pleegouders beiden, welke laatsten twee verweerschriften hebben ingediendvia een advocaat in november 2007 en in december 2007, brengen de hulpverleners van
de ouders steeds weer in iedere rapportage willens en wetens in diskrediet m.b.t. hun
opleiding en ervaring en m.b.t. hun door Jeugdzorg en pleegouders verondersteldewerkwijze. Dit ondanks hetgeen deze hulpverleners hierover schreven (n.a.v. eerdereverdachtmakingen door Jeugdzorg) in een brief aan de rechtbank op 17 juni 2007
paginas l en 2. Het is hetzelfde mechanisme als wat Jeugdzorg c.s. hanteren naar de
ouders toe: Blijvend beschuldigen en verdacht maken, de feiten negerend. Het is alsof dewoorden een eigen leven gaan leiden, ongehinderd door het feit dat degene die het zegt
weet dat de toehoorder de feiten kent.
Op de zitting van 18 december 2007 (Overwegingen pagina 3) overweegt derechtbank ondermeer dat er een onderzoek naar de hechting van C. in het pleeggezin,de draagkracht van de ouders en de terugplaatsing bij de ouders noodzakelijk is. De
rechtbank geeft de ouders daarbij uitdrukkelijk in overweging in het belang van C.
toestemming te verlenen en mee te werken aan dit onderzoek. Alleen wanneer eendergelijk onderzoek heeft plaatsgehad, kan over een eventuele terugplaatsing van C.
worden geoordeeld. De rechtbank geeft daarbij aan Bureau Jeugdzorg in overweging de
Raad voor de Kinderbescherming, dan wel een door de raad aan te wijzenonderzoeksbureau, te vragen genoemd onderzoek te verrichten i.v.m. het gebrek aan
vertrouwen dat de ouders hebben in Bureau Jeugdzorg. De rechtbank benadrukt voorts
dat wanneer de ouders wederom (?JK/MY) toestemming weigeren te verlenen voor hetonderzoek van C. het Bureau Jeugdzorg vrij staat om een verderstrekkende maatregel te
verzoeken. (= ontheffing uit de ouderlijke macht.JK/MY)
De rechtbank beslist op 18 december 2007 dat de termijn van ondertoezichtstelling van
de (drie) minderjarigen met ingang van 19 december 2007 tot 7 december 2008 verlengdwordt en dat de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging tot uithuisplaatsing van de
minderjarige C. gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij
mevr. N.B. en mevr. V.B. verlengd wordt van 19 december 2007 tot 7 december 2008,zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
NAWOORD
Wij citeren de kinderrechter van de zitting d.d. 30 november 2006 welke op pagina
4 onder beoordeling overweegt:
GEGEVEN DE OMSTANDIGHEID DAT DE BEZOEKEN DOOR VELE
INSTRUCTIES INGEKADERD WORDEN EN NIET IN DE THUISSITUATIEPLAATSVINDEN KAN VAN EEN NATUURLIJK VERLOOP VAN HET BEZOEKEN VAN SPONTANE CONTACTEN, WELKE DE BASIS VORMEN VOOR EEN
GOEDE ONDERZOEKSITUATIE, GEEN SPRAKE ZIJN.
Den Haag, 1 maart 2008JK/MY