080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

Embed Size (px)

Citation preview

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    1/22

    deel A1

    ER IS EEN ALGEMEEN BESTAANDE VERWACHTING DAT BEPAALDE

    GROEPEN MENSEN VANWEGE HUN MAATSCHAPPELIJKE OF

    PROFESSIONELE KWALIFICATIES TE VERTROUWEN ZIJN.

    DEZE MENSEN HOEVEN GEEN MOEITE TE DOEN OM ONS VERTROUWEN TE

    WINNEN, ZE HEBBEN DAT DANK ZIJ HUN POSITIE.IN DE MEESTE GEVALLEN IS ONS VERTROUWEN NIET MISPLAATST MAAR

    ALLEEN AL HET FEIT DAT WE ZO GRAAG BEREID ZIJN HET TE GEVENMAAKT ONS TOT EEN MAKKELIJKE PROOI.

    ROBERT D. HARE (uit: Gewetenloos)

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    2/22

    deel A2

    DEEL A:

    Beknopte samenvatting van de Zaak A.- Bureau Jeugdzorg Haaglanden over de periode

    december 2004 tot februari 2008.

    In den Haag, door voormalig burgemeester Deetman genoemd de internationale stad vanrecht, vrede en veiligheid gebeurde het volgende:

    December 2004: Een gescheiden moeder met drie kinderen, van oorsprong Turks,

    die zich in een moeilijke situatie bevindt: gescheiden, speciale aandacht voor n vande kinderen die aan diabetes lijdt, een recente (24 juli 2004) vroegtijdige bevalling

    middels de keizersnede van een tweeling waarvan het ene kindje intra-uterien overledenis, het andere kindje voedend middels de borst en afkolving van moedermelk gedurende

    tweedagelijkse bezoeken aan deze couveusebaby in het ziekenhuis gedurende de twee

    maanden volgend op zijn geboorte (24 juli 2004 24 september 2004), wonend in een

    woning met twee steile trappen (denk aan de boodschappen), stemt in met een voorstelvoor hulpverlening (middels een ondertoezichtstelling) van de Raad voor de

    Kinderbescherming. Dit betekent dat de kinderrechter na uitspraak van deondertoezichtstelling via het instituut Jeugdzorg een door Jeugdzorg voorgedragen

    medewerker benoemt tot gezinsvoogd(es) die de ouders tijdelijk hulp gaat verlenen bij de

    opvoeding van de kinderen. Hoewel de ouders gescheiden zijn, is in dit geval de vadernog steeds betrokken bij het gezin. Er is eerder hulp verleend via thuiszorg en

    gespecialiseerde verzorging.

    Het voorstel van de Raad voor de Kinderbescherming is gedaan op instigatie van een

    ijverige medewerkster van het Julianakinderziekenhuis (JKZ) in den Haag. De oudersdie nauwelijks Nederlands spreken, zijn niet bekend met de consequenties van een

    juridische ondertoezichtstelling.

    De drie kinderen, allen jongens, zijn op dat moment (A.) net zeven jaar, (B) bijna vier

    jaar en (C) vier maanden jong. De rechtszitting gedurende welke dezeondertoezichtstelling zal worden uitgesproken zal plaatsvinden op 7 december 2004.

    Op de avond van 6 december 2004 komt de moeder thuis met haar drie zonen. C. is twee

    en een halve maand daarvr (24 september 2004) uit het ziekenhuis ontslagen. Ze

    klimmen de eerste trap op naar boven, de moeder zet de reiswieg neer bij de voordeur inhet portiek, opent de deur, pakt de reiswieg weer op (met wat andere tassen in haar hand)

    bij welke beweging n van de handvaten uit haar hand slipt waardoor de baby uit de

    reiswieg valt met zijn hoofd op de 5 cm hoge betonnen drempel van de voordeur. Daar

    hij een kort moment een starende blik heeft, gaat zijn moeder meteen met hem naar hetJulianakinderziekenhuis waar zijn conditie getest wordt: De jongen reageert actief en

    alert aldus het verslag van de dienstdoende arts. (brief Julianakinderziekenhuis d.d. 17december 2004 pagina 1). Zijn moeder vertelt dat de dokter de baby neerlegde, met zijn

    handen boven C. speelde om te kijken of C. zijn vingers greep. C. pakte ze stevig beet.

    Als zijn moeder hem voedt in het ziekenhuis, speelt C. met haar borst en speelt met zijn

    handjes tegen haar gezicht. Hij is speels en actief.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    3/22

    deel A3

    In de dagen daarop worden t.b.v. een aanvullend onderzoek rntgenfotos gemaakt door

    het JKZ van het skelet van de baby aan de hand waarvan het JKZ concludeert dat er oud

    letsel op de fotos te zien is en het idee wordt geboren, in overleg met het AdviesMeldpunt Kindermishandeling (AMK) dat waarschijnlijk mishandeling de oorzaak

    hiervan is.

    De ruim vier maanden jonge baby die borstvoeding krijgt, zal niet meer naar huisterugkeren.

    Op 13 december 2004 doet het Bureau Jeugdzorg Haaglanden een verzoek aan de

    rechtbank tot (spoed)machtiging voor een uithuisplaatsing van C. Hij ligt dan een week in

    het ziekenhuis. In dit verzoek wordt vermeld:

    De mening van de belanghebbenden is als volgt:

    Mevr. N. G. (moeder van C.): Gezien het spoedeisende karakter (C. ligt dan reeds een

    week in het ziekenhuis red.) is de inhoud van dit verzoek niet met moeder besproken.

    En: De Heer A. (vader van C.): Gezien het spoedeisende karakter ( C. ligt dan reeds een

    week in het ziekenhuis red.)is de inhoud van dit verzoekschrift niet met vader

    besproken.

    Men bespreekt dus niets met de ouders, vanaf het begin worden zij niet gekend.

    Zonder enig onderzoek middels een gesprek met de huisarts n de ouders/dan wel met de

    ouders van de jongen via een tolk, worden de laatsten geconfronteerd met het feit dat hunbaby eerst in het ziekenhuis uithuisgeplaatst wordt en vervolgens verhuist naar een

    pleeggezin. (24 december 2004)

    Intussen vindt op 7 december 2004 de rechtszitting plaats met betrekking tot de

    hulpverlening aan de ouders middels een uitspraak door de rechter voor eenondertoezichtstelling. Dit betekent dat een gezinsvoogd(es) gedurende enige tijd de

    ouders ondersteunt in de opvoeding van de kinderen. De afgevaardigde van het Bureau

    Jeugdzorg naar de rechtszitting is niet overtuigd van de noodzaak vanjustitilehulpverlening daar de ouders zo bereid zijn om mee te werken. Zij uit haar twijfels

    tegenover de afgevaardigde van de Raad voor de Kinderbescherming vr de zitting.

    In de rechtszaal geeft de rechter haar echter niet het woord. Dit wordt vastgelegd in het

    archief van de Raad voor de Kinderbescherming door de afgevaardigde van de R.v.d.K.tijdens die zitting aanwezig. Tijdens deze rechtszitting op 7 december 2004 zijn de ouders

    niet aanwezig op de rechtbank daar zij druk bezig zijn met de ziekenhuisopname n.a.v. de

    val van C. de avond daaraan voorafgaand.

    Wat gebeurt er vervolgens na de val van C. uit de reiswieg en de constatering van hetJKZ van het vermeende oude letsel? Zowel het Julianakinderziekenhuis als het Bureau

    Jeugdzorg laten na de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen, welke instantiede beschuldiging van kindermishandeling dient te onderzoeken, noch betrekken zij dehuisarts van de familie hierbij. Zij sluiten alle mogelijkheden die tot verduidelijking

    kunnen leiden, af. Er vindt ook GEEN reconstruerend politieonderzoek naar de val plaats

    op het woonadres van het gezin.

    Vanaf het begin is de gezinsvoogdes A. van T. van Jeugdzorg bij de zaak betrokken. Devier maanden oude baby wordt op 24 december 2004 vanuit het Julianakinderziekenhuis

    geplaatst in een pleeggezin, bestaande uit twee homoseksuele pleegouders, de dames N.B

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    4/22

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    5/22

    deel A5

    het onderzoek door Jeugdzorg over de positie van de kinderen, welk onderzoek tot dan

    toe nog steeds niet heeft plaatsgevonden.

    De rechter spreekt over een mogelijk thuisplaatsingstraject als de resultaten van zononderzoek daartoe aanleiding geven. Jeugdzorg informeert de rechter dat er nog veel

    onderzoek gedaan moet worden en verzwijgt haar plan A. en B., die op dat moment nog

    in het observatiehuis vertoeven, eveneens te plaatsen in het pleeggezin van de damesN.B. en V.B. waar C. zich bevindt sinds december 2004. Dit gebeurt onder leiding vangezinsvoogdes A. van T. op 3 maart 2006 zonder machtiging van de rechter en zonder

    rapportage over het toekomstperspectief van de kinderen. Het besluit hiertoe is reeds in

    november 2005 door Jeugdzorg genomen.(dus vr de zitting van december 2005 waarbijmen hier niets over vertelde aan de kinderrechter). Dit waarschijnlijk teneinde het verblijf

    van baby C. in het gezin van de twee dames te garanderen: Als A. en B. naar huis zouden

    gaan, zou er geen reden zijn geweest om C. in het pleeggezin te laten.

    (Door apart gerapporteerde analyse van de rechtszittingen als bijlage gevoegd bij

    dit verslag, blijkt hoe Bureau Jeugdzorg Haaglanden de rechters in deze jaren

    steeds weer in deze zaak misleidt.)

    Vanaf het begin laten de vrouwelijke pleegouders zich beiden mama noemen door baby

    C. wat laat zien dat er geen professionele, adequate pleegouderbegeleiding plaatsvindtdoor de daarvoor verantwoordelijke instantie te weten Jeugdformaat afdeling

    pleegzorg. Het is gebruikelijk dat pleegouders erop gewezen worden dat ouders altijd

    deel uitmaken van het leven van hun kind en erop toegezien wordt door de begeleidendeinstanties (Jeugdzorg en Jeugdformaat) dat het pleegkind emotioneel en rationeel niet

    misleid wordt.

    Maart 2006: Spoedig nadat A. en B. in maart 2006 in het pleeggezin geplaatst worden

    waar hun broertje C. zich bevindt, en Jeugdzorg ook nog via een door haar op onwettigegronden aangevraagde rechtszaak op 20 juni 2006 de ouders door deze intimidatie min of

    meer dwingt tot toestemming voor afgifte van paspoorten van de drie kinderen tijdenseen zitting zonder tolk, wordt de ouders (als de buit eenmaal binnen is) per schriftelijkeaanwijzing d.d. 21 juli 2006 medegedeeld dat hun jongste zoon vr zijn 18

    ejaar niet

    terug zal keren naar huis, bovendien wordt de ouders medegedeeld dat zij van nu af aan

    C. nog slechts n uur per drie maanden mogen bezoeken. (Van maart 2006 tot september2006 krijgen zij hun jongste zoon in het geheel niet te zien. Zie Brief Jeugdzorg aan

    kinderrechter d.d. 3 oktober 2006 pagina 3.) Gedragssymptomen van C. die duiden op

    een hem traumatiserende verbroken symbiose met de hem in december 2004 reeds

    vijf maanden borstvoedende moeder (door het meedogenloos weggehaald en voortaan

    weggehouden worden bij en van zijn moeder door Jeugdzorg) worden door de

    gedragsdeskundigen van Jeugdzorg, zoals zij zich zelf noemen, uitgelegd als reacties

    op de door Jeugdzorg vermeende kindermishandeling door zijn ouders. Degedragssymptomen van C. die door Jeugdzorg beschreven worden zijn: Een week van

    streek zijn na het een-urige bezoek per (op dat moment nog) zes weken van de

    ouders aan hem, een terugval in zijn ontwikkeling van zijn vaardigheden en zijn

    gedrag. Veel huilen, pleegouders afweren en slecht slapen. Uit de beschrijving door

    Jeugdzorg van het gedrag van de beide oudere kinderen na de uithuisplaatsing

    blijken ook bij hen kenmerkende verschijnselen te bestaan van reactie op de

    meedogenloze traumatische scheiding van hun ouders, (ontlasting smeren,

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    6/22

    deel A6

    driftbuien, in paniek wakker worden met bijzonder hoge spierspanning,

    angstaanvallen s nachts, bedplassen) welke verschijnselen door Jeugdzorg eveneens

    in het kader van reactie op(door Jeugdzorg zonder nader onderzoek vermeende en

    volgehouden) kindermishandeling door de ouders worden geplaatst.

    De twee oudsten die door de ouders twee uur per maand bezocht mochten worden tot

    maart 2006 in het observatiehuis Het Kompas, mochten vanaf het moment dat zij in hetpleeggezin gaan wonen, door hun ouders slechts n uur per vier weken bezocht wordenin een kantoortje van Jeugdzorg in Zoetermeer. (Officieel een uur per drie weken, maar in

    de praktijk altijd neerkomend op een keer in de vier weken of nog later.) Daar de

    pleegouders in Zoetermeer woonden, moesten de ouders die in den Haag wonen voorbezoeken aan hun kinderen altijd met openbaar vervoer naar het kantoor van Jeugdzorg

    in Zoetermeer. Er werd nooit een om-en-om regeling geconstrueerd door Jeugdzorg met

    de pleegouders die beiden in den Haag werken en voor deze drie kinderen samen 1500.Euro per maand belastingvrij toucheerden.

    Wettelijk moet de pleegzorg met zowel pleegouders als met de ouders samenwerken,hetgeen pleegzorg vanaf maart 2006 (A. B. en C. nu allen bij elkaar bij de pleegouders)

    nalaat t.o.v. de ouders. Ook de pleegzorg van de stichting Jeugdformaat sluit hierdoorde ouders buiten, evenals Jeugdzorg dit doet.

    Tt maart 2006 bestond de hulpverlening door Jeugdformaat pleegzorg uit, zoals de

    betreffende maatschappelijk werkster M.B. op 25.01.2007 telefonisch aan hulpverlener

    (van de ouders) JK meedeelde: Hoe kan ik jou, moeder, helpen inhoud te geven aan jemoederschap in het kleine stukje wat jou als moeder nog gelaten wordt?

    Plannen tot pogingen met betrekking tot het uitzetten van een terugkeertraject van de

    kinderen naar huis door maatschappelijk werkster M.B. van Jeugdformaat Pleegzorg die

    de ouders tot maart 2006 begeleidde, strandden door gebrek aan medewerking van degezinsvoogdes A. van T. van Jeugdzorg, zo zou M.B. aan de ouders hebben meegedeeld.

    Deze maatschappelijk werkster zou later telefonisch (25.01.2007)verklaren aan JK, nvan de hulpverleners van de ouders die in oktober 2006 in beeld kwamen, dat zij deindruk had dat er andere belangen speelden maar welke wist zij niet en: Jeugdzorg

    beslist alles. Zij had zich afgevraagd: Wat is het doel? Het doel werd niet helder

    zo verklaarde zij.

    Gedurende twee-en-een-half jaar wordt het de ouders verboden fotos te maken van hunkinderen en van henzelf met hun kinderen. (Dit verbod werd in maart 2007 stilzwijgend

    opgeheven nadat de ouders hierover hun beklag hadden ingediend bij de directie van

    Jeugdzorg). Het wordt hen nooit toegestaan in de buitenlucht te wandelen met hunkinderen, zij zijn steeds veroordeeld tot een tafel en wat kantoorstoelen in een klein

    kantoortje van Jeugdzorg Zoetermeer als zij hun kinderen ontmoeten. De gezinsvoogdesheeft een schema opgesteld waarin staat wat de ouders en de kinderen iedere vijftienminuten van dat ene uur in de vier weken moeten doen.

    De drie broers worden nooit samen getoond aan de ouders, zij worden verdeeld in 2 + 1,

    (de jongste zien zij vier keer per jaar gedurende n uur), waarschijnlijk met de bedoeling

    dat het gezin zich niet weer een gezin kan gaan voelen.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    7/22

    deel A7

    Gedurende het vierwekelijkse bezoek van n uur (door Jeugdzorg misleidend aan de

    rechtbank en in officile stukken steeds beschreven als ns in de drie weken) in het

    kantoortje van Jeugdzorg aan hun twee oudste kinderen, worden ouders en kinderenALTIJD (tot aan de thuisplaatsing van A. en B. in juli 2007 toe) geobserveerd via een

    one-way-mirror (doorkijkspiegel) vanuit de kamer ernaast door de gezinsvoogdes n,

    bijzonder vernederend, de twee pleegdames. Dit vindt plaats van maart 2006 tot juli2007. Een dergelijk lange tijdspanne van observatie zonder toestemming van de

    rechter is wettelijk verboden.

    (Voorheen, gedurende het verblijf van A. en B. in het observatiehuis Het Kompas, van

    april 2005 tot maart 2006 verzocht gezinsvoogdes A. van T. maatschappelijk werksterM.B. van Jeugdformaat pleegzorg de bezoeken van de ouders met A. en B. op video

    tape op te nemen. Nadat deze dit n keer gedaan had, heeft zij geweigerd dat nog een

    keer te doen daar zij dit een onnatuurlijke situatie vond, zo verklaarde zij in hettelefoongesprek met hulpverleenster JK d.d. 25.01.2007.)

    De bezoeken van de ouders aan A. en B. in Zoetermeer worden ook fgeluisterd d.m.v.

    een microfoon die strategisch staat opgesteld in de vorm van een grote telefoon op de

    tafel in het kantoortje van Jeugdzorg waar de ontmoetingen plaatsvinden. Het is deouders n de kinderen verboden Turks met elkaar te spreken, hetgeen enorme stress

    veroorzaakt daar de ouders slecht Nederlands spreken, bovendien is de eigen taal de taal

    van het hart hetgeen altijd naar voren komt in de emotionele omgang met eigen kinderen.Het wordt de kinderen verboden (zo zullen zij in juli 2007 bij thuiskomst verklaren) ook

    maar iets te vertellen over hun dagelijks leven of vragen van hun ouders over hun jongste

    broer C. te beantwoorden.

    De kinderen voelen zich als gevangenen, ze fluisteren hun ouders toe als deze hetkantoortje van Jeugdzorg binnenkomen: Niets vragen, niets zeggen.

    Officieel mogen de ouders, behalve in de week waarin het bezoek plaatsvindt, n keer

    per week naar de twee oudste kinderen bellen, maar veelal wordt de telefoon nietopgenomen door de pleegouders. (Hun hulpverleners MY en JK zijn hier meerdere kerengetuige van geweest op de afgesproken (maar niet door de pleegouders nagekomen

    want telefoon niet opgenomen) beltijd). Als er wl een gesprek tot stand komt en de

    kinderen een Turks woord gebruiken, horen de ouders de pleegouders op de achtergrondzeggen: Nederlands praten. (=Controle over hetgeen er gezegd wordt.) Dit leidt tot de

    nodige stress. Wanneer de ouders aan Jeugdzorg gezinsvoogdes A. van T. voorstellen dat

    de pleegouders zlf opbellen op het afgesproken tijdstip naar hen omdat de pleegouderssteeds beweren dat de ouders niet op de afgesproken tijd zouden opbellen, wordt op dit

    constructieve voorstel niet ingegaan.

    In de maanden juli n augustus 2006 worden de ouders de zeldzame bezoeken aan hunkinderen ontzegd: De pleegouders zouden met deze drie pleegkinderen waarvan er tweeleerplichtig zijn (!), twee maanden met vakantie zijn. (De schoolvakantie duurt zes

    weken). De jongste zoon C. krijgen zij gedurende de periode maart 2006-september 2006

    in het geheel niet te zien. (Brief Bureau Jeugdzorg aan kinderrechter d.d. 3 oktober 2006pagina 3).

    Ook verjaardagen van hun kinderen mogen de ouders nooit meebeleven, ook niet op een

    datum vlak voor of vlak na de verjaardag. Ook telefonisch contact op die dagen wordt, op

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    8/22

    deel A8

    n uitzondering na middels interventie van de advocaat op de verjaardag van A op 3

    december 2006 en dan nog met veel minachting naar de ouders toe, onmogelijk gemaakt.

    Ook op moederdag of vaderdag mogen de kinderen hen niet bellen, ook niet als deouders op de voicemail van de pleegouders hierom vragen op de bewuste dagen.

    Er wordt de ouders gedurende deze jaren NOOIT IETS VERTELD door Jeugdzorg over

    de ontwikkeling van hun kinderen, noch over hun hobbies, interesses of hun lichamelijkegesteldheid. (Het is een enorme schok voor de ouders wanneer A. en B. weer thuis komenin juli 2007 dat het zicht van een van beiden was verminderd tot 15% en 7%. Zij kregen

    dit te horen van de opticien bij een bezoek aan Eyewish in september 2007.) Het adres

    van de pleegouders wordt, zoals gezegd, geheimgehouden. De pleegouders vertelden dekinderen, zo meldden deze na thuiskomst in juli 2007, dat hun ouders aan de deur zouden

    komen en hen (de kinderen) zouden gaan slaan als zij (de kinderen)ooit het adres van de

    pleegouders aan hun ouders zouden vertellen tijdens dier spaarzame bezoeken.

    Gedurende al deze jaren worden de ouders geterroriseerd door gezinsvoogdes A. van T.en de pleegdames, ook door middel van het gezamenlijk de ouders altijd bij ieder bezoek

    observeren vanachter de one-way mirror (doorkijkspiegel) in het aangrenzende kamertje

    en het gezamenlijk afluisteren van hun gesprekken. Het idee dat hier mogelijk eenbelangenverstrengeling gezinsvoogdes-pleegouders speelt (want er is geen professionele

    afstand pleegouders t.a.v. de ouders) wordt gevoed door het feit dat de moeder van de

    kinderen, onopgemerkt zittend in de wachtkamer van Jeugdzorg, de pleegouders engezinsvoogdes met elkaar hoorde lachen en praten in een ruimte waarvan de deur

    openstond, waarbij een van hen opmerkte: Je moet niet zeggen dat wij vrienden zijn.

    Iemand van de receptie riep naar hen: A. (naam van de familie) is er, waarop degezinsvoogdes naar buiten kwam, een vuurrood hoofd kreeg en plotseling bijzonder

    aardig deed tegen de moeder van de kinderen, iets wat nooit voorkwam. Daarnaast

    verklaarde na thuiskomst in juli 2007 n van de kinderen dat een van de pleegouderswerkt bij een tehuis voor gehandicapte kinderen van de Stichting Jeugdformaat.

    Bovendien krijgen de pleegouders van Jeugdzorg al deze jaren alle dossiers te lezen over

    de ouders en hun kinderen, hetgeen eveneens duidt op niet professionele begeleiding van

    de pleegouders. Wettelijk is het zo dat pleegouders geen recht hebben op inzage in dedossiers van het pleegkind en zijn ouders, TENZIJ ZIJ DAARVOOR TOESTEMMING

    HEBBEN GEKREGEN.

    Jeugdzorg verleent nooit enige hulp aan de ouders bij de opvoeding van de kinderen in

    al die jaren, hetgeen wettelijk voorgeschreven is bij en ook het doel van eenondertoezichtstelling. Integendeel: Doordat zij buitengesloten worden en van hun

    kinderen worden gescheiden door Jeugdzorg, kunnen zij geen opvoeders meer zijn. Op

    n huisbezoek aan de ouders na met een collega van haar, in het verre verleden, waarop

    werd aangedrongen door de moeder van de kinderen, is gezinsvoogdes A. van T. nooit ophuisbezoek geweest. Op 25 september 2007 zal A.van T. via rapportage van

    gezinsvoogdes K.W. aan de rechtbank laten verklaren dat zij niet mocht binnenkomen bijde ouders, terwijl met name de moeder hier herhaaldelijk om heeft gevraagd. Dat dit weer

    leugen nummer zoveel is blijkt uit een brief van de directeur van Jeugdzorg aan de ouders

    d.d. 22 februari 2007 in antwoord op een brief van de ouders aan hem d.d. 5 januari 2007waarin zij zich erover beklagen dat A. van T. hen nooit een huisbezoek heeft gebracht.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    9/22

    deel A9

    De directeur schrijft:De gezinsvoogd is eenmalig in uw vorige woning op huisbezoek

    geweest. De overige gesprekken hebben plaats gevonden op kantoor.

    Wanneer de ouders C. bezoeken gedurende het ene uur per drie maanden zitten de oudersin een kantoortje van Jeugdzorg met hun jongste zoon, de twee pleegouders en de

    gezinsvoogdes. Dus: Vijf volwassenen rond dit jongetje. C. zegt: Daar is papa. Als

    moeder zegt: Ja, dat is papa en, wijzend op zichzelf: Ik ben mama, antwoordt de peuter:Nee, dat is mama en wijst op de twee dames. Dit kind wordt dus voorgehouden dat hijgeboren is uit zijn vader en twee andere vrouwen.

    De hard werkende ouders, werkzaam in de tuinbouw, worden gedwongen zich zwaar in

    de schulden te steken voor rechtszaken teneinde hun kinderen terug te krijgen, maarworden genegeerd door het systeem. De rechters vertrouwen blindelings op de adviezen

    en rapporten van autoriteit Jeugdzorg. De ouders worden door het systeem genegeerd.

    In oktober 2006 wordt door derden aan een van oorsprong Turks geestelijk verzorger,

    M.Y., een rapport overhandigd betreffende deze zaak, (d.d. 3 oktober 2006) geschrevendoor het Bureau Jeugdzorg Haaglanden aan de kinderrechter ten behoeve van een

    rechtszitting in november 2006. M.Y. op zijn beurt overhandigt dit rapport aan J.K., eenmaatschappelijk werkster met beroepsmatig veel ervaring in het werken met ouders en

    kinderen in opvoedingssituaties, ook in samenhang met justitie. (Onder andere vijf jaarwerkzaam geweest als maatschappelijk werkster bij de Raad voor de

    Kinderbescherming). In de beschrijving van het gedrag van C. in de rapportage door

    Jeugdzorg, na de uithuisplaatsing door Jeugdzorg in december 2004 herkent zijonmiddellijk de symptomen van verbroken symbiose door scheiding van de moeder.

    Deze symptomen zoals afgesloten zijn, niet reageren, doof lijken te zijn, zachtjes

    bijna onhoorbaar huilen, worden veroorzaakt door het, na wanhopig huilen hierom,

    zich totaal verlaten voelen door de moeder die niet meer komt. (Naderhand zal

    blijken dat deze symptomen nog niet bestonden na de val bij opname in het ziekenhuis

    want C. reageerde daar alert en actief, (Brief Julianakinderziekenhuis 17.12.2004 pagina1) dronk goed bij zijn moeder en speelde met haar gezicht en haar borst. Vanuit haar

    ervaring bij de Raad komt daarnaast de inhoud van het rapport van het

    BureauJeugdzorg Haaglanden op haar over alsof het hier een adoptiezaak betreft.

    Na het rapport gelezen te hebben, besluiten zij en de Heer M.Y. een gesprek met deouders aan te gaan daar hun visie of uitleg nauwelijks uit de gegevens van Jeugdzorg

    doorklinkt.

    Via de (nieuwe) advocaat van de ouders zullen zij toegang krijgen tot belangrijke

    informatie van verschillende autoriteiten:

    Het blijkt dat A. en B. zes weken nadat zij uit huis zijn geplaatst op 24 december 2004,

    op 5 februari 2005op schriftelijk verzoek van gezinsvoogdes A. van T. (deantwoordbrieven van de betreffende arts verwijzen daar ook naar en zijn ook aan haar

    gericht) zijn onderzocht door een arts van het Julianakinderziekenhuis (JKZ). In tweeafzonderlijke brieven d.d. 14 maart 2005 betreffende de jongens schrijft deze arts dat,

    behalve een litteken veroorzaakt door laparotomie en decubitus in 2002 (operatie in het

    ziekenhuis) op het lichaam van A. geen extremiteiten zijn gevonden, met name geenhuidafwijkingen of blauwe plekken.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    10/22

    deel A10

    En met betrekking tot B.: Geen bijzonderheden, met name geen huidafwijkingen of

    hematomen.

    Niettemin rapporteert gezinsvoogdes A. van T. die deze brieven persoonlijk heeftontvangen daar zij aan haar zijn geadresseerd, verschillende keren in verschillende

    rapporten n ontvangst van deze brieven aan de rechtbank dat zij zich afvraagt waar de

    vele littekens op de lichamen van Arif en Halil vandaan komen. (De beide brieven vande arts werden door Jeugdzorg/A.v.T. onthouden aan de rechtbank en aan de

    ouders.)

    Een brief van het Julianakinderziekenhuis (JKZ) d.d. 17 december 2004 betreffende de

    reden van opname (trauma capitis) na de val uit de reiswieg betreffende C. blijkt m.b.t.het aanvullend onderzoek aan de hand van fotos vol vermoedens te staan over de staat

    van het skelet van C. welke vermoedens verder op in de brief sterke vermoedens

    worden en aan het eind van de brief zonder enige toevoeging plotseling feiten worden.

    (Op basis van de inhoud van deze brief werd C. van zijn ouders afgenomen).

    Maatschappelijk werkster J.K. consulteert op 6 april 2007 een neuroloog over de inhoud

    van deze brief, (hier zitten de fotos dus niet bij.) waarbij zij hem een kopie van dezebrief van het JKZ d.d. 17 december 2004 overhandigt welke zij hem ter beoordeling

    voorlegt. Tevens toont zij hem hierbij een brief van het JKZ d.d. 1 februari 2005

    betreffende C betreffende de periode opname van C. in het JKZ d.d. 24 juli 2004 24september 2004 in verband met vroeggeboorte).

    In zijn antwoord per brief d.d. 23 april 2007 vraagt deze arts zich af hoe waarschijnlijk

    het is dat de ouders een kind, dat geboren wordt met een uitgesproken kinderwens,

    (I.V.F.) zouden mishandelen. Met betrekking tot de brief van het JKZ. d.d. 17 december2004 concludeert hij: Het gaat allemaal om verdenkingen, geen bewijzen en al helemaal

    niet om anamnestisch bewezen asociaal gedrag van of mishandeling door de ouders. en

    Al met al is het mijns inziens zeer de vraag of je op basis van de bevindingen van defotos kunt concluderen of er bij C. sprake is geweest van Battered Child syndrome. Het

    lijkt deze arts zinvol dat de fotos opnieuw beoordeeld worden door een andere radioloog

    liefst in een ander ziekenhuis. Vanzelfsprekend moet het dan gaan om een radioloog

    met ervaring met kinderen.

    Jeugdzorg blijft de ouders beschuldigen van kindermishandeling van baby C. Zelfs

    tijdens de rechtszitting van 1 mei 2007 spreekt gezinsvoogdes A. van T. over

    gebroken botten, dit ondanks het feit dat op 25 april 2007 de ouders per post

    tussen de stukken van Jeugdzorg aan de rechtbank voor de zitting van l mei 2007

    een forensisch pediatrisch dossier toegestuurd krijgen wat gedateerd is op mei

    2005 (!) geschreven door medewerker R.A.C. B. , forensisch geneeskundige

    /consulent forensische pediatrie van Forum Educatief/NFI, Centrum voorforensische geneeskunde en gedragswetenschappen in Utrecht wat de zaak

    onderzocht blijkt te hebben. Bijgesloten is een bestaand rapport d.d. 4 januari 2006

    (!) van een KINDERRADIOLOOG genaamd dr. S. R. van het Academisch

    Ziekenhuis in Maastricht die vragen beantwoordt opgesteld door R.A.C. B. van

    Forum Educatief/NFI met betrekking tot de skeletfotos en de MRI-scan hersenen

    d.d. december 2004 welke vragen kinderradioloog dr.S.R. beantwoordt met te

    schrijven dat hij, na de fotos van december 2004 betreffende C. onderzocht te

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    11/22

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    12/22

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    13/22

    deel A13

    Doelbewust, gesteund door haar niet professioneel opererende collegas van Jeugdzorg,

    de pleegzorg en de pleegouders in deze zaak, vervreemdt A. van T. systematisch C. van

    zijn ouders, zoals zij dit ook doet met betrekking tot de twee oudste jongens A. en B.

    Door de ouders als criminelen te behandelen (niet aflatende observatie vanachter de

    one- way-mirror samen met de pleegouders/alle gesprekken tussen ouders en de

    oudste twee kinderen afluisteren/de ouders nooit met hun oudste twee kinderennoch met hun jongste kind onbespied als gezin onder elkaar laten zijn, kortom hen

    niet toestaan om op humane wijze omgang met hun kinderen te hebben), poogden

    zij de voorgenomen diefstal van C. te legaliseren. Om hun eigen intenties te

    verhullen werden de ouders als zondebokken gebruikt. IN HUN

    VOORTDURENDE VERWEER HIERTEGEN VOERDEN DE OUDERS EEN

    BIJKANS VERLOREN STRIJD.

    Het is bekend dat het moeilijk is voor homoseksuele paren kinderen te adopteren in

    verband met de bijzondere aard van hun relatie. Daarnaast zijn er weinig kinderen

    beschikbaar voor adoptie: Veel landen hebben hun grenzen gesloten voor adoptie door

    het buitenland van hun kinderen en uit publicaties blijkt dat de meeste ouders die hunkind ter adoptie afstaan, kiezen voor opname in een traditioneel gezin.

    M.Y. en J.K., de hulpverleners van de ouders sinds oktober 2006, rapporteren steeds hun

    bevindingen in hun hoedanigheid van informanten aan de rechtbank; onder andere

    schrijven zij een verslag plus een supplement, beide met bijlagen, op respectievelijk 20maart 2007 en op 17 april 2007 genaamd:

    Nalatigheden, malversaties en oneerlijkheden in de hulpverlening van Bureau

    Jeugdzorg Haaglanden in de zaak van de kinderen A. gedurende de periode

    december 2004 tot heden (= 20 maart 2007/17 april 2007) .

    Bij het ter perse gaan van het rapport d.d. 20 maart 2007 en het supplement d.d. 17 april

    2007 hebben zij nog geen weet van het door Jeugdzorg aan ouders en rechtbankonthouden forensisch pediatrisch dossier van Forum Educatief /NFI en de eveneens

    aan hen onthouden bevindingen van kinderradioloog dr. S. R. uit Maastricht waaruit hun

    onschuld blijkt. Op 27 april 2007 sturen zij aan de kinderrechter de brief van de door hengeconsulteerde neuroloog d.d. 23 april 2007 (die op dat moment nog niet bekend was met

    het bestaan van de genoemde dossiers )en zijn e-mail d.d. 26 april 2007 (n.a.v. het

    inmiddels opgedoken verslag van dr. S.R.)met verwijzing naar het bestaan van de door

    Jeugdzorg achtergehouden dossiers.

    Bij de rechtszitting op 19 juni 2007 is de consequentie van de beslissing t.a.v A. en B.

    van de meervoudige kamer van de rechtbank dat zij vanaf 23 juli 2007 niet langer

    uit huis geplaatst zullen zijn. Met betrekking tot de positie van C. vermeldt de

    meervoudige kamer van de rechtbank: De komende maanden zal onderzocht

    moeten worden of een teruggaan naar zijn ouders nog in zijn belang is.

    Op 12 juli 2007 gaat Jeugdzorg in hoger beroep tegen de beslissing dat A. en B. weernaar huis mogen gaan. Het besluit van de rechtbank d.d. 19 juni 2007 wordt tijdens de

    zitting van dit hoger beroep bevestigd door het Gerechtshof op 12 juli 2007, dit tot grote

    ergernis van Jeugdzorg.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    14/22

    deel A14

    (Voor meer informatie zie de bijlage: Zaak A. betreffende de rechtszittingen d.d. 10

    mei 2005 tot en met 18 december 2007 en het handelen van het Bureau Jeugdzorg

    Haaglanden c.s. daarbij.)

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    15/22

    deel A15

    Op 23 juli 2007 komen A. en B. thuis.

    Zij vertellen dat de pleegouders hen steeds verboden hebben ook maar iets te vertellen

    aan hun ouders gedurende hun zeldzame bezoeken aan hen, dat het hen verboden was hetdoor hun ouders meegebrachte voedsel te eten, dat, nadat de rechtbank had uitgesproken

    dat zij naar huis mochten, de pleegouders hen hadden gezegd dat hun ouders hen zeker

    zouden gaan slaan, dat zij hen niet konden garanderen dat zij dat niet zouden doen en dathun ouders erg boos zouden zijn dat zij geen Turks meer spraken. De kinderen werden

    bang. A. huilde en zij vroegen hem: Wil je een brief aan de kinderrechter schrijven?

    Dat deed hij. Hij schreef dat hij bang was om naar huis te gaan, dat hij bang was dat zijnmoeder hem zou gaan slaan en dat hij van huis weg zou lopen als hij naar huis moest.

    Deze brief werd als trofee gebruikt door Jeugdzorg bij haar hoger beroep op 12 juli 2007

    en nog steeds in verdere rapportage.

    Door dit onverantwoordelijke gedrag van de pleegouders en Jeugdzorg, ondermijnden

    dezen het gezag van de ouders en pleegden zij karaktermoord op hen, hetgeen bijthuiskomst tot een vertrouwenscrisis leidde tussen met name B en zijn ouders, van B. uit

    gezien. (Als hij iets niet mocht riep hij: Sla dan! Sla! Sla! Sla!)

    A. vertelde dat een van de pleegouders hem ooit had gezegd, naar aanleiding van een

    geval van mishandeling van een jongen door diens moeder: Die moeder slaat haar kindk bont en blauw, net als jouw moeder. A.: Ik schrok maar ik durfde niet te zeggen

    dat het niet zo was. (A. was net zeven jaar toen hij werd weggehaald door Jeugdzorg, hij

    had dus bewuste herinneringen aan zijn moeder.)

    De jongens vertelden dat er, in de periode van hun afscheid bij de pleegouders, een nieuw

    pleegkind in het pleeggezin kwam: Een jongen. In aanwezigheid van A. en B. zeiden de

    dames tegen hun broertje C., inmiddels een peuter van drie jaar, wijzend op de

    betreffende jongen: Dit is jouw ECHTE broer. De beide jongens zijn erg in de warhierdoor. Zij waren bang om de waarheid aan hun broertje te vertellen in het bijzijn van

    de pleegouders. Zij hebben hier gewetensproblemen over. Zij huilen dikwijls om hetgemis van C.

    De pleegouders vertelden hen dat zij niet van mannen hielden. Een volwassene kan dit ineen context plaatsen, een kind niet. Voor de jongens was dit een klap in hun gezicht, daar

    zij zelf kleine mannen zijn. Dat zij hierdoor onzeker zijn wordt gellustreerd door de

    opmerking van B.: Later word ik een meisje (= want dan houden ze van me.)

    De pleegouders hielden bijna al hun speelgoed achter: Dat is voorde andere kinderen.

    Speelgoed dat hen was gegeven als geschenk (verjaardag, Sint Nicolaas) wat de kinderen

    kunnen beschrijven en waarover zij kunnen vertellen van wie zij het hebben gekregen,

    wordt door Jeugdzorg benoemd tot: cadeaus in de beleving van de kinderen. Hun

    winterjassen moesten zij achterlaten, alleen hun zomerjacks mochten zij meenemen,terwijl deze pleegouders voor deze drie kinderen een maandelijkse toelage ontvingen van

    Euro 1500.belastingvrij. Kleding die de ouders voor de kinderen meebrachten tijdenshun spaarzame bezoeken aan hen werd nooit gedragen en meteen weggegeven door de

    pleegouders (geen spoor van binding met de ouders!).

    B. mocht niet aan zijn vriendjes in Zoetermeer laten weten dat hij daar van school ging

    doordat hij weer thuis ging wonen. Naar huis gaan moest helemaal geheim gehouden

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    16/22

    deel A16

    worden. Hij mocht ook niet uitdelen. (Ten teken van afscheid.) Voor A. speelde dat

    minder daar hij op een speciale school in den Haag bleek te zitten in de directe omgeving

    van zijn ouderlijk huis, welke hij ook bij de thuisplaatsing zou blijven bezoeken.

    Hoewel de ouders daar bij Jeugdzorg om hadden verzocht, kregen de kinderen ook geen

    adressen of telefoonnummers van vriendjes mee naar huis.

    De ouders hadden aan Jeugdzorg voorgesteld dat de pleegouders de beide jongens nog

    een tweetal keren zouden bezoeken in het ouderlijk huis na thuisplaatsing, hier is echternooit op in gegaan.

    B. die nog net geen vier jaar was toen hij uit huis werd gehaald door Jeugdzorg, kan bij

    thuiskomst geen Turks meer praten met zijn uitgebreide Turkse familie in den Haag, de

    internationale stad van recht, vrede en veiligheid.

    Op herhaald verzoek van de ouders wordt uiteindelijk op 1 mei 2007 gezinsvoogdes A.van T. vervangen door een nieuwe gezinsvoogdes K.W. De indruk wordt gewekt dat A.

    van T. nog wel degelijk een rol speelt op de achtergrond.

    Aanvankelijk hadden de kinderen na thuiskomst moeite met slapen, ze waren bang dat zeweer bij hun ouders weg moesten. Dit uitte zich door geregeld s nachts wakker wordenen om hun ouders roepen. Met name B. is bang dat Jeugdzorg hem weer zal komen

    weghalen. Als hij langs de kant van de weg in een stilstaande auto iemand ziet zitten is

    hij bang dat het iemand van Jeugdzorg is die hem mee wil nemen. (Toen hij nog net geenvier jaar jong op barbaarse wijze (alle kleding van hem en A. werd ter plaatse door

    Jeugdzorg uit de kast gerukt) totaal onvoorbereid uit huis werd gehaald in 2004 moest

    hij met een vreemde mevrouw van Jeugdzorg mee in een gereedstaande auto. Hij klamptezich vast aan zijn moeder, gilde en draaide zich in haar rokken. Zijn moeder mocht niet

    bij hem in de auto plaatsnemen. Hij was volkomen in shock).

    B. voelde zich in september 2007 eenzaam op zijn nieuwe school in den Haag. Dankzij

    Jeugdzorg bezoekt hij nu zijn vierde school. (Eerst de school bij het crisispleeggezin,toen de school bij Het Kompas, toen de school bij de pleegouders in Zoetermeer, en nu

    dus de school bij zijn ouderlijk huis). Hij miste zijn vriendje van de school in Zoetermeer.

    Op goed geluk (want: geen adres meegekregen van de pleegouders) is men met Halil inde auto naar Zoetermeer gereden waar men op zijn aanwijzingen zijn vriendje vond

    waardoor hij hem weer heeft kunnen ontmoeten.

    Beide jongens A. en B. missen hun broer C. Ze huilen vaak om hem. Hij is altijd in hun

    gedachten en in hun hart en in dat van de ouders. Ouders en kinderen spreken veel metelkaar over C. Het gezin voelt zich incompleet. Er is altijd een leegte door de afwezigheid

    van de Benjamin.

    Op 13 september 2007 vond een bezoek aan C. plaats met A, B en de ouders op hetkantoor van Bureau Jeugdzorg in den Haag. Namens Jeugdzorg was er mevr. T. v.d. P.van de Stichting Jeugdformaat die het bezoek zou observeren en een stagiaire. De

    pleegouders zouden deze keer niet aanwezig zijn. Van de kant van de hulpverleners van

    de ouders mocht niemand meekomen van gezinsvoogdes K.W. hetgeen bij voorbaat eeneenzijdige observatie en interpretatie oplevert. (Wanneer er anderen meekomen

    naar de bezoekregeling zal de bezoekregeling worden gestopt. Brief Jeugdzorg d.d.

    7 september 2007 aan de ouders en: De omgangsregeling zal een uur duren en

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    17/22

    deel A17

    daarna zullen mevrouw G. en meneer A. (= de ouders) zelf vertrekken. Zij moeten

    dus C. in de steek laten. (Voorheen vertrok C. als eerste na het driemaandelijkse

    bezoekuur).

    In de na dit bezoek volgende rapportage van mevr. T.v.d.P. van Jeugdformaat (Stichting

    Jeugdformaat deelverslag C. d.d. 22 oktober 2007) worden vier regels aan dit bezoek

    gewijd met de bekende verwijten dat C. veel wordt opgetild en vastgehouden, dat deouders hem nauwelijks met rust laten en er veel lichamelijk contact is.

    Uit het gesprek van hun hulpverleners met de ouders en hun zonen A. en B. meteen na dit

    bezoek (13 september 2007)blijkt dat de moeder tijdens het bezoek in het kantoortje van

    Jeugdzorg de eerste tien minuten op haar stoel bleef zitten om C., die angstigbinnenkwam, de tijd te geven te wennen en ook doordat zij zich door verdriet overmand

    voelde toen zij hem zag. Het gezin had met de bal gespeeld die het mee had gebracht en

    met de bellenblaas. Na aanvankelijke terughoudendheid verloor C. deze. Hij speelde

    vrolijk mee bij de schommel in het tuintje waar men korte tijd vertoefde.

    Op het einde van het bezoek gaat C. mama knuffelen, speelt met haar gezicht, wil bij haar

    zijn. Bij het opruimen rond het vertrek vraagt hij: Gaan we weg? Mama antwoordtbevestigend. Hij loopt voor de anderen uit naar de deur. Mevr. T. v.d. P. zegt: nee, nee

    en pakt hem vast. C. kijkt bedroefd omdat hij niet mee mag. (Verslag van dehulpverleners van de ouders: Horen, Zien en Niet Zwijgen d.d. 15 november 2007

    paginas 22 t/m 25.)

    Mevr. T.v.d. P. van Stichting Jeugdformaat (Deelverslag betreffende C. d.d. 22 oktober2007) rapporteert dat C. de dag na het bezoekuit zijn doen was, veel huilde en

    problemen had met slapen. Om het minste of geringste barstte hij in tranen uit. Soms

    was het wat gesnik, maar soms ook kwam het van heel diep en was ontroostbaar. C.

    wilde die week niet naar de peuterspeelzaal en naar fysiotherapie terwijl hij dat normaalleuk vindt. Hij moest bij de fysiotherapie letterlijk over de drempel heen geholpen

    worden en hij was tijdens de therapie veel onzekerder over zichzelf dan normaal. En:Concluderend kan er gesteld worden dat contact tussen C. en zijn ouders in eennegatieve zin veel impact op C. hebben aldus letterlijk de rapportage van mevr. v.d. P.

    Niet onderkend wordt hier de voortdurende re-activering van het trauma van het

    meedogenloos afgescheiden zijn geworden van de borstvoedende moeder in 2004 door

    het ontmoeten van de moeder in het heden en het nieuwe verdriet wat daar bovenop komtdoor het nu weer afscheid moeten nemen van de moeder na een bezoek. Dit trauma kan

    alleen geheeld worden onder goede begeleiding van een coach die moeder en kind bij

    elkaar brengt en de pleegouders coacht in de overdracht van dit kindje terug naar zijnmoeder.

    Het verdriet baant zich een weg: Ontroostbaar, soms kwam het van heel diep, om hetminste of geringste barstte hij in tranen uit.

    C, inmiddels drie jaar, kan zich niet verwoorden. Hij kan zich alleen uiten door zijn

    emoties. Jeugdzorg/Jeugdformaat staat niet stil bij zijn gevoelens, die worden door

    deze instanties weggerationaliseerd, hetgeen onder ander uit het volgende moge

    blijken:

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    18/22

    deel A18

    In haar rapportage d.d. 16 oktober 2007 (deelverslag betreffende kind A., pagina 2)

    schrijft mevr. T.v.d.P.van de Stichting Jeugdformaat: De band met zijn twee broertjes

    (B. en C. dus) is in de afgelopen periode hechter geworden.

    In haar rapport d.d. 16 oktober 2007 (deelverslag betreffende het tweede kind B. pagina

    1) schrijft mevr. T.v.d. P.: De band met zijn broer (=A) en broertje (=C) is in de

    afgelopen periode hechter geworden

    ALS EEN BAND HECHTER WORDT, IS DAT MEESTAL WEDERZIJDS, ANDERSIS ER GEEN BAND.

    Echter, op 22 oktober 2007 (zes dagen later dus) schrijft mevr. T.v.d.P. met betrekking

    tot kind C. (deelverslag C. pagina 2): Afgelopen zomer zijn C. zijn twee broers terug

    geplaatst bij zijn ouders. C. HEEFT OP EEN GOEDE MANIER AFSCHEID VAN ZEGENOMEN. HET IS NIET TE MERKEN AAN C. DAT HIJ ZIJN BROERS MIST.

    HET IS TWIJFELACHTIG OF C. EEN BAND HEEFT OPGEBOUWD MET ZIJN

    BROERS.

    Vervolgens: Er zijn de afgelopen periode twee nieuwe pleegkinderen in het pleeggezin

    komen wonen. Een pleegkind heeft vroeger, (toen C. nog een babytje was) al eerder inhet pleeggezin gwoond. C. was erg blij dat zijn pleegbroer er weer was. C. heeft een

    band opgebouwd met hem. Interessant dat C. zijn pleegbroer (door de pleegouders inhet bijzijn van A. en B. je ECHTE broer genoemd) nog herkent vanuit zijn babytijd, en

    ook nog binnen drie maanden een band met hem heeft opgebouwd (wat kan), maar niet

    (twijfelachtig genoemd) een band heeft opgebouwd met zijn twee broers die vijftienmaanden met hem onder hetzelfde dak woonden en waarover bij beiden gerapporteerd

    werd: De band met zijn broer (A/B) en broertje is in de afgelopen periode hechter

    geworden. Waarschijnlijk rapporteert men dit om zo de weg te bereiden naar het

    aannemelijk maken van een definitieve scheiding van de kinderen, door het niet

    meer terug willen geven van de jongste zoon aan zijn ouders, waar Jeugdzorg op uit

    is. Daarnaast gaat men voorbij aan het verdriet wat C. laat zien na het bezoek vanzijn ouders en zijn broers aan hem.

    Uit het verslag gedragsvragenlijsten d.d. november 2007 van Bureau Jeugdzorg

    betreffende C. komt naar voren dat C. zijn eigen spullen vernielt. Dit is destructieve

    agressiviteit die laat zien dat dit kind met hevige agressies zit ten gevolge van de

    verstoorde symbiose met zijn moeder (en waarschijnlijk ook ten gevolge van deemotionele verwarring waarin hij door Jeugdzorg en pleegouders gedoemd wordt te

    leven) welk agressie vernielend gericht wordt tegen zijn eigen speelgoed (en mogelijk

    ook tegen zichzelf.)

    Voorts rapporteert mevr. T.v.d. P. van de Stichting Jeugdformaat op 5 november 2007 in

    haar brief aan de rechtbank op pagina 1: In eerste instantie dacht men dat C. doofwas ten gevolge van eerder opgelopen trauma en: C. reageerde in de loop der tijd

    steeds meer op geluiden om hem heen. De oorzaak van zijn doofheid van dat

    moment is niet vastgesteld.

    Het doof lijken is n van de symptomen van verbroken symbiose: Het is het, na

    aanvankelijk langdurig ontroostbaar te zijn geweest ten gevolge van de meedogenloze

    scheiding van de hem reeds vijf maanden voedende moeder die op zijn huilen niet meer

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    19/22

    deel A19

    reageert (= in dit geval niet meer terugkomt omdat Jeugdzorg dat verbiedt), zich in

    zichzelf terugtrekken van de baby door de wereld buiten te sluiten.

    C. kwam na de val uit de reiswieg in het ziekenhuis binnen als een reactieve en alertebaby toen hij daar door zijn moeder werd gebracht. Hij was niet afgesloten, apathisch of

    dooflijkend. (Brief Julianakinderziekenhuis 17 december 2004 pagina 1). Inderdaad was

    C. doof tengevolge van eerder opgelopen trauma zoals Jeugdzorg vermoedde: Hettrauma van de verbroken symbiose.

    De OVERDRACHT door Jeugdzorg bij de thuisplaatsing van A. en B. liet alles te

    wensen over. NIETS werd medegedeeld over de deplorabele staat van het zicht van een

    van de kinderen, welke de moeder via een bezoek aan Eye-wish in september 2007moest vernemen. Dat deze jongen een ernstige oogaandoening heeft is gedurende de 2

    jaar dat deze jongen door Jeugdzorg uit huis was geplaatst, nooit aan de ouders

    medegedeeld door Jeugdzorg (Zijn zicht is 15% en 7%). De jongen bleek onder

    begeleiding te staan van VISIO een organisatie die mensen met een verminderdgezichtsvermogen begeleidt. Niets werd over deze organisatie of over wat deze behelsde

    door Jeugdzorg aan de ouders medegedeeld. Na heel veel moeite hebben de ouders een

    en ander kunnen uitvinden. Jeugdzorg gaf ook aanvankelijk geen adressen van oogarts ofVisio. Na herhaald vragen en een brief hunnerzijds aan Jeugdzorg d.d. 15 september

    2007, werd pas op 21 september 2007 (poststempel 21 september 2007, antwoordbrief

    van Jeugdzorg gedateerd op 21 augustus 2007) door Jeugdzorg het adres van Visiogegeven maar nog steeds niet van de oogarts waar de ouders al vanaf 31 juli 2007 om

    vroegen. Ook is de ouders niets verteld over de ontwikkeling van hun kinderen in de

    afgelopen 2 jaar. Van C. weten ze ook helemaal NIETS. Wanneer ze naar hem vragenzegt de huidige gezinsvoogdes evenals haar voorgangster Het gaat goed en zwijgt

    voorts in alle talen. (En zo gaat dat al drie jaar lang). Over inlevingsvermogen gesproken.

    De nieuwe gezinsvoogdes K.W. sprak steeds in algemeenheden en vergat geregeld zaken

    waar de ouders om vroegen. Ook bleek zij een bepaalde procedure niet te kunnenuitleggen, terwijl zij er wel over sprak. (Indicatie samenwerking rechtbank). Toen de

    ouders na 23 juli 2007 en 5 september 2007 een derde gesprek met gezinsvoogdes K.W.

    zouden hebben op 17 oktober 2007, hebben zij haar tijdens dat gesprek verklaard, gezien

    de inhoud van de rapportage van Jeugdzorg aan de rechtbank d.d. 25 september

    2007 met daarin vermeld, ondanks bij rechtzittingen op 19 juni 2007 en 12 juli 2007 via

    rapportage en rapporten aangeleverde bewijzen van het tegendeel, herhaling van alle

    laster en leugens betreffende hen met daaraan toegevoegd nieuwe leugens en

    verdachtmakingen, dat zij haar op dat moment niets meer te zeggen hadden en zij

    zich met de rechtbank zouden verstaan hierover.

    Na de thuisplaatsing van A. en B. legden de ouders samen met hun hulpverleners

    CONTACT MET DE SCHOLEN VAN DE KINDEREN, waarbij de hulpverleners descholen informeerden dat de ouders deze kinderen niet mishandeld hadden. Deze

    mededeling was noodzakelijk omdat de ouders recht gedaan moest worden en hij de

    zienswijze van de leerkrachten op de ouders bepaalt in het contact met de school. Dat

    Jeugdzorg tot aan de scholen doorging met haar verdachtmakingen van

    verwaarlozing en kindermishandeling nadat de oudste twee kinderen op 23 juli 2007

    weer thuis waren komen wonen, blijkt uit het feit dat aan B. in het begin van hetschooljaar veelvuldig gevraagd werd: Heeft je moeder je geslagen? (Reactie van B.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    20/22

    deel A20

    thuis: Waarom vraagt juffrouw dat?) en het controlerend vragen aan A. waarom hij

    naar de dokter moest als hij deze had bezocht, het constant op een controlerende manier

    naar de situatie thuis informeren en het alles negatief uitleggen wat de thuissituatiebetreft.. Als A. een keer chagrijnig is: Ik zie precies aan hem wanneer er thuis wat

    gebeurd is. Beide kinderen lijden hieronder: De school is geen fijne plaats om naar toe te

    gaan. Een gevangenis. Tralies voor de ramen zoals een van hen het uitdrukte.Contacten met de school van een van de jongens kwamen erop neer dat zijn moeder

    tijdens de niet reguliere besprekingen (= gesprekken buien de standaard gesprekken

    om) zoals de school het noemt, steeds weer in de beklaagdenbank werd gezet (zondebok)waarbij de gesprekken met leerkracht, schoolbegeleider en verpleegkundige waren als

    politieverhoren waarvan voor de betreffende rechercheurs de feiten al bij voorbaat

    vaststonden. Zo deelde de verpleegkundige van de school in commissie met deverpleegkundige van het Julianakinderziekenhuis iedere keer mede dat de

    bloedsuikerwaardes van het betreffende kind steeds niet in orde waren, terwijl uit

    computer-metingen over de diverse periodes van de ditiste uit het ziekenhuis, welke

    objectief zijn en ook nog eens door de specialist bevestigd werden, bleek dat er over

    iedere periode een heel goed gemiddelde was.(Gesprekken met ditiste Y.Th.Julianakinderziekenhuis 30.10.2007 en 29.01.2008).

    Om al deze redenen hebben de hulpverleners, die hiermee werden geconfronteerd, deouders geadviseerd alleen nog naar de rapportbesprekingen te gaan en naar de jaarlijkse

    leerlingbespreking voor wat dit kind betreft. Uit de rapportage van deze school aan de

    rechtbank in december 2007 kan men concluderen dat deze besprekingen vielen in de

    categorie Alles wat u zegt kan tegen u gebruikt worden/vervormd worden.

    Open communicatie, en dus samenwerking, met zowel Jeugdzorg als de scholen blijkt

    niet mogelijk te zijn daar alles gebaseerd is op n doel waaraan alles door Jeugdzorg

    ondergeschikt wordt gemaakt: Het niet willen teruggeven van het jongste kind aan deouders. Waar oneerlijkheid is, kan geen sprake zijn van vertrouwen.

    Dan hebben de ouders nog te maken met een specialist die zonder hiervoor toestemming

    aan de ouders te vragen, de ouders die de ouderlijke macht over de kinderen hebben, in

    de zomer van 2007 (bloedafname op 24 juli 2007, een dag nadat de kinderen weer thuiswoonden) een DNA-test heeft laten verrichten naar een van de kinderen. Daarnaast heeft

    hij de uitslag van dit onderzoek, door hem naar de ouders toe bloedonderzoek

    genoemd, ondanks smeken van de moeder om dit niet te doen, (daar zij bang was dat

    Jeugdzorg dit weer zou aangrijpen als reden om het jongste kind niet terug te geven) perbrief aan gezinsvoogdes K.W. van Bureau Jeugdzorg kenbaar gemaakt. Uit deze brief

    aan Jeugdzorg (waarvan de arts de ouders geen kopie stuurde) , die tussen de stukken

    van Jeugdzorg aan de rechtbank zat voor de zitting van 27 november 2007,

    vernamen de ouders dat het hier een DNA-onderzoek betrof. De betreffende brief isop 6 november 2007 door deze arts geschreven; de dag waarop hij met de ouders over de

    uitslag van dit bloedonderzoek sprak en hij zei dat hij deze uitslag aan Jeugdzorg i.c.gezinsvoogdes mevr. K.W.zou gaan schrijven: Inmiddels hebben wij recentelijk

    bericht ontvangen dat de DNA test inderdaad op de daarvoor geigende plaats een

    mutatie vertoont, die de diagnose bevestigt. zo schrijft deze arts aan Jeugdzorg. In deeed van Hippocrates die iedere arts moet afleggen, staat onder andere: Ik zal geheim

    houden wat mij is toevertrouwd en Ik luister en zal hen goed inlichten.

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    21/22

    deel A21

    Uiteraard wordt een en ander gebruikt m.b.t. de zaak rond het (niet willen) teruggeven

    van C. aan de ouders. De specialist schrijft aan Jeugdzorg (en dus aan de rechtbank):

    Een zorg en aandachtspunt voor ons blijven de opvoedkundige aspecten (in

    combinatie met de diabetes en XXXXX) en of ouders alle zorg aan zullen kunnen.

    Was getekend door de arts en de verpleegkundige. Deze mededeling is tijdens de zitting

    op de rechtbank op 18 december 2007 reeds aangehaald als contra-indicatie om hetjongste kind weer naar huis te laten gaan.

    Zo is de driehoek school ziekenhuis Jeugdzorg compleet.

    Op de zitting op de rechtbank van 27 november 2007 (standpuntbepaling door de

    rechters met betrekking tot ondertoezichtstelling/uithuisplaatsing) kwam er plotseling eenomslag: Tijdens de (in deze zaak altijd besloten) zitting van die dag werd in de

    rechtszaal gezegd m.b.t. C. dat het niet meer ging om mishandeling maar om

    hechting van C. aan de pleegouders.

    Dus eerst een jaar lang de ouders op basis van aannames beschuldigen vankindermishandeling en verwaarlozing en op basis daarvan de kinderen van hen

    vervreemden door de ouders buiten te sluiten en hen alle informatie over hun kinderen teonthouden, dan voortgaan hiermee sinds januari 2006 in de wetenschap dat deouders niet mishandeld hebben maar de uitslag van dat objectieve onderzoek voor deouders en rechtbank verzwijgen, jarenlang een oplossing traineren door met modder te

    blijven gooien naar de ouders, niet ingaan op uitleg van de symptomen van verbroken

    symbiose, de boel dichtgemetseld houden door schriftelijke aanwijzingen die met namenaar de jongste zoon toe maken dat de ouders nauwelijks tot geen contact met hem

    kunnen hebben. (Vier keer per jaar n uur). DOELBEWUST het jongste kind

    vervreemden van de ouders op grond van leugen, bedrog en manipulatie en danuiteindelijk het lot van dit kind ophangen aan het clich hechting aan de pleegouders en

    het belang dat de ouders bij terugkeer hebben, dient zo nodig voor het belang van het

    kind te wijken (verweerschrift pleegouders 17 december 2007 pag.3), alsof dezebelangen niet congruent zijn.

    Manipulatief bedrog, niet geremd door empathie of geweten.

    Hechting aan de pleegouders welke laatstgenoemden samen met Jeugdzorg het

    de ouders en hun jongste zoon onmogelijk hebben gemaakt om vice versa een

    ongestoorde hechting met elkaar te beleven.

    Over de hechting van de drie broertjes aan elkaar, de problematiek die er in C. leeft

    veroorzaakt door het verbreken van de symbiose met zijn moeder en de geestelijke

    gevangenis waarin hij gedwongen wordt te leven doordat alles hem anders wordt

    voorgesteld dan het is terwijl hij deep down de waarheid voelt getuige zijn reacties, met

    daarnaast het verlangen van de ouders naar hun kind en het verlangen van de kinderennaar elkaar wordt niet gesproken. Alles wordt weg gerationaliseerd.

    De hulpverleners van de ouders hebben op 15 november en 15 december 2007 uitgebreidgerapporteerd als informanten aan de rechtbank over de periode van 23 juli 2007 tot

    genoemde data betreffende het verwerkingsproces van ouders en de twee oudste kinderen

    rond de thuisplaatsing, hun contacten met school en Jeugdzorg. (Verslag: Horen, Zien

    en Niet Zwijgen d.d. 15.11.2007 + verslag aanvullende gegevens d.d. 15.12.2007.) Uit

  • 7/29/2019 080301WieControleertJeugdzorg DeelA 010308

    22/22

    deel A22

    de zittingsverslagen blijkt niet dat de inhoud van deze verslagen is overgekomen bij de

    rechtbank.

    Jeugdzorg en pleegouders beiden, welke laatsten twee verweerschriften hebben ingediendvia een advocaat in november 2007 en in december 2007, brengen de hulpverleners van

    de ouders steeds weer in iedere rapportage willens en wetens in diskrediet m.b.t. hun

    opleiding en ervaring en m.b.t. hun door Jeugdzorg en pleegouders verondersteldewerkwijze. Dit ondanks hetgeen deze hulpverleners hierover schreven (n.a.v. eerdereverdachtmakingen door Jeugdzorg) in een brief aan de rechtbank op 17 juni 2007

    paginas l en 2. Het is hetzelfde mechanisme als wat Jeugdzorg c.s. hanteren naar de

    ouders toe: Blijvend beschuldigen en verdacht maken, de feiten negerend. Het is alsof dewoorden een eigen leven gaan leiden, ongehinderd door het feit dat degene die het zegt

    weet dat de toehoorder de feiten kent.

    Op de zitting van 18 december 2007 (Overwegingen pagina 3) overweegt derechtbank ondermeer dat er een onderzoek naar de hechting van C. in het pleeggezin,de draagkracht van de ouders en de terugplaatsing bij de ouders noodzakelijk is. De

    rechtbank geeft de ouders daarbij uitdrukkelijk in overweging in het belang van C.

    toestemming te verlenen en mee te werken aan dit onderzoek. Alleen wanneer eendergelijk onderzoek heeft plaatsgehad, kan over een eventuele terugplaatsing van C.

    worden geoordeeld. De rechtbank geeft daarbij aan Bureau Jeugdzorg in overweging de

    Raad voor de Kinderbescherming, dan wel een door de raad aan te wijzenonderzoeksbureau, te vragen genoemd onderzoek te verrichten i.v.m. het gebrek aan

    vertrouwen dat de ouders hebben in Bureau Jeugdzorg. De rechtbank benadrukt voorts

    dat wanneer de ouders wederom (?JK/MY) toestemming weigeren te verlenen voor hetonderzoek van C. het Bureau Jeugdzorg vrij staat om een verderstrekkende maatregel te

    verzoeken. (= ontheffing uit de ouderlijke macht.JK/MY)

    De rechtbank beslist op 18 december 2007 dat de termijn van ondertoezichtstelling van

    de (drie) minderjarigen met ingang van 19 december 2007 tot 7 december 2008 verlengdwordt en dat de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging tot uithuisplaatsing van de

    minderjarige C. gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij

    mevr. N.B. en mevr. V.B. verlengd wordt van 19 december 2007 tot 7 december 2008,zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.

    NAWOORD

    Wij citeren de kinderrechter van de zitting d.d. 30 november 2006 welke op pagina

    4 onder beoordeling overweegt:

    GEGEVEN DE OMSTANDIGHEID DAT DE BEZOEKEN DOOR VELE

    INSTRUCTIES INGEKADERD WORDEN EN NIET IN DE THUISSITUATIEPLAATSVINDEN KAN VAN EEN NATUURLIJK VERLOOP VAN HET BEZOEKEN VAN SPONTANE CONTACTEN, WELKE DE BASIS VORMEN VOOR EEN

    GOEDE ONDERZOEKSITUATIE, GEEN SPRAKE ZIJN.

    Den Haag, 1 maart 2008JK/MY