24
Rwanda, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen Aanbevelingen voor een duurzaam Belgisch beleid Francois Struzik / TdH - Reporters.be 2009

11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

  • Upload
    111111

  • View
    218

  • Download
    2

Embed Size (px)

DESCRIPTION

11dossier. Aanbevelingen voor een duurzaam Belgisch beleid

Citation preview

Page 1: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

1

Rwanda, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

Aanbevelingen voor een duurzaam Belgisch beleid

Francois Struzik / TdH - Reporters.be 2009

Page 2: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

2

Deze kadertekst van het Centraal-Afrika Overleg van 11.11.11 en ‘la plate forme Afrique Centrale’ van CNCD-11.11.11 integreert

• de resultaten van een uitwisseling tussen haar verschillende leden en partners in Rwanda en Burundi;

• de aanbevelingen, geformuleerd op de ronde tafel van 6 juni 2012, die werd georganiseerd door het Centraal-Afrika Overleg van 11.11.11 en ‘la plate forme Afrique Centrale’ van CNCD-11.11.11 en gecoördineerd door de Commission Justice et Paix.

Page 3: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

3

Inleiding 4

1. Burundi 51.1. Democratie en goed bestuur 51.2. Justitie en de strijd tegen straffeloosheid 71.3. Elementen voor ontwikkeling 8

1.3.1. Onderwijs 81.3.2. Gezondheidszorg 101.3.3. Landbouw 11

2. Rwanda 132.1. Democratie en goed bestuur 132.2. Justitie en de strijd tegen straffeloosheid 142.3. Elementen voor ontwikkeling 16

2.3.1. Onderwijs 162.3.2. Gezondheidszorg 172.3.3. Landbouw 18

3. Regionale integratie 21

Uitnodiging en programma van ronde tafel op 06/06 23

Contact 24

Die

ter

Tele

man

s

Page 4: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

4

InleidingSamen werken aan een nieuw, doeltreffender partnerschap tussen België, Burundi en Rwan-da voor vrede en duurzame ontwikkeling in de regio van de Grote Meren.

Op 1 juli 1962 werden Burundi en Rwanda officieel onaf-hankelijk na het koloniale bewind van België.Op 1 juli 2012 vieren de twee landen de vijftigste verjaardag van hun onafhankelijkheid.

Al meer dan 15 jaar wordt de regio geconfronteerd met een reeks opeenvolgende conflicten in Burundi, Rwanda en de Democratische Republiek Congo (DR Congo). Nog steeds is er geen zicht op duurzame stabiliteit en vrede. Ook de uitdagingen op vlak van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling blijven enorm.

Burundi bevindt zich op een belangrijk kruispunt. In 2005 rondde Burundi een transitieperiode af, het sluitstuk van tientallen jaren politieke en etnische spanningen en bijna twaalf jaar open burgeroorlog. Op vlak van vrede en vei-ligheid boekte Burundi hierna duidelijke vooruitgang, hoe-wel de stabiliteit van dit vredesproces na de verkiezingen van 2010 nog steeds zeer fragiel blijkt. Het land staat dus voor de uitdaging om het vredes- en democratiseringspro-ces te consolideren en tegelijk de plattelandsbevolking uit de armoedespiraal te halen. We stellen bovendien vast dat mensenrechten steeds minder worden gerespecteerd, de democratische ruimte verkleint en de bestuurlijke capaciteit van de autoriteiten nog steeds erg beperkt blijkt. Het land ondervindt ook steeds meer moeilijkheden om internatio-nale donoren te mobiliseren voor de wederopbouw.

In Rwanda lijkt de sociaal-economische wederopbouw snel-ler te verlopen dankzij de investeringen van verscheidene donoren en het verantwoordelijke – zij het niet noodzake-lijk rechtvaardige – beleid. Maar achter de groeicijfers en het technocratische succesverhaal schuilt een hoge bevol-kingsdruk die als een zwaard van Damocles boven het land hangt. De toenemende ongelijkheid en een groeiende kloof tussen stad en platteland zijn vaak te wijten aan onrealis-tische beleidsbeslissingen die vanuit de hoofdstad en zon-der veel inspraak van de bevolking worden genomen. Daar-naast roept de beperkte mate van democratische openheid vanuit de huidige Rwandese autoriteiten sterke vragen op. Zeker omdat het land nog steeds voor de enorme uitdaging staat om de oorlogsmisdaden, de misdaden tegen de men-selijkheid en de genocide te verwerken en hierover op een rechtvaardige manier recht te spreken.

In het oosten van de DR Congo heeft het onophoudelijke geweld in verschillende regio’s een aanhoudende humani-taire crisis veroorzaakt. Diverse strijdende groepen die nog altijd actief zijn, gebruiken de burgerbevolking als doelwit en verplichten haar te vluchten. Vrouwen en kinderen zijn daar vaak de eerste slachtoffers van. De verschillende militaire samenwerkingen en acties tegen buitenlandse en nationale rebellengroepen slagen er niet in de bevolking te bescher-men en haar veiligheid te garanderen. Dit kruitvat houdt het

land gegijzeld en belemmert verzoening en structurele en duurzame ontwikkeling in de regio.

In deze context is het moeilijk te voorspellen hoe de re-gio de komende maanden en jaren zal evolueren. Op het vlak van vrede en veiligheid is er duidelijk een regionale politieke benadering nodig. Conflicten in de regio kennen geen landsgrenzen. Een overgang naar vrede en ontwikke-ling kan enkel gegarandeerd worden als de internationale gemeenschap deze regio als een van haar prioriteiten be-schouwt, en als men toeziet dat de staten zelf, in dialoog met de civiele maatschappij, de mogelijkheid krijgen om soeverein een beleid uit te werken dat tot duurzame ontwik-keling leidt.

Hierop heeft de Belgische civiele samenleving, samen met hun partners in beide landen, naar aanleiding van de vijftig-ste onafhankelijkheidsverjaardag een gezamenlijk en we-derzijds overleg opgezet. Dit overleg moest de krachtlijnen uitstippelen voor een duurzaam Belgische beleid voor de regio en in het bijzonder voor Rwanda en Burundi.

In deze kadertekst formuleren het Centraal-Afrika Overleg van 11.11.11 en ‘la plate forme Afrique Centrale’ van CNCD-11.11.11 aanbevelingen gericht aan de Belgische beleids-verantwoordelijken met het oog op een duurzaam beleid tussen België, Burundi en Rwanda.

De aanbevelingen hebben vooral betrekking op volgende vier thema’s:

• democratie en goed bestuur;• justitie en de strijd tegen straffeloosheid;• ontwikkeling, meer bepaald het beleid op het vlak van

gezondheidszorg, onderwijs en landbouw;• de regionale integratie.

Deze kadertekst bevat tevens de resultaten van de uitwis-seling tijdens workshops op 6 juni 2012 in Brussel. Aan die workshops namen meer dan 80 personen deel, in aanwe-zigheid van drie partners uit Burundi en Rwanda. Het ge-heel werd afgesloten met een uitwisseling met de vertegen-woordigster van de federale minister van Ontwikkelingssa-menwerking Magnette.

Page 5: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

5

1. Burundi1.1. Democratie en goed bestuur

De context na de verkiezingenIn 2010 waren er voor de tweede keer democratische verkiezingen in Burundi. Tijdens een verkiezingsmarathon van 24 mei tot 7 september konden de Burundezen de ge-meenteraad, president, Kamer en Senaat kiezen. De pre-electorale periode, die al heel vroeg begon, werd echter gekenmerkt door spanningen, intimidaties en wantrouwen.

De internationale en nationale waarnemingsmissies heb-ben op de dag van de stembusgang van de gemeente-raadsverkiezingen, op enkele onvolmaaktheden na, geen grootschalige onregelmatigheden vastgesteld. De Conseil National pour la Défense des Démocratie-Forces pour la Défense de Démocratie (CNDD-FDD) haalde 64% bij de gemeenteraadsverkiezingen. Maar de oppositiepartijen ver-wierpen deze uitslag en stelden dat er fraude was gepleegd. Hun eisen om de resultaten nietig te verklaren, de nationale onafhankelijke kiescommissie te ontbinden en nieuwe ver-kiezingen te organiseren, vonden echter geen gehoor. Uit protest stapten de oppositiepartijen (waaronder FNL, MSD, Frodebu, UDP, CNDD en UPRONA) uit het verdere verkie-zingsproces. Zij organiseerden zich in de coalitie Alliance de Démocrates pour le Changement – Ikibiri (ADC-Ikibiri). Deze boycot had een zeer grote impact op het verdere verloop van het proces, waaraan enkel de CNDD-FDD, de opposi-tiepartij UPRONA (die zich terugtrok uit ADC-Ikibiri) en Fro-debu-Nyakuri, een satellietpartij van de CNDD-FDD, deel-namen. Pierre Nkurunziza werd tijdens de presidentsver-kiezingen voor een tweede mandaat verkozen met 91,62% van de stemmen, bij een deelname van 76,98% van de ge-registreerde kiezers. Eén partij, de CNDD-FDD, heeft dus in Burundi zo goed als alle macht in handen. Ondanks de legitimatie door de kiezers betekent deze enorme concen-tratie van de politieke macht in realiteit een terugkeer naar een ‘eenpartijstaat’.

Het Burundese parlement is heel zwak en heeft weinig macht. De afwezigheid van een echte oppositie heeft tot gevolg dat er in de debatten en bij de stemming over wets-voorstellen amper democratische weerwerk wordt gebo-den. Ook overheidsacties zoals begrotingswetten worden amper opgevolgd en gecontroleerd.

De politieke dialoog ADC-Ikibiri staat onder zware druk en kent veel interne spanningen. Er is enerzijds interne verdeeldheid omdat de coalitie, als gevolg van haar eigen boycot, haar oppositierol niet kan spelen via de democratische instellingen. Ander-zijds wordt ze geconfronteerd met politieke intimidatie, ar-restaties en verdwijningen. De meeste leiders van de oppo-sitiepartijen zijn naar het buitenland gevlucht of staan onder aanhoudingsbevel. Het wordt de oppositiepartijen systema-tisch moeilijk gemaakt zich te organiseren en hun mening kenbaar te maken (cf. de wet op de politieke partijen).

Een politieke dialoog tussen de overheid en de ADC-Ikibiri is op dit moment nog steeds afwezig. Beide partijen wijzen nochtans op het belang ervan om de uitdagingen waar het land voor staat te bespreken. Het ontbreekt echter aan we-derzijds vertrouwen, waardoor ze elkaar nog niet beschou-wen als geloofwaardige gesprekspartners. In een context van wantrouwen, intimidatie en buitenrechtelijke executies is het voor de oppositiepartijen onmogelijk om hun rol op een vrije manier te spelen. Het gevaar lijkt reëel dat sommi-ge onder hen door de opgestapelde frustratie hun toevlucht kunnen nemen tot de gewapende strijd.

Goed bestuurSinds 2008 is Burundi volgens de corruptie-index van Transparency International1 gezakt van de 131ste plaats op 179 landen (met een score van 2,5) naar de 172ste plaats op 182 landen (met een score van 1,9) in 2011. De voorbije jaren is de corruptie doorgedrongen tot alle niveaus van de instellingen en in alle sectoren. Deze corrupte praktijken be-dreigen de erg kwetsbare vrede. Deze berust onder andere op ontwikkeling en economische groei, waarvoor buiten-landse investeringen en ondersteuning door de staat nodig zijn. Tegen de achtergrond van toenemende politieke en sociale onrust blijven de buitenlandse investeringen echter uit en de relaties met de buitenlandse donoren staan onder druk. Het risico dat sommige internationale partners zich te-rugtrekken, is groot en zou ernstige gevolgen kunnen heb-ben. Ongeveer de helft van het nationale budget is immers afkomstig van buitenlandse donoren.

Onder die internationale druk heeft president Nkurunziza de corruptiebestrijding uitgeroepen tot een van de belang-rijkste prioriteiten voor zijn regering, althans op papier. Hij lanceerde de ‘zero tolerantie’-campagne en creëerde een institutioneel kader voor de strijd tegen corruptie. Een te be-perkt budget, maar vooral een totaal gebrek aan onafhan-kelijkheid en echte politieke wil maken van dit kader echter een lege doos.

Eind 2011 keurden het Politieke Forum en de Ministerraad, dankzij sterke steun van de internationale donoren, de ‘Na-tionale Strategie voor Goed Bestuur en Corruptiebestrijding’ goed. Het valt af te wachten of deze strategie, die het kader moet vormen voor goed bestuur in alle ministeries en over-heidsdiensten, inderdaad haar vruchten zal afwerpen in de praktijk.

Democratische ruimteEen van de belangrijkste verworvenheden sinds de verkie-zingen van 2005 is de relatief vrije rol die de pers en de civiele samenleving kunnen spelen. Wij stellen echter vast dat die democratische ruimte onder druk komt te staan door de willekeurige arrestaties en de opsluiting van opposan-ten en kritische stemmen. Het gaat om vertegenwoordigers van de politieke oppositie en van de civiele samenleving, mensenrechtenactivisten en journalisten. In afwezigheid van

1 Corruption Perception Index. 2011. (http://cpi.transparency.org/cpi2011/results/).

Page 6: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

6

Wij vragen de Belgische politieke verantwoordelijken

met betrekking tot de democratische ruimte en goed bestuur:

• meer samenwerkingsprogramma’s op te zetten die streven naar een capaciteitsversterking van de ci-viele samenleving en haar structuren. Onder capa-citeitsversterking verstaan wij alle acties op het vlak van burgervorming en -educatie zodat de actoren van de civiele samenleving volop hun rol als waarnemer kunnen spelen en het democratisch proces kunnen opvolgen;

• de burgerparticipatie te bevorderen en het verkiezings- en democratiseringsproces te ondersteunen, door:

- de druk op te voeren bij de Burundese overheid om een politieke dialoog mogelijk te maken waaraan alle politieke partijen kunnen deelnemen. Zo wordt de democratische ruimte verzekerd waarin de ci-viele samenleving, de media en de oppositiepartijen zich open en vrij van vervolging kunnen uitspreken;

- de broze situatie van dichtbij op te volgen op het vlak van de mensenrechten en de gevallen van represailles tegen mensen die zich engageren om goed bestuur in Burundi bovenaan de agenda te plaatsen;

- er bij de Burundese regering op aan te dringen dat de verkiezingen van 2015 op een vrije en trans-parante manier verlopen en dat zij op het goede spoor worden gehouden door een kiescommissie die echt onafhankelijk kan werken op basis van een herziene en daadkrachtige kieswet;

• erover te waken dat de goedgekeurde Burundese Nationale Strategie voor Goed Bestuur en Corrup-tiebestrijding geen dode letter blijft, maar uitgroeit tot een referentiekader voor alle overheidsinstellingen;

• erop aan te dringen dat de corruptieschandalen in de overheidsinstanties worden aangeklaagd en bestraft.

met betrekking tot de decentralisering:

• de initiatieven van de civiele samenleving te steunen om de wetgeving in haar geheel bruikbaar te maken en de wetten te harmoniseren opdat zij de basis wor-den van een echte decentralisering;

• in de sectoriële politieke dialoog aan te dringen op een daadwerkelijke decentralisering van de middelen, de precieze verantwoordelijkheden en de vaardighe-den naar het lokale niveau;

• het belang te onderstrepen van de sensibilisering van de bevolking, opdat zij haar rol zou begrijpen (en dus kan uitoefenen) bij het opstellen, het uitvoeren en vooral het opvolgen van de ontwikkelingsplannen.

met betrekking tot de Belgisch-Burundese ontwikke-lingssamenwerking:

• het sterker in acht nemen van het fundamentele be-lang van het thema ‘governance’ en, met het oog op de huidige politieke situatie, ervoor te zorgen dat dit niet louter een transversaal thema wordt maar ook kan rekenen op doelgerichte technische en aange-paste financiële ondersteuning;

• rekening te houden met de nood aan een aangepas-te aanpak in fragiele staten en het belang van veilig-heid, politieke legitimiteit, mensenrechten en justitie in deze staten, zoals België heeft onderschreven bij het ondertekenen van de New Deal;

• te investeren in de technische capaciteitsopbouw binnen de Burundese administratie om zo het absor-beren van buitenlandse hulp te verbeteren;

• indien de voorwaardelijke enveloppe van 50 miljoen euro wordt toegekend, in dialoog met de Burundese regering en op kwalitatieve wijze het goed bestuur versterken, rechtstreeks of onrechtstreeks via de inter-ventiesectoren van de Belgische Technische Coöpera-tie.

AANBEVELINGEN

een parlementaire oppositie probeert de civiele samenleving het gebrek aan tegenmacht op te vangen. Maar de regering beschouwt haar in toenemende mate als deel van de poli-tieke oppositie. Zij wordt ervan beschuldigd de bevolking op te hitsen en onwaarheden te verspreiden. Allerlei manifes-taties, sensibiliserings- en lobby-acties, persberichten en persconferenties worden verboden of onmogelijk gemaakt.

DecentraliseringSinds 2005 wordt er, conform de akkoorden van Arusha, een beleid van decentralisering gevoerd. Dat beleid heeft betrekking op de grondwet, de verkiezingswet en de ge-meentewet. Dit moet leiden tot een grotere politieke, eco-nomische, sociale, administratieve en financiële betrok-kenheid van de hele bevolking. Zo kan zij haar lot in eigen handen nemen en haar levensomstandigheden verbeteren. De eindresultaten zouden moeten leiden tot een goede ge-

meenschapsontwikkeling en tot daadwerkelijke democratie.Nochtans zijn er van bij de invoering van dit proces op verschillende niveaus problemen geweest. De wetteksten zijn niet duidelijk genoeg geformuleerd, wat reeds leidde tot conflicten en laksheid. In mei 2009 werd het Nationale Beleid tot Decentralisering goedgekeurd door de overheid. Die moet het proces begeleiden, zowel op het vlak van de strategie als de uitvoering, om te komen tot een grotere doeltreffendheid. De actoren van de decentralisering kam-pen nog altijd met een gebrek aan middelen, communicatie en vaardigheden. Zo heeft het lokale niveau niet voldoende financiële middelen om de doelstellingen ten voordele van de bevolking te realiseren. De huidige uitdagingen hebben te maken met de overdracht van bevoegdheden van het nationale naar het lokale niveau en de toewijzing van een juridisch statuut aan de gemeentebesturen om zo een onaf-hankelijk beleid te kunnen voeren.

Page 7: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

7

1.2. Justitie en de strijd tegen straffeloosheid

Sinds de verkiezingen van 2010 is de situatie van de men-senrechten in Burundi er duidelijk op achteruitgegaan. De minister van Nationale Solidariteit, Mensenrechten en Gen-der Clotilde Niragira had nochtans in haar toespraak op de negentiende zitting van de Mensenrechtenraad in Genève op 29 februari 20122 het tegendeel beweerd. We kunnen ui-teraard door de oprichting van de Onafhankelijke Mensen-rechtencommissie in juni 2012 wel een verbetering vaststel-len op het institutionele en juridische vlak. De oprichting van deze commissie is een goede zaak, maar op dit moment heeft ze nog te weinig impact, omdat ze nog onvoldoende middelen heeft om goed te functioneren.

Begin februari 2012 uitte de Europese Unie3 haar bezorgd-heid over de onafhankelijkheid van justitie in Burundi. Dit gebeurde naar aanleiding van enkele recente gebeurtenis-sen, onder meer het proces over de aanslag van Gatumba en het proces over de moord op de voormalige vicevoor-zitter van de OLUCOME, Ernest Manirumva. Vele andere voorbeelden, zoals de gerechtelijke processen tegen Faus-tin Ndikumana, voorzitter van PARCEM, en tegen journalist Ruvakuki, stellen de onafhankelijkheid van het justitieappa-raat sterk in vraag.

Eén van de grootste uitdagingen bestaat er dus in om, na jaren van conflicten, de vrede te herstellen en zo de ge-volgen van de oorlog en de ernstige schendingen van de mensenrechten te overstijgen. Er wordt al lang gediscussi-eerd over de juiste en passende instrumenten, vnl. rond de oprichting van een Waarheids- en Verzoeningscommissie (CVR) en een Speciale Rechtbank (Tribunal Spécial). Maar door het gespannen klimaat en de aanhoudende menings-verschillen, vooral over de samenstelling van de CVR, zit Burundi vandaag in een paradoxale situatie. Zo beweert de regering, onder druk van de internationale gemeenschap, werk te maken van de oprichting van een CVR om de won-den van het verleden te herstellen. Anderzijds wordt het proces geblokkeerd door onenigheid over de samenstelling van het technisch comité. Ook geeft de huidige verslechter-de politieke en veiligheidssituatie die zogezegde politieke wil niet weer. Nochtans is een context waar de bevolking zich openlijk en vrij van angst kan uitdrukken een absolute voorwaarde vooraleer er een CVR wordt opgericht. Zonder garantie op waarheid en gerechtigheid, zal het gevoel van straffeloosheid blijven heersen en de mogelijkheid op duur-zame vrede steeds ondermijnen.

De oprichting van een CVR zal zeker ook niet alle proble-men oplossen. Deze commissie heeft immers niet de taak om de verantwoordelijken voor ernstige schendingen van de mensenrechten te berechten, maar moet eerder een proces op gang brengen om de Burundezen weer te ver-enigen en om een collectief geheugen op te bouwen. Ver-

2 IWACU. 13/03/2012. Les Droits de l’Homme au Burundi se por-IWACU. 13/03/2012. Les Droits de l’Homme au Burundi se por-tent bien, à Genève

(http://www.iwacu-burundi.org/spip.php?article2184).

3 IWACU. 16/02/2012. L’Union Européenne appelle la justice bu-IWACU. 16/02/2012. L’Union Européenne appelle la justice bu-rundaise à plus d’indépendance

(http://www.iwacu-burundi.org/spip.php?article2003).

zoening is immers geen synoniem voor rechtspraak. De Ak-koorden van Arusha voorzagen hier de oprichting van een strafrechtbank om de ernstige oorlogsmisdaden vanuit juri-disch oogpunt te beoordelen en dus vast te stellen wie hier-voor verantwoordelijk was. Dat is natuurlijk een veel moei-lijker proces. Aangezien de Burundese regering bestaat uit voormalige rebellen van gewapende groepen, heeft zij er uiteraard geen belang bij om een gerechtelijk proces op te starten dat haar eigen vertrouwelingen in gevaar zou bren-gen. De regering zelf kan zich wel beroepen op immuniteits-wetten – dit zijn in werkelijkheid amnestiewetten, aangezien ze geen beperking hebben in tijd. Het Burundese gerechte-lijk apparaat wordt door de politiek duidelijk als instrument gebruikt en is sterk afhankelijk van de machthebbers.

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• de Burundese staat en de Burundese civiele sa-menleving te steunen bij de sensibilisering van de Burundese bevolking om de waarheid te zeggen over het pijnlijke verleden van het land;

• de steun voort te zetten aan de officiële straf-rechtspraak en het pleidooi voor het instellen van een Speciale Rechtbank om de verantwoordelijken van ernstige schendingen van de mensenrechten te berechten, en daarnaast ook te pleiten voor on-dersteuning aan een proces van transitionele justitie, met onder andere de oprichting van een Waarheids- en Verzoeningscommissie (CVR), zo-als voorzien in de Akkoorden van Arusha;

• te investeren in de capaciteitsversterking van het gerechtelijk personeel en de juridische sector, vooral op het vlak van internationale rechtspraak en mensenrechten, in afwachting van de instelling en uitvoering van de mechanismen die zijn voorzien om toegang te krijgen tot ‘waarheid, verzoening en gerechtigheid’.

• te blijven ijveren voor een onafhankelijk justitie-apparaat en sterk te reageren bij elke gebeurtenis waardoor deze onafhankelijkheid in vraag kan wor-den gesteld.

AANBEVELINGEN

Page 8: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

8

1.3. Elementen voor ontwikkeling

Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn essentiële voorwaarden voor een integrale en duurzame ontwikkeling in Burundi. Decennia van politieke crisis en gewapend conflict hebben de economie volledig lamgelegd.

Burundi4 is een van de armste landen ter wereld. Tussen 1990 en 2004 verdubbelde het aantal mensen onder de ar-moedegrens (van 34,1% in 1990 tot 70,5% in 2004). Op dit moment moet 80% van de bevolking overleven met minder dan 1,25 dollar per dag. In de ‘Human Development Index’ van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) staat Bu-rundi in 2011 op de 185ste plaats van 187 landen. In 2008 was het nog 172ste van 179 landen. De levensverwachting daalde van 51 jaar in 1993 tot 42 jaar in 2005. In 2011 is deze opnieuw gestegen tot 50,4 jaar. Honger is nog steeds een dagelijkse realiteit voor vele Burundezen. Tegenvallen-de oogsten in verschillende provincies van het land (vooral in het noorden en het oosten) hebben de voorbije jaren tot ernstige voedselschaarste geleid. De torenhoge werkloos-heid en de demografische druk zijn extra factoren die deze strijd tegen armoede en honger, de grootste uitdaging voor de overheid en een dagelijkse zorg voor grote aantallen Bu-rundezen, bemoeilijken.

In juni 2012 lanceerde de Burundese regering samen met de UNDP de visie ‘Burundi 2025’5. Deze visie schuift een samenlevingsproject binnen één generatienaar voor. Daar-naast bevat het een planningsinstrument om beleidslijnen en strategieën voor duurzame ontwikkeling te stippelen6. Deze visie is opgesteld op basis van een participatieve be-nadering in 2003 en moet een overkoepelend kader vormen voor andere planningstools, zoals de Millenniumdoelstellin-gen voor Ontwikkeling (MDG’s) en de Plans Communaux de Développement Communautaire (Gemeentelijke Plan-nen voor Gemeenschapsontwikkeling of PCDC). De bedoe-ling van de visie is Burundi weg te halen uit de conflictlo-gica. Zo zijn immers de ontwikkelingsindicatoren (MDG’s) tijdens de geweldcycli vijftien jaar achteruitgegaan, vooral dan de indicatoren die verband houden met armoede. Het is duidelijk dat het zeer moeilijk - eerder onmogelijk - zal zijn om tegen 2015 de MDG’s te halen die betrekking hebben op het uitroeien van extreme armoede en honger.

De politieke en economische instabiliteit hebben grote ge-volgen gehad voor de basisvoorziening van de bevolking, zowel op het platteland als in de stad. In vergelijking met 1 september 2011 betaalt de consument vandaag bijna vijf keer meer voor water en bijna vier keer meer voor elektrici-teit. Ook de brandstofprijzen zijn sterk gestegen. Vorig jaar waren er maar liefst vijf prijsherzieningen. Bovendien stij-gen door de hoge kost voor water, elektriciteit en brandstof-fen ook de prijzen van andere consumptiegoederen expo-

4 UNDP. Human Development (Index http://hdr.undp.org/en/).

5 Ministè re du Plan et du Dé veloppement Communal/Cellule Pros-Ministère du Plan et du Développement Communal/Cellule Pros-pective Programme des nations Unies pour le Développement au Burundi. Juni 2011.Vision Burundi 2025 (http://www.bi.undp.org/index.php?option=com_docman&task=doc_download&gid=604&Itemid=211).

6 UNDP. 2012. Vision Burundi 2025 (http://www.bi.undp.org/index.php?option=com_content&view=article&id=147:vision-burundi-2025&catid=62:nos-dossiers&Itemid=204).

nentieel, zoals ingevoerde en lokaal gekweekte rijst, bonen, aardappelen, maniok en maïs.

De buitensporige prijsstijgingen voor basisdiensten hebben geleid tot sociale onrust. Het platform ‘Contre la vie chère’ (Tegen het dure leven), waarvan de twee grootste vakbon-den en 480 organisaties op het terrein deel uitmaken, riep de bevolking op tot een nationale staking op 27 maart 2012. Die oproep werd in de verschillende sectoren sterk opge-volgd, niet alleen in Bujumbura maar ook in de provincies, ondanks de oproep van het parlement en de zware druk vanuit de overheid om de staking te verhinderen. Onder aanhoudende druk van het platform om basisvoedsel als rijst, bonen, maïs en aardappelen vanaf midden mei 2012 vrij te stellen van belastingen, besliste de president om een commissie op te richten om de prijzen op te volgen en een bezuinigingsplan op te maken. Ook de gevraagde audit van de water- en elektriciteitsmaatschappij REGIDESO staat nu op de agenda7.

Strategisch Kader voor Groei en Armoede-bestrijding (CSLP)Sinds begin 2012 heeft Burundi een nieuw ‘Strategisch Ka-der voor Groei en Armoedebestrijding’ (Cadre Stratégique de Croissance et de Lutte contre la Pauvreté - CSLP) om de uitdagingen op het vlak van ontwikkeling en armoedebe-strijding aan te pakken. Alles hangt nu af van de concrete uitwerking van het CSLP en de uitvoering in de verschil-lende sectoren en dus ook van de capaciteiten van de mi-nisteries. Het CSLP geeft trouwens prioriteit aan vrijwel alle domeinen, terwijl het zeer onzeker is dat er voldoende mid-delen zullen gevonden worden om dit alles uit te voeren. Bovendien is het ook van cruciaal belang dat de bevolking en de civiele samenleving voldoende betrokken worden bij de uitvoering, opvolging en monitoring van de strategie en dat er ook echt met de basisnoden rekening wordt gehou-den.

1.3.1 Onderwijs

Burundi heeft een heel jonge bevolking, 46% van de Bu-rundezen is jonger dan 15 jaar8, waardoor het land voor een enorme uitdaging staat om al die jongeren onderwijs en opleiding te bieden. Op het vlak van onderwijs stelt de Bu-rundese regering in haar Visie 2025 de doelstelling voorop om de schoolplicht te veralgemenen en het analfabetisme te beperken tot 20% van de bevolking.

In tegenstelling tot de enorme uitdaging van MDG 1 in ver-band met extreme armoede en honger is het wel mogelijk om MDG 2 met betrekking tot basisonderwijs voor iedereen te halen. Burundi lijkt op de goede weg om dat doel te halen dankzij de maatregelen van de regering sinds 2005 om de

7 RFI. 01/05/2012. Au Burundi, des mesures pour lutter contre la vie chère (http://www.rfi.fr/afrique/20120501-burundi-mesures-lutter-contre-vie-chere).

8 Geïntegreerde Strategie voor Steun van de Verenigde Naties aan Burundi 2010-2014 (UNDAF).

Page 9: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

9

schoolkosten in het basisonderwijs af te schaffen, met be-hulp van de ontwikkelingspartners. Zo is ook de aanwezig-heid op school tussen 1990 en 2009 gestegen van 52,8% tot 89,7% en het aantal scholen sterk uitgebreid, vooral op het platteland. In deze rurale gebieden heeft de lokale be-volking geholpen bij de bouw, terwijl de regering het nodige bouwmateriaal ter beschikking stelde.

Er zijn daarnaast aanzienlijke verbeteringen vast te stellen voor de MDG’s met betrekking tot meer gendergelijkheid, vooral in de toegang tot onderwijs. In het basisonderwijs zien we dat de verschillen tussen jongens en meisjes gelei-delijk aan kleiner worden. Deze doelstelling zou voor 2015 haalbaar moeten zijn. De verhouding tussen meisjes en jon-gens werd in het basisonderwijs in 2009 op 0,97 geschat. Het zou ook mogelijk moeten zijn om die doelstelling te be-reiken voor het secundair onderwijs, waar de verhouding in 2009 naar schatting op 0,72 lag. In het hoger onderwijs valt er echter weinig vooruitgang vast te stellen (0,36 in 2006). Voor dit onderwijsniveau is een gelijkheid moeilijk denkbaar tegen 2015.

Ondanks deze vooruitgang is er nog veel werk om de toe-gang tot basisonderwijs voor kinderen uit kwetsbare groe-pen (wezen, interne vluchtelingen, werkende kinderen, ern-stig zieke kinderen, …) te bevorderen. Het volstaat immers niet om alleen de schoolkosten af te schaffen. Omdat gezin-nen niet de financiële middelen hebben om schoolmateri-aal, uniformen of vervoerkosten te betalen, gaan kinderen vaak niet naar school of maken ze de basisschool niet volle-dig af. Zeker in het secundair onderwijs hebben deze extra kosten een grote impact op het absenteïsme.

De kwaliteit van het onderwijs in de basisscholen zou ook achteruitgegaan zijn sinds de afschaffing van de school-kosten. De klassen zijn immers overbevolkt, met gemiddeld zeventig leerlingen per klas. Het is dan ook niet verrassend dat kinderen aan het einde van de basisschool amper de basisvaardigheden van lezen, schrijven en rekenen onder de knie hebben.

Ook de opleiding en het statuut van het onderwijzend per-soneel hebben een impact op de kwaliteit van het onder-wijs. De leerkrachten worden weinig gewaardeerd in hun werk en zeer weinig betaald, waardoor ze de onderwijssec-tor verlaten voor een beter betaalde baan in de privésector. Daarnaast hadden vele leerkrachten ook niet de vereiste opleiding om les te geven, laat staan voor dergelijke grote klassen. Al deze elementen verklaren het hoge aantal zit-tenblijvers en voortijdige schoolverlaters in het basisonder-wijs.

De toegang tot het secundair en het hoger onderwijs in Bu-rundi hangt af van de resultaten voor het nationaal getuig-schrift, respectievelijk aan het eind van de lagere school en van het secundair onderwijs. Het aantal beschikbare plaat-sen is ook hier zeer beperkt. De beste leerlingen kunnen terecht in de officiële scholen, de anderen moeten of de hoge kosten betalen die privéscholen aanrekenen of hun studie opgeven, iets wat meestal gebeurt met kinderen uit arme en kwetsbare bevolkingsgroepen.

Het onderwijs is een prioritaire sector in het Indicatief Sa-menwerkingsprogramma (ISP) België-Burundi voor 2010-2013. België levert rechtstreekse financiering voor het ‘Sectorieel Ontwikkelingsplan voor Onderwijs en Vorming’ (PSDEF) van de Burundese regering en neemt deel aan het Gemeenschappelijk Onderwijsfonds dat is opgezet door vier bilaterale partners van Burundi – België, Frankrijk, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk – om de financiële hulp in dit domein te harmoniseren. De prioriteiten van het PSDEF stemmen overeen met de bovenvermelde vast-stellingen: toegang tot basisonderwijs voor iedereen, een goede kwaliteit van het onderwijs, standaardisering van de opleiding van leerkrachten en van de programma’s voor be-roepsopleiding.

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• het onderwijs te behouden als een van de priori-taire sectoren van het volgende Indicatief Samen-werkingsprogramma (ISP) tussen Burundi en Bel-gië en de deelname aan het ‘Gemeenschappelijk Onderwijsfonds’ verder te zetten om:

- de universitaire samenwerking met Burundi te versterken om zo een goede opleiding van de Bu-rundese leidinggevenden te garanderen;

- het statuut van de leerkrachten te versterken en hun salaris te verhogen, om zowel de huidige leerkrachten te motiveren en het beroep aantrek-kelijker te maken voor jongeren, als corruptie bin-nen het onderwijssysteem te vermijden;

- te waken over de kwaliteit van het onderwijs in de lagere school door maatregelen te nemen die het gemiddelde aantal leerlingen per klas vermin-deren, zeker op korte termijn in de eerste drie ja-ren dat de leerlingen leren schrijven en rekenen;

- de basisopleiding van leerkrachten te verbete-ren en te standaardiseren om de vaardigheden van de leerkrachten en dus de kwaliteit van het onderwijs dat de kinderen krijgen, te verbeteren;

• de regering aan te moedigen om haar acties voor gratis lager en secundair onderwijs en de bouw van scholen voort te zetten, maar ook haar aan-dacht te vestigen op de specifieke noden van kinde-ren uit kwetsbare bevolkingsgroepen of delen van de samenleving.

AANBEVELINGEN

Page 10: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

10

1.3.2. Gezondheidszorg

Sinds 2006 is Burundi met bijzonder veel ambitie maar soms te weinig middelen van start gegaan met nationale moderniseringsprogramma’s. Op het vlak van de volksge-zondheid heeft deze politieke wil zich vertaald in het opstel-len van enkele strategische beleidsdocumenten zoals het Nationaal Gezondheidsplan 2005-2015 (PNS), het Natio-naal Ontwikkelingsplan 2006-2010 en 2011-2016 (PNDS), het nationaal beleid voor sociale bescherming en de twee strategische kaders voor armoedebestrijding (CSLP), die allemaal trachten de gevolgen van meer dan tien jaar con-flicten ook in de gezondheidszorg aan te pakken.

Op die manier kon de sector van de gezondheidszorg in Burundi, ondanks een nog altijd moeilijke politieke en soci-ale context en beperkte structurele en financiële middelen, toch vooruitgang boeken. Genomen maatregelen zijn on-der meer gratis zorg invoeren voor kinderen jonger dan vijf jaar en zwangere vrouwen (sinds 2006), de verzorging van sommige ziekten subsidiëren en een kaart voor medische bijstand voor behoeftige mensen invoeren. Maar al worden of zijn sommige gezondheidsindicatoren bereikt, er zijn echter grote twijfels bij de duurzaamheid van deze maat-regelen De gezondheidssector in Burundi wordt nog altijd gekenmerkt door duidelijke structurele tekorten én door een aantal incoherenties die te maken hebben met diverse maatregelen van het overheidsbeleid.

•Structurele tekorten

- De gebrekkige infrastructuur en voorzieningen voor gezondheidszorg en hun slechte spreiding.

De voorzieningen voor gezondheidszorg zijn zeer ongelijk gespreid over stad en platteland en sterk af-hankelijk van bepaalde provincies. Bovendien kampt het grootste deel van de voorzieningen – tenminste die van de overheid – nog altijd met een gebrek aan materiaal en deskundigheid, waardoor de gezond-heidscentra niet in staat zijn het minimumpakket aan activiteiten te verzekeren. De districtziekenhuizen, opgericht in het kader van de decentralisering, heb-ben dan weer moeite om de bijkomende taken en ver-antwoordelijkheden op te nemen. Bovendien zal de afschaffing van de regionale ziekenhuizen in de no-menclatuur patiënten verplichten om gespecialiseerde zorg (zoals dialyse, scanner, kankertumoren, enz. ) in Bujumbura en het buitenland te zoeken.

- De onregelmatige kwantiteit en kwaliteit van de leve-ring van geneesmiddelen en andere voorzieningen aan de gezondheidsinstellingen door de aankoopcen-trale voor medicijnen (CAMEBU).

De hoeveelheden geleverde geneesmiddelen stem-men niet altijd overeen met de werkelijke noden van de gebruikers. Door onvoldoende voorraden in de ge-zondheidscentra is de bevolking verplicht om genees-middelen te kopen in privéapotheken of in parallelle circuits, waar op illegale wijze medicijnen van slechte kwaliteit worden verkocht. De illegaal aangeboden en niet-gecontroleerde straatmedicijnen zijn bijzon-der gevaarlijk omdat zij geen genezende moleculen bevatten of slecht gedoseerd zijn. Dit fenomeen kent

nochtans een explosieve groei – vooral in de provin-cies dicht bij Bujumbura.

- Onvoldoende, niet altijd bekwaam en vaak gedemo-tiveerd en wisselend gezondheidspersoneel, dat de grenzen van de deontologie en de ethiek niet voorop stelt. Hoewel het systeem van ‘prestatie gebaseerde financiering’ (PBF - Performance-Based Financing) -) het gezondheidspersoneel een redelijk en regelmatig loon garandeert, leiden slechte werkomstandigheden en een overdreven hoge werklast tot het vertrek van een groot aantal artsen naar het buitenland. Gespeci-aliseerde vaardigheden zijn dan ook enkel aanwezig in de stedelijke omgeving of in de privésector, maar vrijwel onbestaande in het binnenland. Het personeel van de gezondheidscentra zijn vaak paramedische krachten en niet opgeleid voor klinische diagnoses en behandeling.

• Incoherenties in de diverse beleidsmaatregelen met be-trekking tot gezondheid:

- Incoherenties binnen de doelstellingen op het vlak van de toegankelijkheid van de gezondheidszorg, zo-als bijvoorbeeld bij het beheer van programma’s voor gratis zorgverlening.

- Incoherenties bij de invoering van het systeem van geïntegreerde (en gedecentraliseerde) gezondheids-zorg, waarin bepaalde privéactoren die dit systeem ook hanteren steeds minder worden gefinancierd en steeds minder in aanmerking worden genomen.

- Incoherenties met betrekking tot de financiële midde-len en de duurzaamheid van de programma’s.

- Weinig transparante regelgeving rond het opzetten van opleidingen in de gezondheidszorg en van apo-theken, die vaak ruimte biedt voor corruptie.

De sector van de gezondheidzorg moet dus terecht een van de prioritaire krachtlijnen van de Belgische hulp aan Burundi blijven. Alle Burundezen moeten toegang hebben tot gezondheidszorg van een goede kwaliteit, onafhankelijk van hun betalingscapaciteit.

Page 11: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

11

Wij vragen de Belgische politieke verantwoordelijken

• ten volle hun trekkersrol te spelen in de sector van de gezondheidszorg, om mee te helpen bij de invoering van een coherent gezondheidsbeleid dat toegan-kelijk is en respect heeft voor iedereen en dat mee is uitgestippeld door de civiele samenleving. Meer specifiek door:

- steun te bieden aan een systeem voor de regelma-tige en duurzame financiering van de gezond-heidszorg, zodat gratis zorg niet meer afhangt van externe financiering, en dat ook gebaseerd is op een duidelijke identificatie van de gezondheids-sectoren waarvoor deze gratis zorg nodig is, zoals preventieve zorg;

- aandacht te blijven hebben voor overleg, cohe-rentie en coördinatie tussen de donoren van de gezondheidssector en in de eerste plaats tussen de eigen financieringslijnen (zoals BTC, universitaire samenwerking en samenwerking van gewesten en gemeenschappen);

- ervoor te pleiten dat de mentale gezondheid mee wordt opgenomen in het nationaal gezondheidsbe-leid;

• ook na 2013 steun te bieden aan het ministerie van Gezondheidszorg zoals bepaald in het Indicatief Sa-menwerkingsprogramma 2010-2013, zodat het minis-terie volop zijn rol kan spelen en de kwaliteit van de dienstverlening aan de bevolking kan verbeteren. Daartoe:

- aan te dringen op een harmonisering, standaardise-ring en meer transparantie van de tarifering van de zorg;

- mee te helpen zorgen voor een regelmatige le-vering van materiaal en geneesmiddelen, die een

kwaliteitscontrole hebben ondergaan, aan de ge-zondheidscentra en de district ziekenhuizen én aan te dringen op het bepalen van duidelijke regels voor het opzetten van apotheken en particuliere gezond-heidsopleidingen;

- de nodige middelen te investeren om de vaardighe-den van het personeel te versterken en beter te spreiden over het grondgebied. Daartoe de Bu-rundese regering te steunen bij de verbetering van de administratieve en technische diensten voor een doeltreffend beheer van de gezondheids-zorg, de programma’s voor passende opleiding van het medisch korps te versterken en de betaling van het medisch personeel via het systeem van PBF te ondersteunen;

- bepaalde regionale/provinciale hospitalen zo uit te rusten dat zij in staat zijn om een zekere mate van gespecialiseerde zorg te verzekeren en hun voor-zien met voldoende menselijke middelen;

• steun te verlenen aan een nationaal beleid voor so-ciale bescherming en toegang tot gezondheids-zorg dat:

- alle Burundezen toegang verleent tot basisgezond-heidszorg van een goede kwaliteit, die zo wordt gefinancierd dat Burundi niet langer afhankelijk is van donoren en dus van externe financiering. In dit verband biedt de beweging van mutualiteiten voor onderlinge bijstand het meest duurzame alternatief;

- armen en kwetsbare groepen gratis toegang geeft tot zorg in het kader van een beleid voor soli-dariteit op nationaal niveau en binnen de lokale ge-meenschappen.

- geboortespreiding en geplande geboorten be-vordert.

AANBEVELINGEN

1.3.3. Landbouw

Algemene situatieHet is duidelijk dat landbouw de sleutelsector is voor de economische ontwikkeling van Burundi. De landbouwsector is goed voor 48,5% van het BBP en 91% van de bevolking is actief in de landbouw. Hoewel er enkele goede resultaten zijn geboekt, ligt het geschatte algemene groeicijfer van de landbouw (2,6%) lager dan de demografische groei (2,9%)9. Er is nog veel werk aan de winkel als men van landbouw de motor van ontwikkeling wil maken. De problemen zijn legio.

Op meer dan 90% van de landbouwgrond worden voed-selgewassen gekweekt, maar dat is amper voldoende voor

9 UNDP. Burundi. Country Profile: Human Development Indicators (http://hdrstats.undp.org/en/countries/profiles/BDI.html).

de bevolking. De Burundezen bezitten gemiddeld 0,38 ha/gezin en hebben regelmatig af te rekenen met schaarste en slechte oogsten. De teelt van exportgewassen (koffie, katoen, thee, oliepalmen, suikerriet, tabak) neemt 8% van de landbouwgrond in en levert 90% van de buitenlandse deviezen op.

Burundi heeft wel een nationale landbouwstrategie10 opge-steld en zelfs beleidsplannen voor de subsectoren, maar die vertonen allemaal een schrijnend gebrek aan richtlijnen en duidelijke prioriteiten. De interventies in de sector verlo-pen weinig gecoördineerd en zonder veel overleg. Dit komt voornamelijk door de zwakke overheidsstructuren in alle domeinen van de landbouwsector.

10 De Nationale Landbouwstrategie - SAN (2008 – 2015).

Page 12: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

12

Overzicht op lange termijn en duurzaamheid•Het onderzoek en de omkadering op het vlak van de

landbouw worden niet aangepast aan de veranderende context van de landbouwproductie, bijvoorbeeld met betrekking tot het beheer van water en de kennis van irrigatietechnieken, de verwerking en het bewaren van voedingsmiddelen, de promotie en het gebruik van her-nieuwbare energie, de integratie van landbouw-, bos-bouw- en veeteelttechnieken, de kwaliteitscontrole van teelten, voedingsmiddelen en ingevoerde meststoffen.

Het ISABU zou hierbij een rol van doorslaggevend be-lang kunnen spelen, maar het is bijzonder moeilijk om de instrumenten te voorzien die een duurzame land-bouwontwikkeling moeten garanderen.

Wij vragen de Belgische politieke verantwoor-delijken

• te wijzen op de capaciteiten van België om het Burundese beleid van diversifiëring en de ver-hoging van het inkomen van de boeren te on-dersteunen, onder andere door voor een goede vorming van de Burundese kaders te zorgen via de universitaire samenwerking en via de samenwer-king met de civiele samenleving die deskundigheid hebben op het terrein; aan te dringen dat de steun aan familiale landbouw een van de componenten van de nationale landbouwstrategie wordt, om zowel de voedselzekerheid van gezinnen als de or-ganisatie van de producenten in de productieketen van voedselgewassen en de exportketen te verbe-teren;

• ervoor te pleiten om het wetsontwerp over het erf-recht van vrouwen als wet af te kondigen;

• aan de Burundese staat te vragen zijn verbintenis-sen daadwerkelijk na te komen met betrekking tot de Verklaring van Maputo, die zegt dat 10% van het budget besteed moet worden aan de landbouw-sector.

AANBEVELINGEN

Overzicht van de uitgevoerde acties, per problematiek in de landbouwsector•De agronomische en technologische problemen hebben

te maken met de aantasting en uitputting van de bodem. De landbouwers beschikken niet over voldoende pro-

ducten die noodzakelijk zijn om het zwakke rendement te verhogen, zoals meststoffen, zaaigoed van goede kwaliteit en methodes ter bestrijding van ziekten bij de teelt van bananen of maniok (gevaar van vernietiging van de Burundese bananenplantages, mozaïekziekte bij maniok);

•Op sociaaleconomisch vlak is een rationalisering van de productie onmogelijk doordat de landbouwbedrijven te klein zijn.

De Burundese regering heeft hiervoor maatregelen ge-nomen in verband met het grondbezit om dit probleem van rationalisering proberen aan te pakken. Maar die maatregelen zijn onduidelijk geformuleerd en bijgevolg zeer moeilijk toepasbaar op lokaal vlak in het kader van het decentraliseringsbeleid. In de praktijk bestaan hierdoor het gewoonterecht en de geschreven wet nog altijd naast elkaar, wat regelmatig uitmondt in landcon-flicten. Bovendien heeft deze juridische onduidelijkheid het meeste gevolgen voor de rechten van vrouwen. Die spelen immers een centrale rol voor de voedselzeker-heid, maar hebben in de praktijk enkel het vruchtgebruik van een grond en vaak ook geen greep op de productie-middelen.

•Ook de klimaatverandering – met hevige regenval en dan weer periodes van aanhoudende droogte – leidt tot een verstoring van de landbouwactiviteiten.

De mogelijkheden voor overheidssteun op dit gebied zijn erg beperkt en de boeren beschikken niet over de nodige technieken om zich aan te passen.

•Het onderzoek en de omkadering op vlak van landbouw zijn nog niet aangepast aan de veranderende context van de landbouwproductie.

De meeste diensten voor onderzoek en kennisversprei-ding zijn niet goed georganiseerd, ondanks de inspan-ningen van België om het ISABU (Instituut voor Land-bouwwetenschappen van Burundi) nieuw leven in te blazen.

Bovendien kent het land een schrijnend gebrek aan goed kaderpersoneel op het vlak van plattelandsont-wikkeling. De dienstdoende ambtenaren zijn gedemoti-veerd door de lage vergoedingen en de onaangepaste omstandigheden waarin ze moeten werken.

•Het gebrek aan mechanismen voor een duurzame fi-nanciering van de ontwikkeling van de landbouwsector verhindert investeringen.

De enige mogelijke financiering komt voort uit de ver-koop aan handelaars, die vaak de oogst opkopen om te speculeren met de producten.

•Op internationaal vlak heeft de toetreding van het land tot de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC) geleid tot een onaangepaste invoer, die nefast is voor bepaalde productketens zonder dat er concrete maatregelen wor-den genomen om dit recht te trekken. In een context van gemakkelijke giften en open markten bekommert de overheid zich niet voldoende om de voedselsoevereini-teit.

Page 13: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

13

2.1. Democratie en goed bestuur

Niemand betwist dat goed bestuur cruciaal is voor ontwik-keling en voor een goede besteding van hulp. Over de pre-cieze definitie van het begrip ‘goed bestuur’ bestaat meer discussie. Goed bestuur kan zowel op technisch als op poli-tiek vlak worden bekeken11. In een technocratische bena-dering gaat de aandacht vooral uit naar de organisatie van een staat (institutioneel, wetgeving, corruptiebestrijding, transparantie, …), terwijl de politieke benadering ook reke-ning houdt met aspecten als mensenrechten – onder meer persvrijheid en vrijheid van vereniging – en de aard van het regime.

Puur technocratisch staat Rwanda vrij sterk en de verwe-zenlijkingen van de regering kunnen zeker niet worden ont-kend. Het ontwikkelings- en groeiniveau van het land, dat door de genocide volledig was verwoest, is vandaag het hoogste in de regio van de Grote Meren. Het land krijgt van-daag ook een goede evaluatie inzake de strijd tegen cor-ruptie, waardoor Rwanda voor donoren een aantrekkelijke partner is.

Tegelijk zijn er veel signalen die wijzen op de afwezigheid van een vrij politiek debat, met name via acties van de ci-viele samenleving of de pers. Hieruit blijkt dat het ‘goede bestuur’ in het land tekortschiet op politiek en democratisch vlak door een totaal gebrek aan democratische ruimte. En ook al wordt Rwanda efficiënt bestuurd en beheerd, toch is het duidelijk dat dit niet altijd leidt tot resultaten op het vlak van armoedebestrijding op het platteland.

Postelectorale contextEen formele uiting van goed bestuur is de organisatie van democratische verkiezingen. Rwanda organiseerde in 2008 parlementsverkiezingen, in 2010 presidentsverkiezingen en in 2011 lokale verkiezingen.

Hoewel verschillende partijen deelnamen aan de parle-mentsverkiezingen in 2008, is Rwanda geen echt meer-partijenregime. De partijen zijn nog altijd satellieten van het Front Patriotique Rwandais (FPR), de partij van president Kagame. Ze moeten worden goedgekeurd door het FPR, dat optreedt als politieke filter. Bovendien ontmoeten ze el-kaar in het Forum des Partis Politiques, dat de enige ruimte is waar ze zich kunnen uitdrukken. Wat de partijprogram-ma’s betreft, valt er weinig verschil te merken tussen de verschillende partijen. Ze zetten allemaal het concept van nationale eenheid centraal en voeren promotie voor gen-dergelijkheid.

Op het terrein stellen we vast dat alleen het FPR over de nodige middelen beschikt om op elk niveau vertegenwoor-digd te zijn. De Parti Social Démocrate (PSD) en de Parti

11 Marysse E, S., Ansoms, A. en Cassimon, D. 2006. The aid ‘dar-lings’ and ‘orphans’ of the great lakes region in Africa, Discussion Paper 2006,10. Antwerp. Institute of Development and Manage-ment.

Liberal (PL) zijn de enige andere partijen die over wat mid-delen beschikken om een aanwezigheid in de rurale regio’s te verzekeren. Vaak gaat het om een louter symbolische aanwezigheid op het niveau van de districten (een vlag voor een gesloten kantoor). Bijgevolg is de bevolking buiten Ki-gali weinig of niet geïnformeerd over enig functioneel be-staan van andere politieke formaties.

In haar monitoringverslag over de verkiezingen van 2008 vermeldde de waarnemingsmissie van de EU het gebrek aan ruimte voor een echt politiek debat. Bovendien stelde de missie onregelmatigheden vast op het gebied van de technische uitvoering van de stemprocedure, waardoor fraude mogelijk was. Ook de consolidatie van de resultaten verliep zeer weinig transparant12.

Bij de presidentsverkiezingen van 2010 werd president Kagame herkozen met een verpletterende meerderheid van 92,9%. We kunnen ons evenwel afvragen of die ver-kiezing voor de democratie in Rwanda geen stap achteruit betekent. Tijdens de periode vóór de verkiezingen liepen de spanningen namelijk op toen het bewind van Kagame de pogingen van de oppositie om zich te organiseren verhin-derde: de oppositiepartijen konden zich niet registreren, de media werden gecensureerd, een leider van de oppositie en een journalist werden vermoord, anderen werden geïn-timideerd of opgepakt. Nadat hij elke vorm van oppositie of kritiek vóór de verkiezingen in de kiem had gesmoord, bleef president Kagame de enige kandidaat om zichzelf op te volgen.

Sindsdien is de situatie er niet op verbeterd. Zo riskeert de kandidate van de oppositie, Victoire Ingabire, die sinds 2010 in de gevangenis zit, levenslange opsluiting wegens medeplichtigheid aan terrorisme en het uitdragen van de ideologie van de genocide. De voorzitter van de PS-Imbe-rakuri, Bernard Ntaganda, werd in 2011 veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, omdat hij verdeeldheid zou hebben gezaaid onder de bevolking. Ex-minister Twagiramungu, oprichter van de nieuwe partij ‘Rwanda Dreams Initiative’, werd beschuldigd van collaboratie met het FDLR en de Mai-Mai. Zelfs binnen het FPR verschijnen er steeds meer barsten. Dat blijkt onder meer uit de gevangenneming van hoge officiers en voormalige wapenbroeders van Kagame. Twee oude vertrouwelingen van Kagame, de generaals Kayumba en Karegeya, zijn sinds 2010 op de vlucht en zou-den nu samenwerken aan subversieve acties tegen hem.

Decentralisering In haar decentraliseringsbeleid bestuurt de regering het land goed op technocratisch gebied. De decentraliserings-wetten werden gestemd, het land is onderverdeeld in vijf provincies en dertig districten. Het doel was ‘een betere, snellere dienstverlening te waarborgen die dichter bij de be-trokken personen staat’.

12 EU. 2008. Republic of Rwanda. Final Report. Legislative Electi-EU. 2008. Republic of Rwanda. Final Report. Legislative Electi-ons to the Chamber of Deputies 15 – 18 September 2008 (http://www.eueomrwanda.org/EN/Final_Report.html).

2. Rwanda

Page 14: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

14

Het decentraliseringsproces is al ver gevorderd, maar toch stellen we vast dat deze middelen op lokaal niveau niet noodzakelijk leiden tot de beoogde ontwikkelingsdoelstel-lingen. Een andere kritiek op de decentralisering in Rwanda is dat zij de invloed van de centrale overheid op het lokale niveau nog versterkt, terwijl ze de bevolking weinig inspraak geeft in de besluitvorming.

In dit gedecentraliseerde systeem werkt Rwanda met pres-tatiecontracten (performance contracts – imihigo) tussen de gedecentraliseerde entiteiten en het hogere niveau. Het basisprincipe van die prestatiecontracten is goed: de over-heid sluit transparante overheidsovereenkomsten met de bevolking over beleidsprioriteiten en te bereiken doelstel-lingen. Maar in de praktijk worden die doelstellingen een-zijdig bepaald door de hiërarchie en is er geen sprake van werkelijke participatie van de bevolking. Heel vaak worden de doelstellingen behaald door middel van zeer autoritaire en bestraffende praktijken, wat de doelstelling van dienst-verlening of armoedebestrijding ernstig in het gedrang kan brengen. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde groene revolutie in de landbouw. De gedecentraliseerde overheden krijgen vooral een mandaat om rekenschap af te leggen aan het hogere niveau, maar niet aan de bevolking.

Uitdagingen voor een democratische ruimteEr is dus geen echt politiek debat, de verschillende politieke stemmen worden onderdrukt en de bevolking klaagt over het gebrek aan inspraak. Maar er zijn ook veel signalen over het totale gebrek aan ruimte voor de civiele samen-leving om zich uit te spreken over gevoelige kwesties. De enige optie die de civiele samenleving heeft, bestaat erin zich te plooien naar het discours van de regering. Via een restrictieve wetgeving wordt de controle op de ngo’s nog verscherpt en hun bewegingsvrijheid ingeperkt. Op het vlak van de persvrijheid scoort Rwanda heel slecht13. Dat bleek vooral tijdens de verkiezingsperiode in 2010.

Het gebrek aan vrijheid van meningsuiting leidt tot een aantal frustraties. Op termijn kan dat gevaarlijk zijn, niet al-leen voor Rwanda maar voor de hele regio van de Grote Meren. Als Rwanda de ingevoerde positieve trends verder wil blijven ontwikkelen, zullen het land en zijn internationale partners niet alleen aandacht moeten hebben voor de tech-nocratische efficiëntie, maar ook en vooral voor een goed democratisch bestuur. De grootste uitdaging voor de men-sen die aan de macht zijn in het land, bestaat er momenteel in het woord te geven aan de bevolking en ruimte aan de civiele samenleving, de media en de oppositie, met respect voor de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.

13 Press Freedom House Index 2011: Rwanda staat op de vierde laatste plaats (45) van de 48 landen in zwart-Afrika (http://www.freedomhouse.org/country/rwanda); Reporters Without Borders 2011: plaats 156 op 179 onderzochte landen (http://en.rsf.org/rwanda.html).

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• een echte democratisering in Rwanda te onder-steunen:

- door de nadruk te leggen op het respect voor de mensenrechten, de persvrijheid, de democrati-sche ruimte en een werkelijke participatie van de bevolking en de civiele maatschappij én door de onafhankelijke stemmen van de Rwan-dese civiele samenleving te steunen;

- door gevoelige kwesties op de agenda te zet-ten, zoals de noodzaak om een echte oppositie tot stand te laten komen;

- door meetinstrumenten in te voeren om ge-meenschappelijke doelstellingen inzake demo-cratie vast te leggen. Tegelijkertijd moeten er audits worden uitgevoerd om het gemeenschap-pelijk beleid bij te stellen indien die doelstellingen niet werden behaald;

• in de politieke dialoog met de Rwandese regering, maar ook met de gemeenschap van donoren en multilaterale instellingen, en bij de uitvoering van de bilaterale programma’s van de verschillende secto-ren, degelijk rekening te houden met het thema van participerend en democratisch bestuur, zodat het ook doelgericht, technisch en financieel wordt ondersteund;

• met de voorwaardelijke enveloppe van 40 miljoen euro een echte persvrijheid te versterken door een grondige evaluatie van de persvrijheid, reke-ning houdend met de analyses van de civiele sa-menleving.

AANBEVELINGEN

2.2. Justitie en de strijd tegen straf-feloosheid

Onmiddellijk na de genocide koos Rwanda voor de weg van gerechtigheid en besliste het de verantwoordelijken van de misdaden te vervolgen. Daartoe werden de misdadigers berecht op drie niveaus: het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda (TPIR), dat uitsluitend bevoegd is voor de hoge verantwoordelijken (de Rwandese regering was eerst tegen), de nationale rechtspraak en de rechtspraak via de Gacaca (‘traditionele’ rechtspraak).

Vandaag lopen de hybride rechtspraaksystemen (TPIR en Gacaca) stilaan op hun laatste benen. Zij hebben het moge-lijk gemaakt om bepaalde verantwoordelijken te berechten en te veroordelen en het geschil van de genocide onder ogen te zien – iets wat de nationale rechtspraak niet in haar eentje had kunnen doen gezien de omvang ervan. Maar

Page 15: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

15

toch zijn er in Rwanda nog altijd veel slachtoffers die niet zijn gehoord en er leeft nog altijd veel frustratie.

In de gerechtelijke evolutie van Rwanda, die sinds 1994 wordt gekenmerkt door een hele reeks wetgevende hervor-mingen over de genocide, vormt het jaar 2004 een schar-nierjaar met de invoering van opmerkelijke veranderingen in het volledige gerechtelijke systeem:

•Er werden nieuwe instellingen opgericht en ingevoerd, met nieuwe benamingen en bevoegdheden: de Kan-tonrechtbanken (Tribunaux de Canton) zijn Districts- en Stadsrechtbanken (Tribunaux de District et de Ville) ge-worden, de Rechtbanken van Eerste Aanleg (Tribunaux de Première Instance) zijn de Rechtbanken van de pro-vincie en van de stad Kigali (Tribunaux de Province et de la Ville de Kigali) geworden, waarbij het Hof van Be-roep uit het oude systeem werd geschrapt. Er werd ook een Hooggerechtshof van de Republiek (Haute Cour de la République) ingesteld en aan de top kwam een Op-perste Gerechtshof (Cour Suprême). De beide laatste hebben ook specifieke bevoegdheden op het vlak van beroepsprocedures.

•Er werden nieuwe staande en zittende magistraten be-noemd en aangesteld, waarbij heel veel nadruk werd gelegd op de kwalificaties en bevoegdheden.

Na deze hervorming merken we een aanzienlijke vermin-dering van het gerechtelijk personeel. Dat is gedeeltelijk te verklaren door de verhoging van het studieniveau (licenti-aats- of masterdiploma), waardoor iedereen die niet de juis-te kwalificaties heeft automatisch buiten spel komt te staan, zelfs al hebben ze verschillende jaren bewezen praktijker-varing als rechter of officier van het openbaar ministerie.

Naast de zogenaamde klassieke rechtscolleges werden nieuwe semi-jurisdictionele en semi-arbitrale instellingen op-gericht en ingevoerd, onder de noemer Comités des Conci-liateurs (Bemiddelingscomités). Vóór elke aanhangigmaking bij de gewone rechtscolleges is een verplichte voorafgaande bemiddeling voorzien voor bepaalde zaken waarbij de eis niet meer bedraagt dan drie miljoen Rwandese francs.

Maar bijna twintig jaar na de genocide en ondanks het af-sluiten van de overgangsperiode is de opbouw van een tot rust gekomen samenleving vandaag nog altijd een complex gegeven in Rwanda.

De efficiëntie van de gacaca – niet zozeer op het gebied van rechtspraak maar met betrekking tot hun belang in de gemeenschappelijke verzoeningsmechanismen – lijkt niet goed te zijn geëvalueerd en er is vooral niet voldoende aan-dacht voor de indirecte effecten van deze instellingen op de bevolking, zowel op politiek als op gemeenschapsniveau.

Hetzelfde geldt voor de wetten op de ‘genocide-ideologie’ en het ‘sectarisme’, die, mede door hun vage formulering, ten onrechte worden gebruikt om de politieke oppositie en de vrijheid van meningsuiting te onderdrukken. De ambigu-iteit van de termen genocide-ideologie en sectarisme zorgt ervoor dat de Rwandezen in de vrees leven te worden ge-straft omdat ze iets verkeerds zeggen. Die wetten worden gebruikt om elke kritiek op de regering of elke legitieme op-

positie van politici, verdedigers van de mensenrechten of journalisten strafbaar te maken. De wetten maken boven-dien een strafrechtelijke vervolging mogelijk van kinderen jonger dan twaalf jaar, van ouders, voogden of leerkrachten die ervan worden verdacht de ‘genocide-ideologie’ te heb-ben ‘overgedragen’ op een kind.

Wat de straffeloosheid betreft, zien we een rechtspraak met twee maten en twee gewichten, waarin de daders van de genocide volkomen terecht worden vervolgd, maar niet de daders van oorlogsmisdaden en andere misdaden tegen de mensheid. Dat is geen goede basis voor de onderlinge ver-zoening van de Rwandezen.

De positieve ontwikkelingen op het gebied van de mensen-rechten, zoals de afschaffing van de doodstraf, verliezen evenwel hun glans in het licht van andere trends, zoals de Raad voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties vaststelde in zijn verslag van april 2009. De doodstraf is vervangen door levenslange eenzame opsluiting. In veel gevangenissen zijn de leefomstandigheden zeer slecht. Straatkinderen en bedelaars worden vaak willekeurig opge-pakt en zonder aanklacht opgesloten. Bovendien is er ook sprake van intimidaties en zelfs onopgehelderde verdwij-ningen van mensen die kritiek hebben geuit.

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• bij de Rwandese staat te pleiten voor de uitvoering van evaluaties van de verschillende gerechte-lijke mechanismen die de jongste jaren zijn inge-voerd in samenwerking met de Rwandese civiele samenleving;

• op basis van die evaluaties en analyses te pleiten voor de invoering van een nationaal gerechte-lijk systeem dat voor iedereen toegankelijk is, dat het begonnen werk zou voortzetten, opdat alle Rwandezen het gevoel krijgen dat gerechtigheid is geschied;

• te pleiten voor de herziening van het huidige stel-sel van gevangenisstraffen, dat wordt gekenmerkt door levenslange eenzame opsluiting, zonder recht op bezoek, wat in strijd is met de minimale stan-daardregels van de Verenigde Naties voor de be-handeling van gevangenen;

• ervoor te pleiten dat de Rwandese regering de wet-ten op de ‘genocide-ideologie’ en het ‘sectaris-me’ met hun vage formuleringen opnieuw onder-zoekt en aanpast.

AANBEVELINGEN

Page 16: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

16

2.3. Elementen voor ontwikkeling

Rwanda heeft reeds verschillende ontwikkelingsplannen opgesteld. Vision 2020 beschrijft hoe het land een ‘mid-deninkomensland’ zou kunnen worden, door middel van zes pijlers en drie transversale thema’s. Die pijlers zijn ook terug te vinden in de ‘Poverty Reduction Strategy’ (PRSP) (2002-2005) en in de ‘Economic Development Poverty Re-duction Strategy’ (EDPRS) (2008-2012)14. In de EDPRS ligt de nadruk vooral op de economische ontwikkeling. De zes prioritaire domeinen die zijn uitgekozen om de armoede te bestrijden, zijn: een goed bestuur en de versterking van de institutionele capaciteiten van de staat, de ontwikke-ling van de menselijke hulpbronnen, de ontwikkeling van de privésector, de ontwikkeling van de economische en regionale infrastructuur en de internationale economische integratie, plattelandsontwikkeling en de hervorming van de landbouwsector. De transversale thema’s zijn gendergelijk-heid en aandacht voor de jeugd, milieubescherming en een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen en weten-schappen en techniek, met een sterke nadruk op de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën.

Dankzij goede beheer- en uitvoeringssystemen worden de soms impulsieve neigingen van de autoriteiten snel omge-zet in resultaten. Zo heeft het land bijvoorbeeld al succes geboekt op het gebied van gezondheidszorg en infrastruc-tuur. De internationale gemeenschap kijkt zeer positief naar het ontwikkelingstraject van Rwanda.

Ondanks dit klaarblijkelijke succes is Rwanda er niet echt in geslaagd de armoede te bestrijden. Volgens de rege-ring is de armoede de laatste vijf jaar met 12%15 gedaald. Maar in de praktijk stellen we vast dat er weinig evolutie is in de strijd tegen armoede. We stellen vast dat de armoede, ondanks de plannen, in absolute cijfers blijft toenemen. In 2011 moest 76,8% van de bevolking nog leven met een in-komen van 1,25 dollar per dag16. Ook de ongelijkheid neemt toe – een probleem dat de autoriteiten in Kigali17 tot nu toe altijd hebben ontkend. Economische groei brengt dus niet automatisch minder ongelijkheid met zich mee.

2.3.1. Onderwijs

Sinds januari 2009 is Rwanda begonnen met een belang-rijke hervorming van het basisonderwijs in het land, dat het Frans als onderwijstaal wil vervangen door het Engels. De hervorming legde ook een schoolplicht van negen jaar op: zes jaar in de basisschool en drie jaar in de eerste cyclus van het secundair onderwijs.

Om de overschakeling naar het Engels te vergemakkelij-ken en te versnellen, maar ook om het hogere aantal leer-lingen te kunnen opvangen, is het onderwijssysteem met

14 Wereldbank. Rwanda EDPRS 2008-2012 (www.worldbank.org).

15 Ansoms, A. 15/03/2012. The miracle versus the reality on the ground. A short note in reaction to the new data of EICV3 (2010/11). Université Catholique Louvain.

16 UNDP. Rwanda. Country Profile: Human Development Indicators (http://hdrstats.undp.org/en/countries/profiles/RWA.html).

17 Ansoms, A. 2009. Faces of Rural poverty in contemporary Rwanda, Phd. Thesis, Universiteit Antwerpen. (samenvatting).

twee shiften (double Shift/double vacation) in de officiële en vrije gesubsidieerde basisscholen behouden. Sommige kinderen gaan ‘s ochtends naar school, andere ‘s middags. De verhouding tussen leerkracht en leerling is opgetrokken van 40 tot 49 kinderen per groep. De hervorming voorzag ook een vermindering van het aantal onderwezen vakken en een specialisatie van de leerkrachten. Concreet is het aantal vakken tot in het derde leerjaar van de basisschool verminderd van negen naar vier, met name: Engels, Kin-yarwanda, wiskunde en algemene kennis. Van het vierde tot het zesde leerjaar van de basisschool is het aantal vak-ken verminderd van twaalf naar vijf: Engels, Kinyarwanda, wiskunde, wetenschap & technologie en maatschappelijke vorming. Wat de specialisatie betreft, geeft elke leerkracht één of twee vakken die hij of zij beheerst.

In het basisonderwijs wordt er dus geen Franse les meer gegeven. Leerlingen die hiervoor kiezen, kunnen in de tweede cyclus van het secundair onderwijs één uur Frans per week volgen.

De rekrutering van leerkrachten was een prioriteit bij deze hervorming. Er was namelijk nood aan leerkrachten die niet alleen gespecialiseerd zijn in één of twee vakken, maar die ook Engels kunnen. De Rwandese regering nam haar toevlucht tot Engelstalig Oost-Afrika om er leerkrachten te rekruteren, maar kon ook rekenen op internationale samen-werking, met name van Groot-Brittannië en Amerika.

De hervorming was en is nog altijd omstreden met betrek-king tot de grondslag (de voorkeur voor Engels in plaats van Frans) maar vooral met betrekking tot de vorm en de haastige invoering:

• de dienstdoende leerkrachten die niet voldeden aan de nieuwe rekruteringscriteria, zijn ontslagen en vervangen door niet-Rwandese leerkrachten;

• de hervorming werd doorgevoerd in een heel korte tijd van twee jaar: alle secundaire scholen (Higher Learning Institutions, de pedagogische instellingen, KIE, Colleges of Education and Teacher Training Centers: TTC) en de basisscholen die er klaar voor waren, zijn vanaf januari 2009 les beginnen geven in het Engels. In 2010 wer-den wiskunde en wetenschappen in het Engels gegeven in alle scholen, zonder uitzondering. In januari 2011 is het onderwijs in het Engels algemeen ingevoerd in alle scholen.

Deze hervorming kent talloze gevolgen. Sommige daarvan zijn positief, zoals op termijn een betere opleiding van de jonge Rwandezen dankzij de schoolplicht tot gemiddeld 15 jaar. Toch kent Rwanda een onderwijs met twee snelheden: enerzijds zijn er officiële en gesubsidieerde scholen die worden getroffen door de hervorming, anderzijds zijn er een heleboel privéscholen, zowel lagere als secundaire en ho-gescholen, de meeste in de stad, waar al in het Engels les werd gegeven. Op het platteland, waar het Engels vroeger weinig of niet werd gebruikt, konden veel leerlingen de les-sen in een taal die ze niet begrepen niet verwerken. Sinds twee jaar zijn er veel kinderen die niet slagen, waardoor ve-len de school vroegtijdig verlaten. Een langere overgangs-periode, bijvoorbeeld gespreid over vijf jaar, zou een minder grote impact hebben gehad.

Page 17: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

17

En ten slotte is er nog een laatste, heel belangrijk punt: de nieuwe hervorming heeft de kostprijs voor onderwijs in Rwanda niet doen dalen.De ongelijkheid op het vlak van scholing blijft een realiteit in het land: gegoede families kun-nen de kosten voor privéscholen betalen, maar arme fami-lies kunnen dat niet. Hun kinderen gaan dus hoofdzakelijk naar de vrije of gesubsidieerde scholen, die vaak overbe-volkt zijn en waar het onderwijsniveau bijgevolg lager ligt. De hoge kostprijs voor het schoolbezoek vormt trouwens voor kinderen uit een achtergestelde omgeving een rem op voortgezette studies na de ‘negen jaar van basisonderwijs’ (nine years basic education. Bovendien heeft de Rwan-dese regering beslist het internaatsysteem en het systeem van studiebeurzen af te schaffen: zonder beurs zijn veel universiteitsstudenten vandaag verplicht om te gaan wer-ken en dat heeft vaak negatieve gevolgen voor hun studie.

Het hoger secundair onderwijs zou een aanzienlijke voorui-tgang boeken op het vlak van het regelmatig volgen van de lessen, maar helaas niet wat de verbetering van de kwaliteit betreft. Het niveau is zo laag dat Rwandese studenten die naar Europa komen om hun studie voort te zetten en/of af te ronden, ernstige problemen hebben om te volgen en vaak één of twee jaar lager moeten beginnen om hun achter-stand in te halen.

Deze daling van het onderwijsniveau is te wijten aan ver-schillende, al vermelde, factoren: de opleiding en de levens-omstandigheden van de leerkrachten, de onderwijstaal, de leeromstandigheden en het feit dat het onderwijs ook is ge-privatiseerd.

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• de verbetering van de kwaliteit van het basis-, se-cundair en universitair onderwijs te steunen door ondersteuning te bieden aan de basisopleiding van leerkrachten en de kwaliteit van het studieprogram-ma. De versterking van de capaciteiten van leer-krachten kan gebeuren door een versterking van de Nederlandstalige en Franstalige universitaire samenwerking, studiebeurzen en bijscholingen;

• bij de dialoog met de sector van de decentralise-ring rekening te houden met de negatieve impact van het systeem van de prestatiecontracten die de schooldirecteurs vragen om zich te verbinden tot een slaagpercentage van 80%, op straffe van ont-slag.

AANBEVELINGEN

2.3.2. Gezondheidszorg

We moeten vaststellen dat het algemene kader van de ge-zondheidszorg in Rwanda de jongste jaren sterk is verbe-terd, met name wat de toegankelijkheid van de zorg en de dienstverlening betreft. Het bestuur in de gezondheidssec-tor kreeg vorm met het ‘Rwanda Health Sector Strategic Plan’ (HSSP I 2005–2009), een strategie die werd aange-vuld met het ‘National Community Health Policy’, opgesteld in 2004. Met de goedgekeurde decentraliseringswetten en hun tenuitvoerlegging in 2005-2006 nam de structuur van het bestuur in de gezondheidssector een goede start. Vervolgens koos Rwanda voor een gezondheidsbeleid dat zich toespitste op decentralisering en deelname van de ge-meenschap, waardoor een goede geografische toegang tot de medische voorzieningen werd verzekerd. Op die manier kon 60% van de bevolking binnen een straal van 5 km van een gezondheidscentrum wonen18.

Rwanda is een van de weinige landen in Afrika dat kans maakt om de MDG’s inzake gezondheid te halen als het land tegen het huidige tempo kan blijven vooruitgaan. We moeten er bijvoorbeeld op wijzen dat Rwanda een aanzien-lijke vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de ge-zondheid van moeders19: het percentage bevallingen onder begeleiding van een beroepskracht is gestegen van 39% in 2005 tot 69% in 2010; het aantal bevallingen in aangepaste geneeskundige diensten is gestegen van 30% in 2005 tot 69% in 2010. Dat heeft geleid tot een aanzienlijke daling van de moedersterfte, met name van 1071 overlijdens per jaar in 2000 tot 487 gevallen in 2010. Het gebruik van an-ticonceptie is ook sterk toegenomen, gaande van 10% in 2000 tot 45% in 2010-2011. Wat de gezondheid van kinde-ren betreft, is het percentage kinderen tussen 12 en 23 jaar dat is gevaccineerd, gestegen van 75% in 2005 tot 90% in 2010. Het sterftecijfer bij kinderen jonger dan vijf jaar is ook gedaald, van 152 overlijdens per jaar in 2005 tot 76 geval-len in 2010.

In objectieve termen blijft de kloof tussen het overheidsbe-leid en de uitvoeringsprogramma’s enerzijds en de werke-lijkheid op het terrein anderzijds zeer groot. De kloof lijkt helaas ook structureel te worden: er zijn nog altijd grote verschillen tussen de investeringen die zijn gepland in de steden en in de rest van het land; er is een gebrek aan coördinatie en harmonisering tussen de verschillende spe-lers, de aansluiting tussen verschillende programma’s en verschillende technische partners is nog niet optimaal. En hoewel elke Rwandees wettelijk verplicht is om zich aan te sluiten bij een ziekenfonds en vandaag bijna 91% van de bevolking is aangesloten bij een ziekenfonds, stellen we toch vast dat de terugbetaling van de kosten slecht wordt verzekerd. Sommige ziekenhuizen worden niet regelmatig terugbetaald door het systeem van de ziekenfondsen voor de zorgen die zij aan de patiënten verstrekken, wat uiter-aard financiële problemen veroorzaakt.

18 Rwandese regering. Plan Stratégique du secteur santé 2005 – 2009. (http://www.internationalhealthpartnership.net/fileadmin/uploads/ihp/Documents/Country_Pages/Rwanda/PlanStrategiqu-eSecteurSante_2009-2012.pdf).

19 UNDP. 2012. MDGs Progress and the macroeconomic state of Rwanda (http://www.undp.org.rw/mdgs.html).

Page 18: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

18

Daarnaast zijn er ook nog altijd andere gezondheidspro-blemen. Een daarvan is bijvoorbeeld de ondervoeding bij zuigelingen. De meest schrijnende gevallen zijn weliswaar bijna verdwenen, maar toch lijdt nog altijd meer dan 40% van de Rwandese kinderen jonger dan vijf jaar aan chroni-sche ondervoeding20. De mentale gezondheid blijft tot slot wel een prioriteit van de overheid in Rwanda, maar raakt maar moeilijk uitgevoerd op het terrein, ook al is de Belgi-sche samenwerking op dit gebied innoverend geweest.

20 Bevolkingsonderzoek Rwanda gezondheid 2010

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• in de eerste plaats de capaciteitsversterking van de menselijke hulpbronnen in de gezondheids-sector te financieren om de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening te verbeteren;

• bijzondere aandacht te besteden aan de basisge-zondheid en ook aan de seksuele en reproduc-tieve gezondheid zonder de preventieve gezond-heid ten gunste van vrouwen, kinderen en jongeren uit het oog te verliezen;

• te investeren in de versterking van de gezond-heidsstructuren, onder meer de gezondheidscen-tra en de toegang tot geneesmiddelen, ...

• inspanningen te doen opdat de ongelijkheden tus-sen de investeringen die zijn gepland in de steden en in de rest van het land kleiner worden;

• erop toe te zien dat de patiënten en de ziekenhui-zen, voor de zorg die ze verstrekken aan patiënten, worden terugbetaald als zijn aangesloten bij een ziekenfonds;

• sterk de nadruk te leggen op het belang van het bevorderen van een verdere harmonisering van de activiteiten op het terrein (de coördinatie gebeurt al beter dan in andere sectoren).

AANBEVELINGEN

2.3.3. Landbouw

Algemene toestandVandaag leeft nog meer dan 80% van de Rwandezen van de landbouw en de veeteelt,21 die goed zijn voor ongeveer 36% van het BBP22. De zeer snelle toename van de bevol-king in dit kleine land heeft geleid tot kleinere landbouwei-gendommen23 waardoor geen enkel terrein braak kan blij-ven liggen. Samen met de erosie door het zeer heuvelach-tige reliëf leidt deze overmatige exploitatie tot een dramati-sche verarming van de bodem, waardoor kleine eigenaars veroordeeld zijn tot een overlevingslandbouw die gepaard gaat met talloze periodes van hongersnood.

De Rwandese regering is zich bewust van het probleem en heeft beslist de armoede op het platteland aan te pak-ken door over te stappen van een overlevingslandbouw naar een marktlandbouw en door het percentage van de bevolking dat uitsluitend van de landbouw leeft te verminde-ren. Het plan ‘Vision 2020’ dat in 2000 werd gepubliceerd, voorziet als doelstellingen voor 2020 een verdrievoudiging van de landbouwproductie, een vervijfvoudiging van de export, onder andere dankzij de lokale verwerking van de landbouw- en veeteeltproducten, en een beperking van het percentage van de bevolking dat rechtstreeks van de land-bouw leeft tot 50%.24

Het ministerie van Landbouw en Veeteelt (MINAGRI) heeft een beleid van optimalisering ingevoerd, de ‘Groene Re-volutie’, om voedsel voor iedereen te verzekeren door een doeltreffender gebruik van de grond, zowel wat de kwanti-teit als wat de kwaliteit betreft. De nationale Rwandese con-text wordt aldus gekenmerkt door de regionalisering van de teelten met de creatie van monoculturen, het gebruik van gemoderniseerde teeltmethodes, de indeling van de plat-telandsgebieden in dorpen (imidugudu) te beginnen met de woningen in stro en de groepering van de plattelandsbewo-ners in coöperaties.

Al die maatregelen maken deel uit van ‘ontwikkelingsplan-nen’ die aangepast zijn aan de verschillende bevoegdheids-niveaus (staat, provincies, districten, sectoren) door gebruik te maken van moderne evaluatietechnieken, met prestatie-criteria, succesindicatoren, minimumdrempels, enzovoort.

De resultaten van deze landbouwhervorming die sinds 2004 is ingevoerd, zijn spectaculair: volgens de nationale statistieken zou de landbouwproductie dankzij de bijna verdrievoudiging van de oogst van maïs, tarwe en maniok met ongeveer 14% per jaar zijn gestegen en de import van graan zou met bijna 20% per jaar zijn gedaald. Kritiek op deze landbouwhervorming is mogelijk omdat ze ‘top down’ en te snel zou worden ingevoerd, waardoor de bevolking niet voldoende geïnformeerd of betrokken wordt, en de noodzakelijke begeleidende maatregelen achterop hinken.

21 Meer dan 80% in 2009 (“Rural poverty portal”, FIDA-FAO), 90% in 2000 (plan Vision 2020 van de regering).

22 Rapport Rwanda 2007 van IFAD (Internationaal Fonds voor Land-bouwontwikkeling) van de FAO.

23 Minder dan 1 ha per Rwandese familie in 2010 (www.ifad.org/operations/projects/regions/Pf/factsheets/rwanda_f.pdf).

24 Volgens de analyse van Vision 2000 van IFAD (www.ifad.org/operations/projects/regions/Pf/factsheets/rwanda_f.pdf).

Page 19: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

19

Overzicht van de huidige maatregelen• Regionale monocultuur:

- De invoering van de monocultuur is bedoeld om elke regio of provincie te specialiseren in bepaalde teelten die het best zijn aangepast, wat specialisatie en me-chanisering mogelijk maakt.

Het MINAGRI stelt instructeurs aan die de maatrege-len moeten uitleggen aan de boeren. De problemen die opduiken, hebben bijvoorbeeld betrekking op het verdwijnen van de teelt van voedingsgewassen als de zoete aardappel, taro en sorghum, die cruciaal zijn voor een gevarieerde en evenwichtige voeding.

- Andere problemen hebben betrekking op de gebrek-kige planning van de teeltcyclus van de plantages25. De monocultuur is ook bedoeld om een ‘uitwisse-lingslandbouw’ in te voeren, op interregionaal en zelfs internationaal niveau, soms ook met verwerking ter plaatse (vb. ananas).

Ook hier heeft het MINAGRI de taak om oplossingen te vinden voor de problemen bij de uitvoering. Bij een overvloedige oogst wordt de regionale markt soms overspoeld met eenzelfde product en slagen de land-bouwers er niet in om hun producten te verkopen te-gen een prijs die minstens hun productiekosten dekt. Op andere momenten zijn er minder lokale producten beschikbaar en dan moeten die producten tegen een hogere prijs worden aangevoerd uit andere regio’s of uit het buitenland. Ten slotte vormt de teelt van be-paalde ‘verbeterde’ variëteiten op honderden hecta-ren een ernstig voedselrisico bij ongunstige weersom-standigheden in een hele regio.

25 Maniok moet bijvoorbeeld 15 maanden groeien voordat het kan worden geoogst en bijgevolg is er tijdens die heel lange periode alternatief voedsel vereist wanneer de teelt van andere voedings-gewassen is afgeschaft.

• Nieuwe teelttechnieken:De nieuwe technieken moeten het rendement van de bestaande gronden verhogen, door het gebruik van fytosanitaire producten en minerale en/of organische meststoffen, een intensievere strijd tegen erosie en ont-bossing (met name door de bouw van radicale (trapvor-mige) terrassen), het gebruik van verbeterd zaaigoed (hybriden, ggo’s) en bodembescherming.Het MINAGRI stelt instructeurs aan om de landbouwers op te leiden in deze nieuwe technieken. Maar over het algemeen blijken de mogelijkheden voor technische om-kadering, toegang tot krediet, opleiding in nieuwe land-bouwtechnieken niet te volstaan.Door de verplichte aanleg van radicale terrassen, waar-voor de aanwezige gewassen moesten worden uitge-trokken, hadden sommige boeren die niet over alter-natieve middelen beschikten, uiteindelijk niets meer te eten. De landbouwers hebben ook klachten over bepaalde hybride zaden (ggo’s). Zij kunnen namelijk de zaden uit de oogst niet opnieuw gebruiken. Hierdoor zijn ze af-hankelijk geworden van een complexe keten voor hun bevoorrading met zaaigoed, terwijl ze vroeger op dit vlak zelfstandig waren.

• De groeperingen van de landbouwers-veetelers in coö-peraties:De coöperaties die al lange tijd bestonden in diverse vormen, zijn veralgemeend om te komen tot een betere organisatie op het platteland (landbouw, veeteelt).De snelle veralgemening brengt problemen met zich mee voor de leden omdat er onvoldoende mogelijkhe-den zijn voor opleiding (rekeningen, registratie, toegang tot kredietmogelijkheden, mogelijkheden voor tech-nische omkadering, enz.).

Die

ter

Tele

man

s

Page 20: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

20

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• mogelijkheden voor steun aan het hervormingspro-ces van de landbouw voor te stellen, om te helpen bij de sensibilisering van de bevolking, bij de op-leiding en de omkadering, in samenspraak met de vertegenwoordigers van de civiele samenleving die op het terrein aanwezig zijn;

• te helpen om in het landbouwbeleid rekening te houden met de kleine familiebedrijven die cru-ciaal zijn voor de lokale voedselzekerheid en de risico’s waaraan de kleine landbouwers worden blootgesteld (daling van de prijzen door gebrek aan opslagcapaciteit van de producten van de monocul-tuur, hongersnood door het uitrukken van voedsel-gewassen, hongersnood te wijten aan de aanleg van terrassen en van monoculturen, boeren zonder land, …);

• erop aan te dringen dat de bevolking meer plaats krijgt voor een werkelijke participatie bij het op-stellen van ontwikkelingsplannen en plannen voor de herstructurering van de landbouw en bij de uit-voering en de opvolging van die plannen;

• in de beleidsdialoog over de decentralisering reke-ning te houden met een menselijker toepassing van de prestatiecontracten voor de plattelandsbevol-king.

AANBEVELINGEN• De verplichte groepering van bepaalde bewoners in dor-

pen (imidugudu):Dankzij de groepering in dorpen wonen de landbouwers in modernere huizen, is de veiligheid verhoogd zouden ze moeten beschikken over diensten als elektriciteit, wa-ter, een gezondheidscentrum, een school.De te trage aanleg van de voorzieningen die de overheid heeft beloofd, zorgt voor problemen. Bovendien bestaat de kans dat boeren hun landbouwbedrijf zien verkleinen of verliezen als gevolg van de ruil of de verkoop van hun oorspronkelijke percelen in de hoop percelen dicht bij de dorpen te verwerven. En wanneer ze hun oorspronke-lijke percelen kunnen behouden, zijn er problemen met de afstand tussen het dorp en de percelen, wat leidt tot minder onderhoud en gevaar voor diefstal van de land-bouwopbrengst.

Overzicht op lange termijn en duurzaamheidDe resultaten van het landbouwbeleid van de staat lijken wel relevant op korte en middellange termijn, maar er zijn wel niet te verwaarlozen risico’s voor de duurzaamheid van de landbouw op lange termijn.

Het traditionele productiesysteem in Rwanda van de zoge-naamde combinatieteelt (of geassocieerde teelten) heeft zijn nut bewezen in het kader van een duurzame landbouw. Dankzij de combinatieteelt, die gebruik maakt van com-plementaire ruimte in de lucht en onder de grond en leidt tot wederzijdse gunstige effecten (fixatie van stikstof uit de lucht in de bodem door peulgewassen, bescherming tegen schadelijke dieren en parasieten, erosiebescherming, ...), konden de boeren meer voordeel halen uit hun grond en toch van een gediversifieerde productie genieten. Het nieuwe systeem voorziet een grootschalig gebruik van vaak van buitenaf aangevoerde en dure productiemiddelen of meststoffen, wat kan leiden tot een verminderde bodem-kwaliteit, een aantasting van het milieu en de biodiversiteit en tot afhankelijkheid van de agrochemische industrie en van kredietinstellingen.

We moeten er wel op wijzen dat er de voorbije twee jaar voor bepaalde problemen na wat uitstel soms oplossingen zijn aangereikt: aankoop door de staat van bepaalde onver-kochte overschotten van de monocultuur, maatregelen ten gunste van natuurlijke meststoffen afkomstig van mest van het vee en meer opleidingsprogramma’s. We kunnen alleen maar hopen dat dit proces van zelfcorrectie door te luiste-ren naar de bevolking zich zal doorzetten26.

26 De ‘Centres for Citizens’ Participation in the African Union (CCP - AU)’ heeft dit voorbeeld bepleit tijdens de conferentie over de ‘East African shared Values’ in 2010 (http://ccoaib.org.rw/en/?CONSULTATION-Africa-Union-Shared).

Page 21: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

21

Sinds de onafhankelijkheid lijkt de regio van de Grote Me-ren wel het meest vatbaar voor oorlog in Afrika. Sluimeren-de en openlijke conflicten hebben gedurende verscheidene jaren bijgedragen tot de destabilisering van de samenleving in Burundi, DR Congo en Rwanda.

Enkele van de interne factoren die een rol hebben gespeeld, waren de afwezigheid van een rechtsstaat, de autoritaire uitspattingen van het heersende bewind in de landen, ideo-logische manipulatie, het overwicht van etnische en tribale gevoelens op het nationale bewustzijn, de politisering van de militaire en de veiligheidstroepen en ook van de rechts-instellingen, …

Daarnaast waren er in de conflicten in de regio van de Gro-te Meren ook externe factoren die de reeds dramatische situatie nog verergerden. Zo werkte de betrokkenheid van economische en geostrategische belangen van sommige mogendheden in de loop der jaren als katalysator voor de escalatie van geweld. De interne oorlogen kregen een internationaal karakter en trokken een aantal buitenlandse interventies aan om de stabiliteit in de regio te herstellen, zonder lange-termijnstabiliteit. We moeten vaststellen dat de regio nog altijd geen duurzame vrede kent.

De combinatie van al die factoren voerde tot een spiraal van verweven conflicten, op verschillende niveaus – van zeer lokaal tot regionaal – en van verschillende escalatievormen – latent tot het gebruik van excessief geweld. Het systema-tisch gebruik van wapens om rechten af te dwingen of om de macht te veroveren, leidde bovendien tot de systemati-sche schending van de mensenrechten en vooral van de vrouwenrechten (met verkrachting als oorlogswapen).

Geen van de drie landen bleef gespaard van de fenomenen van geweld:

• In Burundi werden de politieke crises sinds de jaren 1960 doorspekt met interetnisch excessief geweld, misdaden tegen de menselijkheid27, oorlogsmisdaden en onlangs ook politieke georiënteerde moorden (zie hoger). Die politieke crises hebben het sociale weefsel diepgaand beschadigd en het sociaaleconomische leven verstoord.

• In Rwanda, waar sinds oktober 1990 een burgeroorlog woedde met de bijhorende ernstige mensenrechten-schendingen door de strijdende partijen, vormde de genocide van 1994 het toppunt van wreedheid in de re-gio, waarbij ongeveer een miljoen mensen werden afge-slacht en meer dan twee miljoen mensen vluchtten naar DR Congo. Die situatie zorgde voor een diepgaande de-stabilisering in het oosten van DR Congo.

• DR Congo heeft, naast een algemene fragiliteit, af te rekenen met de regio in het oosten van het land dat een gevaarlijk en gewelddadig kruitvat is geworden waar nationale en buitenlandse gewapende groepen zich

27 CENAP (Centre d’Alerte et de Prévention des Conflits) Burundese vzw opgericht in 2002, onafhankelijk centrum voor onderzoek en bevordering van de dialoog over initiatieven voor vredesopbouw en conflictpreventie (http://www.cenap.bi).

Regionale integratieschuilhouden. Schendingen van de mensenrechten, plunderingen, geweld en seksueel geweld zijn er voor de bevolking veelvoorkomende praktijken geworden.

Uitdagingen en vooruitzichten voor de regio

Voor de drie landen zijn de belangrijkste uitdagingen waar-mee de bevolking wordt geconfronteerd het verwezenlijken en consolideren van de fragiele vrede, de strijd tegen sek-sueel geweld, armoedebestrijding en waardig werk.

• Geweld en de politieke instabiliteit: de regeringen en de civiele samenleving zijn actoren voor conflictoplossing. De politiek verantwoordelijken garanderen niet ten volle de veiligheid van hun burgers in de betrokken sub regio. Is er een politieke wil aanwezig? Welke rol kan de civiele samenleving spelen – de vakbonden, de ngo’s, de soci-aal-educatieve organisaties en de vrouwenbewegingen – om deze uitdaging aan te pakken?

• Seksueel geweld: in de drie landen vormt seksueel ge-weld ook een grote bedreiging voor de veiligheid van mannen, vrouwen en jongeren. Tijdens de oorlog in DR Congo nam het aantal verkrachtingen toe en ook na het einde van het conflict lijkt verkrachting algemener verspreid te zijn geworden. Maar verkrachting blijft een traumatiserend gegeven dat de rechten en vrijheden van vrouwen inperkt en hun waardigheid als volwaar-dige mensen aantast.

• Armoede is een andere reusachtige uitdaging die de vei-ligheid van de bevolking in de regio belemmert. De strijd tegen de armoede is niet enkel een kwestie van econo-mische groei en een werkgelegenheidsbeleid, maar ook van het bevorderen van waardig werk. Dat beleid moet onder andere worden ondersteund door:

- wetgevende maatregelen om de werknemers waar-dig werk te garanderen: een behoorlijke vergoeding voor werk dat gebeurt in vrije, rechtvaardige, veilige en waardige omstandigheden,

- de organisatie van de vakbondskrachten in de drie landen, om thema’s als de sociale dialoog, veiligheid op het werk en sociale zekerheid op de agenda van de verschillende ministeries te plaatsen,

- de activering en de hervorming van de regionale net-werken van de civiele samenleving, met onder andere ook de operationalisering van de intersyndicale orga-nisatie van de regio van de Grote Meren om te komen tot meer synergie in de actie, om strategische bond-genootschappen te smeden en zo invloed te kunnen uitoefenen op de overheid in de drie landen.

Page 22: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

22

Regionale organisaties: mogelijkheden voor collectieve actie

De drie landen in de regio van de Grote Meren – Burundi, DR Congo en Rwanda – maken deel uit van gemeenschap-pelijke regionale structuren die thema’s als vrede en vei-ligheid vooropstellen. Deze regionale structuren, die heel specifiek van belang zijn voor de drie landen, zijn vooral de Economische Gemeenschap van de Landen van de Grote Meren (CEPGL), de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (East African Community: EAC) en de Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren (CIRGL):

De Economische Gemeenschap van de Landen van de Grote Meren (CEPGL): De CEPGL werd opgericht in 1976 en bestaat uit DR Congo, Burundi en Rwanda. De doelstellingen van de CEPGL zijn: instaan voor de veiligheid van de staten en de bevolking, de ontwikkeling van activiteiten van gemeenschappelijk belang bevorderen, het handelsverkeer en het verkeer van personen intensiveren en ten slotte nauw samenwerken op al deze domeinen.

De Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC)Deze interregionale organisatie bestaat sinds 1999 uit Ke-nia, Oeganda en Tanzania en in 2007 zijn ook Burundi en Rwanda toegetreden. De doelstellingen zijn het instellen van een gemeenschappelijke markt voor vrij verkeer van goederen en diensten tussen de lidstaten en op lange ter-mijn ook komen tot een eenheidsmunt en één enkele poli-tieke federatie. De EAC waakt over de welvaart, de veilig-heid en de politieke stabiliteit in deze regio van de wereld.

De Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren (CIRGL) De CIRGL is een regionale organisatie die bestaat uit elf landen: Angola, Burundi, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, de DR Congo, Kenia, Oeganda, Rwanda, Soedan, Tanzania en Zambia. Dit initiatief is bedoeld om deze regio die opeenvolgende crises heeft gekend, te veranderen in een regio van vrede, veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling. De verschillende actoren van de civiele samenleving – vak-bonden, ngo’s, sociaal-educatieve organisaties, vrouwen-organisaties – hebben samen met de vertegenwoordigers van deze elf landen meegewerkt aan het opstellen van een regionaal kader voor vrede. Zij hebben ook op doeltreffende wijze meegeholpen bij het opstellen van verdragen voor al-lerlei domeinen, zoals de ontginning van grondstoffen uit mijnen of de verspreiding van lichte wapens, en zij zien ook mee toe op het naleven van die verdragen.

De eerste twee organisaties (CEPGL en EAC) hebben be-trekking op een op te richten of te versterken economische markt; de derde (CIRGL) is veeleer een overlegorgaan. In welke mate is het voor Rwanda en Burundi interessant om deel uit te maken van die organisaties, welke zijn hun be-langen ten opzichte van de – Franstalige – CEPGL en de EAC, die Engelstalig is, wetende dat er de verschillende ta-len ook staan voor verschillende concepten van politiek en economisch bestuur? Welke coherentiestrategieën hante-ren de twee landen om een evenwicht te verzekeren tussen deze verschillende lidmaatschappen en de soevereiniteit

van de volken om een neoliberale escalatie te vermijden, die enkel rekening zou houden met de internationale eco-nomische belangen?

Wij vragen de Belgische politieke verantwoorde-lijken

• de civiele samenleving in elk van de landen in de regio van de Grote Meren te ondersteunen in haar rol om begeleidende maatregelen te stimuleren die goed bestuur, respect voor de mensenrechten, de sociale dialoog en sociale bescherming moeten bevorderen. Gezien de realiteit van verkeer van goederen en personen deze civiele samenleving te steunen in haar regionale dynamiek en in haar rol van waakhond in verband met mogelijke ne-gatieve uitspattingen;

• regionale en coherente synergiën aan te moe-digen voor vrede en veiligheid in de regio van de Grote Meren, om te komen tot meer inspanningen voor een duurzame stabilisering van de regio;

• gendergelijkheid en empowerment van vrou-wen een centrale plaats te blijven toekennen in hun actie en zo bij te dragen tot de uitvoering van Resolutie 132528 van de Veiligheidsraad op regi-onaal vlak in het kader van de nieuwe indicatieve samenwerkingsprogramma’s;

• er nauwkeuriger op toe te zien dat de voorwaar-den opgelegd door de Europese handelsregels de dynamiek van regionale integratie – die België trouwens ondersteunt – niet tenietdoen.

28 http://www.dgcd.be/documents/fr/themes/gender/plan_action_bel-www.dgcd.be/documents/fr/themes/gender/plan_action_bel-ge_1325.pdf

AANBEVELINGEN

Page 23: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

23

9.00 – 9.15 Onthaal met koffie

9.15 – 9.30 Welkom en inleiding

9.30 – 11.00 Parallelle workshops per land over de volgende thema’s

Workshop 1: Rwanda – landbouw, onderwijs en gezondheidszorg

Workshop 2: Burundi – onderwijs, gezondheidszorg en landbouw

11.00 – 11.30 Koffiepauze

11.30 – 13.00 Parallelle workshops per thema over de beide landen

Workshop 1: Justitie en strijd tegen de straffeloosheid in Rwanda en Burundi

Workshop 2: Democratisering in Rwanda en Burundi

13.00 – 14.00 Burundese lunchpauze

14.00 – 15.00 Workshop: Regionale integratie

15.00 – 15.15 Koffiepauze

15.15 – 17.00 Plenaire sessie: Samenbrengen van de aanbevelingen uit de workshops

17.00 – 17.45 Vragen aan politiek over de verschillende thema’s

17.45 – 18.00 Slot

De ronde tafel wordt georganiseerd door ‘Plateforme Afrique Centrale’ van CNCD-11.11.11. en het Centraal-Afrika Overleg van 11.11.11

onder coördinatie van de Commission Justice et Paix

De conferentie verloopt in het Frans. Tijdens de plenaire sessie zijn tussenkomsten in het Nederlands mogelijk.

Rwanda, Burundi: 50 jaar onafhankelijk!

Stand van zaken en uitdagingenAanbevelingen voor een duurzaam Belgisch beleid

Woensdag 6 juni 2012 van 9.00 tot 18.00 uur Adres: Huis van de Internationale Organisaties

Washingtonstraat 40 – 1050 Brussel

In aanwezigheid van de vertegenwoordig(st)eren van organisaties van de civiele samenleving in Burundi en Rwanda

Uitnodiging en Programma van de ronde tafel op 6 juni 2012

Page 24: 11dossier: Rwnada, Burundi: vijftig jaar onafhankelijk! Stand van zaken en uitdagingen

24

11.11.11 vzw Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel

www.11.be

ContactLine Risch

02 536 11 [email protected]

CNCD - 11.11.11Quai du Commerce 9 - 1000 Bruxelleswww.cncd.be

ContactSabine Kakunga02 250 12 [email protected]