44
Zwartgeld als peppi I voor de econom e Nationaal Socialisme en

2004 - Nummer 251 - mei 2004

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Zwartgeld als peppi I voor de econom e Nationaal Socialisme en

Citation preview

Page 1: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Zwartgeld als peppi I voor de econom e Nationaal Socialisme en

Page 2: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

'Me Ruud Lubbers naar Afrika'

De gemiddelde Ernst & Young'er is intelligent, staat

ergens voor, straalt zelfvertrouwen uit en heeft plezier

in zijn werk. Hij durft zichzelf te zijn en wil zich ontwik­

kelen tot een vakbekwame professional die kwaliteit

levert aan zijn klanten. En is dus allesbehalve gemiddeld!

Caroline Carriere is zo iemand. Wat maakt haar zo

bijzonder?

Wie zijn je heiden? Waarom?

Wat was je grootste blunder? Ik heb me ooit laten ompraten om Kerstengel te zijn op

een Kerstmarkt in Amsterdam. Ik was de enige in de buurt

die in het nogal krappe jurkje paste. Wat ik niet wist, was

dat ik elk uur op AT5 zou komen. Een paar van m' n col­

lega-studenten hadden me op TV gespot en belden natuur­

lijk iedereen op om ook te kijken. Ze hebben zich

he1emaal kapot gelachen.

De combinatie van Majoor Boszhardt en Herman Brood Naast wie zou je het liefst in het vliegtuig zitten? zoals ze in Villa Felderhof naar voren kwamen. Omdat ze En waarheen? openstaan voor anderen en respect hebben voor mensen Ruud Lubbers. Omdat ik denk dat je met hem prima

met volstrekt andere opvattingen dan zij zelf. discussies kunt voeren. Zowel over z ' n vroegere werk als

premier, als over z'n huidige werk als hoge commissaris

Wat denk je dat je collega's van je vinden? voor de vluchtelingen bij de VN. We gaan naar Afrika,

VriendeJijk . Aardig persoon. Kun je een grap mee maken. naar een vluchtelingenkamp. Hij op inspectie en ik ga

Is heel open en eerlijk. Ongeduldig. Anders gaat ze diep daar klussen.

zuchten tijdens een vergadering.

Wat was je grootste succes? De balans die ik gevonden heb tussen m ' n werk en m ' n

prive-Ieven. Dat is een gevecht geweest met mezelf. Ik

voel me niet meer schuldig over de keuzes die ik heb

gemaakt. Ik werk nu vier dagen en dat is heerlijk.

Wat is je levensmotto? Hou het vast, want het is snel weer voorbij .

Ais je dit werk niet deed, wat deed je dan? Deed ik ontwikkelingswerk in Afrika .

Wat is je ideale plek om te wonen? Ik hoef niet naar een onbewoond eiland. Ook niet naar

New York. Amsterdam of Antwerpen is prima.

Caroline Carriere (30)

Belastingadviseur bi) Ernst & Young

Wat de medewerkers van Ernst & Young zo bijzonder maakt, lees je op www.ey.nljbijzonder.

Page 3: 2004 - Nummer 251 - mei 2004
Page 4: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Rostra Economica 251

Colofon

Hoofdredacteur Robert Picauly

Redactie Bernard Bak Danny van Dijk Irina Fetisova Katrin Malin laura Davila lopez Malaya lumel Joost Baeten Joy Sie Cheung Xiaojun Yang

lay-out Yvin Hei

Adreswijzigingen Studentenadministratie Binnengasthuisstraat 9 1012 lA Amsterdam

Jaarabonnement 6 nummers voor 15 euro

V~~r reacties, brieven en open sol­licitaties is de redactie te bereiken op: Kamer E002 Roetersstraat 11 1018 WB Amsterdam telefoon 020-5254024 E-mail adres:[email protected]

Niets uit deze uitgave mag zonder toestemming van de redactie of de externe auteur overgenomen wor­den. De redactie is niet verant­woordelijk voor de inhoud van ingezonden stukken en behoudt zich het recht voor deze in te kor­ten.

Oplage 3500

Advertenties KPMG OC&C Strategy Consultants Ernst & Young De Nederlandsche Bank PricewaterhouseCoopers ING TPG Niehe lancee

Tarieven op aanvraag verkrijgbaar Opdrachten schriftelijk ter attentie van acquisiteur Sefa: Jorn TIele, tel 020-5254025 e-mail: [email protected]

let- en drukwerk Grafiplan Nederland B.V., Enkhuizen

Inhoud 5 Column Heertje

6 Het zwarte vermogen als peppil voor de economie

10 Nationaal Socialisme

14 IMF - Went too far in Asia

18 Fiscaal strafrecht

24 Interview Isidro del Saz Cordero

30 China - Out of time

36 Verzekeringskunde

38 Interesse in een uitdaging?

40 The Rostra Economica

42 Arend van Dam

Waarde lezer,

Het is zover de laatste editie van de Rostra Economica van dit academisch jaar. Maar ook de laatste keer dat ik u als hoofdredacteur, dit voorwoord mag schrijven. Oit geefi: een enigszins ambivalent gevoel. Aan de Ene kant ben je blij als hoofdrecteur te stoppen, geen deadlines , geen redacteuren achter hun broek aan zitten, brandjes blussen en dat soort dingen. Maar aan de andere kant ga je aspecten missen zoals het contact met je redacteuren. Het vorm en richting geven aan de inhoud van de Rostra Economica. Maar ook de toegang die de naam "Rostra Economica" verschafi: om deuren te openen en in contact te komen met interessa nte mensen. Ach ... we zullen maar niet te senti men­teel worden. Want het is mooi geweest. Ik was ook niet van plan om een tear jerker te schrijven.

In deze Rostra Economica berichten wij over een varieteit van onderv'l'erpen. De Column van Heertje . Een artikel over het Nationaal Social is me en armoede, waarin heilige huisjes genadeloos worden aangeschopt. NiclIws uit de facul te it over de gestJ rte opleiding verzekeringskunde. Uit de institutio­neel economische hoek, kritiek op het IMF. Maar ook de tikkende born onder het financiele stelsel van de groeiende economische grootmacht China. Een uitleg over het fiscale strafrecht. Een artikel ingezonden door een docent als beloning voor een student over zwart geld als peppil voor de econo­mie. Een Rostra Economica review artikel. En een interview uit Spanje over de recente kabinets wis­seling met een hoogleraar van de Universidad Autonoma de Madrid.

Tenslotte ... Ik hoop dat niet aileen wij, maar ook u gaat schrijven voor de Rostra Economica. Misschien in tegenstelling tot wat u denkt zijn wij zeer toegankelijk. Enige voorwaarden voor het artikel zijn: economisch gerelateerd, door een student geschreven en van goede kwaliteit. Wij kijken uit naar lIW artikel!

Namens de redactie, Robert Picauly HoofOredactelir

4 Rostra Economica mei 2004

Page 5: 2004 - Nummer 251 - mei 2004
Page 6: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Het zwarte vermogen als peppil voor de economie txt: Danny 1

Het huidige kabinet heeft het financieel niet breed. Zowel in 2003 als

in 2004 bedraagt het tekort een kleine elf miljard euro'. In de daarop

volgende jaren daalt het tekort van acht miljard in 2005 naar ruim

drie miljard in 2007. Dit is het zogenaamde tekort met beleid, dus

inclusief aile bezuinigingen van zowel deze regering als de vorige. Het

kabinet heeft dit pakket aan bezuiningsmaatregelen genom en om de

tekorten onder de 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) te

houden, conform de afspraken in het zogenaamde Stabiliteits- en

Groeipact van de Europese Unie.

De regering heeft voornamelijk gekozen om uitgaven te verlagen. Hierbij moeten soms harde keuzes worden gemaakt wat leidt tot maatschappelijke onrust. Daarnaast zijn veel economen van mening dat bezuinigingen de eco­nomie afremmen terwijl een eco­nomie die in een recessie verkeert juist gestimuleerd zou moeten worden. Een manier waarop je dat zou kunnen doen is door het zwar­te vermogen van Nederlanders wat in het buitenland wordt aangehou­den naar Nederland te halen.

In Europa zijn verschillende lan­den die in meer of mindere mate een bankgeheim hanteren. Naast de bekende voorbeelden van Luxemburg en Zwitserland heb­ben ook Belgie, Oostenrijk, de Kanaaleilanden en Liechtenstein een bankgeheim. Op Europees niveau wordt getracht dit bankge­heim op te heffen. Omdat dit bij de betrokken landen gevoelig ligt gebeurt dit stap voor stap. Vanaf I janauri 2005 wordtvia de Europese spaarrenterichtlijn een bronhef­fing op rente ingevoerd die in zeven jaar wordt opgevoerd tot een tarief van 35%. Driekwart van deze bronheffing wordt door de bank ingehouden en uitbetaald aan de lidstaat waar de gerechtigde tot de rente woont. Pas vanaf 2010 zal, onder bepaalde voorwaarden, wor­den overgegaan tot informatieuit

wisseling tussen landen met een bankgeheim en overige landen.

In Europa is recent een aantallan­den overgegaan tot het verlenen van een generaal pardon om in het buitenland gestald vermogen terug te krijgen. Het afkondigen van een generaal pardon is in Nederland vooralsnog niet a:m de orde. Staatssecretaris loop Wijn van Financien heeft verklaard van een generaal pardon niets te willen weten'. De vraag is of dat verstan­dig is gezien de financiele en eco­nomische gevolgen. In dit artikel zal ik eerst uitleggen wat de wer­king van een generaal pardon is. Daarna zal ik beschrijven welke financiele en economische aspec­ten aan een generaal pardon Ide­yen. In de laatste paragraaf zal ik aangeven of de Nederlandse poli­tiek terecht geen generaal pardon wiloverwegen.

De werking van een generaal pardon De Belastingdienst heeft geen mogelijkheden zwarte vermogens in het buitenland op te sporen. Als dat incidenteel wei gebeurt is dat op basis van toevalstreffers. Door veel publiciteit probeert de Belastingdienst belastingplichti­gen over te halen hun zwarte ver­mogen alsnog aan te geven, via de zogenaamde inkeerregeling. De inkeerregeling houdt in dat

6 Rostra Economica mei 2004

jegens een belastingplichl bijvoorbeeld in het bezit buitenlandse spaartegoe vrijwillig meldt bi Belastingdienst (voordat dat een onderzoek naar h gestart) geen strafvel wordt ingesteld en dat I boetes hoeft te betalen. V

den voor de laatste twa. navorderingsaanslagen i heffingsrente opgelegl Belastingdienst behoudt recht de ten onrechte niet! belasting geheel na te VI

voor zover dat recht niet is. Eigenlijk vindt dus wa het deel van de versch belasting helemaal geen plaats. De werking van een genet don hoeft niet altijd heu zijn. In het recente verled de Europese Unie een aan een generaal pardon verll Frankrijk en Italie) of binnenkort een generaal ingevoerd (Belgie' en Dui Onderdeel is vrijwel altije vrijwillige melding het 0

van een sanctie achterwegE verminderd wordt en dat schuldigde belasting wo minderd. In alle gevallen i mijn dat mensen zich kUl1l melden (uiteraard) eindig I worden maatregelen aar digd om belastingontduiki toekomst tegen te gaan.

In het algemeen is een ge generaal pardon voor bE plichtigen een voordeligl ling dan de Nederlandse il geling omdat naast de ~

nestie ook een belastin~

wordt verkregen. In Ne bestaat veel weerstand te vedenen van een generaa l omdat dat wordt uitgelegc belonen van verkeerd namelijk belastingontduil< woordvoerder van het [vi

Page 7: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

van Financien heeft hierover het volgende verklaard; "De staatsse­cretaris is geen voorstander van een generaal pardon. Er is weI eens over gesproken, maar ons stand­punt is dat we belastingontduikers niet willen belonen. Andere politi­ci willen dat ook niet'"

Oit betekent echter niet dat een generaal pardon bij voorbaat een kansJoze zaak is maar weJ dat bij eventuele invoering van een gene­raal pardon rekening moet worden gehouden met de Nederlandse omstandigheden en gevoelens. Oit kan gerealiseerd worden door bij invoering een aantal randvoor­waarden vast te stellen. Zo is gebleken dat het succes van een generaal pardon afhankelijk is van de attractiviteit van het geboden belastingtarief en de in het voor­uitzicht gestelde maatregelen na afloop van de termijn.

Financiele aspecten van een generaal pardon Om een oordeel te kunnen geven over de financiele aspecten van een eventueel in te voeren generaal pardon is het eerst nodig vast te stellen hoeveel vermogen van Nederlanders in het buitenland is gestald. Oit is vanwege de gevoe­ligheid van de informatie uiteraard niet exact vast te stellen, maar op grond van een aantal gegevens weI redeJijk in te schatten.

De Belastingdienst is een onder­zoek gestart naar het niet verant­woorden van inkomen door Nederlandse ingezetenen die over buitenlands vermogen beschik­ken. Oit zogenaamde Rekeningenproject is gebaseerd op de saldogegevens per 31 januari 1994 van door Nederlanders aan­gehouden bankrekeningen bij de Kredietbank Luxemburg. Uit deze informatie bleek dat het ging om ruim IO.OOO Nederlandse ingeze-

tenen die een gezamenlijk saldo van zeshonderd miljoen euro bij deze bank hadden uitstaan7

• Oit is het saldo in januari 1994. Uitgaande van een jaarlijkse rente van 4% zou dat in 2003 zijn aange­groeid tot ongeveer 850 miljoen euro. Hierbij is dan geen rekening gehouden met eventuele stortin­gen als uitvloeisel van de economi­sche voorspoed die Nederland in de jaren '90 heeft gekend. Oit is slech ts het saldo van zwarts­paarders bij een buitenlandse bank. Uit de gouden gids van Luxemburg" bJijkt dat er onder het kopje banken er maar liefst 365

staan vermeld.

ltalie heeft in 2001 een generaal pardon afgekondigd die vijftig miljard euro terug naar ltalie heeft gebracht. In Ouitsland wordt ver­moed dat Ouitsers driehonderd a vierhonderd miljard euro over de grens hebben uitstaan. Van Mens en Steeman schatten in hun artikel in het Nederlands Juristenblad het vermogen dat Nederlanders op buitenlandse bankrekeningen hebben staan op ongeveer 60 mil­jard euro. In een verkennende nota in het kader van de jongste belastingherziening werden enke­Ie onderzoeken aangehaald waar­uit naar voren komt dat Nederlandse belastingplichtigen naar schatting 16 tot 32 miljard euro zwart in het buitenland aan­houden. Maar feit blijft dat het zeer moeilijk is de omvang niet aileen van dit zwarte vermogen in te schatten maar ook van het zwar­te circuit in het algemeen. Schattingen lopen vaak zeer uiteen van enkele tot tientallen procenten van het binnenlands bruto product (BBP)".

Om aan te kunnen geven wat de financiele impJicaties van het afkondigen van een generaal par­don zijn schat ik dat op grond van

Het zwarte vermogen

het bovenstaande dat het totale bed rag aan zwarte tegoeden op buitenlandse bankrekeningen 40 miljard euro bedraagt. Als tarief wordt zowel in de literatuur als bij recente generaal pardons veelal een percentage tussen de IS en 25% gehanteerd. Op basis van de geldende navorderingstermijn van 12 jaar en de fictieve vermogen­srendementshelling van box 3 die leidt tot een impliciete belasting­helling van 1,2% over het vermo­gen komen van Mens en Steenman, rekening houdend met rentenadeel voor de Staat, tot een tarief van 20%. Oit sluit ook goed aan bij de bronrentes die vanaf I januari 2005 geheven zuJJen gaan worden". Bij toepassing van de inkeerregeling zouden belasting­plichtigen worden geconfronteerd met navorderingsaanslagen tegen progressief tarief, oplopend tot 62%, en heffing in de vermogens­belasting. Een tarief van 20% is daarom voldoende aantrekkelijk.

Bij een totaal aan zwarte tegoeden van 40 miljard euro en een tarief van 20% kan er maximaal acht mil­jard euro de Nederlandse staatskas in vloeien. Oit bed rag is bijna even hoog als het verwachte financie­ringstekort over 2005. Oaarna wordt jaarlijk belasting geheven over het 'gewitte' vermogen in de inkomstenbelasting middels box 3, dit zou het eerste jaar maximaal 380 miljoen euro kunnen opleve­ren.

Economische aspecten van een generaal pardon Uit diverse onderzoeken naar de belastingopbrengsten van staten en landen, die een tax amnesty of generaal pardon hebben afgekon­digd, en uit experimenteel onder­zoek waarbij het aangiftegedrag werd nagebootst, blijkt dat het afI<ondigen van een generaal par­don een succes kan zijn.

Rostra Economica mei 2004

6 FEM Business, Buitenlands spaargeld omsingeld, 25 januari 2003

7 Fiscaal up 10 date, 27 jul i 2002, nummer 200211350

8IWiw.pageSJaulles. lu

9 K. 'Ian Mens en R. SteenmJn. Naar een generaal pardon '1oor z'Nartspaarders ). Nederlands J uristenblad, 2 januari 2003. http://njb.juriforum.nl/,\JJ B linhetnieulVs/art 20301

10 Nota "'Belastingen in de 21 e eeuw: een verken­ning", Tweede Kamer, ver­gaderjaar 1997-1998, nummer 25 810, onder­deel 2, pagina 18

11 A.l.H.C. Schram, H.AA Verbon en FAA.M. van Wlnden, Economie van de over­he,d, 1997, bladzijde 199

12 Persbericht Ministerie van Financien inzake de spaarrenterichtlijn, 16 september 2003

7

Page 8: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Het zwarte vermogen

Onderzoek heeft ook aangetoond dat het afkondigen van een gene­raal pardon met aanvullende beleidsmaatregelen een beter resultaat oplevert dan het enkel volstaan met intensievere opspo­ring en controle. Een generaal par­don decriminaliseert en verzoent in tegenstelling tot de lijn van toe­nemende repressie bij intensieve opsporing".

Een succesvol generaal pardon betekent dat veel zwartspaarders gebruik maken van de regeling wat resulteert in aanzienlijk hogere belastingopbrengsten. Om van een generaal pardon een sueees te maken moet aan een aantal rand­vOOlwaarden zijn voldaan; na het generaal pardon moet de Belastingdienst de eontrole­inspanningen verhogen en dat al bij het afkond igen van het gene­raal pardon aankondigen, na het generaal pardon moeten de boetes op belastingontduiking worden verhoogd en ook dit moet al tijdens de afkondiging bekend worden gemaakt, er moet duidelijk worden gemaakt dat het generaal pardon eenmalig is .

Aan de invoering van een generaal pardon kleven eehter ook negatie­ve uitstralingseffeeten. In de eerste plaats zou het de belastingmoraal kunnen schaden. Dit is meteen het meest gebruikte argument door tegenstanders van een generaal pardon. Bel astingpliehtigen, die wei aan hun fiseale verpliehtingen voldoen, zien dat belastingpliehti­gen die het niet zo nauw met hun verplichtingen nemen ook nog eens guns tiger behandeld worden. Het gevaar is dan dat ook zij gesti­muleerd kunnen worden om belasting te ontwijken , met name als zij een volgend generaal par­don voorzien. Dit negatieve uit­stralingseffect zal naar mijn

mening met betrekking tot de bui­tenlandse tegoeden zeer beperkt zijn. Het is immers reeds lang een feit van algemene bekendheid dat de Belastingdienst niet in staat is de identiteit van rekeninghouders te aehterhalen in landen met een bankgeheim. Resterende negatie­ve effeeten kunnen worden voor­komen door goede randvoor­waarden (zoals die hierboven zijn weergegeven) en door duidelijk te maken welke goede dingen met het extra geld gedaan kunnen wor­den.

Een ander negatief uitstralingsef­feet dat in de literatuur wordt genoemd is dat een generaal par­don het internationale aanzien van Nederland zal schaden. Met name zal dit het geval zijn wanneer een generaal pardon wordt misbruikt om eriminele of terroristische gel­den legaal in de Nederlandse eco­nomie te laten vloeien. Bij generaal pardons kan de eis worden gesteld dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het geld op legale manier is verkregen. Deze metho­de is in het verleden al eerder toe­gepast. In dat geval zal gezien de huidige ontwikkelingen binnen Europa het aanzien van Nederland niet of nauwelijks worden geschaad.

Conclusie Er is geen andere manier om dit zwarte vermogen naar Nederland te krijgen dan via een generaal par­don. Ook de invoering van de niell ­we spaarrenterriehtlijn in Europees verband zal daar geen verandering in brengen, in ieder geval niet tot 20W". Ook daarna is dat maar zeer de vraag.

Ais wordt gezorgd voor goede randvoorwaarden bij de uitvoering van een generaal pardon zullen mogelijke negatieve uitstralingsef­feeten tot een minimum beperkt

8 Rostra Economica mei 2004

kunnen worden. De weerstanden die er dan nog bestaan tegen het bevoordelen van belastingontdui­kers kunnen wellicht worden weg­genomen door de binnenkomende gelden te besteden aan doelen die breed in de samenleving worden gedragen als ondelWijs , zorg en veiligheid. Ais de maatsehappij beseft dat deze gelden anders nooit in de schatkist zouden belanden sust dat de publieke ver­ontwaardiging.

De Nederlandse economie zal een generaal pardon als steun in de rug ervaren. De financiele aspecten die met een generaal pardon samen­hangen zijn aanzienlijk, een een­malige bonus van maximaal en acht miljard euro en jaarlijks een extra belastingopbrengst die kan oplopen tot 380 miljoen euro per jaar. Niet aileen wordt de sehatkist gevuld met extra belastingont­vangsten, ook worden enkele tien­tallen miljarden euro's op Nederlandse bankrekeningen gezet. Dit betekent dat dit geldt legaal door de eigenaren kan wor­den aangewend hetgeen een grote stimulans zal zijn voor de nog steeds kwakkelende Nederlandse eeonomie.

Gezien de grote pluspunten van een generaal pardon ben ik van mening dat Nederlandse politiei ten onrechte tegen de invoering daarvan zijn. De weerstanden wor­den voornamelijk opgeroepen door de angst de belastingmoraal aan te tasten en de belastingont­duikers te bevoordelen. De eerste weerstand kan worden ondervan­gen door maatregelen , de tweede niet. Dat is een prineipiele kwestie waarbij het mijns inziens verstan­dig ZOll zijn om het pragmatisehe stand punt te laten prevaleren boven het principiele.

«

Page 9: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Je horizon vertlreClen? Oat kan bij RSM Niehe Lancee.

RSM Niehe Lancee richt zich vooral op middelgrote aan en denk je op je plaats te zijn in een dynamische

en grote ondernemingen, en op organisaties in de en uitdagende werkomgeving waar collegialiteit en ruimte

non-profitsector. Dankzij de strategische samenwerking voor individuele ontplooiing belangrijke begrippen

met de administratieconsulenten van Brouwer & Oudhof zijn, neem dan contact op met Ellen Hoogendijk,

en de advocaten van Pesman Advocaten zijn we personeelsmanager, telefoon (023) 530 04 00 of mail

bovendien in staat onze klanten te adviseren en naar [email protected]. We praten graag

ondersteunen met een breed pakket aan zakelijke verder over jouw carrieremogelijkheden bij ons kantoor.

diensten. Een ge'lntegreerde aanpak die volledig voldoet

aan de wensen en behoeften van de markt. RSM Niehe Lancee Postbus 5037 2000 CA Haarlem

RSM Niehe Lan cee heeft vestigingen in Alkmaar,

Amsterdam en Haarlem. Spreekt onze organisatie je www.rsmniehelancee.nl

RSM Niehe Lancee is aangesloten bij RSM International, een samenwerkingsverband (het 6de netwerk van de wereld) van

zelfstandige accountants- en advieskantoren met wereldwijd 600 vestigingen in 70 landen en 20.000 medewerkers.

Page 10: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Nat-onaal Socia isme Sociale voorzieningen en armoede in Nederland

In dit artikel zal tegen een aantal heilige huisjes aangeschopt worden

en zal aangetoond worden dat de conventionele wijze van de bena­

dering van een aantal politieke vraagstukken tekort schiet. Allereerst

zal betoogd worden dat de politieke partijen met een socialistische

achtergrond - de PvdA, Groenlinks en de SP - die vaak gezien wor­

den als moreel superieur en sociaal, in feite helemaal niet zo sociaal

zijn en dat hen hoogstens het etiket nationaal-sociaal of nationaal-

socialistisch past. Daarna zal het socia Ie gehalte van het socia Ie vang­

net onder de loep worden genomen. Vervolgens wordt een nieuw

perspectief aangedragen om te kijken naar het Nederlandse armoede

probleem, dat een ander licht werpt op wat de beste wijze is van

armoedebestrijding. Tenslotte zullen de bevindingen en conclusies van

het artikel kort worden samengevat.

10 Rostra Economica mei 2004

txt: Joost Baeten

Nationaal Socialisme in Nederland De term sociaal duidt erop dat men oog heeft voor de behoeften en noden van de maatschappij en medemens . Ais men hier ook naar handelt, kan dat aitrulsme genoemd worden, omdat het han­delen niet langer voortkomt uit eigen behoeften maar uit de behoeften van anderen. Ais de behoeften van anderen de basis zijn voor het handelen van "socia­Ie" mensen en socialisten, zullen zij goed in de gaten moeten hou­den wie, welke behoeften heeft. Aangezien niet in aile behoeften voorzien kan worden, zal er een keuze gemaakt moeten worden welke behoeften wei bevredigd moeten worden en welke niet. Indien gekeken wordt mar de behoeften en noden van de mede­mens, mag er geconcludeerd wor­den dat de behoeften van mensen in de derde wereld het grootst zijn. Als je dus uit sociaal oogpunt men­sen wil helpen, dan kun je het beste mensen in ontwikkelings­landen helpen, omdat je dan voor­ziet in de meest schrijnende behoeften . Wil je dus aitruistisch handelen dan kun je het beste je geld geven aan mensen in de derde wereld, dan help je immers meer mensen die dringendere behoef­ten hebben . De linkse partijen in Nederland daar in tegen schreeuwen moord en brand en spreken over "a socia­Ie" politiek als er gekon wordt op socia Ie voorzieningen in Nederland, omdat er niet genoeg gedacht zou worden aan de behoeften van anderen (die bij­voorbeeld hun uitkering veri ie­zen). Uitgaven aan socia Ie voorzie­ningen in Nederland impliceren echter dat datzelfde geld niet uit­gegeven kan worden in de derde wereld, waar de mensen met dat geld meer geholpen zouden zijn. Het sociale gehalte van de sociale

Page 11: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

voorzieningen in ons land kan dus betwijfeld worden. Het zou pas echt sociaal zijn om dat geld uit te geven aan ontwikkelingshulp. Dat betekent niet dat korten op de socia Ie zekerheid sociaal is. Het uitgeven van geld aan de behoeften van landgenoten is nog altijd "socialer" dan het uitgeven van datzelfde geld aan je eigen behoef­ten. De linkse partijen zijn dus wei sociaal, maar dat sociale wordt voor het overgrote gedeelte beperkt door de landsgrenzen, daarom kan beter gesproken wor­den over Nationaal Socialisme. Slechts als je tot de natie behoort, zijn de linkse partijen sociaal voor je. Dit klinkt de meeste mensen , maar vooral "linkse" mensen, die over het algemeen erg gesteld zijn op hun morele gelijk, zo onwennig in de oren, dar ze het overhaast afdoen als een onzinnige, absurde redenering. Ze komen dan met zwakke argumenten om hun intul­tie (en morele superioriteit) te ver­dedigen.

Zo stell en veel mensen dat deze redenering niet op gaat omdat de mensen in de derde wereld een ander aspiratieniveau hebben dan mensen hier. Natuurlijk is dat waar en dit punt komt zelfs over­een met het feit dat je, volgens de economische theorie, nutsniveaus niet interpersoonlijk mag vergelij­ken. Dat is allemaalleuk en aardig, maar je moet deze redenering wei tot in absurdum door trekken wil je dit volledig toepassen op de ver­schillen tussen ontwikkelde lan­den en ontwikkelingslanden. Mag je echt niet stellen dat het sterven van je kind' erger is dan het niet hebben van een videorecorder? Ais je dat volhoudt, heb je inderdaad de stelling ontkracht, maar dan rijst wei de vraag of je jezelf uber­haupt nog sociaalvoelend mag noemen. Wat rechtsere mensen die schrik­ken van de sugestie dat er wei wat meer aandacht (en geld) aan de derde we reid geschonken mag worden, komen vaak met het argu­ment dat het allemaal toch geen

ZIl1 heeEi:. "Hoeveel geld je daar ook inpompt, het blijEi: daar toch een rotzooitje," is de redenering. Dit argument lekt echter aan aile kanten. Ten eerste kun je niet zomaar stel­len, dat het armoede probleem in de derde wereld met onze hulp niet opgelost kan worden. We hebben namelijk nooit echt geprobeerd het armoede probleem op te los­sen. Kun je stellen dat het uitgeven van 0,8 % van ons Sruto Nationaal Produkt' aan ontwikkelingshulp een serieuze poging is om het armoedeprobleem in de derde wereld op te lossen? AJs je boven­dien in acht neemt dat Nederland juist relatief vee I uitgeeft aan ont­wikkelingshulp en dat meer dan de helft van de wereldbevolking in een ontwikkelingsland leeft', wordt helemaal duidelijk dat de gegeven ontwikkelingshulp een druppel op een gloeiende plaat is. Ten tweede maakt het helemaal niet uit of ontwikkelingshulp het armoedeprobleem oplost. Ais de hulp maar voor een beetje verlich-

Nationaal Socialisme

Rostra Economica mei 2004 11

Page 12: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

ting van het lijden van mensen in ontwikkelingslanden zorgt, is het al efficienter besteed dan aan soci­ale uitkeringen in Nederland. Wil je dus sociaalverantwoord hande­len, vergeet dan de probleempjes in eigen land en ga je bezighouden met het helpen van mensen in de derde wereld.

Sociale voorzieningen Dit artikel is met nadruk geen betoog tegen sociale voorzienin­gen. Het bestrijdt slechts de more­Ie sllperioriteit van degenen die vechten voor sociale voorzienin­gen en pleit voor meer aandacht voor ontwikkelingsproblematiek. Er zijn weldegelijk goede argu­men ten voor het hebben en onder­houden van sociale voorzieningen. Deze argumenten steunen echter niet op het sociale karakter van de sociale voorzieningen, aangezien het gebleken is dat het hebben van die voorzieningen helemaal niet sociaal is. Hieronder zal kort wor­den uitgelegd dat altru"isme hele­maal geen argument hoefi: te zijn voor het hebben van een sociaal vangnet. Ten eerste kunnen sociale voorzie­ningen gezien worden als een soort verzekering. Wat er ook met je gebeurt er zal altijd voor gezorgd worden dat je een inkomen hebt waarvan je !<an leven. Dat is een prettig idee en een goede reden om een voorstander te zijn van sociale voorzieningen. Daarnaast wil je ook niet dat de mensen van wie je houdt lijden. Als er een sociaal vangnet bestaat, zorgt dat ervoor dat er altijd enigszins voor je naasten gezorgd zal worden. Bovendien is het ook niet leuk om arme mensen te zien, ook al ken je ze niet persoonlijk. Als je, door middel van een sociaal vangnet, er voor zorgt, dat niemand in je land heel arm is, voorkom je die akelige gevoelens van schaamte, angst en minachting.

Bovendien valt te verdedigen dat het hebben van een enigszins ega­litaire samenleving efficient is. Hoewel dit niet makkelijk empi­risch te bewijzen is, zijn er een heel aantal redenen te bedenken waar­om het hebbben van een sociaal vangnet beter zou zijn voor ieder­een in de samenleving. Zo kunnen grote inkomensverschillen en armoede tot criminaliteit leiden. Ook kan het zijn dat er efficientere matches gemaakt worden op de arbeidsmarkt, omdat mensen minder overhaast hoeven te zoe­ken naar werk, aangezien ze een werkloosheidsuitkering ontvan­gen. Als alle zieken worden behan­deld, vermindert dat de kans op het uitbreken van epidemieen. Zo zijn er nog meer redenen te beden­ken waarom sociale voorzieningen een economie efficienter ZOll maken'. Al deze argumenten baseren zich dus op ego"isme en efficiency en niet op het sociale karakter van het

12 Rostra Economica mei 2004

vangnet. Het "sociale" vangnet gaat namelijk gepaard met de uit­sluiting van de overgrote meerder­heid van de wereldbevolking. De 33 000 kinderen die vandaag stier­yen konden bijvoorbeeld geen aan­spraak maken op onze "socia Ie" voorzieningen 5•

Armen in Nederland Toch zijn er in Nederland ook armen, die vaak erg ongelukkig zijn. Aangezien deze mensen ongelukkig zijn, vormt hun relatie­ve armoede wei degelijk een pro­bleem. Hoe kan het eigenlijk zijn dat deze mens en ongelukkig zijn door hun armoede, terwijl mensen met dezelfde levensstandaard in een ontwikkelingsland hun even­tuele ongelukkigheid onmogelijk kunnen wijten aan armoede, aan­gezien zij relatief rijk zijn in hun land? Het antwoord is inderdaad het aspiratieniveau van de Nederlanders. Zij willen net zoveel kunnen kopen als hun buurman,

Page 13: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

maar kunnen dat niet omdat ze te arm zijn. Hun ongelukkigheid wordt dus eigenlijk niet bepaald door materiele behoeften, maar eerder door de socia Ie constructie die hun materiele behoeften ver­

oorzaakt. Armoede in Nederland is dus meet een sociaal fenomeen dan daadwerkelijke fYsieke armoe­de. Daarbij komt nog dat arme men­sen vaak sociaal ge"isoleerd raken omdat zij geen werk hebben waar zij sociale contacten opdoen. Bovendien hebben zij vaak niet genoeg geld om sociale activiteiten te ondernemen waardoor ze de kans zouden krijgen om uit hun sociale isolement te ontsnappen. De armoede is dus vaak niet aileen sociaal ingegeven maar ook vaak directe sociale armoede. Als de oorzaken van armoede in Nederland eigenlijk sociaal zijn, lijkt het wei erg kortzichtig om die armoede op proberen te lossen met het geven van geld. Ten eerste zullen er altijd relatief armen blij­ven bestaan, waardoor er, als er niets anders wordt ondernomen, ook altijd relatieve (lees: sociale) armoede zal blijven bestaan . Ten tweede, zoals eerder betoogd is , kan dat geld beter besteed worden aan mensen in de derde wereld, aangezien zij het geld harder nodig hebben . Het relatieve armoede probleem in Nederland dient dus opgelost te worden zonder in de val van het materialisme te trappen. Om het Nederlandse armoedeprobleem op te lossen, is het dus nodig dat arme landgenoten kunnen accep­teren dat hun buurman meer spul­len heeft dan hij. Hun aandacht moet afgeleid worden van hun materieel iets slechtere positie. Oat kan het best gedaan worden door hen uit hun sociaal isolement te trekken . Zorg etvoor dat ook armen mensoen de kans krijgen om hun huis te verlaten om iets

leuks te do en en dat zij niet hele dagen vetveeld achter hun televisie doorbrengen, klagend over het gebrek aan een videorecorder. Een idee zou zijn om bijvoorbeeld koffiehuizen te subsidieren, zodat arme mensen er ook naar toe kun­nen gaan om een krant te lezen of om mensen te leren kennen '. Dit zal het leven van die mensen daad­werkelijk verrijken en hen de kans geven over hun materiele gemis­sen heen te kijken. Dit is nog slechts een ruw idee en er zijn waarschijnlijk vele andere opties om mensen uit hun socia Ie isole­ment te halen. Waar het om gaat is dat men zich realiseert dat armoe­de in Nederland sociaal bepaald is' en daarom niet langs een materie­Ie weg opgelost kan worden. Er is meer durf en vernuft nodig om de armoede in ons land op te lossen.

Samenvatting en conclusie In dit stuk is gepoogd de kortzich­tigheid van een aantal vastgeroeste asociaties en wijzen van redeneren aan te tonen en alternatieven aan te dragen die beter aan sluiten bij de wereld waarin wij momenteel leven . De eerste relatie die aangevallen is, is de vanzelfsprekende claim van de linkse politieke partijen op het morele gelijk. A1s zij echt hart voor aile mensen zouden hebben, zou­den zij zich veel meer rich ten op het verbeteren van het lot van de allerarmsten in deze wereld. Zij kiezen er echter voor zich met name bezig te houden met de pro­blemen van landgenoten. Daarom kan hen verweten worden dat zij niet socialistisch maar Nationaal Socialistisch zijn. Daarna is uiteen gezet dat de argu­men ten voor het onderhouden van een sociaal vangnet, zich niet baseren op sociale overwegingen of altruisme, maar zich juist beroe­pen op egolsme of efficiency. Oat moet ook weI, aangezien het

bestaan van sociale voorzieningen gepaard gaat met de uitsluiting van degenen die juist het meest hulpbehoevend zijn . De uitsluiting van de allerzwaksten is natuurlijk uitgesproken asociaal. Ten slotte is er gekeken naar de aard van armoede in Nederland. Het is gebleken dat de armoede in ons land veroorzaakt wordt door sociale verhoudingen en zich vaak uit in sociaal isoloment. Aangezien de oorzaak en het pro­bleem van armoede in Nederland dus sociaal van aard zijn, zal de oplossing van het nation ale armoedeprobleem dus ook gezocht moeten worden in de soc i­ale hoek. Concluderend kan er gezegd wor­den dat er meer geld en aandacht aan de derde wereld besteed moet worden, aangezien de mensen daar acute problemen hebben bij het voorzien in de meest bas ale behoeften . Het is onacceptabel dat in de wereld van ovetvloed waarin wij leven , nog altijd mensen op zo ' n grote schaal moeten lijden. Voor onze binnenlandse proble­men is het van belang dat we beter kijken naar wat nu de daadwerke­lijke problemen zijn , dat we ophouden te den ken dat aile pro­blemen aileen maar afhangen van materiele zaken en dat we creatie­ver naar oplossingen zoeken.

«

1 & 5 Er sterven dagelijks 33 000 kinderen

in ontwikke lingslanden (Wereld Bank : www.worldbank.org)

2 Ministerie van financien, Hoofdpunten

van het Regeringsbeleid 2004: www.min·

fin .nl

3 Wereld Bank: www.worldbank.org 4 Er zijn natuurlijk oak redenen waarom

sociale voorzieningen een economie minder

eHicient zouden maken, maar die zijn voor

het betoag irrelevant. 6 Mr. Ruben Scholte (2003), Tirades (onge­

publiceerd)

Nationaal Socialisme

Rostra Economica mei 2004 13

Page 14: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

-Went too far -n Asia txt: Xiaojun Yang IMF

The past achievement

The IMF was founded in 1945 to help operate a fix system of fixed exchange rate, in which all currencies were pegged to the dollars,

in turn fixed with respect to gold. Experts at that time considered it necessary to encourage international trade. The system succee­

ded temporarily, but the differences in inflation between countries forced many to alter their currency values. When the Bretton

Woods collapsed in 1971, the IMF was forced to change its task to help countries cope with temporary shortage of foreign exchange

and with more sustained trade deficits.

The new role was appropriate when handling the crisis in the 1980s. The sudden changes in the economic conditions forced Latin American countries to announce they could not repay the interest and principal payments on their huge loans from foreign commer­cial banks. A default on those debt obligations would have wiped out the capital of many leading banks in the U.S., Europe and Japan. After series of negotiations, the major lenders agreed to restructu­re the debt, extending maturities and lending additional money to help borrowers meet part of their interest obligations. For Latin American countries, they had to increase their exports or reduce imports to earn more foreign exchange. Therefore the regional governments raised taxes, reduce government expenditures and

tightened credit policy to reduce domestic absorption of national output. The IMF monitored these adjustments and provided mode­rate amounts of credit to indicate that it was satisfied with the policy progress. Over time the process was successful. The region's econ­omics growth eventually resumed, and the countries were generally able to serve their rescheduled debt. This approach succeeded because of a universal recognition that the problem of the major Latin American countries was that they were temporarily unable to pay current foreign obligations but were not permanently unable to

earn enough foreign currency by exports to service the debts. Another achievement of IMF was to assist the former Soviet Union and its former European satellites to transform from communism to

14 Rostra Economica mei 2004

a market economy and to integrate themselves into international financial markets. Because their officials, bankers and economists had little or no experience with market economics, the IMF could therefore provide useful advice on a much wider range of economics issues than it had previously done in Latin America. Despite variety of views about the IMF's strategies, the IMF was able to gradually get its way because it brought signifi­cant financial rewards to those countries that accepted its advises. Nevertheless, the IMF risked its effectiveness by the way it defines its role as well as by handling the problems of Southeast Asian countries and the Korea. Some cri­tics say the IMF accelerated the Asian Crisis in certain extend. It acted in the region in much the same way as it did in Eastern

Page 15: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Europe and former Soviet Union. It insisted on fundamental chan­ges in economics and institutional structures as a condition for recei­ving IMF funds given the situation in Asia is very different. In addi­tion, the IMF applied its traditional mix of fiscal polices (higher taxes, less government expenditures) and credit tightening which implies higher interest rate that were successful in Latin America.

What crippled the Asian tigers? The Southeast Asian currency col­lapse began in Thailand and was an inevitable consequence of per­sistent large current account defi­cits and of the misguided attempt of Thailand , Indonesia, Malaysia, and the Philippines to maintain a fixed exchange rate regime to the dollar. Thailand's current account deficit had exceeded 4% of its GOP since 1990, such huge current account deficit ended in a sharp decline in the local currency' value when investors and creditors began to concern Thailand's abili­ty to meet its debt obligations. But the primary thing kept foreign funds flow into Thailand and local funds stayed there was the combi­nation of relatively high interest rate on Thai "Baht" and a promise to remain the constant exchange rate to the dollar (25 Baht per dol­lar). Nevertheless, the fixed value of Baht relative to dollar could not be sustained. During 1996 and 1997, the strong pressure for devalua­tion of the Baht was imposed when Japanese yen declined by 35% relative to the dollar. Since Japan is Thailand's major trading partner, a sharp rise in the value of the dollar (therefore of the Baht) relative to yen made Thai products more expensive. This pointed the even larger trade deficit in the future . Foreign speculators as well as local investors began to sell

Bahts. The magnitude was so large that even the Thai government fai­led to support its own currency after secretly purchased the Baht. At that point, the IMF stepped in with a multibillion-dollar rescue plan. The crisis in Thailand soon beca­me the contagion to Indonesia, Malaysia and the Philippines as financial investors became wor­ried about their significant current account deficit, high ratios of foreign debt to local GOP and deteriorating competltlveness. Each country was forced to aban­don its fixed exchange rate policy and change to floating exchange rate. Clearly, aU these countries need to reduce their current account deficit by increasing exports and reducing imports which in turn requires reduction in public/private consumption and investment. Basically, the traditio­nal IMF's remedy- reducing government expenditure, higher taxes and tighter credit are feasible to assist these countries. The expe­rience in Latin America provides a useful model of what can be done. But the IMF's role went far beyond the role it played in Latin America. Instead of relying on private banks and serving primarily as a monitor of performance, the IMF took the lead in providing credit. In exchan­ge, it imposed programs requiring governments to reform their financial institutions and to make substantial changes in their econ­omic structures and political beha­VIOr. The Korean situation is different from those four countries . Korea's problem was not caused by an overvalued exchange rate and an excessive current account deficit. As the nth-largest economy in the world, the Korean economy was performing rather well. It got in trouble in mid-1997 because its business and financial institutions

had incurred short-term foreign debts that far exceeded Korea's foreign exchange assets. By October 1997, Korea's short-term debt was $IlO billion-more than three times the country's foreign exchange reserve. Since investors were nervous about emerging markets in Asia , it was not a sur­prise that the Korean "won" would be under attack. Since Korea's foreign debt was only 30% of its GOP, this was cle­arly a case of temporary liquidity trouble rather than fundamental insolvency. What Korea needed was coordinated action by creditor banks to restructure its short-term debt, extending the maturity and providing additional temporary credits to help meet interest obli­gations just like the Latin American countries in the 80S. The IMF could have helped by provi­ding a temporary bridge loan and ten organi zing the banks into negotiation groups. Instead, the IMF organized a pool of $57 bil­lion from official sources- the IMF, the World Bank, the U.S. and Japanese governments, and others-to lend to Korea so that its private corporate borrowers could meet their foreign currency obliga­tions to U.S., Japanese, and the European banks. In exchange for those funds, the IMF demanded a fundamental overhaul of the Korean economy and a concretio­nary macroeconomic policy ofhig­her taxes, reduced spending, and high interest rates. The IMF's pro­gram emphasized eight structural problems of the Korean economy that it said needed to be changed. These eight structural problems are among the most politically sensitive issues: labor market rules, regulations of corporate structure and governance, govern­ment-business relations and inter­national trade. For instance, the complete openness of Korean's

Rostra Economica mei 2004 15

Page 16: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

domestic financial market; abo­lishment of import restrictions on some industrial products; fully apply of Western banking system; the total independence of the Bank of Korean ; reduce debt-to-capital ratios for the overall Korean cor­porations; etc . The IMF said it would provide credit only if Korea agree upon these issues. Many pri­vate observers estimated that the adverse effect cause by the IMF's program significantly worsen the Korean economy.

Moral Hazard and Excessive Conditionality The IMF faces a serious dilemma whenever it deals with a country that is unable to meet its debt obli­gations. On the one hand the IMF encourages the creditors to roll over the existing loans and provide new credit by promising that they will be repaid in full. On the other hand the "Moral Hazard" from the lenders is created because the pro­mising creditor that they will not lose in the current crisis also encourages lenders and others to take risky investments. At the same time, the excessive condi­tions impose to the troubled coun­tries send a message that they should avoid calling in the IME The consequence is that the tough program conditions make it diffi­cult to get a country to work with the IMF until itis absolutely neces­sary. And the countries with pro­blems wait too long to seek techni­cal advice and modest amount of financial aids. Take Korea as an example ; by emphasizing the structural a nd institutional pro­blems of the Korean economy, the IMF's fund program gave opposite impression to the lenders. The len­ders who listened to the IMF would conclude that Korea would unable to service its debt unless its economy had a total change. Given the magnitude of the changes

required by the IMF, the lenders might well be skeptical about whe­ther Korea would actually deliver those changes. Even the $57 bil­lion IMF pool did not promote confidence in Korea's ability to pay since the IMF emphasized that the money would be released only as Korea proved it was conforming to the IMF program. As the result, after the program was announced, the bond rating agencies downgra­ded Korean debt to junk bond sta­tus.

Revisit the role of IMF The fundamental issue is the appropriate role for an internatio­nal agency in dealing with sove­reign countries that come to it for assistance. The IMF 's function is not to initiate programs but to develop a program for a member country only when that country seeks for help . Then the IMF should treat the country with pro­blems as a client or a patient but not act like its custodian. The legi­timate political institutions of the country should determine the nati­on's economic structure and the nature of its institutions. A despe­rate need for short-term financial assistance from a country doesn ' t give the IMF the moral right to interfere the nation' S political system. It should not use the opportunity to impose other econ­omics changes that might helpful but not necessary to deal with balance-of-payments problem or proper responsibility of the co un­try's own political system. The IMF would be more effective in its action and more legitimate in the eyes of emerging market coun­tries if it pursued the less ambiti­ous goals. Its experts should focu s on determining whether the trou­bled country's problem is one of short-term liquidity and if so, should emphasize that in its advice and assistance. The IMF should

16 Rostra Economica mei 2004

avoid the temptation to use cur­rency crises an opportunity to force fundamental structural and institutional reforms on countries. It should strongly resist the pres­sure from the U.S., Japan, and other major countries to make their trade and investment agenda part of the IMF funding condi­tions.

«

References:

- Hallwood, C P & MacDonald, R.,

International Money and Finance. 3rd edi­

tion, Blackwell Publishers, Oxford, 2000.

- James, H., From Grand motherliness to Governance: The Evolution of the IMF

Conditionality. Finance and Development,

December 1998.

- Aghevli. SB, the Asian Crisis: Causes

and Remedies. Finance and Development,

June 1999. - Chang, H-J. The Hazard of Moral Hazard

Untangling the As ian Crisis. World

Development, Vol. 28, 2000.

- Fi scher. S. The lessons from a crisis. The Econom ist, 3 October 1998.

- Feldstein, M. Refocusing the IMF. Foreign

Affairs, March/April 1998.

. http://www. foreignaffairs.org - http://imf.org

- http://imfsite.org

- hnp://www.globalpolicy.org/socecon/bwi·

wtolwbanklbwiOO-1.htm

- ht p://www.swaminomics.orglarti­cles/19940724jmfwbabolished.htm

- http://vvww.twnside.org.sg/title/sick·

en.htm

- This article on the paper of "Refocusing

the IIv1F". M. Feldstein, Foreign Affairs, Mar/,Il,pr 1998.

- The Moral Hazard is not necessarily

occurred by chance; rather it inheres

among the nature of capitalism See "The

hazard of Mora l Hazard: Untangling the

Asian Crisis". Ha-Joon Chang, World

Development, Vol. 28, 2000, pp.77S-788.

Page 17: 2004 - Nummer 251 - mei 2004
Page 18: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Fiscaal strafrecht

Binnen de fiscale wereld speelt het fiscaal strafrecht een belangrijke

rol. In de media wordt er genoeg aandacht besteedt aan fiscale frau­

de en de daaruit voortvloeiende consequenties voor de betreffende

(rechts)persoon .. Vaak genoeg kunnen we in de kranten lezen dat de

FIOD (Fiscale Inlichtingen en Opsporingen Dienst) een boekenonder­

zoek doet bij een groot (bekend) bedrijf op verdenking van fiscale

fraude. In dit artikel zal er eerst gesproken worden over de vergrijp­

boeten en verzuimboeten, daarna over de relatie tussen art. 6 EVRM

en het fiscaal boeterecht.

Verzuimboeten en Vergrijpboeten Binnen het fiscaal strafrecht kun­nen we eigenlijk voor wat betreft de bestuurlijke boeten, 2 soorten onderscheiden: de verzuimboete en de vergrijpboete. Deze zijn in de artt. 67a tim 67f AWR opgeno­men .

Verzuimboeten (art. 67a, 67b, 67c AWR) Verzuimboeten zijn boeten die opgelegd kunnen worden wegens de volgend e beboetbare feiten : niet tijdig doen van aangifte aan­slagbelasting, niet tijdig doen van aangifte aangiftebelasting, niet tij­dig beta len van verschuldigde belasting op aangifte.

Kenmerkend voor de bepalingen 67a tim 67C AWR is dat ze, onge­aeht de intentie van degene aan wie de boete wordt opgelegd, vol­gens de wettelijke omschrijving van het beboetbare feit kunnen worden opge legd. Strafrechtelijk s tellen we; de deli ctsomschrijving bevat aileen objectieve elementen, geen subjectieve. De vraag die bij een verzuimboete beantwoord moet worden is of er zich een bepaalde objectief waarneembaa r feit heeft voorgedaan. Zo kan een boete worden opgelegd indien de belastingplichtige niet of niet tijdig zijn aangiftebelasting heeft gedaan (art 67b AWR). Het gaat hier om een tijdsgrens die

doorbroken is/wordt (namelijk de termijn als bedoeld in art. IO

AWR). Het objectieve gedeelte is de feitelijke tijdsgrens. Het subjec­tieve element, zoals de vraag of de belastingpliehtige enig verwijt in deze treft, blijft binnen dit kader buiten beschouwing. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen een belastingpliehtige die niet tij­dig zijn aangifte indient (objec­tief) en tevens daarvoor nauwelijks verwijtbaar is (subjectief) en een belastingplichtige die en te laat zijn aangifte indient (objectief) en dit opzettelijk deed (subjectief). Ten aanzien van de laatst genoem­de belastingpliehtige zou er, in beginsel, sprake kunnen zijn van samenloop. Echter, de fiseus kan maar terzake van een feit een boete opleggen. De fiscus heeft in begin­sel een keuze. Een keuze die echter wei onherroepelijk is. Ais de keuze eenmaa l gemaakt is, k::10 de fiscus er niet op terug komen . Betekent d it dat er dan strafrechte­lijk gezien helemaa l geen sprake kan zijn van meerdaadse samen­loop zoals wij dat binnen het straf­recht kennen? Op deze vraag kun­nen we ontkennend antwoorden . Meerdaadse samenloop is wei mogelijk. Bijvoorbeeld: iemand moet op basis van zijn ingediende aangifte een X bed rag betalen. Echter, aan deze betaling voldoet hij te laar. Op basis van art 67C AWR zou de

18 Rostra Economica mei 2004

txt: Bernard Bak

fiscus hem een verzuimboete kun­nen opleggen. Stel dat daarnaast de ingediende aangifte opzettelijk verkeerd is ingevuld door de belastingplichtige waardoor er een klein bed rag wordt geheven. Dan zal de fiscus ook een vergrijpboete kunnen opleggen op basis van art. 67f AWR. Immers er is hier sprake van twee feiten. Het te laat beta len van de verschuldigde belasting (verzuim) en het opzettelijk ver­keerd invullen van de aangifte (ver­grijp) waardoor de verschuldigde belasting te laag is vastgesteld. Hoewel verzuimboeten in beginsel geen subjectief element bevatten , wordt er toch een subjectief ele­ment verondersteld voor wat betreft de artt. 67a, 67b , 67C AWR. Het gaat dan om het subjectieve element of de belastingplichtige in het verleden al eens eerder heeft verzuimd. Dit is een situatie die wij ook kennen vanuit het strafrecht, waar bij recidive soms ook zwaardere straffen opgelegd kun­nen worden . De gedachte "Wie niet horen wil moet maar voelen" wordt hiermee bewerkstelligd. (zie evt. art 424, 426, 471 Sr)

Vergrijpboeten (67d, 67e, 67f AWR) Vergrijpboeten zijn boeten die opgelegd kunnen worden wegens de volgende beboetbare feiten : opzettelijk niet, onjuiste of onvol­ledig aangifte doen op aanslagbe­las ting; opzettelijk of door grove schuld te weinig belasting gehe­ven/betaald. Zoals al eerder vermeld bij de ver­zuimboeten bevatten de vergrijp­boeten wei een subjectief element in de delictsomschrijving. Het subjectieve element is opzet of grove schuld. Dit element brengt met zich mee dat het verwijt veel ernstiger valr aan re rekenen aan de pleger van dit feit. Logischerwijs brengt dit weer mee dat de hoogte van de ver-

Page 19: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

grijpboeten hoger zijn dan de ver­zuimboeten. Een vergrijpboete kent ook geen maximumbedrag. Het kan ten hoogste 100 procent van de enkelvoudige belasting belopen . Hierdoor kan er een scheve verhouding ontstaan tus­sen de opgelegde boete enerzijds en de ernst van het feit anderzijds. Het belang van de vergrijpboeten wordt ook gevormd door de aan­wezigheid van bepalingen in de AWR (art. 67k, 67n) welke juist slechts gericht zijn op de vergrijp­boeren . Omdar vergrijpboeten binnen de AWR een zwaarder gewicht heb­ben dan de verzuimboeten, brengt dir bepalingen met zich mee welke bijzondere rechten voor de belastingplichtige regelen ten aan­zien van vergrijpboeten.

Het subjectieve element bij ver­grijpboeren kan men onderschei­den in 2 elementen, namelijk; opzet of grove schuld. Bij de beantwoording van de vraag ofbelasringplichtige zich schuldig heen gemaakt aan opzet probeerr de Hoge Raad antwoord te vinden op de volgende 2 vragen :

- Is her noodzakelijk dat de belasringplichrige wist dat, als gevolg van een wettelijke bepating, zijn handeling strijdig was en daardoor te weinig belasting cq. de handeling opzettelijk is verricht?

- Was de belastingplichtige zich ervan bewust dat hij strijdig han­delde?

Ten aanzien van de eerste vraag, strekt het feit ertoe dat indien er te weinig belasting is geheven er al een bevestigend antwoord gegeven kan worden op die vraag. Als er daadwerkelijk te weinig belasting is geheven, dan is aan het noodza­kelijkheidvereiste voldaan. De tweede vraag leidr onzer inziens

tot een bewijslast. Een bewijslast die overigens bij de Fiscus rust. Naasr deze twee vragen ten aan­zien van opzet komt er ook een andere vorm van opzet naar voren. Het welbewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat het te beboeten feit zich zal voordoen (voorwaardelijk opzer) .

Grove schuld dient iets genuan­ceerder overwogen te worden. De trend binnen de jurisprudentie is dat de Hoge Raad toetst aan de mate van lichtvaardig handelen. Maar naast deze toets rijst de vraag: wat als de belastingplichti­ge een standpunt inneemt welke als pleitbaar kan worden geken­merkt? Hierop is een kort ant­woord mogelijk. Het gaat erom of het standpunt, naar objectieve maatstaven beoordeeld, pleitbaar is. Dit komt onder andere naar voren in een uitspraak van Hof Den Haag. In casu ging het om de vraag of een vergrijpboete onte­recht dan wei terecht opgelegd was.

Belanghebbende (A) heeft een eigen woning en ontvangt daar­voor gedurende de jaren 1992 tot en met 1999 jaarlijks een rijksbij­drage eigen woning. Bij het doen van de aangiften IB voor de jaren 1997 en 1998 heeft A verzuimd, anders dan in voorafgaande jaren, de rijksbijdrage in zijn belastbare inkomens te begrijpen. Naar aan­leiding daarvan heeft de inspecteur aan A voor genoemde jaren navor­deringsaanslagen opgelegd. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake was van het opzettelijk onjuist doen van aan­gifte en vergrijpboeten opgelegd ter grootte van 50% van de bedra­gen van de aanslagen.

De belastingplichtige was in casu wei in hoge mate onachtzaam geweest. Echter, het Hof achtte dit

Fiscaal strafrecht

niet bewezen. Dan komen we dus bij de tweede vraag welke stelt of het stand punt van de belasting­plichtige pleitbaar is. In casu was het heel goed pleitbaar. Interessant aan deze casus was voorts de volgende passage: "Nu door de inspecteur subsidiair niet gesteld is dat sprake is van grove schuld bestaat er op grond van Hoge Raad 17 augustus 1998 geen ruimte voor een boete gebaseerd op grove schuld dan wei grove onachtzaamheid, waaraan in casu volgens de staatssecretaris wei is voldaan."

Resumerende kan gesteld worden dat Verzuimboeten in fiscaalstraf­rechtelijke bepalingen een onder­geschikte rol nemen ten aanzien van vergrijpboeten. Verzuimboeten worden in de lite­ratuur niet uitgediept zoals bij ver­grijpboeten het geval is. Dit van­wege het karakter van de verzuim­boeten. Naar de letter van de wet, kent de delictsomschrijving bij verzuimboeten geen subjectief ele­ment. Dit subjectieve element is later door de Staatssecretaris van Financien ingevoerd bij de uitvoe­ringsregels van het BBBB 1998. Samenloop is uitgesloten, de fis­cus kan maar ter zake van een feit (verzuim) een boete opleggen. Dit neemt niet weg dat meerdaadse samenloop, zoals wij dat binnen het strafrecht kennen, wei aan de orde kan zijn. Het gaat dan om een meerdaadse samenloop tussen verzuimboeten (artt. 67a, 67b , 67C AWR) enerzijds en de vergrijpboe­ten (67d, 67e, 67f AWRj ander­zijds. (zie voorbeeld pag. r) Vergrijpboeten worden zwaarder aangerekend, dit blijkt uit hoeveel­heid literatuur die hierover ver­schenen is. Bij verzuimboeten is er wei een duidelijk subjectief ele­ment in de delictsomschrijving. De twee subjectieve elementen die bij vergrijpboeten een rol spelen zijn

Rostra Economica mei 2004 19

Page 20: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

opzet en grove schuld. Bij opzet komt onder andere een ander aspect naar voren namelijk; het voorwaardelijk opzet. Bij grove schuld kijkt de Hoge Raad of er lichtvaardig gehandeld is door de belastingplichtige. Daarnaast kijkt men of de belastingplichtige een pleitbaar stand punt inneemt.

Artikel 6 EVRM en het fiscaal boeterecht In Afdeling 2 van hoofdstuk VIllA AWR in de ant. 67g tim 67q wor­den de voorschriften voor het opleggen van bestuurIijke boeten gegeven. Bij de herziening van het fiscaaJ boeterecht moest rekening gehouden worden met art. 6 EVRM (met name voor het opJeg­gen van bestuurlijke boeten), omdat er in de internationale en nationale rec htspraak bepaalde opvattingen onrwikkeld zijn die handelen over de reikwijdte van de bestuurlijke boete.

Artikel 6 EVRM en strafbare vervolging Van belang voor de verhouding tussen het boeterecht en het fiscaal s trafrecht z ijn onder andere de arresten gewezen door het EHRM.

Het gaat dan om het Ozturk-arrest en het Bendenoun-arrest. In het Ozturk-arrest besliste het Hof dat het opJeggen van Duitse BuszgeJd (een verkeersboete opge­legd wegens het begaan van "Bagatellkriminalitaten" en daardoor een plaats buiten het gewone strafrecht) een strafVervol­ging was in de zin van art. 6 EVRM. Kern van deze casus, in dit verband, is dus dat de omstandig­heid dat een bepaalde bepaling niet valt binnen het strafrecht toch via de werking van art. 6 EVRM een strafVervoJging plaats vindt. ArtikeJ 6 EVRM is dus van toepas­sing, ook al is er sprake van een gering vergrijp, waarvoor een rela­tief geringe straf geldt. Ook de Hoge Raad heeft, in navoJ­ging van het Ozturk-arrest, bepaalt dat het opJeggen van honderd-pro­centboeten (verzuimboete) ook aangemerkt dient te worden als een criminal charge zoals bedoelt in art. 6, lid I, EVRM. Dit stand­punt is in latere jurisprudentie nog eens bekrachtigd. In het Bendenoun-arrest ging het eveneens om een honderd-pro­centboete (verzuimboete) , maar dan de Franse variant ervan. Dit

20 Rostra Economica mei 2004

arrest Jijkt op het Ozrurk-arrest, doch echter, is er een verschil in opvatting ontstaan binnen de lite­ratuur. Het EHRM heeft in dit arrest een criterium aangelegd welke erop neer komt dat het EHRM beslist over boeten welke 'very substantial' zijn. Het EHRM was van mening dat er pas sprake was van criminal charge als de boete aanzienlijk was (substanti­al). Nu is dit ten aanzien van de verzuimboeten, die geen maxi ­mum kennen , geen probleem. Pas bij verzuimboeten die gemaximali­seerd zijn (ten aanzien van de hoogte van de op te leggen boeten) kan de vraag rijzen of er dan ook sprake kan zijn van aanzienlijke boeten. Er is onze r inziens geen ruimte aanwezig om invulling te geven aan het subjectieve begrip aanzienJijk. Het feit dat de boeten gemaximaliseerd zijn, sluit toet­sing aan het begrip aanzienlijk uit. De Hoge Raad moet nog invulling geven aan het anrwoord op de vraag of er ook sprake kan zijn van aanzienlijke boeten bij boeten die gemaximaliseerd zijn.

Artikel 6 EVRM binnen de AWR en het strafrecht Bepaalde voorwaarden die artikel 6 EVRM herbergt zijn ook in de AWR tot uitdrukking gekomen. Zo vloeit het zwijgrecht voort uit het recht op een eerlijk proces (fair trial) welke weer in art. 6 EVRM besloten ligt. Een ander voorbeeld is het gestelde in art. 6, lid 3, onderdeel a EVRM (het recht om onverwijld op de hoogte te worden gebracht van de aard en de reden van de uitgebrachte beschuldi­ging), dit komt onder andere tot uiting in art. 6?g, lid 2 en art. 67k AWR. Bij het Ozturk-arrest en het Bendenoun-arrest wordt duidelijk dat er, onder bepaalde omstandig­heden (bij het opleggen van een boete), een strafVervolging in de

Page 21: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

zin van art. 6 EVRM plaatsvindt. Echter, dit brengt niet automatisch met zich mee dat de regels van het nationale strafrecht van toepas ­sing zijn. De inspecteur is gebonden aan de algemene beginselen behoorlijk besruur voor het bepalen van een boete. Naast deze beginselen is de inspecteur gehouden aan het beginsel van juis te su·aftoemeting. Met het beginsel van juiste straf­toemeting doelt het Hof eigenlijk op het beginsel van redelijke belangenafi.veging en het evenre­digheidsbeginsel. Engelen is ook van mening dat ten aanzien van verhogingen van boeten de bepa­lingen uit het Wetboek van Strafrecht en van StrafYordering niet onverkort gelden binnen het fl scaalstrafrecht. Als voorbeeld geeft hij; 'Zo zal bijvoorbeeld arti­kel 29 Sv. dat voorschrijft dat de verdachte wordt medegedeeld dar hij niet tot antwoorden verp.licht is , bij verhogingen geen toepas­sing vinden'.

Artikel 6 EVRM en de beslissing binnen redelijke termijn Bij degene tegen wie een criminal charge is uitgebracht schrijft art. 6 EVRM voor dat diegene recht heeft op beslissing in zijn zaak binnen een redelijke termijn . Deze rede­lijke termijn begint te lopen vanaf het moment dat de criminal char­ge is uitgebracht. In het algemeen zullen de regels gesteld in de AWR voor wat berreft de termijnhandha­ving ook hier gelden. Duidelijk is dat het EHRM zelf geen absolute termijnen heeft gesteld. Dit zal dus betekenen dat omstandigheden hierin dus een ral spelen . In de jurisprudentie komen een paar aspecten naar voren die invulling geven aan het begrip redelijke termijn ; De wijze van behandeling voor de rechter; De hoogte van de resrerende boete;

De ingewikkeldheid van de zaak; Het gedrag van de belanghebben­de gedurende de pracesgang; De wijze van behandeling door de administratie.

Voorts blijkt dat er uit rapporten van her ECRM enkele vuistregels voor rermijnen afgeleid kunnen worden.

Het EHRM heeft inmiddels meer duidelijkheid geschapen bij de ver­houding russen het boeterecht en het strafrecht. Deze verhouding is onder andere duidelijk geworden in her Ozturk-arrest en het Bendenoun-arrest. Een opgelegde boete kan a lsnog worden beschouwd als een criminal char­ge. Men kijkt dan onder andere of de boete aanzienlijk is. Indien de boete substantieel genoeg blijkt, doet criminal charge zich voor. Binnen de AWR zijn bepaalde bepalingen gebaseerd op art. 6 EVRM . Men moet hierbij bijvoor­beeld den ken aan het zwijgrecht. Artikel 6 EVRM brengt niet met zich mee dat het nationaal straf­recht automatisch van toepassing is. Naast de AWR gelden, ten aan­z ien van het opleggen van boeten, ook de algemene beginselen van behoorlijk besruur en her beginsel van juiste s traftoemeting. Bij degene tegen wie een criminal charge is uitgebracht schrijft art. 6 EVRM voor dat diegene recht heeft op beslissing in zijn zaak binnen een redelijke termijn . In het alge­meen zullen de regels gesteld in de AWR voor wat betreft de termijn­handhaving ook hier gelden. Het EHRM toets voor het begrip rede­lijk termijn aan de omstandighe­den die zich voordoen. Op grand van bovenstaande kun­nen we concluderen dat art. 6 EVRM een niet onbelangrijke rol speelt binnen het flscaal boete­recht.

«

Fiscaal strafrecht

Geraadpleegde literatuur

Valkenburg, fiscaal straf- en strafprocesrecht, 3e drult, 2001 IIsink, J.W., Happe, R.H., Algemeen fiscaal bestuursrecht, 2000 De Blieck, Aigemene wet inzake rijksbelastingen, 5e druk, 1999 lwemmer, J.W., Verzameling Belastingwetten, 2004 P. B. Engelen, M. A. Th. Eijssen-Aanhaanen, 'On'schuld en beete; art. 6 van het Europees verdrag inzake de mensenremten, WFR 19861393 ECRM 26 mei 1993, NJ 1993,466; FED 1993/671; EHRM 22 mei 1998, VN 1998130.6 Spek, R.F.C., Elk van, M.A.C.,verzuimboeten bij de late aangihe: een glijdende norm Weekblad Fiscaal Recht 20031249

HR 27 maart 2002, Bull 20021372. HR 23 september 1992 (Nr. 27 293), BNB 19931193 HR 22 april 1998 (Nr. 33 298), BNB 1998J201 HR 17 augustus 1998 (Nr. 31 947), BNB 1998J329c" HR 5 november 1997, BNB 1997/405 HR 10 februari 1993, BNB 1993/138 HR 24 januari 1990, BNB 1990/287 HR 6 juni 1990, BNB 19901242 HR 20 december 1989 BNB 19901102 HR 26 oktober 1988, BNB 1989116 HR 19 juni 1985, 8NB 1986129 HR 7 september 1988 BNB 1988J298, HR 24 januari 1990 BNB 19901287 EHRM 25 februari 1993, BNB 19931350 EHRM 17 december 1996, BNB 19971254 EHRM 21 februari 1984 NJ 1988/937 EHRM 24 februari 1994 NJ 1994/496 Hof Amsterdam, M 111,8 juni 1989, nr. 2255/88, FED 19B9/601

MvT Kamerstukken 111993.93, 23 470, nr. 2, biz. 39; paragraaf 5 8BBB 1998 Beleidsregels Staatssecretaris van Financien bij de BBB 1998 voor uitvoer regels

mbt. verzuimboeten lie hiervoor: § 26, 27, 28 BBBB 1998 art 67d, lid 1 r lid 2 lie bijvoorbeeld art. 67k AWR Voorwaardelijk opzet; reeds behandeld in week 1 Zie hiervoor: HR 23 september 1992, BNB 1993/193, HR 22 april 1998, BNB

19981201 Objectief zoals dat ook bi; verzuimboeten geldt. De Blieck e.a., Aigemene wet inzake rijksbelastingen, pag. 350 Bull 20021372. HR 27 maart 2002. De bewijslast berust bi; de inspecteur BNB 19981329c" WFR 2003/249, Verzuimboeten bi; te late aangihe: een glijdende norm, § 1 EHRM 21 februari 1984 NJ 1988/937 EHRM 24 februari 1994 NJ 1994/496 HR 19 juni 1985, BNB 1986129 lie oa; BNB 19881298, BNB 1990/287 lie art. 67j AWR lie ook; Funke-arrest, EHRM 25 februari 1993, BNB 1993/350 De algemene beginselen van behoorfi;k bestuur zijn grotendeels gecodificeerd in

de Aigemene Wet Bestuursrecht. lie oa; Hof Amsterdam. M III. 8 juni 1989, nr. 2255/88, FED 1989/601 HR 20 december 1989 BNB 1990/102 P. B. Engelen, M. A. Th. Eijssen-Aanhaanen, 'On'schuld en beete; art. 6 van het

Europees verdrag inzake de mensenrechten, WFR 1986/393 Zie in dit verl!and; HR 26 oktober 1988, BNB 1989/16 HR 5 november 1997, BNB 1997/405 HR 10 februari 1993, BNB 1993/138 HR 24 januari 1990, BNB 19901287 HR 6 juni 1990, BNB 1990/242 lie oa; ECRM 26 mei 1993, NJ 1993,466; FED 1993/671; EHRM 22 mei 1998, VN 1998J30.6 Hier wordt gedoeld op de terminologie die het EHRM gebruikt 'very substantial' lie art. 67j AWR

Rostra Economica mei 2004 21

Page 22: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

C 2003 KPMG Holding NV.lhe Dutch member firm of KPMG International , a Swiss cooperative . All rights reserved.

Page 23: 2004 - Nummer 251 - mei 2004
Page 24: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

I Interview

Isidro del Saz Cordero

Mr. Del Saz Cordero is professor at the Department of Financial and

Tax Law at the Faculty of Law of the Universidad Aut6noma de

Madrid, a partner at the firm Roca Junyent Abogados and an expert

on taxation and business law.

Curriculum Vitae and text as translated from spanish

Isidro del Saz Cordero. Professor at the Department of Financial and

Tax Law, Faculty of Law, UAM. Member of Roca Junyent Lawyers.

24 Rostra Economica mei 2004

The dramatic outcome of the elec­tions in Spain has sent the govern­ment in office home. The new chief in office, J.L. Rodriguez Zapatero, has to carry out and live up to his election promises. Spain has experienced spectacular growth under the conservative Aznar government, but has also received scrutiny for backing the Bush Administration in Iraq and political playing at the European front concerning the EU enlarge­ment.

In this perspective, Isidro del Saz, expert on taxes, economist and renowned lawyer will share his view about Spain, the current change of government and its effects on Spain in relation to the wider world.

Rostra Economica: Which effects will the enlargemen t of tile EU have? And how could this new challenge be seen in light of the recent political change in Spain, as well as its impact on economic and social affairs, from both the Spanish perspective and the rest of the preceding member states?

Professor Del Saz Cordero: "First of all, the Spanish change in office will bring about, in my opinion and with respect to several factors, advantages as well as disadvanta­ges. As a starting point, we have to take into consideration the fact that the "Popular Partie" has bequeathed economic stability to the Zapatero Administration . Apart from this inheritance of healthy arcs , there is a positive per­s pective in Zapatero ' s policy. which is to bring a bout good macro economic rates , such as three successive years of zero defi­cit, a growth rate that surpasses the EU average, a controll ed rate of infla tion and a social in surance system, strongly connected to an

txt: laura Davi la lopez

CURRICULUM VITAE

NAME: Isidro del Saz Cordero

AGE: 42 years old (Madrid, Spain, May, 17, 1961).

EDUCATION: Law and Economics Degree (UAM). Escuela de Economia de Madrid (Master in Spanish Tax System) and the European Tax Senior School. Holland

FIRM Roca Junyent Abogados. Member of CMS. Established in 1996, the current firm is the result of a merger of four diffe· rent and prestigious firms. There are now 115 lawyers working in the firm, covering a complete range of specializations in all legal fields. The firm has also established per­manent collaborating relationships with foreign law fi rms with headquar­ters in the main European capitals and in the rest of the world

BIOGRAPHY: Professor at the Department of financial and Tax Law, Faculty of Law, Universidad Aut6noma de Madrid; MBA, Escuela de Negocios

ESDEN-EUDEM; Professor in Taxation, European Centre of Studies and Business Training. Garrigues Andersen. ormer Accounts Auditor, reg iste­red with the official Register of Accounts Auditors.

Page 25: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

increasing labour market suppor­ted by immigration. Nevertheless, to address the disadvantages , I should stress that the PSOE (the Labour Party) promoted a cam­paign full of unrealistic promises. It was concerned about the possi­bility of not being elected to office, but the unexpected did occur, and PSOE came out on top as the vic­tor. Furthermore, it is now in offi­ce, but the problem is that it governs in minority, which can cause problems. The PSOE government is a victim of its own promises. All these aspects will bring about hardship and high policy costs to cope with a strong and highly critical opposition.

Faced with tbis panorama, what ffects will the industria l r loca­

tion that we are experiencing in Spain have, where com panies like "Siemens" , "SEAT", "Nissan" and "Newpol " are closing down their factories? What arguments for tilis could YO LI share with us?

"According to my evaluation, the reasons for minimizing the diffe­rential rate and the industrial relo­cation could be put forward in three categories. The deviation in structural foundations between the existing EU members and the new enlargement countries will be detrimental to Spain. But reloca­tion as a phenomenon itself is very important, and will be suffered by all of Europe in general , and Spain in particular due to three concrete causes. First, the technological level in Spain is neither expertly nor fully developed. While other countries such as France or Germany have strong technical abilities and have acquired neces­sary supplementary know-how and will therefore not suffer as much, Spain in general, does not enjoy a similar competitive advan­tage. There are some desired tech-

no logical areas in which Spain is not as powerful as desired, per­haps due to a lack of investments in research and development. Second, we shouldn't forget the

important role and characteristic of Spain as a capital importer. Multinationals are most often foreign, with Spanish multinatio­nals accounting for a very small percentage of multinational enter­prises. Because of this, the industrial relocation to Eastern Europe will lead to it that Spanish factories will be shut down first, while the companies strengthen their headquarters, which are pri­marily outside Spanish borders. It will culminate to headquarters ver­sus subsidiaries, which will in turn lead to inefficient under-utilisa­tion in Spain . Besides this, although the Spanish companies could be relocated too in order to lower costs, Spain , as mentioned before is primaril), a subsidiary­accommodating country rather than a headquarters- accommoda­ting one . Third, the inflexibility and inelasti­city oflabour supply that PSOE has not chosen to resolve, plays a deci­sive role as a dissuasive factor. Adaptable short-term labour is penalized, while excessive protec­tion to permanent contract jobs is exercised. Apart from this, labour restrictions limit the level of investments. A look back at past structures that tend to protect wor­kers in the name of progress shows that, although it is highly valued as a social measure, it is disconcerting to companies and acts as a deterrent, and in doing so strengthens the relocation incenti­ve. "

With regards to the growdl rate expected in the EU, how do you th ink relocation will influence the European average? And what will its influence be in Spain in speci-

Isidro del Saz Cordero I

fi , where according to IMF, growth is expected to be 2,8"10 ver­sus r,7"1o in the Euro zone.in 2004, and 3,3"10 for 200s? Do you think that these prospects could be ful ­filled ? How do you th ink the EU's economy is going to work and develop , now that it will be mana­ged by "Spanish leaders "? (R. Rata leading IMF and Lui s Roldan rep laci ng Pedro Solbes as an econ­om ic affiIirs commissioner)

"In Spain the new government, with no doubt, will foUow and steer in line with the existing econ­omic trail, and with Solbes as the Economic Vice- President (Minister of Economics) will take after the preceding government's schemes, albeit in gross lines. A drastic change will be suicide. Nevertheless, it is obvious that economic policy, as well as some precepts will vary, and these varia­tions are going to stagger the sustainability basis of the, up until now, balanced Spanish economy. A zero deficit will , in my opinion, not last. During the Aznar admi­nistration, a serious control over expenses was set in place wherein ministers never spent more than income, while Solbes already starts with changes like the con­cept of circle vs. year to maintain a zero deficit. Thus, Solbes starts off by admitting "dangerous devia­tions". A zero deficit is easy to maintain when it is accompanied by a high growth rate, but if the growth rate lowers or stagnates, the economy will be less active lea­ding to a higher probability of deficits.

However, I admit that the PSOE economic team, is a team of experts and that they are in line with Solbes ' viewpoints , stating: "We have recovered a European commissioner to be included in our lists". It is taken as a given that

Rostra Economica mei 2004 25

Page 26: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

I Interview

Solbes is a guaranteed professio­nal , who has acquired time-tested expertise and experience, who strengthens and adds credibility to Zapatero's policies on the European front."

Will Spain be able to experiment with a transformatio n in the industrial area? Will we be able to confro nt and incur the changes tha t occurred in agriculture towards services sector? And whi ch poss ible effects w il l the coming reform have on the desti­ny of the structural fund s? (on the 21St of April , subsid ies for Spanish olive oil, cotton and tobacco will be cut)

"Regarding transform ation s and in dealing with the cuts on structu­ral funds, the truth is that Spain has a lot of professionals and experts that should be informed and brought together to cooperate in facing and dealing with the changes that Brussels demands . The EU is going to put a halt to th e support that it has up until now provided to Spain. A non-reversi­bl e turn regarding subsidies is

taking place, and we will lose many battles, as we trudge out to this front. Spain is not a low per­capita-ra te country anymore. In addition to this, we have to add policy reasons ; France and Germany, who have shown strong support for us in the past, are now directing themselves towards Eastern Europe. So , the use of structural funds war is lost, and it's best to realize that as soon as possible."

An economic sector that has chan­ged quickly and that has experi­melHed with its development in the international dimension , and thus presents an interesting pros­pect in the future, is the financial sector. Especially big companies such as Bank Gruppo Santander, which is set to take a leading posi­tion in the international. market, and has just acquired one of the most important companies of con­sumer credit in northern Europe. What ki nd effect could this perfor­mance of "Spanish heavy weights" have on the European sce ne)

"It is true that Spain is nowadays

26 Rostra Economica mei 2004

better positioned, but what hasn't been done yet, won't be done now. As I have already noted down , the changes in our specific secto rs will not came by means of structural fund s, because we are not going to acquire any mo re of them."

Another highly relevant aspect and area of the Spanish economy is tourism. Is the tourism in Spain an outstanding sector, or otherwise is it close to reaching its limits?

"The tourism shows interesting prospects, moreover seeing that our natural competitors, which are the North African countries, now have specific problems, both poli­tical and social-religious, that does not aJl ow them to show and provi­de a real competence, at least in the mea ntime, despite that in five years they will be our direct com­petitors. Eastern Europe also appears to be a possible competi­tor with regards to tourism , but it will take severa l years to achieve that goal ; years that we could take in our advalHage to consolidate or develop our sector. Possible doubts and uncertainties about

Page 27: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

that consolidation are a possible stagnation of the growth rate, as well as an increase in the differen­tial rate with respect to Europe.

Concerning the new international accounting rules and regulations (NilCINIlF) , and the Basil II Agreement, what effects could you extract for Spanish accountancy and for the rest of extended Europe?

"The international accountancy reform goes beyond Spain; this reform shows unsuitabilities and uncertainties. The creation of new accounting concepts, to wh ic h Spain will be only one of the many, will affect all of Europe in great magnitude. This ruling pretends to mitigate recent scandals, like the "Parmalat" case in Italy, or "Enron" in USA. This internatio­nal movement is led by the USA, wherein American rules are conso­lidated, and of wh ich we are mere receivers and spectators. This is a non-reversible process, and it is true that it is possible that Spain is not prepared to comply to these rules, so the moratorium requests that came from the CECA (S panish Confederation of Savings Bank) and the banking system are the most useful pJeas . Implementation is in dispute, but not the final product."

Which effects of labour and taxa­tion policy during the new admi­nistration will be the most remar­kable?

"Obviously PSOE policy is a leftist one, standing up for the workers and their rights, and most likely for their sector as a whole, in dea­ling with a structure of fulfilment of election promises. This is typi­cal of a leftist government. The problem appears when factors like industrial relocation, already

noted , plays a part, because the stiffness of the labour market makes it less attractive. Referring to taxation at this point is too early to be pronounced; it will be conve­nient to wait at least 100 days in office for the new chief to be able say something with true sense. Nobody really knows what is going to happen. We are dealing with crossed information and contradictory promises, and reforms that ex post will not be as substantive as expected. Some taxes will rise, while others will go down, but the balance of payments should not be altered far from its balance, so the conclusion is that this government needs time."

The recent changing of the guard at the Bundesbank by Axel Weber as president, Alan Greenspan's speech and the slowness of econ­omy growth, besides the incipient reaction of the US Dollar towards the Euro gives the feeling that an increase of rates is close. How do you value these circumstances and what could you forecast?

"The US FFR never fails, and it is a fact that Europe imitates the US

. economy's steps. This way, Spain, as well as the rest of Europe, has lost economic control and autono­my through the creation of the ECB. It is easy to prognosticate an increase of rates, which is almost certain for this summer. We are touching the floor of low rates, very close to an inflexion point, with as many low rates as possible. They will rise and be high during the year, probably in the summer as I have said, but I can't predict by how much. Regarding its effects, they are com p I icated at th ree levels in the velY least: inflation, stock markets (the increasing height of rates dis­suades investments on stock mar­kets, which is seen as a negative

Isidro del Saz Cordero I

effect), and in real estate inciden­ce. The Spanish real estate market has blown up extraordinarily in the last decade, strongly favoured by the low interest rates. As a result of this , a significant debt rate (con­sisting of mostly mortgage debt) has been accumulated and there has been an increased demand for domestic goods. This brings up an important question: can the Spanish families afford that high a rate increase? If the increase is moderate, families could, because differences will break into the domestic economy marginally, and will not be dramatic. However, if the increase is continuous, the problem will turn into a much more serious one. Finally, what will truly be affected

in depth will not so much be the real estate market, but the financi­al sector. This wouldn't be able to recover from the mortgages rate either, or as at least not easily as believed. But we should not forget that Spain has transformed its banking sector very successfully, which will allow her to stun these 'adverse winds' and replace them with good."

[n this same line of investments , rates and profits , we cannot pass over two realities in the internatio­nal view: the Madrid blasts of March lIth as a threat to all of Europe, and apparently the rerum to traditional principles of invest­ment. The U.K. who finds itself sustained by the centuries-old Anglican church , and affirms not to invest in guns , alcohol, tobacco or d iaries companies , registered a profit rate of approximately IO"fo

per year in the last 10 years, versus 6,4% for 300 similar investment funds . Does it mean , in your opi­nion tha t a return to traditional values , due to carefulne sand trust in tradition, or due to a religi ­ous sentiment as a result of the

Rostra Economica me; 2004 27

Page 28: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

I Interview

impact of fanatics and its conse­quences, is coming? In other words, how deep do you th ink investing is intertwined with and im pacted by th e inte rnation al sacio-poli tical g ope?

"A return to traditional moral valu­es? I am by tradition a sceptic. It might be possible to sketch some lines of investment incentives, but the markets react to efficiency, transparency and profits, other facts are not significant. In Spain the ve ry best circumstances have favoured a burn up of investments in real estate; this sector is a stable one in Europe, provided it is within a positive climate and low interest rates , and connected to competitive prices . How far is the saturation point? This will not come to pass through the econ­omy, moreover through the urban limits and limitations."

To conclude the interview, I would like to raise some globa l refl ecti­ons concerning three key a peets of Europea n development in the sho rt, medium and long term. In your op inion, what is the worth and impact of fi scal paradises like Gibraltar? What affect will th is have on the in surance sector? And fin ally, do you honestly believe that Microsoft could resolve all it con­fl ic ts by a cash payment'

"Concerning Gibraltar, I absolute­ly think that it is lamentable that the EU hasn't finis hed with fiscal paradises inside the Union. Why does it happen? Because there are too many participators interested in its maintenance . If such a fiscal break would be restricted to and only taking place Gibraltar, it will be pushed , but the problem is the existence of more paradises. So, each territory, seeing that is not possible to end them, stands for its own interest. Portugal stands

for Madeira , Italy for "CEC Countries", etcetera. The unique possible solution is to eliminate all of them. But still, it is clear that Gibraltar is , by far, the most dan­gerous. Not only regarding taxes policy, but al so due to the absence of control over illicit capital. With respect to global terrorism and great di sasters and catastro­phes, these obviously have revolu­tionized the insurance sector. If the insurance companies want to survive these situations, they should answer with high fees. Regarding Microsoft, I am sceptic again . Competence affairs are more eas ily resolved over a round­table deal in Brussels, than when faced with a judge. These compe­tence situations are similar to the treatment given to fiscal paradises.

28 Rostra Economica mei 2004

Restrictive competence practices have at times been allowed , and now it is increasingly difficult to change these habits . Rights acqui­red through monetary means, by the payment of pena lties or through soft fiscal solutions , like providing the possibility to get agreements with the commitment of selling assets afterwards (as is in the case of electric companies, for example) just imply that big companies such as Microsoft could get away with anything, while dealing with really weak conditions that never get streng­thened and realized. The tendency towards empty promises in this field and lack of development and fulfilment, keep this predisposi­tion alive."

«

Page 29: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Supermensen zijn we niet. maar ons werk stelt wei ongewoon hoge eisen, Logisch, als je het toezicht hebt op de andere Nederlandse

banken , Ais je, na de fusie met de Pensioen- & Verzekeringskamer, ook toeziet op pensioenfondsen en verzekeraars, Ais je de overheid

adviseert over het economisch beleid, micro en macro, De geldcirculatie reguleert en het gehele interbancaire betalingsverkeer

door je c omputers ziet gaan, De Nederlandse deviezenreserves beheert en belegt , Samen met je Euro-partners medeverantwoor­

delijk bent voor het beleid von de ECB, Ais je v66r moet blijven op de nieuwste financiele en monetaire ontwikkelingen,

Een heel unieke posit ie, voor mensen die verder heel gewoon zijn , Maar zich als professional nu juist voelen aangesproken door

o nze bijzondere werkomgeving, Aan de ene kant innovatief, actueel en dynamisch, Aan de andere kant een eeuwenoude

traditie van doordachtheid, betrouwbaarheid en stabiliteit, Werkomstandigheden en ontplooiingsperspectieven waarin je als

econoom, econometrist. actuaris, jurist, accountant of HEAO 'er alles kwijt kunt: kennis, ervaring, talenten en ambities, Ais doener

of beleidsmaker, In een sfeer die meer casual is dan krijtstreep, Kijk eens op www,dnb,nl en loot ons weten wat je zoekt,

,

.... t _

Page 30: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Out of time

30

Although the Chinese economy has performed remarkably, it must

hurry to restructure its banking sector. It resides on a mountain of

non-performing loans, ready to collapse.

Rostra Economica mei 2004

txt: Joy Sie Cheung

The remarkable growth of the Chinese economy since the start of dle reforms in 1978 has been the topic of many studies. Measured by economic growth, expanding foreign trade and massive capital inflow, China is clearly among the most successful of the transition economies. GDP growth averaged annually 9 % during the past 25 years, 200 million people were lif­ted out of poverty, and China beca­me Asia's biggest recipient ofFDI, reaching a staggering US$ 54 bil­lion in 2003.

Despite this optImIsm , econo­mists are increasingly worried about the sustainability of this high rate of economic growth . In order to maintain growth, more difficult problems need to be tack­led. Currendy, China relies on its pool of cheap labor. However, this advantage will not stay forever and according to several economists, it is time to speed up legal and insti­tutional reform. Although much progress has been made since the start of the reforms in 1978, cor­ruption and bribery is still com­mon. The lack of transparency in regulations, the abuse of power of local authorities for their own benefit and the need of guanxi, (connections) has frustrated foreign and domestic entrepre­neurs in running their businesses. One of the challenges that China faces is the restructuring of the banking sector. The biggest pro­blem of the banking sector is the accumulation of non-performing loans (NPL's) that has been created due to policy lending. Policy len­ding consists of loans that are granted to finance government projects in accordance with the planned economy. Because these projects are often not profitable, recovery has become less likely and leave banks with assets that have much less value than stated

Page 31: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

on their balance sheets. The topic is becoming more and more important because with the acces­sion to the World Trade Organization in 2001, China has agreed to grant full market access to foreign banks. When the state owned banks are not in reasonable shape in time, their collapse may drag the whole economy down. The intention of this article is to give the reader a general under­standing of the Chinese banking structure, the undertaken reforms, their effects and the consequences when further reforms fail.

History of banking reform In the prereform China, banks did not serve as intermediary between savers and investors. Households' savings were very small and most savings came from public saving. The principal somce of govern­ment funds was the profits of the State Owned Enterprises (SOE) that were smrendered to the Ministry of Finance. A second rea­son why banks did not serve as an intermediary was the fact that investments in fixed assets were predominantly financed by inte­rest free grants by the government. Banks focused on the providing loans to finance working capital needs. This limited role was reflec­ted in the simple structme of the banking sector that consisted of three specialized banks: the Bank of China (BOC), the People's Construction Bank of China (PCBC) and the People's Bank of China (PBOC). The BOC is specia­lized in foreign exchange, the PCBC allocated funds of ministry of Finance for investment in infra­structure and the PBOC was the only all-inclusive bank. It was an all-inclusive bank because it also held saving deposits for house­holds. Secondly, it provided credits to various units within the state sector and was the executive

branch of the State Council for ful­filling credit and cash plans. Nominally, the PBOC was respon­sible for the effective use of funds provided to the SOE's but in reality it had no incentive to do so. Local branches passively followed instructions from banks at a hig­her level and did not provide its funds on commercial banking practices. The Chinese banking system was structmed in a way to achieve the goals of the centrally planned economy and had no incentive to operate profitably.

The reforms of the banking sector started in 1978 and the general principle was that the banking sec­tor should become more market­orientated. This was done by seve­ral institutional changes: first the People Construction Bank of China was separated from the Ministry of Finance and the BOC was separated of the PBOC. This was done because the government wanted to establish a central bank and the PBOC was assigned to take this role. The simple bank structu­re was transformed in a two-tier system, placing the other state owned banks under the supervi­sion of the central bank, the PBOC. The PBOC became respon­sible for issuing currency, mana­ging credit, setting interest rates and supervising the foreign exchange business. In order to

take over the household deposits held by the PBOC, a new bank was established: the Industrial and Commercial Bank of China. (lCBC) Also the Agricultmal Bank of China that served the rural sec­tor was reestablished. From that moment fom commercial state­owned banks were supervised by the PBOC. These fom banks were obliged to support policy lending. Before the reform, funds were directly allocated to the SOE's by the ministry of Finance. The ban-

king sector acted as a pass through for these government subsidies. This policy ceased dming the reform and the commercial state­owned banks had to grant loans themselves in order to support the SOE's. This policy in which these banks had to rely more and more on their own resomces, is called the bogaidai policy. The switch to reliance on own resomces put the households deposits at risk becau­se many loans were granted on a political basis.

In 1992 the State Council announ­ced a blueprint for a second phase of reform that stipulated three objectives. r) The transformation of the PBOC into a modern central bank that could conduct monetary policy under the supervision of the State council. 2) Transformation of the specialized banks into com­mercial banks by separating policy lending from commercial lending. 3) Creation of a commercial ban­king sector in which state banks and other forms of bank institu­tions coul.d coexist and compete under regulations set by the PBOC.

In order to separate policy lending from commercial lending, three policy-lending banks were created in 1994. They would reposition the specialized banks as commercial banks by taking over the loans granted to the SOE's.

Problems persist Although the government has taken considerable measmes in order to make the banking sector more competitive, banks still fail to allocate funds efficiently i.e. to grant loans to the most profitable enterprises. Nicholas R. Lardy, a senior fellow of the institute for international economics, argues that despite the reform of the banking sector, an unfavorable environment for effi-

Rostra Economica mei 2004

China

31

Page 32: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Out of time

cient allocation of funds remains. Although the State council allowed the establishment of commercial share holding banks and separated policy from commercial lending, state owned commercial banks still dominate lending activity. These banks that are responsible for the creation of the huge amount of NPL's, hold 80 % of total deposits. This domination is maintained because of restrictions imposed on private commercial banks . For instance, private com­mercial. banks are su bject to

geographical restrictions and are limited in the permitted number of sub branches. They also lack the freedom to offer the amount of banking services that domestic banks can offer. One can conclude that a.lthough private banking has been allowed to operate more free­ly, its growth is still constricted and its proportion of the total ban­king sector remains marginal. Another reason for the unfavora­ble environment for efficient allo­cation of funds was the failure of policy banks. Policy banks were established in 1999 to separate policy lending from commercial lending. Before their establish­ment, the state-owned commerci­al banks continued to grant loans to insolvent SOE's, even after the beginning of the reform. The esta­blishment of the policy banks was intended to take over policy len­ding so that the state-owned com­mercial banks really could operate on a commercial basis . However, because the state-owned commer­cial banks were responsible for the profitability of the policy banks, they were obliged to support their lending to the SOE's. Because this lending was unprofitable, the state-owned commercial banks still had to pay the biJJ and were hindered to operate commercially. A third cause of the inefficient allocation of funds was the strict

interest rate regime that was con­trolled by the PBOC. The interest rate was kept lower than market clearing level and caused an excess demand for loans. The PBOC did not allow to raise the interest rate in order to prevent bankruptcy of defaulting SOE's. The lower inte­rest rates squeezed the margins of the banks and made it more diffi­cult to be profitable. Because the interest rate on lending was low, the households had to pay ultima­tely the bill . Banks could not offer them a higher interest rate on their sight deposits even not to recover the rate of inflation. Finally, the use of credit quotas prevented to allocate funds efficiently. In pro­vinces with higher economic growth such as Guangdong and Zhejiang, banks were constrained to grant loans. The resulting excess of funds provided by house­hold deposits was placed at the PBOC to yield interest. The PBOC reallocated these funds to the pro­vinces with lower economic growth, often financing working

32 Rostra Economica mei 2004

capital of inefficient state owned manufacturers. By doing so the government did not address the problem of inefficient allocation of funds properly. The inefficient allocation of funds was reflected in a weakening of the specialized bank strengths during the first two decades of the reform. Ratio of shareholders equity to total assets and capital adequacy declined. According to Lardy, most of non-performing loans have been created during th e 1980'S and its amount is still increasing. The actual magnitude is of the problem is not known and estimates vary from 27% to 50% of total bank lending, depending on whether one trusts the numbers produced by the China Statistical Bureau or independent credit analysts. Both sources lead to the same conclu­sion: the state-owned commercial banks are technically insolvent. According to The China Banking Regulatory Commission, China's four state-owned commercial banks had US$193 billion of bad

Page 33: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

loans at the end of 2003. These are loans of which there is no chance of recovery.

Despite the huge amount ofNPL's, some argue that the risk of bank­ruptcy of the bank system is relati­vely low because of strong govern­ment involvement. This rests on the fact that many of NPL's were government subsidies and were never intended to be paid back anyway. These loans were funne­led through the state-owned banks to SOE's in order to carry out the goals of the planned economy, for instance to maintain employment. The fact that many of the loans have become non-performing is not surprising to either lender or borrowers. Because they were poli­cy loans, lenders did not expect these loans were collectible even at the time that they were made. Regarding this, one could argue that the problem of the huge amount of non-performing loans should not be subject to banking concepts of commercial banks. However, this different view does not address the problem that gran­ting loans on political basis conti­nues to exist and has become an unsustainable burden for the state-owned banks.

Addressing the real problem Lardy argues that reforms of state enterprises, the banking sector and the tax system are essential for maintaining economic growth and stresses that these reforms are clo­sely interrelated. It will be useless to recapitalize the state-owned commercial banks without impo­sing hard budget constraints on inefficient SOE's. To put it diffe­rently, financial injections will continue be wasted when SOE's are not obliged to restructure to become profitable. On the other hand, it would be unreasonable to enforce hard budget constraints

when SOE's have to carry the bur­den of providing the social services for their employees. The social services are part of a system known as the Iron Rice Bowl, in which the state reduced poverty by providing cradle to grave wage job and retirement security. Deng Xiaoping declared an end to the Iron Bowl in the 1980's but the state still provides for the abun­dant state workers in order to avoid social unrest. However, it is not possible for SOE's to operate profitably if they still have to provi­de these social services to its employees. According to Lardy, the best way to get the state owned banks back on track is recapitalization with injec­tions of government bonds. By doing so, China would take advan­tage of its relatively low budget deficit and government debt. However, Lardy argues at the same time that this advantage is not as strong as it seems. China is under­stating its budget deficit and government debt because figures exclude borrowing to the Asset Management Companies and bonds of the state-owned policy banks created in the I990's. When these would be included, govern­ment deficit would be close to 7 per cent and government debt would rise to 40 percent of GDP. That differs significantly from the 3 and IS percent pointed out by the Ministry of Finance. In order to deal with the remaining NPL's, four asset management companies (AMC) were created in 1999 and each was assigned to one of the state-owned commercial banks. Their task was to collect NPL's of their respective bank and exchange them for IO-year bonds that were backed by the Ministry of Finance. The AMC's were now charged to dispose this huge inventory of NPL's on the best terms possible. In 2000, RMB 1.4

trill ion was transferred to the AMC's leaving RMB 4.4 trillion still to recover. In the same year they disposed RMB 90 billion but cash recovery was only RMB 8.3 billion, far below the interest cost ofRMB 30 billion to be paid on the bonds of the state owned compa­nies. In 2003 Morgan Stanley and Goldman Sachs purchased respec­tively US$ 1.3 billion and US$ 230 million (book value) of non-per­forming loans of Huarong, one of the four AMC's. Although this transaction is considered as a bre­akthrough, there is little reason to be optimistic. The disposal of the NPL's will become more and more difficult because the best fruit is bought first. The remaining assets will consist mostly of loans of which there is merely hope of recovery, which will make disposal extremely costly for the govern­ment. The establishment of the AMC's was one way to address the pro­blem of the NPL's. The govern­ment also provided cash infusions to plug the holes in the capital bases of the banks. The banking sector received three bailouts of the government, in 1998, 1999 and 2004, totaling US$ 250 billion. In 2004, 45 US$ billion was pumped from China's huge foreign exchange reserve (US$ 448) into the Bank of China and the China Construction Bank. These two banks will also be listed on the stock markets within one or two years. According to Lynette Ong there is little hope that cleaning balance sheets and listing on stock markets will be effective without addressing the real problem: poor corporate governance. A lack of independent management com­mittee, supervisory council and internal control mechanisms to impede misappropriation of funds contribute to an environment in which bribery and corruption can

Rostra Economica mei 2004

China

33

Page 34: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Out of time

persist. According to Miss Ong, bank managers prefer to lend to state-owned firms because in case of bankruptcy of a private firm , managers could lose their job , which is less likely when the loan is granted to a state-owned com­pany.

The cost of failing If China fails to reform its banking sector, the current inefficiencies in the allocation of fiwds would con­tinue to exist. Lending would be driven by politics and connections rather than hard-nosed credit assessment. This all would impede the overall growth and efficiency of the economy. Currently China can compete primarily on the basis of its plentiful and low cost supply of labor. However, developments in Thailand and South Korea show that low labor cost will not remain forever and that inefficient invest­ment in real estate and unprofita­ble business can drag a whole economy down. Further, an ineffi­cient bank system would hinder the development of a bond and stock market that would serve as an alternative for the allocation of financial resources. Bonds can be more effective in providing long­term capital than bank financing (e.g. projects in infrastructure.) and would allow enterprises a more balanced finance structure. Bonds and stocks have in general a

higher return than saving deposits and would maintain a higher savings rate. Also, the increased competition would be an impetus for banks to allocate their funds more efficiently. Another cost of a weak banking system is th at the government cannot allow pur­suing a more liberal interest poli­cy. Interest rates for sight deposits have been low in order to gr:1nt loans to the SOE's at an attractive interest rates. Liberalizing interest rates would force the state owned commercial banks to raise interest rates of sight deposits to mini­mum of the inflation but would further undermine the banks' so l­vency. Decontrolling interest on loans is also part of a strategy of reducing fluctuations in economic activity and plays an important role in maintaining a high savings rate. This is especially important for China since a high savings rate contributed much to the economic growth during the first two deca­des of reform.

Despite previous reforms, banks continue to fail to assess the credi­bility of their borrowers. Financial resources are not allocated to pro­jects with the highest return but to firm s that influence local authori­ties. Although the Chinese govern­ment clearly recognizes the existing problems, their measures have missed so far their intended

34 Rostra Economica mei 2004

effects. Legal and regulatory fra­meworks lack the capability to have a supervising and controlling function. This causes further accu­mulation of non-performing loans on top of the existing non-perfor­ming loans and puts the house­hold savings at risk that fuelled much of the economic growth in tile past. Failing to reform further has several implications but gene­rally speaking it impedes overall growth . Several economists point out that China should accelerate to address the root of the problems: restructuring of the loss-making state owned enterprises, the deve­lopment of a fully commercial cre­dit culture and a regulatory frame­work for corporate governance.

«

References:

Lardy, N.R. 1998. China's Unfinished

Economic Revolution. Washington, DC:

Brookings

Insti tution.

Lardy, N.R. 2001. China's worsening debts.

Financial Times, June 22, 2001

Wai Chung Lo 2001. A Retrospect On China's Banking reform. The Chinese

Economy, volume 34, no. 1, January­

February 2001

Dick K. Nanto & Radha Sinha 2002. China's

Banking reform . Post-Communist

Economies, volume 14, no. 4 2002

Chao H. & Zhang Y. Morgan Stanley sets China NPL milestone. Finance Asia Ltd, 17

March 2003

Ong, Lynette 2004. China's banking system a ticking time bomb. Asia Times Online, Jan

13 2004

Purser R. & Baker T. Colleding broken

China. Finance Asia, 14 January 2004

Page 35: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

r. ;l ~~

OC&C Strategy Consultants Benelux

Page 36: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Multidiscip nai problemen oplossen ij Verzekeri gskunde Op maandag 29 maart hing de eer­ste klant aan de telefoon bij verze­keraar x. "Ik lees in de Volkskrant dat u mij steeds meer geld uit de portemonnee klopt, zonder dat ik daar behoefte aan heb", luidde de klacht. Snel greep de voorlichter naar zijn beeldscherm, maar de beller was de interne knipseJdienst vaar geweest. Enkele telefoontjes later rinkelden meerdere alarmbel­len in de organisatie . De Volkskrant had die zaterdag op de Economiepagina onrust gezaaid met het artikel "Consument klem In financiele draaideur." Ondersteund door grafiekjes en commentaar van deskundigen werd in de krant betoogd dat de consument een steeds groter deel van zijn inkomen besteedt aan financiele dienstverlening, en dat in de afgeJopen tien jaar de gemiddelde uitgaven aan verzeke­ringen verdubbeld zijn.

Kernvragen "Eerst maar de analyses van de deskundigen uit de krant spiege­len aan de ontwikkelingen in ons eigen bedrijr' die strategie kiest het hoofd marketing als hij het probleem op zijn bord krijgt. Uit het krantenartikel destilleert hij al snel de kernvragen.

A1lereerst de vermelde groei van de financiele sector: een verdubbe­ling van betaalde hypotheekrente, premies levensverzekeringen en premies schadeverzekeringen; winstgroei in de financiele sector veel groter dan in de rest van de economie en nauwelijks afhanke­lijk van de conjunctuur. De financi­eel-economische afdeling wordt gebeld om deze feiten te checken voor de eigen maatschappij. Ook stelt hij daar de vraag of je uit de cijfers van premie-inkomsten en winst conclusies kunt trekken over het 'geld uit de zak kloppen' bij de klanten. "Natuurlijk niet", komt

het antwoord direct, "de resultaten worden beinvloed door veel meer factoren dan aileen de premies. Premie-inkomsten zijn gestegen door groei van de portefeuilles en door tariefstijgingen. We zullen een overzicht maken van de belangrijkste aanleidingen voor tariefstijgingen .Vraag oak maar de resultatenanalyses van actuariaat & risicobeheer op. En denk er aan dat gestegen winsten ook terugge­vloeid zijn via contractuele winst­deling bij de levensverzekerin­gen. "

Zou een nauwgezette analyse van de omzet- en tariefstijgingen per productgroep zinvol zijn? Na uit­splitsing van de eigen cijfers blijkt dat de premiestijgingen voor het schadebedrijf vooral veroorzaakt zijn door ziektekostenverzekerin­gen. Die moet je spiegelen aan de kostenstijgingen van de gezond­heidszorg, en niet aan de gehele economie.

Deskundigen, geciteerd in het krantenartikel, analyseerden dat de verzekeringsmarkt zich heeft ontwikkeld tot "een echte aanbie­dersmarkt" waarin lang niet alle producten even nuttig zijn. Door onwetendheid en desinteresse zouden klanten zich te veel pro­ducten laten aanpraten. Voor deze bewering moet het hoofd marke­ting bij zijn eigen tussenpersonen zijn, en bij de onafhankelijke assu­rantiebemiddelaars. Dat kennis­en informatieproblemen in deze markt bestaan behoeft geen bewijs meer. Maar hoe onderzoek je nu of de adviseurs de klan ten onnodig veel dekking aansmeren? Daarom voIgt ook een telefoontje naar de juridische afdeling: aJs de onder­zoeksuitkomsten nu eens het krantenbericht bevestigen , krijgen wij dan probJemen met de polis­houders? Een inventarisatie van behandelde klachten biedt hier

36 Rostra Economica mei 2004

uitkomst; en een evaluatie van de gedragscode van het Verbond van Verzekeraars. Voor de onderbou­wing van het verhaal wordt een analyse gemaakt van alle vormen van consumentenbescherming op de verzekeringsmarkt.

"Financiele producten zijn luxe­goederen", wordtin het krantenar­tikel beweerd, als verklaring voor het feit dat de omzet veel sterker stijgt dan de welvaartsstijging. De productontwikkelaars worden er bij gesJeept am uiteen te zetten of zij daar de laatste tien jaren ook sterk op ingespeeld hebben. Dat zou een verklaring geven voor het succes van de verzekeraar, maar ook een moeilijk verhaal naar de klant. Aan de andere kant kan het debacle met de aandelenleasepro­ducten nog van pas komen, meldt de jurist. Er is nu immers jurispru­dentie ontstaan over de Legioleasezaak, waaring de rech­ter de banken juist heeft gewezen op de zorgplicht: de bank had de klanten beter moeten beschermen tegen onaanvaardbare financiele risico's. Zo ligt er een bewijs van grotere behoefte aan zekerheid bij financiele producten.

Ten slone wordt in het krantenbe­richt nag voorspeld dat "de rek er nog lang niet uit is." Dit signaal besluit de marketingdirecteur niet te beantwoorden, maar door te spelen naar de directiestaf. De binnenlandse groeistrategie kan nag wei wat versterkt worden.

Interdisciplinair "Geef mij zo'n hoofd marketing" verzucht Peter Kuys , "het lijkt weI of hij verzekeringskunde heeft gestudeerd." De actuaris Kuys is bij ING werkzaam als general manager special projects, en is namens het Verbond van Verzekeraars betrokken bij de ont­wikkeling van de nieuwe master-

Page 37: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Nieuwe Masteropleiding start september 2004

opleiding van de Amsterdam gra­duate Business SchooL "We heb­ben in de verzekeringsbranche grote behoefte aan kader dat aca­demisch geschoold is en een brede verzekeringskennis bezit. }e kunt de academici die als magament trainee binnenkomen wei bran­checursussen aanbieden, maar met een bredere basis zouden ze bij ons vee I beter inzetbaar zijn. We lOeken mensen die over hun eigen mllurtjes heen kunnen kij­ken. En voor de kader- en staffunc­tionarissen hebben we ook behoene aan een aanvullende aca­demische opleiding." De hierbo­ven beschreven case was fictief, maar de behoefte aan verzeke­ringskundigen zeker niet.

De een)arige masteropleiding Verzekeringskunde, zoals die nu in de steigers staat, is interdiscipli­nair. Het programma is toeganke­!ijk voor aile studenten met een Bachelordiploma uit een van de richtingen van de FEE of een juri­dische Bachelor met een extra wis­kundedrempel. Zij volgen vakken uit vier verschillende disciplines: bedrijfskunde, financiele econo­mie, verzekeringsrecht en actuari­aat. Daartussen worden muurtjes geslecht, zodat de breedte kan worden uitgebuit.

Bij de programma-ontwikkeling heb ik als actuaris al over heel wat muurtjes heen moeten kijken. Voor mij is het interessantste aspect van verzekeringen de risico­overdracht tussen partijen , en het management van financiele risico­'s door de verzekeraar. Oat is binnen het actllariaat al een verko­kerde visie, laat staan bij de betrokkenen bij verzekeringsklln­de. Men is geinteresseerd in de spaar- en beleggingsvraagstuk­ken, in juridische contractvormen, in de marktwerking en regulering van de verzekeringsmarkt, in de

afstemming tussen front- en bac­koffiee, in het keuzegedrag van verzekerden , in winstbepaling bij langetermijncontracten, in de trends in de aansprakelijkheids­rechtsspraak, interne informa­tiestromen , of de economische betekenis van de financiele sector, corporate governance, en ga zo maar door. Het wetenschappelijk onderzoek op al deze terreinen wordt in de opleiding met elkaar verbonden. Ook studenten kijken over de muren van hun eigen achtergrond heen en maken ken­nis met veel verschillende visies .

Praktijk en wetenschap Een sterke link tussen het stud ie­programma en de praktijk is gewaarborgd , terwijl dat zeer zeker niet ten koste gaat van het niveau van de vakken . In samen­werking met het Verbond van Verzekeraars is gezocht naar de juiste mix. Zo wordt in het eerste blok een serie lezingen naast de theorievakken gezet, omdat de studenten dan bezig zullen zijn met het ophalen van bachelorken­nis uit de disciplines die ze nog niet kennen. Kennismaken met de verzekeringsbranche wordt dan niet vermengd met de theorievak­ken, maar het kan ook niet worden uitgesteld.

In het tweede blok voigt iedereen dezelfde vier theoretische kernvak­ken, allemaal gerichr op de verze­keringsbranche, en dat blok wordt afgesloten met twee weken cases rudy in januari. De opgedane kennis moet dan worden toege­past op verzekeringscases. Ook daar ontmoeten de studenten praktijkdocenten.

Het derde blok biedt IS ects keuze­ruimte. We bieden zes integrariev­akken aan, waarvan iedereen er dus drie kiest. In die vakken zijn telkens twee of meer disciplines

Verzekeringskunde

gelntegreerd, en is contact tussen wetenschap en praktijk goed ingebed in de vakken. De werenschappelijke verdieping is hier essentieel.

De studenten sluiten de opleiding af met een academische the­sis. Geen stages, althans niet in het programma.Yanuit de UvA maken we ons hard voor een accreditatie als Master of Sciences, en daarvoor worden hoge eisen gesteld aan de wetenschappelijke diepgang. Oat beoordelingsproces loopt overigens nog, we verwachten in juni een besluit van het accre­ditatie-orgaan (de NVAO).

Voor wie De master Verzekeringskunde is een AgBS-opleiding, maar wei regulier en voltijds. ledereen met een Bachelor van de FEE of de rechtenfaculteit FOR, kan instromen . Voorwaarde is wei een brede interesse en de motivatie om je in nieuwe vakgebie­den te verdiepen.

Is die breedte nu een nadeel? Dar hoeft helemaal niet. Van de 45 ects aan studievakken kan iedereen, door de integratie van vakgebieden, ongeveer 20 ecrs voortbouwen op het eigen bachelorvakgebied. Vul dar aan met de scriptie van IS punten, dan kan het programma dus voor 35 eets binnen je eigen vak­gebied blijven, en voor 2S punten daarbuiten. Een econoom, bedrijfskundige of jurist zal zich dus econoom, bedrijfskundi­ge of jurist blijven voelen. Voor actuarissen geldt dat mis­schien iers minder, en is de opleiding juist een aantrekkelijk vervolgtraject voor de studenten die de Bachelor actuariaat te specialistisch vanden. ledereen die de Master Verzekeringskunde doet, wordt een gespecialiseerde academi­cus.

Samenwerking De opleiding wordt aangeboden aan de FEE, maar is een samenwerkingsprojecr met de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Ook met het Verbond van Verzekeraars wordr nauw samengewerkt. Vanuirverschillende gezichtspun­ten hebben aile partijen be lang bij lOwel het niveau van de opleiding als de raakvlakken met de praktijk. Een begelei­dingscommissie zorgt dat we direct overleg met de verzeke­raars hebben , zodar werenschap en praktijk elkaar kunnen versterken.

Rostra Economica mei 2004 37

Page 38: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

Seta Front

nteresse i een uitdagi g1

Frank, hoe ben jij bij de Seta terechtgekomen? Via een goede vriend. Hij was al langer actief bij de Sefa, en heeft mij ervan overtuigd dat het een leuke en professione!e club is. In het begin had ik het idee dat de Sefa slechts een boekenclubje was, maar al snel kwam ik erachter dat de vereniging veel meer voor de studenten aan de Economische Faculteit (FEE) doet.

Kun je hier een paar voorbeelden van noemen? De Sefa organiseert onder andere de Amsterdamse Carriere Dagen, het introductieweekend, bedrijfs­bezoeken, congressen, geeft het faculteitsblad Rostra Economica uit en niet te vergeten de boeken­verkoop. Natuurlijk zijn er ook nog de nodige ontspannende acti­viteiten, zoals fees ten, borrels en zeilweekenden.

Waarom ben je eigenlijk een jaar bestuur gaan doen? Na een aantal jaar studeren (ik heb hiervoor ook nog een jaartje HBO gedaan) kreeg ik een beetje een benauwd gevoei. Ik was 22, liep redelijk op schema met mijn studie en toen dacht ik: HELP!! Over een tot anderhalf jaar ben ik klaar en wat dan, werken?? 40/50 uur per week. Ik wilde eigenlijk nog meer uit mijn studietijd halen en een jaar bestuur bij een goede club was voor mij de ideale oplossing. Op een leuke manier een jaar keihard werken, veel bereiken en heel veel leren.

Waarom een jaar Seta-bestuur en niet van een andere vereniging? De Sefa is de grootste vereniging op de FEE en tevens de faculteits­vereniging. Ais faculteitsvereni­ging heb je het voordeel dat je in contact staat met studenten van verschillende studierichtingen en dus ook een breed scala aan acti­vltelten kunt organiseren. Daarnaast wilde ik me ook een jaar volledig inzetten, met een leuke gemotiveerde groep mensen waar­mee ik een hoop kon bereiken.Dit was bij de Sefa allemaal mogelijk. Bij de Sefa kon en kan er nog vee! verbeterd worden, dit is soms frustrerend, maar ook heel uitda­gend. Samen met onze groeiende groep actieve leden is het gewoon ontzettend leuk en interessant om de structuur van de Sefa en haar projecten te verbeteren.

Jij bent voorzitter van de Seta, wat houdt die functie precies in? Kijk maar op de website voor een taakomschrijving, www.sefa.nI. Nee, dat is erg f1auw, het is moei­lijk om het kort samen te vatten zonder al teveel loze kreten te gebruiken zoals strategie bepalen en structuur uitzetten. Het belang­rijkste is dat de vereniging goed loopt, en dat we plannen maken voor zowel ons eigen bestuursjaar als voor de toekomst, zonder dat ik het nieuwe bestuur al teveel din­gen opdraag. De commissies moe­ten onaflunkelijk goed kunnen draaien.Mochten er toch proble­men optreden, dan pro beer ik bij te sturen, en desnoods in te grij-

38 Rostra Economica mei 2004

pen, met steun van mijn bestuur. Mochten wij er als bestuur niet uitkomen, omdat de problemen te specifiek zijn, dan heb­ben we nog een Raad van Toezicht, waarin een verzameling van oud-bestuurders van de Sefa zit. Een aantal van deze RvT'ers zijn al lang afgestudeerd en werken al. lij hebben meer afstand tot de vereniging en komen dus vaak met' helde­re' tips.

Hoe vind je dit jaar tot nu toe? Het is een heel intensief jaar, waarin je alJes uit jezelf moet halen. Je hebt veel contact met studenten, bedrijven en bestu­ren van andere studieverenigingen in het land. Het is een erg druk jaar, waarin je regelmatig denkt 'waar ben ik aan begon­nen', maar al met al is het een bijzonder leuke en leerzame ervaring. Je werkt een jaar lang met vijf bestuursleden en zeventig commissieleden aan een doel: de vereniging nog beter en gezelliger maken!

Wat vind je de nadelen van een jaar bestuur? Je moet soms samenwerken met mensen die je niet zo goed liggen, dat kan erg lastig worden als er irritaties ontstaan. Verder kost het heel veel tijd en dat heeft natuurlijk weI invloed op je overige sociale leven.

Waarom zou ik dan toch moeten overwegen ook een jaar in het bestuur te gaan? Gelukkig begrijpen mijn vrienden en familie dat ik een jaar wat minder aandacht aan ze kan geven en houden ze er rekening mee! Verder is het een ontzettend leerzaam jaar. Het begint met hele kleine dingen zoals effectief vergaderen. Daarnaast zul je leren moeilijke problemen op te lossen, om te gaan met vee I verschillende mensen, afwegingen te maken bij moeilijke keuzes en activiteiten te organiseren. Het is een jaar waarin je dingen leert die je niet tijdens je studie zult leren. Het is een jaar waarin je jezelf zult zien groeien. En je moet natuurIijk niet vergeten dat het ook een heel gezellig jaar zal zijn.

Heb je er spijt van? Nee, absoluut geen spijt. Ik zou het zo weer opnieuw willen doen, maar niet nog een keer. Het is echt een unieke ervaring, volgend jaar ga ik echter weer op zoek naar een nieuwe uitda­ging.

Wat moet men nog meer weten? Op onze website www.sefa.nl vind je informatie over het Sefa­bestuur, hierbij staat ook een profiel van aIle functies. NatuurIijk kunnen mensen die ge"interesseerd zijn altijd even langs de Sefa-kamer lopen (Eo.02) daarnaast organiseren wij voor meer informatie een informatieavond met een afsluiten­de borrel, deze vindt plaats op 19 mei om 19:o0u en 25 mei om 17:30U, in zaal EI.22. Kom gerust langs als je ge·interesseerd bent in een jaar bestuur en nog vragen hebt.

Ok, bedankt Frank, ik wens je nog vee I succes in je laatste paar maanden! Dankje weI.

Page 39: 2004 - Nummer 251 - mei 2004
Page 40: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

The Rostra Economica The publishing and organization of a student journal

This article will discuss the publishing and organization of the Rostra

Economica in this academic year (2003-2004). First, I will give a brief

review of the content of the Rostra Economica of this academic year.

Second, I will discuss the role of the editors. Third, I will discuss the

role of the Editor-in-chief. And finally I will end with some final

thoughts about two years at the helm of the Rostra Economica, the

oldest faculty journal of The Netherlands.

Review of the Rostra Economica in the academic year (2003-2004)

In the first edition of the Rostra Economica of this academi c year we promoted the Rostra Congress about the expansion of the European Union, in celebration of our 50th year anniversary. Because of this, we published some articles about the expansion of the European Union, other artic les where about New York, Norway and the BAMA. The Rostra Economica owes special thanks to the dean of the faculty Professor Jacques van der Gaag for his per­sonal involvement in organizing the Rostra Congress . Without his personal involvement this con­gress wouldn't be possible. Also the Rostra Economica would like to thank the Rostra Congress com­mittee. However on a critical note the first edition wasn't of the quality we expect from the Rostra Economica. In the second edition the Rostra Eco nomica invited Jeroen Hinloopen to discuss the ENCORE program at the faculty, the program about market regula­tions and industrial organization. We also discussed other topics such as the Miljoenennota, Shell, fiscal issues, Europe and other issues. In the third edition of this acade­mic year the editor's board grew, although temporary, to ten editors. Which gave the Rostra Economica the ability to discuss more issues

and on a more balanced scale. We interviewed the president of the university on a wide range of issu­es, a faculty professor and discus­sed the funding of the arts and sciences from diffe ren t points of view. The last edition of the Rostra Economica we discussed topics from a wide range of issues: from fiscal aspects to institutional econ­omics. From a lay-out point of view the Rostra Economica im proved with each edition this credit goes to our lay-out person Yvin Hei. The Rostra Economica thanks him for his wonderful job for this acade­mic year. And we will be seeing more of his lay-out work in the next academic year.

The editors, the best job

The editors, the writers of articles and interviewers of the Rostra Economica . They have the best job. A deadline is given and they can write about almost any subject they are interested in. For an extra­curricular activity, very necessary in today's job-market, it is one of the leas t time consuming. The Rostra Economica has meetings four times a year, and appoint­ments for interviews and writing is done in your own time. This gives you lots of flexibility and freedom. The only thing you have to do is deliver your article of good quality, on time before the deadline , four times a year. Clearly, the best extra-

40 Rostra Economica mei 2004

txt: Robert Picauly Editor-in-Chief 2002-2004

curricular activity in terms of time efficiency, on your resume. Besides this , it also enables one to develop one's communicating ski lls in writing. And a way to express one's own thoughts, ideas and interests. And of course it gives you an opportunity, in con­sultation with the editor-in-chief, to meet and interview interesting people. For an economic student journal, and especially an old and distinguished name as the Rostra Economica , a lot of doors go open, that are normally closed for a stu­dent. Doors to ministers , executive boards of major companies etc. You only have to go make an appointment and you are in the game of politics, journalism, cor­porate reports and policy review. It is up to you to take the initiative an d play the game. We hope you will join us!

The editor-in-chief, the great balancing act

Editor-in-chief (EiC) is the spider in the web, of organizing and publishing the Rostra Economica. His role is like a diplomatic con­ductor of an orchestra of volunteer student-editors. The EiC has to balance between the interests of the stakeholders of the Rostra Economica, namely: the writers (editors), readers (students), advertisers (company recruiters) and faculty. This audlOr has held the policy of encouraging and defending the editors, since they make the journal and give her cha­racter. This author holds the notion that when you encourage and stimulate an editor to write about his or her own interests, he or she will produce an article of the best quality. Since writing about a subject in which one is interested in and feels strongly about, it will also create dle feeling of satisfacti­on with that particular editor,

Page 41: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

which results in an articl.e of good quality. This in contrast, to forcing people to write about a subject, which they don't have a particular­ly feeling with . One however also has to keep in mind that writing is also a learning process, each time you will learn and improve your writing. On the point of reader stakehol­ders , this author has given lots of thought about it. [n the past we published about course evalua­tions, which are now on the facul­ty website, which are interesting. Interviews with company recrui­ters are also an idea; it gives a stu­dent who is orientating on the job­market an idea of which skills are required for a specific company. Or reviews about experiences while studying abroad as an exchange student. Which we published this academic year. But for the future on a more large and diverse scale. Or reviews about experiences of interns with various companies. Some of these ideas are also interesting for the other stakeholders the advertisers (recruiters) . These are all good ideas but not always feasible due to restrictions in the amount of edi­tors and EiCs at the disposal of the Rostra Economica. So we cannot YET meet these ideas, or demands if you want to put it in those terms. For the fourth stakeholder, the faculty. The Rostra Economica has communicated some issues that are playing in the faculty and the university. Such as BAMA and HvA-UvA merger. We have been diplomatically objective critical about developments (one can read the diplomatic politician from these lines) . And have deliberately not taken the inquisitional journa­listic approach. First, because we believe the first line of checks is the faculty student council (faculty level) and the central student council (university level). Who in

our opinion, have done a good, although sometimes an invisible and undervalued job. They are representing us as students, in checking and taking initiative in university policy. And second, because we haven't received (yet) any indicators that may give rea­sons to change our stance. However, this can also change when given good indications. Or wrong incentives.

The function of editor-in-chief is vacant for next year so I hope you want to jump on board to stand at the helm of the Rostra Economica and guide her on a voyage of disco­very. Key characteristics are: Be able to lead, improve and balance the oldest faculty journal, in a worl.d of discovery and knowledge. Lead, improve and motivate! For more information see: www.sefa.nl

Final thoughts about at the helm for two years

It has been an honor and a privile­ge to be editor-in-chief of the Rostra Economica for the last rwo academic years, eight editions. Although I regret I didn't have much time to write and to publish at a level as [ wanted, it was a worthwhile experience. It is, in my opinion, quite something to guide the oldest faculty journal of The Netherlands. Also one with a great heritage, if one looks at the former editors. One gets a feeling of great responsibility of that heritage. To name a few: Professor Heertje, for­mer minister Pais , former minister van Phillips, Maljers, former exe­cutive board Unilever. But also those involved at its founding: Professor Meij, who was also a for­mer executive board member at Unilever and many others. The major thing I learned as EiC is organizing and learning to deal

The Rostra Economica

with people with diverse cultural backgrounds. But now in 2004 the editor's board is more international than ever, with international students and Dutch students. We are now in the process of streamlining and struc­turizing our recruitment-process for student editors. And this will give us the ability to publish about a more balanced and wide range of issues. We also welcome articles of good quality from every student, whether the article is econometric, business, general economic issue or even with cross-over related issues to other fields of study. So please feel free to submit your arti­cle, it may be an extract from your BA or MA thesis or a paper for a course, every article is welcome! This is your journal!

Please mail to [email protected] or call 020-5254025.

Rostra Economica mei 2004 41

Page 42: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

laatste pagina

M&O Linking Pin

M&O Linking Pin is de studievereniging voor Management & Organisatie aan de Faculteit der Economische wetenschappen en Econometrie van de Universiteit van Amsterdam. Wij maken deel uit van de stich­ting M&O Nederland waarbij 3 universiteiten zijn aangesloten, naast de UvA te weten de Erasmus Universiteit te Rotterdam en de

Arend van Dam

Rijksuniversiteit te Groningen. Met dit samenwerkingsverband organiseren wij een trainingsweekend in Management Centrum De Baak, het Landelijk Internet Management Game en brengen wij het semi-wetenschap­pelijke tijdschrift Manager's Clout uit.

Ieder collegejaar organiseert M&O Linking Pin een aantal interessante activiteiten op het gebied van bedrijfskunde, management en organisatie. Oit jaar organiseren wij de Consultancy Contest, de Sollicitatie-Drive-In en diverse bedrijfsbezoeken. Ais lid van M&O Linking Pin krijg je voor­rang bij deelname aan onze activiteiten,

OUTSOURCING eN OFFSHOR.,ING ...

42 Rostra Economica mei 2004

bovendien krijg je drie maal per jaar de Manager's Clout in de bus.

Op dit moment zijn wij ook op zoek naar enthousiaste studenten voor een jaar bestuur. Heb jij talent, kom dan auditie doen bij M&O Linking Pin.

Voor meer informatie: Kijk op www.linking­pin .org, mail naar info@)linkingpin .org of

bel 020 525 4297. Ie kunt ook altijd even langskomen op onze kamer E 0.13 in het gebouw van de Economische Faculteit en vragen naar iemand van het bestuur.

Page 43: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

ING Masterclass

U-tdaging voor toptalent

22, 23 en 24 september 2004

De ING Masterclass is een driedaagse kennismaking met ING. Exclusief voor laatstejaars academici met interesse in:

• marketin g • banking • insurance • procesmanagement • financieel specialisme

Deadline aanmelding : 1 jun i 2004

www.ingmasterclass.nl

ING

Page 44: 2004 - Nummer 251 - mei 2004

10 tim 14 september 2004: INTERNATIONALE BUSINESS COURSE IN PORTUGAL

De International Leadership Summit, (ILS), is onze jaarlijkse wereldwijde business course. Sam en met 50 studenten adviseer je in

teams een klant over een overname. Je werkt aan presentaties en groepsopdrachten en gaat op jeepsafari met aile deelnemers uit

o.a. Zuid-Afrika, Canada, Hongarije, Scandinavie, Groot-Brittannie en Zwitserland. Zo ervaar je onze manier van werken en leer je

meer over je mogelijkheden. We verblijven voor dit bijzondere evenement in het luxe vijfsterrenhotel waar ook het Nederlands voet­

balelftal logeert tijdens het komende EK. Kortom, het is (hard) werken Em veel plezier. De ILS is de kans voor jou om in

vijf dagen de wereld van PricewaterhouseCoopers van binnen te leren kennen. Zit je in de laatste fase van je accountancystudie?

En overweeg je een carriere bij PricewaterhouseCoopers? Meld je dan v66r 1 juli aan door je cv te mailen naar Erik Sigtermans,

[email protected]. Voor meer informatie kun je hem natuurlijk ook bellen: (020) 568 65 46.

C 2004 PricewaterhouseCoopers. Aile rechten voorbehouden.