24
Tax Audit & Accountancy 6 December 2006 JAARGANG 1 NR. 6 / 2006 VERSCHIJNT 6X PER JAAR (FEB/APR/JUNI/AUG/OKT/DEC) AFGIFTEKANTOOR GENT X P608073 IBR IAB BIBF

2006 Accountancy Tax Audit - ibr-ire.be · voorbeeld van een verslag van de vereffenaar op te stellen, dat rekening houdt met de nieu-we van kracht zijnde wetgeving. Wat de gezamenlijke

Embed Size (px)

Citation preview

Tax Audit &Accountancy

6

December

20

06

JAARGANG 1 NR. 6 / 2006 VERSCHIJNT 6X PER JAAR (FEB/APR/JUNI/AUG/OKT/DEC) AFGIFTEKANTOOR GENT X P608073

IBR IAB BIBF

Inh

ou

d

Editoriaal

1

Succesfactoren en moeilijkheden bij de implementatie van International Public Sector Accounting Standards (IPSAS)

2

De schenking en de fiscale gevolgen ervan voor de successierechten

7

Laatste berichtgeving van het IASB15 juni 2006 - 30 november 2006

14

Institutioneel nieuws IBR, IAB en BIBF

19

COLOFON

TAX AUDIT & ACCOUNTANCYTweemaandelijks tijdschrift van het IAB, het IBR en het BIBFAanbevolen citeerwijze: T.A.A.Afgiftekantoor: Gent X

REDACTIECOMITÉP. P. BergerP. ColaertG. DelvauxM. De Wolf (Hoofdredacteur)C. FischerS. MercierC. Van der ElstE. Vercammen

REDACTIESECRETARIAATS. MassagéUitgever NV die KeureKleine Pathoekeweg 3, 8000 BruggeT (050) 47 12 72F (050) 33 51 54E [email protected]

VERANTWOORDELIJKE UITGEVERSG. DelvauxVoorzitter IABLivornostraat 411050 BrusselT (02) 543 74 90F (02) 543 74 91

A. KilesseVoorzitter IBRArenbergstraat 131000 BrusselT (02) 512 51 36F (02) 512 78 86

M.-J. PaquetVoorzitter BIBFLegrandlaan 451050 BrusselT (02) 626 03 80F (02) 626 03 90

Editoriaal

GÉRARD DELVAUX

Voorzitter IABANDRÉ KILESSE

Voorzitter IBRMARCEL-JEAN PAQUET

Voorzitter BIBF

Het Instituut van de Accountants en de Be-lastingconsulenten, het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten en het Instituut der Bedrijfsrevisoren blijven samenwerken met betrekking tot thema’s van gemeenschappelijk belang, met name door middel van het Interinstitutencomité dat werd opgericht door de wet van 22 april 1999.

De drie Instituten hebben gezamenlijk het initiatief genomen om aan de bevoegde Mi-nisters voor te stellen de financiële informatie doorzichtiger te maken aan de hand van de verplichte vermelding in de toelichting bij de jaarrekening en de geconsolideerde rekening van de gegevens van de beroepsbeoefenaar die heeft deelgenomen aan de voorbereiding, het voeren van de boekhouding en het op-stellen van de jaarrekening. Deze gegevens betreffen de naam van een extern accountant, een erkend boekhouder(-fiscalist) of een bedrijfsrevisor, of van een stagiair van één van deze beroepscategorieën, evenals zijn inschrijvingsnummer bij respectievelijk het IAB, het BIBF, of het IBR. Deze aanpassing zou een wijziging vereisen van het artikel 100, 1° van het Wetboek van Vennootschappen. In voorkomend geval, zou de bestuurder of de zaakvoerder dienen te vermelden dat het voeren van de boekhouding of het opstellen van de jaarrekening niet werd opgedragen aan een (stagiair-) bedrijfsrevisor, een extern (stagiair-)accountant of een erkend (stagiair-) boekhouder(-fiscalist). Deze aanpassingen zouden kunnen worden uitgebreid tot de (i)vzw en de stichtingen teneinde dezelfde graad van transparantie te verzekeren.

Dit voorstel strekt ertoe de betrouwbaarheid van de boekhoudkundige en de financiële informatie van de vennootschappen te ver-sterken, in het belang van alle betrokken partijen (aandeelhouders, andere potentiële investeerders, werknemers, kredietverleners, cliënten, leveranciers en andere stakehol-ders).

Door deze aanpassing zouden de beroepsbe-oefenaars bovendien gesensibiliseerd worden inzake hun verantwoordelijkheid betreffende de kwaliteit van de financiële staten. De Instituten hebben bovendien beslist om de gevolgen van de wet van 2 juni 2006 met betrekking tot de mandaten van vereffenaars van vennootschappen voor de economische beroepen te onderzoeken. In dit opzicht be-studeren de drie Instituten de opportuniteit om, in voorkomend geval, een model of een voorbeeld van een verslag van de vereffenaar op te stellen, dat rekening houdt met de nieu-we van kracht zijnde wetgeving. Wat de gezamenlijke activiteiten betreft, heb-ben de drie Instituten, op initiatief van de minister van Middenstand en Landbouw, Sa-bine Laruelle, een studievoormiddag georga-niseerd op 28 november 2006 gewijd aan het sociaal statuut van de zelfstandige en meer specifiek de problematiek van de schijnzelf-standigen, met het oog op een uiteenzetting van de specificiteiten van de economische beroepen.

Van

jaar

reke

ning

tot

soc

iaal

sta

tuut

Succesfactoren en moeilijkheden bij de implementatie van International Public Sector Accounting Standards (IPSAS)

meen gesteld dat het beter is om voor een “big bang” te kiezen, waarbij men de risico’s toch onderschat …

Transformationeel of transactioneel accountingWanneer men kiest voor de geleidelijke con-versie, dient men nog een keuze te maken tussen de transformationele, dan wel de transactionele aanpak. Transformationeel betekent dat men het bestaande boekhoud-systeem op zichzelf handhaaft, waarbij men a.h.w. enkel extracomptabele aanpassingen op het einde van het boekjaar (eindejaarsverrich-tingen) doorvoert opdat de jaarrekening zou overeenstemmen met de IPSAS-standaarden. Men zou kunnen stellen dat deze werkwijze maakt dat men tijdens het boekjaar afwijkt van de IPSAS om dan jaarlijks een regularisa-tie in de financiële rapportering aan te bren-gen zodat de jaarrekening zelf wel in overeen-stemming is met de IPSAS-voorschriften.

Transactioneel verwijst naar de methode waarbij de financiële verrichtingen worden vastgesteld en gerapporteerd op “accrual basis” en steeds in overeenstemming zijn met de IPSAS. Volgens deze aanpak die een ingrijpende aanpassing van het bestaande boekhoudsysteem vergt, is de aangepaste boekhouding permanent in overeenstemming met de IPSAS.

De keuze voor het gebruik van transformati-oneel dan wel transactioneel boekhouden is een managementbeslissing. In het kader van een geleidelijke conversie, is het best om te starten met de transformationele aanpak om dan pas na enkele jaren over te gaan naar de transactionele benadering.

Gevolgen op het vlak van de auditDe auditactiviteiten van een IPSAS-jaar-rekening zullen verhoogde aandacht en vol-doende kennis van de revisor vragen, zeker wanneer gekozen wordt voor een geleidelijke overgang. Algemeen wordt aanvaard dat de jaarrekening duidelijk moet aanduiden op basis van welke boekhoudprincipes ze is opgesteld. Dit is eveneens toepasselijk op auditrapporten die duidelijk moeten verwij-zen naar de mate van overeenstemming met

>

De laatste jaren zijn meer en meer (inter)nationale overheidsinstel-lingen bezig met de implementatie van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS) in hun boekhoudsysteem (bv. Ver-enigde Naties, NAVO, Europese Gemeenschap, ...). Het conversie-traject verschilt vaak van instelling tot instelling. Bovendien stelt men ondanks voorafgaandelijke uitge-breide analyses regelmatig moei-lijkheden vast bij de eigenlijke im-plementatie. Hoe de conversie kan verlopen en welke de moeilijkhe-den en succesfactoren zijn van een geslaagde overgang naar IPSAS, maakt het voorwerp uit van deze bijdrage. Bijkomend wordt een kritisch oog geworpen op enkele zwakheden van de IPSAS.

Modaliteiten bij implementatieproces Modaliteiten bij implementatieproces van IPSASvan IPSAS

Voorafgaandelijke studieMet het oog op een juiste inschatting van de gevolgen van de overgang naar IPSAS is het aan te bevelen vooraf een uitgebreide analyse uit te voeren. Hierbij wordt aandacht besteed aan de verschillen tussen het huidige boekhoudsysteem en de IPSAS. Een belang-rijke, verschillende krachtlijn is dat de meeste overheidsinstellingen reeds jaren gewend zijn om met het cameralistische (budgettaire) boekhoudsysteem te werken dat gericht is op het monitoren van de geautoriseerde budget-ten en hun besteding, waar IPSAS een ver-mogensboekhouding zoals in ondernemingen introduceren. Tevens moeten belangrijke rubrieken zoals materiële activa, voorraden en voorzieningen worden onderzocht om poten-tiële effecten en technische problemen in te schatten. Ook de impact van de IPSAS op de presentatie van de financiële rapportering kan in deze fase worden bestudeerd.

Stapsgewijze conversie of “big bang”?Eén van de strategische beslissingen die moet worden genomen, is of men stapsge-wijs te werk gaat, dan wel of men kiest voor een kortstondige eenmalige overgang (“big bang”). Een IPSAS-conversie beperkt zich niet tot een louter technische oefening met een hergroepering van de financiële informa-tie en de herschikking van de rapportering. De omschakeling zal vaak het volledige organisatiemodel van de entiteit beïnvloe-den en hierop is men niet altijd voorbereid. Bovendien zal de implementatie niet alleen de externe rapportering beïnvloeden, maar ook zijn er gevolgen in termen van interne managementrapportering.

Ofschoon een overgang in de stijl “big bang” de juiste oplossing lijkt, is het aan te bevelen om gradueel over te gaan naar IPSAS gedu-rende een periode van twee of drie jaar. Op deze manier worden de kosten gespreid over de transitieperiode en kan men “leren” tijdens die overgang. Ondanks vele strategische en praktische redenen om te kiezen voor een graduele conversie naar IPSAS, wordt alge-

2-3

J O H A N C H R I S T I A E N S

Docent UGent, Bedrijfsrevisor Ernst & Young

M A N U E L A VA N D E N B E R G H E

Researcher ARPS UG-EY, Consultant Ernst & Young

dergelijke boekhoudprincipes. Indien de jaar-rekening niet volledig overeenstemt met de IPSAS en daardoor niet kan rechtvaardigen volledig IPSAS-compliant te zijn, dan moet het auditrapport dit expliciet aanduiden om zo de lezer van de jaarrekening te informeren en om (bewuste of onbewuste) misvattingen van de jaarrekening te voorkomen.

ImplementatiemoeilijkhedenImplementatiemoeilijkheden

Ondanks een zorgvuldige en voorafgaandelij-ke planning, rijzen er vaak problemen bij de conversie naar IPSAS. Hierna worden enkele belangrijke elementen geanalyseerd.

Definitie van overheidsentiteitOverheden bestaan vaak uit verschillende organisaties, agentschappen, satellieten, … Daarnaast hebben ze vaak ook nog een aantal verbonden partijen. Een zeer belangrijke vraag hieromtrent betreft welke entiteiten men in termen van IPSAS moet weerhouden.

Het definiëren van een entiteit zorgt ervoor dat het duidelijk is welke entiteit moet rap-porteren en onderworpen is aan de IPSAS. Volgens IPSAS 1 moet een “entiteit” haar jaarrekening opstellen en publiceren en moet een “economische entiteit” een geconsoli-deerde jaarrekening opstellen.

Met betrekking tot de boekhoudentiteit onderscheiden de IPSAS volgende soorten entiteiten: entiteit, economische entiteit, segment, agentschap en verbonden partij.

IPSAS 1 hanteert meermaals het begrip entiteit maar geeft daarbij geen definitie, noch verduidelijking. Er wordt dus geen antwoord gegeven op de vraag: is de entiteit de rechtspersoon, de technische bedrijfseen-heid, de organisatie waarvoor de verkozenen verantwoordelijk zijn, de organisatie die de subsidies ontvangt, enz. Pas wanneer het basisbegrip entiteit wordt afgebakend, kan blijken wat een groep van entiteiten is, wat een verbonden entiteit is, wat een agentschap van die entiteit is, wat een segment van die entiteit is, e.d.

Eerste IPSAS-statement of financial positionErvan uitgaande dat de overheidsorganisatie nog geen vermogensboekhouding voerde, wat in de meeste overheden wereldwijd voorkomt, houdt de overgang naar IPSAS de voorbereiding in van een openingsbalans op de dag van de overgang. Stel dat een overheidsorganisatie haar jaarrekening op 31 december 2006 wil opstellen conform IPSAS, dan is de overgangsdatum het begin van het eerste boekjaar, met name 1 januari 2006. De openingsbalans speelt een belangrijke rol omdat deze het startpunt is voor het verdere verloop van de boekhouding onder IPSAS.

In principe moeten alle IPSAS-standaarden die van kracht zijn op de rapporteringsda-tum, worden toegepast voor de openings-balans. Dit betekent dat de IPSAS-vereisten worden toegepast op de verrichtingen die in de openingsbalans worden weergegeven. De overgangsvereisten in bepaalde IPSAS voorzien in een prospectieve toepassing. Niet-temin zal een entiteit in principe de verplich-tingen retrospectief toepassen in haar eerste IPSAS-jaarrekening.

Een voorbeeld van een uitzondering op dit algemene principe zijn de materiële vaste activa die slechts moeten worden erkend in boekjaren beginnende op een datum binnen de vijf jaar na de implementatie van IPSAS 17. De reden van deze versoepeling is het vaak optreden van moeilijkheden in het verzamelen van allesomvattende informatie over het bestaan en de waardering van activa wanneer entiteiten voor het eerst accrual ac-counting implementeren in overeenstemming met de IPSAS.

Bij het voorbereiden van de openingsbalans zal een entiteit bedragen die het vroeger rap-porteerde onder een ander boekhoudrecht, moeten aanpassen. De entiteit moet deze aanpassingen verwerken via netto-actief/eigen vermogen in plaats van via de resultatenre-kening.

Materiële vaste activaIn de literatuur betreffende de materiële vaste activa van overheden, lijkt er een gebrek te bestaan aan onderzoek inzake de relatie tus-

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

e keuze voor het gebruik van transformationeel dan wel transactioneel boekhouden is een management- beslissing.

D

4-5

1 “Innovations in Governmental Accounting Systems: “Innovations in Governmental Accounting Systems: the Concept of a “Mega General Ledger” in Belgian the Concept of a “Mega General Ledger” in Belgian Provinces”, in V. Montesinos J. Manuel Vela (eds.), Provinces”, in V. Montesinos J. Manuel Vela (eds.), Innovations in Governmental AccountingInnovations in Governmental Accounting, Kluwer , Kluwer Academic Publishers, Dordrecht, pp. 191-202.Academic Publishers, Dordrecht, pp. 191-202.

sen de traditionele budgettaire boekhouding en het accrual boekhoudsysteem. De volgende vragen worden zelden gesteld noch beant-woord:• Is de definitie van een materieel vast actief

in de budgettaire boekhouding, die een autorisatiesysteem dient, dezelfde als deze in de dubbele boekhouding, die als een waarderingsrapporteringssysteem geldt, en wat zijn de gevolgen van de mogelijke verschillen?

• Hoe moet de traditionele budgettaire boekhouding technisch worden verbonden met het hervormde dubbel boekhoudsys-teem met betrekking tot materiële vaste activa? Ambtenaren blijven vaak denken en beslissen in termen van budgettair boekhouden, zelfs na een boekhoudhervor-ming.

Met betrekking tot het hervormingsproces, heeft de IPSASB Studie 14 ontwikkeld die overheden begeleidt die wensen over te schakelen naar een dubbele boekhouding in overeenstemming met IPSAS. Deze studie is evenwel opgesteld vanuit een praktisch stand-punt en biedt geen conceptuele antwoorden op de vragen zoals hierboven gesteld.

Succesfactoren voor een geslaagde Succesfactoren voor een geslaagde implementatieimplementatie

Tijdens de komende jaren zal er meer en meer interesse ontstaan vanuit de overheids-sector om over te schakelen naar accrual accounting. Zowel de beslissingnemers als de boekhouders moeten in dat geval weten welke structurele voorwaarden er moeten bestaan voor de adoptie van het vermogens-boekhouden. Er zijn ook topics waarmee de academische wereld zich kan bezighouden. Door rekening te houden met deze factoren kan het conversieproces worden verbeterd.

TrainingTraining is één van de belangrijkste elemen-ten bij de overschakeling naar IPSAS. We zouden zelfs durven stellen dat het een basis-voorwaarde is om vóór de start van het pro-ject te investeren in opleiding. Zonder enige achtergrond is het immers moeilijk om te functioneren in een IPSAS-Steering Commit-tee. Ook tijdens het conversietraject moeten bijkomende IPSAS-opleidingscursussen wor-den georganiseerd met gespecialiseerde up-dates voor het kernteam en basisopleidingen voor de medewerkers van andere betrokken departementen. Voor de rest van het departe-ment financiën kunnen presentaties voor het managementteam, het rapporteringsteam en de controlerende financiële teams van iedere eenheid worden georganiseerd. Andere be-

trokken partijen kunnen basis-IPSAS-cursus-sen volgen (zoals investeerders, strategie, …).

De opleidingen moeten vooral de nadruk leggen op de verschillen tussen het bestaande boekhoudsysteem en de IPSAS-standaarden en uiteenzetten hoe de jaarrekening van voor-gaande jaren moet worden aangepast.

Aangezien de IPSAS ook verder evolueren, moet training een continu proces zijn.

Bekwaamheid, inzicht en kritische blikVermogensboekhouden kent een totaal ander uitgangspunt dan de sinds lang ingeburgerde cameralistische boekhouding in overheden en vraagt derhalve relatief ingewikkelde be-oordelingen. Het nieuwe systeem hoeft niet volledig het oude te vervangen omdat dit zo de mogelijkheid geeft tot meer inzicht en onafhankelijkheid. Deze terughoudendheid heeft zowel een politieke als een technische inslag. Het succes zal vooral afhangen van de mate waarin de overheid van een land de nood aan een uitgebreid en onafhankelijk onderzoek van de standaarden die worden toegepast en de resultaten die voortvloeien uit de toepassing van deze standaarden, zal willen aanvaarden.

Cultuur van conformiteit met regelsMeer dan wat het geval is bij een camera-listische boekhouding, moeten de politici en de bestuurders de boekhoudregels willen begrijpen en aanvaarden. Conformiteit met de IPSAS-standaarden moet de norm zijn en divergentie de uitzondering. Er moet een centrale en - bij voorkeur - onafhankelijke dienst bestaan die de regels specifieert die als billijk en rechtvaardig worden beschouwd. Zoniet zullen ze niet worden aanvaard.

Integratie van boekhouding en budgetHet is belangrijk dat de boekhouding en de begroting worden geïntegreerd. Tenzij het budgettaire systeem (cameralistische boek-houding) geënt is op dezelfde basis als het boekhoudsysteem, wordt de ruimte voor wanbeheer en een gebrek aan financiële con-trole immers bijzonder vergroot. In een stu-die van 20021 (Christiaens en Vanhee) werd een concept van integratie van cameralistische boekhouding (ook budgettaire boekhouding genaamd) en vermogensboekhouding (stijl IPSAS) voor Belgische provincies voorgesteld.

Politieke betrokkenheid en continuïteitDe invoering van een vermogensboekhou-ding en budgettering vraagt tijd. Tenzij het algemeen intellectueel en politiek aanvaard is dat er nood is aan de invoering van een her-vorming, bestaat het risico dat, door politieke controle of persoonlijkheden, de hervorming niet tot een goed einde zal kunnen worden

mbtenaren blijven vaak denken en beslissen in termen van budgettair boekhouden, zelfs na een boekhoud-hervorming.

A

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

gebracht. Het gevolg zou heel onbevredigend zijn en een aanzienlijk aantal investeringen zou verloren gaan.

Geen winst zonder verliezenOm de verantwoordelijke ambtenaren te overtuigen van de aard van de veranderingen en de nood aan een algemene intellectuele aanvaarding moeten de voorstellen vooraf uitgebreid besproken worden. Ambtenaren zijn immers diegenen die het effectieve ge-bruik van het systeem zullen realiseren en verzekeren.

Overwicht van boekhoudingMet het oog op de invoering en het behoud van het systeem en gepaste processen voor financieel management zijn aanzienlijke boekhoudcapaciteiten vereist. Dit zal veran-deringen binnen de officiële administratieve machtsstructuren en de groei van onge-bruikelijke invloed van de boekhouding betekenen, wat aanvankelijk niet zal worden begrepen. Vanwaar zullen deze accountants komen en zal de publieke sector voldoende betalen en werkomstandigheden aanbieden om hen aan te trekken en te behouden? Be-langrijke investeringen in opleiding van het bestaand administratief personeel zijn ook belangrijk om het begrijpen van de verschafte informatie en de nieuwe beheerscontracten te verzekeren. Dit geldt ook voor de medewer-kers van de externe auditor.

Informatie, technologie en bekwaamheidZonder de nodige IT-specialisten, zal het moeilijk zijn om de nodige informatie te verzamelen voor een doelgericht beheer van de werkzaamheden. Er zullen meer complexe IT-systemen nodig zijn dan deze voor een traditionele kasboekhouding.

Zwakheden van IPSASZwakheden van IPSAS

Gebrek aan conceptueel kaderZoals aangehaald in een eerdere bijdrage, zijn de IPSAS in ruime mate gebaseerd op de IAS/IFRS-normen voor de ondernemingen. Algemeen wordt er dan ook van uitgegaan dat het conceptueel kader dat van toepassing is op de ondernemingen, ook kan worden overgenomen door de publieke sector. Dit betekent dat men veronderstelt dat de prin-cipes voor ondernemingen zomaar kunnen worden doorgetrokken naar de overheden. Wetenschappelijk onderzoek toont evenwel aan dat een dergelijk conceptueel kader ern-stige verschillen en tekortkomingen vertoont voor de publieke sector. De gebruikers en het gebruik van de jaarrekening verschillen sterk; overheden verschaffen vaak diensten die vanuit een economisch standpunt moeilijk verdedigbaar zijn en een veeleer maatschap-pelijke doelstelling vervullen; overheden

zijn anders georganiseerd waarbij men de politieke dimensie niet mag onderschatten; overheden zijn vertrouwd met het cameralis-tisch boekhouden omdat zij vaak de budget-taire aanpak hanteren; er wordt niet meteen gestreefd naar winst zoals dit in de privésfeer wel het geval is.

De IPSASB onderkent de nood aan een conceptueel kader. Hopelijk komt er spoedig een speciaal kader dat rekening houdt met de verschillende gebruikersbehoeften in over-heden.

Gebrek aan macht door de IPSASBDe IPSASB, noch de accountantsvereni-gingen hebben de bevoegdheid om de implementatie van de IPSAS op te leggen. Bijgevolg is het succes van de inspanningen van de IPSASB afhankelijk van de erkenning en steun van de verschillende belangengroe-pen die opereren binnen de grenzen van hun eigen jurisdictie. Met andere woorden, IPSAS zijn slechts aanbevelingen aangezien de IPSASB niet voldoende gezag heeft om de publieke entiteiten te vragen om aan de IPSAS te voldoen. Hoewel de onafhankelijk-heid van de IPSASB tegenover nationale overheden ook haar verdienste heeft, kan het er derhalve toe leiden dat men de IPSAS gaat negeren of men er zich zelfs gaat tegen verzetten.

OvergangsperiodesDe visie van de IPSASB is dat overgangspe-riodes moeten worden kort gehouden. Dit geldt zowel voor standaarden met betrekking tot de activa als voor deze met betrekking tot de verplichtingen. Historisch gezien hebben Europese landen een uitgebreide collectie aan goederen, vooral infrastructuur- en erf-goederen, ontwikkeld. Accrual accounting zal vereisen dat dergelijke activa geïdentifi-ceerd en gewaardeerd worden (hoewel er in bepaalde gevallen uitzonderingen bestaan, bijvoorbeeld voor de erfgoederen). Het alter-natief voor uitzonderingen is de verlenging van de overgangsperiode tot bijvoorbeeld tien jaar. De Fédération des Experts Comptables Européens (FEE) stelt dat dit een meer wen-selijke aanpak is, omdat het een redelijke en praktische tijdslimiet voorziet en daarom de algemene implementatie van de boekhoud-standaarden aanmoedigt. Hetzelfde geldt voor de verplichtingen en het beste voorbeeld is daar de “unfunded” pensioenverplichtingen die vele Europese overheden te beurt zijn gevallen en die moeilijk te behandelen zijn in een relatief korte tijdsperiode. Een ander voordeel van langere overgangsperiodes is dat dit de politieke betrokkenheid kan aanmoe-digen omdat de risico’s die gepaard gaan met de beslissing, vaak uitgesteld zijn en buiten hun legislatuur vallen. Anderzijds leiden overgangsperiodes tot uitstel en afstel van alle onmiddellijke veranderingen, wat uiteraard

onformiteit met de IPSAS-standaarden moet de norm zijn en divergentie de uitzondering.

C

e IPSASB, noch de accountants-verenigingen hebben de bevoegdheid om de implementatie van de IPSAS op te leggen.

D

6-7

minder wenselijk is. Een tussenweg kan een iets langere overgangsperiode zijn, gecom-bineerd met een stapsgewijze planning die strikt wordt opgevolgd.

Het principe van de volledige overeenstemmingVolgens IPSAS 1 kan men slechts in over-eenstemming met IPSAS worden beschouwd wanneer men voldoet aan alle bepalingen van iedere toepasbare IPSAS-standaard. Volgt men niet alle IPSAS-regels, dan kan men niet als IPSAS-compliant worden beschouwd. Met andere woorden, een gedeeltelijke toepassing van IPSAS is geen toepassing. Deze vereisten zijn ontwikkeld om te vermijden dat men bewust bepaalde standaarden selectief gaat toepassen en andere niet. Enkel in bepaalde, door IPSAS vooraf gedefinieerde situaties kan men uitzonderlijk wel afwijken van de algemene IPSAS-regels, o.a. wanneer “… het management tot de conclusie komt dat de naleving van een vereiste in een standaard zo misleidend zou zijn dat dit in strijd zou zijn met het doel van de jaarrekening …”

Afwezigheid van rekeningenstelselDe IPSAS zijn outputgericht en schrijven daardoor geen eenvormig rekeningenstelsel voor. De standaarden ontwikkeld door de IPSASB bevatten in de eerste plaats principes en publicatievereisten, en in mindere mate de exacte presentatie van de jaarrekening. Bijge-volg moet iedere entiteit haar eigen rekenin-genstelsel ontwikkelen om de jaarrekening te kunnen publiceren in overeenstemming met de plaatselijke boekhoudregels en -richtlijnen.

BudgetrapporteringBetreffende budgetrapportering treden twee problemen op bij de IPSAS. Ten eerste worden budgetten en budgetrapportering stiefmoederlijk behandeld in de IPSAS. De IPSAS besteden veel aandacht aan financiële rapportering, maar dan vooral vanuit een ex post-standpunt en onvoldoende vanuit een ex ante- en autoriserend opzicht, wat precies budgettering is.

Ten tweede lijkt het erop dat de IPSAS de be-tekenis en het doel van budgetten in overhe-den lijken te misvatten. Vanuit een bedrijfs-standpunt is een budget een schatting van de toekomstige cijfers, met name opbrengsten, kosten, etc. naar de komende jaren toe. In een overheidscontext is een budget een auto-riserend middel waarbij het beleidsorgaan de toestemming krijgt om middelen te verzame-len en sommen uit te geven!

Een bijkomend probleem is dat men daar-door gaat streven naar accrual budgeting in overheden. Van oudsher gebruiken overheden wereldwijd cameralistisch/cash budgeting waarin de verkozenen toestemmen met de middelen die een overheid kan ontvangen, net als deze die ze kan uitgeven. Camera-listisch betekent dat een dergelijk budget geautoriseerd wordt: de overheden zullen een dergelijk bedrag uitgeven voor een dergelijke dienst. Traditioneel wordt het budget in kastermen opgesteld. De reden hiervoor is duidelijk: hoe anders kan men akkoord gaan met de activiteiten van een overheid dan door akkoord te gaan met haar ontvangsten en uit-gaven in kastermen? Het is zeer moeilijk om akkoord te gaan met de opbrengsten en uit-gaven van een entiteit in de overheidscontext. Daardoor kan men stellen dat kasbudgetten in de toekomst wellicht zullen behouden blijven in tegenstelling tot de oorspronkelijke bedoeling om dit ook om te zetten naar de accrual werkwijze zoals in bedrijven. Dit aspect wordt te weinig behandeld door de IPSAS.

In de literatuur wordt er evenmin onderzoek verricht naar de relatie tussen de traditionele budgetboekhouding en het accrual boek-houdsysteem. De volgende vragen worden zelden onderzocht of beantwoord:• hoe moeten de budgettaire overschotten

worden behandeld wanneer men overscha-kelt naar accrual accounting? Moeten deze budgettaire overschotten gelijk zijn aan de reserves aan de verplichtingenzijde?

• Wat moet er gedaan worden met cut-off tegenstellingen (bv. in een budgettair sy-steem is cut-off gebaseerd op begrotingen; in accrual accounting is cut-off gebaseerd op “verdiend”) en andere conflicterende regels tussen de budgettaire boekhouding en de dubbele boekhouding?

• Hoe moeten economische activiteiten behandeld worden die geboekt moeten worden in de dubbele boekhouding omdat ze de werkelijkheid weerspiegelen, maar die nog niet goedgekeurd of toegestaan waren in de budgettaire boekhouding?

De schenking en de fiscale gevolgen ervan voor de successierechten

In verband met de handgift is het zo dat die enkel betrekking kan hebben op roerende goederen waarop de eigendom kan worden verworven door het loutere bezit ervan (een bezit dat zelf voortvloeit uit de overdracht). Het gaat dus om lichamelijke roerende goe-deren en niet-lichamelijke roerende goederen, waarin het eigendomsrecht deel uitmaakt van het effect (bankbiljetten, aandelen of obliga-ties aan toonder, enz.).

De handgift veronderstelt dat bij diegene die de overdracht uitvoert, de duidelijke wil aanwezig is om iets weg te schenken. Die ma-nifeste wil is een essentiële voorwaarde voor het bestaan van de handgift. De overdracht kan worden uitgevoerd, hetzij door een recht-streekse overhandiging van de goederen door de schenker aan de begunstigde, hetzij via de tussenkomst van een derde. Opdat er sprake zou kunnen zijn van een geldige handgift, moeten de overdracht en de aanvaarding door de begunstigde in ieder geval gebeuren op het ogenblik dat de schenker nog in leven is. Een eenvoudige intentieverklaring om een schen-king te doen, volstaat niet. Gewoonlijk is de aanvaarding stilzwijgend.

De onrechtstreekse schenking gebeurt via een neutrale akte, dit is een akte die niet a priori de reden ervan onthult. Ze maakt het mogelijk om, afhankelijk van het geval, een kostbare operatie of een gift te realiseren. Als voorbeeld kunnen we de bankoverschrijving vermelden.

>A N D R É C U LOT

Adviseur in registratie- en successierechtenCounsel PricewaterhouseCoopersProfessor ESSF, EFP, EPHEC, CBC, FUCAM Conferentiegelastigde Master in fiscaal beheer Solvay Business School

Welke schenkingen moeten verplicht Welke schenkingen moeten verplicht worden geregistreerd en zijn dus worden geregistreerd en zijn dus onderworpen aan het registratierecht onderworpen aan het registratierecht dat voor schenkingen is voorzien? dat voor schenkingen is voorzien?

Ongeacht hun inhoud moeten Belgische notariële akten altijd worden geregistreerd.

Deze formaliteit is eveneens verplicht voor niet authentieke akten die, zoals de schen-king, betrekking hebben op de overdracht van het eigendomsrecht op een gebouw dat zich in België bevindt of op een zakelijk recht dat verband houdt met een dergelijk goed1.

Aangezien conform artikel 931 van het Bur-gerlijk Wetboek een schenking altijd moet gebeuren via een notariële akte, zou dat im-pliceren dat alle schenkingen moeten worden geregistreerd en dat er dus een proportioneel recht op kan worden geïnd, dat gemeenzamer “schenkingsrecht” wordt genoemd.

In de praktijk gaat het er echter helemaal anders aan toe, want er bestaan een aantal uitzonderingen rond de verplichting over de vorm van een schenkingsakte en dus ook rond het innen van de schenkingsrechten.

Zo moeten handgiften en onrechtstreekse en vermomde schenkingen niet verplicht wor-den vastgelegd in een authentieke notariële akte. Ze moeten dus ook niet verplicht wor-den geregistreerd en geven geen aanleiding tot het innen van registratierechten, tenzij de partijen (of een van de partijen) ze vrijwil-lig onderwerpen aan de formaliteit van de registratie.

Waarom moet men dan nog de tussenWaarom moet men dan nog de tussen--komst van een notaris vragen? komst van een notaris vragen?

Omdat de handgift en de onrechtstreekse schenking uitzonderingen vormen en omdat aan die uitzonderingen een aantal voorwaar-den zijn verbonden.

1 Wetboek der Registratierechten, art. 19, 2°. Zo Wetboek der Registratierechten, art. 19, 2°. Zo moet een schenking van roerende goederen moet een schenking van roerende goederen slechts verplicht worden geregistreerd als er akte slechts verplicht worden geregistreerd als er akte van wordt opgemaakt voor een Belgische notaris, van wordt opgemaakt voor een Belgische notaris, terwijl de schenking van een gebouw dat zich terwijl de schenking van een gebouw dat zich in België bevindt, altijd verplicht moet worden in België bevindt, altijd verplicht moet worden geregistreerd. geregistreerd.

8-9

2 In die zin, zie H. DU FAUX, « Over In die zin, zie H. DU FAUX, « Over de onrechtstreekse schenking van de onrechtstreekse schenking van vennootschapsaandelen op naam », vennootschapsaandelen op naam », Tijds. v. not.Tijds. v. not., , 2001, p. 195 tot 198, vooral p. 197-198. Compar. 2001, p. 195 tot 198, vooral p. 197-198. Compar. Gent, 31 mei 1999, Gent, 31 mei 1999, Tijds. v. not.Tijds. v. not., 2000, 456 die in , 2000, 456 die in deze operatie een moderne vorm ziet van deze operatie een moderne vorm ziet van traditiotraditio..

3J. RENAULD, « Le transfert à titre gratuit des J. RENAULD, « Le transfert à titre gratuit des titres nominatifs des sociétés anonymes », titres nominatifs des sociétés anonymes », in Liber in Liber amicorum baron Louis Fredericqamicorum baron Louis Fredericq, p. 803-804. Zie ook , p. 803-804. Zie ook Ch. DE WULF, « De schenking van hand tot hand », Ch. DE WULF, « De schenking van hand tot hand », in Liber discipulorum et amicorum Egied Spanoghein Liber discipulorum et amicorum Egied Spanoghe, , 1981, p. 50 1981, p. 50

4Th. LHOMME, « Donations d’actions nominatives Th. LHOMME, « Donations d’actions nominatives et de parts de sociétés »,et de parts de sociétés », R.G.E.N. R.G.E.N., 1994, nr. 24.341, , 1994, nr. 24.341, p. 150.p. 150.

5Th. LHOMME, « Donations d’actions nominatives Th. LHOMME, « Donations d’actions nominatives et de parts de sociétés », et de parts de sociétés », R.G.E.N.R.G.E.N., 1994, nr. 24.341, , 1994, nr. 24.341, p. 151. Aan de geciteerde referenties moet ook nog p. 151. Aan de geciteerde referenties moet ook nog H. DU FAUX, « Over de onrechtstreekse schenking H. DU FAUX, « Over de onrechtstreekse schenking van vennootschapsaandelen op naam », van vennootschapsaandelen op naam », Tijds. v. Tijds. v. not.not., 2001, p. 195 tot 198, vooral p. 197, worden , 2001, p. 195 tot 198, vooral p. 197, worden toegevoegd. toegevoegd.

De handgift en de onrechtstreekse schenking vereisen dus geen specifieke vormelijke docu-menten. Indien de partijen toch een schrif-telijk document willen opstellen, dan kan dit document enkel het (voorafgaandelijke) bestaan van de handgift of de onrechtstreekse schenking bevestigen. Dit schriftelijke docu-ment kan echter niet gelden als bewijs voor de schenking, op gevaar af de schenking nietig te maken, aangezien in dat geval niet wordt voldaan aan de vormelijke vereisten, zoals ze worden voorgeschreven in het hoger genoemde artikel 931 van het Burgerlijk Wetboek.

Op burgerlijk vlak is dan ook de grootst mogelijke waakzaamheid geboden.

Hoe zit het precies met effecten van Hoe zit het precies met effecten van vennootschappen? vennootschappen?

Effecten aan toonder kunnen ontegenspreke-lijk het voorwerp uitmaken van een handgift (zie infra).

Artikel 468 van het Wetboek van Vennoot-schappen stelt: “Het gedematerialiseerde effect wordt vertegenwoordigd door een boe-king op rekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een vereffeningsinstelling of bij een erkende rekeninghouder […]. Het op rekening geboekte effect wordt overge-dragen door overschrijving van rekening op rekening”.

Aangezien een onrechtstreekse schenking kan gebeuren via een overschrijving van rekening op rekening, kan op deze manier een gede-materialiseerd effect worden geschonken2. Natuurlijk moet er een schriftelijk bewijs worden geleverd van de vrijwillige intentie (bijvoorbeeld brieven met de bekendmaking van de intentie en met een bedanking), net zoals er ook een schriftelijk bewijs moet zijn van de overeenkomsten die aan de schenking worden toegevoegd (side letters).

De eigendom van effecten op naam wordt vastgesteld door een ad hoc inschrijving in het register van de vennootschap (Wetb. venn., art. 235 voor de B.V.B.A., art. 463 voor de NV). Men kan zich dan ook de vraag stellen of een schenking van effecten op naam niet zou kunnen gebeuren via de wijziging van de naam van de titularis in het register van de effecten op naam.

Deze vraag werd grondig en diepgaand bestu-deerd in een studie van M. Th. LHOMME die gepubliceerd is in Recueil général de l’enregistrement et du notariat uit 1994, op de pagina’s 137 tot 153: « Donations d’actions nominatives et de parts de sociétés ». We kunnen niet beter doen dan daarnaar te ver-wijzen.

Hij komt daarbij tot dezelfde conclusie als eertijds J. RENAULD3: een schenking van effecten op naam kan op een rechtsgeldige manier gebeuren via een ad hoc inschrijving van de overdracht in het register. De reden daarvoor is dat « de inschrijving bij elke overdracht de vernieuwing van het effect in werking stelt en dat diegene die het effect ontvangt, daardoor een eigen recht verwerft, dat onafhankelijk is van het recht van diegene die de overdracht doet en onafhankelijk is van de rechtsgeldigheid van de overdracht »4. « Het abstracte karakter van de juridische akte die de inschrijving eigenlijk is, vloeit voort uit het feit dat het register de reden voor de overdracht niet aangeeft »5.

Het is altijd wenselijk dat in een onderhandse akte wordt opgenomen dat de operatie is uitgevoerd via een vrijwillige intentie van de schenker van de effecten. Indien die laatste het vruchtgebruik van de geschonken goe-deren voor zich wil vrijwaren, moet in de inschrijving in het register duidelijk worden vermeld dat de rechten op de effecten opge-splitst zijn: het vruchtgebruik op naam van de ene partij en de blote eigendom op naam van de andere partij.

Als de registratie van schenkingen Als de registratie van schenkingen van roerende waarden niet verplicht van roerende waarden niet verplicht is, waarom zien we dan een stormloop is, waarom zien we dan een stormloop naar de registratiekantoren om de naar de registratiekantoren om de schenkingen toch te laten registreren schenkingen toch te laten registreren en er dus registratierechten op te been er dus registratierechten op te be--talen? talen?

Het antwoord is eenvoudig: de registratie van een schenking van roerende waarden tegen de gunsttarieven die door de Gewesten in gebruik zijn genomen, zorgt al dadelijk na de registratie voor een totale fiscale immuniteit in geval van overlijden.

Waarin bestaat die immuniteit? Waarin bestaat die immuniteit?

De successierechten worden geïnd volgens een progressief tarief.

Om te vermijden dat op basis van toegestane giften aan de rechthebbenden, de overledene probeert om de progressieve belasting te ontwijken, heeft de wetgever een aantal speci-fieke regels uitgevaardigd:

Eerste regel:De goederen waarover de overledene via gif-ten gratis de beschikking had tijdens de drie jaar die voorafgingen aan zijn overlijden – en die niet onderworpen zijn aan het bestaande registratierecht voor schenkingen – worden

ie manifeste wil om iets weg te schenken is een essentiële voorwaarde voor het bestaan van de handgift.

D

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

beschouwd als deel uitmakend van de erf-opvolging van de overledene (Wetboek der Successierechten, art. 7, 1e lid).

De goederen die door de overledene in die periode werden geschonken, worden dus beschouwd als deel uitmakend van de erfop-volging en worden op dezelfde manier belast als de goederen die in die erfopvolging zitten.

Voorbeeld:De overledene had een gebouw verkocht tijdens de drie jaar voorafgaand aan zijn overlijden voor een bedrag van 1.000. Op de dag van zijn overlijden en op basis van artikel 108 van het Wetboek der Successierechten wordt dit bedrag van 1.000 nog steeds geacht toe te be-horen aan de overledene en het moet dus worden aangegeven in de activa van de erfopvolging, tenzij de declaranten kunnen bewijzen dat deze som zich op een andere manier bij de activa bevindt (bijvoorbeeld op een rekening) of dat ze werd uitgegeven door de overledene. Indien de declaranten beweren dat dit bedrag werd geschonken omdat de over-ledene vrijgevig was, is het voornoemde artikel 7, 1e lid van toepassing en het betrokken bedrag moet worden aangege-ven als deel uitmakend van de activa van de erfopvolging.

Tweede regel:Indien wordt vastgesteld, hetzij door de administratie, hetzij door de erfgenamen en legatarissen, dat een gift werd toegekend aan een welbepaalde persoon, dan wordt die persoon als legataris van het geschonken goed beschouwd. De successierechten worden dan ook berekend volgens de verwantschapsgraad tussen de overledene en de begunstigde van de schenking (Wetboek der Successierechten, art. 7, 2e lid).

Voorbeeld:Laten we er in het voorgaande voorbeeld even vanuit gaan dat de declaranten (of de administratie) bewijzen dat dit bedrag geschonken werd aan een welbe-paalde persoon, dan wordt die persoon als erfgenaam van het bedrag beschouwd en in die zin belast met de successie-rechten.

Derde regel:Indien de overledene ten gunste van zijn erfgenamen, legatarissen of begunstigden schenkingen onder levenden heeft gedaan die in een akte zijn vastgesteld in de periode van minder dan drie jaar vóór de datum van het overlijden, en die vóór het overlijden geregi-

streerd zijn of verplicht geregistreerd moesten worden, dan komt de basis waarop de regi-stratierechten geïnd werden of geïnd moeten worden, bij het erfdeel van de betrokkenen om zo het progressieve recht van successie of van overgang bij overlijden te bepalen dat op dit erfdeel van toepassing is (Wetboek der Successierechten, art. 66bis).

Dit geval beoogt voornamelijk de schenkin-gen van gebouwen die zich in België bevin-den.

Vierde regel:De derde regel is evenwel niet van toepassing indien een schenking van roerende goederen onderworpen werd aan registratie via de betaling van een schenkingsrecht van 3, 5 of 7 %. Voor deze schenkingen sluit de betaling van het schenkingsrecht ze definitief uit van de toepassing van de artikels 7 en 66bis. Met andere woorden, op deze schenkingen is de regel van de drie jaar niet van toepassing.

In België gelden gewestelijke In België gelden gewestelijke bijzonderheden rond de bijzonderheden rond de schenkingsrechten: hoe wordt het toe schenkingsrechten: hoe wordt het toe te passen stelsel bepaald? te passen stelsel bepaald?

Het gewestelijke fiscale stelsel dat van toepas-sing is, wordt bepaald op basis van de fiscale residentie van de schenker. Als de schenker dus zijn fiscale verblijfplaats heeft in Wal-lonië, spelen de plaats waar het geschonken goed zich bevindt, of de fiscale verblijfplaats van de begunstigde, en zelfs de nationaliteit van een van de betrokken partijen geen en-kele rol meer.

Onder de fiscale residentie van de schen-ker wordt zijn gebruikelijke verblijfplaats verstaan, dit is de plaats waar de schenker effectief, gewoonlijk en permanent verblijft. Het gaat om de plaats waar zijn gezin woont, waar zich het centrum van zijn activiteiten bevindt, en de plaats van waaruit hij in de brede zin van het woord zijn patrimonium en zijn zaken beheert. De inschrijving in de bevolkingsregisters vormt daarvoor een vermoeden, dat echter kan worden weerlegd. Het gaat dus om een feitelijke vraag, waar-voor de macht om ze in te schatten bij de feitenrechter ligt.

We merken nog op dat sinds 1 januari 2002 elke wijziging van het fiscale domicilie van de schenker tijdens de vijf jaar die aan de schen-king voorafgaan, een impact kan hebben op het gewestelijke fiscale stelsel dat van toepas-sing is inzake schenkingsrechten. Indien de schenker zijn fiscale domicilie in die vijf jaar in verschillende gewesten heeft gehad, zal het fiscale recht van het gewest waarin hij tijdens deze periode het langst heeft verbleven, van

e registratie van een schenking van roerende waarden tegen de gunsttarie-ven zorgt al dadelijk na de registratie voor een totale fiscale immuniteit in geval van overlijden.

D

10-11

6Voor meer details is het aangewezen te gaan Voor meer details is het aangewezen te gaan kijken in het werk dat in de collectie Patrimoines kijken in het werk dat in de collectie Patrimoines et fiscalités door Anthemis is uitgegeven onder de et fiscalités door Anthemis is uitgegeven onder de titel “La fiscalité des donations et ses incidences titel “La fiscalité des donations et ses incidences civiles”, onder leiding van Ph. De Page en A. Culot civiles”, onder leiding van Ph. De Page en A. Culot met de medewerking van een groot aantal auteurs met de medewerking van een groot aantal auteurs die in deze materie gespecialiseerd zijn. die in deze materie gespecialiseerd zijn.

kracht zijn. Om te beantwoorden aan het cri-terium van de controle van die plaats, legt de wetgever daarover een expliciete vermelding op in de notariële akte die de schenking van de roerende goederen vastlegt. Naar analogie daarmee zal het dus voorzichtigheidshalve aangewezen zijn om een dergelijke identieke vermelding op te nemen in de onderhandse akte die de titel van de schenking omvat.

Hoe bepaalt men de belastinggrondslag Hoe bepaalt men de belastinggrondslag in geval van registratie van een in geval van registratie van een schenking? schenking?

De regel is relatief eenvoudig:

• Bij een schenking die wordt vastgesteld in een Belgische notariële akte, worden de proportionele rechten verrekend op de verkoopwaarde die de geschonken goede-ren op de dag van de schenking hebben;

• Bij een schenking die op een andere ma-nier wordt vastgesteld, worden de propor-tionele rechten berekend op de verkoop-waarde van de goederen op de dag van de registratie, ongeacht de datum waarop de handgift of de onrechtstreekse schenking plaatsvond.

Onder de verkoopwaarde wordt de handels-waarde van een goed verstaan, met andere woorden de prijs die men zou kunnen beko-men door het goed te verkopen in een situa-tie met normale concurrentievoorwaarden en nadat er voldoende publiciteit werd gemaakt. Om de administratie de kans te geven de verschuldigde rechten te berekenen, moeten de partijen een brede waaier van informatie (verkoopwaarde van de geschonken goederen, verwantschapsgraad tussen de schenker en de begunstigde,…) overmaken. Dat moet ge-beuren via een aanvullende verklaring die bij de akte zelf wordt gevoegd of in een voetnoot van de akte wordt opgenomen (Wetboek der Registratierechten, art. 168).

De administratie kan het bewijs aanbrengen dat de raming van de partijen onvoldoende hoog is, via alle mogelijke bewijsmiddelen, met inbegrip van getuigenissen en vermoe-dens (Wetboek der Registratierechten, art. 185). Indien het geschonken goed een ge-bouw is, kan zij gebruikmaken van de exper-tise die is bepaald in artikel 189 en volgende van het Wetboek der Registratierechten, om zo te laten bepalen dat de raming onvol-doende hoog is.

De drie Gewesten hebben een maatregel ingevoerd die bij de schenking van onroe-rende goederen misbruiken moet vermijden, die erin zouden bestaan in te spelen op de tariefverschillen die afhankelijk zijn van de aard van de geschonken goederen: • indien de rechtstreekse schenking enkel

betrekking heeft op onroerende goederen die onderworpen zijn aan het progressieve tarief, wordt de last (roerend goed) volledig belast volgens het tarief van de onroerende goederen;

• indien de rechtstreekse schenking tegelijk betrekking heeft op roerende goederen die onderworpen zijn aan het verminderde tarief en op andere goederen, moet de last worden verdeeld over de verschillende types van goederen.

De schenkingen onder opschortende voor-waarde (zoals vooroverlijden van de schenker in het Vlaamse en het Brusselse Gewest) worden van hun kant onderworpen aan spe-cifieke regels.

Er bestaan nog andere specifieke regels6.

Zijn schenkingen onder opschortende Zijn schenkingen onder opschortende voorwaarde (zoals vooroverlijden van voorwaarde (zoals vooroverlijden van de schenker in het Vlaamse en het de schenker in het Vlaamse en het Brusselse Gewest) onderworpen aan Brusselse Gewest) onderworpen aan specifieke regels? specifieke regels?

We verwijzen naar de tabel hieronder, waarbij de nadruk wordt gelegd op het verschil tussen het stelsel dat enerzijds van toepassing is in het Vlaamse Gewest en in het Brusselse Ge-west en anderzijds in het Waalse Gewest.

et gewestelijke fiscale stelsel dat van toepassing is, wordt bepaald op basis van de fiscale residentie van de schenker.

H

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

Welke tarieven zijn van toepassing? Welke tarieven zijn van toepassing?

Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest Gewone Gewoon tarief Gewoon tarief Gewoon tarief gebouwen

Voornaamste De schenker heeft zijn Verminderd tarief verblijfplaats voornaamste verblijfplaats op (art. 131ter) de dag van de schenking al minstens vijf jaar Gebouw dat volledig of Verminderd tarief gedeeltelijks is bestemd om te (art. 131bis) wonen Bouwgronden Perceel bestemd voor de bouw Verminderd tarief van woningen volgens de (art. 140nonies) stedenbouwkundige voor- schriften, waarvan de akte verleden is in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 Onder- 0 % 3 % 2 % nemingen (Art. 140bis) (Art. 140bis) (Art. 140bis) Roerende Tarief 3 % rechtstreekse lijn, 3 % rechtstreekse lijn, 3 % rechtstreekse lijn, waarden echtgenoot en wettelijk echtgenoot en wettelijk echtgenoot en wettelijk samenwonende samenwonende samenwonende 5 % ooms, tantes, neven en nichten 7 % anderen 7 % anderen 7 % anderen

Beoogde goederen Beperking indien de schen- Geen beperking Geen beperkingking op financiële instru-menten of aanverwante

financiële instrumenten slaat, zoals bedoeld in artikel 2, 1° en 2°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende

het toezicht op de financiële sector en de financiële dien-sten. Volgens die wet is het verminderde tarief slechts van toepassing indien het

gaat om:

1° financiële instrumenten of aanverwante financiële

instrumenten in de zin van de genoemde wet van 2 augustus 2002, van een

vennootschap waarvan de effectieve directiezetel zich in een lidstaat van de Europese Unie bevindt, en die zelf of zelf met haar dochtermaat-schappijen een industriële,

commerciële, ambachtelijke, landbouw- of bosbouw-

activiteit uitoefent, of een vrij beroep of een dienst op geconsolideerde basis voor de vennootschap en haar

dochters, tijdens het lopende boekjaar en in elk van de twee laatste boekjaren van de vennootschap die waren afgesloten op het ogenblik

van de akte;

Waals Gewest Vlaams Gewest Brussels Gewest

2° financiële instrumenten of aanverwante financiële instrumenten die worden

toegelaten tot de verhande-ling op een georganiseerde

Belgische markt die erkend is als gereglementeerde markt

op grond van artikel 3 van de wet van 2 augustus 2002, of op een markt van financiële

instrumenten die is georgani-seerd door een marktonder-neming die is erkend door

de staat, hetzij als markt die wordt gereglementeerd door een lidstaat van de Europese economische ruimte die niet België is, op grond van arti-kel 1, 13., van de Richtlijn 93/22/E.E.G van de Raad van de Europese Gemeen-schappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, hetzij als daarmee gelijkge-

stelde markt die wordt gere-glementeerd door een staat die geen lid is van de Euro-pese economische ruimte;

3° overheidseffecten zoals bedoeld in artikel 21, III,

van het Wetboek der Succes-sierechten.

Modaliteiten Voorbehoud van Beperking: het verminderd Geen beperking Geen beperking vruchtgebruik tarief i s enkel mogel i jk

indien de schenking betrek-king heeft op financiële

instrumenten of aanverwante financiële instrumenten in

de zin van artikel 2, 1° en 2°, van de wet van 2 augustus

2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (zie

hierboven).

Schenking onder Gewoon tarief (op de dag dat Schenking gelijkgesteld met Schenking gelijkgesteld met opschortende voorwaarde de voorwaarde is vervuld), een gift op de dag van het een gift op de dag van het van vooroverlijden van tenzij de voorwaarde is vervuld overlijden van de schenker overlijden van de schenker de schenker op het ogenblik van de (Wetboek der Successierechten, (Wetboek der voorlegging ter registratie. art. 4) Successierechten, art. 4) Schenking met een Toepassing van het gewone Verminderd tarief Verminderd tarief opschortende termijn tarief, tenzij deze termijn vervallen is op het ogenblik van de voorlegging ter registratie. Schenking onder een andere Gewoon tarief (op de dag dat Verminderd tarief Verminderd tarief opschortende voorwaarde de voorwaarde is vervuld), dan die van het voorover- tenzij de voorwaarde is vervuld lijden van de schenker op het ogenblik van de voorlegging ter registratie.

12-13

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

ConclusieConclusie

De regionale wetgevingen hebben er zeker toe bijgedragen de schenkingen een duwtje in de rug te geven. Toch is de grootste voorzichtig-heid geboden, omdat:

• men nog altijd de regels van het burgerlijk recht moet respecteren, dit wil zeggen de regel die wordt bepaald door artikel 931 van het Burgerlijk Wetboek of de speci-fieke regels van de handgift of de onrecht-streekse schenking;

• hoewel elk document ter registratie wordt aanvaard om het verminderde tarief te bekomen, mag men niet om het even wat voorleggen en zeker geen schriftelijke ver-klaring die geen burgerlijke rechtsgeldig-heid heeft;

• het is niet altijd noodzakelijk om de schen-king te laten registreren; het feit van iets te schenken leidt niet automatisch tot een overlijden binnen drie jaar.

Bovendien wordt een schenking vaak ge-bruikt in het ruimere kader van de planning van de erfopvolging. Ze zal vaak voorafgaan aan andere operaties die de overdracht van andere patrimonia bevorderen.

e regionale wetgevingen hebben er zeker toe bijgedragen de schenkingen een duwtje in de rug te geven.

D

Laatste berichtgeving van het IASB15 juni 2006 – 30 november 20061>

IASBIASB

22/06/2006Voorstel van standaard met betrekking tot finan-ciële instrumenten met terugneemverplichting tegen reële waarde (puttable at fair value) en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie

De voorgestelde wijzigingen van het IASB hebben betrekking op IAS 32 – Financiële instrumenten: presentatie en IAS 1 – Presen-tatie van de jaarrekening gepubliceerd. In het document wordt voorgesteld om:

• de verplichting om financiële instrumenten af te lossen of aan te kopen tegen reële waarde (zoals gedefinieerd in het voorstel van standaard) te classificeren als eigen ver-mogen indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is; en

• instrumenten die de verplichting in zich bergen om een andere entiteit een pro-portioneel deel van de nettoactiva van de entiteit over te dragen bij liquidatie, te classificeren als eigen vermogen, op voor-waarde dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld aandelen van een entiteit met een beperkte levensduur en aandelenbelangen in een partnership die geliquideerd worden indien een vennoot de entiteit verlaat, geclassifi-ceerd worden als eigen vermogen.

In overeenstemming met de huidige bepa-lingen worden deze instrumenten opgeno-men als verplichtingen.

06/07/2006Discussiedocument over het Raamwerk

Als eerste stap in het gezamenlijke project rond het Raamwerk voor Financiële Verslag-geving hebben het FASB en het IASB hun voorlopige inzichten gepubliceerd over:

• de doelstelling van financiële verslaggeving; en

• de kwalitatieve kenmerken van informatie die nuttig is voor het nemen van beslissin-gen.

Het discussiedocument betreft de eer-ste twee hoofdstukken van een nieuw raamwerk dat beide organisaties zullen gebruiken bij de ontwikkeling van ver-slaggevingstandaarden. Het voorgestelde doel van jaarrekeningen voor algemene doeleinden is in feite gelijk aan hetgeen in de bestaande raamwerken van beide orga-nisaties staat: verschaffen van informatie die huidige en potentiële investeerders en financiers alsook andere partijen nodig kunnen hebben bij het nemen van beslis-singen met betrekking tot investeringen, kredietverlening en dergelijke. Relevantie, getrouwe weergave, vergelijkbaarheid (inclusief consistentie) en begrijpelijkheid worden aangemerkt als kwalitatieve ken-merken van nuttige informatie voor het nemen van beslissingen.

25/07/2006Ingangsdatum van nieuwe standaarden niet vóór 2009

Het IASB heeft een aantal stappen aan-gekondigd om regelgevers en entiteiten te helpen bij de overgang naar IFRS en om het consultatieproces te verbeteren:

• Het IASB erkent dat de meeste landen tijd nodig hebben voor de vertaling en de implementatie van standaarden in de praktijk, en, in bepaalde gevallen, in wet-ten. Om deze tijd te verlenen, wil het IASB minimaal 1 jaar laten tussen de publicatie van een volledig nieuwe standaard of be-

VERONIQUE WEETS & THOMAS CARLIER

Senior Manager IFRS Advice & AssuranceDeloitte Bedrijfsrevisoren

Docent VUB en Universiteit Antwerpen

Senior Manager IFRS Advice & AssuranceDeloitte Bedrijfsrevisoren

langrijke wijzigingen aan bestaande IFRSs en de verplichte ingangsdatum.

• Het IASB en het FASB zijn overeengeko-men om discussiedocumenten te publice-ren, en niet onmiddellijk over te gaan tot de publicatie van exposure drafts, met be-trekking tot het project rond het raamwerk en met betrekking tot het reëlewaardepro-ject. Dit betekent dat het publiek minstens twee mogelijkheden heeft om commenta-ren te geven.

• Het IASB zal publieke rondetafelgesprek-ken houden in de nabije toekomst over twee belangrijke onderwerpen:- de voorgestelde aanpassingen aan de

opname- en waarderingsprincipes in IAS 37 in november en december 2006; en

- de fase rond waardering die wordt be-handeld in het project met betrekking tot het raamwerk in het eerste kwartaal van 2007.

In overeenstemming met voorgaande pun-ten, zal de verplichte ingangsdatum van nieuwe IFRSs in ontwikkeling of belang-rijke aanpassingen aan bestaande standaar-den ten vroegste 1 januari 2009 zijn. Dit uitstel van de ingangsdatum van nieuwe standaarden verschaft 4 jaar van stabiliteit in het IFRS-platform van standaarden die entiteiten die IFRS voor het eerst toe-pasten in 2005, gebruikten. Deze aanpak belet niet dat nieuwe standaarden worden gepubliceerd vóór 2009 en dat entiteiten vrijwillig een gepubliceerde standaard ver-vroegd kunnen toepassen. Interpretaties en beperkte aanpassingen vallen niet onder dit voornemen van het IASB.

10/10/2006Vorming van een werkgroep rond personeelsbe-loningen

Het IASB richt een nieuwe werkgroep op om haar bij te staan in een nieuw project rond personeelsbeloningen. Het project zal

1Voor meer informatie kunt u ook terecht op Voor meer informatie kunt u ook terecht op www.taxtoday.be van Kluwer.www.taxtoday.be van Kluwer.

14-15

in twee fasen worden uitgevoerd, en zal een volledige herziening inhouden van de ad-ministratieve verwerking van personeelsbe-loningen volgens IAS 19. De eerste fase zal herzieningen overwegen met de bedoeling significante verbeteringen aan te brengen aan de standaard op korte termijn, met als doel de publicatie van een intermediaire standaard binnen drie à vier jaar. Als eerste stap in die richting is het IASB van plan om een discussiedocument te publiceren in 2007.

De administratieve verwerking van per-soneelsbeloningen na uitdiensttreding zal voorgesteld worden door de werkgroep vanuit het standpunt van een verscheiden-heid aan experts, zoals actuarissen, audito-ren, opstellers en gebruikers van jaarreke-ningen, alsook regelgevers.

07/11/2006Aanstelling van nieuwe leden aan het IASB

De Trustees van het IASCF (International Accounting Standards Committee Founda-tion) hebben Dr. Zhang Wei Guo, Chief Accountant and Director General of the Department of International Affairs of the China Securities Regulatory Commission, en John Smith, deeltijds lid van het IASB, aangesteld als voltijds lid van het IASB voor een hernieuwbare periode van vijf jaar, te beginnen op 1 januari 2007. Dit betekent dat het IASB momenteel 15 le-den, waarvan 14 voltijds, telt.

30/11/2006Publicatie van IFRS 8 – Operationele Segmenten

IFRS 8 – Operationele Segmenten (Opera-ting Segments) legt de grondslagen voor fi-nanciële verslaggeving vast voor de presen-tatie van informatie over de operationele segmenten van een entiteit in de jaarreke-ning. Het gaat over informatie betreffende geleverde goederen en diensten, de geogra-fische gebieden waarin de onderneming opereert, alsook de belangrijkste klanten. Ook de informatie die in het kader van IAS 34 – Tussentijdse Financiële Verslagge-ving moet gegeven worden, wijzigt.

Deze nieuwe standaard is het gevolg van het wegwerken van geringe verschillen met SFAS 131 – Disclosures about Segments of an Enterprise and Related Information.

IFRS 8 vervangt de huidige IAS 14 – Segmentinformatie, vanaf boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2009. De voornaamste bepalingen in deze nieuwe standaard en de verschillen met IAS 14 zijn als volgt:

1. Definitie van te presenteren operationeel segmentOperationele segmenten zijn componenten van een entiteit waarover aparte financiële informatie beschikbaar is en die op regel-matige basis verstrekt en gebruikt worden door het management (chief operating decision maker) om beslissingen te nemen over het toewijzen van middelen en het beoordelen van prestaties. Te rapporteren segmenten zijn operationele segmenten of groepen van operationele segmenten die aan bepaalde criteria voldoen.

De nieuwe standaard geeft geen bijko-mende richtlijnen voor het bepalen van segmenten. Dit in tegenstelling tot de hui-dige IAS 14 die de identificatie van twee sets van segmenten vereist, enerzijds op basis van producten en diensten (zgn. be-drijfssegmenten) en anderzijds op basis van geografische segmenten. IAS 14 beschouwt één set als primaire segmentatiebasis en de andere als secundaire segmentatiebasis.

2. Verticale integratieEen component van een entiteit die voor-namelijk of alleen verkoopt aan andere operationele segmenten voldoet aan de definitie van een operationeel segment in IFRS 8 als de entiteit op die manier be-heerd wordt. IAS 14 beperkt de te rappor-teren segmenten tot de segmenten waarvan een meerderheid van de opbrengsten bestaat uit opbrengsten uit de verkoop aan externe cliënten.

3. Waarderingsgrondslagen voor de segment-informatieIn het algemeen dient de vereiste informa-tieverschaffing bepaald te worden op basis van de informatie die het management

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

intern gebruikt om de prestaties van een segment te analyseren en om de mid-delen toe te wijzen aan de verschillende operationele segmenten. De standaard legt geen waarderingsgrondslagen op. Dit is in tegenstelling tot IAS 14 die verplicht om gesegmenteerde informatie op te stellen in overeenstemming met de grondslagen voor financiële verslaggeving die worden gehan-teerd voor de opstelling en presentatie van de jaarrekening van de geconsolideerde groep of entiteit.

Daarnaast definieert IAS 14 opbrengsten, lasten, resultaat, activa en verplichtingen van een segment. IFRS 8 doet dit niet, maar eist dat de entiteit de grondslagen verduidelijkt die werden gebruikt om de segmentinformatie op te stellen, alsook in welke mate deze verschillen van de grondslagen die worden gebruikt voor het opstellen van de jaarrekening. Bovendien verplicht IFRS 8 het geven van een aan-sluiting van de totale segmentopbrengsten, totale segmentwinst of -verlies, totale segmentactiva, totale segmentpassiva en andere bedragen die worden gepresenteerd voor te rapporteren segmenten met de overeenstemmende bedragen in de jaar-rekening.

4. ToelichtingIFRS 8 voorziet in het geven van financiële en beschrijvende informatie met betrek-king tot de te presenteren segmenten.

De standaard vereist bijvoorbeeld dat per segment een maatstaf van opbrengsten, ac-tiva, verplichtingen en (in tegenstelling tot IAS 14) specifieke elementen van de winst en verliesrekening worden gegeven, indien deze informatie op regelmatige basis wordt verstrekt aan het management.

Daarnaast moet de entiteit bijkomende informatie geven over opbrengsten uit goederen en diensten (of groepen gelijkaar-dige goederen en diensten), landen waarin opbrengsten worden gegenereerd en waar activa worden aangehouden alsook infor-matie met betrekking tot belangrijke cliën-ten. Deze informatie wordt gegeven, zelfs als ze niet wordt gebruikt door het ma-nagement bij het nemen van operationele

16-17

beslissingen. De standaard vereist echter niet dat de entiteit informatie geeft die niet wordt gebruikt voor interne doeleinden als deze informatie niet beschikbaar is en de kost om deze te bekomen te groot zou zijn.

IFRS 8 vereist de volgende beschrijvende informatie (dit in tegenstelling tot IAS 14):

• factoren gebruikt voor de identificatie van operationele segmenten van de entiteit;

• types van producten en diensten waaruit elk te rapporteren segment zijn opbreng-sten genereert.

De nieuwe standaard vereist eveneens de presentatie van intrestopbrengsten afzon-derlijk van interestlasten voor elk te rap-porteren segment, tenzij een meerderheid van de opbrengsten van het segment be-staat uit intrestopbrengsten en het manage-ment zich in eerste instantie baseert op de netto-intrestopbrengst om de prestaties te beoordelen en de beslissingen te nemen over de toewijzing van productiefactoren aan het segment. Ook de belastinglast moet per segment worden gegeven. IAS 14 vereist geen segmentinformatie met betrek-king tot intrestopbrengsten en -lasten en belastingen.

5. Ingangsdatum en overgangsbepalingenDe standaard is van toepassing op boek-jaren die ingaan op of na 1 januari 2009. Eerdere toepassing is toegelaten.

Vergelijkende segmentinformatie over voorgaande jaren moet aangepast worden aan de nieuwe standaard, tenzij de nodige informatie niet beschikbaar is en de kost om deze te bekomen te groot is.

IFRICIFRIC

20/07/2006Interpretatie over tussentijdse verslaggeving

IFRIC 10 – Tussentijdse informatie en bijzondere waardeverminderingsverliezen behandelt een ogenschijnlijk conflict tus-sen de vereisten in IAS 34 – Tussentijdse financiële rapportering waarin wordt gesteld dat de frequentie van de verslaggeving van een entiteit (jaarlijks, halfjaarlijks of per kwartaal) geen weerslag mag hebben op de waardering van de jaarresultaten, en de bepalingen van andere normen die de terugname van bijzondere waardevermin-deringsverliezen op goodwill (IAS 36 – Bij-zondere waardevermindering van activa) en bepaalde financiële activa verbieden (IAS 39 – Financiële Instrumenten: Opname en waardering). In IFRIC 10 wordt besloten dat:

• een bijzonder waardeverminderingsverlies dat werd opgenomen in een voorgaande periode met betrekking tot goodwill of een investering in een eigenvermogensinstru-ment of een financieel actief opgenomen tegen kostprijs, niet mag worden terugge-nomen;

• deze conclusie niet mag doorgetrokken worden tot andere domeinen van moge-lijke conflicten tussen IAS 34 en andere standaarden.

IFRIC 10 is van toepassing op periodes die beginnen op of na 1 november 2006. Eer-dere toepassing wordt aangemoedigd.

28/08/2006Voorlopige interpretatie over “Asset Ceiling”

IFRIC D19 – The Asset Ceiling: Availa-bility of Economic Benefits and Minimum Funding Requirements verduidelijkt de interactie tussen statutaire of contractuele minimale bijdragen aan het pensioenfonds en de bepalingen in IAS 19 – Personeelsbe-loningen. Het voorstel verduidelijkt hoe het maximale bedrag van de als actief opgeno-men restitutierechten moet berekend wor-den alsook hoe de activa en verplichtingen met betrekking tot pensioenen beïnvloed worden door statutaire en contractuele minimale bijdragen.

07/09/2006IFRIC D20 – Getrouwheidsprogramma’s

Op 7 september 2006 publiceerde het IFRIC een voorstel tot interpretatie met als titel “IFRIC Draft Interpretation D20: Customer Loyalty Programmes”. Verschei-dene organisaties (bv. supermarkten, reisbureaus…) gebruiken “punten” (award credits) om hun klanten te belonen voor hun trouw en voor het kopen van hun producten.

Er zijn twee mogelijkheden voor de op-name en waardering van de verplichting van de entiteit om kortingen of gratis pro-ducten of diensten te leveren:

1. ofwel wordt een verplichting opgenomen als een last op het moment van de initiële verkoop tegen de geschatte toekomstige kosten voor het voldoen aan de verplich-ting in het kader van het klantengetrouw-heidsprogramma,

2. ofwel wordt het deel van de opbrengst dat verband houdt met producten/diensten die in de toekomst zullen geleverd worden in het kader van het klantengetrouwheids-programma, uitgesteld tot de entiteit zijn verplichting nakomt.

Het IFRIC stelt voor om deze transacties te verwerken in overeenstemming met IAS 18.13 en de toegekende punten dus als een afzonderlijke transactie te beschouwen. Met andere woorden om een deel van de opbrengst uit te stellen en geen verplich-ting op te nemen.

De interpretatie zou retrospectief van toe-passing zijn vanaf drie maanden na publi-catie van de finale versie.

05/11/2006IFRIC 11 interpreteert IFRS 2

IFRIC 11 – Group and Treasury Transacti-ons bepaalt hoe een entiteit IFRS 2 – Op aandelen gebaseerde betalingen moet toepas-sen in het geval van eigenvermogensinstru-menten of vermogensinstrumenten van een andere entiteit van dezelfde groep (bv. vermogensinstrumenten van de moeder). IFRIC 11 verstrekt richtlijnen met betrek-king tot:

• op aandelen gebaseerde betalingen met eigenvermogensinstrumenten waarbij de entiteit kiest of verplicht is om eigen aan-delen in te kopen om de op aandelen geba-seerde betalingsverplichting af te wikkelen: deze moeten altijd beschouwd worden als in eigenvermogensinstrumenten afgewik-kelde, op aandelen gebaseerde betalings-transacties, zoals beschreven in IFRS 2.

• een moederonderneming kent rechten op haar vermogensinstrumenten toe aan werknemers van haar dochter: indien deze transactie in de geconsolideerde jaar-rekening werd verwerkt als een in eigen-vermogensinstrumenten afgewikkelde, op aandelen gebaseerde betalingstransactie, dan dient de dochter de transactie te ver-werken als een in eigenvermogensinstru-menten afgewikkelde transactie volgens de bepalingen van IFRS 2 en dient ze een overeenstemmende toename in het eigen vermogen op te nemen als een bijdrage van de moeder.

• een dochter kent rechten op de vermogens-instrumenten van de moederonderneming toe aan haar werknemers: de dochter ver-werkt de transactie als een in geldmiddelen afgewikkelde, op aandelen gebaseerde beta-lingstransactie.

Entiteiten dienen IFRIC 11 retrospectief toe te passen voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 maart 2007, in over-eenstemming met IAS 8 en de overgangs-bepalingen van IFRS 2. Eerdere toepassing is toegelaten.

D E C E M B E R 2 0 0 6 T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y

30/11/2006IFRIC 12 – Dienstverlening uit hoofde van conces-sieovereenkomsten

Een interpretatie met betrekking tot con-cessieovereenkomsten (Service Concession Arrangements) werd gepubliceerd door het IFRIC op 30 november 2006.

Dienstverlening uit hoofde van concessie-overeenkomsten houdt gewoonlijk in dat een entiteit uit de particuliere sector (de concessionaris) infrastructuur, nodig voor het leveren van openbare diensten, bouwt of verbetert en deze infrastructuur gedu-rende een specifieke periode onderhoudt en beheert (bv. wegen, bruggen, ziekenhui-zen, waterzuivering…).

IFRIC 12 is enkel van toepassing op concessieovereenkomsten van het type “Public to Private”. De interpretatie legt de algemene principes vast inzake opname en waardering van verplichtingen en de daar-mee verband houdende rechten.

De belangrijkste bepalingen van de inter-pretatie zijn als volgt:

• verwerking van de rechten van de conces-sionaris over de infrastructuur: de infra-structuur wordt niet verwerkt als materiële vaste activa in de jaarrekening van de concessionaris omdat de overeenkomst per definitie de zeggenschap over het gebruik van de infrastructuur niet overdraagt aan de concessionaris;

• verwerking en waardering van de vergoe-ding ontvangen in het kader van overeen-komst: als de concessionaris verschillende diensten (bv. de bouw en het gebruik van de infrastructuur) levert in het kader van dezelfde overeenkomst, moet de verkregen of te verkrijgen vergoeding toegewezen worden op basis van de reële waarde van de geleverde diensten. Met betrekking tot de bouw of de verbetering van de infrastruc-tuur bepaalt de aard van de tegenpartij de uiteindelijke administratieve verwerking als financieel actief of als immaterieel actief: - De concessionaris zal een financieel

actief opnemen in zoverre er een on-voorwaardelijk contractueel recht bestaat op geldmiddelen of een ander financieel actief voor het leveren van de diensten. Er is sprake van een onvoorwaardelijk recht als de concessiegever de betaling contractueel waarborgt.

- Een immaterieel actief wordt opgeno-men in zoverre de concessionaris een recht (een licentie) ontvangt om de ge-bruikers van de diensten te laten betalen voor het gebruik. Dit recht is niet on-voorwaardelijk, omdat de te ontvangen bedragen afhankelijk zijn van het ge-bruik van de diensten door het publiek.

Entiteiten dienen deze interpretatie toe te passen voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2008. Eerdere toepas-sing wordt toegelaten. Indien een entiteit deze interpretatie toepast voor jaarrekenin-gen die betrekking hebben op verslagperi-oden die aanvangen vóór 1 januari 2008, dient zij dit feit te vermelden. Wijzigingen in de grondslagen voor financiële verslagge-ving moeten retrospectief worden verwerkt in overeenstemming met IAS 8, tenzij dit praktisch niet haalbaar is. In dit laatste geval moeten de overgangsmaatregelen toegepast worden.

EuropaEuropa

Er is nog geen tijdschema voorzien voor de goedkeuring van IFRS 8, IFRIC 11 en IFRIC 12.Dit overzicht is gebaseerd op het overzicht dat het EFRAG publiceert met betrekking tot het goedkeuringsmechanisme. Voor de meest recente versie zie: www.efrag.be.

ARC beveelt uitstel van convergentiebeslissing aan

Tijdens haar vergaderingen in april en juli 2006 heeft het ARC (Accounting Regulatory Committee) aanbevolen om de beslissing van de Commissie uit te stellen betreffende de equivalentie tussen Canadese, Japanse en/of US GAAP enerzijds en IFRSs ander-zijds voor het opstellen van jaarrekeningen door niet-Europese entiteiten die geno-teerd zijn op een Europese beurs.

Bovendien stelt het ARC voor om niet-Europese entiteiten die een van deze drie grondslagen voor financiële verslaggeving gebruiken niet te verplichten om over te gaan op IFRSs vóór 31 december 2008.

Niet-Europese entiteiten die echter een andere grondslag voor financiële verslag-geving gebruiken moeten vanaf 1 januari 2007 IFRSs gebruiken – tenzij deze grond-slagen equivalent zijn met IFRSs.

Deze aanbeveling moet nog worden goed-gekeurd door de Europese Commissie.

IASB-PUBLICATIES DIE OP 30/11/2006 NOG NIET ZIJN GOEDGEKEURD

Positief advies van EFRAG?

Stemming van ARC?

Finale goedkeuring?

STANDAARDEN

IFRS 8 – Operationele Segmenten

Verwacht in januari of februari 2007

Verwacht in maart 2007

INTERPRETATIES

IFRIC 10 – Tussentijdse financiële verslaggeving en bijzondere waarde- vermindering

Verwacht in december 2006

Verwacht in februari 2007

IFRIC 11 – Groepstrans- acties en eigen aandelen

Verwacht in januari of februari 2007

Verwacht in maart 2007

IFRIC 12 – Dienstverle- ning uit hoofde van con- cessieovereenkomsten

Verwacht in januari of februari 2007

Verwacht in maart 2007

18-19

EU past 4de en 7de Richtlijn aan

Op 16 augustus 2006 publiceerde de Eu-ropese Unie een nieuwe richtlijn m.b.t. de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde types van bedrijven, waaronder banken, verzekeringsinstellingen, en andere finan-ciële instellingen. De nieuwe richtlijn past de Vierde en Zevende Richtlijn en ook de Boekhoudrichtlijnen voor banken en verzekeringsinstellingen aan. Het vestigt de collectieve verantwoordelijkheid voor de jaarrekeningen bij leden van de Raad van Bestuur, verbetert de transparantie van transacties tussen verwante partijen en van “off balance”-overeenkomsten, en introdu-ceert een vereiste voor een “corporate go-vernance”-verklaring voor beursgenoteerde ondernemingen. De drempels voor het vrijstellen van kleine en middelgrote on-dernemingen van specifieke boekhoud- en auditingregels zijn eveneens verhoogd. De nieuwe richtlijn wordt opgenomen in de wet twintig dagen na publicatie in de “Of-ficial Journal of the EU”, op 16 augustus 2006. Lidstaten hebben dan twee jaar om de richtlijn om te zetten in hun nationale wetgeving.

Nieuwe procedure voor het goedkeuren van IFRS in Europa

Een nieuwe stap werd toegevoegd aan de goedkeuringsprocedure van standaarden (IFRS) en interpretaties (IFRIC) binnen de EU. De Europese Commissie is nu verplicht om een voorstel tot goedkeuring over te maken aan het “Regulatory Pro-cedure with Scrutiny Committee”, een comité van het Europese Parlement. Dit comité geeft een opinie over het betref-fende voorstel binnen een vooraf bepaalde tijdspanne die geval per geval wordt be-paald. Als het comité akkoord gaat met de aanbevelingen van de Europese Commis-sie, dan zal de aanbeveling doorgestuurd worden naar het Europese Parlement en de Raad voor goedkeuring, zoals dat nu al gebeurt. Als het comité het echter niet eens is met de aanbevelingen van de Commis-sie, dan zal de zaak onmiddellijk worden doorgestuurd naar de Raad. Als de Raad akkoord gaat met de Commissie, dan zal de standaard in kwestie naar het Parlement gaan voor stemming. Als de Raad niet ak-koord gaat met de Commissie, dan zal de Commissie gevraagd worden om haar me-ning te herzien en een nieuwe aanbeveling in te dienen.

> Institutioneel nieuws IBR, IAB en BIBF

Zevende driejaarlijks Forum “Bedrijfsrevisoraat: nieuwe verwachtingen, nieuwe eisen”, Zevende driejaarlijks Forum “Bedrijfsrevisoraat: nieuwe verwachtingen, nieuwe eisen”, 19 en 20 oktober in Louvain-la-Neuve19 en 20 oktober in Louvain-la-Neuve

Op 19 en 20 oktober heeft het IBR in Louvain-la-Neuve zijn zevende driejaarlijks Forum gehouden met als thema: “Bedrijfsrevisoraat: nieuwe verwachtingen, nieuwe eisen”. Bij deze gelegenheid hebben de bedrijfsrevisoren verschil-lende vragen gesteld ten aanzien van de wetgever, met name een snelle omzettting van de nieuwe Europese richtlijn inzake audit, een herziening van de code inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren, de invoering van een alarmbelprocedure voor de vzw’s in moeilijkheden, en een herziening van de wet van 2 juni 2006 inzake vereffening van vennootschappen. De minister van Financiën, Didier Reynders, aanwezig op het Forum, heeft er op gewezen dat zijn departement vragende partij is voor een versterking van de samenwerking met de economische beroepen in de strijd tegen de fi scale fraude. De adjunct-direc-teur van het kabinet van de minister van Economie, Piet Van Baeveghem, heeft

onderstreept dat wat de omzetting van de nieuwe richtlijn inzake audit betreft, minister Verwilghen vanwege het Parlement een delegatie aan de Koning heeft bekomen waarvan hij in de komende maanden goed gebruik wenst te maken.

Op de foto’s herkent men achtereenvolgens de journalist D. Delafontaine (RTBF), het hoofd van de unit audit van de Europese Commissie J. Tiedje en de voorzitter van de rechtbank van koophandel te Brussel A. Spiritus; adjunct-directeur van het kabinet van de minister van Economie P. Van Baeveghem, de voorzitter van het IBR en de minister van Financiën.

« IBR »« IBR »

> Institutioneel nieuws IBR, IAB en BIBF

20

Financial Business Days, 15 en 16 november Financial Business Days, 15 en 16 november in Flanders Expo van Gentin Flanders Expo van Gent

Forum boekhouden en fi nanciële beroepen, Forum boekhouden en fi nanciële beroepen, 30 november in de expo te Charleroi30 november in de expo te Charleroi

« IAB »« IAB »

Financial Business Days, 15 en 16 november Financial Business Days, 15 en 16 november in Flanders Expo van Gentin Flanders Expo van Gent

Studievoormiddag “werknemer of Studievoormiddag “werknemer of (schijn)zelfstandige” op 28 november(schijn)zelfstandige” op 28 november

« BIBF »

« BIBF »

Het BIBF was aanwezig op het Salon Financial Business Days te Gent op 15 en 16 november. De heer Pattyn, ondervoorzitter BIBF, hield er een uiteenzetting over “het fi nancieel plan”. Naast hem Stéphanie Lievin, com-municatieverantwoordelijke BIBF.

Op 28 november jl. woonden meer dan 300 beroepsbeoefenaars de studie-voormiddag bij over “werknemer of (schijn)zelfstandige” een organisatie van het BIBF, IAB en IBR in aanwezigheid van Minister van Middenstand en Landbouw S. Laruelle. Marcel-Jean Paquet, voorzitter BIBF, overhandigt haar een mooi boeket bloemen. E. Steghers, algemeen directeur IAB en A. Kilesse, voorzitter van het IBR kijken goedkeurend toe.

Het IAB hield een stand op het forum boekhouden en fi nanciële beroepen dat op 30 november werd gehouden in de expo te Charleroi.Gérard Delvaux, Voorzitter van het IAB, gaf er een boeiende uiteenzetting over de overdracht van ondernemingen. Erwin Vercammen, Ondervoorzitter van het Instituut, besteedde samen met Roger Lassaux, Directieadviseur van het IAB, uitgebreid aandacht aan het elektronische kantoor en de elektronische aangiftes en archivering.

Van links naar rechts: Alain Marbehant, Voorzitter Sowacces, Gérard Delvaux, Voorzitter IAB en Jean-Pierre di Bartolomeo, M&A Manager ING.

Ook dit jaar was het IAB standhouder op de Financial Business Days, die plaatsvonden op 15 en 16 november in Flanders Expo van Gent. Tevens gaf Erwin Vercammen, Ondervoorzitter van het IAB, er een zeer verhelderende uiteenzetting over e-accounting in de praktijk.

Van links naar rechts: Fanny Lietaer, Erwin Vercammen, Rutger Van Boven en Filip Bellemans.

HANDBOEK LOKALE EN REGIONALE BELASTINGEN

UI

TG

EV

ER

BUSINESS & ECONOMICSKleine Pathoekeweg 38000 Brugge

T 050 47 12 72F 050 33 51 54

E [email protected]

LOKALE EN REGIONALE BELASTINGEN

HANDBOEK

Dit boek biedt een overzicht van de basisbegrippen inzake lokale

en regionale belastingen. Het boek is al aan zijn derde editie toe

en verscheen voor de eerste maal in 1998. De twee vorige edities

werden gepubliceerd in de reeks Fiscale basisbegrippen uitgege-

ven bij die Keure. Deze reeks werd overgeheveld naar de in 2004

opgestarte nieuwe reeks AUDIT/ACCOUNTANCY/TAX. De huidige

editie van het handboek kreeg dan ook een nieuwe lay-out.

TE

CH

NIS

CH

E F

ICH

E Auteurs

M. DE JONCKHEERE en

N. PLETS

Volume: XII + 314 p.ISBN: 90 8661 357 8Bestelnummer: 203 061 002 Prijs: € 65

BIBF Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

IAB Instituut van de Accountants en de Belasting-consulenten

IBRInstituut der Bedrijfs-revisorenKoninklijk Instituut