33
De Boerderij, Het Bos, De Dieren en De Wei of Ik ben Max 24 september 2008 ter gelegenheid van: Verjaardag Naomi 9 jaar

2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

De Boerderij, Het Bos,

De Dieren en De Wei

of

Ik ben Max

24 september 2008 ter gelegenheid van:Verjaardag Naomi 9 jaar

Page 2: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

INHOUD

0. Voorwoord

1. Het Boek van Max

2. Het Boek van Vlekkie

3. Het Avontuur van Max en Vlekkie

4. Het Boek van Snuffie en Kruimeltje

5. Het Boek van Blue

6. Afsluiting

Page 3: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

0. Voorwoord

Toen ik vorig jaar – april 2007 – weer een nieuwe uitdaging aanging bij Woningnet had ik zoveel inspiratie dat ik ineens aan een verhaal ben begonnen dat over Max en Vlekkie ging.

Zomaar kwamen veel woorden op papier te staan en beide honden beleefden allerlei spannende avonturen. Ik heb je toen al een deel aan je laten lezen en gezegd dat ik het nog in een boekje zou gaan zetten.

Het heeft wat langer geduurd dan gepland, maar Dat bedoelde Boekje ligt nu voor je. Met veel plezier heb ik geprobeerd een verhaal te maken waarin behalve Max ook andere – voor jou bekende – dieren in voor konden komen.

Ik wens je veel leesplezier en een fijne verjaardag.

Ik hou van je, Muis!

Je vader24 september 2008

Page 4: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

1. HET BOEK VAN MAX

De avond valt: kennismaking

Langzaam kleurde de zon de hemel rood terwijl de ster aan het einde van de horizon naar beneden zakte. Max lag met een grassprietje in zijn mond, zijn voorpoten naar voren naar dat prachtige natuurverschijnsel te kijken. Hij had net lekker gegeten en hield er van om daarna naar de ondergaande zon te kijken.

Max was een behoorlijk grote hond met een mooie bruine kleur en merkwaardig genoeg een bijna helemaal zwarte rug. Max was wat je noemt een Vrije Hond. Hij had geen baasje, maar toch ook een beetje wel, want de mensen op De Boerderij zetten wel altijd eten voor hem klaar.

Max had een lange reis gemaakt uit het land waar hij vandaan kwam. Dat vertelt hij misschien een andere keer nog wel. Max woonde nu al een paar jaar rond de grote boerderij die aan de rand van een mooi Bos stond.

Max zei altijd dat hij rond de Grote Boerderij woonde, want zo’n vrije hond als hij kon toch niet zeggen dat hij op de boerderij woonde want dan zou hij niet echt meer een Vrije Hond zijn en dat past niet goed bij het vrijgevochten karakter van Max.

De dieren op de Boerderij vonden Max een aardige hond en hij was altijd welkom bij hen. Met niemand maakte Max ruzie. Hij zat zelfs nooit achter de kippen aan! Vroeger in het land waar hij vandaan kwam waren er mensen – en dieren – die zoveel ruzie hadden gemaakt dat Max daar schoon genoeg van had.

Hij had gezien hoeveel ellende al die ruzie opleverde en gaandeweg toen hij wat ouder werd kreeg hij in de gaten dat je veel meer kunt bereiken door vriendelijk te zijn tegen anderen, door ze te helpen waar dat nodig is. Want, zo ondervond hij, dan krijg je zelf ook hulp als jij het nodig hebt.

Als je alleen maar ruzie maakt met anderen blijf je op een zeker moment eenzaam en zonder hulp achter, was de ervaring van Max. Dat had hij al eens bij andere dieren gezien.

Lekker slapen

Nadat de zon tot onder de horizon was gezakt werd het langzaam donker bij het Bos en Max zat zich te bedenken waar hij die avond eens zou gaan slapen. Zou het deze keer Het Bos zijn of zou hij toch maar naar De Stal gaan en lekker tussen het hooi kruipen. Dat laatste was wel een zeer aantrekkelijke gedachte. Het was nog geen hoog zomer en de avonden waren nog niet super warm. Het hooi was dat wel.

Max wachtte tot hij de lichten van de Boerderij zag doven want de Boer en de Boerin mochten natuurlijk niet zien dat hij als Vrije Hond zomaar vanuit het Bos naar de Boerderij sloop. Max liet het Bos achter zich en liep naar de schuur waarvan de deur merkwaardig genoeg zoals iedere avond op een kier stond.

Page 5: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Hoe zou dat toch komen, dacht Max. Zouden ze weten dat ik hier met dit weer graag wil slapen. Maar dat kan niet zei Max tegen zichzelf. Ik ben een Vrije Hond en daarvoor hoef je toch niet te zorgen.

Max liep naar de hooiberg en klom er tegen op. Bovenop draaide hij wel vier of vijf keer rond. Het leek wel of hij zijn staart achterna zat, zo draaide hij. Het duurde even voordat Max zijn ideale plek had gevonden. Toen plofte hij neer en viel al snel in een diepe slaap.

Page 6: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

2. HET BOEK VAN VLEKKIE

Dat is toch niet pluis

“Doe de lichten uit”, zei de Ene Man tegen de Andere Man, terwijl hun auto voorzichtig snelheid minderde. Ze wilden niet gezien worden en ook niet worden gehoord. Dat heb je vaker met mensen die dingen gaan doen die het daglicht eigenlijk niet kunnen verdragen.

De beide Mannen waren wat je noemt ongure types. Ze droegen allebei spijkerbroeken die eruit zagen alsof ze drie weken hadden lopen schilderen en daarna hadden besloten om zichzelf maar niet te wassen.

De Ene Man had daarbij een kaal hoofd en miste twee voortanden. Dat kwam omdat hij jarenlang zijn tanden niet had gepoetst. Toen hij een keer met de fiets viel waren zijn tanden zo slap geworden dat ze spontaan afbraken. Hij had nog geen geld om zijn tanden te laten repareren. Alhoewel, van reparatie zou je niet meer kunnen spreken. Dat zou dan wel een kunstgebit worden.

De Andere Man had wel haar, maar dat was bedekt door een petje dat net als de spijkerbroek onder de verf zat. Waar de Ene Man zijn voortanden miste, ontbrak bij de Andere man zijn rechthoektand. Dat was gekomen omdat hij een keer met iemand ruzie had gemaakt. Die persoon was zo boos geworden dat de Andere Man een klap kreeg waarbij hij die hoektand verloor.

“He, Hond”, zei de Andere Man, die met die ontbrekende hoektand, tegen de hond die achter in de auto op de achterbank lag te slapen. “Je moet wakker worden, want we zijn er bijna. Wrijf de slaap maar uit je ogen want je moet gaan verkennen”, zei hij streng tegen de hond. De hond die ze achterin hadden liggen was op het eerste gezicht een vriendelijk beestje, maar een beetje ongewassen en guur. Met zijn ene bruine oor en bruine zijkant zag hij er wel grappig uit.

Het is je moeilijk voor te stellen dat een hond die er zo vriendelijk uitziet in het gezelschap kon verkeren van zulke ongure types.

Max draaide zich nog een keer om en werd half wakker. Waren dat de lichten van een auto die ik zie?, dacht Max. Maar de slaap kreeg weer de overhand en hij droomde weer van vriendjes en vriendinnetjes van vroeger en nu.

“He, Hond”, zei de Ene Man met het kale hoofd, “Ga je werk doen. Ga de auto uit met je luie kont en kom snel weer terug om te laten weten of de kust veilig is. En WEE JE GEBEENTE ALS JE NIET SNEL TERUG BENT. Dan zwaait er wat!”

De hond verstond natuurlijk geen mensentaal, maar de toon had hij vaker gehoord en hij wist dat als hij de auto nu niet uitging dat hij een klap met een riem kreeg en ook dat als hij niet snel op onderzoek ging en terug kwam dat dan hetzelfde met hem zou gebeuren.

Waarom ging de Hond dan niet weg bij die mensen als ze hem zo slecht behandelden? Het antwoord is even simpel als ingewikkeld tegelijkertijd. De Hond wist niet beter. Hij woonde al zo lang bij die Mannen die hem weliswaar af en toe schopten, maar hem ook te eten gaven. Niet altijd even lekker eten, maar ja je moet toch wat.

Page 7: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

De Hond sprong de auto uit en terwijl hij op het punt stond de laatste honderden meters naar De Boerderij af te leggen waagde de Ene Man – die met die ontbrekende voortanden – het om De Hond een tik tegen zijn billen te geven. Een kleine blaf ontsnapte aan de bek van De Hond. “Houd je bek, Domme Hond, zo maak je nog mensen wakker. “Ga zoeken!”, zei de Andere man.

In de hooischuur hoorde Max van ver weg een kleine hondengil. Hij werd wakker en spitste zijn oren.

Twee honden

Max luisterde nog eens goed en dacht eerst dat hij weer een droom had gehad. Dat heb je wel eens in dromen dat je niet alleen dingen ziet, maar ook wat hoort. Max had dat vaak bij de wekker. Dan droomde hij dat de wekker in zijn droom afging en dat was dan in werkelijkheid ook zo.

Maar op een of andere manier had Max deze keer het idee dat het geen droom was en hij besloot van de hooiberg naar beneden te klimmen.

Beneden aan de hooiberg luisterde Max nog eens goed. Er was niets te horen, behalve de geluiden van de nacht. Krekels in de verte, het “OEHOE” van een Uil in het bos en meer van die dingen. “Ik heb toch echt een Andere Hond gehoord”, dacht Max en hij liep naar de deur van de schuur, die nog steeds op een kier stond.

Op het moment dat Max zijn hoofd buiten de deur wilde steken, wilde een ander dier hetzelfde doen, maar dan naar binnen. De neuzen van twee honden raakten elkaar!

Twee honden sprongen van schrik een meter omhoog en toen ze weer met vier poten op de grond stonden, keken ze elkaar grommend aan.

Max had het toch goed gehoord! Het was inderdaad een Andere Hond. De Andere Hond gromde harder en daarbij trok hij zijn lippen naar achteren zodat scherpe tanden zichtbaar werden.“Dat kan ik nog beter”, dacht Max en hij zette zijn bekende harde waakhond blaf op waarmee hij in het verleden al menig keer andere dieren had verjaagd.

Daarvan leek de Andere Hond niet onder de indruk en voordat Max er erg in had vloog de Andere Hond hem aan.

Omdat Max een Vrije Hond was kon hij lekker rennen in Het Bos en rond De Boerderij en daardoor had hij een hele goede conditie gekregen. De Andere Hond daarentegen, was veel geslagen en zijn gesteldheid was een stuk minder dan die van Max.

Nadat de Andere Hond hem had aangevallen hief Max een keer zijn kop en gaf de Andere Hond daarmee een harde beuk in zijn zij. De Andere Hond viel op zijn rug.

Max dacht aan de lessen van vroeger: Je bent veel sterker dan die Hond. Je hoeft hem niet te bijten, probeer met hem te praten, misschien begrijpt hij het

Page 8: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

wel.

De andere Hond lag na de aanval van Max op zijn rug in afwachting van de Bijt in de nek die hem waarschijnlijk zou verlossen van zijn arme bestaan, maar die Bijt kwam niet. In plaats daarvan hoorde de Andere Hond een vraag en werd hij daardoor helemaal in verwarring gebracht: “Hoe heet je? Ik heet Max”, hoorde de Andere Hond door zijn pijn heen. “Ik wil je geen pijn doen, maar dan moet je wel even luisteren.”

“Je hebt nu de kans om een Keuze te maken”, zei Max,”Dat kan iedere dag, maar deze Keuze is belangrijk. Ik zie dat je schrammen hebt op je vacht. Kijk eens goed naar mijn vacht.”

De Andere Hond keek naar Max en zag zijn prachtige glimmende vacht en keek vervolgens naar zichzelf. Hij zag de schrammen en bulten en voelde weer de pijn van de laatste tik die hij had gekregen toen hij de auto uit moest op de zoveelste verkenningstocht.

“Ik moet ze wel helpen, anders krijg ik geen eten”, zei de Andere Hond.“Wie helpen?”, vroeg Max.“De mannen in de auto verderop”, zei de Andere Hond.“IK moet altijd kijken of de weg vrij is”, vervolgde hij. “Dan ga ik terug om dat te vertellen en krijg ik wat te eten.”“Er is wel degelijk een Andere Manier”, zei Max, “We kunnen ze ook verjagen, dan blijf jij bij ons en word je net zo’n Vrije Hond als ik die rond de boerderij woont. Dat is de Keuze die je kunt maken”

Ook hier gebruikte Max weer met veel nadruk rond de boerderij en niet op de boerderij om aan te geven dat de Andere Hond ook zo’n vrijgevochten hond kon zijn als hij!

Jaag ze weg!

De Andere Hond kreeg een merkwaardig gevoel in zijn buik toen Max aangaf dat er wel degelijk een “Andere Manier” zou zijn.“Wat kan ik nu doen,” vroeg de Hond. “Ik heb wel een ideetje, wacht hier even op me. Ga niet terug naar de auto en maak je ook niet ongerust. Ik ben over een paar minuten terug.” Daarna ging Max weg en liet de Andere Hond in verwarring achter.

“Waar blijft die hond nou, zei de Ene Man tegen de Andere. “Ik vetrouw het niet helemaal, zei de Andere Man, “ik denk dat we zelf maar even moet gaan kijken”. “Nee, dat is te gevaarlijk, er moet iemand bij de auto blijven”. Daarop besloot de Andere Man dat hij toch maar even polshoogte moest gaan nemen en langzaam liep hij het pad op waarover hij een tijdje daarvoor de Hond op speurtocht had gestuurd. De Hond zat op het pad te wachten en voelde zich niet erg prettig. Max was weggegaan en hem achtergelaten en dat vond hij niet leuk. “Wat moet ik nou doen,” vroeg hij zichzelf af. “Misschien moet ik maar terug naar de auto gaan, dan weet ik tenminste waar ik aan toe ben.” En hoewel hij het helemaal geen prettig idee vond, liep De Hond langzaam over het pad terug naar de auto.

“Daar ben je dan lelijke Hond, “hoorde De Hond de nare stem tegen hem roepen. “Kon je niet wat sneller terugkomen? Is alles veilig? Kunnen we het erop

Page 9: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

wagen? Nou geef eens antwoord raar beest!” En net toen de man de Hond een tik wilde geven om zijn woorden kracht bij te zetten, werd hij opgeschikt door een flinke blaf.

Max was teruggekomen en hij terwijl hij zijn tanden ontblootte zat hij wild te blaffen naar die Enge Man die de Andere Hond een tik wilde geven. Langzaam kwam Max naar de Man toegelopen terwijl hij nu woest begon te grommen.De man begon te lachen. “Hahaha, twee van dat soort fluthonden kan ik ook nog wel aan.” Hij liep op Max af en wilde een schop uitdelen toen hij in de verte iets waarnam wat hem minder beviel. Achter Max kwamen tevoorschijn koeien, schapen, kippen, de Haan en wat andere vogels die heel strategisch wat poep lieten vallen als een soort bombardement!.

Nu lachte De Man niet meer. De Dieren kwamen op hem af. Even stond hij stokstijf stil van angst, maar toen won zijn verstand het van zijn gevoel en zette hij het – heel hard om zijn”mammie” roepend - op een lopen richting de auto.

“Start de auto, we moeten weg, snel weg van hier, de dieren zijn dol geworden!” riep de Man toen hij naar de auto rende. Zijn handlanger keek een beetje verbaasd, daarna ongelovig en tenslotte heel bang toe hij achter hem de enorme meute dieren aan zag komen lopen. De twee mannen sprongen in de auto en startten de auto. Tenminste dat probeerden zij, maar toen en Ene Man de contactsleutel omdraaide gebeurde er niets, je hoorde het draaien van de startmotor, maar de auto sloeg niet aan. En dat terwijl die meute Dieren op hen afkwamen.

“Hellup,” riep de Een. “Mammie””, riep de Ander terwijl de Dieren al tot op 100 meter genaderd waren en nog steeds dichterbij kwamen.

Net op het moment dat Max en Vlekkie woest grommend op de motorkap sprongen sloeg de motor aan en gingen de beide Mannen er als een haas vandoor. Net op tijd sprongen de beide Honden van de auto. Anders had het misschien nog en gevaarlijke situatie opgeleverd. De dieren keken toe hoe de auto snel uit het zicht verdween.

Page 10: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Een klein feestje

Een enorm gejuich steeg op toen de dieren zagen dat het was gelukt om de twee Enge Mannen weg te jagen.

De dieren vielen elkaar in de armen. Of eigenlijk in de poten, moet je dan zeggen Ze hadden niet alleen twee Enge Mannen verjaagd, maar ze hadden ook een Dier gered. Een dier – zo zagen ze – dat slecht behandeld was en dat verdiende geen enkel dier.

Het bleef nog lang onrustig bij De Boerderij, zoals dat dan heet.

Een naam

“Hoe heet je eigenlijk?”, vroeg Max, toen ze nog nahijgend van de inspanningen – van het wegjagen en het feestvieren - in het gras lagen.“Ik heb al heel lang geen naam meer”, zei de Andere Hond, ”de mannen noemde mij altijd gewoon “Hond”, maar vroeger noemde mijn mamma mij Vlekkie. Dat komt geloof ik omdat ik een bruin gevlekt oor heb.” “Vond je dat een leuke naam?”, vroeg Max. “Ik geloof het wel”, zei Vlekkie. “Als ik aan die naam denk dan krijg ik daarbij wel een warm gevoel. Alhoewel ik niet meer weet waar mijn papa en mama gebleven zijn. Ik ben al zo lang bij die mannen.”

Wij gaan je Vlekkie noemen, zoals je mamma vroeger”, zei Max. “Dat past ook wel bij je”. En daarna gaf hij de andere hond een lik over zijn wang.

Op dat moment besloot de Andere Hond, die nu weer met een naam – de leuke hondennaam Vlekkie - door het leven kon, dat hij maar eens een tijdje rond De Boerderij moest blijven.

Page 11: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

HET AVONTUUR VAN MAX EN VLEKKIE

Onvoorzichtigheid De twee vrienden renden over de wei. Wat hadden ze een plezier! “Ik kan veel hoger springen dan jij, Max, zei Vlekkie. “Nee hoor, Vlekkie, kijk maar” en Max nam zo’n grote sprong waarbij Vlekkie alleen maar in verbazing naar kon kijken en wat hij echt niet na kon doen. “Jeetje, Max. Jij springt echt hoog,” zei Vlekkie. Op de achtergrond, ongeveer een kilometer weg, was het ruisende geluid van de snelweg te horen.

Van diverse kanten hadden Vlekkie en Max al gehoord dat je niet te dicht in de buurt van die Zwarte Weg moest komen. Daar reden allemaal van die Snelle Auto’s. Er waren al eens dieren naar toe gegaan die daarna nooit meer waren terug gekomen. Dat vonden de beide honden maar raar en toch ook wel een beetje eng.

“Het lijkt wel een salto die je maakt. Ha Ha ik ga je maar SaltoMax noemen” en ze moesten alle twee hard lachen. “SaltoMax en SprintVlekkie dan”, zei Vlekkie. “Jij spring misschien hoger, maar ik kan sneller rennen.” Vlekkie nam een enorme sprint. Max was groter, maar meer hield van lange stukken rennen. Hij kon hem inderdaad niet bijhouden.

De snelweg was nu nog maar 500 meter bij hun vandaan toen Vlekkie stopte. “Inderdaad Vlekkie”, zei Max, “nu zijn we allebei in iets het beste. Ik kan hoog springen en jij heel snel rennen.” “Dat doen we daarom nog maar een keer,” zei Vlekkie. en hij begon weer te rennen. De snelweg kwam nu wel akelig dichtbij.

Max probeerde dichtbij Vlekkie te komen maar ja die hond kon zo hard rennen. Max riep naar Vlekkie: “Vlekkie, Kijk nou uit je komt te dicht bij de Zwarte Weg!”

Maar omdat Vlekkie te dicht bij de auto’s kwam kon hij Max niet horen. Hij rende verder terwijl hij achterom keek naar zijn vriend. Vlekkie kon niet zien dat hij al bijna aan de kant van de weg was aangekomen.

Max zag dat zijn vriend in gevaar was. Hij was te dicht bij de Zwarte Weg en Vlekkie maakte nog geen aanstalten om te stoppen met rennen. Oh, wat is het een wilde domme hond dacht Max. We zijn nog zo gewaarschuwd.

Hij zetten het op een lopen zoals hij nog nooit had gedaan en waarschijnlijk daarna ook nooit meer zou doen. Net toen Vlekkie in zijn onvoorzichtigheid de weg op rende kwam Max bij hem. Hij gaf hem zo’n enorme duw dat hij aan de andere kant van de weg terecht kwam.

De auto probeerde nog te remmen, maar de bestuurder kon de dappere Max niet meer ontwijken. Met piepende banden en gierende remmen probeerde de auto uit alle macht te stoppen.

Er klonk een doffe klap toen de auto de hond raakte. Max kwam naast zijn vriend Vlekkie in het gras terecht en bewoog niet meer.

Verwarring

Page 12: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Het regende inmiddels op De Boerderij en dat gaf het geheel een troosteloze aanblik. Daarbij hadden alle dieren een wat merkwaardig gevoel in hun buik, alsof er onheil in de lucht hing. Je hebt wel eens van die dagen. Soms schijnt de zon en dan lijkt alles ook goed te gaan en de ander dag regent het en is het net alsof alles wat je doet ook mislukt.

Heb jij Max en Vlekkie gezien?, vroeg De Haan.Ze waren zoals gewoonlijk weer eens aan het rennen in de wei, die twee weten gewoon niet van ophouden, maar ik heb ze nog niet zien terug komen.

Een vogel vertelde dat hij een Ongeluk had gezien en dat twee honden in een auto waren meegenomen.

“We hopen maar dat alles goed komt”, zei de Oude Koe.

Dierenarts

De bestuurder stapte uit en liep naar de kant van de weg. Hij had helemaal knikkende knieën want hij was heel erg geschrokken van wat er was gebeurd. Twee honden die zo ineens opdoken voor de wielen van de auto. Dat had hij nog nooit meegemaakt. Jaren geleden waren er wel een keer een moeder eend met vijf kleine eendjes de weg overgestoken toen moeder eend ze wilde leren zwemmen in de vijver aan de andere kant van de weg. Kleine eenden kunnen nog niet vliegen en daarom moesten ze wel over de snelweg lopen. Gelukkig was iedereen gestopt om die eendjes door te laten en was daarmee niets gebeurd. Hoe anders hier!

De Man liep naar de twee honden en werd begroet door een woest geblaf.“Rustig maar jongen, rustig”, zei de man. Vlekkie ging nog harder grommen en blaffen: “Rustig, rustig? Hoe bedoel je? Hoe zo moet ik rustig blijven als mijn beste vriend hier zo naast me ligt. Ik moet hem beschermen en bewaken en jij mag niet aan hem komen. Dat Vlekkie dat dacht kon de man in het geblaf van de hond natuurlijk niet horen. Mensen spreken niet zo goed honds en dan krijg je snel misverstanden tussen hond en mens.

De Behulpzame Man schrok even, maar toe hij het bloed aan de achterpoot van de andere hond zag begreep hij wel dat er iets moest gebeuren. Hij probeerde het nog een keer: “Ssst, je vriendje is gewond geraakt en ik wil hem graag helpen, rustig maar,” zei de man op zeer kalme toon en hij stak voorzichtig zijn hand uit naar Vlekkie. Merkwaardig genoeg leek deze combinatie van gebaar en woorden Vlekkie te kalmeren. “Wat bedoelt die man precies?” dacht Vlekkie. Vaag kon hij wel ergens herinneren dat een klank als “rustig” meestal betekende dat het goed was en dat die mensen hem dan geen kwaad probeerde te doen.

Vlekkie likte de hand van de Behulpzame Man. “Goed zo, jongen, goed zo”, zie de man en langzaam verschoof hij zijn aandacht naar de andere hond met de bloedende achterpoot.

Even leek het alsof er niets bewoog, maar toen de man de hond beter bekeek zag hij dat de borstkas van de grotere hond langzaam op en neer ging. Max was niet dood. Hij leefde nog, maar was wel gewond. Voorzichtig tilde de man Max

Page 13: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

op terwijl hij tegen Vlekkie zei:”Kom maar, ga maar mee in de auto, dan breng ik jullie alle twee naar de dierenarts.”

Net zo goed als mensen geen honds spreken in het voor honden moeilijk om mensentaal te verstaan, maar iets in de klank van de stem van de man deed Vlekkie denken aan vroegere tijden toen hij nog veilig thuis bij zijn pappa en mama woonden. Het voelde goed en hij volgde de man die Max op de achterbank van zijn auto legde. Vlekkie spong naast Max in de auto.

De Behulpzame man deed de portieren dicht en reed zo snel als verantwoord was weg. Vlekkie keek naar Max en langzaam deed Max zijn ogen open. “Vlekkie, waar ben ik? Wat is er gebeurd? Ik heb zo’n pijn in mijn poot.” “We zitten in een auto die op de Zwarte Weg is gestopt. Max, het spijt me zo. Ik ben zo onvoorzichtig geweest. Ik heb niet opgelet met rennen en nu ben jij door mijn schuld gewond.” “Stil maar Vlekkie, we zijn nog steeds vriendjes hoor. Maar de volgende keer is het misschien handig om wat beter op te letten,” zei Max, terwijl hij de pijn verbeet door met zijn tanden te knarsen.

De man hoorde de honden tegen elkaar blaffen en begreep natuurlijk niet wat zij in hondentaal tegen elkaar zeiden. Allen dat tandengeknars vond hij een rotgeluid. Het zal wel goed zijn, dacht de man.

Ze kwamen aan bij de dierenarts en de man stapte uit om de dierenarts te waarschuwen. Ze hebben geen hondenpenning om zei de arts. Maakt niet uit zie de man ik zorg dat alle rekeningen betaald worden. Uiteindelijk heb ik de hond aangereden.

De beide honden werden naar binnengebracht. Althans Vlekkie kon lopen en Max werd gedragen, Ze werden naar een kennel gebracht en Vlekkie werd in een kooi gedaan. Max werd ergens anders heengebracht. “Max, waar ga je naar toe”, riep Vlekkie. “Ik weet het niet”, riep Max versuft terug want terwijl hij even niet oplette had de dierenarts hem een verdovingsspuitje gegeven zodat hij even goed naar zijn gewonde poot kon kijken. Max verdween uit zicht van Vlekkie terwijl Max zelf wegzakte in de donkere diepten van de slaap.

Ontsnapping

“Max, wordt wakker”, riep Vlekkie toen hij zijn vriend weer terug zag komen. Een bewusteloos lijkende Max werd door een dame in de kooi naast Vlekkie gelegd. Max reageerde niet op het geroep van zijn vriend. Rustig ademend lag hij in de kooi.

Vlekkie liet het even zo, maar bleef wel erg ongerust naar Max kijken. Na een paar minuten zag hij beweging in de oogleden van Max en hij riep opnieuw. “Max, wordt wakker, wordt wakker”! Langzaam gingen de ogen van Max open.

“He, Vlekkie waarom zit je niet stil, je draait zo voor mijn ogen,” zei Max die zich nog een beetje verward voelde.

Page 14: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

“Nee, ik beweeg helemaal niet. Daarvoor is bijna geen ruimte hier,” antwoordde Vlekkie. Langzaam drong bij Max weer door wat er was gebeurd. De botsing bij de autoweg, de rit in de auto en het bezoek aan de dierenarts.

Langzaam voelde Max ook weer de pijn in zijn poot. Toch probeerde hij er op te staan, hoewel het wel een beetje zeer deed, lukte het Max toch. Maar ja, hij was ook een hele flinke hond.

De twee honden stonden allebei in hun kooi en vroegen zich af hoe ze zich uit hun benarde positie zouden kunnen bevrijden. Dat leek wel nodig op korte termijn want Max hoorde iemand aan de telefoon het woord “asiel” gebruiken en Max wist uit verhalen van andere honden dat “asiel” niet de plaats was waar je als hond graag terecht zou willen. Even leek hun positie volkomen uitzichtloos. Toen kreeg Vlekkie een ingeving.

“Max, toen ik vroeger bij Die Twee Mannen nog woonde, hebben ze mij een truc geleerd. Misschien dat zoiets nu ook werkt.”“Hoe gaat dat dan, Vlekkie?” vroeg Max.“Nou, ik moest dan van die Mannen midden op de weg gaan liggen als er een auto aankwam en de mensen schrokken dan zo dat ik op de grond lag. . .”“Dat is toch vreselijk gevaarlijk”, onderbrak Max het verhaal van Vlekkie.“ Ja, maar wat moest ik anders. Als ik het niet deed kreeg ik eens schop onder mijn kont. In ieder geval remde de auto’s dan en als de mensen uitstapten om naar mij te komen kijken sprongen Die Mannen van de kant van de weg tevoorschijn en gingen ze er met de auto vandoor. Verderop parkeerden ze de auto dan weer en namen alles van waarde mee. Geld, fototoestellen en dat soort dingen. Misschien dat die truc hier ook wel werkt. We moeten allebei nu doen alsof we dood zijn, Max!”

Max vond het een beetje een raar plan, maar aangezien hij geen ander idee had om te ontsnappen besloot hij mee te doen met het plan van Vlekkie. Dan maar eens kijken wat er gebeurt. Ter plekke vielen ineens twee honden om en lagen – bijna bewegingsloos en levenloos – in hun kooi.

De deur van de kamer waarin alle hokken stonden, ging langzaam open en een man in een witte jas met een dienblad kwam binnen. Vlekkie opende zijn linkeroog een klein beetje om te kijken wat de Man in de Witte Jas ging doen.De Man wilde net zijn dienblad neerzetten toen hij een blik wierp op de kooien waar Max en Vlekkie inzaten. Bij het zien van die twee bewegingloze honden liet hij van schrik zijn dienblad vallen dat met een enorm lawaai op de grond terecht kwam. Max en Vlekkie moesten nu uiterste best die om niet uit hun rol te vallen en van schrik weer op te staan, maar gelukkig bleven ze liggen. Bij het laten vallen van zijn dienblad gaf de Man in de Witte Jas een enorme schreeuw om hulp en meteen daarna kwam en een Tweede man in een Witte Jas aangelopen. Max en Vlekkie hoorden de Mannen heel opgewonden met elkaar praten.

“Wat is er met die Honden gebeurd?” Heb je ze wat verkeerd te eten gegeven of zo? Wat moeten we nu doen? Ik weet het niet meer. Ze zijn dood”, jammerde de eerste Man in de Witte Jas. De Tweede Man had een goed idee. “Je weet helemaal niet of ze dood zijn. Maak hun kooi open en ga voelen of ze nog een hartslag hebben. Ik maak deze kooi wel open” en de Tweede Man wees daarbij naar de kooi waar Max zich voor dood hield.

Beide Mannen in Witte Jassen bogen zich naar voren om de kooien open te maken. Het slot werd opengemaakt en de mannen legden het slot opzij. Ze

Page 15: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

maakten vervolgens de grendel van de kooi los en deden langzaam de deur van de kooi open. Op het moment dat Vlekkie voelde dat twee handen dichtbij kwamen om hem op te pakken, sprong hij op terwijl hij hard riep: “NU, MAX!”Op dat moment sprong ook Max op. De Twee Mannen schrokken zo hard dat ze achterover tuimelden en de twee honden over de mannen heen konden springen en door de deur die de mannen open hadden laten staan weg konden komen. Hoewel zijn poot nog wel zeer deed, voelde Max het een stuk minder omdat zijn hoofd zich vulde met de blijde gedachte:”Jippie, ik ben vrij!”

Zo snel als hun poten het toelieten, renden de Honden weg van de plek waar ze een paar minuten eerder nog gevangen zaten.

Soms is het een geluk dat je Hond bent en zo’n sterke reukzin hebt, veel sterker dan Mensen. Want door simpelweg hun neus te volgen bereikten ze uiteindelijk weer de Boerderij, het Bos, de Dieren en de Wei. Nou ja simpelweg misschien niet, maar dat verhaal komt een andere keer nog wel aan bod.

De dieren waren maar wat blij toe ze Max en Vlekkie, weliswaar erg vies van de tocht die ze hadden gemaakt, weer veilig op De Boerderij zagen terugkeren. En dat was natuurlijk weer reden voor een feestje.

Page 16: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

HET BOEK VAN SNUFFIE EN KRUIMELTJE

Haast“Kruimeltje, loop nou toch eens door!” zie Snuffie. Ze hadden inderdaad haast, veel haast. Maar Snuffie vergat even dat hij toch wel wat sterkere benen had dan zijn iets kleinere vriendinnetje. En daarbij had de kleine Kruimel ook nog een dikke buik. Niet omdat ze teveel gegeten had. Nee, daar kwam het niet door. Vrouwen, ook diervrouwtjes, worden dik als ze in verwachting zijn van kleine baby’s. Kruimeltje was al zover gevorderd in die zwangerschap dat het waarschijnlijk niet lang meer zou duren of ze zou moeten bevallen van een paar kleintjes.

Ze waren voor hun gevoel al zo lang aan het rennen, zo lang op de vlucht. Op de vlucht voor die enge ratten. Maar ergens in de buurt – zo hadden ze gehoord – moest toch die Boerderij zijn met de Vriendelijke Dieren die het geen probleem vonden als er nieuwe dieren kwamen logeren.

“Ik weet het niet meer,” zei Snuffie“Ik kan niet meer rennen,” zei Kruimeltje, die er bijna van moest huilen toen ze merkte dat ze nu veel te moe was om verder te gaan.

Op dat moment zagen ze voor zich een paar Enge Rode Ogen voor zich in het bos. De Ogen kwamen iets dichterbij en een Spitse Snuit werd zichtbaar. Onder die spitse snuit bevonden zich de Gemene Tanden van een Gemene Rat. Toen ze naar rechts keken zagen ze hetzelfde en toen Snuffie naar links keek waren die Ogen daar ook al. Overal waar ze keken waren die Rode Ogen. Overal leken die Enge Beesten te zitten.

Snuffie en Kruimeltje zaten letterlijk als ratten in de val. “Kra, kra,” klonk het geluid van een kraai die hoog boven de dieren vloog, terwijl de Enge grote Ratten steeds dichterbij de kleine cavia’s kwamen.

HerinneringenOp De Boerderij was het een drukte van jewelste. De boer had net eten aan de varkens en de koeien gebracht en dat was voor die beesten het hoogtepunt van de dag. Andere dieren kwamen dan ook in de stallen kijken hoe die beesten lekker aan het smullen waren. Max en Vlekkie gingen ook kijken.

“Max, heb ik je ooit verteld van die keer dat ik twee cavia’s leerde kennen,” zei Vlekkie. Max fronste zijn voorhoofd een beetje. “Cavia’s, dat zijn toch van die mislukte hamsters,” zei Max“Nee, Max doe niet zo raar. Cavia’s zijn hele lieve dieren. Ze vinden het net als wij heerlijk om opgepakt en geaaid te worden. Veel kinderen vinden dat ook daarom altijd leuke dieren.”

Vlekkie vertelde verder: “Toen ik vroeger nog in De Grote Stad woonde ging ik regelmatig een eindje wandelen, want je weet dat ik het thuis niet zo gezellig vond. Ik ging vaak kijken naar andere huizen of daar misschien nog andere honden waren waar ik mee kon spelen.

Op een dag ging ik via een kattenluik, dat mensen vergeten waren dicht te doen, naar binnen. De eerste keer dat ik dat deed schrok ik me rot. Ik wilde gewoon wat rondsnuffelen en toen kwam ik ineens een kooi tegen

Page 17: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

met een paar rare kleine dieren. Ik had wel eens in een boek gelezen over hamsters en toen heb ik ook maar tegen ze gezegd: He, wat zijn jullie kleine hamsters.

Het waren van die grappige kleine beestjes die er een beetje uitzagen als grote pluizenbollen met oogjes. Ik had zulke dieren nog nooit gezien. Ik vroeg aan ze hoe ze heetten en wat voor dier ze waren. Toen zeiden ze dat ze cavia’s waren en Snuffie en Kruimeltje genoemd werden. Cavia’s horen in een kooi zeiden ze en daarom zitten we hier in zo’n blauwe bak met tralies erom heen. Dan kunnen we niet verdwalen en dingen stuk bijten. En we kunnen hier ook lekker rondrennen. Daarna nam die witte cavia een sprint en hij rende drie of vier keer die hele bak rond. Dat was wel een grappig gezicht.

“Willen jullie er niet eens uit,” vroeg ik ze toen. “Ja, en dan zeker opgegeten worden door zo’n groot beest als jij”“Nee, ik eet geen hams..eeh cavia’s. Jullie zijn veel te klein.”Ik maakte met mijn tanden het luikje aan de zijkant open en zei tegen ze: kom er maar uit. Eerst kwam die bruine – dat was Kruimeltje met haar schattige koppie naar buiten – en daarna Snuffie. Ik heb zo leuk met ze gespeeld.

Altijd als de Grote Mensen uit dat huis weggingen, en dat deden ze iedere dag, sloop ik via een geheime gang naar binnen en ging met ze spelen. Heel vaak ging ik daarnaar toe. We gingen spelen, rennen, vliegen opstaan en weer doorgaan tot die dag van het Vreselijke Ongeluk.”

Vlekkie keek een beetje met natte ogen naar de lucht. Hij had het moeilijk om aan het tweede deel van zijn verhaal te beginnen.

“Toen ik op een dag weer terug ging om met Snuffie en Kruimeltje te gaan spelen was het daar een vreselijke drukte. Allemaal mensen en het regende ontzettend hard, tenminste dat dacht ik. Want het regende niet uit de lucht, want toen ik beter keek zag ik dat het water uit grote slangen kwam en dat de brandweer bezig was een grote brand te blussen. HET HUIS VAN SNUFFIE EN KRUIMELTJE STOND IN BRAND!!

Max het was vreselijk om te zien. Mijn kleine vriendjes daar in dat brandende huis en ik kon niets doen. Ik heb geblaft, ik heb geprobeerd naar binnen te komen, maar ik kon in eerste instantie niet langs de brandweer komen. Ik ben toen naar de achterkant van het huis gerend en zag dat daar een ruit door de brand stuk was gegaan. Er zaten allemaal scherpe punten aan, maar ik nam een sprong en ik was binnen. Wat was het daar heet, overal vlammen, ik wist bijna niet welke kant ik op moest. Ik keek links en toen rechts en toen wist ik hoe ik moest lopen. Ik kon de woonkamer vinden en daar stond de kooi met mijn vriendjes. Ik kon bijna niet langs de brandende pilaren Want de vlammen vlogen bijna om mij heen. Het lukte om bij de kooi te komen, maar vanwege de hitte kon ik het deurtje niet met mijn snuit open maken. Ik moest wel haast maken want ik zag dat het hooi al begon te gloeien. “Vlekkie, Vlekkie, help ons, we kunnen geen kant op hier!”

Het lukte om met mijn poot de bovenkant van de kooi open te maken en net voordat het hooi vlam vatte had ik de beide cavia’s met mijn bek uit de kooi getild.

Page 18: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

We liepen snel naar de voordeur, naar het kattenluik. Ik kan met herinneren dat ik Snuffie nog naar buiten heb zien gaan. Toen viel er iets op mijn hoofd en werd ik pas weer wakker in het asiel. Ik heb helaas mijn cavia vriendjes nooit meer teruggezien.” Tranen stonden in de ogen van de Hond, toen hij aan het einde van zijn relaas was gekomen.

“Toch was dat erg dapper van je, Vlekkie,” zei Max. “Ik weet nog niet of ik het zou durven om een brandend huis in te gaan. Wat zou er toch van die twee cavia’s geworden zijn.

“Kra, kra” hoorden de twee honden hoog boven zich.

Waarschuwing: gevaarMax en Vlekkie waren wel gewend aan het geluid van kraaien en keken niet op toe de vogels nogmaals “kra, kra”” riepen. Pas toen de kraaien lager gingen vliegen en tot vlak boven het hoofd van de twee honden kwamen begrepen ze dat ze toch wel aandacht moesten geven. “KRAA, KRRAA”, riepen de twee vogels heel hard in het oor van Max en Vlekkie.

“Volgens mij is er iets aan de hand”, zie Max terwijl hij keek wat de vogels gingen doen. Ze maakten rondjes in de lucht, vlogen van links naar rechts en probeerden maar aan de twee honden duidelijk te maken dat ze mee moesten komen. Op een gegeven moment vlogen de vogels weg in de richting van het bos. “We kunnen er maar beter achteraan gaan, Max”, zei Vlekkie, ”want volgens mij is er iets aan de hand.

De twee honden renden achter de vogels aan en ze zetten er flink de vaart in want ze hadden toch wel begrepen dat hun hulp dringend nodig was. De kraaien hielden ondertussen niet op met het maken van hun waarschuwend geluid.

Behalve dat de twee honden achter de kraaien aanliepen hadden ook de Andere Dieren van de Boerderij wel in de gaten dat er wat aan de hand was en ze gingen achter de Honden aan. Op het geluid van de twee Kraaien waren inmiddels ook andere Vogels afgekomen en een lange sliert van snel vliegende vogels vloog op het Bos af.

Het Gevecht bij de RattenEik“Ga weg Engerd”, zei Snuffie en hij probeerde zijn meest Boze Gezicht op te zetten en zijn tanden te laten zien. Dat laatste – van die tanden – lukte wel, maar ja het is lastig een Echt Boos Gezicht op te zetten als je zo’n schattig snuitje als Snuffie hebt.

De eerste Enge Rat kwam dichterbij en stond nog maar een paar meter van Kruimeltje vandaag. Snuffie ging er tussen staan en de Eerste Rat kreeg gezelschap naast zich van een Tweede. En een derde en daarachter verzamelden zich de overigen. Het is nooit bekend geworden hoeveel Enge Ratten er precies waren, maar toen de Dieren later het verhaal vertelden van de dappere Snuffie en Het Gevecht bij de RattenEik, waren het er wel Duizend. Misschien dat het er in werkelijkheid wat minder waren, want in verhalen wordt altijd een beetje overdreven. Het neemt

Page 19: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

niet weg dat zelfs als het er maar honderd waren het nog steeds een erg gevaarlijke situatie was voor Snuffie en Kruimeltje.

Op dat moment nam de Eerste Enge Rat een grote sprong en kwam recht op Snuffie af. Voordat Snuffie kon reageren, kwam er iets uit de lucht vallen dat tegen de Rat aanbotste. Het was de Kraai! Hij was net op tijd gekomen om de aanval van de Eerste Rat tegen te houden. Daarna dook Snuffie op de Tweede Rat af en beet hem in zijn poot. Wat er daarna gebeurde weet eigenlijk niemand meer precies. Max en Vlekkie verschenen op het strijdtoneel en hebben de Enge Ratten flink toegetakeld. Snuffie liet ook niet met zich sollen heeft nog aan een paar rattenpoten geknaagd. Ondertussen had Kruimeltje een veilige plek gezocht en tussen de poten van De Koe, die inmiddels ook was gearriveerd, die veilige plek gevonden.

Toen de Enge Ratten waren afgedropen hadden Max en Vlekkie eindelijk tijd om eens rustig om zich heen te kijken welke Dieren ze nou eigenlijk te hulp waren gekomen.

“Nee, maar Snuffie!”, zei Vlekkie, “Hoe is dat nou mogelijk. Hoe komen jullie hier.” “Vlekkie, wat ben ik blij om jou te zien,” zei Snuffie en de twee dieren gaven elkaar een flinke knuffel. Dat was wel een gek gezicht. Zo’n kleine cavia en een grotere hond.

Op de achtergrond hoorde ze een stemmetje: “Vergeten jullie niet iets?” Het was Kruimeltje. Maar niet alleen Kruimeltje. Toen de Enge Ratten waren verjaagd was daarmee ook het gevaar geweken en had de kleine cavia het leven geschonken aan drie prachtige kleine beestjes. De Dieren van de Boerderij verdrongen zich bijna rond de aanblik van de kleine pasgeboren baby-tjes die door hun moeder worden schoongelikt en daarna meteen bij haar begonnen te drinken.

“Hoera voor Kruimeltje,” riep Vlekkie“En hoera voor de baby’s”Hoera voor Kruimeltje en de baby’s! riepen de dieren daarna in koor.

Page 20: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Het Boek van Blue

INLEIDINGLang, lang geleden in een land hier ver, ver vandaan leefden de Blauwe Honden. Een prachtig mooi land dat vooral geliefd was bij dieren (en een enkel mens) die de kleur blauw erg mooi vonden. Trouwens ook in een land daar vlak naast leefden de Groene en de Rode Honden.

De hondenlanden leefden vreedzaam naast elkaar – en ook vaak door elkaar – en problemen waren er niet totdat een paar rare mafkezen besloten dat het eigenlijk veel logischer was dat de Gele Honden de baas zouden zijn over alle andere honden. De Gele honden voelden zich zogenaamd achtergesteld en de blauwe honden dachten zij wel gelukkig waren in hun rol, maar de Gele Honden wilden net zo behandeld worden als de Blauwe. Blue vond dat wel logisch, maar de meeste Blauwe Honden vonden dat Gele Gedoe, maar een beetje eng en wilden alles graag bij het oude laten. Waarom kunnen de Gele Honden niet gewoon blij zijn in de spreekwoordelijke schaduw en moet alles worden veranderd?

Een enkele blauwe Hond besloot dat het teveel was al deze onzin, en sprak op allerlei bijeenkomsten over de waanzin van al die malle regels. Waarom kunnen we niet gewoon met z’n allen naast elkaar leven we houden toch allemaal van de kleur blauw of we nu toevallig zelf wit geel of paars zijn. Dat maakt toch niet uit.

Maar het was meestal aan Dovemans – dovehonds – oren gericht. Tot zijn grote verdriet besloot Blue, want zo heette het Blauwe hondje, dat het genoeg was geweest. Hier vond hij geen plezier en warmte meer en hij besloot dat het tijd was om zijn land te verlaten op zoek naar een wereld waar de dieren wel normaal met elkaar konden omgaan zonder dat de kleur van de hond daarin nu echt de belangrijkste factor was.

Het zou echter nog een tijd duren voordat Blue weer een Echte Vriendschap zou ontdekken die gebaseerd was op wederzijds respect. Er waren eerst nog wat andere Voorvallen. De zoektocht van Blue nam uiteindelijk bijna een jaar in beslag. Hij vertrok in oktober en zou pas in september van het jaar daarop zijn eerste echte Vriendschap buiten Blauwland sluiten. Sinterklaas werd in december ook wel een vriend, maar dat bedoel ik hier niet. Afijn, voordat deze inleiding te verwarrend wordt nu hoofdstuk 1.

DE REIS VAN BLUE

OktoberTerwijl een paar honden in de omgeving heeft verbaasd aankeken met in hun ogen een blik van “wat een rare blauwe, dat beest” daarbij even gemakshalve vergetend dat ze zelf ook van die rare Blauwe Honden waren. Blue leek hun gedachten te raden: “ik ben echt niet zo gek hoor als jullie denken. Ik ben alleen van mening dat het betere kan en aangezien ik dat hier niet kan laten zien, ga ik op zoek naar een plek waar ze dat wel kunnen waarderen.” Het klonk misschien op dat moment harder dan Blue eigenlijk had bedoeld, want de honden tegen wie Blue het had gezegd keerden zich om en liepen langzaam weg, Blue alleen en op deze vertrekdag toch een beetje verdrietig alleen achterlatend.

Page 21: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Even aarzelde Blue en vroeg hij zich af of het niet beter was toch maar te blijven, maar toen liet hij zijn gedachten nog eens gaan over de gebeurtenissen van de afgelopen weken en het leek hem beter om dan toch maar wel op pad te gaan. Met op zijn rug zijn rode rugzak gebonden, met daarin zijn lekkere warme fleece dekentje – zodat hij onderweg altijd warm kon slapen - en zijn notitieboekje – zodat hij altijd belangrijke gebeurtenissen kon opschrijven – zette Blue zijn besluit door en begon hij aan zijn Reis, op zoek naar . . . dat zou Blue wel weten als hij het eenmaal gevonden had.

NovemberDicht bij de grote stad, op de rivier, zag hij een boot met daarop allemaal grappige springende mensen en wat hadden zij een plezier. Blue bleef stilstaan om te kijken wat dat toch was, want hoe dichter de boot bij de stand kwam hoe drukker het langs de kant van het werd. Vooral stonden er grote mensen, maar nog veel meer kinderen. Blue besloot ook eens te kijken naar wat op de rivier gebeurde. Niemand had oog voor het kleine hondje. Omdat iedereen naar de boot keek, kon Blue makkelijk tussen een paar benen doorkruipen. Aan de kant van het water ging hij eens goed zitten kijken naar die boot met die springende mensen. Zie ginds komt een stoomboot, dacht Blue toen hij de rookwolken uit de schoorsteen zag komen. En hoe huppelt die witte schimmel dat dek op en neer zeg. En wat staat er nou naast dat paard, een man met een lange witte baard in een rode soepjurk! Blue moest er een beetje om lachen.En die mannen op die boot zijn voor de rest allemaal zwart! Zouden die mensen hier op de kant – die vooral toch wit waren en sommigen een beetje bruin – dat niet raar vinden, dat er ineens een boot met allemaal zwarte mannen hierheen komt. Als dat bij mij thuis zou gebeuren, zouden er wel veel blaffende honden op de kade staan, maar hier zie ik alleen maar blije gezichten.

“Wat zou een roe zijn, vroeg Blue zich af toen hij de mensen hoorde zingen: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe! Doe dan maar zoet dacht Blue bij zichzelf, dan weet ik in ieder geval wat ik krijg! En denkend aan een lekkere lolly, likte hij zijn lippen.

De boot was bijna bij de kade om af te meren. Op dat moment keek een van de volwassenen naar de grond omdat hij net een euro uit zijn portemonnee had laten vallen. Toen de man Blue zag schrok hij zich rot want Blauwe Honden zie je ook niet iedere dag en Deze Man had zelfs nog nooit een Blauwe Hond gezien. AAAH een blauw monster, riep hij en in plaats van rustig te kijken hoe vriendelijk dat “monster” nou eigenlijk was (Blue was en is natuurlijk geen Monster) gaf hij de arme hond een duw en met een grote boog die resulteerde in een flinke plons kwam Blue in het water terecht.

Vanaf de net afgemeerde boot keek de Hoofdpiet naar het gebeuren op de kade en hij had gezien hoe er iets met 4 poten door de lucht vloog en in het water terecht kwam. De Hoofdpiet bedacht zich geen moment en nam vanaf de reling van de boot een duik in de richting van dat Blauwe Ding. Zwarte Piet kwam na de duik boven water om te kijken waar het Blauw gebleven was, maar hij kon niets zien. In de verte zag hij wel de kringen in het water. Die kringen zie je altijd wanneer je iets in het water gooit. En ook Blauwe Honden maken kringen. Piet nam een grote hap lucht en dook

Page 22: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

onder water op zoek naar iets Blauws. Onder water zag Piet de kleuren niet goed meer, maar hij had wel een idee waar hij moest zwemmen en na een paar meter vonden zijn handen iets zachts. Hij pakte het zachte ding beet en zwom hij naar boven.

Eenmaal boven water keek de HoofdPiet naar zijn onderwatervondst. Het was inderdaad een Blauw hondje. “Kijk eens, Sinterklaas wat ik onder water gevonden heb. Het was een blauw hondje die in het water gevallen was.” “Kom maar snel weer aan boord”, riep Sinterklaas vanaf de Stoomboot, “voordat je echt kou vat.”

De meeste Zwarte Pieten hadden nog nooit een Blauw hondje gezien, maar ondanks dat gegeven waren ze erg vriendelijk voor Blue. Het was eigenlijk ook wel grappig, de kleurencombinatie: een oude man met een rode mantel en een witte baard, een groot aantal Zwarte Pieten wat jonger in leeftijd en bontgekleurde kleding en een klein Blauw Hondje.

Wat had Blue een plezier die dagen. Het was eerste nog even schrikken omdat ze het grote boek van Sinterklaas kwijt waren. Blue heeft uiteraard daarbij ook meegeholpen in die speurtocht. Het was een daarnaast een waar feest om voor Sinterklaas op Americo te mogen zitten om op Sinterklaasavond de pakjes rond te brengen. Blue volde zich apentrots. Maar aan dat feest kwam een eind en op de morgen na pakjes avond zaten Sinterklaas en Blue tegenover elkaar aan boord van de Stoomboot die op het punt stond weer naar Spanje af te reizen.

December“Lieve Blue” begon Sinterklaas met zijn warme diepe stem “Ik ben ontzettend blij dat ik jou gevonden heb. Behalve mijn Pieten ben je een geweldige hulp geweest deze pakjesavond.” Verwachtingsvol keek Blue naar Sinterklaas, wachtend uiteraard op de uitnodiging van de Goedheiligman om mee te gaan met boot naar Spanje, maar dat liep iets anders dan Blue verwachte. “Je mag met ons mee met de boot naar Spanje, maar ik heb het idee dat die oplossing niet de beste oplossing voor jou is, lief Blauw Hondje. Ik heb het idee dat jij je eigen weg moet vinden. Onze wegen hebben elkaar gekruist, maar met de bedoeling, dat het tijdelijk zou zijn. Jouw plaats is bij andere dieren,” zei Sinterklaas.

Alhoewel Blue heel goed wist dat de Oude Man gelijk had kon hij niet voorkomen dat in de hoek van zijn rechteroog een traantje tevoorschijn kwam. Het was zo fijn geweest bij Sinterklaas en de Pieten, de afgelopen paar weken en dat gevoel moest hij nu weer achterlaten. Blue sprong op schoot bij Sinterklaas en gaf de Goedheiligman een lik op zijn Oude Wang. Sinterklaas moest er wel om lachen. “Kom je ons volgend jaar weer helpen?,” vroeg Sinterklaas en nadat Blue daarop driftig “”JA” had geschud met zijn blauwe koppie namen ze afscheid van elkaar. Onder een luid gejuich van de Voltallige Zwarte Pieten bemanning liep Blue over de loopplank van boot.

Vanaf de kade zwaaide Blue naar de Stoomboot die langzaam uit het zicht verdween op weg naar Spanje, terwijl hij met tranen in zijn ogen op de kade achterbleef.

Page 23: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Omdat Blue al bij aankomst in de stad had ervaren dat niet iedereen een Blauwe Hond erg leuk vond, stond hij voor de keuze: ga ik terug naar het platteland of blijf ik hier op zoek naar een goed huis.

Blue kwam er snel achter dat het ene feest bijna naadloos overging in het andere. Sinterklaas was nog niet weg of overal verschenen lampjes en veel dingen in de kleuren rood en groen en op een zeker moment hoorde Blue mensen zeggen dat het bijna kerstfeest was.

Overal was mooie verlichting aanwezig; overal waar de mooie kerstbomen brandden kon Blue het niet laten om even naar binnen te kijken, maar iedereen binnen had het veel te druk met familie en vrienden en lekker eten met elkaar dat ze geen oog hadden voor dat arme Blauwe Hondje dat buiten de ramen naar binnen zat te kijken naar al die mooie kersttaferelen. Maar Blue besefte dat hij nergens naar binnen kon komen om met de kindjes te spelen. Hij wilde dat zo graag want hij had het zo ontzettend koud. Tegen deze kou was zelfs zijn lekkere warme fleece-dekentje eigenlijk niet bestand.

“Heb jij het koud, hondje?” zei een meisje tegen Blue. Het meisje was gekleed in wat oud uitziende kleren en ze droeg een leuk rood kapje op haar hoofd. In haar handen had ze een rieten mand, Blue zag dat er een paar doosjes inzaten. Blue kon van de kou bijna niets zeggen, maar hij bedacht zich dat het wel grappig was te zien dat ze allebei van de kleur rood hielden. Het meisje met haar rode kapje en Blue met zijn rode fleece dekentje.

“Zal ik bij je komen zitten,” vroeg het meisje,”dan kunnen we elkaar warm houden en hebben we ook nog wat gezelschap aan elkaar.”

Het meisje ging naast Blue zitten en haalde uit haar rieten mandje een van de doosjes en maakte het open. Ze nam een van de stokjes uit het doosje en streek ermee langs de zijkant. Met een korte flits vatte het stokje vlam en Blue voelde hoe de warmte als een extra deken langs zijn wang streek. Toen het vuur was uitgegaan nam het meisje nog zo’n stokje en terwijl Blue bijna gehypnotiseerd naar het vlammetje keek en de warmte voelde viel hij in de armen van het meisje in een diepe slaap.

Mooie dromen brachten Blue naar een land waar de dieren elkaar niet bij voorbaat al raar aankeken omdat ze een andere kleur hadden, maar waar gekeken werd naar wie het dier eigenlijk was en werd geoordeeld op wat het dier deed. Blue dacht nog toen hij wakker werd dat hij wel naar zo’n land wilde gaan.

Toen Blue de volgende dag wakker werd was het meisje verdwenen en vroeg Blue zich af of hij het niet allemaal gedroomd zou hebben. Hoe kan dan nou, vroeg hij zich af. Het meisje was weg en alleen had Blue nog een warme herinnering in zijn hoofd. Terwijl hij wegliep van zijn nachtelijke slaapplaats waren alleen nog een paar opgebrande luciferstokjes getuige van de wel erg echt lijkende droom van Blue.

WinterBlue liep een beetje – zoals dat heet – met zijn ziel onder zijn arm toe hij ineens een Zware Stem hem uit zijn overpeinzingen haalde “He, Blauw Hondje”, zei een zware stem, “Wat doe jij daar?”.

Page 24: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Blue draaide zich om naar de plaats waar hij dat geluid vandaan hoorde komen en toen hij recht in het gezicht van een Grote Hond keek schrok hij zich rot. De Grote Hond moest lachen toen hij het verschrikte gezicht van Blue zag.

“Dat heb ik nou wel vaker, klein Hondje. Als andere honden mij zien dan denken ze meteen dat ik met zo’n hoofd en zo’n groot lijf ook een Enge Hond ben. Dat zal je vast ook wel eens ervaren hebben.” De mensen die Blue was tegengekomen vonden hem dan niet meteen Eng, maar vaak waren ze niet gediend van Blauwe Honden, dus hij kon zich goed voorstellen wat de Grote Hond bedoelde.

Blue gaf aan dat hij snapte wat de hond bedoelde. “Heb je honger?”, vroeg de Grote Hond. “Ja, nou!”, zei Blue. “Kom dan maar mee, dan gaan we naar mijn vrienden. Die hebben vast nog wel iets over voor zo’n leuk klein hondje als jij.”

Na een paar minuten lopen kwamen ze bij een groep grote honden aan. De honden keken om toen ze de twee honden – de grote hond en de kleine Blauwe – aan kwamen lopen. “He Blauw Hondje, kom gezellig mee eten met ons,’’ riepen de honden bijna in koor en Blue schoof aan bij de heerlijkste maaltijd afval die hij ooit gegeten had. Heerlijk half afgekloven kippenbouten en dat soort dingen. Een waar feestmaal, zeker voor een klein Blauw Hondje. Blue was blij dat hij zomaar opeens, een paar vrienden had gevonden. In december zei Sinterklaas tegen Blue dat het niet de plaats voor hem was om op de stoomboot te blijven. Na een paar weken met de Grote – en heel vriendelijke Honden – te hebben opgetrokken had Blue zelf dat gevoel. Het idee dat hij weer verder moest. Hij bedankte zijn grote vrienden voor de vriendschap die zij hem hadden gegeven en nadat hij hen had beloofd in de toekomst niet meteen bang te zijn voor Grote Honden, vertrok hij.

Misschien was het te vroeg. Misschien had hij moeten wachten tot de zomer, omdat het dan wat warmer is, maar Blue had dat gevoel van “ik moet nu verder” en kwam de eerste week van maart tot de ontdekking dat het gezegde “maart roert zijn staart” echt waar kan zijn.

Blue was net twee dagen onderweg toen grote sneeuwvlokken uit de lucht kwamen dwarrelen en het ook erg koud werd. Toen Blue voelde dat zijn voetjes door de kou een beetje zeer gingen doen besloot hij te schuilen. Langs de kant van de weg zocht hij een beschut plekje en kroop onder zijn warme rode fleece dekentje.

“Tring, tring” klonk een belletje en Blue stak zijn hoofd vanonder zijn dekentje vandaan. Hij keek in het gezicht van een meisje met donkerblond haar en een jas die net zo rood was als zijn dekentje.

“Ga je met me mee, Blauw Hondje?”, vroeg het meisje en ze wachtte het antwoord van Blue niet eens af. Ze pakte de Hond op en legde het verkleumde beestje voorin haar fietsmandje. De hele weg naar haar huis was het meisje tegen hem aan het praten en alsof hij het allemaal verstond gaf Blue af en toe een zachte blaf als antwoord. Na een klein half uurtje fietsen kwam het meisje thuis.

Page 25: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

“Kijk eens wat ik langs de weg gevonden heb, een prachtig Blauw Hondje””, zei het meisje enthousiast. Twee mensen, een man en een vrouw keken verschrikt op toen het meisje met de rode jas een blauw hondje naar binnen droeg. “Nee, dit kan echt niet”, hoorde het meisje tegen zich zeggen. “Alle Blauwe Honden zijn vies, dat weet je toch”, zei de vader tegen het meisje. “Ja, zei de moeder dat hebben we je laatst nog verteld. Niet alleen dat, maar Blauwe Honden zijn niet te vertrouwen, dat weet toch iedereen.”

Het meisje keek naar Blue die zijn hoofdje een beetje schuin hield en vragend naar het meisje keek. Toen hij zag dat de lippen van het meisje begonnen te trillen en de tranen begonnen te komen begreep Blue dat het niet werd wat hij had gehoopt.

Blue verstond de woorden niet, maar begreep de bedoeling toen hij de snik in de stem van het meisje hoorde en ze de deur open deed. ”Je kunt helaas niet blijven, lief Blauw Hondje. Dat kan helaas niet.”Ze bukte even naar Blue en gaf hem een knipoog en toen fluisterde ze stiekem in zijn oor: “Maar als je daar nou naar boven loopt”, zei ze, terwijl ze wees naar het licht van haar kamer, “dan heb ik daar wat te eten voor je.” Dat woord (eten) kende Blue wel en hij ging naar de boom om van daar uit naar de kamer van het meisje te klimmen.

Het meisje zei tegen haar ouders dat ze moe was en naar bed ging. Ze liep – zogenaamd erg verdrietig omdat Blue niet kon blijven – naar boven en deed snel het raam open. En Jawel daar kwam die slimme Blue al aangelopen via de grote tak die zorgde voor de verbinding tussen de boom en het slaapkamerraam van het meisje. Het meisje en Blue keken elkaar blij aan toe zij het hondje in haar armen nam. “Hier een lekker plakje worst voor je”, en het meisje gaf hem het plakje worst dat ze vlak daarvoor uit de koelkast had gestolen.

“Je mag vannacht hier wel blijven. Het is nu veel te koud om weg te gaan”, zei het meisje tegen Blue en nadat het meisje haar pyjama had aangetrokken en haar tanden had gepoetst kroop ze in bed en nodigde Blue uit om op het voeteneind te gaan slapen. Het duurde niet voordat mens en dier diep in slaap waren verzonken.

Toen ze de volgende dag wakker werden scheen de zon en zag de dag er weer een stuk prettiger uit. Blue liep naar het raam en kwispelde met zijn staart. Het meisje begreep wat hij bedoelde. “Je gaat weer verder, nietwaar Blauw Hondje?” Het meisje klom uit bed en deed het raam open. Blue gaf en meisje een lik over haar wang en klom over de tak weer naar de boom. Blue keek nog een keer om en zag het meisje naar hen zwaaien. Toen klom haar naar beneden en ging verder op zijn tocht.

ZomerBlue kon zich nog herinneren hoe koud het geweest was in de winter en nu was het weer het tegenovergestelde. Wat was het heet vandaag. Een beetje verkoeling zou wel prettig zijn.

Blue liep langs een groot huis met in de tuin wel iets dat op een zwembad leek. Inderdaad! En dat zwembad ziet er zo lekker uit. Een duik in dat koele water zou toch heerlijk zijn. Blue keek rond en zag een paar honden

Page 26: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

langs het water zitten. Hij bedacht zich geen moment en liep door een opening in het hek en na een korte sprint nam hij een duik en kwam terecht in heerlijk verkoelend water.

Echter, hij lag er nog niet in of alle honden begonnen te blaffen en eentje kwam naar de rand van het zwembad gelopen. “He, jij daar”, zei de hond tegen Blue,” Heb je het bord bij de ingang niet gezien? Hier horen alleen Witte Honden. Blauwe Honden gaan maar ergens anders naar toe.”

Blue was uitermate verbaasd. Inderdaad had hij geen bord gezien want hij was niet via de ingang, maar via een gat in het hek naar het zwembad gekomen. Blue wilde nog iets zeggen in de trant van “Maar ik ben echt een heel aardig Blauw Hondje, maar toen er meer Witte Honden aan kwamen lopen vond Blue het verstandiger om maar dezelfde weg als hij gekomen was weer terug te gaan. “Wat zijn jullie een rare Witte Honden”, zei Blue, “alleen maar iemand wegsturen omdat hij een andere kleur heeft.”

Het enige wat Blue op zijn opmerking terug kreeg waren een paar harde blaffen, die er volgens Blue helemaal niets van begrepen.

Naar de herfst - SeptemberBlue zit onder een boom en staart met een droevig gezicht voor zich uit. Waarom ben ik eigenlijk weggegaan bij mijn andere Blauwe Honden. Ik wist tenminste wat ik had en hier in de wereld is het echt niet beter dan waar ik vandaan kom. Eigenlijk wou Blue ‘huis” zeggen, maar waar hij vandaan kwam was dat eigenlijk niet meer, maar ja, waar was dan wel een thuis? Blue vond het allemaal wat verwarrend en wist even niet meer welke kant hij nou opmoest. Net op dat moment gebeurden er een paar dingen, die de toekomst van Blue voorgoed zouden veranderen.

“Help, help,” hoorde Blue in de verte, “help, ik kan niet zwemmen.” Ondanks alles wat er de afgelopen maanden was gebeurd, was Blue niet ongevoelig geworden voor hulpkreten. Hij was gewoon dezelfde behulpzame hond gebleven en dus ging hij op het hulpgeroep af. Blue schrok toen hij zag dat twee kleine beestjes aan de rand van een vijver stonden te kijken naar een ander diertje dat spartelde in het water.De kleine beestjes keken verschrikt op toen ze ineens een grote plons hoorden en ze een Blauwe Hond in het water zagen springen.

Blue zwom naar het beestje toe en op het moment dat het diertje onder water verdween hapje Blue met zijn mond naar het water en toen zijn Blauwe kop weer boven water kwam had hij in zijn bek een klein beestje in zijn nekvel gegrepen. Blue zwom naar de kant terwijl de twee andere kleine beestjes angstvallig achteruit liepen. Ze hadden nog nooit zo’n groot blauw dier gezien. Blue klom op de kant en zette voorzichtig het kleine beestje op de grond neer. “Hoe heet jij?”, vroeg Blue, “en wat ben jij voor dier? Ik heb zo’n soort als jij nog nooit gezien.”

Op dat moment kwamen van verschillende kanten allerlei dieren aangelopen. Zij hadden zeker ook het hulpgeroep gehoord. De Dieren schrokken zo erg toen zij de natte Blauwe Hond en het natte kleine diertje zagen dat zij snel in actie kwamen en zich tussen Blue en het beestje inzetten en Blue bijna terug duwden in het water. Ze dachten natuurlijk in eerste instantie dat Blue iets kwaads in de zin had.

Page 27: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

Het kleine diertje dat Blue net had gered kwam op dat moment tussen beide. “Hij heeft mij uit het water gered”, zei het diertje. “Is dat waar, Propje en Prinsje?” vroegen de dieren aan de twee andere kleine beestjes die op de kant hadden gestaan. “Ja ja, die Blauwe Hond heeft Propje uit het water gered”, zeiden de twee kleine cavia’s. Toen kwamen twee andere cavia’s uit de menigte te voorschijn en liepen naar Blue toe. “Dank je wel Blauw Hondje”, zeiden Snuffie en Kruimeltje, “dank je wel dat je ons – altijd onvoorzichtige – kindje hebt gered. En Snuffie gaf Blue een knuffel.

Toen kwamen ook Max en Vlekkie aangelopen. Blue was blijkbaar na een lange tocht op De Boerderij aangekomen. “Ik denk dat dit wel reden is voor een feestje”, zei Max. “iemand gered en we hebben er weer een vriend bij.”

Die avond werd er uitgebreid feest gevierd. Blue voelde zich zo welkom dat hij besloot hier maar een tijdje te blijven. De dag van de redding en de feestmaaltijd – 24 september - stond voortaan bij Blue bekend als Zijn Bijzondere Vriendendag.

Page 28: 2008 - Het bos en de dieren - deel 1

6. Afsluiting

Met het grote feest waar Blue welkom geheten werd kwam een einde aan deze avonturenreeks van Max, Vlekkie, Blue, Snuffie (Nuf-Nuf) en Kruimeltje (Kruimie).

Nadat zij allemaal erg spannende dingen hadden beleefd, wel of geen ongeluk hadden gehad, vijanden en vrienden zijn tegengekomen is het allemaal voor hen toch nog op zijn pootjes terecht gekomen.

Sprookjes eindigen dan meestal met iets in de trant van: “ze leefden nog lang en gelukkig”. Daar geloof ik niet zo in. Ze zijn vandaag gelukkig en hebben veel plezier met elkaar, maar kennen ook andere periodes, zoals je in dit verhaal hebt kunnen lezen.

Als je niet weet wat verdriet is, ken je ook geen vreugde.Als niet weet wat stilte is, ken je ook geen mooi geluid.Wit kan niet zonder zwart.Het licht kan niet bestaan zonder dat het ook donker is

“Het één kan niet zonder het ander”. Dus misschien horen we in de toekomst nog wel meer van de het geen zich afspeelt “Met de Dieren Op de Boerderij, In het Bos of in de Wei.”

EINDE