16
Transmissie WINTER 2009 1 Kop RUBRIEK

2009 - nr. 3

Embed Size (px)

DESCRIPTION

RUBRIEK Transmissie WINTER 2009 1

Citation preview

Page 1: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 2009 1

KopRUBRIEK

Page 2: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 20092

VAN DE REDACTIE INHOUDSOPGAVE

Pas op voor...

In het kader van mijn ‘inburgering’ toer ik langs allerlei IZB-projecten in den lande. Nu denk ik aardig op de hoogte te zijn van het werk van de organisatie, maar ik laat me graag ver-rassen. Bijvoorbeeld in Amsterdam, waar de IZB zowel in de Spaarndammerbuurt als in Westerwijk bezig is met gemeen-testichting.Samen met geestverwanten uit (onder andere) christelijk-gere-formeerde en vrijgemaakte kring, participeren de missionaire werkers in een netwerk onder de naam Amsterdam in Beweging voor Jezus Christus. In de lokale protestantse gemeenten van Amsterdam staat de bezinning op missionair werk hoog op de agenda. Twintig predikanten kwamen in augustus een paar keer bijeen om samen het boek ‘Als de kerk opnieuw begint’ te lezen. ‘In gesprekken met de predikanten merkte ik dat vernieuwing en verandering overal al begonnen is’, schrijft ds. Bas van der Graaf in zijn kerkblad. ‘Er is bijna geen wijkkerk waar mensen niet iets nieuws aan het uitproberen zijn.’ Al een aantal jaren belegt de Protestants Kerk in Amsterdam op Hervormingsdag een ontmoetingsdag voor actieve kerkleden, om elkaar te inspireren. Dit jaar naar aanleiding van een tekst uit Jesaja. ‘Blijf niet staren op wat vroeger is, sta niet stil in het verleden. Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen, het is al begon-nen merk je het niet?’ Terwijl ik het op me in liet werken, kwam me de waarschuwing te binnen van de docent preekkunde: ‘Pas op voor de man die niet bestaat’ (zie pag. 11). Met andere woor-den: Richt je in je preek niet tot de mensen die slechts in jouw gedachten bestaan. Die opmerking is in allerlei varianten rele-vant. ‘Pas op voor de PKN die niet bestaat’, zei ik tegen een vriend, een baptist, die mijn kerk soms lijkt te beschouwen als een vereniging voor voornamelijk vrijzinnige vaagneuzen. ‘Pas op voor de IZB die niet bestaat’, sputterde ik tegen een oud-collega, die dacht te weten wat de organisatie doet.‘Pas op voor het Amsterdam dat niet (meer) bestaat’, zei ik op de terugreis tegen mezelf.

KOOS VAN NOPPENMAIL: [email protected]

VAN DE REDACTIEPas op voor... 2

VERGADERINGOPENINGZicht op barrières 3

VERGADERINGOPENINGGeloof ik (nog) wel? 4

PREEKSCHETSGetuige van de komst van het Licht 5

BEZINNING‘Kom, ga met ons en doe als wij’? 7

ZENDINGVan ideaal naar werkelijkheid 9

ZENDINGPas op voor de man die niet bestaat! 11

BEZINNINGEen ingestorte kathedraal 13

AGENDA 16

Uitgave:Gereformeerde Zendings-bond (GZB)Postbus 283970 AA DriebergenTel. 0343-512444E-mail: [email protected] 28016, t.n.v. GZB, Driebergen

IZB - voor zending in NederlandJohan van Oldenbarneveltlaan 103818 HB AmersfoortTel. 033-4611949E-mail: [email protected] 980980 t.n.v. IZB, Amersfoort

Bij de voorpagina:Carien Eijgenraam-de Groot met enkele Mexicaanse kinderen. Zij en haar man Andrew schrijven in dit nummer over hun ervaringen op het zendingsveld.

Foto’s: GZB, Alphacursus Nederland, Boekencentrum, K. van NoppenLayout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, BoskoopDruk: De Bunschoter bv, BunschotenAdreswijzigingen: wijzigingen in adres of aantal exemplaren dienen aan de IZB te worden doorgegeven.

Redactie: ds. W. Dekker (IZB)ds. S.J. van der Vlies (GZB)K. van Noppen (IZB, eindredactie)KADErBlAD VOOr KErKENrADEN,

ZENDINGS- EN EVANGElISATIE-COMMISSIES

Page 3: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 2009 3

VERGADEROPENING

Zicht op barrières

Vlak voor zijn hemelvaart belooft Jezus Zijn discipelen de Heilige Geest. ‘Jullie zullen Mijn getuigen zijn in Jeruzalem, Judea, Samaria en tot aan het uiterste der aarde.’ Na de Pinksterdag gaat de blijde boodschap al snel het land door. Maar de discipelen hebben de wijde wereld nog niet in het vizier. Dat is opmerkelijk, want Jezus had het toch over de ‘einden der aarde.’ Blijkbaar waren de discipelen nog niet zover. Getuigen zijn, ja zeker, maar dan alleen voor de Joden, het eigen volk. Dat was blijkbaar voor hen heel erg voor de hand liggend. Hoe krijgt God de disci-pelen over de drempel, zodat ze de wereld ingaan en ook heidenen het evangelie gaan brengen? GebedAls je de hoofdstukken 10 en 11 goed leest, wordt duidelijk dat het gebed daarin een centrale plaats heeft. Dat begint al bij Cornelius van wie verteld wordt dat hij aanhoudend in gebed was. Als niet-Jood dient hij God en hij wil meer weten van het geloof. God verhoort zijn gebed en brengt Petrus op zijn pad.Ook Petrus is in gebed. Hij krijgt een visioen waarin hij wordt uitgenodigd onrein eten te gebruiken. Hij weigert beslist en bij herhaling. Vervolgens wordt hem duidelijk gemaakt wat de betekenis van dit visioen is. De Geest spoort Petrus aan mee te gaan met de mannen van Cornelius. Aangekomen bij het huis van Cornelius vertelt Petrus hoe God Hem heeft laten zien dat het evangelie ook voor de niet-Joden is. Cornelius, op zijn beurt,

verhaalt van zijn bidden en vasten en van zíjn visioen. God opent het hart van de Romein Cornelius zodat hij tot geloof komt, samen met meerdere mensen om hem heen. Blinde vlekWe kunnen ons nauwelijks voorstellen wat een enorme stap het voor Petrus moet zijn geweest om het huis van deze heiden binnen te gaan! Voor een Jood was dat ondenkbaar, grensoverschrijdend. Daar was niets minder dan een enorme verandering voor nodig bij Petrus. De Heilige Geest weet die barrière te slechten en dan komt de wereld in zicht. Daarmee

is het nog niet gedaan. Want als Petrus vervolgens terug is in Jeruzalem wordt hij meteen op het matje geroepen! De apostelen twisten met hem vanwege zijn contact met niet-Joden. Evangelieverkon-diging aan de heidenen? Het staat niet op de agenda van de gemeente. Het komt in hun denkwereld niet voor.Die visie is toch wel verbazingwekkend. Jezus had hen immers nog niet zo lang geleden de opdracht gegeven de wereld in te gaan. Over een blinde vlek gespro-ken… Dan neemt Petrus het woord en vertelt dat God hem door gebed tot dit nieuwe inzicht heeft gebracht. Het is de Geest die de gemeente overtuigt en zo voltrekt zich ook bij hen een enorme verandering in het denken over de evangelieverkondiging. BarrièresHet kan ons, in onze situatie, helpen om deze grote omkeer goed tot ons te laten doordringen. Ook wij komen in ons werk in kerk en wereld barrières tegen. Van sommige kun je moedeloos worden. We leren hier om van knelpunten gebeds-punten te maken.Laten we bidden dat de Geest onze ogen opent voor de barrières en obstakels in de kerk. In de eerste plaats die bij onszelf! Niets is onmogelijk bij God! God Zelf baant nieuwe wegen. Dat is de bemoedi-ging vanuit dit Bijbelgedeelte. A.J. TEN BRINKE UIT VEENENDAAL IS BESTUURS-LID VAN DE GZB

Lezen:  Handelingen 10 A.J. TEN BRINKE

Wie regelmatig in de Bijbel leest, kent heel wat overbekende gedeelten. Sommige gedeelten zijn zo vaak gelezen dat ze weinig verrassing meer brengen. Zo’n gedeelte is voor mij Handelingen 10, waar Petrus een visioen krijgt en vervolgens het evangelie verkondigt aan Cornelius en zijn huis genoten. Deze gebeurtenis kan gerust een keerpunt in de verkon-diging van het evangelie genoemd worden. De deur naar de heidenen, de niet-Joden, gaat echt open. Maar voordat dat gebeurt, is eerst een veran-dering van de gemeente nodig.

GESPREKSVRAGEN1. Welke obstakels of drempels ervaart u in de gemeente m.b.t. zending en

evangelisatie?

2. Zijn dat ook gebedspunten?

3. Hoe kunnen we (elkaar helpen) onze eigen blinde vlekken te ontdekken?

Page 4: 2009 - nr. 3

4 Transmissie WINTER 2009

VERGADEROPENING

Geloof ik (nog) wel?

Ik vond het een intrigerend en eerlijk boek. Ik herken de vragen van mensen met wie ik als predikant in gesprek ben. Ik herken ook mijn eigen vragen. Geloof ik (nog) wel? En wat bete kent dat geloof dan in mijn leven van alledag? Waarom vind ik het soms zo moeilijk om mijn geloof te delen met anderen? Wat stelt mijn geloof voor? Wat is geloven eigen-lijk? Hoe weet je of je wel echt gelooft? Onuitgesproken vraagAls Nicodemus bij Jezus komt wil hij een gesprek met Hem beginnen, een gesprek op niveau. Die rabbi uit Nazareth is tenslotte niet zomaar iemand. Hij is een leraar, Hij doet tekenen, Hij moet wel van God gezonden zijn. Maar voordat Nicodemus een vraag kan stellen, geeft Jezus hem al antwoord. Antwoord op een niet-gestelde vraag, een onuitgespro-ken vraag. Wat had Nicodemus willen vragen? Hoe kan een mens het Rijk van God zien, zoiets? Uit de woorden van Jezus zou je dat kunnen opmaken. Maar zit Nicodemus niet gewoon met een enorme geloofsvraag: ben ik, met al mijn theologische kennis, met heel mijn aan-zien als leraar van het volk, ook werkelijk een mens van God? Of, vertaald naar onze tijd: geloof ik eigenlijk wel? Geloof ik genoeg? En wat betekent dat geloven dan voor mij? Water en Geest‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest kan hij het Koninkrijk Gods niet binnen gaan.’ Het zijn raadselachtige woorden die Jezus tot Nicodemus richt. Het zijn wel woorden die stevig in de

Schriften zijn verankerd. Het water staat voor de diepte waar je doorheen moet, en waar doorheen je gered wordt. Het water van de Schelfzee. Het water staat voor de reiniging die God voltrekt over je bestaan. Het water staat voor het water van de doop: ondergang en opstanding, nieuw leven dat God schenkt door de dood heen. Een nieuw mens voor Gods aangezicht! En de Geest? Op bijna elke bladzijde van de Bijbel gaat het over die adem van God die je leven doet en leven laat, die met je meegaat als een koele bries, een verwarmend vuur. Geboren worden uit water en Geest, een nieuw begin van Godswege! WindMaar hoe gaat dat dan? Hoe word je wederom geboren? Hoe weet je dat je het bent? Nu, het is in ieder geval niet de bedoeling dat je daar over gaat tobben. Er is niet ergens een soort ijkpunt, waar dan ook, waarvan je kunt aflezen of je nu wedergeboren bent of niet. Uiteinde-lijk blijft het een geheim. Dat maakt Jezus óók aan Nicodemus duidelijk: ‘De wind blaast, waarheen hij wil…’ Hoe de Geest van God precies te werk gaat in ons leven, blijft meestal een geheim. De wind kunnen ook we niet zien, niet ana-

lyseren. En toch, hij is er wel. Zo is het ook met de Geest van God. Je kunt wel degelijk merken dat Hij er is. Je komt er niet los van, niet los van God, van Zijn gemeente. We hoeven niet bij onszelf te verifiëren of we wel voldoen aan een waslijst kenmerken van christen-zijn. Dat werkt niet. Het is als met de wind, de wind waait uit allerlei hoeken, waar dan ook naartoe. De wind vindt wel wegen, kieren, hoeken, gaten. De Geest van God ook! Lege handenGeloof ik wel echt? Geloof ik genoeg? Het zijn vragen die je soms kunnen benauwen. Het zijn aan de andere kant ook vragen waar je niet te lang over moet tobben, omdat je dan al gauw vastloopt, er niet uitkomt. Geloof betekent uitein-delijk dat je wat God in het kruis en de opstanding van Jezus voor ons gedaan heeft, waar laat zijn, Dat je eruit leeft dat er van je wordt gehouden, dat je wordt bemind met een liefde, onmetelijk groot, ondanks alles. Iets diepers kan er over je bestaan niet gezegd worden!Wie gelooft steekt twee lege handen uit om te ontvangen. Gods kracht komt niet in ons op, maar op ons af. Daar mogen we op vertrouwen. En vervolgens pro-beren uit dat vertrouwen te leven en in het spoor van Jezus Christus te gaan. Dat werkt aanstekelijk! DS. J. VAN WALSUM (ZOETERMEER) IS BESTUURSLID VAN DE IZB

Lezen: Johannes 3:1-17 DS. J. VAN WALSUM

Onlangs las ik het boek ‘Van de kaart; manifest van een gepassioneerde twijfelaar’ van Boele P. Ytsma (Zoetermeer, 2009). Een boek over geloofs-twijfel. Ooit was Ytsma een ‘bijbelgetrouw evangelisch christen’, maar hij verloor zijn zekerheden en belandde in een diepe geloofscrisis. Ytsma vertelt over zijn vragen en onzekerheden. Maar hij vertelt ook hoe hij toch weer verder kon trekken op de weg van geloven.

GESPREKSVRAGEN1. Iedere christen kent momenten van aanvechting: ’Geloof ik (nog) wel?’ Hoe

komt u die twijfel te boven?

2. ‘Hoe word ik wederom geboren?’ Die vraag heeft in de reformatorische traditie nogal eens aanleiding gegeven tot getob. Speelt de vraag een rol in uw geloofsleven?

Page 5: 2009 - nr. 3

5Transmissie WINTER 2009

Getuige van de komst van het Licht

Om het meest kenmerkende van Jezus weer te geven begint Johannes bij het eerste begin van alles. Net als Genesis spreekt Johannes over de schepping. Gods Woord (logos) blijkt de bron te zijn van alles wat er op aarde is. Binnen de kaders van het gedachtegoed waar Johannes gebruik van maakt, is ‘woord’ niet alleen bedoeld als de begrippen die wij uitspreken, maar heeft het de bete-kenis van ‘rede’ en wordt het geasso-cieerd met ‘wijsheid’.

De gedachte dat het Woord van God leven is, is een mooie en ook logische afleiding uit de scheppende kracht van dat Woord. Als het Woord de bron is van al het leven op aarde, dan is het begrip ‘licht’ een begrijpelijk vervolg. Zonder licht is er immers geen leven mogelijk op aarde. Vers 5 maakt echter duidelijk dat het niet om het zicht-bare licht alleen gaat. Het licht schijnt namelijk, maar de duisternis heeft het niet begrepen (of: gegrepen). Er is iets bijzonders aan de hand met het schep-pende licht.

Nog duidelijker wordt dit wanneer er gesproken wordt over Johannes die ge-tuige van het licht is. Hij wordt daartoe door God gezonden, opdat iedereen zou gaan geloven. Wanneer het alleen zou zijn gegaan over zichtbaar licht, dan zou er geen sprake zijn geweest van getuigen en geloven. Voor iedereen die niet blind is, is het licht immers te zien. Johannes de evangelist introduceert met het werkwoord ‘getuigen’, in combina-tie met ‘gezonden zijn’, een belangrijk onderwerp in dit evangelie. Het geldt niet alleen voor Johannes de Doper, maar ook voor Jezus en vervolgens ook voor de leerlingen (vgl. ook 3:34; 4:38; 6:29; 7:29; 20:21).

Mocht er nog twijfel over bestaan dat Johannes hier spreekt over meer dan het licht dat we met onze ogen zien, dan is zijn spreken over het ‘waarachtige Licht’ nog een extra aanwijzing die ons van de meer geestelijke functie van het licht overtuigt. Het spreken over het waarachtige Licht, is het best te begrijpen vanuit de Platoonse onder-scheiding tussen de zichtbare wereld om ons heen en de ideale werkelijkheid

van de ideeën, die bij God is, en waar onze werkelijkheid een afbeelding van is. Alle zichtbare dingen om ons heen verwijzen door naar een ideaalbeeld, naar het waarachtige. Naar dat beeld is immers de zichtbare, veranderlijke en vergankelijke werkelijkheid om ons heen gemaakt. ‘Waarachtig’ is dus te lezen als ‘niet de zichtbare afbeelding van’, maar het ideaalbeeld, waarvan alle andere vor-men van licht, geestelijk en zichtbaar zijn afgeleid. De zon verwijst door naar het waarachtige licht. Dit Licht werpt niet alleen licht in de waarneembare werke-lijkheid, maar ook in de niet waarneem-bare werkelijkheid van ons hart. Het waarachtige Licht verlicht ieder mens die in de wereld komt (v9). Ieder-een die geboren wordt, komt in een werkelijkheid die doorverwijst naar het waarachtige. Toch wordt het Licht niet erkend. Jezus komt onder zijn volksge-noten, die hem niet erkennen als degene die komen zou. Zij staan in contrast met degenen die Hem wel aannemen en door een geboorte van boven kinderen van God worden. Het verschil tussen hen die Hem wel aannemen en hen die Hem afwijzen blijkt later daarin in te schuilen, dat de mensen die de werken van de duisternis liever hebben dan het Licht, wegvluchten (3:19).

Hoe het Licht in de wereld is gekomen, wordt hier uitgelegd: het Woord is vlees is geworden. Het getuigenis van de schrijver, is vervolgens dat hij de heer-lijkheid van dit vleesgeworden Woord heeft gezien. Het ging om een heer-lijkheid die groter was dan iets op aarde. De impact die Jezus heeft gehad, bracht Zijn leerlingen ertoe om in Hem God

Johannes 1:1-18 Kernteksten: 9 en 14

SJAAK VAN DEN BERG

Johannes heeft in vergelijking met de drie andere kerkelijk aanvaarde evangeliën een geheel eigen karakter. Zijn evangelie draagt sporen van een goede opleiding. De wijze waarop Jezus wordt weergegeven doet namelijk sterk denken aan het gedachtegoed uit de school van Plato. Dat begint al meteen in de heel gecomprimeerde en bijzonder geladen proloog, waarin Johannes Jezus beschrijft als het waarachtige Licht dat onder ons is komen wonen. Tegelijkertijd heeft de evangelist ook oog voor de Joodse compo-nent door de discussie aan te gaan over de waarde van de Joodse wet.

PREEKSCHETS

Vers 1-3

Vers 4-5

Vers 9-13

Vers 14-16

Vers 6-8

Page 6: 2009 - nr. 3

6 Transmissie WINTER 2009

PREEKSCHETS

zelf te zien. Het evangelie geeft hiervan getuigenis. Het getuigeniskarakter wordt nog onderstreept doordat teruggegrepen wordt op wat in de aankondiging van het optreden van het vleesgeworden Woord door Johannes de Doper was gezegd. Op deze wijze is Hij dus tot het Zijne gekomen: als mens. Hij heeft onder ons gewoond. In geen enkele andere religie of filosofie zijn God en het ware inzicht zo dichtbij gekomen. Daarin is dit getui-genis uniek. Het is in feite een enorme claim: in het vleesgeworden Woord kun

je God echt leren kennen. De implica-tie blijkt dan ook te zijn, dat je dit niet moet missen (vgl. 14:6).

Deze verzen zijn een reflectie op het bijzondere van deze openbaring. De gedachten cirkelen rondom de tegen-stelling tussen wet en genade. Hiermee introduceert Johannes nog een ander thema. Door heel Johannes loopt een spanning tussen de Joodse (Judese) con-centratie op Jeruzalem en de uitwendige

manier van het vereren van God. En ze beroepen zich op Mozes in hun afwij-zing van Jezus (5:45; 6:31v; 8:5; 9:28). Naar de overtuiging van Johannes wordt Mozes niet goed gelezen. Op subtiele wijze verbindt Johannes Mozes en de wet aan de ene kant, en de genade en waarheid door Jezus aan de andere kant. Hij zegt in feite dat zowel Mozes als Jezus ‘instrumenten’ zijn van God. Er is tegelijkertijd wel een enorm kwalitatief verschil tussen beiden. Door Jezus is de volheid van genade gekomen. In Hem zien we God.

Getuigen van de komst van het Licht.

De hoorders in de kerk weten zich zo door de komst van het Licht geraakt, dat ze gaan getuigen van het Licht.

In de preek is het belangrijk om te ver-woorden wat het unieke en uitdagende is van Johannes’ beschrijving van de komst van het Licht der wereld. Die komst van het Licht is niet in eerste instantie be-doeld als troost in de lange winternacht, maar als de brenger van de waarheid aan-gaande God en mens. Het is nogal con-fronterend. In het zenden van het Woord in het vlees maakt God zichzelf bekend, en die komst brengt scheiding aan tus-sen mensen die vluchten voor het Licht en zij die tot kinderen van God worden verheven (1:5, 11vv.). Wij worden er als lezers door Johannes bij betrokken, omdat van het licht gezegd wordt dat het (nog) schijnt (5: opvallend dat dit in de tegenwoordige tijd staat) en ieder mens verlicht (9: idem). Kerst vraagt dus ook onze reactie. Kerst brengt crisis (3:19).Vervolgens is het goed om te onderstre-pen dat ‘getuigen’ erg belangrijk blijkt rondom de komst van het Licht: God

schakelt voor de komst van het licht een getuige in: Johannes de Doper. Hij is een vooraankondiger. Jezus zelf blijkt verderop in het evangelie ook gezonden te zijn om te getuigen (zie boven bij 6-8). Hier in de proloog wordt het zo verwoord, dat Hij het Licht is dat schijnt en de Vader doet kennen (1:18). De komst van het Licht zelf is zo in feite één groot getuigenis van Godswege. In vers 14 geeft Johannes de evangelist zijn eigen getuigenis van dit Licht, waar-bij hij voortborduurt op het getuigenis van Johannes de Doper. Johannes de evangelist beschrijft later dat hij in Jezus’ gezonden-zijn is opgenomen, om zelf ook te getuigen (20:22). Het slot van het Johannes-evangelie onderstreept nog een keer het belang van het getuige-zijn van de schrijver (21:24).In het leven van Johannes de evangelist heeft het getuigenis van de Doper blijk-baar zo gewerkt, dat hij het Licht heeft gevonden. Getroffen door het Licht wordt hij welbespraakt en geeft hij het door. Het nabijkomen van het Licht (kerst) schakelt mensen dus in om te getuigen. Mensen worden gebruikt om anderen bij het Licht te brengen. Het Licht zelf steekt hen vervolgens weer aan om te getuigen.

DR. J.A. VAN DEN BERG IS MISSIONAIR PREDIKANT VAN DE IZB TE GRONINGEN

Het is aan te raden om naast Johannes 1:1-18 ook 3:16-21 te lezen.

Zingen: Psalm 19, 36 (‘In Uw licht zien wij het licht’); 43. Gezang 289; 313; 437.

C.H. Dodd, The Interpretation of the Fourth Gospel, Cambridge 200518(1953); P.H.R. van Hou-welingen, Johannes. Het evangelie van het Woord, Kampen 20073; G.H. van Kooten, ‘The “True Light which Enlightens Everyone” (John 1:9): John, Genesis, the Platonic Notion of the ‘True, Noetic Light,’ and the Allegory of the Cave in Plato’s Republic’, in: Van Kooten (ed.), The Creation of Heaven and Earth (TBN 8), Leiden/Boston 2005, 149-194; Leon Morris, The Gospel according to John. Revised Edition, Grand Rapids 1995.

Vers 16-18

Focus

Functie

liturgische aanwijzingen

literatuur

Bouwstenen voor de preek

Page 7: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 2009 7

‘Kom, ga met ons en doe als wij’?

BEZINNING

Ik hoorde het verhaal van een jong stel dat door een Alpha-cursus geïnteresseerd was geraakt in het christelijk geloof. De tamelijk ortho-doxe kerkelijke gemeente die deze cursus had georganiseerd, wilde deze twee mensen ook graag betrekken bij het kerkelijk leven. Ze gingen meedraaien in het kinderwerk. Toen ze zich vervolgens voorstelden in het kerkblad, schreven ze met de vanzelf-sprekendheid van het gewone, dat ze (ongehuwd) samenwoonden. Gevolg:

Gefronste wenkbrauwen, vragen aan de kerkenraad, gesprek met de com-missie kinderwerk, verbazing bij het jonge stel. Missionair: Kom, ga met ons en doe als wij?Daar sta je dan als gemeente met je missionaire goede fatsoen. Je wilt mensen niet alleen informeren over het christelijk geloof, maar ook in-troduceren in de christelijke gemeen-schap. Maar het gevolg daarvan is dat geïnteresseerden deel gaan uitmaken van die gemeenschap die (nog?) niet

de levensstijl van de rest van de ge-meenschap hebben. Dat is zoiets als je kerkgebouw ook tijdens kerkdien-sten openstellen voor toeristen. Hoe respectvol deze toeristen ook zijn, het zorgt ervoor dat de kerkdienst een ander karakter krijgt. Kunnen we missionair zijn en onze kerk onveran-derd laten?

Vernieuwde gemeenschapVier van de genoemde cursussen, Alpha en Oriëntatiecursus Christelijk Geloof enerzijds en 7+1 en Aange-naam kennismaken anderzijds, zijn op te vatten als apologetische cursus-sen, waarin wordt duidelijk gemaakt dat het christelijk geloof ‘zo gek nog niet is’. De eerste groep doet dit vaak door het ‘orthodoxe’ christendom

Introductiecursussen van het christelijk geloof hebben we in alle soorten en maten: Behalve de bekende Alphacursus ontstonden de 7+1 Basis-cursus geloven, Aangenaam kennismaken, Oriëntatie-cursus christelijk geloof, de Emmaüscursus. Drie van deze vijf cursussen hebben een link met de IZB. Arnold Vriend stelt de vraag naar de relatie tussen missio-naire cursussen en ethiek.

ARNOLD VRIEND

Page 8: 2009 - nr. 3

8 Transmissie WINTER 2009

BEZINNING

intellectueel aanvaardbaar te laten overkomen. De tweede groep wil juist laten zien dat er veel ruimte en openheid is binnen het christelijk geloof en dat het daarom cultureel aanvaardbaar is. Deze apologetische benadering heeft zo zijn missionaire waarde. Ik vind zelf het christelijk geloof ook ‘zo gek nog niet’. En u als lezer denkt er waarschijnlijk net zo over. Maar waar-om eigenlijk? Omdat het cultureel aanvaardbaar is? Omdat het intel-lectueel aanvaardbaar is? De Ameri-kaanse theoloog Bryan P. Stone geeft in zijn boek Evangelism after Christen-dom een inspirerend antwoord: omdat de kerk er is. Apologetiek kan eventuele onnodige weerstanden bij mensen wegnemen, waardoor ze met meer openheid naar het geloof kunnen kijken, maar wat zien ze dan? Waar kunnen ze geloof belichaamd zien? Als ze naar de kerk kijken. ‘Het meest ‘missionaire’ wat de kerk heden ten dage kan doen is: kerk zijn’, zegt Stone. In de kerk zien we een serieus en levend alternatief voor het leven in de wereld. Voor Stone zijn de missie van de kerk en de levensstijl van de kerk dus onver-brekelijk aan elkaar verbonden. In één woord: getuigenis.

Stone stelt dat de christelijke gemeen-schap niet het middel is waarmee de wereld wordt bereikt met het goede nieuws, maar dat deze gemeenschap zelf het goede nieuws voor de wereld is. De kerk als de nieuwe schepping van de Geest is het getuigenis van Gods Koninkrijk in de wereld. Dit getuigenis is veel meer gericht op brood delen met de armen, vijanden liefhebben, geweld weigeren, zonden vergeven en de waarheid zeggen dan op maatschappelijke of intellectuele aanvaardbaarheid. Het gaat Stone om heiligheid. Het getuigenis van de geloofsgemeenschap kan niet alleen bestaan uit proclamatie; het moet worden belichaamd.

Getoetst aan de opvattingen van Stone zijn deze vier introductie-cursussen op zichzelf niet missio-nair. Ze moeten zijn ingebed in een gemeenschap die vernieuwd is door de Heilige Geest; het lichaam van Christus.

Individueel geloofDe nadruk op de vernieuwde gemeen-schap past niet echt in onze cultuur, ook niet in onze ‘geloofscultuur’.We zien de nieuwe gemeenschap waar in de Schrift over gesproken wordt vaak als de gemeenschap van God en de enkele mens. We lezen ‘persoonlijk geloof ’ vaak als ‘individueel geloof ’. Dit persoonlijke wordt in onze cul-tuur opgevat als individueel, los van alle bindingen, betoogt Stone. Vrij-heid is volgens ons los zijn van alle banden. En die individuele vrijheid is ons lief. Het gevolg van een dergelijke op-vatting is dat er een heel negatieve kijk ontstaat op gemeenschappen. Een gemeenschap is op zijn best een werkgemeenschap om samen bepaalde doelen te bereiken die voor het individu zelf anders onbereikbaar zouden zijn. Maar een gemeenschap betekent steeds een beperking van de eigen vrijheid. Als we in de mis-sionaire communicatie nadruk leggen op ‘persoonlijk geloof ’ zal dit volgens Stone in onze cultuur worden op-gevat als ‘individueel geloof ’, zodat de kerk als gemeenschap problematisch wordt. Terwijl de kerk juist de nieuwe gemeenschap van God en mensen is.

Informeren of introduceren?Naar de maatstaven van Stone is eigenlijk alleen de Emmaüscursus een missionaire cursus. Deze cursus is in zijn opzet niet bedoeld om te infor-meren, zoals de Alpha en de Oriënta-tiecursus Christelijk Geloof, maar om te introduceren in de geloofsgemeen-schap en daardoor te leren, ook over levensstijl. 

Ik vind het opvallend dat Emmaüs een vergelijkbare theologische achter-grond heeft als de Alpha en de Oriën-tatiecursus Christelijk Geloof, maar toch duidelijk verschilt in de uitwerk-ing daarvan. De fundering van de ethiek ligt hier, net als in beide andere cursussen, in de plaatsvervanging door Jezus Christus, het geloof en het deel krijgen aan God Zelf door de Heilige Geest. Maar de ingang voor geïn-teresseerde niet-gelovigen is niet een uiteenzetting van het geloof, maar een introductie in de gemeenschap. Infor-matieoverdracht is volgens Emmaüs belangrijk, maar veel belangrijker is het ‘samen op lopen’ van gelovigen en geïnteresseerde niet-gelovigen. God wil ons beiden iets leren. Ontdekking is daarom een belangrijk uitgangspunt van de cursus en niet zozeer instructie. De voorwaarde voor het gebruiken van deze cursus is daarom ook een open gemeenschap die zelf het getui-genis is. In verkondiging én levensstijl.

Kom, ga met ons en doe als wij?Missionaire cursussen bestaan vol-gens Bryan Stone eigenlijk niet. Er is een kerk met de missie van Gods-wege. Een door de Heilige Geest ver-nieuwde gemeenschap, het lichaam van Jezus Christus. Het getuigenis dat deze gemeenschap is, is er niet op gericht om cultureel of intellectueel acceptabel te zijn, eerder het tegen-deel. Het getuigenis dat deze gemeen-schap is, betreft levensstijl en verkon-diging samen. Wie geïnteresseerd is in het christelijk geloof, dient te worden geïntroduceerd in de christelijke ge-meenschap. In deze introductie komt de levensstijl onherroepelijk aan de orde omdat de kerk als vernieuwde gemeenschap ook een vernieuwde levensstijl heeft. Die introductie vraagt om een gemeenschap die daar mee weet om te gaan. Introducé(e)s zijn welkom!

A. VRIEND MA IS PROPONENT. HIJ SCHREEF OVER DIT ONDERWERP EEN AFSTUDEERVERHANDEL-ING VOOR DE KERKELIJKE OPLEIDING.

Page 9: 2009 - nr. 3

9Transmissie WINTER 2009

ZENDING

Van ideaal naar werkelijkheid

De vraag van de kerk in Chiapas leek precies bij ons te passen. We vertrokken met hoge verwachtingen. We gingen er-voor! Aan het eind van de uitzenddienst, kreeg elke bezoeker een kaartje mee met de vraag om voor ons te bidden. Naast een foto van ons gezin drukten we het bekende gebed van Franciscus van Assisi af, nog onwetend, hoe dit gebed ver-hoord zou worden.

Heer, maak ons een instrument van Uw vredeWaar haat is, laat ons liefde gevenWaar wrok is, laat ons vergeving gevenWaar wanhoop is, laat ons hoop gevenWaar verdriet is, laat ons vreugde gevenWaar duisternis is, laat ons Het Licht brengen.

Heer, geef dat wij verlangen omEerder te troosten, dan getroost te wordenBegrip te tonen, eerder dan begrepen te wordenLief te hebben, eerder dan liefde te ontvangen.

Al heel snel na aankomst werden we met beide benen op de grond gezet. Van ver-schillende kanten kwam de vraag: Wat komen jullie hier precies doen? Zelfs van de broeders die destijds het verzoek om hulp hadden geformuleerd. We ant-woordden vaak in de trant van: Jullie als kerk dienen. Maar zowel voor hen als voor ons was het onduidelijk wat we concreet gingen doen. In ieder geval was er geen visie voor het opzetten van een kinderhuis.

Daar stonden we dan. De neiging om de nog onuitgepakte koffers weer op te pakken en terug te gaan was groot. Wat verlangden we terug naar ons leven in Nederland. Toch bleven we. Met de broeders van de Presbyteriaanse kerk gingen we om de tafel om een nieuw plan te schrijven. Met ons gebrekkige Spaans en betrekkelijk onwetend over wat je in hun cultuur beter wel en niet kunt zeggen en vragen, zijn we dat gesprek ingegaan. Langzamerhand werd duidelijk dat er toch wel een vraag was: Help ons om ons bewust te worden van, en inhoud te geven aan onze diaconale taak in een samenleving vol armoede, geweld en onrecht.

EigenwaardeIn de loop van de volgende maanden maakten we kennis met de lokale Pres-byteriaanse kerken. De bruisende kerk die we verwacht hadden, bleek niet zo bruisend te zijn. Er waren veel aspecten waar we vragen bij hadden. We vonden het moeilijk om aansluiting te vinden bij de geloofsbeleving en we ervoeren weinig betrokkenheid. Al zoekende liepen we aan tegen structuren in de kerk, tegen leiders die niet wilden veranderen, tegen de verschillen in de cultuur, etc. Maar we liepen ook tegen onszelf aan: ons Nederlander-zijn met alles wat daarbij hoort. En niet in het minst tegen de vragen vanuit Nederland over ons werk. We moesten toch vooral doelgericht en efficiënt zijn! En werk bleek belangrijk voor ons gevoel van eigenwaarde. Wat deden we nu toch de hele dag? Vragen waar we het antwoord vaak schuldig op moesten blijven.Langzamerhand begon Andrew met het geven van cursussen aan diakenen, over vragen als: Wat is diaconaat nu eigen-lijk? Wat is de taak van de diakenen? Hoe was dat in de kerkgeschiedenis? Hoe geven we er in onze context vorm

ANDREW EN CARIEN EIJGENRAAM-DE GROOT

‘De vraag van de kerk overzee leek precies bij ons te passen.’ Met grote idealen werden de jonge pedagogen Andrew en Carien Eijgenraam–de Groot vanuit de hervormde gemeente van Gorinchem door de GZB uit-gezonden naar Zuid-Mexico. De Presbyteriaanse kerk in Chiapas vroeg hulp bij het opzetten van een christelijk kinderhuis. Zes jaar later blikken ze terug. Een verhaal van teleurstellingen, van loslaten en vertrouwen. De werkelijkheid bleek weerbarstig.

Carien in gesprek met Mexicaanse kinderen.

Page 10: 2009 - nr. 3

ZENDING

10 Transmissie WINTER 2009

aan? Duidelijk werd, dat de taak van de diakenen binnen de Presbyteriaanse kerk vooral lag in het beheer van het geld en de gebouwen. En dat er vaak geen wens was om dit te verbreden of te veran-deren. En zo gingen we de kerken langs waar we uitgenodigd werden. We probeerden aan het eind van elke cursus samen met de kerk een plannetje te maken over wat de kerk zou kunnen doen voor weduwen, wezen, gevangenen, zieken, daklozen, hongerigen, etc. Hier en daar zagen we kleine lokale initiatieven ontstaan.

OmmekeerToen gingen we, na drie jaar, op verlof. We dachten, dat er inmiddels het één en ander op de rails stond. Maar bij terugkomst bleken verschillende kleine projecten alweer ter ziele. De classis waarmee we werkten, bleek tijdens onze afwezigheid van bestuur te zijn gewis-seld. Tijdens een gesprek daarover gaven ze aan dat ze nauwelijks een idee hadden, wat de bedoeling van ons verblijf was. We voelden ons opnieuw met de rug tegen de muur staan. Opnieuw stelden we de vraag: Waar kunnen we jullie mee dienen? Het gesprek dat hierop volgde, vormde een ommekeer in ons werk. De classis ging verantwoordelijkheid nemen voor ons werk. Ze stelden een lokale werker naast ons aan. Er werd een diaconaal jaar uitgeroepen. Er werd een werkplan gemaakt, waarbij alle kerken toegerust zouden worden. En er zou gezocht worden naar een groter, over-koepelend diaconaal project! Geweldig!

Eindelijk zagen we de eerste stappen richting het diaconale werk.Eindigen we nu in jubelstemming? Nee, werken in het Koninkrijk van God gaat niet vanzelf. We blijven aanlopen tegen dingen die niet gaan zoals ze gepland zijn, afspraken worden niet nagekomen, sommige mensen zijn uit op eigen gewin en structuren blijven knellen. Maar het omgekeerde is ook waar: wij zijn aan het werk, de kerk is erbij betrokken, langzaam worden de woorden in daden omgezet. Inmiddels zijn we nu onder andere bezig zijn met het opstarten van een rehabili-tatiehuis voor alcoholisten. Geen kinder-huis, zeker, maar wel een opvanghuis.

LessenWat hebben wij van dit proces geleerd?- Teleurstellingen. Het werken in het

Koninkrijk van God is niet in alle opzichten een succesverhaal.

- Loslaten van onze idealen, plannen, ideeën, werk. Niet zomaar laten vallen, maar ze brengen en laten in de handen van onze hemelse Vader.

- Vertrouwen dat Hij die ons geroepen heeft, trouw is en het zal maken. Ook al zien wij (nog) niet, waar het naar toe gaat, God is trouw en het is Zijn mis-sie. Wij mogen doen wat onze hand vindt om te doen.

- Trouw op je post blijven. Voor God is ‘zijn’ belangrijker dan ‘doen’.

- Zoek het niet in de grote dingen, het kleine is belangrijk in het Koninkrijk van God.

- Het hoeft niet zo te gaan of te worden zoals wij gedacht of gehoopt hadden, om toch goed te zijn.

- Franciscus van Assisi had gelijk: het is vaak meer geven dan ontvangen.

Een Psalm die ons vaak bij de les heeft gehouden in de afgelopen jaren is Psalm 37: 3-5:Vertrouw op de Here en doe het goede,Woon in het land en betracht getrouwheid.Verlustig u in de Here,Dan zal Hij u geven de wensen van uw hart.Wentel uw weg op de Here en vertrouw op Hem,En Hij zal het maken.

ANDREW EN CARIEN EIJGENRAAM-DE GROOT

[email protected]

Andrew Eijgenraam (links)

VERWERKINGSVRAGEN1. Herken je iets van het teleurgesteld zijn in het werken in het Koninkrijk?

Dat het niet gaat zoals jij wilt of had gedacht? Wat doe je met die ervaringen?

2. Vind je het moeilijk om op je post te blijven? Herken je iets van het vele moeten geven en het weinige terug ontvangen? Hoe laad je jezelf weer op?

3. Op welke punten in het (kerken)werk zou je meer kunnen loslaten en vertrouwen zodat Hij het zal maken?

4. Wat is van ons verhaal te leren voor de situatie in Nederland?

Page 11: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 2009 11

ZENDING

Pas op voor de man die niet bestaat!

‘Pas op voor de man die niet bestaat!’, waarschuwde de docent ons tijdens een college homiletiek (preekkunde). Als studenten keken we hem vragend aan. ‘Ik noem hem ook wel de ‘homi-letische mens’, vervolgde hij. ‘Dat is een mens, die alleen bestaat in preken. Veel preken gaan namelijk over mensen die in werkelijkheid niet bestaan. Ze beantwoorden vragen die echte mensen niet hebben en geven geen antwoorden op vragen die echte mensen wel heb-ben. Homiletische mensen bestaan in

de verbeelding van predikanten; in het dagelijkse leven kom je ze niet tegen. Zorg ervoor dat jullie preken over echte mensen gaan!’ Sinds dat college ben ik de man die niet bestaat vaak tegengeko-men in de kerk. In preken ging het dan over evangelischen, jongeren, ongelovi-gen, linksen en andere mensen van een soort, die ik nog nooit in mijn leven had ontmoet. De man sloop soms ook mijn eigen preken binnen helaas..

De hanenkamHet meest frequent kwam ik de man tegen in de context van zending en evangelisatie. Vorig jaar was ik op een conferentie over missionair gemeente-zijn. Een spreker vond onze kerkdiensten erg ontoegankelijk voor buitenkerke-lijken. Hij gaf als voorbeeld dat een man met hanenkam in vele gemeen-ten vreemd aangekeken zou worden, in plaats van gastvrij onthaald. Goed bedoelend schetste hij een beeld van buitenkerkelijken dat nogal extreem was en bovendien nauwelijks meer te vinden in het Nederlandse straatbeeld. Toen ik zendingspredikant was in Kazach-stan kwam ik regelmatig zendelingen tegen die weinig gelezen hadden over Kaza chen en ook nauwelijks met hen gesproken hadden -omdat ze de taal am-per kenden- maar wel precies wisten hoe Kazachen dachten en wat voor evangelie daarbij paste. In hun weblogs, nieuws-brieven en verhalen doken Kazachen op die ik in de 9 jaar, die ik daar doorbracht nooit ontmoette. Maar ook hier kruipt het schaamrood bij mij omhoog als ik bedenk hoe ik met name in de begin-jaren zelf over Kazachen sprak.

Hoe krabben waar het jeukt?Het gevaar van praten over mensen die niet bestaan is dat we als kerk ook activiteiten ontplooien voor ingebeelde buitenstaanders. Activiteiten waar wíj

van denken dat ze aansluiten bij mensen met hanenkammen, maar die in werke-lijkheid niet passen bij de concrete vragen en behoeften van mensen die Christus nog niet gevonden hebben. Begin jaren ’60 vroeg de Amerikaanse antropoloog Jacob Loewen een groep Indianen in Paraquay eens wat te zeggen over de zendelingen die bij hen waren gekomen. Na enige aarzeling zei hun woordvoerder: ‘Ze krabben waar het niet jeukt.’ Hoe voorkomen wij in onze missionaire activiteiten dat we ‘krabben waar het niet jeukt’, dat we ons richten op mensen die in werkelijkheid niet bestaan? Hoe krabben we waar het jeukt en bereiken we echte mensen?

Leven met bestaande mensenAllereerst op persoonlijk niveau: door met echte mensen te leven, hun taal te spreken, te delen in hun vreugde en plekken waar het jeukt. Voor mijzelf en mijn vrouw betekende dat in een zendingscontext de taal leren, tussen de mensen in de flat wonen, met alle gelu-idsoverlast, stroomuitval en vuilnis. Van gemeentestichters in Nederland hoor ik hetzelfde verhaal. International Chris-tian Fellowship in Rotterdam begon te groeien toen de voorganger met zijn gezin in de wijk ging wonen. Op het niveau van de christelijke ge-meenschap betekent ‘krabben waar het jeukt’: onderzoek doen.Als protestantse kerken in Kazachstan vormden we in 2006 een werkgroep die met onderzoek moest helpen christe-lijke activiteiten af te stemmen op de behoeften van gemeenteleden en buiten-staanders.Voor deze werkgroep heb ik onder ande-re onderzocht hoe mensen in Centraal-Azië tot geloof kwamen. Op grond van 192 getuigenissen stelde ik toen vast dat een groot percentage mensen tot geloof gekomen was door het persoonlijk ge-

PIETER VERSLOOT

Kennen we onze niet-gelovige tijd-genoten? Dat is een wezenlijke vraag voor iedereen die zich met zending en evangelisatie bezighoudt. Want voor je het weet richt je je op ‘de man die niet bestaat’.

Page 12: 2009 - nr. 3

12 Transmissie WINTER 2009

ZENDING

tuigenis van mensen die ze goed kenden: familie, vrienden en collega’s. Evangeli-satieactiviteiten hadden een bescheiden rol gespeeld. Tsja, als kerken hadden we net een grote evangelisatieactie achter de rug van 2 miljoen dollar! We leidden hieruit af dat het goed zou zijn ons meer te richten op discipelschapscursussen dan op grote acties. De meeste mensen waren God gaan zoeken, zo bleek, tijdens een crisis in hun leven. We hebben toen als kerk nagedacht hoe we er, zonder mis-bruik te maken van kwetsbare situaties, wel konden zijn voor buitenstaanders die in een crisis belandden. We leerden dat kerkdiensten positief hadden bijgedragen aan het proces van christen-worden en wel op twee gebieden: gastvrijheid en heldere preken. Een andere uitkomst was dat de Bijbel het bleek te winnen van goede christelijke boeken als het ging om evangelisatiemateriaal. Voor veel mensen bleek het leven na hun bekering wel mooier en zegenrijker geworden, maar bepaald niet makkelijker. Kortom: als kerk hadden we 192 concrete verhalen die ons hielpen om onze activiteiten af te stemmen op de behoeften van werkelijke mensen.

ThuiskomenIn de brochure Thuiskomen, gesprekken met toetreders, doet Stefan Paas verslag

van gesprekken met 10 Nederlanders die tot geloof kwamen en toetraden tot de kerk. Veel van zijn conclusies liggen verrassend dicht tegen mijn eigen onder-zoek in de context van Kazachstan. Ook hij concludeert dat de meeste mensen de weg vonden naar de kerk door per-soonlijke contacten met mensen die ze al kenden en vertrouwden. Hij geeft drie aanbevelingen voor de kerken: 1. Wees gastvrij. 2. Preken zijn belangrijk, maar dan wel in heldere, 21e eeuwse taal. 3. Houd er rekening mee dat een kerktoe-treder bijna altijd te maken krijgt met een verlies aan sociale contacten in zijn/haar oude netwerk. Heb je daarom als

kerk ‘opvang’ geregeld? Bij het eerste punt is het overigens een aanrader om eens een buitenkerkelijke kennis uit te nodigen zelfstandig een kerkdienst te bezoeken en daar verslag van te doen bij de kerkenraad of evangelisatiecommissie. Er zijn kerken in Nederland die daar veel aan hebben gehad.

DetectorsEr zijn allerlei instrumenten voor een ge-meente om te weten te komen ‘waar het jeukt’: interviews, enquêtes, wijkschou-wen, boeken, websites, etc. Het belang-rijkste instrument blijft mijns inziens het persoonlijke netwerk van mensen in de gemeente. De meeste potentiële kerktoetreders bevinden zich al in het netwerk van ons als gemeenteleden. Van hen weten wij naar alle waarschijnlijk-heid al waar het jeukt in hun leven. Als ieder van ons dit jaar één persoon uit ons netwerk tot Christus zouden leiden, zou de kerk zich in een jaar verdubbelen. Laten we als gezondenen van Christus niet praten over de man die niet bestaat, maar praten met mannen en vrouwen die werkelijk bestaan: onze collega’s, clubgenoten, vrienden, familieleden of huisgenoten.

DRS. P. VERSLOOT IS PROJECTBEGELEIDER PIONIERSPLEKKEN VAN DE AFDELING MISSIONAIR WERK / KERKGROEI VAN DE PKN.

[email protected]

VERWERKINGSVRAGEN1. Waaruit blijkt dat de missionaire activiteiten van uw gemeente aansluiten bij

de concrete behoeften van werkelijke mensen?

2. Zou u in uw netwerk iemand aan kunnen wijzen bij wie het ernstig ‘jeukt’ in zijn leven? Hoe zou u het komende jaar in de naam van Christus iets voor die persoon kunnen betekenen?

3. U zegt misschien: ‘Onderzoek doen naar de concrete behoeften van mensen als gemeente is niet nodig. Wij moeten gewoon zaaien. Kijk maar in lukas 8:5-15!’ Zegt de gelijkenis van de zaaier dat werkelijk? Hoe ziet u in dit verband I Korinte 9:20 en Handelingen 17:16-34?

Eén van de relaties uit het Kazachse netwerk van Pieter Versloot (rechts)

Page 13: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 2009 13

Een ingestorte kathedraal

BEZINNING

Eerlijk gezegd had ik tot voor kort niet van hem gehoord. Misschien is het met de lezers van dit blad anders en hebben zij al lang de website www.zoekend-geloven.nl ontdekt waar alles te lezen valt over Boele P. Ytsma. Misschien hebben ze indertijd ook de uitzending gezien van Herberg de Verandering, waarin Andries Knevel samen met Boele Ytsma ergens achter een klooster in Frankrijk een kruis oprichtte. Mij was dit alles tot nu toe ontgaan. Totdat iemand mij het boek gaf van Boele P. Ytsma, Van de kaart. Mani-fest van een gepassioneerde twijfelaar. Het verscheen in 2009 bij Boekencen-trum. Vanwege het grote succes van dit boek vroeg de uitgever meteen om een vervolg, waaraan de schrijver volgens zijn website ook al weer een tijdje heeft zitten werken. Dit moet je lezen, zei de persoon die mij het boek gaf, dit gaat echt ergens over. Wij moeten dit in onze kring niet laten liggen. Intussen heb ik het boek gelezen en ook de website uitvoerig geraadpleegd. Hieronder wil ik iets schrijven over wat een en ander bij mij opriep.

Persoonlijke zoektocht Wanneer iemand nog niet goed genoeg zou weten wat de postmoderne omslag in de cultuur betekent voor kerk en geloven dan moet hij of zij ogenblikke-lijk dit boek gaan lezen. Allereerst valt de close-up foto van de schrijver op, die de gehele voorkant van het boek bedekt. Ik kan me uit het verleden geen theologische boeken herinneren, ook weinig andere trouwens, waar voor deze lay-out werd gekozen. Dit is geen toeval. De schrijver geeft geen beschouwing, waarachter hijzelf nagenoeg wegvalt.

Integendeel, hij is als schrijver maximaal aan-wezig, het hele boek door en hij wil met de lezer in een persoonlijk gesprek betrokken raken. ‘Veel te subjectief ’, zou voorheen het oordeel geweest zijn van recensenten. Wellicht hadden ze er ook het oor-deel aan verbonden, dat deze persoon wel een erg groot ego had. Ik weet niet of deze beoorde-lingen er ook nu geweest zijn, ik kon ze niet vinden, maar het zou me ook verbazen. Want dit kan wel je eerste gevoel zijn wanneer je het boek gaat lezen, maar al spoedig word je getroffen door eerlijkheid, kwetsbaarheid en authenticiteit. Dat laatste is niet alleen het meest geliefde woord van de schrijver, hij wekt ook zelf op elke bladzijde die indruk. Voor en na het lezen heb ik een tijdje gekeken naar de zeer sprekende foto. Boele heeft de uitstraling van iemand die zich niet door conventies laat leiden, die leeft met een drive, waarschijnlijk zeer veel wilskracht heeft en tegelijk heeft hij ogen, die zeg-gen, dat hij gemakkelijk gekwetst en teleurgesteld kan worden. Dit gevoel dat de foto oproept komt helemaal overeen met de inhoud van het boek. Het boek vertelt van een diepe geloofscrisis, waarin de schrijver alle zekerheden van voor-heen kwijtraakte. Toch was het einde van de crisis geen atheïsme of agnosticisme. Langzamerhand kwam er een nieuwe vorm van geloven voor terug. Volko-men ondogmatisch, sterk gericht op de navolging van Jezus, heel concreet en

WIM DEKKER

Van de kaart’. Onder die titel publiceerde Boele P. Ytsma eerder dit jaar zijn ‘manifest van een gepassioneerde twijfelaar’. Wim Dekker las het en gaat met de auteur in gesprek. Een persoonlijk boek vraagt om een per-soonlijke reactie.

Boele P. Ytsma

Page 14: 2009 - nr. 3

14 Transmissie WINTER 2009

BEZINNING

praktisch zonder een welomschreven christologie.Deze weg is intussen niet uniek voor Boele. Talloos velen, die in een orthodox klimaat opgroeiden, verloren later alle zekerheden van hun jeugd. Niet altijd ging dat door zo’n diepe crisis heen. Vaak ging het heel geleidelijk en op een zekere dag merkten ze dat de doos met overgeleverde waarheden leeg was, waar-na ze hem bij het afval zetten. Ook lang niet altijd kwam er een nieuwe vorm van geloven voor terug waarin Jezus een ster-ke rol bleef spelen. Vaak zei en zegt men na de breuk met de traditie: ik geloof wel, maar op mijn eigen manier. Meestal is men dan ‘ietsist’, maar daarin speelt Jezus nauwelijks een rol. Met Boele is het anders gegaan, hij heeft nieuw zicht op Jezus gekregen en de concreetheid van de navolging.

Herkenning Omdat Boele zo persoonlijk is, geef ik mijn reactie ook maar heel persoonlijk. Zijn boek heeft bij mij aan de ene kant veel begrip en herkenning opgeroepen en aan de andere kant weerstand. Eerst iets over begrip en herkenning. Hij schrijft over zijn geloofscrisis als het instorten van de kathedraal van zekerheden. Die kathedraal verbindt hij met het tijdperk van het modernisme, waar de kerkelijke orthodoxie zwaar tegenaan leunde met een rationalistische opvatting van de Bijbel en de geloofswaarheden. Ten dele herken ik dat. Zelf heb ik in de gelukki-ge omstandigheid verkeerd, dat ik even-als Andries Knevel, die een nawoord in het boek schrijft, in mijn opvoeding te maken gehad heb met de bevindelijke variant van de orthodoxie. Ik heb altijd meegekregen, dat wanneer de waarheid van het geloof niet bevindelijk wordt gekend, je levenshuis in zal storten. Toch is bij mij ook de kathedraal van zeker-heden ingestort. Want met alle nadruk op de bevinding stond er in de gerefor-meerde opvoeding wel heel veel vast, zo-als dat trouwens ook het geval was in een christelijke opvoeding in het algemeen. In ieder geval stond het bestaan van God

Page 15: 2009 - nr. 3

Transmissie WINTER 2009 15

vast. Evenals het bestaan van hemel en hel. Ook stond vast dat het interpre-tatiekader van de werkelijkheid werd gevormd door de bijbelse lijn: schep-ping, zondeval, verzoening en verlossing. Daar omheen stond nog veel meer vast: de waarheid van de Bijbel en de gerefor-meerde belijdenis als de meest zuivere uitdrukking van de bijbelse waarheid. Maar wanneer de vraag begint te knagen hoe wij dit alles zo zeker weten en of dit alles niet uiteindelijk door mensen zo bedacht is, dan wordt het knap lastig. Dan stort inderdaad je kathedraal van zekerheden in. De vraag is echter of de kathedraal zelf instort of dat de van-zelfsprekendheid rondom het bestaan van deze kathedraal instort. Dat is niet hetzelfde. Ik vind, dat Boele dit te weinig onderscheidt. Wanneer het persoonlijke levenshuis van vanzelfsprekend geloven waarbij je je veilig voelde in de traditie, instort, dan is daarmee toch nog niet een oordeel geveld over de uiteindelijke be-trouwbaarheid van deze traditie?De les, die ik trek uit de crisis van Boele en van zovele anderen is dat ik in de ge-loofsoverdracht alle schijn wil vermijden, dat we in het christelijk geloof te maken hebben met een verhaal dat uiteindelijk op voorhand rationeel inzichtelijk zou kunnen zijn. Voor degene die gelooft geldt, dat hij ook God gaat liefhebben met zijn verstand en dat hij mag ont-dekken, dat het geloof niet onredelijk is. Maar dat is iets anders dan zeggen, dat de waarheid van wat wij geloven zomaar voor het verstand op te rapen zou zijn. De meeste apologetiek, ook die in de eerste hoofdstukken van de Alphacursus en de Emmaüscursus aan de orde is, werkt bij mij averechts. Redelijke argu-menten voor het geloof roepen bij mij steeds weer het ongeloof wakker. Ik weet altijd wel een tegenargument te ver-zinnen en dat zal nu juist niet de bedoe-ling zijn. Geloven is het geheim van een kennis, die alleen de Heilige Geest ons schenkt. Dit kan juist in onze tijd niet genoeg benadrukt worden. Maakt dit ons dan geheel passief? Nee, wij worden geroepen het te wagen met de God, van

wie de Bijbel getuigt: ‘Ga maar, dan ga ik met je mee’. Zo vertaalt Boele de on-uitsprekelijke Godsnaam. En daar voel ik ook wel wat voor. We leren God kennen door het erop te wagen met zijn geboden en beloften en dan te ervaren, dat Hij er echt is.

Weerstand Mijn weerstand bij het lezen van het boek van Boele Ytsma en zijn website heeft te maken met het feit dat ik me erger aan zijn zendingsdrang enerzijds en zijn gemakkelijk wegzetten van de grote geloofstraditie van de kerk anderzijds. Boele’s kathedraal van zekerheden is ingestort, maar hij doet me denken aan Paulus voor en na zijn bekering: hij is even fel gebleven, maar nu in dienst van een andere zaak. Hij wil mij nu als lezer een nieuwe kathedraal in sleuren, die hij ontdekt heeft. Nee, dat is niet het juiste woord, hij wil me nu een tent in heb-ben, die principieel niet uitgebouwd mag worden tot een kathedraal. Wanneer ik die gang niet mee wil maken, krijg ik voortdurend het gevoel te behoren bij een achterhoede, die er ooit ook nog wel eens achter zal komen, dat het gelijk is aan de kant van Boele en zijn vrienden. Dat vind ik niet sterk. Boele nodigt uit tot gesprek, zegt hij steeds. Maar ik krijg het idee, dat ik mee mag praten als ik al een heel aantal beslissingen van hem deel. Maar zover ben ik nog lang niet. Ik deel met hem de crisis van de rationele zekerheden. Ik deel met hem de postmoderne kentheoretische twijfel. Het is inderdaad zo, dat alles wat wij over boven zeggen van beneden komt. Maar het zou toch kunnen zijn, dat wij uit genade met apostelen en profeten en Jezus Zelf heel belangrijke dingen over boven mogen weten, omdat die ons door de Geest zijn geopenbaard? Voordat er ooit sprake was van ratio-nalisme was er daarom al wel een rijke geloofstraditie van de kerk, een verza-meling woorden van lofprijzing, doxa en dogma in een heel nauw verband met elkaar, taal van mensen als Augustinus, die uit verwondering over de Geliefde

zich gingen verdiepen in Zijn Wezen en eigenschappen. Zo ontstond bijvoor-beeld de triniteitsleer, niet als rationeel bouwwerk, maar als liefdesgedicht.Ik vind dat Boele deze oorspronkelijke wierook van lofprijzing in de kathedraal van zekerheden veronachtzaamt. Wan-neer hij dat niet zou doen, zou hij ook meer afstand houden van Klaas Hen-drikse. Nu schrijven Klaas Hendrikse en Andries Knevel beiden een sympathiek nawoord in het boek. Gemeenschap-pelijk hebben deze twee, dat ze de twijfels van Boele hebben herkend. Dat is prima. Maar tegelijk geven deze twee zeer verschillende namen aan, dat je door twijfel heen nog tot heel verschillende antwoorden kunt komen. Het is blijk-baar ook mogelijk op een nieuwe manier orthodox te blijven zoals Andries. Ziet Boele dat ook nog als een optie?

Tenslotte Ik heb mijn artikel de vorm gegeven van een gesprek met Boele Ytsma. Ik hoop dat u als lezer intussen geen toe-schouwer bent gebleven, maar uw eigen gesprek met de schrijver gaat voeren. De zaak is het waard, want het proces, dat Boele heeft doorgemaakt hebben heel veel gemeenteleden onder ons ook doorgemaakt en velen zullen het nog door maken. Vaak verdwijnen ze in de kaartenbak van de randkerkelijken en ook daar verdwijnen ze dan op den duur weer uit. Waar komen ze uiteindelijk te-recht? Vaak in een vele malen vagere reli-giositeit dan Boele. Die houdt op de een of andere manier Jezus nog over als cen-trale figuur. Onze verantwoordelijkheid als dorpelwachters van de kathedraal van zekerheden is groot. Er zijn intussen genoeg ongelukken gebeurd.

N.a.v. Boele P. Ytsma, Van de kaart; manifest van een gepassioneerde twijfelaar, 214 pag; 14,90 euro, Boekencentrum Zoetermeer.

DRS. W. DEKKER IS PREDIKANT EN HOOFD VORMING & EDUCATIE BIJ DE IZB.

E-MAIL: [email protected]

Page 16: 2009 - nr. 3

16 Transmissie WINTER 2009

AGENDA

Missionaire ronde Protestantse Kerk in NederlandDe afdeling Missionair Werk/Kerkgroei van de Protestantse Kerk in Nederland is bezig met een tournee langs alle classes om met elkaar te spreken over missionair gemeente-zijn.

Het programma kent een vast stramien: ’s middags een bijeen komst voor predikanten, ’s avonds voor gemeenteleden. Bij een groot aantal bijeen-komsten is ook de IZB vertegenwoordigd. In de ontmoetingen staat de vraag centraal hoe de plaatselijke gemeente (meer) present en ‘naar buiten gericht’ kan zijn. Om het gesprek daarover

op gang te brengen is een film gemaakt, waarin ook het gebed dat op deze pagina staat is opgenomen.

De missionaire ronde loopt tot de zomer van 2010 en er zijn nog heel wat avonden voor de boeg. Kijk voor de bijeen-komst bij u in de regio op www.pkn/missionair.

Missionaire predikanten gezochtAlvast voor de agenda van 2010: Op 12 februari belegt de IZB een studiedag voor predikanten, onder de titel: ‘Hebben wij een woord voor de wereld?; missionaire predikanten gezocht’. Het is een dag voor voorgangers die graag meer zouden doen dan ‘herderen’. Daarbij komen vragen aan bod als: Hoe geven we leiding aan veranderingsprocessen? Hoe kunnen we voor-waarden scheppen voor revitalisering? Hoe vinden we een nieuw spoor in het missionaire pastoraat?Verscheidene predikanten hebben hun medewerking toe-gezegd, onder wie ds. B.J. van der Graaf (Amsterdam), dr. J. van Holten (Wezep), ds. G. Kansen (Hilversum) en ds. C. de Rooij (Rotterdam).

De bijeenkomst wordt gehouden in kerkelijk centrum ‘De Brug’ in Amersfoort. Aanmelden kan per e-mail: [email protected] of telefonisch: 033-4611949.

Bidden we

voor hen die zoekgeraakt zijn

en voor hen die zoeken naar verdwaalden;

voor hen die de duisternis te dik geworden is

en voor hen die licht proberen te brengen;

voor hen die bidden zonder te weten tot wie

en voor hen die hun namen

voor Uw aangezicht brengen;

voor hen die de deur zo hard hebben dichtgegooid

dat we de klap nu nog horen;

voor hen die zo stilletjes zijn weggegaan

dat we zelfs hun naam vergeten zijn;

voor hen die opgroeien

zonder Uw naam ooit te horen

en voor hen die trouw Uw naam nog stamelen;

voor hen die gewacht hebben op een stem

en voor hen die de juiste deur niet konden vinden;

voor hen die onverschillig bleven

en voor hen die onze arrogantie niet konden verdragen;

voor hen die te hard geworden zijn

en voor hen die te gelukkig zijn

om ooit nog te vragen naar Uw adres.