Upload
prof-dr-jacques-van-dinteren
View
215
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 1/91
Ruimtelijke gevolgen van
nieuwe werkvormen in Flevoland
Februari 2013
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 2/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 3/91
3Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Inhoudsopgave
1. Inleiding 5
1.1 Nieuwe economie, nieuwe werkvormen 5
1.2 Vraagstelling 5
1.3 Definitie formele en informele werklocaties 7
2. Relevante ruimtelijke en economische trends 11
2.1 Nieuwe werkvormen 11
2.2 Trends bij bedrijven 13
2.3 Trends bij consumenten- en ‘overige’ functies 15
2.4 Mogelijke (vooral ruimtelijke) gevolgen 17
3. Ontwikkelingen en de toekomstige ruimtevraag 23
3.1 Economische trends ruimtelijk vertaald 23
3.2 Ontwikkeling (beroeps-)bevolking in Flevoland 27
3.3 De verhouding formeel (bedrijventerreinen) – informeel 29
3.4 Huidige functiemenging 31
3.5 Perspectief 2020 35
3.6 Landelijk gebied 41
4. Locatiebeleid in Flevoland 43
4.1 Beleidskaders 43
4.2 Vragen de ontwikkelingen om aanpassing van het provinciale
locatiebeleid? 44
4.3 De verhouding tussen provincie en gemeenten 49
5. Informele locaties als aandachtspunt? 53
5.1 Een dilemma voor gemeenten 53
5.2 Mogelijke opstelling provincie 55
6. Het stedelijke locatiebeleid van de provincie 57
7. Provinciaal beleid voor het landelijk gebied 61
8. Conclusies en aanbevelingen 65
8.1 Conclusies 65
8.2 Aanbevelingen beleidsaanpassingen werklocaties stedelijk
gebied en agrarisch gebied 67
Literatuur 71
Bijlagen
1. Mogelijke typologie van werklocaties 75
2. Deelnemers aan de werksessies 78
3. Gedetailleerde cijfers bij hoofdstuk 4 79
4. Sturing is in principe mogelijk 84
5. Door de gemeente op te pakken ideeën voor deelgebieden 87
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 4/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 5/91
5Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
veranderen, maar de locatievoorkeuren van ondernemers
wel. Uit onderzoek van ons bureau blijkt dat multimodale
locaties aan belang winnen en dat in d e nabije toekomst
multiunctionele omgevingen aan gewicht toenemen.
Provincie en gemeenten zullen zich de vraag moeten
stellen waar de juiste condities moeten worden geschapen
voor de nieuwe werklocaties. Ondernemers zijn net als
bijvoorbeeld consumenten steeds minder in standaard
hokjes te plaatsen. Eigen identiteit en de daarbij horende
uitstraling (‘leestijl’) van de werkomgeving wordt voor
ondernemers steeds belangrijker. En dit past lang niet
altijd op ormele werklocaties. Gegeven de ontwik-
kelingen vragen nu juist de woonwijken meer aandacht;
zelstandigen en thuiswerkers zoeken wellicht een andere
inrichting van woonwijken en andere woonconcepten.
Alles lijkt te duiden op een anemende vraag naar ormele
locaties en dat stelt gemeenten voor inanciële problemen,
zeker als daar al de nodige voorinvesteringen zijn gedaan.Hier ligt een complexe problematiek. Zo zouden bedrij-
venterreinen (deels) ingezet kunnen gaan worden voor
grootschalige detailhandel, maar veroorzaakt dat dan niet
weer een probleem voor de kernwinkelgebieden?
toenemende mate in combinatie met leisure-activiteiten).
Tegelijkertijd kan iedereen thuis een webwinkel beginnen,
zijn er ahaalpunten en/o bezorgservices met betreende
voorzieningen nodig, enzovoorts. De groei van de inter-
netwinkels is groter dan verwacht en aangenomen wordt
dat dit negatieve eecten gaat hebben voor de detailhan-
delsstructuur en de omvang van deze sec tor.
Deze en andere ontwikkelingen op het vlak van het
werken leiden tot een anemende belangstelling voor
ormele locaties als bedrijventerreinen en kantorenloca-
ties. Daarnaast komen de multiunctionele stadscentra
onder druk te staan door een anemende vraag naar
kantoren en veranderingen in het consumentengedrag.
1.2 Vraagstelling
Uit statistieken blijkt duidelijk dat de provincie Flevoland
midden in deze ontwikkelingen zit. En aangezien Flevo-
land de provincie is die de komende jaren nog de meestegroei laat zien, met ook allerlei geplande werklocaties om
die groei op te vangen, is een analyse van de ontwikke-
lingen en de mogelijke gevolgen voor de ruimtelijke plan-
ning essentieel. De werkgelegenheidsgroei zal door de
opkomst van nieuwe werk- en bedrijsvormen niet zo snel
1. Inleiding
1.1 Nieuwe economie, nieuwe werkvormen
Veel beter dan termen als diensteneconomie o post-
industriële maatschappij geet de term netwerkeconomie
weer dat we in geheel andere economische constellatie
terecht zijn gekomen. In een netwerkeconomie spelen
allerlei aspecten rondom mobiliteit een nog grotere rol.
Daarom moet het bereikbaarheidsaspect in een typologie
van werklocaties misschien nog wel sterker worden
aangezet dan nu al gebeurt.
Daarnaast wint het concept van Het Nieuwe Werken
aan belang. Dat is geen hype. Het is een structurele
verandering die inspeelt op veranderende opvattingen in
de maatschappij (hoe we willen werken) en de zoektocht
van ondernemingen naar lagere huisvestingskosten en
tevreden medewerkers (met een hogere productiviteit).
Als derde belangrijk aspect kan de opkomst van creatieve
beroepen, ZZP-ers en ZMS-ers (de “zelstandige-met-
synergie” die juist met allerlei anderen in tijdelijke
netwerken samenwerken) worden genoemd.
Tenslotte verandert - o nder andere door de snelle
ontwikkelingen op het gebied van internetwinkelen - ook
de detailhandelsstructuur en vestigingsvoorwaarden.
Er is een grotere vraag naar unshoppen (wellicht in
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 6/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 7/91
7Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
1.3 Deinitie ormele en inormele
werklocaties
Tegen de achtergrond van de vraagstelling is het goed
om de begrippen ormele en inormele werklocaties a te
bakenen.
Een formele werklocatie heet een omvang van minimaal
1 ha bruto en is een scherp agebakend gebied ( juridisch
vastgelegd in een vigerend bestemmingsplan: een i n een
gemeentelijk ruimtelijk plan juridisch begrensde ruimte,
waarbinnen de vestiging van bedrijven en instellingen moge-
lijk is) waarbinnen een tamelijk monounctionele invulling
met meerdere bedrijven / instellingen wordt aangetroen. De
ormele werklocatie is bestemd en geschikt voor gebruik door:
• handel, nijverheid en industrie: het bedrijventerrein
(een bijzondere, speciieke vorm is het zeehaventer-
rein). Op deze terreinen kan ook enige commerciële
en niet commerciële dienstverlening aanwezig zijn
(zoals kantoorgebouwen, detailhandel), maar dezehebben samen een minderheidsaandeel in de terrein-
oppervlakte;
• kantoren (al o niet met enkele ondersteunende
uncties);
• grootschalige en/o periere detailhandel (al o niet
en ook het provinciale locatiebeleid kan op onderdelen
aangepast moeten worden om in te kunnen spelen op de
nieuwste en komende ontwikkelingen. Voor zover bekend
is de provincie Flevoland daarmee de eerste provincie die
de ruimtelijke gevolgen van nieuwe manieren van werken
op de agenda zet.
Dit project wordt dan geleid door de volgende vraagstel-
ling:
Wat zijn de kwantitatieve en kwalitatieve eecten van een
herijking van het provinciaal locatiebeleid, waarbij naast
ormele werklocaties ook de inormele werklocaties in het
stedelijk en landelijk gebied van Flevoland worden toege-
laten? Wat betekent dit voor de provinciale sturing?
In het onderzoek zal hierbij een onderscheid worden
gemaakt tussen productiebedrijven en intermediaire
diensten aan de ene kant (k ortheidshalve aangeduid als
bedrijven en kantoren) en consumentgerichte diensten(baliediensten en detailhandel, kortheidshalve aangeduid
als detailhandel). Daar naast kunnen ‘overige’ dienstverle-
nende bedrijven worden onderscheiden als leisure, zorg
en dergelijke.
Hoewel bij dit alles eerst en vooral de meer stedelijke
omgeving de aandacht vraagt, moet in dit geheel tevens
naar het landelijk gebied worden gekeken. In eerder
onderzoek in Noordoost Nederland konden wij vaststellen
dat tal van zakelijke dienstverlenende bedrijven in het
landelijk gebied waren gehuisvest, veelal in boerderijen. In
een project voor de provincie Utrecht werden we gecon-
ronteerd met tal van meer industriële bedrijven die solitair
in het landelijk gebied gevestigd wilden zijn. Voor- en
nadelen zullen vanuit verschillende beleidsinvalshoeken
moeten worden bezien.
Gegeven de hiervoor geschetste ontwikkelingen heet
de provincie Flevoland het plan opgevat onderzoek uit te
laten voeren naar de veranderingen in de economie en de
wijze waarop gewerkt gaat worden en het eect dat deze
veranderingen kunnen hebben op de vraag van bedrijven
naar vestigingslocaties. Verwacht lijkt te kunnen worden
dat een verschuiving gaat optreden waardoor er mindervraag naar ormele werklocaties gaat ontstaan (onder
meer bedrijventerreinen, speciieke kantorenlocaties). Dat
zal ruimtelijke en inanciële gevolgen hebben. Het vraagt
tevens om aangepast beleid voor de inormele werkloca-
ties, die sterk aan belangstelling zouden kunnen winnen,
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 8/91
8
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 9/91
9Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
kunnen. Juist als het gaat om menging van functies met
nadrukkelijk rekening worden gehouden met mogelijke
milieuhinder. De VNG heeft daar een handreiking voor
gegeven waar we later verder op ingaan.
Tevens kan worden opgemerkt dat de locaties buiten de
formele werklocaties niet allemaal per definitie informeel
zijn. Er zullen zeker gebieden blijven die niet of nauwelijks
worden gekenmerkt door functiemenging. Monofunctionele
woonwijken bijvoorbeeld zijn nog steeds een relevant
marktsegment.
je om met mensen die bij een bedrij o kantoor werken,
maar een deel van de tijd thuis werken?
Een pragmatische deinitie zou dan zijn:
Een informele werklocatie is een locatie waar arbeid verricht
wordt die niet onder de deinitie van ormele werklocaties
valt, waarbij sprake is van een zekere en ruimtelijk herkenbare
menging met andere uncties (detailhandel, voorzieningen,
wonen en dergelijke) die ook bestemmingsplantechnisch
mogelijk is gemaakt.
Een inormele werklocatie is dus eigenlijk een loc atie die
gekenmerkt wordt door een menging van uiteenlopende
uncties. De VNG spreekt van functiemengingsgebieden
en noemt in haar publicatie Bedrijven en Milieuzonering
(2009) als mogelijk daarvoor geschikte gebieden:
• stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
• horecaconcentratiegebieden;
• zones met unctiemenging langs stedelijke toegangs-
wegen;• (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q.
ambachtelijke bedrijvigheid.
Voor alle duidelijkheid: hiermee is niet gezegd dat alle
vormen van bedrijvigheid op een informele locatie terecht
met enkele ondersteunende uncties);
• bijzondere uncties / voorzieningen, zoals een zieken-
huis met zorgboulevard, een concentratie van scholen
en dergelijke.
Een ormele werklocatie beperkt zich dus niet tot bedrij-
venterreinen. Ook kantorenterreinen en terreinen voor
uiteenlopende dienstenuncties kunnen er onder vallen.
Verdere onderverdelingen zijn mogelijk. Dat kan ook op
grond van o in combinatie met bijvoor beeld milieucate-
gorieën, zoals dat momenteel het geval is bij het locatiebe-
leid van de provincie Flevoland (zie paragraa 4.4).
Plabeka (Platorm Bedrijven en Kantoren Noordvleugel
Randstad) deinieert een informele werklocatie als “een
locatie waar arbeid verricht wordt die niet onder de
deinitie van bedrijventerrein, zeehaventerrein o kantoor-
locatie valt”. Wat er niet onder valt zou in ons geval ruimer
zijn, gezien de hiervoor genoemde typen werklocaties.Theoretisch zou een woonwijk met enkele werkuncties al
een inormele werklocatie kunnen worden genoemd. Dat
vraagt dus om enige abakening. Praktisch is dit echter niet
haalbaar, want waar leg je waarom de grens? Kijk je alleen
naar bedrijven o kijk je naar werkgelegenheid en hoe ga
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 10/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 11/91
11Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Veranderende opvattingen over het werken leiden bij werkne-
mers tot een grotere behoete aan lexibiliteit, zelstandigheid
en verantwoordelijkheid. Salaris alleen is niet zalig makend
(meer). Voor sommigen is dit zo van belang dat zij er voor
kiezen zelstandig verder te gaan. Zo heet het aantal zelstan-
dige proessionals de laatste jaren een behoorlijke groei door-
gemaakt (iguur 2.2). Er zijn volgens het CBS in 2010 700.000
Zelstandigen Zonder Personeel (ZZP-ers). Dit is een stijging
van ongeveer 50% ten opzichte van 2001. De verwachting is
dat Nederland in 2015 zeker meer dan 1 miljoen ZZP-ers zal
tellen. Hoewel de recessie hierop van invloed k an zijn, was
de ontwikkeling ook al vóór de recessie ingezet en verwacht
wordt dat deze groei onverminderd doorzet, al is het tempo
waarin dat gebeurt lastig in te schatten.
Werken (HNW). Het Nieuwe Werken is in eite een
concept, een heroriëntatie op de manier waarop wordt
gewerkt (iguur 2.1).
Het Nieuwe Werken Het Oude Werken
Zelstartend, onahankelijk Opdrachten krijg je van ‘boven’
Vrijheid Controle op aanwezigheid
Verantwoordelijkheid bij werknemer Verantwoordelijkheid bij de baas
Vertrouwen in de medewerkersWantrouwen, daarom veel regels en
voorschriten
Outputgericht Input ocus
Je werkt waar je bent Werken doe je op kantoor
Je werkt wanneer het past Je werkt van 9:00-17:00 uur
Scheiding werk/privé vervaagt Strikte scheiding werk/privé
Figuur 2.1: Het Oude versus het Nieuwe Werken (bron: www.telewerkorum.nl)
Het Nieuwe Werken wordt mede bepaald doordat
bedrijven medewerkers willen motiveren om zo de
productiviteit te verhogen. Het houdt tevens verband met
het bereiken van besparingen in de huisvestingslasten en
de mogelijkheden om personeel lexibel in te zetten (wat
ook weer tot kostenbesparingen kan leiden).
Maar deze ontwikkeling is niet los te zien van een menta-
liteitsverandering bij een deel van de beroepsbevolk ing.
2.1 Nieuwe werkvormen
De economie is door de jaren heen sterk veranderd,
mede door de ontwikkeling en toepassingsmoge-
lijkheden van de inormatie- en communicatietech-
nologie (ICT). Juist door deze ontwikkeling laat de
huidige Nederlandse economie zich typeren als een
netwerkeconomie: individuen en bedrijven maken
onderdeel uit van netwerken op verschillende
schaalniveaus en participeren daar binnen. Binnen
bedrijssectoren hebben grote verschuivingen
plaatsgevonden. In Nederland valt inmiddels 44%
van de bedrijven onder de dienstensector en in de
grote steden heet de dienstensector 66% van het
totaal aantal banen. Dit zijn ongeveer vier miljoen
kennisbanen. Deze ‘verdienstelijking’ en ‘verkantori-
sering’ is in de (grote) steden in ons land het meest
zichtbaar. Door de sterke opkomst van de inormatie-
en communicatietechnologie (ICT) is het voor eengroot deel van de werkende bevolking gemak kelijker
geworden om vanuit een alternatieve werkplek in
plaats van het traditionele kantoor te werken.
Een belangrijke trend voor de toekomst van het
bedrijsleven die hieruit voortkomt is Het Nieuwe
2. Relevante ruimtelijke en economische trends
Figuur 2.2: Het aantal zelstandigen zonder personeel (x 1.000; bron: CBS)
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 12/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 13/91
13Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Mede daardoor spelen bij de vestigingsplaatsas-
pecten bereikbaarheid, de nabijheid van toeleveran-
ciers en de nabijheid van kennisinstellingen een rol.
• Klassieke vestigingsplaatsactoren zijn daarmee nog
steeds leidend in locatiekeuze, maar accenten worden
verlegd. Ook een meer zachte actor als ruimtelijke
kwaliteit heet sterk aan belang gewonnen.
• Het Nieuwe Werken heet een beperkte invloed op
bedrijven die hun activiteiten in de secundaire sector
hebben. Wel worden deze bedrijven (net als de andere
sectoren) de komende jaren geconronteerd met een
druk op de arbeidsmarkt wat aanleiding kan zijn tot
de vraag hoe de aantrekkelijkheid als werkgever te
vergroten. Locatie en werkomgeving kunnen daarbij
een rol spelen.
• Een groot deel van de bedrijven heet een voorkeur
voor vestiging op een ormele locatie, een bedrijven-
terrein. Uit onderzoek blijkt echter (zie hoodstuk 4)
dat een groot deel van de bedrijven niet per se op eenbedrijventerrein gevestigd hoet te zijn.
• Hoewel de werkgelegenheid in de productie, handel
en logistiek verder aneemt, moet bedacht worden
dat dit niet hoet te leiden tot een verminderde
ruimtevraag. Door automatisering en dergelijke kan
Europese en nationale normen voor milieu en dieren-
welzijn gelden. De melkquotering wordt in 2015 age-
schat. Naast dat de melkquotering wordt ageschat,
worden ook de dierrechten voor varkens en pluimvee
ageschat. Een ontwikkeling die eveneens invloed
heet. Daarnaast zal de subsidiestructuur aan de land-
bouw de komende twee jaar een volledige transitie
doorgaan, waarbij de subsidie niet meer toegekend
wordt op basis van oude productierechten maar op
basis van hectares land.
• De agrarische activiteiten veranderen doordat zich
nieuwe anemers melden zoals biobased industrie,
energiebedrijven, de zorgsector en natuurorganisa-
ties.
• Daarnaast verbreden agrarische activiteiten zich
om extra inkomsten te genereren. Denk daarbij aan
campings, B&B, verkoop van streekproducten, zorg-
boerderijen en dergelijke.
Bedrijven in de industrie, bouw, groothandel en
distributie & transport
• Bedrijven ocussen zich meer op de kernactiviteiten
en opereren daardoor in sterkere mate in netwerken
met toeleveranciers, kennisinstellingen en dergelijke.
De opkomst van Het Nieuwe Werken en de veranderende
economie heet een substantiële impact op de vraag naar
ormele en inormele werklocaties. Het raakt de vraag
naar kantorenlocaties sterker dan die naar bedrijventer-
reinen. Niettemin valt op dat ook in de industrie de nodige
thuiswerkers kunnen worden aangetroen. In hoeverre
dat implicaties heet voor de ruimtevraag van industriële
bedrijven is niet duidelijk. Waarschijnlijk is deze beperk t,
omdat het hier vooral kantoorbanen zal betreen.
In de volgende subparagraen wordt uiteengezet wat de
belangrijkste trends en ontwikkelingen zijn voor bedrijven,
consumentenuncties en overige uncties. Vervolgens
beschrijven we de ruimtelijke gevolgen van deze trends.
2.2 Trends bij bedrijven
Agrarische bedrijven
• Op alle deelgebieden van de agrarische sector issprake van een zich voor tzettende schaalvergroting.
Doordat de hoeveelheid agrarische grond ongewij-
zigd blijt neemt het aantal bedrijven a. Dat raakt
(vooralsnog) vooral de relatie kleinere bedrijven.
• Voor veebedrijven gaan in (nog) sterkere mate
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 14/91
14
Zelstandigen
• Het aantal zelstandige kleine ondernemers neemt
toe. Zelstandig kunnen werken en het ‘eigen-baas-
zijn’ is door de jaren heen voor werk nemers belang-
rijker geworden dan het salaris.
• Er is ook meer vraag naar zelstandigen. Ondernemers
zijn steeds meer op zoek naar kostenbesparingen
voor hun huisvesting, naar hogere productiviteit en
naar mogelijkheden om personeel zo lexibel mogelijk
in te zetten. Daarin past ook het inschakelen van de
‘éénpitters’.
• Een verdere groei van het aantal ZZP-ers is te
verwachten.
• ZZP-ers kunnen doorgroeien naar ZMS-ers (Zel-
standigen met Synergie). Er ontstaan netwerken
van zelstandigen die met elkaar samenwerken,
waardoor binnen projecten synergie tussen deze
ZZP-ers ontstaat. Locaties waar deze netwerken van
individuen worden geaciliteerd zijn bijvoorbeeld degebouwen van Seats2meet en Igluu, maar het kan
even goed een stationsrestauratie zijn.
• Thuiswerken komt bij zelstandigen veelvuldig voor,
maar neemt ook elders in het bedrijsleven sterk toe
(iguur 2.4).
• Werknemers hechten meer waarde aan de k wali-
tatieve aspecten van het kantoor. Er heerst grote
ontevredenheid over de omgevingskwaliteit van
de werkomgeving. Ongeveer 40% van de k antoor-
gebruikers wil een andere locatie dan de locaties
die de laatste decennia zijn ontwikkeld (iguur 2.3),
even agezien van de vraag o die voorkeur ook te
realiseren valt.
• Door de ontwikkeling van Het Nieuwe Werken, maar
ook de overproductie van kantoren en de recessie, is
sprake van een grote leegstand aan kantoren. Er zijn
geen hoge verwachtingen van een herstel van deze
markt, terwijl beleggers nog nauwelijks bereid zijn
hun verliezen te nemen.
Figuur 2.3: Beoordeling werklocaties door werknemers (bron: The SmartAgent
Company, DHV en Bedrijventerrein, 2005)
met minder personeel worden volstaan, maar dat wil
niet zeggen dat het bedrij met minder oppervlak toe
kan. Het is van belang dit te realiseren, zeker ook in
een provincie als Flevoland met relatie veel maakin-
dustrie.
Kantoren
• Kantoorwerk komt steeds meer los van de individuele
en gepersonaliseerde cubicals (een kleine, gedeelte-
lijk agescheiden ruimte in een groot kantoor, meestal
bedoeld voor één werknemer) en bureaus in een
open ruimte. In plaats daarvan wordt kantoorwerk
uitgevoerd op een verscheidenheid aan locaties, juist
ook buiten kantoorgebouwen.
• Het Nieuwe Werken is geen hype, maar een struc-
turele verandering in onze manier van werken,
ingegeven door bedrijseconomische principes en
veranderende opvattingen bij de werknemers over
de manier van werken en de daaraan te ontlenentevredenheid.
• Nog steeds is bereikbaarheid van groot belang. Een
inormele werklocatie leent zich goed voor kantoor-
uncties, vanwege het kenmerk van een goede (en
multimodale) ontsluiting.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 15/91
15Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
via internet groeit dus stevig door. Ook in een periode
waarin de totale bestedingen aan non-ood anemen
door de economische c risis. Internetbestedingen zijn
in absolute zin dus ook toegenomen. Een groot deel
van de aankopen die via internet worden gedaan,
gaat ten koste van de bestedingen in d e reguliere,
ysieke detailhandel.
• Er is sprake van toenemende concurrentie van
‘category killers’. Kleinere winkels met een algemeen
assortiment ondervinden hevige concurrentie van
speciaalzaken, brandstores, internetwinkels en groot-
schalige concurrenten. Steeds meer videotheken,
otohandelaren, kleine algemene boekenwinkels en
kleinere elektronicazaken verdwijnen uit het winkel-
landschap. In de consumentenelektronica winnen
bijvoorbeeld grootschalige ketens als Mediamarkt en
BCC steeds meer terrein ten koste van zelstandigen.
Meer branches zullen te maken krijgen met zoge-
naamde ‘category killers’.• In de stads- en dorpscentra is sprake van een steeds
sterkere menging van detailhandel, leisure, horeca,
persoonlijke verzorging en dergelijke.
dienstverlening en een transparant aanbod. Daar-
naast moet een winkel naast ysiek via meerdere
kanalen te bereiken zijn, zoals via internet, mobiele
teleoon, etc. De ysieke en digitale winkel moet leuk,
gezellig, spannend, goedkoop en eiciënt zijn.
• Mocht het voorgaande het beeld oproepen van een
zeker uniorm consumentengedrag, dan is dat zeker
niet de bedoeling. Naast voornoemde algemene
behoetes is sprake van zeer uiteenlopend consumen-
tengedrag en dito eisen aan het winkelapparaat. Oo k
is de consument grillig: vandaag dit gedrag, morgen
het andere. Dit zorgt ervoor dat de consument steeds
moeilijker valt te voorspellen in zijn aanko opgedrag.
Dat wat gisteren een nieuwe trend werd genoemd,
kan morgen al weer geschiedenis zijn. Andere vormen
van samenleven, consumeren en beleven hebben
duidelijk hun weerslag op het gedrag van de consu-
ment.
• Internetbestedingen blijven doorgroeien, zo zijn debestedingen in de detailhandel via internet zijn de
agelopen jaren link gestegen. In 2000 werd 0,5% van
de consumptiebestedingen in non-ood via internet-
winkels gedaan, in 2007 was dit 3,4% en in 2009 was
dit al 6,1% (bron: HBD). Het aandeel van bestedingen
Figuur 2.4: Aantal telewerkers en bedrijven met telewerkers (bedrijven > 10 werk-
nemers) in periode 2003-2009 (bron: CBS)1
2.3 Trends bij consumenten- en ‘overige’
uncties
Detailhandel
• De consument wil graag winkels die advies, goederen,
diensten, beleving en seer bieden. Er is een toene-
mende behoete aan meer gemak, tijdbesparende
1 CBS-defnitie telewerker: Aantal werkzame personen dat regelmatig,
minstens een halve dag per week, buiten de bedrijsvestiging werkt en van daaruit
toegang heet tot het ICT-systeem van het bedrij. De medewerker heet niet alleen
toegang tot e-mail maar ook tot bestanden en/o programmatuur. De 20% geldt
voor bedrijven met meer dan 10 werknemers (88% van de totale beroepsbevol-
king).
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 16/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 17/91
17Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
lening en zorg.
• Er is een duidelijke belangstelling voor woonboer-
derijen, waardoor er de agelopen jaren (tot voor de
crisis) sprake was sterk gestegen prijzen.
Bedrijven
• Er wordt een aname van de ruimtevraag naar
bedrijventerreinen verwacht. Landelijk gezien zou
omstreeks 2020 sprake kunnen zijn van een ane-
mende behoete onder meer door veranderingen in
de economische structuur. In Flevoland mag nog groei
worden verwacht (zie hoodstuk 4), maar gegeven de
huidige economische situatie zal in een te actualiseren
Visie Werklocaties dit opnieuw worden bezien.
• Leegstand en veroudering op bestaande bedrij-
venterreinen zullen belangrijke aandachtspunten
blijven, ook in Flevoland. Door een overproductie
van bedrijventerreinen en/o te lage prijzen voor
bedrijventerreinen wordt het bedrijven te gemakkelijk gemaakt maar weer naar een volgende nieuwe locatie
te verhuizen.
• Financiële middelen voor de revitalisering van
bestaande terreinen zullen steeds moeilijker te vinden
zijn.
2.4 Mogelijke (vooral ruimtelijke) gevolgen
De trends die in de vorige twee paragraen besproken
zijn, hebben gevolgen voor de ruimtelijk-economische
ontwikkeling van de vier onderscheiden (bedrijs-)catego-
rieën. De mogelijke eecten worden hierna wederom per
bedrijscategorie kort weergegeven.
Agrarische bedrijven
• Het aantal bedrijven gaat verder anemen. Gesteld
wordt zels dat in 2030 80% van de agrarische
bedrijven zal zijn verdwenen. Daarmee is niet gezegd
dat het areaal in dezelde mate zal anemen; schaal-
vergrotingsprocessen zetten verder door. Speciiek
voor Flevoland lijkt gesteld te kunnen worden dat het
areaal niet veel veranderingen zal ondergaan, maar
het aantal bedrijven zal anemen.
• Door schaalvergroting komen tal van agrarische
bedrijslocaties vrij. Door daar op een goede maniergebruik van te maken k an een nieuwe invulling
daarvan een stimulans geven aan een eco nomisch
vitaal en leebaar platteland. Voormalige boerenerven
krijgen een unctie voor bijvoorbeeld recreatie,
energievoorziening, detailhandel, zakelijke dienstver-
Overige uncties (zorg, leisure)
• Vrijetijdseconomie wordt steeds belangrijker. Ook
al hebben mensen per saldo steeds minder vrije
tijd, deze vrije tijd wordt wel steeds eiciënter en
eectiever besteed. Daarnaast is er, als gevolg van de
vergrijzing, een relatie grote groep ouderen met veel
vrije tijd en geld.
• Ook bij leisure wordt de vraag steeds dynamischer.
De consument is onvoorspelbaar en wordt steeds
kritischer. De ocus op kwaliteit neemt toe. Mensen
zijn zich steeds meer bewust van de waarde van vrije
tijd (quality time).
• Door overnames en usies wordt de o mvang van
leisurebedrijven steeds groter. Tevens is er sprake van
ketenintegratie. Ondernemers bieden niet alleen een
avonturenpark, maar ook hotels, horecaaciliteiten,
enzovoorts.
• In de zorgsector is sprake van een blijvende groei door
de vergrijzing en het gegeven dat mensen steedsouder worden. Dit leidt tot een grotere vraag.
• Ouderen willen langer zelstandig zijn en een eigen,
zinvol leven leiden. Dit leidt tot een vraag naar nieuwe
zorgconcepten. Die vraag wordt mede bepaald door
de kortere verblijsduur van patiënten in zieken-
huizen.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 18/91
18
Figuur 2.5: Huidige en toekomstige vestigingseisen van koplopers op het vlak van
Het Nieuwe Werken (bron: De Feijter, 2012)
Figuur 2.6: Belangrijkste locationele aspecten voor kantoorconcepten die zich
richten op Het Nieuwe Werken (bron: Vastgoedrapportage Arnhem – Nijmegen,
2011)
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 19/91
19Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
kantoorlocaties, terwijl de leegstand op binnenstede-
lijke en overige locaties duidelijk geringer is. Gecon-
cludeerd lijkt te mogen worden dat in algemene
zin ormele kantorenlocaties minder o niet goed
inspelen op de vraag vanuit het bedrijsleven.
• De (ruimtelijke) kwaliteit van kantoorlocaties wordt
gekenmerkt door middelmatigheid.
Zelstandigen
• Het aantal zelstandigen zal verder toenemen. Dat
leidt tot een grotere vraag naar geschikte woningen
voor thuis werken, aanpassingen in de woonomge-
ving en nieuwe ontmoetingsplekken (locaties waar
men kan werken en kan vergaderen op zel gekozen
tijdstippen).
• Belangrijke eisen die door ZZP-ers aan de werk-
omgeving worden gesteld zijn de kwaliteit van de
werkplek / het b edrijsgebouw, de aanwezigheid van
voorzieningen en de visuele aantrekkelijkheid vande omgeving (kan historisch zijn, maar even goed
modern) en de aanwezigheid van aciliteiten die voor
• het (onderhouden van) het huishouden van belang
zijn en in combinatie met de ‘quality o lie’ van de
buurt (tabel 2.7).
aan telewerken gedaan, gewerkt vanuit huis o van
andere locaties. Dat heet gevolgen voor de inrichting
van woningen, de inrichting van woonwijken en leidt
tot een vraag naar nieuwe ontmoetingsplekken en
werklocaties.
• Nu al blijken kantoren die Het Nieuwe Werken
toepassen een (nog) grotere behoete te hebben aan
een goede bereikbaarheid en aan de nabijheid van
voorzieningen. Naar de toekomst toe komt daarbij dat
gesitueerd zijn in een multiunctionele omgeving aan
gewicht gaat winnen (iguur 2.5; zie ook iguur 2.6).
• Mede onder invloed van Het Nieuwe Werken vlakt
de vraag naar kantoorruimte a. Intussen gaat de
verdere ontwikkeling van de diensteneconomie door.
Verwacht wordt dat dit per saldo nog wel leidt tot
een toenemende vraag van kantoorruimte. Gezien de
leegstand (landelijk 14%; metropoolregio Amsterdam
zels 18%) kan daar in bestaande gebouwen deels
worden voorzien, mits deze aan de eisen van deze tijdvoldoen qua ligging en inrichting. Deze vraag-aanbod
verhouding zal in de te actualiseren Visie Werklocaties
opnieuw worden geanalyseerd aan de hand van de nu
verwachte groeiscenario’s.
• De leegstand is vooral geconcentreerd op ormele
• Leegstand en veroudering bieden echter weer moge-
lijkheden tot unctiemenging op bestaande terreinen
o tot de transormatie van deze verouderde terreinen
naar nieuwe typen werkgebieden o gebieden met
gemengde uncties.
• Door technische ontwikkelingen en de verandering
van met name de industriële sector naar meer
hoogwaardige, kleinschalige productie ontstaan meer
mogelijkheden voor unctiemenging.
• Een deel van de bedrijvigheid is in toenemende mate
geïnteresseerd in een hoogwaardiger kwaliteit op
bedrijventerreinen, zonder dat dit betekent dat nu
elke ondernemer geïnteresseerd is in een ‘business
park’. Het gaat er eerder om dat door een deel van de
ondernemers de lat duidelijk hoger wordt gelegd.
Kantoren
• Een deel van de kantoren zal door Het Nieuwe Werken
veel eerder een beeld oproepen van een bijenkor met in- en uitvliegend personeel. Dat heet gevolgen
voor de (auto)mobiliteit en uiteindelijk voor de loc a-
ties van kantoorgebouwen.
• Werknemers van ‘kantoorbedrijven’ gaan steeds meer
tijd- en plaatsonahankelijk werken. Er wordt meer
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 20/91
20
Het aantal vestigingspunten is de laatste jaren redelijk
stabiel gebleven, terwijl het gemiddelde winkelvloer-
oppervlakte van een winkel toenam. Schaalvergroting
leidt onder meer tot het verdwijnen van buurtstrips
en -centra.• Door internetbestedingen zal de reguliere, sedentaire
detailhandel letterlijk ruimte gaan verliezen. Er zullen
gaten in het winkellandschap worden geslagen. Dat
kan letterlijk leiden tot ‘gaten’ (leegstand) in winkelge-
bieden, zeker in de stads- en dorpscentra.
• Vestiging van winkelruimten en horeca op traicloca-
ties is duidelijk in opkomst. Traiclocaties kenmerken
zich door een dagelijkse grote passantenstroom door
de nabijheid van een vervoersk nooppunt. Te denken
valt aan treinstations, benzinestations, ziekenhuizenen campussen. Deze winkelruimten zijn vaak klein
van omvang, bieden een beperkt assor timent aan
artikelen en zijn gericht op gemak.
• Een verdere schaalvergroting is te verwachten uit
oogpunt van kostenbesparingen en marktvergroting.
• De groei van ZZP-ers en thuiswerkers zal leiden tot
levendige(re) woonwijken en een grotere spreiding
van de werkende bevolking over de stad.
Detailhandel
• Het hiervoor genoemde grillige gedrag van de
consument leidt tot ‘momentconsumentisme’. Dit
heet zijn weerslag op het ruimtelijke koopgedrag
van de consument, dat zich op hoodlijnen goed laat
vertalen in termen van ‘gemak’ en ‘vermaak’. Gemak
betekent daarbij alles wat je nodig hebt dicht bij
elkaar, met als kernwoorden eiciëntie en bereikbaar-
heid (doelgericht aankopen en boodschappen doen).
Het gemakswinkelen concentreert zich op goed
bereikbare plaatsen in wijkcentra (supermarkten) en
de perierie. Vermaak betekent dat het meer gaat om
de seer en de beleving (recreatie winkelen als vorm
van vrijetijdsbesteding, jezel verwennen) waarin je
bepaalde aankopen wilt doen die passen bij de stem-ming van het koopgedrag.
• Experience centers komen op waar consumenten arti-
kelen kunnen proberen alvorens ze te kopen. Klanten
kunnen bijvoorbeeld in de winkel een taart bakken
met de eventueel te kopen oven.
Tabel 2.7: Het relatieve belang van vij kenmerken van ‘cultural production dis-
tricts’ volgens de beoeenaars van creatieve beroepen (bron: Smit, 2012)
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 21/91
21Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Overige uncties (leisure, zorg)
• Leisure vraagt de komende jaren nog steeds om
meer ruimte in de vorm van buitenruimte en van
leisureuncties/complexen.
• Door vooral demograische ontwikkelingen zal
de vraag naar zorg sterk blijven groeien. Dat leidt
tot een groter ruimtebeslag door de betreende
uncties, maar het zal tevens gevolgen gaan
hebben voor de typen woningen en de inrichting
van woonwijken.
• De trend om zorgbehoevenden in hun directe
woonomgeving te verplegen leidt samen met de
vergrijzing tot een vraag naar meer en meer speci-
ieke woon-zorgconcepten als aanleunwoningen,
servicelats, zorghotels, zorgboerderijen en derge-
lijke. Ook kunnen geheel nieuwe concepten tot
stand komen als een zorgcentrum o zorg’buurt’,
compleet met dokter, verpleegkundige voorzie-
ningen, wellness centrum, apotheek, enzovoorts.• De groeiende ruimtevraag van ‘overige uncties’
zal deels opgevangen kunnen worden in de
stadscentra en mogelijkerwijs in dorpscentra. Dat
zou het verminderd ruimtebeslag door kantoren
en detailhandel (deels) kunnen compenseren.
• De leegstand zal in alle typen winkelgebieden ors
toenemen door de verslechterende economische
en andere (hier geschetste) omstandigheden: van
nu 5 tot circa 14% in 2020. De leegstand neemt in
alle type winkelgebieden toe. De binnensteden zijn
hierop geen uitzondering, vooral door de anemende
behoete aan vloeroppervlak voor mode.
• Wijkwinkelcentra zullen zich vooral moeten gaan
richten op een compleet aanbod voor de wekelijkse
boodschappen. Kleinere, incomplete buurtcentra
hebben het nakijken, mede ten gevolge van nieuwe
distributie-concepten, zoals to-go supermarkten en
ahaalpunten in de supermarktbranche.
• Periere winkellocaties zullen in versterkte mate last
gaan krijgen van de malaise op de woningmarkt.
Vooral bij meubelboulevards kleiner dan 20.000 m 2
WVO zal sprake zijn van toenemende leegstand.
• Na de meubelboulevard (nu dus al weer op zijn retour)
en het Factory Outlet Centre zien we de thematiseringzich voortzetten, veelal op periere, goed bereikbare
locaties. De laatste jaren zien we een op komst van
sportclusters en zorgboulevards.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 22/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 23/91
23Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
3. Ontwikkelingen en de toekomstige ruimtevraag
Aandachtspunt o trend Kwantitatie en kwalitatie eect
1
Algemene verwachtingen over de economie.
De huidige economische crisis maakt de verwachtingen over
de toekomst onzeker, en deze lopen op de lange termijn
daardoor sterk uiteen.
Kwantitatie:de daling van het BNP is vooral van invloed; iets
dat zich door vertaalt in een daling van de nationale werkgele-
genheid op de korte termijn. Dit is mogelijk van invloed op de
groeiambities van Flevoland.
Kwalitatie:de heersende onzekerheid over de toekomst.
2
Onderscheid ormele en inormele werklocaties.
De wijze waarop de provincie Flevoland door de jaren heen
ruimtelijk vormgegeven is, is in eite het product van het
denken in scheiden van uncties. Door de introductie van
Het Nieuwe Werken en een stijgend aantal ZZP-ers neemt de
vraag naar werklocaties in stedelijke centra en wijken toe.
Kwantitatie : toename economisch belang van inormele
werklocaties.
Kwalitatie:meer unctiemenging en veranderende eisen aan
de kwaliteit van (monounctionele) woonwijken.
3
Toenemende aandacht voor duurzaamheid.
Voor de ontwikkeling van werklocaties heet dit als gevolg dat
een integrale benadering steeds meer de basis wordt (Bureau
Buiten, 2010). Daarnaast kan meer speciek voor werklocaties
duurzaamheid bijdragen aan de kwaliteit van de locaties en
zels tot kostenvoordelen leiden
Kwantitatie: zorgvuldiger gebruik van de ruimte en het terug-
dringen van de milieubelasting van werklocaties.
Kwalitatie:komen tot vernieuwende werklocaties die duurza-
mer zijn ingericht en worden beheerd.
4
Accentverschuiving bij vestigingsplaatseisen.
Deze zijn in de loop der tijd vrijwel altijd stabiel gebleven;
de belangrijkste klassieke pullactorenzijn bereikbaarheid,
parkeermogelijkheden en ruimte; de belangrijkste pushactor
het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden. Als gevolg van
een toenemend belang van kennis, groeit echter het belang
van beschikbaarheid en kwaliteit (opleiding) van de beroeps-
bevolking als vestigingseis.
Kwantitatie: het arbeidsaanbod zal een positieve vestigings-
plaatsactor voor deze provincie zijn.
Kwalitatie:meer aandacht uit laten gaan naar het opleidingsni-
veau van de beroepsbevolking.
3.1 Economische trends ruimtelijk vertaald
Flevoland in het grotere geheel
In de Visie Werklocaties Flevoland 2030+ worden een aantal
belangrijke trends beschreven die relevant zijn voor de
werklocaties in de provincie. We onderscheiden op basis
daarvan hier elf aandachtspunten en trends die in figuur 3.1
worden samengevat. Per aandachtspunt en trend worden
de verwachte effecten onderverdeeld in kwantitatieve en
kwalitatieve effecten voor Flevoland.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 24/91
24
Aandachtspunt o trend Kwantitatie en kwalitatie eect
5
Toenemend belang van kwaliteit en fexibiliteit.
Naast het gegeven dat ruimtelijke kwaliteit van een
werklocatie steeds belangrijker wordt voor een onderne-
mer, is ook het streven naar exibiliteit (bijv. in gebouw,
huurcontract, dienstverlening op bedrijventerreinen) van
groot belang.
Kwantitatie : streven naar een goede balans tussen voorraad en kwali-
teit van de bestaande locaties.
Kwalitatie : streven naar een beter beheer en het aanbieden van exi-
bele bedrijshuisvestingsconcepten.
6
Groei industriële sector in Flevoland.
Waar in Nederland de industriële werkgelegenheid al
enige tijd daalt, wordt voor Flevoland nog groei verwacht.Dat lijkt in het bijzonder voor de maakindustrie te gelden.
Kwantitatie : groeiend belang voor de industriële sector in de provin-
cie.
Kwalitatie : ruimte voor de industriële sector in de provincie.
7
Nieuwe vormen van bedrijvigheid.
Er doen zich ook andere verschuivingen voor in de eco-
nomische structuur van de provincie, zoals een groeiende
vraag naar opslag- en ahaalplekken, als gevolg van het
toenemend aantal webwinkels. Naast kwantitatieve vraag
ligt hier ook een juridische opgave (bestemmingsplannen).
Kwantitatie : groeiende ruimtevraag door nieuwe vormen van bedrij-
vigheid.
Kwalitatie : verdere verbreding van de economische structuur.
8
Blijvende groei in de zorgsector.
Dit wordt veroorzaakt door de vergrijzing en het gegeven
dat mensen steeds ouder worden. Dit leidt tot een grotere
vraag.
Kwantitatie : naast dat de zorgsector groeit, groeien tevens de toele-
verende bedrijvigheid en consumentenmarkt voor ‘doe-het-zel-zorg’.
Kwalitatie : inpassing zorgvoorzieningen in het stedelijk en landelijk
gebied, almede de aanleg van zorgboulevards en zorgparken.
9
Vrijetijdseconomie wordt steeds belangrijker.
Ook al hebben mensen per saldo steeds minder vrije tijd,
deze vrije tijd wordt wel steeds efciënter en eectiever
besteed. Daarnaast is er, als gevolg van de vergrijzing, een
relatie grote groep ouderen met veel vrije tijd en geld.
Kwantitatie : een groeiende ruimtevraag van toeristische en leisurebe-
drijven, zowel in het stedelijk als landelijk gebied, in het bijzonder meer
landinwaarts.
Kwalitatie : meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid
en inpassing.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 25/91
25Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Naast voornoemde trends is sinds oktober 2012 nieuw
Rijksbeleid van kracht voor het zorgvuldig afwegen van alle
ruimtelijke ontwikkelingen.
Aandachtspunt o trend
12
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder beoogt een zorgvuldige aweging en transpa-
rante besluitvorming bij alle ruimtelijke en inrastructurele
besluiten.
Kwantitatie en kwalitatie eect
Kwantitatie : hanteren van awegingskader voor het
bepalen van de regionale behoete.
Kwalitatie : er is sprake van een motiveringsplicht voor
de ruimtevraag, beschikbare ruimte en ontwikkeling
omgeving.
Aandachtspunt o trend Kwantitatie en kwalitatie eect
10
Veranderingen in het landelijk gebied.
Het economisch gewicht en de structuur van de landbouw ver-
andert. Daarnaast verandert ook het landelijk gebied, als gevolg
van een toenemende vraag naar woon- en werklocaties. Ook d e
maatregelen voor waterbeheer hebben sterk hun weerslag op
het landelijk gebied.
De landelijke trends bij agrarische bedrijven (schaalvergroting,
toenemende invloed Europese en nationale normen, ascha-
ng melkquotering, overstap op nieuwe niet-agrarische hood-
activiteiten) doen zich ook in Flevoland voor. Uit een provinciale
evaluatie van het beleidskader landelijk gebied (2012) over de
periode 2006-2012 komt voor Flevoland vooral een toename
van het aantal vestigingen van grootschalige melkveehouderij-
en (met bouwpercelen van meer dan 2,5 ha), een transormatie
van agrarische productie naar duurzame energieproductie en
grootschalige huisvesting van arbeidsmigranten naar voren.
Kwantitatie : als gevolg van de toenemende vraag naar woon- en
werklocaties wordt de druk op het landelijk gebied steeds groter.
Toenemende schaalvergroting bij de agrarische bedrijven.
Kwalitatie : unctiemenging zal steeds meer haar intrede doen in
het landelijk gebied. Verbreding van de activiteiten bij agrarische
bedrijven. Kleinschalige gemengde bedrijven met akkerbouw als
hoodactiviteit worden vervangen door grootschalige melkvee-
houderijen van buiten de provincie.
11
Wijzigingen in de kantorenmarkt.
De kantorenmarkt zal in de toekomst steeds meer een vervan-
gingsmarkt worden. Dit leidt tot problemen aan de onderkantvan de markt, waar locaties en panden die niet meer aan de
markteisen voldoen steeds kwetsbaarder worden
Kwantitatie : als gevolg van de groeiende beroepsbevolking in
de provincie is het vermoeden dat deze tendens later in Flevoland
op zal treden.
Kwalitatie : op de vervangingsmarkt zal kwaliteit steeds belang-
rijker worden, waardoor kantoren sneller zullen verouderen.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 26/91
Figuur 3.2: Ontwikkeling omvang bevolking (per gemeente)
Figuur 3.3: Potentiële ontwikkeling beroepsbevolking (per Corop gebied)
Figuur 3.4A Aantal vestigingen naar bedrijventerreinen en inormele werklocaties
Figuur 3.4B Aantal werkzame personen naar bedrijventerreinen en inormele werklocaties
Bron: Provincie Flevoland, bewerking, Royal HaskoningDHV, 2012
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 27/91
27Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
oostpolder, Urk) was er in die periode een beperkte
toename van de werkgelegenheid.
De werkgelegenheidsgraad, de verhouding tussen het
aantal personen in de beroepsbevolking en het aantal
arbeidsplaatsen dat aanwezig is, is de laatste jaren nauwe-
lijks verbeterd. Daarbij zijn er wederom interne verschillen
waar te nemen, want in Dronten en Almere ligt de werkge-
legenheidsgraad onder het provinciaal gemiddelde.
Veel van de werkgelegenheid is te vinden in het MKB,
eenmansbedrijven en in de non-proitsector. In de o ntwik-
keling van de werkgelegenheid zijn sterke sectorale
verschillen te zien. De typische consumentverzorgende
sectoren (handel en horeca, bestuur, onderwijs en gezond-
heidszorg en overige dienstverlening) zorgen voor groei.
In de landbouw, de zakelijke dienstverlening en de bouw
neemt het aantal arbeidsplaatsen a. De daling in de land-
bouw hangt grotendeels samen met de toenemende auto-matisering en schaalvergroting van landbouwbedrijven en
is structureel van aard; de daling in de bouw en zakelijke
dienstverlening hangt samen met de economische crisis
van dit moment
de agelopen decennia het brood echter niet in de eigen
provincie. Het gevolg was een grote uitgaande woon-
werkstroom; in 2007 werkte meer dan de helt van de
inwoners buiten de provincie. De agelopen jaren is ec hter
de werkgelegenheidsunctie van de provincie gegroeid.
De aanwezigheid van een groeiende beroepsbevolking
is voor bedrijven een b elangrijke vestigingsplaatsactor,
zeker nu op termijn een toenemende schaarste op de
arbeidsmarkt wordt verwacht.
Door de Schaalsprong van Almere en de groeiende provin-
ciale werkgelegenheidsunctie is de verwachting dat
meer inwoners in de provincie zullen gaan werken. De
inkomende woon-werkpendel is daarnaast minder sterk
gegroeid dan de werkgelegenheid in de provincie. Van
deze inkomende woon-werkpendel gaat zo’n 50% richting
Almere en 20% richting Lelystad.
In Flevoland zijn de effecten van de recessie van delaatste jaren in termen van werkgelegenheid merkbaar .
Voor het eerst is in 2012 de werkgelegenheid gedaald.
Vana 2005 vond de groei grotendeels plaats in het
zuidwestelijke deel van de provincie (Almere, Lelystad,
Zeewolde). In de rest van de provincie (Dronten, Noord-
3.2 Ontwikkeling (beroeps-)bevolking in
Flevoland
Naast de algemenere sociale, economische en ruimtelijke
trends en de verwachte eecten voor Flevoland is het van
belang te kijken naar de sociaal-economische ontwikke-
ling van de provincie zel. Op basis van de bestaande situ-
atie en de verwachte ontwikkeling kan beoordeeld worden
o aanpassing van bestaand ruimtelijk-economisch beleid
nodig is en/o nieuw beleid ontwikkeld moet worden.
Op grond van de kerncijers 2013 is het de verwachting
is dat de bevolking blijft groeien en de provincie in
2030 ongeveer 510.000 inwoners telt. Toch neemt de
procentuele groei sinds 2009 licht a. De bevolking groeit
nog steeds, maar niet zo hard meer als voorheen. Zoals in
iguur 3.2 is a te lezen zal de groei zich voornamelijk in het
zuidwestelijk deel van de provincie voordoen. De interne
verschillen (bijvoorbeeld Almere versus Noordoostpolder)zijn aanzienlijk.
Doordat de bevolking in Flevoland zel relatie jong is,
blijt de beroepsbevolking (in tegenstelling tot andere
delen van Nederland) groeien (zie iguur 3.3). Een groot
deel van de beroepsbevolk ing uit Flevoland verdiende
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 28/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 29/91
29Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
3.3 De verhouding ormeel (bedrijven-
terreinen) – inormeel
De Provincie Flevoland heet in het rappor t ‘Inormele
Werklocaties 2000-2010’ onderzocht hoe de werkgelegen-
heid op de ormele en inormele werklocaties is verdeeld.
Dit rapport hebben wij als input gebruikt. De gegevens in
onderliggende rapportage zijn onze eigen berekeningen
die zijn gebaseerd op basis van het Provinciale Werkgele-
genheidsregister. Omdat over kantoorlocaties geen aparte
gegevens bekend zijn, richt dit hoodstuk zich alleen op
de categorie bedrijventerreinen. Waar in dit hoodstuk
sprake is van inormele werklocaties, kunnen daar dus ook
speciieke kantorenlocaties onder vallen.
Met de provinciale werkgelegenheidsgegevens is
berekend dat in 2011 ongeveer 80% van het aantal
vestigingen en 60% van de werkgelegenheid buiten
een bedrijventerrein gevestigd is (zie iguur 3.4; zie ook
bijlage 3 voor gedetailleerde cijers). Ten opzichte van 2000is het aandeel vestigingen (75%) en werkzame personen
(57%) op inormele locaties sterk toegenomen. Hieruit
zou geconcludeerd kunnen worden dat unctiemenging
(althans vestiging buiten een bedrijventerrein) in de age-
lopen jaren sterk is toegenomen.
Ondanks de economische en financiële crisis blijft het
aantal bedrijven in Flevoland groeien.
Dit komt vooral door de eerder genoemde verandering
van de economische structuur en de toename van het
aantal ZZP-ers. Deze verandering is ook landelijk terug
te zien. De meeste bedrijsvestigingen bevinden zich in
Almere, zo’n 45%, maar in de Noordoostpolder groeit het
aantal vestigingen het sterkst.
Zoals te verwachten komt een groot deel van de werk-
gelegenheid op bedrijventerreinen (in 2011) uit sectoren
groothandel, detailhandel en logistiek (24%) en industrie
(20%). Tegelijkertijd komt echter ook ruim 20% van de
werkgelegenheid op bedrijventerreinen voor rekening van
zakelijke dienstverlening; niet direct de doelgroep voor
bedrijventerreinen (zie tabel B3 in bijlage 3). Ruim 92%
van de werkgelegenheid in de zorgsector zit in 2011 op
inormele werklocaties. In het geval van de leisure-sector
(horeca, cultuur sport & recreatie) is 99% van de werkgele-
genheid op inormele werklocaties te vinden.
Van de totale werkgelegenheid in Flevoland is ruim 40%
op een bedrijventerrein te vinden: in de industrie is dat
90% (zie iguur 3.5). Maar ook bij de dienstverlenende
sectoren kan een groot deel van de werkgelegenheid op
bedrijventerreinen worden aangetroen. Voor de zakelijke
dienstverlening is dat bijvoorbeeld 41% en voor inanciële
instellingen 35%. Dat was nu niet direct het idee bij het
aanvankelijke concept van een bedrijventerrein dat juistdient voor de opvang van bedrijven die milieuhinder
veroorzaken.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 30/91
30
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Industrie
Vervoer en opslag
Winning/distributie van water; afval(water)beheer,sanering
Informatie en communicatie
Bouwnijverheid
Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
Verhuur van roerende goederen, overige zakel. dienstverl.
Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas
Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening
Landbouw, bosbouw en visserij
Financiële instellingen
Verhuur van en handel in onroerend goed
Gezondheids- e n welzijnszorg
Overige dienstverlening
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
Cultuur, sport en recreatie
Onderwijs
informeel
formeel
Figuur 3.5: Verdeling werkgelegenheid naar ormele (bedrijventerreinen) en inormele werklocaties naar sector (2011)
Bron: Provincie Flevoland, bewerking, Royal HaskoningDHV, 2012
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 31/91
31Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
heid op bedrijventerreinen in gemengd gebied had mogen
zitten volgens de huidige indeling van Bedrijven en Milieuzo-
nering. In bijlage 3 staan de exacte cijers: 58% van de werk-
gelegenheid en 65% van het aantal vestigingen (tabel B3.4
en B3.5). Hierbij moet worden opgemerkt dat de tabellen zijn
gebaseerd op een minimumvariant. Dit wil zeggen dat voor de
SBI-codes waarvan de categorie ahankelijk is van de omvang
van het bedrij er gekozen is voor de categorie die past bij een
zo groot mogelijk bedrij. Bijvoorbeeld: een houtverwerkings-
abriek van minder dan 200 m² mag in een gemengd gebied;
zodra de abriek groter is mag dit niet meer. Op basis van de
SBI-code is echter niet duidelijk niet hoe groot het bedrij is. De
minimumvariant gaat er vanuit dat alle bedrijven groter zijn
en dus niet in gemengd gebied mogen. Het resultaat hiervan
is dat bedrijven in de nijverheid niet gevestigd mogen worden
in gemengde gebieden. Wanneer voor de maximumvariant
gekozen zou worden, kan dit wel en neemt vooral de omvang
van categorie B sterk toe (verdubbeling van het aantal
arbeidsplaatsen en vestigingen). Naast de randvoorwaarde‘grootte’ zijn er nog randvoor waarden die mede bepalen o
een bedrij op een bedrijventerrein moet vestigen (laad- en
lossen, inpandig versus uitpandig werken, bezoekersaantallen,
enzovoorts). Deze randvoorwaarden zijn in deze analyse niet
meegenomen en zijn van invloed op de varianten.
Categorie C
De activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatie
grote verkeer aantrekkende werking een ontsluiting op de
hoodinrastructuur is aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze ac tiviteiten gelden de
volgende randvoorwaarden:
• het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke
bedrijvigheid;
• productie en/o laad- en loswerkzaamheden vinden
alleen in de dagperiode plaats;
• de activiteiten (inclusie opslag) gebeuren hoodzake-
lijk inpandig;
• activiteiten uit de categorie C beschikken daarnaast
over een goede aansluiting op de hoodinrastructuur.
Interessant is dan om te kijken naar de werkgelegenheid
die gevestigd is op de huidige werklocaties (bedrijventer-
reinen) die potentieel op een ‘inormele’ locatie / gemengd
gebied had kunnen zitten. Hiervoor is van de werkgele-genheid en het aantal vestigingen op bedrijventerreinen
in Flevoland bekeken welk deel volgens de Bedrijven en
Milieuzonering (VNG 2009) plaats hadden kunnen vinden
in een gebied waar unctiemenging mogelijk is. Uit iguur
3.6 blijkt dat in 2011 het merendeel van d e werkgelegen-
3.4 Huidige unctiemenging
Zoals eerder aangegeven is het niet zo dat op inormele
werklocaties elk type van bedrijvigheid zich kan vestigen.
Juist bij menging van uncties moet rekening worden
gehouden met aspecten als verkeer aantrekkende werking
en milieuhinder. In de VNG-publicatie ‘Bedrijven en M ilieu-
zonering’ (2009) wordt aangegeven welke typen bedrijven
zich goed lenen voor unctiemenging. Daarbij wordt de
volgende driedeling gehanteerd:
Categorie A
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun
omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen – in
gebieden met unctiemenging – kunnen worden uitge-
voerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen
wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie BActiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden
uitgeoeend, echter met een zodanige milieubelasting
voor hun omgeving dat zij b ouwkundig agescheiden van
woningen en andere gevoelige uncties dienen plaats te
vinden.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 32/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 33/91
33Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Als we kijken naar de ontwikkeling in de tijd, neemt het
aandeel ‘formele’ werkgelegenheid op bedrijventer-
reinen af . Dit komt vooral door de sterke groei van uncties
die ‘aanpandig aan woningen’ zouden kunnen worden
uitgeoeend (zie iguur 3.7).
Ook zien we in de praktijk dat op bedrijventerreinen waar
bedrijven in de lagere milieucategorie onzorgvuldig in de
directe nabijheid van bedrijven in de hogere milieucate-
gorie zijn gevestigd er onderlinge p roblemen ontstaan als
gevolg van hinder. Maar ook bedr ijven in de hoge milieuca-
tegorieën kunnen hinder van elkaar ondervinden.
Hoewel speciieke, ormele kantorenlocaties in deze
analyse niet konden worden meegenomen, kan daarover
nog wel worden opgemerkt dat uit onderzoek van het
Planbureau voor de Leeomgeving blijkt dat daar geves-
tigde werkgelegenheid zich in nog sterkere mate had
kunnen vestigen in gemengde gebieden dan het geval is
bij bedrijventerreinen.
Figuur 3.6: Werkgelegenheid op bedrijventerreinen naar mogelijkheden voor
unctiemenging
Bron: Provincie Flevoland, bewerking, Royal HaskoningDHV, 2012
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 34/91
34
Figuur 3.7: Ontwikkeling werkgelegenheid op bedrijventerreinen naar unctie-
mengingsmogelijkheden tussen 2000 en 2011, respectievelijk absoluut (boven) en
relatie (onder)*
* A = Aanpandig aan woningen, B = Agescheiden van woningen, C
= Agescheiden van woningen + ontsluiting op de hoodinrastructuur, Overig =
niet in gemengd gebied
Bron: Provincie Flevoland, bewerking, Royal HaskoningDHV, 2012
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
A B C Overig Totaal
100%
110%
120%
130%
140%
150%
160%
170%
180%
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
A B C Overig Totaal
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 35/91
35Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Voor Flevoland lijkt het TM-scenario (o nog lager scenario)
het meest reële toekomstbeeld te schetsen (tabel 3.1). Dit
sluit aan bij de in de Uitvoeringsstrategie Plabeka 2012
gemaakte aspraken in de Metropool Regio Amsterdam
verband, waar Almere en Lelystad aan deelnemen, om
plannen te aseren en te schrappen en bij de in het 510.00
gemaakte aspraken voor alle Flevolandse gemeenten met
betrekking tot de uitgite van bedrijven- en kantorenloca-
ties. Huidig overaanbod kan herbestemd worden waarbij
er een aantal lastige categorieën (zoals de kantoorlocaties
op zichtlocaties) de grootste uitdagingen met zich
meebrengen. Met de Ladder voor Duurzame Verstedelij-
king (Structuurvisie Inrastructuur en Ruimte) steekt het
Rijk (opnieuw) in op inbreiding in plaats van uitbreiding.
ha netto. Er is echter 763 ha netto aan harde plannen. Na
realisatie van de harde plannen is er een overschot van
308 ha in 2020. Gezien de huidige eco nomische crisis en
de stagnerende groei en uitgite van bedrijventerreinen
zal de komende jaren het overschot nog groter worden.
Omdat de meeste harde plannen zijn op - en vastgesteld
in een periode van hoogconjunctuur is het verklaarbaar
dat er sprake is van een overaanbod. Vandaar dan ook dat
de provincie het voornemen heet de Visie Werklocaties te
actualiseren.
3.5 Perspectie 2020
Met de gegevens over de huidige situatie en ontwikkeling
in het verleden over werkgelegenheid en vestigingen op
ormele en inormele locaties bekijken we de conclusies
uit de provinciale Visie Werklocaties (Bureau Buiten,
2010) opnieuw. Immers een strikter toelatingsbeleid
op bedrijventerreinen en/o het stimuleren van meer
menging op de inormele locaties zal leiden tot awijkende
conclusies over de ruimtebehoete voor de verschillende
locatietypen.
In de Visie Werklocaties is de ruimtebehoete berekend op
basis van voorspellingen over de economische groei, de
daaraan gerelateerde werkgelegenheid en de verdeling
van deze werkgelegenheid naar locatietypen (onder
andere door toepassing van terreinquotiënten per sector).
In de Visie Werklocaties wordt geconcludeerd dat op
provinciaal niveau al voldoende harde en z achte plannenzijn om tot (voorbij) 2030 zels in het hoge, ambitieuze
groeiscenario in de behoete te voor zien en dat nieuwe
planvorming ongewenst is. Als voorbeeld laten we kort
de ruimtebehoete zien in het lage TM80+-scenario in
2020. De uitbreidingsvraag tot 2020 in dit scenario is 455
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 36/91
36
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 37/91
37Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Formele versus inormele locaties
De Visie Werklocaties (opgesteld in 2010) richt zich vooral
op de conrontatie van vraag en aanbod van bedrijventer-
reinen en kantoren. De bedr ijventerreinen vallen geheel
in de speciieke (ormele) werkmilieus. De kantorenvraag
komt tot uitdrukking in zowel de centrummilieus, als de
gemengde en (onderdelen van) de speciieke milieus. Uit
de Visie kan worden bepaald hoeveel werkgelegenheid
naar de inormele werklocaties gaat. Er is aangegeven dat
de verdeling van de werkgelegenheid over locatietypen
laat zien dat het aandeel van de bedrijventerreinen daalt
tot 2040. Het werkgelegenheidsaandeel van de solitaire
kantoren neemt tegelijkertijd toe. De werkgelegenheid op
inormele locaties (gemengde milieus) stijgt licht.
Gevolgen stimuleren unctiemenging
Er is in het kader van de opstelling van de Visie Werk-
locaties een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd waarbij
unctiemenging wordt gestimuleerd vanuit het oogpuntvan ruimtebesparing (dus bedrijven meer te mengen in
woonwijken o de ‘gemengde milieus’, en centrummilieus).
Bij unctiemenging zal de vraag naar b edrijventerreinen
anemen als het aandeel van de dienstverlenende sectoren
in gemengde- en centrumgebieden tot 2040 geleidelijk
TM80+ GE94
Kantoor
(m² bvo)
Bedrijven
terrein
(ha netto)
Kantoor
(m² bvo)
Bedrijven
terrein
(ha netto)
Ruimtebehoete 2020 (1)1.415.305 1857 1.582.379 2161
Huidig ruimtegebruik (2a) 928.746 1405 928.746 1405
Eect uitplaatsingen (2b) 3 3
Uitbreidingsvraag 2020 (3)=(1)-(2a)+(2b) 486.559 455 653.633 759
Harde plannen tot 2020 (4) 705.107 763 705.107 763
Planningsopgave 2020 na hard (5)=(3)-(4) -218.548 -308 -51.475 -4
Zachte plannen tot 2020 (6) 18.333 144 18.333 144
Planningsopgave 2020 na hard en zacht (7) = (5)-(6) -236.881 -452 -69.808 -147
Tabel 3.1: Ontwikkeling ruimtebehoete provincie Flevoland naar locatietype 2009-2020, in twee scenario’s
Bron: Visie Werklocaties, Bureau Buiten (2010)
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 38/91
38 Figuur 3.8: Potentiële Invloed van geconstateerde trends op de vraag naar hectares
Bron: Visie Werklocaties 2030+, bewerking Royal HaskoningDHV, 2012
Perspectie 2020 Formele locaties Perspectie 2020 inormele locaties
1
Algemene verwachtingen over de economie.
De daling van het BNP is vooral van invloed; iets dat zich door vertaalt in een daling van de nationale
werkgelegenheid op de kor te termijn. Dit is mogelijk van invloed op de groeiambities van Flevoland.
- - - -
2Onderscheid ormele en inormele werklocaties.
Toename economisch belang van inormele werklocaties.- - ++
3Toenemende aandacht voor duurzaamheid.
Zorgvuldiger gebruik van de ruimte en het terugdringen van de milieubelasting van werklocaties.- -
4Accentverschuiving bij vestigingsplaatseisen.
Het arbeidsaanbod zal een positieve vestigingsplaatsactor voor deze provincie zijn.
Geen extra invloed; is al meege-
nomen in visie werklocaties
Geen extra invloed; is al meegenomen
in visie werklocaties
5Toenemend belang van kwaliteit en lexibiliteit.
Streven naar een goede balans tussen voorraad en kwaliteit van de bestaande locaties.
Geen extra invloed; is al meege-
nomen in visie werklocaties
Geen extra invloed; is al meegenomen
in visie werklocaties
6Groei industriële sector in Flevoland.
Groeiend belang voor de industriële sector in de provincie.+ -
7Nieuwe vormen van bedrijvigheid.
Groeiende ruimtevraag door nieuwe vormen van bedr ijvigheid.- +
8
Blijvende groei in de zorgsector.
Naast dat de zorgsector groeit, groeien ook de toeleverende bedrijvigheid en consumentenmarkt
voor ‘doe-het-zel-zorg’.
Geen extra invloed; is al meege-
nomen in visie werklocaties
Geen extra invloed; is al meegenomen
in visie werklocaties
9
Vrijetijdseconomie wordt steeds belangrijker.
Een groeiende ruimtevraag van toeristische en leisurebedrijven, zowel in het stedelijk als landelijk
gebied,
+ ++
10
Veranderingen in het landelijk gebied.
Als gevolg van de toenemende vraag naar o.a. alternatieve activiteiten wordt de druk op het lande -
lijk gebied steeds groter.
+ +
11
Wijzigingen in de kantorenmarkt.
Als gevolg van de groeiende beroepsbevolking in de provincie is het vermoeden dat deze tendens
later in Flevoland op zal treden.
Geen extra invloed; is al meege-
nomen in visie werklocaties
Geen extra invloed; is al meegenomen
in visie werklocaties
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 39/91
39Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
een aantal speciieke aanvullingen/uitzonderingen:
• In het algemeen daalt de vraag naar zowel
formele als informele locaties. Er zijn een paar
uitzonderingen: in Zeewolde is er een serieus
initiatief om agrarische productiegronden vol
te zetten met zonnepanelen en in Lelystad ligt
er een aanvraag voor grootschalige biover-
gistingsinstallaties met een nieuw bouwperceel
van ongeveer 5 ha.
• De blijvende groei in de zorgsector leidt in
sommige gevallen wel tot een extra invloed
in 2020 die niet al is meegenomen in de strat-
egische visie werklocaties 2030+. Zo is er een
ruimtelijk experiment in voorbereiding voor een
zorgcomplex in het landelijk gebied.
• De vrijetijdseconomie kent een toenemende
vraag zowel in het stedelijk als in het landelijk
gebied. In het landelijk gebied ligt de vraag vooral
in de randmeerzone waar deze op gespannen
voet staat met de Flora en Fauna-richtlijnen.
Het nieuwe kabinet heeft in het regeerakkoord
‘bruggen bouwen’ aangegeven de natuurwet-
geving, die in de praktijk veelal recreatieve
ontwikkelingen tegenhoudt, meer te willen
toeneemt. In het lage scenario ligt de ruimtebesparing dan
op ongeveer 12%, in het hoge scenario is dit ongeveer 8%.
In plaats van te spreken in termen van ruimtebesparing
kan het resultaat van een dergelijk beleid ook worden
opgevat als een vergroting van het overschot aan hectares
werklocaties (er wordt immers minder hectare uitgegeven
op de ormele werklocaties ten koste van inormele
locaties).
Als we nu strikt de VNGmethodiek voor unctiemen-gingsmogelijkheden zouden toepassen dan wordt
het overschot aan hectares nog groter dan al voorzien
(in de huidige Visie Werklocaties is immers alleen een
gevoeligheidsanalyse toegepast voor dienstverlenende
bedrijven). Tegelijkertijd zal in andere typen gebieden
rekening gehouden moeten worden met het toevoegen
van werkuncties.
In iguur 3.8 wordt een beeld gegeven van de potentiële
invloed van eerder hier geconstateerde trends op de vraag
naar hectares. De in de tabel weergeven invloed op de
vraag naar ruimtebehoete is een inschatting van het eect
van de veranderingen die na het verschijnen van de Visie
Werklocaties 2030+ zijn opgetreden. Als aanvulling op de
in de tabel aangegeven algemene veranderingen zijn er
integreren in de ruimtelijke regelgeving waar-
door er meer ontwikkelingsruimte moet worden
gecreëerd voor bijvoorbeeld de recreatiesector.
• Ten aanzien van de veranderingen in het landelijk
gebied kan worden opgemerkt dat er sprake is
van een toenemende diverse vraag waardoor
de druk op het landelijk gebied groter wordt. Dit
brengt extra invloed met zich mee als het gaat
om de vraag naar hectares. De visie werklocaties
2030+ gaat over het stedelijk gebied. In de Visie
is geen rekening gehouden met erfuitbreidingen
(bijvoorbeeld melkveehouderijen) en aanvragen
voor nieuwe bouwpercelen (duurzame energie-
productie).
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 40/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 41/91
41Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
het gebied van de melkveehouderij, duurzame energie-
productie en huisvesting van arbeidsmigranten brengen in
het landelijk gebied een grote ruimtelijke impact met zich
mee.
3.6 Landelijk gebied
In het landelijk gebied vindt steeds meer diversiicatie
plaats. Naast de agrarische sector (niet opgenomen in de
tabellen, ruim 5.000 werkzame personen in 2011) heet
de cultuur, sport en recreatiesector de meeste werkz ame
personen (1.446 werkzame personen in 2011; zie ook
iguur 3.9). Samen met de horeca ( 297 personen) en groot-
en detailhandelssectoren (263 personen) is dit de sec tor
die absoluut het sterkst is gegroeid (301 personen) tussen
2000 en 2011. Ook is te z ien dat de sectoren energie, ICT,
handel in onroerend goed en overige zakelijke dienstverle-
ning sterk aan betekenis hebben gewonnen.
Deze cijers zijn zeer beperkt te noemen in vergelijking met
die van de stedelijke gebieden, maar ze laten wel zien dat
de economische structuur van het landelijk gebied aan
het veranderen is. Vooral ICT, handel in onroerend goed
en overige zakelijke dienstverlening zijn categorieën die
mogelijkerwijs een goed onderkomen hebben gevondenin voormalige boerderijen. Naast een veranderende econo-
mische structuur verandert de ruimtelijke structuur van
het platteland. Flevoland vervult - gelet op de aanvragen
bij gemeenten- in toenemende mate een overloopunctie
voor het oude land. Vooral grootschaligere initiatieven opBron: Provincie Flevoland, bewerking, Royal HaskoningDHV, 2012
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 42/91
ototekst
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 43/91
43Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
nieuwe locaties zullen awegen tegen het bestaande
aanbod en de mogelijkheden tot herstructurering. Ook
de eecten van het ‘nieuwe werken’ betrekken we hierbij.
• Meer unctiemenging
Zie ook VNG-richtlijnen.
• Minder automobiliteit
Omgevingsplan: Het openbaar vervoer moet verder
worden gestimuleerd. Geluidsoverlast en slechte luchtkwa-
liteit als gevolg van het toenemende verkeer moeten zo
laag mogelijk worden gehouden.
• Verbeterde ruimtelijke kwaliteit
Omgevingsplan: verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
en leebaarheid, waarbij het parkeerbeleid een belangrijk
ondersteunend instrument is.Hier kan het volgende nog
aan worden toegevoegd: bedrijven en beleggers hechten
veel waarde aan herkenbaarheid, uitstraling en garanties
voor de toekomst, een heldere segmentatie van bedrijslo-
caties is één van de manieren om daar goed op in te spelen.
• Speciiek voor Flevoland: een goede woon-werk
balans.
• Duurzaam beheer en onderhoud
Het Rijk en – gedecentraliseerd – de provincies sturen
daarnaast aan op duurzaam beheer en onderhoud via
onder andere parkmanagement en het verzakelijken van
de Ladder voor Duurzame Verstedelijking1 Sinds 1
oktober 2012 is het voor nieuwe ruimtelijke ontwik-
kelingen vereist dat deze ladder wordt doorlopen
(artikel 3.1.6. BRO).
Dat betekent: eerst kijken o er vraag is naar een
bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken o het
bestaande stedelijk gebied o bestaande bebouwing kan
worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig
zijn, altijd zorgen voor een optimale (multimodale)
bereikbaarheid. (ook in het Coalitie akkoord wordt
hier naar verwezen: Onze regierol bij de ontwikkeling
van kantorenlocaties en bedrijventerreinen staat in
het teken van slim en zuinig ruimtegebruik 2. Daarbij
moet er voldoende ruimte zijn in Flevoland voor nieuwe
ontwikkelingen. Als uitgangspunt hanteren wij hiervoor
de SER-ladder, waarbij de bedrijs- en kantorenlocaties in
astemming met omringende regio’s worden geprogram-
meerd. Wij staan een optimale benutting van bestaande
terreinen voor. Dat betekent dat wij het toestaan van
1 In de Structuurvisie Inrastructuur en Ruimte is de SER-ladder vervan-
gen door de ladder voor duurzame verstedelijking.
2 Feitelijk kan voor de huidige situatie worden gesteld dat het idee van
de toenmalige SER-ladder, nu de ladder voor duurzame verstedelijking voor alle
uncties moet gelden.
4.1 Beleidskaders
Tot nu toe is vooral aandacht besteed aan de ontwikke-
lingen in het bedr ijsleven. Vanuit een breder, maatschap-
pelijk perspectie zijn tevens de beleidskaders relevant.
Wat wil men op dit vlak vanuit de overheid bereiken? In
het algemeen is het zo dat als het gaat om werkgelegen-
heid – en dus bedrijven – de overheid zich eerst en vooral
aciliterend optreedt. Het gaat immers om de economische
ontwikkeling en daarmee om de welvaart. Alleen bij zeerbepaalde zaken (milieu bijvoorbeeld) kan een duidelijk
restrictie beleid aan de orde zijn. Het voert in het kader
van dit project te ver om alle relevante beleidsnota’s hier
aan te halen. Wel kunnen een aantal algemene punten
naar voren worden gebracht die bij het bepalen van
een toekomstig beleid voor werkloc aties zullen moeten
worden meegenomen. De volgende zaken k unnen als
algemeen geldende principes worden opgevoerd:
• Verstedelijking: concentratie van werklocaties in
stedelijke gebieden.
• Een voorkeur voor inbreiden in p laats van uitbreiden.
• Tegen die achtergrond ook: gebruik maken van
4. Locatiebeleid in Flevoland
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 44/91
44
4.2 Vragen de ontwikkelingen om aanpassing
van het provinciale locatiebeleid?
Bijzondere positie Flevoland
Voor Flevoland is het eens te meer toepasselijk om het
vigerende beleid te bezien en waar nodig aan te passen
omdat in deze provincie nog de nodige dynamiek en groei
mag worden verwacht, maar tevens omdat wellicht niet
elke algemene trend tevens voor Flevoland geldt. Bij een
te (her)ormuleren locatiebeleid kan rekening gehoudenworden met (wat) awijkende kenmerken van deze
provincie ten opzichte van de andere provincies.
Een aantal voorbeelden:
• De bevolking van Flevoland zal sterker groeien dan
elders in het land (al is het tempo niet duidelijk). De
provincie wordt tevens gekenmerkt door een jeug-
dige bevolking.
• In tegenstelling tot de meeste andere delen van
Nederland wordt in Flevoland nog een werkgele-
genheidsgroei verwacht en dat betekent dat in de
provincie nog behoete kan zijn aan extra ruimte voor
bedrijven en kantoren.
• Flevoland kent geen laat 19e / vroeg 20e eeuwse
wijken terwijl in andere gemeenten juist in die wijken
drie opeenvolgende stappen. Programmering van verste-
delijking (en speciieke invulling daarvan) zal nodig zijn om
aan de motiveringsverplichting te kunnen voldoen. Deze
motiveringsverplichting geldt vana 1 oktober 2012.
Van belang is dat dit verstedelijkingsbeleid invloed heet
op grondprijzen/grondbeleid en daarmee de inanciële
haalbaarheid van beleid. Dit vraagt om uitdieping en zou
een plaats kunnen krijgen in de te actualiseren Visie Werk-
locaties van de provincie.
Belangrijk is tevens dat uit de ‘Ladder’ voortvloeit dat regi-
onale afstemming een must is. Er wordt immers veron-
dersteld dat bij het zoeken naar nieuwe locaties wordt
uitgegaan van een aantoonbare behoete op regionaal
schaalniveau. Dat maakt regionale astemming noodzake-
lijk en het zijn de provincies die daar een taak in hebben te
vervullen. Ten tijde van het Convenant Bedrijventerreinen
(2009) is daar al nadrukkelijk op ingegaan. De noodzaak bij
kantoren is momenteel even zeer onderkend, gegeven de
daar aanwezige problematiek. Plabeka speelt hier al op in.
Maar eitelijk moeten we nu vaststellen dat de regionale
astemming ook moet gaan plaatsvinden voor andere
uncties zoals detailhandel en wonen. Het lijkt anders
lastig te worden te komen tot een goede markttechnische
onderbouwing van uitbreidingslocaties.
de bedrijventerreinenmarkt. Beoogd eect is: voorkomen
dat er over tien jaar weer een nieuwe herstructurerings-
opgave voor de deur staat.
Vooral op nieuwe locaties geldt dat het instellen van
parkmanagement een goede manier is om het uitein-
delijke terrein vorm te geven. Op bestaande locaties kan
via ondernemersondsen o het oprichten van een BIZ
de ondernemers gezamenlijk te betrekken bij en verant-
woordelijk gemaakt worden voor het onderhouden en
herstructureren van werklocaties. Via dit soort constructies
kan ree-ridersgedrag worden voorkomen. Minister Henk
Kamp van Economische Zaken wil het BIZ-experiment nu
permanent maken, schree hij in december 2012 in een
brie aan de Tweede Kamer.
Het Rijk heet aangegeven dat de programmering van
verstedelijking een taak van provincies en gemeenten
gezamenlijk is. Door introductie van de Ladder voor Duur-
zame Verstedelijking in de Structuurvisie Inrastructuur en
Ruimte ondersteunt het de gemeenten en de provincies in
de vraaggerichte programmering van hun grondgebied.
In het Besluit ruimtelijke ordening heet het Rijk hier voor
een wettelijk kader geormuleerd waarbij overheden
nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren in
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 45/91
45Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Stedelijk locatiebeleid
Waar verschillende werklocaties kunnen worden onder-
scheiden, ormeel dan wel inormeel, kunnen verschillende
eisen worden gesteld aan de ruimtelijke vormgeving
daarvan (in brede zin, dus bijvoorbeeld inclusie verkeer).
Die rol moet het locatiebeleid ver vullen.
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 wordt met betrek-
king tot het provinciale locatiebeleid voor het stedelijk
gebied gestreed naar een voldoende gedierentieerd
aanbod van werklocaties in Flevoland, zodat er voor iederbedrij en instelling een geschikte locatie gevonden kan
worden. Met dit locatiebeleid street de p rovincie naar
een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voo r-
zieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan
de vitaliteit van steden en dorpen. Hiermee draagt het bij
aan het provinciale verstedelijkingsbeleid dat gericht is op
versterking van de bestaande steden en dorpen.
In de beleidsregel stedelijk gebied (2011) heet de
provincie aangegeven welke typen werklocaties worden
onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kanto-
renomvang, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en lee-
baarheid) daaraan worden verbonden. De gemeenten zijn
vervolgens verantwoordelijk voor de concrete aanwijzing
en uitwerking van de verschillende typen werk locaties in
Inormele werklocaties
Uit de analyse van de trends mag blijken dat de economie
de nodige veranderingen heet ondergaan en d at dit
beeld voor de komende decennia niet veel anders zal zijn.
Misschien zal er sprake zijn van nog wel meer dynamiek
dan in het recente verleden. Nu gewerkt gaat worden aan
een nieuw Omgevingsplan kan de provincie goed inhaken
op de nieuwste ontwikkelingen. In het nieuwe ontwik-
kelingsplan mogen uitspraken over inormele werklocaties
dan niet ontbreken.
Gegeven de veranderende economie en de al langer
bestaande situatie dat veel bedrijvigheid buiten de
formele locaties valt te vinden, is het zonder meer aan de
orde om in het beleid niet alleen uitspraken te doen over
de formele werklocaties, maar ook over de informele.
de unctiemenging tot ontwikkeling komt (daarmee
is echter niet gezegd dat er geen unctiemenging in
de nieuwe steden voorkomt. Zo zijn in Lelystad en
Almere bewust kleine bedrijventerreinen aangelegd
tussen de woonwijken).
• Er zijn sterke verschillen tussen het stedelijke
en landelijke gebied, waar elders in het land die
overgangen vaak geleidelijker gaan. Bovendien zijn
er binnen het landelijke gebied binnen de provincie
duidelijke verschillen (het zuidwesten versus deNoordoostpolder).
• Flevoland biedt ruimte die op het Oude Land steeds
minder te vinden is.
• Tegelijkertijd moet met die ruimte zorgvuldig worden
omgegaan, omdat vooral het landelijke gebied
cultuurhistorische waarde heet
• Flevoland heet nog een sterke en moderne agrari-
sche unctie.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 46/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 47/91
47Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
zones). Publiekgerichte internetwinkels zouden in deze
centra ook een plaats moeten krijgen en zouden op andere
locaties geweerd moeten worden (tenzij de schaalgrootte
ze naar speciieke voorzieningenmilieus dwingt). Veelal
zoeken internetwinkels ruimte met gemakkelijke laad- en
losgelegenheid. De neiging bestaat om dan vooral lo caties
buiten de stadscentra te zoeken. De randen van de stads-
centra zouden echter zeker een alternatie kunnen zijn, maar
prijsverschillen zullen dit hoogst waarschijnlijk tegenwerken.
Waar het de detailhandel en voorzieningen betret ligthet voor de hand dat op provinciaal niveau alleen wordt
gekeken naar die zaken die niet-gewenste concurrentie
tussen gemeenten kan veroorzaken. Tot op heden gingen de
gedachten daarbij uit naar de grootschalige en de periere
detailhandel. Het zou dan gewenst zijn dat een onahankelijk
orgaan die ontwikkelingen beschouwt op hun eecten en
adviseert over het wel o niet toelaten.
Geconstateerd lijkt echter te kunnen worden dat de Ladder
voor Duurzame Verstedelijking nu vraagt om een verder-
gaande aanpak, om een regionale afstemming van meer
dan alleen kantoren en b edrijventerreinen. Het is relevant
om nut en noodzaak te overwegen van een provinciale
visie op voorzieningen en detailhandel.
die hier aanwezig zijn, zullen de komende jaren hier nog
de minste klappen vallen.
Anders is dat bij de meer reguliere winkelconcentraties.
Buurt- en wijkwinkelcentra staan sterk onder druk
vanwege de toenemende concurrentie en schaalvergro-
ting. Voor de buurt- en wijkwinkelcentra zal sprake zijn van
deels verdwijnen o vervangen worden door één (iliaal)
winkelbedrij.
Stadsdeelcentra en stads- en dorpscentra hebben
vooral last van de groei van het internetwinkelen. Waar
aanvankelijk werd gedacht dat het eect daarvan nogal
zou meevallen, is het beeld anders en lijkt dit eect naar
de toekomst toe van grote invloed. Voor grotere centra
als stadsdeel-, dorps- en stadscentra geldt dat het aantal
vestigingen a zal gaan nemen. Het grote gevaar dat
momenteel daarbij aanwezig is, is dat dit zal leiden tot tal
van ‘gaten’ (leegstaande panden) in het winkelgebied.
Ruimtelijk beleid zal moeten zoeken naar mogelijk heden
om te komen tot een sterkere concentratie van winkelves-
tigingen (schuiven; ‘ruilverkaveling’) en/o een sterkere
menging van uncties in die centra (bestemmingsvrije
een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV).
In het stedelijk locatiebeleid van de provincie Flevoland
worden zeven milieus onderscheiden. Als gekeken wordt
naar de voorzieningenmilieus zou men zels van negen
milieus kunnen spreken. Hier geldt echter dat er drie
doelgroepen (clusters van voorzieningen) worden onder-
scheiden die echter niet van elkaar verschillen als het gaat
om de voorkeuren voor aan te wijzen locaties. In iguur 4.1
zijn uitgangspunten in dit locatiebeleid schematisch (en
dus niet compleet) weergegeven.
Bezien moet worden of het stedelijke locatiebeleid
moet worden aangepast om goed aan te sluiten op de
veranderende economische situatie en veranderende
opvattingen bij het bedrijfsleven.
Detailhandel en voorzieningen
Kijkend naar de detailhandel k an worden vastgesteld dat
het provinciale beleid zich tot op heden heet beperkt
tot de grootschalige en periere detailhandel (naast
grootschalige voorzieningen als scholengemeenschappen,
ziekenhuizen en dergelijke). De daar aan te stellen eisen
zijn onder de noemer ‘voorzieningenmilieus’ gepresen-
teerd. Juist door de schaalgrootte en de schaalvoordelen
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 48/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 49/91
49Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
4.3 De verhouding tussen provincie en
gemeenten
Op grond van de reacties van de deelnemers aan de in het
kader van dit project gehouden werksessies kan worden
gesteld dat de gemeenten een duidelijke rol zien voor de
provincie Flevoland waar het gaat om de inschatting van
de toekomstige ruimtevraag van kantoren en bedrijven
en het locatiebeleid. Daarbij past tevens de zorg voor een
goede regionale astemming. De rol van de provincie ophet vlak van de detailhandel beperkt zich tot de aandacht
voor de grootschalige en periere detailhandel in het
locatiebeleid. Wel kwam tijdens de werksessies naar voren
dat de provincie haar beleid ten aanzien van grootscha-
lige en periere detailhandel veel strikter (in de zin van
“beperkend”) mag ormuleren. Dat houdt verband met
de verdere schaalvergroting in de detailhandel waardoor
concurrentie tussen gemeenten nu eerder aan de orde
kan zijn dan in het verleden het geval was. In dat licht
bezien ligt een mogelijkheid voor een meer sturende rol
voor de provincie dan tot op heden het geval is geweest.
Dit zou gestalte kunnen krijgen door het instellen van een
regionale adviescommissie detailhandel. Deze commissie
bekijkt alleen detailhandelsontwikkelingen vana een
Een locatiebeleid voor het landelijk gebied lijkt gewenst
nu door uiteenlopende processen de economische struc-
tuur daarvan aan sterke veranderingen onderhevig is.
Tal van boerderijen verliezen hun functie en de vraag
komt op wat in het licht van een vitaal platteland aan
niet-agrarische functies waar kan worden toegestaan.
Landelijk gebied
Naast de beleidsregel voor het stedelijk gebied is een
beleidsregel voor het landelijk gebied opgesteld (2008).
In iguur 4.2 is weergegeven hoe deze beide beleidsre-
gels zijn ingebed in het grotere geheel van provinciaal
ruimtelijk en economisch beleid. Dit iguur laat tevens
zien dat een locatiebeleid landelijk gebied nog ontbreekt
en (dus) geen plaats kr ijgt in de GVV’s o gemeentelijke
structuurvisies. En dat terwijl het landelijk en stedelijk
gebied - als het gaat om de ontwikkeling van bedrijvigheiden werkgelegenheid - wel degelijk communicerende en
soms zels concurrerende vaten zijn.
Wel worden er uitspraken gedaan die gaan in de richting
van een locatiebeleid en die bijvoorbeeld toegestane acti-
viteiten, milieuhinder en verkeer aantrekkende werking
betreen.
Waar deze beleidsregel duidelijk verschilt van die van de
stedelijke is dat bij het landelijk geb ied nog niet naar het
gebied als geheel wordt gekeken, maar is gekozen voor
het schaalniveau van de kavel. Wat mag daar wel en wat
mag daar niet?
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 50/91
Figuur 4.3: inbedding van de gemeentelijke structuurvisie vestigingsbeleid (bron: gemeente Lelystad. NB: GVV kan ook een structuurvisie werklocaties zijn)
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 51/91
51Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
De beleidsregels bieden ruimte voor maatwerk. Door
de gemeenten wordt deze manier van samenwerken
als prettig en efficiënt er varen. Er zijn geen redenen om
een stringenter provinciaal beleid te voeren. Door de
mogelijkheden voor maatwerk kan met de beleidsregels
goed verder worden gewerkt. Alleen moet nu worden
bezien op welke punten de beleidsregels kunnen worden
aangepast om goed aan te sluiten op de huidige en nog te
verwachten veranderingen.
Aandachtspunt is wel dat tot op heden een doorwerking
van het provinciaal (locatie)beleid landelijk gebied
wordt gemist. Dit is opmerkelijk omdat (zwart wit gesteld)
het landelijk gebied van oudsher meer een provinciaal
domein is. De gemeenten gaan dan weer vooral over (de
invulling van) het stedelijk gebied.
bepaald metrage (bijvoorbeeld boven de 1.500 m2, zoals in
de provincie Noord-Holland), bespreekt deze en komt tot
een nadere aweging. Tegelijkertijd lijkt het er op dat een
en ander wel eens verder zou moeten gaan als de Ladder
van Duurzame Verstedelijking concreet gestalte moet
krijgen. Het is dan de vraag o niet meer provinciale visies
nodig zijn, onder andere op het vlak van voorzieningen en
detailhandel (zeker waar het gaat om bovenlokale zaken)
om goed invulling te kunnen geven aan de beoogde
regionale astemming.
De provincie kan op verschillende manieren zorg dragen
voor de doorwerking van haar beleid naar het gemeen-
telijke niveau. Dat kan heel strikt door het opstellen van
regionale structuurvisies voor detailhandel en (ormele)
werklocaties in combinatie met een provinciale verorde-
ning. Het kan ook gestalte k rijgen door de uitgangspunten
en aspraken vast te leggen, in combinatie met een
periodiek overleg met de gemeenten. Dit laatste is voor
het locatiebeleid momenteel gebruikelijk. De provincie
heet beleidsregels opgesteld en draagt zorg voor de door-
werking daarvan door met de gemeenten hierover te over-
leggen, bijvoorbeeld als de gemeente een gemeentelijke
structuurvisie vestigingsbeleid gaat opstellen (iguur 4.3).
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 52/91
52
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 53/91
53Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Een strikt toelatingsbeleid op bedrijventerreinen zou
dan de inanciële positie van de gemeente negatie
beïnvloeden door de geringere inkomsten uit de verkopen
en door de verder oplopende rentelasten van de niet
verkochte grond.
De vraag komt dus op in hoeverre en hoe hard
gemeenten functiemenging willen sturen. Of hoe slim
gemeenten bestaande bedrijventerreinen geschikt
kunnen maken als informele werklocaties. De vraag die
daar weer aan voora gaat is o de gemeenten daarin ook in voldoende mate kunnen sturen. Bijlage 4 geet daar van
een overzicht. De conclusie is dat de sturingsmogelijk-
heden in principe aanwezig zijn, zeker op gemeentelijk
niveau.
De ontwikkeling van unctiemenging zou verder kunnen
worden gestimuleerd door op bedrijventerreinen een
strikt toelatingsbeleid te gaan voeren, want blijkbaar
komen daar toch de nodige bedrijven terecht die er niet
per se hoeven te zitten. Een dergelijk beleid zou weliswaar
unctiemenging verder stimuleren, maar de vraag moet
dan wel worden gesteld o de ruimte op andere plekken
in de gemeenten gevonden kan worden. Daar kan hier
geen sluitend antwoord op worden gegeven (want dit is
niet nader onderzocht), maar aangenomen lijkt te mogenworden dat die ruimte te vinden is (zie bijvoorbeeld de
nieuwste bestemmingsplannen van de gemeente Almere).
Maar als een strikt toelatingsbeleid gevoerd zou gaan
worden, dan doet zich bij gemeenten een dilemma voor.
Het zo stimuleren van een verdere unctiemenging leidt
er namelijk tevens toe dat minder grond o p bedrijventer-
reinen wordt verkocht1. En dat terwijl er nu al een ors
overschot dreigt, ook als alleen de huidige harde plannen
zouden worden gerealiseerd.
1 Tenzij gemeenten de mogelijkheid hebben om een deel van het
bedrijventerrein te zoneren voor inormele werklocaties. Er zijn voorbeelden dat
dit mogelijk is, maar hier komt wel het vraagstuk om de hoek van het draagvlak
van de ondernemers voor een dergelijke wijziging en eventuele schadeclaims die
hieruit kunnen voortvloeien.
5.1 Een dilemma voor gemeenten
Het idee om te komen tot een sterkere mening van
uncties, is al decennia aanwezig bij overheden op verschil-
lende schaalniveaus, van rijk tot gemeente. O het aan dat
voornemen is te danken kunnen we hier niet vaststellen,
maar gebleken is in dit onderzoek dat het aandeel
bedrijven en werkgelegenheid buiten bedrijventerreinen
tussen 2000 en 2011 is toegenomen (respectievelijk: van
75% naar 80% van de bedrijven en van 57% naar 60% vande werkgelegenheid). De veranderende economische
structuur, waarbij minder behoete is aan speciieke bedrij-
venterreinen, kan hierbij een rol hebben gespeeld.
Tegelijkertijd kan worden vastgesteld dat waar in 2000 nog
61% van de bedrijven en 51 % van de werkgelegenheid op
een bedrijventerrein zich waarschijnlijk goed had kunnen
mengen met andere uncties elders in het bebouwde
gebied, dit in 2011 is gestegen naar 65% van de bedrijven
en 59% van de werkgelegenheid. Op bedrijventerreinen
zel is de menging met uncties in lage milieucategorieën
dus toegenomen.
5. Inormele locaties als aandachtspunt?
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 54/91
54
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 55/91
55Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
modern en hoogwaardig; een onder verdeling die wellicht
primair door de gemeenten verder vorm moet worden
gegeven), mogelijk nog met een zonering voor cat. 5
bedrijven.
Uitgangspunt is vervolgens dat bedrijven in categorie 3.1
en lager op een inormele locatie terecht moeten komen.
Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de indeling in
A, B en C categorieën, zoals door de VNG in het kader van
unctiemenging opgesteld.
Als Flevoland de komende jaren weinig meer zo u
hebben uit te geven, zou men bovenstaande ideeën
terecht mogen beschouwen als mosterd na de maaltijd.
Flevoland is echter bij uitstek de provincie die nog groei
zal laten zien. Bij nieuwe bestemmingsplannen zou het
bovenstaande uitgangspunt moeten zijn. Voor bestaande
bestemmingsplannen op niet geheel uitgegeven bedrij-
venterreinen kan worden nagegaan in hoeverre aanpas-
sing van het plan mogelijk is.
Er zou door de provincie dus gekozen moeten worden
voor een strikt beleid, echter rekening houdend met een
gegeven situatie op bestaande bedrijventerreinen.
5.2 Mogelijke opstelling provincie
Met het oog op de aan h et begin van dit hoofdstuk
gegeven cijfers is het voor de provincie in ieder geval
relevant om niet langer alleen de formele locaties te
monitoren, maar dit uit te breiden met de informele.
Via het locatiebeleid kan de provincie bovendien
richtlijnen geven over het type bedrijvigheid dat in de
onderscheiden werkmilieus kan worden toegestaan. Datkan vanuit een oogpunt van verdere unctiemenging
restrictiever zijn, maar het realiteitsgehalte daarvan moet
worden betwijeld, gezien de (ruime) beschikbaarheid van
bedrijventerreinen en een al groot deel van de werkge-
legenheid dat zich buiten ormele werklocaties bevindt.
Zeker ook het in de vorige paragraa genoemde punt van
de inanciële eecten voor gemeenten weegt hier mee.
Zaak is nu om het provinciale locatiebeleid in te delen naar
de inzichten die we nu hebben. Op hoodlijnen kan daarbij
weer gebruik worden gemaakt van milieucategorieën.
Bedrijven in milieucategorie 3.2 en hoger dienen dan een
plek te krijgen op ormele bedrijventerreinen (even voor-
bijgaand aan een verdere onder verdeling in unctioneel,
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 56/91
56
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 57/91
57Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Een menging van deze uncties is echter niet
wenselijk. De uitstraling is doorgaans verschillend, de
milieucategorieën kunnen sterk uiteen lopen en de
verkeersstromen zijn van geheel verschillende aard.
Hier zou explicieter mogen worden vermeld dat de
lokale overheden moeten zorgen voor een duidelijke
zonering waarbij bijvoorbeeld kantoren en kantoor-
achtigen eerst en vooral zullen worden gesitueerd
nabij de entrees en langs de hoodverkeerswegen
die het terrein omsluiten. Kantoren strikt van bedrij-venterreinen weren wordt niet voorgestaan, gegeven
de inanciële problemen die dit bij gemeenten zou
kunnen veroorzaken (renteverliezen; aboeken op
aangekochte gronden), maar een zonering is zeker
aan de orde.
• Gegeven het toenemende belang van ruimtelijke
kwaliteit voor ondernemers zou dit element bij de
bedrijventerreinen sterker naar voren kunnen worden
gebracht. Een onderscheid tussen unctionele,
moderne en hoogwaardige terreinen sluit daar goed
op aan. Het nu zo benoemde industrieterrein is als
unctioneel aan te merken; het reguliere bedrijventer-
rein als modern. Een categorie hoogwaardig zou
toegevoegd moeten worden (waar waarschijnlijk
werken worden verwacht dat dit zich door de gehele
gebouwde omgeving voor gaat doen, los van de
vraag hoe nabij de hoo dinrastructuur is. Voor de zel-
standigen en thuiswerkers is dat ook geen belangrijk
vestigingscriterium.
• Een verdere menging van uncties in het stedelijk
gebied speelt in op de veranderende manieren van
werken. Omdat dit door het gehele bebouwde gebied
kan plaats vinden, kan de vraag worden opgeworpen
o het onderscheiden van het woon-werk milieu nogrelevant is. Anders wordt het als we als uitgangspunt
nemen dat de gemengde milieus bij voorbaat
tot stand moeten komen in de gebieden rond de
stadscentra en dat naar de randen van de bebouwing
toe minder unctiemenging aan de orde is. Ook
is het mogelijk een verbinding te leggen met het
onderscheid in A, B en C vestigingslocaties, zoals door
de VNG in het kader van unctiemenging voorgesteld.
Dat is echter primair een zaak oor de gemeenten, al
zou de provincie in haar te actualiseren Visie Werklo-
caties hier wel nader aandacht aan kunnen geven.
• Bij de werkmilieus wordt door de provincie inge-
speeld op de trend van een toenemende menging
van kantoren en bedrijven op bedrijventerreinen.
De provincie heet de do or gemeenten te volgen uitgangs-
punten bij het opstellen van een locatiebeleid vastgelegd
in de beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied. Daarbij
wordt uitgegaan van een aantal te onderscheiden locatie-
typen met bijbehorende kenmerken / eisen (zie hoodstuk
4). Over het geheel genomen lijkt er weinig reden om te
stellen dat deze indeling niet ‘toekomstvast’ zou zijn. Mede
met het oog op de eerder waargenomen trends zij een
paar mogelijke aanpassingen te noemen:
•
Bij de woon-werk milieus wordt aangegeven datde bedrijven die zich daar vestigen van een lokale
betekenis moeten zijn. In de huidige internationale
netwerkeconomie is dat standpunt niet overeind
te houden. In woon-werkmilieus moet evengoed
ruimte zijn voor (inter)nationaal werkzame bedrijven.
Gegeven de aard van een woon-werk milieu is
schaalgrootte een belangrijker criterium. De eerder
genoemde lijst van de VNG van bedrijven die zich
lenen voor unctiemenging kan daarbij als handvat
dienen.
• Bij de woon-werkmilieus moet een hoodverkeersweg
in de nabijheid zijn gelegen. Vraag is wat “nabijheid”
is, maar daar even aan voorbijgaand: er mag een
dusdanige en toenemende menging van wonen en
6. Het stedelijke locatiebeleid van de provincie
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 58/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 59/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 60/91
60
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 61/91
61Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
minder. Daar mag een bebouwing op van 30%. Bij grote
kavels is dat natuurlijk ors. Dit beleid zou tegen het licht
gehouden moeten worden (zie ook kader met huidige
opvatting in de gemeente Dronten).
Het risico is aanwezig dat deze uitbreidingsmogelijkheden
het landschap aantasten. Het roept tevens de vraag o p o
activiteiten van een bepaalde omvang dan niet beter ruim-
telijk geconcentreerd kunnen worden, bijvoorbeeld op
speciieke (agro-industriële) bedrijventerreinen, zoals dat
al het geval is bij de bestaande kernen in Noordoostpolderen Zeewolde. Deze terreinen moeten door hoodverkeers-
wegen worden ontsloten en gelegen zijn aan de rand van
stedelijke bebouwing. Een dergelijke concentratie kan
tevens – zoals in het geval van nieuwe energie – belang-
rijke schaalvoordelen opleveren en verkeersstromen
bundelen. Bovendien kunnen agro-industriële terreinen
eventueel ruimte gebruiken op bestaande bedrijventer-
reinen waarvan de uitgite niet in het gewenste tempo
verloopt (wel met een duidelijke geleding van het terrein).
producten, recreatie en toerisme en dergelijke)?
• Als de agrarische unctie verloren gaat: wat kan er met
de vrijkomende agrarische bebouwing wordt gedaan?
De beleidsregel uit 2008 voorziet in k leinschaligere
initiatieven, maar in de praktijk zoeken steeds meer groot-
schaligere activiteiten een werklocatie in het landelijk
gebied. Daarbij wordt veelal gebruik gemaakt van het
ruimtelijk experimentenkader uit het Omgevingsplan
Flevoland 2006 dat niet alle ruimtelijke vragen dekt endat in de eerste plaats bedoeld is vanuit het oogpunt van
lexibiliteit. Het experimentenkader is niet bedoeld als
reguliere uitwijkmogelijkheid voor een breed scala aan
uncties die in principe gehuisvest kunnen worden in het
stedelijk gebied (c.q. ormele werklocaties).
Bezwaarlijk is nu dat bestaande boerderijpercelen sterk
kunnen worden uitgebreid, zels tot wel 2,5 ha. Agrarische
bedrijven mogen hun kavel voor agrarische doeleinden
zels uitbreiden tot meer dan 2,5 ha. Vandaar dat het
mogelijk is dat uiteindelijk ook niet-agrarische bedrijven
toch een kavel kunnen hebben die groter is dan 2,5 ha.
Niet-agrarische bedrijven mogen in principe niet
uitbreiden. Echter een niet-agrarisch bedrij kan door
aankoop een kavel hebben van 2,5 ha o meer dan wel
Geconstateerd is hier eerder dat het agrarisch landschap
van Flevoland bijzonder is en cultuurhistorische waarde
heet. Dat geldt voor de aanwezige boerderijen die
gezichtsbepalend zijn, maar nog meer voor de open
ruimte en de strakke verk aveling. Willen deze cultuurhis-
torische, maar ook recreatieve en natuurwaarden worden
behouden, dan zal voor het landelijk gebied niet moeten
worden gekozen voor een kavelgewijze benadering (zoals
in het huidige experimentenkader landelijk gebied het
geval is), maar voor een gebiedsgewijze benadering.Anderzijds is het ook van belang zorg te dragen voor het
behoud en de verdere ontwikkeling van de plattelands-
economie. Vraag is dan hoe – tegen die achtergrond –
gekomen kan worden tot een zo goed mogelijke ordening
van de verschillende uncties in het landelijke gebied.
Keren we eerst even terug naar het kavelniveau waarop
het beleid tot op heden is geocust. Hier spelen primair
twee vragen:
• In hoeverre kunnen de agrarische ac tiviteiten
verbreed worden met het oog op nieuwe typen
agrarische bedrijvigheid (leveringen aan bijvoorbeeld
energiesector, pharmabedrijven, biobased industrie
en dergelijke) en nevenactiviteiten (verkoop streek-
7. Provinciaal beleid voor het landelijk gebied
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 62/91
62
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 63/91
63Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
regels moeten worden geormuleerd voor de situatie
waarbij de betreende agrarische unctie stop wordt gezet
ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen.
Gaande van het oppervlaktewater aan de randen van de
provincie naar de kernen is dan een bepaalde geleding
denkbaar:
• Recreatiegebieden
• Grootschalige landbouw en verspreid voorkomende
andere economische activiteiten• Overloopzone naar kernen (c. het Omgevingsplan),
met daarin:
- Recreatieve overloopgebieden
- Agro-industriële bedrijventerreinen.
In een te ormuleren locatiebeleid voor het landelijk
gebied moet een onderscheid worden gemaakt in agrari-
sche en niet-agrarische ac tiviteiten.
Bij de niet-agrarische activiteiten moet in alle gevallen
worden uitgegaan van een maximaal toe te stane
kavelgrootte van het (voormalige) boerener. Dat kan de
huidige 2,5 ha zijn. Vraag is hoe om te gaan met grotere
kavels waarvoor in het verleden toestemming voor uitbrei-
ding is gegeven. Verwacht mag worden dat het inperken
van de omvang van dergelijke k avels onvermijdelijk totplanschades zal leiden. Het bevriezen van de omvang van
de kavel en het bebouwde oppervlak is wellicht een optie.
Waar het gaat om recreatieve / toeristische uncties
verdient het aanbeveling die tot stand te laten komen in
de nabijheid van de kernen.
Voor de agrarische activiteiten wordt voorgesteld niet
uit te gaan van een maximum oppervlak van de erkavel.
Schaalvergrotingsprocessen zetten door en de vergrote
bedrijven hebben op de erkavel meer ruimte nodig. Voor-
gesteld wordt om de maximale omvang in deze gevallen te
relateren aan het totale agrarisch areaal, bijvoorbeeld een
erkavel met een omvang tot maximaal 1% van het totale
areaal aan agrarische gronden. Aansluitend zouden tevens
De gemeente Dronten heet redelijk recent een kaderstellende
notitie voor de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied
vastgesteld (jan. 2011 en ebr. 2012). Op basis van deze notitie en
het huidige bestemmingsplan wordt de herziening vormgegeven.
Het beoogde beleid voor het buitengebied ziet er op hoodlijnen
als volgt uit:
agrarische bedrijven middels awijking naar 2,5 ha onder
voorwaarde;
agrarische hulp- en nevenbedrijven middels wijzigingsbe-
voegheid naar 2,5 ha onder voorwaarden. Wanneer een
dergelijk bedrij meer vierkante meter nodig heet, dient het zich te vestigen op een bedrijventerrein;
alle andere bestemmingen, bijvoorbeeld wonen en bedrij,
op een er kunnen het er niet vergroten;
activiteiten die binnen agrarisch hulp- en nevenbedrijven
mogelijk worden gemaakt zijn ver- en bewerking en opslag
van het ruwe agrarische product en loonbedrijven;
voor niet-agrarische bedrijsactiviteiten heet de gemeen-
teraad een bedrijvenlijst vastgesteld. Deze is gebaseerd op
de bedrijvenlijst uit het VNG boekwerk. Echter er heet een
´Drontense´ selectie plaatsgevonden.
Ten aanzien van de oppervlakte van 2,5 ha de kanttekening dat
dit geen netto oppervlakte is, maar bruto. In verband met de land-
schappelijke inpassing en inrichtingsprincipes, dient de astand
tussen zijdelingse en achter perceelgrens en bebouwing 10 m te
zijn en aan de voorzijde, wegzijde, 15 m. Binnen de zone van 10 m
staat o wordt veelal de ersingel van minimaal 6 m geplant.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 64/91
64
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 65/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 66/91
66
ervergroting. Zeker nu de verwachting is dat in 2030
acht van de tien agrarische bedr ijven niet meer zullen
bestaan en de betreende bedrijsgebouwen vrij
komen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
• Vastgesteld kan worden dat alle betrokken partijen
zich bewust zijn van de noodzakelijkheid dat de
Ladder voor Duurzame Verstedelijking (SVIR, 2012) zal
moeten worden toegepast voor alle nieuwe ruimte-lijke ontwikkelingen.
• In principe correspondeert de huidige opzet van het
locatiebeleid in Flevoland al met het verstedelijkings-
beleid voor werklocaties uit de Ladder voor Duurzame
Verstedelijking. Wel is het de vraag o binnen het
kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking
een regionale astemming van voorzieningen en
detailhandel eveneens noodzakelijk wordt.
• De inschatting is dat de Ladder gevolgen heet voor
de grondprijzen en daarom ook voor het grondbeleid.
delen van bedrijventerreinen (meer) unctiemenging
mogelijk is. Zo wordt in Almere het overschot in het
aanbod van ormele werklocaties, die niet aansluiten
op de huidige en toekomstige vraag, succesvol
herbestemd. Concrete voorbeelden daarvan zijn de
binnenstedelijke terreinen Poldervlak en Markerkant.
• Gegeven de veranderende economie en de al langer
bestaande situatie dat veel bedrijvigheid zich buiten
de ormele locaties vestigt, is het aan de orde om
in het beleid niet alleen uitspraken te doen over deormele werklocaties, maar ook de inormele werklo-
caties hierin mee te nemen. Ook de monitoring kan
naar inormele locaties worden uitgebreid.
• De beleidsregel voor het landelijk gebied uit 2008
voorziet in kleinschaligere initiatieven, maar in de
praktijk zoeken steeds meer grootschaligere activi-
teiten daar een werklocatie. Daarbij wordt veelal een
beroep gedaan op het ruimtelijk experimentenkader
uit het Omgevingsplan Flevoland 2006. Dit experi-
mentenkader is echter in de eerste plaats bedoeld
voor onvoorziene ontwikkelingen met een duidelijke
gebiedsimpuls. Het verdient aanbeveling om apart
beleid op te stellen voor grootschaligere initiatieven
in het landelijk gebied en condities op te stellen voor
op inormele werklocaties, dus buiten de bedr ijventer-
reinen.
Beleid
• Het huidige stedelijke locatiebeleid in Flevoland is
behoorlijk toekomstgericht. Wel zijn aanpassingen
aan de orde om in te kunnen spelen op de gesigna-
leerde ontwikkelingen voor een betere match tussen
vraag en aanbod.
•
Het instrumentarium ter stimulering van unctie-menging – in antwoord op de gesignaleerde ontwik-
kelingen – is in principe beschikbaar in de vorm van
provinciaal locatiebeleid en de daaraan gekoppelde
gezamenlijke monitoring met de doorwerking naar de
gemeentelijke structuurvisies en GVV’s en uiteindelijk
naar bestemmingsplannen.
• Een beleid dat zwaar inzet o p verdere unctiemen-
ging wordt zowel ambtelijk als politiek onwenselijk
beschouwd vanwege de inanciële gevolgen die dit
kan hebben door een verminderde uitgite van bedrij-
venterreinen. Dat is het grote dilemma dat uit deze
exercitie naar voren is gekomen en als een bestuurlijk
beslispunt kan worden aangeduid.
• Er zijn voorbeelden dat doo r ‘kleurverschieten’ van
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 67/91
67Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
toenemende mate een rol weggelegd voor leisure en
zorg. De vraag kan worden opgeworpen o voor deze
twee belangrijke groeicategorieën prognoses voor
de ruimtevraag noodzakelijk zijn. Daar waar ruimte
voor de zorg zich wellicht nog laat berekenen, is dat
voor leisure echter veel lastiger omdat die sector
vooral ahankelijk is van investeringsbereidheid van
ondernemers en er sprake is van een grillig gedrag op
dat vlak. Verder ontbreken eenduidige kengetallen
vanwege de grote diversiteit bij toerisme en recreatie.Aanbevolen wordt zowel de ruimte voor zorg als voor
leisure in de Visie Werklocaties nader te verkennen.
• Er vindt op dit moment geen speciieke provinciale
monitoring plaats van de detailhandel in de brede zin
van het woord. Wel is er in het loc atiebeleid aandacht
voor GDV/PDV locaties. Gegeven optredende veran-
deringen in de detailhandelsstructuur (onder andere
verdere schaalvergroting) zou de wenselijkheid van
een detailhandelbeslissings- dan wel overlegplatorm
kunnen worden onderzocht. Daar kan dan tevens de
beleidsvorming voor PDV en grootschalige regionale
detailhandelsontwikkelingen plaatsvinden. Gegeven
de problematiek van winkel- en stadscentra is het zels
de vraag o niet een verdere inzet van de provincie
doen. Nieuwe kantorenlocaties lijken vooralsnog niet
aan de orde en voor zover ze aan de orde z ijn, is reke-
ning te houden met gewijzigde locatievoorkeuren van
ondernemers. Bestaande leegstaande kantoren zijn
niet per se courante voorraad.
2. Voorstel aanvulling op de Visie Werklocaties
• De huidige monitoring, de grondslag voor de Visie
Werklocaties, beperkt zich tot de ormele werklo-
caties (bedrijventerreinen en kantorenlocaties). Deopkomst van nieuwe werkvormen roept de vraag
op o op dit vlak speciieke ruimtelijke maatregelen
worden gevraagd. Dit vanuit het idee dat het voor de
betreende bedrijven aantrekkelijk moet zijn zich te
vestigen op een inormele werklocatie. Nagedacht
kan worden over nieuwe ‘creatieve werklocaties’
die vooral prikkelend, uitdagend en lexibel zijn.
Gegeven de beschreven veranderingen in dit rapport,
waarbij de groei van de werkgelegenheid vooral op
inormele werklocaties plaatsvindt en bij de nieuwe
werkvormen, wordt voorgesteld de monitoring van
de Visie Werklocaties uit te breiden met inormele
werklocaties.
• In de economische structuur van Flevoland is in
8.2 Aanbevelingen beleidsaanpassingen
werklocaties stedelijk gebied en agrarisch
gebied
Stedelijk gebied
1. Actualiseren van de huidige Visie Werklocaties 2030+
De Visie Werklocaties 2030+ (2010) wordt, als daar aanlei-
ding voor is, om de vier jaar geactualiseerd. Aanbevolen
wordt om de Visie Werklocaties 2030+ nu te actualiserenomdat:
• er een anemende vraag is naar bedrijventerreinen in
Nederland. Hoewel er voor Flevoland nog duidelijke
groeiverwachtingen zijn, moeten de berekeningen
die gehanteerd zijn in de huidige Visie, voor de
toekomstige behoete opnieuw worden bezien. Voor
de komende jaren zal een ander economisch scenario
met minder groei gelden dan waar de huidige Visie
vanuit werd gegaan;
• ook de opgestelde prognoses voor de kantorensector
zullen vanuit de gewijzigde economische situatie
opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden,
maar juist ook vanwege de nieuwe manieren van
werken die zich het sterkst in de kantorensector voor-
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 68/91
68
Landelijk gebied
• In dit onderzoek is geconstateerd dat het agrarisch
landschap van Flevoland bijzonder is en cultuurhis-
torische waarde heet. Dat geldt voor de aanwezige
boerderijen die gezichtsbepalend zijn, maar nog
meer voor de open ruimte en de strakke verkaveling.
Willen deze cultuurhistorische, maar ook recreatieve
en natuurwaarden behouden worden, dan heet
het de voorkeur om voor het landelijk gebied de
kavelgewijze benadering (beleidsregel kleinschaligeontwikkelingen in het landelijk gebied) om te zetten
in een meer gebiedsgewijze benadering. Dit is een
werkwijze die overeenkomt met het huidige experi-
mentenkader en tegelijkertijd inspeelt op herhaalde
(en dus voorzienbare) ruimtevragen waarvoor regulier
beleid opgesteld kan worden. Daarmee worden niet
alleen de landschappelijke en cultuurhistorische
waarden beschermd, maar kan de vitaliteit van het
landelijk gebied worden versterkt zonder dat dit ten
koste gaat van het stedelijk gebied.
• Het beleid voor het landelijk gebied zou geïntegreerd
moeten worden met het locatiebeleid voor het stede-
lijk gebied in één integrale economische structuur-
visie. Hier is alle aanleiding toe omdat het onderzoek
indeling van vestigingslocaties in de rede. Aanbevolen
wordt een categorie dienstenlocaties toe te voegen
en bij bedrijventerreinen de ruimtelijke kwaliteit
nadrukkelijk een rol te geven in de segmentatie.
4. Ladder voor duurzame verstedelijking
• Monitoring gaat aan belang winnen door de moti-
veringsplicht voor overheden bij nieuwe stedelijke
ontwikkelingen. Monitoring vindt momenteel plaats
door middel van de Visie Werklocaties voor ormelewerklocaties. Het verdient aanbeveling om de huidige
monitoring van ormele werklocaties uit te breiden
met inormele werklocaties.
• Werken aan een nieuwe Visie Werklocaties biedt een
goede gelegenheid om het eect te analyseren van
de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
gewenst is. Vooral tussen de hoodcentra kan bij
bepaalde ontwikkelingen concurrentie op gaan
treden.
3. Aanbeveling op (inter) gemeentelijk niveau
Het opstellen van de Visie Werklocaties gebeurt in
samenwerking met de gemeenten. Uit dit onderzoek
komen de volgende aanbevelingen voort die een meer
(inter)gemeentelijk karakter hebben. Het meenemen van
onderstaande onderzoeksaspecten bij een nieuwe VisieWerklocaties is ahankelijk van de gevoelde noodzaak bij
de gemeenten.
• In de nieuwe visie zou de vra ag beantwoord kunnen
worden o en in hoeverre het mogelijk is keuzegedrag
van ondernemers te beïnvloeden door var iatie in
grondprijzen van ormele en inormele werklocaties.
• Met het oog op het verder stimuleren van unctiemen-
ging kunnen de gemeenten samen met de provincie
bezien o en hoe gemeenten unctieverandering op
bestaande bedrijventerreinen kunnen realiseren. Het
gaat daarbij vooral om de vraag o planschade een
risico vormt.
• Gegeven optredende veranderingen en nieuwe
inzichten ligt een aanpassing en aanvulling van de
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 69/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 70/91
70
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 71/91
71Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
• Provincie Flevoland e.a. (2012), Economie & Arbeidsmarkt
Flevoland 2011-2012.Lelystad.
• Provincie Flevoland (2011), structuurvisie werklocaties
Flevoland 2011.Lelystad.
• Provincie Flevoland (2012), provinciale werkgelegen-
heidscijers 2000-2011. Lelystad.
• Royal Haskoning (2010), Kwaliteit en veroudering
bedrijventerreinen Noord-Brabant. Nijmegen / ’s-Herto-
genbosch (provincie Noord-Brabant).
•
Smit, Annet Jantien (2012), Spatial Quality o CulturalProduction Districts. Proeschrit. Groningen: Rijksuniver-
siteit Groningen.
• The Smart Agent Company, DHV, Bedrijventerrein (2005),
Werknemers over Werklocaties Onderzoek. In: Bedrijven-
terrein.
• Twynstra Gudde (2011), Nationaal Kantorenmarkt Onder-
zoek 2010.
• Vastgoedrapportage Arnhem – Nijmegen (2011).
Nijmegen: Stadsregio Arnhem – Nijmegen.
• Velden, Eeje van der, Tis Kolen (z.j.). Winkelcentra worden
steeds kwetsbaarder. Vught: BRO (internet artikel).
• www.orumwijkeconomie.nl/handboek/
• www.omgevingsjurist.nl
• www.telewerklorum.nl
sterke regionale contrasten. CBS/PBL.
• Leyk, Dietmar en Steelcase WorkSpaceFutures (red.;
2010), Working and living in the city o K nowledge.
A Berlage Institute project in co llaboration with
Steelcase.
• Ministerie van Inrastructuur en Milieu (2012), Struc-
tuurvisie Inrastructuur en Ruimte. Den Haag.
• NEPROM (2012), Van places to buy naar places to be.
• NVM (z.j.), Van platteland naar publiek domein.
•
Plabeka (2010), Uitvoeringsstrategie Plabeka 2010-2040.
• Planbureau voor de Leeomgeving (2010), Bedrijvig-
heid en leebaarheid in stedelijke woonwijken. Den
Haag/Bilthoven.
• Provincie Flevoland (2006), Omgevingsplan. Lelystad.
• Provincie Flevoland (2008), Beleidsregel kleinschalige
ontwikkelingen in het landelijk gebied. Lelystad.
• Provincie Flevoland (2010), Visie Werklocaties Flevo-
land 2030+. Lelystad.
• Provincie Flevoland (2011), Coalitieakkoord Flevoland
2011 – 2015. Lelystad.
• Provincie Flevoland (2011) Beleidsregel Stedelijk
Gebied. Lelystad.
• Provincie Flevoland (2011), inormele werklocaties
2000-2010 (stage project Sander Smit ). Lelystad.
• ABN Amro (2013), Retaillocaties 2020.
• Blommensteijn, W. (2012) Webwinkels: een bedreiging
voor de detailhandelsstructuur? Vught: BRO (internet-
artikel).
• Bureau Buiten (2010), Visie werklocaties Flevoland
2030+. Utrecht / Lelystad (provincie Flevoland).
• CBS (2011), ICT, kennis en economie.
• Dinteren, Jacques van (2010), Hoe werken we straks?
En waar? In: Stedebouw en Ruimtelijke Ordening, 04,
pp. 40 – 45.• Dinteren, Jacques van, Erwin van der Krabben (2011),
Het Nieuwe Werken: meer dan werkplek en inrichting.
In Real Estate Magazine, september.
• Dinteren, Jacques van (2011), Ontdek de toekomstige
werkplek. In: FMI (Facility Management Inormatie
tijdschrit), 11, pp. 24 ‐27.
• Feijter, Frank de (2012) Het Nieuwe Werken en de
bedrijslocatie. Onderzoek naar de invloed van Het
Nieuwe Werken op de voorkeur voor locaties van
werkplekken en werkgebieden. Nijmegen: Royal
Haskoning / Radboud Universiteit Nijmegen.
• Jones Lang Lasalle (2011), Creëren van ‘Winning Work-
places’. Amsterdam.
• Jong, Andries de, Coen van Duin (2011), Regionale
bevolkings- en huishoudensprognose 2011–2040:
Literatuur
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 72/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 73/91
Bijlagen
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 74/91
74
Onderwerp Functioneel bedrijventerrein Modern bedrijventerrein Bedrijvenpark
1. Glasvezelnet Nee Nee Ja
2. FSI Minimaal 0,6 Minimaal 0,8 Minimaal 1
3. Hoeveelheid groen in openbaar gebied Stroken (5% van openbaar gebied)Stroken en singels (5% van openbaar
gebied)
Singels en grotere gehelen (15% van open-
baar gebied; veel groen op kavels)
4. Buitenopslag op eigen terrein (niet
overdekt en/o visueel ageschermd)Ja Ja, ageschermd Nee
5. Representativiteit In de stedenbouw is enige lijn te herkennenIn de stedenbouw én de architectuur is een
lijn te herkennenDuidelijk ontwerpmatig opgezet
6. Materiaalgebruik van gebouwen
(kwaliteit gebruikte bouwmaterialen).Divers, redelijk ogend
Relatie hoogwaardig en eenduidiger
(beton, stenen, hout)
Hoogwaardig
(beton, stenen, hout, grote glasvlakken):
onder architectuur gebouwd
7. Inpassing in de omgevingDuidelijk gescheiden van andere uncties
(bijv. door brede weg) en op astand
Duidelijk gescheiden van andere uncties
(bijv. door brede weg) en op astandZachte overgangen (groen; breed)
8. Fietspaden op terrein Suggestiestrook op hoodwegen Suggestiestrook op hoodwegenVrijliggend (in ieder geval op de hood-
wegen en enkele secundaire wegen)
9. Trottoirs op terrein Enkelzijdig langs hoodwegen Enkelzijdig langs hoodwegen Tweezijdig op nagenoeg gehele terrein
10. Busvervoer over terrein In en rond de spits Niet requent Frequent
11. Parkeren Eigen terrein Eigen terreinEigen terrein aan achterzijde gebouwen o
collectie
12. Milieucategorie 3-5 (zie tekst) (2) - 3 – 4 (zie tekst) 2 – 4 (zie tekst)
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 75/91
75Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
(goederen) o 2P (personen).
In het laatste geval (verkeer) k an eventueel nog worden
gedacht aan unctiemenging, vooropgesteld dat er sprake
is van een ontsluiting op de hoodinrastructuur en er van
verdere andere hinder geen sprake is.
Op de volgende pagina’s staan oto-impressies van de
onderscheiden typen bedrijventerreinen.
volgende basisvoorwaarden wordt voldaan:• goede bereikbaarheid per (vracht)auto
• goed gedimensioneerde wegen
• goed onderhoud van groen, straatmeubilair, wegen
en dergelijke
• geen buitenopslag op straat
• uniorme bewegwijzering
• geen iles in de omgeving
• ruim voldoende milieuruimte.
Vanuit oogpunt van het stimuleren van unctiemenging
kan gediscussieerd worden over de bij de milieu-
categorieën te hanteren ondergrens. De volgende
uitgangspunten zouden kunnen worden gehanteerd (in
het verlengde van Bedrijven en Milieuzonering (2009) van
de VNG):
• alles in de categorie 3.2 en hoger hoort op een speci-
iek bedrijventerrein thuis;
• alles in 3.1 en lager hoort op een bedrijventerrein
thuis als één o meer van de onderstaande kenmerken
aan de orde zijn:
- vallend in categorie 2 o hoger voor gevaar;
- vallend in categorie 3 voor geluid;
- met een index voor verkeer die hoger ligt dan 1G
Bekend is dat de verschillen in bedrijventerreinen nietgroot zijn. Althans, voor wat betret de huidige indeling.
Dan overheerst het zogenaamde gemengde terrein. De
verschillen zijn echter groot als het gaat om de kwaliteit
van terreinen. En die kwaliteit moet ook veeleer de ingang
zijn van een segmentatie, want uit onderzoek blijkt dat
ondernemers momenteel vooral graag een onderscheid
in terreinen zien op basis van ruimtelijke kwaliteit. Een
segmentatie van bedrijventerreinen zou dus eerst en
vooral moeten gebeuren op grond daarvan. In principe
kan worden uitgegaan van drie k waliteitsniveaus: unc-
tioneel, modern, hoogwaardig. Dat neemt niet weg dat
daarnaast nog speciieke eisen kunnen worden gesteld
vanwege bijvoorbeeld milieu en ontsluiting. Dat betret
in het bijzonder twee sectoren, namelijk de logistiek en
de (zware) milieuhinderlijke bedrijvigheid. Daar is bijvoor-
beeld in Noord-Brabant voor gekozen door de typen
bedrijventerrein voor zware industrie en logistiek terrein
toe te voegen. In Fryslân bijvoorbeeld is bij de unctionele
en de moderne terreinen een onderscheid aangebracht
tussen wel en niet via water ontsloten.
Bij de drie ideaal typen passen ideaaltypische kenmerken
zoals hierna in de tabel weergegeven.
Daarnaast wordt er van uitgegaan dat op elk terrein aan de
1. Mogelijke typologie van werklocaties
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 76/91
76
Functioneel Modern
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 77/91
77Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Bedrijvenpark
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 78/91
78
Hans van Groenestein Provincie Flevoland
Jacques van Dinteren Royal HaskoningDHV (voorzitter)
Herma Harmelink Royal HaskoningDHV (inleider)
Anton Bokkers Gemeente AlmereHinne Paul Krolis Gemeente Almere
Robert Jan Moorman Gemeente Lelystad
Bas Terbach Gemeente Lelystad
Renée Geling-van Ballegooij Gemeente Lelystad (rondleiding Noordersluis)
Jeroen van Wijk Gemeente Noordoostpolder
René van den Belt Gemeente Noordoostpolder
Jacob Korterink Gemeente Noordoostpolder
Harry Dubelaar Gemeente Dronten
Elleke Tichelaar Gemeente Dronten
Hein de Haan Bureau HdeH Ruimtelijk Advies (Gemeente Dronten)
Wouter Weyers Kamer van Koophandel
Herman van der Wer Kamer van Koophandel
Roy Nijboer Provincie Flevoland
Paul Smeenk Provincie Flevoland
Anno Vuuregge Provincie Flevoland
Jojet van Steenis Provincie Flevoland (inleider)
Carina van Dijk Provincie Flevoland
Rob Strijker Provincie Flevoland
2. Deelnemers aan de werksessies
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 79/91
79Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Tabel B3.1: Aantal vestigingen en werkzame personen naar ormele en inormele locaties
Inormeel Formeel Totaal
Jaar Absoluut % Absoluut %
Vestigingen 2000 12.414 74,5% 4.241 25,5% 16.655
2005 15.402 75,3% 5.060 24,7% 20.462
2011 25.031 79,7% 6.386 20,3% 31.417
Werkzame
personen2000 67.309 56,9% 50.963 43,1% 118.272
2005 78.071 56,4% 60.264 43,6% 138.335
2011 99.044 58,2% 71.000 41,8% 170.044
3. Gedetailleerde cijers bij hoodstuk 4
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 80/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 81/91
81Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Tabel B3.3: Aandeel werkgelegenheid op bedrijventerreinen
2000 2005 2010 2011
Industrie 90% 93% 90% 90%
Vervoer en opslag 66% 68% 73% 71%
Winning/distributie van water; aval(water)beheer, sanering 57% 61% 64% 67%
Bouwnijverheid 74% 65% 58% 58%
Inormatie en communicatie 46% 56% 59% 58%
Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s 52% 53% 49% 50%
Verhuur van roerende goederen, overige zakel. dienstverl. 31% 42% 50% 48%
Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas 34% 71% 49% 47%
Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening 35% 40% 43% 41%
Landbouw, bosbouw en visserij 46% 42% 41% 40%
Financiële instellingen 30% 27% 39% 35%
Verhuur van en handel in onroerend goed 44% 35% 36% 34%
Gezondheids- en welzijnszorg 26% 20% 20% 22%
Overige dienstverlening 19% 23% 22% 18%
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen 23% 22% 14% 14%
Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 11% 14% 14% 13%
Cultuur, sport en recreatie 7% 11% 10% 13%
Onderwijs 5% 5% 6% 7%
Winning van delstoen 0% 0% 0% 0%
Totaal 43% 44% 42% 42%
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 82/91
82
Tabel 3.4: Arbeidsplaatsen op formele werklocaes naar mogelijkheden voor funcemenging
Type (VNG-brochure)2000 2005 2011 2000 2005 2011
Abs Abs Abs % % %
A (Aanpandig aan woningen) 15.261 20.697 26.682 29,9% 34,3% 37,6%
B (Agescheiden van woningen) 4.926 5.959 7.479 9,7% 9,9% 10,5%
C (Agescheiden van woningen + ontsluiting op de hoodinrastructuur) 5.568 6.205 7.515 10,9% 10,3% 10,6%
Overig (niet in gemengd gebied) 25.208 27.403 29.324 49,5% 45,5% 41,3%
Totaal 50.963 60.264 71.000 100,0% 100,0% 100,0%
Tabel B3.5: Aantal vesgingen op formele werklocaes naar mogelijkheden voor funcemenging
Type (VNG-brochure) 2000 2005 2011 2000 2005 2011
Abs Abs Abs % % %
A (Aanpandig aan woningen) 1.332 1.749 2.464 31,4% 34,6% 38,6%
B (Agescheiden van woningen) 822 886 1.126 19,4% 17,5% 17,6%
C (Agescheiden van woningen + ontsluiting op de hoodinrastructuur) 428 494 586 10,1% 9,8% 9,2%
Overig (niet in gemengd gebied) 1.659 1.931 2.210 39,1% 38,2% 34,6%
Totaal 4.241 5.060 6.386 100,0% 100,0% 100,0%
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 83/91
83Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Tabel B3.6: (Groei) werkgelegenheid in landelijk gebied naar sector in 2000 en 2011 (exclusief agrariërs), absoluut en procentueel
2000 2011 2000 2011 Groei 2000-2011
abs abs % % abs. %
Landbouw, bosbouw en visserij (excl agrarische sector)) 332 334 8,1% 5,9% 2 0,6%
Industrie 226 272 5,5% 4,8% 46 20,4%
Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas 24 69 0,6% 1,2% 45 187,5%
Winning/distributie van water; aval(water)beheer, sanering 24 49 0,6% 0,9% 25 104,2%
Bouwnijverheid 164 148 4,0% 2,6% -16 -9,8%
Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s 565 828 13,8% 14,7% 263 46,5%
Vervoer en opslag 154 163 3,8% 2,9% 9 5,8%
Logies-, maaltijd- en drankverstrekking 361 658 8,8% 11,7% 297 82,3%
Inormatie en communicatie 52 138 1,3% 2,4% 86 165,4%
Financiële instellingen 72 28 1,8% 0,5% -44 -61,1%
Verhuur van en handel in onroerend goed 18 51 0,4% 0,9% 33 183,3%
Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening 437 539 10,6% 9,6% 102 23,3%
Verhuur van roerende goederen, overige zakel. dienstverl. 135 282 3,3% 5,0% 147 108,9%
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen 17 34 0,4% 0,6% 17 100,0%
Onderwijs 174 211 4,2% 3,7% 37 21,3%
Gezondheids- en welzijnszorg 200 361 4,9% 6,4% 161 80,5%
Cultuur, sport en recreatie 1145 1446 27,9% 25,6% 301 26,3%
Overige dienstverlening 6 27 0,1% 0,5% 21 350,0%
Totaal 4106 5638 100,0% 100,0% 1532 37,3%
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 84/91
84
In het laatste geval (verkeer) k an eventueel nog wordengedacht aan unctiemenging, vooropgesteld dat er sprake
is van een ontsluiting op de hoodinrastructuur en er van
verdere andere hinder geen sprake is.
Tegelijkertijd past hier een waarschuwing: de in de VNG
publicatie gegeven richtlijnen kunnen niet altijd zo maar
worden overgenomen. Dat geldt in het bijzonder voor de
richtastanden (zie kader op de volgende bladzijde).
Verder zijn er over bestemmingsplannen als sturings-
middel (vooral in de zin van toe te laten bedrijvigheid) nog
twee opmerkingen te maken:
• gegeven het overaanbod aan bedrijventerreinen kan
de vraag worden gesteld in hoeverre nog veel nieuwe
vestigingslocaties worden ontwikkeld en daarvoor
nieuwe bestemmingsplannen moeten worden
opgesteld (en er dus een groot eect mag worden
verwacht). Niettemin bestaat de mogelijkheid om
voor de niet uitgegeven grond het bestemmingsplan
te herzien, maar zal ook moeten worden nagegaan o
en in hoeverre er risico is van planschade;
• een bestemmingsplan in zijn geheel herzien op het
punt van toe te laten bedrijven lijkt lastig, gegeven
zijn met verruimde mogelijkheden voor menging inbestaande bebouwing.
• Opstellen kwaliteitskaarten waarin inzichtelijk
wordt gemaakt waar welke milieucategorieën zitten
waardoor er meer grip op een duurzame ontwikkeling
ontstaat.
Vanuit het oogpunt van het stimuleren van unctiemen-
ging, kan bovendien gediscussieerd worden over de bij
de milieucategorieën te hanteren ondergrens voor bedrij-
venterreinen bij het opstellen van een bestemmingsplan.
De volgende uitgangspunten zouden kunnen worden
gehanteerd (in het verlengde van Bedrijven en M ilieuzone-
ring van de VNG):
• alles in de categorie 3.2 en hoger hoort op een speci-
iek bedrijventerrein thuis;
• alles in 3.1 en lager hoort op een bedrijventerrein
thuis als één o meer van de onderstaande kenmerken
aan de orde zijn:
- vallend in categorie 2 o hoger voor gevaar;
- vallend in categorie 3 voor geluid;
- met een index voor verkeer die hoger ligt dan 1G
(goederen) o 2P (personen).
RO instrumentarium
Gemeenten beschikken in principe over het ruimtelijk
ordenings-instrumentarium om unctiemenging mogelijk
te maken o te stimuleren. Dat kan vooral via het bestem-
mingsplan. Te noemen zijn onder meer:
• mogelijk maken (bijvoorbeeld in woonwijken, boerde-
rijpercelen) o tegengaan (strikte abakening van de
doelgroep op bedrijventerreinen);
• lexibiliteit inbrengen via projectbesluit, ontheings-
bevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden;
• toestaan van tijdelijke uncties;
• een te transormeren werklocatie niet te snel
omzetten naar wonen, maar gebruiken voor nieuwe,
niet hinderlijke (veelal kleinschalige) economische
activiteiten.
• Opstellen van een stappenplan voor een locatie die
vrijkomt en/o voor een bedrij dat een locatie zoekt
(bijvoorbeeld eerst bestaande locatie in gemengd
gebied gebruiken, als dat niet k an nieuwe locatie in
gemengd gebied, daarna pas werklocatie).
• Ruimtelijke keuzes maken (in structuurvisie?) en
aangeven waar menging wel en niet kan. De vraag die
hierbij wel op komt is die naar mogelijke planschade
in bestaande situaties. Niet iedereen zal immers blij
4. Sturing is in principe mogelijk
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 85/91
85Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
Volg dus niet klakkeloos de aanbevolen astanden uit de V NG-bro-
chure, maar onderzoek altijd o er geen belemmerende aspecten,
zoals in dit geval geluidhinder, aanwezig zijn om de aanbevolen
richtastanden over te nemen. Wanneer aan de astandsnormen
wordt voldaan, wil dit nog niet zeggen dat er zonder meer sprake
is van een goede ruimtelijke ordening! Inventariseer bijvoorbeeld
altijd goed wat de bestaande rechten zijn van bedrijven in (milieu)
omgevingsvergunningen.
Bron: www.omgevingsjurist.nl
Richtafstanden uit de VNG-brochure
Hoewel de in de VN G-brochure opgenomen astanden indica-
tie zijn, geldt de brochure in de praktijk ook wel als ‘pseudo-
wetgeving’. Wanneer aan de astandsnormen wordt voldaan, is
in beginsel sprake van een goede ruimtelijke ordening. De meeste
gemeenten maken dan ook bij het maken van bestemmingsplan-
nen veelvuldig gebruik van de VNG-brochure.
Uit een uitspraak van 12 september 2012. no. 201109894/1/R3
van de Adeling blijkt dat het niet verstandig is om de astanden
uit de VNG-brochure klakkeloos over te nemen bij het opstellen
van bestemmingsplannen.
Wat was er aan de hand?
De gemeente had op een astand van 50 meter van een schade-
herstelbedrij woningen mogelijk gemaakt in een bestemmings-
plan. Volgens de gemeente betro het gebied een zogenaamd
‘gemengd gebied’ in de zin van de VNG-brochure (let op: dit is wat
anders dan een ‘gebied met unctiemenging!’).
In de VNG-brochure wordt voor autoplaatwerken een richtastand
van 100 meter aan bevolen. Deze astand kan voor het omge-
vingstype ‘gemengd gebied’ met één astandsstap terug worden
gebracht tot 50 meter. De eigenaar van het schadeherstelbedrij
kon zich niet vinden in de astand van 50 meter en stelde dat de
gemeente onvoldoende onderzoek had uitgevoerd naar de door
zijn bedrij voortgebrachte geluidhinder. Volgens de eigenaar kent
het bedrij een 24-uursservice en zal de beoogde woningbouw op
zo’n korte astand leiden tot een belemmering van de bedrijsvoe-
ring.
Volgens de gemeente bestond er geen reden om a te wijken
van de richtastand van 50 meter vanwege de kwalifcatie als
gemengd gebied. Nu aan deze richtastand wordt voldaan is er
volgens de gemeente sprake van een goed woon- en leeklimaat
ter plaatse van de voorziene woningen en zullen de woningen het
bedrij niet beperken.
Uitspraak
Volgens de Adeling heet het bedrij aannemelijk gemaakt dat
ondanks dat aan deze richtastand wordt voldaan, niet vaststaat
dat zij door de voorziene woningen niet in haar bedrijsvoering zal
worden beperkt. Volgens de Adeling is het volgende van belang:
het bedrij kent een 24-uursservice;
het laden en lossen vindt plaats aan de zijde van het bedrij
waar de voorziene woningen op 50 meter astand liggen;
de woning die nu maatgevend is voor de geluidsbelasting
van het bedrij, staat op een astand van 105 meter van het
bedrij.
“Gelet op het voorgaande heet de raad niet kunnen volstaan met
de enkele verwijzing naar de VNG-brochure, doch had hij moeten
onderzoeken o het bedrij van appellante na de realisering van
de woningen nog zal kunnen voldoen aan de in artikel 2.17, eerste
lid, aanhe en onder a, van het Barim gestelde normen, in het
bijzonder die voor de nachtperiode. De raad heet het besluit in
zoverre onzorgvuldig voorbereid.”
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 86/91
86
moet het aantrekkelijk zijn om zich in een gemengde locatiete vestigen in plaats van op een ormele werklocatie.
Voor bedrijventerreinen werd al het strikte toelatingsbeleid
genoemd als mogelijk lankerend beleid. Verder kan gedacht
worden aan een (sterke) verhoging van de grondprijzen op
bedrijventerreinen. Dit zou ondernemers aan het denken
moeten zetten over nut en noodzaak van een verplaatsing.
Het zou tevens kunnen leiden tot een ‘eerlijkere’ aweging
van vestigingslocaties; nu zijn bedrijventerreinen qua prijs
vaak gunstiger dan een locatie elders, al moet hierbij meteen
worden opgemerkt dat prijs alleen voor een ondernemer de
aantrekkelijkheid van een locatie niet bepaald.
Een ander voorbeeld is het opstellen van beeldkwaliteit-
plannen voor bedrijventerreinen, rekening houdend met
het bij een bepaald type terrein behorende kwaliteitsniveau
(bijlage 1).
Verder is monitoring van de ontwikkelingen op zowel de
ormele als inormele locaties gewenst, om beleid op tijd bij
te kunnen sturen. Monitoring van de ormele locaties vindt
al plaats. Aangezien de inormele locaties zowel qua werkge-
legenheid als aantal vestigingen groter zijn adviseren wij om
ook deze ontwikkelingen in het vervolg te monitoren.
veelal gebrek aan inanciële mogelijkheden voor dergelijkeinitiatieven.
Speciiek voor het landelijk gebied
Relevant is hier de Wet Plattelandswoningen. Deze moet
mede een oplossing bieden voor het opgevuld krijgen van
de leegstaande boerderijen. Door deze nieuwe wet mogen
voortaan ook niet-agrariërs in boerderijen wonen terwijl
op de kavel agrarische activiteiten uitgevoerd blijven
worden. De gemeenten moeten hiervoor dan het bestem-
mingsplan wijzigen. Daar waar een voor malige agrarische
bedrijswoning zich bevindt in de nabijheid van een agra-
risch bedrij kan de gemeente de woning aanduiden als
plattelandswoning. De woning wordt dan niet beschermd
tegen negatieve gevolgen van het nabijgelegen agrarische
bedrij. Dat neemt niet weg dat sprake moet zijn van een
aanvaardbaar woon- en leeklimaat.
Flankerend beleid
Voornoemde mogelijkheden kunnen (o moeten) gecom-
bineerd worden met lankerend beleid. Als een sterkere
menging van economische uncties met wonen wordt
voorgestaan, is het bijvoorbeeld van belang het verkeer en
parkeren in een wijk daarop aan te passen. Voor bedrijven
het risico van planschade, maar in goed overleg metde ondernemers liggen hier wellicht toch mogelijk-
heden (zie bedrijventerrein Poldervlak, ascheiden
van een deel van het bedr ijventerrein t.b.v. inormele
werklocaties)
Privaatrechtelijk instrumentarium
Er zijn daarnaast mogelijkheden langs de privaatrechtelijke
weg. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan de
verkoop van grond. Het staat een gemeente vrij om grond
wel o niet aan een bedrij te verkopen. Het niet verkopen
van grond aan een bedrij dat zich juist leent voor menging
met andere uncties is een mogelijkheid, ook als het
bestemmingsplan ruim is opgesteld en het bedrij zich er
in principe zou kunnen vestigen. O een gemeente vanuit
een economische optiek een dergelijke opstelling aandurt
is echter zeer de vraag, zeker in de huidige economische
situatie die, naar wordt aangenomen, nog wel even zal
voortduren.
Daarnaast zouden de gemeenten zel initiatieven kunnen
nemen door bijvoorbeeld gebouwen o locaties te heront-
wikkelen o incubators op te zetten in woonwijken en dus
actie grondbeleid te voeren. Maar ook hier is de economi-
sche situatie spelbreker: gemeenten hebben momenteel
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 87/91
87Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
mogelijkheden behoort, maar dat is wel een optie waarvele, vooral inanciële hobbels bij te nemen zijn.
Uit te geven bedrijskavels
Daar waar op een bedrijventerrein nog kavels kunnen
worden uitgegeven o een nieuw terrein tot ontwikkeling
komt en het bestemmingsplan is vastgesteld, zal niet
altijd sprake zijn van een goede milieuzonering. In die
gevallen zal de gemeente voor zichzel een bepaalde
milieuzonering moeten maken en moeten proberen – op
basis van overtuigingskracht o uitgitemodel – bedrijven
te ordenen langs die lijn. Bij herziening van het bestem-
mingsplan (wat natuurlijk altijd in de tijd naar voren kan
worden getrokken) kan de betreende zonering in het
bestemmingsplan worden verankerd.
Voorzieningen op werklocaties
Gegeven de veranderende vestigingseisen, vooral ook bij
de kantorensector, waarbij in toenemende mate gezocht
wordt naar multiunctionele locaties, moet worden bezien
hoe in het locatiebeleid en in bestemmingsplannen meer
ruimte kan worden geboden aan voorzieningen.
Bestaande bedrijventerreinen
Op bedrijventerreinen die volledig zijn uitgegeven o op
het uitgegeven gedeelte van bedrijventerreinen waar nog
ruimte voor handen is, is het moeilijk om zaken met hard
instrumentarium bij te sturen. Theoretisch is er de moge-
lijkheid het bestemmingsplan aan te passen, maar dat kan
leiden tot schadeclaims. Bij een verbeterde ruimtelijke
ordening zou echter wellicht het argument op kunnen
gaan dat er geen schade is maar juist een verhoging van de
vastgoedwaarde door de genomen maatregelen. Zolang
daar geen duidelijkheid over bestaat, zullen de gemeenten
het vooral moeten hebben van goed overleg. Om te
komen tot een verbeterde inrichting van de terreinen zal
eerst in kaart moeten worden gebracht wat de milieucate-
gorie is van de gevestigde bedr ijven, want het probleem
zit primair in de milieuhinder. Het is een misverstand dat
naar milieucategorieën moet worden gekeken in relatie
tot woningbouw; bedrijven kunnen elkaar onderling
ook hinderen. Als een milieukaart o een kwaliteitskaart
gemaakt is en de problemen helder zijn, kan in goed
overleg met ondernemers gekeken worden naar mogelijke
mitigerende maatregelen. Als technische aanpassingen
niet kunnen o onvoldoende eect opleveren, kan samen
met het bedrij worden bezien o een verhuizing tot de
5. Door de gemeente op te pakken ideeën voor deelgebieden
Hoewel dit onderzoek zich richt op de vraag o en hoehet locatiebeleid van de provincie Flevoland kan worden
aangepast aan de veranderende omstandigheden,
willen niet alleen maar ocussen op de provincie. In het
concreet gestalte geven aan het locatiebeleid hebben de
gemeenten een concrete rol te vervullen. Gaandeweg dit
project doken ideeën op over speciieke zaken die doo r
gemeenten zouden kunnen worden opgepakt. Hoewel het
accent ligt op het provinciale niveau, willen we de betre-
ende ideeën niet verloren laten gaan en worden deze kort
in deze bijlage gepresenteerd.
Bestaande, oude (kleinschalige) bedrijventerreinen
Deze terreinen zijn veelal ‘dieper’ in de stad gelegen, in de
zone tussen het centrum en de relatie recentere stedelijke
uitbreidingen. Ze voldoen niet meer aan de huidige eisen
die aan bedrijventerreinen worden gesteld. Er bestaat in
een dergelijk geval al snel (lees: te snel) de neiging om
een dergelijk gebied te transormeren naar woningen.
Hier liggen juist echter kansen om via een organische
ontwikkeling te komen tot een werkmilieu dat zich richt
op nieuwe, niet milieuhinderlijke werkvormen o een
menging van een dergelijk milieu met (atelier)woningen.
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 88/91
88
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 89/91
89Ruimtelijke gevolgen van nieuwe werkvormen in Flevoland Februari 2013
de hand liggende maatregel. Sterker nog: de bouw van
woningen die er goed op zijn ingericht of op kunnen worden
ingericht, moet worden gestimuleerd. Bestemmingsplannen
moeten in sterkere mate ruimte gaan bieden aan tal van
uiteenlopende concepten, zoals multipurpose gebouwen,
shared service centers, of nieuwe vergaderformules en
andere specifieke accommodaties. Vanuit het idee dat een
groeiend deel van de werknemers gedurende de dag op
meerdere werkplekken te vinden zal zijn, lijkt het aan te
bevelen dat overheden draadloze netwerken door de gehele
stad heen realiseren of het aanbrengen daarvan in alle
openbaar toegankelijke gebouwen op zijn minst stimuleren.
voor onder meer unctieverandering en verb ouwvergun-ningen waar mogelijk te bekorten.
Buiten de ormele werkgebieden
De gemeenten zullen rekening moeten houden met de
verschuivende voorkeuren van ondernemers en verande-
rende werkvormen. Meer dan nu het geval is zal moeten
worden nagedacht over de vraag o de huidige en toekom-
stige woonwijken voldoende zijn ingericht op de groei van
het aantal ZZP-ers en het toenemende thuis werken. Dat
stelt eisen aan woningen, maar ook aan de woonomgeving
en aan de voorzieningen in een dergelijke omgeving o
aan de rand ervan. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan
ontmoetingspunten als Seats2Meet.
Gekozen kan worden voor het aanbrengen van variatie; niet
elke woonwijk hoeft getransformeerd te worden naar een
woon-werkomgeving. Een algemeen leidend principe zou
kunnen zijn dat mogelijkheden voor een sterke menging van
wonen, werken en voorzieningen plaats zou moeten vinden
rond de stadscentra en dat naar de randen van de stedelijke
bebouwing toe daar minder op wordt ingezet, met de
hoofdverkeersassen als uitzondering.
Dat de lokale overheden de mogelijkheden verruimen om
het werken in woningen toe te staan is een tamelijk voor
LeegstandHet gemeentelijk beleid zal er op gericht moeten zijn die
locaties geschikt te maken voor transormatie die het
sterkst awijken van wat momenteel door ondernemers als
wenselijk worden gezien. Zo lijken de o oit veel geprezen
stadsrand- o snelweglocaties veel aan aantrekkingskracht
te hebben verloren voor de kantorensector. Het aantal
alternatieven voor de invulling van deze gebouwen en
voor leegstaande bedrijsgebouwen is echter beperkt en
vraagt de nodige creativiteit, maar ook de nodige inan-
ciële middelen om het mogelijk te maken. Daar waar het
speelt o kan gaan spelen, is het wenselijk dat makelaars,
vastgoedpartijen en de gemeente de handen ineen slaan
en samen gaan werken in een aanjaagteam herontwik-
keling. Alternatieve invullingen zijn te vinden op het vlak
van jongerenhuisvesting, zorg, creatieve clusters, hotels en
dergelijke, vooropgesteld dat er een aantoonbare markt is.
Wat dat betret zit Flevoland nog in een relatie gunstige
positie gegeven toekomstige groeiverwachtingen. Dat
neemt niet weg dat sommige panden als kansloos zullenmoeten worden beschouwd.
Daar waar transormaties aan de orde komen, zou het –
naast de coördinatie van het aanjaagteam - de taak van de
gemeente moeten zijn om de doorlooptijd van procedures
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 90/91
7/23/2019 2013 - Resultaten van een verkennend onderzoek naar de ruimtelijke effecten van Nieuwe Werkvormen, toegespitst op de provincie Flevoland
http://slidepdf.com/reader/full/2013-resultaten-van-een-verkennend-onderzoek-naar-de-ruimtelijke-effecten 91/91
Barbarossastraat 35
Postbus 151
6500 AD Nijmegen
+31 (0)24 328 47 60
www.rhdhv.com
telefoon
internet
auteurs
opdrachtgever
Pro. dr. Jacques van Dinteren
Drs. Herma Harmelink MCD
Drs. Pepijn Bos
Suzan te Brake MSc
Provincie Flevoland
nummer
status
datum
9x5285
Eindrapport
Februari 2013