4
Woorden bij de opening van de laatste tentoonstelling in 2015 in ruimteCAESUUR. Woorden over Giel Louws en vooral over zijn werk. Ik kwam Giel voor het eerst tegen in 1999. We namen deel aan een bijzondere tentoonstelling: Boeken boven water. Daarin werden kunstenaarsboeken van Zeeuwse kunstenaars gepresenteerd. Ik kende alle deelnemers. Eén ervan niet: Giel Louws. Na de opening in de Zeeuwse Bibliotheek mochten de deelnemers bijeen blijven om nog wat te nuttigen. Het toeval bracht o.a. Giel en mij aan één tafel. Ik zag een jonge gast die met een open blik zijn omgeving observeerde. Nieuwsgierig, bescheiden, wat verlegen misschien en oplettend. Waar we het over hadden laat ik verder rusten. Het was een plezierige ontmoeting met een beginnend kunstenaar vers van de academie. En wat me verbaasde: hij was terug gekomen naar zijn roots. Nog steeds schroomt hij niet dat te tonen en kleedt hij zich soms in een jasje dat vele generaties voor hem ook droegen. Giel is dus een echte Zeeuwse kunstenaar, niet in enge zin, maar met een visie die we werelds mogen noemen in de juiste betekenis. Zijn werk overstijgt dat zelfs, het zijn eigenlijk universele verhalen vol verwondering. In de afgelopen 15 jaar heeft het werk van Giel een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Parallel aan zijn denken, manier van bediscussiëren, toetsen en ontdekken. Regelmatig ga ik even langs bij Giel in het atelier. Als hij in KipVis is staat zijn deur altijd een stukje open. Dertig centimeter ongeveer. Voldoende om er ongezien langs te lopen, maar uitnodigend genoeg om er even binnen te stappen. Er is nog al wat gebeurd in die ruimte. Giel vestigde zich er als schilder. De schilder die o.a. zelfportretten maakte. Ik zag er grote werken aan de wand ontstaan. Hij verbeeldde mythes, symbolen, oude boodschappen. Het verleden en de traditie meenemend in nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden. Ik zag er enorme dieren met geweien, soms getroffen door lichtflitsen van boven. Werken beplakt met uitgeknipte rozen. Grote verhalen in grote gebaren! Met enorme energie werd de verf aangebracht in ruime streken. Elementen werden opgeplakt, overgeschilderd. Laag over laag. Zelfs de wanden naast het doek moesten het ontgelden. Werk na werk. Het werden reeksen. Niet dat de reeksen het doel waren. Het was een proces van een zoektocht waarvan je nooit weet waar die zal eindigen. De reeksen met hazen. Hazen in alle mogelijke vormen en standen. De haas, de solist. Op de vlucht of in het leger, rennend of opgaand in het landschap. En de wanden werden een grote smeerboel. Ook de vloer daarvoor. Dan komen we aan een omslagpunt, nee, een omslagproces.

21/11/'15 | Ko de Jonge | Woorden bij de opening van de tentoonstelling Giel Louws

Embed Size (px)

DESCRIPTION

21/11/'15 | Ko de Jonge | Woorden bij de opening van de tentoonstelling Giel Louws

Citation preview

Page 1: 21/11/'15 | Ko de Jonge | Woorden bij de opening van de tentoonstelling Giel Louws

Woorden bij de opening van de laatste tentoonstelling in 2015 in ruimteCAESUUR. Woorden over Giel Louws en vooral over zijn werk. Ik kwam Giel voor het eerst tegen in 1999. We namen deel aan een bijzondere tentoonstelling: Boeken boven water. Daarin werden kunstenaarsboeken van Zeeuwse kunstenaars gepresenteerd. Ik kende alle deelnemers. Eén ervan niet: Giel Louws. Na de opening in de Zeeuwse Bibliotheek mochten de deelnemers bijeen blijven om nog wat te nuttigen. Het toeval bracht o.a. Giel en mij aan één tafel. Ik zag een jonge gast die met een open blik zijn omgeving observeerde. Nieuwsgierig, bescheiden, wat verlegen misschien en oplettend. Waar we het over hadden laat ik verder rusten. Het was een plezierige ontmoeting met een beginnend kunstenaar vers van de academie. En wat me verbaasde: hij was terug gekomen naar zijn roots. Nog steeds schroomt hij niet dat te tonen en kleedt hij zich soms in een jasje dat vele generaties voor hem ook droegen. Giel is dus een echte Zeeuwse kunstenaar, niet in enge zin, maar met een visie die we werelds mogen noemen in de juiste betekenis. Zijn werk overstijgt dat zelfs, het zijn eigenlijk universele verhalen vol verwondering. In de afgelopen 15 jaar heeft het werk van Giel een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Parallel aan zijn denken, manier van bediscussiëren, toetsen en ontdekken. Regelmatig ga ik even langs bij Giel in het atelier. Als hij in KipVis is staat zijn deur altijd een stukje open. Dertig centimeter ongeveer. Voldoende om er ongezien langs te lopen, maar uitnodigend genoeg om er even binnen te stappen. Er is nog al wat gebeurd in die ruimte. Giel vestigde zich er als schilder. De schilder die o.a. zelfportretten maakte. Ik zag er grote werken aan de wand ontstaan. Hij verbeeldde mythes, symbolen, oude boodschappen. Het verleden en de traditie meenemend in nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden. Ik zag er enorme dieren met geweien, soms getroffen door lichtflitsen van boven. Werken beplakt met uitgeknipte rozen. Grote verhalen in grote gebaren! Met enorme energie werd de verf aangebracht in ruime streken. Elementen werden opgeplakt, overgeschilderd. Laag over laag. Zelfs de wanden naast het doek moesten het ontgelden. Werk na werk. Het werden reeksen. Niet dat de reeksen het doel waren. Het was een proces van een zoektocht waarvan je nooit weet waar die zal eindigen. De reeksen met hazen. Hazen in alle mogelijke vormen en standen. De haas, de solist. Op de vlucht of in het leger, rennend of opgaand in het landschap. En de wanden werden een grote smeerboel. Ook de vloer daarvoor. Dan komen we aan een omslagpunt, nee, een omslagproces.

Page 2: 21/11/'15 | Ko de Jonge | Woorden bij de opening van de tentoonstelling Giel Louws

Giel bekleedde zijn atelierruimte. De besmeurde randen, de grenzen van doorworstelde symboliek en mythes werden afgedekt. Alles werd wit. Wanden, vloer, alles. Hij gaat nieuwe series maken. Klein van formaat. Een nieuwe zoektocht. Reeksen met portretten. Ogen gesloten. Ik dacht eerst met dodenmaskers te maken te hebben. Maar de portretten waren niet doods, ze hadden daarvoor te veel kleur. Dromers waren het. Giel aan het dromen. Ze werden gepresenteerd op de nieuwe witte wanden. Naast elkaar op een lat. Een lat rustend op twee schroeven. En dan gaat het snel. De portretjes worden bijeengepakt. Een touwtje erom en het is een object. Een object met dingen die je niet kunt zien. Niets dus. Dit moet u onthouden: NIETS. Even heb ik nog vogeltjes gezien. Maar ze zijn gevlogen. Verdwenen in het niets. En daarmee verdween het figuratieve. Op de latten en balken op 2 schroeven wordt nu letterlijk gebalanceerd. Acrobatiek van cirkels en wisselende kleuren. Uitgekiende verhoudingen zoeken onderling hun plaats. Kunnen verschoven worden. Zelfs als beschouwer zou ik eenvoudig kunnen ingrijpen. ‘k Wordt eigenlijk uitgedaagd. Plotseling steekt de draagstok als een vlaggenstok uit de wand. Het werk als een vlag eraan. Of vergis ik me. Is de draagstok onderdeel van het kunstwerk? Alle soorten materialen krijgen toegang tot zijn werk. Opgedroogde verf in een mengbak wordt eruit gepeuterd en gebruikt. Hij kijkt om zich heen, annexeert dingen, laat het toe in zijn creatie. Giel haalt oude werken uit zijn opslag, ziet wat zijn enthousiaste schildersdrang heeft veroorzaakt. Er worden werken ontmanteld. Ze worden terug gebracht tot de essentiële elementen. Er is een nieuw leven mogelijk. Een nieuwe schepping. De schilder wordt prutser. Zit wat met de dingen te klooien. Ziet wat er tussen zijn handen gebeurt. Ramt er een nietje in, bindt er een touwtje om. Vraagt zich af of het wat is. Of het anders moet, of het anders kan. Hij hangt het op of zet het neer. Het is echt worstelen met materialen in de hoop dat de worsteling deel wordt van zijn verhalen. Dat maakt het werk kwetsbaar. Maar het wordt intern gedragen. Letterlijk dus. Geboren uit dat latje met twee schroeven zijn de dragers wezenlijk onderdeel en tonen zich in vele verschijningsvormen. We hoeven ons nu niet meer af te vragen wat en of er een drager is. Het is één. Een paar maanden geleden kwam ik zijn atelier binnen. Giel zat te snijden in een schoenendoos. Aan de zijkant was een vorm van een deurtje uitgesneden, daarnaast grote ramen. Een model van de ruimte Caesuur. Ik maak een plan voor een tentoonstelling, zei Giel. Kijk die staande wand waar altijd kunstwerken aan hangen gaat neer. Dat wordt dan een deel van mijn werk. Onderdeel van de drager.

Page 3: 21/11/'15 | Ko de Jonge | Woorden bij de opening van de tentoonstelling Giel Louws

Een week later stond in het atelier de drager op ware grootte. Daarna ben ik getuige geweest van een proces waarvan u hier het resultaat ziet. Volgens mij redde Giel het niet in zeven dagen maar toch zag ik een schepper zijn paradijs bouwen. En soms zag hij dat het goed was. Vaak was er de aarzeling, wetend dat het ook anders zou kunnen. Toch tot de slotsom komend: zo wil ik het, zo moet het. Op het grote vlak kwamen steeds meer objecten te staan. En de onderlinge verhoudingen werden belangrijker. Er groeide een installatie. Als ik binnenkwam keek ik als een razende om me heen. Wat is er veranderd, wat is erbij gekomen. Wat betekent dat nu weer? Zag ik dat vorige keer ook? Staat het wel op dezelfde plaats? Giel stond er dan bij met een vragende blik. Ik gaf soms aan wat ik zag, waaraan een element me deed denken. Een twinkeling in Giel’s ogen toonde: Yes, hij ziet het. Maar soms ging hij over zijn object of vondst praten. Dan werd ik weer teruggezet in de schoolbank. Ik vond mezelf een sukkel omdat ik dat niet had gezien, maar ging dan weer vele malen rijker de deur van KipVis uit. En de hof van Giel groeide. Het is wat je ziet en soms is het niet wat je ziet. Zeker weten wordt uitgeschakeld. En als je de tocht door Giel’s hof onderneemt zorgt dat zeker voor verwarring. Een kunstschilder die zich plots bemoeit met elementen die eerder volledig ondergeschikt waren. Hij vertelt een nieuw verhaal. Een verhaal dat je hier niet kunt horen en waarbij zien soms ook onvoldoende is. Is dat stuk steen wel steen en dat hout wel hout? Je zou de objecten willen aanraken om te controleren of het wel waar is wat je ziet. Niet doen! Grote kans dat het hele verhaal instort. Het werk is fragiel en de verbindingen kwetsbaar. Daardoor zijn de onderlinge verhalen spanningsvol. Op de uitnodigingskaart staat de volgende zin: Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. Een zin van Jeroen Brouwers. Vorige week ontving hij een literaire prijs. Hij liet toen o.a. zien hoe hij boeken schrijft. Welk materiaal hij gebruikt. Oud verpakkingsmateriaal. Op wat gedoemd is om vernietigd te worden creëert hij zijn kunst. Zijn verhalen. Giel neemt diezelfde houding aan. Hij vertelt zijn verhalen en creëert met wat gedoemd is te verdwijnen zijn nieuwe beelden. Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. De zin kwam ik ook tegen in het boek De stilte van het licht van Joost Zwagerman. Het staat in het cruciale hoofdstuk: Niets, kijken naar niets. U moet dat hoofdstuk nalezen en het neerleggen naast de installatie Drager. Joost is er te vroeg uitgestapt hij had het werk van Giel nog moeten zien. Dit zou een mooi einde van een verhaal zijn. Maar aan het eind van het wordingsproces van de Drager kwam er zo maar een element bij. Een takje. Geënt in het midden van de hof. Een boom.

Page 4: 21/11/'15 | Ko de Jonge | Woorden bij de opening van de tentoonstelling Giel Louws

In een oud verhaal kwam daarna de mens. Giel laat de werkelijkheid kantelen en schept daarmee de ruimte Caesuur tot één groot kunstwerk. Caesuur in een proces van twintig jaar waaraan velen een bijdrage mochten leveren. Caesuur als opmerkelijke plaats van schoonheid in de Middelburgse samenleving. Ko de Jonge zaterdag 11 november 2015