Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
45 Vragen Over Alverzoening.
(Lees eerst het artikel: Is God een Redder van alle mensen – 16 feiten op een rijtje.)
1. Waaraan is het woord ‘Alverzoening’ ontleend?
2. Op welke andere Bijbelse argumenten steunt het geloof in Alverzoening?
3. Houdt Alverzoening een ontkenning in van het toekomstig oordeel?
4. Wat gebeurt er met de goddeloze na het sterven?
5. Dat God wil dat alle mensen gered worden wil toch niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk
zal gebeuren?
6. Wat moeten we met teksten waar gesproken wordt over ‘eeuwig oordeel’ e.d.?
7. Wat zeggen bekende naslagwerken over de betekenis van het woord ‘eeuwigheid’ in de
Bijbel?
8. Bewijst Mattheüs 25:46 dat aan de eeuwige straf evenmin een einde komt als aan het
eeuwige leven?
9. Gaat het eeuwige leven ook voorbij?
10. Leidt de gedachte dat alles uiteindelijk toch goed komt niet tot een onverschillig leven?
11. Waarom zouden we aan anderen het Evangelie vertellen als zij toch wel gered zullen
worden?
12. Is bij de meeste mensen die in Alverzoening geloven de wens niet de vader van de
gedachten?
13. Pleit de kerkgeschiedenis niet tegen de leer van de Alverzoening?
14. Is het voor een simpele Bijbellezer niet erg ingewikkeld om Alverzoening te ontdekken?
15. Moet de Alverzoening ook gepredikt worden?
16. Is de tweede dood geen definitieve vernietiging?
17. Ontnemen we aan het toekomstig oordeel niet de ernst wanneer er tóch een einde aan
komt?
18. Laten de laatste hoofdstukken van de Bijbel Alverzoening zien?
19. Wat betekent ‘weder verzoenen’ in Kol.1:20?
20. Wordt in Kolossenzen 1:20 een beperking gemaakt door wat onder de aarde is er niet bij
te noemen?
21. Wil Filippenzen 2:11 niet gewoon zeggen dat eens alle tong gedwongen zal belijden dat
Jezus Heer is?
22. Zijn de ‘allen’ in allerlei zgn. ‘alverzoeningsteksten’ niet slechts al de gelovigen?
23. Bewijst Johannes 3:36 dat aan de toorn van God geen einde komt?
24. Wil 1 Korinthiërs 15:22 zeggen dat alle mensen zullen opstaan?
25. Heeft God Zich ook met ongelovigen verzoend?
26. Wat is de hel?
27. Verkondigde de Here Jezus een uiteindelijke Alverzoening?
28. Wat gebeurt er met de duivel?
29. Wat is de Poel van Vuur?
30. Wordt de dood teniet gedaan wanneer ze in de Poel van Vuur wordt geworpen
(Openbaring 20:14)?
31. Wat betekent ‘ziel en lichaam verderven in de hel’ (Mattheüs 10:28)?
32. Kunnen sommigen nooit meer tot inkeer komen (Hebreeën 6:4-8 en 10:26)?
33. Leert Openbaringen 14:11 een eindeloze pijniging?
34. Bewijst Lucas 1:33 dat Christus “zonder einde” heerst?
35. Hoe kan ‘eeuwig’ in Rom.16:26 en 2Kor.4:18 tijdelijk zijn?
36. Zijn “alle mensen” van Rom.5:18 misschien niet letterlijk allen maar “zeer velen”(:19)?
37. Wat betekent de pijniging van de rijke man in Lucas 16:19-31?
38. Voor één bepaalde zonde bestaat toch geen vergeving in eeuwigheid (Marcus 3:29)?
39. Leert de Bijbel een ‘tweede kans’?
40. Leert 1Timotheüs 4:10 niet slechts dat God een Heiland is vóór alle mensen?
41. Johannes 3:16 zegt toch “een ieder die gelooft”? Is dat geen beperking?
42. Aion kan inderdaad ‘eeuw’ betekenen maar het bijvoegelijke naamwoord ‘aionios’
betekent: altijd, eindeloos.
43. Is het “indien” in Kolosse 1:23, geen ontkenning van de Alverzoening?
44. Verwijst Romeinen 5:18 terug naar Rom.5:17, zodat “alle mensen” slechts degenen zijn
die “de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen”?
45. Zijn de tweede “allen” in 1Kor.15:22 niet gewoon allen die in Christus zijn? Gelovigen
dus?
1. Waaraan is het woord ‘Alverzoening’ ontleend?
Het woord Alverzoening is ontleend aan Kolossenzen 1:20. Daar schrijft Paulus dat door het
bloed van het Kruis eens ALLES wederzijds verzoend zal worden. (zie vraag 19 en 20).
2. Op welke andere Bijbelse argumenten steunt het geloof in Alverzoening?
– Zoals door één mens alle mensen zijn veroordeeld zo zullen ook door één Mens alle mensen
worden gerechtvaardigd. (Rom.5:18; zie vraag 36) – Gód wil dat alle mensen gered
worden.(1Timotheüs 2:4; zie vraag 5) – De levende God is een Redder van alle mensen. (1
Timotheüs 4:10; zie vraag 11 en 40) – Alle tong zal van harte belijden dat Jezus Christus Heer is
tot eer van God de Vader.(Filippenzen 2:11; zie vraag 21) – De dood zal als laatste vijand worden
teniet gedaan waarna God alles in allen wordt.(1 Korinthiërs 15:22-28; zie vraag 18 en 24) -God
heeft allen onder ongehoorzaamheid besloten om zich over allen te ontfermen. (Rom.11:32)
Andere, in dit verband belangwekkende uitspraken zijn: – Christus Jezus gaf Zichzelf tot een
losprijs voor allen. (1 Timotheüs 2:6) – Jezus Christus is de Redder der wereld. (Joh.4:42) –
Jezus Christus is een verzoening niets slechts voor onze zonden maar voor de gehele wereld. (1
Johannes 2:2) – God zoekt het verlorene totdat Hij het vindt (Lucas 15:4) – God laat niet varen de
werken Zijner handen. (Psalm 138:8) – etc.
3. Houdt Alverzoening een ontkenning in van het toekomstig oordeel?
Absoluut niet. God zal de mensheid oordelen. Zelfs bij meer dan één gelegenheid. Er is een tijd
om af te breken én er is een tijd om op te bouwen. Nergens echter leert de Schrift
een eindeloos oordeel.
4. Wat gebeurt er met de goddeloze na het sterven?
De goddeloze zal opstaan voor de Grote Witte Troon. Daar zal hij geoordeeld worden naar zijn
werken (Openbaring 20:12). “Verdrukking en benauwdheid zal komen over ieder levend mens die
het kwade heeft bewerkt” lezen we in Romeinen 2:9. Als vervolgens blijkt dat diens naam niet
staat geschreven in het Boek des Levens zal hij worden geworpen in de Poel van Vuur, dat is de
tweede dood (Openbaring 20:14,15). Wanneer eenmaal de dood als laatste vijand zal worden
teniet gedaan en daarmee de laatste rangorde van mensen wordt levendgemaakt, dan zal iedere
knie zich buigen en alle tong van harte belijden dat Jezus Heer is, tot eer van God de Vader
(Filippenzen 2:11). Dan zal God ook alles in hen worden (1Korinthiërs 15:22-28).
5. Dat God wíl dat alle mensen gered worden wil toch niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren?
God doet al wat Hém behaagt (Psalm 115:3). “Wat Zijn liefde wil bewerken ontzegt Hem Zijn
vermogen niet”, zo luidt terecht de tekst van een bekend lied. Vandaar dat 1 Timotheüs niet
slechts zegt dat God wil dat alle mensen gered worden, maar ook dat God een Redder is van alle
mensen. Wat de wil van de mens betreft: zelfs het hart van de koning wordt door God bestuurd
(Spreuken 21:1). God verhardt én opent harten van wie Hij maar wil (Romeinen 9:18;
Handelingen 16:14). God is GOD en niemand kan Zijn bedoeling en plannen weerstaan
(Romeinen 9:20; Job 42:2).
6. Wat moeten we met teksten waar gesproken wordt over ‘eeuwig oordeel’ e.d.?
Jesaja 32: 14 en 15 spreekt over een oordeel over Jeruzalem “tot in eeuwigheid” (Staten
Vertaling). En in hetzelfde vers wordt gezegd: “totdat over ons uitgestort zal worden Geest uit den
hoge”. Volgens Judas: 7 zijn Sodom en Gomorra een voorbeeld van straf onder eeuwig vuur.
Toch zullen in de toekomst deze steden weer in hun vroegere heerlijkheid worden hersteld
(Ezechiël 16:55). Een voorbeeld van eeuwige straf! Het belangrijke punt is: ‘eeuwigheid’ =
eeuw. Beide woorden zijn in de grondtekst van de Bijbel exact hetzelfde. ‘Eeuw-ig’ verwijst
naar ‘eeuw’ (Grieks: AIOON). In 2 Timotheüs 1:9 lezen we de uitdrukking “vóór eeuwige tijden“.
Waaruit blijkt dat een ‘eeuwige tijd’ noch beginloos, noch eindeloos is. Let er ook op dat ‘eeuwig’
niet tegenover ‘tijd’ wordt gesteld (zie vraag 35). Het eeuwig oordeel is het oordeel dat betrekking
heeft op één of meer eeuwen (= tijdperken). Bij de terugkeer van de Here Jezus Christus
breekt niet een eindeloze eeuwigheid aan maar “de toekomende eeuwen”.
7. Wat zeggen naslagwerken over de betekenis van het woord ‘eeuwigheid’ in de Bijbel?
De Winkler Prins’ Encyclopedie (1950, deel 7, blz. 797) zegt: “Aion, aeoon betekent niet
eindeloze duur maar tijdperk“. De Bijbelse Encyclopedie (pag.239) over ‘eeuwigheid’ :”Behalve
wanneer het van God wordt gebezigd, is het meestal tijdelijk bedoeld, een zeer lange tijd“. En
verder: “Het Hebreeuwse ‘olam’ waarvan in het OT ‘eeuwigheid’ de vertaling is, is verwant met
een werkwoord dat ‘verbergen’ betekent. Het duidt dan ook iets aan dat in het verleden of in de
toekomst (nog) verborgen is… Het heeft dus de betekenis van een zeer lange tijd“. In de Korte
Verklaring (bij Prediker 1:4) schrijft prof. Aalders: “Bovendien bedenke men dat het woord
‘eeuwig’ in het Hebreeuws in den regel niet den zin heeft dien wij er aan plegen te hechten. Het
drukt slechts uit een lange tijd, die alleen in een bepaald geval kan naderen tot ons begrip van
eeuwigheid”.
8. Bewijst Mattheüs 25:46 dat aan de eeuwige straf evenmin een einde komt als aan het eeuwige leven?
Nee. Het eeuwige leven is het leven van de toekomende eeuw, lezen we in Lucas 18:30.
Daarmee is de eeuwige straf de stráf van de toekomende eeuw. ‘Eeuwig’ duidt hier niet op
de tijdsduur maar op het wanneer van het leven en de straf. D.w.z. thuishorend in de toekomende
AIOON. Het woord dat hier vertaald is met ‘straf’ is letterlijk: kastijding. Het beoogt een
verbetering van de gekastijde. Het is een ander woord voor ‘straf’ dan in b.v. Handelingen 22:5
waar het terecht met straf is weergegeven. Een eindeloze kastijding is een psychopatisch idee,
zoals iedere rechtgeaarde ouder weet.
9. Gaat het eeuwige leven ook voorbij?
Let op: de (toekomende) eeuw gaat voorbij (vergl. Lucas 18:30 en Efeze 2:7). Het léven echter
niet! Integendeel, juist de dood zal uiteindelijk teniet gedaan worden.
10. Leidt de gedachte dat alles uiteindelijk toch goed komt niet tot een onverschillig leven?
Voor sommigen wel. Reeds in Paulus’ dagen waren er die hem lasterden en hem zelfs in de
mond legden: laten we het kwade doen opdat het goede eruit voortkome. Het oordeel over dezen
is welverdiend, aldus de apostel (Romeinen 3:8). Wie de genade (= vreugde!) die reddend aan
alle mensen is verschenen wérkelijk begrepen heeft wordt opgevoed tot een leven waarin God
verheerlijkt wordt (Titus 2:11,12).
11. Waarom zouden we aan anderen het Evangelie vertellen als zij toch wel gered zullen worden?
Het Evangelie moet verteld worden juist omdat het een EVANGELIE is, d.w.z. een ‘Goed Bericht’!
Bovendien: “God is een Redder van alle mensen het meest van de gelovigen” (1 Timotheüs
4:10). Degenen die geloven worden gered van de komende toorn. De overigen niet (1Thes.1:10).
En omdat wij weten hoezeer de Heer te vrezen is trachten wij de mensen te overtuigen, zo schrijft
de apostel in 2Korinthiërs 5:11.
12. Is bij de meeste mensen die in Alverzoening geloven de wens niet de vader van de gedachten?
Als mensen dat erg graag willen bevinden ze zich in elk geval in zeer goed gezelschap! God Zelf
namelijk wil dat alle mensen gered worden (1Timotheüs 2:4). En omdat Gód het wil zál het ook
gebeuren (1Timotheüs 4:10). Ieder die het wil zien kan het ook zien! Omgekeerd is het óók zo dat
wanneer iemand niet wil dat God een Redder is van alle mensen (b.v. vanwege de traditie!), zo
iemand ook verblind zal zijn voor het royale Schriftgetuigenis hierover (Johannes 7:17).
13. Pleit de kerkgeschiedenis niet tegen de leer van de Alverzoening?
Grote figuren uit de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis zoals Origenes, Clemens van
Alexandrië, Eusebius, en Gregorius van Nazianza geloofden op dit punt nog de Schrift. Een grote
ommekeer is er gekomen sinds Augustinus en later toen de duistere middeleeuwen
aanbraken. “De toekomende eeuwen” waarvan de Schrift spreekt werden vervangen door
een eindeloze eeuwigheid. Het dal van Hinnom werd een mythische hel. En Gods heilsplan
voor de ganse schepping werd beperkt tot een triomferende kerk boven. Wat er ook
veranderd moge zijn sinds de Reformatie, de Protestantse kerken zijn ook op dit punt niet
teruggekeerd naar Paulus en de rest van de Schrift maar vooral naar Augustinus. Overigens,
Paulus waarschuwde aan het einde van zijn leven er al voor dat na zijn heengaan de mensen de
gezonde leer niet meer zouden aanvaarden (2 Timotheüs 4:3). Waarmee gezegd wil zijn dat de
kerkgeschiedenis een uiterst onbetrouwbare maatstaf is om een leer te beoordelen. Of een leer
gezond is maakt niet de kerkgeschiedenis uit maar alleen de Schrift.
14. Is het voor een simpele Bijbellezer niet erg ingewikkeld om Alverzoening te ontdekken?
Nee en ja. Een eenvoudige lezer van de Bijbel wordt op iedere bladzijde geconfronteerd met een
God die het verlorene zoekt en vindt, Wiens liefde geen grenzen kent en Die alle dingen wél
maakt. Tegelijkertijd leest een simpele Bijbellezer van een “eeuwige straf”, van pijniging “tot in
alle eeuwigheden”, enz. Dat zulke terminologie strijdt met wat er in de grondtekst staat
geschreven kunnen de meesten natuurlijk niet weten. En dát schept de verwarring. Dát maakt het
inderdaad soms ingewikkeld om Alverzoening in de Schrift duidelijk te vinden. Het is de mens die
de waarheid versluierd en in ongerechtigheid ten onder houdt (vergl. Rom.1:26).
15. Moet de Alverzoening ook gepredikt worden?
Er moet zowel gesproken worden over de ernst van Gods gerichten als over Zijn overtreffende
barmhartigheid. Alles op z’n tijd. Bovendien: niet de Alverzoening moet gepredikt worden maar de
Alverzoener. Niet de redding van alle mensen maar deRedder van alle mensen. Dát is het
betrouwbare woord dat alle aanneming waard is en waarvan de apostel zegt: beveel en leer dit
(1Timotheüs 4:9-11).
16. Is de tweede dood geen definitieve vernietiging?
Als dat het definitieve einde zou zijn, dan zou de dood toch het laatste woord hebben. Bovendien,
God zou een eindeloze Verliezer zijn geworden… Schepselen, werk van Zijn Eigen handen
zouden voor altijd onbereikbaar zijn geworden voor Zijn grenzeloze liefde. God zoekt het
verlorene totdat Hij het vindt (Lucas 15:4)!
17. Ontnemen we aan het toekomstig oordeel niet de ernst wanneer er tóch een einde aan komt?
Is een oordeel pas ernstig wanneer er geen einde aan komt? Waren de zondvloed of het vuur dat
regende op Sodom en Gomorra niet zulke ernstige gebeurtenissen omdat het maar betrekkelijk
kort duurde? De konsekwentie van deze redenering zou zijn dat de Here Jezus op Golgotha ook
niet zo’n ernstig oordeel heeft gedragen… Immers Hij riep reeds na enkele uren: “het is
volbracht!”. En Hij leed nogwel voor de hele mensheid! In Psalm 30:6 staat het zo: “want
een ogenblik duurt Zijn toorn, eenlevenlang Zijn welbehagen!”.
18. Laten de laatste hoofdstukken van de Bijbel Alverzoening zien?
Johannes verzekert ons in het boek Openbaring dat God ALLES nieuw zal maken (Openbaring
21:5). Toch reikt Johannes’ horizon niet zo ver als die van Paulus in 1Korinthiërs 15. Johannes
spreekt in de laatste hoofdstukken van Openbaring over de Troon van het Lam en
over heersen tot in de AIONEN der AIONEN; 22:5). Paulus laat echter zien dat Christus’
heerschappij een “totdat” heeft (15:25). In Openbaring 21 en 22 is nog sprake van (de
tweede) dood (21:8). Paulus zegt evenwel dat ook de dood als laatste vijand zal worden teniet
gedaan (15:26). Dat Openbaring 21 en 22 niet de ultieme heerlijkheid beschrijft blijkt ook uit het
feit dat de volken nog genezing behoeven. “De AIONEN der AIONEN” gaan over van heerlijkheid
tot heerlijkheid. Dat laat Johannes zien. Uiteindelijk zal God alles worden in allen. Dat laatste laat
alleen Paulus zien.
19. Wat betekent ‘weder verzoenen’ in Kol.1:20?
‘Verzoenen’ bij Paulus is een heel ander woord dan b.v. bij Johannes in 1Joh.2:2 (“een
verzoening voor onze zonden en ook voor de gehele wereld”). In dit laatste Schriftgedeelte is het
Gr. woord ‘hilasmos’ en dat gaat over het bedekken van zonden. Bij Paulus is het werkwoord
‘katallasso’ en dit houdt verband met het verzoenen van vijanden. In drie gevallen gebruikt
Paulus een versterkte vorm van ‘katallasso’: ‘apokatallasso’. Dit duidt op een volledige, niet
slechts verticale maar ook horizontale verzoening. (vergl. Efeze 2:16 waar Paulus ‘apokatallasso’
gebruikt om aan te geven dat er niet alleen verzoening is tussen de mens en God maar ook
tussen de mensen onderling (“de twee” = Jood en heiden). Het ‘weder verzoenen’ van het al
duidt op het maken van algehele vrede ofwel het wegnemen van alle vijandschap. Hoe realiseert
God dit? “Door het bloed van Zijn kruis”. Door het kruis leert God de wereld Liefde tegen alle
vijandschap in.
20. Wordt in Kolossenzen 1:20 een beperking gemaakt door wat onder de aarde is, er niet bij te noemen?
Nee, want er wordt uitdrukkelijk gesproken van een wederzijdse verzoening van “alle dingen”,
lett. het al (‘dingen’ staat er dus eigenlijk niet!). Dat dit werkelijk geen uitzonderingen kent blijkt uit
de wijze waarop Paulus deze uitdrukking in dit gedeelte gebruikt: – … de Eerstgeborene van de
ganse schepping, want in Hem is het al geschapen (1:15) – … het al is door Hem en tot Hem
geschapen (1:16) – … het al heeft haar bestaan in Hem (1:17) – … door het bloed van het
Kruis, het al weder met Zich te verzoenen (1:20) Daar komt bij dat ‘ónder de aarde’ zich de doden
bevinden en die bevonden zich ooit wel degelijk óp aarde. Opaarde waren ze ooit vijandig gezind
en daarom worden ze wederzijds (verticaal en horizontaal) verzoend. Vijandschap is
geenverhindering maar juist een voorwaarde om te delen in de ‘wederzijdse verzoening van het
al’ (Gr. ‘apokatallaxai ta panta’)!
21. Wil Filippenzen 2:11 niet gewoon zeggen dat eens alle tong gedwongen zal belijden dat Jezus Heer is?
Ten eerste zou zo’n lofzang zeker niet tot eer van God als Vader zijn! Ten tweede wordt gezegd
dat alle tong zal belijden en niet: alle lip zal belijden. De lippen verwijzen in de Bijbel naar de
buitenkant (Matteüs 15:8). God met de lippen eren, is slechts buitenkant en schijn. De tong
daarentegen zit van binnen. Dat zien we vervolgens in het feit dat in de grondtekst een speciaal
woord voor ‘belijden’ wordt gebruikt: ‘ex-omologeo’. Het woordje ‘ex’ vóór ‘omologeo’ wil zeggen
dat het van binnenuit komt. Alle 11 keren dat het NT dit woord gebruikt duidt het op een
vrijwillige, hartelijke instemming. Denk er ten slotte aan dat juist “in de naam van JEZUS” deze
universele lofzang zal klinken. De naam Jezus betekent: de HERE is Redder!
22. Zijn de ‘allen’ in allerlei zgn. ‘alverzoeningsteksten’ niet slechts al de gelovigen?
Inderdaad moet de reikwijdte van woorden als ‘allen’ en ‘alles’ afgeleid worden uit de samenhang
waarin zij voorkomen. Maar juist het verband van Romeinen 5:18 laat zien dat het werkelijk om
het hele mensdom gaat. Juist het verband van 1Korinthiërs 15:22 toont aan dat ‘alles’ géén
uitzonderingen kent. Juist het verband van Kolossenzen 1:20 maakt duidelijk dat “alle dingen”
werkelijk de ganse schepping is. etc. De traditionele kerkleer heeft zulke universele termen
gewoonlijk bij voorbaat beperkt tot slechts alle gelovigen. En daarmee zijn haar ogen helaas
gesloten voor Gods heilsplan met ál Zijn creaturen.
23. Bewijst Johannes 3:36 dat aan de toorn van God geen einde komt?
Nee, dat bewijst het niet. Zolang iemand de Zoon van God ongehoorzaam is blijft de toorn van
God op hem. Het Griekse woord dat hier vertaald is met ‘blijven’ wordt in Johannes 1:40 vertaald
met ‘verblijven’… en duurde daar slechts één dag.
24. Wil 1 Korinthiërs 15:22 zeggen dat alle mensen zullen opstaan?
Het betekent véél meer. Allen die in de graven zijn zullen eens opstaan. Opstaan ten leven of ten
oordeel (Johannes 5:29). Wiens naam niet staat geschreven in het Boek des levens zal worden
geworpen in de Poel van Vuur, dat is de tweede dood (Openbaring 20:15). 1 Korinthiërs 15:22-28
spreekt echter over levendmaking zoals Christus de Eersteling. Want hoewel er verschillende
mensen ooit eerder zijn opgestaan uit de doden… Christus was de Eerste die werd
levendgemaakt inonvergankelijkheid, heerlijkheid en kracht (1Korinthiërs 15:42,43). Als zodanig
is Hij de Eersteling. Van wie? Van allen die in Adam sterven (15:22)! Het hele mensdom zal
(wanneer de dood zal zijn teniet gedaan) het leven kennen dat de laatste Adam ooit op
Paasmorgen als Eersteling aan het licht bracht!
25. Heeft God Zich ook met ongelovigen verzoend?
Nee, want God was nooit een vijand en kan Zich dus ook niet verzoenen. Niet Hij maar
de wereld is vijandig. Wat God aan het kruis deed, was Zijn LIEFDE bewijzen. Men vermoorde
Zijn Zoon, maar Hij rekende het de wereld niet toe (2Korinthe 5:19). Want Christus stierf voor
allen (2Kor.5:15) om aan allen het Leven te geven. Geen vijanschap zal bestand zijn tegen
zoveel Liefde. Zie ook vraag 19.
26. Wat is de hel?
Het woord ‘hel’ komt 12 maal voor in de NBG-vertaling. Paulus gebruikt het woord nergens in zijn
brieven. In de grondtekst staat niet ‘hel’ maar het woord ‘Gehenna’. ‘Gehenna’ is de Griekse
aanduiding voor het dal van Hinnom. Dit dal, dat ten zuiden van Jeruzalem ligt was vroeger de
vuilverbrandingsplaats van de stad. In het toekomende Messiaanse Rijk zullen in dit dal
de lijkenliggen van geëxecuteerde rebellen van de Koning (zie Jesaja 66:24, Marcus 9:48 en
Mattheüs 5:22). In dit dal brandt dan voortdurend vuur en de verterende worm (made) zal geen
gelegenheid hebben uit te sterven vanwege steeds weer nieuwe kadavers. Het zal voor de
passerende pelgrims een luguber oord zijn. Toch zal uiteindelijk zelfs dit lijkendal de HERE eens
heilig zijn, profeteert Jeremia (31:40)! Er zal niet meer vernield of verwoest worden. De
gebruikelijke gedachte dat ‘de hel’ eenonderaards oord is voor onsterfelijke zielen waar
pijnigingen zonder einde plaatsvinden is dus uitdrukkelijk NIET naar de Schrift.
27. Verkondigde de Here Jezus een uiteindelijke Alverzoening?
Niet uitdrukkelijk. De Here Jezus was gezonden tot het huis van Israël (Mattheüs 15:24) om hen
het beloofde Koninkrijk en de toekomende eeuw te verkondigen. Wat daarná komt behoort niet
tot de thema’s van Zijn prediking. Toch zijn er genoeg uitspraken in de Evangelieën (en trouwens
ook in het OT) waarin deze waarheid verborgen is. B.v. in de uitspraak dat Jezus Christus de
Redder der wereld is. Of in de uitspraak dat de goede herder het verlorene zocht totdat hij het
gevonden had. Etc. Maar een uitdrukkelijke vermelding van een allenomvattende redding,
levendmaking en wederzijdse verzoening vinden we slechts bij “de apostel van de heidenvolken”.
Paulus dus. Hij mocht als geen ander de breedte, lengte, hoogte en diepte van de liefde Gods in
Christus prediken (zie o.a. Efeze 3).
28. Wat gebeurt er met de duivel?
Het laatste wat we specifiek van de duivel lezen is dat hij in de Poel van Vuur zal worden
geworpen alwaar hij gepijnigd zal worden (lett.) “tot in de AIONEN der AIONEN” (Openbaring
20:10), d.w.z. tot in de uitnemendste eeuwen. Is dit eindeloos? Van Christus lezen we in
Openbaring 11:15 dat Hij zal heersen “tot in de AIONEN der AIONEN”. We weten echter uit
1Korinthiërs 15:24-28 dat Christus zal heersen totdat. Daarna wordt God alles in allen. M.a.w.
“tot in de AIONEN der AIONEN” is niet hetzelfde als eindeloos. In Kolossenzen 1:20 lezen
we dat God ALLES wederzijds verzoent, niet alleen op aarde maar ook in de hemel. Dus ook de
vijandige hemelingen (Efeziërs 6:12) zullen veranderen in schepselen die in harmonie met hun
Schepper zullen verkeren. Dan is satan (=tegenstander) geen satan en de duivel geen duivel
meer! Alles en iedereen zal van harte belijden dat Jezus Heer is (Filippenzen 2:11). Dat en niet
minder is de onvoorstelbare kracht van het bloed van het Kruis waardoor God vrede maakt!
29. Wat is de Poel van Vuur?
De uitdrukking “de Poel van Vuur” komt 5x voor en wel in het boek ‘Openbaring’. Het woord voor
‘poel’ duidt gewoonlijk op een meer. B.v. het meer van Gennesaret (Lucas 5:1). De eerste keer
dat gesproken wordt van “de Poel van Vuur” is in Openbaring 19:20. Uit de samenhang en
andere teksten blijkt dat er sprake is van een veldslag niet ver verwijderd van de Dode Zee.
Misschien dat juist deze poel die vanouds bekend staat om z’n vuur en zwaveldampen (Genesis
19:24-28) model staat voor de term. Van de satan, het beest en de valse profeet lezen we dat ze
worden geworpen in de Poel van Vuur en daar ook gepijnigd worden “tot in de AIONEN der
AIONEN” (Openbaring 19:20; 20:10; zie vraag 28). In verband met het gericht voor de Grote
Witte Troon lezen we dat degenen van wie de naam niet staat geschreven in het Boek des
Levens geworpen zal worden in de Poel van Vuur. Tot 2x toe wordt er dan bij gezegd dat dit de
tweede dood is (20:14; 21:8). Let wel: voor de satan en zijn twee trawanten zal de Poel van Vuur
géén tweede dood zijn. Zij zijn sowieso niet dóód maar worden daar juist gepijnigd. En bovendien
is het geen twééde dood omdat ze niet eens een éérste keer dood geweest zijn. Konklusie: op
drie uitzonderingen na zal “de Poel van Vuur” voor ieder een toestand van dóód
betekenen en niet van voortleven. Wat er met de dood uiteindelijk zal gebeuren onthult de
apostel Paulus in 1 Korinthiërs 15:26. Zie voor meer informatie hierover: “dat is de tweede dood“
30. Wordt de dood teniet gedaan wanneer ze in de Poel van Vuur wordt geworpen (Openbaring 20:14)?
Wat we in dit vers lezen is niet een teniet doen van de dood maar juist een voortzetting ervan! Zij
die dán dood zijn, zijn dat voor een tweede keer. De dood wordt teniet gedaan door alle
mensen levend te maken! De dood wordt verslonden in de overwinning (1Korinthiërs 15:22-26,
54)!
31. Wat betekent ‘ziel en lichaam verderven in de hel’ (Mattheüs 10:28)?
De tekst luidt: “En weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de
ziel (lett.psyche) niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en
lichaam, kan verderven in de hel (lett. Gehenna).” Mensen konden b.v. Stefanus stenigen maar
‘psychisch’ konden ze hem niets aandoen. Wat zijn bewuste gewaarwordingen (=ziel) betreft
bracht de steninging hem slechts dichter bij het beleven van het toekomende vrederijk. Hij
ontsliep en het eerstvolgende bewuste ogenblik zal hij ontwaken in de heerlijkheid van de
opstanding. Vergelijk dit eens met de goddelozen die in het vrederijk zullen worden
terechtgesteld. Zij sterven in het verschrikkelijke dal van Hinnom (zie vraag 26) en daarmee wordt
hen juist de zegen van het vrederijk ontnómen. Na de duizend jaren zullen zij opstaan ten oordeel
(zie vraag 4).
32. Kunnen sommigen nooit meer tot inkeer komen (Hebreeën 6:4-8 en 10:26)?
Er is hier sprake van Messias-belijdende Hebreeën die weer terugvielen in het Jodendom (“de
Zoon van God opnieuw kruisigen”). De verwoesting en verbranding van Jeruzalem en de tempel
zouden niet lang meer duren (“die uitloopt op verbranding”, “felheid van vuur”). De Here zou zijn
volk gaan oordelen (10:31; 8:13). Wie zou deze afvallige Joden die heel bewust het Evangelie
afwezen nog opnieuw tot bekering kunnen brengen? Deze joden hielden letterlijk geen offer meer
over: het ware Offer (er-)kenden zij niet meer en de offerdienst in Jeruzalem zou binnenkort
beëindigd worden. De uitspraken uit deze gedeelten kunnen slechts verstaan worden binnen het
kader van hun historische context. De uiteindelijke bestemming is hier niet aan de orde.
33. Leert Openbaringen 14:11 een eindeloze pijniging?
Zeker niet. “In alle eeuwigheden” is een misleidende vertaling. Letterlijk staat er: “tot in de
AIONEN der aionen”, dat is: tot in de uitnemendste AIONEN. Vergelijk deze uitdrukking met: de
Koning der koningen, het heilige der heiligen, de hemel der hemelen, etc..(zie verder voor deze
uitdrukking ook vraag 28) Denk er bovendien aan dat hier niet wordt gezegd dat
de pijniging voortgaat “tot in de AIONEN der AIONEN” maar “de rook van hun pijniging stijgt op
tot in de AIONEN der AIONEN”. De róók die hun pijniging veroorzaakt zal opstijgen tot in de
AIONEN der AIONEN.
34. Bewijst Lucas 1:33 dat Christus “zonder einde” heerst?
Nee. Hoewel dit vers twee parallelle zinnen bevat, is de inhoud beslist niet identiek. Letterlijk
staat er: “Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in de AIONEN en
Zijn Koninkrijk zal geen einde nemen”. Dit komt exact overeen met wat we lezen in 1 Korinthiërs
15:22-28. Daar lezen we dat Christus moet heersen totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten
zal hebben gelegd. En dan zal Hij het Koninkrijk teruggeven aan God de Vader. M.a.w.
het heersen van Christus heeft een “totdat” waarna hetKoninkrijk vervolgens voorgoed in handen
komt van de Vader.
35. Hoe kan ‘eeuwig’ in Rom.16:26 en 2Kor.4:18 tijdelijk zijn?
Dat God “de eeuw-ige God” is (Rom.16:26) wil zeggen dat Hij de God der eeuwen is, de Koning
der AIONEN (1Timotheüs 1:17).Zoals ‘eeuwige tijden’ (Rom.16:25) ‘de tijden der eeuwen’ zijn, zo
is “de eeuwige God” de God der eeuwen. Wat betreft 2 Kor.4:18 betreft het volgende: In de
samenhang van dit vers worden zaken die slechts een ogenblik duren geplaatst tegenover dat
wateeuw-ig is (betrekking heeft op AIONEN = wereldtijdperken). Het problematische ontstaat
door wat door het NBG vertaald is met ‘tijdelijk’, maar wat letterlijk ‘voor de gelegenheid’ betekent
(Gr. ‘pros kairon’). In Mattheüs 13:21 en Marcus 4:17 wordt dezelfde uitdrukking vertaald met
‘van het ogenblik’. De uitdrukking duidt niet op tijd in het algemeen maar op een speciaal
moment. Dat AIOON niet tegenover tijd (Gr. chronos) staat blijkt b.v. uit de uitdrukking ‘eeuwige
tijden’ (B.v. 2 Timotheüs 1:9 ‘chronôn aiôniôn’).
36. Zijn “alle mensen” van Rom.5:18 misschien niet letterlijk allen maar “zeer velen”(:19)?
Wanneer “alle mensen” in het het eerste deel van Rom.5:18 daadwerkelijk alle mensen zijn dan
moeten “alle mensen” in het tweede deel dat eveneens zijn. Anders is de vergelijking niet zuiver.
En wanneer de “zeer velen” in het eerste gedeelte van Rom.5:19 alle mensen omvat dan hebben
we geen enkele reden om aan te nemen dat het tweede “zeer velen” in hetzelfde vers opeens
niet alle mensen zou betekenen. In de grondtekts staat trouwens niet ‘zeer velen’ maar ‘hoi polloi’
wat letterlijk wil zeggen ‘de velen’. Welke velen? ‘De velen’ van vers 18, namelijk ‘alle mensen’.
‘Alle mensen’ wil zeggen dat er geen uitzonderingen zijn. ‘De velen‘ duidt op het grote aantal.
37. Wat betekent de pijniging van de rijke man in Lucas 16:19-31?
Deze vertelling wil niet iets onthullen over eventuele ervaringen of overleggingen in het dodenrijk.
Daarover waren ‘de wet en de profeten’ al duidelijk genoeg. “Er is geen… overleg of kennis of
wijsheid in het dodenrijk waarheen gij gaat” (Prediker 9:10). Nee, deze satire (!) is gericht aan het
adres van de Farizeeën die geldzuchtig waren (16:14). In Lucas 13:27-30 lezen we dat er
vooraanstaande joden zullen zijn (>de rijke man!) die bij het aanbreken van het Koninkrijk
Gods Abraham, Izaäk en Jakob zullen zien (>Abraham’s schoot) maar zelf zullen worden
buitengeworpen (>onoverkomelijke kloof), d.w.z. het Messiaanse rijk op aarde niet mogen
meemaken. Ze hadden zich moeten laten gezeggen door ‘de wet en de profeten’, anders zou
zelfs iemand die opstaat uit de doden voor hen niet overtuigend zijn geweest (vergl. Johannes
12:9-11).
38. Voor één bepaalde zonde bestaat toch geen vergeving in eeuwigheid? (Marcus 3:29)?
Dit is een frappant voorbeeld van hoe willekeurig het Griekse woord AIOON gewoonlijk wordt
vertaald. Hier vertaald men dit woord meteeuwigheid. In het parallel-gedeelte van Mattheüs 12:32
echter lezen we: “het zal hem niet vergeven worden, noch in dezeeeuw, noch in de toekomende”.
Hier wordt hetzelfde AIOON weergegeven met eeuw. Anders had men moeten vertalen: “noch in
deze eeuwigheid, noch in de toekomende”…! Dat het vertaalwoord ‘eeuwigheid’ dus gewoon niet
kán blijkt uit een simpele tekstvergelijking. Niet ‘eeuwigheid’ maar ‘eeuw’ is de betekenis van het
woord AIOON. De Schrift leert niet dat er straks een eindeloze eeuwigheid zal aanbreken maar
spreekt over “de toekomende eeuwen”. In die tijdperken zal God Zijn “voornemen der eeuwen” tot
voltooing brengen. Totdat Hij alles zal zijn in allen.(1 Kor. 15:28)
39. Leert de Bijbel een ‘tweede kans’?
Leert de Bijbel een eerste kans? Redding is geen loterij! “God is een Redder van alle mensen”.
Dat is geen kans maar een garantie!
40. Leert 1 Timotheüs 4: 10 niet slechts dat God een Heiland is vóór alle mensen?
Het is jammer dat de NBG-vertaling hier de woorden van de apostel Paulus zo sterk afzwakt door
twee maal “voor” te vertalen in plaats van “van”. Toch staat in de grondtekst in beide gevallen
onmiskenbaar een tweede naamval. Vandaar dat de Statenvertaling wel correct is: “den levende
God die een Behouder is aller mensen, allermeest der gelovigen”.
41. Johannes 3:16 zegt toch “een ieder die gelóóft”? Is dat geen beperking?
Zeker. We dienen echter te weten dat “het eeuw-ige leven” het “aeonische leven” is. Daarbij gaat
het niet om het leven van de zogenoemde ‘eeuwige toestand’ maar om een specifieke eeuw of
aeon. In o.a. Lucas 18:30 lezen we dat het ‘eeuwige leven’ beleefd wordt in “de toekomende
eeuw (aeon)”. Gelovigen zullen deze eeuw beërven. Ongelovigen niet. Maar aangezien we weten
dat “de toekomende eeuw” zeker niet de laatste eeuw is (de Bijbel spreekt immers over “de
komende eeuwen en zelfs over “de voleinding der eeuwen”), is in Johannes 3:16 dus niets
gezegd over de definitieve bestemming van de ongelovige. God heeft de wereld lief, zegt
Johannes 3:16. Dat is een feit. Het ongeloof van de mens verandert daar volstrekt niets aan
(Romeinen 3:3). Eigenaardig dat Johannes 3:16 zo bekend is, maar dat dat slechts weinigen
weten wat in daaropvolgende vers 17 staat te lezen: “Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld
gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.”
De konsekwentie hiervan is, dat als God de wereld niet daadwerkelijk zal redden, dan heeft Hij
zijn Zoon voor niets in de wereld gezonden. Dan is Hij de de grootste doelmisser of (in de taal
van de Schrift) de grootste zondaar aller tijden.
42. Aion kan inderdaad ‘eeuw’ betekenen maar het bijvoegelijke naamwoord ‘aionios’ betekent toch: altijd, eindeloos.
Nee, de betekenis van een bijvoeglijke naamwoord vloeit voort uit die van het zelfstandige
naamwoord. Het verwijst daar naar. ‘Jaarlijks’ verwijst naar ‘jaar’. Maandelijks’ verwijst naar
‘maand’. Etc. En dus: ‘aionios’ verwijst naar ‘aion’. Zouden wij in onze taal het woord ‘eeuwigheid‘
niet hebben, dan zou ‘eeuwig’ gewoon verwijzen naar ‘eeuw’. Iemand van een jaar oud, is jarig,
iemand van een eeuw oud, is eeuwig. Daar komt bij dat ook glashard vanuit de Schrift kan
worden aangetoond dat ‘eeuwig’ niet begin- of eindeloos is. Op drie verschillende plaatsen is
namelijk sprake van “eeuwige tijden” (2Timotheüs 1:9; Romeinen 16:25; Titus 1:2). Twee keer
zelfs van “vóór eeuwige tijden”. Uit deze term volgt zonneklaar dat ‘eeuwig’ kennelijk gerelateerd
is aan ‘tijd’. Er zijn meerdere “eeuwige tijden” (“tijden der eeuwen”) zodat
‘eeuwig’ aantoonbaar noch begin- noch eindeloos is.
43. Is het “indien” in Kolosse 1:23, geen ontkenning van de Alverzoening?
Nee. In de eerste plaatst is de weergave “indien” niet correct. Zou moeten zijn “aangezien”. (meer
info). Het komt er op neer dat Paulus in dit vers, niet waarschuwt maar dankbaar de
standvastigheid van de Kolossers memoreert! In de tweede plaats is de hoop van het
Evangelie, juist de hoop op de Alverzoening! Een paar verzen tevoren (1:20) had Paulus
geschreven over God, Die door het bloed van het kruis, ALLES (ta panta), met Zich verzoent.
Daaraan refereert hij in vers 23, als hij schrijft over “de hoop van het Evangelie”. Degenen die
Alverzoening ontkennen, hebben zich laten afbrengen van de hoop van het Evangelie.
44. Verwijst Romeinen 5:18 terug naar Rom.5:17, zodat “alle mensen” slechts degenen zijn die “de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen”?
Nee, Rom.5:18 verwijst terug naar Rom.5:12. In dat vers begint Paulus met een vergelijking
(“Daarom, gelijk door één mens…”) die hij vervolgens niet afmaakt. Heel het betoog van vers 13
tot en met vers 17 is een tussenzin. In vers 18 pakt Paulus vervolgens weer de draad op en
maakt de vergelijking alsnog af. Afgezien hiervan is het voor de onbevangen lezer volstrekt
duidelijk dat het tweede “alle mensen” in vers 18 even absoluut moet zijn als het eerste “alle
mensen”. Paulus schrijft niet voor niets: “gelijk… zo komt het ook”.
45. Zijn de tweede “allen” in 1Kor.15:22 niet gewoon allen die in Christus zijn? Gelovigen dus?
Nee. De tweede “allen” moet logischerwijs dezelfde groep zijn als de eerste “allen”. Het gaat over
allen die in Adam sterven. Let op dat er niet staat: “Want evenals in Adam allen sterven, zo
zullen ook allen in Christus levend gemaakt worden”. Nee, er staat: “Want evenals in Adam allen
sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.”. Laat het verschil heel goed
doordringen! Dus niet: allen in Christus, maar: in Christus allen.
bron: www.goedbericht.nl