16
NEDERLANDSE BOND VAN TIMMERFABRIKANTEN 500 JAAR HOUTEN KOZIJNEN Lid van de NBvT

500 jaar houten kozijnen

Embed Size (px)

DESCRIPTION

500 jaar houten kozijnen

Citation preview

Page 1: 500 jaar houten kozijnen

NEDERLANDSE BOND VAN TIMMERFABRIKANTEN

500 JAARHOUTEN KOZIJNEN

Lid van de NBvT

Page 2: 500 jaar houten kozijnen

De wens van de mens zijn verblijf-plaats te kunnen betreden en afsluitenligt ten grondslag aan de ontwikkelingvan kozijnen en deuren. Reeds debewoners van holen, hutten, tenten eniglo's wilden hun ruimte tegen weer enwind en allerlei gevaar kunnen sluiten.Daarnaast was er behoefte aan eenopening voor de afvoer van rookgassenen de aanvoer van frisse lucht. De pri-mitieve mens had nog nauwelijks debehoefte naar buiten te kijken, omdatde omgeving als dreigend werd erva-ren.Vanaf de tiende eeuw ontstaat devraag naar daglicht in de woning enzicht naar buiten. De grootte en hoe-veelheid van vensteropeningen wordtnadien bepaald door de technischemogelijkheden van de tijd en de ver-anderende eisen van bewoners enbouwvoorschriften met betrekking totde hoeveelheid instromend licht en demate waarin men naar buiten wil kij-ken. Wat de technische mogelijkhedenbetreft, is de ontwikkeling van hetkozijn sterk verbonden met die vanglas. De vorm van de gevelopeningverandert steeds mee met de heersen-de architectuuropvatting.

Van spleet tot vensterEerst zijn gevelopeningen niet meerdan smalle gaten in de gevel. Dezeworden lichtspleet of kijksleuf ge-noemd en zijn nauw verwant met deschietgaten in verdedigingswerken. Inhuizen dienen de spleten in hoofdzaakvoor de rookafvoer en daarmee voorhet verversen van de binnenlucht.Soms zijn ze afgesloten door perka-ment of varkensblaas, die wel lichtdoorlaten, maar waar men niet door-heen kan kijken. Het perkament is vanschapen- of lamshuid dat is gladge-schuurd met puimsteen.Later volgen wat grotere openingen,die met luiken (luiken - look - geloken= sluiten) afsluitbaar zijn. Dit noemtmen een venster. Bij Romaanse huizenen paleizen uit de overgangstijd naarde gotiek komt in het venster eendeelzuiltje voor.

Glas in lood, kloosterraamOmstreeks 1200 komt glas in gebruik,waardoor ook bij slecht weer het contactmet de omgeving mogelijk blijft. Glaswordt in die tijd vervaardigd in groteschijven, in gesmolten toestand ge-vormd door draaien, langs de kantendun, in het midden een dikke knobbel.Deze schijven worden gesneden totgelijkzijdige parallellogrammen (wyber-tjes) oftewel ruiten. Later worden hetrechthoekige, verticaal geplaatste 'ruit-jes'. Men voegt ze aan elkaar met lood-

Mijlpalen ontwikkelinghouten kozijn

• Smalle openingen in muren (venster)

• Luiken voor de openingen• Glas in lood; kloosterraam

(vanaf 1200)• Kruiskozijn (1500-1700)• Kruiskozijn met houten roeden

(na 1640)• Schuifraam met kleine roede-

verdeling (1685-1750)• Schuifraam met grotere ruiten

(na 1750)• Franse kozijnen en het empire-

venster (1810)• T-raam (1870)• Spouwmuur (1920)• De Amsterdamse School

(1920-1930)• Draairamen, standaarddetails

(na 1945)• Betonlatei (1950)• Samengestelde kozijnen (1960)• Dubbelglas (1970)• Gevelsluitende elementen (1973)

strippen, waarna men het geheel in eenkleine sponning in het metselwerkplaatst.Vanaf de vijftiende eeuw vindt glas opgrotere schaal toepassing, omdat heteen stuk goedkoper is geworden. Eerstplaatst men het glas in lood alleen inhet bovenste deel van de raamope-ning (licht), de onderkant sluit men nogsteeds af met een luik (lucht). Dit zoge-naamde kloosterraam komt veelvuldigvoor bij kloostercellen. De horizontaleregel tussen de twee openingen wordttegenwoordig als kalf of tussendorpelaangeduid, vroeger noemde men datglashout. Wanneer de twee openingenniet boven, maar naast elkaar zijngeplaatst, sprak men van een twee-licht- of bolkozijn.

KruiskozijnDe middeleeuwen betekenen hetbegin van een eigen Nederlandse

� KasteelDuurstede.

� ReconstructieRomaansvenster(Sandrasteeg 8,Deventer).

� Klooster-raam in Wijk bijDuurstede.

Page 3: 500 jaar houten kozijnen

bouwtraditie. Sommige componentenvan de middeleeuwse cultuur blijvensteeds aanwezig in de verdere culture-le ontwikkeling. Zo vertoont de façadevan ieder afzonderlijk bouwwerk eenduidelijke compositie; de indeling isnauwkeurig berekend. Kenmerkend isdat de gevel bij Nederlandse huizenalleen zichzelf draagt en is opgebouwdrond de openingen, omlijst door houtof baksteen. Bij de traditionele bouw-wijzen van de ons omringende landenzijn de vensters gaten in een dragendevoorgevel. Aparte houten kozijnendoen aan het eind van de vijftiendeeeuw hun intrede. Voor de luiken en

ramen gebruikte men eeuwenlanghoofdzakelijk twee houtsoorten: eikenvoor het meest degelijke werk en gre-nen voor minder belangrijke of niet ergaan weersinvloeden onderhevige ele-menten.

Kozijn komt van het Franse chassin =omraming. Volgens diverse bronnen ishet typisch Nederlandse inmetselko-zijn echter ontstaan uit de Hollandsehoutbouw. Zo stelt E. van Houten inzijn boek Amsterdamsche merkwaardighe-den (1942): 'Niets was eenvoudiger danin een vak van het houten getimmertehet houten beschot, de beschieting,

weg te laten en daarin iets te makendat licht doorliet. Bij de vulling van hetvak in het Hollandsche houten huismet glas, is het kozijn uitgevonden.Kozijnen waren er uitsluitend inNederland benoorden de Maas. MeerZuidelijk en Oostelijk waren alleenmaar vensters, dat zijn dunne plattedingen, die van binnen voor het gat inden muur aangebracht worden wan-neer het huis de voltooiing nadert.Kozijnen worden nog steeds overeindgezet voor de metselaar begint.'

Ontwikkeling kruiskozijnKruiskozijnen komen voor in natuur-steen, metselwerk en hout. Een kruis-kozijn bestaat in wezen uit twee kloos-

terramen naast elkaar met een kozijn-stijl in het midden. Dit was noodzake-lijk, omdat de last van het bovenlig-gende metselwerk op het kozijn druk-te. Later, als in het metselwerk ontlas-tings- en segmentbogen, hanen- �

� In het mid-den een twee-licht- of bolko-zijn (achterzijdeJerusalemstraat8-10, Utrecht).

� Kruiskozijn in de Ridderzaal aan het Binnenhof te Den Haag: 'wybertjes' ineen transparant afgewerkt eiken kozijn met oren.

� Imitatiekruis- en schuif-ramen inWoerdense'grachtenpan-den'.

�� Kruis-kozijnen metglas in lood aande Bloemgracht87-91, Amster-dam (1642).

Page 4: 500 jaar houten kozijnen

het niet meer in tweeën gedeeldebovenlicht en -iets later- schuivendeonderramen. Het oudst bekende voor-beeld waarbij de naar binnen draaien-de ramen zijn vervangen door schuifra-men, zijn de kruiskozijnen van kasteelAmerongen (1675).Glas in houten roeden vervangt rond1640 glas in lood. De glaskwaliteit isaanmerkelijk beter geworden, wat gro-tere ruitjes oplevert van circa 20 x 25cm. Lood is te slap om dat formaat denodige steun te kunnen geven enwordt vervangen door roeden vanhout. Tegelijkertijd verdwijnt geleide-lijk ook de middenstijl uit het kruisko-zijn. Dit is mogelijk door boven debovendorpel een boogvormige rollaagte metselen die de dorpel ontlast.

De oudste roedenramen hadden nage-noeg vierkante ruitjes, waarvan de

hoogte iets groter was dan de breedte.Een gemiddelde verhouding was datde hoogte 1,4 x de breedte was (ver-houding 4:3). De timmerman gebruiktdeze zogenaamde 3-4-5-steek nogsteeds. In de negentiende eeuw wordtbij de driedeling van de ramen dehoogte groter tot ongeveer 1,6 x debreedte, wat vrijwel de gulden snedebenadert.

SchuifraamOmstreeks 1685 verschijnt een nieuwtype kozijn in het gevelbeeld: eenschuifraam zonder kruis, waarvan hetbovenste gedeelte vastzit en hetonderste kan schuiven. In oude be-steksomschrijvingen lezen we hiervoorvaak de benaming 'Engels raam', ter-wijl in Engeland dit een 'sash window',

kammen en lateien worden gemetseld,past men kozijnhout van kleinereafmetingen toe. Bij een kruiskozijn,waarvan de middenstijl mede het met-selwerk en de eventueel erin opgeleg-de balklagen draagt, kan de totaleoverspanning van de kozijnopeningmaximaal 1,8 m zijn.Door verbeterd timmergereedschapkan men vervolgens het glas in eenhouten raamwerk plaatsen. Glas komtin een houten omraming (het raam),dat draaibaar in een kozijn wordt afge-hangen. Hierdoor plaatst men nu ookin het onderste deel van het kruisko-zijn in raamhout gevat glas in lood, datnaar binnen kan worden geopend. Deramen zijn niet breder dan 60 cm,omdat ze anders uitzakken. De ruitjeszijn ongeveer 10 x 15 cm.

Om te voorkomen dat er een openingaan de zijkanten ontstaat, laat men hethout van boven- en onderdorpel nogiets buiten de stijlen uitsteken, dezogenaamde oren. Om het regenwaternaar buiten af te voeren, worden vaakgeprofileerde bovendorpels en kalvengemaakt. Soms is dat profiel ééngeheel met kalf en dorpel, soms is heteen losse lat. In de regel wordt eenhouten kruiskozijn zo geplaatst, dat devoorzijde nagenoeg overeenkomt methet gevelvlak. In de zeventiende eeuwstaan vrijwel alle kozijnen in het gevel-vlak.

OvergangsvormenAan het eind van de zeventiende eeuwkomen overgangsvormen voor, zoals

� Bovenbouw oude stadhuis Woerden (1614). Het houten kozijn beslaat de hele gevel in een reeks van twaalf luiken (onder) en glas-in-loodvakken boven een doorlopend kalf.

� Overgangs-vorm kruis-kozijn met nietmeer in tweeëngedeeld boven-licht (Agnieten-hof, Utrecht).

� Kruiskozij-nen met glas inlood en zand-stenen frontonsvan 1725(Keizerstraat 35,Utrecht).

Page 5: 500 jaar houten kozijnen

maar ook wel 'Dutch window' (!) wordtgenoemd. Het schuifraam is voor heteerst ontworpen door de beroemdeEngelse architect Christopher Wren,ontwerper van onder andere de St.Paul's Cathedral.De allereerste schuiframen hebbennog een vast kalf (glashout), waarophet vaste bovenraam staat en waar hetonderraam langs omhoogschuift. Ditkalf maakt vrij spoedig plaats voor eenwisseldorpel. In de stijlen aangebrach-te contragewichten vergemakkelijkenhet opschuiven. Het schuifraam blijfttot in de twintigste eeuw het meesttoegepaste raamtype. Het uiterlijk ver-andert met het architectuurbeeld. Inhet algemeen komen de luiken nu aande binnenkant terecht. De voortschrij-dende techniek van glasmaken maaktsteeds grotere ruiten mogelijk. De eer-

ste schuiframen hebben in de breedtevijf of zes ruiten in houten roeden.

Ontwikkeling schuifraamOmstreeks 1750 zijn er nog vier ruitennodig en na 1790 neemt het aantal inde breedte zelfs af tot drie of twee. Dekruisingen van de roeden zijn zeerkwetsbaar en moeilijk te onderhou-den. Bij het groter worden van de glas-ruiten worden ook de roeden steedszwaarder. Het glas komt overigensaltijd in een sponning aan de buiten-zijde in het raam, opdat bij winddrukhet glas tegen de sponning aandrukt,het water aan de buitenzijde blijft ende stopverf beter waterdicht afsluit.Via allerlei tussenvormen blijft aan heteinde van de negentiende eeuw het T-raam over. Daarna worden uit deschuiframen alle roeden weggelaten,

respectievelijk gesloopt en blijft alleende wisseldorpel over.Vanaf de achttiende eeuw is dus con-stant gestreefd naar vergroting van devensteropening. Deze trend om steedshogere ramen met zo min mogelijkindelingen te maken, blijft duren totaan de twintigste eeuw.

Commentaren op schuifraamNiet iedereen liep overigens warmvoor de grotere ruiten. Dr. E. H. terKuile in Venster en gevel (1934): 'De enke-le houten latjes die overblijven, heb-ben de grootste moeite nog eenigenindruk van afsluiting te wekken. Deverbetering van de glasfabricatie heefthet schuifraam alle bekoring, alle archi-tectonische betekenis ontnomen. Deafsluitende functie, die de 18e eeuwhad toegekend aan het netwerk vanglasroeden werd nu overgenomendoor de gordijnen, overgordijnen, glas-gordijnen, rolgordijnen, en, niet te ver-geten, groene horretjes met witteknopspijkertjes. Men kon toch nietvoor Jan en alleman te koop zitten voorzijn groote spiegelruiten!'Ook E. van Houten voert in zijnAmsterdamsche merkwaardigheden beden-kingen aan: 'De ruiten werden steedsgroter en groter. Dat ging zo door tothet midden van de 19e eeuw. De ruitenbleven steeds in één gevel even groot,één ruitmaat gold voor heel de �

� Schuiframen met kleine roedeverdeling (Geldersekade 8, Amsterdam).

� Omstreeks1750 is het aan-tal ruiten in eenschuifraamafgenomen totvier (maal vier),zoals aan deHerengracht493 te Amster-dam.

� Schuifraammet tweedelingen smallemiddenroede(Amsteldijk 11-12, Amsterdam).

Page 6: 500 jaar houten kozijnen

gevel en bracht orde en rust. Toenkwam de inzinking. Elke ruit werdanders. Zoveel ruiten zoveel maten ineen gevel, met als gevolg onordelijk-heid. Nu moet men niet denken datmen die lelijke ramen goed krijgt meter eventjes vlug glasroeden in temaken voor kleine ruiten. Dan wordende ruitjes te groot of te klein.'

Wie nu langs de Amsterdamse grach-ten loopt, ziet evenwel dat de gordij-nen en vitrages in de meeste gevallenweer verdwenen zijn ten faveure vanhet moderne interieurexhibitionisme.

Negentiende eeuwEind achttiende eeuw komt er voordeftige huizen steeds meer vraag naarhet Franse raam, het fenêtre à terre, metnaar binnen draaiende glasdeuren eneen brede stolpnaald in het midden.De hoge borstwering moet daarvoorworden verlaagd. Zo verlaagt men inveel oude gevels dwars door de gevel-banden en -lijsten, die eertijds door-liepen. De ramen zijn te herkennenaan de dikke middenas. Vanwege pro-blemen met de waterdichtheid gingmen het Franse kozijn imiteren in eenschuifraamversie. Hieruit ontstond hetempireschuifraam.Samenvattend, rond 1900 zijn drieraamtypen in gebruik: het schuifraammet driedeling, het Franse draairaam

� Fenêtres à terreaan de Heren-gracht 40 teAmsterdam.

� Eén ontwikkeling rond 1900 is dat uit het schuifraamde hele middenroede is verdwenen.

� Empireschuif-raam aan deBrigittenstraat20 te Utrecht(± 1800). Deschijn wordtgewekt dat hetom dubbele,draaibare ramengaat met eenstolpnaald inhet midden.

� Schuiframen met tweedeling (Turfmarkt, Amsterdam).

� Amsterdamsegracht in dejaren vijftig.Gordijnen envitrage zorgenvoor de afslui-tende functie.

Page 7: 500 jaar houten kozijnen

en het empireschuifraam. Na 1850komt goedkoper industrieel gemaaktglas op de markt, zodat het mogelijkwordt nog maar twee ruiten in debreedte te plaatsen. Daardoor ont-staan uit het schuifraam met driedelingen de empirevariant vervolgens tweenieuwe typen: het tweedelig schuif-raam met smalle roedes en het raammet brede middenroede en zonderhorizontale roede. Al spoedig ver-dwijnt de hele middenroede.

T-raamVervolgens evolueert uit deze driekozijnen een nieuwe generatie, waarbijhet vaste bovendeel van een enkeleruit wordt voorzien, terwijl een mid-denroede in het onderste deel eenverticaal accent geeft en de illusie vanafscherming. Vooral na 1870 komt dittype veel voor. In het algemeen wordt

geschulpt, wat nogal wat 'beweging'aan de bovenzijde van het raam metzich meebrengt. Een door roeden inge-deeld bovenlicht zou hier niet op zijnplaats zijn geweest.

Ten slotte is er het raam met onge-deeld onderraam en bovenlicht metroeden. Dit type doet voor het eerstz'n intrede rond 1900. Berlage en laterook verwante architecten passen heteveneens toe. De overtollige gordijnenen kappen als afsluiting van de raam-opening verdwijnen dan uit de interi-eurs. De behoefte aan een afsluitingblijft echter. Dit manifesteert zich in deroedeverdeling van het bovenlicht. Omhet afsluitende effect groter te makenof te verbijzonderen, wordt vaakgebruik gemaakt van facetkanten, bol-geblazen ruitjes of profielglas, al danniet gekleurd. Het onderraam moetvrijblijven voor het uitzicht en deopenheid naar de omgeving.

StijlimitatiesDe architectuur van de negentiendeeeuw wordt voornamelijk bepaalddoor neostijlen. Rond 1870 neemt menaan dat elk gebouwtype een eigen pas-sende stijl behoeft: voor overheids- enopenbare gebouwen is dat de neoclas-sicistische stijl, voor kerkgebouwen deneogotische. Volkswoningbouw komtin het rijtje van bouwstijlen niet voor,omdat geen weldenkend mens het demoeite vindt erbij stil te staan. Destadsuitbreidingen van de jaren 1870-1900, woonwijken met een regelmatignetwerk van straten, zijn niet bijzonderinteressant en de kwaliteit van dewoningen is slecht. In ons land �

het T-raam genoemd. Het T-raamgebruikt men bij schuif- en later bijdraairamen. Het ongedeelde boven-licht wordt binnen gedeeltelijk bedektdoor een kap, waarin de gordijnen han-gen. De kap is aan de onderzijde

� Het schuifba-re T-raam.

� T-raam metdraairamen.

� Kozijnen metongedeeldonderraam enbovenlicht metroeden aan deOudezijdsVoorburgwal252 (± 1900).

� Afsluiting(bovenlicht) enopenheid(onderraam)begin 1900.

Page 8: 500 jaar houten kozijnen

heeft een sobere variant van deJugendstil of art nouveau van om-streeks 1895 tot circa 1905 een kortle-vende en beperkte invloed. De kozij-nen volgens deze stijl kenmerken zichdoor rijke versieringen en het regelma-tig gebruik van gebogen ruiten met bij-behorende dorpels.

De school van dr. P.J.H. Cuypers brachtde neogotiek in de mode. Dit betekentde doodsteek voor het schuifraam. Ookde vensters moeten weer op middel-eeuwse wijze of op de manier van devroege renaissance worden behan-deld. De praktijk eist echter veel licht-toevoer, grote ruiten en helder glas.Grote ruiten van spiegelglas vloekennu in de stenen kruiskozijnen van aldie stations, laboratoria en postkanto-ren, waarmee de neogotiek ons landoverdekt. Het middeleeuwse kruisko-zijn is niet meer bruikbaar voor denegentiende eeuw.

Overgang moderne architectuurOmdat de mogelijkheden uitgeput zijnom eigentijdse architectuur te makenmet de historische stijlen gotiek, clas-sicisme en renaissance, is er maar éénmiddel om tot verbetering te komen:breken met alle traditie. Een eigen20e-eeuwse stijl kan slechts ontstaandoor alle begrippen te herzien. Ditleidt ertoe dat men gaat zoeken naarandere historische inspiratiebronnendie variëren van oosterse bouwkunst,Hollandse boerderijbouw tot, vooral,eigentijdse architectuur uit Scandi-navië en de Verenigde Staten. Al deze

nieuwe inspiratiebronnen wijzen deweg naar een architectuur die eenvou-diger van vorm is dan die van denegentiende eeuw.Stijlgroepen die een belangrijke bij-drage leveren aan de moderne Neder-landse architectuur zijn: Berlage, de

Amsterdamse School, De Stijl, hetfunctionalisme en het traditionalisme.In deze periode bestaan deze stijlenvaak naast elkaar, wat iets zegt over degrote veelzijdigheid van de Neder-landse architectuur in de twintigsteeeuw.

� Het middel-eeuwse kozijnis niet meerbruikbaar voorde negentiendeeeuw(Sweelinckplein,Den Haag).

�Jugendstil-kozijnen ken-merken zichdoor rijke ver-sieringen engebogen ruitenmet dito dor-pels. Architect:G. van Arkel.

� Neoclassicis-me in het Cen-traal Station teAmsterdam.Architect: P.H.J.Cuypers.

� Jugendstil-kozijnen op deHaarlemmerdijkin Amsterdam;architectF.J.M. Caron.

� Historischestijl in woon-huis 'Oud-Leyershoven'(1884) op dehoek Vondel-straat/Tesselschade-straat vanarchitectP.H.J. Cuypers.

Page 9: 500 jaar houten kozijnen

BerlageH.P. Berlage is van grote betekenisgeweest voor de ontwikkeling van demoderne architectuur in Nederland,niet alleen door de omvang en krachtvan zijn oeuvre, maar ook door zijninvloed op collega's. De Beurs vanBerlage in Amsterdam kan wordenbeschouwd als het beginpunt van demoderne architectuur in Nederland.Omdat volgens Berlage de samenle-ving in een overgangsperiode zat,moest het vraagstuk naar de stijl wor-den uitgesteld tot de nabije toekomst.Tot die tijd zou de architectuur geenuitgesproken stijl moeten hebben, enzou de nadruk moeten liggen op grotelijnen, vlakken en contouren. Om totvernieuwing van de architectuur tekomen, was er allereerst behoefte aanevenwicht, rust en duidelijkheid. Hetlag hierdoor voor de hand dat zijn

bouwkunst een grote verwantschapvertoont met de romaanse stijl. Devensters zijn voor het eerst sinds veleeeuwen weer simpele gaten, kleinedonkere openingen in strakke gevel-vlakken.Het zijn primitieve vensters, de vullingvan de kozijnopening en de verdereafsluiting verdwijnen in de schaduw.Naast de rationele kant van Berlage,waarbij hij wil laten zien hoe de con-structie in elkaar steekt, bezitten zijn

werken ook altijd expressieve elemen-ten. Met name in zijn woningbouwont-werpen gebruikt hij het kozijn regelma-tig als belangrijk expressief uitdruk-kingsmiddel.In de beginperiode passen Berlage enlater ook verwante architecten eenraam met een ongedeeld onderraamen een bovenlicht met roeden toe.

De Amsterdamse schoolIn de jaren twintig was het vooral desterk barokgerichte AmsterdamseSchool die veranderingen in het kozijnstimuleerde. De vensterafsluiting komtgeheel naar voren en voegt zich in hetvlak van de gevel om met deze een

onverbrekelijk geheel te vormen. Hetkozijn speelt met de bakstenen bui-tenwand een constructief samenspel.Dat is vergelijkbaar met de late gotiek,waar het houten kruiskozijn, vervangervan het natuurstenen kozijn, deel uit-maakt van de gevel zelf: de gevelwordt voortgezet over het vensterheen. De Amsterdamse School over-spant de openingen met een netwerkvan helder geschilderde houten glas-roeden, die onmiddellijk het oog tref-fen. Het raam met de roedeverdelingis, in tegenstelling tot het traditioneleraam, geheel afgestemd op de gevelen niet op het interieur. Dit is de redendat de roeden aan de buitenkant eenlichtbegeleidende profilering heb- �

� De modernearchitectuurbegint metde Beursvan Berlage. De vensters zijnkleine donkereopeningen instrakke gevel-vlakken.

� In zijn woningbouwontwerpen is het kozijn bij Berlage vaak een expressiefelement (Hobbemakade, Amsterdam).

� De Amsterdamse School was erg barokgericht. De kozijnen vormen één geheel met de gevel(Spaarndammerplantsoen, Amsterdam; ontwerp: M. de Klerk).

� Kenmerkend voor Berlages woningontwerpen zijnverschillende neggenmaten.

Page 10: 500 jaar houten kozijnen

lende lokale varianten, zoals deHaagse School, een groot deel van dewoningbouw in de grote steden gaanbepalen.

SpouwmuurVoor 1920 zijn massieve gemetseldebuitenmuren gebruikelijk. Om hetdoorslaan van vocht te voorkomen,bracht men aan de binnenzijde hiervaneen waterdichte afwerklaag van specieof mastiek aan, afgedekt door eenklamplaag. Een klamplaag is een laagstenen die met de platte zijde tegende muur is gemetseld. De kozijnen zijnaan de muur bevestigd met drie kozijn-ankers per stijl; een in het kozijnhoutuitgefreesde steensponning verzorgtde aanslag met het metselwerk.

Hoewel spouwmuren al sinds de twee-de helft van de 18e eeuw voorkomen,komt de uitgebreide toepassing ervanpas rond 1920 op gang. De spouwmuurgeeft niet alleen een betere isolatietegen geluid, koude en warmte dan demassieve variant, maar vooral ook eengrotere waarborg tegen vochtdoorslag.

Oorspronkelijk wordt de spouw vancirca 2,5 cm ter plaatse van de kozijnennog dichtgemetseld, zodat men nogmet een steen- of kalksponning kanwerken zoals men gewend was. Als despouw breder wordt -heel lang was dat5 à 6 cm-, spijkert men spouwlatten opde stijlen en soms ook tegen deboven- en onderdorpel, om het kozijnin de spouwmuur goed te kunnenbevestigen en een tochtvrije aanslui-ting te krijgen.

De StijlTot De Stijl behoort een groep vanvoornamelijk Nederlandse kunste-naars rond het gelijknamige tijdschrift.Met gebruikmaking van elementairemiddelen, zoals de rechthoek, de rech-te lijn en primaire kleuren, ontwikkelenzij een nieuwe richting in met name deschilderkunst en de bouwkunst. Dearchitect mag zich niet laten leidendoor een verlangen naar monumentali-teit, maar uitsluitend door eisen vandoelmatigheid. De wanden hebbenslechts een ruimtecreërende functie;geen enkele wand mag zoveel nadrukkrijgen, dat die als gevel gaat werken.Een hechte beweging is het nooitgeweest, maar na de Tweede Wereld-oorlog vormde De Stijl een belangrijke

inspiratiebron voor diverse architec-ten. Het project Papaverhof van archi-tect Jan Wils laat zien dat de kozijnenen ramen door de wijze van schilderenuiteenvallen in gekleurde horizontaleen verticale lijnen.

Het functionalismeHet functionalisme propageert deindustrialisatie, waarbij het accentkomt te liggen op de functionaliteit vanhet gebouw en niet op de vorm. Hetontwikkelt zich tussen de beidewereldoorlogen tot een bouwstijl diezich baseert op een zuivere, elemen-taire geometrie en op het gebruik vannieuwe materialen. Het is vooral dearchitectuur met beton, glas en staal. Inde volkswoningbouw ligt de nadruk ophet economisch gebruik van de ruimte.De internationaal gewaardeerde archi-tect Mart Stam wond zich erg over deze

ben. Bij het traditionele kozijn, dat alsvierde wand van het interieur fungeer-de, zit de profilering aan de binnenzij-de. Kenmerkend is tevens de toepas-sing van verschillende neggenmaten,zelfs soms van een verlopende negge,waardoor het kozijn aan één zijde die-per in de gevel ligt.

De gevels van de Amsterdamse Schoolzijn ongebroken vlakken, waarin devensters zich niet aftekenen als ope-ningen of verdiepte vlakken, maar alslichte, kleurige vlekken. Het brengteen synthese van het laat-middel-eeuwse en 18e-eeuwse kozijn, methouten roedennet. De opgaande ont-wikkelingslijn van het kozijn, die begin19e eeuw werd afgebroken, lijkt plotse-ling weer te worden voortgezet. Eenwat soberder van de AmsterdamseSchool afgeleide stijl zou in verschil-

� Ook verlo-pende neggenkarakteriserende Amster-damse School(Spaarndammerplantsoen,Amsterdam).

� Detaillering in de 19e eeuw; demuren waren van massief metselwerk.

� Detaillering in de periode 1920-1970, met spouwmuur.

� De Stijl ken-merkt zich doorrechthoeken,rechte lijnen enprimaire kleu-ren.

Page 11: 500 jaar houten kozijnen

mode op en stelt dat moderniteit nietafhangt van de materialen, maar van deinstelling waarmee ze worden gebruikt.Hout, baksteen en andere materialenkunnen volgens hem daarom even-goed modern zijn. Het functionalismewordt later ook wel aangeduid als denieuwe zakelijkheid, het nieuwe bou-wen of het modernisme. De architectenvan het nieuwe bouwen willen dearchitectuur synchroon laten lopen metwat zij zien als de nieuwste ontwikke-lingen op technisch, industrieel enmaatschappelijk gebied.

Het traditionalismeWanneer het functionalisme in dearchitectuur rond 1930 op zijn hoogte-punt is, volgt een reactie, waarbij deeconomische crisis een grote rolspeelt: het traditionalisme, ook welaangeduid als de Delftse School. In dewoningbouw is het streven geborgen-heid en gezelligheid. In het exterieur

overeenstemming moet zijn met deeigen tijd, menen de traditionalistendat de bouwkunst van alle tijden moetzijn, en vooral moet sporen met de tra-dities van streek en land. Men zoektnaar zekerheden en gaat voor de archi-tectuur putten uit bijvoorbeeld deGouden Eeuw en de klassieke oud-heid. Fel is de kritiek op andere architec-tuurstromingen, vooral op het functio-nalisme. Het oordeel is dat architectenvan deze bouwstijl te veel nadruk leg-gen op materiaal en techniek, waarbijze de vorm volledig negeren.

WederopbouwDe woningen van vlak na de TweedeWereldoorlog zijn sterk verwant met dieuit de periode daarvoor. Door de uitgif-te van vergunningen bepaalt de over-heid lange tijd grotendeels de woning-bouw. De macht van de Delftse School is

in 1945 zo groot, dat deze bij de weder-opbouw van de door oorlog getroffengebieden bijna alle opdrachten opslokt.Alleen in Rotterdam krijgt het functiona-lisme een kans. Het traditionalisme(baksteen) en het functionalisme (be-ton) zijn in veel opzichten elkaars tegen-polen, al is er een belangrijke overeen-komst in het streven naar eenvoud enrationaliteit. De tegenstellingen wordenevenwel langzaam kleiner, en merkwaar-dig genoeg ontstaan er mengvormen vanbeide stromingen. Het functionalismewordt warmer en menselijker, terwijl hettraditionalisme zich meer gaat instellenop de hedendaagse problemen. Het tra-ditionalisme blijft tot eind jaren vijftigbestaan. De gematigde voortzetting �

toont deze hang naar intimiteit zich ineen cultivering van het gewone en alle-daagse.Waar de architecten van het nieuwebouwen vinden dat de architectuur in

� Het functio-nalisme propa-geert de indu-strialisatie enelementairevormen(De Kiefhoek,Rotterdam,1926-1930; ont-werp: J.J.P. Oud).

� Als reactieop het functio-nalisme bena-drukt het tradi-tionalismeknusse gebor-genheid (Tuin-dorp Vreewijk,Rotterdam,1916-1919).

� Tijdens dewederopbouwna de TweedeWereldoorlogviert het tradi-tionalismehoogtij.

Page 12: 500 jaar houten kozijnen

van het functionalisme wordt echter inkorte tijd de gangbare manier van bou-wen in Nederland.De schuifraamkozijnen raken uit degunst, omdat ze duurder in uitvoeringzijn. Daarvoor in de plaats past mendraai-, stolp-, val- en klepramen toe,die vanaf 1950 volgens standaardde-tails worden geconstrueerd. Voor hetgeveltimmerwerk gebruikt men nuhoofdzakelijk vuren, doordat er gebrekis aan spintvrij grenen van voldoendeafmeting. De Delftse School hanteertbetrekkelijk kleine ramen met eenonderverdeling die moet bijdragenaan de intimiteit van de woning.

Jaren vijftigIn de jaren vijftig breekt het modernis-me door, maar vooral de woningbouwblijft nog lange tijd zeer sober. In dewoningarchitectuur wordt stroken-bouw, vaak in een repeterende afwis-

seling van middelhoog- en laagbouw,de gebruikelijke verkavelingsvorm. Ende doorzonwoning en de galerijflatworden de gangbare woningtypen.

Betonlatei, montagekozijnenDan doet de betonlatei z'n intree. Omhet metselwerk boven een muurope-ning te ondersteunen, paste men voor-heen constructies van metselwerk en,bij grote overspanningen, lateien toe.Bij niet te grote overspanningen func-tioneerde als draagconstructie aanvan-kelijk ook de zware bovendorpel vanhet kozijn. Desgewenst werden deplatte lagen direct over de dorpeldoorgelegd. Voorwaarde was wel datde negge niet te groot mocht zijn.Boven kleine openingen paste menook wel gemetselde rollagen toe. Bijeen rollaag is de constructie min ofmeer afhankelijk van de goede aan-hechting van specie en steen. Bij zoge-

naamde strekken en gemetselde bo-gen is dit niet het geval; deze construc-ties zijn echter zeer arbeidsintensief.Lateien brachten uitkomst. De toepas-sing is goedkoper en maakt grotereoverspanningen mogelijk.

In vroeger tijden waren de lateien vanhout (eiken) en natuursteen. Hiermeewaren evenwel nog geen echt groteoverspanningen te realiseren. Natuur-steen kan bijvoorbeeld nauwelijkstrekkrachten opnemen. Omstreeks1950 volgen lateien van beton, gewa-pend metselwerk en staal. Door detoepassing van bogen en lateien heefthet kozijn geen constructieve draag-functie meer, maar vult het min of meereen gat in de muur op. Dit geeft demogelijkheid eerst het huis te bouwenen pas in een later stadium de kwets-bare kozijnen te plaatsen. Men noemtdit montagekozijnen, die in de ons

� In de jarenvijftig is stro-kenbouw, afge-wisseld metmiddelhoog-bouw, eengebruikelijkebouwwijze.

� Het montage-kozijn vormtondanks devoordelen nogeen minderheidin de Neder-landse bouw.Het inmetsel-kozijn is hierhistorisch meevergroeid.

� Omstreeks1950 doet debetonnen lateiz'n intrede(Raadhuis TerAar van archi-tect J. van Stigt).

Page 13: 500 jaar houten kozijnen

omringende landen overigens al zeerlang gebruikelijk zijn. De voordelenervan zijn dat het kozijnhout geringervan afmeting kan zijn en dat het hoog-waardige gevelelement volledig be-glaasd en afgewerkt kan wordengemonteerd, zonder dat het wekenlangwordt blootgesteld aan de weersom-standigheden en aan 'ongelukjes' tij-dens de ruwbouw, zoals vocht, specieen mechanische beschadigingen. On-danks deze voordelen zorgt vooral dehardnekkige Nederlandse bouwtradi-tie ervoor dat het inmetselkozijn hettot op vandaag van het montagekozijnwint. Wel worden de kozijnhoutafme-tingen iets lichter, terwijl het raamhoutdoor de grotere glasoppervlakkenzwaarder wordt. Door de betonlatei ende betonbouw ontwikkelen zich steedsgrotere kozijnen, waardoor ze eensteeds belangrijker architectonischonderdeel van de gevel worden.

Jaren zestig: industrialisatieIn de jaren zestig worden systeem- enindustriële bouw sterk bevorderd. De

en-klaar inpasbaar zijn in een beton-nen draagstructuur. Een groot deel vande muurconstructie wordt vervangendoor een samenstel van stijlen enregels, waarin vast glas, ramen, deurenen soms niet-lichtdoorlatende puivul-lingen voorkomen. Vanaf het middenvan de jaren zestig doet het gebruikvan glaslatten en aluminium condens-profielen in combinatie met welpasta(kit) opgang, eerst bij het vast glas enlater ook bij de draaiende delen. Zowordt het tevens mogelijk het glas vanbinnenuit te plaatsen. Een gebrekkige

afvoer van condenswater dat langs deglasruit naar beneden loopt, blijkt latereen belangrijke oorzaak van de aantas-ting van kozijnen uit deze periode.

Van groot- naar kleinschalig enweer terugAls reactie op de grootschaligheid vande jaren zestig ontstaat in de loop vande jaren zeventig met name in dewoningbouw een periode van klein-schaligheid en herbergzaamheid: dearchitectuur van de verhevigde plas-tiek, ook wel spottend aangeduid als'de nieuwe kneuterigheid'. Het is hetdecennium van schakelingen, trappen,terrassen, uitstulpingen en inspringin-gen. �

hoge galerijflat, afgewisseld met bredegroenstroken, neemt in de woning-bouw een prominente plaats is. Hetbekendste voorbeeld is de Bijlmer.Deze tendens van grote bouwstromen,systeembouw en andere rationaliserin-gen in het bouwproces leidt volgenscritici tot monotone wijken, met overalin Nederland onderling uitwisselbareflatgebouwen en rijtjeshuizen. Niette-min zou de grootschaligheid tot ver inde jaren zeventig in ongekend robuus-te vorm om zich heen blijven grijpen.Uit architectonische en praktischeoverwegingen ging de voorkeur steedsmeer uit naar het combineren van ver-schillende kozijnen tot een zogenaamdsamengesteld of puikozijn.

Enerzijds was dit streven naar het com-bineren van verschillende geveldoor-brekingen erop gericht een eenvoudi-ge indeling en structuur van de gevelte bewerkstelligen en meer licht enlucht te krijgen. Anderzijds was het eentechnische ontwikkeling in de richtingvan grotere bouwelementen die kant-

� Systeembouwmet systeem-kozijnen in deBijlmer (jarenzestig).

� In de jarenzestig leidenpraktische over-wegingen toteen samen-gesteld of pui-kozijn.

� De 'nieuwekneuterigheid'van de jarenzeventig kiestvoor kleinereglasoppervlak-ken.

Page 14: 500 jaar houten kozijnen

De verkaveling in rechte stroken maaktplaats voor de onregelmatigheid vanhet woonerf, waarbij het zelfs met eengoede routeplanner lastig is op hetjuiste adres te arriveren. Sinds de olie-crisis van 1973 worden er steeds hoge-re eisen gesteld aan de warmte-isola-tie. Hierdoor en door de hang naarbeslotenheid raken de grote glasop-pervlakken (puikozijnen) in flats enhuizen steeds meer in onbruik. De nei-ging is kozijnen weer als gaten in demuur te behandelen. De hardhoutsoor-ten meranti en merbau worden inmid-dels volop gebruikt, en voor de kozijn-verbinding wordt naast de pen-en-gat-ook de deuvelverbinding gebruikt.Bruin baksteen en groen en bruingeschilderd houtwerk domineren dearchitectuur van deze tijd. De architec-

tonische vorm was ondergeschikt aansociale doelen.Rond 1980 tracht men de autonomievan de architectuur te herstellen, en degrote schaal en de kloeke vorm kerenweer terug in de woningbouw. Het is deperiode van de herontdekking van hetmodernisme. Naast elkaar bestaanechter twee opvattingen van stedelijk-heid. De ene is gericht op orde,

� Rond 1980 wordt het modernisme herontdekt, gerichtop hetzij contrasten, hetzij orde, zoals aan de Vaillant-laan in Den Haag van architect Jo Coenen.

� De variatiewordt groter engroter. Hier eenom de hoekgespiegeldkozijn metgebogen onder-dorpel.

� Piet Blom toonde zich ook een buitenbeentje in z'nkozijnen (Russisch paleisje, Amersfoort).

� Het gevelbeeld is een kunstwerk op zichzelf.

� Met gevelvullende elementen kan de spouwbreedte beperkt blijven.

Page 15: 500 jaar houten kozijnen

samenhang en harmonie, wat ondermeer is terug te vinden in het werk vanarchitect Jo Coenen. De andere propa-geert het naast elkaar laten bestaanvan ongelijksoortige elementen enzelfs het accentueren van contrasten;van deze stroming is bijvoorbeeldarchitect Rem Koolhaas voorstander.

1990 en verderDoor het toevoegen van steeds meerisolatie wordt de spouw steeds breder,wat eigenlijk niet gewenst is. Deze pro-blematiek leidt tot geheel nieuwe con-structies, zoals houten gevelvullende

elementen en binnenspouwbladen,waarbij de isolatie in de laatste isopgenomen. Hierdoor kan de afmetingvan de spouw beperkt blijven. Ook dedetailleringen van draaiende delen(met daarin opgenomen dubbelglas)en de aansluitingen aan het kozijn wor-den drastisch verbeterd.Vanaf de jaren negentig worden idioomen principes van de moderne architec-tuur steeds vrijzinniger. De tijd dat veelNederlandse architecten hun inspiratieuitsluitend uit het voor- en naoorlogsemodernisme putten, verdwijnt lang-zaam maar zeker. De woningbouw

wordt verwezenlijkt in een rijke variatievan stijl, vorm, kleur, textuur en materi-aal. In verschillende wijken, zoals deFilmwijk in Almere en Kattenbroek inAmersfoort, is uiterlijke diversiteit zelfshet uitgangspunt. Dit leidt tevens toteen grote variatie in de kozijnen op hetvlak van vorm, afmeting, kleur en tech-nische mogelijkheden. �

� Kozijnen alsordenend prin-cipe in woon-toren Zorro inDe Aker teAmsterdam.Ontwerp:TangramArchitektenAmsterdam.

� Mengeling van Amsterdamse stijlen.

� Het verschilmet 500 jaargeleden isgroot.

� Inspringendeen uitspringen-de kozijnenverlevendigende gevelwand.

Page 16: 500 jaar houten kozijnen

Foto

's:

Cen

trum

Hou

t A

lmer

e, J

ohn

Lew

is M

arsh

all

Am

ster

dam

.A

rtik

elnu

mm

er 1

1083

8.

© 2

001

Het

Hou

tbla

d A

lmer

e.

De toekomstRecente ontwikkelingen op kozijnge-bied zijn veroorzaakt door: hogereeisen aan de inbraakwerendheid en dedoorvalbeveiliging, de wens om debuitenkant vanaf de binnenkant te

Geraadpleegde bronnen

G. Fanelli, Moderne architectuur in Nederland 1900-1940,

Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage 1978.

E. van Houten, Amsterdamsche merkwaardigheden, Amsterdam

1942.

H.G. Hutjens, Bouwkunde I; Houtverbindingen, Raam- en

Deurkozijnen, uitgeverij Waltman, Delft 1954.

Hans Ibelings, Nederlandse Architectuur van de 20ste eeuw, NAI

Uitgevers, Rotterdam 1995.

Internetsite Bouwdienst Monumentenzorg Amsterdam:

www.bmz.amsterdam.nl.

Sikke de Jong, Houten kozijnen en ramen in de loop der eeuwen,

Zaandam, augustus 1995.

E.H. ter Kuile, Venster en gevel, van den Roomaanschen tijd tot

het einde der 18e Eeuw, overdruk uit Elsevier's geïllustreerd

maandschrift, dl. 88 (1934).

De ontwikkeling van het venster, in: Steen-goed, (1989), nr. 3.

Met dank aan bibliotheek Rijksdienst

voor de Monumentenzorg Zeist.

kunnen wassen, de verdere verbete-ring van de duurzaamheid en nieuweeisen op het terrein van duurzaambouwen, verantwoord bosbeheer enarbeidsomstandigheden. Daarnaastontwikkelen zich steeds nieuwe esthe-

tische wensen, waarvan op dit momenthet transparant toepassen van hout enhet plaatsen van het kozijn achter hetmetselwerk actueel zijn.Houten kozijnen vormen al 500 jaareen uitstekende verbinding tussenbinnen en buiten en zijn zelfs eenbelangrijk onderdeel van ons cultureelerfgoed geworden. Wie doet dat na?Op dus naar het jaar 2500! �

Arie Mooiman

� Opgesierdekozijnen inOregon pine opBorneo-eilandte Amsterdam.Ontwerp:Neutelings enVan RiebeekArchitectenRotterdam.

� Samenspeltussen kozijnenen houtengevelbekledingis anno nu eenveelvoor-komend ver-schijnsel.

� Populairtegenwoordig ishet plaatsen vande kozijnen ach-ter het metsel-werk en eentransparanteafwerking, zoalshier aan deScheepstimmer-manstraat opBorneo-eilandte Amsterdam.Ontwerp: BEBarchitecten,Höhne & RappArchitekturbüro(midden) enir.ing. E.Rahantoknam(rechts).