8-elektrische installatie

Embed Size (px)

Citation preview

Elektrische installatieACCU - VERLICHTING VOORZIJDE VERLICHTING ACHTERZIJDE - INTERIEUR STARTVERGRENDELING INSTRUMENTEN - DASHBOARD SCHAKELAARS WISSEN RADIO ELEKTRISCHE HULPORGANEN BEDRADING

BG0A - BG0B - BG0D - BG0G - KG0A - KG0B - KG0D - KG0G77 11 297 484 FEBRUARI 2001 EDITION NEERLANDAISE

De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat dit document werd samengesteld. Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.

Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault. Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault.

RENAULT 2001

Elektrische installatieInhoudBlz.

80

ACCU - VERLICHTING VOORZIJDEAccu Bijzonderheden Koplampen Uitbouwen-inbouwen Bevestigingspootjes Lampen Rijverlichting Verstelling Mistlichten Xenonkoplampen 80-1 80-4 80-5 80-6 80-7 80-8 80-10 80-11

81

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTINGAchterlicht Remlicht Binnenlicht Verlichting onder dashboard Verlichting onder portier Verlichting in dashboardkastje Verlichting make-up spiegel Zekering- en relaisplaat 81-1 81-3 81-4 81-6 81-7 81-8 81-9 81-10

82

STARTVERGRENDELINGRENAULT-kaart RENAULT-kaartlezer Elektrische stuurkolomgrendel Claxon Alarm 82-1 82-10 82-11 82-13 82-14

83

INSTRUMENTEN - DASHBOARDDashboard Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoeringen Instrumentenpaneel luxe uitvoeringen Waarschuwingslampje service Display 83-1 83-9 83-11 83-17 83-19 83-20

InhoudBlz. Tankelement Oliepeilzender Spraakmaker Snelheidsregelaar / -begrenzer Navigatiesysteem "Carminat" Navigatiesysteem "Carminat" centrale communicatie eenheid Navigatiesysteem "Carminat": rekeneenheid Navigatiesysteem "Carminat": scherm Navigatiesysteem "Carminat": antenne Navigatiesysteem "Carminat": lokalisatie / taal veranderen Navigatiesysteem "Carminat": storing zoeken 83-22 83-23 83-24 83-30 83-39 83-41 83-44 83-46 83-48 83-49 83-50

84

SCHAKELAARSDraaibare doorvoer Ruitenwisserschakelaar Lichtschakelaar Radiobedieningssatelliet Regensensor Renault-kaartlezer Elektrische stuurkolomgrendel Startknop Schakelaars / Snelheidsregelaar /Spraakmaker Regelweerstand verlichting Schakelaars alarmknipperlichten Schakelaar portiervergrendeling Schakelaars ruitbediening Schakelaar kinderveiligheid Schakelaar open dak Schakelaars achterruit en voorruitverwarming Sensor openen van de portieren Portiersloten Schakelaar achterklep Schakelaar spiegels Buitenspiegels Binnenspiegel Achterruitverwarming Voorruitverwarming Buitentemperatuurzender 84-1 84-3 84-4 84-5 84-6 84-7 84-8 84-9 84-10 84-11 84-12 84-13 84-14 84-22 84-23 84-24 84-25 84-26 84-27 84-28 84-29 84-30 84-31 84-33 84-34

InhoudBlz.

85

WISSENRuitenwisser voor Ruitenwisser achter Ruitenwissermechanisme uitzetbare achterruit Ruitensproeier Koplampsproeiers 85-1 85-7 85-10 85-13 85-14

86

RADIOAutoradio Antenne 86-1 86-6

87

ELEKTRISCHE HULPORGANENHuis met hulporganen interieur Inlezen/Toewijzen RENAULT-kaart Configuratie huis met hulporganen interieur Controlesysteem van de bandenspanning Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "eenvoudig" Auto zonder sleutel: RENAULT-kaart "handsfree" Auto zonder sleutel: Zijknipperlichten Auto zonder sleutel: Kaartlezer RENAULT Auto zonder sleutel: Drukknopstarten Auto zonder sleutel: Vergrendeling stuurkolom Auto zonder sleutel: Sensors openen Auto zonder sleutel: Antenne handsfree Auto zonder sleutel: Toewijzen RENAULT-kaart Auto zonder sleutel: Noodwerking Auto zonder sleutel: Principeschema Elektrische ruitbediening 87-1 87-9 87-12 87-15 87-21 87-24 87-26 87-29 87-30 87-31 87-33 87-34 87-35 87-36 87-38 87-39 87-41

InhoudBlz. Elektrisch open dak Memory systeem bestuurdersstoel Parkeerhulp 87-53 87-57 87-65

88

KABELBUNDELSMultiplexsysteem Airbags en gordelspanners Automatische stekker onder stoel Stekker hemelbekleding 88-1 88-5 88-36 88-37

180

ACCU BijzonderhedenINBOUWEN

80

UITBOUWEN Voordat u de accu losmaakt, steekt u de Renault-kaart in de lezer tot het aanzetten van het contact. Trek de kaart terug in de stand "accessoires", de stuurkolom is nu ontgrendeld. Maak de accukabels los, te beginnen met de negatieve pool. Voor het verwijderen van de accu, verwijdert u de sierkappen en draait u de bevestiging (A) los.

Bij het inbouwen van de accu of iedere keer nadat deze is los geweest, kan het nodig zijn een aantal eenvoudige inlezingen uit te voeren, zonder diagnoseapparaat, om de auto goed te kunnen laten werken: q klokje op tijd zetten, q invoeren van de viercijferige code van de autoradio (met de afstandsbediening bij het stuurwiel), q initialiseren van de ruitbedieningen met sneltoets, de ruiten geheel sluiten, de ruiten sluiten schoksgewijs tot de bovenste aanslag, houd de toetsen enkele secondes ingedrukt, laat de ruiten zakken tot de onderste aanslag, houd de toetsen enkele secondes ingedrukt, de motors zijn geinitialiseerd, q initialiseren van de motor van het open dak, zet u de schakelaar van het open dak in de stand maximaal kantelen, drukt u lang op de schakelaar. Na twee secondes, kantelt het dak sap voor stap in de maximum stand en zakt dan weer enkele centimeters, laat de schakelaar los, druk binnen vijf secondes opnieuw op de schakelaar, houd de schakelaar ingedrukt, het dak schuift open en weer dicht, de motor is geinitialiseerd, zet de schakelaar in de stand "uit".

18703

N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag wordt ook de stuurkolom ontgrendeld.

80-1

ACCU BijzonderhedenA - CONTROLE Controleer of:q

80

Het is vooral belangrijk dat:q

de aansluitingen en de klemmen niet gesulfateerd zijn (met zout bedekt), maak ze indien nodig schoon en vet ze in met zuurvrije vaseline, de klemmen op de polen met de juiste aantrekkoppels zijn vastgezet. Een slecht contact kan start- of laadproblemen veroorzaken en door vonken kan de accu ontploffen, het elektrolyt (de accuvloeistof) op het juiste peil staat.

er geen barsten of breuken zitten in de accubak en het accudeksel, de bovenkant van de accu schoon is,

q

q q

q

de aansluitingen in goede staat verkeren.

q

Bij een accu met afneembare doppen op de cellen:q

maak de doppenrij met de hand of met een stevige spatel los, controleer of het elektrolietpeil, in alle cellen boven de platen staat (ongeveer 1,5 centimeter), vul indien nodig bij met gedemineraliseerd of gedestilleerd water.

q

q

N.B.: Sommige accu's hebben een doorzichtige bak waardoor het peil van buitenaf gecontroleerd kan worden. Vul nooit bij met elektrolyt, zuur of andere stoffen.

80-2

ACCU BijzonderhedenB - VOORZORGSMAATREGELEN Wij wijzen er met klem op dat de accu:q q

80

2) GEVAAR = EXPLOSIE Wanneer een accu wordt opgeladen (zowel in de auto als aan een acculader) ontstaat er bij de platen zuurstof en waterstof. De hoeveelheid die ontstaat is het grootst als de accu geheel geladen is, en is evenredig met de laadstroom. Het zuurstofgas en het waterstofgas vermengen zich in de vrije ruimte boven de platen en vormen zo het bijzonder explosieve knalgas. Dit mengsel is zeer explosief. Het kleinste vonkje, een brandende sigaret of een gloeiende lasspat is voldoende om een explosie te veroorzaken. De ontploffing is zo hevig dat de accu uit elkaar kan spatten en het accuzuur in het rond vliegt. Personen in de omgeving lopen gevaar geraakt te worden door brokstukken of zuurspatten. Deze spatten zijn gevaarlijk voor de ogen, het gezicht en de handen en tasten ook kleding aan. Draag handschoenen en zuurbestendige kleding. Gezien de ernst van het explosiegevaar moet de accu dus altijd met de grootste zorgvuldigheid worden behandeld. Iedere kans op vonken moet worden voorkomen.

zwavelzuur bevat dat zeer gevaarlijk is, bij het opladen zuurstof en waterstof vormt. Bij het vermengen van deze gassen ontstaat het explosieve knalgas en als gevolg daarvan explosiegevaar.

1) GEVAAR = ZUUR Zwavelzuur is een uitermate agressieve, giftige en bijtende vloeistof. Het tast de huid, kleding, beton en de meeste metalen aan. Om deze reden moet u bij het werken met de accu de volgende voorzorgen treffen:q q

draag een veiligheidsbril, draag handschoenen en zuurbestendige kleding.

Zuurspatten moeten met overvloedig water van alle getroffen delen afgespoeld worden. Indien er spatten in de ogen zijn gekomen moet een arts geraadpleegd worden.

q

Zorg ervoor dat alle "stroomverbruikers" uitgeschakeld zijn voordat u de accukabels losmaakt of aansluit. Schakel de acculader uit voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accupolen. Leg nooit metalen voorwerpen op de accu: zij kunnen kortsluiting tussen de polen veroorzaken. Kom nooit te dicht bij een accu met open vuur: een lasbrander, een blaaslamp, een sigaret, een brandende lucifer.

q

q

q

80-3

VERLICHTING VOORZIJDE Uitbouwen - InbouwenUIT/INBOUWEN VAN DE KOPLAMPEN (alle types) Verwijder de sierkap. Maak de massakabel van de accu en de stekkers van de koplampen los. Bijzonderheden van de koplampen met xenonlampen (raadpleeg het hoofdstuk "xenonkoplampen") LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen). Verwijder de bouten (C).

80

Maak het klemmetje (B) los op elke koplamp. Verwijder de koplamp.

18456

Bouw uit: q de beschermplaat onder de motor, q de radiateurgrille, q de voorste schildbumper, (raadpleeg het hoofdstuk carrosserie), q De twee bovenste geleiders (A) van de schildbumper.

BELANGRIJK: Na het monteren van de koplampen, moet u deze afstellen: q zet de auto op een horizontale ondergrond, q controleer of de auto leeg is met, indien mogelijk, een volle brandstoftank, q zet de stelknop op 0, q verdraai schroef (D) voor de hoogte-afstelling, q verdraai schroef (E) voor de richtingafstelling, Heeft de auto Xenonkoplampen, dan moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (raadpleeg hoofdstuk "Xenonkoplampen, initialiseren van het systeem").

18855

80-4

VERLICHTING VOORZIJDE BevestigingspootjesDe bevestigingspootjes van de koplampen zijn te repareren met een set uit het magazijn, op voorwaarde dat er geen materiaal ontbreekt, het betreft alleen scheurtjes. METHODE onderdeelnummer van de reparatieset: bevestigingspootjes koplamp rechts (77 01 206 873) bevestigingspootjes koplamp links (77 01 206 872)

80

Bovenste bevestigingspootjes

18867

Onderste bevestigingspootjes

18856

Houd het reparatiepootje op zijn plaats, doorboor het en zet het vast met een popnagel 5 11.

80-5

VERLICHTING VOORZIJDE LampenVERVANGEN VAN DE LAMPEN Lamp van groot licht Voor het vervangen van de lamp verwijdert u de plastic kap (1). Opmerking: in het grootlicht mogen uitsluitend goedgekeurde H1 lampen worden gebruikt.

80

Lampen van markeringslicht en dimlicht Voor het vervangen van de lampen verwijdert u de plastic kap (2). Gebruik lampen W5W voor de markeringslichten en goedgekeurde lampen H7 voor de dimlichten.

18856

Opmerking: voor het vervangen van de lampen in xenonkoplampen, raadpleegt u het hoofdstuk "xenonkoplampen". Lamp van richtingaanwijzer: gebruik goedgekeurde PY 21W lampen.

80-6

VERLICHTING VOORZIJDE RijverlichtingBIJZONDERHEDEN VAN DE RIJVERLICHTING De werking van de rijverlichting (running-lights) in bepaalde landen wordt verzorgd door het huis met hulporganen interieur. Anderzijds bevat de zekering/relaisplaat speciale shunts voor de voeding van de lichtschakelaar. Om deze functie in- of uit te schakelen: q plaats de shunts (A): werking zonder rijverlichting: shunt aanwezig werking met rijverlichting: shunt verwijderdq

80

Voor het plaatsen van de relais "rijverlichting",: verwijdert u de binnenste afdekplaat van het dashboardkastje die met een schroef vastzit,

configureer het huis met hulporganen interieur met de diagnoseapparaten met het menu "commando", "configuratie van het systeem", en selecteer vervolgend met of zonder "rijverlichting" (raadpleeg hoofdstuk 87).

18321

plaats de twee speciale relais op de houders (B). Controleer de aanwezigheid van de bedrading en raadpleeg het bijbehorende elektrische schema.

18321 q

plaats de relais zekering/relaisplaat optie (afhankelijk van de auto, controleer de bedrading).

18321

80-7

VERLICHTING VOORZIJDE Koplampverstelling (vanuit interieur)UIT/INBOUWEN VAN HET BEDIENINGSPANEEL (2)

80

18832

Open de klep van het zekeringkastje zodat u met de hand de nokjes (1) kunt indrukken. Wip de steun van het bedieningspaneel los.

18848

Maak de stekker los, en maak de knop los van de steunplaat.

80-8

VERLICHTING VOORZIJDE Koplampverstelling (vanuit interieur)UITBOUWEN KOPLAMPSTELMOTOR Maak de stekker los van de koplampstelmotor en van de koplamp. Draai de stelschroef (maximum zes omwentelingen) in. INBOUWEN

80

Bij het monteren van een nieuw onderdeel, draait u de stelschroef ongeveer zes omwentelingen in. Houd de reflector naar achteren door aan de lampvoet te trekken. Klik het kogeldraaipunt (1) in de klem (2) van de koplamp. Plaats de stelmotor op de koplamp. Verdraai de stelmotor een achtste slag naar binnen om hem vast te zetten in de koplamp. Sluit de stekker weer aan en plaats de afdichtkappen.

18934

Verdraai de stelmotor een achtste slag naar buiten om hem vrij te maken van de koplamp. Maak het kogeldraaipunt los van de reflector door de stelmotor iets te kantelen.

N.B.: voor het uitbouwen van de stelmotor kan de koplamp op zijn plaats blijven. Draai de stelschroef zes omwentelingen los. OPMERKING: voor het vervangen van de lampen in xenonkoplampen, raadpleegt u het hoofdstuk "xenonkoplampen". Stel de stand van de koplampen af.

18934

80-9

VERLICHTING VOORZIJDE MistlichtenUITBOUWEN Bouw uit: de radiateurgrille, de beschermplaat onder de motor, de bumper aan de voorzijde, Draai de bevestigingsschroeven (B) los. INBOUWEN

80

Geen bijzonderheden, vergeet niet de mistlichten af te stellen met schroef (A).

15898R

18972

N.B.: voor het uitbouwen van het mistlicht links voor kan de bumper op zijn plaats blijven.

80-10

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenPRESENTATIE

80

1. stelmotor 2. opname element/rekeneenheid 3. opname element achter

80-11

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenALGEMEEN Overeenkomstig de Europese voorschriften, hebben de auto's een automatische verstelling van de lichtbundels afhankelijk van afhankelijk van de belading van de auto en koplampsproeiers. LET OP: een koplamp met een gasontladingslamp mag nooit gemonteerd worden in een model dat hier niet voor is ontworpen. Xenonlampen Deze lampen hebben geen gloeidraad. Het licht van deze lampen wordt opgewekt door twee elektrodes in een kwarts lamp gevuld met een gas (xenon) onder hoge druk. De elektronische voorschakeleenheid, in de koplamp ingebouwd, krijgt voeding van de accu (12 volt) en wekt een gecontroleerde ontstekingspanning op van 20 000 volt en daarna een stabiele wisselspanning van 85 volt als de lamp brandt. Automatisch correctie van de stand van de koplampen afhankelijk van de belading van de auto: Het automatische correctiesysteem moet ervoor zorgen dat (bij een verandering van de belading van de auto), de hoogte van de lichtbundel constant blijft op de in de fabriek of in de werkplaats ingestelde afstelwaarde. Het systeem kan worden gecontroleerd met het diagnoseapparaat. Telkens als het storingsgeheugen wordt gewist, draaien de stelmotors de koplampen naar beneden. BESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM

80

Het systeem omvat: q twee koplampen met een conventioneel markeringslicht(A), een lamp voor het grootlicht type H1 (B), een xenonlamp voor het dimlicht (C) type D2R en een oranje lamp voor het knipperlicht (D).

18855 q

twee rekeneenheden (voorschakeleenheden) ingebouwd in de koplampen (E) (een per koplamp).

18854

80-12

VERLICHTING VOORZIJDE Xenonkoplampenq

80

een opname element achter voor de hoogte (F) onder de zijkant links van de auto. Het registreert de hoogte van de carrosserie en geeft deze door aan het opname element/rekeneenheid.

q

twee specifieke stelmotors (H) aan de achterkant van elke koplamp.

18849 18853

q

een opname element voor/rekeneenheid (G) dat de hoogte van de voortrein registreert. De rekeneenheid regelt de stand van de koplampen afhankelijk van de variaties van de stand van de bodemplaat bij het optrekken, het remmen en de verandering van de belading.

18852

N.B.: de informatie rijsnelheid wordt gebruikt om de hoogte van de lichtbundel bij hoge snelheid aan te passen

80-13

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenPRINCIPESCHEMA

80

19046

1. stelmotor 2. koplamp 3. rekeneenheid (voorschakeleenheid) 4. opname element voor / rekeneenheid 5. opname element achter A: + verlichting B: + na contact C: diagnoseverbinding D: Informatie rijsnelheid E: Massa

80-14

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenOPNAME ELEMENT HOOGTE ACHTER UITBOUWEN Verwijder het achterwiel links. Maak los: q het einde van het stangetje, q de moer (1) van de steun. Maak de stekker los en verwijder het opname element met zijn steun. Maak het opname element los van zijn steun via de bouten (2). INBOUWEN

80

BELANGRIJK: na het weer monteren van het opname element, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie"). Aansluiting

18824

Aansl 1 2 3 4 5 6

Omschrijving Massa Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Voeding Signaal sensor

18853

80-15

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenOPNAME ELEMENT VOOR / REKENEENHEID UITBOUWEN Verwijder het voorwiel links. Wip het kogeldraaipunt (A) los van de draagarm, en draai de bouten (B) los. Maak de stekker van het opname element los en bouw het uit. INBOUWEN

80

BELANGRIJK: na het weer monteren van het opname element voor/rekeneenheid, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie"). Aansluiting

18823

18852

Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8

Omschrijving Massa Voeding Signaal opname element achter Signaal rijsnelheid Diagnoseverbinding Signaal verlichting Commando's stelmotors Voeding opname element achter

BELANGRIJK: na vervangen van de het opname element voor / rekeneenheid, moet u het autotype configureren met de diagnoseapparaten en het systeem initialiseren.

80-16

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenKOPLAMPEN De methode voor het uitbouwen/inbouwen van de xenonkoplampen is dezelfde als de methode voor de andere koplampen. LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20 000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen).

80

18849

Aansluiting Aansl 1 2 3 4 5 Omschrijving Massa Grootlicht Niet gebruikt Dimlicht Markeringslicht

N.B.: de nummer van de aansluitingen worden gelezen van rechts naar links op alle koplampen.

80-17

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenSTELMOTORS UITBOUWEN Verwijder de sierkap en verplaats het reservoir van de stuurbekrachtiging (indien nodig). Maak de stekker los van de stelmotor. Draai de stelschroef (A) maximum zes omwentelingen in.

80

18849

Aansluiting Aansl 1 2 3 Omschrijving Massa Commando stelmotor Voeding

18849

N.B.: de xenonkoplampen hebben specifieke stelmotors. OPMERKING:als de dimlichten aan staan bij het aanzetten van het contact, gaan de stelmotors naar omlaag en dan weer terug naar een middenstand.

Verdraai de stelmotor een achtste slag naar buiten om hem vrij te maken van de koplamp. Maak het kogeldraaipunt los van de reflector door de stelmotor iets te kantelen. N.B.: voor het uitbouwen van de stelmotor kan de koplamp op zijn plaats blijven.

INBOUWEN Bij het monteren van een nieuw onderdeel, draait u de stelschroef zes omwentelingen in. Om het inbouwen aan de stelmotor te vergemakkelijken, verwijdert u de afdichtkap en houdt u de reflector van de koplamp vast. Draai de stelschroef zes omwentelingen los. BELANGRIJK: na het weer monteren van de stelmotors, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie").

80-18

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenXENONLAMPEN UITBOUWEN LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20 000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen). Maak de stekker los van de lamp door hem een kwart slag linksom te draaien. Verwijder de lamp door de bevestigingsklemmetjes los te maken. INBOUWEN

80

Houd de lamp van aan de lampvoet (raak het glas niet aan, maak het anders schoon met een in alcohol gedrenkte pluisvrije doek). Breng de lamp op zijn plaats. De nok (2) moet tegenover de groef van de koplamp liggen. Plaats de stekker op de lamp door hem een kwart slag te draaien. N.B.: voor het uitbouwen van de lamp kan de koplamp op zijn plaats blijven.

BELANGRIJK: na het vervangen van een xenonlamp, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen ('zie hoofdstuk "initialisatie").

Het vervangen van de lampen van het grootlicht en van het dimlicht, is de methode gelijk aan die van conventionele koplampen.

18850

LET OP: behandel de lamp zeer voorzichtig want de geleider aan de buitenkant (1) is bijzonder kwetsbaar en mag niet verbuigen.

18850

80-19

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenREKENEENHEID (VOORSCHAKELEENHEID)

80

Maak de voeding van de rekeneenheid (B) los.

LET OP: de xenonlampen werken met een spanning van 20 000 volt bij het ontsteken en daarna met een 85 volt wisselspanning. Het is daarom van groot belang de stekker van de koplamp los te maken en te wachten tot de rekeneenheid (voorschakeleenheid) is afgekoeld voor de demontage. De lamp mag nooit buiten de koplamp worden ontstoken (gevaar voor de ogen).

UITBOUWEN Bouw de betreffende koplamp uit, Leg de koplamp op een schone doek zodat hij niet beschadigt. Maak de stekker los van de lamp door hem een kwart slag linksom te draaien. Verwijder de schroeven (A) met een passende schroevendraaier.

18851

INBOUWEN Vervang altijd de afdichting bij iedere demontage van de rekeneenheid. Zet de rekeneenheid vast met een aantrekkoppel 1,3 N.m. Let op de juiste ligging van de hoogspanningskabel. BELANGRIJK: na het weer monteren van rekeneenheid, moet u het systeem initialiseren en de koplampen afstellen (zie hoofdstuk "initialisatie").

18854

80-20

VERLICHTING VOORZIJDE XenonkoplampenINITIALISEREN VAN HET SYSTEEM EN AFSTELLEN VAN DE KOPLAMPEN Dit moet worden gedaan na elke reparatie aan een koplamp, een opname element of aan een onderdeel van de voor- of achtertrein. Zet de auto op een horizontale vloer. BELANGRIJK: zet de handrem niet vast. Controleer of de auto onbelast is en de brandstoftank vol is, stap tijdens de duur van de werkzaamheden niet in de auto. Controleer of de bandenspanning correct is en open de motorkap. Sluit het diagnoseapparaat aan controleer of er geen storing is. Zet het contact aan, schakelt de dimlichten aan, selecteer en valideer de rekeneenheid. Geef het commando: "AC 010: calibratie rekeneenheid".

80

BELANGRIJK: het initialiseren van het systeem is niet mogelijk: als de rijsnelheid afwezig is of niet nul, als de stand van een opname element buiten de tolerantie is, als de configuratie van de rekeneenheid niet correct is uitgevoerd.

OPMERKING: Het is mogelijk om te controleren of het systeem is geinitialiseerd: de waarde van het opname element voor, zichtbaar met parameter "PR017: hoogte voor" moet gelijk zijn aan de waarde van de oorspronkelijke hoogte voor (PR 004), de waarde van het opname element achter, zichtbaar met parameter "PR018: hoogte achter" moet gelijk zijn aan de waarde van de oorspronkelijke hoogte voor (PR 005). Zet het contact niet af, en stel de stand van de koplampen af met het koplampafstelapparaat: hoogte met schroef (D) en richting met schroef (E).

BELANGRIJK: de stand van de auto mag niet veranderen tussen het initialiseren en het afstellen van de koplampen. Deze twee handelingen vormen n geheel.

80-21

HATCHBACK

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING 181 Achterlicht

81

De achterlichten van de hatchback zijn in twee delen uitgevoerd, een in het scherm en een in de achterklep. UITBOUWEN VAN LICHTEN IN HET SCHERM Verwijder de bevestiging aan de achterkant (A). Bouw het lamphuis uit en maak de stekker los.

UITBOUWEN VAN LICHTEN IN DE ACHTERKLEP Verwijder de bevestiging aan de achterkant (C). Bouw het lamphuis uit en maak de stekker los.

18318

18317

Om bij de lampen te kunnen komen, wipt u de lamphouder los door het lipje (B) in te drukken. N.B.: op sommige uitvoeringen, is de bevestiging (D) vervangen door een schroef en een moer.

Om bij de lampen te kunnen komen, wipt u de lamphouder los door het lipje (B) in te drukken.

AANSLUITINGEN Stekker lichten achterscherm links Aansl 1 2 3 4 5 Omschrijving Knipperlicht Massa Niet in gebruik Markeringslicht Remlicht

AANSLUITINGEN Stekker lichten achterklep links Aansl 1 2 3 4 5 Omschrijving Massa Mistachterlicht Achteruitrijlicht Markeringslicht Niet gebruikt

Stekker lichten achterscherm rechts Aansl 1 2 3 4 5 Omschrijving Markeringslicht Remlicht Niet in gebruik Massa Knipperlicht

Stekker lichten achterklep rechts Aansl 1 2 3 4 5 Omschrijving Niet in gebruik Markeringslicht Achteruitrijlicht Mistachterlicht Massa

81-1

BREAK

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING 181 AchterlichtUITBOUWEN VAN HET LICHT IN HET SCHERM Voor het uitbouwen van de achterlichten kan de schildbumper op zijn plaats blijven.

81

18825

INBOUWEN Plaats het licht. Zet de bevestiging van het scherm (A) vast, daarna de bevestigingen aan de kant van de achterklep (B). AANSLUITINGEN Stekker achterlichten rechts Aansl 1 2 3 4 5 6 Omschrijving Knipperlicht Mistachterlicht Markeringslicht Remlicht Massa Achteruitrijlicht

Stekker achterlichten links Aansl 1 2 3 4 5 6 Omschrijving Achteruitrijlicht Massa Markeringslicht Remlicht Mistachterlicht Knipperlicht

81-2

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING RemlichtUITBOUWEN VAN HET VERHOOGDE REMLICHT Voor het uitbouwen van het verhoogde remlicht moet u de achterklepbekleding verwijderen (zie hoofdstuk carrosserie).

81

18319

N.B.: het derde remlicht van de hatchback heeft een lamp. Het derde remlicht van de break heeft diodes.

81-3

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING BinnenverlichtingBIJZONDERHEDEN De auto's hebben, afhankelijk van de uitvoering: q onafhankelijke verlichting onder de portieren (die brandt bij het openen van het betreffende portier). q tijdgeschakelde binnenlichten (voor en achter). q verlichting onder het dashboard en verlichting onder de voorstoelen gekoppeld aan de binnenlichten. q verlichting in de bagageruimte. q verlichte make-up spiegels in de zonnekleppen. UITBOUWEN - INBOUWEN

81

Voor het uitbouwen van het binnenlicht in het dak: q verwijder de doorschijnende kap, q trek aan de bevestigingsgrendels, q maak met een draaiende beweging de stekker los.

WERKING VAN DE TIJDSCHAKELING De binnenverlichting (plafond en voetenruimtes) worden direct ingeschakeld door het huis met hulporganen interieur: q bij het openen van een portier of de achterklep, q bij het ontgrendelen van de portieren via de afstandsbediening (of de handsfree functie), q bij het verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer. Bij het uitschakelen van de binnenverlichting gebruikt het huis met hulporganen interieur, afhankelijk van het geval, een vertraging: uitschakeling zonder vertraging: q bij het vergrendelen van de portieren via de afstandsbediening (portieren/klep gesloten) uitschakeling met vertraging: q na het sluiten van het laatste portier/klep, q bij het ontgrendelen van de portieren/klep via de afstandsbediening, q bij het aanzetten van het contact.

N.B.: als een portier of klep lang open staat, zonder aanzetten of uitzetten van het contact, dooft het huis met hulporganen interieur de binnenverlichting na een vertraging van ongeveer 15 minuten.

BINNENLICHTEN Afhankelijk van de plaats van het binnenlicht en het uitrustingsniveau van de auto,kan het licht zijn voorzien van: q een enkele centrale lichtschakelaar, q een centrale lichtschakelaar en een kaartleeslampje, q een centrale lichtschakelaar en twee kaartleeslampjes, q een centrale lichtschakelaar met regelbare lichtsterkte en twee kaartleeslampjes.

81-4

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Binnenverlichting

81

18460

CENTRAAL BINNENLICHT eenvoudige uitvoering (twee toetsen) Aansl 1 2 3 4 5 6 Omschrijving Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht achter + verlichting (afhankelijk van de uitvoering) + permanent Massa

BINNENLICHT ACHTER eenvoudige uitvoering (een schakelaar) Aansl 1 2 3 4 5 6 Omschrijving Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht voor Niet in gebruik Niet in gebruik Massa

CENTRAAL BINNENLICHT luxe uitvoering (vier toetsen) Aansl 1 2 3 4 5 6 Omschrijving Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht achter (regelweerstand) + verlichting + permanent Massa

BINNENLICHT ACHTER luxe uitvoering (drie toetsen) Aansl 1 2 3 4 5 6 Omschrijving Niet in gebruik Signaal van het huis met hulporganen interieur (openen portier) Verbinding binnenlicht voor (regelweerstand) + verlichting + permanent Massa

81-5

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting onder dashboardDe auto heeft lampen voor de verlichting onder het dashboard en onder de voorstoel die zijn gekoppeld aan de binnenverlichting. Zij bevinden zich: q onder het dashboardkastje (passagierskant), q onder het stuurwiel (1), q onder de voorstoel (2) (afhankelijk van de uitvoering).

81

18631

18832

Deze lampen worden aangestuurd door het huis met hulporganen interieur: q bij het ontgrendelen van de portieren via de afstandsbediening of de handsfree functie, q bij het openen van een portier, q als de Renault-kaart uit de lezer wordt getrokken.

81-6

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting onder portierDe portieren hebben onafhankelijke verlichting die wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur bij het openen van het portier. Alleen de lamp van het betreffende portier gaat branden. N.B.: voor het vervangen van de lamp of het uitbouwen van het lamphuis moet de portierbekleding gedeeltelijk worden uitgebouwd (zie hoofdstuk carrosserie).

81

18597

18591

81-7

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting dashboardkastjeUITBOUWEN - INBOUWEN Voor het uitbouwen van het lamphuis van het dashboardkastje (1), verwijdert u de bodem die door een schroef wordt vastgehouden. Druk tegen de bevestigingsgrendel van het lamphuis om het los te maken.

81

18473

81-8

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Verlichting make-up spiegelAfhankelijk van de uitvoering, hebben de make-up spiegels verlichting in de hemelbekleding. De schakelaar bevindt zich op het klepje (1) van de spiegel in de zonneklep (2). De stroom naar de verlichting (3) loopt via de centrale bevestiging (4) van de zonnekleppen.

81

N.B.: de werking van de schakelaar kan worden gecontroleerd via de verbinding naar de bevestiging: q klepje van de spiegel gesloten (schakelaar open) = lamp uit = weerstand oneindig, q klepje van de spiegel open (schakelaar gesloten) = lamp aan = weerstand nul,

81-9

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatBESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De zekering/relaisplaat is vastgeklemd tegen het huis met hulporganen interieur in het dashboard aan bestuurderszijde.

81

Bij het vervangen van de zekering/relaisplaat, is de plaats van de zekering en van de shunts afhankelijk van het uitrustingsniveau. Zij moeten altijd op de zelfde plaats worden overgebracht op het nieuwe onderdeel.

18545

18321

Afhankelijk van het uitrustingsniveau kunnen twee modellen van zekering/relaisplaat zijn gemonteerd: q een zogenaamde "eenvoudige" uitvoering, q een zogenaamde "luxe" uitvoering.

OPMERKINGEN: het magazijn levert alleen de zekering/relaisplaat van de "luxe" uitvoering. Dit kan gemonteerd worden in plaats van de "eenvoudige" uitvoering.

81-10

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatUITBOUWEN N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld. OPMERKINGEN: q bij het vervangen van het huis met hulporganen interieur, moeten de configuraties worden genoteerd met behulp van het diagnoseapparaat. q de zekering/relaisplaat is vastgeklemd op het huis met hulporganen interieur. Het uitbouwen van het ene onderdeel betekent dat het andere ook moet worden uitgebouwd. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: q de zijkant van het dashboard aan bestuurderszijde, q de afdekplaat onder het dashboard, q de bevestigingsschroeven (1) van het huis met hulporganen interieur, q de beschermkap-accessoires/luidspreker van de spraakmaker (2).

81

Bouw het huis met hulporganen interieur uit met de zekering- en relaisplaat interieur.

18321

Scheid het huis met hulporganen interieur van de zekering/relaisplaat door op de grendels (4) te drukken.

18545

Knip het plastic klembandje van de bedrading (3) door. Maak de stekkers los van het huis met hulporganen interieur en van de zekering- en relaisplaat interieur.18322

INBOUWEN Let op de aansluiting van de stekkers en zet de kabelbundel met een grote klemband (3) vast.

81-11

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat

81

81-12

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatSymbolen van de zekering

81

Bestemming van de zekeringen (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N F1 F2 Symbool Ampre 20A 10A Omschrijving Grootlichten Voeding huis met hulporganen interieur - Voeding zekering/relaisplaat Transponder - Kaartlezer - Drukknop starten Spraakmaker - Hoogtecorrectie xenonlampen - Instrumentenpanelen Verwarmde sproeiers Achteruitrijlichten - Verwarming en airconditioning - Parkeerhulp - Informatie + na contact alarm - Verlichting schakelaar portiersloten - Regensensor Voorruitverwarming Tijdgeschakelde binnenverlichting Remlichten - Ruitenwisserschakelaar - Diagnose-aansluiting - Display bandenspanning - Controlelampje kinderveiligheid - Controlelampje portiersloten achter - Verlichting schakelaars ruitbediening Dimlicht links

F3

10A

F4

20A

F5 F6

15A 20A

F7

15A

F8

7,5A

Markeringslicht rechts

F9 F10 F11 F12 F13 F14 F15

15A 10A 30A 5A 5A 15A 30A

Alarmknipperlichten en knipperlichten Communicatiesysteem - Radio

Spraakmaker - Instrumentenpaneel - Mistlichten voor - Achterklepslot Airbags en gordelspanners Rekeneenheid ABS - Referentie remkrachtverdeler Claxon Ruitbediening voor bestuurder

81-13

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatN F16 F17 F18 Symbool Ampre 30A 10A 10A Omschrijving Ruitbediening voor passagier Mistachterlicht Spiegelverwarming

81

F19

15A

Dimlicht rechts

F20 F21 F22 F23 F24 F25

7,5A 30A 30A 15A 15A 10A

Markeringslichten links - Verlichting via regelweerstand en dashboardkastje Kentekenverlichting Ruitenwisser achter en voor Portiervergrendeling Accessoiresaansluiting console - Telefoon Aansteker - Accessoiresaansluiting bagageruimte Stuurkolomgrendel - Achterruitverwarming - Voorstoelen - Blokkeren ruitbediening achter

Zekering stroomonderbreker Deze zekering bevindt zich onder de asbak, in de middenconsole. N F50 Ampre Omschrijving 20A Zekering stroomonderbreker: Diagnose aansluiting Radio Controle-eenheid airconditioning Rekeneenheid memory systeem bestuurdersstoel Display klokje/buitentemperatuur/radio Rekeneenheid navigatiesysteem Rekeneenheid bandenspanning Centrale communicatie eenheid Verbinding naar alarm

81-14

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatBestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) U2 (24-polige stekker) U1 (24-polige stekker) Aansl Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Omschrijving Uitgang portiervergrendeling Uitgang portiervergrendeling Ingang shunt markeringslicht links voor Reserve Ingang shunt markeringslicht rechts voor Ingang shunt kentekenverlichting Ingang storing zekering markeringslichten rechts Ingang storing zekering markeringslichten links Reserve Ingang dimlichten Ingang shunt markeringslicht rechts achter Reserve Reserve Ingang voeding zekering/relaisplaat elektronica Reserve Ingang storing remlichten Ingang shunt markeringslicht links achter Reserve Ingang shunt remlicht links Ingang portiervergrendeling Ingang shunt remlicht rechts Ingang remlichtschakelaar Uitgang portiervergrendeling Uitgang portiervergrendeling 19 20 21 22 23 24 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 3 1 2 Omschrijving Uitgang relais wisser achter

81

Ingang + na contact via relais (elektronische sleutel) Ingang + na contact via ruststand relais (elektronische sleutel) Uitgang + na contact via relais (elektronische sleutel) Ingang voeding portiervergrendeling Reserve Reserve Uitgang relais portiervergrendeling openen Uitgang relais + accessoires 2 Uitgang relais portiervergrendeling sluiten Uitgang relais + accessoires 1 Ingang knipperlicht Ingang knipperlicht Reserve Uitgang stuursignaal knipperlicht links Ingang diagnose knipperlicht Uitgang stuursignaal knipperlicht rechts Uitgang relais ruitenwisser voor langzaam en snel Ingang voeding knipperlicht Uitgang relais ruitenwisser voor aan/uit Uitgang relais startvrijgave Ingang markeringslichten Uitgang relais voeding via tijdrelais Ingang voeding huis met hulporganen interieur

81-15

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat

81

81-16

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatBestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) CGB2(15-polige stekker) GRIJS CGB1 (15-polige stekker) ZWART WIT WIT Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 Niet gebruikt + mistlichten voor + relais mistlichten voor Niet gebruikt Niet gebruikt + voor contact via zekering interieur 1 (caravanaansluiting) ZWART B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 + voor contact via zekering portiervergrendeling + na contact via zekering ABS/ESP + na contact via zekering airbag Niet gebruikt +accessoires via zekering Niet gebruikt +accessoires via zekering +accessoires via zekering +accessoires via zekering B8 B9 B7 B1 B2 B3 B4 B5 B6 Massa Omschrijving Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 Omschrijving

81

+ voor contact via zekering (airconditioning) + voor contact via zekering (airconditioning) +accessoires via zekering Commando + sluiten portiervergrendeling Commando + openen portiervergrendeling Massa ZWART

Commando ontgrendelen binnen buiten achterportier Commando vergrendelen buiten achter bestuurder Commando vergrendelen binnen achter Commando vergrendelen binnen achter Commando ontgrendelen buiten achter bestuurder en ontgrendelen binnen voor Commando ontgrendelen buiten achter bestuurder en ontgrendelen binnen voor Niet gebruikt Commando + tijdschakeling verlichting bagageruimte

81-17

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatBestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) CGB4 CGB3 (15-polige stekker) BRUIN WIT WIT Aans l A1 A2 A3 A4 A5 A6 + dimlicht Niet gebruikt Commando + grootlicht Niet gebruikt Commando + zekering claxon Commando + zekering mistachterlicht ZWART B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 + dimlicht rechts + dimlicht links Commando + via zekering spiegelverwarming Commando + via zekering mistachterlicht Niet gebruikt +accessoires voor contact via zekering ruitbediening bestuurder passagier Commando verlichting interieur + voor contact via zekering ruitbediening Commando + claxon B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 Niet gebruikt A4 A5 A6 A3 Omschrijving Aans l A1 A2 Omschrijving Commando + zekering grootlicht (15-polige stekker) GROEN

81

Commando relaisspoel vergrendelen functie achter Na contact of voor contact ruitbediening achter Commando relais ruitbediening achter Niet gebruikt Stuurcommando + achterruitverwarming ZWART + voor contact via zekering zend/ontvanger

Na contact via zekering accessoires Commando + ruitenwisser achter Niet gebruikt Commando + tijdschakeling verlichting binnenlicht Commando + markeringslicht rechts achter Commando + markeringslicht rechts voor Commando - relais achterruitverwarming

81-18

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatCGB5 (12-polige stekker) BLAUW WIT Aansl A1 A2 A3 A4 A5 A6 Omschrijving + voor contact via zekering interieur 3 Niet gebruikt + Na contact + voor contact via zekering portiervergrendeling Niet gebruikt + voor contact via zekering interieur 2 ZWART B1 B2 B3 B4 B5 B6 Massa + grootlichten + starten Commando relais markeringslicht Niet gebruikt Commando dimlicht B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 A3 A4 A5 A6 A7 A8 A9 Aansl A1 A2 Niet gebruikt CGB6 (18-polige stekker) KRISTAL WIT Omschrijving

81

+ na contact via zekering commando achterruitverwarming + na contact via zekering commando achterruitverwarming Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Commando knipperen knipperautomaat Commando knipperlichten links Commando knipperlichten rechts ZWART Commando + langzaam interval ruitenwisser voor Commando + snel interval ruitenwisser voor + na contact via zekering remlichten Commando + kentekenverlichting Commando + markeringslicht links achter Commando + markeringslicht rechts achter Commando remlichten Commando + remlicht rechts Commando + remlicht links

81-19

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaat

81

81-20

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatBestemming (afhankelijk van het uitrustingsniveau) Aansl REL 2 REL 7 REL 9 REL 10 REL 11 REL 12 REL 13 REL 17 REL 18 REL 19 REL 21 REL 22 REL 23 SH 1 SH 2 SH 3 SH 4 Omschrijving Relais achterruitverwarming Relais mistlichten voor Relais ruitenwisser voor Relais ruitenwisser voor Relais ruitenwisser achter / achteruitrijlichten Relais portiervergrendeling Relais portiervergrendeling Relais ruitenwisser achter Relais tijdgeschakelde binnenverlichting Relais accessoires Relais startvrijgave Relais rekeneenheid/+ na contact Relais accessoires, radio (achteraf inbouw)/ruitbediening achter Shunt ruitbediening achter Shunt ruitbediening voor Shunt rijverlichting Shunt rijverlichting

81

81-21

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatDeze zekeringhouder bevindt zich op de zekering/relaisplaat.

81

Bestemming van de zekeringen en relais (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N F26 F27 F28 F29 F30 F31 R17 Ampre Omschrijving 30A 30A 30A 30A 5A Zekering caravanaansluiting Zekering open dak Zekering ruitbediening links achter Zekering ruitbediening rechts achter Zekering stuurwielhoeksensor Niet gebruikt Relais ruitbediening

81-22

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatDe zekering/relaisplaat opties bevindt zich voor het dashboardkastje aan passagierskant.

81

18546

Bestemming van de zekeringen en relais (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N F32 F33 F34 F35 F36 F37 R3 R4 R5 R6 Ampre 20A 15A 20A 20A Omschrijving Niet in gebruik Niet in gebruik Zekering stoelverwarming bestuurder en passagier Zekering voeding elektrische stoel bestuurder Zekering elektrische stoel bestuurder Zekering elektrische stoel passagier Relais voeding stoelen Relais markeringslichten voor rijverlichting Relais dimlicht voor rijverlichting Relais koplampsproeierpomp Relais onderbreken remlichten

81-23

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatZekeringplaat en relais (motorruimte)

81

Bestemming van de zekeringen (afhankelijk van het uitrustingsniveau) N F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 F11 F12 F13 F14 F15 F16 F17 F18 F19 F20 F21 F22 F23 Ampre 7,5A 30A 5A-15A 30A 10A 20A 30A 30A 70A 70A 70A 60A 40A 40A 70A 70A 60A 60A 80A Omschrijving Zekering automatische transmissie Niet in gebruik Zekering relais inspuitsysteem Zekering automatische transmissie Zekering extra verwarming - Relais brandstofverwarming Zekering rekeneenheid inspuitsysteem - Elektroklep diesel - Brandstofverwarming Niet in gebruik Niet in gebruik Zekering langzaam koelventilateur Zekering rekeneenheid ABS/ESP Zekering claxon Zekering voorverwarming diesel Zekering koelvloeistofverwarmingselementen 2 Zekering koelvloeistofverwarmingselementen 1 Zekering langzaam en snel koelventilateur met airconditioning Zekering koplampsproeiers - Relais ontdooiing Zekering rekeneenheid ABS/ESP Zekering interieur N 1 Zekering interieur Zekering interieur N 3 Zekering voeding zekering stroomonderbreker interieur N 2 Zekering voorruitverwarming Niet gebruikt

81-24

ACHTERLICHTEN-BINNENVERLICHTING Zekering/relaisplaatZekeringplaat en relais (motorruimte)

81

Bestemming van de relais (afhankelijk van het uitrustingsniveau) Motor K4M-F4P-F5R-F9Q N R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 Motor L7X N R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 Omschrijving Niet in gebruik Relais koelventilateur met airconditioning Niet in gebruik Niet in gebruik Niet in gebruik Relais inspuitsysteem Relais koelventilateur met airconditioning Relais navoeding inspuitsysteem Relais koelventilateur met airconditioning Relais koelventilateur met airconditioning Omschrijving Relais extra verwarming 1 Relais langzaam koelventilateur Niet in gebruik Niet in gebruik Relais extra verwarming 3 Relais brandstofpomp Relais brandstofverwarming Relais navoeding inspuitsysteem Relais langzaam koelventilateur met airconditioning Relais koelventilateur met airconditioning Relais extra verwarming 2

81-25

STARTVERGRENDELING 182 RENAULT-kaartBIJZONDERHEDENq q

82

Er is geen noodcode meer maar een reparatiecode die levenslang aan de auto is toegewezen tijdens de fabricage. Er staat geen nummer op de RENAULT-kaarten. De auto heeft bij aflevering geen etiket waarop de code staat. Voor alle werkzaamheden aan het systeem, kan dit nummer worden opgevraagd via de Technische Dienst van de importeur (zie Service Mededeling 3315E).

Dit systeem kan, afhankelijk van de uitvoering, gebruik maken van een RENAULT-kaart met handsfree functie. Het is niet mogelijk meer dan een RENAULTkaart met de handsfree functie uit te rusten.

q

Bij verlies, diefstal of op verzoek van de klant, kunnen een of meer RENAULT-kaarten aan de auto worden toegewezen. Deze kunnen, indien nodig, opnieuw aan de zelfde auto worden toegewezen.

q

Bij iedere codeaanvraag, moet het VIN van de auto worden opgegeven, alsmede het fabricagenummer. Hiermee kan de auto exact gedentificeerd worden om de juiste code te kunnen geven.

LET OP: met dit systeem, is het niet mogelijk verschillende elementen (huis met hulporganen interieur en RENAULT-kaarten of huis met hulporganen interieur en rekeneenheid van het inspuitsysteem) tegelijk te vervangen. Deze onderdelen worden ongecodeerd geleverd.

q

De RENAULT-kaart uit het magazijn is niet gecodeeerd, heeft geen nummer en geen reservesleutel. De accumulator voor de handsfree functie is geladen.

Is is namelijk niet mogelijk deze elementen te coderen als geen enkel element de oorspronkelijke code van de auto in zijn geheugen heeft (zie de toepassingstabel).

q

Het systeem kan maximaal vier RENAULT-kaarten bevatten. De functie afstandsbediening, het batterijtje en de accumulator (op de handsfree uitvoering ), hebben geen functie voor de startvergrendeling.

q

Het is gen manier om een eenmaal in een element van het systeem ingelezen code te wissen. De ingelezen code kan niet gewist worden.

82-1

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartALGEMEEN De auto heeft startvergrendeling met een herkenningssysteem voor de RENAULT-kaart met een continu variabele code.

82

Bij de fabricage, wordt een code van twaalf hexadecimale tekens toegewezen aan de auto om de startvergrendeling operationeel te maken. In de werkplaats hebt u de reparatiecode nodig voor het: q toevoegen van RENAULT-kaarten, q vervangen van een of meer RENAULT-kaarten, q onbruikbaar maken van een of meer RENAULTkaarten (bij verlies of diefstal van een andere kaart bijvoorbeeld), q vervangen van het huis met hulporganen interieur.

Een gecodeerde chip (werkend zonder batterij) die onafhankelijk is van de functie afstandsbediening is ingebouwd in elke RENAULT-kaart van de auto.

De startvergrendeling wordt enkele secondes na het verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer geactiveerd. Dit is te zien aan het knipperen van het rode controlelampje op het instrumentenpaneel en aan het blokkeren van de stuurkolom.

N.B.: Bij het opvragen van de reparatiecode is het chassisnummer van de auto nodig. Per land zijn er verschillende methodes mogelijk (zie Service Mededeling 3315E): q Minitel, q sprekende computer, q techline.

82-2

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartPRESENTATIE VAN HET SYSTEEM

82

A B C D E F G H I

RENAULT-kaart Lezer voor de RENAULT-kaarten met de ontvanger voor de startvergrendeling Huis met hulporganen interieur en Zekering/relaisplaat Rood controlelampje van de startvergrendeling (instrumentenpaneel) Rekeneenheid van het inspuitsysteem (benzine of diesel) Elektrische stuurkolomgrendel Diagnose aansluiting Drukknop voor het starten Contacten van het koppelingspedaal en de stand "neutraal" van de versnellingsbak Multiplexverbinding Draadverbinding

1 2 3

Stand + accessoires Stand + na contact Voeding van de startmotor

82-3

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartBESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De startvergrendeling wordt enkele secondes na het uitschakelen van het contact geactiveerd (te zien aan het knipperen van het rode controlelampje op het instrumentenpaneel en aan het blokkeren van de stuurkolom).q

82

een rood controlelampje van de startvergrendeling (D) op het instrumentenpaneel voor het signaleren van: de activering van de startvergrendeling, het niet herkennen van de RENAULT-kaart, een storing in het systeem, een probleem met de rekeneenheid van het inspuitsysteem of de stuurkolomgrendel. een gecodeerde rekeneenheid van het inspuitsysteem (E), een diagnose-aansluiting (G) voor het storing zoeken en de configuraties van het systeem, een gecodeerde vergrendeling van de stuurkolom (F). contacten voor de stand van het koppelingspedaal en de versnellingsbak (I) en een startknop (H) voor de voeding van de startmotor.

Het systeem bestaat uit:q

q

twee speciale RENAULT-kaarten (A) met een gecodeerde chip voor de bediening van de startvergrendeling, een van de RENAULT-kaarten kan de handsfree functie hebben, ex kunnen twee kaarten worden toegevoegd (maximum vier), een ontvanger voor de startvergrendeling in de kaartlezer (B), met een elektronisch systeem voor het overbrengen van de code van de RENAULTkaarten naar het huis met hulporganen interieur (C). N.B.: De kaartlezer voor de RENAULT-kaart is niet gecodeerd.q

q

q

q q

een huis met hulporganen interieur (C) onder het dashboard aan bestuurderszijde.

Voor de startvergrendeling, verzorgt het huis met hulporganen interieur de functies: decodering van het signaal van de RENAULTkaart afkomstig van de kaartlezer, regeling van het startvergrendelingssysteem door een code naar de stuurkolomgrendel te sturen, communicatie met de rekeneenheid van het inspuitsysteem, aansturen van het rode controlelampje van de startvergrendeling en het verlichten van de kaartlezer, communicatie met het diagnoseapparaat. N.B.: voor de andere functies van het huis met hulporganen interieur, raadpleegt u hoofdstuk 87.

82-4

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartWERKING Als de startvergrendeling operationeel is knippert het rode controlelampje van de startvergrendeling (langzaam; een flits/seconde). De elektrische stuurkolomgrendel is geblokkeerd.q

82

Bijzondere situatiesq

Als de rekeneenheid van het inspuitsysteem of de stuurkolomgrendel geen referentiecode in het geheugen heeft neemt hij de ontvangen code op in zijn geheugen. Als er geen overeenkomst is tussen de codes van het huis met hulporganen interieur en de RENAULTkaart, blijft het systeem vergrendeld. Het rode startvergrendelingslampje knippert (snel). Het starten is niet toegestaan en de stuurkolomgrendel blijft geblokkeerd. Als het lampje vast brandt, zonder + na contact, is er een probleem met de elektrische vergrendeling van de stuurkolom. Als het lampje vast brandt met + na contact, is er een met het inspuitsysteem.

Nadat de RENAULT-kaart in de lezer is geplaatst, wordt code van de RENAULT-kaart naar het huis met hulporganen interieur gestuurd. Als de code wordt herkend door het huis met hulporganen interieur, stuurt dit via het multiplexnetwerk een gecodeerd signaal naar de stuurkolomgrendel. Als het gecodeerde signaal dat de stuurkolomgrendel ontvangt, gelijk is aan dat wat hij in zijn geheugen heeft, ontgrendelt hij de stuurkolom en stuurt hij een bevestiging naar het huis met hulporganen interieur. Als het huis met hulporganen interieur dit bericht ontvangt, schakelt het de + na contact in en dooft het rode controlelampje van de startvergrendeling. Als het contact is ingeschakeld, sturen het huis met hulporganen interieur en de rekeneenheid van het inspuitsysteem elkaar gecodeerde signalen via het multiplexnetwerk. Als de signalen van het huis met hulporganen interieur en de rekeneenheid van het inspuitsysteem overeenkomen, geeft het huis met hulporganen interieur toestemming voor het starten van de motor en het inspuitsysteem ontgrendelt zich.

q

q

q

q

q

q

q

LET OP: Als gestart wordt met een accu met een lage accuspanning is het mogelijk dat de startvergrendeling door de spanningsval opnieuw wordt ingeschakeld. Als de spanning lager is kan er niet worden gestart, zelfs niet als de auto wordt aangeduwd.

q

82-5

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartVERVANGEN EN CONFIGUREREN VAN HET HUIS MET DE HULPORGANEN

82

De nieuwe onderdelen zijn niet gecodeerd. Na montage in de auto, moeten zij daarom een code inlezen voordat het zij goed kunnen werken. Hiervoor is het nodig dat een aantal onderdelen al correct gecodeerd is (met de code van de auto). Raadpleeg de toepassingstabel. LET OP: zodra een code is ingelezen in het onderdeel, kan dit alleen nog maar in deze auto worden gebruikt: de code kan niet worden gewist en een tweede code kan ook niet worden ingelezen. De ingelezen code kan niet gewist worden.

TOEPASSINGSTABEL. STAAT VAN DE ELEMENTEN WERKZAAMHEDEN Huis met hulporganen interieur (UCH) Ongecodeerd RENAULTkaart Rekeneenheid inspuitsysteem Elektrische grendel REPARATIECODE NODIG

Inlezen van het huis met hulporganen interieur Inlezen/verwijderen van de RENAULTkaart Inlezen stuurkolomgrendel Inlezen rekeneenheid van het inspuitsysteem

Gecodeerd

Gecodeerd

-

JA

Gecodeerd

Ongecodeerd

Gecodeerd

-

JA

Gecodeerd

Gecodeerd

-

Ongecodeerd

NEE

Gecodeerd

Gecodeerd

Ongecodeerd

Gecodeerd

NEE

*

De toegewezen Renault-kaart moet ongecodeerd zijn of reeds in de auto zijn ingelezen. OPMERKING: hij kan ingelezen maar niet operationeel zijn (niet toegewezen). BELANGRIJK: alleen de RENAULT-kaarten die bij deze procedure worden aangeboden zullen werken.

82-6

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartVERVANGEN EN CONFIGUREREN VAN HET HUIS MET DE HULPORGANEN

82

Een nieuw huis met hulporganen interieur is niet gecodeerd. Na montage in de auto, moet daarom een code worden ingelezen voordat het huis goed kan werken. Hiervoor moet u over ten minste n van de oude RENAULT-kaarten van de auto beschikken, en over de reparatiecode en moet de rekeneenheid van het inspuitsysteem correct zijn gecodeerd (raadpleeg de toepassingstabel). LET OP: zodra een code is ingelezen in het huis met hulporganen interieur, kan dit alleen nog maar in deze auto worden gebruikt: de code kan niet worden gewist en een tweede code kan ook niet worden ingelezen. BELANGRIJK: alleen de RENAULT-kaarten die bij deze procedure worden aangeboden zullen werken op voorwaarde: q dat zij al voor deze auto waren gecodeerd, q dat zij nieuw zijn (ongecodeerd).

INLEESPROCEDURE VOOR HET HUIS MET HULPORGANEN INTERIEURq q

BIJZONDERE SITUATIES Als op het scherm staat: q "haal de kaart uit de lezer", zit er al een kaart in de lezer, q "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel die van de auto is": is de code niet correct gelezen of is het huis met hulporganen interieur al gecodeerd op een andere auto. Controleer de code en probeer het invoeren te herhalen. q "Wilt u de kaarten controleren voordat u ze aan de auto toewijst": was het huis met hulporganen interieur al op deze auto gecodeerd, het huis met hulporganen interieur gaat naar het toewijzingsprogramma van de RENAULT-kaart. q "Kaart niet bruikbaar op deze auto" komt de code van de kaart niet overeen met de aanwezige auto. q "De aangeboden kaart is leeg. Wilt u een kaart aanbieden die al op de auto is ingelezen": bied een reeds gecodeerde kaart aan. q "Inlezen huis met hulporganen interieur mislukt". Probeer de complete procedure te herhalen.

q

q

q

Start de communicatie met het systeem "Startvergrendeling". In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SC027: inlezen huis met hulporganen interieur". Het gereedschap toont "Wilt u de reparatiecode invoeren". Terwijl de RENAULT-kaart niet in de lezer zit, voert u de geheime reparatiecode in (12 hexadecimale tekens) en valideert u de code. Als het formaat van de code correct is, toont het gereedschap "Plaats een reeds op de auto ingelezen kaart in de lezer", de inleesprocedure is bezig. Het gereedschap toont "Huis met hulporganen interieur ingelezen", het huis met hulporganen interieur is gecodeerd. Nu moet de inleesprocedure van de RENAULT-kaart worden gestart om de andere kaarten (maximum vier) toe te wijzen. Voordat dit bericht verschijnt kan een aantal secondes verlopen..

LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 2 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". Dit bericht verschijnt ook als de communicatie met huis met hulporganen interieur wegvalt of bij een onderbreking van de accu.

LET OP: als een huis met hulporganen interieur de code van de RENAULT-kaarten heeft ingelezen, is het onmogelijk deze te wissen of door een andere code te vervangen.

82-7

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartTOEWIJZINGSPROCEDURE VAN DE RENAULTKAARTEN N.B.: of een kaart leeg is kan worden gecontroleerd via de staat: "ET 115: lege kaart". BELANGRIJK: als niet alle RENAULT-kaarten beschikbaar zijn, moet later een nieuwe toewijzingsprocedure met alle kaarten worden uitgevoerd. In het menu "Commando", "Specifiek commando", valideert u regel "SC001: inlezen van de kaarten". q Het scherm toont "Wilt u de kaarten controleren voordat u ze aan de auto toewijst?" q Als een controle van de kaarten wordt gevraagd, toont het gereedschap "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een RENAULTkaart in tot het contact inschakelt: Als het toewijzen niet mogelijk is, toont het scherm "Controleer de reparatiecode en controleer of de kaart wel van de auto is". Gebruik een andere kaart. Als de kaart conform is, toont het scherm "haal de kaart uit de lezer". Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep q mogelijk in de lezer" Voer dan een RENAULT-kaart tot de aanslag in de lezer en valideer: Als de RENAULT-kaart niet wordt geaccepteerd, blijft het rode lampje uit". Als de RENAULT-kaart wordt geaccepteerd, knippert het rode lampje snel en het gereedschap geeft aan "1 kaart ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer".q q

82

LET OP: dit moeten oude RENAULT-kaarten van de auto zijn of nieuwe, niet gecodeerde RENAULTkaarten. N.B.: de auto kan maar n RENAULT-kaart accepteren met handsfree functie. Als een tweede RENAULT-kaart aan de auto wordt toegewezen, zal deze werken als een eenvoudige RENAULT-kaart LET OP: tussen iedere handeling mag maximaal 5 minuten verlopen, anders wordt de procedure geannuleerd, het gereedschap toont dan het bericht "procedure onderbroken: let op, alleen de kaarten die voor het starten van de procedure al aan de auto waren toegewezen kunnen worden gebruikt. De kaarten die aangeboden werden voor het afbreken van de procedure zijn niet langer leeg en kunnen alleen nog maar aan deze auto worden toegewezen". Dit bericht verschijnt ook als de communicatie met huis met hulporganen interieur wegvalt of bij een onderbreking van de accu.q

Configureer het huis met hulporganen interieur volgens de opties en uitrusting van de auto (raadpleeg hoofdstuk 87).

N.B.: Als u het huis met hulporganen vervangt hoeft u niets te doen aan de rekeneenheid van het inspuitsysteem, het behoudt dezelfde startvergrendelingscode.

Het gereedschap toont "Steek de kaart zo diep mogelijk in de lezer". Voer dan een tweede RENAULT-kaart in tot het contact inschakelt: N.B.: als u twee keer dezelfde RENAULT-kaart aanbiedt reageert het systeem er niet op, net startvergrendelingslampje blijft uit. Voer de andere RENAULT-kaart(en) die aan de auto moeten worden toegewezen (maximum 4) tot de aanslag in de kaartlezer in. Het scherm toont "2, 3 of 4 kaarten ingelezen" en daarna "haal de kaart uit de lezer".

q

82-8

STARTVERGRENDELING RENAULT-kaartCODEREN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING De rekeneenheid van het inspuitsysteem wordt ongecodeerd geleverd. Hij moet de code van de startvergrendeling inlezen bij zijn montage om het starten mogelijk te kunnen maken. Het is voldoende om het contact gedurende enkele secondes aan te zetten zonder te starten. Zet het contact af, de startvergrendeling wordt actief na enkele secondes. Controle

82

De staat van de rekeneenheid van het inspuitsysteem is te zien met het diagnoseapparaat.q

Met het diagnoseapparaat Selecteer en valideer "Huis met hulporganen interieur" Selecteer het menu "STAAT" en controleer: als de rekeneenheid niet is gecodeerd, is de staat "ET 111 inspuitsysteem ongecodeerd" actief, als de rekeneenheid is gecodeerd, is de staat "ET 111 inspuitsysteem ongecodeerd" niet bevestigd

1. 2.

LET OP Bij dit type startvergrendeling houdt de auto levenslang zijn startvergrendelingscode. Ook heeft dit systeem geen noodcode. Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende rekeneenheid.' De ingelezen code kan niet gewist worden.

82-9

STARTVERGRENDELING Lezer RENAULT-kaartDe RENAULT-kaartlezer heeft twee contacten voor het activeren van de auto: q een contact halverwege voor de voeding van de accessoires (+ accessoires), q een contact als kaart op de aanslag geheel in de lezer is gestoken (+ na contact). N.B.: de RENAULT-kaart wordt in de lezer vergrendeld zodra het huis met hulporganen interieur de informatie "draaiende motor" heeft ontvangen van de rekeneenheid van het inspuitsysteem. De kaart wordt vrijgegeven als de motor stil staat. Een configuratie maakt het niet blokkeren van de Renault-kaarten mogelijk bij een automatische transmissie.

82

Werking van de verlichting van de kaartlezer q Bij het ontgrendelen van de portieren, wordt de kaartlezer ongeveer 30 secondes verlicht. q Als de lezer oplicht bij het invoeren van een RENAULT-kaart, betekent dit dat de code overeenkomt met de code in het huis met hulporganen interieur. q Als de lezer snel knippert (met de zelfde frequentie als het startvergrendelingslampje) bij het invoeren van een RENAULT-kaart, betekent dit dat de code van de RENAULT-kaart niet is herkend door het huis met hulporganen interieur. q Na het stilzetten van de motor licht de kaartlezer op. q Als de RENAULT-kaart in de lezer aanwezig is bij het openen van het portier (stilstaande motor), knippert hij om aan te geven dat de kaart nog in de lezer zit.

OPMERKING: als de verlichting van de kaartlezer niet goed werkt, moet u de kaartlezer vervangen.

N.B.: De kaartlezer is niet gecodeerd.

Voor het uitbouwen en de bestemming van de aansluitingen van de kaartlezer, zie hoofdstuk 84.

18330

De RENAULT-kaartlezer dient: q als FM-ontvanger voor het vergrendelen of het ontgrendelen van de portieren, q als antenne van de transponder van de startvergrendeling en voor de herkenning van de RENAULT-kaart.

82-10

STARTVERGRENDELING Elektrische stuurkolomgrendelDe grendel van de stuurkolom bevindt zich aan de onderkant van de stuurkolom. Hij wordt aangestuurd door het huis met hulporganen interieur. De grendel wordt gecodeerd door het huis met hulporganen interieur, de code kan niet worden gewist. VOORZORGEN BIJ DE REPARA TIE

82

Om te voorkomen dat het stuurwiel blokkeert bij het losmaken van de accukabels, moet u: q de RENAULT-kaart diep (+ na contact) in de lezer steken en daarna half eruit trekken (+accessoires). Zolang de kaart halverwege in de lezer zit, wordt de stuurkolom niet geblokkeerd. Maak de accukabel los, de stuurkolom blijft ontgrendeld zolang de accu niet opnieuw wordt aangesloten en de RENAULT-kaart wordt verwijderd. q vergrendel de airbagrekeneenheid met een diagnoseapparaat. Voor de bestemming van de aansluitingen van de stekker, zie hoofdstuk 84.

UITBOUWEN LET OP: de grendel is vastgezet met een bout met linkse schroefdraad. Voor het uitbouwen moet hij vooraf ontgrendeld zijn.

18541S

WERKING De stuurinrichting ontgrendelt als de RENAULT-kaart zo diep mogelijk in de lezer is gestoken en de transponder is herkend door het huis met hulporganen interieur. De stuurinrichting vergrendelt als de RENAULT-kaart uit de lezer is gehaald en de motor stilstaat en de auto niet rijdt. N.B.: als het huis met hulporganen interieur een informatie "botsing" heeft ontvangen van de airbagrekeneenheid, blijft de stuurkolom ontgrendeld. N.B.: als de stuurkolomgrendel defect of niet aangesloten is, kan de motor niet starten.

OPMERKINGEN: q Als het systeem niet ontgrendelt bij het invoeren van de RENAULT-kaart in de lezer, gaat het rode startvergrendelingslampje drie secondes branden en maar de + na contact wordt niet ingeschakeld. q Als de veiligheidsvergrendeling tijdens het rijden vrijkomt, lichten het lampje "Stop" en het rode controlelampje van de startvergrendeling op (het stuurwiel blokkeert niet). q Als een inwendige schakelaar defect is, licht het lampje service op.

18541

INBOUWEN Zet de bout vast met een aantrekkoppel van 0.8 daN.m.

82-11

STARTVERGRENDELING Elektrische stuurkolomgrendelCODEREN VAN DE STUURKOLOMGRENDEL De grendel wordt ongecodeerd geleverd. Hij moet de code van de startvergrendeling inlezen bij zijn montage om het inschakelen van het contact mogelijk te kunnen maken. Hiervoor is het voldoende de RENAULT-kaart van de auto enkele secondes in de lezer te steken. Verwijder de RENAULT-kaart, de startvergrendeling wordt actief na enkele secondes. De grendel is gecodeerd en de stuurkolom is geblokkeerd. LET OP: Bij dit type startvergrendeling houdt de auto levenslang zijn startvergrendelingscode. Ook heeft dit systeem geen noodcode. Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende grendel. De ingelezen code kan niet gewist worden. Voor het controleren van de codering van de stuurkolomgrendel: q Selecteer "Huis met hulporganen interieur q in het menu "Staat", controleer of de regel "ET 089 stuurkolomgrendel ongecodeerd" niet gevalideerd is.

82

82-12

CLAXON ClaxonBESCHRIJVING VAN HET SYSTEEM De claxon is links achter de schildbumper voor geplaatst.

82

AANSLUITING (eenvoudig) Aansl A De auto's hebben, afhankelijk van de uitvoering: q een of twee enkele claxons, q twee claxons die via een codelijn worden gestuurd door het huis met hulporganen interieur. B Omschrijving Voeding (schakelaar) Massa

AANSLUITING (codelijn) Deze claxons worden bekrachtigd: q via het contact in de lichtschakelaar, q via een codelijn vanaf het huis met hulporganen interieur bij het vergrendelen van de portieren met de handsfree functie (afhankelijk van de uitvoering). Aansl 1 2 3 N.B.: de toon het het volume van dit signaal bij het vergrendelen kan worden gewijzigd door een configuratie van het huis met hulporganen interieur met een diagnoseapparaat. Ga als volgt te werk: q start de communicatie met het huis met hulporganen interieur, q selecteer en valideer het menu "commando" de regel "configuratie", Voeding Massa Commando (schakelaar of huis met hulporganen interieur) Omschrijving

82-13

CLAXON AlarmBESCHRIJVING De kabelbundel van de auto is voorbereid voor het aansluiten van een door Renault goedgekeurd alarm. De speciale stekker (A) bevindt zich achter de bekleding, naast de gordelspanner links achter. AANSLUITINGEN

82Omschrijving + na contact +accu Commando vergrendelingslampje (niet in gebruik) Informatie sluiting motorkap Volumetrische detectie Volumetrische detectie Gecodeerde verbinding huis met hulporganen interieur werking knipperlichten

Aansl 1 2 3 4 5 6 7 8

18547-1

WERKING De ACU (Alarm Controle Unit) wordt verbonden met het huis met hulporganen interieur via een serile verbinding. De opdracht voor het uitschakelen van het alarm wordt gegeven door het huis met hulporganen interieur via een codelijn tijdens het ontgrendelen via de FMafstandsbediening. De opdracht voor het activeren van het alarm wordt gegeven door het huis met hulporganen interieur in het geval van: vergrendeling via de FM-afstandsbediening. automatische hervergrendeling. Het huis met hulporganen interieur informeert de alarmcentrale over de staat van de portieren na het vergrendelen met de FM-afstandsbediening.

82-14

INSTRUMENTEN -183 DASHBOARD DashboardBELANGRIJK: Werkzaamheden aan de systemen van de airbags en de gordelspanners mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleid personeel.

83

Zet de stoelen zo ver mogelijk achteruit en verwijder: de Renault-kaartlezer (1),

LET OP: het is verboden om werkzaamheden te verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem in de buurt van een hittebron vanwege het explosiegevaar.

N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld. UITBOUWEN Zet de voorstoelen naar voren zodat u de bevestigingsschroeven van de middenconsole kunt verwijderen,18830

de schroeven van de console aan het dashboard (2),

18632

18549

de middenconsole, de autoradio (afhankelijk van de uitvoering), de centrale communicatie eenheid (afhankelijk van de uitvoering), het bedieningspaneel van de verwarming en airconditioning (zie hoofdstuk 62).

83-1

INSTRUMENTEN - DASHBOARD DashboardBijzonderheden van de kabelbediening, verwijder: de sierlijst van het bedieningspaneel, de bevestigingsschroeven, het bedieningspaneel, Bouw uit: de bevestigingsschroeven van het dashboard (1),

83

ze zonnesensor (2), de binnenste afdekplaat van het dashboardkastje die met een schroef vastzit, de verlichting van het dashboardkastje en let daarbij op de de contactvinger (3), de verlichting onder het dashboard.

18543

het aparte display van de 'autoradio of het Carminatscherm (afhankelijk van de uitvoering) en maak de kabelbundel vrij.

18473

gebruik een sleutel van 13 mm om het bevestigingsklemmetje van de airbag op de balk te vergrendelen of verwijder de bevestigingsschroef (afhankelijk van de uitvoering).

18542

18544

N.B.: dit klemmetje moet na iedere demontage worden vervangen.

83-2

INSTRUMENTEN - DASHBOARD DashboardMaak los: de stekker van de dashboardairbag bij de zekering/ relaisplaat optie, het stuurwiel in de rechtuit stand, de omlijsting (4) van de teller, de stuurkolomkappen,

83

18539

de schakelaars. de airbag in het stuurwiel. Steek hiervoor een schroevendraaier in het gat (1) en beweeg hem naar boven (2). Maak de stekkers van de stuurkolomschakelaars (ruitenwisser, radiobediening en verlichting) los, de stekkers van de draaibare doorvoer (airbag en snelheidsregelaar) en van de stuurwielhoeksensor. Voordat u de draaiende doorvoer uitbouwt, noteert u de stand: controleer of de wielen bij de demontage rechtuit staan, controleer of het merkteken "0" van de draaibare doorvoer bij het merkteken staat.

18455

de stekkers van de airbag in het stuurwiel (3) en de stekkers van de toetsen van de snelheidsregelaar (afhankelijk van de uitvoering). Bouw uit: de stuurwielbout,18797

83-3

INSTRUMENTEN - DASHBOARD DashboardDraai de bout los en maak de gehele stuurkolom vrij. Bouw uit: het tellerblok,

83

de zijkanten van het dashboard, de bevestigingsschroeven (A) aan de zijkant van het dashboard,

18558

de bevestigingsschroeven van het dashboard (1),

de tweeters, de zonnekleppen,

18991

18557

83-4

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Dashboard de remvoeringen van de voorruitstijlen; hiervoor is het voldoende zoveel bekleding los te maken dat u het bovenste klemmetje kunt indrukken, druk de stijl opzij en omhoog.

83

N.B.: de selecteurhendel van de automatische transmissie kan worden verplaatst door op de ervoor geplaatste knop (C) te drukken.

18549 19062

Verwijder het dashboard door de klemmetjes los te maken.

18538

83-5

INSTRUMENTEN - DASHBOARD DashboardINBOUWEN Voor het monteren van het dashboard, plaatst u de bedrading van de tweeters, van het display en van de zonnesensor.

83

Bijzonderheden van de draaibare doorvoer Controleer of de wielen nog rechtuit staan. Controleer de stand van de draaibare doorvoer door te controleren of het merkteken "0" van de draaibare doorvoer bij het merkteken staat.

18313

18542

Sluit de kabel aan van de dashboardairbag.

18539

83-6

INSTRUMENTEN - DASHBOARD DashboardBijzonderheden van de sierlijst van het instrumentenpaneel Plaats het instrumentenpaneel en de kap aan de onderkant van de stuurkolom, Plaats de kap aan de bovenkant van de stuurkolom met het leren deel zoals op de onderstaande tekening is aangegeven. Bijzonderheden van het stuurwiel

83

BELANGRIJK: het stuurwiel past maar op een manier op de spiebanen. Het stuurwiel moet vrij over de spiebanen kunnen bewegen. Let op dat ze niet beschadigen.

18835

18556

Vervang na iedere demontage de stuurwielbout en zet hem vast met een aantrekkoppel van (4,4 daN.m).

Breng de sierlijst naar het instrumentenpaneel, Plaats de plakstrook van de bovenste stuurkolomkap op de sierlijst, Klem de sierlijst vast op het dashboard.

18555

83-7

INSTRUMENTEN - DASHBOARD DashboardBijzonderheden van de airbag BELANGRIJK: voordat u de airbag aansluit moet u de werking van het systeem controleren: controleer of het airbaglampje op het instrumentenpaneel brandt bij het aanzetten van het contact (rekeneenheid ontgrendeld), Sluit een loze ontsteker aan op de stekker van de iedere airbag en controleer of het lampje dooft, zet het contact af, sluit de airbag aan in plaats van de loze ontstekers en monteer het in het stuurwiel, zet het contact aan, controleer of het lampje 3 secondes oplicht en vervolgens uit gaat en uit blijft. Als het lampje niet dooft, raadpleeg dan hoofdstuk "storing zoeken".

83

LET OP: bij het niet opvolgen van deze instructies bestaat het gevaar dat het systeem niet goed functioneert, en zelfs dat de airbag zonder aanleiding ontploft.

18554

Ontgrendel de rekeneenheid van de airbag.

83-8

INSTRUMENTEN - DASHBOARD InstrumentenpaneelVERVANGEN Het olieverversingsinterval kan worden veranderd met de diagnoseapparaten in de rekeneenheid van het inspuitsysteem. INBOUWEN

83

Sluit het instrumentenpaneel aan en monteer het op zij plaats. Plaats de kap aan de bovenkant van de stuurkolom met het leren deel (2) zoals op de tekening is aangegeven.

UITBOUWEN Vergrendel de rekeneenheid van de airbag met behulp van het diagnoseapparaat. N.B.: door het vergrendelen van de rekeneenheid van de airbag worden de uitgangen naar de ontstekers uitgeschakeld en de stuurkolom ontgrendeld. Maak de massakabel van de accu los. Bouw uit: de sierlijst van het instrumentenpaneel die op het dashboard is vastgeklemd, de kap boven het stuurwiel, de bevestigingsschroef (1) van het instrumentenpaneel.

18556

Monteer de sierlijst van het instrumentenpaneel op het dashboard.

18558

Maak de twee stekkers los.

18555

BELANGRIJK: bij een instrumentenpaneel met een groot display, moet u de nodige configuraties uitvoeren.

83-9

INSTRUMENTEN - DASHBOARD InstrumentenpaneelAANSLUITINGEN (meest complete uitvoering) Grijze stekker 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30

83

18472

Rode stekker 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Niet in gebruik toets discretie (*) Niet in gebruik Niet in gebruik Regelweerstand verlichting toets functiekeuze boordcomputer Niet in gebruik Multiplexsysteem spraakmaker (*) Niet in gebruik Multiplexsysteem Multiplexsysteem Diagnoselijn (*) Multiplexsysteem spraakmaker (*) Niet in gebruik Niet in gebruik

controlelampje schakelaar openen portier (*) controlelampje knipperlicht rechts controlelampje knipperlicht links + voor contact startvergrendelingslampje autogordellampje (*) Niet in gebruik controlelampje dimlicht controlelampje grootlicht Niet in gebruik controlelampje mistachterlicht controlelampje mistlichten voor waarschuwingslampje ruitensproeierpeil waarschuwingslampje laadstroom Controlelampje stoelverwarming + Na contact Niet in gebruik waarschuwingslampje oliedruk informatie motorkap (*) Niet in gebruik oliepeilsensor signaal tankelement Niet in gebruik massa massa tankelement massa oliepeilsensor controlelampje markeringslicht toets herhaling controlelampje handrem Waarschuwingslampje storing remsysteem

(*): Luxe uitvoering

83-10

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoeringALGEMEEN Het instrumentenpaneel van de lage gamma heeft de volgende functies: Meters met een naald q snelheid q toerenteller q koelvloeistoftemperatuur q brandstofpeil geluidssignaal (contact aan) q knipperlichten q vergeten verlichting bij het openen van een portier q vergeten verwijderen van de RENAULT-kaart uit de kaartlezer. q bevestiging automatische vergrendeling tijdens het rijden q indicatie storing kinderveiligheid q snelheidsverklikker (Arabi) (afhankelijk van de uitvoering) q indicatie automatisch brandende verlichting (afhankelijk van de uitvoering) q indicatie snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van de uitvoering) functie waarschuwingslampjes functie display q indicatie van het oliepeil q kilometerteller totaalteller dagteller q Boordcomputer verbruikte brandstof gemiddeld verbruik actueel verbruik actieradius afgelegde afstand gemiddelde snelheid afstand tot olie verversen ingestelde snelheid van regelaar of begrenzer (afhankelijk van de uitvoering) ingeschakelde versnelling automatische transmissie (afhankelijk van de uitvoering) snelheidsverklikker (Arabi) (afhankelijk van de uitvoering).

83

OPMERKING: het instrumentenpaneel van de lage gamma kan niet worden gecontroleerd met de diagnoseapparaten. Het heeft wel een zelfdiagnoseprogramma.

N.B.: het olieverversingsinterval kan worden veranderd met de diagnoseapparaten in de rekeneenheid van het inspuitsysteem.

83-11

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoeringWERKING VAN HET DISPLAYq

83

indicatie van het oliepeilDeze functie verschijn gedurende ongeveer 30 secondes bij het aanzetten van het contact of na het starten van de motor. Als het peil tussen het maximum en het minimum peil staat, geeft het display "oil ok" aan.

Het is normaal dat het oliepeil soms iets verschilt. Oorzaken hiervoor kunnen zijn: parkeren op een hellend vlak, motor heeft een te korte tijd stilgestaan (met koude olie ), ...

kilometertellerTotaalteller De kilometertotaalteller verschijnt 30 secondes na het aanzetten van het contact (na de informatie van het oliepeil). Door drukken op de toets "boordcomputer" of "nulinstelling" kan deze wachttijd verkort worden. Dagteller

13141a

Als tijdens deze secondes, gedrukt wordt op de toets "boordcomputer" of "nulinstelling", geeft het display "oil ok" aan en daarna het oliepeil in de vorm van blokjes. Deze verdwijnen naarmate het oliepeil daalt en worden vervangen door streepjes.

De dagteller wordt in plaats van de totaalteller weergegeven na een korte druk op de toets "boordcomputer". De nulinstelling gebeurt door het indrukken van de toets "nulinstelling". De nulinstelling van de dagteller is niet dezelfde als de nulinstelling van de boordcomputer. N.B.: de weergave in kilometers of in mijlen kan niet worden geconfigureerd. Hiervoor moet het instrumentenpaneel worden vervangen.

13141b

Als het oliepeil op het minimumpeil staat bij het aanzetten van het contact, knipperen de streepjes en het woord "oil" gedurende 30 secondes. Het waarschuwingslampje "service" licht op en blijft branden na het starten van de motor.

13141c

N.B.: q onder normale omstandigheden wordt het oliepeil gemeten nadat het contact minstens een minuut is afgezet, in overige gevallen wordt de laatste waarde weer gegeven. q als er een storing van de peilzender is gedetecteerd, gaat het display bij het aanzetten van het contact direct naar de km-totaalteller.

83-12

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering de boordcomputerDe opeenvolgende gegevens van de boordcomputer verschijnen in plaats van de km-tellers door indrukken van de toets op het einde van de ruitenwisserschakelaar (functiekeuzetoets "boordcomputer". De nulinstelling gebeurt door het indrukken van de toets "nulinstelling". De informaties van de boordcomputer verschijnen als volgt na elkaar na de dagteller op het display: Verbruikte brandstof (in L/100 km of MPG *) sinds de laatste nulinstelling. Actueel verbruik (in L/100 km)

83

13141f

Hiervoor moet de auto sneller rijden dan ongeveer 30 km/h. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Bij gas los, met een snelheid boven 30 KM/h, is het actuele verbruik 0. N.B.: deze functie ontbreekt op de Angelsaksische uitvoering.

13141d

Voorziene actieradius met de resterende brandstof (in km of in M*).

Gemiddeld verbruik (in L/100KM of MPG *) sinds de laatste nulinstelling.

13141g

13141e

Deze verschijnt nadat ongeveer 400 meter is afgelegd. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Bij het berekenen van de actieradius wordt uitgegaan van de afgelegde afstand, de hoeveelheid in de tank aanwezige brandstof en de verbruikte brandstof. N.B.: als het waarschuwingslampje brandstofreserve brandt, wordt geen actieradius aangegeven.

Deze verschijnt nadat ongeveer 400 meter is afgelegd. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Hierbij wordt gerekend met de afgelegde afstand en de hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.

* Angelsaksische uitvoering.

83-13

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoering Afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling van de boordcomputer. Ingestelde snelheid

83

Als de auto een snelheidsregelaar/-begrenzer heeft, geeft het display de ingestelde snelheid aan in km/h of mph*. Het scherm gaat weer terug naar een bladzijde van de boordcomputer na ongeveer 15 secondes.

13141h

Gemiddelde snelheid sinds de laatste nulinstelling.13141k

Als de functie niet aanwezig is, is deze bladzijde niet beschikbaar. bij iedere verandering van de snelheidsinstelling, wordt deze informatie weergegeven i plaats van die van de boordcomputer (raadpleeg het hoofdstuk "snelheidsregelaar/-begrenzer").

13141j

Deze verschijnt nadat ongeveer 400 meter is afgelegd. Daaronder geeft het display vaste streepjes aan. Deze waarde wordt berekend door door de afgelegde afstand te delen door de tijd die is verstreken sinds de laatste nulinstelling. De tijdbasis is ingebouwd in de boordcomputer.

BELANGRIJK: als de boordcomputer knipperende streepjes geeft, is er een storing gedetecteerd. Raadpleeg het "Diagnoseprogramma" .* Angelsaksische uitvoering

Afstand tot olie verversen informeert de bestuurder over de afstand (in KM of in M*) die kan worden afgelegd tot de volgende keer olie verversen. Als de afstand minder is dan 1500 km of 1000 mijl of als er 22 maanden voorbij zijn, knippert de sleutel gedurende 30 secondes bij het aanzetten van het contact of als de bladzijde "verversingafstand" zichtbaar is op de boordcomputer. De sleutel knippert permanent als de afstand "0" is of na 24 maanden. Initialiseren van de afstand tot het olie verversen zet het contact aan, selecteer de bladzijde "actieradius" op de boordcomputer, druk op de toets nulinstelling gedurende ongeveer 5 secondes, de afstand knippert 4 secondes en wordt dan vast, laat de nulinsteltoets los als de juiste waarde verschijnt.

83-14

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoeringDIAGNOSEPROGRAMMA Om toegang te krijgen tot het diagnoseprogramma, houdt u de toets "boordcomputer" op het einde van de ruitenwisserschakelaar ingedrukt en zet het contact aan zonder de motor te starten Alle lampjes branden en de naalden van de vier meters slaan stapsgewijs uit. De test LCD-display verschijnt Ga naar de volgende test door op de toets "boordcomputer" te drukken. weergave van storingen in het geheugen.

83

13141o

Als de letter "t" verschijnt, is er een storing in de informatie "inspuitsysteem" in het geheugen geregistreerd van ten minste 4 secondes. Als de letter "J" verschijnt is een storing tankelement gedetecteerd (langer dan 100 secondes niet aangesloten). De weerstand moet liggen tussen 5 en 350 ohm. Als de letter "d" verschijnt is er een storing in de informatie "inspuitsysteem". Als de letter "h" verschijnt is er een storing in de informatie "oliepeil". De weerstand moet liggen tussen 6 en 20 ohm. Als er alleen streepjes zijn, is er geen storing gedetecteerd. Door een druk op de toets "nulinsteltoets" kan het programma worden afgesloten en het storingsgeheugen gewist.

13141l

Alle segmenten van het display moeten oplichten. Ga naar de volgende test door op de toets "boordcomputer" te drukken. De test hoeveelheid brandstof in de tank verschijnt

13141m

de aangegeven waarde moet overeenkomen met de hoeveelheid brandstof in de tank in liters (ook in de Angelsaksische uitvoering). Ga naar de volgende test door op de toets "boordcomputer" te drukken. De test brandstofverbruik in liter / uur verschijnt (draaiende motor).

BELANGRIJK: De boordcomputer geeft een storing aan door de weergave van knipperende streepjes. Als er geen informatie is van de rekeneenheid van het inspuitsysteem via het multiplexnetwerk, werken de teller, het actuele verbruik en de actieradius niet meer. Als er geen informatie is van de rekeneenheid van het ABS via het multiplexnetwerk, werken de kmteller en de afstand tot olie verversen niet meer.

13141N

Een moet aangegeven zijn bij draaiende motor.

83-15

INSTRUMENTEN - DASHBOARD Instrumentenpaneel eenvoudige uitvoeringINGESCHAKELDE VERSNELLING AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Het display voor de stand van de automatische transmissie