Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
HogeGezondheidsraad
AANBEVELINGEN VOOR DE VERSCHILLENDE REIZIGERSGROEPEN DIE NAAR GEBIEDEN REIZEN WAAR EEN LOKALE OVERDRACHT VAN HET ZIKAVIRUS PLAATSVINDT
NOVEMBER 2019HGR NR 9569
COPYRIGHT
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Hoge GezondheidsraadVictor Hortaplein 40 bus 10B-1060 Brussel
Tel: 02/524 97 97 E-mail: [email protected]
Auteursrechten voorbehouden.U kunt als volgt verwijzen naar deze publicatie:Hoge Gezondheidsraad. Aanbevelingen voor de verschillende reizigersgroepen die naar gebieden reizen waar een lokale overdracht van het zikavirus plaatsvindt Brussel: HGR; 2019 - Advies nr. 9569
De integrale versie van dit advies kan gedownload worden van de website: www.hgr-css.be
Deze publicatie mag niet worden verkocht.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 1 −
ADVIES VAN DE HOGE GEZONDHEIDSRAAD nr. 9569
Aanbevelingen voor de verschillende reizigersgroepen die naar gebieden reizen waar een lokale overdracht van het zikavirus plaatsvindt
Stand van zaken november 2019
In this scientific advisory report on public health policy, the Superior Health Council of
Belgium provides the Belgian health authorities with specific recommendations on the
prevention of zika virus infections in individuals travelling to the epidemic areas and on the
management of exposed travelers upon their return
Versie gevalideerd op het College van april 2018 – mei 2019
Aanpassingen gevalideerd op het Bureau van november 20191
I INLEIDING
Vanaf mei 2015 werd Brazilië door een zikavirusepidemie geteisterd, met snelle uitbreiding
naar de rest van Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en verscheidene andere geografische
gebieden. Tot op heden hebben meer dan 80 landen of gebieden inheemse gevallen aan de
Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) gemeld2.
Tijdens deze epidemie, meer bepaald in oktober 2015, stelden de Braziliaanse
gezondheidsautoriteiten ook een toename vast van het aantal pasgeborenen met
microcefalie. Destijds wezen meerdere bevindingen op een link tussen een intra-uteriene
zikavirusinfectie en foetale afwijkingen. Sindsdien is een duidelijk causaal verband
aangetoond.
Tegen deze achtergrond heeft de Hoge Gezondheidsraad (HGR) in mei 2016 een omstandig advies aan de bevoegde instanties geleverd. In het licht van de snel evoluerende gegevens werd in oktober 2016 een eerste update gemaakt en werd eind 2017 een actualisering van het vorige document noodzakelijk geacht. Hieraan werd tussen december 2017 en februari 2018 gewerkt. Deze tekst is begin april aangepast naar aanleiding van de recent gepubliceerde aanbevelingen van de CDC (https://www.cdc.gov/mmwr/volumes/67/wr/mm6731e2.htm?s_cid=mm6731e2_w) en daarna in november 2019.
Deze bijwerking mondde uit in dit document.
1 De Raad behoudt zich het recht voor om in dit document op elk moment kleine typografische verbeteringen aan te brengen. Verbeteringen die de betekenis wijzigen, worden echter automatisch in een erratum opgenomen. In dergelijk geval wordt een nieuwe versie van het advies uitgebracht. 2 http://www.who.int/emergencies/zika-virus/situation-report/31-march-2016/en/
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 2 −
II CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
Voorafgaande opmerking
Met het oog op de constante evolutie van de beschikbare gegevens i.v.m. het zika virus en
de epidemiologische situatie van deze infectie, geven de aanbevelingen in dit document (en
de samenvatting in de tabel hieronder) de stand van zaken op het precieze moment van
publicatie van dit advies weer. Internationale instellingen of instellingen met internationale
uitstraling zoals de WGO, het European Center for Disease Control (ECDC), de Centers for
Disease Control (CDC), de Haute Autorité de Santé française (HAS), het Instituut voor
Tropische Geneeskunde (IMT/ITG), enz. updaten regelmatig de documenten die ze online ter
beschikking stellen, vooral in verband met de evolutie van de epidemie in de getroffen landen.
Wij raden dus aan deze voortdurend te raadplegen voor een actuele stand van zaken in
verband met de epidemie (cf. de verschillende url-links die in de tekst en referentielijst vermeld
zijn).
Het risico op seksuele overdracht werd sinds de publicatie van de aanbevelingen van de HGR
in mei 2016 herhaaldelijk bevestigd. Er heerste lang onduidelijkheid over de frequentie en de
duurtijd van het virale "dragerschap" in sperma na besmetting, daar het virus bij de meeste
besmette mannen gemiddeld 2 maand aanwezig bleek te zijn (sporen van RNA tot maximum
6 maanden), ongeacht of er symptomen waren of niet. De HGR adviseerde dus in zijn vorige
adviezen, als voorzorgsmaatregel, om elke vorm van onbeschermde geslachtsgemeenschap
(zowel mannen als vrouwen) tot 6 maanden nadat men was teruggekeerd uit een officieel
getroffen gebied te vermijden (in overeenstemming met de toenmalige aanbevelingen van de
WGO en CDC) of totdat het advies van een deskundige werd ingewonnen en de passende
diagnostische testen werden uitgevoerd. Nu is aangetoond dat het RNA van het zika-virus
maar in uitzonderlijke gevallen meer dan één maand in de vaginale secreties (van niet-
zwangere vrouwen) en meer dan 3 maand in het sperma aanwezig blijft. Voorts blijkt dat het
virus in het sperma in de overgrote meerderheid van de gevallen niet meer besmettelijk is na
afloop van 30 dagen (Mead PS N Engl J Med 2018 ; Chen LH & Hamer DH J Travel Med
2018), en dat de tot op heden gerapporteerde maximale duur dat het virus infectieus is in het
sperma, 69 dagen bedraagt (in het systematisch overzicht van meer dat 1200 publicaties {met
128 studies, waarvan 77 gegevens over de mens bevatten} dat werd gerealiseerd door
Counotte MJ et al. {PLoS Med 2018}. Naar aanleiding hiervan heeft de HGR beslist om zich
aan te sluiten bij de recentste aanbevelingen van de CDC die in augustus 2018 werden
gepubliceerd (namelijk het inkorten van de periode van beschermde geslachtsgemeenschap
na de reis tot 3 maanden voor mannen en 2 maanden voor vrouwen, vgl. hieronder) en om
niet meer de aanbevelingen van de WGO te volgen (die sinds meer dan een jaar niet meer
zijn veranderd).
Het risico op ernstige complicaties bij de foetus van een geïnfecteerde zwangere is ook
duidelijk bevestigd, hoewel dit risico lager lijkt te zijn dan aanvankelijk gevreesd en naargelang
de regio (en waarschijnlijk de virale stam) lijkt te variëren. Hoe dan ook is het risico zeker groot
genoeg en de gevolgen voldoende ernstig om verder tot grote voorzichtigheid bij zwangere
vrouwen aan te manen.
De diagnosetechnieken hebben zich intussen ontwikkeld en hun doeltreffendheid en hun
klinische nut bewezen, inclusief moleculaire testen op andere lichaamsvochten dan serum (in
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 3 −
het bijzonder sperma). Het screenen met commerciële serologische testen 3-4 weken na de
blootstelling blijft een interessant alternatief voor beschermde geslachtsgemeenschap
gedurende 2 tot 3 maanden (de huidige aanbevelingen van de CDC, waarbij zich de HGR
aansluit), ook al blijft het nodig om zeer voorzichtig te zijn in de boodschap die aan koppels
wordt gegeven. Sinds de kans op een zikavirusinfectie sterk gedaald is, is de kans op een
vals-positief resultaat echter beduidend groter geworden vandaar het belang van de VNT-
bevestigingstest (virus neutralization test, zie blad.16), als de precieze diagnose essentieel is
(bv. bij zwangerschap).
Het uitdoven van de epidemie in Latijns-Amerika roept de cruciale kwestie van het reisadvies
op, maar of dit een verschil uitmaakt voor zwangere vrouwen in een heel aantal regio's met
een laag/sporadisch risico valt te betwijfelen. Het risico op infectie is duidelijk zeer hoog
wanneer de epidemie in volle hevigheid woedt (naar de ervaring van het ITG liep de incidentie
in 2016 op tot 10 %), maar is veel moeilijker in te schatten in regio's met sporadische of post-
epidemische overdracht. De aanbevelingen moeten steeds gebaseerd zijn op het zorgvuldige
toezicht dat wordt uitgevoerd en waarover wordt bericht door gespecialiseerde sites, die
voorafgaand aan de reis SYSTEMATISCH moeten worden geraadpleegd.
In maart 2017 publiceerde de WGO een classificatiesysteem bestaande uit 4 categorieën
van de door zika virus getroffen regio’s
(http://www.who.int/csr/resources/publications/zika/classification/en/ ). Begin februari 2018 is
er tevens ook een geactualiseerde kaart met een overzicht van de zika-epidemiologie
gepubliceerd. (http://www.who.int/emergencies/zika-virus/classification-tables/en/). Deze
indeling in 4 categorieën van de WGO vertoont kleine verschillen met die van de CDC, die in
het begin van het document werd vermeld.
Deze lijst vormde de basis voor de vorige reisadviezen. Ze is echter al meer dan een jaar niet
meer bijgewerkt, waardoor het momenteel moeilijk is om zich eraan te houden.
In augustus 2018 publiceerden de CDC nieuwe aanbevelingen, met name over de periode
van beschermde geslachtsgemeenschap na een reis naar een tropisch gebied (zie hieronder).
In maart 2019 publiceerden de CDC ook een GEACTUALISEERD LIJST met de betrokken
landen en het daar heersende overdrachtsrisico (bijna identieke indeling als die van de WGO,
die hierboven is beschreven). Enkel de formele contra-indicatie voor zwangere vrouwen om
naar landen te reizen waar momenteel een zika-epidemie heerst ("red color", voor "uitbraak"),
blijft behouden. Voor alle andere gevallen (andere soorten reizigers of andere bestemmingen)
verwijzen de CDC de reizigers naar de zorgverlener voor een individuele beoordeling van de
risico's en nodige bescherming.
https://www.cdc.gov/mmwr/volumes/67/wr/mm6731e2.htm?s_cid=mm6731e2_w
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 4 −
Aanbevelingen
1. Rekening houdend met het feit dat het risico van overdracht voor de reiziger laag is (de
slachtoffers van het zika-virus zijn voornamelijk de lokale bevolkingen in de intertropische
regio’s), legt de HGR de nadruk op het feit dat het risico van zika-infectieoverdracht
individueel moet worden besproken met een zorgverlener die op de hoogte is van de
laatste epidemiologische ontwikkelingen m.b.t. zwangere vrouwen of vrouwen die
zwanger willen worden, en hun partners. Voor zwangere vrouwen is reizen naar actieve
epidemische gebieden echter nog steeds ernstig af te raden. In alle gevallen wordt
aanbevolen om zich rigoureus te beschermen tegen muggen in geval van een verblijf in
endemische/epidemische gebieden (de preventiemaatregelen tegen muggen worden
nader beschreven in bijlage 1 van dit document).
2. Op basis van de huidige kennis en van de nieuwe beschikbare gegevens doet de HGR
bovendien afhankelijk van het reizigersprofiel de volgende aanbevelingen in verband met
het reizen en verblijven in endemische gebieden en de follow-up bij terugkeer. Voor de
vele tropische landen met sporadische overdracht (met name in de postepidemische fase)
blijft het risico voor de reiziger zeer moeilijk vast te stellen, maar is vermoedelijk zeer
gering. Momenteel wordt geadviseerd om zich te houden aan de lijst met de indeling van
de verschillende landen naargelang het daar heersende overdrachtsrisico, die door de
CDC is opgesteld en recent werd geüpdatet, om een geïndividualiseerd advies te geven
aan vrouwen met een zwangerschapswens en hun partners. Een gesprek met een
infectieziektespecialist op basis van de meest recente geactualiseerde gegevens blijft
echter aanbevolen voor groepen met een complicatierisico (zwangere vrouwen en
patiënten met immuundeficiëntie).
3. Nieuwe aanbeveling vanaf november 2019: Na de Zika epidemie in 2015-2016 in Latijns
Amerika is de incidentie van Zika gedaald. In vele landen circuleert het virus nog, maar
het risico is sterk afgenomen, vooral voor reizigers. Aangezien de positief predictieve
waarde van een test mede afhangt van de incidentie, is deze eveneens gedaald. In 2019
werden amper echte positieve gevallen gedetecteerd, maar wel vals positieve gevallen.
Om deze redenen werden de aanbevelingen ivm reizen naar een land waar Zika voorkomt
en de aanbevelingen om te testen aangepast. Zo wordt niet langer aangeraden te
screenen i.g.v. zwangerschapswens (te groot risico voor vals positieven, dat onnodige
ongerustheid kan veroorzaken), maar om de zwangerschap met 2 (vrouwen) of 3
(mannen) maanden uit te stellen.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 5 −
De hierna volgende samenvattende tabel herneemt en herhaalt, voor elk van de verschillende categorieën van de betrokken reizigers, de belangrijkste punten om in acht te nemen (vóór, tijdens en na de reis).
Populatie Vóór de reis naar Tijdens het verblijf in Bij terugkeer uit
Zwangere vrouwen
Reis af te raden gedurende de hele zwangerschap voor
gebieden met een actieve epidemie (vgl. CDC-lijst
maart 2019)
NB: als het verblijf in gebieden met een actieve
epidemie absoluut noodzakelijk is, zie volgende kolom;
NB: geen formele contra-indicatie voor reizen naar
gebieden waar Zika circuleert maar waar geen
epidemie is. Voor die reizen overleg met een
gespecialiseerde zorgverlener.
Het verblijf afbreken
NB: in afwachting van de terugkeer of als het
verblijf absoluut noodzakelijk is
RIGOUREUZE bescherming tegen muggen tijdens het
verblijf vanaf zonsopgang tot
kort na zonsondergang
Onthouding of bescherming bij
geslachtsgemeenschap tijdens verblijf
Voortzetten onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap tot behandeling door een deskundige3 bij terugkeer In geval van actieve/recente symptomen van infectie
PCR4 serum en/of urine (ITG5), te combineren met serologische screening test ELISA zika IgM/IgG (ITG) op convalescent serum
Indien negatieve PCR en positieve serologische test, bevestiging met VNT6 (ITG)
In geval van verdwenen symptomen of indien asymptomatisch
serologische screening test ELISA zika IgM/IgG (ITG) 3 weken na terugkeer (ITG)
Indien positieve serologische test, bevestiging met VNT (ITG) Indien PCR of VNT5 positief is, beoordeling/follow-up door een gynaecoloog / verloskundige verbonden aan een universitair- of een referentiecentrum voor prenatale diagnostiek
Foetale echografie elke 3-4 weken vanaf de 16de-20ste zwangerschapsweek
PCR van het vruchtwater indien echografische afwijkingen die op een zika-infectie wijzen
3 Deskundige in infectieziekten van het ITG of van een universitair referentiecentrum 4 PCR = Polymerase chain reaction 5 ITG = Instituut voor Tropische Geneeskunde 6 VNT : virus neutralization test
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 6 −
Vrouwen met een actieve
zwangerschaps-wens
Geen formele contra-indicatie om te reizen, na
gesprek met een gespecialiseerde
zorgverlener (zie CDC-lijst maart 2019)
Voortzetten van de reis volgens advies van de deskundige. In alle gevallen echter:
RIGOUREUZE bescherming tegen muggen tijdens het
verblijf vanaf zonsopgang tot kort na zonsondergang
Onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap tijdens verblijf.
In geval van symptomen van infectie Behandeling door een deskundige
Actieve symptomen: PCR serum en/of urine (ITG), te combineren, indien negatief, met een serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG) op convalescent serum
Verdwenen symptomen: serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG)
Termijn van onthouding en bescherming bij geslachtsgemeenschap volgens de aanbevelingen van de deskundige Indien asymptomatisch Onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap tot (CDC, aug. 2018 ; Chen LH & Hamer DH, 2018)
2 maanden na terugkeer als enkel de vrouw werd blootgesteld
of 3 maanden als enkel de man (of man en vrouw) werden blootgesteld.
Mannen van wie de partner zwanger is
RIGOUREUZE bescherming tegen muggen tijdens het
verblijf vanaf zonsopgang tot
kort na zonsondergang
Onthouding of bescherming bij
geslachtsgemeenschap tijdens verblijf.
In geval van symptomen van infectie Behandeling door een deskundige
Actieve symptomen: PCR serum en/of urine (ITG), te combineren, indien negatief, met een serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG) op convalescent serum
Verdwenen symptomen: serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG)
Indien PCR positief of serologie positief en bevestigd met VNT,
ofwel onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap gedurende 3 maanden (CDC aug. 2018).
idealiter PCR op sperma (ITG), te herhalen indien positief en totdat het resultaat twee keren negatief is
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 7 −
Indien asymptomatisch Ofwel onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap tot 3 maanden na terugkeer (CDC aug. 2018 ; Chen LH & Hamer DH, 2018) Ofwel onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap tot advies van een deskundige bij terugkeer, om de volgende optie te bespreken:
Serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG) 3 weken na terugkeer
Indien negatief, conceptie “toegelaten”
Indien positieve test bevestigd met VNT, Ofwel onthouding of bescherming bij geslachtsgemeenschap gedurende 6 maanden; ofwel PCR op sperma (ITG), te herhalen indien positief en totdat het resultaat twee keren negatief is
Andere groepen (met inbegrip van
kinderen, ouderen,
immuungedeprimeerde patiënten)
(*)
Bescherming tegen muggen tijdens het verblijf vanaf zonsopgang tot
kort na zonsondergang
In geval van symptomen van infectie Behandeling door een deskundige
Actieve symptomen: PCR serum en/of urine (ITG), te combineren, indien negatief, met een serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG) op convalescent serum
Verdwenen symptomen: serologische test ELISA zika IgM/IgG (ITG)
Indien PCR negatief is en serologische testen positief zijn: bevestiging met VNT Indien asymptomatisch Een serologische screening bij asymptomatische personen zonder zwangerschap(swens) is weinig zinvol, en zou moeten beperkt worden tot zeer uitzonderlijke indicaties, na bespreking met deskundige.
(*) Er wordt aanbevolen dat kleine kinderen, ouderen of immuungecompromitteerde patiënten een arts, pediater of behandelende specialist
raadplegen alvorens te vertrekken naar actieve epidemische gebieden (CDC maart 2019).
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 8 −
4. Het mogelijke verband tussen een zikavirusinfectie en foetale microcefalie:
Dit verband is nu (februari 2018) formeel bevestigd. Er is op elk moment van de
zwangerschap een aanzienlijk risico op neurologische complicaties bij de foetus (waarvan
microcefalie één van de meest ernstige is). Het wordt momenteel geraamd op 5-10 %,
afhankelijk van lopende prospectieve studies die de ontwikkeling op lange termijn van
blootgestelde kinderen volgen.
5. Mogelijk verband tussen een zikavirusinfectie en het syndroom van Guillain-Barré (SGB):
Dat het SGB (en andere, zeldzamere neurologische syndromen) een complicatie (zij het
een vrij zeldzame, << 1 %) is van infectie met het zikavirus, is ondertussen (februari 2018)
duidelijk bewezen. Bij het onderzoek van een suggestieve neurologische stoornis na een
mogelijke blootstelling (reis naar een tropisch gebied) moet daarom systematisch hiernaar
worden gezocht.
6. Gezien de vaak beperkte diagnostische middelen ter plaatse, wordt ook aanbevolen om
een bloedtransfusie en spermadonatie in de endemische/epidemische gebieden te
vermijden.
7. Ten slotte raadt de HGR de gezondheidsautoriteiten ook aan om aandachtig de evolutie
van de muggenpopulaties (cycli, overleving, aantallen) in België te volgen, vooral voor één
van de twee vectoren van het zikavirus, Aedes albopictus, die sporadisch voorkomt in
België.
Sleutelwoorden en MeSH descriptor terms7
MeSH (Medical Subject Headings) is de thesaurus van de NLM (National Library of Medicine) met gecontroleerde trefwoorden die worden gebruikt voor het indexeren van artikelen voor PubMed http://www.ncbi.nlm.nih.gov/mesh.
7 De Raad wenst te verduidelijken dat de MeSH-termen en sleutelwoorden worden gebruikt voor referentiedoeleinden en een snelle definitie van de scope van het advies. Voor nadere inlichtingen kunt u het hoofdstuk "methodologie" raadplegen.
MeSH term* Keywords Sleutelwoorden Mots clés Schlüsselwörter Zika virus Zika virus Zikavirus Virus Zika Zika-Virus
Trip/stay Reis/verblijf Voyage/séjour Reise/Aufenthalt
Health policy Health policy Gezondheidsbeleid Politique de santé Gesundheitspolitik
Diagnosis Diagnose Diagnostic Diagnose
Microcephaly Microcephaly Microcefalie Microcéphalie Mikrozephalie
Guillain-Barre Syndrome
Guillain-Barre Syndrome
Syndroom van Guillain-Barré
Syndrome Guillain-Barré
Guillain-Barré-Syndrom
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 9 −
III METHODOLOGIE
Na analyse van de aanvraag hebben het College en de voorzitter van de werkgroep de nodige
expertises bepaald. Op basis daarvan werd een ad-hocwerkgroep samengesteld die
beschikte over expertise op het vlak van infectiologie, tropische geneeskunde, virologie,
medische microbiologie, gynaecologie, pediatrie, transfusiegeneeskunde en immunologie. De
experten van de werkgroep hebben een algemene belangenverklaring en een ad-
hocverklaring ingevuld en de Commissie voor Deontologie heeft het potentieel risico op
belangenconflicten beoordeeld.
Het advies berust op een overzicht van de wetenschappelijke literatuur, zowel uit
wetenschappelijke tijdschriften als uit rapporten van nationale en internationale organisaties
die in deze materie bevoegd zijn (peer reviewed), alsook op het oordeel van de experten.
Om het advies te vervolledigen, heeft de groep van experten eveneens beroep gedaan op de
vele aanbevelingen die zijn geformuleerd door verschillende internationale
gezondheidsorganisaties (CDC, ECDC, WGO, PAHO) en groepen van nationale experten uit
andere landen. Deze adviezen, waarover in wezen een consensus bestaat, worden
regelmatig geüpdatet. Dit advies van de HGR sluit in grote lijnen aan bij de meeste van deze
internationale aanbevelingen en vermeldt de eventuele verschillen aangezien bepaalde
raadgevingen aangepast werden aan de specifieke Belgische situatie.
In het licht van recente gegevens werd er beslist - op initiatief van één van de experten uit de
groep en met het akkoord van het College - om de versie van mei 2016 daar waar nodig aan
te passen. De aanpassingen werden door de leden goedgekeurd (zie het punt
"Samenstelling").
Deze actualisering van de epidemiologische, klinische en diagnostische kennis bleek eind
2017 immers noodzakelijk, vooral na het uitdoven van de epidemie in Latijns-Amerika en in
het licht van de diagnostische vooruitgang. Er zij op gewezen dat, in vergelijking met april
2016, het aantal hits op PubMed op 01/12/2017 4 000 benadert (tegenover 619 in april 2016).
In de bijlage bevinden zich ter informatie:
- de laatste versie van de "muggenwerende maatregelen" van het ITG;
- een actualisering van de antwoorden op de vragen die in 2016 aan de HGR werden
voorgelegd.
Na goedkeuring van het advies door de werkgroep werd het advies tot slot gevalideerd door
het College.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 10 −
IV UITWERKING EN ARGUMENTATIE
Lijst van afkortingen
CDC Centers for Disease Control
CNPGO Conseil National Professionnel des Gynécologues et Obstétriciens
(France)
DEET N,N-diethyl-3-methylbenzamide
ECDC European Centers for Disease Control
FOD VVVL Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen en Leefmilieu
HAS Haute Autorité de Santé
HGR Hoge Gezondheidsraad
Ig Immunoglobuline
ITG Instituut voor Tropische Geneeskunde
PAHO Pan American Health Organization
PCR Polymerase chain reaction
PHEIC Public health emergency of international concern
RAG Risk Assessment Group
RMG Risk Management Group
RT-PCR Reverse transcriptase - Polymerase Chain Reaction
SGB Syndroom van Guillain-Barré
TORCH Toxoplasmosis, Other Agents, Rubella, Cytomegalovirus and Herpes
Simplex
VNT Virus neutralization test
WGO Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, World Health Organization)
4.1 Zikavirus en epidemiologie
Het zikavirus is een RNA-virus dat behoort tot het geslacht 'Flavivirus' en de familie van de
'Flaviviridae'. Momenteel zijn er twee fylogenetische lijnen, nl. een 'Afrikaanse' en een
'Aziatische' (deze laatste heeft de huidige epidemie veroorzaakt), en drie genotypen (West-
Afrikaans, Oost-Afrikaans en Aziatisch). Een infectie met de ene lijn blijkt een zekere
immuniteit tegen de andere lijn te verlenen.
Het virus werd voor het eerst geïsoleerd in Oeganda in 1947, in het Zikawoud (Dick et al.,
1952). De eerste gedocumenteerde infectie bij de mens dateert van 1954. Nadien werd er
sporadisch melding gemaakt van deze infectie (endo-zoönotische overdracht door diverse
muggensoorten) in tropisch Afrika en vervolgens in Zuid-Azië. Een eerste epidemie werd in
2007 gemeld op het eiland Yap in Micronesië, met een attack rate van 70 % (Duffy et al.,
2009). In 2013 volgde een zware epidemie in Frans-Polynesië, met naar schatting 32 000
gevallen en een attack rate van 66 % (Cao-Lormeau & Musso, 2014). Na in 2014 te zijn
gepasseerd op het Paaseiland, doken vanaf maart 2015 de eerste gevallen op in het
noordoosten van Brazilië (deelstaat Pernambuco). Daarna breidde de ziekte zich uit naar de
rest van het land en de Zuid-Amerikaanse buurlanden (Colombia, Venezuela enz.), Centraal-
Amerika (El Salvador, enz.) en de Caraïbische eilanden (Petersen et al., 2016). In april 2016
vond er een lokale overdracht van het zikavirus plaats in meer dan 60 landen en steeg het
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 11 −
aantal gevallen in Brazilië alleen al tot naar schatting méér dan een miljoen. De WGO riep op
1 februari 2016 de zika-epidemie uit tot “noodsituatie voor de volksgezondheid van
internationaal belang” (Public Health Emergency of International Concern - (PHEIC8) en
voorspelde dat er in 2016 op het Amerikaanse continent waarschijnlijk vier miljoen
besmettingen zouden zijn (de asymptomatische besmettingen inbegrepen).
De epidemie bleef het Amerikaanse continent gedurende het hele jaar 2016 teisteren en ging
aan vrijwel geen enkel land in de regio voorbij. In Florida deed zich een kleine epidemie voor,
terwijl in Texas inheemse gevallen werden waargenomen. Eind 2016 heeft de WGO haar
PHEIC-alarm ingetrokken. In 2017 werd vanaf april-mei een scherpe en drastische daling in
het aantal gevallen op het Amerikaanse continent vastgesteld, zonder dat daar een duidelijke
reden voor was (Cohen, 2017). Daarnaast werden er in 2016 en 2017 verschillende
waarschuwingen voor een epidemie of sterke circulatie van het virus in Afrika (Kaapverdië),
Azië (Singapore) en Oceanië afgegeven. Over het algemeen is, afgezien van enkele meer
"gestructureerde" epidemieën, de algehele stijging in het aantal sporadische gevallen die
buiten Amerika werden vastgesteld, grotendeels te wijten aan de toegenomen aandacht voor
het zikavirus en de grotere beschikbaarheid van performante diagnostische testen. Alle
recente eerder plaatselijke epidemieën konden op basis van een fylogenetische studie aan
de Aziatische lijn van het zikavirus worden toegeschreven, hetzij aan de hand van stammen
die verwant waren met de stammen die in Brazilië en voordien in Oceanië waren
waargenomen (bv. de gevallen in Kaapverdië), hetzij aan de hand van stammen met een
gelijkenis met de stammen die al ruime tijd in Azië circuleerden (zoals de recente gevallen in
onder meer Singapore). Een fase van sporadische "residuele" postepidemische overdracht
lijkt zich op het Amerikaanse continent af te tekenen. In maart 2017 werd in 49 tropische
landen vastgesteld dat het zikavirus er circuleerde. In totaal meldden ongeveer 85 landen
gevallen van overdracht van het virus tussen 2007 en 2017 (Hills et al., 2017 ; Gubler et al.,
2017).
4.2 Vectoren en besmettingsroutes
Het zikavirus wordt overgebracht door een aantal vectormuggen. De belangrijkste daarvan
zijn de Aedes aegypti en Aedes albopictus, die overdag actief zijn (vooral halverwege de
voormiddag en laat in de namiddag) (Gregory et al., 2017). Het virus kan verticaal tussen
Aedes-generaties worden overgedragen. Incidenteel komt er een sylvatische cyclus voor,
waarin primaten en gewervelde dieren als reservoir fungeren, en onlangs ontstond er ook een
urbane/periurbane cyclus, die de huidige epidemieën heeft veroorzaakt en waarin de mens
de rol van reservoir vervult. De rol van Culex-muggen kon nog niet worden vastgesteld (of
formeel uitgesloten).
De incubatietijd is kort (3 tot 12 dagen) in geval van vectoriële overdracht en de symptomen
verschijnen gemiddeld binnen een week na de besmettelijke muggensteek. Deze vectoriële
overdracht is epidemiologisch gezien veruit de voornaamste. De overdracht kan ook nog op
andere manieren gebeuren, en het belang daarvan dient nog te worden aangetoond:
8 Public Health Emergency of International Concern
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 12 −
Verticale overdracht moeder-kind (intra-uterien en perinataal)
Deze overdrachtsweg is ondertussen bevestigd aangezien de aanwezigheid van
het virus werd aangetoond in de placenta en het vruchtwater van moeders en het
weefsel van foetussen die ofwel met microcefalie, ofwel dood werden geboren of
die spontaan werden afgedreven (Besnard et al., 2014 ; Mlakar et al., 2016 ;
Petersen et al., 2016). Hoewel chronische placentitis is vastgesteld, gaat deze niet
gepaard met een massale ontsteking van de placenta (zoals bij infecties van het
TORCH-type9). Toch ontstaat er vaak significante schade aan de hersenen van de
foetus. Uiteraard wordt het virus niet bij alle besmette zwangere vrouwen naar de
foetus overgedragen. Bovendien ontstaan er niet bij alle besmette foetussen
complicaties. Wat het relatieve aandeel van deze verschillende situaties is, is
echter nog niet duidelijk (Boppana et al., 2017 ; Zorilla et al., 2017).
Seksuele overdracht
Bij een patiënt met hemospermie werd tot tien weken na besmetting met het
zikavirus levensvatbaar virus geïsoleerd uit sperma (Musso et al., 2015). In
vrouwelijke geslachtsorganen werd het tot twee dagen na de besmetting
gevonden. Na de publicatie van de eerste versie van deze aanbevelingen (in mei
2016) werd een persistentie van het zikavirus-RNA waargenomen die tot 6
maanden aanhield in het sperma en tot 11 dagen in de vrouwelijke
geslachtsorganen (Prisant, 2016). Er zij op gewezen dat de aanwezigheid van
RNA niet automatisch betekent dat het virus levensvatbaar en besmettelijk is. Een
grote prospectieve studie in Puerto-Rico toonde aan dat het virus in het sperma
van een grote meerderheid van de besmette mannen wordt gevonden en dat het
bij 95 % onder hen binnen de 3 maanden weer uit het sperma verdwijnt (Paz-Bailey
G et al., 2017). Dezelfde vaststelling maakte ook het ITG (Huits R. et al., 2017).
Gevallen van een seksuele (vaginale, anale en orale) overdracht (van man tot
vrouw, van vrouw tot man en tussen mannen) werden meermalen gepubliceerd
(Baud D et al., 2017). In de meeste beschreven gevallen vond de seksuele
overdracht plaats tijdens of vlak na het optreden van de symptomen van
besmetting met het zikavirus (Petersen et al., 2016), maar er zijn ook gevallen
gemeld van overdracht die plaatsvond vóór het verschijnen van symptomen of bij
volledig asymptomatische personen. Een systematisch overzicht dat in januari
2017 werd gepubliceerd, stelde vast dat de tot op heden gerapporteerde
MAXIMALE duurtijd die verstreek tussen een eerste symptomatische infectie en
het begin van zikasymptomen bij de partner 44 dagen bedraagt (Moreira J et al.,
2017). Uit recente studies met een groot aantal patiënten blijkt dat het RNA van
het zika-virus enkel in uitzonderlijke gevallen meer dan 3 maand in het sperma
aanwezig blijft en dat het virus na afloop van 30 dagen niet meer besmettelijk is
(Counotte MJ, PLoS Med 2018 ; Mead PS N Engl J Med 2018 ; Chen LH & Hamer
DH J Travel Med 2018).
Bloedtransfusie en orgaantransplantatie
In Brazilië werden in 2016 gevallen van besmetting door bloedtransfusie
vastgesteld, ook al is dit in endemische gebieden zeer moeilijk aan te tonen. Tot
op vandaag zijn er nog geen gevallen gemeld van overdracht via een
9 Toxoplasmosis, Other Agents, Rubella, Cytomegalovirus, and Herpes Simplex
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 13 −
orgaantransplantatie, maar theoretisch bestaat dit risico tijdens de viremische fase.
Tijdens de epidemie in Frans-Polynesië werd het virus vastgesteld bij ongeveer
3 % van de asymptomatische bloeddonoren (Musso et al., 2014). Dit werd ook
waargenomen in Puerto-Rico (1 % van de bloeddonoren was viremisch tijdens de
epidemie {Kuehnert M. et al., 2016}) in Florida en Texas (Williamson P. et al.,
2017). Bepaalde transfusiecentra nemen specifieke voorzorgsmaatregelen,
waaronder moleculaire screening. Op basis van de aanbevelingen van het FAGG
worden pathogeenreductie-technieken (waarvoor het zikavirus zeer gevoelig is)
voor plasma en bloedplaatjes (in België), transplantatieorgaanbanken en banken
voor menselijk lichaamsmateriaal gebruikt10. Bovendien werden er in België
maatregelen ingevoerd waardoor reizigers die terugkeren van een verblijf buiten
Europa gedurende één maand na hun terugkeer geen bloed mogen geven (HGR
8307 van 2007), waardoor het risico van overdracht via bloed uitgesloten zou
moeten zijn. In de armste landen zijn deze methoden echter vaak niet mogelijk.
Spermadonatie
Tot dusver werden er geen gevallen van overdracht via spermadonatie gemeld,
maar het staat vast dat virus-RNA nog aanwezig kan zijn tot 6 maanden na de
besmetting (zie hoger). Hoe lang bewaard sperma besmettelijk kan zijn, is niet
bekend. Voortaan wordt PCR-screening aanbevolen voor alle spermadonaties
door blootgestelde personen.
Tot nu toe werden er geen gevallen van overdracht via speeksel gemeld, ondanks het feit dat
levensvatbaar virus in speeksel werd gevonden (Barzon et al., 2016). Hoewel de
aanwezigheid van levensvatbaar virus (replicatief) in urine en moedermelk werd aangetoond,
werden er geen gevallen van overdracht via deze wegen gemeld (ECDC, 9 maart 2016).
Daarentegen is in de Verenigde Staten een geval van overdracht beschreven via de
tranen/secreties van een patiënt, die vóór het moment van overlijden een zeer hoge
zikaviremie vertoonde, naar een hem verzorgend familielid (Brent et al, 2016 ; Krow-Lucal E.
et al., 2017; Swaminathan S et al., 2016). Een niet-seksuele overdracht door lichaamsvochten
(andere dan genitaliën) is dus mogelijk, maar blijft uiterst uitzonderlijk.
4.3 Klinische symptomen
In de loop van 2016 is vastgesteld dat bij ongeveer 20 % van de besmette personen
symptomen ontstaan. Indien er symptomen optreden, zijn ze matig met een spontaan gunstig
verloop. In de meeste gevallen wordt de besmetting dus niet opgemerkt (Fauci & Morens,
2016). Het ging toen voornamelijk om gegevens over de plaatselijke bevolking (minderheid
van reizigers).
De vaakst voorkomende symptomen (Petersen et al., 2016) zijn huiduitslag (90 %), koorts
(65 %), niet-etterige conjunctivitis (55 %) en spier/gewrichtspijn (48 %). Ze duren maximaal
een week. Een ziekenhuisopname is zelden nodig.
Sindsdien zijn er uitvoerige beschrijvingen gemaakt van cohorten van symptomatische
geïnfecteerde reizigers (Hamer DH et al., 2017). De frequentie en verspreiding van de
10 Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 14 −
symptomen bleek vergelijkbaar met de reeksen uit endemische landen. Uit de ervaring van
reisklinieken in Europa en de VS (talrijke presentaties op congressen) blijkt echter dat, in
tegenstelling tot wat in tropische landen is vastgesteld, de meeste besmette reizigers wel
degelijk symptomatisch zijn (al is dit maar voor een korte tijd).
Complicaties bij volwassenen komen zelden voor en omvatten vooral het SGB (Broutet et al.,
2016). Ondertussen is er formeel een oorzakelijk verband gelegd (februari 2018) (Krauer F et
al., 2017), met name na twee case-control studies (Frans-Polynesië en Colombia), waarbij
tijdens de respectieve epidemieën een toename van 10 tot 20 maal het aantal gevallen van
SGB werd waargenomen. De symptomen van het SGB treden in de regel vrij snel op (in
vergelijking met andere infectieziekten), en besmettingen met het zikavirus maken voortaan
duidelijk deel uit van de mogelijke etiologische diagnoses van het SGB (Munoz et al. 2017).
Wat het precieze mechanisme is, blijft onduidelijk (Frontera & Da silva, 2016 ; Parra et al.,
2016).
Er worden nog andere ernstige complicaties, ook met een fataal verloop, sporadisch aan de
zika-infectie toegeschreven: het gaat om complicaties van neurologische (encefalitis),
hematologische (idiopathische trombocytopenische purpura) en zelfs septische aard (Vroon
P. et al., 2017). De sterfgevallen komen meestal (maar niet altijd) voor bij patiënten met een
onderliggende morbiditeit (Sarmiento-Ospina et al. 2016 ; Arzuza-Ortega et al. 2016).
Sommige waarnemingen wijzen er ook op dat een mogelijke complicatie van een zika-infectie
een aantasting van de mannelijke vruchtbaarheid is (er zijn op zijn minst tijdelijke stoornissen
van de spermatogenese), maar over de werkelijke impact bestaat nog geen zekerheid (Joguet
G., 2017).
Sinds het uitbreken van de epidemie in Brazilië hebben tal van elementen gewezen in de
richting van overdracht van het zikavirus van een zwangere vrouw naar haar baby en vooral
van rechtstreekse betrokkenheid bij ernstige foetale, neurologische of andere complicaties
(Brasil et al., 2016; Broutet et al., 2016; Calvet et al., 2016).
Eind 2017 bestond er geen twijfel meer over het verband tussen een zika-infectie bij zwangere
vrouwen en aangeboren zikasyndroom bij de foetus. Het virus is consequent in de placenta,
het vruchtwater, het bloed van de foetus en hersenen van besmette moeders of foetussen
gevonden. Er is een duidelijk neurotropisme van het virus, dat aanleiding geeft tot allerlei
neurologische, oculaire en auditieve complicaties, ongeacht het moment van de
zwangerschap waarop de besmetting gebeurt en of de moeder al dan niet symptomatisch is.
Deze complicatie, die niet eerder werd waargenomen, is waarschijnlijk te wijten aan een
mutatie van het prM-eiwit van het virus. Deze mutatie deed zich voor tijdens de epidemie die
in Frans-Polynesië begon (Yuan L. et al., 2017). Een meta-analyse stelt dat de prevalentie
van microcefalie voor alle zwangerschappen samen 2,3 % bedraagt (Coelho & Crovella,
2017). In ten minste 20 % van de gevallen van aangeboren zikasyndroom is er echter geen
sprake van foetale microcefalie. Bovendien ontstaat microcefalie soms later bij zuigelingen
(de hersenontwikkeling komt tot stilstand). Uit de Amerikaanse registers blijkt dat neonatale
afwijkingen worden waargenomen bij ongeveer 6 % van de kinderen van wie de moeder vóór
de geboorte met het virus besmet werd (Honein M. et al., 2017). Naar alle waarschijnlijkheid
(en dit is reeds het geval) zullen langere prospectieve studies met blootgestelde zuigelingen
een reeks bijkomende (vooral neurologische), min of meer ernstige afwijkingen tijdens de
groei identificeren. Men veronderstelt daarom dat het "globaal" risico ongeveer 15 % bedraagt
en dus vergelijkbaar is met dat van cytomegalovirus-infecties (Baud D. et al., 2017).
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 15 −
4.4 Diagnose
Moleculaire testen (RT-PCR)
Het zikavirus blijft drie tot vijf dagen na aanvang van de symptomen (als die er zijn) aanwezig
in het bloed. Het is mogelijk dat de viremie langer duurt bij zwangere vrouwen (Driggers et al.
2016). In dit vroege stadium kan een diagnose van de infectie worden gesteld door virus- RNA
aan te tonen (aan de hand van 'reverse-transcriptase polymerase chain reaction', RT-PCR) in
het serum (of in andere lichaamsvochten zoals speeksel of urine). Momenteel zijn er
verschillende PCR-testen beschikbaar die in referentielaboratoria ('in house') of in
commerciële laboratoria worden geproduceerd. Het valt op te merken dat de viremie zeer laag
en van korte duur kan zijn en dus niet altijd detecteerbaar is met standaard PCR-testen
(mogelijkheid van vals negatieven).
Het virus kan langer aangetoond worden met RT-PCR in bepaalde lichaamsvochten zoals
urine (tot twee weken), vaginale secreties (11 dagen) en sperma (tot 6 maanden). Een
diagnose van een recente infectie is dus ook mogelijk enkele dagen na afloop van de
koortsfase (die overeenkomt met de viremie) door opsporing van virus-RNA. Dat betekent dat
dit onderzoek steeds moet worden overwogen wanneer een recente diagnose van
fundamenteel belang is (in feite vooral bij zwangere vrouwen). Er dient te worden opgemerkt
dat moleculaire testen (serum, bloed, urine) doorgaans zeer lang positief kunnen blijven bij
zwangere vrouwen (tot 107 dagen) en pasgeborenen (tot 60 dagen).
Serologische testen (screening)
Na genezing kan de diagnose van een recente zikavirusinfectie worden gesteld aan de hand
van serologische testen om antilichamen die het organisme aanmaakt tegen het virus op te
sporen. Meestal verschijnen IgM-antilichamen aan het einde van de eerste week na
besmetting en IgG-antilichamen na één tot drie weken. IgG-antilichamen kunnen jaren
aanwezig blijven. De meeste serologische testen die momenteel beschikbaar zijn vertonen de
gebruikelijke nadelen: (1) alleen retrospectieve diagnose, (2) kruisreacties met andere
flavivirussen (denguevirus, westnijlvirus enz.) die circuleren in de zones waar het zikavirus
endemisch is en (3) soms een lange aanwezigheid van de antilichamen, wat de interpretatie
in latere koortsepisodes bemoeilijkt.
Deze serologische testen voor het opsporen van IgM- en IgG-antilichamen werden in 2016 en
2017 uitgebreid gebruikt voor het screenen, met name door het ITG. De ervaring heeft de
resultaten bevestigd van een systematische review die al in 2016 werd gepubliceerd (Lessler
et al., 2016) en waaruit bleek dat de gevoeligheid van IgM EN IgG samen op de 20e dag (95 %
BI: 92,6-100 %) en op de 25e dag (95 % BI: 97,8-100 %) na het begin van de symptomen
nagenoeg 100 % bedroeg, met daarna echter een soms scherpe daling in de
antilichaamgehaltes. Een negatieve IgM EN IgG-test op dat moment heeft dus een zeer sterke
uitsluitende kracht, waardoor een infectie zeer onwaarschijnlijk is (ongeveer 1/10 000) als de
kans op infectie vóór de test al laag was (zoals meestal het geval is bij de klassieke reiziger).
Zoals altijd in de klinische epidemiologie is echter voorzichtigheid geboden in geval van een
negatieve serologische test bij een patiënt bij wie er aanvankelijk een zeer sterke verdenking
was (bv. terugkeer uit een epidemisch gebied en zeer suggestieve symptomen). In dergelijke
gevallen is het aangewezen om de test te herhalen (tenminste als er een grote noodzaak is
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 16 −
om de diagnose uit te sluiten). Op voorwaarde dat de betekenis ervan duidelijk wordt
uitgelegd, kunnen dankzij deze strategie heel wat paren met een zwangerschapswens gerust
worden gesteld. Naar onze ervaring is geen enkel geval van infectie op deze manier "gemist",
als de intervalperiode tussen blootstelling en analyse gerespecteerd werd (3 à 4 weken) (Van
den Bossche et al., 2019).
Eén groep heeft recent enkele PCR-gedocumenteerde gevallen van zika gerapporteerd
waarbij geen antistoffenrespons optrad (Lustig et al., 2018). Dit herinnert er aan dat de
gevoeligheid van serologische testen nooit 100 % is en dat men voorzichtig moet blijven met
correcte interpretatie van laboratoriumresultaten.
De specificiteit van de huidige commerciële ELISA-test (die in het ITG en in vele andere
Europese centra gebruikt wordt is hoog, ook in het geval van een recente infectie met het
denguevirus. Sinds de kans op een zikavirusinfectie sterk gedaald is, is de kans op een vals-
positief resultaat echter beduidend groter geworden (data ITG) vandaar het belang van de
VNT-bevestigingstest, als de precieze diagnose essentieel is (bv. bij zwangerschap) (zie
hieronder). Het ITG blijft een zeer groot aantal aanvragen voor serologische testen voor zika
ontvangen, vaak uitgevoerd om angstige asymptomatische reizigers gerust te stellen. Het is
belangrijk eraan te herinneren dat laboratoriumonderzoek voor zika weinig zinvol is bij
blootgestelde asymptomatische reizigers die niet zwanger zijn of in de nabije toekomst geen
zwangerschapswens hebben.
Bevestigingstest
Gezien het risico op serologische kruisreacties en vals-positieve reacties zoals bij patiënten
met malaria (Van Esbroeck et al., 2016), is een bevestigingstest aangewezen, de virus
neutralization test (VNT), om met zekerheid een retrospectieve diagnose te stellen. Deze test
is sinds april 2016 beschikbaar in het ITG, maar hij is duur en arbeidsintensief en wordt best
voorbehouden voor situaties waarbij een zekere diagnose vereist is (vermoeden van een zika-
infectie bij een zwangere vrouw), na overleg met het referentielaboratorium (ITG).
Er werden in 2016-2017 volop diagnostische testen voor het zikavirus ontwikkeld, in het
bijzonder moleculaire testen. Om een geactualiseerd beeld van de diagnostische middelen te
hebben, is het ook aangeraden zeer regelmatig de website van het ITG en vooral de informatie
in verband met laboratoriumdiagnostiek te raadplegen11.
4.5 Behandeling en preventie
De behandeling van zikavirusinfecties is symptomatisch. Momenteel bestaat er geen
specifieke behandeling of vaccin. Tot op heden (begin 2018) zijn er enkele fase-1
vaccinstudies gevoerd (Modjarrad et al., 2018 ; Gaudinski et al., 2018), maar het wordt nog
lang niet gebruikt in de klinische praktijkvoering (moeilijk te beoordelen gezien de sterke daling
in het aantal gevallen).
11 http://labo.itg.be/lgm/nl/analysen/microbiologie/virologie.aspx http://labo.itg.be/lgm/nl/analysen/microbiologie/virologie.aspx
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 17 −
De infectie verleent een zekere immuniteit aan de patiënten, ook tegen de andere zikalijn.
Toch hoelang de natuurlijke bescherming blijft bestaan, is niet bekend (waarschijnlijk zeer
lang).
In geval van een aangetoonde zika-infectie bij een zwangere vrouw wordt een
gespecialiseerde gynaecologische follow-up aanbevolen, met maandelijks een echografie van
de foetus (Petersen et al., 2016) vanaf de 16-20e week (voordien geen differentiërend
vermogen). Indien op de echografie een afwijking zichtbaar is, moet een vruchtwaterpunctie
worden uitgevoerd om een etiologisch verband te leggen. Een PCR op vruchtwater is zeker
te overwegen, maar er moet op gewezen worden dat de gevoeligheid en de specificiteit nog
slecht gepreciseerd zijn.
Bij foetale en neurologische complicaties is een gespecialiseerde behandeling door
respectievelijk een gynaecoloog-verloskundige en een kinderneuroloog vereist.
Preventie van besmetting bestaat hoofdzakelijk uit beschermende maatregelen tegen muggen
in endemische/epidemische gebieden. In bijlage 2 bevindt zich een actualisering van de
antwoorden die reeds in 2016 op de vragen werden geformuleerd. Daarin wordt ook de
preventie van andere overdrachtsroutes aangekaart.
De kennis over zikavirusinfecties evolueert snel. Vanaf het opstellen van de eerste
versie van deze aanbevelingen (februari 2018), blijven er echter nog bijzonder veel
vraagtekens en valt er nog heel wat onderzoek uit te voeren. De lijst hieronder is niet
volledig. Uiteraard hebben deze grijze zones een impact op de aanbevelingen, waarvoor
de HGR voornamelijk is uitgegaan van het voorzichtigheidsprincipe en in lijn is
gebleven met de aanbevelingen die andere wetenschappelijke referentie-instellingen
hebben geformuleerd.
Wat is de (uiterste) variabiliteit van de vermelde termijnen (incubatietijd en
viremie)?
Wat is de klinische gevoeligheid en specificiteit van de diagnostische testen die
momenteel beschikbaar zijn?
Hoe groot is het aandeel van de aanwezigheid van het virus in de urine, de genitale
mucosa van de vrouw, het sperma enz. van besmette personen met en zonder
symptomen?
Hoelang blijft het virus aanwezig bij besmette personen met en zonder
symptomen?
Hoe groot is het (kwantitatieve) risico op seksuele overdracht door besmette
personen met symptomen? Bestaat er een risico op seksuele overdracht door
besmette personen zonder symptomen?
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 18 −
4.6 Verband tussen een zikavirusinfectie en foetale microcefalie en/of het syndroom van Guillain-Barré
a) Fœtale afwijkingen (waaronder microcefalie):
Sinds 2017 bestaat er geen twijfel meer over het oorzakelijke verband tussen een
zikavirusinfectie tijdens de zwangerschap en een reeks foetale of neonatale, vooral
neurologische afwijkingen, verzameld onder de term aangeboren zikasyndroom. Het
risico bedraagt 5 tot 10 % bij besmette zwangere vrouwen (voorzichtige raming, bij
gebrek aan gegevens op zeer lange termijn over blootgestelde kinderen). Er zijn nog
geen specifiekere risicofactoren vastgesteld (behalve misschien de viremieduur bij de
moeder).
b) Syndroom van Guillain-Barré (SGB)
Sinds 2017 is het causaal verband tussen het SGB (en zelfs andere, zeldzamere
neurologische syndromen) en besmetting met het zikavirus formeel vastgesteld en
wordt het risico per besmetting momenteel op 10 tot 20 keer de basisincidentie
geraamd. Wanneer de diagnose van het SGB wordt gesteld bij een persoon die is
teruggekeerd uit een endemisch/epidemisch gebied, moet systematisch naar het
zikavirus worden gezocht.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 19 −
V REFERENTIES
Adebanjo T, Godfred-Cato S, Viens L, Fischer M, Staples JE, Kuhnert-Tallman W, Walke H, Oduyebo T, Polen K, Peacock G, Meaney-Delman D, Honein MA, Rasmussen SA, Moore CA. Update: Interim Guidance for the Diagnosis, Evaluation, and Management of Infants with Possible Congenital Zika Virus Infection. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2017 Oct 20;66(41):1089-1099. Arzuza-Ortega L, Polo A, Pérez-Tatis G, López-García H, Parra E, Pardo-Herrera LC, et al. Fatal Zika virus infection in girl with sickle cell disease, Colombia [letter]. Emerg Infect Dis. 2016 May. Barzon L, Pacenti M, Berto A, Sinigaglia A, Franchin E, Lavezzo E, Brugnaro P, Palù G. Isolation of infectious Zika virus from saliva and prolonged viral RNA shedding in a traveller returning from the Dominican Republic to Italy, January 2016. Euro Surveill. 2016;21(10). Baud D. et al. An Update on Zika Virus Infection. 2017. Lancet 390 (10107), 2099-2109. Besnard M, Lastere S, Teissier A, Cao-Lormeau V, Musso D.Evidence of perinatal transmission of Zika virus, French Polynesia, December 2013 and February 2014. Euro Surveill. 2014;19(13):20751. Bogoch II, Brady OJ, Kraemer MU, German M, Creatore MI, Kulkarni MA et al. Anticipating the international spread of Zika virus from Brazil. Lancet. 2016;387(10016):335-6. Boppana et al. Pathogenesis of Non-Zika Congenital Viral Infections. Journal of Infectious Diseases. 2017;216(S10):S912-8. Brasil P, Pereira JP, Gabaglia CR, Damasceno L, Wakimoto M, Nogueira RMR, et al. Zika Virus Infection in Pregnant Women in Rio de Janeiro — Preliminary Report. N Engl J Med. 2016. Brent C., Dunn A., Savage H. Faraji A., Rubin M., Risk I. et al. Preliminary Findings from an Investigation of Zika Virus Infection in a Patient with No Known Risk Factors — Utah, 2016. MMWR- September 16, 2016 / 65(36);981-982. Broutet N, Krauer F, Riesen M, Khalakdina A, Almiron M, Aldighieri S et al. Zika Virus as a Cause of Neurologic Disorders. N Engl J Med. 2016. Calvet G, Aguiar RS, Melo AS, Sampaio SA, de Filippis I, Fabri A et al. Detection and sequencing of Zika virus from amniotic fluid of fetuses with microcephaly in Brazil: a case study. Lancet Infect Dis 2016. Published Online February 17. Cao-Lormeau VM, Musso D. Emerging arboviruses in the Pacific. Lancet. 2014;384(9954):1571-2. Cao-Lormeau V-M, Blake A, Mons S, Lastère S, Roche C, Vanhomwegen J et al. Articles Guillain-Barré Syndrome outbreak associated with Zika virus infection in French Polynesia: a case-control study. Lancet. 2016;6736(16). Carteaux G, Maquart M, Bedet A, Contou D, Brugières P, Fourati S et al. Zika Virus Associated with Meningoencephalitis. N Engl J Med. 2016 Mar 9. Carod-Artal FJ, Wichmann O, Farrar J, Gascon J. Neurological complications of dengue virus infection. Lancet Neurol 2013;12(9):906-19.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 20 −
Cauchemez S, Besnard M, Bompard P, Dub T, Guillemette-Artur P, Eyrolle-Guignot D et al. Association between Zika virus and microcephaly in French Polynesia, 2013-15: a retrospective study. Lancet. 2016;S0140. CDC – Center for Disease Control and Prevention. MMWR – Morbidity and mortality Report. Notes from the Field: Evidence of Zika Virus Infection in Brain and Placental Tissues from Two Congenitally Infected Newborns and Two Fetal Losses — Brazil, 2015. http://www.cdc.gov/mmwr/volumes/65/wr/mm6506e1.htm CDC - Centers for Disease Control and Prevention; 2016. Internet: http://www.cdc.gov/zika/qa/gbs-qa.html http://www.cdc.gov/zika/pregnancy/question-answers.html http://www.cdc.gov/mmwr/volumes/65/wr/mm6506e1er.htm?s_cid=mm6506e1er_w http://www.cdc.gov/media/releases/2016/s0325-zika-virus-recommendations.html CDC - Centers for Disease Control and Prevention. Symptoms, diagnosis and treatment; 2016. Internet: http://www.cdc.gov/zika/symptoms/ CDC 2018 https://www.cdc.gov/mmwr/volumes/67/wr/mm6731e2.htm?s_cid=mm6731e2_w Chen L. & Hamer D. Zika virus and sexual transmission: updated preconception guidance. Journal of Travel Medicine, 2018, 1–3. Coelho AVC & Crovella S. Microcephaly Prevalence in Infants Born to Zika Virus-Infected Women: A Systematic Review and Meta-Analysis. Int. J. Mol. Sci. 2017, 18(8). Cohen J. Where has all the Zika gone? Science 2017 Aug 18;357(6352):631-632. Counotte MJ, Kim CR, Wang J, Bernstein K, Deal CD, Broutet NJN, et al. (2018) Sexual transmission of Zika virus and other flaviviruses: A living systematic review. PLoS Med 15(7). Craig AT, Butler MT, Pastmore R, Beverley J. Update on Zika virus transmission in the Pacific islands , 2007 to February 2016 and failure of acute flaccid paralysis surveillance to signal Zika emergence in this setting. 2016, Feb 19. Dick GWA. Zika virus (II). Pathogenicity and physical properties. Trans R Soc Trop Med Hyg. 1952;46(5):521-534. Dick, G.W.A.; Kitchen, S.F.; Haddow AJ. Zika Virus (I). Isolations and serological specificity.Trans R Soc Trop Med Hyg. 1952;46(5):509-520. Driggers R, Ho CY, Korhonen EM, Kuivanen S, Jääskeläinen AJ, Smura T et al. Zika Virus Infection with Prolonged Maternal Viremia and Fetal Brain Abnormalities. NEJM. 30 March 2016. Duffy MR, Chen TH, Hancock WT, Powers AM, Kool JL, Lanciotti RS et al.. Zika virus outbreak on Yap Island, Federated States of Micronesia. N Engl J Med. 2009;360(24):2536-43. ECDC. Rapid Risk Assessment. Zika virus disease epidemic : potential association with microcephaly and Guillain-Barré syndrome. First update - 21 January 2016. 2016;(January):1-2016.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 21 −
ECDC – European Centre for Disease Prevention and Control. ECDC Rapid risk assessment. Zika virus disease epidemic: potential association with microcephaly and Guillain-Barré syndrome (first update) 4th Rapid Risk Assessment, 9 March 2016 2016. Internet: http://ecdc.europa.eu/en/publications/Publications/zika-virus-americas-association-with-microcephaly-rapid-risk-assessment.pdf ECDC – European Centre for Disease Prevention and Control. https://ecdc.europa.eu/en/zika-virus-infection/threats-and-outbreaks/zika-transmission Eurosurveillance, Volume 21, Issue 32, 11 August 2016. Infection dynamics in a traveller with persistent shedding of Zika virus RNA in semen for six months after returning from Haiti to Italy, January 2016. Eurosurveillance. Persistent detection of zika virus RNA in semen for six months after symptom onset in a traveler returning from Haiti to Italy, February 2016. Eurosurveillance, Volume 21, Issue 32, 11 August 2016. http://www.eurosurveillance.org/ViewArticle.aspx?ArticleId=22554 Fauci AS, Morens DM. Zika Virus in the Americas--Yet Another Arbovirus Threat. N Engl J Med. 2016;374(7):601-4. FDA – Food and Drug Administration. Recommendations for Donor Screening, Deferral, and Product Management to Reduce the Risk of Transfusion-Transmission of Zika Virus Guidance for Industry; 2016. Internet: http://www.fda.gov/downloads/biologicsbloodvaccines/guidancecomplianceregulatoryinformation/guidances/blood/ucm486360.pdf Fokke C, van den Berg B, Drenthen J, Walgaard C, van Doorn PA, Jacobs BC. Diagnosis of Guillain-Barre syndrome and validation of Brighton criteria. Brain 2014;137(Pt 1):33-43. Foy BD, Kobylinski KC, Chilson Foy JL, Blitvich BJ, Travassos da Rosa A, Haddow AD et al. Probable non-vector-borne transmission of Zika virus, Colorado, USA. Emerg Infect Dis. 2011;17(5):880-2. Fréour T, Mirallié S, Hubert B, Splingart C, Barrière P, Maquart M et al. Sexual transmission of Zika virus in an entirely asymptomatic couple returning from a Zika epidemic area, France, April 2016. Euro Surveill. 2016 Jun 9;21(23). doi: 10.2807/1560-7917.ES.2016.21.23.30254.
Frontera J.E, da Silva I.V.F, Zika Getting on Your Nerves? The Association with the Guillain–Barré Syndrome. NEJM 2016 - October 5.
Gaudinski et al. Safety, tolerability, and immunogenicity of two Zika virus DNA vaccine candidates in healthy adults: randomised, open-label, phase 1 clinical trials. Lancet 2018; 391: 552–62. Gregory et al. Modes of Transmission of Zika Virus. Journal of Infectious Diseases. 2017;216(S10):S875-93. Gubler et al. History and Emergence of Zika Virus. Journal of Infectious Diseases. Journal of Infectious Diseases. 2017;216(S10):S860-7. Hamer DH et al. Travel-Associated Zika Virus Disease. DH Hamer et al. Ann Intern Med 166 (12), 913-914. 2017 Jun 20.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 22 −
Haut Conseil de la santé publique. Avis relatif à l’actualisation de l’avis du HCSP du 28 juillet 2015 relatif à la prise en charge médicale des personnes atteintes par le virus Zika; 2016. http://www.hcsp.fr/Explore.cgi/Telecharger?NomFichier=hcspa20160105_zikaactualisationmodpec.pdf
Hills S. et al. Epidemiology of Zika Virus Infection. Journal of Infectious Diseases. 2017;216(S10):S868-74. Honein MA et al. Birth Defects Among Fetuses and Infants of US Women With Evidence of Possible Zika Virus Infection During Pregnancy. JAMA. 2017;317(1):59-68. Huits R. et al. Zika virus in semen: a prospective cohort study of symptomatic travellers returning to Belgium. Bulletin WHO 2017. Huzly D, Hanselmann I, Schmidt-Chanasit J, Panning M. High specificity of a novel zika virus elisa in european patients after exposure to different flaviviruses. Eurosurveillance, Volume 21, Issue 16, 21 April 2016. ITG - Waarschuwing in verband met zika virus; 2018. http://www.itg.be/N/Artikel/waarschuwing-in-verband-met-zikavirus http://www.itg.be/files/docs/reisgeneeskunde/ZIKA_VIRUS_CLASSIFICATION_TABLE_WHO.pdf
Joguet G. Effect of acute Zika virus infection on sperm and virus clearance in body fluids: a prospective observational study. Lancet Infect Dis 2017 ;17(11):1200-8. Krauer F, Riesen M, Reveiz L, Oladapo OT, Martínez-Vega R, Porgo TV, et al. (2017) Zika Virus Infection as a Cause of Congenital Brain Abnormalities and Guillain–Barré Syndrome: Systematic Review. PLoS Med 14(1). Krow-Lucal E. et al. Estimated Incubation Period for Zika Virus Disease. Emerg Infect Dis 2017 May;23(5):841-845. Kuehnert MJ, Basavaraju SV, Moseley RR, et al. Screening of Blood Donations for Zika Virus Infection — Puerto Rico, April 3–June 11, 2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep 2016;65. Lessler J et al. Times to key events in Zika virus infection and implications for blood donation: a systematic review. Bull World Health Organ. 2016 Nov 1;94(11):841-849. Lustig Y, Cotar AI, Ceianu CS, Castilletti C, Zelena H, Burdino E, van Tienen C, Avsic T, Aarons E, Reusken C. Lack of Zika virus antibody response in confirmed patients in non-endemic countries. J Clin Virol. 2018 Feb - Mar;99-100:31-34. Mallet HP, Vial AL, Musso D. Bilan de l’épidémie à virus Zika en Polynésie française, 2013-2014. French Polynesia outbreak of Zika in French Polynesia, 2013-2014. Bull d’Information Sanit Epidémiologique Stat. 2015;13:1-5. (In French.).
Mead P. et al. Zika Virus Shedding in Semen of Symptomatic Infected Men. N Engl J Med
2018; 378:1377-1385.
Mécharles S, Herrmann C, Poullain P, Tran TH, Deschamps N, Mathon G et al. Acute
myelitis due to Zika virus infection. Lancet 2016;387: 1481.
Martines RB, Bhatnagar J, Keating MK, Silva-Flannery L, Muehlenbachs A, Gary J et al. Notes from the Field : Evidence of Zika Virus Infection in Brain and Placental Tissues from Two
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 23 −
Congenitally Infected Newborns and Two Fetal Losses — Brazil, 2015. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2016;65(06):159-160. Meaney-Delman D, Hills SL, Williams C, Galang RR, Iyengar P, Hennenfent AK, et al. Zika Virus Infection Among U.S. Pregnant Travelers — August 2015–February 2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2016;65(08):211-214. Mlakar J, Korva M, Tul N, Popović M, Poljšak-Prijatelj M, Mrazet J et al. Zika Virus Associated with Microcephaly. N Engl J Med. 2016: 374:951-958. Modjarrad et al. Preliminary aggregate safety and immunogenicity results from three trials of a purified inactivated Zika virus vaccine candidate: phase 1, randomised, double-blind, placebo-controlled clinical trials. Lancet 2018; 391: 563–71. Monaghan AJ, Morin CW, Steinhoff DF, Wilhelmi O, Hayden M, Quattrochi DA, et al. On the Seasonal Occurrence and Abundance of the Zika Virus Vector Mosquito Aedes Aegypti in the Contiguous United States. PLoS Curr 2016;8. Moreira J et al. Sexually Acquired Zika Virus: A Systematic Review. J Moreira et al. Clin Microbiol Infect 23 (5), 296-305. 2017 Jan 03. Munoz et al. Neurological Implications of Zika Virus Infection in Adults. Journal of Infectious Diseases. 2017;216(S10):S897–905. Musso D, Nhan T, Robin E, Roche C, Bierlaire D, Zisou K et al. Potential for Zika virus transmission through blood transfusion demonstrated during an outbreak in French Polynesia, November 2013 to February 2014. Euro Surveill. 2014;19(14): 20761. Erratum in: Euro Surveill. 2014;19(15): 20771. Musso D, Roche C, Robin E, Nhan T, Teissier A, Cao-Lormeau VM. Potential sexual transmission of Zika virus. Emerg Infect Dis. 2015;21(2):359-61. Erratum in: Emerg Infect Dis. 2015;21(3):552. Oehler E, Watrin L, Larre P, Leparc-Goffart I, Lastère S, Valour F et al. Zika virus infection complicated by Guillain-Barre syndrome--case report, French Polynesia, December 2013. Euro Surveill. 2014;19(9):7-9. doi:10.2807/1560-7917.ES2014.19.9.20720. Oliveira Melo AS, Malinger G, Ximenes R, Szejnfeld PO, Alves Sampaio S, Bispo de Filippis AM. Zika virus intrauterine infection causes fetal brain abnormality and microcephaly: tip of the iceberg? Ultrasound Obstet Gynecol 2016;47(1):6-7. OMS – Organisation mondiale de la Santé. http://www.who.int/mediacentre/factsheets/zika/fr/ ; http://www.who.int/emergencies/zika-virus/classification-tables/en/ PAHO – Pan American Health organization; 2016. http://www.paho.org/hq/index.php?option=com_content&view=article&id=11585&Itemid=41688&lang=en
Parra B, Lizarazo J., Jiménez-Arango J.A., Zea-Vera A.F., González-Manrique G., Vargas J., Angarita J.A. et al. Guillain–Barré Syndrome Associated with Zika Virus Infection in Colombia NEJM 2016 - October 5.
Paz-Bailey G et al. Persistence of Zika Virus in Body Fluids — Preliminary Report. N Engl J Med 2017.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 24 −
Petersen EE, Polen KN, Meaney-Delman D, Ellington SR, Oduyebo T, Cohn A et al. Update: Interim Guidance for Health Care Providers Caring for Women of Reproductive Age with Possible Zika Virus Exposure - United States, 2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2016;65(12):315-22. Petersen LR, Jamieson DJ, Powers AM, Honein MA. Zika Virus. N Engl J Med. 2016 (march 30) 10.1056/NEJMra1602113. Prisant N, Bujan L, Benichou H, Hayot PH, Pavili L, Lurel S et al. Zika virus in the female
genital tract. Lancet Infect Dis. 2016 (Jul 11) pii: S1473-3099(16)30193-1. doi:
10.1016/S1473-3099(16)30193-1. [Epub ahead of print].
RAG – Risk Assessment Group. Infection à virus Zika (ZIKV) ; 2016. https://www.wiv-isp.be/matra/PDFs/201601_infofiche%20ZIKA.pdf Rasmussen SA, Jamieson DJ, Honein MA, Petersen L. Zika Virus and Birth Defects — Reviewing the Evidence for Causality. Special Report. N Engl J Med. April 24, 2016. Reefhuis J, Gilboa SM, Johansson MA, Valencia D, Simeone RM, Hills SL et al. Projecting Month of Birth for At-Risk Infants after Zika Virus Disease Outbreaks. Emerg Infect Dis. 2016;22(5). Roze B, Najioullah F, Ferge JL, Apetse K, Brouste Y, Cesaire R, et al. Zika virus detection in urine from patients with Guillain-Barre syndrome on Martinique, January 2016. Euro Surveill 2016;21(9). Sankar Swaminathan et al. Fatal Zika Virus Infection with Secondary Nonsexual Transmission. New England Journal of Medicine. 28 september 2016. Sarmiento-Ospina A, Vásquez-Serna H., Jimenez-Canizales C., Villamil-Gómez W, Rodriguez-Morales A. Zika virus associated deaths in Colombia. Lancet Infect Dis.2016 Volume 16 , Issue 5 , 523 – 524. Sarno M, Sacramento GA, Khouri R, do Rosário MS, Costa F, Archanjo G et al. Zika Virus Infection and Stillbirths: A Case of Hydrops Fetalis, Hydranencephaly and Fetal Demise. PLoS Negl Trop Dis. 2016;10(2). Schuler-Faccini L, Ribeiro EM, Feitosa IML, Horovitz DDG, Cavalcanti DP, Pessoa A et al. Possible Association Between Zika Virus Infection and Microcephaly — Brazil, 2015. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2016;65(3):59-62. Smith DW, Mackenzie J. Zika virus and Guillain-Barré syndrome: Another viral cause to add to the list. Lancet 2016: Epub 2016 Feb. 29. Soares de Araújo JS, Regis CT, Gomes RGS, Tavares TR, dos Santos CR, Assunção PM et al. Microcephaly in northeastern Brazil: a review of 16.208 births between 2012 and 2015. Bull World Health Organ. 2016;(February). Swaminathan S et al. Fatal Zika Virus Infection with Secondary Nonsexual Transmission. N Engl J Med 2016 ;375 :1907-9. Thomas DL, Sharp TM, Torres J, Armstrong PA, Munoz-Jordan J, Ryff KR et al. Local Transmission of Zika Virus — Puerto Rico, November 23, 2015–January 28, 2016. MMWR Morb Mortal Wkly Rep. 2016;65(6):154-158.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 25 −
Van den Bossche D, Michiels J, Cnops L, Foque N, Meersman K, Huits R, Ariën KK, Van Esbroeck M. Challenges in diagnosing Zika-experiences from a reference laboratory in a non-endemic setting. Eur J Clin Microbiol Infect Dis. 2019 Apr;38(4):771-778. Van Esbroeck M, Meersman K, Michiels J, Ariën KK, Van den Bossche D. Letter to the editor: Specificity of Zika virus ELISA: interference with malaria. Eurosurveillance, 21, 30237 (2016). Venturi G, Zammarchi L, Fortuna C, Remoli ME, Benedetti E, Fiorentini C et al. An autochthonous case of Zika due to possible sexual transmission, Florence, Italy, 2014. Euro Surveill. 2016;21(8). Vroon P. et al. Severity of acute Zika virus infection: A prospective emergency room surveillance study during the 2015–2016 outbreak in Suriname. IDCases 10 (2017) 117–121. WGO- Wereldgezondheidsorganisatie . http://www.who.int/mediacentre/factsheets/zika/fr/ ;
http://www.who.int/emergencies/zika-virus/classification-tables/en/ WHO – World Health Organization. WHO Zika situation report Neurological syndrome and congenital anomalies 2016. http://apps.who.int/iris/bitstream/10665/204348/1/zikasitrep_5Feb2016_eng.pdf?ua=1 WHO – World Health Organization . WHO Zika situation report 31 march 2016. (http://www.who.int/emergencies/zika-virus/situation-report/31-march-2016/en/). WHO - World Health Organization. WHO Zika virus microcephaly and guillain-barré syndrome. 2016;2016 (February 20, 2016). http://who.int/emergencies/zika-virus/strategic-response-framework.pdf?ua=1. WHO - World Health Organization: - http://www.who.int/mediacentre/factsheets/zika/fr/ - Emergencies preparedness, response. Guillaume-Barré syndrome – Colombia and Venezuela; 2016. - Prevention of sexual transmission of Zika virus. Interim guidance (06-09-2016) http://www.who.int/csr/resources/publications/zika/sexual-transmission-prevention/en/
WIV – Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. zikavirusinfektie; 2016. https://epidemio.wiv-isp.be/ID/Pages/zika.aspx Williamson PC et al. First cases of Zika virus-infected US blood donors outside states with areas of active transmission. Transfusion 2017 ;57. Yuan L. et al. A single mutation in the prM protein of Zika virus contributes to fetal microcephaly. Science 2017. Zorilla CD, García García I, García Fragoso L, De La Vega A. Zika Virus Infection in Pregnancy: Maternal, Fetal, and Neonatal Considerations. Journal of Infectious Diseases. 2017;216(S10):S891-6.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 26 −
VI SAMENSTELLING VAN DE WERKGROEP
De samenstelling van het Bureau en het College alsook de lijst met de bij KB benoemde experten is beschikbaar op de website van de HGR: samenstelling en werking.
Al de experten hebben op persoonlijke titel aan de werkgroep deelgenomen. Hun algemene belangenverklaringen alsook die van de leden van het Bureau en het College kunnen worden geraadpleegd op de website van de HGR (belangenconflicten). De volgende experten hebben hun medewerking en goedkeuring verleend bij het opstellen van het advies. Het voorzitterschap werd waargenomen door Emmanuel BOTTIEAU en het wetenschappelijk secretariaat door Jean-Jacques DUBOIS. BOTTIEAU Emmanuel Infectiologie, tropische ziekten,
reisgeneeskunde ITG
CALLENS Steven Infectiologie, Interne geneeskunde UZ Gent DE MOL Patrick Medische microbiologie -
Ziekenhuishygiëne, kindergeneeskunde
CHU-ULg
DEHAENE ISABELLE Gynaecologie - Verloskunde UZGent. LEONARD Philippe Infectiologie, tropische ziekten,
reisgeneeskunde CHU Liège
MANIEWSKI Ula Tropische ziekten, reisgeneeskunde
ITG
MERCKX Mireille Vrouwenkliniek, gynaecologie UZ Gent, AZ Portaels MUYLLE Ludo Bloed, weefsels en cellen,
biovigilantie FAGG; UA; UZA
TOURNAYE Herman Gynaecology, Voortplantingsgeneeskunde
UZ Brussel
VAN DAMME Pierre Epidemiologie, volksgezondheid, vaccinologie
UA
VANDENBERGHE Griet Gynaecologie -verloskunde UZGent VAN DER LINDEN Dimitri
Kindergeneeskundige infectiologie UCL
VAN ESBROECK Marjan Tropische ziekten, medische microbiologie
ITG
VAN LAETHEM Yves Infectiologie, Reisgeneeskunde CHU Saint-Pierre
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 27 −
VII BIJLAGEN
Bijlage 1: Muggenwerende maatregelen om overdag toe te passen http://www.itg.be/Files/docs/Reisgeneeskunde/NMAATREGELEN.pdf
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 31 −
Bijlage 2: actualisatie van de antwoorden op de vorige vragen (mei 2016)
In het licht van de actualisering van de kennis sinds mei 2016 werden de antwoorden op de
vorige vragen aangepast. Voor deze antwoorden spelen nog steeds twee elementen mee:
de verschillende reizigersprofielen;
het onderscheid tussen epidemische en endemische gebieden.
De aanbevelingen zijn verschillend voor de algemene bevolking en voor de drie volgende
populaties:
1. zwangere vrouwen
2. vrouwen met een actieve zwangerschapswens;
3. mannen van wie de partner zwanger is of een actieve zwangerschapswens heeft.
We herinneren er nogmaals aan dat de epidemiologische situatie snel evolueert. De lijst van
landen en regio's met actieve overdracht of herintroductie van het virus wordt momenteel
voortdurend bijgewerkt door de WGO (het ECDC heeft zijn surveillance in januari 2018
stopgezet en verwijst ook naar de WGO). De laatste lijst waarover wij beschikken, dateert van
15/01/2018. Hier worden de endemische zones in vier categorieën ingedeeld (zie inleiding).
1. Welk reisadvies dient de overheid te geven aan personen die naar de gebieden
zouden willen vertrekken waar zikavirus besmetting mogelijk is?
1.1. Algemene bevolking
Voor de algemene bevolking is de morbiditeit als gevolg van besmetting met het zikavirus zeer
laag (en is waarschijnlijk lager dan de morbiditeit als gevolg van andere virussen die in de
endemische gebieden circuleren, zoals het denguevirus en het chikungunyavirus).
De HGR beveelt geen specifieke reisbeperking aan, ook niet voor de epidemische gebieden.
Vanuit het oogpunt van de volksgezondheid kan een deelname aan massa-evenementen in
epidemische gebieden aanleiding geven tot een terechte bezorgdheid voor een brede
secundaire verspreiding (Bogoch et al., 2016).
De HGR raadt in elk geval aan om de preventiemaatregelen tegen muggen (die niet alleen
beschermen tegen besmetting met het zikavirus, maar ook tegen infecties zoals dengue of
chikungunya) toe te passen. Deze zijn hieronder samengevat en uitgebreid beschreven in
bijlage 1 (vanaf zonsopgang tot kort na zonsondergang):
lange en bedekkende kleding dragen (tijdens de perioden wanneer de muggen het
actiefst zijn);
antimuggenmiddel aanbrengen op kleding (permethrine/deltamethrine);
onbedekte delen van de huid beschermen met antimuggenmiddel (di-
ethylmetatoluamide, DEET12 of picaridin of IR3535 of p-menthaan 3,8 diol);
airconditioning gebruiken en/of een muskietennet dat bij voorkeur geïmpregneerd is.
In dit stadium zijn er geen formele argumenten die wijzen op een verhoogd morbiditeitsrisico
bij kleine kinderen of ouderen. Toch blijkt dat het risico op complicaties en overlijden groter is
bij immuungecompromitteerde personen. De HGR oordeelt dan ook dat deze bevolkingsgroep
12 N,N-diethyl-3-methylbenzamide
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 32 −
systematisch een arts, pediater of behandelende specialist moet raadplegen alvorens te
vertrekken naar een epidemisch gebied.
Met het oog op de bevestiging van ernstige complicaties bij de foetus als gevolg van
het zikavirus, en de blijvende onzekerheid m.b.t. hoe hoog het risico op seksuele
overdracht is en hoe lang dit risico aanwezig blijft, formuleert de HGR de volgende
aanbevelingen (die aansluiten bij de internationale aanbevelingen) voor de volgende
drie specifieke groepen:
1.2. Zwangere vrouwen
Het verband tussen ernstige complicaties bij de foetus en een zikavirusinfectie wordt
momenteel als bewezen beschouwd (Rasmussen et al, 2016) en als dusdanig aanvaard door
de wetenschappelijke gemeenschap in haar geheel (WGO, 31 maart 2016). Bovendien wijzen
recente waarnemingen erop dat ernstige complicaties bij de foetus in elk
zwangerschapsstadium kunnen optreden.
Daarom raadt de HGR zwangere vrouwen aan:
tijdens de volledige zwangerschapsduur elke niet-noodzakelijke reis naar regio's die
de WGO indeelt in categorie 1 of 2 (advies van de WGO en de CDC) te annuleren of
uit te stellen;
RIGOUREUZE preventiemaatregelen tegen muggen overdag toe te passen indien de
reis absoluut noodzakelijk is en elke vorm van onbeschermde geslachtsgemeenschap
tijdens het verblijf en na terugkeer te vermijden tot het advies van een deskundige in
infectieziektes werd ingewonnen;
indien een verblijf in een gebied van categorie 1 of 2 toch plaatsvindt, systematisch (1)
een deskundige in infectieziektes te raadplegen om de manier te bespreken waarop
een (asymptomatische) zikavirusinfectie uitgesloten of bevestigd kan worden en (2) de
behandelende gynaecoloog/verloskundige te raadplegen voor een specifieke follow-
up van de zwangerschap, in samenwerking met een universitair- of een
referentiecentrum voor prenatale diagnostiek;
onmiddellijk contact op te nemen met een deskundige in infectieziekten als er
symptomen van een infectie optreden tijdens of in de weken die volgen op een verblijf
in een epidemische/endemische zone.
Voor reizen in tropische gebieden zonder aangetoonde actieve overdracht (categorie
3 of 4) is er geen formele contra-indicatie meer. Toch moeten maximale
preventiemaatregelen worden genomen. De meest recente epidemiologische
gegevens over de ziekteactiviteit in de regio van bestemming moeten vooraf grondig
moeten worden geraadpleegd op gespecialiseerde websites (CDC en WGO).
1.3. Vrouwen met een actieve zwangerschapswens;
Het causaal verband tussen het zikavirus en ernstige schedelafwijkingen bij de foetus staat
vast.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 33 −
Daarom raadt de HGR vrouwen met een actieve zwangerschapswens aan om:
elke niet-noodzakelijke reis naar regio's die volgens de WGO behoren tot categorie 1
of 2 te annuleren of uit te stellen;
de RIGOUREUZE preventiemaatregelen tegen muggen toe te passen indien de reis
absoluut noodzakelijk is;
indien de reis noodzakelijk is, vermijden zwanger te worden (onthouding, beschermde
geslachtsgemeenschap) tijdens het verblijf en bij terugkeer(*cf. verder):
o OFWEL gedurende 6 maanden (WGO september 2016), althans indien de
partner ook gereisd is naar de getroffen zones.
o OFWEL tot er gespecialiseerd advies wordt ingewonnen bij een deskundige in
infectieziektes (om de testen te bespreken die een zika-infectie kunnen
uitsluiten, zie antwoord op vraag 3);
onmiddellijk contact op te nemen met een deskundige in infectieziektes als er
infectiesymptomen zijn opgetreden tijdens of binnen 2 weken na een verblijf in een
epidemisch/endemisch gebied;
Indien de vrouw zwanger geworden is gedurende of juist na een verblijf in een gebied waarin er een actieve overdracht van het virus is (categorie 1 of 2): (1) een deskundige in infectieziektes te raadplegen om de manier te bespreken waarop zikavirusinfectie uitgesloten kan worden en (2) de behandelende gynaecoloog/verloskundige te raadplegen om een specifieke follow-up van de zwangerschap te waarborgen, in samenwerking met een universitair- of een referentiecentrum voor prenatale diagnostiek.
NB: als de mannelijke partner zich ook in een epidemisch gebied heeft begeven, zie specifieke punt. (*) Bespreking van deze aanbeveling:
De aanbevelingen van de WGO van 6 september 2016 raden vanaf nu elke onbeschermde
geslachtsgemeenschap af gedurende 6 maanden na een reis. Voor koppels met een
dringende zwangerschapswens (of die onbeschermde geslachtsgemeenschap wensen) is de
meest pragmatische oplossing om met een deskundige in infectieziekten de eventuele
diagnostische onderzoeken te bespreken. Dankzij de toenemende ervaring van de
referentiecentra kan men met passende testen bijna met zekerheid een infectie uitsluiten rond
ongeveer 3 weken na de terugkeer.
1.4 Mannen van wie de partner zwanger is of wil worden
In het licht van de huidige kennis (cf. punt “Seksuele overdracht”) raadt de HGR mannen van
wie de partner zwanger is of wil worden, aan om:
RIGOUREUZE preventiemaatregelen tegen muggen te nemen bij een verblijf in een
epidemisch gebied;
elke vorm van onbeschermde geslachtsgemeenschap tijdens het verblijf en bij
terugkeer (*cf. verder) te vermijden:
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 34 −
o OFWEL gedurende 6 maanden (aanbevelingen WGO 6 september 2016)
o OFWEL tot er gespecialiseerd advies werd ingewonnen bij een deskundige in
infectieziektes (om de testen die een zika-infectie kunnen uitsluiten te
bespreken, zie antwoord op vraag nr. 3)
onmiddellijk contact op te nemen met een deskundige in infectieziektes als er
infectiesymptomen zijn opgetreden tijdens of binnen 2 weken na een verblijf in een
gebied van categorie 1 of 2.
(*) Opmerking: sinds de publicatie van de vorige aanbevelingen (in mei 2016) zijn gevallen
aangetoond van overdracht door een asymptomatische reiziger.
2. Welk advies dient de overheid te geven aan personen die verblijven in gebieden
waar besmetting met het zikavirus mogelijk is? Kunnen die personen daar meer bepaald verder verblijven of dient de overheid hen aan te raden terug te keren?
Voor personen die verblijven in landen waar besmetting met het zikavirus mogelijk is, ligt in
de aanbevelingen ook de nadruk op het infectierisico in een epidemische context en bij
risicogroepen zoals hoger beschreven.
Aan de algemene bevolking (met inbegrip van kinderen, ouderen en
immuungecompromitteerde patiënten) raadt de HGR niet aan de regio te verlaten,
zelfs als er een epidemie woedt, maar benadrukt hij nogmaals het algemene nut van
aangepaste bescherming tegen muggen (zie de gedetailleerde maatregelen in bijlage
1).
Aan zwangere vrouwen raadt de HGR aan hun verblijf in een gebied van categorie 1
of 2 (WGO) af te breken indien het verblijf niet absoluut noodzakelijk is. In afwachting
van de terugkeer, of als het verblijf noodzakelijk wordt geacht, moeten de
RIGOUREUZE preventiemaatregelen tegen muggen worden toegepast.
Geslachtsgemeenschap dient te worden vermeden of er moet bescherming worden
gebruikt tot er bij terugkeer advies van een deskundige in infectieziektes werd
ingewonnen.
Aan vrouwen met een actieve zwangerschapswens raadt de HGR aan te vermijden
zwanger te worden (onthouding of beschermde geslachtsgemeenschap) tijdens het
verblijf in een gebied van categorie 1 of 2 (WGO) en ofwel tot 6 maanden
(aanbevelingen van de WGO september 2016) na terugkeer ofwel tot het advies van
een deskundige in infectieziektes na terugkeer werd ingewonnen. Als de
zwangerschapswens voorrang krijgt, is het beter het gebied van categorie 1 of 2 te
verlaten.
Aan mannen van wie de partner zwanger is of wil worden, raadt de HGR
onthouding of beschermde geslachtsgemeenschap aan tijdens het verblijf en ofwel tot
6 maanden na terugkeer, ongeacht of er al dan geen symptomen van een zika-infectie
zijn opgetreden, ofwel tot het advies van een deskundige in infectieziektes na
terugkeer werd ingewonnen. Als de zwangerschapswens van de partner voorrang
krijgt, is het beter het gebied van categorie 1 of 2 te verlaten.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 35 −
3. Welke aanbevelingen (bv. beschermende maatregelen, medisch onderzoek voor risicopersonen, e.a.) dient de overheid te geven aan personen die naar de gebieden vertrekken waar een besmetting met het zikavirus mogelijk is, of er verblijven?
De aanbevelingen in verband met reizen naar en verblijven in epidemische gebieden en de
algemene of specifieke voorzorgsmaatregelen die afhankelijk van het reizigersprofiel nodig
zijn, werden al gedetailleerd besproken in de antwoorden op vraag 1 en 2.
Ter herinnering,
Er geldt geen beperking voor reizen/verblijven in epidemische/endemische gebieden
voor de algemene bevolking, maar we herinneren aan het algemene belang van een
adequate bescherming tegen muggen. Voor drie specifieke groepen reizigers gelden er
andere aanbevelingen:
zwangere vrouwen wordt nadrukkelijk aangeraden niet naar gebieden van categorie
1 of 2 (WGO) te reizen of er te verblijven. Indien dit onvermijdelijk is, is een
RIGOUREUZE preventie tegen muggen onontbeerlijk en moet er bescherming worden
gebruikt bij eventuele geslachtsgemeenschap tijdens het verblijf en tot na terugkeer
het advies van een deskundige in infectieziektes werd ingewonnen;
vrouwen met een actieve zwangerschapswens wordt nadrukkelijk aangeraden niet
zwanger te worden (onthouding/beschermde geslachtsgemeenschap) tijdens een
verblijf in gebieden van categorie 1 of 2 (WGO) en ook na terugkeer te wachten,
ofwel gedurende 6 maanden (aanbevelingen van de WGO van september 2016) ofwel
tot het advies van een deskundige in infectieziektes werd ingewonnen;
mannen van wie de partner zwanger is of wil worden en die genoodzaakt zijn te
verblijven in gebieden van categorie 1 of 2 (WGO) wordt nadrukkelijk aangeraden elke
vorm van geslachtsgemeenschap te vermijden tijdens het verblijf en na de
terugkeer: ofwel gedurende 6 maanden, zowel voor asymptomatische personen als
voor personen met een aangetoonde infectie, ofwel tot het advies van een deskundige
in infectieziektes werd ingewonnen.
In verband met de behandeling en een eventueel medisch onderzoek na een verblijf in een
regio waar besmetting met het zikavirus mogelijk is, halen we in dit antwoord verschillende
mogelijke situaties aan. Omdat deze problematiek snel evolueert, is het hier niet de bedoeling
om nauwkeurige beslissingsbomen op te stellen die later toch aangepast moeten worden,
maar de grote gedragslijnen aan te geven. Daarbij wordt steeds gekeken naar experten op
het vlak van referentiediagnostiek.
Na een verblijf in epidemisch (/endemisch) gebied, kunnen er zich verschillende situaties
voordoen:
symptomatische reiziger: huid- en/of koortssymptomen (actief of verdwenen);
afwijkingen bij de foetus vastgesteld bij een zwangere vrouw die werd blootgesteld;
reiziger bij wie het SGB werd vastgesteld;
Asymptomatische reiziger
.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 36 −
3.1 Reiziger met symptomen die kunnen wijzen op besmetting met het zikavirus
Symptomen die kunnen wijzen op een besmetting met het zikavirus worden in de “stand van
zaken” van de WGO beschreven. De WGO heeft op 12 februari 2016 voor de
epidemiologische surveillance een 'voorlopige' definitie van verdachte, waarschijnlijke en
bevestigde gevallen voorgesteld.13 Het ECDC heeft ook een gevalsdefinitie opgesteld14.
Er kunnen zich twee klinische situaties voordoen: ofwel zijn de symptomen actief/recent, ofwel
zijn ze al meer dan een week verdwenen.
Koortsfase/ actief symptomatische fase/ recente fase
De volgende RT-PCR-tests kunnen worden uitgevoerd:
- PCR in het serum en/of in het speeksel indien ≤ 3 à 5 dagen na aanvang van
de symptomen; combinatie van de twee afnames kan de gevoeligheid
verhogen;
- PCR in de urine indien ≤ 10-14 dagen na aanvang van de symptomen.
We wijzen erop dat infecties, zelfs symptomatische, gepaard kunnen gaan met een
zwakke viremie/virurie. Een negatief testresultaat sluit besmetting dus niet uit.
Als die periode verstreken is, hebben moleculaire testen geen nut meer. Bovendien
MOET voor een correcte interpretatie de startdatum van de koorts op het
aanvraagformulier voor het ITG vermeld worden.
Specifieke gevallen
Voor een zwangere vrouw is het mogelijk een PCR-test uit te voeren op het
vruchtwater, als de infectie bevestigd is door een PCR op andere vochten of na een
positieve bevestigingstest (VNT, zie verder). In dit geval wordt er een
vruchtwaterpunctie aanbevolen 3 tot 4 weken na de acute fase en vanaf de 22ste
zwangerschapsweek (Conseil National Professionnel de Gynécologie et Obstétrique,
cnpgo.org, voorlopig advies van 15 april 2016). De gevoeligheid, de specificiteit en de
duur van de positiviteit van PCR op vruchtwater zijn nog niet gekend. Een negatief
testresultaat sluit een besmetting via de placenta waarschijnlijk niet uit; een positief
testresultaat betekent niet noodzakelijk dat er schadelijke gevolgen zijn voor de foetus
(en zegt ook niets over de aard/ernst ervan).
Bij een pasgeboren kind van een moeder met een bewezen zikavirusinfectie, wordt de
diagnose van een congenitale infectie bij voorkeur zo kort mogelijk na de bevalling
gesteld door PCR in combinatie met de detectie van IgM-antilichamen (Abedanjo et
al., 2017; Zorilla et al., 2017). PCR gebeurt best op serum en urine van de neonatus.
Testen van navelstrengbloed en placentaweefsel moet vermeden worden omwille van
de potentiële contaminatie met materneel bloed. Gespecialiseerde opvolging van de
neonaat door een pediater is noodzakelijk (cnpgo.org).
Bij een man met een vermoede of bevestigde infectie (PCR/serologie, zie beneden)
en van wie de partner zwanger is of wil worden, is een gespecialiseerde follow-up na
contact met het referentielabo van het ITG mogelijk om PCR op het sperma uit te
13 http://apps.who.int/iris/bitstream/10665/204381/1/WHO_ZIKV_SUR_16.1_eng.pdf?ua=1e 14 http://ecdc.europa.eu/en/healthtopics/zika_virus_infection/patient-case-management/Pages/case-definition.aspx
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 37 −
voeren en deze te herhalen indien ze positief is totdat het resultaat volledig negatief
is. Uit ervaring blijkt dat de virale lading in sperma hoger ligt dan in andere
lichaamsvochten. Omdat de virale lading in het sperma soms op een ongelijke manier
evolueert, verdient het toch wel de voorkeur om twee negatieve testen op twee
verschillende tijdstippen te krijgen, alvorens de patiënt als niet-besmettend te
beschouwen.
Na afloop van de koortsfase (meer dan een week)
Een serologische test is vooral verantwoord als hij gevolgen heeft voor het klinische
beleid, hetgeen voor de grote meerderheid van de reizigers niet het geval zal zijn. De
serologische evaluatie is noodzakelijk of te overwegen in de volgende situaties:
Zwangere vrouwen
Dit is een situatie waarbij een medische beoordeling onontbeerlijk is. Ongeveer vijf tot
zeven dagen na aanvang van de symptomen kunnen IgM-antilichamen aangetoond
worden. IgG-antilichamen verschijnen na 1 tot 3 weken. De momenteel in het ITG
gebruikte test heeft een hoge gevoeligheid (op voorwaarde dat zowel de IgG en IgM
antilichamen opgespoord worden). Aangezien er een risico blijft bestaan op vals
positieve resultaten (kruisreactie met andere flavivirussen) moet er een
bevestigingstest (VNT) worden uitgevoerd, die in het ITG beschikbaar is, om met
zekerheid een diagnose te kunnen stellen. Bijgevolg,
- als IgM en/of IgG-antilichamen gedetecteerd worden: een recente besmetting
is waarschijnlijk/mogelijk. Indien ook de VNT-bevestigingstest positief is:
verwijzing naar de behandelende gynaecoloog-verloskundige voor evaluatie,
follow-up en eventuele doorverwijzing naar een gynaecoloog, werkzaam in een
universitair centrum of een referentiecentrum voor prenatale diagnostiek.
- als de IgM- en IgG-testen drie weken na terugkeer negatief zijn: besmetting
met het zikavirus is hoogstwaarschijnlijk uitgesloten (zeker als de
waarschijnlijkheid bij aanvang laag is).
Vrouwen met een actieve zwangerschapswens
Als men beslist om de patiënte te evalueren, is het belangrijk te wachten tot drie weken
na de terugkeer alvorens serologische testen (IgM en IgG) uit te voeren.
- Als één van deze testen positief is: een recente besmetting is waarschijnlijk of
mogelijk; het is aangewezen om 4 weken te wachten om zwanger te worden.
- Als beide testen op dit moment negatief zijn, kan een besmetting met het zikavirus
hoogstwaarschijnlijk worden uitgesloten.
Mannen van wie de partner zwanger is of wil worden
Als men beslist om de patiënt te evalueren, is het belangrijk te wachten tot drie weken
na de terugkeer alvorens serologische testen (IgM en IgG) uit te voeren.
- Als één van deze testen positief is: een recente besmetting is
waarschijnlijk/mogelijk. Het is dan mogelijk om, na contact met de
referentieclinicus/het referentielaboratorium van het ITG, een PCR op het sperma
uit te voeren en deze te herhalen indien ze positief is totdat resultaat volledig
negatief is.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 38 −
- Als beide testen op dit moment negatief zijn, kan een besmetting met het zikavirus
hoogstwaarschijnlijk worden uitgesloten.
.
3.2 Vaststellen van afwijkingen bij de foetus of pasgeborene na een mogelijke
blootstelling aan het zikavirus
Een combinatie van PCR’s en serologische testen is geïndiceerd als er bij een zwangere
vrouw die werd blootgesteld in een endemisch gebied (of via seksueel contact) suggestieve
afwijkingen bij de foetus (microcefalie, intracraniële calcificaties) of andere complicaties bij de
foetus of de pasgeborene (mors in utero, foetale groeivertraging, microftalmie, oogafwijkingen
enz.) worden vastgesteld. De in de tekst beschreven aanpak (specifieke gevallen) moet
uiteraard geval per geval aangepast worden door een gespecialiseerd multidisciplinair team
(gynaecoloog/infectioloog/neonatoloog), dat ook zorgvuldig naar alternatieve diagnoses op
zoek zal gaan.
3.3 Reizigers met het syndroom van Guillain-Barré (SGB)
Indien het SGB optreedt tijdens een verblijf in de tropen, is een volledig serologisch onderzoek
eveneens geïndiceerd, voornamelijk om epidemiologische redenen. Het opsporen van een
recente besmetting met het zikavirus is zeker gerechtvaardigd, net als het opsporen van
andere uitlokkende ziekteverwekkers (denguevirus, chikungunyavirus, westnijlvirus enz.), na
overleg met een infectioloog en/of een deskundige van het ITG.
3.4 Asymptomatische reiziger
In het algemeen is er geen specifieke aanbeveling voor de overgrote meerderheid van
asymptomatische reizigers die terugkeren uit endemische/epidemische gebieden en heeft het
geen enkel klinisch nut om diagnostische testen uit te voeren naar het zikavirus bij personen
die geen symptomen vertoonden tijdens of na hun verblijf.
Zoals hierboven al meerdere malen is aangehaald, bestaat er hierop een grote uitzondering
voor blootgestelde zwangere vrouwen, wegens het foetaal overdrachtsrisico bij een
asymptomatische viremie. In dit geval wordt er een diagnostische aanpak zoals beschreven
in de tekst (na afloop van de koortsfase) aanbevolen. Een negatieve IgM/IgG serologische
test idealiter op een bloedafname van 3-4 weken na de terugkeer laat toe om redelijkerwijs
een bron van grote stress weg te nemen bij de meerderheid van de zwangere vrouwen die
werden blootgesteld.
Tot slot kan er ook voor asymptomatische reizigers, vrouwen of mannen met een (dringende)
actieve kinderwens een serologische beoordeling overwogen worden, zoals beschreven in de
tekst (na afloop van de koortsfase), nadat dit met een deskundige in infectieziekten besproken
werd. De (lange) periode van onthouding/beschermde geslachtsgemeenschap die op dit
ogenblik wordt aanbevolen door de WGO, kan namelijk ingekort worden, als 3 weken na de
terugkeer de IgM/IgG testen negatief zijn. Het is aangewezen om dit vooraf met een
deskundige te bespreken.
Hoge Gezondheidsraad www.hgr-css.be
− 39 −
Over de Hoge Gezondheidsraad (HGR) De Hoge Gezondheidsraad is een federaal adviesorgaan waarvan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu het secretariaat verzekert. Hij werd opgericht in 1849 en geeft wetenschappelijke adviezen i.v.m. de volksgezondheid aan de ministers van Volksgezondheid en van Leefmilieu, aan hun administraties en aan enkele agentschappen. Hij doet dit op vraag of op eigen initiatief. De HGR probeert het beleid inzake volksgezondheid de weg te wijzen op basis van de recentste wetenschappelijke kennis. Naast een intern secretariaat van een 25-tal medewerkers, doet de Raad beroep op een uitgebreid netwerk van meer dan 500 experten (universiteitsprofessoren, medewerkers van wetenschappelijke instellingen, praktijkbeoefenaars, enz.), waarvan er 300 tot expert van de Raad zijn benoemd bij KB; de experts komen in multidisciplinaire werkgroepen samen om de adviezen uit te werken. Als officieel orgaan vindt de Hoge Gezondheidsraad het van fundamenteel belang de neutraliteit en onpartijdigheid te garanderen van de wetenschappelijke adviezen die hij aflevert. Daartoe heeft hij zich voorzien van een structuur, regels en procedures die toelaten doeltreffend tegemoet te komen aan deze behoeften bij iedere stap van het tot stand komen van de adviezen. De sleutelmomenten hierin zijn de voorafgaande analyse van de aanvraag, de aanduiding van de deskundigen voor de werkgroepen, het instellen van een systeem van beheer van mogelijke belangenconflicten (gebaseerd op belangenverklaringen, onderzoek van mogelijke belangenconflicten en een Commissie voor Deontologie) en de uiteindelijke validatie van de adviezen door het College (eindbeslissingsorgaan van de HGR, samengesteld uit 40 leden van de pool van benoemde experten). Dit coherent geheel moet toelaten adviezen af te leveren die gesteund zijn op de hoogst mogelijke beschikbare wetenschappelijke expertise binnen de grootst mogelijke onpartijdigheid. Na validatie door het College worden de adviezen overgemaakt aan de aanvrager en aan de minister van Volksgezondheid en worden ze gepubliceerd op de website (www.hgr-css.be). Daarnaast wordt een aantal onder hen gecommuniceerd naar de pers en naar bepaalde doelgroepen (beroepsbeoefenaars in de gezondheidssector, universiteiten, politiek, consumentenorganisaties, enz.). Indien u op de hoogte wilt blijven van de activiteiten en publicaties van de HGR kunt u een mail sturen naar [email protected].