44
Anker Doen alsof Activiteitenboek ankerthema 1 voorlopige versie 2

Activiteitenboek Anker Doen alsof - Ankerthema 1

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Anker Doen alsof

Activiteitenboek • ankerthema 1

voorlopige versie

2

17

keuze maken

keuze maken

keuze maken

kies de hoeken die u wilt gebruiken

A N K E R T H E M A 1 F O P P E N E N V E R S T O P P E N

v a s t e v o l g o r d e

Pompom verstoppen introductie ankerthema 72

Foppen door dezelfde kleur ontdekken 74

Wie is dat? ontdekken 76

Wat hoort bij elkaar? woordenschat 78

Een goede grap? sociaal-emotioneel 80

De fopkamer letterkamer inrichten Spelen met het spinnetje 82

De verstopkamer letterkamer inrichten Zoem kiest een kamer 84

Tim foppen als voetballer voorbereidend schrijven: grove motoriek 86

Een web voor Luuk schrijven zoemverhaal Spelen met het spinnetje 88

Foptaartjes maken schrijven zoemverhaal Zoem kiest een kamer 90

v r i j i n t e p l a n n e n

Bijzondere dieren nadoen bewegen groot materiaal 92

Piraat, kom tevoorschijn! spelles 94

Camouflage verstopspel buitenspel 96

De stiekeme dans dans 98

Levende standbeelden drama 100

Op taaltocht Op taaltocht w 4, 5, 6 102

h o e k e n w e r k

Rara, wie ben ik atelier 104

Een kleiletter lees-schrijfhoek 105

Verstopte knopen rekenhoek 106

Ik vermom mijn gezicht met ... schatkisttafel 107

Dieren camoufleren ontdekhoek 107

Vermomhoek speelhoek 108

Dieren verstoppen in het zand zand-watertafel 108

De schuilplaats bouwhoek 109

Welk geluid hoor je? muziekhoek 109

Camoufleren digihoek 110

Wie fop ik? ontwikkelingsmateriaal 110

Tim foppen bij oma huishoek 110

D A G E L I J K S E R O U T I N E S

e l k e d a g h e r h a l e n

Welke dag is het? weekkalender 13

Elke dag voorlezen woordenschat 14

Avonturen van Pompom dagboek van Pompom 15

V

V

VV

V

VV

V

V

VV

printen uit digiregie

h o o f d d o e ls u b d o e l

d a g e l i j k s e r o u t i n e s k r i n g a c t i v i t e i t e n z a a l a c t i v i t e i t e n a c t i v i t e i t e n b u i t e n a c t i v i t e i t e n i n d e h o e k e n

anker

Doen alsof

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg72

Pompom verstoppenVoorbereiding Denk na over verstopplekken in de klas om Pompom te verstoppen. Print het kopieerblad uit, knip de code uit en stop die in de draaischijf van de schatkist. Doe Pompom in de schatkist en doe de kist op slot.

Introductie Zet de schatkist in de kring en doe alsof u de activiteit start. Maar opeens merkt u op dat Pompom er niet is: Pompom is weg! Hoe kan dat? Ga op zoek naar hem en verwoord waar u kijkt: Ik kijk achter de kast. Nee, daar is Pompom niet. Misschien zit hij in deze hoek, onder de verkleedkleren? Laat Pompom ‘drie’ roepen vanuit de kist en doe alsof u schrikt: Was dat Pompom? Waar kwam zijn stem vandaan? De kinderen raden. Vraag een kind Pompom uit de schatkist te halen en ontdek dat de kist op slot zit. Pompom roept weer ‘drie’. Waarom zegt Pompom de hele tijd ‘drie’? Wat betekent dat toch? Geef de kinderen ruimte om te bedenken dat Pompom de code roept om de schatkist te openen en stimuleer met vragen. Vervolgens opent een kind de kist met de code ‘drie’ en haalt Pompom uit de kist. Die reageert tevreden: Ik heb jullie goed laten schrikken, hè. Was dat geen goede verstopplek? Vraag hoe Pompom in de schatkist kwam. Pompom: Ik was al aan het oefenen hoe ik Tim kan foppen. Ik wil hem laten schrikken vanaf een goede verstopplek.Heb jij Pompom gezien? Waar zou Pompom kunnen zijn?Waarom roept Pompom ‘drie’?Is de schatkist een goede verstopplek?

Kern Inventariseer samen met Pompom en de kinderen goede verstopplekken in de klas. Wat zouden nog andere goede verstopplekken zijn voor Pompom? Gebruik daarbij meetkundige begrippen als: voor, achter, naast, in, op, tussen, onder. Wijs twee kinderen aan die Pompom samen verstoppen. Wijs enkele zoekers aan die naar Pompom op zoek gaan. De zoekers doen hun ogen dicht. De andere kinderen verstoppen Pompom. Hierna vertellen de zoekers waar ze gaan zoeken. Stimuleer dat ze in hun antwoord zoveel mogelijk vertellen waar ze zoeken. Stel ook vragen om ze gebruik te laten maken van ruimtelijke begrippen, zoals: Waar is Pompom verstopt, denk je? Waar in de huishoek precies? De kinderen kijken of Pompom op die plek verstopt is. Zo niet, dan raden ze waar hij wel kan zijn. Bespreek als Pompom gevonden is, waar hij verstopt zat. Benoem de plek heel precies en gebruik de begrippen. Zat Pompom achter de kast verstopt of onder de stoel? Herhaal het spel. De kinderen maken telkens een foto van de verstopplek.

Afsluiting Evalueer aan de hand van de foto’s de verschillende verstopplekken. Wat zijn goede verstopplekken? De foto’s van deze plekken komen op de ankerflap te hangen. Schrijf ook op waarom het goede plekken zijn. Laat de kinderen eventueel ervaren of het een goede plek is of niet, door zich daar ook te verstoppen.Wat zijn heel goede verstopplekken voor Pompom?Wat is de beste verstopplek? Waarom? Is er nog een andere plek die ook heel goed is?Waar kun jij jezelf verstoppen en waar niet? Waar pas je wel en niet in?

m at e r i a a l• ankerflap en stift• digitale camera

• Pompom• schatkist

d igiregie• V Het slot van de schatkist,

code 3

w o o r d e n s c h at

qs a 1naastonderschrikkentussen

qm a 1 qs a 2passen inde stemverbergenverstoppertje spelen

qz a 1 qm a 2rechter(kant)uitleggen

qz a 2de codede verstopplek

introductie ankerthema

s o ort activ ite it

routine we helpen Pompom

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

73

urd o e l e n

a meetkunde a oriënteren en positiebepaling a kan de verstopplek van Pompom correct aanduiden met plaatsbegrippen als voor, achter, op, onder en tussen.

uy a vaardigheden en denkwijzen a voorspellingen doen a kan voorspellen wat een goede verstopplek is.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 Help met het vinden van verstopplekken. Fluister de precieze plaatsbepaling in het oor van de verstoppers. Leg ook uit waarom het een goede verstopplek is en gebruik hierbij de plaatsbegrippen. Verduidelijk ze door aan te wijzen. Bijvoorbeeld: Kijk, voor de kast (wijs de plek aan) kun je Pompom zien, maar achter de kast (wijs de plek aan) zie je hem niet.

2 Bespreek vooraf welke verstopplekken er allemaal in de klas zijn. Maak daarbij gebruik van de schatkistkaarten. Waar kan Pompom zich ‘in’ verstoppen? Waar kan hij zich ‘op’ verstoppen?

qz1 2 De kinderen vertellen wat de beste verstopplekken zijn. Stel vragen over de plek: Waarom is het een goede plek? Waar is de plek? Zorg dat ze woorden gebruiken als: ‘voor’, ‘achter’, ‘naast’, ‘op’, ‘in’, ‘linkerkant’ ‘rechter-kant’, ‘tegenover’ en ‘tussen’.

d i f f e r e n t i at i e m at e r i a a l• u R meetkundige begrippen: 1-9

Tips en verdieping

Verwerking in de bouwhoekDe kinderen bouwen schuilplaatsen en verstopplekken voor dieren.

Verwerking in de huishoekDe kinderen spelen in het huis van oma dat Pompom Tim gaat foppen door zich te verstoppen.

Coöperatieve werkvormZet de coöperatieve werkvorm maatjeswerk ‘Doe mij maar na’ in. Het ene kind kijkt waar u Pompom verstopt; het andere mag niet kijken. De een leidt de ander naar de verstopplaats, bijvoorbeeld door hints als ‘dichtbij’, ‘heel dichtbij’, ‘veraf’, ‘verderaf’.

FeedbackBevestig positief en herhaal als het kind de ruimtelijke begrippen goed aanwijst of goed gebruikt. Herhaal bij onjuist gebruik de uiting van het kind met de correcte vermelding van de ruimtelijke begrippen, bijvoorbeeld: ‘Ja, Pompom zat achter de kast’.

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg74

Foppen door dezelfde kleurVoorbereiding Schrijf op het blanco kaartje de tekst: ‘Ik heb mij verstopt. Jullie kunnen mij lekker niet vinden! Groeten, Pompom.’ Leg Pompom buiten de kring op een kleedje nadat u hem kleren hebt aangedaan in de kleur van het kleedje. Zet de schatkist in de kring met het prentenboek en het opgevouwen briefje van Pompom erin.

Introductie Open de schatkist en haal het briefje eruit. Zeg: Hé, er zit een briefje in de schatkist. Van wie zou dat zijn? Vouw het briefje open en lees het voor. Pompom heeft zich dus verstopt. Hij zegt dat we hem niet kunnen vinden. Wat denken jullie, lukt ons dat wel? Ga op zoek naar Pompom. Doe net alsof u bijna over Pompom struikelt. Zeg: Ah, daar is Pompom. Hij ligt op een kleedje. Ik zag hem niet goed. Pompom reageert: Haha, ik heb jullie gefopt. Begrijpen de kinderen het trucje van Pompom? Deze truc heeft hij van oma geleerd. Oma heeft Pompom een boek laten zien met dieren die heel goed zijn in foppen. Pompom: Het boek zit in de schatkist. Kijk maar.Hoe komt het dat ik Pompom eerst niet zag?Waarom valt Pompom niet op op dat kleedje? Waarom zie je hem bijna niet?

Kern Haal het boek uit de schatkist en toon de informatieve plaat. Benoem en bespreek de afgebeelde dieren. Lees de tekst voor. Begin bij de introductietekst linksboven. Laat de kinderen reageren na elk stukje en stel vragen als: Hier zie je de poolhaas. Wijs hem eens aan. Zie je de poolhaas goed in de sneeuw? Hier staat dat hij in de zomer bruin is, waarom zou dat zijn? Waarom heeft de leeuw zich verstopt in het gras? Is hij bang, denk je? Of is hij iets van plan? Waarom zou de vlinder zich zo verstoppen? Laat ze nadenken over de vraag welke kleur een kameleon krijgt in het gras, het zand en tegen een rode muur. Gebruik de begrippen ‘camouflage’ en ‘schut-kleur’. Stel samen vast dat de dieren op de plaat zich door hun schutkleur goed kunnen verstoppen en daarmee andere dieren op een slimme manier foppen. Laat de woord-kaart ‘camouflage’ zien. Waarom zou deze soldaat zich camoufleren, waarom wil hij zichzelf verstoppen? Zijn er ook nog andere mensen die dat wel eens doen? Waarom doen ze dat? Met welke kleur of welke kleren?

Afsluiting Speel het camouflagespel. De kinderen sluiten hun ogen. Kies één kind uit. Dit kind trekt zachtjes een van de kledingstukken aan. Vervolgens gaat het staan tegen een achtergrond die qua kleur past bij de kleding (bijvoorbeeld een kind met voornamelijk rode kleren bij een rode deur). Dan openen de kinderen hun ogen weer en wijzen zo snel mogelijk aan waar het kind staat. Heeft het kind een goede schutkleur? Zijn de kleuren van de kleren en de achtergrond hetzelfde? Zou het nog beter kunnen? Vul tot slot samen met de kinderen de ankerflap aan. Wat weten we nu? Bijvoorbeeld: sommige dieren hebben een schutkleur. Zo foppen ze andere dieren. Pompom heeft ook nog een idee voor de ankerflap: Misschien kan ik Tim foppen met een schutkleur.Wat hebben we vandaag geleerd? Wat willen we op de ankerflap schrijven?Waarom is het handig voor dieren om een schutkleur te hebben?

m at e r i a a l• ankerflap en stift• blanco kaartje• handdoek, kleedje of lap• pen• verkleedkleren voor Pompom in

dezelfde kleur als handdoek, kleedje of lap

• 4 à 5 stuks (verkleed)kleren (bijv. een jurk, schort, lang vest) in verschillende kleuren die overeenkomen met muren en objecten in het lokaal

• Pompom• prentenboek Het restaurant van

Olifant• o 5, 8

w o o r d e n s c h at

qs a 1hetzelfdelijken opverstoppen

qm a 1 qs a 2aanhebbenhet kledingstuk

qz a 1 qm a 2foppen ode kameleonop zoek gaan

qz a 2de camouflage ohet roofdierde schutkleur

ontdekken

s o ort activ ite it

routine we helpen Pompom

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

75

uyd o e l e n

a houding a willen weten a is nieuwsgierig naar de informatie op de informatieve plaat en kan die informatie begrijpen.

uj a beeldende vorming a beeldelement kleur a onderscheidt verschillende kleuren en benoemt ze op de informatieve plaat en tijdens het camouflagespel.

ue a levende natuur a organisme a kan een aantal dieren op de plaat herkennen, zoals een leeuw en een haas.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 Vraag de kinderen de verstopte dieren op de plaat aan te wijzen en benoem ze. Beschrijf de omgeving van de dieren op de foto’s.

2 Help bij elk dier uit te leggen waarom het dier dezelfde kleur heeft als zijn leefomgeving. Waarom is het handig voor de poolhaas om een schutkleur te hebben? En voor de leeuw?

qz1 2 Vraag of de kinderen nog andere dieren kennen die zich door middel van schutkleuren verstoppen. Laat dier en achtergrond noemen: krokodil in het groen bij de rivier, konijn in het veld, bruine vogels in bruine bladeren, ijsbeer op het ijs, poolvos in de sneeuw. Gebruik voor deze kinderen de begrippen roofdier en prooidier.

Tips en verdieping

Kleine kringVerlengde instructie: Bekijk de informatieve plaat nog eens in kleine, homogene groepjes. Laat de kinderen zoveel mogelijk zelf vertellen bij de platen. Speel vragen door: Zij zegt …, wat vind jij? Stem de vragen af op het niveau van de groep.

Verwerking in de lees-schrijfhoekLeg boeken neer met platen van dieren met schutkleuren.

Verwerking in de ontdekhoekDe kinderen camoufleren foto’s van dieren met verschillende materialen.

Verwerking in de huishoekIn het huis van oma spelen de kinderen dat Pompom Tim gaat foppen door zich te camoufleren.

Verwerking in de digihoekDe kinderen bekijken allerlei filmpjes over camouflage. Hierin komt onder andere ook de wande-lende tak voor. Ook zien ze hoe mensen zich kunnen camoufleren.

Verwerking in de speelhoekDe kinderen verkleden zich in een bepaalde kleur en verschuilen zich achter een doek in dezelfde kleur.

Verwerking in de bouwhoekDe kinderen bouwen schuilplaatsen en verstopplekken voor dieren.

FeedbackAls de kinderen de informatieve plaat voor het eerst zien, reageer dan niet meteen zelf op wat de kinderen zeggen, maar laat de kinderen vooral zelf vertellen en op elkaar reageren: Zij ziet …, wat zie jij?

Lezende kleuterGeef de kinderen het briefje dat Pompom heeft geschreven bij de introductie. Kunnen ze er al een woordje van lezen? Dat mogen ze voorlezen. Wat staat er volgens hen op het briefje?

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg76

Wie is dat?Voorbereiding Zet Pompom een zonnebril op. Leg de vermomattributen midden in de kring. Doe het laken en de rollen wc-papier in de schatkist en zet deze ook in de kring.

Introductie Pompom zegt: Wie ben ik? Pompom is met de zonnebril op nog steeds herkenbaar. Pompom is verbaasd: Ik dacht dat jullie me niet zouden herkennen. Ik wilde Tim foppen. Daarom heb ik een zonnebril opgezet. De kinderen bedenken samen hoe ze Pompom onherkenbaar kunnen maken. Wijs daarna op de spullen in de kring. Een voor een selecteren ze een attribuut. Maak vooraf een foto van Pompom. Maak opnieuw een foto van Pompom als hij vermomd is. Pompom kan zo het verschil zien. Bekijk na elk attribuut wat er nog herkenbaar is van Pompom. Herkennen jullie Pompom nog? Wat heeft Pompom nog meer nodig om zich te vermommen? Ga door tot Pompom onherkenbaar is. Vraag: Wat leren we hieruit om je goed te kunnen vermommen? Bedenk samen met de kinderen wat er op de ankerflap komt, bijvoorbeeld: ‘Als je je goed wilt vermommen, heb je veel spullen nodig.’Hoe kan Pompom zich nog beter vermommen, zodat niemand hem herkent?

Kern Pompom gooit alle spullen van zich af en zegt: Ik vind het niks, het zit niet lekker. Ik vond ons idee van de vorige keer veel leuker. Van die dieren die een schutkleur hebben. Dat zou ik ook wel willen. Laat de informatieve plaat in het prentenboek nog eens zien. Pompom: Ik vind die poolhaas zo leuk. Zo’n schutkleur wil ik ook! Zo wil ik Tim foppen. Ik heb alleen geen witte kleren. Hoe los ik dat op? Laat de kinderen met ideeën komen. Open uiteindelijk de schatkist en haal het laken en de rollen wc-papier eruit. Kunnen we hier iets mee? Spreid het laken uit: Dit is de witte muur waarvoor je moet gaan staan als je Tim wilt foppen. Stel aan de kinderen voor dat ze Pompom leren hoe hij zich helemaal wit kan maken zodat hij niet opvalt voor de witte muur. Hang het laken op en verdeel de kinderen in groepjes van vier. Zet de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Doe mij naar na’ in. Geef elk groepje een rol wc-papier. In elk groepje speelt één kind Pompom. De andere drie kinderen gaan dit kind camoufleren met wc-papier. De ogen, neus en mond moeten vrij blijven, maar verder wordt het kind zo goed mogelijk ingepakt. Kind 1 pakt de benen in, kind 2 de armen en het hoofd en kind 3 het lichaam. Help de kinderen met het vastplakken van het wc-papier met plakband.

Afsluiting De vermomde kinderen mogen om de beurt (of gezamenlijk) voor het laken gaan staan. Maak er een foto van. Hoe vinden de kinderen de schutkleur? Is het vermommen goed gelukt? Neem de ankerflap, teken samen met de kinderen hoe het ging en vertel: Pompom kan Tim foppen door voor een witte muur te gaan staan, of buiten als het sneeuwt. Dan maakt hij zich wit met wc-papier. Plak later de foto’s van Pompom en van de ingepakte kinderen op de ankerflap en in het dagboek van Pompom.Wat vinden jullie de leukste manier om Tim te foppen?Moet Pompom zich vermommen met spullen, zoals de plaksnor, of met wc-papier in de sneeuw? Heb je nog een ander idee?

m at e r i a a l• ankerflap en stift• attributen om Pompom te

vermommen (zonnebril, clowns-neus, hoed, ooglapje, pet, plaksnor en -baard, pruik, masker, muts, sjaal)

• digitale camera• wit laken• plakband• rollen wit wc-papier, één rol per

groepje van vier kinderen

• Pompom• prentenboek Het restaurant

van Olifant• o 5, 9, 12, 18

w o o r d e n s c h at

qs a 1het gezicht ohet ideede sneeuw

qm a 1 qs a 2herkennende kledinghet masker ooplossen

qz a 1 qm a 2de pruik overbaasd

qz a 2de camouflage ode schutkleurvermommen

ontdekken

s o ort activ ite it

routine rekenschatten

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

77

urd o e l e n

a meetkunde a oriënteren en positiebepaling a kan aangeven hoe je Pompom kunt vermommen met verkleedattributen en hierbij ruimtelijke begrippen gebruiken.

uy a houding a innovatief zijn a bedenkt innovatieve en originele oplossingen en aanpakken bij het vermommen van Pompom.

ux a basiskwaliteiten a omgaan met lichaamsbouw a kan de lichaamsdelen situeren, heeft een beeld van de verhoudingen en weet voor welk lichaamsdeel je veel of weinig materiaal nodig hebt bij het omwikkelen.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 2 Verwoord de handelingen die de kinderen verrichten tijdens het vermommen van Pompom hardop en benoem de verkleedkleren en -attributen. Laat het kind ze daarna nog een keer aanwijzen.

qz1 Laat de kinderen na afloop van de groeps-opdracht vertellen hoe het inpakken ging. Wat was een handige manier en wat ging niet zo goed?

qz2 Laat de kinderen na afloop van de groeps-opdracht verwoorden hoe de samenwerking in de groepjes verliep en wat goed en minder goed ging.

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• laptop

Tips en verdieping

Verwerking in het atelierDe kinderen ‘vermommen’ een foto van zichzelf.

Verwerking in de huishoekDe kinderen spelen in het huis van oma dat Pompom Tim gaat foppen door zich te vermommen.

Verwerking in de digihoekDe kinderen bekijken allerlei filmpjes over camouflage. Hierin komt onder andere ook de wande-lende tak voor. Ook zien ze hoe mensen zich kunnen camoufleren.

Verwerking in de speelhoekDe kinderen vermommen zich zo goed mogelijk met de verschillende attributen en verkleedkleren. Maak regelmatig foto’s van kinderen die zich vermomd hebben. Ze kunnen ook Pompom vermommen op verschillende manieren en hier zelf foto’s van maken.

Coöperatieve werkvormIn deze activiteit wordt de coöpera-tieve werkvorm groepswerk ‘Doe mij naar na’ ingezet. De kinderen omwikkelen samen een kind met wc-papier.

FeedbackLoop tijdens de groepsactiviteit rond en geef niet alleen feedback op het werk van de kinderen maar ook op de manier van samenwerken. Jullie hebben goed afgesproken wie welk lichaamsdeel vermomt met wc-papier.

OuderbetrokkenheidMaak een Powerpoint-presentatie van het vermommen. Zet een laptop op een centrale plek in de klas en laat deze presentatie automatisch lopen. Zo zien de ouders wat de kinderen in de activiteit gedaan hebben.

Lezende kleuterWanneer u trefwoorden schrijft op de ankerflap, vraagt u de kinderen om de woorden te lezen en zo het antwoord op de leervraag te herhalen: Wat hebben we geleerd om goed te kunnen vermommen?

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg78

Wat hoort bij elkaar?Voorbereiding Print het kopieerblad ‘Woordkaart hoofd’ twee keer en knip de woordkaarten uit. Kopieer de woordkaart ‘gezicht’ één keer. Hang een woordkaart ‘gezicht’ aan de ene kant van de klas en een woordkaart ‘hoofd’ aan de andere kant. Leg in de ene doos alle hoofddeksels en in de andere de attributen die nodig zijn om gezichten te vermommen. Plak op elke doos de juiste woordkaart. Sluit de dozen.

Introductie Open de eerste doos, haal de hoofddeksels er een voor een uit en laat ze benoemen. Verdeel kinderen in heterogene groepjes van drie. Geef elk groepje een hoofddeksel en vraag: Wat hebben jullie gekregen? Hoe noemen we al die dingen? Leg uit dat we hiervoor één woord kunnen gebruiken, namelijk ‘hoofddeksels’, want je zet een soort deksel op je hoofd. Wijs op de woordkaart op de doos. Zet de coöperatieve werkvorm groepspraat ‘Dit weten we al’ in. De groepjes kijken eerst goed naar hun hoofddeksel en vertellen aan elkaar wat ze zien en voelen. Zet ter ondersteuning de schatkistkaarten WT in. Vervolgens noemen de kinderen om de beurt één kenmerk van hun voorwerp. Bijvoorbeeld: kind 1: het is rood, kind 2: het voelt glad, kind 3: het is een brandweerhelm. Zo krijgt iedereen een beurt. Stel vragen als: Wat heb je gezien? Wat heb je gevoeld?Zou Pompom Tim ook kunnen foppen met een hoofddeksel?

Kern Ga in op de reacties van de kinderen. Zeg: Als je je goed wilt vermommen, is een hoofddeksel voor Pompom niet genoeg. Je hebt wel je haar verstopt, maar dan herkennen ze je gezicht nog steeds. Wat kun je nog meer gebruiken? Haal de attributen uit de tweede doos en benoem ze. Vraag: Wat zijn dit voor spullen? Ja, dit zijn allemaal spullen om je gezicht te vermommen. Verdeel ook deze voorwerpen over de groepjes. Zet opnieuw de coöperatieve werkvorm groepspraat ‘Dit weten we al’ in. De kinderen kijken goed naar de voorwerpen met behulp van de schatkistkaarten WT. Vraag: Wat zie en voel je? Wat kunnen we hiermee doen? Laat de kinderen ook nu een kenmerk van hun attribuut opnoemen.

Afsluiting Zet de coöperatieve werkvorm groepspraat ‘Wij horen bij elkaar’ in. Doe alle hoofd deksels en attributen in één doos. De kinderen sluiten hun ogen. U loopt rond en geeft iedereen een voorwerp. De kinderen openen hun ogen. Zeg: Kijk goed naar je voorwerp. Is het een hoofddeksel of iets waarmee je je gezicht kunt vermom-men? Wijs op de twee woordkaarten aan beide kanten van het lokaal met ‘hoofd’ en ‘gezicht’. Als ik ‘ja’ zeg, gaan jullie met je voorwerp bij het juiste plaatje staan. Bespreek na of alle kinderen aan de goede kant staan. Vraag tot slot: Wat hebben we ontdekt? Bedenk samen met de kinderen hoe de ankerflap aangevuld kan worden. Bijvoorbeeld: ‘Je haar kun je bedekken onder een hoofddeksel. Je gezicht kun je verbergen met ...’ Laat de kinderen de spullen opbergen in de juiste dozen. Wat zet je op je haar om je hoofd te bedekken? Hoe noem je dat?Waarmee zou jij je het liefst vermommen. Hoe noem je dat?

m at e r i a a l• ankerflap en stift• attributen om gezichten te

vermommen, voldoende voor de helft van het aantal kinderen (baard, bril, clownsneus, masker, mondkapje, ooglapje, schmink, snor, zonnebril, e.d.)

• digitale camera• 2 dozen• hoofddeksels, voldoende voor de

helft van het aantal kinderen (helmen, hoeden, mutsen, petten, pruiken, e.d.)

• Pompom• u WT zintuigen: 2, 5• o 9, 12

digiregie• V Woordkaart hoofd

w o o r d e n s c h at

qs a 1het gezicht overstoppen

qm a 1 qs a 2bedekkenherkennenhet masker overbergen

qz a 1 qm a 2de bolhoedde helmde hoofddoek

qz a 2het hoofddekselvermommen

woordenschat

s o ort activ ite it

routine een schat aan woorden

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

79

ugd o e l e n

a uitbreiden van de woordenschat en het verbaal begrip a kent verschillende betekenissen en betekenisaspecten van woorden die te maken hebben met ‘hoofddeksels’ en ‘je gezicht vermommen’.

uy a houding a kritisch zijn a observeert de hoofddeksels en vermomattributen nauwkeurig en kan kenmerken benoemen van de voorwerpen.

ur a meten a omgaan met grootheden a kan de voorwerpen sorteren op de categorie ‘hoofd’ en de categorie ‘gezicht’.

d i f f e r e n t i at i e

ANBenoem de voorwerpen en geef opdrachten als: Waar zie jij de snor? En de hoed?

qs1 2 Vraag de kinderen vooral kenmerken en onderdelen te benoemen: Wat zie je? Herhaal betekenisrelaties en wijs de voorwerpen daarbij ook aan. Ja, onder de muts kun je je haar verstoppen, maar ook onder deze hoed. Kun je je haar ook goed verstoppen onder een hoofddoek? En je gezicht? Laat eens zien!

qz1 2 Stimuleer de kinderen om wat minder voor de hand liggende kenmerken van de voorwerpen te benoemen. Stel bijvoorbeeld vragen als: Wat ruik je? Wat voel je?

digiregie

V Woordparaplu

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• u T gespreksregels: 2

Tips en verdieping

Kleine kringVerlengde instructie: Bekijk de inhoud van de twee dozen in kleine, homogene groepjes. De kinderen noemen zo veel mogelijk kenmerken op van de voorwerpen in de dozen. Pas het niveau van de activiteit aan aan het niveau van de groepjes. Zodra ze een juist kenmerk hebben opgenoemd, mogen ze het hoofd-deksel opzetten of het voorwerp gebruiken om hun gezicht te vermommen. Na afloop vertellen ze hoe hun schoudermaatje eruitziet. Dit kunt u ook in de speelhoek doen.

Verwerking aan de schatkisttafelDe kinderen verkennen, benoemen en sorteren de vermomattributen. Naast de verdeling ‘hoofd’ en ‘gezicht’ ontdekken de kinderen misschien nog andere mogelijk-heden om de vermomattributen te sorteren en categoriseren.

Verwerking in de speelhoekZet de twee dozen met de hoofd-deksels en andere attributen in de speelhoek. De kinderen mogen zich hiermee vermommen en er naar eigen invulling mee spelen. Speel af en toe met de kinderen mee. Na het spelen ruimen de kinderen alles weer op in de juiste doos.

Verwerking in de atelierhoekDe kinderen ‘vermommen’ een foto van zichzelf door er hoofddeksels op te tekenen.

Verwerking met het ontwikkelingsmateriaalDe kinderen spelen het spel ‘Wie is het?’. In dit spel beschrijven de kinderen ook welke hoofddeksels en attributen de personen op hun hoofd of gezicht hebben.

Coöperatieve werkvormIn deze activiteit worden twee coöperatieve werkvormen ingezet: ‘Dit weten we al’ en ‘Wij horen bij elkaar’. Bij de eerste coöperatieve werkvorm spreekt u een aantal spelregels af: de kinderen moeten goed naar elkaar luisteren en als een kenmerk al is genoemd in het groepje, moet het volgende kind iets anders bedenken. Gebruik ter ondersteuning de schatkistkaart.

Lezende kleuterSchrijf eenvoudige voorbeelden van hoofddeksels of andere spullen om het gezicht te vermommen op de ankerflap en laat de kinderen deze voorlezen om zo samen met de groep het antwoord op de leervraag te herhalen.

FeedbackAls de kinderen in groepjes samen één kind vermommen, loop dan rond met Pompom en laat hem feedback geven, of doe dit zelf. Bijvoorbeeld: Jullie groepje heeft het goed gedaan! Jij bent heel goed vermomd met die pruik en dat masker.

fa se categorie

ankerthema vaste volgorde

‘Foppen en verstoppen’

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg80

s o ort activ ite it

sociaal-emotioneel

Voorbereiding Verstop het eten en drinken van de kinderen in de schatkist zonder dat de kinderen dit merken.

Introductie Maak aanstalten om met de kinderen te gaan eten en drinken. Maar als u en de kinderen de bekers en het fruit willen halen, staan die niet op hun plaats. Wat nu? Wacht in eerste instantie de reactie van de kinderen af. Wat zou er aan de hand zijn?Wat is er aan de hand? Waar is ons eten en drinken, denk je?Wat zou er gebeurd kunnen zijn? Wat kunnen we doen?

Kern Concludeer samen dat het eten en drinken ergens verstopt is. Bouw de spanning niet te lang op; Pompom heeft het eten verstopt. Pompom: Ik wilde jullie foppen. Ik heb het eten en drinken in de schatkist verstopt. Vraag: Vind je het leuk dat Pompom jullie voor de gek wilde houden? Wie vindt het leuk, wie niet? Was je verbaasd? Werd je boos of blij? Of voelde je je misschien zelfs een beetje verdrietig? Waarom? Maak gebruik van de schatkistkaarten SE emoties. Laat Pompom reageren als sommige kinderen het niet leuk vonden: Dat was niet mijn bedoeling. Ik vond het wel grappig maar wist niet dat het voor jullie anders zou voelen. Geef aan dat niet iedereen zich hetzelfde voelt als hij wordt gefopt. Geef voorbeelden: Een kind kreeg een reep chocolade van oma. De moeder hield het kind voor de gek door te zeggen dat zij de reep had opgegeten. Ze had zo’n honger. En: Op 1 april hadden de kinderen voor de grap zout in plaats van suiker in de thee van de juf/meester gedaan. Die nam een grote slok: bèh, wat vies! Zet de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Sta op als’ in. Vraag de kinderen te gaan staan als ze het foppen leuk of grappig vinden en te blijven zitten wanneer ze het niet leuk vinden. Vraag enkele kinderen uit te leggen waarom ze het wel of niet leuk vinden. Breid hun reacties uit door op een woord in te haken, hardop te redeneren en de kinderen dit te laten aanvullen of overnemen (scaffolding). Zet hierbij eventueel de emotiekaarten ‘boos’, ‘blij’, ‘verdrietig’ en ‘bang’ in. Vraag nu of ze het leuk zouden vinden om zo zelf gefopt te worden. Misschien vinden ze het foppen wel grappig maar willen ze daarom nog niet zelf zo gefopt worden. Benadruk in de bespreking dat wat de één leuk vindt, de ander niet leuk hoeft te vinden. Wijs op het verschil tussen een grap uithalen en dit leuk te vinden of zelf zo gefopt te worden.

Afsluiting Vraag naar de eigen ervaring van kinderen met foppen. Hebben ze zelf wel eens iemand gefopt? Hoe vonden ze dat? Vraag: Zou je zelf zo gefopt willen worden? De kinderen gaan staan als ze dit leuk zouden vinden en blijven zitten als ze liever niet zo gefopt willen worden. Herhaal deze werkwijze bij een aantal voorbeelden van fopgrappen die de kinderen aandragen. Noteer en teken tot slot met de kinderen op de ankerflap wat ze ontdekt hebben over hoe je je voelt als je gefopt wordt.Heb jij wel eens iemand gefopt? Hoe vond je dat?Ben je zelf wel eens gefopt? Hoe voelde dat? Is dat even leuk als iemand foppen?

m at e r i a a l• ankerflap en stift• het eten en drinken van de

kinderen

• u SE emoties: 1, 2, 3, 5• o 8

w o o r d e n s c h at

qs a 1verstoppenwaar (plaats)

qm a 1 qs a 2grappigontdekkenvoor de gek houdenvoor de grap

qz a 1 qm a 2foppen ode grapuitleggenverbaasd

qz a 2de teleurstellingiets uithalen

Een goede grap?

81

ufd o e l e n

a zelfbeeld en persoonlijke ontwikkeling a zelfbeeld a herkent de eigen gevoelens en ontdekt verschillen met een ander: wat de een leuk vindt, geldt niet automatisch voor de ander.

ug a spreken en luisteren a deelnemen aan gesprekken a kan verwoorden wat hij/zij vindt van foppen en gefopt worden.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 Ondersteun de kinderen door de grap na te spelen en daarbij duidelijk emoties te laten zien. Dit helpt hen om zich te verplaatsen in de situatie.

2 Help de kinderen na te denken over het effect van gefopt worden door zelf rolmodel te zijn en te vertellen wat u van de grap vindt of hoe u zich zou voelen als iemand voor de grap zout in uw thee had gedaan.

qz1 2 Laat de kinderen bij de voorbeelden van fopervaringen vertellen hoe het zou kunnen voelen voor de persoon die gefopt is. Laat de kinderen kiezen uit de emotiekaarten: bang, blij, verdrietig, boos of vraag hen het zelf te beschrijven.

d i f f e r e n t i at i e m at e r i a a l• u SE emoties: 1-3, 5

Tips en verdieping

Verwerking in de huishoekVraag de kinderen in hun spel ook na te denken of ze de bedachte grap om Tim te foppen zelf leuk of niet leuk zouden vinden.

Coöperatieve werkvormIn deze activiteit is de coöperatieve werkvorm ‘Sta op als’ ingezet. Deze werkvorm maakt het mogelijk om alle kinderen tegelijk naar hun mening te vragen. Zo ziet u meteen welke kinderen het een leuke grap vinden of niet en kunt u hen aanspreken op de gekozen mening.

TalensensibiliseringBij het voorbeeld van een fopgrap in de kern. Vraag aan de ouders van meertalige kinderen of ze in hun cultuur ook zoiets kennen als de ‘1 aprilgrap’. In sommige landen is

zo’n ‘grapjesdag’ op een andere manier ingevuld. In het Engels zeg je niet ‘1 aprilgrap’ maar ‘April Fool’s Day’. Vraag de kinderen of ze een woordje horen dat lijkt op het Nederlands. Wat zou dat woordje betekenen? Hetzelfde kunt u doen voor het Franse ‘poisson d’avril’. Vergelijk samen met de kinderen de naam van deze ‘grapjesdag’ in de verschillende talen. Vertel de kinderen over 1 april en houd daarbij rekening met deze cultuur-verschillen.

ReflectieWat hebt u gedaan om de kinderen te laten begrijpen dat het foppen van een ander niet altijd leuk is? Hebt u eigen mimiek, verwoorden en voordoen gebruikt om emoties te laten zien?

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg82

De fopkamerm at e r i a a l• audioapparatuur• boek• doek• voorwerpen met namen met /k/:

tak, rok, stok, sok, pruik, zak, kaars, kaart, kaft, kam, kopje, masker

• voorwerpen met namen zonder /k/ (afleiders): fles, gum, hamer, lijm, schoen, vaas

• zakje met knikkers

• bijenhotel (poster)• Pompom• schatkist• u T letterkaarten: 11• o 3, 13• Zoem• zoemverhaal Spelen met het

spinnetje, plaat 1

w o o r d e n s c h at

qs a 1het geluidhet ideenodig hebben

qm a 1 qs a 2het masker oop zoek gaanverbergenvoor de gek houden

qz a 1 qm a 2het bezoeklogeren

qz a 2inrichteneen tocht makende verstopplek

Voorbereiding Controleer of de letterkaart, de knikkers en de zoemplaat op de lettertafel liggen. Verstop de voorwerpen in de schatkist. Maak ruimte vrij op de lettertafel (de k-kamer van het bijenhotel). Zet het letterfilmpje letter <k> klaar. Zet Pompom en de schatkist in de kring. Leg de doek in het midden van de kring.

Introductie Zoem: Luuk komt morgen logeren! Pompom: Oei, komt hij morgen al? Zoem: Dat is toch geen probleem. We hadden al een kamer gekozen, toch? Zoek met de kinderen naar de kamer in het bijenhotel. Pompom: Ik bedoel dat onze k-kamer nu nog wel erg leeg is. Zeg: Wat hebben we al? De knikkers natuurlijk. Luister met de kinderen naar het geluid van de knikkers. Toon de letterkaart en laat ze de letter voelen. Zoem: Maar we hebben meer nodig dan knikkers. Gelukkig heb ik deze week een tocht gemaakt om dingen met /k/ te ontdekken. Kijken jullie mee? Bekijk samen het letterfilmpje van de letter <k>.Welk geluid hoorde je?Wat vond je het leukste van de reis van Zoem?

Kern Pompom: Laten we Luuk foppen. We zoeken spullen voor de k-kamer, maar verstoppen ze onder de doek. We maken er een ‘fopkamer’ van. Zoem heeft de spullen van zijn reis in de schatkist gestopt. Pak het boek uit de schatkist. Zoem het woord ‘boek’: Zoemen jullie mee? Hoor je /k/ in boek? Zoem ‘boek’ langzaam met de kinde-ren. Zo ontdekken ze zelf dat /k/ achteraan in het woord klinkt. Verstop het boek onder de doek. Zeg: We hebben nu al één ding voor onze verstopplek. Maar we hebben nog andere spullen nodig met /k/. Misschien houdt Zoem ons wel voor de gek. Zoem en luister goed of je /k/ hoort. Verdeel de kinderen in tweetallen. Verdeel de spullen uit de schatkist over de tweetallen. Start met een voorwerp met /k/ achteraan. Geef een tweetal maximaal één afleider. Zet de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Zoem maar mee’ in. Om de beurt zoemt een kind de naam van het voorwerp. Het andere kind kijkt goed naar de mond en luistert. Hoort het /k/? Zoem zegt: Wat hebben jullie goed gezoemd. Ik ben benieuwd welke spullen we kunnen verstoppen in de k-kamer.

Afsluiting Telkens komt een tweetal met hun voorwerp(en) in het midden van de kring staan. Vraag: Hebben jullie een voorwerp voor de k-kamer? Laat ze de naam van een voorwerp zoemen. Ondersteun waar nodig. Stel hen vragen die aansluiten bij hun niveau. Waarom hoort een bepaald voorwerp niet thuis in de k-kamer? Laat de kinde-ren ook de namen van deze voorwerpen zoemen. Horen ze /k/? Nee hoor, Zoem wilde jullie vast foppen. Goed gehoord! De kinderen leggen de voorwerpen met /k/ onder de doek. De andere voorwerpen krijgen een plek in de schatkist. Tot slot brengen de kinderen de spullen en de doek naar de lettertafel. Ze leggen de spullen onder de doek. Tijdens het opruimen laat u het couplet van het liedje ‘Vriendjes 1’ horen. Als alles opgeruimd is, zegt Zoem: Nu is alles klaar voor het bezoek van Luuk. Ik ga hem gauw vertellen dat hij mag komen. Dag!Wat zou je nog willen veranderen aan de k-kamer?

letterkamer inrichten

s o ort activ ite it

routine rond de letter

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

83

d i f f e r e n t i at i e

ANSchenk in de eerste plaats aandacht aan het benoemen van de voorwerpen. Wat is het? Waarvoor gebruik je het? Zoem samen de naam van het voorwerp.

qs1 Zoem samen de naam van het voorwerp. Verken woorden waarin /k/ achteraan klinkt: rok, stok, sok, tak, zak, pruik. Het kind zoemt de naam van het voorwerp na. Laat het kind /k/ zelf ontdekken bij het herhaald zoemen van het woord. Stimuleer om de klank mee te voelen door de vingers op de keel te leggen.

2 Laat de naam van het voorwerp (na)zoemen. Start met woorden waarin /k/ achteraan klinkt: rok, stok, sok, tak, zak, pruik en wissel af met een afleider zoals: fles, gum, hamer, lijm, schoen, vaas. Als het kind zelf ontdekt dat /k/ al dan niet in het woord zit, verkent het woorden waarin /k/ ook op andere plaatsen voorkomt als: kaars, kaart, kam, kaft, kopje.

qz1 Laat de naam van het voorwerp zoemen. Start met een woord waarin /k/ achteraan klinkt. Ga daarna verder met andere woorden. Hoor je /k/ in ...? Hoor je nog een andere klank in …? Stimuleer met reacties als: Zou dit voorwerp dan ook passen in de …-kamer?

2 Hoor je /k/ in ...? Waar hoor je /k/: vooraan, achteraan of in het midden? Hoor je nog een andere klank in …? Welke? Vraag door op klanken die het kind al heeft geleerd.

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• blanco kaartjes• stift• voorwerpen: auto, boot, pen, pop, tol

Tips en verdieping

Kleine kringVerlengde instructie: verdieping voor zon-aanpak en groep 2: In plaats van afleiders zonder /k/ of een gelijkende klank, zoals /p/ of /t/, werkt u met voorwerpen met deze triggerklanken, zoals: auto, boot, pen, pop, tol. In deze woorden is het lastiger te horen dat ze geen /k/ hebben. Verdeel deze voorwerpen tussen andere voorwerpen met /k/ onder de doek op de lettertafel. De kinderen staan rond de lettertafel. Onder de doek liggen voorwerpen met /k/, maar Zoem wil hen foppen. Hij heeft stiekem ook andere spullen onder de doek gelegd. Die horen niet thuis in de k-kamer. De kinderen halen om de beurt een voorwerp onder de doek vandaan. De kinderen zoemen en luisteren of ze /k/ horen in de naam (zie differentiatie). Het kind legt het voorwerp met /k/ terug onder de doek. De andere voorwerpen krijgen een plek in de schatkist. Aan kinderen van groep 2 vraagt u ook of ze een andere geleerde letter in een voorwerp horen. Stimuleer hen om goed te zoemen en de klank de ontdekken. Hoort dat voorwerp ook thuis in de …-kamer? Pak de betreffende letterkaartjes erbij. De kinderen gaan nu eerst de k-kamer gezellig maken.

Verwerking in de lees-schrijfhoekDe kinderen kleien een bijzonder voorwerp voor de kamer van het nieuwe vriendje Luuk. Dit is de letter <k> . Daarnaast gaan ze met het vriendenboekje aan de slag. Nu hebben ze vast veel ideeën om over Luuk en /k/ te tekenen.

Coöperatieve werkvormIn deze activiteit is de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Zoem maar mee’ ingezet.

Lezende kleuterMaak kaarten met het schriftbeeld van een aantal voorwerpen met de namen: boek, rok, sok, kop, zak. Vraag de kinderen deze kaarten bij het juiste voorwerp te leggen. Als andere kinderen of zijzelf nog andere woorden bedenken met /k/ die goed passen in de k-kamer, stempelen ze die woorden op lege kaartjes. Die verstoppen ze ook onder de doek.

ugd o e l e n

a taalbewustzijn en fonologische vaardigheden a fonemisch bewustzijn a ontdekt zelf de klank /k/ in woorden door middel van zoemen.

ug a oriëntatie op lezen en schrijven a letterkennis en alfabetisch principe a herkent de letter <k> in geschreven woorden in het letterfilmpje.

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg84

routine rond de letter

s o ort activ ite it

letterkamer inrichtenvaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

De verstopkamerm at e r i a a l• appelpitten • audioapparatuur •

doek • kleine pot • voorwerpen met namen met /t/: boot, fluit, slot, lat, noot, zout, tas, tol, tak touw, gieter, noten, water

• voorwerpen met namen zonder /t/ (afleiders): fles, gum, hamer, lijm, schoen, vaas

• bijenhotel (poster)• Pompom• schatkist• u T letters: 20• Zoem• zoemverhaal Zoem kiest een

kamer, plaat 1

digiregie• liedje Vriendjes 1• V muzieknotatie en tekst

vgezongen en instrumentaal

leerkr achta ssiste n t• letterfilmpje letter <t>

w o o r d e n s c h at

qs a 1het geluidhet ideenodig hebben

qm a 1 qs a 2grappigop zoek gaanverbergenvoor de gek houden

qz a 1 qm a 2het bezoeklogeren

qz a 2inrichteneen tocht makende verstopplek

Voorbereiding Controleer of de letterkaart, de appelpitten en de zoemplaat op de lettertafel liggen. Verstop de voorwerpen in de schatkist. Maak voldoende ruimte vrij op de lettertafel (de t-kamer van het bijenhotel). Zet het letterfilmpje letter <t> klaar. Zet Pompom en de schatkist in de kring. Leg de doek in het midden van de kring.

Introductie Zoem: Rut komt morgen logeren! Pompom: Oei, komt ze morgen al? Zoem: Ja, dat is toch geen probleem. We hadden al een kamer gekozen, toch? Zoek met de kinderen naar de kamer in het bijenhotel. Pompom: Ik bedoel dat onze t-kamer nu nog wel erg leeg is. Bespreek met de kinderen wat er op de lettertafel ligt: Wat hebben we al? De pitten van Rut, natuurlijk. Vraag aan de kinderen hoe het klonk toen Rut op de pitten beet. Toon de letter-kaart en laat ze de letter voelen. Zoem: Ja, Pompom, de kamer is nog wel erg leeg. Gelukkig heb ik deze week een tocht gemaakt om dingen met /t/ te ontdekken. Kijken jullie mee? Bekijk samen met de kinderen het letterfilmpje van de letter <t>.Welk geluid hoorde je?Wat vond je het leukst van de reis van Zoem?

Kern Pompom: Ik heb een idee. We zoeken allemaal spullen voor de t-kamer, maar als Rut straks komt, verstoppen we alles onder de doek. We maken er een ‘verstopkamer’ van. Zoem heeft de spullen van zijn reis in de schatkist gestopt. Pak de pot uit de schatkist. Zoem het woord ‘pot’: Zoemen jullie mee? Hoor je /t/ in pot? Zoem ‘pot’ langzaam met de kinderen. Zo ontdekken ze zelf dat /t/ achteraan in het woord klinkt. Verstop de pot onder de doek. Zeg: We hebben nu al één ding voor onze verstopplek. Maar we hebben nog meer spullen nodig met /t/. Misschien houdt Zoem ons wel voor de gek. Verdeel de spullen uit de schatkist over de tweetallen. U start met een voor-werp met /t/ achteraan. Geef een tweetal maximaal één afleider. Zet de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Zoem maar mee’ in. Om de beurt zoemt een kind de naam van het voorwerp. Het andere kind kijkt goed naar de mond en luistert. Hoort het /t/? Als alle voorwerpen verkend zijn, zegt Zoem: Wat hebben jullie goed gezoemd. Ik ben benieuwd welke spullen we onder de doek kunnen verstoppen.

Afsluiting Telkens komt een tweetal met hun voorwerp(en) in het midden van de kring staan. Vraag: Hebben jullie een voorwerp voor de t-kamer? Laat ze de naam van een voorwerp zoemen. Ondersteun waar nodig. Laat de andere kinderen nazoemen. Stel hen vragen die aansluiten bij hun niveau. Waarom hoort een voorwerp niet thuis in de t-kamer? Laat de kinderen ook de namen van deze voorwerpen zoemen. Horen ze /t/? De kinderen leggen de voorwerpen met /t/ onder de doek op de lettertafel. De andere voorwerpen krijgen een plek in de schatkist. De kinderen leggen de spullen onder de doek op de lettertafel. Tijdens het opruimen laat u het couplet van het liedje ‘Vriendjes 1’ horen. Als alles opgeruimd is, zegt Zoem: Nu is alles klaar voor het bezoek van Rut. Ik ga haar gauw vertellen dat ze mag komen logeren. Dag!Wat zou je nog willen veranderen aan de t-kamer?

85

ugd o e l e n

a taalbewustzijn en fonologische vaardigheden a fonemisch bewustzijn a ontdekt de klank /t/ in woorden door middel van zoemen.

ug a oriëntatie op lezen en schrijven a letterkennis en alfabetisch principe a herkent de letter <t> in geschreven woorden in het letterfilmpje.

d i f f e r e n t i at i e

ANSchenk in de eerste plaats aandacht aan het benoemen van de voorwerpen. Wat is het? Waarvoor gebruik je het? Zoem samen de naam van het voorwerp.

qs1 Zoem samen de naam van het voorwerp. Verken woorden waarin /t/ achteraan klinkt: boot, fluit, slot, lat, noot, zout. Het kind zoemt de naam van het voorwerp na. Hoor je /t/? Luister goed. Laat het kind /t/ zelf ontdekken bij het zoemen van het woord. Stimuleer om de klank mee te voelen door de vinger op de lippen te leggen en te voelen.

2 Laat de naam van het voorwerp (na)zoemen. Start met woorden waarin /t/ achteraan klinkt: boot, fluit, slot, lat, noot, zout en wissel af met een afleider zoals: fles, gum, hamer, lijm, schoen, vaas. Hoor je /t/? Luister goed. Als het kind ontdekt dat /t/ al dan niet in het woord zit, verkent het woorden waarin /t/ ook op andere plaatsen voorkomt: als tas, tol, touw, gieter, noten, water.

qz1 Laat de naam van het voorwerp zoemen. Start met een woord waarin /t/ achteraan klinkt. Ga daarna verder met andere woorden. Hoor je /t/ in ...? Hoor je nog een andere klank in …? Stimuleer met reacties als: Zou dit voorwerp dan ook passen in de …-kamer?

2 Hoor je /t/ in ...? Waar hoor je /t/: vooraan, achteraan of in het midden? Hoor je nog een andere klank in …? Welke? Vraag door op klanken die het kind al heeft geleerd.

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• blanco kaartjes• stift• voorwerpen: boek, kam, pen, sap, sok, zak

Tips en verdieping

Kleine kringVerlengde instructie, verdieping: In plaats van afleiders zonder /t/ of een gelijkende klank, zoals /k/ of /p/, werkt u met voorwerpen met deze triggerklanken, zoals: boek, kam, pen, sap, sok, zak. In deze woorden is het lastiger te horen dat ze geen /t/ hebben. Verdeel de voorwerpen tussen andere voorwer-pen met /t/ onder de doek op de lettertafel. De kinderen staan rond de lettertafel. Onder de doek liggen voorwerpen met /t/, maar Zoem wil hen foppen. Hij heeft stiekem ook andere spullen onder de doek gelegd. Die horen niet thuis in de t-kamer. De kinderen halen om de beurt een voorwerp onder de doek vandaan. De kinderen zoemen en luisteren of ze /t/ horen in de naam (zie differentiatie). Het kind legt het voorwerp met /t/ terug onder de doek. De andere voorwerpen krijgen een plek in de schatkist.Aan kinderen van groep 2 vraagt u ook of ze een andere geleerde letter in een voorwerp horen. Stimuleer hen om goed te zoemen en de klank de ontdekken. Hoort dat voorwerp ook thuis in de …-kamer? Pak de betreffende letterkaartjes erbij. De kinderen gaan nu eerst de t-kamer gezellig maken.

Verwerking in de lees-schrijfhoekDe kinderen kleien een bijzonder voorwerp voor de kamer van het nieuwe vriendje Rut. Dit is de letter <t>. Daarnaast gaan ze met het vriendenboekje aan de slag. Nu hebben ze vast veel ideeën om over Rut en /t/ te tekenen.

Coöperatieve werkvormIn deze activiteit is de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Zoem maar mee’ ingezet.

Lezende kleuterMaak kaarten met het schriftbeeld van een aantal voorwerpen met de namen: boot, lat, noot, zout, tas, tol, touw. Vraag de kinderen deze kaarten bij het juiste voorwerp te leggen. Als andere kinderen of zijzelf nog andere woorden beden-ken met /t/ die goed passen in de t-kamer, stempelen ze die woorden op lege kaartjes. Die verstoppen ze ook onder de doek.

86 Schatkist editie 3 Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

grove motoriek

s o ort activ ite it

routine voorbereidend schrijven

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

Tim foppen als voetballerVoorbereiding Op de speelplaats tekent u met verschillende kleuren voor elk kind één (recht) kruisje op de grond in de vorm van een vierkant. Op een andere plek op de speelplaats tekent u vier grote vierkante ‘goals’ op de tegels. Teken daaromheen op verschillende afstanden ongeveer zes (rechte) kruisjes. Zet Pompom in de klas in de kring met een bal in zijn handen en eventueel een voetbalshirt aan.

Introductie Pompom heeft een plan bedacht. Hij wil Tim foppen door te doen alsof hij een bekende voetballer is. Maar hij moet eerst oefenen om een voetballer te worden. De kinderen gaan hem helpen met de training. Ga met de kinderen naar buiten.Wie heeft de bal van Pompom teruggebracht?Hoe wil Pompom Tim foppen?Wat moet je kunnen als je een echte voetballer wilt worden?

Kern Zeg: We gaan allerlei dingen oefenen die een voetballer moet kunnen.Opdracht 1: Bij de eerste opdracht moeten de kinderen rennen want voetballers kunnen goed rennen. De kinderen gaan allemaal bij een kruisje staan. Ze rennen achter elkaar een rondje om het vierkant. Als ze weer bij hun eigen kruisje zijn, staan ze stil. Herhaal dit enkele keren.Opdracht 2: Vertel de kinderen ook dat voetballers goed moeten kunnen luisteren naar het fluitje van de scheidsrechter. De kinderen rennen in het vierkant. Als u fluit, gaan ze zo vlug mogelijk op een kruisje zitten.Opdracht 3: Voetballers moeten ook goed met een bal leren werken. Ieder kind krijgt een bal. Geef verschillende opdrachten: loop met de bal in je hand, loop langzaam, loop op je tenen, loop hard; houd de bal boven je hoofd; houd de bal achter je rug; houd de bal met gestrekte armen voor je.Opdracht 4: Bij deze opdracht moeten de kinderen de bal in een goal mikken. Alle kinderen gaan twee aan twee in spreidstand tegenover elkaar staan. Het ene kind rolt de bal met drie zwaaibewegingen tussen de benen door van het andere kind. Tijdens de zwaaibewegingen telt het kind hardop en wijst de bal met gestrekte armen na. Herhaal dit enkele keren.

Afsluiting Zeg: Kunnen jullie nu doen alsof jullie echte voetballers zijn? Ga naar de plek met de grote vierkante ‘goals’ op de tegels en de kruisjes eromheen. Elk kind gaat met een bal op een kruisje staan. De kinderen proberen hun bal vanaf hun kruisje in het vierkant te trappen. Geef na een tijdje een wisselsignaal. Tel hoeveel ballen er in elk vierkant liggen. De kinderen trappen daarna vanaf een ander kruisje de bal in het vierkant. Pak de ankerflap en teken en schrijf ook het idee op om Tim te foppen door te doen alsof Pompom een voetballer is.Voelde je je net als een echte voetballer? Hoe kwam dat?Vanaf welk kruisje vond je het het makkelijkst om de bal in de goal te schieten? En vanaf welk kruisje was het het moeilijkst?

m at e r i a a l• zachte ballen (voor ieder kind één)• fluitje• stoepkrijt• voetbalshirt

• Pompom• o 8

digiregie• V Opstelling buiten Tim foppen

als voetballer

w o o r d e n s c h at

qs a 1de balluisterenhet minst

qm a 1 qs a 2het kruisoefenenhet vierkant

qz a 1 qm a 2foppen o

qz a 2de training

87

uxd o e l e n

a grove motoriek a bal- en dingvaardigheid en balspelen a kan de bal met een zwaaibeweging tussen de benen van een ander kind door rollen en de bal met gestrekte armen nawijzen.

ux a grove motoriek a bal- en dingvaardigheid en balspelen a kan een eenvoudig doelbalspel spelen waarbij het de bal in een vierkant trapt.

ur a meetkunde a vormleer a herkent het getekende vierkant op de tegels.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 Bij het spel in de afsluiting staat het kind bij een kruisje dat dicht bij het vierkant is getekend.

2 Verwoord wat het kind tijdens de oefeningen doet en ondersteun het op deze wijze. Bijvoor-beeld: Strek je handen maar goed uit en zwaai drie keer op en neer. Wijs de bal maar na met je armen.

qz1 Bij het spel in de afsluiting staat het kind bij een kruisje dat ver vanaf het vierkant is getekend.

2 Bij de baloefeningen bedenkt het kind ook oefeningen met de bal die de andere kinderen moeten uitvoeren.

Tips en verdieping

Kansen voor rekenenTel bij het laatste spel hoeveel ballen er in elk vierkant liggen. De kinderen zeggen waar de meeste ballen liggen en waar de minste. Leg hierbij niet de nadruk op het winnen.

Kansen voor motoriekOm een ontspannen houding tijdens het schrijven te bevorderen, moeten de kinderen leren de armen niet tegen het lichaam aan te drukken. De zwaaiactiviteiten met de bal zijn opgenomen om het bewegen van de armen los van de romp te bevorde-ren. Besteed hieraan voldoende aandacht.

o p s t e l l i n g b u i t e n

Schatkist editie 3 Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg88

Een web voor Luuk

m at e r i a a l• audioapparatuur• (kleur)potloden

• u M schrijfhouding: 1, 3, 4• u T schrijftekens en schrijf-

patronen: 8, 11• Pompom• Zoem• zoemverhaal Spelen met het

spinnetje, plaat 1

digiregie• liedje We gaan beginnen• V muzieknotatie en tekst

vgezongen en instrumentaal• V Een web voor Luuk

w o o r d e n s c h at

qs a 1de deurhet ideede plekhet raam

qm a 1 qs a 2het kruishet spinnenwebhet vierkant

qz a 1 qm a 2onthoudenop bezoek

qz a 2de verstopplek

Voorbereiding Print het kopieerblad ‘Een web voor Luuk’ voor ieder kind. Zet Pompom en Zoem in de kring.

Introductie Zoem: Kennen jullie mijn vriendje Luuk nog? Laat de kinderen reageren. Pak daarna de Zoemplaat erbij en laat hen Luuk op de plaat aanwijzen. Zoem: Luuk wil graag een spinnenweb in de tuin van oma maken. Een plek waar hij zich goed kan verstoppen. Hij heeft mij gevraagd of ik hem wil helpen bij het zoeken van een goede verstopplek. Ik vind het erg moeilijk. Maar jullie kunnen vast helpen. De kinderen wijzen op de plaat een aantal plekjes aan en leggen uit waarom dit een goed plekje is.Wie is Luuk?Wat is een spinnenweb?Waar kan Luuk een web maken? Vind je dat een goede plek? Waarom?

Kern Zoem: Hoe ga ik al die plekjes onthouden? Ik ben bang dat ik ze vergeet. Reageer: Ik heb een idee. Pak het kopieerblad: Dit is het huis van oma. Bekijk samen met de kinderen enkele plekken in het huis: Het raam is een goede verstopplek. Dan kan Luuk makkelijk naar Zoem. Ook de deur is een goed plekje. Dan kan Luuk bij oma en Zoem op bezoek gaan. Vraag de kinderen om deze plekjes op het blad te tekenen. Zo kan Zoem het blad meenemen naar Luuk en uitleggen dat dit goede plekjes zijn voor zijn web. Oefen eerst het tekenen van de ramen. Pak de schatkist-kaarten T schrijftekens en schrijfpatronen 8 en 11. De kinderen schrijven het vierkant en het rechte kruis met de wijsvinger van de schrijfhand op hun tafel. Doe de bewegin-gen mee op de kaarten. Zing daarna het liedje ‘We gaan beginnen’. Laat tijdens het liedje de schatkistkaarten M schrijfhouding 1 en 3 zien. Zet ze daarna op een zichtbare plaats. De kinderen gaan nu aan de slag met het kopieerblad. Ze tekenen in het eerste raam een vierkant, daarna tekenen ze zelf een vierkant raam. Daarnaast tekenen ze een vierkant raam met een kruis erin. Dit raam tekenen ze ook in de deur. Leg uit dat de kinderen de schrijfvormen extra mooi kunnen maken als ze hun buik niet tegen de tafel drukken.

Afsluiting De kinderen bekijken hun eigen werk. Welk plekje vinden ze het beste gelukt? Daarin tekenen ze het web. Als de kinderen dit moeilijk vinden, tekenen ze een cirkel in plaats van een web.Zijn de vierkanten en de kruisjes goed gelukt?Waar mag Luuk zijn web maken?

schrijven zoemverhaal

s o ort activ ite it

routine voorbereidend schrijven groep 2

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

89

ugd o e l e n

a oriëntatie op lezen en schrijven a voorbereidend schrijven a schrijft een vierkant en een recht kruis op papier.

ux a schrijfhouding a zithouding a past een goede zit/schrijfhouding toe tijdens het schrijven met extra aandacht voor ‘billen tegen de stoel’.

d i f f e r e n t i at i e

qs2 Zet een beginstip voor ieder vierkant of kruis. Het kind weet dan waar het moet beginnen.

qz2 De kinderen tekenen het huisnummerbordje met 10 erin naast de deur. De cijfers 1 en 0 worden in de afronding geoefend. Zo ziet u in hoeverre de kinderen deze cijfers al kunnen schrijven. Ook tekenen de kinderen de tegels op het pad naar de deur.

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• papier• vingerverf

Tips en verdieping

Kleine kringPreteaching: Zet vier stippen op papier. Met vingerverf trekt het kind een lijn van stip naar stip en ziet zo het vierkant ontstaan. Herhaal deze activiteit voor het schrijfteken recht kruis: zet eerst een stip voor de verticale lijn, daarna voor de horizontale lijn. Laat het kind dit zo vaak herhalen als nodig is.

Verwerking in de lees-schrijfhoekDe kinderen tekenen de schrijf-tekens vierkant en recht kruis in het vriendenboekje.

FeedbackVraag aan de kinderen of ze tevreden zijn over hun zelf-geschreven vierkanten en kruisen.

ReflectieHebben de kinderen de schrijf-tekens goed toegepast? Hebt u zwakke schrijvers voldoende begeleid? Bij deze activiteit staat ‘billen tegen de stoel’ centraal. Is dat bij alle kinderen gelukt tijdens het schrijven?

Schatkist editie 3 Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg90

Foptaartjes maken

m at e r i a a l• ankerflap en stift• audioapparatuur• (kleur)potloden

• Pompom• u M schrijfhouding: 1, 4• u T schrijftekens en schrijf-

patronen: 8, 11• voorleesboek En opa was het

paard (p. 8-11)• o 8• Zoem• zoemverhaal Zoem zoekt een

kamer, plaat 1

digiregie• liedje We gaan beginnen• V muzieknotatie en tekst

vgezongen en instrumentaal• V Foptaartjes maken

w o o r d e n s c h at

qs a 1bovenhet ideeonderde taart

qm a 1 qs a 2het middenhet rechte kruishet vierkantde vormde zandvorm

qz a 1 qm a 2foppen o

qz a 2-

Voorbereiding Lees ter voorbereiding het voorleesverhaal ‘Zandtaartjes’ voor. Print voor ieder kind het kopieerblad ‘Foptaartjes maken’.

Introductie Pompom vertelt: Ik kwam op een goed idee toen ik hoorde dat Rut zich had verstopt in een vormpje van de zandbak. Ik ga Tim foppen door ‘foptaartjes’ te maken. Laat Zoem naar de zoemplaat wijzen: Kijk, ik heb al met Loeloe geoefend. Wijs op de zandbak op de zoemplaat en reageer: Wat een goed idee! Zo hebben Kikki en Kalle ook hun opa gefopt. Laat de illustratie uit het boek zien. Pompom: Maar mijn zandtaartjes lijken niet op taartjes en zijn niet zo mooi versierd. Vertel Pompom dat de kinderen in de zandbak en de zand-watertafel al goed geoefend hebben om taartjes te maken. Zij kunnen Pompom vast helpen.Hoe maak je foptaartjes?Hoe zien de zandtaartjes van Kiki en Kalle eruit?Hoe kan Pompom de taartjes versieren?

Kern Deel het kopieerblad uit. Vertel dat er een voorbeeld op staat van hoe Pompom de zandtaartjes kan maken. Zeg: We gaan vierkante taartjes maken. Wijs aan: De bovenste rij taartjes krijgt een streepje slagroom van boven naar beneden, de middel-ste rij taartjes krijgt een streepje slagroom van links naar rechts, de onderste rij taartjes wordt het mooist. Die krijgt een kruis. Oefen eerst het maken van de fop-taartjes met slagroom. Pak de schatkistkaarten T schrijftekens en schrijfpatronen 8 en 11. De kinderen schrijven de schrijftekens vierkant en recht kruis met de wijsvinger van de schrijfhand op hun tafel. Doe de bewegingen mee op de kaarten. Zing daarna het liedje ‘We gaan beginnen’. Laat tijdens het liedje de schatkistkaarten M schrijfhouding 1 en 4 zien. Zet ze daarna op een zichtbare plaats. De kinderen gaan nu aan de slag met het kopieerblad. Ze tekenen in elke rij twee of drie taartjes. Leg uit dat de kinderen extra mooie zandtaartjes kunnen maken als ze hun buik niet tegen de tafel drukken.

Afsluiting De kinderen bekijken de taartjes. Zijn ze goed gelukt? Ze geven van elke rij hun mooiste taartje een kleur. Dit taartje mag Pompom in de zandbak namaken als ‘foptaartje’ voor Tim. Pak de ankerflap erbij en teken/schrijf er ook ‘foptaartjes’ op als idee om Tim te foppen. De kinderen vertellen aan Pompom waarop hij moet letten als hij deze taartjes gaat maken. Ook deze zaken worden aangevuld op de flap.Heeft het vierkant vier hoeken?Staat er een kruis in het vierkant?Wat heb je geleerd om goede ‘foptaartjes’ te maken?

schrijven zoemverhaal Zoek zoekt een kamer

s o ort activ ite it

voorbereidend schrijven, groep 2

vaste volgorde

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

91

d i f f e r e n t i at i e

qs2 Maak op het kopieerblad vakjes aan zodat het kind in ieder vakje een taartje kan tekenen en de verdeling niet zelf hoeft te maken.

qz2Het kind versiert de taartjes van de bovenste twee rijen met meerdere horizontale en verticale lijnen.

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• spuitbus met slagroom• vierkante bordjes (voor elk kind 1)

• u M schrijfhouding: 1, 4

Tips en verdieping

Kleine kringPreteaching: Leg de schatkistkaar-ten M schrijfhouding 1 en 4 omgekeerd neer en laat de kinderen om de beurt een kaart kiezen. Bij kaart 1 oefenen ze de hele zit/schrijfhouding en bij kaart 4 richten ze de aandacht op de ruimte tussen tafel en buik.

Kansen voor motoriekDe kinderen spuiten de lijnen met een echte spuitbus met slagroom op een vierkant kartonnen bordje.

Verwerking in de lees-schrijfhoekDe kinderen schrijven in het vriendenboek de schrijftekens vierkant en recht kruis.

Verwerking in de atelierhoekDe kinderen maken met klei gebakjes in de vorm van vierkanten met strepen. Laat ze eventueel verven. Ze nemen deze foptaartjes mee naar de huishoek, waar ze kunnen spelen dat ze ze meenemen als ze op bezoek gaan.

Lezende kleuterLaat het kind de trefwoorden lezen op de ankerflap en herhaal zo welk idee ze hebben gevonden om Tim ook te foppen.

ReflectieHebt u de kinderen voldoende gestimuleerd om een kleine ruimte tussen de tafel en de buik te houden bij het schrijven?

ugd o e l e n

a oriëntatie op lezen en schrijven a voorbereidend schrijven a schrijft een vierkant en recht kruis op papier.

ux a schrijfhouding a zithouding a past een goede zit/schrijfhouding toe tijdens het schrijven met extra aandacht voor de buik.

ur a meetkunde a orientatie en positiebepaling a begrijpt de begrippen bovenste, onderste en middelste en kan ze toepassen.

categorie

vrij in te plannen

92 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Bijzondere dieren nadoen

m at e r i a a l• 8 banken • 8 hoepels • 1 kast •

1 kippenladder • 1 klimrek • 1 ladder • 1 brede ladder • 9 lintjes in drie kleuren • 2 matten • 1 om-en-om ladder • 7 pylonen • 4 stoeltjes • 2 smalle touwen

• Pompom• prentenboek Het restaurant van

Olifant• u M bewegingen: 3, 4, 5, 19• o 5, 14

digiregie• V Zaalopstelling Bijzondere

dieren nadoen

w o o r d e n s c h at

qs a 1klimmende leeuwverstoppen

qm a 1 qs a 2bijzondernadoen osluipen

qz a 1 qm a 2de kameleonvoordoen

qz a 2de camouflage ouitbeelden

Voorbereiding Deze activiteit kan uitgevoerd worden na ‘Foppen door dezelfde kleur’. Zet de vier bewegingshoeken klaar. Een uitgebreide beschrijving hiervan staat op het kopieerblad.

Introductie U staat met Pompom en de kinderen in een kring. Vertel dat ze gaan bewegen als dieren. Laat de informatieve plaat uit het prentenboek zien. Zeg: Het gaat om deze dieren. Het zijn dieren die zich goed kunnen verstoppen in de natuur. Bespreek kort hoe elk dier heet, hoe het zich verstopt in de natuur en welke beweging het dier maakt. Laat de kinderen deze beweging maken, totdat u een signaal geeft. Dan gaan de kinderen weer in de kring zitten en wordt het volgende dier besproken. Wijs vervolgens op de vier hoeken: In elke hoek ga je een van deze dieren nadoen. Laat de kinderen telkens voorspellen om welk dier het gaat. Bespreek per hoek de bij-behorende beweging en laat die voordoen. Maak hierbij gebruik van de woordkaarten.Wat vindt Pompom zo bijzonder aan deze dieren, denk je?Hoe heten deze dieren? Hoe verstoppen ze zich in de natuur? Hoe bewegen ze?Welk dier ga je in deze hoek nadoen?

Kern Poolhaas: Start bij de pylon. Maak hazensprongen op de bank. Ga naar de tweede pylon. Maak op de volgende bank hazensprongen met je voeten naast de bank. Spring met twee voeten in de hoepels. Je mag starten als het kind voor je van de bank af is.Kameleon: Kies bij welke pylon je wilt starten. Klim met handen en voeten in de boom naar boven. Raak een kleur aan waarin je gaat veranderen als kameleon. Kruip daarna door het klimrek en klim via de achterkant naar beneden. Probeer alle bomen een keer. Wacht bij de pylon tot het kind voor je boven is.Leeuw: Start bij de pylon. Klim als een leeuw op handen en voeten omhoog via de ladder op de leeuwenrots (kast). Spring omlaag. Loop op handen en voeten via de matten naar de volgende pylon. Sluip door het gras onder de touwen door. Loop op handen en voeten terug naar de startpylon. Wacht tot het kind voor je op de kast is.Wandelende tak: Wandel rustig als een wandelende tak over de takken. Kom je onderweg andere wandelende takken tegen? Ga dan op een stoel staan en wacht tot de wandelende tak langs is gelopen. Je mag elkaar niet duwen en je mag niet rennen.

Afsluiting Sluit de les af in de kring. Herhaal nog even welke dieren de kinderen in de hoeken hebben nagedaan. Laat ze deze dieren uitbeelden. Speel tot slot een afsluitend spel. Kies een kind dat als slapende leeuw, als een bolletje, in het midden van de kring komt zitten. Wijs een paar kinderen aan die zo stil mogelijk als een dier dat ze geoefend hebben achter de leeuw mogen kruipen. Vraag op een gegeven moment aan de leeuw of hij kan raden welke/hoeveel dieren achter hem zitten. Laat hem kijken. Had hij het goed?Welk dier vond je het leukst/moeilijkst om na te doen?Voor welk dier zullen de meeste dieren het bangst zijn?Als welk dier was je achter de leeuw gekropen?

s o ort activ ite it

bewegen met groot materiaalankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

93

uxd o e l e n

a grove motoriek a balanceren a kan balanceren op een bank en hierbij een ander passeren.

ux a grove motoriek a klimmen en klauteren a kan een ladder opklimmen en een klimrek afklimmen.

ux a grove motoriek a springen en veilig landen a kan hazensprongen maken op een bank en kan hazensprongen maken met de voeten aan weerszijden van de bank.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 2 Plaats palen als steunplaatsen wanneer een kind moeite heeft om in één keer over de bank te balanceren. Plaats eventueel extra tussenhaltes (stoeltjes). Geef de volgende aanwijzing: Even stoppen als je uit balans raakt en kijken naar het eind van de tak (bank).

qz1 2 Geef bij het balanceren meer uitdaging door ze een extra trucje op de bank te laten doen, zoals knielen of het maken van een draai. Maak de hazensprongen op de bank uitdagender door drie blokjes op de bank te plaatsen waarover de kinderen moeten springen.

d i f f e r e n t i at i e m at e r i a a l• 3 blokjes • palen • stoelen

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• u R meetkundige begrippen: 1-14

Tips en verdieping

Kansen voor rekenenTijdens deze activiteit komen meerdere ruimtelijke begrippen aan bod, zoals: op, (er)naast, naar boven, naar beneden, omhoog, omlaag en (er)overheen. U kunt eventueel de schatkistkaarten R meetkundige begrippen inzetten om aandacht te besteden aan de ruimtelijke begrippen.

Verwerking in de digihoekDe kinderen kijken naar allerlei filmpjes over camouflage. Hierin komt onder andere ook de wande-lende tak voor. Ook zien ze hoe mensen zich kunnen camoufleren.

z a a l o p s t e l l i n g

94 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Voorbereiding Zet de opstelling (a) klaar zoals staat weergegeven op het kopieer-blad. Zorg dat u de opstelling snel kunt aanpassen in opstelling (b). Afhankelijk van de ruimte spelen de kinderen het spel in drie of vier groepen. Doe een zakdoek om bij Zoem, zodat hij op een piraat lijkt. Leg hem onder een deken op de mat. Het spel gaat uit van een piraat als tikker. U kunt van tevoren het verhaal ‘Piratenschip’ voorlezen en samen bespreken wat een piraat is met behulp van woordkaart 15.

Introductie Laat de kinderen bij binnenkomst achter de lijn zitten. Vertel dat ze leuke spelletjes gaan doen met Pompom en Zoem. Maar waar is Zoem? Pompom: Zoem wilde niet komen. Hij doet alsof hij piraat is en heeft zich verstopt. Dan ziet u het hoopje deken op de mat. Zou piraat Zoem daaronder liggen? Stel voor om samen heel stil naar hem toe te sluipen. Spreek af: als ik tot drie tel, roepen jullie: ‘Piraat Zoem, we hebben je gevonden!’. Als piraat Zoem wakker wordt, moet je snel terug naar de veilige plek, achter de lijn. Laat piraat Zoem tevoorschijn komen als de kinderen weer op de vrijplaats zitten: Ik ben piraat Zoem en ik verstop mij op dit eiland. Niemand mag in mijn buurt komen! Pompom heeft een idee: ik weet een leuk spel. We proberen dicht bij de piraat te komen. Als hij zich laat zien, rennen we snel naar de veilige plek.Hoe kunnen we ervoor zorgen dat piraat Zoem ons niet hoort?Zoem doet alsof hij piraat is. Hoe kun je dat zien?Wat vind je van Pompoms idee?

Kern Speel Pompoms spelidee eerst drie keer met de hele groep. Wijs een kind aan dat zich mag verstoppen als piraat. Het kind verstopt zich naast Zoem onder de deken. U houdt de deken vast. Jullie mogen naar de piraat lopen als hij helemaal verstopt is. Probeer dicht in de buurt van het eiland te komen. Als ik de deken wegtrek, mag de piraat jullie tikken. Ren dan snel terug naar de veilige plek. Wanneer de kinderen het spel begrijpen, verdeelt u de zaal volgens opstelling (b) van het kopieerblad. De kinderen spelen het tikspel in groepjes van vier. Leg uit: Probeer bij het eiland te komen en de piraat te tikken. Maar je mag pas bij het eiland komen als de piraat helemaal verstopt is onder de deken. De kapitein trekt de deken weg. Als de deken weg is, mag de piraat tikken. Ren dan weer snel terug naar de veilige plek. Ben je getikt, dan zeg je dat tegen het kind op de bank (stuurman). Die draait een blokje om. Als er twee blokken omgedraaid zijn, wissel je van rol: stuurman, piraat, kapitein, loper. De kapitein wijst aan wie de volgende is die op de bank zit en de blokjes omdraait (stuurman).

Afsluiting Speel het spel nog een keer met de hele groep, waarbij u samen met Zoem de rol van piraat speelt. Wie getikt is door Zoem, gaat op de banken zitten aan de zijlijn.Wat vond je van het piratenspel?Wat ging goed en wat vond je niet zo goed gaan?

m at e r i a a l• 7 banken (waarvan 2 of 3 als

afscheiding)• 8 blokjes• 4 dekens of kleden• 4 matten• 4 piratendoeken• 8 pylonen (als afscheiding)• tape of touw (vrijplaats)

• Pompom• voorleesboek En opa was het

paard (p. 48-51)• o 15• Zoem

digiregie• V Zaalopstelling Piraat, kom

tevoorschijn!

w o o r d e n s c h at

qs a 1dichtbijhet ideelijken opverstoppen

qm a 1 qs a 2het eilandin de buurtsluipenveilig

qz a 1 qm a 2de piraat o

qz a 2tevoorschijn komen

Piraat, kom tevoorschijn!

spelles

s o ort activ ite it

vrij in te plannen

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

95

uxd o e l e n

a grove motoriek a reactie- en tikspelen a kan het spel ‘Piraat kom tevoorschijn!’ spelen en tikt hierbij zoveel mogelijk kinderen die nog niet op de vrijplaats zijn.

ux a basiskwaliteiten a bewegingsoriëntatie in de ruimte a kan in de ruimte snel een afgesproken vrijplaats terugvinden.

ux a basiskwaliteiten a dynamiek van bewegen a reageert als loper, als de piraat tevoorschijn komt, door naar de vrijplaats te rennen.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 2 Geef een tikker, die geen enkele loper kan tikken, de aanwijzing om snel te beslissen achter wie hij wil aanrennen. Ook kunt u het tikgebied groter maken. Lopers die niet naar de piraat durven toe te lopen, stimuleert u door zelf mee te doen.

qz1 2 Maak het spel spannender voor behendige lopers door pittenzakjes (schatten) bij het pirateneiland te leggen, die zij mogen wegpakken.

d i f f e r e n t i at i e m at e r i a a l• pittenzakjes

Tips en verdieping

ReflectieHet spelen van het spel ‘Piraat, kom tevoorschijn!’ kan voor veel kinderen spannend zijn. Daarom is het belangrijk dat u zorgt voor een veilig klimaat. In hoeverre hebt u daaraan een bijdrage geleverd? Hebt u gezien voor welke kinderen het nog spannend was? Bevestig positief gedrag zoveel mogelijk. Non-verbale communicatie kan hierbij een belangrijke rol spelen. Denk aan een knipoog, duim omhoog, high five. Het zelfvertrouwen van kinderen zal daardoor toenemen.

z a a l o p s t e l l i n g

categorie

vrij in te plannen

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg96

m at e r i a a l• 20 (boerderij)dieren of 20

gekleurde blokjes

• Pompom• u R getallen: 2, 4, 6, 8, 10, 12,

14, 15-27• o 5

w o o r d e n s c h at

qs a 1de plaatsverstoppenzoeken

qm a 1 qs a 2op zoek gaanverstoppertje spelen

qz a 1 qm a 2de volgorde

qz a 2de camouflage oopvallende schutkleurde verstopplek

Voorbereiding Deze activiteit kan uitgevoerd worden na ‘Foppen door dezelfde kleur’. Verstop voorafgaand aan het buitenspel twintig gekleurde blokjes of (boerderij)dieren verspreid over de speelplaats. Zorg ervoor dat één of twee voorwerpen duidelijk te zien zijn door hun opvallende kleur vanaf de plek waar u start. De overige voorwer-pen probeert u zo goed mogelijk te ‘camoufleren’ door ze op een plek te zetten met dezelfde kleur. Leg de schatkistkaarten met de getallen 1-20 op een handige, centrale plek, bijvoorbeeld op de rand van de zandbak.

Introductie Start buiten vanuit een kring. Pompom: Ik heb allemaal dieren verstopt. Sommige dieren zul je snel zien en sommige dieren zul je niet snel zien. Laat de kinderen rondkijken vanaf hun plaats. Kunnen ze al een dier/blokje vinden door goed te kijken? Laat de kinderen uitleggen hoe het komt dat ze het zo snel zien. Vertel dat Pompom de andere dieren/blokjes beter heeft verstopt. Die zijn dus moeilijker te zien. Niet zozeer omdat ze ergens onder of achter kunnen zitten, maar door hun goede ‘verstopkleur’. Ze hebben een goede schutkleur. Ze zijn goed gecamoufleerd. Laat de woordkaart zien en leg kort uit waarom camouflage handig is: Door camouflage te gebruiken kunnen mensen, dieren of dingen zich goed verstoppen. Als je iets verstopt bij dezelfde kleur, dan zie je het niet snel.Hoe komt het dat je dit dier/blokje snel zag? Kun je dat uitleggen?Sommige dieren/blokjes kun je niet snel zien. Hoe zou dat komen?

Kern Laat de kinderen alle voorwerpen zoeken. Ze leggen alle dieren/blokjes (in volgorde) op de getallenrij van schatkistkaarten: Zo kunnen we makkelijk zien hoeveel dieren we nog moeten zoeken. Besteed tussendoor aandacht aan hoeveel dieren/blokjes de kinderen al hebben gevonden en hoeveel ze nog moeten zoeken. Wanneer de kinderen een dier/blokje hebben gevonden en het op de getallenrij hebben gelegd, komen ze naar u voor een ‘geheime opdracht’. De geheime opdracht is: Ga alvast op zoek naar een goede plek om jezelf te verstoppen. Wanneer alle voorwerpen zijn gevonden, geeft u een signaal en komen alle kinderen samen bij de getallenrij. Welke dieren had Pompom goed verstopt? Hoe kwam dat?

Afsluiting De kinderen zoeken naar een verstopplek en spelen zelf verstoppertje. Zeg: Het is nu jullie beurt om iets te verstoppen. Maar het is véél groter dan de dieren/blokjes: je moet jezelf verstoppen! Ik tel tot 20 en dan kom ik jullie zoeken. Als je bent gevonden, ga je in de rij staan. Ga vervolgens met de rij kinderen naar binnen of geef ze nog even gelegenheid om het spel ‘verstoppertje spelen’ te herhalen tijdens vrij spel.Kijk eens rond. Wat zou je een goede verstopplek voor jezelf vinden?Waar had jij jezelf verstopt?

Camouflage verstopspel

buitenspel

s o ort activ ite it

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

97

uxd o e l e n

a basiskwaliteiten a bewegingsoriëntatie in de ruimte a kan verstopplekken lokaliseren en zichzelf verstoppen.

ur a getalbegrip a hoeveelheden a kan het gevonden dier/blokje bij het juiste kaartje op de getallenrij plaatsen doordat het ziet hoeveel dieren/blokjes er al gevonden zijn.

uj a beeldende vorming a beeldelement kleur a kan kleuren van de dieren/blokjes en kleuren van de verstopplekken benoemen en aangeven of dit dezelfde kleur is of een andere.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 2 Begeleid de kinderen bij het zoeken en verstoppen of laat ze samen met een maatje zoeken en verstoppen.

qz1 2 Laat de kinderen een maatje zijn voor die kinderen die moeite hebben met zoeken of met zichzelf verstoppen. Vraag tijdens het zoeken en het aanvullen van de getallenrij aan de kinderen: hoeveel dieren/blokjes moeten we nog zoeken? U kunt voor de afsluiting eventueel ook een kind laten zoeken dat kan tellen tot 20.

Tips en verdieping

Kansen voor wereldoriëntatieDe kinderen benoemen het dier dat ze gevonden hebben. Bekijk welke dieren er allemaal verstopt waren. Herkennen ze daarvan dieren van de informatieve plaat?

Verwerking in de lees-schrijfhoekLeg boeken neer met platen van dieren met schutkleuren. De kinderen zoeken de dieren met schutkleuren op. Kinderen met de zon-aanpak of lezende kleuters kunnen de namen eventueel nastempelen.

Verwerking in de digihoekDe kinderen kijken naar allerlei filmpjes over camouflage. Hierin komt onder andere ook de wande-lende tak voor. Ook zien ze hoe mensen zich kunnen camoufleren.

Verwerking in de bouwhoekDe kinderen bouwen schuilplaatsen en verstopplekken voor dieren.

Verwerking bij de zand-watertafelDe kinderen bouwen een landschap na, waarin dieren zich goed kunnen camoufleren en verstoppen.

OuderbetrokkenheidMaak voor de ouders foto’s van de buitenspeelactiviteit. Zo doen ouders leuke buitenspeeltips op om samen met hun kind te doen.

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg98

vrij in te plannen

categorie

dans

s o ort activ ite it

Voorbereiding Beluister vooraf de dansmuziek en bedenk waar de snellere en tragere fragmenten in de dansmuziek te horen zijn. Deze activiteit kan uitgevoerd worden na ‘Foppen door dezelfde kleur’.

Introductie Laat de informatieve plaat uit het prentenboek ‘Het restaurant van Olifant’ zien. Weten de kinderen nog waarom deze dieren foppen en verstoppen? Sta kort stil bij schutkleuren en camouflage. Pak de woordkaart erbij en vertel dat we ons gaan camoufleren. Zo kunnen we oefenen om Tim te foppen. Geef alle kinderen met verf of houtskool een paar zwarte vegen op hun gezicht. Vertel dat dit de camouflage is. Creëer een spannende sfeer door te fluisteren: Wij hebben ons gecamoufleerd, net als soldaten. We gaan stiekem in Tims tuin dansen. Hij mag ons niet zien. Hij mag niet weten dat wij er zijn, dus we gaan heel voorzichtig bewegen. En als je iets wilt zeggen, doe je het zonder geluid. Dan heeft Tim vast niets in de gaten.Vraag een aantal kinderen om voor te doen hoe stiekem bewegen eruitziet. Verken de dansbewegingen door allerlei manieren van stiekem bewegen te onderzoeken en uit te proberen, zowel trage bewegingen (sluipen) als snelle bewegingen (trippelen). Laat de schatkistkaarten KV dans ‘traag’ en ‘snel’ hierbij zien. Zeg: Kijk, [naam kind] maakt het heel spannend. Hij loopt snel op zijn tenen. Dat hoort Tim vast niet. Kun jij dat ook? Doe het maar na.Kun je zo bewegen dat we het bijna niet horen? Doe eens voor.Hoe kun je heel langzaam bewegen? Laat eens zien. En hoe beweeg je snel?

Kern Start het muziekfragment ‘De stiekeme dans’ en laat de kinderen voorzichtig en stiekem bewegen op de muziek. Doe zelf mee en pas uw bewegingen aan de muziek aan: op snellere, luchtigere muziekfragmenten beweegt u trippelend; op zwaardere, trage fragmenten beweegt u met langzame, grote sluipende stappen. Ter ondersteu-ning laat u bij het muziekfragment de schatkistkaarten ‘snel’ en ‘traag’ zien. Zodra de muziek stopt, zegt u: Pas op! Daar komt Tim! Stilstaan, niet bewegen! Hij mag ons niet zien. Laat de kinderen muisstil staan. Zodra de dansmuziek start, komen de kinderen weer in beweging en dansen verder, voorzichtig en stiekem op de muziek.

Afsluiting Speel het spel ‘Omkijken is stoppen’. Maak groepjes van ongeveer vijf kinderen. Laat ze per groep in rijtjes achter elkaar bewegen door de zaal. Elk rijtje heeft een koploper, dat is Tim. De andere kinderen van het groepje zijn de volgers. Ze volgen Tim stiekem en bewegen stiekem op de manier waarop ze gedanst hebben. Als Tim stopt en omkijkt, stoppen de volgers zo snel mogelijk. Niemand mag dan nog bewegen. Heeft Tim iets in de gaten? Vervolgens loopt Tim weer door. Wanneer u weer met de kinderen in de klas bent, vult u de ankerflap aan. Wat hebben ze geleerd om Tim te foppen? Hoe moeten ze bewegen zodat Tim het niet ziet?Wanneer moet je stoppen?Hoe kun je ervoor zorgen dat je snel stopt?

m at e r i a a l• audioapparatuur• verf of houtskool

• dobbelsteen• prentenboek Het restaurant van

Olifant• u KV dans: 1-2• o 5

digiregie• v De stiekeme dans

w o o r d e n s c h at

qs a 1langzaamop en neersnel

qm a 1 qs a 2in de gaten hebbenstiekem

qz a 1 qm a 2trippelend

qz a 2de camouflage okronkelendtraag

De stiekeme dans

fa se

ankerthema

‘Foppen en verstoppen’

99

ujd o e l e n

a dans a danselement Tijd a maakt snelle en trage bewegingen op muziek.

uj a dans a danselement Kracht a maakt zware en lichte bewegingen, zoals sluipend stappen zetten en trippelen.

ux a basiskwaliteiten a dynamiek van bewegen a stopt met bewegen en blijft stilstaan als de muziek stopt.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 Laat de kinderen eerst luisteren naar de muziek. Hierna bedenken ze hoe ze erop kunnen bewegen en in de tuin kunnen sluipen en trippelen. Houd de bewegingen eenvoudig.

2 Stimuleer de kinderen uw snellere en tragere bewegingen te imiteren. Wat hoor je nu? Hoe beweeg je dan? Snel of langzaam? Gebruik als ondersteuning de schatkistkaarten ‘snel’ en ‘traag’.

qz1 2 Stimuleer de kinderen om in hun bewegingen expressie te laten zien. Laat ze ook andere bewegingen uitvoeren, die passen bij de snelle/lichte of langzame/zware muziekfragmen-ten, zoals snel op en neer gaan of kronkelen. Gebruik als ondersteuning de schatkistkaarten ‘zwaar’, ‘licht’, ‘op en neer’ en ‘kronkelend’.

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• u KV dans: 7-10

Tips en verdieping

Kansen voor taalVerwoord alle dansbewegingen tijdens de uitvoering. Gebruik woorden als: snel, langzaam, trippelend, kronkelend, zwaar, stil, onhoorbaar, zachtjes, stiekem, vloeiend. Zorg dat u de manier van bewegen herhaalt en de beweging steeds benoemt.

Kansen voor kunstzinnige vormingNa het muziekfragment ‘De stiekeme dans’ laat u de kinderen muziek beluisteren uit een andere cultuur. Vraag daarbij de hulp van enkele ouders of zoek via internet. Laat bijvoorbeeld een dansfragment zien van een Indische dans. De Indische dans heeft heel wat gedeelde kenmerken met ‘De stiekeme dans’ waarover u met de kinderen kunt reflecteren, zoals geheimzinnig, vertellend, langzaam, snel, kronkelend enz.

Verwerking in de speelhoekLeg de schmink in de speelhoek zodat de kinderen zich kunnen ‘camoufleren’ tijdens hun spel.

Verwerking in de huishoekDe kinderen spelen in het huis van oma dat Pompom Tim gaat foppen door stiekem in zijn tuin te sluipen.

Lezende kleuterLaat het kind de trefwoorden op de ankerflap ‘snel’ en ‘traag’ voorlezen en herhaal zo met de kinderen wat ze geleerd hebben over hoe je stiekem kunt bewegen om iemand te foppen.

ReflectieOp welke manier hebt u de kinderen gestimuleerd om hun bewegingen aan te passen aan de muziek? Hebt u voldoende gebruikgemaakt van de schatkistkaarten als ondersteuning?

Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg100

Levende standbeeldenVoorbereiding Neem een mandje, een aantal munten, Pompom en het voorleesboek mee naar de speelzaal.

Introductie De kinderen zitten in de kring in de speelzaal. Pompom laat het voor-leesboek zien: Oma heeft een heel leuk verhaal voorgelezen uit dit boek. Het gaat over twee kinderen en een opa. Die opa is grappig. Pompom vraagt of u het verhaal een keer wilt voorlezen aan de kinderen. Lees het verhaal ‘Standbeeld’ voor. Leg af en toe iets uit, en leg relaties met de ervaringen van de kinderen.Wie heeft ook wel eens zo’n levend standbeeld gezien? Hoe zag dat eruit?Wat had die persoon allemaal gedaan om zich te vermommen?Waarom doen mensen dat: doen alsof je een standbeeld bent en zo de mensen foppen?

Kern Pompom heeft een idee: Zo kan ik Tim ook foppen. Ik doe alsof ik een standbeeld ben. En als Tim dan vlakbij is, maak ik hem aan het schrikken. Zeg tegen Pompom: Dat is niet zo gemakkelijk. Je moet leren om doodstil te staan. Je moet eerst goed oefenen. Vraag aan de kinderen: Zullen wij Pompom helpen? Zullen we samen oefenen? De kinderen gaan verspreid staan in het lokaal. Doe een aantal rollen voor en laat de kinderen deze nadoen. Zeg wie of wat u speelt en ga dan in een doodstille houding staan, bijvoorbeeld een brandweerman met een slang die een brand blust, een kok die in de pannen roert. Leg uit en doe voor: Zo doen levende standbeelden op straat. Eerst staan ze doodstil. Als je dicht bij ze komt, bewegen ze ineens. Zo maken ze je aan het schrikken. Iedereen krijgt een rol en staat stil. Loop rond met Pompom. De kinderen waarlangs u loopt, maken een korte snelle beweging, zodat u en Pompom schrikken. Zet de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Doe mij maar na’ in. Jullie mogen straks kiezen wat je wilt zijn. Je kunt kiezen uit [noem rollen op als danseres, sluipende leeuw, voetballer e.d]. Kies vooral rollen die de kinderen al geoefend hebben. Vraag: Wie wil er [noem een rol] zijn? De kinderen die dat willen, gaan bij elkaar staan. Ze overleggen in hun groepje in welke houding ze gaan staan. Pak het mandje en de munten. Als u een munt in het mandje gooit, bewegen alle groepjes tegelijk.

Afsluiting Hierna geeft elk groepje een presentatie. Vraag een kind van het publiek om een munt in het mandje te gooien. Dan maakt het groepje bewegingen. Na afloop maken de spelers een buiging en geeft het publiek een applaus. Vraag, als iedereen terug is in de klas: Pompom, is dit een goede manier om Tim te foppen? Kun jij nu ook doodstil staan? Vul samen de ankerflap aan, bijvoorbeeld met: ‘Pompom kan doen alsof hij een standbeeld is om Tim te foppen.’ Teken er een standbeeld bij. Plak de foto’s van de groepjes later op de ankerflap. Schrijf erbij welke rol elk groepje speelt.Wat vonden jullie het leukste standbeeld?Vond je het moeilijk om zo stil te staan? Wat deed je om niet te bewegen?

m at e r i a a l• ankerflap en stift• digitale camera• mandje• munten (6 à 10)

• Pompom• voorleesboek En opa was het

paard (p.4-7)• o 2, 4, 8, 19, 20

w o o r d e n s c h at

qs a 1lijken op

qm a 1 qs a 2het applaus ode buiging ohet publiek oschminken oje verkleden o

qz a 1 qm a 2foppen ooptredenvoordoen

qz a 2een rol spelenhet standbeeldvermommen

drama

s o ort activ ite it

vrij in te plannen

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

101

ujd o e l e n

a dramatische vorming a drama-element Rol a beeldt een aantal kenmerken uit van een bekend dier of type bij het (na)spelen van een levend standbeeld.

uj a dramatische vorming a drama-element Scèneopbouw a speelt een bekende handeling en situatie (na) uit de eigen belevingswereld bij het spelen van een levend standbeeld.

ug a spreken en luisteren a luistervaardigheid en begrijpend luisteren a kan geconcentreerd naar het voorleesverhaal luisteren en laat dit zien door non-verbaal gedrag.

d i f f e r e n t i at i e

qs1 2 Doe de houdingen en bewegingen voor zodat de kinderen ze kunnen nadoen. De kinderen kunnen tijdens het uitbeelden ook naar de andere kinderen kijken. Zo doen ze toch mee, al begrijpen ze niet alle woorden en begrippen.

qz1 2 Stimuleer de kinderen om ook andere situaties te bedenken om uit te beelden. Stimuleer hen bij het uitspelen in groepjes om verschillende houdingen te bedenken. Vraag hen bij het presenteren om van tevoren even uit te leggen wat hun groep gaat uitbeelden.

Tips en verdieping

Verwerking in de speelhoekDe kinderen verkleden en vermom-men zich en spelen dat ze een levend standbeeld zijn. Als iemand een munt in het mandje gooit, gaat het standbeeld bewegen.

Verwerking in de huishoekDe kinderen spelen in het huis van oma dat Pompom Tim fopt, door te doen alsof ze een standbeeld zijn.

Verwerking in de digihoekVoeg de gemaakte foto’s toe aan de fotopresentatie die bij eerdere activiteiten al gemaakt is en laat de kinderen hier in tweetallen naar kijken en erbij vertellen.

Coöperatieve werkvormIn deze activiteit is de coöperatieve werkvorm groepswerk ‘Doe mij maar na’ ingezet. De kinderen beelden in groepjes een levend standbeeld uit. Ze overleggen in welke houding ze gaan staan.

FeedbackLoop rond tijdens het uitbeelden van de standbeelden. Geef adviezen over de houdingen en bewegingen. Geef specifieke complimenten: Jij houdt de brandweerspuit goed vast! Jullie sluipen door het gras als echte leeuwen! Jullie lijken echt op voetballers!

102 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

op taaltocht 4, 5, 6

s o ort activ ite it

routine op taaltocht

vrij in te plannen

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

De geluidenshowo p dr ach t 4

Voorbereiding Print het kopieerblad en stop de kaartjes samen met routekaart 4 en opdrachtkaart 4 voor groep 1 en 2 in de rugzak van Pompom. Zet couplet 7 van het liedje klaar. Leg alle voorwerpen in de kring. Maak een podium met een doek in de kring.

Kern Pompom: Nog drie opdrachten en dan krijgen we het tweede stuk van de code. Laten we snel in de rugzak kijken. Ontdek samen de routekaart met de schelp en de toegangskaartjes in de rugzak. Vraag: Waarvoor zouden die toegangskaartjes zijn? Op de routekaart stond een schelp dus we zullen vast goed moeten … Ja hoor, hier staat … Geluidenshow! Verdeel de kinderen in twee groepen. Publiek A gaat rond het podium zitten. Publiek B staat achter publiek A. Ga zelf op het podium staan. Wijs een kind aan en vraag: Van welk voorwerp wil je het geluid horen? Laat het geluid horen. Vraag publiek A de handen voor de ogen te doen. Zeg: Je hoort zo dadelijk geluiden. Als je het geluid hoort van ... geef je een applaus en anders doe je niets. Let op, want soms zal ik jullie foppen! Publiek B kijkt goed mee maar verklapt niets. Klopt het? Bespreek kort na wat voor een soort geluid het voorwerp maakte. Gebruik de schatkistkaarten ‘muziek’ als onder-steuning. Spreek telkens een nieuw geluid af. Daarna is publiek B aan de beurt om rond het podium te zitten. Neem de extra voorwerpen voor publiek B erbij. Fop hen met geluiden die meer lijken op het afgesproken geluid.

ugd o e l

a taalbewustzijn en fonologische vaardigheden a taalbewustzijn en reflectie op taal a luistert aandachtig naar geluiden die voorwerpen maken en kan aangeven welk geluid bij welk voorwerp hoort.

m at e r i a a l• Voorwerpen die geluiden maken, zie opdrachtkaart

• u KV muziek: 1-8• o 2, 8, 16

dig ir eg ie• V Toegangskaartjes Geluidenshow

w o o r d e n s c h at

qs a 1 het geluid verstoppen

qm a 1 qs a 2 het applaus o uitkiezen

qz a 1 qm a 2 foppen o het podium o

qz a 2 de show het toegangskaartje

Op taaltochtintroductie

m at e r i a a l• audioapparatuur • rugzak

• Pompom • Zoem

digiregie• liedje Ga je mee op taaltocht? (couplet 7, 4, 6)• V muzieknotatie en tekst

vgezongen en instrumentaal• V w routekaart 4, 5, 6 1 opdrachtkaart 4, 5, 6

2 opdrachtkaart 4, 5, 6

d i f f e r e n t i at i eBij deze routine staat de differentiatie op de opdrachtkaarten.

Voorbereiding Print routekaart 4, 5, 6 en opdrachtkaart 4, 5, 6 voor groep 1 en voor groep 2. Stop de kaarten in de rugzak en doe Pompom de rugzak om. Zet Pompom en Zoem in de kring en zet het refrein en het passende couplet van het liedje ‘Ga je mee op taaltocht?’ klaar.

Introductie Laat Pompom zijn rugzak pakken en zing het refrein en couplet 7, 4 of 6 van het liedje ‘Ga je mee op taaltocht?’ Neem de routekaart uit de rugzak. Laat de kaart goed zien.

Afsluiting De kinderen hebben een deel van de tocht afgelegd. Hang de routekaart (naast de vorige kaart) op een centrale plaats in de klas. Zeg: We hebben nu al … deel/delen van de taaltocht. Wek spanning op bij de kleuters door te vertellen dat ze na de drie opdrachten het tweede deel van de code zullen vinden om zo de schatkist te openen.

103

ugd o e l e n

a taalbewustzijn en fonologische vaardigheden a taalbewustzijn en reflectie op taal a reageert op een doelwoord in zinnen.

m at e r i a a l• 3 hoepels

• o 12

digiregie• lV Verborgen woorden 1 of 2

w o o r d e n s c h at

qs a 1 de snor de spiegel

qm a 1 qs a 2 sluipen verbergen/verborgen

qz a 1 qm a 2 het masker o de bolhoed

qz a 2 het toneelstuk

Hoor het verborgen woordopdr acht 5

Rijm ik of fop ik je?o p d r ach t 6

Voorbereiding Knip de afbeeldingen van het kopieer-blad per twee uit. Doe de stroken in de rugzak. Houd ze per kleur samen. Zet Pompom en Zoem op het rijmbankje. Schrijf het cijfer 2 op het toegangskaartje en verstop het onder de pruik op de schatkisttafel.

Kern Pompom: Wanneer krijgen we nu de nieuwe code? Zeg dat ze nog één opdracht moeten uitvoeren. Toon de routekaart en lees het rijmpje voor dat op de achterkant staat. Ga nog even in op het begrip ‘rijmen’. Neem de stroken uit de rugzak. Toon een gele strook met woorden die rijmen. Rijmen deze woorden? Benoem of zoem de woorden. Toon daarna een gele strook met niet-rijmende woorden en stel dezelfde vraag. Zeg: Oei, we moeten goed luisteren want oma en Tim willen ons foppen. Laat twee kinderen van hetzelfde niveau op het bankje zitten. Geef ze een strook: gele stroken aan kinderen van groep 1 en groene stroken aan kinderen van groep 2. Laat ze overleg-gen of de woorden van de strook rijmen of niet. Als de woorden rijmen, maken ze samen een buiging. De andere kinderen geven een applaus als het goed is. Lees tot slot het tweede raadsel voor op de achterkant van routekaart 6. De kinderen zoeken de pruik en vinden het toegangskaartje met het cijfer 2. Dit is het tweede deel van de code. Stop het toegangskaartje in de rugzak. Fantaseer samen over de schat die Tim zal verstoppen.

ugd o e l e n

a taalbewustzijn en fonologische vaardigheden a fonologisch bewustzijn a kan bij plaatjes aangeven welke woorden rijmen en welke niet (eindrijm).

m at e r i a a l• bank • pruik • stift• toegangskaartje bijvoorbeeld van opdracht 3 of opdracht 4

• o 1, 8, 18

dig ir eg ie• lV Rijmparen

w o o r d e n s c h at

qs a 1 hetzelfde de snor

qm a 1 qs a 2 de buiging het raadsel

qz a 1 qm a 2 foppen o de pruik o

qz a 2 de acteur o het toegangskaartjeVoorbereiding Knip de plaatjes van het kopieerblad uit. Verstop ze in een zijzakje van de rugzak van Pompom. Zet couplet 4 van het liedje klaar. Maak een pad in de klas met drie hoepels achter elkaar, bijvoorbeeld van de kring naar de schatkist.

Kern Pompom merkt op dat er weer voetstappen op het pad staan. Wacht eens, enkele voetstappen zitten verstopt onder het gras. Neem de opdrachtkaart erbij: We moeten op zoek gaan naar woorden die verstopt zitten in een zin. Zoek met de kinderen in de rugzak van Pompon en ontdek de plaatjes. Neem het plaatje van ‘spiegel’, toon het aan de kinderen en zeg: ‘Spiegel’ is een van de woorden die verstopt zitten in een zin. De kinderen staan naast elkaar in de rij vóór de eerste hoepel. Er zijn twee rijen. Eerst stappen de kinderen van rij 1. Als ze het woord ‘spiegel’ horen, zetten ze samen met u een stap vooruit ter hoogte van de eerste hoepel. Dat doen ze voor elke keer dat ze ‘spiegel’ horen. Zeg de zin zonder het doelwoord te benadrukken. Vervolgens zegt u de voorbeeldzin opnieuw en zetten de kinderen van rij 2 drie stappen ter hoogte van de hoepels. Als alle kinderen aan de overkant van het pad zijn, lopen ze langs de twee zijkanten terug. Herhaal de instructie voor het nieuwe doelwoord.

104 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Rara, wie ben ik?atelier

Voorbereiding Maak van elke foto een uitvergrote zwart-wit kopie. Deze hoek sluit aan op de activiteit ‘Wie is dat?’

Introductie Laat de kinderen het portret van Pompom zien. Pompom wil zich graag vermommen om Tim te foppen, maar nu is hij nog goed te herkennen. Hoe kunnen ze Pompom vermommen? Bijvoorbeeld met ander haar, andere kleur ogen, een snor. Vraag een paar kinderen om dit met het tekenmateriaal op het portret van Pompom te veranderen. Bekijk samen het resultaat. Zien ze dat ze met een kleur het portret makkelijk kunnen veranderen? Het papier neemt de kleur over, waardoor bijna niet meer te zien is hoe het portret eerst was. Stimuleer de kinderen om met verschillende kleuren te experimenteren. Bespreek ook met welk teken-materiaal het vermommen het beste gaat. Welk onderdeel kun je het beste met welk materiaal doen? Laat Pompom het portret zien. Hij weet eerst niet wie het is. Zeg: We hebben je vermomd! Zo kun je Tim foppen. Waarmee kun je Pompom vermommen?Vind je het fijner om hem te vermommen met een kleurpotlood of met een viltstift? Waarom?Herken je Pompom nog?

Kern Vraag aan de kinderen of zij er ook wel eens anders willen uitzien. Hoe zouden zij zich willen vermommen? Laat de gekopieerde portretten van de kinderen zien. Herkennen ze zichzelf? Ga in op neus, ogen, mond en haar. Vraag wat de kinderen van plan zijn te veranderen aan hun portret. Daarna gaan ze aan de slag. Bekijk tussendoor wat de kinderen al aan hun portret veranderd hebben. Geef tips wat ze nog meer kunnen veranderen. Waaraan kunnen ze zich nog herkennen?

Afsluiting Bekijk gezamenlijk alle vermomde portretten. Hang ze op een zichtbare plek. Welke portretten zijn bijna onherkenbaar geworden? Wat hebben deze kinderen aan hun portret veranderd? Hoe hebben ze dat gedaan? Welke kleuren hebben ze gebruikt? Speel een spel als: Wie is wie? Wie kan raden van wie welk portret is? Pompom speelt natuurlijk mee. Zo kan hij alvast leren hoe hij zichzelf kan vermommen als hij Tim wil foppen.Wie is hier vermomd? Hoe zie je dat?Wat heeft [naam kind] op zijn neus? En op zijn hoofd?

hoekenwerk

categorie

‘Foppen en verstoppen’

fa se

ankerthema

ujd o e l e n

a beeldende vorming a werkvorm Tekenen a kan zijn eigen portret vermommen door er met viltstiften op te tekenen.

uj a beeldende vorming a beeldelement Kleur a kan verschillende kleuren gebruiken bij het vermommen van zijn eigen portret.

m at e r i a a l• portretfoto, van elk kind één• tekenmateriaal: kleurpotloden, viltstiften (met dikke punt),

wasco, in allerlei kleuren.

• Pompom

digiregie• Kopieerblad Portretfoto van Pompom

d i f f e r e n t i at i e m at e r i a a l• attributen om Pompom mee te vermommen (zonnebril,

clownsneus, hoed, ooglapje, pet, plaksnor en -baard, pruik, masker, muts, sjaal)

• u M schrijfhouding: 5

w o o r d e n s c h at

qs a 1 in ’t echt lijken op

qm a 1 qs a 2 herkennen de schmink

qz a 1 qm a 2 de pruik

qz a 2 camoufleren vermommen

d i f f e r e n t i at i e

qs1 2 Pak de vermomspullen erbij. De kinderen vermommen Pompom of een ander kind. Zo krijgen ze inspiratie voor de opdracht.

qz1 2 Wijs de kinderen ook op hun potloodhantering. Hebben ze de stift op een goede manier vast? Laat de schatkistkaart zien ter ondersteuning. Vraag de kinderen niet alleen hun eigen portret te bekijken maar ook na te gaan hoe het vermommen op de andere portretten is gelukt. Bespreek welke vermommingen al goed gelukt zijn. En bespreek wat ze nog kunnen veranderen om nog beter te vermommen? Waaraan kan ik dat zien? Is het portret van [naam kind] onherkenbaar geworden? Wat kan [naam kind] nog meer veranderen?

105

Een kleiletterlees-schrijfhoek

ugd o e l e n

a oriëntatie op lezen en schrijven a letterkennis en alfabetisch principe a kan de letter <k> of <t> verkennen op de letterkaart en deze daarna met klei boetseren.

uj a beeldende vorming a werken met plastisch materiaal a kan met klei de lettervorm of het voorwerp met de centrale klank en letter boetseren.

m at e r i a a l• klei • kleurpotloden • matjes • tijdschriften

• u M schrijfhouding: 1, 3 • u T letters: 11 of 20• vriendenboekjes • o 5• zoemverhaal Spelen met het spinnetje of Zoem zoekt een

kamer, plaat 1 en 2

digiregie• boekentips

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• touwtjes

w o o r d e n s c h at

qs a 1 de kamer de vriend

qm a 1 qs a 2 de klank de vorm

qz a 1 qm a 2 -

qz a 2 de camouflage o de schutkleur

Voorbereiding Verzamel informatieve boeken die bij de boekentips staan.

Spel in de hoekLezen De kinderen hebben al heel veel spullen verzameld met /k/ of /t/ voor de fopkamer of verstopkamer. U hebt een idee. Ze gaan de letter kleien die bij de spullen hoort. Dat is een extra verrassing voor Luuk/Rut. Pak de letter-kaart erbij. Laat ze de klank zoemen en de letter voelen. Leg ook informatieve boeken in de hoek, bijvoorbeeld over dieren die zich kunnen camoufleren of een schutkleur hebben. Deze geven inspiratie voor andere activiteiten in de hoeken.Schrijven De kinderen schrijven en tekenen in het vriendenboek. Ze maken een tekening over het verhaal, tekenen de schrijftekens vierkant en recht kruis, stempelen of schrijven de letter <k> of <t> en tekenen het vriendje (Luuk of Rut) in hun vriendenboek. In het bijenhotel kleuren de kinderen de letter <k> of <t>. Wijs de kinderen van

groep 2 tijdens het schrijven ook op de schrijfhoudingskaar-ten die in de hoek ophangen. Zitten ze met hun billen tegen de stoel?

SpelbegeleidingIntensivering De kinderen leggen de letter eerst met touwtjes voordat ze de letter boetseren. Vooraf voelen ze aan de letter op de schatkistkaart en daarna kleien ze de letter. Aan het eind van het hoekenwerk presenteren ze de letter en leggen hem bij de geboetseerde voorwerpen of prenten.Uitdaging Stimuleer de kinderen om in tijdschriften op zoek te gaan naar andere spullen met de centrale klank en letter. Is er nog iets wat goed in de letterkamer zou passen? Ze knippen het voorwerp uit of boetseren het met klei. Aan het eind van het hoekenwerk presenteren ze wat ze gemaakt hebben aan Zoem en de andere kinderen.

Tips en verdiepingKansen voor motoriekHet kleien van letters is goed voor de fijne motoriek, vooral voor de pols-, hand- en vingermotoriek. Besteed hieraan aandacht in verband met het voorbereidend schrijven.

Lezende kleuterIn tijdschriften gaan lezende kleuters op zoek naar woorden met de centrale letter. Vinden ze ook woorden die passen bij de gekozen voorwerpen? In de informatieve boeken ontdek-ken ze namen van dieren die zich kunnen camoufleren. Deze stempelen ze na. Kunnen ze nog meer woorden lezen in het boek? Hebben ze al een idee waarover de tekst gaat?

hoekenwerk

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

106 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Voorbereiding Vul een aantal bakjes van de getallen-wand met de juiste hoeveelheid knopen. Verstop de andere knopen in de klas.

Spel in de hoek Vertel de kinderen dat er knopen uit de bakjes van de getallenwand ontbreken. Pompom heeft de kinderen voor de gek gehouden. Hij heeft knopen verstopt. Vraag de kinderen op zoek te gaan naar de knopen en ervoor te zorgen dat alle knopen weer in de juiste bakjes komen. Hierna mogen de kinderen voor elkaar knopen verstoppen. Het ene kind verstopt en het andere kind zoekt. Het kind dat verstopt, moet bij elke schatkistkaart een plek zoeken waar het de knoop kan verstoppen, bijvoorbeeld ‘in’ een kist of ‘op’ een kast. Zet de schatkist-kaarten ook als ondersteuning in bij het zoeken.

SpelbegeleidingIntensivering Laat de kinderen maar voor één bakje van de getallenwand (onder de 10) de knopen zoeken. Zij weten dan precies hoeveel knopen ze moeten zoeken. Wissel wel steeds de hoeveelheid af. Ondersteun met schatkistkaarten en benoem de plaatsbegrippen.Uitdaging Teken en kopieer een eenvoudige plattegrond

van de klas. Het kind kruist op de plattegrond aan waar hij de knopen voor het andere kind verstopt heeft. Het andere kind gaat met de plattegrond op zoek naar de knopen. Stimuleer de kinderen om knopen van de getallenwand te verstoppen uit minimaal vier bakjes.

Tips en verdiepingKansen voor wetenschap en technologieLaat de kinderen bij elke schatkistkaart voorspellen waar het andere kind de knopen verstopt heeft. Bijvoorbeeld bij de kaart ‘op’: Ik denk dat de knoop op de tafel van de juf is verstopt.

urd o e l e n

a getalbegrip a hoeveelheden a kan de juiste hoeveelheid knopen zoeken door te kijken in welke bakjes van de getallenwand nog geen knopen of te weinig knopen zitten.

ur a meetkunde a oriënteren en positiebepaling a kan de verstopplek van de knopen aanduiden met plaatsbegrippen als: voor, achter, op, onder en tussen.

m at e r i a a l• knopen• getallenwand • u R Meetkundige begrippen: 1-9• verdiepingsmateriaal • papier • potloden

w o o r d e n s c h at

qs a 1 verstoppen waar

qm a 1 qs a 2 links rechts

qz a 1 qm a 2 -

qz a 2 de verstopplek de plattegrond

Verstopte knopenrekenhoek

hoekenwerk

categorie

‘Foppen en verstoppen’

fa se

ankerthema

107

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

hoekenwerk

categorie

Voorbereiding Zorg dat de vermomspullen, die bij de activiteit ‘Wat hoort bij elkaar?’ horen, op de schatkisttafel liggen. Vul ze aan met afbeeldingen van vermomattributen.

Spel in de hoek Geef de kinderen drie of vier hoepels en vraag ze de vermomattributen te sorteren. Welke horen bij elkaar en waarom? Belangrijk is dat kinderen uitleggen welke attributen bij elkaar horen. De pruik, de hoeden en petten leg ik bij elkaar want die kun je op je hoofd zetten. Met het masker en de brillen kan ik mijn gezicht vermom-men. Ze bedekken mijn ogen.Ter afsluiting spelen de kinderen een kimspel met de voorwerpen. Ze kiezen zes tot acht attributen en leggen ze onder een doek. Een kind haalt één voorwerp weg. De doek wordt weggehaald. De andere kinderen benoemen om de beurt welk voorwerp weg is.

SpelbegeleidingIntensivering Speel het kimspel zonder doek met vier voorwerpen. Welke voorwerpen liggen er nog? Uitdaging De kinderen maken een woordparaplu. Ze tekenen de voorwerpen onder de paraplu en stempelen de woorden. Schrijf het categoriewoord boven de paraplu, bijvoorbeeld ‘hoofddeksels’ of ‘gezicht’.

Voorbereiding Leg de materialen in de hoek.

Spel in de hoek Laat de kinderen de foto’s van de dieren zien. Deze dieren willen zich verstoppen. De kinderen gaan de dieren daarbij helpen. Elk kind kiest een afbeelding van een dier en plakt deze op een vel wit papier. Om de afbeelding heen plakt het kind allerlei materialen in de kleuren van het dier, zodat het dier bijna niet meer opvalt. Stimuleer de kinderen de juiste kleuren bij hun afbeelding te kiezen. Dat kan op verschillende manieren en met verschillende technieken, bijvoorbeeld: in de goede tinten stukjes papier uit tijdschriften en van restpapier scheuren en die erbij plakken. Bespreek het resultaat na afloop van het hoekenwerk. Is het dier nog goed te zien? Zijn de goede (schut)kleuren gebruikt? Kan het dier zich in de door het kind gemaakte ‘omgeving’ goed verstoppen?

SpelbegeleidingIntensivering Geef kinderen voorbeelden door allerlei soorten papier of ander materiaal bij het dier te leggen. Kies bewust kleuren die als schutkleur kunnen dienen en kleuren die dat niet zijn. Vraag de goede kleuren en materialen te kiezen.Uitdaging Stimuleer de kinderen zo veel mogelijk verschillende materialen te gebruiken, die geschikt zijn als schutkleur.

uyd o e l

a vaardigheden en denkwijzen a waarnemen a kan kenmerken en kleuren van dieren waarnemen en kiezen welk materiaal het beste als schutkleur kan dienen.

m at e r i a a l• kosteloos materiaal (zaagsel, knopen, doppen, kurk, lapjes

stof, draadjes wol, takjes, gedroogde blaadjes, restpapier in allerlei soorten en kleuren) • vel wit papier voor elk kind • tijdschriften

• o 5

dig ir eg ie• V Dierenfoto’s

w o o r d e n s c h at

qs a 1 verstoppen zoeken

qm a 1 qs a 2 herkennen

qz a 1 qm a 2 de kameleon

qz a 2 de camouflage o de schutkleur

ugd o e l

a uitbreiden van de woordenschat en het verbaal begrip a kent verschillende betekenissen en betekenisaspecten van woorden die te maken hebben met ‘hoofddeksels’ en ‘je gezicht vermommen’.

m at e r i a a l• doek • vermomattributen uit activiteit ‘Wat hoort bij

elkaar?’ • 3 hoepels

• o 9, 12, 18

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• letterstempels • potloden

digiregie• V Woordparaplu

w o o r d e n s c h at

qs a 1 het gezicht o het hoofd

qm a 1 qs a 2 het masker o de schmink

qz a 1 qm a 2 de (bol)hoed de pruik o

qz a 2 het hoofddeksel vermommen

Dieren camouflereno n tde kh o e k

Ik vermom mijn gezicht met ...schatkisttafel

108 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Voorbereiding Leg de materialen klaar.

Spel in de hoek Naar aanleiding van de informatieve plaat ‘Dieren die foppen en verstoppen’ verstoppen de kinderen zelf dieren van het wereldspelmateriaal in de zandtafel. Ze richten een landschap in met behulp van de kosteloze materialen, bijvoorbeeld kiezelsteentjes en gras. Ze plaatsen de dieren zodanig dat ze wat kleur betreft niet opvallen en goed verstopt zijn.

SpelbegeleidingIntensivering Laat de kinderen in eerste instantie zoveel mogelijk vrij spelen en experimenteren. Speel dan zijde-lings mee en benoem samen de dieren. Zeg dat de dieren een goede plek zoeken om zich te verstoppen. Bied materialen aan waarmee ze dat kunnen doen. Zo maken de kinderen kennis met het principe van de schutkleuren. Vraag het kind welke kleur het dier heeft en welk materiaal dezelfde kleur heeft. Bouw samen een verstopplek.Uitdaging Stimuleer om zoveel mogelijk de natuurlijke omgeving van de dieren na te bootsen met verschillende soorten materialen, bijvoorbeeld het verstoppen van de slang in bladeren.

ued o e l

a levende natuur a organismen a kan dieren onderscheiden, kent enkele overeenkomsten en verschillen tussen deze dieren en weet dus dat de ene verstopplaats geschikt is voor het ene dier, maar niet voor het andere.

m at e r i a a l• blaadjes • gras • hooi • kiezelsteentjes • schorssnippers• stro • takjes • wereldspelmateriaal: wilde dieren

• prentenboek Het restaurant van Olifant • o 5

w o o r d e n s c h at

qs a 1 verstoppen waar

qm a 1 qs a 2 herkennen

qz a 1 qm a 2 -

qz a 2 de camouflage o de schutkleur

Dieren verstoppen in het zandz a n d -wate rta fe l

Voorbereiding Richt de hoek in met vermomattributen. Zorg voor (grote) dozen, lappen en doeken om een verstopplek mee te maken. Ter inspiratie verstopt u voor elk spel een vermomde Pompom in de hoek.

Spel in de hoek De kinderen vermommen zichzelf of Pompom. De kinderen kijken in de spiegel hoe goed hun vermomming gelukt is. Maak er een foto van. Na het spel in de hoek, ruimen de kinderen de spullen op: ze stoppen de vermomartikelen voor het hoofd in de doos met hoofddek-sels en die voor het gezicht in de andere doos. Met de dozen en lappen maken ze geheimzinnige verstopplaatsen.

SpelbegeleidingIntensivering Laat de kinderen vooral zelf spelen met de kleding en attributen. Wees alert op jongste kleuters die angstig kunnen worden van (bepaalde) vermommingen. Verwoord en benoem hoe het kind zich vermomd heeft en wat er (nog) herkenbaar is. Maak een foto en laat die zien. Geef tips hoe het kind onherkenbaar kan worden bijvoor-beeld door het haar onder een hoed te verstoppen.Uitdaging Laat de kinderen niet alleen hun hoofd en gezicht vermommen. Daag hen tijdens het spel uit om nog een andere vermomming te bedenken waardoor ze nog minder herkenbaar zijn.

uyd o e l

a houding a innovatief zijn a bedenkt innovatieve en originele oplossingen en aanpakken om zichzelf en Pompom te vermommen.

m at e r i a a l• digitale camera • doeken en lappen in verschillende kleuren• doos met gleuf en munten van de activiteit ‘Levende standbeelden’ • grote dozen • 2 dozen van de activiteit ‘Wat hoort bij elkaar?’ • (verkleed)kleding in verschillende kleuren • vermomattributen (pruiken, (zonne)brillen, hoeden, plaksnorren, baarden, clowns- en feestneuzen, ooglapjes, sjaals, maskers) • schmink • wc-papier

• Pompom • o 8, 9, 12, 24

w o o r d e n s c h at

qs a 1 het gezicht o de spiegel

qm a 1 qs a 2 het masker o herkennen

qz a 1 qm a 2 foppen o verklappen

qz a 2 -

Vermomhoekspeelhoek

hoekenwerk

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

109

Voorbereiding Deze hoek sluit aan bij Op taaltocht, opdracht 4 ‘De geluidenshow’.

Spel in de hoek Verdeel de kinderen in twee groepjes. Eén groep is het publiek en de andere groep verzorgt de geluidenshow. De tafel is het ‘podium’. Hierop liggen voorwerpen die geluid maken. Samen kiezen ze één voorwerp. Het publiek doet de handen voor hun ogen. De andere kinderen maken geluid met de verschillende voorwerpen. Hoort het publiek het geluid van het afgespro-ken voorwerp, dan geeft het een applaus. Is het goed, dan wisselen de rollen.

SpelbegeleidingIntensivering Help de kinderen voorwerpen te benoemen en laat ze ervaren welke geluiden ze maken. Wat is dit? Wat kun je ermee doen? Maak er maar een geluid mee.Uitdaging Maak twee groepjes: voorwerpen en fopvoor-werpen. De fopvoorwerpen lijken in klank op een van de voorwerpen: fluitje - zelf fluiten, dichtslaan van een boek - klappen in de handen, enzovoort. Laat ook eens een fopgeluid horen. Horen de kinderen het verschil?

ujd o e l

a muzikale vorming a werkvorm Muziek beluisteren a kan omgevingsgeluiden herkennen en benoemen.

m at e r i a a l• ballon • belletje • 3 blinddoeken • boek • fluitje • knikkers• papier • speelgoedauto met sirene of ander geluid

• o 2, 16

v e r d i e p i n g s m at e r i a a l• trommel • fietspomp • rammelaar • schaar • tennisbal• woodblock

w o o r d e n s c h at

qs a 1 het geluid

qm a 1 qs a 2 het applaus o uitkiezen

qz a 1 qm a 2 het podium o

qz a 2 de show

Welk geluid hoor je?muzie kh o e k

Spel in de hoek Vertel dat de dieren zich willen verstoppen en een schuilplaats nodig hebben, net als de dieren op de foto’s van de informatieve plaat uit het prentenboek. De kinderen kiezen een dier en bepalen hoe ze een verstop- of schuilplaats maken voor het dier. Zeg dat je de dieren bijna niet meer mag herkennen en zien.

SpelbegeleidingIntensivering Bekijk samen met het kind welke kleur het gekozen dier heeft. Welk materiaal heeft dezelfde kleur. Kunnen we hier iets mee bouwen? Bekijk ook samen de informatieve plaat. Waarachter heeft de leeuw zich verstopt? Kunnen wij ook zoiets maken?Uitdaging Vraag de kinderen op zoek te gaan naar materiaal dat geschikt is voor het bouwen van de schuil-plaatsen. Bijvoorbeeld: gras. Hoe komen we hieraan? Wat kunnen we dan pakken? Hoeveel hebben we ervan nodig? Welk dieren kunnen we ermee camoufleren? Stimuleer om de ruimtelijke begrippen: achter, onder, voor te benoemen.

ujd o e l

a beeldende vorming a ruimtelijk construeren a kan met blokken en kosteloos materiaal schuil- en verstopplekken voor dieren maken.

m at e r i a a l• blokkendozen • kokers • lapjes • planken • takjes• touwtjes • watjes • wereldspelmateriaal: (wilde) dieren

• prentenboek Het restaurant van Olifant • o 5

w o o r d e n s c h at

qs a 1 het dier de kleur

qm a 1 qs a 2 herkennen

qz a 1 qm a 2 -

qz a 2 de camouflage o de schuilplaats

De schuilplaatsbouwhoek

hoekenwerk

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

110 Schatkist editie 3 • Activiteitenboek Doen alsof • © 2015 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

Spel in de hoekDe kinderen oefenen de ideeën die ze hebben bedacht om Tim te foppen. Dat doen ze bijvoorbeeld door zich te camoufleren, stil te staan als een standbeeld, zich te vermommen of door stiekem door de tuin van Tim te sluipen. Door middel van de rolpicto’s kiezen de kinderen een rol. Vervolgens besluiten ze welk fopidee ze naspelen. Ze kunnen op de ankerflap kijken voor inspiratie. Laat de kinderen ook nadenken of de bedachte grap wel leuk is.

ujd o e l

a dramatische vorming a drama-element Scèneopbouw a gebruikt fantasie bij het bedenken en uitbeelden van het foppen van Tim.

m at e r i a a l• flap met stift • gekleurde dekens• rolpicto’s • vermomattributen• wc-papier

• o 5, 8

w o o r d e n s c h at

qs a 1 schrikken

qm a 1 qs a 2 stiekem

qz a 1 qm a 2 foppen o

qz a 2 de camouflage o

Tim foppen bij oma

h u is h o e k

Spel in de hoek Het spel ‘Wie is het?’ wordt in tweetallen of viertallen gespeeld. Ieder kind (of tweetal) kiest iemand van het bord die het wil foppen. Het andere kind (of tweetal) probeert te achterhalen wie dat is door het stellen van vragen, bijvoorbeeld: Is hij kaal? Heeft hij bruine ogen? Een pet op? Als het antwoord 'ja' is, klappen de kinderen de personen, die dit kenmerk niet hebben, om. Maak het spel extra aantrekkelijk door de foto’s van de kinderen in de rastertjes van het spelbord te steken. Of ‘vermom’ de kinderen, zet ze op de foto en gebruik deze foto’s.

uyd o e l

a vaardigheden en denkwijzen a waarnemen a kan kenmerken van de personen op het spelbord waarnemen en omschrijven.

m at e r i a a l• Spel: Wie is het?

• o 8

w o o r d e n s c h at

qs a 1 het haar

qm a 1 qs a 2 kaal

qz a 1 qm a 2 foppen o

qz a 2 de persoon

Wie fop ik?

ont wikke l in g s mate ria a l

Voorbereiding Bekijk de filmpjes en zet ze klaar voor de kinderen.

Spel in de hoek De kinderen bekijken de filmpjes zelfstandig of in tweetallen. Bespreek de filmpjes ook na in de kring om te controleren of ze de informatie begrepen hebben. Waarom heeft Appie zich verstopt in de struiken? Welk dier had Tijn mee naar school genomen? Zag je het dier goed? Probeer ook de koppeling te maken naar het anker. Hebben wij die dieren ook ergens gezien? Wat hebben wij geleerd over deze dieren?

uyd o e l

a houding a willen weten a is nieuwsgierig naar informatie in filmpjes over camouflage en wil die informatie begrijpen.

m at e r i a a l• o 5

digiregie• filmpjes op website van schooltv:

camouflage (aap poot pies); camouflage (huisje boompje beestje); wie niet weg is, is gezien

w o o r d e n s c h at

qs a 1 de uil

qm a 1 qs a 2 verstoppen

qz a 1 qm a 2 de kameleon

qz a 2 de camouflage o

Camoufleren

digihoek

hoekenwerk

categorie

ankerthema

fa se

‘Foppen en verstoppen’

Anker Doen alsof

Activiteitenboek • ankerthema 1

voorlopige versie

2