453
Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011 Titel Afdelingswerkboek Pleegzorg Eigenaar Yvonne van Adrichem Uitgiftedatum Augustus 2011 Versienummer 1 Aantal pagina‟s 439 Evaluatiedatum Augustus 2014 Bedoeld voor: Iedereen Cluster: Wonen en Opgroeien Dienst: Afdelingswerkboek Pleegzorg Informatie voor begeleiders pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Afdelingswerkboek Flexus Jeugdplein / Pleegzorg augustus 2011

Citation preview

Page 1: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

Titel Afdelingswerkboek Pleegzorg

Eigenaar Yvonne van Adrichem

Uitgiftedatum Augustus 2011

Versienummer 1

Aantal pagina‟s 439

Evaluatiedatum Augustus 2014

Bedoeld voor: Iedereen Cluster: Wonen en Opgroeien Dienst:

Afdelingswerkboek Pleegzorg Informatie voor begeleiders pleegzorg

Page 2: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

2

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Interne Procedures

2.1 Opstarten

2.1.1 Bestandszaken

2.1.1.1 Voorbereidingstraject VIP

2.1.1.2 Bemiddeling en matching

2.1.1.3 Kennismakingstraject

2.1.1.4 Stroomdiagram opstarten bestandszaken

2.1.2 Netwerkzaken

2.1.2.1 Netwerkscreening

2.1.2.2 Stroomdiagram netwerkscreening

2.2 Inhoud

2.2.1 Huisbezoeken

2.2.2 Evaluaties

2.2.3 Zorgteams

2.2.4 Bezoekcontacten ouders

2.2.5 Overigen

2.3 Beslismomenten

2.3.1 Pas op de plaats (overgang van crisis- naar reguliere pleegzorg)

2.3.2 Overgang van reguliere naar crisispleegzorg

2.3.3 Overgang van weekend naar reguliere pleegzorg

2.3.4 Bijplaatsing

2.3.5 Pleegoudervoogdij

2.4 Afsluiten

2.4.1 Procedure afsluiting

2.4.2 Voortgezette pleegzorgbegeleiding (18+)

2.5 Bijzondere begeleidingsvormen

2.5.1 Weekendpleegzorg

2.5.2 Vakantiepleegzorg

2.5.3 Therapeutische pleegzorg

2.5.4 Faciliterende pleegzorg

2.5.6 Overbruggingspleegzorg

2.6 Rapportage

2.6.1 Start

2.6.1.1 Matchingsvoorstel

2.6.1.2 Gespreksverslag Kennismaking

2.6.1.3 Matchingsbesluit

2.6.1.4 Verslag netwerkscreening

2.6.1.5 Pleegzorgcontract

2.6.1.6 Samenwerkingsovereenkomst

2.6.2 Inhoud

2.6.2.1 Logboek pleegkind

2.6.2.2 Logboek pleeggezin

2.6.2.3 Cliëntcontacttijdregistratie (CCT)

2.6.2.4 Hulpverleningsplan (HVP)

2.6.2.5 Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP)

2.6.2.6 Doelrealisatie

2.6.2.7 Pleegouderbegeleidingsplan

2.6.2.8 Vragenlijsten pleegouders

2.6.3 Beslismomenten

2.6.3.1 Gespreksverslag Pas Op de Plaats gesprek (POP-verslag)

2.6.3.2 Bijplaatsingsverslag

2.6.3.3 Pleegoudervoogdcontract

Page 3: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

3

2.6.4 Afsluiting

2.6.4.1 Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP)

2.6.4.2 Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan

2.6.4.3 Exit-vragenlijst Jongeren

2.6.4.4 Exit-vragenlijst Ouders

2.6.5 Overige

2.6.5.1 Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang

2.6.5.2 Verklaring Onafhankelijke Instantie

2.7 Overigen

2.7.1 Dossierinzage

2.7.1.1 Dossierinzage pleegkind

2.7.1.2 Dossierinzage ouder(s)/wettelijk vertegenwoordigers

2.7.1.3 Dossierinzage pleegouder

2.7.2 Declaraties pleegouders

2.7.3 Opslagregeling (€3,17)

Hoofdstuk 3 Extra interne hulpverleningsmogelijkheden

3.1 Hechtingsproblematiek

3.1.1 Vragenlijsten

3.1.2 Video Interactie Begeleiding (VIB)

3.1.3 Sherborne Bewegingstherapie

3.2 Diagnostisch onderzoek

3.3 Yulius Pleegzorgpolikliniek

3.3.1 Consult kinder- en jeugdpsychiater

3.3.2 Medicatiecontrole kinder- en jeugdpsychiater

3.3.3 Therapie

3.3.4 Klinische Unit De Hobbits

3.4 Overigen

3.4.1 Helpdesk

3.4.2 Bibliotheek

3.4.3 Depot

3.4.4 Oppasondersteuning

3.4.5 Fondsen

3.4.6 Pleegzorgkampen

Hoofdstuk 4 Instellingsaspecten

4.1 Pleegzorgbegeleider

4.1.1 Functieomschrijving

4.1.2 Caseload

4.1.3 Bereikbaarheid

4.1.4 Zakelijke instellingsaspecten

4.1.4.1 Declaratieformulieren

4.1.4.2 Verlofaanvragen

4.1.4.3 Ziek- en betermeldprocedures

4.2 Teamaspecten

4.2.1 Inwerkplan

4.2.2 Stagebegeleiding

4.2.3 Basisteam

4.2.4 Teamvergadering

4.2.5 Bureaudienst

4.2.6 Ziekte en zwangerschapsvervanging

4.3 Afdelingsmanager

4.4 Gedragsdeskundige

4.5 Secretariaat

4.6 Afdeling pleegzorg

Page 4: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

4

4.7 FlexusJeugdplein

Hoofdstuk 5 Samenwerking Bureau Jeugdzorg

5.1 Juridisch kader

5.2 Indicatiebesluiten

5.3 Taakverdeling en samenwerking

Hoofdstuk 6 Achtergrondinformatie

6.1 Attentiebeleid

6.2 Pleegouderraad

6.3 Ouderbijdrage (LBIO)

6.4 Studiefinanciering

6.5 Kinderbijslag

6.6 Protocollen bij (vermoedens van) mishandeling en dergelijke

6.7 Pleeggrootouderbegeleiding

6.8 Pleegoudervoogdij

6.9 Puberteit bij pleegkinderen

6.10 Ziektekostenverzekering

6.11 Aanspraak op jeugdzorg vreemdelingen

6.12 Blokkaderecht

Hoofdstuk 7 Bijlagen

7.1 Bijlagen: Opstarten bestandszaken

7.1.1 Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat)

bestandspleeggezinnen

7.1.2 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid

van (kandidaat) bestandspleeggezinnen

7.1.3 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van

(kandidaat) bestandspleeggezinnen

7.1.4 Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma

7.1.5 Matchingsvoorstel

7.1.6 Matchingsbesluit

7.2 Bijlagen: Opstarten netwerkzaken

7.2.1 Verslag netwerkonderzoek

7.2.2 Beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

7.2.3 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

7.2.4 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

7.3 Bijlagen: Nieuwe plaatsing

7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek

7.3.2 Checklist afspraken nieuwe (over)plaatsing

7.3.3 Checklist nieuwe plaatsing

7.3.4 Pleegzorgcontract

7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein – pleegouders

7.4 Bijlagen: Secretariaat

7.4.1 Opdrachten voor het secretariaat

7.4.2 Mutatieformulier Afdeling Pleegzorg

7.5 Bijlagen: Standaard rapportage

7.5.1 Stroomdiagram standaard rapportage

7.5.2 Instructie registreren van een cliëntcontact bij geïndiceerde zorg

7.5.3 Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.5 Hulpmiddel Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.6 Tips en aandachtspunten Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.7 Standaard begeleidende brief (E)HVP

Page 5: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

5

7.5.8 Pleegouderbegeleidingsplan

7.5.9 Checklist indicatoren veiligheid kind in de pleegzorg

7.5.10 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK)

7.6 Bijlagen: Begeleide bezoeken

7.6.1 Inleiding Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

7.6.2 Cheklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

7.7 Bijlagen: Beslismomenten

7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats gesprek

7.7.2 Bijplaatsingsverslag

7.7.3 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (positief)

7.7.4 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (negatief)

7.7.5 Pleegzorgcontract FlexusJeugdplein – Pleegoudervoogd

7.8 Bijlagen: Afsluiten pleegzorgbegeleiding

7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren

7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren

7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders

7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders

7.9 Bijlagen: Weekend- en vakantiepleegzorg

7.9.1 Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg

7.9.2 Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg

7.10 Bijlagen: Ondersteuning pleegouders

7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering

7.10.2 Toelichting verklaring onafhankelijke instantie

7.10.3 Reisverklaring

7.10.4 Declaratieformulier reiskosten pleegouders

7.10.5 Aanvraagformulier opslagregeling €3,22

7.11 Bijlagen: Extra interne hulpverleningsmogelijkheden

7.11.1 Aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB)

7.11.2 Waarom? Wanneer? Wie? De twaalf meest gestelde vragen over VIB

7.11.3 VIB principes

7.11.4 Toelichting op enkele principes van Video Interactie Begeleiding (VIB)

7.11.5 Toelichting thuisopname Video Interactie Begeleiding (VIB)

7.11.6 Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie

7.11.7 Aanvraag intern diagnostisch onderzoek

7.11.8 Verwijsbrief aanmelding Yulius pleegzorgpolikliniek

7.11.9 Aanmeldingsgegevens pleegzorgpolikliniek

7.11.10 Hulpformulier onderzoeksvragen t.b.v. aanvraag diagnostisch onderzoek

7.11.11 Informatie diagnostisch onderzoek aan pleegouders

7.11.12 Inschrijfformulier pleeggezinproject oppassen

7.11.13 Intern aanvraagformulier fondsen

7.12 Bijlagen Basisteam

7.12.1 Inbrengformulier basisteam

7.12.2 Evaluatieformulier basisteams

7.13 Bijlagen Zakelijke aspecten

7.13.1 Bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg

7.13.2 Verlofaanvraag

Page 6: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

6

Hoofdstuk 1 Inleiding

Page 7: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

7

Pleegzorg is een aparte tak van sport. Pleegzorgbegeleiders begeleiden gezinnen die een

niet-eigen kind opvoeden. Hierbij hebben zij te maken met pleegkinderen, ouders,

pleeggezinnen, BJZ-werkers, enz.

Dit afdelingswerkboek is bedoeld om een beeld te geven van alle facetten van het werk

van de pleegzorgbegeleider. Het afdelingswerkboek biedt een overzicht van alle

werkwijzen, inclusief procedures en protocollen, informatiefolders enz.

Enerzijds moet dit afdelingswerkboek nieuwe begeleiders pleegzorg wegwijs kunnen

maken in het werk en anderzijds moet het onduidelijkheden in de werkwijzen uit de

wereld helpen. Het doel is namelijk wel dat alle begeleiders pleegzorg op een

vergelijkbare wijze werken en daarbij gebruik maken van dezelfde mogelijkheden.

Het werkveld en daarmee het afdelingswerkboek zijn continu aan verandering

onderhevig. Het is daarom van belang om dit als eerste versie van het

afdelingswerkboek te zien, wat met regelmaat om vernieuwing vraagt. Actualisering,

aanpassing en verbetering van het afdelingswerkboek is van belang om het nut ervan te

vergroten en te blijven behouden.

Ten behoeve van de leesbaarheid zal in het afdelingswerkboek gesproken worden over

het kind, waar eveneens de jongere bedoeld kan worden. Hiermee wordt het pleegkind

bedoeld wat in het pleeggezin woont. Tevens wordt BJZ-werker geschreven waar

gezinsvoogd, voogd of andere medewerker van BJZ of andere plaatsende instelling wordt

bedoelt.

Eveline van Valen

Pleegzorgbegeleider

Augustus 2011

Page 8: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

8

Hoofdstuk 2

Interne Procedures

Page 9: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

9

2.1 Starten

Doel

Om de slagingskans van de pleegzorgplaatsing te vergroten en de kwaliteit van de

plaatsing vanaf de start te bewaken, dienen er bij deze start diverse zaken zorgvuldig

afgewogen te worden, welke verschillen voor bestands- en netwerkpleeggezinnen.

Uitgangspunt

Hier wordt getracht een overzichtelijk geheel te bieden van alle stappen die bij de start

van de begeleiding aan pleeggezinnen hoort. Dit wordt onderverdeeld in de stappen bij

bestands- en bij netwerkpleeggezinnen.

Richtlijnen

Bij de start van de begeleiding wordt overwogen en bepaald of de pleegzorgplaatsing

aanvaard wordt, dus of een pleegkind in het pleeggezin kan wonen en FlexusJeugdplein

de begeleiding op zich neemt.

In 2.1.1 wordt stilgestaan bij de start van bestandspleeggezinnen. De grove lijnen van

het Voorbereidingstraject VIP (2.1.1.1) zal kort beschreven worden. Hierna kunnen de

aspirant pleegouders middels Bemiddeling en matching (2.1.1.2) tot een mogelijke

Kennismakingstraject (2.1.1.3) met een mogelijk toekomstige pleegkind komen. Het

gehele proces is een Stroomdiagram opstarten bestandsbestandszaken (2.1.1.4)

geplaatst.

Bij netwerkpleeggezinnen staat tijdens de start van de begeleiding (2.1.2) de

Netwerkscreening (2.1.2.1) centraal. Alle stappen die hierbij genomen worden zijn

samengevat in een Stroomdiagram netwerkscreening (2.1.2.2).

Page 10: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

10

2.1.1 Bestandszaken

Doel

Achtergrondinformatie bieden over het traject voorafgaand aan een plaatsing bij

bestandspleeggezinnen en daarbij duidelijkheid scheppen over de taakverdeling en

verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen bij de start van een nieuwe

bestandsplaatsing.

Uitgangspunt

Ongeveer de helft van de pleegouders binnen de afdeling Pleegzorg van

FlexusJeugdplein zijn bestandspleeggezinnen. Dit zijn gezinnen die ruimte hebben voor

opname van een kind in hun gezin, waarmee zij bij de start van de plaatsing geen

(familiaire of sociale) band hebben. Deze bestandspleeggezinnen komen via activiteiten

van de Dienst Werving en Selectie (Dienst W&S) in het bestand van FJP en kunnen dan

bemiddeld worden door de bemiddelingsmedewerkers om een plaats te bieden aan

aangemelde pleegkinderen.

Richtlijnen

Voor de plaatsing van een pleegkind in een bestandpleeggezin vindt een

voorbereidingstraject plaats. Deze wordt door twee afdelingen uitgevoerd, namelijk de

Dienst W&S en de bemiddelingsafdeling.

De Dienst W&S heeft als taak om pleeggezinnen te werven, voor te lichten en te

selecteren ten behoeve van de plaatsing van pleegkinderen. De dienst W&S biedt

hiervoor aan kandidaat-pleegouders het Voorbereidingstraject VIP (2.1.1.1) aan.

Wanneer het pleeggezin in het bestand van FlexusJeugdplein is opgenomen, dan komt

het in aanmerking voor de Bemiddeling en matchting (2.1.1.2) met aangemelde

kinderen. Dan wordt door de bemiddelingsmedewerker de vraag van het kind vergeleken

met het aanbod van de bestandspleeggezinnen. Dit kan uitmonden in een

Kennismakingstraject (2.1.1.3) en van hieruit een plaatsing van het pleegkind in het

bestandspleeggezin. Het gehele proces van voorbereiding tot de mogelijke plaatsing van

pleegkinderen bij een bestandspleeggezin is een Stroomdiagram (2.1.1.4) samengevat.

Page 11: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

11

2.1.1.1 Voorbereidingstraject VIP

Doel

Pleegzorg is een groeiende afdeling binnen FlexusJeugdplein. Steeds meer kinderen

worden aangemeld voor deze vorm van hulpverlening. Om alle kinderen in goed

passende pleeggezinnen te kunnen plaatsen, is het van belang om over een uitgebreid

bestand aan geschikte pleegouders te beschikken.

Uitgangspunten

- De werkzaamheden van de Dienst W&S zijn gebaseerd op de vraag uit de

afdelingen naar soorten pleeggezinnen waaraan de meeste behoefte is. Deze

vraag is leidend voor de activiteiten van de Dienst W&S. Daarnaast spelen

feedback uit evaluaties van het voorbereidingstraject en financiën een grote rol.

De Dienst W&S past het voorbereidingstraject dan ook met zeer grote regelmaat

aan. Hier worden slechts de grove lijnen van de taken van de Dienst W&S

geschetst. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de documenten

van de Dienst W&S zelf in het handboek of naar de Dienst W&S zelf.

Stappenplan

1. De Dienst W&S werft aspirant pleegouders. Dit vindt plaats op diverse manieren,

zoals via landelijke campagnes en informatieverstrekking bij diverse

evenementen en activiteiten op verschillende locaties. Hier worden

informatiepakketten verstrekt, waarin de mogelijkheid wordt geboden om zich

aan te melden voor een voorlichtingsavond.

2. Minimaal tien keer per jaar vindt er een voorlichtingsavond plaats. Hier wordt

zoveel mogelijk informatie met betrekking tot pleegzorg gegeven, zoals de

verschillende mogelijkheden van pleegzorg, waarom kinderen uit huis geplaatst

worden en aan welke voorwaarden voldaan moet worden om pleeggezin te

worden. Bij de voorlichtingsavond wordt een uitgebreid informatiepakket

gegeven, inclusief aanmeldingsformulieren.

3. Geïnteresseerden kunnen het aanmeldingsformulieren invullen, waarmee zij zich

aanmelden als kandidaat-pleegouders. Hierbij wordt hen gevraagd om de

formulieren voor de medische en Raadsverklaring in te vullen. Een positieve

medische verklaring is nodig om door te gaan met het voorbereidingsprogramma.

Daarnaast is het wettelijk verplicht om de Raad van Kinderbescherming op basis

van justitiële documentatie een uitgebreide verklaring omtrent het gedrag van de

pleeggezinsleden te vragen. Hier dient de Machtiging Raad van de

Kinderbescherming voor, die door elk gezinslid vanaf 12 jaar moet worden

ingevuld en geretourneerd aan FlexusJeugdplein. Het secretariaat van de Dienst

W&S stuurt deze door naar de Raad van de Kinderbescherming, die hier

vervolgens een verklaring van geen bezwaar voor geven. Wanneer er redenen

zijn om geen verklaring van geen bezwaar af te geven, dan krijgt

FlexusJeugdplein hiervan de reden niet te horen. De pleegouder(s) worden hier

wel van op de hoogte gesteld door de Raad van de Kinderbescherming. Zij

worden dan uitgenodigd voor een gesprek.

De verwerking en goedkeuring van alle formulieren duurt gemiddeld acht weken.

Wanneer zich bijzonderheden voordoen in de afgifte van de verklaringen, dan kan

dit langer in beslag nemen.

4. Mondeling of telefonisch wordt er een afstemmingsgesprek gehouden tussen de

Dienst W&S en de kandidaat-pleegouders. Hier wordt aan de hand van het

aanmeldingsformulier en de verklaringen de mogelijkheden besproken en bepaald

of er eventuele contra-indicaties bestaan om verder te gaan met het

voorbereidingstraject.

5. Het voorbereidings- en selectieprogramma voor kandidaat-pleegouders van

FlexusJeugdplein heet VIP De naam VIP staat voor Voorbereiding en Informatie

aan (kandidaat) Pleegouders, maar geeft ook aan dat pleegouders als Very

Page 12: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

12

Important Persons worden gezien. Met het programma worden kandidaat

pleegouders voorbereid op het pleegouderschap.

NB. Wanneer kandidaat pleegouders zich aanmelden als

weekendpleegouders, dan hoeven zij niet het volledige

voorbereidingsprogramma VIP te volgen, maar kunnen zij

deelnemen aan een zogenaamde W(eekend)-VIP, dat minder

uitgebreid is.

6. Het voorbereidingstraject en het kandidaat-pleeggezin wordt inhoudelijk en

procedureel getoetst in het Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma (zie 7.1.6).

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van

de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen (zie 7.1.3, 7.1.4 en

7.1.5), een hulpmiddel om vast te stellen of de kandidaat bestandspleegouders

geschikt zijn. De factoren op grond waarvan dit besloten wordt, zijn:

- motivatie;

- opvoedingskwaliteiten;

- specifieke pleegouderkwaliteiten;

- levensgeluk;

- stabiliteit netwerk;

- risicofactoren;

- protectieve factoren;

- mening ouders;

- mening kind;

- mening pleegzorgbegeleider;

- mening basisteam.

Voorop staat hierbij de vraag of de kandidaat-pleegouders een veilige plaats

kunnen bieden aan een pleegkind. Daarbij worden de vijf pleegzorgcriteria

gehanteerd:

a. Openheid en duidelijkheid in het contact.

Dit criterium is van belang in alle contacten die de pleegouders binnen en

buiten het pleeggezin in het kader van de zorg voor het pleegkind onder-

houden. De pleegouders krijgen met veel mensen te maken die persoonlijk

of professioneel bij het pleegkind betrokken zijn. Zodoende worden er

hoge eisen gesteld aan de communicatievaardigheden van de pleegouders.

Zij moeten in staat zijn een positief contact te onderhouden met anderen,

inclusief de familie van het pleegkind. De pleegouder moet informatie

kunnen uitwisselen met personen van een andere culturele achtergrond,

andere seksuele geaardheid, enzovoorts.

b. Samenwerken als team en het delen van ouderschap.

De pleegouders moet het ouderschap kunnen delen met de ouder en de

familie van het kind. Tot het delen van ouderschap behoort ook de zorg

voor het pleegkind en de planning hiervan delen met FlexusJeugdplein. De

samenwerking met de medewerkers van FlexusJeugdplein verdient

bijzondere aandacht. Er wordt van de pleegouders verwacht, dat zij:

- open staan voor intensief contact met de pleegzorgbegeleider;

- kunnen accepteren dat een pleegzorgbegeleider veelvuldig "meekijkt";

- in staat zijn om kritisch naar hun eigen functioneren te kijken;

- waardering en kritiek kunnen uiten en ontvangen;

- in staat zijn om de ontwikkeling van de kinderen schriftelijk vast te

leggen;

- betrouwbaar zijn met betrekking tot de vele afspraken binnen de

samenwerking;

- weten hoe taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het

pleegkind zijn verdeeld en dat kunnen respecteren;

- in staat zijn de dagelijkse zorg waar nodig tijdelijk te delen met of af te

staan aan de medewerkers van FlexusJeugdplein;

- in staat zijn vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid hun positie

in te nemen in de samenwerking en samen met de andere

Page 13: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

13

medewerkers ook met afstand naar de ontwikkeling van het pleegkind

kunnen kijken.

c. Kinderen helpen een positieve kijk op zichzelf te ontwikkelen.

Door verwaarlozing, mishandeling en/of een andere reden kan het

pleegkind een negatief zelfbeeld hebben. De pleegouder heeft de taak het

pleegkind te helpen zich goed te voelen. Er wordt dus een zekere de

pedagogische deskundigheid en vaardigheid van de pleegouders verwacht.

Er wordt verwacht dat zij:

- kennis hebben of bereid zijn kennis op te doen over de

ontwikkelingsfasen van het kind en over de problematiek van de

kinderen;

- verschillende opvoedingsstijlen kunnen hanteren afhankelijk van het

kind;

- kunnen accepteren dat het pleegkind weinig mogelijkheden heeft om

relaties aan te gaan;

- op een positieve manier afscheid kunnen nemen van het kind.

d. Kinderen helpen hun gedrag te veranderen zonder hen pijn te doen.

Lichamelijk geweld is bij wet verboden in Nederland. Het pleegkind kan

aan lichamelijk geweld gewend zijn en verwachten dat dit patroon zich in

het pleeggezin voortzet. Als de pleegouder fysiek geweld gebruikt, wordt

het pleegkind bevestigd in dit beeld. De pleegouder moet deze cirkel

doorbreken. Van de pleegouders wordt veel geduld, begrip, creativiteit en

uithoudingsvermogen verwacht in hun benadering van het pleegkind. De

problematiek van deze pleegkinderen vraagt van de pleegouders, dat zij:

- inzicht in de oorzaak van het gedrag van het pleegkind hebben;

- inzicht hebben in hun eigen normen en waarden met betrekking tot

opvoeding;

- hun wijze en mate van corrigeren kunnen afstemmen op de gekozen

pedagogische benadering van het kind;

- met weinig zichtbaar resultaat tevreden kunnen zijn.

e. Het inschatten van de uitwerking van het pleegouderschap op de eigen

situatie.

Het plaatsen van een pleegkind heeft veel gevolgen voor alle leden van het

pleeggezin. Voordat aspirant-pleegouders een pleegkind in huis krijgen,

moet de pleegouder een beeld hebben van de gevolgen die door de

plaatsing van een pleegkind op het gezin kan hebben. Hierbij moet

gedacht worden aan de financiële gevolgen, veranderende gezinsrelaties

en de tijd, ruimte en aandacht die het pleegkind zal vragen. De motivatie,

verwachtingen en te voorziene gevolgen voor elk gezinslid apart en voor

het gezin als geheel moeten worden afgewogen.

In het verslag wordt geconcludeerd of het pleeggezin beschikbaar komt en voor

welke kinderen zij zich beschikbaar stellen. Daarnaast wordt een

Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein – pleegouders (zie 2.6.1.6 en

7.3.5) voorgelegd en getekend. Hierin worden de rechten en plichten van de

pleegouders en FlexusJeugdplein officieel vastgelegd. De aspirant-pleegouders

krijgen hier één exemplaar van mee en een tweede wordt door het

instroomsecretariaat in het pleegouderdossier gedaan.

7. Het eindverslag wordt aan de afdeling bemiddeling gestuurd.

Page 14: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

14

2.1.1.2 Bemiddeling en matching

Doel

De bemiddeling heeft een spilfunctie in het pleegzorgtraject. De vraag van de cliënt komt

via Bureau Jeugdzorg bij FlexusJeugdplein binnen. BJZ stuurt hiervoor een recent

vastgesteld Plan van Aanpak met bijbehorend indicatiebesluit naar de opnamecoördinatie

van FJP met het verzoek om te zoeken naar een pleeggezin. De opnamecoördinator

toetst de indicatie en stuurt deze door naar pleegzorg. De bemiddelingsafdeling van

Pleegzorg zoekt het juiste gezin voor het betreffende kind en stuurt de schriftelijke

conclusie van de onderbouwing van de matching aan BJZ. Belangrijk is dat daarin risico‟s

maar ook beschermende factoren worden beschreven. Het is de verantwoordelijkheid en

expertise van FJP om het juiste gezin voor te leggen.

Aan de ander kant werkt de Dienst W&S aan het voorbereiden en selecteren van nieuwe

bestandspleeggezinnen (zie 2.1.1.1). Beide processen komen samen bij de bemiddeling

die de vraag van de cliënt en het aanbod van het pleeggezin aan elkaar verbindt.

Uitgangspunten

- Er moet een zo nauwkeurig mogelijke werkwijze toe gepast worden om met alle

betrokkenen tot een verantwoorde beslissing te komen om over te gaan tot

plaatsing van kinderen in (weekend)pleeggezinnen.

- Door de procedure te volgen wordt een zorgvuldige afweging gemaakt tussen wat

het kind nodig heeft en wat een gezin kan bieden.

- De pleegzorgbegeleider wordt in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken.

- Er wordt naar gestreefd om tussen instroom en bemiddelingsoverleg niet meer

dan drie weken te laten verlopen.

Stappenplan

Het stappenplan van de bemiddeling en matching kan grofweg onderverdeeld worden in

drie fases: de voorbereiding, matching en afronding.

Voorbereiding

De voorbereiding van de bemiddeling bestaat uit de instroom van de pleeggezinnen, het

bestandsbeheer van deze pleeggezinnen en de instroom van de kinderen.

Instroom pleeggezinnen

1. De bemiddeling krijgt via de Dienst W&S of in het geval van een bijplaatsing via

het secretariaat de rapportage van een pleeggezin dat beschikbaar komt.

2. Indien de bemiddelaar vragen over het gezin heeft neemt hij/zij hierover contact

op met de VIP-trainers van het aspirant pleeggezin (of met de

pleegzorgbegeleider als het om een bijplaatsing gaat).

3. Indien de bemiddelaar nog geen kennis heeft gemaakt tijdens het eindgesprek

van de VIP, neemt deze contact op met het nieuwe pleeggezin om zichzelf voor te

stellen, de procedure (nogmaals) uit te leggen, afspraken te maken over het

verder contact en eventuele vragen te beantwoorden. Ook is er tijdens dit

gesprek ruimte voor eventuele vragen van de bemiddelaar aan het pleeggezin.

Bestandsbeheer

4. Nadat een gezin aspirant-pleeggezin is geworden en dus in het bestand is

opgenomen, dan is de bemiddelaar verantwoordelijk voor het contact met het

pleeggezin. De bemiddelaar maakt tijdens eindgesprek van de VIP of tijdens het

kennismakingstelefoongesprek (stap 3) afspraken met het gezin over het verder

contact. De norm hierbij is dat de bemiddelaar na drie tot vier maanden weer

contact opneemt.

Page 15: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

15

Instroom van kinderen

5. Nadat een aanmelding door de opnamecoördinator is geaccepteerd zorgt het

secretariaat ervoor dat het indicatiebesluit en eventuele andere documenten van

het kind aan de bemiddelaar worden overgedragen.

6. De bemiddelaar maakt een grove selectie, waarin pleeggezinnen uit het bestand

gehaald worden die op het eerste gezicht passen bij het kind. Wanneer er een

passend gezin gevonden wordt, dan wordt dit „matchingsidee‟ nader onderzocht.

Matching

7. De bemiddelaar onderzoekt of een „matchingsidee‟ kansrijk is. Zo kan (nogmaals)

informatie verzameld worden en kan naar de mening van betrokkenen worden

gevraagd. Als betrokkenen worden gezien:

o de BJZ-werker;

o de pleegzorgbegeleider crisisopvang (indien het kind in een

crisisopvanggezin woont);

o de pleegzorgbegeleider van het pleeggezin (indien het om een bijplaatsing

gaat);

o de selecteur van het betreffende gezin;

o het pleeggezin (indien wenselijk, naar inzicht van de bemiddelaar).

8. Bij vragen of twijfel over de matching kan de bemiddelaar een

gedragsdeskundige raadplegen.

9. Wanneer een „matchingsidee‟ na bovenstaande stappen nog steeds kansrijk lijkt

schrijft de bemiddelaar een matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.7). In dit

voorstel geeft de bemiddelaar een korte schets van het betreffende pleeggezin en

pleegkind. Puntsgewijs worden daarbij de plus- en minpunten beschreven van de

matching, evenals de aandachtspunten bij de eventuele kennismaking en

begeleiding. Ook eventuele vragen aan het pleeggezin kunnen hierin worden

beschreven.

10. De bemiddelaar legt het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.17) inclusief het

indicatiebesluit en de pleegouderrapportage aan de afdelingsmanager voor.

11. Indien de afdelingsmanager akkoord is met het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en

7.17) dan wordt het voorstel ter inzage aan de plaatsende instantie gestuurd.

12. De afdelingsmanager wijst binnen een week een pleegzorgbegeleider aan, geeft

deze alle stukken en laat de bemiddelaar weten wie het geworden is. De

bemiddelaar geeft deze informatie door aan de instroom en voorziet de

gedragsdeskundige van de betreffende begeleider van het matchingsvoorstel (zie

2.6.1.1 en 7.1.7).

13. De bemiddelaar legt contact met het betreffende gezin en legt het kind en de

situatie voor. Met het pleeggezin wordt afgesproken snel contact te hebben over

het besluit van pleeggezin om al dan niet door te gaan met deze matching.

Afronding

14. Wanneer het pleeggezin verder wil met de matching en dus met de voorbereiding

van de plaatsing, dan draagt bemiddelaar de zaak over aan de

pleegzorgbegeleider. De bemiddelaar maakt hiervoor een afspraak met de

toegewezen begeleider voor een overdrachtsgesprek. Doel van het

overdrachtsgesprek is informatie-uitwisseling.

15. De bemiddeling rondt de registratie af op de dag van de overdracht.

16. Het instroomsecretariaat verwerkt het dossier en verstuurt deze naar het

secretariaat van de betreffende pleegzorgbegeleider.

Page 16: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

16

2.1.1.3 Kennismakingstraject

Doel

Het kennismakingstraject is bedoeld om een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze toe te

passen om de kennismaking tussen een kind en pleeggezin zo goed mogelijk te laten

verlopen.

Uitgangspunten

- Het beginpunt van het kennismakingstraject is een positief besluit van de

afdelingsmanager rond een matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.7).

- Na het overdrachtsgesprek tussen de bemiddelaar en de pleegzorgbegeleider ligt

de verantwoordelijkheid voor de verdere procedure bij de pleegzorgbegeleider.

Deze maakt alle afspraken om het kennismakingstraject in werking te stellen.

- Gedurende het gehele kennismakingstraject zijn de gesprekken voor alle

betrokkenen vrijblijvend, wat wil zeggen dat alle betrokkenen op verschillende

momenten kunnen aangeven of ze wel of niet verder willen gaan met het traject.

- Gedurende het gehele kennismakingstraject kan er zowel vanuit de pleegouders

als vanuit FlexusJeugdplein besloten worden om het kennismakingstraject en

daarmee mogelijk toekomstige plaatsing te stoppen.

- Binnen het kennismakingstraject wordt veel ruimte gemaakt voor bedenktijd. Dit

heeft tot doel de aspirant-pleegouders de gelegenheid te geven om na te denken

over wat de plaatsing zal betekenen. Na iedere bedenktijd krijgen de pleegouders

de ruimte om te kiezen om wel of niet door te gaan met het kennismakingstraject

en van daaruit de plaatsing van het betreffende pleegkind.

- Informatie over de levensgeschiedenis van het kind vanaf de geboorte moet

(blijvend) uitgewisseld worden tussen de pleegouders, het kind, de ouders en de

vorige of andere opvoeders. Het kind moet ervaren dat de lijn van zijn of haar

levensgeschiedenis bekend is bij alle belangrijke betrekkingsfiguren uit heden en

verleden in elke fase van de hulpverlening of pleeggezinplaatsing. Het

Levensboek kan daarbij als instrument dienen. Een Levensboek is een verhaal,

dagboek en plakboek tegelijk, met daarin alles wat bekend is over de

gezinsgeschiedenis en de ontwikkeling van het kind. Het helpt kinderen de

vroegere gebeurtenissen uit hun leven beter te begrijpen, waardoor zij zich beter

voelen en beter voorbereid zijn op de toekomst. De pleegouders kunnen een

Levensboek ontvangen van de pleegzorgbegeleider, die deze aan kan vragen bij

de huismeesters. De pleegouders kunnen hier zelfstandig mee aan de slag en

hierbij gebruik maken van diverse bronnen, zoals de ouders of andere

familieleden van het kind, vorige pleegouders, (vorige) hulpverleners, dossiers,

buren, onderwijzers, enz.

- Voor het kind en de huidige opvoeders is het veranderen van het perspectief door

de overplaatsing een ingrijpende gebeurtenis. Het is van belang dat de huidige

opvoeders zicht hebben op hun eigen emoties en gevoelens rondom het komend

afscheid van het kind, zodat zij het kind zo goed mogelijk kunnen begeleiden in

de weken voorafgaand aan het kennismakingstraject, tijdens het traject zelf en

rondom de overplaatsing. Het is van belang dat de huidige opvoeders het kind

vertrouwen en daarmee toestemming geven om in het pleeggezin te gaan wonen.

- De overplaatsing naar het pleeggezin moet voor het kind zo gemakkelijk en

duidelijk mogelijk gemaakt worden. Hierbij kan het helpen om zoveel mogelijk

informatie over het pleeggezin te hebben. De pleegzorgkit „Wij‟ kan hierbij als

hulpmiddel dienen. Deze pleegzorgkit kan door de pleegzorgbegeleider via de

huismeester aangevraagd worden. Het aspirant-pleeggezin kan via diverse

enveloppen een beeld geven van zichzelf, zodat het kind zich hierop kan

voorbereiden. De pleegzorgkit „Wij‟ is dus een hulpmiddel om het toekomstige

pleegkind een beeld gegeven van het gezin waarbij het gaat wonen.

- Bij een naderend afscheid wordt veelal “oud” gedrag van het kind teruggezien.

Het afscheid is naast een vreugdevolle ook een verlieservaring.

Page 17: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

17

- Indien mogelijk wordt afgesproken en verteld aan het kind dat het contact met de

huidige opvoeders niet abrupt verloren zal zijn. In overleg met de pleegouders,

de huidige opvoeders en de pleegzorgbegeleider wordt bepaald op welk moment

na de overplaatsing, in welke vorm en frequentie één of meerdere contacten

zullen plaatsvinden.

- Bij een OTS is het een taak van BJZ om de ouders te betrekken bij de matching.

Ook bij een voogdijmaatregel is het wenselijk dat een kind in contact blijft met

het gezin van herkomst, mits dit de veiligheid of het functioneren van het kind

niet schaadt. Het is van belang dat BJZ de biologische ouders begeleidt in het

proces van acceptatie van de uithuisplaatsing, zodat het kind de ruimte krijgt om

te verblijven en op te groeien in het pleeggezin. Ook is het van belang dat

pleegouders het pleegkind ruimte bieden om contact te onderhouden met de

biologische ouders. FJP begeleidt de pleegouders hierin.

- In sommige gevallen heeft de (gezins)voogd specifieke voorkeur voor een

pleeggezin dat hij/zij kent, deze voorkeur kan kenbaar gemaakt worden aan FJP.

- Het is onwenselijk dat een medewerker van BJZ zelf een pleeggezin benadert met

een verzoek tot (bij-)plaatsing (dit geldt ook in crisissituaties).

Stappenplan

Het stappenplan van het kennismakingstraject kan onderverdeeld worden in de

voorbereiding van het pleeggezin, de voorbereiding van het pleegkind, de

daadwerkelijke kennismaking en de afronding.

Voorbereiding pleeggezin

1. Wanneer het bemiddelde pleeggezin de eerste keer gematched is met een kind,

dan brengt de bemiddelaar de betrokken VIP-trainers op de hoogte van matching

(middels het matchingsvoorstel, zie 2.6.1.1 en 7.1.7) en de aangewezen

pleegzorgbegeleider.

2. De pleegzorgbegeleider plant een overdrachtsgesprek met de nieuwe

pleegouders, de VIP-trainer en de begeleider zelf op kantoor.

3. Het overdrachtsgesprek vindt plaats. Het doel hiervan is het vergemakkelijken

van de overgang van nieuwe pleegouders van de Dienst W&S naar de

pleegzorgbegeleider. De gedachte is dat dit de samenwerking bevorderd of

vergemakkelijkt tussen nieuwe pleegouders en de pleegzorgbegeleider. In het

gesprek worden de nieuwe pleegouders voorgesteld door de VIP-trainer, waarin

de kwaliteiten en aandachtspunten besproken worden.

4. Binnen twee weken na het overdrachtsgesprek moeten de BJZ-werker en/of de

biologische ouder(s) toestemming geven voor de plaatsing.

5. De pleegzorgbegeleider, BJZ-werker en eventueel iemand die het kind goed kent

bezoeken de aspirant-pleegouders. In dit gesprek wordt in grote lijnen informatie

gegeven over het kind. Ook wordt er gesproken over het doel en de beoogde

duur van de plaatsing en hoe de contacten met de familie vorm zullen krijgen.

Verder staan de aandachtspunten uit het matchingsvoorstel centraal. De

pleegzorgbegeleider maakt van dit gesprek een verslag (Gespreksverslag

Kennismaking, zie 2.6.1.2 en 7.3.1) dat achteraf aan de aspirant-pleegouders

wordt toegezonden. Zodoende kunnen de aspirant-pleegouders de belangrijkste

punten van het gesprek nalezen en meenemen in hun bedenktijd.

6. Na het kennismakingsgesprek vindt er binnen vijf werkdagen een terugkoppeling

plaats. De pleegzorgbegeleider neemt dan contact op met het aspirant-pleeggezin

om te bespreken of doorgegaan wordt met het kennismakingstraject rond deze

matching. Hierbij bestaan de volgende mogelijkheden:

a. Het aspirant pleeggezin geeft aan niet door te willen met de plaatsing.

- De pleegzorgbegeleider bespreekt telefonisch, via een huisbezoek

of via een gesprek op kantoor de reden van afwijzing van de

matching. Daarbij legt de pleegzorgbegeleider uit wat de verdere

gang van zaken is, waarbij het aspirant-pleeggezin doorgaans weer

Page 18: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

18

in het bestand opgenomen zal worden in afwachting van een

nieuwe matching.

- De pleegzorgbegeleider schrijft een Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en

7.1.8), waarin het stopzetten van het kennismakingstraject en de

reden daartoe wordt beschreven.

- De pleegzorgbegeleider stuurt het Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en

7.1.8) naar de bemiddelaar, zodat deze weet dat het kind opnieuw

voor bemiddeling in aanmerking komt. Daarnaast gaat er een kopie

naar de afdelingsmanager, zodat deze op de hoogte is van (de

reden van) het afwijzen van de matching.

b. FlexusJeugdplein geeft aan niet door te willen met de plaatsing.

- De pleegzorgbegeleider heeft in overleg met de afdelingsmanager

(en vaak ook in overleg met de gedragsdeskundige en/of het

basisteam) besloten dat het kennismakingstraject en dus de

plaatsing van dit pleegkind in dit aspirant-pleeggezin geen

voortgang kan vinden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de

beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van

(kandidaat) pleeggezinnen (zie 7.1.5).

- De pleegzorgbegeleider bespreekt via een huisbezoek of via een

gesprek op kantoor de reden van afwijzing van de matching

(desgewenst samen met een collega, de VIP-trainer,

gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager). Daarbij legt de

pleegzorgbegeleider uit wat de verdere gang van zaken is, waarbij

het aspirant pleeggezin weer in het bestand opgenomen zal worden

in afwachting van een nieuwe matching of niet langer in het

bestand opgenomen worden.

- De pleegzorgbegeleider schrijft een Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en

7.1.8), waarin het stopzetten van het kennismakingstraject en de

reden daartoe wordt beschreven.

- De pleegzorgbegeleider stuurt het Matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en

7.1.8) naar de bemiddelaar, zodat deze weet dat het kind opnieuw

voor bemiddeling in aanmerking komt. Daarnaast gaat er een kopie

naar de afdelingsmanager, zodat deze op de hoogte is van (de

reden van) het afwijzen van de matching.

c. Mochten de pleegzorgbegeleider en de BJZ-werker een afwijkende mening

hebben over de matching dan vindt er overleg plaats tussen de GD-ers

van FJP en BJZ. Als ook dit overleg niet tot een vergelijk leidt dan zal er

overleg zijn tussen de afdelingsmanager van FJP en de teammanager van

BJZ.

d. Indien met alle partijen (aspirant-pleegouders, BJZ-werker en

pleegzorgbegeleider) wordt besloten de matching voort te zetten, worden

er verdere afspraken gemaakt.

7. Binnen een termijn van twee weken wordt een video-opname gemaakt van het

kind (door de BJZ-werker, mentor, eigen ouders of crisisopvangouders). Aan het

kind wordt uitgelegd dat de video een hulpmiddel is bij het vinden van een

pleeggezin. Een aanvulling of alternatief voor een video is een schriftelijke

beschrijving van het kind, met aandacht voor waar het kind van houdt, welk

speelgoed favoriet is, welke hobby‟s het kind heeft, enzovoorts. Hierbij zijn foto‟s

van het kind wenselijk. Ook kan de BJZ-werker deze informatie mondeling

doorgeven aan de pleegouders in aanwezigheid van de pleegzorgbegeleider.

8. Er wordt een tweede gesprek met het aspirant pleeggezin gevoerd door de

begeleider en iemand die het kind goed kent. Hierin wordt specifiek ingegaan op

kindfactoren, zoals deze onder stap 5 zijn verzameld.

9. De pleegouders krijgen opnieuw een week bedenktijd.

10. De pleegzorgbegeleider neemt na een week contact op met het aspirant-

pleeggezin om de voortgang van het kennismakingstraject te bespreken. Hierbij

kunnen wederom de onder stap 4 beschreven mogelijkheden aan de orde zijn.

Page 19: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

19

11. Indien het aspirant pleeggezin en FlexusJeugdplein achter de voortgang van het

kennismakingstraject staan, dan wordt indien mogelijk een kennismaking

geregeld tussen de aspirant-pleegouders en de biologische ouders in

aanwezigheid van zowel de BJZ-werker als de pleegzorgbegeleider. In dit gesprek

worden de ouders uitgenodigd om zoveel mogelijk over hun kind te vertellen en

wat zij belangrijk vinden in de opvoeding van hun kind. Daarnaast krijgt het

aspirant pleeggezin de ruimte om zich voor te stellen aan de biologische ouders.

Hierbij kan het onderdeel „Kennismaken met de pleegouder – voor ouders‟ uit de

Pleegzorgkit „Wij‟ als hulpmiddel gebruikt worden.

12. Er is wederom een week bedenktijd waarin de aspirant-pleegouders en

(afhankelijk van het gezag) ook de ouders de ruimte krijgen om te beslissen of er

problemen te verwachten zijn in de samenwerking tussen de ouder(s) en het

aspirant-pleeggezin.

13. De BJZ-werker neemt contact op met de ouders om hun beslissing over de

voortgang van het kennismakingstraject kenbaar te maken. De weging van de

mening van ouders rond de plaatsing hangt af van het juridisch gezag.

14. De pleegzorgbegeleider neemt contact om met het aspirant-pleeggezin om hun

beslissing rond de voortgang te bespreken (zie stap 4).

15. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met de BJZ-werker om stap 11 en 12

samen te voegen en op grond hiervan te beoordelen of doorgegaan wordt met

het kennismakingstraject van de betreffende matching.

16. Indien stap 16 een positief resultaat word, dan informeert de pleegzorgbegeleider

de bemiddelaar over de uitkomst van de voorbereiding met het pleeggezin, dus of

alle betrokkenen verder willen en wanneer het kennismakingstraject van start zal

gaan.

17. Aan de aspirant-pleegouders wordt gevraagd een video-opname en/of fotoboekje

van hun gezin en woonsituatie te maken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden

van de Pleegzorgkit „Wij‟. Deze wordt door de pleegzorgbegeleider aan het

aspirant pleeggezin overhandigd.

Stappenplan kind

18. De BJZ-werker en bij voorkeur de ouders en/of belangrijkste huidige opvoeder

legt uit aan het kind dat en waarom het in een pleeggezin geplaatst zal worden.

Afhankelijk van de leeftijd van het kind wordt gevraagd hoe het hier over denkt

en welke aspecten het belangrijk vindt ten aanzien van een toekomstig

pleeggezin. Aangegeven wordt dat er wel rekening wordt gehouden met de

wensen van het kind, maar dat waarschijnlijk niet aan alle wensen precies

voldaan kan worden.

19. De huidige opvoeders maken regelmatig ruimte om met het kind te spreken over

het perspectief van de pleeggezinplaatsing. Het kind wordt zoveel mogelijk de

gelegenheid gegeven om zich in te stellen op en te wennen aan de verandering

en daarover te praten, emoties te uiten en vragen te stellen.

20. Indien mogelijk en gewenst wordt een video-opname gemaakt (zie stap 5

hierboven). Aan het kind wordt uitgelegd dat dit een hulpmiddel is om te zoeken

naar een pleeggezin.

21. Bij voorkeur wordt een gesprek gepland waarin de BJZ-werker, eventueel in

aanwezigheid van ouders en/of de huidige opvoeder(s), terugkomt op

bovengenoemd gesprek en het kind gelegenheid geeft om te praten over de op

handen zijnde verandering en hoe het zich daarbij voelt of wat het ervan vindt.

22. Na stap 15, dus als het aspirant pleeggezin “ja” heeft gezegd, wordt door de BJZ-

werker, indien mogelijk in aanwezigheid van de ouders en/of de huidige

opvoeder(s), verteld dat er een pleeggezin gevonden is. Dit wordt hooguit enkele

dagen voor de kennismaking gedaan. In het gesprek worden namen,

gezinssamenstelling, woonplaats, huisdieren, eigen kamer enzovoorts verteld.

Deze gegevens worden vergeleken met de wensen die het kind had en er wordt

uitleg gegeven op welke punten en waarom het gezin hiervan afwijkt. De video-

opname van het aspirant pleeggezin wordt getoond.

Page 20: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

20

23. Na de kennismaking, die bij voorkeur plaatsvindt op de verblijfplaats va het kind,

geven de pleegouders het fotoboekje, zodat het kind aan anderen de foto‟s kan

laten zien. Indien mogelijk wordt de pleegzorgkit „Wij‟ aan het kind gegeven.

Kennismaking

Het verdere kennismakingstraject is afhankelijk van de leeftijd van het pleegkind.

Kennismakingstraject nul tot één jaar

De duur van het traject voor de leeftijd van nul tot één jaar is één week.

1. Kennismaking.

Doel:

- De pleegouders en het kind maken kennis met elkaar.

- Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de

opvangpleegouders de agenda‟s op elkaar af. Hierbij worden belafspraken

gemaakt met de begeleiders pleegzorg.

Plaats:

- In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind.

Aanwezig:

- Het kind, opvanggezin, pleegouders, pleegzorgbegeleider crisis en

pleegzorgbegeleider.

Aandachtspunten:

- Tijdens dit gesprek worden concrete afspraken gemaakt over het verloop van de

kennismaking.

- Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider

regulier en de pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben

ervaren. De pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan

niet door willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind.

2. Overdracht.

Doel:

- De pleegouder(s) nader kennis laten maken met het kind en meer informatie

geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen.

Plaats:

- Bij het opvanggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger van het opvanggezin.

Aandachtspunten:

- De pleegouder(s) krijgen informatie over het kind en proberen om contact te

leggen met het kind. Het is van belang om dit contact niet al te abrupt te laten

verlopen maar op te bouwen, waarbij er steeds aandacht is voor de signalen van

het kind. „s Morgens, als het kind in bad gaat, kan een geschikt tijdstip zijn.

Bijvoorbeeld: de opvangpleegmoeder doet het kind in bad terwijl pleegouder(s)

contact proberen te leggen door te praten of door later eten of drinken te geven.

- Indien wenselijk kan nog een afspraak gemaakt worden met een vergelijkbare

inhoud.

- De begegeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin dat zij

begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot

de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de

begeleiders contact met elkaar en indien wenselijk met de BJZ-werker op over de

verdere gang van zaken.

3. Het kind bezoekt met de opvangpleegouders het pleeggezin.

Doel:

- Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind, de pleegouder(s) en één opvangpleegouder.

Page 21: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

21

Aandachtspunten:

- De opvangpleegouder neemt alvast wat knuffels en dergelijke mee die in het

pleeggezin blijven.

- De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de

pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen.

4. Het kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin.

Doel:

- Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind en de pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het

weer op.

5. Overplaatsing

Doel:

- Het kind blijft definitief bij de pleegouders.

Aandachtspunten:

- Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In

principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders.

- Met beide pleegouderparen wordt besproken of het wenselijk is dat één van de

begeleiders pleegzorg en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit

wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker

en/of begeleider(s) pleegzorg later die dag of die week langskomen.

Kennismakingstraject één tot vier jaar

De duur van het traject voor de leeftijd van één tot vier jaar is één week tot tien dagen.

De stappen die binnen deze periode genomen worden zijn de kennismaking, de

overdracht, het bezoek, het korte verblijf en de overplaatsing.

1. Kennismaking.

Doel:

- De pleegouders en kind maken kennis met elkaar.

- Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de

opvangpleegouders de agenda‟s op elkaar af. Hierbij worden belafspraken

gemaakt met de begeleiders pleegzorg.

Plaats:

- In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind.

Aanwezig:

- Het kind, het opvanggezin, de pleegouders, de pleegzorgbegeleider crisis en de

pleegzorgbegeleider regulier.

Aandachtspunten:

- Foto‟s achterlaten van pleeggezin (en bijvoorbeeld huisdieren). Hierbij kan

gebruik gemaakt worden van de pleegzorgkit „Wij‟.

- Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider en de

pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De

pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door

willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind.

2. Overdracht.

Doel:

- De pleegouder(s) nader kennis laten maken met het kind en meer informatie

geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen.

Plaats:

- Bij het opvanggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger opvanggezin.

Aandachtspunten:

- Kies een goed moment om specifieke opvoedingszaken te bespreken: sommige

aspecten kunnen beter worden besproken waar het kind niet bij is.

Page 22: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

22

- De begeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin wat zij

begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot

de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de

begeleiders contact met elkaar en indien wenselijk met de BJZ-werker op over de

verdere gang van zaken.

3. Het kind bezoekt met opvangpleegouders het pleeggezin.

Doel:

- Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Kind, pleegouder(s), één opvangpleegouder.

Aandachtspunten:

- Er kunnen foto‟s gemaakt worden of worden meegegeven van het huis en het

gezin, eventueel huisdier, die het kind kan mee nemen om aan anderen te laten

zien.

- De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de

pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen.

4. Het kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin.

Doel:

- Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind en de pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het

weer op.

Eerste bezoek:

- Het kind blijft ongeveer twee uur bij de pleegouders (opvangpleegouder gaat

bijvoorbeeld even boodschappen doen).

- Er wordt een knuffel of speelgoed achtergelaten.

- De opvangpleegouder haalt het kind weer op.

Tweede bezoek:

- Het kind blijft één dagdeel bij de pleegouders (doet bijvoorbeeld een

middagdutje, fruit eten of spelen).

- De opvangpleegouder haalt het kind weer op.

- De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de

pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen.

5. Overplaatsing.

Doel:

- Het kind blijft definitief bij de pleegouders.

Aandachtspunten:

- Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In

principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders.

- Met alle betrokken pleegouders wordt besproken of het wenselijk is dat één van

de begeleiders pleegzorg en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit

wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker

en/of begeleiders pleegzorg later die dag of die week langskomen.

Kennismakingstraject vier tot zes jaar

De duur van het traject voor de leeftijd van vier tot zes jaar is twee tot drie weken. De

stappen die binnen deze periode genomen worden zijn de kennismaking, de overdracht,

het bezoek, het korte verblijf en de overplaatsing.

1. Kennismaking.

Doel:

- De pleegouders en het kind maken kennis met elkaar.

Page 23: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

23

- Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de

opvangpleegouders de agenda‟s op elkaar af. Hierbij worden belafspraken

gemaakt met de begeleiders pleegzorg.

Plaats:

- In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind.

Aanwezig:

- Het kind, het opvanggezin, de pleegouders, de pleegzorgbegeleider crisis en de

pleegzorgbegeleider regulier.

Aandachtspunten:

- Foto‟s achterlaten van pleeggezin (en bijvoorbeeld huisdieren). Hierbij kan

gebruik gemaakt worden van de pleegzorgkit „Wij‟.

- Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider en de

pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De

pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door

willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind.

2. Overdracht.

Doel:

- De pleegouder(s) nader kennis laten maken met het kind en meer informatie

geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen.

Plaats:

- Bij het opvanggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger van het opvanggezin.

Aandachtspunten:

- Kies een goed moment om specifieke opvoedingszaken te bespreken: sommige

aspecten kunnen beter worden besproken waar het kind niet bij is.

- De begeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin wat zij

begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot

de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de

begeleiders contact met elkaar en indien wenselijk met de BJZ-werker op over de

verdere gang van zaken.

3. Het kind bezoekt met opvangpleegouders het pleeggezin.

Doel:

- Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Kind, pleegouder(s), één opvangpleegouder.

Aandachtspunten:

- Er kunnen foto‟s gemaakt worden of worden meegegeven van het huis en het

gezin, eventueel huisdier, die het kind kan mee nemen om aan andere te laten

zien waar hij of zij gaat wonen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de

pleegzorgkit „Wij‟.

- Knuffel en speelgoed achterlaten.

- De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de

pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen.

4. Kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin.

Doel:

- Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind en de pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het

weer op.

Eerste bezoek:

- Het kind blijft ongeveer twee uur bij de pleegouders (de opvangpleegouder gaat

bijvoorbeeld even boodschappen doen).

Page 24: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

24

- Er wordt een knuffel of speelgoed achtergelaten.

- De opvangpleegouder haalt het kind weer op.

Tweede bezoek:

- Het kind blijft een dag in het weekend bij de pleegouders.

- De opvangpleegouder haalt het kind weer op.

Aandachtspunten:

- Als het kind meer tijd nodig heeft om te wennen aan de nieuwe situatie kunnen

meerdere bezoeken gepland worden. Een nachtje slapen kan een mogelijkheid

zijn om meer vertrouwd te raken.

- De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de

pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen.

5. Overplaatsing.

Doel:

- Het kind blijft definitief bij de pleegouders.

Aandachtspunten:

- Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In

principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders.

- Met alle pleegouders wordt besproken of het wenselijk is dat één van de

begeleiders pleegzorg en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit

wordt ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker

en/of begeleider(s) pleegzorg later die dag langskomen.

Kennismakingstraject zes tot twaalf jaar

De duur van het traject voor de leeftijd van zes tot twaalf jaar is ongeveer drie weken.

De stappen die binnen deze periode genomen worden zijn de kennismaking, de

overdracht, het bezoek, het korte verblijf en de overplaatsing.

1. Kennismaking.

Doel:

- De pleegouders en het kind maken kennis met elkaar.

- Voor de verdere stappen in het stappenplan stemmen de pleegouders en de

opvangpleegouders de agenda‟s op elkaar af. Hierbij worden belafspraken

gemaakt met de begeleiders pleegzorg.

Plaats:

- In het opvanggezin, omdat dit een vertrouwde omgeving is voor het kind.

Aanwezig:

- Het kind, het opvanggezin, de pleegouders, de pleegzorgbegeleider crisis en de

pleegzorgbegeleider regulier.

Aandachtspunten:

- Na de kennismaking is er telefonisch contact tussen de pleegzorgbegeleider en de

pleegouders over hoe de pleegouders de kennismaking hebben ervaren. De

pleegouders krijgen hierbij de ruimte om aan te geven of zij al dan niet door

willen gaan met het kennismakingstraject van dit kind.

2. Overdracht.

Doel:

- De pleegouder(s) nader kennis te laten maken met het kind en meer informatie

geven over rituelen, verzorgingsaspecten en eventueel aan te schaffen spullen.

Plaats:

- Bij het opvanggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind, de pleegouder(s) en de hoofdverzorger van het opvanggezin.

Aandachtspunten:

- Het kind vertelt zelf zoveel mogelijk over de dagelijkse gang van zaken m.b.t.

school en dergelijke.

- De begeleiders pleegzorg houden telefonisch contact met het pleeggezin wat zij

begeleiden. Wanneer er tussentijds bijzonderheden of twijfels met betrekking tot

de verdere kennismaking en uiteindelijke overplaatsing ontstaan, dan nemen de

Page 25: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

25

begeleiders contact met elkaar en de BJZ-werker op over de verdere gang van

zaken.

3. Het kind bezoekt met de opvangpleegouder het pleeggezin

Doel:

- Het kind maakt kennis met de nieuwe leefsituatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind, de pleegouder(s) en één opvangpleegouder.

Aandachtspunten:

- Er kunnen foto‟s gemaakt worden of worden meegegeven van het huis en het

gezin, eventueel huisdier, die het kind kan meenemen om aan anderen te laten

zien waar hij of zij gaat wonen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de

pleegzorgkit „Wij‟.

- Een knuffel en speelgoed van het kind achterlaten.

4. Het kind blijft een korte periode alleen in het pleeggezin

Doel:

- Het kind vertrouwd laten raken met de nieuwe situatie.

Plaats:

- Bij het pleeggezin thuis.

Aanwezig:

- Het kind en pleegouder(s). Een opvangpleegouder brengt het kind en haalt het

weer op.

Eerste bezoek:

- Het kind blijft een dagdeel bij de pleegouders, bijvoorbeeld woensdag. Daarna

twee of drie dagen ertussen voor het tweede bezoek.

Tweede bezoek:

- Het kind blijft een dag in het weekend bij de pleegouders.

Derde bezoek:

- In de volgende week gaat het kind na schooltijd naar het pleeggezin en eet mee.

Vierde bezoek:

- Het kind blijf een keer slapen bij de pleegouder(s).

Aandachtspunten:

- De begeleiders pleegzorg nemen ook nu telefonisch contact op met de

pleeggezinnen om te informeren naar de ervaringen.

5. Overplaatsing

Doel:

- Het kind blijft definitief bij de pleegouders.

Aandachtspunten:

- Ophalen of wegbrengen wordt in overleg met alle pleegouders afgesproken. In

principe wordt het kind opgehaald door de pleegouders.

- Met beide pleegouderparen wordt besproken of het wenselijk is dat één van de

pleegzorgbegeleider en/of de BJZ-werker bij de overdracht aanwezig is. Dit wordt

ook met de BJZ-werker besproken. Een alternatief kan zijn dat BJZ-werker en/of

begeleiders pleegzorg later die dag of die week langskomen.

Kennismakingstraject twaalf tot achttien jaar

De duur van het traject voor de leeftijd van twaalf tot achttien jaar is in onderling

overleg te bepalen. De stappen die binnen deze periode genomen worden liggen niet

sterk vast. De kinderen uit deze leeftijdsgroep praten en beslissen mee over het

kennismakings- en overplaatsingstraject.

Afronding

Matchingsbesluit

Ter afronding van het kennismakingstraject legt de pleegzorgbegeleider de uitkomst van

het traject vast in het matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8) Hierin wordt het

Page 26: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

26

kennismakingsproces beschreven en wordt de beslissing om al of niet tot plaatsing over

te gaan gemotiveerd. Eventuele vragen en aandachtspunten uit het matchingsvoorstel

zie 2.6.1.1 en 7.1.9) dienen in het matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.8) beantwoord of

beargumenteerd te worden.

De begeleider zorgt ervoor dat het matchingsvoorstel (zie 2.6.1.1 en 7.1.8) en het

matchingsbesluit (zie 7.1.9) in het kind-dossier komen.

De begeleider geeft een kopie van het matchingsbesluit (zie 2.6.1.3 en 7.1.9) aan de

bemiddelaar.

Mutatie

De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier (zie 7.4.2) in voor het secretariaat,

waarin de plaatsingsdatum wordt vermeld.

Het secretariaat registreert de plaatsing en draagt zorg voor de betaling.

Negatief plaatsingsbesluit

Bij een negatief plaatsingsbesluit neemt de bemiddelaar contact op met de betrokkenen.

Indien nodig kan op grond hiervan het aanbod van het gezin worden bijgesteld en/of

kunnen er andere eisen aan het pleeggezin voor het kind gesteld worden.

Wanneer één van de betrokkenen ergens tijdens het kennismakingstraject aangeeft

(zwaarwegende) bezwaren tegen de matching te hebben, dan wordt het proces

vanzelfsprekend stopgezet. Bij twijfelgevallen wordt het advies van de

gedragsdeskundige gevraagd.

Algemene tips

Ongeacht de leeftijdscategorie zijn er een aantal algemene tips die gelden bij iedere

overdracht van een kind van crisisopvang naar een langdurig pleeggezin.

- De opvangpleegouders benadrukken gedurende de gehele plaatsing tegenover het

kind de tijdelijkheid van de plaatsing.

- Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium aan het kind te vertellen dat

hij of zij naar een ander pleeggezin gaat. Dit omdat kinderen het meestal goed

aanvoelen wanneer er iets belangrijks speelt.

- Met de BJZ-werker dient besproken te worden welke rol hij speelt in het traject van

overplaatsing of hoe hij daarbij betrokken wordt.

- Wanneer pleegouders besluiten het kind in hun gezin op te nemen dan dienen er

afspraken gemaakt te worden over de kennismaking. In dit kennismakingstraject zit

ook een ontmoeting tussen de pleegouders en de ouders van het kind of andere

belangrijke derden (voornamelijk als de ouders uit beeld zijn). Dit kan plaatsvinden

op kantoor of bij de pleegouders thuis.

- Bij jonge kinderen kan het nuttig zijn om de komende overplaatsing te visualiseren.

Bijvoorbeeld door een tekening te maken van de plek waar het kind nu woont en van

het nieuwe huis, met nieuwe huisgenoten en dieren. Ook het voorlezen van boeken

over dit onderwerp kan zinvol zijn (Tip: boeken voor jonge kinderen van Martine

Delfos). Ook de pleegzorgkit „Wij‟ kan hierbij nuttig zijn.

- Voor het kind moet duidelijk zijn wanneer het in het nieuwe pleeggezin gaat wonen.

Voor kinderen voor wie tijd een abstract begrip is (bijvoorbeeld jonge kinderen) kan

een kalender helderheid geven. Door dagelijks af te strepen wordt toegewerkt naar

het afscheid. Oudere kinderen kunnen actief betrokken worden door na te denken

over de wijze van invullen van de laatste week (feest, opruimen, enzovoorts).

- Voordat de kennismaking met de nieuwe pleegouders plaatsvindt is het goed

wanneer het kind foto‟s of een videoband heeft van het nieuwe pleeggezin

(gezinsleden, dieren, huis, omgeving.) Het kind kan zo al enigszins wennen aan het

nieuwe pleeggezin, en erop reageren in zijn vertrouwde situatie. Ook kunnen de

Page 27: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

27

opvangpleegouders met het kind kijken of er nog vragen zijn en eventueel een

vragenlijst maken.

- Geef kinderen een actieve rol in het proces van verhuizen. Zo heeft een kind minder

het gevoel dat alles hem of haar “overkomt”. Hoe ouder het kind hoe actiever de

bijdrage.

- Afscheid nemen is essentieel voor kinderen die in een crisisopvanggezin wonen. Vaak

hebben kinderen geen afscheid kunnen nemen van de situatie voordat ze in het

crisisopvanggezin terechtkwamen. Het is belangrijk dat zij nu wel de mogelijkheid

krijgen om afscheid te nemen, al zullen niet alle kinderen dit willen. Daarbij dient te

worden gekeken naar wat het kind aankan en welke vorm het meest geschikt is

(trakteren op school, iets lekkers eten, enzovoorts).

- Het is waardevol voor het kind wanneer de crisisopvangouders een boekje met foto‟s

en verhalen maken van de periode dat het kind in het crisisopvanggezin woonde. Bij

het afscheid van het crisisopvanggezin kan dit worden meegegeven.

- Om er zeker van te zijn dat alle stappen in het overplaatsingstraject genomen zijn en

de juiste afspraken gemaakt zijn, kan gebruik gemaakt worden van de Checklist

afspraken nieuwe plaatsing (zie 7.3.3).

Page 28: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

28

2.1.1.4 Stroomdiagram

Bem

iddeling

Werv

ing e

n

voorlic

hting

Aanmelding pleegouders

Raads- en medische verklaring

Beoordeling Gesprek arts Gesprek Raadsmedewerker

Niet verder Niet verder

Afstemmingsgesprek

Beoordeling Niet verder

Toelating voorbereidingstraject

Voorlichtingsavond

Werving

Inta

ke

V.I.P.-bijeenkomsten

Huisbezoek(en)

Tussenverslag

Besluitvorming

Eindgesprek

Pleeggezinverslag n.a.v. VIP

Niet verder

Welkomstbijeenkomst

Voorb

ere

idin

gstr

aje

ct

V.I

.P.

Twijfel Twijfel

Positief

Positief

Positief

Positief (eventueel met aandachtspunten)

Negatief

Positief (eventueel met aandachtspunten)

Negatief

Negatief

Negatief

Instroom bemiddeling

Evt. overleg VIP & bemiddeling

Bestandsbeheercontacten

Aanmelding kind bij bemiddeling

Beoordeling indicatiebesluit

Aanmelding kind

BJZ

Grove selectie uit bestand

Matchingsidee

Overleg intern betrokkenen

Extra gesprek Twijfel

Overleg gedragsdeskundige Twijfel

Beoordeling matchingsidee Negatief Negatief

Positief

Positief

Negatief

Positief

Page 29: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

29

Kennismakingsgesprek pleegouders en ouders

ders-pleegouders

Overleg pleeggezin rond matchingsvoorstel

Positief

Positief

Kennisgeving plaatsende instantie

Matchingsvoorstel

Beoordeling matchingsvoorstel

Toewijzing pleegzorgbegeleider

Matc

hin

g

Overdrachtsgesprek bemiddeling en

pleegzorgbegeleider

Overleg pleegzorgbegeleider en VIP-trainer

Overdrachtsgesprek pleegzorgbegeleider, V.I.P.-

trainer en aspirant pleegouders

Contact BJZ-werker rond akkoord matchingsvoorstel door (gezins)voogd en/of

ouders

Kennismakingsgesprek

Bedenktijd pleegouders en FJP

Gesprek met pleegouders

Inlichten bemiddeling en afdelingsmanager

Akkoord pleegouders en FJP

Tweede kennismakingsgesprek

Bedenktijd pleegouders en FJP

Bedenktijd pleegouders, ouders, BJZ-werker en FJP

Akkoord pleegouders en FJP

Akkoord pleegouders, BJZ-werker en/of ouders

Overplaatsing

Kennismaking (aangepast aan de leeftijd)

Mutatie overplaatsing

Matchingsbesluit

Voorb

ere

idin

g k

ennis

makin

g

Twijfel

Negatief Positief

Positief

Negatief

Negatief

Negatief

Positief

Positief

Kennis

makin

g

Afr

ondin

g

Page 30: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

30

2.1.2 Netwerkzaken

Doel

Een zeer groot aantal pleegzorgplaatsingen binnen de afdeling pleegzorg van

FlexusJeugdplein betreft netwerkpleegzorg. Mogelijk zal dit aantal nog verder toenemen.

Er zijn vele voordelen verbonden aan de opvoeding en verzorging van een kind binnen

het eigen netwerk. Hierbij kan gedacht worden aan de veiligheid van bekenden, contact

met ouders en identificatie met eigen oorsprong en cultuur. Het betekent echter niet dat

een netwerkgezin per definitie een goede plaats kan bieden aan een kind. Bij start van

de plaatsing en begeleiding dient hier een overwogen oordeel over gegeven te worden

door middel van de netwerkscreening.

Uitgangspunten

- Hier wordt getracht richtlijnen te bieden voor een zo zorgvuldig mogelijke

werkwijze voor een effectieve netwerkscreening.

- Tevens wordt getracht duidelijkheid te scheppen over de taakverdeling en

verantwoordelijkheden van de verschillende betrokkenen bij een

netwerkscreening.

Richtlijnen

FlexusJeugdplein heeft als uitgangspunt dat als een uithuisplaatsing nodig is, eerst

gezocht wordt naar een pleeggezin binnen de eigen familie of de sociale omgeving van

het kind en diens gezin. Daarbij dienen de belangen van alle betrokkenen en in de eerste

plaats van het kind in het oog gehouden te worden. De eerste contacten met het

netwerkgezin worden netwerkscreening genoemd. Bij het netwerkscreening wordt

zoveel mogelijk relevante informatie verzameld. Daarna volgt ordening, de analyse, de

conclusie en tenslotte een besluit of een netwerkgezin wel of niet geschikt geacht wordt

als pleeggezin voor het betreffende pleegkind. In de volgende paragraven worden deze

stappen verder uitgewerkt.

Page 31: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

31

2.1.2.1 Netwerkscreening

Doel

Het doel van een netwerkscreening is BJZ op aanvraag te adviseren of een netwerkgezin

geschikt is om opvoeding te bieden aan het kind. Daarbij moet duidelijkheid zijn over de

vragen:

- Is het netwerkgezin een veilige plek voor het kind? Minimale voorwaarden

hierbij zijn:

De Raad voor de Kinderbescherming moet een verklaring van geen

bezwaar afgeven voor alle bewoners (>12 jaar) die ingeschreven zijn op

het adres van het aspirant netwerkpleeggezin. Deze Raadsverklaring is

wettelijk verplicht.

De gezondheidsverklaring wijst uit dat naar het oordeel van de aspirant

pleegouders er medisch gezien geen bezwarende omstandigheden zijn.

Voorwaarde is dat zeker één van de aspirant pleegouders minimaal 21 jaar

oud is.

- Kunnen de hulpverleners, de ouders en het aspirant netwerkpleeggezin met

elkaar samenwerken om het kind een plaats te bieden waar het zich goed kan

ontwikkelen?

In het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt een

totaalbeeld van het aspirant netwerkpleeggezin gegeven, met zowel hun

kwaliteiten als hun aandachtspunten bij de begeleiding.

Ter afronding van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1)

wordt een conclusie getrokken over de geschiktheid van het aspirant

netwerkpleeggezin.

Als er ten aanzien van één van de aandachtspunten in de begeleiding

problemen zijn, dan hoeft dit niet te betekenen dat samenwerking

onmogelijk is en dat de plaatsing niet door kan gaan. Als het aspirant

netwerkpleeggezin echter eventuele problemen niet onderkent en er dus

geen samenwerking mogelijk is rond begeleidingsdoelen, dan kan FJP

geen verantwoordelijkheid dragen voor de plaatsing.

- Op welke manier kan FJP het aspirant netwerkpleeggezin ondersteunen?

Aandachtspunten voor de begeleiding kunnen onder andere voortkomen

uit de gespreksonderwerpen:

o Hoe is de plaatsing tot stand gekomen?

o Hoe gaan de pleegouders om met gedrag, loyaliteiten en eigenheid van

het pleegkind?

o Hoeveel steun is er vanuit het netwerk te verwachten?

o Welke vragen liggen er bij het pleeggezin t.a.v. begeleiding?

o Hoe liggen de familierelaties (m.b.v. een genogram)?

o Hoe kijkt het kind tegen de plaatsing aan?

o Hoe kijken de ouders tegen de plaatsing aan?

o Hoe kijken de pleegouders tegen de plaatsing aan?

o Hoe kijken de overige gezinsleden tegen de plaatsing aan?

o Hoe is de geschiedenis van de pleegouders verlopen (verliezen,

positieve ervaringen, enz.)?

Uitgangspunten

- Een goede start van de begeleiding is van groot belang. In het begin moet zoveel

mogelijk duidelijk worden over de plaatsing, het netwerk en de

begeleidingsmogelijkheden. Zo zijn problemen op latere momenten beter te

ondervangen of hanteren.

- De pleegzorgbegeleider die de netwerkscreening uitvoert zal tevens de begeleiding

aan het netwerkpleeggezin op zich nemen.

- De afdelingsmanager kan in uitzonderingssituaties besluiten om de netwerkscreening

door een ander dan de intentionele begeleider uit te laten voeren.

Page 32: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

32

- Op grond van de netwerkscreening wordt in overleg met de gedragsdeskundige en

het basisteam besloten of BJZ geadviseerd wordt een netwerkgezin als

netwerkpleeggezin te accepteren. Bij twijfel wordt overlegd met de

afdelingsmanager, die eindverantwoordelijk voor deze beslissing is.

- Het is van belang om zoveel als mogelijk gebruik te maken van gestandaardiseerde

hulpmiddelen, zoals het genogram en de beoordelingsboog.

- Als een kind reeds in een pleeggezin woont, dan stuur BJZ binnen twee weken na de

aanvraag van de hulp een kernbeslissing voorlopig akkoord met plaatsing naar FJP.

Deze (schriftelijke) kernbeslissing voorlopig akkoord met plaatsing bestaat uit:

Een ingevulde Box 1. Wanneer dit aan de orde is wordt ook de vragenlijst

veiligheid jongeren 12-18 jaar bijgevoegd. De lijst wordt altijd beëindigd met

een conclusie. Zo nodig wordt een toelichting toegevoegd.

De kernbeslissing waarin de onderbouwing voor de netwerkplaatsing aan de

orde komt en waarin minimaal wordt aangegeven over welke onderwerpen in

de geschiktverklaring van FJP nadere informatie moet komen.

De kernbeslissing volgt bij FJP dezelfde route als indicatiebesluiten.

Over de kernbeslissing vindt, indien nodig, overleg plaats tussen de teammanager

van BJZ en de afdelingsmanager van FJP wanneer de gedragsdeskundigen er

onderling niet uitkomen.

Als dit overleg ertoe leidt dat FJP geen verantwoordelijkheid kan nemen voor de

veiligheid van het pleegkind in het netwerkgezin en besluit geen

netwerkonderzoek te starten, dan kan er alleen sprake zijn van een

gedoogplaatsing zonder betaling door BJZ. BJZ neemt dan de verplichting op zich

om de „pleegouders‟ te wijzen op het feit dat wellicht een beroep kan worden

gedaan op de SVB danwel dat zij met de met gezag belaste ouders een afspraak

kunnen maken over een financiële bijdrage aan de plaatsing.

In alle andere gevallen neemt FJP de verantwoordelijkheid over voor de

begeleiding van het pleeggezin en de veiligheid van het kind in het pleeggezin.

De voogd is eindverantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen op hun

verblijfsadres. De betaling start, met terugwerkende kracht, na de

netwerkscreening. Als peildatum geldt de ontvangst van de kernbeslissing.

BJZ houdt tijdens het onderzoek de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van

ouders en kind en de hulpverlening van het kind buiten de pleegzorg.

- De netwerkscreening is binnen elf weken na de kernbeslissing afgerond en leidt tot

een geschiktverklaring of een ongeschiktverklaring.

De geschiktheidverklaring van FJP is een schriftelijk stuk waarin minimaal

antwoord wordt gegeven op de vragen van de kernbeslissing. De

aandachtspunten en de sterke punten van het netwerkpleeggezin worden

beschreven.

Daar het netwerkgezin is aangedragen door BJZ zal BJZ het meestal eens zijn

met een positieve geschiktheidverklaring van FJP. Mocht dit echter niet zo zijn

dan vindt er overleg plaats tussen de betreffende teammanager van BJZ en de

afdelingsmanager van FJP. Leidt dit overleg niet tot een oplossing dan kan BJZ

besluiten de indicatie pleegzorg terug te trekken, waarna de begeleiding en de

verantwoordelijkheid van FJP stopt.

Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP dan is

FJP verantwoordelijk voor het vinden van een ander pleeggezin of voor het

leveren van een bijdrage aan een andere oplossing. Totdat een oplossing is

gevonden, blijft FJP verantwoordelijk voor de veiligheid van het pleegkind in het

netwerkpleeggezin en de begeleiding van het pleeggezin. Eerst overleggen de

gedragsdeskundigen van FJP en BJZ welke oplossing het beste past bij het kind

(vervolg pleegzorgplaatsing of een ander traject). Als zij niet tot

overeenstemming overleggen de betreffende teammanager van BJZ en de

afdelingsmanager van FJP over mogelijke oplossingen.

Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP en BJZ is

het hier niet mee eens dan vindt overleg plaats tussen de betreffende

Page 33: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

33

teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP. Leidt dit overleg niet tot

een oplossing dan kan BJZ besluiten tot een gedoogplaatsing. de plaatsing.

- BJZ stuurt binnen vier weken na de kernbeslissing een indicatiebesluit naar FJP.

Stappenplan

1. Het indicatiebesluit met hierin de aanvraag voor netwerkpleegzorg komt binnen. Hierbij

verstuurt Bureau Jeugdzorg als het kind reeds geplaatst is in het pleeggezin een

kernbeslissing, waarbij zij aangeven dat zij op grond van hun eerste taxatie van de

veiligheid voor het moment achter de plaatsing te staan. Het instrument dat BJZ voor

deze taxatie gebruikt bestaat uit:

a. Box 1 Risicofactoren kindermishandeling;

b. Box 2 indicatoren m.b.t. de veiligheid van het kind;

c. Vragenlijst veiligheid jongeren 12 t/m 18 jaar.

Afspraken:

- Bij een risicotaxatie voorafgaand aan een kernbeslissing gebruikt BJZ Box 1

en bij jongeren boven de 12 jaar de vragenlijst voor jongeren van 12 t/m18

jaar.

- Bij Box 1 wordt zo nodig een toelichting gegeven bij de afzonderlijke items.

De informatie uit Box 1 wordt door BJZ gebruikt bij de kernbeslissing.

- In de kernbeslissing wordt minimaal aangegeven over welke onderwerpen (de

sterke punten en de aandachtspunten) BJZ informatie wil van FJP in de

geschiktverklaring.

- FJP gebruikt bij de screening de checklist „Indicatoren veiligheid kind in

(netwerk)pleegzorg.

NB. Alle items van Box 2 en een aantal items van Box 1 staan ook in

deze checklist.

2. Het opnamesecretariaat geeft de gegevens die ontvangen zijn vanuit BJZ aan het

teamsecretariaat van de afdeling die dit gezin mogelijk gaat begeleiden.

3. Het opnamesecretariaat stuurt de aanmeldingset netwerkpleegzorg op aan de

aspirant netwerkpleegouders, met de vraag deze binnen twee weken te retourneren.

De aanmeldingsset netwerkpleegzorg bestaat uit:

- aanmeldingsformulier;

- aanvraagformulieren Raadsverklaring (voor alle bewoners die ingeschreven zijn

op dat adres > 12 jaar);

- aanvraagformulieren medische verklaring (één per gezinslid);

- inkomstenformulier pleegkind (niet bij weekendpleegzorg);

- toelichting bij de formulieren;

- informatiefolder.

4. Bij terugzending van de aanmeldingsset zal het teamsecretariaat:

- het aanmeldingsformulier, ingevulde inkomstenformulier pleegkind en de

medische verklaring na registratie op bergen in het dossier;

- het ingevulde aanvraagformulier Raads verklaringen opsturen naar de RvK. De

RvK stuurt in het algemeen na zes weken de Raadsverklaring toe aan het

instroomsecretariaat en aan pleegouders.

NB.Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om in de gaten te houden of de Raads-

en medische verklaring binnen zijn. De data van binnenkomst moeten worden

vermeld in verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1).

5. De afdelingsmanager wijst een pleegzorgbegeleider aan.

6. Het teamsecretariaat geeft de aanwezige documenten van Bureau Jeugdzorg rond

het kind aan de aangewezen begeleider pleezorg.

7. De aangewezen pleegzorgbegeleider leest de stukken.

8. De pleegzorgbegeleider geeft de documenten m.b.t. het kind terug aan het

teamsecretariaat met het verzoek om te muteren in IJZA middels het

mutatieformulier afdeling pleegzorg (zie 7.4.2).

9. Het teamsecretariaat muteert en maakt een kinddossier en een pleegouderdossier.

10. De pleegzorgbegeleider legt het eerste contact met de BJZ-werker. Hierbij wordt een

eerste aanzet tot afspraken gemaakt rond de procedure van de netwerkscreening (wel

Page 34: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

34

of niet inzetten van een familieberaad e.d.; zie stap 15), samenwerking en

taakverdeling gedurende de netwerkscreening en eventuele bijzonderheden van het

aspirant netwerkpleeggezin en de netwerkscreening.

11. Binnen twee weken na acceptatie van het indicatiebesluit en kernbeslissing vindt het

eerste bezoek door de pleegzorgbegeleider met de BJZ-werker aan het aspirant

netwerkpleeggezin plaats. Hierin wordt de gehele procedure aan de orde gesteld en

komen in elk geval de volgende onderwerpen aan de orde:

- uitleg over de netwerkscreening;

- verduidelijking over de werkwijze FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg, met

aandacht voor o.a. begeleidingsgesprekken, zorgteams, (evaluatie)

hulpverleningsplannen en pleegouderbegeleidingsplannen;

- verduidelijking relatie, taakverdeling en samenwerking BJZ-werker en

pleegzorgbegeleider;

- checken of de reeds door het instroomsecretariaat verzonden aanmeldingset

netwerkpleegzorg ingevuld en teruggestuurd is. Eventueel toelichting over deze

aanmeldingset, wanneer hier nog onduidelijkheden over bestaan;

- financiële (eventuele problemen met betaling van de pleegzorgvergoeding checken)

en andere acute praktische zaken;

- de pleegzorgbegeleider laat een pleegouderband achter;

- vervolgafspraak met de pleegzorgbegeleider.

NB.In onduidelijke situaties kan dit eerste bezoek aan het aspirant

netwerkpleeggezin worden uitgesteld. Dit kan bijvoorbeeld zo zijn als er reden is

om te twijfelen of de pleegouders een Raadsverklaring krijgen.

12. Op grond van het eerste gesprek met het pleeggezin legt de pleegzorgbegeleider

contact met de BJZ-werker en worden concrete afspraken gemaakt rond de

taakverdeling.

13. De pleegzorgbegeleider start de netwerkscreening op basis van de afspraken die

gemaakt zijn in het eerste gesprek en met de BJZ-werker (zie stap 10 en „Inhoud

Netwerkscreening‟).

14. Het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) dient uiteindelijk binnen 11

weken na de kernbeslissing afgerond te zijn. De pleegzorgbegeleider dient echter

binnen zes weken na datum binnenkomst indicatiebesluit het hulpverleningsplan (zie

2.6.2.4 en 7.5.3) geschreven te hebben.

15. Indien mogelijk en wenselijk wordt een familieberaad gehouden, waarbij de

pleegzorgbegeleider, de BJZ-werker en de familie, eventueel aangevuld met

belangrijke personen uit het sociale netwerk van het kind gezamenlijk in overleg

gaan over de mogelijke netwerkplaatsing.

a. De BJZ-werker en de pleegzorgbegeleider maken afspraken over de vorm en

taakverdeling van het familieberaad op basis van de verzamelde informatie.

b. Het familieberaad wordt gehouden. Afspraken worden gemaakt met de familie.

Duidelijkheid wordt gegeven aan de familie over de taak en het werk van de

pleegzorgbegeleider en de BJZ-werker.

16. De pleegzorgbegeleider voert zo nodig een aanvullend gesprek met de

netwerkpleegouders en schrijft het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1).

17. De pleegzorgbegeleider vult tijdens de netwerkscreening de Checklist Indicatoren

Veiligheid Kind in de Pleegzorg (zie 7.5.8) in overleg met de aspirant pleegouders in.

18. Een concept van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt beoordeeld

door de gedragsdeskundige en afdelingsmanager.

19. Indien wenselijk bespreekt de pleegzorgbegeleider het concept van het verslag

netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) in het basisteam, waarbij gebruik gemaakt

kan worden van de beoordelingsboog t.b.v. netwerscreening (zie 7.2.2, 7.2.3 en

7.2.4).

20. Op grond van de feedback van de gedragsdeskundige en het basisteam wordt het

verslag aangepast (eventueel op grond van een extra ingelast huisbezoek, al dan niet

in samenwerking met een basisteamgenoot).

21. Het vernieuwde concept wordt met het pleeggezin besproken en eventueel aangepast

of aangevuld.

Page 35: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

35

22. De pleegzorgbegeleider vraagt middels een formulier opdrachten voor het

secretariaat (zie 7.4.1) het secretariaat om het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4

en 7.2.1) definitief te maken.

23. Het definitieve verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) wordt door het

secretariaat naar de pleegzorgbegeleider gestuurd, die dit na ondertekening indient

bij de afdelingsmanager. De afdelingsmanager is immers eindverantwoordelijk voor

het besluit over acceptatie van het pleeggezin.

24. De afdelingsmanager leest het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1).

a. Als de afdelingsmanager akkoord is, ondertekent deze het verslag en stuurt deze

terug naar de pleegzorgbegeleider.

b. Als de afdelingsmanager niet akkoord is, vindt eventueel consultatie van de

gedragsdeskundige plaats en volgt overleg met de pleegzorgbegeleider.

25. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat middels een formulier opdrachten

voor het secretariaat (zie 7.4.1) naar het secretariaat om het verslag

netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) ter ondertekening te versturen aan de

aspirant netwerkpleegouders en in het dossier op te bergen.

26. Het secretariaat doet één versie van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en

7.2.1) in het pleegouderdossier en stuurt één versie naar pleegouders.

27. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met de BJZ-werker om het advies vanuit

de netwerkscreening te bespreken. Dit advies verwerkt de pleegzorgbegeleider in

een zogenaamde geschikheidsverklaring (advies uit netwerkscreeningsverslag).

- De geschiktheidverklaring van FJP is een schriftelijk stuk waarin minimaal

antwoord wordt gegeven op de vragen van de kernbeslissing. De

aandachtspunten en de sterke punten van het netwerkpleeggezin worden

beschreven.

- Daar het netwerkgezin is aangedragen door BJZ zal BJZ het meestal eens zijn

met een positieve geschiktheidverklaring van FJP. Mocht dit echter niet zo zijn

dan vindt er overleg plaats tussen de betreffende teammanager van BJZ en de

afdelingsmanager van FJKP. Leidt dit overleg niet tot een oplossing dan kan BJZ

besluiten de indicatie pleegzorg terug te trekken, waarna de begeleiding en de

verantwoordelijkheid van FJP stopt.

- Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP dan is

FJP verantwoordelijk voor het vinden van een ander pleeggezin of voor het

leveren van een bijdrage aan een andere oplossing. Totdat een oplossing is

gevonden, blijft FJP verantwoordelijk voor de veiligheid van het pleegkind in het

netwerkpleeggezin en de begeleiding van het pleeggezin. Eerst overleggen de

gedragsdeskundigen van FJP en BJZ welke oplossing het beste past bij het kind

(vervolg pleegzorgplaatsing of een ander traject). Als zij niet tot

overeenstemming overleggen de betreffende teammanager van BJZ en de

afdelingsmanager van FJP over mogelijke oplossingen.

- Als het onderzoek leidt tot een negatieve geschiktheidverklaring van FJP en BJZ is

het hier niet mee eens dan vindt overleg plaats tussen de betreffende

teammanager van BJZ en de afdelingsmanager van FJP. Leidt dit overleg niet tot

een oplossing dan kan BJZ besluiten tot een gedoogplaatsing. de plaatsing.

- Bij een positieve beoordeling start de pleegzorgbegeleider met de begeleiding aan

het netwerkpleeggezin.

Wanneer het pleegkind reeds bij het netwerkpleeggezin woont, dan kan de

begeleiding zich direct op de inhoud van de pleegzorgplaatsing richten.

Wanneer het pleegkind nog niet bij het netwerkpleeggezin woont, wordt nu

gestart met de kennismakingsperiode en overplaatsing. Over de vorm en

inhoud hiervan dient per casus overlegd te worden, maar kunnen de

algemene richtlijnen van de kennismakingsperiode bij bestandspleeggezinnen

ondersteuning bieden.

28. De pleegzorgbegeleider stelt een pleegzorgcontract (zie 2.6.1.5 en 7.3.4) en

samenwerkingsovereenkomst (zie 2.6.1.6 en 7.3.5) op en vraagt het secretariaat

middels het formulier opdrachten secretariaat (zie 7.4.1) deze te versturen naar

pleegouders.

Page 36: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

36

NB. Bureau Jeugdzorg krijgt nooit het volledige verslag van de netwerkscreening. Dit in

verband met de privacy van het gescreende pleeggezin. De BJZ-werker krijgt alleen de

conclusie van het advies en de ondertekening.

Inhoud Netwerkscreening

Bij de netwerkscreening dient het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) als

leidraad. Hierbij zijn twee hulpmiddelen beschikbaar, namelijk het genogram en de

beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening (zie 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4).

Genogram

Een hulpmiddel om de gesprekken bij de netwerkscreening niet te statisch te laten

verlopen is het genogram. Het genogram biedt voldoende aanknopingspunten om alle

aspecten van het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1) aan de orde te laten

komen. Door gezamenlijk met de aspirant netwerkpleegouders een genogram op te stellen,

kan onder andere informatie verkregen worden over:

- feitelijke familiaire relatie tussen pleegkind en aspirant netwerkpleeggezin;

- relaties en verhoudingen tussen aspirant netwerkpleeggezin en biologisch gezin;

- overige familierelaties;

- familiegeschiedenis;

- persoonlijke geschiedenis van de aspirant netwerkpleegouders;

- hoe de aspirant netwerkpleegouders, biologische ouders, het kind en overige

familieleden tegen de plaatsing bij dit pleeggezin aankijken;

- welke personen uit het familiaire netwerk door aspirant netwerkpleegouders als

steunfactor ervaren worden.

Aandachtspunten bij het maken van genogrammen:

- Als het kind bij mensen buiten de familie is gaan wonen, is een genogram niet

toereikend. Dan moet ook het sociale netwerk van pleegkind en ouders in kaart

gebracht moeten worden. Een genogram van pleegouders is in deze fase niet zinvol.

Wel moet de relatie tussen pleegouders/pleegkind/ouders vanuit de optiek van de

pleegouders duidelijk zijn. Hierbij zou een sociogram gebruikt kunnen worden.

- Grotere kinderen vinden soms zelf een adres en gaan daar wonen. Het gaat dan

vaak om een adres uit het eigen sociaal netwerk van het kind. De visie van het kind

zelf op de familie en het sociale netwerk is van groot belang om tot doelen van

hulpverlening te komen. Deze moet dan betrokken worden bij het maken van een

genogram (en/of sociogram).

- De mening van de eigen kinderen van de pleegouders moet ook in een zo vroeg

mogelijk stadium gehoord worden. Een kort gesprek met elk eigen kind apart levert

vaak belangrijke informatie op. Voor ergernissen die al in de beginfase bestaan, en

waar de pleegouders vaak niets van weten (het is voor kinderen moeilijk om tegen

hun ouders te zeggen dat zij moeite hebben met de komst van het pleegkind)

kunnen in gezamenlijk overleg besproken en opgelost worden.

- Vanuit de optiek van beide ouders moet een zo goed mogelijk genogram komen.

Anders raakt de familie van één van beiden in deze fase al uit beeld.

- Het maken van genogrammen is niet nodig als in het eerste gesprek al duidelijk

wordt dat het verblijf in dit pleeggezin zo snel mogelijk moet worden beëindigd en

dat een ander pleeggezin uit het netwerk geen optie is. In dat geval wordt alle

inspanning gericht op het uitplaatsen van het kind samen met de BJZ-werker en op

de nazorg voor het pleeggezin.

Beoordelingsboog

De beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening (zie 7.2.2, 7.2.3 en 7.2.4) is een hulpmiddel

om vast te stellen of de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn. De factoren op grond

waarvan dit besloten wordt, zijn:

- motivatie;

- opvoedingskwaliteiten;

- specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten;

Page 37: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

37

- levensgeluk;

- stabiliteit netwerk;

- risicofactoren;

- protectieve factoren;

- belang van het kind;

- mening ouders;

- mening netwerkscreener;

- mening basisteam.

Overigen

Tijdsbesteding

Om de netwerkscreening af te ronden kunnen twee of drie gesprekken nodig zijn. Aan de

hand van die gesprekken wordt binnen zes weken het hulpverleningsplan (zie 2.6.2.4 en

7.5.3) en binnen dertien weken het verslag netwerkscreening (zie 2.6.1.4 en 7.2.1)

geschreven. Daarna, als deze fase positief is afgesloten, wordt een pleegzorgcontract

(zie 2.6.1.5 en 7.3.4) en samenwerkingsovereenkomst (zie 2.6.1.6 en 7.3.5) opgesteld.

Dan gaat de samenwerking tussen het netwerkpleeggezin en FlexusJeugdplein officieel

van start.

Pleegzorgvergoeding

Wanneer het kind reeds bij aanmelding bij het aspirant netwerkpleeggezin woont, dan

wordt de betaling van de pleegzorgvergoeding gestart bij binnenkomst van het

kernbesluit. De pleegzorgvergoeding heeft dan een voorlopige status en zal bij een

positieve afronding van het netwerkscreening worden omgezet in een vaste vergoeding.

Bij een negatief advies stopt de voorlopige pleegzorgvergoeding op de datum dat het

kind uitgeplaatst wordt.

Wanneer het kind nog niet bij de aspirant netwerkpleegouders woont, dan wordt er geen

voorlopige pleegzorgvergoeding gegeven. De pleegzorgvergoeding wordt dan gestart op

het moment dat het kind in het netwerkpleeggezin geplaatst wordt.

Wanneer er reeds voor de start van de netwerkscreening vanuit Bureau Jeugdzorg of

FlexusJeugdplein twijfels bestaan over de geschiktheid van een netwerkgezin, dan kan

een verkennend onderzoek voorwaarde zijn voor de start van het netwerkscreening. Dan

bestaat er nog geen datum waarop de betaling start. Het instroomsecretariaat stuurt dan

een aangepaste brief (stap 3) naar de aspirant netwerkpleegouders, met het verzoek om

de aanmeldingsset netwerkpleegzorg alvast op te sturen vóór het eerste bezoek van de

pleegzorgbegeleider. Ook als er eerst een Raadsverklaring en/of een medische verklaring

binnen moet zijn voordat het verkennende netwerkscreening start, wordt dat in de brief

gemeld. Als de noodzakelijke gegevens binnen zijn geeft het instroomsecretariaat dit

door aan de opnamecoördinator of aan de aangewezen pleegzorgbegeleider.

Page 38: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

38

2.1.2.2 Stroomdiagram

Teamsecretariaat

Binnenkomst indicatiebesluit (incl. kernbeslissing)

Kinddocumenten verspreiden

Verzenden aanmeldingsset

Opbergen geretourneerde aanmeldingsset

Kinddocumenten lezen

Kinddossier aanmaken

Pleegzorgbegeleider aanwijzen

Kinddocumenten lezen

Mutatie maken

Muteren

Telefonisch contact BJZ-werker

Pleegouderdossier aanmaken

Telefonisch contact aspirant netwerkpleeggezin

Eerste kennismakingsgesprek bij aspirant netwerkpleeggezin

Netwerkscreening

Familieberaad (indien mogelijk)

Eventueel vervolg screening

Invullen Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in Pleegzorg

Opnamecoördinatoren

Aanm

eld

ing

Afdelingsmanager Pleegzorgbegeleider

Voorb

ere

idin

g

Netw

erk

scre

enin

g

Beoordeling Indicatiebesluit

Indicatiebesluit in IJZA

Kan FJP hulp bieden?

Ja Nee BJZ

Controle of aanmeldingsset geretourneerd is

Terugkoppeling naar BJZ

Page 39: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

39

Eventuele op-/aanmerkingen verwerken in verslag

verwerken

Aanvragen definitief verslag bij secretariaat

Verslag definitief maken

Verslag ondertekenen

Verslag ondertekenen

Verslag naar pleegouders verzenden

Aanvragen verslag te verzenden en op te bergen

Verslag in pleegouderdossier opbergen

Verslag verzenden aan secretariaat bestandsbeheer

Start begeleiding

Concept schrijven verslag netwerkscreening

Concept laten beoordelen door gedragsdeskundige

Eventueel concept in basisteam bespreken (beoordelingsboog)

Feedback verwerken in verslag netwerkscreening

Concept bespreken met aspirant netwerkpleeggezin

Instroomsecretariaat Afdelingsmanager Teamsecretariaat Pleegzorgbegeleider

Terugkoppeling beoordeling netwerkscreening naar BJZ-

werker

Overleg teammanager BJZ en afdelingsmanager FJP

Afr

ondin

g Nee

Ja

Vers

lagle

ggin

g

Ondert

ekenin

g

BJZ

Overleg gedragsdeskundigen

Nee

Nee Ja .

Ja .

Positieve beoordeling?

- Pleegcontract - Samenwerkeringsovereenkomst - HVP

Page 40: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

40

2.2 Inhoud

Doel

De begeleiding geboden door begeleiders pleegzorg is zeer divers. Iedere individuele

pleegzorgbegeleider stemt de begeleiding immers af op de specifieke mogelijkheden en

behoeften van het betreffende pleegkind, pleeggezin en systeem hieromheen.

Desondanks komt de kern van de begeleiding van alle begeleiders pleegzorg overeen. De

inhoud van deze kern van de begeleiding zal alhier beschreven worden.

Uitgangspunt

Hier wordt getracht de hoofdlijnen van de begeleiding te beschrijven, zodat alle

begeleiders pleegzorg op eenzelfde wijze de inhoud van hun begeleiding vorm kunnen

geven.

Richtlijnen

De inhoud van de begeleiding aan pleeggezinnen vindt voornamelijk plaats binnen de

Huisbezoeken (2.2.1) die begeleiders pleegzorg aan hun gezinnen afleggen. Daarnaast

zijn de jaarlijkse Evaluaties (2.2.2) een belangrijk onderdeel van de begeleiding aan

pleeggezinnen en behoren Zorgteams (2.2.3) tot de kern van de begeleiding aan

pleeggezinnen. Verder zijn er Bezoekcontacten ouders (2.2.4), welke afhankelijk van de

individuele plaatsing en in overleg met Bureau Jeugdzorg tot de begeleidingstaken van

de pleegzorgbegeleider kunnen behoren. Daarnaast zijn er nog enkele losse taken die tot

de begeleidingstaken behoren, welke bij Overigen (2.2.5) beschreven zullen worden.

Page 41: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

41

2.2.1 Huisbezoeken

Doel

Een groot deel van het werk van begeleiders pleegzorg bestaat uit het afleggen van

huisbezoeken aan de pleeggezinnen die worden begeleid. Een voordeel van

huisbezoeken ten opzichte van andere contactvormen is dat de drempel voor het contact

voor het pleeggezin laag ligt. Daarnaast vormt het bezoeken van het pleeggezin in zijn

eigen vertrouwde omgeving een bron van informatie. Hierbij kan allereerst gedacht

worden aan het huis en de omgeving. Tevens kan er inzicht verkregen worden over de

manier waarop de gezinsleden met elkaar omgaan in de thuissituatie.

Het huisbezoek is de plaats voor het merendeel van de begeleidingsgesprekken. Het

huisbezoek heeft een professioneel karakter, wat verkregen dient te worden door

voorbereiding, structuur, positionering en rapportage. Er dient volgens een bepaald

systeem gewerkt te worden, waarbij bewust verschillende stappen in een bepaalde

volgorde gezet dienen te worden. Hoewel dit per huisbezoek afzonderlijk vastgesteld

dient te worden, wordt het huisbezoek in het algemeen hier zo compleet als mogelijk

toegelicht.

Richtlijnen

- Het huisbezoek vindt gemiddeld eens per zes weken plaats. De frequentie kan

echter in onderling overleg tussen pleegzorgbegeleider en pleegouders aangepast

worden. De wens van de pleegouders is hierbij maatgevend, maar de beslissing

ligt bij de pleegzorgbegeleider.

- Het huisbezoek duurt niet langer dan een uur.

- Het doel van een huisbezoek dient bij de start van het gesprek bekend te zijn bij

de betrokken partijen in het begeleidingsgesprek.

Stappenplan

Grofweg kan het huisbezoek in drie fases uiteengezet worden, namelijk de

voorbereiding, inhoud en afsluiting. Hierna dient het nodige gerapporteerd te worden.

Deze punten zullen hier verder uitgewerkt worden.

Voorbereiding

Ter voorbereiding op het huisbezoek dient de pleegzorgbegeleider een doel vast te

stellen en de hierbij behorende gesprekonderwerpen voor te bereiden. Op grond hiervan

kan vastgesteld worden wiens aanwezigheid tijdens het begeleidingsgesprek wenselijk

is.

Doelbepaling

Voorafgaande aan een huisbezoek dienen er doelen voor het begeleidingsgesprek

bepaald te worden. Dit kan gebeuren aan de hand van:

8. de hulpverleningsdoelen uit het (E)HVP;

9. informatie uit de logboeken, waaruit blijkt welke punten belangrijk zijn ter

(na)bespreking;

10. informatie uit de logboeken, waarin nagegaan kan worden wat in het vorige

gesprek is blijven liggen;

- waar mogelijk (samenvattingen van) belangrijke rapportage;

- contact met de BJZ-werker om na te gaan of er belangrijke ontwikkelingen rond

bijvoorbeeld de biologische familie zijn;

- contact met pleegouders om na te gaan welke onderwerpen zij belangrijk vinden,

zodat de pleegzorgbegeleider zich hierop voor kan bereiden.

Het contact met pleegouders biedt niet alleen aanknopingspunten voor de doelbepaling

van het begeleidingsgesprek, het biedt ook de mogelijkheid om dit doel aan pleegouders

te benoemen, zodat zij zich hier op voor kunnen bereiden.

Page 42: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

42

Gespreksonderwerpen

Om adequaat te kunnen spreken over de gespreksonderwerpen, moeten de onderwerpen

goed voorbereid worden. Op grond van de doelbepaling kunnen de

gespreksonderwerpen gevonden worden. Hierbij kan gedacht worden aan specifieke

ontwikkelingsaspecten of gedrag van het kind, oudercontacten en pleegouderattitude.

Des gewenst kan ter voorbereiding besloten worden consult aan te vragen bij de

gedragsdeskundige. Afhankelijk van de onderwerpen, kan het tevens noodzakelijk zijn

om de financiële afdeling, helpdesk (zie 3.4.1) of andere instanties om informatie te

vragen.

Aanwezigen

Op grond van de gekozen doelstelling en de hieruit voortkomende gespreksonderwerpen

kan bepaald worden welke personen bij het huisbezoek aanwezig zijn. Hierbij dient

nagegaan te worden:

- of het pleegkind dan wel eigen kinderen bij het gesprek betrokken moeten

worden en met welk doel;

- of het gesprek met één of met beide pleegouders plaats moet vinden;

- of de aanwezigheid van de BJZ-werker wenselijk is en met welk doel;

- of eventuele overige betrokkenen aanwezig dienen te zijn en met welk doel.

Na besloten te hebben welke aanwezigen gewenst zijn, is het de taak van de

pleegzorgbegeleider om deze uit te nodigen. Hierbij kunnen direct de doelstelling en

gespreksonderwerpen genoemd en waar nodig toegelicht worden.

Inhoud

Gedurende het huisbezoek zijn de volgende punten van belang: tijd, samenstelling,

voorwaarden, houdingsaspecten en structuur.

Tijd

De richtlijn voor de duur van een huisbezoek is maximaal een uur. Indien de frequentie

van huisbezoeken minder hoog is of er meerdere pleegkinderen in het pleeggezin

wonden, dan kan het uitlopen tot 2 uur. Huisbezoeken die langer duren zijn over het

algemeen niet efficiënt en zinvol. Dit heeft te maken met concentratie, overbelasting van

het pleeggezin en in herhaling vallen. Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om de

tijd te bewaken.

Bij de gemiddelde pleegzorgplaatsing is de frequentie van de huisbezoeken eens per 6

weken tot 3 maanden. Afhankelijk van de ontwikkelingen binnen een pleeggezin kan de

frequentie van huisbezoeken eens per twee à drie weken zijn.

Bij de intensieve vormen van pleegzorg, zoals de Therapeutische Pleegzorg (TP) ligt de

frequentie anders. De huisbezoeken vinden hier eens per drie weken plaats. In zeer

complexe zaken is dit eens per twee weken.

Het tijdstip van het huisbezoek wordt in onderling overleg met de pleegouders bepaald.

Zo mogelijk is dit overdag, maar indien nodig kan dit ‟s avonds zijn.

Het is wenselijk dat het praten over „koetjes en kalfjes‟ beperkt wordt tot hooguit tien

minuten.

Samenstelling

Bij een huisbezoek zijn altijd verschillende mensen aanwezig. De samenstelling is van te

voren bekend bij de pleegouders (voorbereiding huisbezoek). Bij een andere

samenstelling dan afgesproken is dit het eerste gespreksonderwerp. De relevantie van

onaangekondigde aanwezigen of de afwezigheid van bepaalde personen moet besproken

worden.

Page 43: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

43

Pleegouders Uitgangspunt is om gesprekken te voeren met beide pleegouders. Daar

waar dit praktisch niet haalbaar is, kan de pleegzorgbegeleider anders beslissen.

Richtlijn hierbij is dat minimaal eens per drie maanden met beide pleegouders wordt

gesproken. Bij de kennismaking en evaluaties wordt in principe altijd met beide

pleegouders gesproken.

Bij de intensievere pleegzorgbegeleiding, de therapeutische pleegzorg (TP) heeft het de

voorkeur dat beide pleegouders deel aan alle begeleidingsgesprekken om te voorkomen

dat, bij deze moeilijke categorie pleegkinderen, één van de pleegouders buiten het

opvoedingsproces komt te staan. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de

haalbaarheid van deze voorkeur.

Pleegkinderen Bij elke plaatsing heeft de pleegzorgbegeleider ook contact met het kind.

De frequentie hiervan is afhankelijk de individuele situatie. Het doel van het praten met

pleegkinderen moet altijd gerelateerd zijn aan de begeleiding van het pleeggezin, zoals

ontwikkeling kunnen volgen (toetsing) of contact onderhouden. Indien de

pleegzorgbegeleider alleen met het pleegkind spreekt, moet dit altijd in overleg met het

kind teruggekoppeld worden naar pleegouders. Hierbij moet het doel van te voren helder

zijn.

Eigen kinderen In overleg met de pleegouders voert de pleegzorgbegeleider

minimaal eens per jaar een gesprek met de eigen kinderen van pleegouders, gericht op

de beleving van de plaatsing.

BJZ-werker De aard en frequentie van de bezoeken van de BJZ-werker aan het kind

en/of pleegouders wordt in de zorgteams besproken. De pleegzorgbegeleider en BJZ-

werker bespreken de voorgenomen afspraken in hun basisteams en leggen deze na

overleg en akkoord tussen FJP en BJZ vast in het registratiesysteem.

Op mogelijke punten waar alsnog geen overeenstemming kan worden bereikt nemen de

GD‟ers van FJP en BJZ met elkaar contact op. Mocht er dan geen overeenstemming

worden bereikt dan nemen desbetreffende teammanagers contact met elkaar op.

De bezoeken kunnen in het pleeggezin, maar ook op school of elders zijn. Pleegouders

dan wel pleegzorgbegeleider worden hiervan in principe op de hoogte gebracht.

Voorwaarden

Gedurende het begeleidingsgesprek is het van belang dat er tijd en rust is. Er staat dus

in principe geen radio en/of tv aan. Indien dit wel het geval is en als belemmerend wordt

ervaren, dan wordt door de pleegzorgbegeleider vriendelijk verzocht of de tv of radio

zachter kan worden gezet of uitgezet.

De aanwezigheid van kleine kinderen is niet wenselijk, maar ook niet altijd te vermijden.

Dit vraagt om een flexibele opstelling van de pleegzorgbegeleider.

Er kan worden verzocht niet of minder te roken. Dit kan echter niet worden

afgedwongen.

Indien er bezoek aanwezig is, zal dit het eerste punt van bespreking zijn.

De privacy moet gewaarborgd zijn. Zo is een gesprek in de tuin niet altijd wenselijk.

Houdingsaspecten

Het gesprek tijdens een huisbezoek moet een professioneel karakter hebben. Dit blijkt

allereerst uit de voorbereiding, structuur en inhoud van het gesprek, maar zit ook in het

feit dat de pleegzorgbegeleider zich bewust is van waaruit hij handelt en waarom hij op

Page 44: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

44

een bepaalde wijze handelt. De pleegzorgbegeleider dient dus een professionele houding

te hebben.

De volgende houdingsaspecten van de pleegzorgbegeleider zijn van belang:

- een positieve houding;

- betrokkenheid;

- serieus nemen;

- beschikbaarheid;

- openheid;

- veelzijdige partijdigheid;

- vertrouwen.

De pleegzorgbegeleider past zich gedurende het begeleidingsgesprek aan bij de

emotionele toon en stijl van het gezin. Hij neemt het tempo en het soort communicatie

van het gezin over (mimicri). Natuurlijk blijft de professionele zakelijkheid hierbij van

belang. Afstand en nabijheid dienen dus door de pleegzorgbegeleider bewust gehanteerd

te worden.

Privézaken van de pleegzorgbegeleider komen slechts aan de orde wanneer dit een

functie heeft en worden tot een minimum beperkt.

Alcohol wordt gedurende het huisbezoek niet genuttigd, evenals er in principe niet

meegegeten wordt.

Eventuele (afscheids)cadeaus worden niet geaccepteerd. Indien deze in redelijke

proporties zijn worden deze in uitzonderlijke situaties in overleg met de

afdelingsmanager geaccepteerd.

De pleegzorgbegeleider is in staat om vragen van pleegouders te exploreren door

doorvragen en een niet-suggestieve vraagstelling, zodat advies op maat gegeven kan

worden.

De professionele houding van de pleegzorgbegeleider blijkt ook uit het feit dat de

pleegzorgbegeleider op tijd op afspraken komt of belt wanneer hij verlaat is. Daarnaast

doet de pleegzorgbegeleider ook wat is afgesproken.

Structuur

Voor het begeleidingsgesprek heeft de pleegzorgbegeleider een agenda vastgesteld op

papier of in gedachten.

Aan het begin van het gesprek benoemt de begeleider hoeveel tijd er voor het gesprek

wordt uitgetrokken. Hierna wordt er gecheckt of er urgente zaken aan de orde zijn,

binnen of buiten de agenda, die prioriteit verdienen.

De pleegzorgbegeleider blikt terug op het vorige huisbezoek en eventuele overige

contacten. Hierbij worden belangrijke punten en afspraken samengevat en wordt

nagegaan hoe de afspraken of adviezen hebben uitgepakt.

Het volgen van het verloop van de plaatsing heeft altijd een controlerend, adviserend en

ondersteunend karakter. Het doel van dit volgen is vast te kunnen stellen of het

pedagogische handelen van pleegouders nog voldoende aansluit bij de pedagogische

vraagstelling van het pleegkind. Hierbij dienen de hulpverleningsdoelen uit het (E)HVP

als leidraad. Daarnaast moeten de volgende punten in de gaten gehouden worden

tijdens het verloop van de plaatsing:

1. Algemene indruk

2. Psychosociaal functioneren

Page 45: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

45

- Emotionele ontwikkeling

- Gedrag

- Persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling

- Middelengebruik

- Psychoseksuele ontwikkeling

- Overige psychosociale problemen

3. Lichamelijke gezondheid

- Lichamelijke ziekte of handicap

- Zelfverzorging

- Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten

- Overige problemen met lichamelijke gezondheid

4. Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige

- Cognitieve ontwikkeling

- Sociale vaardigheden

- Communicatieve vaardigheden

- Motorische vaardigheden

5. (Pleeg)gezin en opvoeding

- kwaliteiten van de opvoeding en effect daarvan op kind

- (pleeg)ouder-kinderelatie (hechting)

- Verwaarlozing, mishandeling, misbruik van kind en effect daarvan in het

gedrag van het kind

- Stabiliteit van de opvoedingssituatie

- Problemen van de (pleeg)ouders

- Problemen van ander gezinslid

- Sociaal netwerk (pleeg)gezin

- Omstandigheden (pleeg)gezin

- Contacten met biologische ouders

- Eventuele problemen (pleeg)gezin en opvoeding

6. Jeugdige en omgeving

- School, peuterspeelzaal (relatie leerkracht en andere kinderen)

- Relaties, vrienden en sociale netwerk

- Vrije tijd

- Eventuele problemen in de omgeving (financiën, huisvesting, justitiële

instanties)

De gespreksonderwerpen kunnen op verschillende manieren aan de orde komen, zoals:

- De pleegzorgbegeleider geeft pleegouders de gelegenheid kort aan te geven wat

hun vraag is.

- De pleegzorgbegeleider verheldert de vraag en probeert zich een beeld te vormen

van de situatie door het stellen van gerichte vragen.

- De pleegzorgbegeleider vat samen wat hij heeft gehoord.

- De pleegzorgbegeleider vraagt welke oplossing pleegouders zelf hebben bedacht.

- De pleegzorgbegeleider zoekt samen met pleegouders naar alternatieven

wanneer de oplossing niet toereikend lijkt.

- De pleegzorgbegeleider maakt de keuze voor een direct advies of overweegt of er

andere wegen bewandeld dienen te worden.

Afsluiting

Aan het einde van het huisbezoek, moet er bij diverse punten stil gestaan worden

geworden. Dit betreft de volgende punten:

- Nagaan of de voor het gesprek uitgetrokken tijd voldoende is gebleken en of er

nog dingen zijn blijven liggen.

- Nagaan waarover welke afspraken gemaakt moeten worden en wie wat doet.

- Nagaan over welke zaken nog telefonisch contact zal zijn en wanneer dit gebeurt.

- Nagaan of er zaken zijn die met de plaaster besproken moeten worden, welke

zaken dat zijn en wie daarover contact opneemt.

Page 46: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

46

- Afspreken welke eventuele handelingsalternatieven pleegouders de komende tijd

gaan toepassen.

- Overleggen op welke termijn er weer een huisbezoek gepland kan worden en

waar het gesprek dan over zal gaan. De pleegzorgbegeleider behoudt zich het

recht zelf een bezoekfrequentie vast te stellen. Een nieuwe afspraak wordt

gemaakt.

Rapportage

Huisbezoeken dienen altijd geregistreerd te worden. Dit vindt plaats middels

cliëntcontacttijdregistratie (zie 2.6.2.3), logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en logboek

pleeggezin (zie 2.6.2.2).

Cliëntcontacttijdregistratie

Ieder contact met een cliënt (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet

pleegouders) wordt gezien als cliëntcontact en dient geregistreerd te worden, ten

behoeve van verantwoording van de geboden begeleiding en vergoeding.

Logboek pleegkind

Tijdens of na een huisbezoek worden door de pleegzorgbegeleider aantekeningen

gemaakt, die verwerkt worden in het logboek pleegkind. Het logboek vormt de leidraad

van de hulpverlening. Allereerst kan middels het logboek aan het kind inzichtelijk

gemaakt worden hoe de hulpverlening is verlopen en waarom bepaalde beslissingen zijn

genomen. Daarnaast kan deze informatie bruikbaar zijn voor een eventuele vervanger

bij afwezigheid of overdracht van de begeleiding. Ook kan deze informatie later verwerkt

worden in de evaluatie hulpverleningsplannen.

Logboek pleeggezin

Tijdens het huisbezoek kunnen specifieke zaken aan de orde komen die het pleeggezin

betreffen en niet het pleegkind. Het verwerken van de informatie in het logboek

pleegouders dient eveneens verschillende doelen. Zo kan deze informatie bruikbaar zijn

voor een eventuele vervanger bij afwezigheid of overdracht van de begeleiding. Ook kan

deze informatie later verwerkt worden in de pleegouderbegeleidingsplannen.

Page 47: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

47

2.2.2 Evaluaties

Doel

Eens per jaar vindt er een evaluatie van de pleegzorgplaatsing plaats. Hierin wordt

richting en structuur gegeven aan de begeleiding, getracht alle betrokkenen op één lijn

te krijgen en aanwijzingen gegeven voor de verlenging van het indicatiebesluit. Bij de

evaluatie staat het evaluatie hulpverleningsplan (EHVP; zie 2.6.2.5 en 7.5.4) centraal.

Hierin beschrijft de pleegzorgbegeleider de grote lijn van de ontwikkeling van het kind en

de hierbij horende begeleiding. Dit is van belang bij de monitoring van de begeleiding,

bij eventuele vervanging van de begeleiding en eventueel voor het kind zelf.

Richtlijnen

- De pleegzorgbegeleider is verantwoordelijk voor en neemt initiatief in het

organiseren van evaluaties.

- Het eerste EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) dient maximaal zes maanden na de start

van de plaatsing gemaakt te zijn. Hierna wordt het jaarlijks geschreven.

- BJZ schrijft de rapportage over de ontwikkeling van het kind voor de rechtbank

onder andere op basis van het EHVP van FJP. Pleegzorgbegeleider en BJZ-werker

overleggen over de informatie uit het (E)HVP die wordt toegevoegd.

- Veertien weken voor het verlopen van de OTS levert FJP de rapportage in de

vorm van het definitieve EHVP aan.

NB. Bij voogdijzaken moet de rapportage twee maanden voor het

vervallen van de indicatie binnen zijn.

- Bij evaluaties zijn in principe de pleegzorgbegeleider, de pleegouders, het kind

(< 12 jaar), de BJZ-werker en de ouders aanwezig.

o De betrokkenheid van het kind bij evaluaties dient afgestemd te worden

op de behoeften van het kind. In onderling overleg kan besloten worden

om het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) bijvoorbeeld in een apart gesprek met

het kind te bespreken. Hierbij dient overwogen te worden of dit voor of na

de evaluatie plaatsvindt.

o De betrokkenheid van de ouders bij evaluaties kan eventueel anders

vormgegeven worden dan daadwerkelijke aanwezigheid tijdens de

evaluatie. In onderling overleg kan besloten worden de ouders

bijvoorbeeld via de post of in een afzonderlijk gesprek met de

pleegzorgbegeleider en/of de BJZ-werker van het EHVP (zie 2.6.2.5 en

7.5.4) op de hoogte te stellen.

Stappenplan

De evaluatie bestaat uit grofweg vier fases, namelijk de voorbereiding, inhoud, afsluiting

en rapportage.

Voorbereiding

Ter voorbereiding van de evaluatie moet de pleegzorgbegeleider stilstaan bij de

planning, het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4), de aanwezigen en de locatie. Op grond

hiervan neemt de pleegzorgbegeleider de laatste stap: het uitnodigingen van de

aanwezigen.

Planning

De pleegzorgbegeleider bepaalt op grond van de richtlijnen wanneer de evaluatie

plaatsvindt (eerst maximaal zes maanden na de start van de plaatsing en hierna jaarlijks

uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het indicatiebesluit). Gezien de

uitgebreide voorbereiding die noodzakelijk is, verdient het de voorkeur om een evaluatie

ver van te voren te plannen (bijvoorkeur minimaal zes weken).

EHVP

Ter voorbereiding van de evaluatie wordt een eerste concept van het EHVP (zie 2.6.2.5

en 7.5.4) geschreven op grond van het Logboek Pleegkind (zie 2.6.3.2) van het

Page 48: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

48

afgelopen jaar. Ter beoordeling stuurt de begeleider dit concept EHVP (zie 2.6.2.5 en

7.5.4) naar de gedragsdeskundige, die het van feedback voorziet. Op grond van deze

feedback past de pleegzorgbegeleider het concept aan en neemt eventuele

aandachtspunten van de gedragsdeskundige mee in de evaluatie.

Aanwezigen

Bij evaluaties is het belangrijk dat zoveel mogelijk van de betrokkenen aanwezig zijn.

Dat betekent dat in principe altijd de pleegzorgbegeleider, BJZ-werker en beide

pleegouders aanwezig zijn. Daarnaast onderzoekt de pleegzorgbegeleider of het

pleegkind (> 12 jaar) aanwezig wenst te zijn of op andere wijze betrokken wenst te

worden. Uitgangspunt is dat de ouders aanwezig zijn bij evaluaties. De

pleegzorgbegeleider onderzoekt of dit mogelijk is. Wanneer dit niet mogelijk is, dan

moet worden besloten hoe ouders op de hoogte gesteld worden van het EHVP (zie

2.6.2.5 en 7.5.4). Hierbij kan gedacht worden aan verzending van het (concept) ven het

plan via de post of een afzonderlijk gesprek met de pleegzorgbegeleider en/of BJZ-

werker.

Locatie

De evaluatie vindt in principe bij pleegouders thuis plaats. Wanneer onderlinge

verhoudingen of te bespreken onderwerpen erom vragen, dan kan besloten worden de

evaluatie op neutraal terrein plaats te laten vinden. Aangezien de pleegzorgplaatsing

geëvalueerd wordt, is FlexusJeugdplein hiervoor de aangewezen plek.

Uitnodigingen

Na besloten te hebben welke aanwezigen gewenst zijn, is het de taak van de

pleegzorgbegeleider om deze uit te nodigen. De pleegzorgbegeleider stelt in overleg met

de gewenste aanwezigen een datum vast. Uiterlijk een week voor de afgesproken

evaluatiedatum stuurt de begeleiderpleegzorg het concept van het EHVP (zie 2.6.2.5 en

7.5.4) naar de aanwezigen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de standaard

begeleidende brief (zie 7.5.6).

Inhoud

Gedurende de evaluatie moet de pleegzorgbegeleider aandacht hebben voor de tijd,

voorwaarden, houdingsaspecten en structuur.

Tijd

De richtlijn voor de duur van een evaluatie is een uur tot maximaal anderhalf uur.

Afhankelijk van de te bespreken onderwerpen kan het uitlopen tot 2 uur. Evaluaties die

langer duren zijn over het algemeen niet efficiënt en zinvol. Dit heeft te maken met

concentratie, overbelasting en in herhaling vallen. Het is de taak van de

pleegzorgbegeleider om de tijd te bewaken.

Voorwaarden

In principe gelden bij evaluaties dezelfde voorwaarden als bij huisbezoeken. Aangezien

evaluaties echter slechts jaarlijks voorkomen en een zeker formeler karakter hebben dan

huisbezoeken, zijn enkele voorwaarden extra belangrijk. Zo is de aanwezigheid van

kleine kinderen niet wenselijk, maar ook niet altijd te vermijden. Aangezien de evaluatie

eens per jaar plaatsvindt, kan de pleegzorgbegeleider aan de pleegouders vragen of zij

oppas voor kleine kinderen kunnen regelen. Verder bezoek dan de genodigden is niet

wenselijk, gezien de privacy van het pleegkind.

Houdingsaspecten

Evenals bij huisbezoeken stelt de pleegzorgbegeleider zich professioneel op. Hij is

gespreksleider, beheert de tijd en structureert het gesprek. De pleegzorgbegeleider zorgt

ervoor dat alle agendapunten aan de orde komen binnen de beschikbare tijd.

Page 49: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

49

Structuur

De pleegzorgbegeleider start de evaluatie door de agenda, beschreven in de

begeleidende uitnodigingsbrief, te benoemen. Waar nodig wordt deze aangevuld door de

aanwezigen. De pleegzorgbegeleider geeft aan hoeveel tijd er is voor de evaluatie.

Het eerste agendapunt is in principe het concept EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). De

pleegzorgbegeleider neemt de punten beschreven in het verslag door en vraagt naar

eventuele fouten, onduidelijkheden of aanvullingen. Op grond van de besproken punten

in het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) worden doelen geformuleerd (zie 2.6.2.6

doelrealisatie).

Agendapunten die gedurende de bespreking van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) nog niet

aan de orde zij gekomen, kunnen vervolgens besproken worden.

Afsluiting

Aan het einde van de evaluatie is het van belang om met alle betrokkenen stil te staan

bij de onderlinge samenwerking en mogelijke verbeteringen.

Daarnaast vat de pleegzorgbegeleider aan het einde van de evaluatie de belangrijkste

punten en afspraken samen. Ook vraagt de pleegzorgbegeleider welke punten zijn

blijven liggen en hoe dit verder opgepakt wordt.

Rapportage

De pleegzorgbegeleider registreert de evaluatie achteraf. Hiervoor moet cliëntcontacttijd

(zie 2.6.2.3) geregistreerd worden en het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en het

logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2) ingevuld worden. De pleegzorgbegeleider past het EVHP

(zie 2.6.2.5 en 7.5.4) aan.

Cliëntcontacttijdregistratie

Ieder contact met een cliënt (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet

pleegouders) wordt gezien als cliëntcontact en dient geregistreerd te worden, ten

behoeve van verantwoording van de geboden begeleiding en vergoeding.

Logboek pleegkind

De evaluatie wordt geregistreerd in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Vaak kan

volstaan worden met de opmerking dat de evaluatie heeft plaatsgevonden en alle

besproken punten direct zijn verwerkt in het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4). Eventuele

bijzonderheden kunnen beschreven worden, evenals de belangrijkste afspraken uit de

evaluatie.

Logboek pleeggezin

Wanneer tijdens de evaluatie specifieke zaken aan de orde komen die het pleeggezin

betreffen en niet het pleegkind, dan verwerkt de pleegzorgbegeleider dit in het logboek

pleegouders (zie 2.6.2.2).

EHVP

Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past de

pleegzorgbegeleider het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) aan. Hierbij stelt de

pleegzorgbegeleider ook de reeds besproken doelen op en koppelt deze aan het EHVP

(zie 2.6.2.5 en 7.5.4). De pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de

evaluatiebespreking een verzoek in bij het secretariaat om het EHVP (zie 2.6.2.5 en

7.5.4) definitief te maken. Het secretariaat maakt het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4)

definitief en stuurt de papierenversie in meervoud aan de pleegzorgbegeleider. De

pleegzorgbegeleider ondertekent alle exemplaren van het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en

stuurt deze ter ondertekening aan de afdelingsmanager. De afdelingsmanager

ondertekent het EHVP (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en geeft deze aan het secretariaat. Daar

Page 50: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

50

wordt het plan ter ondertekening naar ouders, pleegouders, BJZ-werker en kind (<12

jaar) verstuurd en opgeborgen in het kinddossier.

Page 51: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

51

2.2.3 Zorgteams

Doel

Pleegzorgbegeleiding is steeds meer gericht op het stimuleren en gebruik maken van de

positieve eigenschappen en krachten van een gezinssysteem. Er wordt vanuit gegaan

dat het effectief en ethisch is om ouders hun mogelijkheden en verantwoordelijkheid zo

min mogelijk te ontnemen. Dit kan binnen een zorgteam vormgegeven worden. Wanneer

het zorgteam bijeenkomt worden er gezamenlijk plannen voor de toekomst van een kind

gemaakt en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze plannen gedeeld. Het

zorgteam ziet erop toe dat de hulpverlening, de begeleiding of de ondersteuning op maat

geleverd wordt. Het zorgteam vormt een ondersteunend netwerk rondom het kind, dat

kan blijven bestaan als het kind 18 jaar is geworden en de professionele hulpverlening

wellicht stopt. Een ander voordeel van het werken met zorgteams is dat de hulpverlening

minder afhankelijk is van individuele hulpverleners. Het zorgteam is immers de continue

factor rondom een kind, waarbij nieuwe hulpverleners kunnen aanschuiven.

Er zijn veel overeenkomsten tussen een familieberaad en een zorgteamoverleg. Beide

gaan uit van dezelfde principes: het inzetten van de krachten en mogelijkheden die

mensen zelf hebben. Het familieberaad is echter kortdurend, meestal eenmalig en er kan

een grotere groep mensen bij betrokken zijn. Een zorgteam begeleidt de opvoeding van

een kind en is dus gedurende een langere periode actief en komt vaker bijeen. Een

zorgteam bestaat uit een kleinere groep mensen. Het zorgteam kan gezien worden als

logisch vervolg op een familieberaad.

Richtlijnen

- Er vindt minimaal eens per jaar tot mogelijk eens per drie maanden (bij

risicovolle plaatsingen) een zorgteamoverleg plaats.

- Het zorgteamoverleg wordt geïnitieerd door de pleegzorgbegeleider. Deze zorgt

voor de uitnodiging van BJZ-werker, pleegouders, ouders en eventuele andere

belangrijke personen in het leven van het kind.

- Het kind kan zelf ook (gedeeltelijk) onderdeel zijn van een zorgteamoverleg. Het

is ook mogelijk dat het kind zich laat vertegenwoordigen of ondersteunen door

een volwassene.

- Wanneer ouders niet bereid zijn om deel te nemen aan een zorgteam, kan aan

hen gevraagd worden wat er gedaan of verzonnen moet worden om hen tot

deelname te stimuleren. Het kan ouders helpen om tot deelname te komen, door

hen de ruimte te geven om een steunfiguur mee te nemen.

- Onderwerpen die binnen zorgteamoverlegen aan de orde komen, zijn over het

algemeen gericht op de ontwikkeling van het kind. Zo kunnen gezamenlijk

hulpverleningsdoelen voor de ontwikkeling van het pleegkind en de

pleegzorgplaatsing opgesteld worden. Daarnaast kunnen er beslissingen genomen

worden over bijvoorbeeld de schoolkeuze, de doop en de bezoekregeling.

Gedragsdeskundigen van FJP en BJZ gaan een format opzetten met belangrijke

onderwerpen tijdens deze overleggen.

- Het onderwerp van een mogelijke terugplaatsing hoort niet in een

zorgteamoverleg thuis. Dit is iets tussen de ouder(s) en (gezins)voogd en dient

derhalve uitsluitend tussen hen besproken te worden.

- Het werken met zorgteams gaat uit van de empowerment gedachte. Dat wil

zeggen dat de rol van de professionals zo klein als mogelijk gehouden wordt en

zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de overige participanten van het

zorgteam gehouden wordt.

- In onderling overleg wordt besproken wie een zorgteamoverleg voorzit. Bij

voorkeur neemt één van de participanten uit het netwerk van het kind deze rol op

zich. Ook kan ervoor gekozen worden één van de hulpverleners deze taak te

geven. Hierbij dient overwogen te worden of dit de empowerment van het

zorgteam niet in de weg staat.

Page 52: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

52

- Besluitvorming binnen het zorgteam vindt in principe plaats in onderling overleg.

Hierbij kunnen conflicten ontstaan. Het is belangrijk om niet te streven naar

consensus, maar naar commitment. Bij consensus wordt van iedereen gevraagd

water bij de wijn te doen, terwijl er bij commitment van uitgegaan wordt dat er

verschillende perspectieven bestaan, die worden gerespecteerd. Er kan dus

besloten worden om dingen te doen, waar niet iedereen het mee eens is. Dit

dient dan wel een terugkomend onderwerp te zijn, om te bepalen of mensen het

er nog altijd mee oneens zijn.

- Wanneer er sprake is van een justitiële maatregel (ondertoezichtstelling,

ontheffing of ontzetting), dan vindt de samenwerking en besluitvorming in het

zorgteam ook plaats binnen het kader van deze maatregel. Er zijn beslissingen

die door de (gezins)voogd genomen te worden. Wanneer hier sprake van is, dan

is het belangrijk dat dit voorafgaand aan het zorgteam gebeurt. Zodoende is het

voor de betrokkenen duidelijk binnen welke kader er een plan gevormd kan

worden.

- Een zorgteam wordt in principe bij het begin van iedere nieuwe plaatsing gestart.

- Ook bij reeds lopende zaken kan ervoor gekozen worden om een zorgteam in te

zetten. Dit kan wanneer een zaak soepel verloopt. Echter, wanneer een lopende

plaatsing stagneert of er sprake is van een crisissituatie, dan kan een zorgteam

uitkomst bieden.

Stappenplan

De stappen die genomen worden bij een bijeenkomst van een zorgteam zijn te verdelen

in de fases van voorbereiding, inhoud en afsluiting. Tot slot dient er ook gerapporteerd

te worden.

Voorbereiding

Bij de voorbereiding van een zorgteamoverleg is het belang om stil te staan bij de

doelbepaling, aanwezigen, locatie en uitnodigingen.

Doelbepaling

Tijdens de bijeenkomsten van het zorgteam kunnen alle belangrijke onderwerpen

besproken worden rond de opvoeding van een kind. Ook eventuele punten waarop het

niet goed gaat met een kind kunnen in de zorgteamoverleg besproken worden.

Belangrijk is dat het zorgteam niet zozeer een evaluerende functie heeft, maar dat de

aandacht nadrukkelijk wordt gericht op de toekomst.

Aanwezigen

Binnen het zorgteam vallen in principe ouders, vertegenwoordigers uit het sociale

netwerk, pleegouders, kind (of vertegenwoordiger), BJZ-werker en pleegzorgbegeleider

aanwezig. Vanuit de empowermentgedacht wordt de samenstelling van het zorgteam bij

voorkeur bepaalt door het sociale netwerk rond het kind zelf. Om te zorgen dat iedereen

het hierover eens is, zou dit besloten kunnen worden middels een familieberaad. Om

slagvaardig te blijven is het handig als het zorgteam niet te groot wordt.

Afhankelijk van het doel van de zorgteamoverleg kan ervoor gekozen worden om een

deskundige op het gebied van het betreffende onderwerp bij (een deel van) een

zorgteamoverleg uit te nodigen.

Locatie

De locatie van de zorgteamoverleg wordt in principe in gezamenlijk overleg door het

zorgteam zelf beslist.

Uitnodigingen

Na besloten te hebben welke aanwezigen gewenst zijn, dienen zij uitgenodigd te worden.

De pleegzorgbegeleider neemt hierin een initiërende rol, waarbij het de aanbeveling

Page 53: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

53

verdient om het onderwerp van het zorgteam bekend te maken, zodat de betrokkenen

zich hier desgewenst op kunnen voorbereiden.

Inhoud

Het zorgteam richt zich op de gang van zaken rond de ontwikkeling en opvoeding van

het kind en zien erop toe dat gemaakte afspraken nagekomen worden en nieuwe

afspraken gemaakt worden over het vervolg.

Samenstelling

Wanneer de samenstelling van het zorgteam afwijkt van het vooraf afgesprokene, dan

wordt hier aan het begin van de bijeenkomst bij stilgestaan. Wanneer personen afwezig

zijn, dan wordt de invloed hiervan op de bijeenkomst besproken. De invloed van

onaangekondigde aanwezigen wordt eveneens besproken. Indien nodig kan de

zorgteamoverleg verplaatst worden naar een tijdstip waarop wel alle genodigden

aanwezig kunnen zijn ook kan de onaangekondigde aanwezigen gevraagd worden om

het zorgteam te verlaten.

Voorwaarden

De professionals zijn gedurende de zorgteamoverleg zo veel mogelijk op de achtergrond.

Zo kan het plan gevormd en zodoende gedragen worden door het zorgteam zelf.

Er kan een verschil van visie bestaan tussen de professionals en de participanten rond

het belang van het kind. In dergelijke gevallen kan besloten worden een deskundige op

het betreffende gebied uit te nodigen om aan het begin van een zorgteamoverleg

informatie te geven over het onderwerp waarover een verschil van mening bestaat.

Zodoende kan vanuit de informatie van de deskundige bepaald worden waar het belang

van het kind het meeste mee gebaat is.

Houdingsaspecten

Binnen de zorgteamoverleg is de rol van de pleegzorgbegeleider zo beperkt als mogelijk.

De begeleider is niet gericht op ingrijpen, regelen, controleren en zorgen voor. Er dient

zoveel mogelijk verantwoordelijkheid bij de participanten zelf gelaten te worden.

In principe geeft de begeleider de voorwaarden van de zorgteamoverleg aan en maakt

de besproken afspraken zo concreet mogelijk. Zo kan de pleegzorgbegeleider een zekere

faciliterende rol op zich nemen en bijvoorbeeld zorg dragen voor organisatorische

aspecten, zoals de uitnodigingen en locatie. De pleegzorgbegeleider doet zoveel als

nodig en zo min als mogelijk. Dit vraagt om maatwerk.

Het verdient de aanbeveling om zeker bij de eerste bijeenkomst van het zorgteam, maar

ook bij de hierop volgende bijeenkomsten aandacht te besteden aan de rol van alle

participanten, inclusief de professionals. Op deze wijze kunnen verwachtingen en

mogelijkheden op elkaar afgestemd worden.

Structuur

Op basis van een analyse van de actuele stand van zaken wordt besloten wat de aanpak

voor de komende periode wordt. Bij die analyse komen zowel positieve als zorgelijke

ervaringen aan bod. Vervolgens wordt afgesproken wat er georganiseerd moet worden

om de aanpak te laten slagen en wie dat gaat uitvoeren. Uitgangspunt is dat de

participanten van het zorgteam centraal staan bij de uitvoering en de professionals aan

de zijlijn.

Afsluiting

Ter afsluiting van een zorgteamoverleg worden de belangrijkste conclusies en afspraken

samengevat. Waar nodig kan deze taak op zich genomen worden door de

pleegzorgbegeleider. Daarbij is het ook van belang om stil te staan bij het vervolg op de

Page 54: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

54

bijeenkomst van het zorgteam. Dus niet alleen de afspraken, maar ook een mogelijke

nieuwe bijeenkomst van het zorgteam kan direct vastgelegd worden.

Rapportage

De pleegzorgbegeleider registreert het zorgteam achteraf. Hiervoor moet

cliëntcontacttijd (zie 2.6.2.3) geregistreerd worden en het logboek pleegkind (zie

2.6.2.1) en het logboek pleeggezin (zie 2.6.2.2) ingevuld worden. In onderling overleg

kan besloten worden om notulen van de zorgteamoverleg te maken.

Cliëntcontacttijdregistratie

Ieder contact met een cliënt (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet

pleegouders) wordt gezien als cliëntcontact en dient geregistreerd te worden, ten

behoeve van verantwoording van de geboden begeleiding.

Logboek pleegkind

Het zorgteam wordt geregistreerd in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Het verdient de

aanbeveling hier de belangrijkste gespreksonderwerpen, conclusies en afspraken te

noteren.

Logboek pleeggezin

Wanneer tijdens het zorgteam specifieke zaken aan de orde komen die het pleeggezin

betreffen en niet het pleegkind, dan dient dit verwerkt te worden in het logboek

pleegouders (zie 2.6.2.2).

Notulen

De besproken onderwerpen, conclusies en afspraken kunnen worden vastgelegd in een

notulen. Dit behoort niet per definitie tot de taak van de pleegzorgbegeleider.

Page 55: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

55

2.2.4 Bezoekcontacten ouders

Doel

Kinderen en ouders hebben een fundamenteel recht om contact met elkaar te hebben,

ook wanneer kinderen uithuis geplaatst zijn. Er moet zoveel mogelijk getracht worden

om het contact tussen kind en ouders te behouden. Dit contact kan op diverse manieren

vorm gegeven worden. Hierbij staat het belang van het kind van zelfsprekend voorop.

Het is de taak van BJZ om de bezoekregeling in overleg met FJP zodanig vorm te geven

dat het belang van het kind hier het meest bij gebaat is. Er kan voor gekozen worden

om de bezoeken vorm te geven in begeleide bezoeken. Binnen een begeleid bezoek

bestaat ruimte voor ouders en kind om contact met elkaar te hebben, waarbij de

begeleiding zekere randvoorwaarden tracht te waarborgen.

Richtlijnen

- De eindverantwoordelijkheid van het begeleiden van de bezoeken ligt bij BJZ. BJZ

kan FJP verzoeken om een aantal bezoeken te begeleiden als gedelegeerde taak.

- Wanneer er een risico bestaat op een bedreigende situatie tijdens een bezoek dan

moeten de bezoeken op een locatie van BJZ plaatsvinden omdat deze daar voor

toegerust is. Het bezoek kan dan door zowel de (gezins)voogd als de

pleegzorgbegeleider begeleid worden. Beiden kunnen terugvallen op de daarvoor

aanwezige faciliteiten.

- De kaders van de bezoekregeling worden daarbij vastgesteld door BJZ in overleg

met FJP en pleegouders en in enkele gevallen aan de hand van uitspraak van de

rechter. Pleegouders en ouders, geven hier indien noodzakelijk met

ondersteuning van BZJ en/of FJP concrete invulling aan.

- De vormgeving van begeleide bezoeken vraagt om maatwerk. Het bezoek dient

zo formeel als nodig, maar zo natuurlijk als mogelijk te zijn. Indien wenselijk

wordt gebruik gemaakt van de Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP; zie

7.6.1 en 7.6.2), een hulpmiddel bij de onderbouwing van een passende

bezoekregeling van een pleegkind met zijn ouders.

- Uitgangspunt is altijd om toe te werken naar onbegeleide bezoeken in de

natuurlijke omgeving van het kind (bij de pleegouders). Regelmatige evaluatie

van de bezoekregeling is noodzakelijk om de afspraken mogelijk te herzien.

- Begeleide bezoeken dienen voor een bepaalde periode afgesproken te worden.

Duidelijk moet zijn wat er bereikt dient te worden willen bezoeken onbegeleid

plaats kunnen gaan vinden. Na afloop van een vastgestelde periode wordt er

geëvalueerd en bepaald of begeleide bezoeken gecontinueerd worden of dat de

bezoeken op een andere wijze vormgegeven zullen worden. Dit onderwerp wordt

standaard besproken in de zorgteams.

- De concrete invulling van begeleide bezoeken is een specifiek onderwerp in de

zorgteams.

- De frequentie van de bezoeken wordt bij zaken binnen het gedwongen kader door

de (gezins)voogd of kinderrechter bepaald. Dit dient afgestemd te worden op de

mogelijkheden en beperkingen van het kind en de ouders. Richtlijn voor een

langdurige plaatsing vanuit FJP is om begeleide bezoeken eens per vier tot zes

weken plaats te laten vinden.

- Met het uitgangspunt dat de frequentie van de bezoeken van pleegkind en ouders

bij langdurige pleegzorgplaatsingen tussen de één keer per maand en één keer

per zes weken ligt, mag van FJP gevergd worden dat deze de helft van de

begeleide bezoeken op zich neemt. Zijn de bezoeken echter frequenter

(bijvoorbeeld wanneer ouders een aparte regeling hebben, of een hogere

frequentie is opgelegd van rechtswege) dan wordt afgestemd tussen BJZ en FJP

wat een billijke regeling is betreffende ieders inzet.

- Voor plaatsingen die vanuit de crisis worden begeleid ligt de frequentie op één

keer per twee à drie weken.

Page 56: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

56

- De bezoeken moeten voor het kind zo vanzelfsprekend mogelijk verlopen en

vinden bij voorkeur plaats in het pleeggezin. Dit geldt uiteraard niet bij

crisispleegzorg.

Stappenplan

De stappen die genomen worden bij een begeleid bezoek zijn te verdelen in de fases van

voorbereiding, inhoud en afsluiting. Tot slot dient er gerapporteerd te worden.

Voorbereiding

Ter voorbereiding op een begeleid bezoek dient stil gestaan te worden bij de planning,

aanwezigen, locatie en uitnodiging. Dit alles gebeurt in overleg met de (gezins)voogd,

die de kaders voor de bezoekregeling uitzet en hier de beslissingen in neemt. De

(gezins)voogd in eindverantwoordelijk, maar kan geen beslissingen nemen over de rol

en taken van de pleegzorgbegeleider bij de begeleide bezoeken. Rond deze

samenwerking wordt in onderling overleg besloten.

Planning

Over het algemeen is er geen sprake van een losstaand begeleid bezoek, maar bestaat

er een bezoekregeling met ouders. Het verdient de voorkeur om deze bezoekregeling

vast te leggen in een rooster van bijvoorbeeld een half of heel jaar. Zodoende is het voor

alle betrokkenen duidelijk wanneer er weer een bezoek plaatsvindt.

De meest wenselijke situatie is om de bezoekregeling in het rooster vast te leggen naar

aanleiding van een zorgteamoverleg. Binnen deze bijeenkomst kan met alle betrokkenen

besproken worden hoe de bezoekregeling het beste vorm gegeven kan worden. De

kaders hiervan (frequentie, duur, locatie, enz.) dienen zo ver als nodig van te voren door

de BJZ-werker vastgesteld te worden en vervolgens kan over de verdere inhoud en

onderlinge verwachtingen met elkaar gesproken worden.

Aanwezigen

Voor ieder kind dient bepaald te worden met welke personen uit diens netwerk

bezoekcontact van belang is. Dit zijn in eerste instantie de ouders, maar daarnaast kan

gedacht worden aan grootouders en andere familieleden. De BJZ-werker bepaalt voor

wie er een bezoekregeling opgestart wordt. Vanzelfsprekend kan er ook voor gekozen

worden om meerdere mensen tegelijk uit te nodigen. Hierbij staat het belang van het

kind voorop, maar ook met de belasting van het pleeggezin dient rekening gehouden te

worden.

Locatie

De locatie van begeleide bezoeken is afhankelijk van de specifieke situatie. Ook hier is

sprake van maatwerk, waarbij de beslissing uiteindelijk bij de BJZ-werker ligt. Er kan

voor gekozen worden om dit een onderwerp van het zorgteam te maken.

Het verdient de voorkeur om de bezoeken bij pleegouders thuis te laten plaatsvinden,

omdat dit de plek is waar het kind zich over het algemeen het meest vertrouwd en veilig

voelt. In veel situaties is het echter (bij de eerste (begeleide) bezoeken) noodzakelijk

om het bezoek op neutraal terrein plaats te laten vinden. Zo kan er gekozen worden

voor de bezoekruimtes bij FlexusJeugdplein of Bureau Jeugdzorg.

Wanneer de situatie het toelaat kan ervoor gekozen worden om bij gunstige

weersomstandigheden naar buiten te gaan. Bij FlexusJeugdplein is het mogelijk om de

speeltuin, speelcentrum Weena of wijkpark Oude Westen te bezoeken.

FJP heeft een abonnement bij speelcentrum Weena. De buitenspeelfaciliteiten zijn vrij

toegankelijk. Met het abonnement kan extra spelmateriaal geleend worden en tevens

van de binnenruimte gebruik gemaakt worden. Het abonnement en extra informatie over

bijvoorbeeld openingstijden is verkrijgbaar bij de receptie van de Diergaadesingel.

Page 57: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

57

Naast neutraal terrein, kunnen bezoeken plaatsvinden bij ouders of andere familieleden

thuis of op andere locaties.

Om begeleide bezoeken een feestelijke tintje te geven, kan in onderling overleg beslist

worden om het bezoek op een bijzondere locatie plaats te laten vinden. Hierbij kan

gedacht worden aan bijvoorbeeld Playcity, Ballorig, McDonalds, Plaswijckpark of

Diergaarde Blijdorp. FJP heeft een abonnement bij Diergaarde Blijdorp, waardoor deze

met korting bezocht kan worden. (Informatie over) het abonnement is verkrijgbaar bij

de receptie van de Diergaardesingel, daar kan het tevens gereserveerd worden. De

kosten van dergelijke begeleide bezoeken zijn in principe voor ouders. Eventuele kosten

die de pleegzorgbegeleider maakt in het kader van een bezoekcontact moeten vooraf

met de afdelingsmanager besproken worden.

Uitnodigingen

Wanneer datum, aanwezigen en locatie bepaald zijn, moet dit aan iedereen bekend

gemaakt worden. In onderling overleg kan besloten worden of de BJZ-werker of de

pleegzorgbegeleider hierin initiatief neemt.

Inhoud

De inhoud van het begeleid bezoek wordt bepaald door de tijd, samenstelling en

voorwaarden. Daarbij zijn de houdingsaspecten van de pleegzorgbegeleider van belang.

Tijd

De tijdsduur van het begeleid bezoek staat in principe vast binnen de bezoekregeling en

wordt van te voren door de BJZ-werker bepaald. Het is de taak van de begeleider van

het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) om de tijd te bewaken en het bezoek

tijdig af te ronden.

Samenstelling

Wanneer de samenstelling van het bezoek verschilt van het vooraf afgesprokene, dan

verdient dit de aandacht. De afwezigheid van eventueel noodzakelijk aanwezigen kan

ertoe leiden om het bezoek niet door te laten gaan. Het belang van de aanwezigheid van

onaangekondigde personen dient ook vastgesteld te worden. Hoewel het voor ouders

prettig kan zijn om steunfiguren mee te nemen, dient bepaalt te worden of de

aanwezigheid van deze personen in strijd is met het belang van het kind. De begeleider

van het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) behoudt zich het recht om

ongewenste aanwezigen niet toe te laten tot het bezoek. Dergelijke afspraken worden bij

voorkeur zoveel mogelijk vooraf vastgelegd, zodat spanningen direct voorafgaand aan

het bezoek voorkomen worden.

Voorwaarden

De veiligheid van het pleegkind staat vooraan bij de voorwaarden van een begeleid

bezoek. Dat wil zeggen dat dreiging van iedere vorm van agressie of ontvoering

voorkomen moet worden. Wanneer deze dreiging vooraf bekend is, moet met de BJZ-

werker overlegd worden hoe wenselijk het bezoek is. Het is van belang stil te staan bij

de wijze waarop het belang van het kind dan gediend is.

Verder voorwaarden van het bezoek zijn afhankelijk van de specifieke situatie en worden

van te voren afgesproken. Wederom heeft de BJZ-werker een sturende rol. Voorafgaand

aan een zorgteam zijn hierover duidelijke afspraken gemaakt. Als gedurende het bezoek

blijkt dat ouders deze afspraken en zijn nagekomen, dan kan het bezoek afgebroken

worden. Een voorbeeld zijn bezoekcontacten met ouders met verslavingsproblematiek,

waarbij afgesproken is dat zij niet onder invloed naar de bezoeken komen.

Page 58: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

58

Houdingsaspecten

De rol van de begeleider van het bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) dient

aangepast te worden aan de specifieke situatie. Deze houding kan verschillen van zich

zoveel mogelijk op de achtergrond houden tot zeer directief ouders aanwijzingen geven

hoe zij het contact met hun kind vorm kunnen geven. De rol van de pleegzorgbegeleider

is er altijd op gericht om de sfeer voor het kind en indien mogelijk voor de ouders zo

goed als mogelijk te maken. Hierbij zijn een positieve houding, betrokkenheid, serieus

nemen, respect en veelzijdige partijdigheid van belang.

Afsluiting

De afsluiting van het begeleid bezoek staat vooral in het teken van afscheid nemen.

Ouders en kind moeten de ruimte krijgen om afscheid te nemen. Vervolgens moet het

kind zich weer bij zijn/haar pleegouder(s) voegen. Deze situatie zal, voornamelijk bij de

start van de bezoekregeling, mogelijk wat beladen zijn. Het is aan de begeleider van het

bezoek (BJZ-werker of pleegzorgbegeleider) om dit zo goed als mogelijk te sturen.

Wanneer er onduidelijkheid bestaat over het volgende bezoekmoment, dan kan

besproken hoe het vervolg eruit ziet. Dit kan betekenen dat er een nieuw bezoek

gepland wordt, maar ook dat afgesproken wordt wie dit in de toekomst zal plannen.

Desgewenst kan er met de ouder en/of de pleegouders afgesproken dat het bezoek

nabesproken zal worden. In veel gevallen zal de pleegzorgbegeleider dit in het komende

huisbezoek meenemen. Met ouders kan een aparte afspraak met de pleegzorgbegeleider

of BJZ-werker gemaakt worden.

Rapportage

De pleegzorgbegeleider registreert het begeleid bezoek. De cliëntcontacttijd (zie 2.6.2.3)

wordt geregistreerd. Het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) en waar nodig het logboek

pleeggezin (zie 2.6.2.2) worden ingevuld.

Cliëntcontacttijdregistratie

Ieder contact met een cliënt (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus niet

pleegouders) wordt gezien als cliëntcontact en dient geregistreerd te worden om

gedeclareerd te worden bij de finacierders.

Logboek pleegkind

Het begeleid bezoek wordt geregistreerd in het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1). Hier kan

kort weergegeven worden hoe het bezoek is verlopen (aanwezigen, sfeer, activiteiten,

afspraken, enz.).

Logboek pleeggezin

Wanneer tijdens het begeleide bezoek zaken aan de orde komen die het pleeggezin

betreffen en niet het pleegkind, dan dient dit verwerkt te worden in het logboek

pleeggezin (zie 2.6.2.2).

Page 59: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

59

2.2.5 Overigen

Doel

Naast de bovenstaand beschreven onderdelen van de pleegzorgbegeleiding, zijn er nog

andere aspecten die bij de pleegzorgbegeleiding horen. Deze zijn afhankelijk van de

specifieke begeleidingswensen van het kind, de pleegouders en het pleeggezin. Hier kan

iedere pleegzorgbegeleider op flexibele wijze mee omgaan. Als voorbeeld wordt hier

schoolbezoeken gegeven.

Richtlijnen

- Het (dagelijkse) contact met de school wordt door pleegouders onderhouden. FJP

kan pleegouders hierbij ondersteunen.

- Wanneer er een maatregel in het gedwongen kader wordt uitgesproken stuurt

BJZ standaard een kennisgevingsbrief van de maatregel en de contactgegevens

van de uitvoerende BJZ-werker aan de school.

- Bij een plaatsing in het gedwongen kader heeft de (gezins)voogd minimaal één

keer per jaar contact onderhoudt met de school inzake het functioneren van het

kind.

- Het contact tussen de hulpverleners en de school is per definitie transparant. Dat

betekent dat de pleegouders en het pleegkind te alle tijde op de hoogte zijn van

het contact dat er bestaat.

- Schoolprestaties en aandachtspunten worden met pleegouders besproken. BJZ

delegeert dit in het algemeen aan pleegouders. Het is de verantwoordelijkheid

van de school om er voor te zorgen dat de informatie over het functioneren van

het kind die aan BJZ wordt gegeven ook wordt doorgegeven aan pleegouders. De

BJZ-werker stemt af dat wanneer de school aan de BJZ-werker informatie wil

verstrekken die niet bij pleegouders bekend is, deze informatie bekend dient te

worden bij pleegouders, pleegzorgbegeleider en ouders (bij OTS). Hier kan alleen

van worden afgeweken wanneer de veiligheid van het kind of van medewerkers

van school en/of FJP/BJZ in het geding komen.

- De schoolkeuze voor regulier basisonderwijs wordt in samenspraak met BJZ en

ouders (bij OTS) gemaakt. De voorkeur van pleegouders en ouders over de

ligging en de identiteit van de school worden hierin meegenomen. Bij de

matching van een kind moet dit meegenomen worden.

- Juridisch gezien zijn ouders van kinderen waar een OTS over uitgesproken is

belast met het gezag en bevoegd beslissingen te nemen in het leven van het

kind, ook wanneer dit kind niet bij deze ouders verblijft. Mocht BJZ bij OTS-zaken

menen dat een (voorgenomen) besluit van ouders niet in het belang van het kind

is, dan kan BJZ uiteindelijk overgaan tot het verstrekken van een schriftelijke

aanwijzing. Na de inwerkingtreding van de wet Herziening

Kinderbeschermingsmaatregelen kan BJZ de zaak voorleggen aan de

kinderrechter.

- Als het kind onder voogdij is gesteld, tracht de BJZ-werker de ouders zoveel

mogelijk te betrekken. BJZ heeft echter de bevoegdheid om besluiten te nemen

en ouders hiervan in kennis te stellen.

- Een indicatie voor bijzonder onderwijs dient aangevraagd te worden via BJZ. Bij

een OTS moeten ook de met gezag beklede ouders hun handtekening plaatsen

voor zo‟n aanvraag. Wanneer ouders dit weigeren, kan BJZ dit trachten af te

dwingen. Dat kan door een schriftelijke aanwijzing of door de zaak voor te leggen

aan de rechtbank.

Stappenplan

Er bestaat geen gestandaardiseerd stappenplan voor het onderhouden van contact met

de school. In de ene situatie zal het wenselijk zijn om samen met de pleegouders met

enige regelmaat een gesprek met de leerkracht, intern begeleider, mentor, enzovoorts

te hebben. Ook kan de pleegzorgbegeleider standaard bij rapportbesprekingen en

dergelijke aanwezig zijn. Bij andere kinderen kan telefonisch contact voldoende zijn. Per

Page 60: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

60

kind dient bekeken te worden hoe het contact met school vorm gegeven kan worden,

waarbij belangrijk is dat de pleegouders niet gepasseerd worden. De transparantie kan

bereikt worden door de vorm en inhoud van het contact in de zorgteamoverlegen aan de

orde te laten komen of door gesprekken met de school gezamenlijk met de pleegouders

te voeren.

Er bestaat een voorlichtingsfolder voor leerkrachten over het hebben van een pleegkind

in de klas. Deze kan door de pleegzorgbegeleider (eventueel via pleegouders) aan de

school gegeven worden.

Page 61: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

61

2.3 Beslismomenten

Doel

Pleeggezinnen kunnen diverse overgangen meemaken. Bij deze overgangen worden

belangrijke beslissingen genomen door het pleeggezin en de pleegzorgbegeleider. Om

deze weloverwogen en zorgvuldig te kunnen nemen, worden hierbij vaste procedures

gevolgd. Niet in alle pleeggezinnen zullen bepaalde beslissingen aan de orde zijn. Deze

beslismomenten behoren dus niet standaard tot de pleegzorgbegeleiding.

Uitgangspunt

De procedures die bij de verschillende beslissingen in de pleegzorgbegeleiding aan de

orde komen, zullen hier zo duidelijk en compleet als mogelijk beschreven worden. Het

doel hiervan is dat de begeleiders pleegzorg op eenzelfde en zo zorgvuldige mogelijke

wijze de beslissingen te nemen.

Richtlijnen

De beslissingen die beschreven zullen worden zijn:

- de overgang van een crisisplaatsing naar een langdurige plaatsing in hetzelfde

pleeggezin, aan de hand van een pas op de plaats (overgang van crisis naar

reguliere pleegzorg) (2.3.1);

- de overgang van reguliere naar crisispleegzorg (2.3.2);

- de overgang van reguliere naar weekend pleegzorg (2.3.3);

- een bijplaatsing (2.3.4);

- pleegoudervoogdij (2.3.5).

Page 62: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

62

2.3.1 Pas op de plaats (overgang van crisis naar reguliere

pleegzorg)

Doel

Een Pas op de Plaats gesprek (POP gesprek) vindt plaats wanneer een crisisopvanggezin

of -observatiegezin aangeeft dat het langdurig voor het tijdelijk bij hen geplaatste kind

wil zorgen. Door de procedure te volgen wordt op zorgvuldige wijze een afweging

gemaakt of een langdurige plaatsing wenselijk is voor dit kind in dit gezin. Door deze

procedure te volgen vindt toetsing plaats ook wanneer het kind al langere tijd in het

crisisopvanggezin verblijft. Crisisopvang gaat dus niet automatisch over in een

langdurige plaatsing.

Uitgangspunten

- Het belang van het kind is te allen tijde het uitgangspunt.

- De gehele procedure neemt niet langer dan vier tot zes weken in beslag.

Stappenplan

Er kunnen zich twee situaties voordoen, waarbij een crisisopvanggezin aangeeft

langdurig voor een pleegkind te willen gaan zorgen. Allereerst zijn er gezinnen die

uitsluitend crisisopvang bieden. Daarnaast zijn pleeggezinnen die naast crisisopvang ook

langdurige pleegzorg bieden. Bij hen zijn er twee begeleiders pleegzorg betrokken,

namelijk vanuit de crisisopvang (CRO) en vanuit de integrale pleegzorg. Gezien het

verschil dat één of twee begeleiders pleegzorg zijn, bestaan er verschillen in het

stappenplan.

Stappenplan bij pleegouders die uitsluitend crisisopvang bieden.

1. De pleegouders geven aan de pleegzorgbegeleider CRO te kennen dat zij langdurig

voor een kind willen gaan zorgen.

2. De pleegzorgbegeleider CRO legt de procedure uit aan de pleegouders.

3. De pleegzorgbegeleider CRO bespreekt de wens van de pleegouders met de

gedragsdeskundige. Samen wordt vastgesteld of langdurige plaatsing van het kind in

dit pleeggezin wenselijk is.

4. De pleegzorgbegeleider CRO en de gedragsdeskundige formuleren samen

aandachtspunten voor het POP gesprek. De vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3) zijn daarbij

het uitgangspunt.

5. De pleegzorgbegeleider CRO informeert en overlegt met de betrokken BJZ-werker.

6. De pleegzorgbegeleider CRO en de pleegouders voeren samen het POP gesprek. De

pleegzorgbegeleider CRO schrijft een gespreksverslag POP gesprek (zie 2.6.3.1 en

7.7.1) aan de hand van de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3).

7. De afdelingsmanager CRO is verantwoordelijk voor het advies in het verslag.

8. Het advies uit het verslag gaat naar de BJZ-werker, die verantwoordelijk is voor het

eindbesluit of er overgegaan wordt van crisis- naar reguliere pleegzorg.

Stappenplan bij pleegouders die naast crisisopvang ook langdurige pleegzorg bieden.

1. De pleegouders geven aan de pleegzorgbegeleider CRO te kennen dat zij langdurig

voor het kind willen zorgen.

2. De pleegzorgbegeleider CRO legt de procedure uit aan de pleegouders.

3. De pleegzorgbegeleider CRO informeert de pleegzorgbegeleider langdurig.

4. De pleegzorgwerker CRO informeert en overlegt met de betrokken BJZ-werker.

5. De pleegzorgbegeleider langdurig overlegt met zijn/haar gedragsdeskundige over

eventuele contra-indicaties van de langdurige plaatsing van het crisiskind m.b.t. het

daar reeds langdurig wonende pleegkind.

6. De pleegzorgbegeleider langdurig informeert de pleegzorgbegeleider CRO over de

conclusie van dit overleg.

Page 63: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

63

7. Indien de pleegzorgbegeleider langdurig en diens gedragsdeskundige concluderen

dat een langdurig verblijf van het crisisopvang kind onwenselijk is, dan is dit besluit

doorslaggevend en wordt de procedure stopgezet.

8. Indien de conclusie van het overleg echter positief is formuleren de

pleegzorgbegeleider CRO en diens gedragsdeskundige gezamenlijk aandachtspunten

voor het POP gesprek. Hierbij worden de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3) als

uitgangspunt gebruikt.

9. De pleegzorgbegeleider CRO voert met de pleegouders het POP gesprek. Indien

wenselijk kan de VIP-trainer aanwezig zijn, evenals de betrokken

pleegzorgbegeleider langdurig.

10. De pleegzorgbegeleider CRO schrijft een gespreksverslag POP gesprek (zie 2.6.3.1 en

7.7.1) aan de hand van de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3).

11. De afdelingsmanager CRO is verantwoordelijk voor het advies in het verslag.

12. Het advies uit het verslag gaat naar de BJZ-werker, die verantwoordelijk is voor het

eindbesluit of er overgegaan wordt van crisis- naar reguliere pleegzorg.

Wanneer pleegouders het niet eens zijn met het besluit:

1. Aan pleegouders wordt een second opinion aangeboden, die wordt uitgevoerd door

een onafhankelijke deskundige.

2. Van dit onderzoek wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de

onderzoeker besproken met de afdelingsmanager CRO en de gedragsdeskundige

CRO.

3. Pleegouders krijgen het verslag van de contra-expertise en een officieel bericht over

de eindbeslissing van de bovengenoemde commissie.

Page 64: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

64

2.3.2 Overgang van reguliere naar crisispleegzorg

Doel

Het kan voorkomen dat een kind wat langdurig in een pleeggezin woont door een crisis

uitgeplaatst wordt. Ondanks dat snelheid van handelen hierbij vaak voorop zal staan, is

het van belang hierbij een zo zorgvuldig mogelijke werkwijze toe te passen. Op die

manier wordt voorkomen dat er problemen ontstaan qua verantwoordelijkheden,

financiering en dergelijke.

Uitgangspunten

- Wanneer een plaatsing in een pleeggezin vroegtijdig wordt afgebroken of er een

voornemen hiertoe bestaat dan zal er overleg plaatsvinden tussen FJP en BJZ. Er

zal in gezamenlijkheid worden bekeken wat de beste vervolgplek is voor het kind.

FJP heeft een inspanningsverplichting voor het zoeken naar een interne

vervolgplek. Wanneer er een geschikte plek wordt gevonden wordt deze

aangeboden en zal het kind overgeplaatst worden. Mocht BJZ dit geen geschikte

plek vinden dan wordt er overlegd welke stappen er gezet moeten worden.

- Voor officiële aanmeldingen (ook bij het crisismeldpunt) is de (gezins)voogd

verantwoordelijk.

- Het belang van het kind is te allen tijde het uitgangspunt.

Stappenplan

1. De pleegzorgbegeleider stelt de crisisbemiddelaar op de hoogte van de wens voor

een crisisopvangplaats.

2. De crisisbemiddelaar onderzoekt de mogelijkheden van beschikbare gezinnen.

3. De bemiddelaar overlegt indien nodig met de pleegzorgbegeleider van het gezin

of de VIP-trainer die pleegouders kent. De bemiddelaar overlegt met de BJZ-

werker bij specifieke vragen met betrekking tot het beschikbare gezin.

4. Als een matching mogelijk is, dan belt de bemiddelaar het pleeggezin om het kind

en de situatie voor te leggen. Hierbij wordt zoveel mogelijk informatie besproken,

inclusief verwachte oudercontacten en bijzonderheden.

5. De bemiddelaar vraagt de pleegzorgbegeleider crisis (al aanwezig in het

pleeggezin of aangewezen door de afdelingsmanager) om te begeleiden en

aanwezig te zijn bij de plaatsing. Indien mogelijk is er van te voren een

kennismakingsafspraak waarin afspraken en het plan van de plaatsing al kan

worden voorbereid.

Het kan voorkomen dat onze inspanningsverplichting geen resultaat oplevert. Dan dient

het volgende traject in werking gesteld te worden.

1. De BJZ-werker meldt het kind aan bij het crisismeldpunt.

2. De medewerker van het meldpunt bepaalt in overleg met de BJZ-werker welke

vorm van opvang het best past. Daarbij wordt eerst binnen het netwerk gezocht,

vervolgens een pleeggezin en daarna opvang in een crisisgroep indien de andere

hulpvormen niet geschikt zijn of er geen plek is.

3. De medewerker van het meldpunt laat weten aan de BJZ-werker waar plaats is.

4. De BJZ-werker regelt in overleg met de pleegzorgbegeleider de overplaatsing.

Noodopvang

1. Indien een kind buiten kantoortijden geplaatst is op een noodbed, neemt de

bemiddelaar de eerstvolgende werkdag contact op met het crisis meldpunt en de

BJZ-werker over dit kind en regelt opvang elders volgens bovenstaande

procedure en rondt de noodopvang af met de BJZ-werker en het

noodopvanggezin.

2. Indien noodopvang langer dan één nacht geduurd heeft, neemt de bemiddelaar

contact op met opvanggezin hoe het gegaan is.

3. De bemiddelaar registreert de noodopvang en geeft dit door aan het secretariaat.

Page 65: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

65

2.3.3 Overgang van weekend naar reguliere pleegzorg

Doel

Een zo nauwkeurig mogelijke werkwijze toe te passen om met alle betrokkenen tot een

verantwoorde beslissing te komen bij de overgang van weekend- naar langdurige

pleegzorg bij hetzelfde pleeggezin. Dit kan overwogen worden wanneer er (bv. in

crisissituaties) een andere plaats voor een kind wordt gezocht.

Uitgangspunten

- Het belang van het kind is te allen tijde het uitgangspunt bij de overgang van

weekend- naar langdurige pleegzorg.

- Langdurige pleegzorg vraagt andere kwaliteiten van pleegouders en heeft een andere

invloed op alle gezinsleden dan weekendpleegzorg.

- Indien de pleegouders het voorbereidingsprogramma W(eekend)- VIP hebben

gevolgd, dan zijn zij alleen voorbereid en ingeschreven voor weekendpleegzorg. Het

is ook mogelijk dat zij het volledige V.I.P-programma hebben doorlopen en daarna

geselecteerd zijn als weekendpleeggezin. Het is dan van belang om in te schatten

waarom dat gebeurd is.

- De bemiddeling voor weekendopvang verloopt anders dan voor langdurige pleegzorg.

Zo zijn bijvoorbeeld de leeftijdsverschillen tussen de eigen en weekend pleegkinderen

minder van belang. Het is van belang hier bij stil te staan bij de beslissing om al dan

niet over te gaan naar een langdurige plaatsing.

- Om alle bovenstaande redenen is het van belang om bij de overstap van

weekendpleeggezin naar fulltime of langdurig pleeggezin zorgvuldig te werk te gaan.

Aanvullende selectie en aanvullende voorbereiding zijn noodzakelijk.

- Het is mogelijk dat het pleeggezin voor meerdere vormen van pleegzorg

ingeschreven staat en/of als langdurig pleeggezin of crisisopvanggezin actief is. In

die gevallen wordt gebruik gemaakt van de procedure bijplaatsing en/of de

procedure POP-gesprek.

Stappenplan

1. De weekendpleegouders geven aan de pleegzorgbegeleider aan langdurige pleegzorg

te willen bieden aan het weekend pleegkind. Het kan ook voorkomen dat de vraag

door FJP of BJZ bij de pleegouders wordt neergelegd.

2. De pleegzorgbegeleider gaat na of het de wens is van alle leden van het pleeggezin

om het pleegkind langdurig op te vangen. Daarbij wordt aandacht besteed aan

bovengenoemde uitgangspunten.

3. De pleegzorgbegeleider legt aan pleegouders de procedure uit.

4. De pleegzorgbegeleider gaat na bij de BJZ-werker of er een aanvraag voor

langdurige pleegzorg (in aantocht) is en of daarbij het huidige weekendgezin in de

ogen van de BJZ-werker een optie is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het format

van een POP-gesprek.

5. De pleegzorgbegeleider bespreekt de wens van pleegouders en de (verwachte)

aanvraag van BJZ-werker voor langdurige pleegzorg met de gedragsdeskundige.

Gezamenlijk wordt beoordeeld of langdurige pleegzorg in dit weekendgezin, gezien

de ervaringen van de pleegzorgbegeleider, een optie is die nader onderzocht moet

worden. Aandachtspunten voor verdere selectie of de motivatie voor afwijzing

worden geformuleerd.

Indien negatief geoordeeld wordt over langdurige pleegzorg in het

weekendgezin:

6. De pleegzorgbegeleider bespreekt het besluit en de motivatie met de pleegouders.

Eventueel kan de BJZ-werker bij dit gesprek uitgenodigd worden.

Indien positief geoordeeld wordt over langdurige pleegzorg in het

weekendgezin:

Page 66: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

66

6. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met het hoofd van de Dienst W&S. Een

contactpersoon wordt aangewezen, dit is één van de twee VIP-trainers die het gezin

hebben geselecteerd.

a. Indien het gezin is geselecteerd via het W(eekend)-VIP programma, dan worden

op grond van de W-VIP-rapportage en de ervaringen van de pleegzorgbegeleider

afspraken gemaakt over de wijze waarop aanvullende voorlichting en selectie

plaats moet vinden.

b. Indien het gezin het volledige VIP-programma heeft doorlopen maar daarna is

geselecteerd voor weekendpleegzorg, dan wordt nagegaan waarom dat is

gebeurd. Op basis van de VIP-rapportage en de ervaringen van de

pleegzorgbegeleider worden afspraken gemaakt over de wijze waarop

aanvullende selectie plaats moet vinden.

Aandachtspunten bij de aanvullende selectie:

- Er wordt gebruik gemaakt van de vijf VIP-criteria (zie 2.1.1.3).

- Er vindt bemiddeling plaats tussen het pleegkind en alles wat hij/zij nodig heeft

en het betrokken pleeggezin.

- Alle leden van het pleeggezin worden bij het onderzoek betrokken (rekening

wordt natuurlijk gehouden met de leeftijd van de kinderen).

- Er wordt rekening gehouden met de ervaring die het pleeggezin inmiddels als

weekendgezin heeft.

7. In de meeste gevallen vinden er twee selectiegesprekken met het pleeggezin plaats

door de pleegzorgbegeleider en de (W-)VIP-trainer.

8. Indien dit binnen redelijke tijd te realiseren is, volgen de pleegouders het

ondersteuningprogramma “Gedrag en Loyaliteit”.

9. De pleegzorgbegeleider en de (W-)VIP-trainer formuleren conclusie en

aandachtpunten.

10. De (W-)VIP-trainer schrijft aanvullende rapportage.

11. De rapportage van de selectie van langdurige pleegzorg en bemiddeling voor een

langdurige plaatsing worden goedgekeurd door de afdelingsmanager.

12. De pleegouders ontvangen het verslag.

13. Het vervolg is afhankelijk van het besluit.

a. Bij acceptatie gaat de pleegzorgbegeleider verder met het stappenplan

kennismaking om het pleegkind in het pleeggezin te plaatsen.

b. Bij afwijzing lichten de VIP-trainer en de pleegzorgbegeleider het besluit en de

motivatie toe in een gesprek met pleegouders.

Page 67: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

67

2.3.4 Bijplaatsing

Doel

Om een verantwoorde beslissing te nemen over een verzoek tot bijplaatsing moet een zo

zorgvuldig mogelijke werkwijze ingezet worden. Hierbij is het van belang om te weten:

- welke informatie nodig is;

- wie geïnformeerd wordt;

- wie betrokken is bij de beslissing;

- welke mogelijkheden er zijn voor een second opinion.

Deze punten worden hier verder uitgewerkt.

Uitgangspunten

- Deze procedure geldt voor alle vormen van pleegzorg (crisis-, weekend-,

reguliere-, faciliterende of therapeutische pleegzorg).

- Verzoeken tot bijplaatsing worden per individueel geval bekeken en beoordeeld.

- Een bijplaatsing kan niet tegen het belang van één van de leden van het

pleeggezin zijn.

- Als regel kan een bijplaatsing niet eerder plaatsvinden dan minimaal een jaar na

een eerdere plaatsing. De periode van een jaar is nodig om na een eerdere

plaatsing het gezinsevenwicht te hervinden.

- In dringende gevallen kan er in overleg met de afdelingsmanager van deze

termijn worden afgeweken. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de

bijplaatsing van een broertje of zusje.

- Een verzoek tot bijplaatsing komt doorgaans vanuit pleegouders, maar het is niet

uitgesloten dat de pleegzorgbegeleider daarbij een initiërende of stimulerende rol

speelt.

- Het aanbod van het pleeggezin is de verantwoordelijkheid en expertise van FJP.

- BJZ draagt de eindverantwoordelijkheid voor het reeds geplaatste kind in het

pleeggezin evenals het kind wat mogelijk bijgeplaatst kan worden. Zodra er

duidelijkheid is dat een bijplaatsing kan plaatsvinden is er overleg tussen BJZ en

FJP. Dit kan een zorgteam zijn.

- Mochten de pleegzorgbegeleider en de (gezins)voogd een afwijkende mening

hebben over de bijplaatsing dan vindt er overleg plaats tussen de GD-er van FJP

en BJZ. Als ook dit overleg niet tot een vergelijk leidt dan zal er overleg zijn

tussen de afdelingsmanager van FJP en de teammanager van BJZ.

Stappenplan

De procedure tot bijplaatsing kent drie fases, namelijk die van de aanvraag,

besluitvorming en afronding. Deze fases hebben hun eigen stappen.

Aanvraag

1. De pleegouders geven aan hun pleegzorgbegeleider aan dat zij een bijplaatsing

willen.

2. De pleegzorgbegeleider bespreekt het verzoek met de gedragsdeskundige.

3. De pleegzorgbegeleider informeert de betrokken BJZ-werker(s) bij het pleeggezin en

vraagt hun mening over een mogelijke bijplaatsing.

4. De pleegzorgbegeleider en pleegouders voeren een gesprek over een mogelijke

bijplaatsing. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Bij het gesprek en het

verslag dienen de punten beschreven in het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en

7.7.2) als leidraad.

5. Op grond van het bijplaatsingsgesprek schrijft de pleegzorgbegeleider een concept

van het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2). In dit verslag wordt de beslissing

genomen en onderbouwt om al dan niet akkoord te gaan met het verzoek tot

bijplaatsing.

6. De pleegzorgbegeleider verstuurt het concept van het verslag ter beoordeling aan de

gedragsdeskundige en afdelingsmanager.

Page 68: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

68

7. De gedragsdeskundige voorziet het verslag van feedback en retourneert deze aan de

pleegzorgbegeleider.

8. De pleegzorgbegeleider past het concept van het verslag aan op grond van de

feedback.

9. Desgewenst kan in overleg met de gedragsdeskundige besloten worden het verslag

en dus de wens tot bijplaatsing in het basisteam te bespreken.

10. De pleegzorgbegeleider bespreekt het concept verslag met de pleegouders en

verwerkt hun commentaar in de definitieve versie. Eventuele bijzonderheden worden

met de afdelingsmanager besproken.

11. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat een definitieve versie van het

Bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2) te maken middels het formulier

opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1).

12. Het secretariaat maakt een definitieve versie van het verslag en retourneert deze

naar de pleegzorgbegeleider ter ondertekening.

13. De pleegzorgbegeleider ondertekent het verslag en geeft deze aan de

afdelingsmanager ter ondertekening.

14. De afdelingsmanager ondertekent het verslag en retourneert deze aan de

pleegzorgbegeleider.

15. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat middels het formulier opdrachten

voor het secretariaat (zie 7.4.1) om het verslag met de begeleidende standaardbrief

beoordeling bijplaatsingsverzoek (zie 7.7.3 en 7.7.4) te versturen naar pleegouders

ter ondertekening en in het pleegouderdossier op te bergen.

Besluitvorming

Indien de pleegouders en de pleegzorgbegeleider het eens zijn over een mogelijke

bijplaatsing:

16. Het bijplaatsingsverslag en het aanbod worden besproken met de

matchingsfunctionaris.

17. De matchingsfunctionaris krijgt een kopie van het Bijplaatsingsverslag.

18. De pleegouders krijgen officieel bericht over de beslissing omtrent hun verzoek tot

bijplaatsing in de begeleidende brief bij het bijplaatsingsverslag (zie punt 15). Een

kopie van dit officiële bericht wordt opgeborgen in het pleegouderdossier.

Indien de pleegouders en de pleegzorgbegeleider het niet eens zijn over een mogelijke

bijplaatsing:

16. Aan de pleegouders wordt een second opinion aangeboden, die wordt uitgevoerd

door een door de afdelingsmanager aangewezen andere pleegzorgbegeleider,

desnoods van een collega-instelling.

17. Van de second opinion in de vorm van een huisbezoek door de andere

pleegzorgbegeleider wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt besproken met de

afdelingsmanager, gedragsdeskundige, matchingsfunctionaris en begeleiders

pleegzorg.

18. De pleegouders krijgen het verslag van de second opinion en een officieel bericht

over de beslissing genomen door de afdelingsmanager.

Afronding

19. De pleegzorgbegeleider informeert de BJZ-werker(s) van de andere kinderen.

20. De pleegzorgbegeleider en de BJZ-werker(s) spreken af hoe de ouders van de andere

kinderen binnen het pleeggezin geïnformeerd worden en voeren dit uit.

21. Het originele ondertekende exemplaar van het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en

7.7.2) gaat naar de bemiddeling, samen met een kopie van de onder punt 16

genoemde standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (zie 7.7.3 en 7.7.4).

22. Tegelijkertijd wordt de tekst van het bijplaatsingsverslag (zie 2.6.3.2 en 7.7.2)

gemaild naar de bestandsbeheerder.

23. De bestandsbeheerder draagt zorg voor anonimisering van het verslag en geeft

vervolgens alle betreffende stukken aan het secretariaat van de Dienst W&S ten

behoeve van registratie en mutatie in computer en dossier.

Page 69: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

69

2.3.5 Pleegoudervoogdij

Doel

In een normale opvoedingssituatie hebben de ouders het gezag over hun kind. Zij

nemen alle beslissingen over bijvoorbeeld medische behandelingen en schoolkeuzes.

Pleegouders die niet de voogdij over hun pleegkind hebben, kunnen deze beslissingen

niet nemen en moeten aan Bureau Jeugdzorg vragen dergelijke beslissingen te nemen

en uit te voeren. Om de situatie voor het pleegkind en de pleegouders zo „normaal‟

mogelijk te maken, kan besloten worden de voogdij aan de pleegouders over te dragen.

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat na stabilisering van de verzorgings- en

opvoedingssituatie gedurende een aantal jaren én nadat duidelijk is geworden dat de

belangen van de minderjarige ook zonder Bureau Jeugdzorg door de pleegouder(s)

kunnen worden gewaarborgd, Bureau Jeugdzorg terug kan treden en de voogdij aan de

pleegouder(s) kan overdragen, indien de pleegouder(s) dit wensen. Dit dient door de

rechter uitgesproken te worden.

Uitgangspunten

- Het kind heeft recht op continuïteit in de verzorging en opvoeding. Binnen dit

kader past pleegoudervoogdij.

- Er is sprake van pleegoudervoogdij wanneer er een indicatie van Bureau

Jeugdzorg voor pleegzorg bestaat en minimaal één van beide pleegouders de

voogdij overgedragen krijgt van de rechtbank.

- De pleegouder(s) kan niet rechtstreeks het gezag van de ouder(s) overnemen. Er

moet sprake zijn van een noodzaak tot voogdij en daarbij moet een rechter de

pleegouders aanstellen om de voogdij op zich te nemen.

- Er bestaat een noodzaak tot voogdij wanneer er niet in het gezag over het kind

kan worden voorzien. Dit is het geval als de ouder(s) met gezag is ontheven of

ontzet uit de ouderlijke macht, is overleden, zelf nog minderjarig is of er andere

gronden zijn, zoals voorlopige of tijdelijke voogdij.

- Als voogd is de pleegouder wettelijk verantwoordelijk en in principe aansprakelijk

voor het pleegkind.

- Het kind dient bij de beslissing tot voogdijoverdracht betrokken te worden op een

wijze die bij diens leeftijd en ontwikkelingsniveau past. Kinderen van 12 jaar en

ouder hebben het recht om door de rechter gehoord te worden.

- Het verdient de voorkeur om instemming voor voogdijoverdracht van de ouders

te krijgen. Voor de ontwikkeling van het kind is het van groot belang dat diens

ouders de pleegoudervoogdij accepteren. Dit is echter juridisch niet noodzakelijk.

- Als de ouder(s) afwezig is, dan kan deze niet meedenken en meebeslissen in de

voogdijoverdracht. Het is dan raadzaam om de familie van het kind te

raadplegen.

- Als de ouder(s) afwezig is, dan dienen de pleegouders wel bereid en in staat te

zijn om de afwezige ouder(s) een plaats te geven in het leven van het kind.

Indien de afwezige ouder(s) toch weer contact wenst met het kind, dan dient de

pleegouder(s) hier op een verstandige wijze mee om te kunnen gaan, met

inachtneming van het recht van het kind op afstamming en identiteit en het recht

van de ouder(s) op informatie.

- Als de twee pleegouders de voogdij over het kind nemen, dan is er sprake van

gezamenlijke voogdij.

- Als één van de pleegouders de voogdij over het kind neemt, dan is er sprake van

eenhoofdige of enkelvoudige voogdij.

- Wanneer een pleegouder(s) de voogdij van een kind heeft, dan zijn zij in termen

van de Wet op de Jeugdzorg geen pleegouder(s) meer maar voogd(en) of

verzorger(s). Zij worden ook wel pleegoudervoogden genoemd.

- Voogdij duurt in principe tot meerderjarigheid van het kind, dus tot diens

achttiende jaar. De plaatsing in het pleeggezin wordt in principe niet meer

beëindigd voor die tijd. Een vrijwillige uithuisplaatsing of uithuisplaatsing in het

kader van een ondertoezichtstelling van het kind nog wel mogelijk. De pleegouder

Page 70: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

70

behoudt in dit geval als pleegoudervoogd nog wel de voogdij en dus de

verantwoordelijkheid.

- Voogdij is nooit definitief, tenzij beide ouders zijn overleden. Een ouder kan na

ontheffing of ontzetting altijd om herstel van het gezag vragen. De wet stelt

hieraan strenge eisen, waardoor het herstel van het ouderlijk gezag in de praktijk

niet vaak voor komt.

Criteria

Pleegoudervoogdij kan overwogen worden indien voldaan wordt aan de volgende

criteria:

- Het is in het belang van het kind dat de pleegouder(s) een verantwoordelijkheid

ten opzichte van het kind krijgt, die gelijk is aan die van ouders in een normale

opvoedingssituatie.

- De plaatsing moet een perspectiefbiedend karakter hebben, dus een langdurige

plaatsing waarbij geen zicht meer is op terugkeer naar ouders. Daarbij dient het

nadrukkelijk de wens van de meerderheid van de betrokkenen (de ouders, de

pleegouder(s), het kind en waar mogelijk overige familieleden) te zijn dat het

kind tot volwassenheid in het pleeggezin opgroeit.

- De rechten van het pleegkind dienen gewaarborgd te zijn, met name het recht op

afstamming en identiteit. Dit houdt in dat:

het kind weet wie zijn ouders zijn en wat de achtergrond van de

pleegzorgplaatsing is;

indien de ouders op actieve wijze invulling geven aan hun ouderschap, de

omgang tussen de minderjarige en zijn ouders ook na de voogdijoverdracht

gewaarborgd dient te blijven;

pleegouders uit eigen beweging bereid moeten zijn en het belang

onderschrijven van het bespreken van de achtergrond van het kind;

de pleegouders bereid zijn om afspraken met de ouders en familie te maken

over de omgang en het geven van informatie.

Stappenplan

Er zijn twee varianten:

a. De voogdij ligt bij BJZ

b. De OTS ligt bij BJZ en verderstrekkende maatregel wordt overwogen ten gunste van

de pleegouder(s).

Voogdij ligt bij BJZ

BJZ heeft de voogdij over een kind. Het kind woont in een pleeggezin. Het verzoek tot

overwegen van voogdijoverdracht kan zowel bij BJZ als bij pleegouders vandaan komen.

Stappen:

1. De voogd heeft intern overleg.

2. Dan volgt overleg van BJZ met de ouders.

3. Vervolgens is er overleg van BJZ en FJP.

4. FJP gaat met de pleegouders in gesprek, de immateriële en materiële consequenties

worden besproken.

5. Eventueel is er een vervolg gesprek met pleegouders en met FJP en BJZ.

6. FJP schrijft een advies over de voogdijoverdracht, dit advies wordt door BJZ verwerkt

in het verzoek aan de raad.

7. De RvdK zal met pleegouders (en met FJP) in gesprek gaan over de aanvraag.

Er kan van de volgorde van de stappen worden afgeweken.

Mocht het verzoek van pleegouders niet gedragen worden door BJZ en/of FJP dan

kunnen pleegouders zich zelfstandig richten tot de rechtbank. Pleegouders hebben zich

in een dergelijke juridische procedure bij te laten staan door een advocaat. Ook in dit

geval zal FJP – naast BJZ- een advies schrijven ten behoeve van de zitting.

Page 71: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

71

OTS ligt bij BJZ en een verderstrekkende maatregel wordt overwogen

Bij het overwegen van een verderstrekkende maatregel moet er bekeken worden wie de

voogdij van het kind op zich zal nemen. Het verzoek tot verderstrekkende maatregel

wordt onderzocht door de RvdK.

Stappen:

1. Er is overleg tussen BJZ en FJP over de overweging en de richting van het verzoek

aan de RvdK (of BJZ of pleegouders).

2. Dan volgt overleg van BJZ met de ouders.

3. FJP gaat met de pleegouders in gesprek, de immateriële en materiële consequenties

worden besproken.

4. Dan is er een vervolg gesprek met de pleegouders, FJP en BJZ.

5. FJP schrijft een advies over de voogdijoverdracht, dit advies wordt door BJZ verwerkt

in het verzoek aan de raad.

6. RvdK zal met pleegouders (en met FJP) in gesprek gaan over de aanvraag.

7. Bij de overdracht van voogdij aan pleegouders:

8. Op het moment dat er sprake is van overdracht van de voogdij aan pleegouders zal

de afdeling jeugdbescherming BJZ het kind overdragen aan de toegang van BJZ. JB

draagt ervoor zorg dat de lopende indicatie wordt gecontinueerd bij overdracht naar

de Toegang.

Juridische procedure

De juridische procedure wordt in werking gesteld door de BJZ-werker die de nodige

papieren RvK gestuurd. Indien zij vragen hebben bij de voorgenomen voogdijwijziging,

dan nemen zij contact op met Bureau Jeugdzorg en/of de pleegouders. De kantonrechter

doet een oproep tot zitting. De pleegouders, ouders, Bureau Jeugdzorg en het kind (>12

jaar) worden opgeroepen voor de zitting. Indien gewenst kunnen de betrokkenen op

verschillende tijdstippen opgeroepen worden. Dit kan de BJZ-werker aan de

kantonrechter vragen.

NB. Over het algemeen willigt de kantonrechter het verzoek van Bureau

Jeugdzorg in, behalve als de ouder(s) het niet eens is met de voogdij overdracht

en daarvoor ook gegronde redenen heeft. Wanneer de rechter het echter wel in

het belang van het kind vindt, dan kan hij toch de voogdij aan de pleegouder(s)

opdragen.

Wanneer door de kantonrechter wordt besloten tot ontslag van Bureau Jeugdzorg van

de voogdij en overdracht hiervan aan de pleegouder(s), dan zal de BJZ-werker binnen

vijf dagen na de overdrachtsdatum een afspraak maken voor een gesprek om de

overdracht met de pleegouders te regelen en de nodige afspraken te maken over

verdere activiteiten in het kader van de overdracht.

NB. Tegen de uitspraak van de rechter bestaat de mogelijkheid van alle

betrokkenen om binnen drie maanden bezwaar aan te tekenen. Pas na deze drie

maanden kan de beschikking als definitief beschouwd worden.

De pleegouders krijgen op basis van het Privacyregelement Bureaus Jeugdzorg de

relevante en voor de uitvoering van hun opvoedings- en verzorgingstaak noodzakelijk

documenten ter inzage en afschrift. Dit zijn onder andere het paspoort, de

inentingskaart, financiële documenten (bv. rond spaartegoeden) en indicatiebesluiten op

grond waarvan het kind op dat moment zorg ontvangt.

De BJZ-werker stelt een voorlopige overeenkomst op ten aanzien van de omgang en

informatie met betrekking tot de ouders en de overige familieleden en geeft deze aan de

pleegouders. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze omgangsregeling ligt

bij de pleegoudervoogd. Hierbij bestaat niet langer een recht op begeleiding. De

pleegoudervoogd moet zich realiseren dat de relatie met ouders onder druk kan komen

te staan als één van beiden de omgangsregeling wil wijzigen. Bij conflicten ligt de

verantwoordelijkheid bij de pleegoudervoogd. Van hem of haar wordt verwacht in het

Page 72: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

72

belang van het kind te handelen. Daarnaast komen eventuele bijbehorende kosten

(bijvoorbeeld in het geval van rechtszittingen) voor rekening van de pleegoudervoogd.

De BJZ-werker draagt de zaak over aan BJZ afdeling Toegang.

BJZ afdeling Toegang verlengt het indicatiebesluit indien nodig voor jeugdhulp in de

vorm van pleegzorgbegeleiding.

De pleegzorgbegeleider stelt een pleegzorgcontract tussen de zorgaanbieder pleegzorg

en de pleegoudervoogd (zie 7.7.5) op. Deze gaat in op de datum van de

voogdijoverdracht.

Page 73: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

73

2.4 Afsluiten

Uitgangspunt

Er kunnen diverse redenen zijn om de pleegzorgbegeleiding af te sluiten. Hierbij kan

gedacht worden aan een beëindiging van de plaatsing, omdat het pleegkind om wat voor

reden dan ook in andere opvoedingssituatie zal gaan verblijven. Ook als het kind

meerderjarig wordt en dus de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan wordt de begeleiding

afgesloten. Bij de afsluiting van de pleegzorgbegeleiding horen diverse stappen. De

afsluiting dient zo zorgvuldig mogelijk te gebeuren, zodat alle verantwoordelijkheden

juist worden afgerond en verantwoord kunnen worden.

Doel

Het doel van deze paragraaf is de hoofdlijnen van de afsluiting begeleiding beschrijven,

zodat alle begeleiders pleegzorg op eenzelfde wijze de afsluiting van hun begeleiding

vorm kunnen geven.

Richtlijnen

De afsluiting van de begeleiding aan pleeggezinnen vindt ongeacht de reden van

afsluiting op eenzelfde wijze plaats. Deze procedure afsluiting (zie 2.4.1) zal allereerst

worden beschreven. In uitzonderlijke situaties is het mogelijk om ook na het bereiken

van meerderjarigheid van een pleegkind pleegzorgbegeleiding te blijven bieden. Deze

voortgezette pleegzorgbegeleiding (18+) (zie 2.4.2) zal eveneens beschreven worden.

Page 74: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

74

2.4.1 Procedure afsluiting

Doel

Ongeacht de reden van de beëindiging zijn er een aantal vaste stappen te zetten bij de

afsluiting van de pleegzorgbegeleiding. Het merendeel ligt in het verlengde van de

begeleiding en sluit hierop aan. Daarnaast bestaan er specifieke aspecten die alleen bij

de afsluiting aan de orde komen.

Uitgangspunten

- Door de procedure rond de afsluiting van de begeleiding te volgen, kan

verantwoording afgelegd worden over de reden van afsluiting.

- De afsluiting van de begeleiding dient ongeacht de reden van afsluiting van de

plaatsing zoveel mogelijk op eenzelfde wijze verlopen. Een afsluiting in het kader

van een crisis kan vrij onverwachts en snel verlopen, terwijl een geplande

afsluiting door bv. het bereiken van meerderjarigheid mogelijkheden geeft om de

afsluiting langer voor te bereiden. Onderstaand stappenplan dient hierbij met

enige flexibiliteit en creativiteit toegepast te worden.

- Bij beëindiging van de pleegzorgplaatsing stopt de pleegzorgvergoeding in

principe op de eerste dag waarop het kind niet meer in het pleeggezin verblijft of

18 jaar oud is. In uitzonderlijke situaties kan hier in overleg met de

afdelingsmanager van afgeweken worden.

- Een zorgvuldige afsluiting van de begeleiding moet erop gericht zijn dat er voor

de pleegouders, het pleegkind en de ouders eventuele goede aansluitende dienst-

en/of hulpverlening ingezet kan worden.

Stappenplan

Bij de afsluiting dienen twee evaluaties plaats te vinden: van het kind en van het

pleeggezin. Deze eindevaluatiegesprekken dienen voorbereid te worden en afgerond

door het in orde maken van de eindrapportages. Daarnaast dient de afsluiting tijdig

gemuteerd te worden, zodat het secretariaat de Exit Vragenlijsten kan versturen.

Bij een geplande afsluiting kunnen de beschreven stappen gevolgd worden, terwijl hier

bij afsluitingen in het kader van een crisis flexibeler mee om moet gaat.

Voorbereiding afsluiting

De voorbereiding van de afsluiting bestaat uit de planning van de voorbereiding van de

eindevaluaties van respectievelijk het kind en het pleeggezin.

Planning

1. De pleegzorgbegeleider plant een eindevaluatie van het kind. Dit wordt afgestemd

met alle aanwezigen (het kind indien 12 jaar of ouder, de ouders, de pleegouders en

de BJZ-werker) en vindt in principe op het kantoor van FlexusJeugdplein plaats. In

onderling overleg kan besloten worden het op een andere locatie plaats te laten

vinden, zoals bij het pleeggezin thuis.

2. De pleegzorgbegeleider plant een eindevaluatie voor het pleeggezin. Deze vindt in

principe na de eindevaluatie van het kind plaats en de locatie is in principe bij het

huis van het pleeggezin.

Voorbereiding eindevaluatie kind

3. De pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het Eindevaluatie Hulpverleningsplan

(EEHVP; zie 2.6.4.1 en 7.5.4) op grond van de voorgaande EHVP‟s (zie 2.6.2.5 en

7.5.4) en het Logboek Pleegkind (zie 2.6.2.1) van het afgelopen jaar en stuurt deze

naar de gedragsdeskundige.

4. De gedragsdeskundige beoordeelt het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4)

en voorziet dit van feedback.

5. De pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4)

op grond van de ontvangen feedback.

Page 75: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

75

6. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de

pleegzorgbegeleider het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) naar de

aanwezigen bij de eindevaluatie.

Voorbereiding eindevaluatie pleeggezin

7. De pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het Eindevaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) en stuurt dit naar de

gedragsdeskundige.

8. De gedragsdeskundige beoordeelt het concept en voorziet dit van de feedback.

9. De pleegzorgbegeleider herschrijft het concept op grond van de feedback.

10. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum met de pleegouders verstuurt

de pleegzorgbegeleider het concept naar de pleegouders.

Eindevaluaties

Eindevaluatie pleegkind

11. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het EEHVP (zie 2.6.4.1 en

7.5.4) onder leiding van de pleegzorgbegeleider besproken met de aanwezigen. In

principe staan alle te bespreken punten in het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4), maar

deze kunnen desgewenst aangevuld worden met overige onderwerpen van de

aanwezigen.

Eindevaluatie pleeggezin

12. Het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) wordt met de

pleegouders besproken. In principe staan alle te bespreken punten in het

Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan. Desgewenst kunnen deze aangevuld

worden met punten die door de pleegzorgbegeleider of de pleegouders worden

aangedragen.

Rapportage

EEHVP

13. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de eindevaluatiebespreking van het

kind vult of past de pleegzorgbegeleider het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) aan. Van

belang is om hierbij de GAS-scores te registreren bij de doelen. Deze scores geven

een beeld in hoeverre de doelen behaald zijn.

14. De pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de eindevaluatiebespreking een

verzoek in bij het secretariaat om het plan definitief te maken. Dit gebeurt via het

formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1).

15. Het secretariaat maakt het plan definitief en stuurt de papieren versie naar de

pleegzorgbegeleider.

16. De pleegzorgbegeleider ondertekent het plan en stuurt het ter ondertekening naar de

afdelingsmanager.

17. De afdelingsmanager ondertekent het evaluatieplan en stuurt het naar het

secretariaat om het ondertekende EEHVP ter ondertekening naar het kind (<12 jaar),

de ouders en de pleegouders te versturen en op te bergen in het kinddossier.

Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan

18. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de eindevaluatie bespreking van

het pleeggezin vult of past de pleegzorgbegeleider het Evaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en 7.5.7) aan.

19. De pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de bespreking een verzoek in bij

het secretariaat om het Eindevaluatie definitief te maken. Dit gebeurt via het

formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1).

20. Het secretariaat maakt het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan definitief en

stuurt de papierenversie naar de pleegzorgbegeleider.

Page 76: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

76

21. De pleegzorgbegeleider ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan

(zie 2.6.4.2 en 7.5.7) en stuurt het ter ondertekening naar de afdelingsmanager.

22. De afdelingsmanager ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en

retourneert het aan de pleegzorgbegeleider.

23. De pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het formulier opdrachten

voor het secretariaat (zie 7.4.1), het ondertekende Eindevaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan ter ondertekening naar pleegouders te versturen en op

te bergen in het pleegouderdossier.

24. Als het pleeggezin beschikbaar is voor nieuwe plaatsingen, dan verstuurt het

secretariaat een kopie van het mutatieformulier en het Eindevaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan naar de bemiddeling.

Mutatie afsluiting

25. De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier afdeling pleegzorg (zie 7.4.2) in en

stuurt het naar het secretariaat. Hierop geeft de pleegzorgbegeleider naast de nodige

zakelijke gegevens, zoals de datum van de afsluiting, ook aan of het pleeggezin weer

beschikbaar is voor nieuwe plaatsingen. Daarnaast wordt de reden van beëindiging

van de plaatsing gegeven en worden de nodige afsluitgegevens genoteerd.

NB. Als het pleegkind recht op studiefinanciering heeft, dan start deze op de

eerste dag van het nieuwe kwartaal na de verjaardag; dus op 1 januari, 1 april, 1

juli of 1 oktober. De pleegzorgvergoeding kan ter overbrugging verlengd worden

tot het moment waarop het recht op studiefinanciering ingaat. Dit dient met de

afdelingsmanager besproken te worden en op het mutatieformulier genoteerd te

worden.

26. Het secretariaat muteert de afsluiting in IJZA.

27. Het secretariaat verstuurt Exit Vragenlijsten naar het kind (< 12 jaar; zie 7.8.1 en

7.8.2) en de ouders (zie 7.8.3 en 7.8.4) en draagt er zorg voor dat deze bij

terugkomst juist geregistreerd en opgeborgen worden.

Aandachtspunten

Als een pleegzorgplaatsing beëindigd wordt, dan bestaan er een aantal

aandachtspunten, waarbij de pleegzorgbegeleider stil dient te staan.

Overplaatsing

Wanneer een pleegkind uit een pleeggezin wordt geplaatst naar een andere

(opvoedings)situatie, dan is het van belang om stil te staan bij en afspraken te maken

over:

- uit- en inschrijven in het bevolkingsregister;

- paspoort, identiteitskaart, verblijfsvergunning;

- medische gegevens (huisarts, medisch specialist, consultatiebureau,

inentingskaart, tandarts, orthodontist, enz.);

- ziektekostenverzekering;

- overige verzekeringen (WA, begrafenis, enz.);

- spaarrekening;

- schoolgegevens;

- diploma‟s;

- uitschrijven/inschrijven vrijetijdsbesteding (sportverenigingen, muziekles, cursus,

lidmaatschap clubs, enz.);

- eigendommen van het kind (kleding, schoenen, speelgoed, meubels, fiets, foto‟s,

brieven, kaarten, knuffels, boeken, knutselwerkjes, dagboeken, enz.);

- adreswijzigingen (schriftelijk of mondeling inlichten van de verhuizing van het

kind).

Meerderjarigheid

Als het kind 18 jaar wordt en daarmee meerderjarigheid bereikt, dan moet er stilgestaan

worden bij en afspraken gemaakt en eventueel vastgelegd worden over:

Page 77: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

77

- het vervolg van de plaatsing (verblijf bij pleegouders tot aan zelfstandigheid,

(semi)zelfstandig verblijf of verblijf elders);

- studiefinanciering of uitkering*;

- basisverzekering voor ziektekosten;

- zorgtoeslag;

- aansprakelijkheidsverzekering (deze blijft in principe tot 21 jaar geldig, maar het

is raadzaam om de polisvoorwaarden na te lezen of dit na te vragen bij de

verzekeraar);

- beheer financiën (spaargeld);

- kostgeld.

* Als een jongere niet werkt en niet studeert in verband met arbeidsongeschiktheid, dan

kan deze recht hebben op een WAJONG uitkering voor jong gehandicapten. Deze dient

rond de 17e verjaardag aangevraagd te worden. Dit kan de BJZ-werker met de jongere

oppakken.

Page 78: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

78

2.4.2 Voortgezette pleegzorgbegeleiding (18+)

Doel

In principe eindigt op de 18e verjaardag van een kind de pleegzorgbegeleiding en

-vergoeding. Ook na dit moment kunnen pleegkinderen behoefte hebben aan

ondersteuning en begeleiding. Zij kunnen dan een beroep doen op de reguliere

hulpverlening voor volwassenen, maar ook op voortgezette pleegzorgbegeleiding.

Voorwaarden

Voor voortgezette pleegzorgbegeleiding bestaan een aantal voorwaarden, namelijk:

- het pleegkind wil zelf nog hulp;

- er is een gerichte hulpvraag;

- er is een officiële indicatie vanuit Bureau Jeugdzorg voor voortgezette

pleegzorgbegeleiding.

Uitgangspunten

- Wanneer er voor de 18e verjaardag sprake is van een juridische maatregel, dan

komt deze altijd te vervallen bij het bereiken van meerderjarigheid. Voortgezette

pleegzorgbegeleiding vindt dus altijd in het vrijwillige kader plaats.

- Voortgezette hulpverlening kan per half jaar verlengd worden, uiterlijk tot de

jongere 23 jaar oud is. Het pleegkind en de BJZ-werker (afdeling Toegang) zijn

samen verantwoordelijk voor de verlenging.

- Zolang er een indicatiebesluit is voor voortgezette hulpverlening, dan wordt de

pleegzorgbegeleiding en –vergoeding voortgezet. Daarbij wordt wel rekening

gehouden met de inkomsten van het pleegkind (zie „Financiële regelingen‟).

- De voortgezette pleegzorgbegeleiding eindigt wanneer het indicatiebesluit afloopt,

er geen hulpvraag meer is of wanneer het pleegkind geen hulp meer wil.

Stappenplan

1. De pleegzorgbegeleider exploreert in gesprekken met het kind de hulpvraag en doelen

die er bestaan voor voortgezette pleegzorgbegeleiding.

2. De pleegzorgbegeleider bespreekt met de gedragsdeskundige of de behoefte aan

voortgezette pleegzorgbegeleiding voldoende grond heeft voor een aanvraag.

3. Wanneer de pleegzorgbegeleider en de gedragsdeskundige voldoende grond zien voor

voortgezette pleegzorgbegeleiding, dan wordt dit door de pleegzorgbegeleider aan de

afdelingsmanager voorgelegd.

4. Zodra de afdelingsmanager toestemming geeft voor voortgezette

pleegzorgbegeleiding, dan gaat de pleegzorgbegeleider in gesprek met de jongere, de

BJZ-werker en de pleegouders om doelen op te stellen voor voortgezette

pleegzorgbegeleiding.

5. Op grond van deze doelen vragen de BJZ-werker en de jongere een half jaar voor de

18e verjaardag voorgezette pleegzorgbegeleiding aan middels een indicatiebesluit.

6. Als het verzoek wordt goedgekeurd, dan kan de begeleiding na de 18e verjaardag

doorgaan.

7. Indien gewenst kan halfjaarlijks de voortgezette pleegzorgbegeleiding verlengd

worden tot de jongere 23 jaar oud is. Hiervoor moet de jongere zich aanmelden bij de

vrijwillige afdeling van Bureau Jeugdzorg. Zij schrijven de indicatiebesluiten voor

verlengde pleegzorg.

8. De pleegzorgbegeleider zet de pleegzorgbegeleiding voort tot de doelen behaald zijn

en daarmee de hulpvraag ophoudt of tot het indicatiebesluit afloopt. Hierbij volgt de

pleegzorgbegeleider de reguliere afspraken van jaarlijkse evaluaties van het kind en

het pleeggezin. Bij de afsluiting van de begeleiding wordt de reguliere

afsluitingsprocedure gevolgd.

Financiële regelingen

Wanneer een kind in een pleeggezin geplaatst is in het kader van een justitiële

maatregel, dan vervalt deze maatregel op de 18e verjaardag. Daarmee stopt de betaling

Page 79: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

79

van bijzondere kosten door Bureau Jeugdzorg, zoals een fiets, paspoort, brilmontuur of

contactlenzen.

Het recht op pleegzorgvergoeding blijft niet per definitie bestaan bij voorgezette

pleegzorgbegeleiding. Dit is afhankelijk van de financiële situatie van de jongere, wat

wordt vastgesteld op grond van het inkomstenformulier. Over het algemeen kan gesteld

worden dat de inkomsten van de jongeren verrekend worden met de

pleegzorgvergoeding. Als de inkomsten hoger zijn dan de pleegzorgvergoeding, dan

komt de pleegzorgvergoeding volledig te vervallen. Er kan onderscheid gemaakt worden

tussen jongeren die studeren, jongeren die werken of jongeren die niet studeren en

werken.

Studerende jongeren

Studerende jongeren hebben recht op studiefinanciering. Bij voortgezette

pleegzorgbegeleiding kan de pleegzorgvergoeding doorbetaald worden tot het recht op

studiefinanciering ingaat (de eerste dag van het nieuwe kwartaal na de 18e verjaardag,

dus 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober). De pleegzorgvergoeding kan dus als

overbrugging ingezet worden tot er studiefinanciering uitbetaald wordt.

NB. Schoolkosten worden niet vergoed door de voorziening voor pleegzorg of

door Bureau Jeugdzorg. Deze kostenpost is onderdeel van de studiefinanciering of

tegemoetkoming in de studiekosten.

Zodra de pleegzorgbegeleiding stopt, dan stopt de pleegzorgvergoeding ook.

Werkende jongeren

Werkende jongeren krijgen salaris en hebben zodoende een eigen inkomen. Als dit

minder is dan de pleegzorgvergoeding, dan wordt dit aangevuld met

pleegzorgvergoeding. Anders gezegd wordt de pleegzorgvergoeding doorbetaald, maar

wordt deze gekort met het bedrag van de eigen inkomsten. Van het netto ontvangen

loon van de jongere wordt 2/3 gekort op de pleegzorgvergoeding. Dit is dezelfde

regeling als voor minderjarige werkende pleegkinderen.

Ook hier geldt dat de (aanvullende) pleegvergoeding stopt, zodra de

pleegzorgbegeleiding stopt. Als de jongere hiermee onder de grens van het

minimumloon terecht komt, dan kan de jongere een uitkering aanvragen.

Niet-studerende en niet-werkende jongeren

Jongeren die niet studeren of werken hebben in principe geen inkomen. Zij hebben wel

recht op een uitkering en kunnen deze aanvragen. Als de uitkering lager is dan de

pleegzorgvergoeding, dan wordt er een aanvullende pleegzorgvergoeding uitbetaald,

oftewel de pleegzorgvergoeding wordt gekort met de uitkering.

Vanzelfsprekend stopt ook hier de pleegzorgvergoeding bij het afronden van de

pleegzorgbegeleiding. De jongere is dan aangewezen op de uitkering. Voor informatie

over dergelijke rechten kan een beroep gedaan worden op het ministerie van Sociale

Zaken en Werkgelegenheid, middels Postbus 51 (internet of 0800-8051).

Page 80: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

80

2.5 Bijzondere begeleidingsvormen

Uitgangspunt

Naast de reguliere pleegzorgbegeleiding zijn er enkele bijzondere begeleidingsvormen.

Iedere pleegzorgbegeleider wordt in staat geacht om deze bijzondere

begeleidingsvormen uit te kunnen voeren.

Doel

Hier wordt getracht een zo compleet mogelijk beeld te geven van bijzondere

begeleidingsvormen, zodat alle begeleiders pleegzorg met deze informatie het werk op

eenzelfde wijze uit kunnen voeren.

Richtlijnen

De bijzondere begeleidingsvormen die hier beschreven zullen worden zijn

weekendpleegzorg (2.5.1), vakantiepleegzorg (2.5.2), therapeutische pleegzorg (2.5.3)

faciliterende pleegzorg (2.5.4) en overbruggingspleegzorg (2.5.5).

Page 81: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

81

2.5.1 Weekendpleegzorg

Doel

Bij weekendpleegzorg verblijft het kind één of meer weekenden per maand bij een

pleeggezin. Weekendpleegzorg is bestemd voor kinderen die buiten deze weekenden bij

de eigen ouders, dan wel in een residentiële instelling, dan wel in een ander pleeggezin

verblijven.

Het doel van weekendpleegzorg kan zich richten op het kind. Zo biedt het aan

residentieel geplaatste kinderen de mogelijkheid om weekenden door te brengen in een

gezinssituatie (recht op „family-life‟). Ook voor kinderen die niet residentieel geplaatst

zijn, biedt weekend pleegzorg de mogelijkheid om ervaringen op te doen met een

andere gezinssituatie.

Het doel van weekend pleegzorg kan ook gericht zijn op preventie en continuïteit. Dat

wil zeggen dat de (pleeg)ouders middels weekendpleegzorg ontlast worden van hun

opvoedingstaak, om daarmee ruimte te maken voor het volhouden van de

opvoedingstaak en hierbij zwaardere vormen van hulpverlening of uithuisplaatsing te

voorkomen.

Uitgangspunten

- Weekendpleegzorg is geïndiceerde zorg. Dat wil zeggen dat Bureau Jeugdzorg

hiervoor een indicatie af dient te geven. Indien er een 7x24 uur indicatie voor FJP

is, dan voldoet deze ook voor de (extra) weekendpleegzorg en hoeft er dus geen

extra indicatiebesluit aangevraagd te worden.

- Het weekendpleeggezin biedt het kind individuele aandacht en mogelijkheden tot

ontspanning.

- Omvang in dagen per week of maand en begin- en einddatum van de weekenden

zijn van tevoren vastgelegd in een pleegzorgcontract (zie 2.6.5.1).

- De duur van het pleegzorgcontract voor weekendpleegzorg kan zowel bepaald als

onbepaald zijn.

- Vanuit de doelen kan gesteld worden dat de volgende zaken indicaties vormen

voor weekendpleegzorg:

Regelmatige ondersteuning door middel van tijdelijke ondersteuninng van de

opvoederstaak is wenselijk voor de (pleeg)ouders.

Het kind kan profiteren van een tijdelijk verblijf in een (ander) gezin.

Stappenplan

Een weekendpleeggezin verschilt in sommige opzichten wel en sommige opzichten niet

van reguliere pleeggezinnen die langdurige pleegzorg bieden.

Werving en selectie

De werving en selectie van weekendpleegouders hoeft niet te verschillen van die van

reguliere pleegouders. Weekendpleegouders geven tijdens het VIP-programma een

voorkeur aan voor weekendpleegzorg. Dit wordt opgenomen in hun

plaatsingmogelijkheden en zodoende komen zij alleen in aanmerking voor matching met

weekendpleegkinderen. Wanneer zij reeds voorafgaand aan de VIP-programma weten

dat zij alleen voor weekendpleegzorg in aanmerking willen komen, dan kunnen zij het

W(eekend)-VIP-programma volgen, wat een ingekorte versie van het programma is

gericht op weekendpleegzorg.

Matching

Kinderen worden aangemeld voor weekendpleegzorg door Bureau Jeugdzorg middels een

indicatiebesluit voor weekendpleegzorg. Vervolgens zoekt de afdeling voor

weekendpleegzorgbemiddeling een passend gezin, zoals de bemiddeling dit ook doet bij

reguliere pleegzorgplaatsingen.

Page 82: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

82

Wanneer het kind reeds in een pleeggezin verblijft kan het voorkomen dat het afgeven

van een indicatiebesluit problemen oplevert. Het blijft voor FlexusJeugdplein de voorkeur

houden om een apart indicatiebesluit voor weekendpleegzorg te ontvangen. Wanneer dit

niet mogelijk blijkt vanuit Bureau Jeugdzorg, omdat er reeds een 7x24 uur indicatie

bestaat voor FJP, dan kan de pleegzorgbegeleider of residentie het kind zelf aanmelden

bij de weekendpleegzorgbemiddeling. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het

Aanvraagformulier voor weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.1).

Kennismakingstraject

Het kennismakingstraject is grotendeels hetzelfde als bij de reguliere

pleegzorgplaatsingen (zie 2.1.1.5). Dit kan echter in een kortere vorm plaatsvinden, die

is aangepast aan de specifieke behoeften van het kind en het pleeggezin. Zo kan korte

voorlichting en informatie aan de pleegouders, gevolgd door een kennismaking met de

ouders en uiteindelijk het kind voldoende zijn. Het meest van belang hierbij is om de

pleegouders goed op de hoogte te brengen van de bijzonderheden van (het gedrag van)

het kind, zodat zij op grond hiervan kunnen beslissen of zij kunnen bieden wat gewenst

is. Een ander belangrijk aandachtspunt is de samenwerking tussen de ouders en

pleegouders, met name wanneer het kind bij de ouders woont. Dan delen de

pleegouders in de meest letterlijke zin van het woord de opvoeding. Het is daarom van

belang dat beide partijen de samenwerking vruchtbaar inschatten. Het verdient de

voorkeur om in het kennismakingstraject een bewust moment te plannen voor een

kennismaking tussen de pleegouders en de ouders. Bij residentiële plaatsingen kan er

ruimte gemaakt worden voor de pleegouders om de residentiële groep te bezoeken

gedurende het kennismakingstraject. Ook weekendpleegouders moeten de ruimte

krijgen om te weigeren, wanneer zij een bepaalde weekendplaatsing niet (op dat

moment) zien zitten.

Netwerkscreening

Het kan voorkomen dat een kind weekendpleegzorg aangeboden krijgt binnen het eigen

(familie)netwerk. Dit komt zeker voor bij kinderen die binnen residentiële groepen

wonen. Hierbij dient zorgvuldig afgewogen te worden of hierbij sprake is van pleegzorg.

Dit wordt bepaald op grond van de zorg die geboden is. De pleegzorgbegeleider overlegt

dit met de afdelingsmanager.

In het kader van netwerkweekendpleegzorg dient een netwerkscreening uitgevoerd te

worden (zie 2.1.2). Hierbij kan volstaan worden met een basale en korte

netwerkscreening. In overleg met de gedragsdeskundige kan besloten worden welke

aandachtspunten bestaan en welke basis voorwaarden moeten worden gesteld.

Begeleiding

De frequentie van de weekenden waarin het kind in het pleeggezin verblijft is afhankelijk

van de indicatie. Dit kan één of meerdere weekenden per maand zijn. Dit wordt altijd

vooraf vastgelegd in het pleegzorgcontract voor weekendpleegzorg.

De begeleiding van de weekendpleegzorgplaatsing is erop gericht de samenwerking

tussen de opvoeders/verzorgers en het weekenpleeggezin goed te laten verlopen. Deze

begeleiding is na de kennismaking van de plaatsing niet intensief. In principe bezoekt de

begeleider het pleeggezin eens per drie maanden of minder. Er kan voor gekozen

worden om na de eerste weekenden een belafspraak te maken, waarin de pleegouders

eventuele bijzonderheden met de begeleider kunnen bespreken.

Ouderbegeleiding

De pleegzorgbegeleiding richt zich op een goed lopende samenwerking tussen de

opvoeders/verzorgers en het weekendpleeggezin, maar biedt daarnaast geen

ouderbegeleiding. De contacten met ouders beperken zich tot aanmoediging tot

ouderparticipatie.

Page 83: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

83

Voortgangsbewaking

Evenals bij reguliere pleegzorgbegeleiding moet uiterlijk zes weken nadat het

indicatiebesluit is afgegeven een HVP (zie 2.6.2.4 en 7.5.3) geschreven te zijn. Hierna

ontstaat een jaarlijkse cyclus van EHVP‟s (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) die wordt afgesloten

met een EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) inclusief de exit-vragenlijsten (zie 7.8.1 t/m

7.8.4). Ook dient er bij weekendpleegzorg een pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.2.7

en 7.5.7) en Vragenlijsten pleegouders (zie 2.6.2.8, 7.5.8 en 7.5.9) jaarlijks ingezet te

worden. Bij afsluiting dient een eindevaluatiepleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2 en

7.5.7) opgesteld te worden.

Deze voortgangsbewaking middels (-E-E)HVP‟s en pleegouderbegeleidingsplannen kan

op dezelfde wijze gedaan en besproken worden als bij reguliere pleegzorgplaatsingen.

Hierbij kunnen zowel de verslagen als de evaluatiebesprekingen korter en beknopter.

Pleegzorgvergoeding

De uitbetaling van de pleegzorgvergoeding voor de weekenden waarin pleegzorg wordt

geboden, wordt gedaan via het Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg (zie

7.9.2). Dit moet eens per kwartaal ingevuld worden voor de weekenden in het

voorgaande kwartaaln. Betaling vindt dus achteraf plaats.

Het secretariaat verstuurt het Mutatieformulier naar het weekendpleeggezin. Op het

Mutatieformulier moeten de weekenden ingevuld worden waarin het kind bij het

pleeggezin was. De pleegouders krijgen pleegzorgvergoeding uitbetaald voor het aantal

nachten dat het pleegkind bij hen verbleef.

Page 84: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

84

2.5.2 Vakantiepleegzorg

Doel

Bij vakantiepleegzorg verblijven kinderen in (een gedeelte van) de vakantieperiode in

een pleeggezin. Het pleeggezin biedt tijdelijke vervangende pedagogische begeleiding en

dagbesteding. Vakantiepleegzorg is bedoeld voor kinderen die voorafgaand en volgend

op de vakantieperiode bij de eigen ouders, binnen een residentiële instelling of bij

andere pleegouders verblijven.

Er wordt vanuit gegaan dat deze kinderen gebaat zijn bij de ervaring van een

vakantieperiode in een pleeggezin. Het doel is het kind een leuke vakantie in

gezinsverband te bieden, wanneer daartoe geen mogelijkheden bestaan binnen het

eigen familienetwerk. Met name voor kinderen die binnen een residentiële instelling

verblijven kan dit een zeer waardevolle ervaring zijn.

Vakantiepleegzorg kan ook ingezet worden gericht op preventie en continuïteit. Dat wil

zeggen dat de (pleeg)ouders middels vakantiepleegzorg tijdelijk ontlast worden van hun

opvoedingstaak, om daarmee ruimte te maken voor het volhouden van de

opvoedingstaak en hierbij zwaardere vormen van hulpverlening te voorkomen.

Uitgangspunten

- Vakantiepleegzorg is eveneens een vorm van geïndiceerde pleegzorg, dat wil

zeggen dat een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg nodig is. Indien er een

7x24 uur indicatie voor FJP is, dan voldoet deze ook voor de vakantiepleegzorg

en hoeft er dus geen extra indicatiebesluit aangevraagd te worden.

- De begin- en einddatum worden voorafgaand aan de plaatsing vastgelegd in een

pleegzorgcontract voor vakantiepleegzorg.

- Bij vakantiepleegzorg is het niet de bedoeling dat een pleeggezin met een

pleegkind op vakantie gaat. Het is juist de bedoeling dat een kind gedurende een

vakantieperiode de gelegenheid krijgt om ervaring op te doen met alledaags

gezinsleven.

- Het vakantiepleeggezin biedt het kind individuele aandacht en mogelijkheden tot

ontspanning.

- De volgende zaken vormen indicaties voor vakantiepleegzorg:

Ondersteuning door middel van tijdelijke ontheffing van de opvoederstaak is

wenselijk voor de (pleeg)ouders.

Het kind kan profiteren van een tijdelijk verblijf in een (ander) gezin.

Stappenplan

Een vakantiepleeggezin verschilt in sommige opzichten wel en sommige opzichten niet

van reguliere pleeggezinnen die langdurige pleegzorg bieden.

Werving en selectie

De werving en selectie van vakantiepleegouders verschilt niet van die van reguliere

pleegouders. Vakantiepleegouders geven tijdens de VIP-cursus een voorkeur aan voor

vakantiepleegzorg. Dit wordt opgenomen in hun plaatsingmogelijkheden en zodoende

komen zij in aanmerking voor matching met vakantiepleegkinderen. Ook zijn er veel

crisispleegouders die in de vakantieperiodes ook vakantiepleegzorgplaatsen bieden.

Matching

Kinderen worden doorgaans intern aangemeld voor vakantiepleegzorg, mits er een

indicatiebesluit voor 7x24 uur zorg door FJP bestaat. Er bestaat geen apart

indicatiebesluit voor vakantiepleegzorg. Voor de aanmelding kan gebruik gemaakt

worden van het Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.1).

Vervolgens zoekt de afdeling voor vakantiepleegzorgbemiddeling een passend gezin,

zoals de bemiddeling dit ook doet bij reguliere pleegzorgplaatsingen.

Page 85: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

85

Kennismakingstraject

Het kennismakingstraject is grotendeels hetzelfde zoals bij de reguliere

pleegzorgplaatsingen. Dit kan echter in een kortere vorm plaatsvinden, die is aangepast

aan de specifieke behoeften van het kind en het pleeggezin. Zo kan korte (telefonische)

voorlichting en informatie aan de pleegouders voldoende zijn. Verdere kennismaking kan

beperkt blijven tot een eenmalig bezoek. Het meest van belang hierbij is om de

pleegouders goed op de hoogte te brengen van de bijzonderheden van (het gedrag van)

het pleegkind, zodat zij op grond hiervan kunnen beslissen of zij kunnen bieden wat

gewenst is. Ook vakantiepleegouders moeten de ruimte krijgen om te weigeren,

wanneer zij een bepaalde vakantieplaatsing niet (op dat moment) zien zitten.

Begeleiding

Vakantiepleegouders hebben gedurende de vakantieplaatsing de gelegenheid om contact

op te nemen met FlexusJeugdplein. Afhankelijk van de zaken waar zij tegenaan lopen,

wordt een passende wijze van begeleiding hiervoor gezocht.

Ouderbegeleiding

De pleegzorgbegeleiding richt zich niet op ouderbegeleiding. Hier dient andere

hulpverlening voor geïndiceerd te worden.

Pleegzorgvergoeding

De uitbetaling van de pleegzorgvergoeding voor de vakantieperiode wordt gedaan via

het Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg (zie 7.9.2). De pleegouders krijgen

dit na de vakantieperiode toegezonden en kunnen hier de vakantieperiode invullen.

Wanneer de pleegouders dit geretourneerd hebben, dan krijgen zij voor het aantal

nachten dat het pleegkind bij hen verbleven is een pleegzorgvergoeding uitbetaald.

Eindevaluatie

De pleegouders wordt na beëindiging van de vakantiepleegzorgplaatsing gevraagd een

evaluatieformulier in te vullen. Dit wordt in het dossier opgeborgen.

Page 86: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

86

2.5.3 Therapeutische pleegzorg

Doel

Therapeutische pleegzorg is een bijzondere vorm van pleegzorgbegeleiding. Naast

verblijf in een pleeggezin wordt er intensief begeleiding gegeven aan het pleeggezin en

het systeem van het kind. Daarbij is er expliciet aandacht voor observatie, diagnostiek

en behandeling van het kind.

Kinderen waarvan het pleeggezin therapeutische pleegzorgbegeleiding ontvangt hebben

last van ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen, traumatiserende ervaringen en/of

psychiatrische problematiek. Daarnaast kan therapeutische pleegzorgbegeleiding ook

geïndiceerd zijn bij systeemproblematiek. Hierbij kan gedacht worden aan echtscheiding

van de (pleeg)ouders, verlies van de (pleeg)ouder(s), problematische netwerkgezinnen

en conflicten tussen de ouder(s) en de pleegouder(s).

Het uitgangspunt van therapeutische pleegzorg is om het kind binnen het pleeggezin zo

gewoon mogelijk op te voeden met een passende behandeling, zodat de vervangende

opvoedingssituatie het kind optimale ontwikkelingskansen biedt. Er wordt getracht

verder dreigende stagnatie van de ontwikkeling van het kind te voorkomen.

De doelen die over het algemeen binnen therapeutische pleegzorg kunnen bestaan zijn:

- De problematiek van het kind is gedefinieerd.

- Er is zicht op de mogelijkheden en de krachten van het kind.

- Het kind is in staat te leven met zijn of haar traumatische ervaringen en

psychiatrische problematiek.

- De ontwikkelings- of gedragsproblemen zijn verminderd of opgelost.

- Het kind komt tot groei en ontwikkeling binnen een stabiele en veilige

opvoedingssituatie.

- De pleegouders zijn voldoende toegerust om met de specifieke problematiek van

het kind om te gaan.

- De ouders accepteren de pleeggezinplaatsing en kunnen een nieuwe invulling

geven aan de ouderrol.

- Ook andere personen uit het (familie)netwerk hebben een plaats in het leven van

het kind.

Uitgangspunten

- Bij therapeutische pleegzorgbegeleiding wordt de pleegzorgbegeleider

ondersteund door een GZ-psycholoog (Anneke van den Boer).

- De duur van therapeutische pleegzorg is zolang als er behandeling geïndiceerd is.

Er wordt hierbij gestreefd naar een maximale behandelduur van drie jaar.

- Therapeutische pleegzorg vindt plaats vanuit de systeemtheoretische methodiek.

- Er vindt rond TP-begeleidingszaken maandelijks overleg plaats tussen de GZ-

psycholoog en de gedragsdeskundigen.

Stappenplan

Evenals bij de reguliere pleegzorgbegeleider zal hier onderscheid gemaakt de start,

inhoud en afsluiting van de begeleiding.

Start

De start van de therapeutische pleegzorgbegeleiding is gelijk aan die van reguliere

pleegzorgbegeleiding. Dat wil zeggen dat deze start bij bestandspleeggezinnen middels

matching (2.1.1.3) gevolgd door een kennismakingsperiode (2.1.1.4) gaat en bij

netwerkpleeggezinnen via de netwerkscreening (2.1.2.1). Hierbij worden

vanzelfsprekend ook een pleegzorgcontract en bij netwerkzaken ook een

samenwerkingsovereenkomst opgesteld.

Page 87: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

87

Eerste TP-bespreking

Uiterlijk zes weken na het afgeven van het indicatiebesluit dient ook bij therapeutische

pleegzorg het hulpverleningsplan opgesteld te zijn. Deze wordt niet in een

evaluatieoverleg besproken, maar in een zogenaamde TP-bespreking. In de TP-

bespreking staat niet alleen het hulpverleningsplan centraal, maar ook verschillende

vragenlijsten. Dit zijn de ASEBA-vragenlijsten (CBCL, TRF en YSR) en de GIH

hechtingslijsten. De CBCL gedragsvragenlijsten en de GIH hechtingsvragenlijsten worden

ingevuld door de pleegouders afzonderlijk. De TRF wordt ingevuld door de leerkracht. De

YSR wordt ingevuld door het kind (> 12 jaar) zelf.

TP-besprekingen kunnen iedere dinsdagochtend en eens per 14 dagen op de

donderdagochtend plaatsvinden. Het secretariaat houdt hiervan een planning bij, waar

de pleegzorgbegeleider tijdig een moment in kan plannen. Het secretariaat stuurt de

vragenlijsten op met het verzoek deze uiterlijk twee weken voor de TP-bespreking terug

te sturen. Wanneer deze terugkomen, dan draagt het secretariaat er zorg voor dat de

vragenlijsten verwerkt worden en aan de GZ-psycholoog worden doorgegeven. Deze

werkt de vragenlijsten uit en geeft hier advies over, waarbij eventueel een vergelijking

gemaakt wordt met vorige resultaten.

Uiterlijk een week voordat de TP-bespreking gepland staat moet het concept van het

(E)HVP binnen zijn bij de GZ-psycholoog (en dus niet bij de gedragsdeskundige),

pleegouders, ouders, BJZ-werker en overige genodigden voor de TP-bespreking.

In de TP-bespreking worden behandeldoelen nader geformuleerd en eventuele middelen

besproken welke ingezet kunnen worden (zoals VIB, Sherborn of speltherapie). Aan het

eind van de bespreking wordt aan de BJZ-werker gevraagd of deze akkoord gaat met het

voorgenomen beleid.

Na de TP-bespreking verwerkt de pleegzorgbegeleider de besproken informatie in het

(E)HVP en naar de GZ-psycholoog gestuurd. De GZ-psycholoog wordt gevraagd hier

waar nodig nog feedback op te geven en zendt hem terug naar de pleegzorgbegeleider.

Deze maakt het (E)HVP definitief en stuurt het aan het secretariaat om naar alle

aanwezigen (incl. de GZ-psycholoog) van de TP-bespreking te verspreiden.

Inhoud

De begeleiding binnen het therapeutische pleegzorgkader is intensiever. Hoe deze

intensivering er in de praktijk uitziet, wordt hier beschreven.

Frequentie huisbezoeken

De pleegzorgbegeleiding die aan de pleegouders geboden wordt is intensiever. De

frequentie van de huisbezoeken ligt op eens per week tot eens per drie weken.

Zorgteam

Bij therapeutische pleegzorg is het evenals bij reguliere pleegzorgbegeleiding wenselijk

om zo veel als mogelijk met zorgteams te werken.

Ouderbegeleiding

Indien nodig kan er binnen therapeutische pleegzorg gebruik gemaakt worden van

ouderbegeleiding. De mogelijkheden van de pleegzorgbegeleider beperken zich tot het

betrekken van de ouders bij TP-besprekingen. Daarnaast kunnen bezoekencontacten

tussen de ouders en het kind begeleid worden. Incidenteel komen er ook gesprekken

voor tussen de ouders en de pleegzorgbegeleider. Wanneer intensievere ondersteuning

aan de ouders nodig is, dan moeten zij hiervoor naar een passende hulpverleningsvorm

verwezen worden.

Page 88: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

88

TP-besprekingen

De eerste TP-bespreking vindt na zes weken plaats en vanaf dan na iedere zes maanden.

Deze halfjaarlijkse TP-besprekingen vervangen de evaluaties bij reguliere

pleegzorgbegeleiding.

Het doel van de halfjaarlijkse TP-bespreking is de ontwikkeling van het kind volgen, het

evalueren en bijstellen van de doelen en het beleid uitstippelen voor de komende

periode. Eventueel worden er nieuwe doelen toegevoegd. Bij iedere bespreking wordt

besproken of het noodzakelijk is om de begeleiding via therapeutische pleegzorg te laten

voortbestaan.

Bij de TP-besprekingen zijn altijd de ouder(s), pleegouders, pleegzorgbegeleider, BJZ-

werker, GZ-psycholoog en eventueel het kind (< 12 jaar), andere behandelaars of

belangrijke derden aanwezig. Daarbij kan gedacht worden aan leerkracht,

schoolbegeleiders, mentoren, therapeuten of andere nauw betrokkenen.

Bij de TP-bespreking staat het (E)HVP centraal en wordt de informatie uit de CBCL

gedragsvragenlijst en GIH-hechtingslijsten meegenomen. Indien mogelijk worden ook de

TRF en YSR afgenomen en de informatie hieruit in de TP-bespreking besproken.

Psychologisch consult

Indien nodig kan de GZ-psycholoog tussentijds geconsulteerd worden door de

pleegzorgbegeleider. In onderling overleg kan besloten worden of het wenselijk is om

een consult voor pleegouders aan de GZ-psycholoog te realiseren. Dit kan dan in

onderling overleg afgesproken worden.

Diagnostisch Onderzoek

Ook bij therapeutische pleegzorg behoort het uitvoeren van diagnostisch onderzoek van

zelfsprekend tot de mogelijkheden. Gezien de problematiek van deze kinderen is het

zelfs in veel gevallen zeer wenselijk. Aanvraag voor diagnostisch onderzoek vindt altijd

plaats in overleg met de GZ-psycholoog.

Contact school

De pleegzorgbegeleider heeft in het kader van therapeutische pleegzorg altijd contact

met de school van het kind. Afhankelijk van specifieke zaak kan dit via schoolbezoeken,

telefonisch contact of contact via email.

De leerkracht van het kind wordt indien nodig gevraagd om voorafgaand aan de TP-

bespreking een gedragsvragenlijst (TRF) over het kind in te vullen. De

pleegzorgbegeleider koppelt de voor school belangrijkste conclusies uit de TP-bespreking

terug naar de leerkracht, mentor en/of schoolbegeleider. Zodoende is er minimaal twee

keer per jaar contact tussen de pleegzorgbegeleider en de school.

Optionele activiteiten

Naast bovenstaand beschreven begeleidingsactiviteiten, zijn er nog een aantal optionele

activiteiten welke desgewenst ingezet kunnen worden. Dit zijn:

- Video Interactie Begeleiding (VIB);

- Sherborne;

- kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek / consult;

- medicatie (onder begeleiding van de kinder- en jeugdpsychiater);

- overige (externe) therapieën (zoals logopedie, speltherapie, sociale

vaardigheidstraining, psychomotore therapie);

- eventueel doorverwijzing naar externe deskundigen.

Afsluiting

Bij eindiging van de pleegzorgplaatsing (door uitplaatsing of bereiken van

meerderjarigheid) verschilt de afsluiting niet van die van reguliere pleegzorgplaatsingen.

Page 89: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

89

Dit betekent dat de laatste TP-bespreking een eindTP-bespreking, waarbij een EEHVP

centraal staat. Tevens dient een eindevaluatie met de pleegouders plaats te vinden en

moeten Exit-vragenlijsten ingevuld worden.

Het kan ook voorkomen dat therapeutische pleegzorg afgesloten wordt, omdat reguliere

pleegzorgbegeleiding geïndiceerd is. Dan wordt er een EEHVP geschreven, omdat

ondanks dat de begeleiding wordt voortgezet er wel een ander zorgtraject wordt ingezet.

Overgang reguliere naar therapeutische pleegzorgbegeleiding

Het kan voorkomen dat er tijdens reguliere pleegzorgbegeleiding problemen ontstaan,

welke therapeutische pleegzorgbegeleiding lijken te behoeven. Hierbij dienen de

volgende stappen ondernomen te worden:

1. De pleegzorgbegeleider bespreekt de problemen met de gedragsdeskundige en

gezamenlijk wordt onderzocht en besloten of therapeutische pleegzorgbegeleiding

geïndiceerd is. Indien gewenst wordt hierbij overlegt met de GZ-psycholoog.

2. Wanneer de gedragsdeskundige en pleegzorgbegeleider besluiten dat een overgang

naar therapeutische pleegzorg wenselijk is, dan neemt de pleegzorgbegeleider

contact op met de BJZ-werker.

3. Als ook de BJZ-werker instemt met therapeutische pleegzorg, dan wordt dit met het

pleeggezin besproken. In dit gesprek worden alle gevolgen (voordelen) van de

overgang naar therapeutische pleegzorg met de pleegouders besproken.

4. Met instemming van de pleegouders wordt er door Bureau Jeugdzorg een nieuw

indicatiebesluit geschreven, deze keer voor therapeutische pleegzorg.

5. Zodra het indicatiebesluit voor Therapeutische Pleegzorg bij FlexusJeugdplein binnen

is, neemt de pleegzorgbegeleider contact op met de GZ-psycholoog.

6. De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier in voor de overgang naar reguliere

naar therapeutische pleegzorg.

7. Zoals bij andere therapeutische pleegzorgplaatsingen, vindt de eerste TP-bespreking

uiterlijk zes weken na binnenkomst van het indicatiebesluit plaats.

Hierna wordt bovenstaand beschreven procedure verder aangehouden.

Page 90: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

90

2.5.4 Faciliterende pleegzorg

Doel

Faciliterende pleegzorg biedt plaatsen in pleeggezinnen als alternatief voor residentiële

behandeling. In tegenstelling tot residentiële behandeling kan het pleeggezin de

mogelijkheid bieden aan het kind om daar groot te worden. Kinderen in de leeftijd van

twee tot en met twaalf jaar met ernstige problemen in de sociaal-emotionele

ontwikkeling krijgen op deze manier een kans deel te nemen aan een gezinsleven. Als

gevolg van verwaarlozing, mishandeling en/of aanlegfactoren is er bij deze kinderen

veelal sprake van een achterstand op meerdere gebieden in hun ontwikkeling. Het doel

is middels een gerichte behandeling binnen het pleeggezin de problematiek te

verminderen en daarmee de ontwikkeling van het kind positief te beïnvloeden. Het kind

leert optimaal te functioneren met zijn of haar beperkingen en waar mogelijk worden

deze verminderd.

Indicaties

Niet ieder kind en pleeggezin komt in aanmerking voor faciliterende

pleegzorgbegeleiding. Hiervoor bestaan een aantal indicaties:

- Het kind is bij aanvang van de plaatsing nog niet in de puberteit.

- Het kind heeft een langdurig tehuisverleden (twee jaar of langer) of heeft

meerdere verblijfplaatsen gehad.

- Het kind heeft de diagnose reactieve hechtingsstoornis (plus eventueel andere

DSM-IV classificaties) en een CBCL-profiel met één of meerdere scores in de

klinische range of het grensgebied (bv. angstig depressief, sociale problemen,

denkproblemen, aandachtsproblemen en/of cognitieve problemen, bv. een grillig

intelligentieprofiel en/of uitval, delinquent gedrag, agressief gedrag, enz.).

- Terugkeer naar huis is niet mogelijk en langer verblijf in een residentiële

instelling is niet wenselijk.

- Het kind heeft (ondanks de zwaarte van de problematiek) baat bij een

kleinschalige, continue, liefst langdurige opvoedingssituatie, waar contact

gedoseerd aangeboden wordt en waar het kan profiteren van een gezinssituatie.

- De ouders zijn minimaal bereid om de plaatsing van het kind in het pleeggezin te

gedogen.

Contra-indicaties

Er bestaan contra-indicaties, waarbij faciliterende pleegzorg niet ingezet kan worden:

- De veiligheid van het kind of het pleeggezin kan niet gewaarborgd worden.

- Het kind is niet in staat om te profiteren van een gezinssituatie.

- De pleegouders zijn niet bereid of in staat mee te werken aan de intensieve

begeleiding en de specifieke onderdelen van de begeleiding, zoals VIB,

Sherborne, TOM-training of zijn niet bereid tot het verstrekken van medicatie aan

het kind die door de kinderpsychiater (of andere medicus) noodzakelijk wordt

geacht.

Uitgangspunten

- Het perspectief van een terugplaatsing naar huis is bij de start van een

faciliterende pleegzorgplaatsing niet of nauwelijks aanwezig. Dit betekent niet dat

dit ook nooit zal gebeuren. Het streven is dat het kind in een pleeggezin opgroeit.

- De termijn van de faciliterende pleegzorgplaatsing staat niet vast en kan variëren

van een half jaar tot aan de volwassenheid. Het kind verblijft bij voorkeur

minimaal anderhalf tot twee jaar in een pleeggezin en maakt zo kennis met het

leven in gezinsverband, zonder dat het in relationeel opzicht overvraagd wordt.

De insteek is dat de pleegouders na afloop van de plaatsing contact blijven

onderhouden met het pleegkind.

- De pleegouders zijn zich ervan bewust dat het doel van de faciliterende plaatsing

niet zozeer revaliderend of genezend is, maar meer verzorgend (leren leven met

een beperking en/of laten ervaren van een gezinssituatie).

Page 91: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

91

- De pleegouders passen hun opvoeding aan aan de mogelijkheden van het kind en

zijn bereid om mee te werken aan aanvullende activiteiten.

- FJP biedt pleegouders in het kader van faciliterende pleegzorg intensieve

begeleiding (pedagogische advisering, morele ondersteuning en praktische hulp

op diverse gebieden) en extra financiële middelen (maximaal €4.545,- op

jaarbasis) als randvoorwaarde om kinderen met ernstige problematiek toch in

pleeggezinnen te laten verblijven.

- De pleegzorgbegeleider coacht de pleegouders, geeft informatie, biedt emotionele

ondersteuning en geeft concrete adviezen en praktische hulp. Ook bekijkt hij of

zij in nauwe samenwerking met de pleegouders hoe de extra financiële middelen

van FJP ingezet worden.

- De pleegzorgbegeleider dient over ervaring in pleegzorg en ruime kennis en

ervaring op het gebied van de ontwikkelingspsychologie te beschikken om het

gedrag van een kind te verklaren op basis van ontwikkelingstheorieën, in te

spelen op concrete opvoedingsvragen en deze vertalen naar concreet praktisch

handelen. Daarnaast beschikt de begeleider over technieken om de pleegouders

waar nodig te motiveren en stimuleren. De begeleiding is gericht op

samenwerking met alle betrokkenen, zogenaamde meerzijdige partijdigheid,

waarin omgegaan kan worden met verschillende belangen.

- De pleegzorgbegeleider wordt ondersteund door een GZ-psycholoog (Akke Bink).

- Naast de hulpverlening aan het pleeggezin en pleegkind wordt er zoveel mogelijk

gewerkt aan de acceptatie (of het gedogen) door de ouders van de

pleeggezinplaatsing. Ook wordt bij ouders aandacht besteed aan het opnieuw

invullen van hun ouderrol. Hierbij speelt het contact tussen het kind en de ouders

een belangrijke rol. Hoe dit contact vorm krijgt, wordt per situatie bekeken en

maakt deel uit van het pleegzorgplan.

- Ook andere personen uit het (familie)netwerk van het kind hebben een plaats in

het leven van het kind.

Stappenplan

Evenals bij de reguliere en therapeutische pleegzorg wordt er bij faciliterende pleegzorg

onderscheid gemaakt tussen de start, inhoud en afsluiting van de begeleiding.

Start

De start van de faciliterende pleegzorgbegeleiding is gelijk aan die van reguliere

pleegzorgbegeleiding. Bij bestandspleeggezinnen start de begeleiding met de matching

(2.1.1.3) en kennismakingsperiode (2.1.1.4). Bij netwerkpleeggezinnen wordt gestart na

de netwerkscreening (2.1.2.1). Niet ieder kind en/of pleeggezin komt echter in

aanmerking voor faciliterende pleegzorg. Dit gebeurt altijd op grond van de indicaties,

welke verwerkt worden in het matchingsbesluit of verslag netwerkscreening. Hierbij is

specifiek aandacht voor:

- De ontwikkeling van de al aanwezige kinderen.

- De consequentie van de eventuele plaatsing van een kind met een specifieke

opvoedingsaanpak voor alle gezinsleden.

- De ervaring met de begeleiding tot nu toe.

- De ruimte van de pleegouders voor oudercontact.

- De stijl van opvoeden van de pleegouders.

- De draagkracht en de motivatie van de pleegouders.

Het matchingsbesluit of het netwerkverslag wordt expliciet met de afdelingsmanager en

GZ-psycholoog besproken. Op grond van dit overleg wordt tot faciliterende pleegzorg

overgegaan.

Eerste FP-bespreking

Faciliterende pleegzorg lijkt qua evaluatiecyclus op therapeutische pleegzorg. Dat wil

zeggen dat er halfjaarlijks FP-besprekingen plaatsvinden. Zo mogelijk voorafgaand,

maar tenminste zes weken na de plaatsing, vindt de eerste FP-bespreking plaats.

Hiervoor wordt een HVP (zie 2.6.2.4 en 7.5.3) geschreven.

Page 92: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

92

In de FP-bespreking staat niet alleen het HVP centraal, maar ook verschillende

vragenlijsten. Dit zijn de ASEBA-vragenlijsten (CBCL, TRF en YSR) en de GIH-lijst. De

CBCL-gedragsvragenlijst en de GIH-lijst worden ingevuld door de pleegouders

afzonderlijk. De TRF wordt ingevuld door de leerkracht. De YSR wordt ingevuld door het

kind (> 12 jaar) zelf. Deze worden door het secretariaat verstuurd.

Bij de TP-bespreking zijn de leden van het zorgteam aanwezig of tenminste de

pleegouders, pleegzorgbegeleider, GZ-psycholoog en BJZ-werker.

Evenals bij TP houdt het secretariaat een planning bij voor de FP-besprekingen, waar de

pleegzorgbegeleider een moment in kan plannen. Het secretariaat stuurt de

vragenlijsten op met het verzoek deze uiterlijk twee weken voor de FP-bespreking terug

te sturen. Wanneer deze terugkomen, dan draagt het secretariaat er zorg voor dat de

vragenlijsten verwerkt worden en aan de GZ-psycholoog worden doorgegeven. Deze

werkt ze uit en geeft hier advies over. Hierbij kan een vergelijking gemaakt worden met

de vorige keer (een half jaar ervoor).

Video Interactie Begeleiding

Bij de start van de plaatsing bestaat de mogelijkheid om VIB in te zetten. Dit biedt de

pleegouders de mogelijkheid om zicht te krijgen op de onderlinge gezinscommunicatie

en –relaties en deze op elkaar af te stemmen. Het kan hen helpen een bepaalde

opvoedingslijn uit te zetten en een relatie met het kind op te bouwen die het kind kan

hanteren. De pleegouders worden meer bewust van hun handelingen en de invloed die

dit heeft op het gedrag van het kind en kunnen daardoor hun handelen aanpassen aan

de mogelijkheden en behoeften van het kind. Ook kan VIB een hulpmiddel zijn bij het

analyseren van probleemgedrag van het kind.

Inhoud

De begeleiding bij FP is, evenals bij TP, intensiever.

Frequentie huisbezoeken

De pleegouders worden intensief begeleid. Dat betekent dat de pleegzorgbegeleider eens

per twee tot vier weken een huisbezoek aflegt. Deze frequentie ligt niet vast en wordt

aangepast aan de problematiek van het kind en de behoeften van de pleegouders.

Het doel van de huisbezoeken is ondersteuning en begeleiding bieden aan de

pleegouders. De nadruk in de begeleiding ligt op praktische en pedagogische advisering,

het uitwisselen van informatie over de ontwikkeling van het kind en de verhouding

draagkracht – draaglast van het pleeggezin. VIB kan hierbij een belangrijk hulpmiddel

bieden.

Groepsbijeenkomsten voor faciliterende pleegouders

Naast individuele begeleiding vindt er ook groepsgewijze ondersteuning plaats om de

deskundigheid van deze pleegouders te bevorderen. Tijdens deze gezamenlijke

bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan verschillende thema‟s. Er kunnen cursussen

georganiseerd worden op het gebied van observatie, interactie en communicatie en het

hanteren van gerichte opvoedingsmethoden. Ook kan gedacht worden aan een vorm van

sociale vaardigheidstraining via mediatietherapie, die door de pleegouders in de

gezinssituatie kan worden toegepast, hierbij gecoacht door de pleegzorgbegeleider.

Dergelijke groepsbijeenkomsten vinden minimaal twee keer per jaar plaats. Hierbij zijn

alle pleegouders die faciliterende pleegzorgbegeleiding ontvangen verplicht aanwezig,

evenals alle begeleiders pleegzorg die deze vorm van begeleiding bieden en de GZ-

psycholoog.

Page 93: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

93

Zorgteam

Bij faciliterende pleegzorg is het evenals bij reguliere en therapeutische

pleegzorgbegeleiding wenselijk om zo veel als mogelijk met zorgteams te werken.

Ouderbegeleiding

Ouderbegeleiding is gericht op de acceptatie van de pleeggezinplaatsing. Hiervoor is een

indicatie jeugdhulp nodig. Dat wil zeggen dat de mogelijkheden van de

pleegzorgbegeleider zich beperken tot het betrekken van de ouders bij FP-besprekingen

en het begeleiden van bezoeken. Incidenteel zijn er wel gesprekken tussen ouders en de

pleegzorgbegeleider. Wanneer intensievere ondersteuning aan de ouders nodig is, dan

moeten zij hiervoor naar een passende hulpverleningsvorm verwezen worden.

FP-besprekingen

Minimaal eens per halfjaar vindt een behandel- of voortgangsbespreking plaats. De

eerste FP-bespreking vindt na zes weken plaats en vanaf dan na iedere zes maanden.

Deze halfjaarlijkse FP-besprekingen vervangen de evaluaties bij reguliere

pleegzorgbegeleiding.

Voorafgaand aan de FP-bespreking wordt de pleegouders gevraagd om CBCL-lijsten en

GIH-lijsten in te vullen. Indien mogelijk worden ook de TRF en YSR afgenomen en in de

FP-bespreking besproken. De pleegzorgbegeleider schrijft een EHVP (zie 2.6.2.5

en7.5.4).

Het doel van de halfjaarlijkse FP-bespreking is de ontwikkeling van het kind volgen, het

evalueren en bijstellen van de doelen en het beleid uitstippelen voor de komende

periode. Eventueel worden er nieuwe doelen toegevoegd. Bij iedere bespreking komt aan

de orde of het noodzakelijk is om FP te laten voortbestaan. De verhouding tussen de

draagkracht en draaglast van het gezin is ook een factor die meegenomen wordt. Dit is

een verschil met andere plaatsingen in langdurige pleegzorg, waarbij veelal het

uitgangspunt is, dat het kind deel uit gaat maken van het pleeggezin.

Bij de FP-besprekingen zijn kind (< 12 jaar), ouder(s), pleegouders,

pleegzorgbegeleider, BJZ-werker, GZ-psycholoog en eventuele andere behandelaars of

belangrijke derden aanwezig.

In de FP-bespreking worden behandeldoelen nader geformuleerd en eventuele middelen

besproken welke ingezet kunnen worden (zoals VIB, Sherborn of speltherapie). Aan het

eind van de bespreking wordt aan de BJZ-werker gevraagd of deze akkoord gaat met het

voorgenomen beleid.

Psychologisch consult

Indien nodig kan de GZ-psycholoog tussentijds geconsulteerd worden door de

pleegzorgbegeleider. Na overleg kan de GZ-psycholoog besluiten de pleegouders een

consult aan te beiden.

Diagnostisch Onderzoek

Ook bij FP behoort het uitvoeren van diagnostisch onderzoek tot de mogelijkheden.

Gezien de problematiek van deze kinderen is het zelfs in veel gevallen zeer wenselijk.

Aanvraag voor diagnostisch onderzoek vindt altijd plaats in overleg met de GZ-

psycholoog.

Contact school

De pleegouders hebben een belangrijke taak als het gaat om het zogenaamde tweede

milieu, te weten de school en vrije tijd. De pleegouders onderhouden het contact met

school en worden daarin ondersteund door de pleegzorgbegeleider.

Page 94: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

94

De pleegzorgbegeleider heeft in het kader van faciliterende pleegzorg altijd contact met

de school van het kind. Afhankelijk van de specifieke zaak kan dit via schoolbezoeken,

telefonisch contact of contact via email.

De leerkracht van het kind wordt gevraagd om voorafgaand aan de TP-bespreking een

gedragsvragenlijst (TRF) over het kind in te vullen. De pleegzorgbegeleider koppelt de

voor school belangrijkste conclusies uit de TP-bespreking terug naar de leerkracht,

mentor en/of schoolbegeleider. Zodoende is er minimaal twee keer per jaar contact

tussen de pleegzorgbegeleider en de school.

Optionele activiteiten

Naast bovenstaand beschreven begeleidingsactiviteiten, zijn er nog een aantal optionele

activiteiten die ingezet kunnen worden. Het kind kan immers meer nodig hebben dan de

pleegouders kunnen bieden. Opties hiervoor zijn:

- Video Interactie Begeleiding (VIB);

- Sherborne;

- TOM-training (hier leert het kind de gevoelens van anderen te herkennen,

interpreteren en respecteren);

- kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek / consult;

- medicatie (onder begeleiding van de kinder- en jeugdpsychiater);

- overige therapieën (zoals logopedie, speltherapie, sociale vaardigheidstraining,

psychomotore therapie en fysiotherapie);

- eventueel doorverwijzing naar externe deskundigen of speciaal onderwijs.

Afsluiting

Bij eindiging van de pleegzorgplaatsing (door een uitplaatsing of het bereiken van

meerderjarigheid) verschilt de afsluiting niet van die van reguliere pleegzorgplaatsingen.

Dit betekent dat bij de laatste FP-bespreking het EEHVP (zie 2.6.4.1 en 7.5.4) centraal

staat. Tevens dient een eindevaluatie met de pleegouders plaats te vinden aan de hand

van het eindevaluatie pleegouderbegeleidingsplan (2.6.4.2 en 7.5.7) en moeten Exit-

vragenlijsten (zie 2.6.4.3, 2.6.4.4, 7.8.1, 7.8.2, 7.8.3 en 7.8.4) ingevuld worden.

Het kan ook voorkomen dat FP afgesloten wordt, omdat therapeutische of reguliere

pleegzorgbegeleiding geïndiceerd is. Ook dan wordt er een EEHVP geschreven, omdat

het zorgtraject wijzigt.

Overgang reguliere naar faciliterende pleegzorgbegeleiding

Het kan voorkomen dat er tijdens reguliere of therapeutische pleegzorgbegeleiding

problemen ontstaan, waardoor FP-begeleiding op zijn plaats lijkt. Hierbij dienen de

volgende stappen ondernomen te worden:

1. De pleegzorgbegeleider bespreekt de problemen met de gedragsdeskundige en

gezamenlijk wordt onderzocht en besloten of faciliterende pleegzorgbegeleiding

geïndiceerd is.

2. Wanneer de gedragsdeskundige en pleegzorgbegeleider besluiten dat een overgang

naar faciliterende pleegzorg wenselijk is, dan wordt dit met de afdelingsmanager

besproken.

3. Wanneer de afdelingsmanager toestemt met faciliterende pleegzorgbegeleiding, dan

neemt de pleegzorgbegeleider contact op met de BJZ-werker.

4. Als ook de BJZ-werker instemt met therapeutische pleegzorg, dan wordt dit met het

pleeggezin besproken. In dit gesprek worden alle gevolgen (voordelen) van de

overgang naar faciliterende pleegzorg met de pleegouders besproken.

5. Met instemming van de pleegouders wordt er door Bureau Jeugdzorg een

indicatiebesluit geschreven voor FP.

6. Zodra het indicatiebesluit voor FP bij FJP binnen is, neemt de pleegzorgbegeleider

contact op met de GZ-psycholoog.

7. De pleegzorgbegeleider vult een mutatieformulier in voor de overgang van reguliere

of therapeutische pleegzorg naar FP.

Page 95: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

95

8. Zoals bij andere therapeutische pleegzorgplaatsingen, vindt de eerste FP-bespreking

uiterlijk zes weken na binnenkomst van het indicatiebesluit plaats.

Hierna wordt bovenstaand beschreven procedure verder aangehouden.

VIP-criteria

De problematiek van de kinderen in FP, vraagt veel van pleegouders. Niet van iedere

pleegouder mag verwacht worden dat zij dat wat hiervoor nodig is in huis hebben. De

VIP-criteria zijn dan ook extra uitgewerkt voor deze groep van pleegouders.

1. Openheid en duidelijkheid in contacten

Dit criterium is van belang in alle contacten die de pleegouders onderhouden binnen en

buiten het pleeggezin in het kader van de hulpverlening aan en de zorg voor het

pleegkind. De pleegouders krijgen met veel mensen te maken die persoonlijk of

professioneel bij het pleegkind betrokken zijn. FJP stelt hoge eisen aan hun

communicatievaardigheden.

2. Samenwerken als team en het delen van ouderschap

Naast de eisen die aan elke pleegouder worden gesteld vraagt de samenwerking met de

medewerkers van en vanuit de FlexusJeugdplein bijzondere aandacht. Er wordt van de

pleegouders verwacht, dat zij:

- open staan voor intensief contact met de pleegzorgbegeleider;

- kunnen accepteren dat een pleegzorgbegeleider veelvuldig "meekijkt";

- in staat zijn om kritisch naar hun eigen functioneren te kijken;

- waardering en kritiek kunnen uiten en ontvangen;

- in staat zijn om de ontwikkeling van de kinderen schriftelijk vast te leggen;

- betrouwbaar zijn met betrekking tot de vele afspraken binnen de samenwerking;

- weten hoe taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het pleegkind zijn

verdeeld en dat kunnen respecteren;

- in staat zijn de dagelijkse zorg waar nodig tijdelijk te delen met of af te staan aan

de medewerkers van FlexusJeugdplein;

- in staat zijn vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid hun positie in te

nemen in de samenwerking en samen met de andere medewerkers ook met

afstand naar de ontwikkeling van het pleegkind te kunnen kijken.

3. Kinderen helpen een positieve kijk op zichzelf te ontwikkelen.

Bij dit criterium besteden we aandacht aan de pedagogische deskundigheid en

vaardigheden van de pleegouders. Er wordt verwacht dat zij:

- kennis hebben of bereid zijn kennis op te doen over de ontwikkelingsfasen van

het kind en over de problematiek van de kinderen;

- verschillende opvoedingsstijlen kunnen hanteren afhankelijk van de vraag van het

kind;

- kunnen accepteren dat het pleegkind weinig mogelijkheden heeft om relaties aan

te gaan;

- op een positieve manier afscheid kunnen nemen van het kind.

4. Kinderen helpen hun gedrag te veranderen zonder hen pijn te doen

Van de pleegouders wordt veel geduld, begrip, creativiteit en uithoudingsvermogen

verwacht in hun benadering van het pleegkind. De problematiek van deze pleegkinderen

vraagt van de pleegouders, dat zij:

- inzicht in de oorzaak van het gedrag van het pleegkind hebben;

- inzicht hebben in hun eigen normen en waarden met betrekking tot opvoeding;

- hun wijze en mate van corrigeren kunnen afstemmen op de gekozen

pedagogische benadering van het kind;

- met weinig zichtbaar resultaat tevreden kunnen zijn.

5. Het inschatten van de uitwerking die het pleegouderschap op de eigen situatie heeft

Page 96: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

96

Het plaatsen van een pleegkind met moeilijk gedrag en een ontwikkelingsachterstand

heeft veel gevolgen voor alle leden van het pleeggezin. In de selectie zal met veel zorg

naar de gezinssamenstelling en gezinsplanning worden gekeken. FJP is van mening dat

een groot leeftijdsverschil (meer dan twee jaar) tussen eigen kinderen en pleegkind in

het belang van ieders ontwikkeling. Ook de motivatie, verwachtingen en te voorziene

gevolgen voor elk gezinslid apart en voor het gezin als geheel zijn onderwerpen van

gesprek.

De verwachting is dat veel van deze pleegkinderen tijdelijk in een pleeggezin kunnen

wonen. Het is aan het begin van de plaatsing nog onduidelijk hoe lang het pleegkind in

het pleeggezin zal verblijven. Bij het besluit om een plaatsing al dan niet voort te zetten

gaat het niet alleen om de ontwikkelingsmogelijkheden van het pleegkind, maar ook om

de draagkracht van het pleeggezin als geheel en van alle gezinsleden afzonderlijk.

Het pleeggezin moet in staat zijn hier open over te spreken en zo nodig op positieve

wijze afscheid van het pleegkind te kunnen nemen.

Page 97: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

97

2.5.6 Overbruggingspleegzorg

Doel

Een plaats bieden aan kinderen waarbij duidelijk is dat zij niet langer thuis kunnen

wonen, maar waarvoor nog geen langdurige vervolgplek beschikbaar is.

Uitgangspunten

- Het kind kan niet meer thuis kunnen wonen en staat op de wachtlijst voor een

behandel-/leefgroep.

- Het kind is in de leeftijd van 10 tot en met 16 jaar.

- Het kind heeft een dagbesteding.

- De pleegouders bieden slechts tijdelijk een plek aan het kind, waarbij vooraf

duidelijkheid bestaat over de duur (begin en einde) van de plaatsing.

- De pleegouders hebben een eigen kamer beschikbaar voor het pleegkind.

- De overbruggingsplaatsing heeft een maximale duur van zes maanden.

- Er zijn voor het kind logeermogelijkheden te laten hebben, bij voorkeur binnen

het eigen netwerk.

- De pleegouders realiseren zich dat de opvoeding van deze leeftijdscategorie

andere vaardigheden en methoden vraagt dan de opvoeding van jonge kinderen.

Belangrijk is dat de pleegouders kunnen onderhandelen en relativeren.

Stappenplan

Deze vorm van pleegzorg wordt door de afdeling crisispleegzorg begeleid en is vrij

nieuw. Voor meer informatie wordt verwezen naar de afdelingsmanager al daar.

Page 98: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

98

2.6 Rapportage

Uitgangspunt

Rapportage is noodzakelijk bij pleegzorg. Het dient diverse doeleinden, zoals

afstemming, kwaliteitsbewaking en verantwoording. Derhalve kan rapportage gezien

worden als ondersteuning van het begeleidingsproces.

Doel

Een overzichtelijk geheel bieden van alle rapportage behorende bij het

begeleidingsproces van de pleegzorgbegeleider.

Richtlijnen

Gestart zal worden met de rapportage behorende bij de start van de begeleiding,

gevolgd door de rapportage behorende bij de inhoudelijke begeleiding, beslismomenten

in de begeleiding, afsluiting van de begeleiding en tot slot overige rapportage.

Per rapportage zullen de volgende punten beschreven worden:

- Waarom?

Hier wordt beschreven wat het doel van de rapportage is.

- Door wie?

Hier wordt beschreven door wie de rapportage geschreven wordt.

- Voor wie?

Hier wordt beschreven voor wie de rapportage geschreven wordt.

- Wanneer?

Hier wordt beschreven wanneer de rapportage geschreven dient te worden.

- Hoe?

Hier wordt beschreven hoe de route van de rapportage loopt, van concept tot

definitieve versie.

- Waar?

Hier wordt beschreven waar de rapportage te vinden is.

- Wat?

Hier wordt beschreven wat er in de rapportage beschreven dient te worden.

Vanuit het oogpunt van uniformiteit is de afspraak dat de namen van alle betrokkenen in

de rapportage wordt geschreven met geslacht, voorletter en achternaam, zoals „dhr. P.

Jansen‟. Dit betreft alle namen, zoals begeleiders pleegzorg, afdelingsmanagers,

medewerkers van Bureau Jeugdzorg en pleegouders.

Page 99: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

99

2.6.1 Start

Uitgangspunt

Om de kwaliteit van de pleegzorgplaatsing vanaf de start te bewaken, dienen bij deze

start diverse zaken zorgvuldig afgewogen te worden. Middels rapportage wordt

gewaarborgd dat de noodzakelijke zaken hierbij aan de orde komen.

Doel

Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar

en wat beschreven dient te worden.

Richtlijnen

Bij de start van de begeleiding van een pleegzorgplaatsing zijn er grofweg in twee fases

te onderscheiden: de overweging en het besluit.

Gedurende de overweging dient bepaalt te worden of de pleegzorgplaatsing aanvaard

wordt en FJP de begeleiding op zich zal nemen.

Voor bestandspleeggezinnen wordt deze overweging ondersteund met een

Matchingsvoorstel (2.6.1.1), Gespreksverslag Kennismaking (2.6.1.2) en

Matchingsbesluit (2.6.1.3).

Bij netwerkpleeggezinnen wordt de overweging gedaan aan de hand van de

netwerkscreening, waarbij het Verslag netwerkscreening (2.6.1.3) het uitgangspunt is.

Wanneer het besluit genomen is dat de begeleiding gestart zal worden, dan dienen twee

documenten ter bevestiging hiervan, namelijk het Pleegcontract (2.6.1.4) en de

Samenwerkingsovereenkomst (2.6.1.5).

Page 100: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

100

2.6.1.1 Matchingsvoorstel

Waarom?

In het Matchingsvoorstel (zie 7.1.7) wordt een voorstel gedaan voor een matching

tussen een aangemeld kind en een bestandspleeggezin. Met dit voorstel wordt de eerste

stap gezet voor een mogelijke plaatsing van het betreffende kind in het betreffende

bestandspleeggezin.

Door wie?

Bemiddelaar van de afdeling Werving en screening.

Voor wie?

Afdelingsmanager, pleegzorgbegeleider, GD-er en kinddossier.

Wanneer?

1. Nadat de aanmelding van een kind is geaccepteerd door de opnamecoördinator, start

de bemiddelingsprocedure. Het streven is om deze binnen een termijn van vier

weken af te ronden middels een Matchingsvoorstel.

2. Dan vraagt de bemiddelingsfunctionaris bij de afdelingsmanagers om een

pleegzorgbegeleider.

3. De afdelingsmanager wijst binnen een week een begeleider toe, waarna het

kennismakingstraject gestart kan worden.

Hoe?

Pleegzorgbegeleider ontvangt direct een definitieve versie van het Matchingsvoorstel en

hoeft hier zelfs niets mee te doen.

Waar?

7.1.7 Matchingsvoorstel

Wat?

In het Matchingsvoorstel worden de plus- en minpunten van de matching beschreven,

evenals de aandachtspunten rond de mogelijke plaatsing bij de eventuele kennismaking

en begeleiding.

Page 101: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

101

2.6.1.2 Gespreksverslag kennismakingsgesprek

Waarom?

Tijdens het eerste kennismakingsgesprek met de aspirant pleegouders komt bijzonder

veel informatie aan de orde. Het aspirant pleeggezin maakt kennis met de verschillende

betrokken hulpverleners, krijgt veel informatie over het kind en diens situatie en hoort

veel over hoe de begeleiding eruit zal gaan zien. Na het kennismakingsgesprek krijgen

de aspirant pleegouders een week bedenktijd of zij door willen gaan met deze matching.

In deze bedenktijd is het gespreksverslag kennismakingsgesprek (zie 7.3.1)

ondersteunend, omdat zoveel mogelijk zaken die in het gesprek aan de orde zijn

gekomen worden samengevat en zodoende door het aspirant pleeggezin nog eens

nagelezen kan worden. Dit helpt het aspirant pleeggezin om een zorgvuldige en

weloverwogen beslissing te nemen om al dan niet door te gaan met de matching.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders, kinddossier en pleegouderdossier.

Wanneer?

Zo spoedig mogelijk (uiterlijk een week) na het kennismakingsgesprek dient het

Gespreksverslag Kennismaking gemaakt te zijn en naar het aspirant pleeggezin

verzonden te worden. Hoe sneller dit gebeurt, hoe meer mogelijkheden het aspirant

pleeggezin heeft om de informatie zorgvuldig te overwegen in hun bedenktijd.

Hoe?

1. Zo spoedig mogelijk (uiterlijk een week) na de plaatsing schrijft de

pleegzorgbegeleider een Gespreksverslag Kennismakingsgesprek.

2. De pleegzorgbegeleider stuurt het Gespreksverslag Kennismakingsgesprek via e-mail

(als bijlage, beveiligd met een wachtwoord) of via de post naar het aspirant

pleeggezin.

3. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat twee kopieën van het

Gespreksverslag Kennismakingsgesprek op te bergen in het kinddossier en het

pleegouderdossier.

Waar?

7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek

Wat?

In het Gespreksverslag Kennismakingsgesprek worden alle onderwerpen beschreven die

in het eerste kennismakingsgesprek aan de orde zijn gekomen. Het gaat hierbij om de

hulpverleners (naam, functie, verwachtingen, enz.), voorgeschiedenis van het kind,

familiecontacten van het kind, huidige situatie van het kind, aandachtspunten van het

pleeggezin, begeleiding, praktische zaken en de kennismakingsperiode.

Page 102: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

102

2.6.1.3 Matchingsbesluit

Waarom?

De uitkomst van het kennismakingstraject wordt vastgelegd in het matchingsbesluit (zie

7.1.8). Het matchingsbesluit omvat de beslissing en motivatie om al dan niet over te

gaan tot plaatsing van het kind in het betreffende bestandspleeggezin.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Bemiddelingsfunctionaris, afdelingsmanager, gedragsdeskundige en kinddossier.

Wanneer?

Het matchingsbesluit dient uiterlijk drie weken na de plaatsing van het kind in het

pleeggezin geschreven te zijn.

Hoe?

1. Uiterlijk een week na de plaatsing schrijft de pleegzorgbegeleider een concept van

het matchingsbesluit en doet deze aan de gedragsdeskundige toekomen, ter

inhoudelijke aanvulling en kennisgeving.

2. De gedragsdeskundige stuurt het matchingsbesluit binnen een week terug, voorzien

van feedback.

3. Op grond van de feedback herschrijft de pleegzorgbegeleider het matchingsbesluit

binnen de volgende week en dient een verzoek in bij het secretariaat om het

definitief te laten maken.

Waar?

7.1.8 Matchingsbesluit.

Wat?

In het matchingsbesluit wordt het kennismakingsproces beschreven en wordt de

beslissing om al of niet tot plaatsing over te gaan gemotiveerd. Eventuele vragen uit het

matchingsvoorstel dienen in het matchingsbesluit beantwoord te worden.

Page 103: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

103

2.6.1.4 Verslag netwerkscreening

Waarom?

Ter afronding van de netwerkscreening (zie 2.1.2.1) wordt het verslag netwerkscreening

(zie 7.2.1) geschreven. Hierin staat de beslissing en motivatie om al dan niet over te

gaan tot plaatsing en begeleiding van het kind in het betreffende netwerkpleeggezin.

Door wie?

De pleegzorgbegeleider door wie het netwerkscreening is uitgevoerd.

Voor wie?

Pleegouders, afdelingsmanager, gedragsdeskundige en pleegouderdossier.

Wanneer?

Binnen 13 weken na de aanmelding van het kind bij FlexusJeugdplein dient het verslag

netwerkscreening afgerond te zijn.

Hoe?

Zie 2.1.2.1 Netwerkscreening (stap 16-26).

Waar?

7.2.1 Verslag netwerkscreening

IJZA II – Cliënt – Registratie – Zorgtrajecten – Gele stip – Documenten genereren

(rechts onderin) – Sjabloon – Pleegzorgcontract – Genereren.

Wat?

Het doel van de netwerkscreening is te beoordelen of een netwerkgezin geschikt is om

opvoeding te bieden aan het kind. Daarbij moet duidelijkheid bestaan over de vragen:

- Is het netwerkgezin een veilige plek voor het kind?

- Kunnen hulpverleners, ouders en netwerkgezin met elkaar samenwerken om het

kind een plaats te bieden waar hij of zij zich goed kan ontwikkelen?

- Op welke manier kan FlexusJeugdplein het pleeggezin ondersteunen?

Page 104: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

104

2.6.1.5 Pleegzorgcontract

Waarom?

Middels het pleegzorgcontract (zie 7.3.4) wordt de plaatsing van het kind in het

pleeggezin officieel vastgelegd in de vorm van afspraken over het doel, de aard en de

duur van de plaatsing.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders en pleegouderdossier.

Wanneer?

Bij start van iedere pleegzorgplaatsing.

Bij bestandspleeggezinnen gaat het pleegzorgcontract in op de datum dat het kind

geplaatst wordt in het bestandspleeggezin. Het pleegzorgcontract dient uiterlijk een

week na plaatsing geschreven te zijn.

Bij netwerkpleeggezinnen kan het pleegzorgcontract op twee momenten ingaan:

- Als het kind na afronding van het netwerkscreening in het pleeggezin geplaatst

wordt, dan gaat het pleegzorgcontract in op de datum dat het kind geplaatst

wordt in het netwerkpleeggezin.

- Als het kind reeds in het netwerkpleeggezin woont, gedurende het

netwerkscreening, dan gaat het pleegzorgcontract in op de datum van de

kernbeslissing.

Het pleegzorgcontract dient, afhankelijk van bovenstaande opties, uiterlijk een week na

plaatsing of afronding van het netwerkscreening geschreven te worden.

Hoe?

1. De pleegzorgbegeleider stelt het pleegzorgcontract op en neemt bij eventuele vragen

of onduidelijkheden contact op met het pleeggezin.

2. De pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om het

pleegzorgcontract definitief te maken.

3. Het secretariaat maakt het pleegzorgcontract definitief en geeft deze aan de

afdelingsmanager.

4. De afdelingsmanager ondertekent het pleegzorgcontract en retourneert deze aan het

secretariaat om het pleegzorgcontract ter ondertekening naar pleegouders te

versturen en in de dossiers op te bergen/in IJZA (Cliënt – Hulpverlening –

Documenten) op te slaan.

Waar?

7.3.4 Pleegzorgcontract.

IJZA II – Cliënt – Registratie – Zorgtrajecten – Gele stip – Documenten genereren

(rechts onderin) – Sjabloon – Pleegzorgcontract – Genereren.

Wat?

Het pleegzorgcontract is een grotendeels gestandaardiseerd document met alle officiële

gegevens en afspraken betreffende Stichting FlexusJeugdplein, het pleeggezin en het

pleegkind.

Page 105: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

105

2.6.1.6 Samenwerkingsovereenkomst

Waarom?

Middels de samenwerkingsovereenkomst (zie 7.3.5) worden de rechten en plichten van

pleegouders en Stichting FlexusJeugdplein officieel vastgelegd. De pleegouders en de

clustermanager van FlexusJeugdplein gaan deze overeenkomst met elkaar aan.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders en pleegouderdossier.

Wanneer?

Bij afronding en positief advies uit de VIP-training of netwerkscreening.

Hoe?

1. De pleegzorgbegeleider stelt de samenwerkingsovereenkomst op.

2. De pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om de

Samenwerkingsovereenkomst definitief te maken.

3. Het secretariaat maakt de samenwerkingsovereenkomst definitief en doet deze

toekomen aan de clustermanager.

4. De clustermanager ondertekent de samenwerkingsovereenkomst en geeft deze terug

aan het secretariaat om de samenwerkingsovereenkomst ter ondertekening naar

pleegouders te versturen en in de dossiers op te bergen.

Waar?

7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein – pleegouders.

Wat?

De samenwerkingsovereenkomst is een grotendeels gestandaardiseerd document met

alle officiële gegevens en afspraken betreffende de rechten en plichten van de twee

betrokken partijen (Stichting FlexusJeugdplein en pleegouders).

Page 106: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

106

2.6.2 Inhoud

Uitgangspunt

Om de kwaliteit van de pleegzorgplaatsing te kunnen bewaken, dient de begeleiding

bewust vormgegeven te worden. Rapportage dient als ondersteuning hiervoor.

Dossiervorming is een wettelijke verplichting. Rapportage kan dienen als middel om af te

kunnen stemmen met de betrokken partijen, wat de kwaliteit van de begeleiding en

daarmee van de plaatsing ten goede kan komen. Ook kan rapportage als verantwoording

dienen voor de geboden begeleiding.

Doel

Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar

en wat beschreven dient te worden.

Richtlijnen

De afdeling pleegzorg richt zich op langdurige plaatsingen van pleegkinderen in

pleeggezinnen. De begeleiding kan enkele tot vele jaren duren.

Er bestaat rapportage gekoppeld aan iedere vorm van (begeleidings)contact of (intern)

overleg betreffende de begeleiding van de pleegzorgplaatsing. Het gaat hierbij om het

bijhouden van het logboek pleegkind (2.6.2.1), logboek pleeggezin (2.6.2.2) en de

cliëntcontacttijdregistratie (2.6.2.3).

Daarnaast is er jaarlijkse rapportage gekoppeld aan de evaluatiemomenten. Deze

rapportage kan in twee typen onderscheiden worden, namelijk rapportage betreffende

het pleegkind en rapportage betreffende het pleeggezin.

De rapportage betreffende het pleegkind omvat het hulpverleningsplan (2.6.2.4),

gevolgd door evaluatie hulpverleningsplannen (2.6.2.5). Aangezien doelrealisatie binnen

deze (evaluatie) hulpverleningsplannen een bijzondere rol inneemt, zal hier apart

aandacht aan besteed worden (2.6.2.6).

De rapportage betreffende het pleeggezin omvat het jaarlijks te evalueren

pleegouderbegeleidingsplan (2.6.2.7) en de vragenlijsten pleegouders (2.6.2.8).

Page 107: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

107

2.6.2.1 Logboek pleegkind

Waarom?

Het logboek pleegkind wordt bijgehouden om de ontwikkeling van het pleegkind en de

hierbij behorende begeleiding te monitoren en desgewenst te verantwoorden. Het maakt

voor het kind inzichtelijk hoe de hulpverlening vormgegeven is en biedt verantwoording

voor de beslissingen die hierin genomen zijn.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider en eventueel andere betrokken collega‟s binnen FlexusJeugdplein.

Voor wie?

Het logboek pleegkind is in eerste instantie bestemd voor het kind, zodat het later terug

kan zien welke beslissingen genomen zijn in het hulpverleningsproces. Daarnaast is het

voor intern gebruik. Dat wil zeggen dat de pleegzorgbegeleider zelf de lijn van de

ontwikkeling van het kind en de begeleiding kan monitoren en desgewenst

verantwoorden. Ook dient het als richtlijn bij het schrijven van het EHVP (zie 2.6.2.5 en

7.5.4). Daarnaast kunnen collega‟s in het geval van vervanging op grond van logboek

pleegkind de ingezette lijn van de begeleiding hervatten.

Aangezien het logboek pleegkind deel uitmaakt van het digitale dossier van het kind, is

dit op aanvraag in te zien door het pleegkind en (afhankelijk van de juridische situatie)

en door ouders (zie 2.7.1).

Wanneer?

Het logboek pleegkind wordt gedurende het gehele begeleidingsproces bijgehouden. De

afspraak is dat ieder contact betreffende een pleegkind in het logboek pleegkind wordt

geregistreerd.

Hierbij moet allereerst gedacht worden aan huisbezoeken, zorgteams, begeleide

bezoeken, schoolcontacten en andere vormen van begeleiding.

Ook interne en externe overlegmomenten dienen in het Logboek Pleegkind geregistreerd

te worden, zoals overlegmomenten met de afdelingsmanager en/of gedragsdeskundige,

basisteamvergaderingen, Bureau Jeugdzorg of andere betrokken hulpverleners.

Hoe?

Het logboek pleegkind is een digitaal document, dat in IJZA II wordt bijgehouden.

Waar?

IJZA II – Cliënt – Logboek.

Wat?

In het logboek pleegkind worden minimaal de volgende punten beschreven:

- (bijzonderheden in) de ontwikkeling van het kind;

- gemaakte afspraken met alle mogelijk betrokken partijen;

- gekozen begeleidingsmethoden (inclusief overwegingen, motivatie en

argumentatie).

Page 108: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

108

2.6.2.2 Logboek pleeggezin

Waarom?

In het logboek pleeggezin wordt de voortgang van de begeleiding van het pleeggezin

geregistreerd. Pleegzorgbegeleiders (of eventuele vervangers) kunnen monitoren hoe de

begeleiding ontwikkelt en welke bijzonderheden of aandachtspunten hierbinnen bestaan.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider en eventueel andere betrokken collega‟s binnen FlexusJeugdplein.

Voor wie?

Het logboek pleeggezin is in eerste instantie bestemd voor intern gebruik. Dat wil zeggen

dat de pleegzorgbegeleider zelf de bijzonderheden betreffende het pleeggezin en de

begeleiding kan monitoren en desgewenst verantwoorden. Daarnaast kunnen collega‟s in

het geval van vervanging op grond van logboek pleeggezin de ingezette lijn van de

begeleiding hervatten.

Aangezien het logboek pleeggezin deel uitmaakt van het digitale dossier van het

pleeggezin, is dit op aanvraag in te zien door pleegouders.

Wanneer?

Het logboek pleeggezin wordt gedurende het gehele begeleidingsproces bijgehouden.

Ieder contact met het pleeggezin wordt in het logboek pleeggezin geregistreerd.

Hierbij moet allereerst gedacht worden aan huisbezoeken, zorgteams, begeleide

bezoeken, schoolcontacten en andere vormen van begeleiding, waarbij specifieke zaken

betreffende het pleeggezin aan de orde komen.

Ook interne en externe overlegmomenten rond specifieke zaken betreffende het

pleeggezin, dienen in het logboek pleeggezin geregistreerd te worden, zoals

overlegmomenten met de afdelingsmanager en/of gedragsdeskundige,

basisteamvergaderingen, Bureau Jeugdzorg of andere betrokken hulpverleners.

Hoe?

Het logboek pleeggezin is een digitaal document, dat in IJZA II wordt bijgehouden.

Waar?

IJZA II – Pleeggezin – Logboek.

Wat?

Het logboek pleeggezin omvat alle zaken betreffende het pleeggezin, zoals:

- omstandigheden binnen het pleeggezin;

- belangrijke gebeurtenissen in het pleeggezin;

- verhoudingen in de familie en het netwerk van het pleeggezin;

- samenwerkingsafspraken;

- verwachtingen van pleegouders t.a.v. de begeleiding;

- aandachtspunten voor de begeleiding.

Page 109: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

109

2.6.2.3 Cliëntcontacttijdregistratie

Waarom?

Ieder gepland contact met een cliënt (pleegkind en leden van diens gezinssysteem, dus

niet pleegouders) wordt gezien als cliëntcontact en dient geregistreerd te worden, t.b.v.

verantwoording van de geboden begeleiding en de hieraan gekoppelde financiering.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider en indien betrokken andere collega‟s van FlexusJeugdplein, zoals

collega begeleiders, afdelingsmanagers en/of gedragsdeskundigen.

Voor wie?

De cliëntcontacttijdregistratie dient volledig ter verantwoording van de geboden

begeleiding. Het kan gebruikt worden om de productiviteit van de medewerker, het

team, de afdeling, het cluster of de gehele stichting in kaart te brengen.

Wanneer?

De cliëntcontacttijdregistratie wordt gedurende het gehele begeleidingsproces

bijgehouden. Ieder contact met de cliënt en diens gezinssysteem (dus niet pleegouders)

wordt hier geregistreerd.

Hoe?

De cliëntcontacttijdregistratie wordt in IJZA II bijgehouden en is een digitaal document

(zie 7.5.2).

Waar?

IJZA II – Cliënt – Registratie – Contacten – Nieuw.

Wat?

De volgende activiteiten zijn cliëntcontacttijd en dienen derhalve geregistreerd te

worden, indien het kind of diens gezinssysteem (en dus niet pleegouders) hierbij direct

betrokken zijn geweest:

- huisbezoek;

- telefonisch contact;

- mailcontact (schrijven en versturen van een email gericht aan de cliënt);

- gesprek met cliënt;

- bijzondere gesprekken, zoals zorgteams, evaluatiebesprekingen, schoolbezoeken

met cliënt, instantiebezoeken met cliënt, enz.

Page 110: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

110

2.6.2.4 Hulpverleningsplan (HVP)

Waarom?

Het hulpverleningsplan (HVP; zie 7.5.3) bevat alle informatie over de pleegzorgplaatsing,

inclusief de doelen en hierbij horende middelen en activiteiten. Het toont de startsituatie

van de plaatsing, van waaruit de begeleiding is ingezet.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Kind (<12 jaar), ouders, pleegouders, BJZ-werker en kinddossier.

Wanneer?

Bij voorkeur in de eerste week van de plaatsing, maar maximaal binnen zes weken na de

start van de plaatsing.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het HVP en doet deze toekomen aan de

2. Gedragsdeskundige beoordeelt het HVP en voorziet deze van de noodzakelijke

feedback.

3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het HVP op grond van de ontvangen

feedback.

4. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de

pleegzorgbegeleider het concept van het HVP naar de aanwezigen bij de evaluatie

(kind (<12 jaar), ouders, pleegouders en (gezins)voogd).

5. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het HVP onder leiding van de

pleegzorgbegeleider besproken met de betrokken aanwezigen.

6. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past

de pleegzorgbegeleider het HVP aan.

7. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek

in bij het secretariaat om het HVP definitief te maken.

8. Secretariaat maakt het HVP definitief en de papierenversie toekomen aan de

begeleider.

9. Begeleider ondertekent het HVP en doet deze ter ondertekening toekomen aan de

afdelingsmanager.

10. Afdelingsmanager ondertekent het HVP en retourneert deze aan de

pleegzorgbegeleider.

11. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het

ondertekende HVP ter ondertekening naar ouders, pleegouders, BJZ-werker en kind

(<12 jaar) te versturen en op te bergen in het kinddossier.

Waar?

IJZA II – Cliënt – Hulpverlening – Hulpverleningsplannen – Nieuw.

Wat?

Het HVP bevat algemene gegevens over het kind, informatie over diens achtergrond, het

doel en kader van de pleegzorgplaatsing en de voorlopige doelen en afspraken.

Page 111: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

111

2.6.2.5 Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP)

Waarom?

Het Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP; zie 7.5.4) bevat alle informatie over de

pleegzorgplaatsing, zoals de ontwikkeling van het kind, de doelen en hierbij horende

middelen en activiteiten. Het doel is de begeleiding richting en structuur te geven, de

betrokkenen op één lijn te krijgen en aanwijzingen te geven voor de verlenging van het

indicatiebesluit. Tevens geven de jaarlijkse EHVP‟s de grote lijn weer van de ontwikkeling

van het kind en de hierbij horende begeleiding. Dit is van belang bij de monitoring van

de begeleiding, eventuele vervanging van de begeleiding en eventueel voor het kind zelf.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Kind (<12 jaar), ouders, pleegouders, BJZ-werker en kinddossier.

Wanneer?

Het eerste EHVP dient maximaal zes maanden na de start van de plaatsing gemaakt te

worden. Hierna wordt het jaarlijks geschreven, uiterlijk twee maanden voor het

verstrijken van het indicatiebesluit.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het EHVP op grond van het logboek

pleegkind van het afgelopen jaar en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige.

2. Gedragsdeskundige beoordeelt het concept van het EHVP en voorziet deze van de

noodzakelijke feedback.

3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het EHVP op grond van de ontvangen

feedback.

4. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de

pleegzorgbegeleider het concept van het EHVP naar de aanwezigen bij de evaluatie

(kind (<12 jaar), ouders, pleegouders en (gezins)voogd).

5. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het EHVP onder leiding van de

pleegzorgbegeleider besproken met de betrokken aanwezigen.

6. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past

de pleegzorgbegeleider het EHVP aan.

7. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek

in bij het secretariaat om het EHVP definitief te maken.

8. Secretariaat maakt het EHVP definitief en de papierenversie toekomen aan de

begeleider.

9. Begeleider ondertekent het EHVP en doet deze ter ondertekening toekomen aan de

afdelingsmanager.

10. Afdelingsmanager ondertekent het EHVP en retourneert deze aan de

pleegzorgbegeleider.

11. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het

ondertekende EHVP ter ondertekening naar ouders, pleegouders, BJZ-werker en kind

(<12 jaar) te versturen en op te bergen in het kinddossier.

Waar?

7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan

IJZA II – Cliënt – Hulpverlening – Evaluaties (gele vlag) – Nieuw.

Wat?

Het EHVP beschrijft de ontwikkeling van het kind, (het verloop van) de doelen van de

begeleiding en de hierbij behorende middelen en de visies, belevingen en waarderingen

van de betrokken partijen.

Page 112: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

112

2.6.2.6 Doelrealisatie

Waarom?

Zowel het HVP (zie 2.6.2.4) als het EHVP (zie 2.6.2.5) bevatten doelen en hierbij

horende middelen en activiteiten. Deze dienen apart in IJZA II geregistreerd te worden

en aan het betreffende (E)HVP gekoppeld te worden.

Doelen geven inhoud en richting aan de begeleiding. Doelen geven concrete afspraken

weer tussen de cliënt en de begeleider. Door erbij stil te staan in hoeverre doelen

gerealiseerd zijn, wordt het begeleidingsproces positief beïnvloed. De cliënt wordt zich

meer bewust van wat er (minder) goed gaat. Begeleiders worden zich meer bewust van

hun eigen handelen en beïnvloedingsmogelijkheden.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Zie HVP (2.6.2.4) en EHVP (2.6.2.5). Daarnaast dienen de doelen als prestatie-

indicatoren, waarmee FlexusJeugdplein richting de overheid de eigen effectiviteit kan

aantonen.

Wanneer?

Zie HVP (2.6.2.4) en EHVP (2.6.2.5).

Hoe?

Zie HVP (2.6.2.4) en EHVP (2.6.2.5).

Waar?

IJZA II – Cliënt – Hulpverlening – Doelen – Nieuw.

Wat?

Doelen kunnen diverse onderwerpen behelzen. De standaarddoelenlijst noemt: Lichaam Lichamelijke functies Relaties Gezin

Motoriek en houding Familie Groei en gewicht Vrienden Gezondheid Partner Zelfverzorging Opleiding Seksualiteit Werk

Cognitie Denken Omgeving Aandacht Omgeving Sociaal netwerk Taal en spraak Maatschappijvaardigheden Leren Vrijetijdsbesteding Waarneming, bewustzijn School-, werkgedrag

Emoties Herkennen van emoties Hulpverlening Uiting van emoties Gezin Opvoedingsvaardigheden Reactie op emoties Toepassen opvoedingsvaardigheden Omgang met belangrijke gebeurtenissen Acceptatie en perspectief

Gedrag Impulscontrole Pleeggezin Opvoedingsvaardigheden Dagelijkse routine / structuur Bieden van een veilig en positief

gezinsklimaat Sociale vaardigheden Spel-, leer- of werkhouding Acceptatie en perspectief Financiën Omgaan met pleegouderschap

Persoonlijkheid Identiteit en zelfwaardering Onderlinge relaties in het pleeggezin Kenmerken Sociaal netwerk pleeggezin Geweten / normbesef

Page 113: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

113

2.6.2.7 Pleegouderbegeleidingsplan

Waarom?

Het pleegouderbegeleidingsplan (zie 7.5.7) bevat alle informatie over het pleeggezin,

zodat specifieke begeleidingsaspecten rond het pleeggezin richting en structuur krijgen

en de begeleiding transparant is en blijft. Tevens dient het een doel bij de eventuele

vervanging van de begeleiding, zodat de situatie van het pleeggezin inzichtelijk is.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders en pleegouderdossier.

Wanneer?

Het eerste pleegouderbegeleidingsplan wordt zes maanden na de start van de

pleegzorgplaatsing geschreven en vervolgens jaarlijks herschreven en geëvalueerd.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het pleegouderbegeleidingsplan en doet

deze toekomen aan de gedragsdeskundige.

2. Gedragsdeskundige beoordeelt het pleegouderbegeleidingsplan en voorziet deze van

de noodzakelijke feedback.

3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het pleegouderbegeleidingsplan op

grond van de ontvangen feedback.

4. Het pleegouderbegeleidingsplan wordt met pleegouders besproken.

5. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens deze bespreking vult of past de

pleegzorgbegeleider het pleegouderbegeleidingsplan aan.

6. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de bespreking een verzoek in bij het

secretariaat om het pleegouderbegeleidingsplan definitief te maken.

7. Secretariaat maakt het pleegouderbegeleidingsplan definitief en doet de

papierenversie toekomen aan de begeleider.

8. Begeleider ondertekent het pleegouderbegeleidingsplan en doet deze ter

ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager.

9. Afdelingsmanager ondertekent het pleegouderbegeleidingsplan en retourneert deze

aan de pleegzorgbegeleider.

10. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het

ondertekende pleegouderbegeleidingsplan ter ondertekening naar pleegouders te

versturen en op te bergen in het pleegouderdossier.

Waar?

7.5.7 Pleegouderbegeleidingsplan.

IJZA II – Pleeggezin – Begeleiding – Begeleidingsplannen – Nieuw.

Wat?

Het pleegouderbegeleidingsplan bevat informatie over de huidige situatie van het

pleeggezin, verwachtingen van de pleegouders t.a.v. de begeleiding, aandachtspunten

van de begeleiding en afspraken hier omtrent. Tevens is er ruimte eventuele wijzigingen

in de gezinssituatie te beschrijven.

Na het eerste pleegouderbegeleidingsplan kunnen in de jaarlijkse evaluaties, de

evaluatie van deze verwachtingen en aandachtspunten beschreven worden.

Page 114: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

114

2.6.2.8 Vragenlijsten pleegouders

Waarom?

Om de veiligheid van het pleegkind in het pleegkind te kunnen bewaken, wordt eens per

jaar een vragenlijst ingevuld met pleegouders. Er bestaan twee vragenlijsten, die om

beurten afgenomen dienen te worden. Het gaat om de Checklist Indicatoren Veiligheid

Kind in de Pleegzorg (zie 7.5.8) en het Licht Instrument Risicotaxatie

Kindermishandeling (LIRIK; zie 7.5.9).

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders en pleegouderdossier.

Wanneer?

Bij bestandspleeggezinnen wordt ter afsluiting van de VIP training de Checklist

Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg afgenomen. Derhalve dient de eerste

vragenlijst bij de begeleiding aan bestandspleeggezinnen het Licht Instrument

Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) te zijn. Deze dient zes maanden na de start

van de pleegzorgplaatsing ingevuld te zijn en zou dus gekoppeld kunnen worden aan de

bespreking van het Pleegouderbegeleidingsplan. Een jaar later dient de Checklist

Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg afgenomen te worden, gevolgd door het Licht

Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) in het jaar daarop, enzovoorts.

Bij netwerkpleeggezinnen is de eerst af te nemen vragenlijst de Checklist Indicatoren

Veiligheid Kind in de Pleegzorg. Deze dient bij de netwerkscreening afgenomen te

worden. Dit zal uiterlijk drie maanden na plaatsing zijn. Een half jaar later dient het Licht

Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK) afgenomen te worden, welke

gekoppeld zou kunnen worden aan de bespreking van het Pleegouderbegeleidingsplan

(zie 2.6.2.7 en 7.5.7). Een jaar later dient het Licht Instrument Risicotaxatie

Kindermishandeling (LIRIK) afgenomen te worden, gevolgd door de Checklist Indicatoren

Veiligheid Kind in de Pleegzorg in het jaar daarop, enzovoorts.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider vult samen met pleegouders één van de vragenlijsten in.

2. Pleegzorgbegeleider bespreekt eventuele bijzonderheden met de gedragsdeskundige

en/of afdelingsmanager.

3. Wanneer noodzakelijk wordt advies van de gedragsdeskundige en/of

afdelingsmanager gevolgd.

4. De vragenlijst wordt in de „opbergbak‟ van het secretariaat gedaan, om opgeborgen

te worden in het pleegouderdossier.

Waar?

7.5.8 Checklist indicatoren veiligheid kind in de pleegzorg

7.5.9 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK)

Wat?

De Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg heeft betrekking op allerlei

indicatoren betreffende de veiligheid van het kind. Hierbij dient gedacht te worden aan

dagelijkse verzorging, dag- en nachtritme, geborgenheid, voorbeeldgedrag, emotionele

en affectieve aandacht, kwaliteit huisvesting, risicofactoren voor kindermishandeling,

enzovoorts.

Page 115: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

115

2.6.3 Beslismomenten

Uitgangspunt

Binnen de begeleiding aan pleeggezinnen zijn er diverse beslismomenten denkbaar.

Deze beslissingen dienen zorgvuldig overwogen te worden. Hierbij dient de rapportage

als ondersteuning.

Doel

Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar

en wat beschreven dient te worden.

Richtlijnen

Niet in alle pleeggezinnen zullen bepaalde overgangen aan de orde zijn. Deze rapportage

hoeft dus niet standaard geschreven te worden.

De volgende overgangen kunnen gedurende de begeleiding van pleeggezinnen aan de

orde komen:

- Als een crisispleegkind voor langdurige tijd in crisispleeggezin opgenomen wordt,

dan wordt een Pas Op de Plaats gesprek gevoerd en op grond hiervan een Pas Op

de Plaats (POP) verslag (2.6.3.1) geschreven.

- Als een pleeggezin een bijplaatsing wil, dan wordt een bijplaatsingsgesprek

gevoerd en op grond hiervan een Bijplaatsingsverslag (2.6.3.2) geschreven.

- Als een pleeggezin de voogdij over een pleegkind krijgt, dan is er sprake van

pleegoudervoogdij. Hierbij dient een Pleegoudervoogdijcontract (2.6.3.3)

opgesteld te worden.

Page 116: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

116

2.6.3.1 Pas Op de Plaats verslag (POP-verslag)

Waarom?

Wanneer een crisispleeggezin aangeeft dat het langdurig voor het tijdelijk bij hen

geplaatste kind wil zorgen, dan vindt er een Pas Op de Plaats (POP-)gesprek (2.3.1)

plaats. Hierbij wordt een zorgvuldige afweging gemaakt of langdurige plaatsing wenselijk

is voor dit kind in dit pleeggezin. Dit wordt vastgelegd in het gespreksverslag Pas Op de

Plaats gesprek (zie 7.7.1).

Door wie?

Pleegzorgbegeleider crisisopvang.

Voor wie?

Pleegouders en pleegouderdossier.

Wanneer?

Wanneer pleegouders aangegeven langdurig voor hun tijdelijk geplaatste pleegkind te

willen zorgen, dan dient binnen vier tot uiterlijk zes weken het POP-verslag afgerond

worden.

Hoe?

Pleegzorgbegeleider crisisopvang voert het POP-gesprek en stelt naar aanleiding hiervan

het POP-verslag op.

Pleegzorgbegeleider (langdurig) kan hier op drie verschillende wijzen bij betrokken

raken:

- Pleegzorgbegeleider begeleid reeds een langdurige plaats in het betreffende

pleeggezin.

- Pleegzorgbegeleider wordt gedurende het POP-traject reeds aangewezen en is

aanwezig bij het POP-gesprek.

- Pleegzorgbegeleider krijgt het POP-verslag na het POP-traject.

Waar?

7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats gesprek

Wat?

Het POP-verslag omvat alle aspecten van het pleeggezin die van belang zijn bij het

overwegen om over te gaan tot langdurige plaatsing van een pleegkind in het

pleeggezin. Hierbij moet gedacht worden aan motivatie; ontwikkeling, gezinspositie,

plaatsingsverloop en onderlinge relatie (pleeg)kinderen; verwachte reactie

(pleeg)kinderen op bijplaatsing; betrokkenheid (pleeg)kinderen bij beslissing tot

bijplaatsing; samenwerking pleegouders en hulpverleners; samenwerking pleegouders

en biologische ouders; rolverdeling pleegouders; relatie pleegouders; belangrijke

gebeurtenissen in het pleeggezin; omgevingsfactoren; hulpbronnen; praktische

aandachtspunten; en wensen en aanbod voor de bijplaatsing.

Page 117: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

117

2.6.3.2 Bijplaatsingsverslag

Waarom?

De uitbereiding van een pleeggezin met de bijplaatsing van een pleegkind is een

belangrijke beslissing. Om deze beslissing zorgvuldig te kunnen nemen, worden

richtlijnen verschaft in het bijplaatsingsverslag (zie 7.7.2).

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders, bemiddelingsmedewerkers en pleegouderdossier.

Wanneer?

Wanneer pleegouders de wens uiten tot bijplaatsing, dan wordt een bijplaatsingsgesprek

(zie 2.3.4) gevoerd en op grond hiervan het bijplaatsingsverslag geschreven.

Hoe?

1. De pleegzorgbegeleider schrijft uiterlijk een week na het bijplaatsingsgesprek het

concept van het bijplaatsingsverslag.

2. Het concept van het bijplaatsingsverslag wordt ter beoordeling aan de

gedragsdeskundige en afdelingsmanager gegeven.

3. De gedragsdeskundige voorziet het concept van het bijplaatsingsverslag binnen een

week van feedback en retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider.

4. Desgewenst kan besloten worden het bijplaatsingsverslag ook binnen het basisteam

te bespreken.

5. De pleegzorgbegeleider past het concept van het bijplaatsingsverslag aan op grond

van de feedback van de gedragsdeskundige en eventueel het basisteam.

6. De pleegzorgbegeleider stuurt het concept van het bijplaatsingsverslag naar de

pleegouders, zodat pleegouders eventuele onjuistheden of aanvullingen kunnen

aangeven. In overleg met de pleegouders kan dit plaatsvinden in de vorm van een

huisbezoek, gesprek op kantoor, telefonisch contact, schriftelijk of via e-mail.

7. De pleegzorgbegeleider past het concept van het bijplaatsingsverslag aan op grond

van de feedback van de pleegouders.

8. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat om het bijplaatsingsverslag definitief

te maken middels het formulier opdrachten voor het secretariaat (zie 7.4.1).

9. Het secretariaat maakt het bijplaatsingsverslag definitief en stuurt deze aan de

pleegouders, de bemiddelingsmedewerkers en het pleegouderdossier.

Waar?

7.7.2 Bijplaatsingsverslag

Wat?

Het bijplaatsingsverslag omvat alle aspecten van het pleeggezin die van belang zijn bij

een bijplaatsing van een pleegkind in het pleeggezin. Hierbij moet gedacht worden aan

motivatie; ontwikkeling, gezinspositie, plaatsingsverloop en onderlinge relatie

(pleeg)kinderen; verwachte reactie (pleeg)kinderen op bijplaatsing; betrokkenheid

(pleeg)kinderen bij beslissing tot bijplaatsing; samenwerking pleegouders en

hulpverleners; samenwerking pleegouders en biologische ouders; rolverdeling

pleegouders; relatie pleegouders; belangrijke gebeurtenissen in het pleeggezin;

omgevingsfactoren; hulpbronnen; praktische aandachtspunten; en wensen en aanbod

voor de bijplaatsing.

Page 118: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

118

2.6.3.3 Pleegoudervoogdcontract

Waarom?

Middels het Pleegoudervoogdcontract wordt de pleegoudervoogdij-maatregel officieel

vastgelegd.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders, pleegouderdossier, kinddossier.

Wanneer?

Wanneer één van de pleegouders de pleegoudervoogdij toegewezen heeft gekregen,

wordt z.s.m. doch uiterlijk na twee weken het Pleegoudervoogdcontract opgesteld.

Hoe?

1. De pleegzorgbegeleider stelt het Pleegoudervoogdcontract op en neemt bij eventuele

vragen of onduidelijkheden contact op met de pleegoudervoogd.

2. De pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om het

Pleegoudervoogdcontract definitief te maken.

3. Secretariaat maakt het Pleegoudervoogdcontract definitief en retourneert de

papierenversie aan de pleegzorgbegeleider.

4. Pleegzorgbegeleider doet het Pleegoudervoogdcontract toekomen aan de

afdelingsmanager.

5. De afdelingsmanager ondertekent het Pleegoudervoogdcontract en retourneert deze

aan de pleegzorgbegeleider.

6. Pleegzorgbegeleider dient een verzoek in bij het secretariaat om het

Pleegoudervoogdcontract ter ondertekening naar de pleegoudervoogd te versturen

en in de dossiers op te bergen.

Waar?

Bijlage: 7.7.5 Pleegzorgcontract FlexusJeugdplein - Pleegoudervoogd

Wat?

Het Pleegoudervoogdcontract is een grotendeels gestandaardiseerd document met alle

officiële gegevens en afspraken betreffende Stichting FlexusJeugdplein, de

pleegoudervoogd en het pleegkind.

Page 119: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

119

2.6.4 Afsluiting

Doel

Ter afsluiting van de begeleiding dient afsluitrapportage geschreven te worden. Het doel

hiervan is de begeleiding op zorgvuldige wijze te evalueren en af te sluiten.

Uitgangspunt

Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar

en wat beschreven dient te worden.

Richtlijnen

Bij de afsluiting van de begeleiding dienen drie vormen van rapportage geschreven te

worden. Deze drie vormen zijn gericht op het afronden van de begeleiding aan het kind,

afronden van de begeleiding aan het pleeggezin en de evaluatie van de begeleiding

vanuit de cliënt.

Voor het afronden van de begeleiding aan het kind wordt het Eindevaluatie

Hulpverleningplan (EEHVP) geschreven (zie 2.6.4.1).

De begeleiding aan het pleeggezin wordt afgesloten middels het Evaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan (zie 2.6.4.2).

Tot slot wordt ter afsluiting van de begeleiding de mening gevraagd van de cliënt over

de gegeven begeleiding. Dit wordt gedaan middels de Exit-vragenlijst Jongeren (zie

2.6.4.3) en Exit-vragenlijst Ouders (zie 2.6.4.4).

Page 120: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

120

2.6.4.1 Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP)

Waarom?

Het Eindevaluatie Hulpverleningsplan (EEHVP; 7.5.4) bevat informatie over de gehele

plaatsing. Het geeft de grote lijn weer van de ontwikkeling van het kind en de hierbij

horende begeleiding gedurende de gehele pleegzorgplaatsing. Hierbij bestaat aandacht

voor de aspecten die belangrijk zijn bij een zorgvuldige afronding van de begeleiding.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Kind (<12 jaar), ouders, pleegouders, BJZ-werker en kinddossier.

Wanneer?

Bij afsluiting van de begeleiding dient binnen … weken na afronding van de begeleiding

het EEHVP geschreven te zijn.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het EEHVP op grond van de voorgaande

EHVP‟s (zie 2.6.2.5 en 7.5.4) en het logboek pleegkind (zie 2.6.2.1) van het

afgelopen jaar en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige.

2. Gedragsdeskundige beoordeelt het concept van het EEHVP en voorziet deze van de

noodzakelijke feedback.

3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het EEHVP op grond van de

ontvangen feedback.

4. Uiterlijk een week voor de afgesproken evaluatiedatum verstuurt de

pleegzorgbegeleider het concept van het EEHVP naar de aanwezigen bij de

eindevaluatie (kind (<12 jaar), ouders, pleegouders en (gezins)voogd).

5. Tijdens de evaluatiebespreking wordt het concept van het EEHVP onder leiding van

de pleegzorgbegeleider besproken met de betrokken aanwezigen.

6. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens de evaluatiebespreking vult of past

de pleegzorgbegeleider het EEHVP aan.

7. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de evaluatiebespreking een verzoek

in bij het secretariaat om het EEHVP definitief te maken.

8. Secretariaat maakt het EEHVP definitief en de papierenversie toekomen aan de

begeleider.

9. Begeleider ondertekent het EEHVP en doet deze ter ondertekening toekomen aan de

afdelingsmanager.

10. Afdelingsmanager ondertekent het EEHVP en retourneert deze aan de

pleegzorgbegeleider.

11. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het

ondertekende EEHVP ter ondertekening naar ouders, pleegouders en kind (<12 jaar)

te versturen en op te bergen in het kinddossier.

Waar?

7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

IJZA II – Cliënt – Hulpverlening – Evaluaties (gele vlag) – Nieuw.

Wat?

Bij het EEHVP dient het EHVP als basis, maar dienen alle aspecten een overstijgend

niveau beschreven te worden. Dat wil zeggen dat het EEHVP de ontwikkeling beschrijft

van het kind gedurende de gehele pleegzorgplaatsing en niet alleen in het laatste jaar.

Hierbij wordt tevens stilgestaan bij afrondingsaandachtspunten, zoals nazorg, vervolg

van de plaatsing en bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar bij zaken, zoals

studiefinanciering en zorgkostenverzekering.

Page 121: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

121

2.6.4.2 Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan

Waarom?

Bij beëindiging van een plaatsing dienen diverse aspecten van de plaatsing en het

pleeggezin besproken te worden. Om al deze zaken aan de orde te laten komen, dient

het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan (zie 7.5.7) als leidraad. Dit plan bevat alle

informatie over het pleeggezin, zodat specifieke begeleidingsaspecten rond het

pleeggezin bekend zijn en eventuele mogelijkheden voor nieuwe plaatsingen helder zijn.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegouders, pleegouderdossier en eventueel de afdeling bemiddeling.

Wanneer?

Bij afsluiting van de begeleiding dient binnen … weken na afronding van de begeleiding

het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan geschreven te zijn.

Hoe?

1. De pleegzorgbegeleider schrijft een concept van het Eindevaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan en doet deze toekomen aan de gedragsdeskundige.

2. De gedragsdeskundige beoordeelt het Pleegouderbegeleidingsplan en voorziet deze

van de noodzakelijke feedback.

3. Pleegzorgbegeleider herschrijft het concept van het Eindevaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan op grond van de ontvangen feedback.

4. Het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan wordt met pleegouders besproken.

5. Op grond van de uitgewisselde informatie tijdens deze bespreking vult of past de

pleegzorgbegeleider het Evaluatie Pleegouderbegeleidingsplan aan.

6. Pleegzorgbegeleider dient uiterlijk een week na de bespreking een verzoek in bij het

secretariaat om het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan definitief te maken.

7. Secretariaat maakt het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan definitief en doet

de papierenversie toekomen aan de begeleider.

8. Begeleider ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en doet deze

ter ondertekening toekomen aan de afdelingsmanager.

9. Afdelingsmanager ondertekent het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan en

retourneert deze aan de pleegzorgbegeleider.

10. Pleegzorgbegeleider verzoekt het secretariaat, middels het opdrachtenformulier, het

ondertekende Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan ter ondertekening naar

pleegouders te versturen en op te bergen in het pleegouderdossier.

11. Indien nodig verstuurt het secretariaat een kopie van het mutatieformulier en het

Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan naar de afdeling Bemiddeling.

Waar?

7.5.7 Pleegouderbegeleidingsplan

IJZA II – Pleeggezin – Begeleiding – Begeleidingsplannen – Nieuw.

Wat?

Het Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan bevat informatie over de huidige situatie

van het pleeggezin, een evaluatie van de verwachtingen van de pleegouders t.a.v. de

begeleiding, aandachtspunten van de begeleiding en afspraken hier omtrent. Tevens is

er ruimte eventuele wijzigingen in de gezinssituatie te beschrijven.

Bij de beëindiging van de pleegzorgplaatsing wordt in het Eindevaluatie

Pleegouderbegeleidingsplan ook de reden van de beëindiging van de plaatsing

beschreven en afspraken vastgelegd rond beschikbaarheid van pleegouders, het

onderhouden van contact, enzovoorts.

Page 122: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

122

2.6.4.3 Exit-vragenlijst Jongeren

Waarom?

Om te evalueren of cliënten tevreden zijn over het resultaat van de geboden hulp, wordt

aan kind (<12 jaar) en ouders een Exit-vragenlijst (zie 7.8.1, 7.8.2, 7.8.3 en 7.8.4)

toegezonden. Hier wordt gevraagd zelf het resultaat van de hulp te beoordelen. Hiermee

krijgt de instelling inzicht in de tevredenheid van cliënten en dit kan tevens een aanzet

bieden tot kwaliteitsverbetering. Ook kunnen de prestaties richting financiers

verantwoord worden.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider

Voor wie?

Kinddossier.

Wanneer?

Maximaal drie weken voorafgaand of drie weken na beëindiging van de begeleiding.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider laat tijdens het laatste gesprek een papierenversie van de Exit-

vragenlijst Jongeren invullen door het kind. Wanneer dit niet mogelijk is, doet de

pleegzorgbegeleider de Exit-vragenlijst Jongeren op andere wijze aan het kind

toekomen en laat het bijvoorbeeld middels een antwoordenveloppe retourneren.

2. Pleegzorgbegeleider doet de ingevulde Exit-vragenlijst Jongeren in de werkbak van

het secretariaat.

3. Het secretariaat verwerkt de Exit-vragenlijst Jongeren en bergt deze op.

Waar?

7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren

7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren

Wat?

De Exit-vragelijst Jongeren meet de cliënttevredenheid aan de hand van diverse gesloten

en open vragen. Tevens wordt gevraagd de begeleiding een cijfer op een schaal van 1

tot en met 10 te geven.

Page 123: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

123

2.6.4.4 Exit-vragenlijst Ouders

Waarom?

Om te evalueren of cliënten tevreden zijn over het resultaat van de geboden hulp, wordt

aan kind (< 12 jaar) en ouders een Exit-vragenlijst (zie 7.8.1, 7.8.2, 7.8.3 en 7.8.4)

toegezonden. Hen wordt hiermee gevraagd zelf het resultaat van de hulp te beoordelen.

Hiermee krijgt de instelling inzicht in de tevredenheid van cliënten en dit kan tevens een

aanzet bieden tot kwaliteitsverbetering. Ook kunnen de prestaties richting financiers

verantwoord worden.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Kinddossier.

Wanneer?

Maximaal drie weken voorafgaand of drie weken na beëindiging van de begeleiding.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider laat tijdens het laatste gesprek een papierenversie van de Exit-

vragenlijst Jongeren invullen door het kind. Wanneer dit niet mogelijk is, doet de

pleegzorgbegeleider de Exit-vragenlijst Jongeren op andere wijze aan het kind

toekomen en laat het bijvoorbeeld middels een antwoordenveloppe retourneren.

2. Pleegzorgbegeleider doet de ingevulde Exit-vragenlijst Jongeren in de werkbak van

het secretariaat.

3. Het secretariaat verwerkt de Exit-vragenlijst Jongeren en bergt deze op.

Waar?

7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders

7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders

Wat?

De Exit-vragelijst Ouders meet de cliënttevredenheid aan de hand van diverse gesloten

en open vragen. Tevens wordt gevraagd de begeleiding een cijfer op een schaal van 1

tot en met 10 te geven.

Page 124: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

124

2.6.5 Overige

Uitgangspunt

Binnen de begeleiding aan pleeggezinnen kunnen er nog diverse overige vormen van

rapportage noodzakelijk zijn. Deze behoren niet standaard tot de begeleiding en zullen

ook niet bij iedere pleegzorgplaatsing aan de orde zijn.

Doel

Per rapportage zal beschreven worden waarom, door wie, voor wie, wanneer, hoe, waar

en wat beschreven dient te worden.

Richtlijnen

Er kunnen diverse overige rapportages gedurende begeleidingsprocessen naar voren

komen. Er wordt hier niet getracht een volledig overzicht te geven, doch slechts een

aantal voorbeelden.

Gestart zal worden met het Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang (2.6.5.1).

Dit formulier is speciaal voor pleeggezinnen die een pleegkind in de weekenden of

vakanties opvangt.

Bij de aanvraag van de studiefinanciering of –tegemoetkoming voor pleegkinderen, kan

het noodzakelijk zijn om een Verklaring Onafhankelijke Instantie op te stellen (2.6.5.2).

Page 125: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

125

2.6.5.1 Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang

Waarom?

Weekend- of vakantiepleeggezinnen krijgen geen maandelijkse pleegzorgvergoeding. De

pleegzorgvergoeding is bij hen afhankelijk van het aantal nachten dat een pleegkind bij

hen is verbleven. Dit dient geregistreerd te worden op het Mutatie Formulier Weekend-

of Vakantieopvang (zie 7.9.2). Op grond hiervan wordt aan het eind van ieder kwartaal

de pleegzorgvergoeding aan hen uitbetaald.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Financiële administratie en pleegouderdossier.

Wanneer?

Ieder kwartaal.

Hoe?

1. Het secretariaat doet een Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang in het

postvak van de betrokken pleegzorgbegeleider.

2. De pleegzorgbegeleider doet het Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang

toekomen aan het pleeggezin.

3. Het door of samen met pleegouders ingevulde Mutatie Formulier Weekend- of

Vakantieopvang wordt geretourneerd aan het secretariaat (werkbak).

4. Het secretariaat doet het Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang toekomen

aan de financiële administratie en bergt deze op het pleegouderdossier.

Waar?

7.9.2 Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg

Wat?

Op Mutatie Formulier Weekend- of Vakantieopvang wordt per kwartaal door pleegouders

geregistreerd wanneer het pleegkind is aangekomen en weer is vertrokken.

Page 126: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

126

2.6.5.2 Verklaring Onafhankelijke Instantie

Waarom?

Pleegkinderen die (speciaal) voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs of

voortgezet algemeen volwassen onderwijs (vavo) volgen, kunnen een tegemoetkoming

voor scholieren aanvragen. Als een pleegkind beroeps- of hoger onderwijs volgt, dan

heeft het recht op studiefinanciering. Pleegkinderen kunnen een basisbeurs uitwonend

aanvragen eventueel met een aanvullende beurs en een lening.

Wanneer pleegkinderen studiefinanciering of scholierentegemoetkoming aanvragen, dan

kunnen zij tegen een probleem aanlopen. Hierbij wordt namelijk gevraagd naar

financiële gegevens van ouders, waarover pleegkinderen niet altijd kunnen beschikken.

Het pleegkind kan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voormalige Informatie Beheer Groep) verzoeken het

inkomen van de ouders rechtstreeks op te vragen bij de Belastingdienst óf het inkomen

van de ouders buiten beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs

of studietegemoetkoming. In de laatstgenoemde situatie is het een wettelijke vereiste

dat het pleegkind met het verzoek een Verklaring Onafhankelijke Instantie t.b.v. regeling

studiefinanciering „weigerachtige ouders‟ (zie 7.10.1 en 7.10.2) verstuurt. Hiermee dient

het pleegkind het verzoek in om het inkomen van ouders buiten beschouwing te laten.

Door wie?

Pleegzorgbegeleider.

Voor wie?

Pleegkind, kinddossier en DUO.

Wanneer?

Wanneer het pleegkind een aanvraag voor studiefinanciering of –tegemoetkoming

indient bij DUO bestaan er twee situaties waarin een Verklaring Onafhankelijke Instantie

geschreven kan worden, namelijk wanneer:

a. het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact

meer gehad met (één van) de ouders;

b. als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (één van) de ouders heeft én

de ouders weigeren of één van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te

verstrekken.

Hoe?

1. Pleegzorgbegeleider stelt de Verklaring Onafhankelijke Instantie op.

2. Pleegzorgbegeleider print de verklaring in tweevoud op officieel briefpapier van

FlexusJeugdplein en voorziet deze van een handtekening en stempel van

FlexusJeugdplein (aanwezig bij de receptie).

3. Pleegzorgbegeleider doet één verklaring aan het pleegkind toekomen en doet de

andere in de opbergbak van het secretariaat om in het kinddossier op te bergen.

Waar?

7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering

7.10.2 Toelichting verklaring onafhankelijke instantie

Wat?

Als het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact

meer heeft gehad met (één van) de ouders, dient in de verklaring in elk geval te staan:

- vanaf welke leeftijd het pleegkind geen contact meer heeft met de ouder(s);

- dat het contact tussen het pleegkind en de ouder(s) is verbroken en waarom dit

zo is (in het kort aan te geven).

Page 127: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

127

Als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (één van) de ouders heeft én de

ouders weigeren of één van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te

verstrekken, dan moet de uit de verklaring blijken:

- wat de ernst is van het conflict;

- sinds welke leeftijd er sprake is van een verbroken contact met (één van) de

ouders als gevolg van een onverzoenlijk conflict;

- hoe het conflict is ontstaan;

- wat de achtergronden en de oorzaken zijn van de verbroken ouder-kindrelatie.

Page 128: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

128

2.7 Overigen

Uitgangspunt

Naast de reguliere stappen die in het begeleidingsproces aan pleeggezinnen horen, zijn

er een aantal onderdelen die bij de begeleiding horen. Deze zullen niet bij alle

pleeggezinnen aan de orde komen, vandaar dat deze afzonderlijk beschreven worden.

Desondanks is het wel van belang dat begeleiders pleegzorg in deze gevallen op de

hoogte zijn van de wijze van handelen.

Doel

Duidelijkheid verschaffen over de verschillende overige zaken die bij de begeleiding van

pleeggezinnen komt kijken.

Richtlijnen

Er kunnen diverse overige zaken aan de orde komen bij de begeleiding aan

pleeggezinnen, die niet standaard bij deze begeleiding hoort. Hier zal beschreven

worden:

- De dossierinzage (zie 2.7.1), specifiek voor het pleegkind (zie 2.7.1.1), de

biologische ouders (zie 2.7.1.2) en de pleegouder(s) (zie 2.7.1.3);

- Declaraties van pleegouders (zie 2.7.2);

- Opslagregeling (€3,17) voor uitzonderlijke plaatsingen (zie 2.7.3).

Page 129: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

129

2.7.1 Dossierinzage

Doel

Van iedere cliënt bij FlexusJeugdplein wordt een dossier aangelegd. In het dossier

worden gegevens vastgelegd die van belang zijn voor de uitvoering van de zorg. Een

belangrijk uitgangspunt voor de hulpverlening is openheid naar de cliënt. Een

belangrijk onderdeel hiervan is het recht om te weten wat er over hem of haar wordt

geregistreerd. Een cliënt heeft recht op inzage in zijn dossiergegevens. Iedere cliënt

wordt geïnformeerd dat over hem of haar gegevens zijn opgeslagen. Ook wordt de cliënt

geïnformeerd over zijn rechten met betrekking tot inzage.

Uitgangspunten

- Medewerkers van FlexusJeugdplein gaan zorgvuldig om met cliëntgegevens.

- Begeleiders pleegzorg zullen normaal gesproken gedurende de uitvoering van de

begeleiding de dossierstukken met de cliënt bespreken. Meestal krijgt de cliënt

ook een kopie van deze stukken.

- Het cliëntdossier bevat, indien aan de orde en relevant, de volgende gegevens:

a. Persoonsgegevens

● Naam

● Adres

● Geboortedatum

● Geboorteplaats en –land

● Bovenstaande gegevens zowel van de jeugdige als van de ouders, en zo

nodig van broer(s) en zus(sen).

b. Indicatie van Bureau Jeugdzorg en eventuele herindicaties in het geval van

geïndiceerde jeugdzorg.

c. Documenten waarin doel, werkwijze, verloop en evaluatie van de

zorgverlening van FlexusJeugdplein staat beschreven, zoals

hulpverleningsplannen, werkplannen, zorgplannen en evaluatieverslagen.

d. Waardering van de cliënt: het hulpverleningsplan/zorgplan is voorzien van de

handtekening van de cliënt. Indien de handtekening van de cliënt ontbreekt:

een verklaring waarin aangegeven wordt waarom de handtekening ontbreekt

en/of een afschrift van de (standaard-)brief die aan de cliënt is gezonden met

het verzoek om te ondertekenen.

f. Medische gegeven (medicatie, onderzoek en controle) indien noodzakelijk voor

het bieden van effectieve hulp.

g. Aanvullende onderzoeken/testgegevens indien noodzakelijk voor het bieden

van effectieve hulp, zoals:

● Intelligentieonderzoek

● Psychologisch onderzoek

● Psychiatrisch onderzoek

● Pedagogisch-didactisch onderzoek

● Gegevens logopedie, fysiotherapie

● Raadsonderzoek

h. Correspondentie met externen, zoals:

● Vroegere hulpverlening

● Informatie van school

i. Aantekeningen van verstrekking van gegevens aan externen

● Toestemmingsverklaringen voor verstrekking van gegevens aan

externen.

j. Alle overige persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan

wettelijke registratieverplichtingen.

- Zodra FlexusJeugdplein rapportage van derden ontvangt (zoals rapportage van

andere zorgaanbieders, Bureau jeugdzorg of externe (forensische) psychologische

of psychiatrische onderzoeken) wordt deze informatie onderdeel van het dossier

en valt deze onder de privacyregels van FlexusJeugdplein. Een cliënt heeft

daarom in principe recht op inzage in deze gegevens. Het is van belang dat de

Page 130: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

130

pleegzorgbegeleider degene die de rapportage opstelt hierop wijst. Als het

rapport informatie bevat die niet aan betrokkenen ter kennis mag komen, dan

doet de opsteller van het rapport er goed aan hiervoor nadrukkelijk aandacht te

vragen. Op de pleegzorgbegeleider rust vervolgens de plicht om hier zorgvuldig

mee om te gaan.

- Rapporten die nog in bewerking zijn, zijn geen onderdeel van het dossier en zijn

daarom niet ter inzage.

- Persoonlijke werkaantekeningen, waarin de pleegzorgbegeleider persoonlijke,

voorlopige indrukken en waarnemingen vastlegt, behoren niet tot het dossier en

worden apart van het dossier bewaard.

- Aangezien de persoonlijke werkaantekeningen niet tot het dossier behoren

worden deze niet verstrekt aan anderen.

- Als de pleegzorgbegeleider gegevens uit de persoonlijke werkaantekeningen

mondeling of schriftelijk aan anderen verstrekt, vallen deze gegevens vanaf dat

moment wel onder het dossier.

- Directe toegang tot het dossier hebben alleen medewerkers van FlexusJeugdplein

die betrokken zijn bij de hulpverlening aan de cliënt en waarvoor het noodzakelijk

is voor de uitvoering van hun taak. Anderen dan deze personen hebben slechts

toegang indien een wettelijk voorschrift FlexusJeugdplein verplicht tot het

verlenen van toegang.

- Cliëntgegevens kunnen alleen worden verstrekt aan of met toestemming van de

cliënt. Begeleiders mogen geen informatie aan derden geven zonder

uitdrukkelijke toestemming van de cliënt. Indien de cliënt jonger dan 12 jaar is of

niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen te

zake, is in plaats van diens toestemming de toestemming van zijn wettelijk

vertegenwoordiger vereist.

- Bij „derdenverstrekking‟ kan gedacht worden aan informatieverstrekking aan

andere (externe) hulpverleners, maar in bepaalde gevallen ook aan verstrekking

van informatie aan de ouders (wel of niet belast met het ouderlijk gezag). Ook

interne gegevensverkeer tussen de verschillende afdelingen van FlexusJeugplein

behoort hiertoe. Derdenverstrekking vindt uitsluitend plaats in het kader van de

hulpverlening.

- Zonder toestemming van de cliënt kunnen wel inlichtingen over de cliënt

verstrekt worden aan de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg,

indien dit noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van hun taken. Dit

kan eveneens aan een stichting (A.M.K.) indien dit noodzakelijk kan worden

geacht om een situatie van kindermishandeling te beëindigen of een redelijk

vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken.

- Derden hebben alleen toegang tot dossiers indien een wettelijk voorschrift

verplicht tot toegang. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld ambtenaren

van de Inspectie Jeugdzorg, maar ook diegene die beroepshalve medewerking bij

de toegang tot en de uitvoering van jeugdzorg noodzakelijk is, alsmede degenen

die zijn betrokken bij de voorbereiding of uitvoering van de taken (voorlopige)

(gezins-) voogdij en jeugdreclassering, mits voor zover dit voor de medewerking

bij de toegang, de uitvoering van de jeugdzorg of de voorbereiding of uitvoering

van een maatregel noodzakelijk is.

- De cliënt heeft alleen recht op inzage in gegevens die hem zelf betreffen en niet

in gegevens van een ander.

- Weigering van het geven van (bepaalde) informatie aan de cliënt is mogelijk als

door het verstrekken ervan de persoonlijke levenssfeer (privacy) van een derde

kan worden geschaad. Als gegevens van bijvoorbeeld gezinsleden dermate

verweven zijn met de gegevens van de cliënt dat zij moeilijk te scheiden zijn, dan

worden zij geacht de cliënt zelf te betreffen en niet de derde. Dit is niet het geval

wanneer gegevens dermate losstaan van de cliënt dat er sprake is van voldoende

zelfstandigheid. Als de ander, op wie de persoonsgegevens betrekking hebben,

toestemming geeft, kan inzage worden verschaft. De ander kan dit ook weigeren.

Deze persoon kan zich echter niet altijd op schending van zijn privacy beroepen

Page 131: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

131

en op die manier de inzage van de cliënt blokkeren. De pleegzorgbegeleider moet

in dat geval afwegen of de persoonlijke levenssfeer van de derde zou worden

geschaad, als inzage wordt verleend aan de cliënt. Op grond hiervan wordt

bepaald of de cliënt inzage krijgt in (een gedeelte van) het dossier. Het belang

van het kind staat daarbij voorop. Uitgangspunt blijft openheid naar de cliënt toe.

Alleen indien het belang van de ander dan de cliënt zwaarwegend is, wordt inzage

geweigerd.

- Het kan ook voorkomen dat er informatie is verschaft door particulieren of

beroepskrachten, waarbij het belang is dat niet bekend wordt van wie deze

informatie afkomstig is. Uitgangspunt blijft ook hier openheid naar de cliënt. In

principe zal voor beroepskrachten eerder gelden dat zij niet anoniem informatie

kunnen verstrekken. Het is wel van belang dat een pleegzorgbegeleider van

FlexusJeugdplein vooraf aan de informant meldt dat de informatie in principe

wordt besproken met de jeugdige en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger.

- Indien FlexusJeugdplein geen inzage wenst te geven dan dient deze een

weigering gemotiveerd en schriftelijk te worden gemeld aan de cliënt. Ook als een

verzoek niet binnen vier weken kan worden afgehandeld, dient dit gemotiveerd

aan de cliënt te worden meegedeeld.

- Een cliënt die inzage heeft gehad in zijn dossiergegevens heeft ook recht op een

afschrift van deze gegevens. De in het dossier aanwezige originele documenten

blijven in het bezit van FlexusJeugdplein.

- FlexusJeugdplein moet, indien een cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger

daarom vraagt, zo spoedig mogelijk inzage en afschrift van de dossierstukken

geven die betrekking hebben op deze cliënt. Richtlijn hiervoor is dat dit niet

langer dan vier weken duurt.

- Voor de verstrekking van afschriften van het dossier kan een vergoeding

gevraagd worden. De vergoeding voor de verstrekking van een afschrift bedraagt

€0,23 per pagina met een maximum van €4,50. Wanneer het afschrift bestaat uit

meer dan honderd pagina‟s dan wordt een hierbij passende vergoeding in

rekening gebracht van ten hoogste €22,50. Dit betekent:

● 0-19 pagina‟s : €0,23 per pagina;

● 20-100 pagina‟s : €4,50 euro;

● meer dan 100 pagina‟s : kostprijs met een maximum van €22,50.

- Inzage en afschrift van dossierstukken zijn belangrijke rechten van cliënten. Het

kan voorkomen dat een cliënt misbruik van zijn rechten maakt. Mocht een cliënt

meer dan gemiddeld en meer dan noodzakelijk om inzage vragen, dan kan

FlexusJeugplein inzage weigeren.

- De betrokkene aan wie inzage is verleend dan wel mededeling is gedaan omtrent

zijn persoonsgegevens, kan FlexusJeugdplein schriftelijk verzoeken de hem

betreffende persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af

te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van

de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd

met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek wordt ingediend door

de cliënt zelf of door de wettelijk vertegenwoordiger indien de cliënt jonger is dan

twaalf jaar of niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van

zijn belangen terzake. Het verzoek moet de aan te brengen wijzigingen bevatten,

inclusief een concreet en onderbouwd weergave van wat naar zijn oordeel wel

een juiste weergave van de werkelijkheid is. FlexusJeugdplein moet binnen vier

weken schriftelijk laten weten in welke mate aan het verzoek gehoor wordt

gegeven (niet, gedeeltelijk of volledig). Als wordt besloten om gegevens te

corrigeren, dan wordt dit zo snel als redelijkerwijs mogelijk gedaan. In het geval

de gegevens om technische redenen niet kunnen worden gewijzigd, dan moet de

betrokkene hierover geïnformeerd worden . Indien FlexusJeugdplein tot correctie

van de gegevens overgaat, is deze verplicht om aan derden aan wie de gegevens

eerder zijn verstrekt, zo spoedig mogelijk door te geven dat de gegevens zijn

gecorrigeerd. Dit hoeft niet indien dit onmogelijk is of een onevenredige

inspanning kost. Zo zal het voor FlexusJeugdplein praktisch onmogelijk zijn een

Page 132: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

132

derde te informeren die in een ver verleden gegevens heeft verstrekt en

vervolgens een aantal malen is verhuisd, zodat het zeer moeilijk is achter de

huidige woon- of verblijfplaats te komen. Indien de verzoeker daar om vraagt,

meldt FlexusJeugdplein hem aan welke derden de mededeling is gedaan.

- Indien een vergoeding voor inzage is gevraagd dient dit bedrag te worden

teruggegeven indien FlexusJeugdplein op verzoek van de betrokkene tot

verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming is overgegaan.

- FlexusJeugdplein bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het

verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij aan het verzoek voldoet. Een

weigering is met redenen omkleed.

- Er wordt onderscheid gemaakt in een lopend dossier (cliënten die begeleid

worden) en een afgesloten dossier (cliënten van wie de begeleiding is afgesloten).

- Er bestaat een bewaartermijn van 15 jaar voor afgesloten dossiers.

FlexusJeugdplein bewaart de dossiers gedurende vijftien jaar, te rekenen vanaf

het tijdstip waarop deze is vervaardigd of zoveel langer als redelijkerwijs in

verband met een zorgvuldige hulpverlening noodzakelijk is. Na die periode wordt

het dossier vernietigd. Digitale persoonsgegevens worden direct bij afsluiting

gewist.

- Afgesloten dossiers worden nog één jaar door het afdelingssecretariaat beheerd.

Daarna zorgt de afdelingssecretaresse ervoor dat het dossier naar de huismeester

gaat. Deze bergt het dossier op in het centraal archief aan de Diergaardesingel

71.

- Op de afgesloten dossiers ondergebracht in het archief, is het Privacyreglement

onverkort van toepassing.

- Alleen op verzoek van de cliënt is verkorting van het bewaartermijn mogelijk. De

cliënt kan schriftelijk verzoeken zijn persoonsgegevens te vernietigen. Het

verzoek wordt ingediend door de cliënt zelf of door de wettelijk

vertegenwoordiger indien de cliënt jonger is dan twaalf jaar of niet in staat kan

worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake. De

verantwoordelijke vernietigt binnen drie maanden de persoonsgegevens van de

verzoeker, tenzij het persoonsgegevens betreft waarvan redelijkerwijs kan

worden aangenomen dat bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan

de verzoeker of indien de vernietiging in strijd is met de wet.

Richtlijnen

Pleegzorgbegeleiders zullen het meest te maken hebben met aanvragen voor

dossierinzage van het kind, de biologische ouders (of wettelijk vertegenwoordigers) en

de pleegouders. Deze zullen hier verder toegelicht worden.

Page 133: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

133

2.7.1.1 Dossierinzage pleegkind

Doel

Zoals reeds beschreven hebben cliënten recht op inzage en afschrift van hun

cliëntdossier. Hiertoe moeten zij desgewenst de mogelijkheid krijgen.

Uitgangspunten

- Als de cliënt jonger is dan 12 jaar heeft hij geen recht op inzage in zijn eigen

gegevens, wat niet betekent dat een pleegzorgbegeleider dan geen informatie

mag geven. Het kind wordt „op zijn niveau ‟ betrokken bij de hulpverlening.

- Vanaf 12 jaar heeft de jeugdige wel recht op inzage in zijn eigen gegevens, tenzij

hij niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen

ter zake. Het is aan de pleegzorgbegeleider (eventueel in overleg met de

gedragsdeskundige) om dit te beoordelen.

- De wils(on)bekwaamheid van een jeugdige kan worden vastgesteld door

waarneming van de totale geestelijke toestand van de jeugdige. Of een jeugdige

in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen is afhankelijk van zijn

cognitieve ontwikkelingsniveau, zijn persoonlijkheidsontwikkeling en zijn

psychisch functioneren. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat het niet

gaat om een algehele wils(on)bekwaamheid, maar dat er een duidelijke relatie

met het specifiek onderwerp moet zijn: kan deze jeugdige de gevolgen van het

verkrijgen van deze informatie hanteren? De mening van de ouders kan daarbij

meewegen, maar is niet doorslaggevend. Het is denkbaar dat FlexusJeugdplein

informatie heeft over een jeugdige cliënt of over zijn ouders die de jeugdige beter

niet te weten kan komen. Denk bijvoorbeeld aan afstammingsgegevens, waarbij

de timing voor het verstrekken van dit soort informatie vaak nogal nauw luistert.

Per geval zal een beslissing genomen moeten worden of de informatie wordt

verstrekt.

Stappenplan

?

??? Hiervoor kunnen zij een verzoek indienen bij de pleegzorgbegeleider. Indien een

cliënt een afgesloten dossier wil inzien (binnen 15 jaar na afsluiting van de begeleiding)

en diens pleegzorgbegeleider niet langer in dienst is bij FlexusJeugdplein, kan deze zich

richten tot de afdelingsmanager???

Om te voorkomen dat iemand door het gebruik van een naam van een ander gegevens

over deze persoon verkrijgt, is FlexusJeugdplein verplicht de identiteit van de verzoeker

vaststellen.

Page 134: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

134

2.7.1.2 Dossierinzage ouder(s)/wettelijk vertegenwoordigers

Doel

Ouders en wettelijk vertegenwoordigers hebben in specifieke situaties ook het recht op

dossierinzage en dienen hier desgewenst de mogelijkheid toe te krijgen.

Uitgangspunten

- Wettelijk vertegenwoordigers over een kind zijn de ouder(s) en/of instantie die

(gedeeltelijk) belast zijn met het juridisch gezag.

- Pleegouders zijn alleen wettelijk vertegenwoordiger als zij pleegoudervoogdij

hebben over het kind.

- Voor cliënten onder de zestien jaar geldt dat hun wettelijk vertegenwoordiger

recht heeft op inlichtingen over, inzage in en afschrift van gegevens van de cliënt.

- Ook ten aanzien van cliënten die wel de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt,

maar niet in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen ter zake

heeft de wettelijk vertegenwoordiger recht op informatie.

- FlexusJeugdplein kan de inzage aan de wettelijk vertegenwoordiger weigeren als

het belang van het kind zich hiertegen verzet. Dit kan bijvoorbeeld als de

wettelijk vertegenwoordiger het kind onttrekt aan de nodige zorg, er gevreesd

moet worden voor het toebrengen van psychische schade aan het kind en het

ernstig schaden van de vertrouwensband tussen het kind en de

pleegzorgbegeleider (zeker indien de jeugdige al twaalf jaar of ouder is, dient zijn

mening zeer serieus genomen te worden, maar ouders dienen wel zodanig

geïnformeerd worden dat zij hun taak als opvoeder kunnen waarmaken). Soms

kan ervoor gekozen te worden geen inzage te verschaffen, maar in een gesprek

enige informatie te bieden of inzage pas in een later stadium toe te staan. Het

verdient de voorkeur om met een jeugdige af te spreken hoe, wanneer en op

welke wijze de wettelijk vertegenwoordiger wordt geïnformeerd.

- Informatieverstrekking aan ouders over een wilsbekwame cliënt van zestien jaar

en ouder valt niet onder de inzageregels, maar onder de regels voor

derdenverstrekking. Ook het verstrekken van informatie aan een ouder die niet

met het gezag is belast valt onder „derdenverstrekking‟.

- De ouder die niet met gezag is belast en dus geen wettelijk vertegenwoordiger is

heeft de mogelijkheid informatie te krijgen over diens kind. Dit is de

verantwoordelijkheid van de ouder of instantie belast met het gezag over het

kind. Wanneer deze dit weigert en er een verzoek van ouder zonder gezag

binnenkomt, dan kan de pleegzorgbegeleider de hoogstnoodzakelijke informatie

verschaffen. Het gaat hierbij over algemene informatie over het geestelijk en

lichamelijk welzijn van het kind (bijvoorbeeld leerprestaties en overplaatsingen).

Ook kan besloten worden het verschaffen van informatie te weigeren. Dit moet

goed gemotiveerd worden. Redenen hiervoor kunnen zijn dat de ouder met gezag

of de pleegouder(s) de informatie ook niet krijgt of dat de belangen van het kind

verzetten zich tegen het verstrekken van de informatie. De niet met gezag

belaste ouder zich middels een advocaat tot de rechtbank wenden met het

verzoek te bepalen dat de informatie alsnog wordt verschaft. De gevraagde

informatie dient dan te worden overlegd aan de rechter zodat de rechter kan

beoordelen of terecht besloten is de informatie niet te verstrekken. Als de rechter

tot het oordeel komt dat de informatie terecht is geweigerd, wijst hij het verzoek

van de niet met gezag belaste ouder af. Beoordeelt de rechter dat de informatie

onterecht is geweigerd, dan dient de niet met gezag belaste ouder de verzochte

informatie alsnog te krijgen.

Stappenplan

?

Page 135: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

135

2.7.1.3 Dossierinzage pleegouder

Doel

Persoonsgegevens over pleegouders worden gescheiden van het cliëntdossier bewaard,

in het pleegouderdossier. De pleegouders hebben recht van inzage en afschrift van dit

dossier. Hiertoe moeten zij desgewenst de mogelijkheid krijgen.

Uitgangspunten

- Pleegouders hebben in het algemeen geen recht op inzage van het cliëntdossier

van hun pleegkind, aangezien zij geen wettelijk vertegenwoordigers van hun

pleegkind zijn (uitgezonderd pleegoudervoogden) en niet beroepshalve bij de

hulpverlening van het pleegkind betrokken zijn. Pleegouders zijn immers niet als

medewerker van FlexusJeugdplein betrokken bij hun pleegkind.

- Pleegouders moeten zo volledig als mogelijk geïnformeerd worden over de

achtergrond van het pleegkind. Aangezien zij geen recht hebben op inzage van de

gegevens weegt de pleegzorgbegeleider af welke informatie nodig is voor de

pleegouders om het kind goed op te kunnen vangen. Zo zal verstrekking van

informatie over het kind zelf sneller noodzakelijk zijn dan verstrekking van

informatie over de ouders.

- Gegevens van de pleegouders kunnen in het cliëntdossier opgenomen worden,

mits deze in het kader van de begeleiding van het kind zijn. De

pleegzorgbegeleider stelt de pleegouders hiervan op de hoogte.

- Pleegouders hebben inzage in het cliëntdossier van hun pleegkind voor zover

deze gegevens over henzelf gaan. Maar als bijvoorbeeld pleegouders vragen wat

er over hen staat vermeld in het dossier van de cliënt, dan hebben zij in beginsel

wel recht op inzage in hun eigen gegevens. De gegevens van de pleegouders

moeten dan wel voldoende zelfstandigheid bezitten. Dit betekent dat deze

gegevens dermate los staan van de gegevens van de cliënt dat zij hiervan te

scheiden zijn. Aan de pleegouders wordt in dat geval alleen inzage in hun eigen

gegevens verstrekt. Deze gegevens worden zoveel als mogelijk gescheiden

opgeslagen in het pleegouderdossier, welke in het geheel toegankelijk is voor de

pleegouders.

- De cliënt (kind, ouders en/of wettelijk vertegenwoordigers) heeft geen recht van

inzage of afschrift van het pleegouderdossier.

- Het pleegouderdossier bevat, indien aan de orde en relevant, de volgende

gegevens:

a. Correspondentie

● Ingaande en uitgaande post betreffende het pleeggezin

b. Officiële stukken

● Verklaring van geen bezwaar Raad voor de Kinderbescherming

● Medische verklaring

● Pleegzorgcontract

● Enzovoorts

c. Inhoudelijke rapportage

● VIP rapportage of Verslag netwerkscreening

● (Evaluatie) pleegoudersbegeleidingsplannen

● Bijplaatsingsverslagen

● Pas op de Plaats verslagen

● Enzovoorts

d. Financiële gegevens

● Mutatieformulieren

● Declaratieformulieren

● Aanvraagformulieren opslagregeling

● Enzovoorts

e. Verklaringen omtrent inzage en afgifte van gegevens

f. Stukken die betrekking hebben op eventuele klachten

Page 136: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

136

Stappenplan

?

Page 137: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

137

2.7.2 Declaraties pleegouders

Doel

Pleegouders krijgen een pleegzorgvergoeding. Deze maandelijkse bijdrage is bedoeld

voor de verzorging van het pleegkind en is geen salaris of inkomen voor de pleegouders.

De vergoeding is bedoeld voor de normale, terugkerende kosten van opvoeding en

verzorging van pleegkinderen. Het gaat onder meer om de kosten voor voeding,

inrichting, verwarming, bewassing, zak- en kleedgeld, deelnamen aan maatsschappelijke

activiteiten (zoals sportverenigingen), kleine kosten voor onderwijs (pennen, agenda,

schriften, enzovoorts), ziektekosten (zoals eigen bijdrage) en reiskosten (bijvoorbeeld

voor school en bezoeken aan de ouders). In bijzondere gevallen kunnen pleegouders

extra kosten declareren. Het gaat hierbij enerzijds om kosten die zij bij FlexusJeugdplein

kunnen declareren en anderzijds kosten die zij afhankelijk van het juridische kader van

de plaatsing bij Bureau Jeugdzorg kunnen declareren.

Uitgangspunten

- De kosten die bij FlexusJeugdplein kunnen worden gedeclareerd naast de

pleegzorgvergoeding zijn uitsluitend reiskosten die in het kader van de

hulpverlening aan het pleegkind worden gemaakt. Het betreft een beperkte mate

van vergoeding, wanneer de reiskosten gemaakt worden voor diagnostische

onderzoeken, evaluatiebesprekingen, adviesgesprekken en verplichte

familiecontacten (mits de reisafstanden uitkomen boven de 500 km per jaar). De

vergoeding bedraagt €0,18 per kilometer of de kosten van openbaarvervoer 2e

klasse (na inlevering van de originele vervoersbewijzen).

- Wanneer pleegouders extra kosten declareren bij FlexusJeugdplein, dan dient de

afdelingsmanager hiermee akkoord te zijn.

- Afhankelijk van justitiële maatregel kan een tegemoetkoming in extra kosten bij

Bureau Jeugdzorg aangevraagd worden (zie pleegouderband). Het gaat hierbij

om de kosten voor:

onderwijs;

paspoort of identiteitsbewijs;

kleding;

fiets, bromfiets, helm en verzekering;

brilmontuur;

contactlenzen/brillenglazen;

plaswekker of andere apparatuur i.v.m. bedplassen;

begrafenis.

Stappenplan

Bij FlexusJeugdplein kunnen in bijzondere situaties reiskosten in het kader van de

hulpverlening gedeclareerd worden.

1. De pleegouders vullen een declaratieformulier voor reiskosten in het kader van de

hulpverlening in en doet deze aan de pleegzorgbegeleider toekomen (zie 7.10.4 of

pleegouderband).

2. De pleegzorgbegeleider controleert het declaratieformulier op compleetheid en

correctheid, ondertekent deze en doet hem toekomen aan de afdelingsmanager.

3. De afdelingsmanager ondertekent het declaratieformulier en geeft hem terug aan de

pleegzorgbegeleider.

4. De pleegzorgbegeleider draagt er zorg voor dat een kopie van het declaratieformulier

in het pleegouderdossier komt en dat het origineel richting de financiële administratie

gaat.

Met betrekking tot de kosten die bij Bureau Jeugdzorg gedeclareerd kunnen worden,

kunnen pleegouders gebruik maken van het Declaratieformulier overige kosten (dus

geen verzorgingskosten), welke terug te vinden is in de pleegouderband. Deze wordt

door de pleegouders direct naar Bureau Jeugdzorg verzonden en daar verder

afgehandeld.

Page 138: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

138

2.7.3 Opslagregeling (€3,17)

Doel

In bijzondere situaties kunnen pleegouders voor de noodzakelijke kosten van hun

pleegkind een hogere vergoeding nodig hebben om hun pleegkind(eren) een goede

opvoeding en verzorging te geven. Dan hebben zij recht op de opslagregeling van €3,17

per dag boven op hun pleegzorgvergoeding.

Uitgangspunten

- Pleegouders hebben recht op de opslagregeling wanneer er sprake is van (een

combinatie van):

een groot pleeggezin (van drie of meer pleegkinderen, waarbij de opslag

wordt uitbetaald voor derde en volgende kinderen);

een pleegkind met een lichamelijke of geestelijke handicap;

een crisisplaatsing (maximaal 1x4 weken);

een AGO-plaatsing (maximaal 1x4 weken);

een observatieplaatsing (maximaal 1x4 weken).

- Het is de taak van de begeleiders pleegzorg om de opslagregeling voor de

pleegouders aan te vragen. Wanneer er sprake is van een groot pleeggezin, dan

dient de opslagregeling voorafgaand aan de bijplaatsing aangevraagd worden en

voor het nieuwe kalender jaar iedere december weer.

- De afdelingsmanager keurt de opslagregeling goed en de financiële administratie

geeft hier vervolgens akkoord op.

Stappenplan

1. De pleegzorgbegeleider vult een Aanvraagformulier Opslagregeling €3,17 (zie 7.10.5)

in en doet deze aan de afdelingsmanager toekomen.

2. De afdelingsmanager ondertekent het Aanvraagformulier en geeft deze terug aan de

pleegzorgbegeleider.

3. De pleegzorgbegeleider maakt een kopie van het Aanvraagformulier en vraagt het

secretariaat deze op te bergen in het pleegouderdossier.

4. De pleegzorgbegeleider verstuurt het Aanvraagformulier naar de financiële

administratie.

5. De financiële administratie verwerkt de aanvraag en handelt deze verder af.

6. De pleegouders krijgen vervolgens tegelijk met de pleegoudervergoeding de

opslagregeling uitbetaald.

Page 139: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

139

Hoofdstuk 3

Extra interne hulpverleningsmogelijkheden

Page 140: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

140

3.1 Hechtingsproblematiek

Uitgangspunt

Hechting is de relatie van een kind met een gehechtheidsfiguur welke het kind gebruikt

als veilige basis in stressvolle omstandigheden. Dit vormt de basisvoorwaarde voor een

gezonde sociaal-emotionele, verstandelijke en motorische ontwikkeling.

Voor het ontstaan van een goede hechting met de gehechtheidsfiguur is het vooral van

belang dat er continuïteit is in de verzorging met tenminste één vaste opvoeder. Deze

continuïteit mist vaak in het leven van pleegkinderen. Zij hebben één of meer

overplaatsingen meegemaakt en dit vormt een risicofactor voor de

hechtingsontwikkeling. Daarnaast zijn de omstandigheden van pleegkinderen tijdens de

zwangerschap en in de eerste maanden en jaren daarna vaak verre van optimaal

geweest. Hierbij kan gedacht worden aan alcohol- en drugsmisbruik, mishandeling,

verwaarlozing, misbruik, ondervoeding, zwerversbestaan, enzovoorts. Juist veiligheid en

geborgenheid in die eerste levensjaren zijn van groot belang voor de vorming van een

hechtingsrelatie. Hoewel niet bij ieder maar wel bij veel pleegkinderen bestaat de kans

van het ontwikkelen een onveilige hechting op grond van de beschreven risicofactoren.

Een opvoedingssituatie binnen een gezin, zoals een pleeggezin, biedt een kind met

problemen op het gebied van hechting de meeste mogelijkheden op het geheel of ten

dele inhalen van de hechtingsachterstand. Afhankelijk van de mogelijkheden van de

opvoeder en de leeftijd van het kind kan de duur variëren van enkele weken tot enkele

maanden en soms jaren. De ontwikkelingsfase van de hechting moet als het ware

ingehaald worden. Pleegouders dienen hierbij op de juiste wijze ondersteund te worden,

waarbij getracht moet worden de vaak frustrerende interactiepatronen tussen het

pleegkind en de pleegouders te doorbreken.

Het vinden van veiligheid en geborgenheid in een pleeggezin vormt de eerste aanzet tot

hechting, maar vaak is er meer nodig. Het basisvertrouwen in anderen kan ontbreken.

Dit wordt een onveilige hechting genoemd. Dit kan in extreme situaties tot een reactieve

hechtingsstoornis leiden. Hierbij heeft het kind geleerd dat het van belang is om zich niet

te hechten, vanuit een angst om de gehechtheidsfiguur te verliezen. Het kind lokt weinig

adequate zorg en bescherming uit bij de opvoeder. Voor opvoeders kan dit zeer

frustrerend zijn. Zij worden immers continu afgewezen door het kind. Het kan ook

voorkomen dat het kind zich juist vastklampt aan de opvoeder. Beide uitersten kunnen

leiden tot een neiging van de pleegouders om te stoppen met een gezonde benadering

van het kind. Zodoende kunnen het kind en de opvoeder(s) in interactieproblemen

terecht komen die niet heilzaam zijn voor het kind en voor de opvoeder ook

onbevredigend zijn.

Bij hechtingsproblemen en in het bijzonder bij een reactieve hechtingsstoornis zijn de

normale ouderlijke vaardigheden ontoereikend en wordt er in de opvoeding van dit kind

specifieke deskundigheid van de pleegouder(s) gevraagd.

Doel

Een overzicht geven van de mogelijkheden om extra hulpverleningsopties in de

begeleiding te implementeren, wanneer er sprake is van problemen op het gebied van

hechting.

Richtlijnen

Wanneer er aanwijzingen zijn voor hechtingsproblemen, dan kan dit verder geëxploreerd

worden middels Vragenlijsten (zie 3.1.1). Hieruit kan naar voren komen dat verder

diagnostisch onderzoek (zie 3.2) naar de hechtingsontwikkeling gewenst. Ondersteuning

aan de pleegouders op het gebied van de hechtingsontwikkeling van het pleegkind,

ongeacht de ernst van de problematiek, kan de vorm van Video Interactie Begeleiding

(zie 3.1.2) of Sherborn (zie 3.1.3) hebben.

Page 141: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

141

Achtergrondinformatie

Voor de volledigheid wordt hier de nodige achtergrondinformatie over

hechtingsproblemen gegeven, zodat de pleegzorgbegeleider deze kennis in de

begeleiding aan de pleeggezinnen mee kan nemen.

Signalen van hechtingsproblemen

Grofweg kunnen kinderen met hechtingsproblemen in twee groepen ingedeeld worden.

Deze zullen hier in hun extremen beschreven worden. De signalen kunnen zeer divers

zijn, maar zijn allemaal terug te leiden naar de angst om zich over te geven.

Er zijn kinderen die veel verzet laten zien. Zij verzetten zich tegen alle vormen van

nabijheid, zoals troost en aanraking. Dat verzicht richt zich vooral tegen de opvoeder die

emotioneel en van nature het meest dichtbij staat. Bij andere mensen daarentegen kan

hetzelfde kind zich te vrijpostig opstellen, door op schoot te kruipen, zich op te laten

tillen, enzovoorts. In feite geeft het kind met dit gedrag aan wie er werkelijk belangrijk

voor hem is, namelijk de opvoeder waartegen het zich het meest verzet. De angst zich

aan die persoon te hechten is bijzonder groot. Uit angst zich over te geven aan de ander

zal het proberen alles zelf in de hand te houden. Door negatief gedrag te laten zien,

heeft het kind als het ware zelf in de hand dat het afgewezen wordt door de opvoeders.

Anderzijds zijn er kinderen bij wie de angst om te verliezen veel meer op de voorgrond

ligt. Vanuit dat angstige gevoel klampen zij zich vast aan hun opvoeder(s). Zij kunnen

geen moment zonder hen. Alleen spelen en zich goed concentreren lukt daardoor

moeilijk, wat problemen voor de verdere ontwikkeling veroorzaakt. Voor vreemde

mensen zijn deze kinderen soms bang. Doorgaans zijn deze kinderen snel ontstemd,

huilen veel en zijn vaak boos. Het kind lijkt voor de pleegouders wel gehecht, maar het

is een angstige hechting. Het vertrouwen dat de opvoeder er altijd onvoorwaardelijk zal

zijn ontbreekt ook hier.

Diagnostisch onderzoek

Als de problematiek van het kind lijkt op hechtingsproblematiek, dan verdient het de

aanbeveling om diagnostisch onderzoek uit te voeren (zie 3.2). Zo kan uitgesloten

worden dat het bijzondere sociale gedrag verklaard kan worden door bijvoorbeeld een

autismespectrum stoornis. Een juiste diagnose kan de pleegouders bevestigen in hun

zorgen en daarmee ontschuldigen. Het (negatieve) gedrag van het kind wordt namelijk

bepaald door een diepgewortelde angst zich over te geven en toe te vertrouwen aan zijn

opvoeder(s). Het kind heeft immers ervaren dat het die persoon of personen weer kan

verliezen en dan gekwetst en teleurgesteld zal zijn. Het kind is hierdoor geneigd de

opvoeder(s) af te wijzen of zich hier juist aan vast te klampen. De onderkenning van dit

systeem kan een eerste stap zijn tot motivering van pleegouders om hun opvoeding aan

het kind aan te passen aan diens behoeften en hierbij ondersteuning in de vorm van

hulpverlening te accepteren. Het vraagt immers veel van de pleegouders om de vele

afwijzingen of het claimende gedrag die het kind te accepteren en te doorbreken.

Pleegouders kunnen ook een blokkade voelen om hun opvoedingsaanpak richting het

kind aan veranderen, vanuit persoonlijke problemen uit hun eigen vroege jeugd. Vaak

kan benoeming van de negatieve invloed hiervan voldoende zijn om de blokkade op te

heffen. Wanneer deze bevestiging niet voldoende is, dan verdient het de aanbeveling om

de pleegouder(s) door te verwijzen voor verdere hulp in de verwerking hiervan door

bijvoorbeeld een psycholoog. Hier kunnen zij leren de verbanden te zien tussen de eigen

opvoeding van vroeger en de opvoeding die zij nu geven. Van hieruit kan onverwerkte

pijn verwerkt worden en de spiraal doorbroken, zodat de pleegouders hun

opvoedingsaanpak alsnog aan kunnen passen aan de behoeften van het pleegkind.

Sensitiviteit en responsiviteit

Bij de hechtingsontwikkeling zijn twee eigenschappen van de opvoeder van groot belang,

namelijk sensitiviteit en responsiviteit. Sensitiviteit is het vermogen van de opvoeder om

Page 142: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

142

zich goed in te kunnen leven in dat wat het kind nodig heeft. Responsiviteit is het

vermogen van de opvoeder om adequaat te reageren op het kind. Opvoeders kunnen

ondanks verstoorde hechtingsontwikkelingen alsnog het basisvertrouwen aan het kind

geven door expliciet sensitief en responsief te zijn. Dit dient verder te gaan dan de

„normale‟ sensitiviteit en responsiviteit. Als pleegouders leren dit toe passen, dan kan het

kind de geborenheid en veiligheid die het heeft gemist alsnog ervaren en ontwikkelen.

Loyaliteit

Naast de investeringen in de relatie tussen het kind en de pleegouder(s), is het voor de

hechtingsontwikkeling van groot belang dat het kind zichzelf mag zijn in alle opzichten.

Dat betekent dat het kind het gevoel krijgt dat zijn ouders er ook mogen zijn. De ouders

zijn immers een deel van het kind. Ook als het niet kind zelf het initiatief neemt om er

over te praten, is het van groot belang dat de pleegouders regelmatig zonder dwang de

ouders ter sprake brengen. Dat kan met kleine opmerkingen, zoals of de mooie ogen nu

van de vader of de moeder zouden zijn.

Page 143: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

143

3.1.1 Vragenlijsten

Doel

Om een eerste beeld te krijgen van de hechtingsontwikkeling van een pleegkind kunnen

diverse vragenlijsten afgenomen worden.

Hierbij kan de ASEBA serie. Deze omvat de Childrens Behavior Checklist

Gedragsvragenlijst voor kinderen van 4-18 jaar (CBCL), de Youth Self Report (YSR) en

de Teacher Report Form (TRF). Deze kunnen ingevuld worden door respectievelijk de

(pleeg)ouder(s), het kind (>12 jaar) en de leerkracht. Deze vragenlijsten geven globaal

weer wat de ontwikkeling van het kind is. Hierbij is aandacht voor internaliserende,

externaliserende of aandachtsproblemen. Ook problemen op het gebied van hechting

kunnen hier naar voren komen. De CBCL is voldoende om een indruk te krijgen van hoe

de pleegouders de ontwikkeling van het kind ervaren. Wanneer de drie vragenlijsten

gezamenlijk gebruikt worden komt er een completer beeld naar voren, omdat dan kan

worden vergeleken of het gedrag door de leerkracht en het kind zelf op eenzelfde manier

ervaren wordt.

Daarnaast bestaat er een vragenlijst die specifiek gericht is op de hechtingsontwikkeling.

Dit is de Globale Indicatielijst Hechting (GIH). Deze wordt door de pleegouders

afzonderlijk ingevuld, zodat hun indruk van de hechtingsontwikkeling van het kind in

kaart gebracht kan worden.

Uitgangspunten

- De vragenlijsten kunnen op verschillende momenten in de pleegzorgbegeleiding

ingezet worden. De pleegzorgbegeleider doet dit altijd in overleg met de

gedragsdeskundige. Deze is ook diegene die gegevens kan uitlezen en conclusies

kan verbinden aan de vragenlijsten.

- Bij TP-besprekingen in het kader van therapeutische pleegzorg (TP) worden de

vragenlijsten standaard voorafgaand aan de bespreking afgenomen.

- Binnen Video Interactie Begeleiding (VIB) wordt de Globale Indicatielijst Hechting

(GIH) standaard bij de start en het einde ingevuld. Aan de hand hiervan worden

respectievelijk werkdoelen gemaakt en het ontwikkelingsproces geëvalueerd.

Stappenplan

Wanneer de vragenlijsten binnen het kader van TP of VIB gebruikt worden, dan gebeurt

dit op de wijze zoals bij deze stukken beschreven (zie 2.5.3 en 2.5.4). In andere

situaties kan het volgende stappenplan gebruikt worden:

1. Er bestaan zorgen over de (hechtings)ontwikkeling van het kind en de

pleegzorgbegeleider wil dit concreter in beeld krijgen.

2. De pleegzorgbegeleider overlegt met de gedragsdeskundige over de mogelijkheden

om de ontwikkeling van het kind beter in beeld te krijgen. Hierbij wordt besloten één

of meer van de beschreven vragenlijsten te gebruiken.

3. De pleegzorgbegeleider vraagt op het secretariaat om de vragenlijsten en stuurt deze

naar de pleegouders (en eventueel de leerkracht en het kind zelf). Hierbij kan een

antwoordenveloppe bijgevoegd worden, maar de begeleider kan ook in het

eerstvolgende huisbezoek de vragenlijsten meenemen.

4. De ingevulde vragenlijsten worden aan het secretariaat gegeven, zodat zij deze

kunnen verwerken.

5. De resultaten worden door het secretariaat aan de gedragsdeskundige gegeven.

6. De gedragsdeskundige maakt een kort verslag op grond van de resultaten en

bespreekt dit met de pleegzorgbegeleider. Hierin wordt stilgestaan bij de resultaten

en tevens belangrijke aanpassingen die hieruit voortkomen voor de begeleiding aan

het pleeggezin.

7. De pleegzorgbegeleider bergt het verslag op in het dossier en doet dit eventueel

toekomen aan het pleeggezin of verwerkt het in elk geval in het eerstvolgende EHVP.

Page 144: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

144

3.1.2 Video Interactie Begeleiding (VIB)

Doel

Begeleiders en pleegouders komen soms in situaties terecht waarin gesprekken

onvoldoende resultaat hebben. De klachten van pleegouders blijven bestaan en de

begeleider merkt dat hij of zij niet datgene kan bieden wat de pleegouders nodig hebben

om het pleegkind verder te helpen. In zulke situaties kan een beroep gedaan worden op

Video Interactie Begeleiding Hechting. VIB Hechting is een specifieke vorm van Video

Home Training. Het is een methodiek die gebruik maakt van video-opnames van

menselijke interacties en van de principes van basiscommunicatie, microanalyse en

empowerment. VIB behoort tot de oplossingsgerichte kortdurende therapeutische

technieken.

Het doel van VIB hechting is het bevorderen van veilige gehechtheid oftewel

basisvertrouwen. Dat is het vertrouwen van het kind in zichzelf en de volwassenen om

hem/haar heen. Door het creëren van een gevoel van veiligheid bij het kind worden

angst en stress gereduceerd en krijgt het kind de ruimte om de wereld om zich heen te

gaan onderzoeken. Tevens kan het kind de opvoeder gaan ervaren als een veilige haven

voor troost en bescherming. De veiligheid en het exploratiegedrag resulteren in

ontwikkeling op allerlei gebieden, zoals de lichamelijke, motorische, emotionele en

sociale ontwikkeling.

Pleegouders wordt zodoende handvatten geboden om specifieke deskundigheid te

ontwikkelen in het omgaan met (de problematiek van) het kind.

Uitgangspunten

- Aan de hand van een video-opname van de opvoedingssituatie van ongeveer 10

minuten wordt gekeken op microniveau (filmfragmentjes van enkele seconden)

wat de pleegouder(s) al adequaat doet. Ook worden gerichte instructies gegeven

wat het kind nodig heeft en wat pleegouders kunnen doen om nog beter bij de

behoeften van het kind aan te sluiten.

- Binnen VIB zijn krachten en mogelijkheden van zowel het pleegkind als de

pleegouders het uitgangspunt.

- Doorgaans zijn vier tot zeven, gemiddeld vijf, momenten van filmen en

nabespreken voldoende om de doelen te bereiken. Deze worden verspreid over

ongeveer zes maanden gemaakt, mogelijk gevolgd door een follow-up van één of

twee opnames.

- De filmopnames worden bij het pleeggezin thuis gemaakt, bijvoorbeeld tijdens

het eten of een spelletje. De VIB-er legt daarvoor een huisbezoek aan het

pleeggezin af. In uitzonderlijke situaties kan de pleegouders gevraagd worden

zelf de opnames te maken.

- Het terugkijken van de video-opname vindt bij FlexusJeugdplein plaats. Als dit

moeilijk te organiseren is voor pleegouders kan hier in onderling overleg een

andere afspraak over gemaakt worden.

- Een VIB-er werkt niet alleen, maar wordt begeleid door een AID-supervisor die

tips en aanwijzingen geeft.

- De pleegzorgbegeleider wordt dan ook actief betrokken bij de VIB.

- Met VIB Hechting wordt opvoeders geleerd met aandacht, niet beoordelend en

objectief, in het hier en nu, hun kind waar te nemen. Tevens wordt geoefend met

specifieke communicatie vaardigheden, met name het benoemen. De opvoeders

wordt daarmee geleerd om volgens vastgestelde criteria gedrag, gevoelens en

wensen, intenties en gedachten van het kind te benoemen. Daarnaast worden op

veiligheid en gehechtheid gerichte opvoedingsadviezen gegeven.

- Opvoeders van een kind met hechtingsproblemen ondervinden vrijwel dagelijks

hoe hun inspanningen verzanden in frustraties. Het gedrag van hun kind kan

dusdanig afwijzend zijn dat de opvoeder terugschrikt en neigt te stoppen met de

natuurlijke gezonde benadering. Het gevolg is dat opvoeder en kind in

interactiepatronen terechtkomen die allerminst heilzaam zijn voor het kind. Ook

Page 145: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

145

voor de opvoeder zelf kunnen die patronen onbevredigend zijn vanwege haar/zijn

natuurlijke behoefte aan relatievorming met het kind.

- Bij het terugkijken vormt psycho-educatie over de dynamiek achter de

symptomen een belangrijk onderdeel. Het bekrachtigen van de gezonde

elementen in de interactie, die te zien zijn op de video opnamen, is voor deze

specifieke groep opvoeders eveneens van groot belang. Een en ander zorgt voor

de juiste motivering, en werkt ontschuldigend voor de opvoeder.

- De methode is op te vatten als een mediatietherapie. De opvoeder wordt gezien

als behandelaar.

Indicaties

Grofweg kan VIB op drie manieren ingezet worden, namelijk preventief, curatief en

diagnostisch.

Preventief

Wanneer VIB preventief ingezet wordt, dan is er nog geen sprake van uitgesproken

problemen. Bij preventieve toepassing van VIB kan gedacht worden aan een kind die net

in een pleeggezin woont en waarbij de ingroei en hechting extra ondersteund kan

worden. Ook kan de voorgeschiedenis van het kind maken dat de verwachting is dat er

van de pleegouders specifieke vaardigheden gevraagd zullen worden. Hierbij valt te

denken aan trauma, maar ook aan bijvoorbeeld rouw wanneer (één van) de ouders zijn

overleden. Middels VIB kunnen de pleegouders direct bij de start van de plaatsing

ondersteund worden in het aansluiten bij de specifieke behoeftes van het kind.

Ook kan een kind al langere tijd in een pleeggezin wonen, maar kunnen de pleegouders

beter contact met het kind willen krijgen. Bijvoorbeeld bij teruggetrokken en angstig

gedrag van het kind kan de pleegouder(s) een handreiking gedaan worden middels VIB

om beter contact te krijgen met het kind.

Curatief

VIB kan handvatten bieden bij diverse emotionele en gedragsproblemen, zoals ADHD,

eetproblemen, slaapproblemen, schoolproblemen (concentratie, gedrag, motivatie,

enzovoorts), sociale problemen (met ouders, pleegouders, broers, zussen, vrienden,

enzovoorts), driftbuien, oppositioneel gedrag, enzovoorts.

Een belangrijk gebied waarbij VIB binnen de pleegzorg wordt toegepast is

hechtingsproblematiek. Veel pleegouders weten wel vanuit de theorie en/of begeleiding

dat hechting belangrijk is, maar dit in de praktijk kunnen bevorderen is vaak moeilijk.

Daarbij is het voor pleegouders vaak moeilijk om hechtingsproblematiek te herkennen.

Het is niet altijd goed zichtbaar. De angst om de pleegouder(s) te verliezen is dan

verstopt in aangepast gedrag, vastklampen, allemansvriendje, oppositioneel gedrag,

ruzies, driftbuien, concentratieproblemen, controlebehoefte, enzovoorts. Binnen VIB kan

aan de pleegouders geleerd worden hoe de hechtingsproblemen zich uiten en hoe hier

het beste op gereageerd kan worden.

Diagnostisch

Wanneer de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind, bijvoorbeeld op het gebied van

hechting, in kaart gebracht moeten worden kan VIB ondersteuning bieden. De

pleegouders wordt dan gerichte instructies gegeven voor de omgang met het kind. In

gemiddeld drie sessies wordt geleerd deze instructies in de praktijk toe te passen. Op

grond van de reactie van het kind worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind

bepaald.

Contra-indicaties

Per gezinssituatie moet bezien worden of er geprofiteerd kan worden van VIB. Soms zijn

er goede redenen om VIB beter niet (op dat moment) in te zetten.

- Het kind (>12 jaar) gaat niet akkoord met VIB.

- VIB wordt door de pleegouders niet als ondersteunend ervaren, maar

bijvoorbeeld als controle op hun handelen.

Page 146: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

146

- De draagkracht van het pleeggezin wordt op dat moment sterk belast door

andere kwesties dan de opvoeding en het pleeggezin is daardoor (tijdelijk)

overbelast.

- Het pleegkind is op dat moment in allerlei onderzoeken of andere

hulpverleningsvormen verwikkeld.

- Het kind heeft negatieve ervaringen met een videocamera.

- Er bestaat veel ruis in het gehele systeem, bijvoorbeeld slecht lopende contacten

tussen de ouders en pleegouders.

Stappenplan

Voor de inzet van VIB kunnen de stappen grofweg ingedeeld worden in de zes fases:

indicatie, motivatie, aanmelding, begeleiding, afronding en follow-up.

Indicatie

1. De pleegzorgbegeleider overlegt met de gedragsdeskundige of VIB nuttig en

wenselijk is. De meeste duidelijke aanwijzing hiervoor is dat het geadviseerd wordt

vanuit diagnostisch onderzoek, maar ook bij nieuwe plaatsingen of stagnaties in de

ontwikkeling van (het contact met) het pleegkind, kan VIB overwogen worden.

Motivatie

2. De pleegzorgbegeleider bespreekt de mogelijke inzet van VIB met de pleegouder(s).

Een eerste opzet van de werkdoelen worden besproken.

NB. Veel pleegouders hebben aarzelingen bij de gedachte dat hun gezinssituatie

opgenomen zal worden op video. De pleegzorgbegeleider zal hen in veel gevallen

moeten motiveren om toe te stemmen met de aanmelding. Het is belangrijk de

pleegouders zoveel mogelijk uit te leggen over VIB en het neer te zetten als kans

waarin specifieke deskundigheid verworven kan worden. Hoe gewoner de

pleegzorgbegeleider over VIB spreekt, hoe gemakkelijker de pleegouders de

drempel over zullen stappen. Er kan gebruik gemaakt worden van het document

„Waarom? Wanneer? Wie?‟ (zie 7.11.2).

Aanmelding

3. De pleegzorgbegeleider stelt de BJZ-werker op de hoogte van de aanmelding voor

VIB. Eventuele werkdoelen vanuit de BJZ-werker kunnen meegenomen worden.

4. De pleegzorgbegeleider vult een aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding

(VIB) in (zie 7.11.1).

5. De instroomcommissie VIB bepaalt of VIB voldoende kan bieden in de aangemelde

situatie.

6. Wanneer de commissie bepaalt dat VIB ingezet kan worden, dan wordt een VIB-er

aangesteld. Die laat dit weten aan de pleegzorgbegeleider en maakt vervolgens een

afspraak met het pleeggezin.

Begeleiding

7. De VIB-er vraagt de pleegouders GIH-lijsten in te vullen.

De VIB gaat nu van start. Bij VIB Hechting wordt gebruik gemaakt van

videofeedback, een gespecialiseerde vorm van Video Home Training. De

hulpverlening bestaat uit gemiddeld 4 tot 8 sessies gedurende 6 maanden met

mogelijk een follow-up van 1-2 opnames.

a. De eerste sessie is een opname van ongeveer 10 minuten. Bij de volgende sessie

zijn alleen de opvoeders en bij voorkeur ook de pleegzorgbegeleider aanwezig. Er

wordt uitleg gegeven over de problematiek vanuit de hechtingstheorie aan de

hand van de informatie over het kind (vanuit rapportages, psycho-diagnostisch

onderzoek, informatie van de opvoeders), de scores van de vragenlijst en de

analyse van de video-opname. Vervolgens worden de doelen vastgesteld. Daarna

wordt de video opname besproken en worden specifieke vaardigheden geoefend.

Page 147: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

147

b. De sessie daarna is weer een video-opname met het hele gezin waarna een

sessie volgt waarin de opname wordt nabesproken met de opvoeders. De

begeleiding wordt afgesloten als de doelen voldoende bereikt zijn.

8. Er vindt er een eindgesprek plaats met de VIB-er, de pleegouder(s), het pleegkind

(> 12 jaar) en de pleegzorgbegeleider. Aan de hand van de werkdoelen wordt de

ontwikkeling van het kind besproken en de VIB als geheel geëvalueerd. Ter afronding

worden afspraken gemaakt rond de follow-up.

9. De VIB-er stelt een verslag op ter evaluatie van de VIB en doet deze aan de

pleegouders en pleegzorgbegeleider.

10. De pleegzorgbegeleider vraagt het secretariaat het VIB-verslag in het kinddossier op

te bergen.

Follow up

11. Enkele maanden na afronding van VIB volgt een follow-up: een nieuwe video-

opname wordt met pleegouder(s) besproken waarbij het geleerde wordt opgefrist en

waarbij vragen van pleegouder(s) aan bod kunnen komen.

12. Eventuele bijzonderheden rond de follow-up worden door de VIB-er in een verslag

verwerkt en verspreid aan de pleegouders en de pleegzorgbegeleider. Deze laatste

draagt er wederom zorg voor dat de gegevens in het kinddossier terecht komen.

Page 148: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

148

3.1.3 Sherborne bewegingstherapie

Doel

Als praten niet de juiste ingang is bij kinderen, dan kunnen bewegingsspelletjes dat wel

zijn. Dit is de insteek van Sherborne bewegingstherapie, een lichaamsgerichte methode

om de hechting te bevorderen. De bewegingsoefeningen worden door de pleegouder(s)

en het kind samen gedaan, met als doel het kind te laten voelen dat de pleegouder(s) te

vertrouwen is en de pleegouder(s) te leren aan te sluiten bij het kind. Ondertussen

wordt het kind zich meer bewust van zijn of haar lichaam en van hieruit ontstaat

zelfvertrouwen.

Uitgangspunten

- Binnen Sherborne bewegingstherapie staan afstand en nabijheid centraal.

- Sherborne bewegingstherapie gaat in zekere zin van een inhaalprincipe uit,

waarbij een natuurlijk proces wordt herhaald en uitvergroot. Als een baby iets

nieuws doet, dan stimuleren de ouders dit door te lachen, het kind na te doen of

mee te spelen. Dit natuurlijke proces wordt binnen de Sherborne

bewegingstherapie gebruikt, maar nu bij oudere kinderen.

- Bij Sherborne bewegingstherapie wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het kind,

door diens initiatieven te volgen. De begeleider stemt de bewegingoefeningen

hier op af. Het idee is dat als het kind zelf gevolgd wordt het zich veilig kan

voelen en van hieruit de pleegouder(s) kan gaan volgen en zich kan overgeven.

- De methode Sherborne bestaat uit een drietal vormen relatiespelletjes:

Het leren overgeven aan de ander (koestering en overgave).

Leren samenwerken (eigen initiatief en afstemmen, gelijkwaardigheid).

Je kracht inzetten tegen(over) de andere.

Contra-indicaties

Ook voor Sherborne bewegingstherapie is het van belang om stil te staan of een

specifiek gezinssysteem er op dat moment van kan profiteren. Dat wil zeggen dat

motivatie, draagkracht en draaglast van de pleegouder(s) en het kind in beeld gebracht

moeten worden en afgewogen moet worden op Sherborne bewegingstherapie op dat

moment ingezet kan worden.

Stappenplan

De pleegzorgbegeleider is voornamelijk betrokken bij de indicatie en de aanmelding.

Hierna maken de begeleider Sherborne en de pleegouder(s) onderling afspraken. Ter

informatie wordt de inhoud en afsluiting van het proces eveneens beschreven, zodat de

pleegzorgbegeleider deze informatie eventueel ter voorbereiding aan de pleegouder(s)

kan geven.

Indicatie

1. Er bestaan indicaties dat de inzet van Sherborne wenselijk is. Dit kan komen doordat

het bijvoorbeeld bij diagnostisch onderzoek is geadviseerd, maar ook gedurende de

pleegzorgbegeleiding kunnen hechtingsproblemen zodanig op de voorgrond staan dat

extra ondersteuning hierin gewenst is.

2. De pleegzorgbegeleider bespreekt de indicaties met de gedragsdeskundige. Hierin

wordt bepaald of Sherborne bewegingstherapie de juiste vorm van extra

ondersteuning is, of het aansluit bij het kind en de pleegouder(s) en of er contra-

indicaties bestaan.

3. De pleegzorgbegeleider overlegt met de pleegouder(s) of Sherborne

bewegingstherapie ingezet kan worden. Hierbij geeft de pleegzorgbegeleider zoveel

mogelijk informatie over het doel en de inhoud van deze ondersteuning.

4. De pleegzorgbegeleider stelt de BJZ-werker op de hoogte van het voornemen

Sherborne bewegingstherapie in te zetten.

Page 149: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

149

Aanmelding

5. De pleegzorgbegeleider vult een Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie

(zie 7.11.6) in en doet deze toekomen aan de begeleider Sherborne (Frederiek

Hölser).

6. De begeleider Sherborne neemt contact op met de pleegzorgbegeleider om afspraken

te maken rond de samenwerking.

7. De begeleider Sherborne maakt een afspraak met het pleeggezin.

Inhoud

8. In de eerste bijeenkomst worden alle drie de soorten relatiespelletjes uitgevoerd,

zodat de begeleider kan bepalen waar de nadruk op moet komen te liggen.

9. In totaal vinden er gemiddeld zes bijeenkomsten plaats. Deze worden allemaal

gefilmd. Na iedere bijeenkomst belt de begeleider de pleegouder(s) om te bespreken

hoe de pleegouder(s) de bijeenkomst ervaren hebben. Daarnaast kunnen oefeningen

worden toegelicht: waarom ze aan de orde kwamen en wat het doel ervan was.

Daarnaast krijgt de pleegouder(s) oefeningen mee om thuis te doen.

10. Na de derde bijeenkomst vindt een tussenevaluatie plaats met de Sherborne

begeleider en de pleegouder(s) (en pleegzorgbegeleider?). Hierin worden de

videobeelden bekeken en besproken. De vooruitgang staat hierin centraal en er

wordt besproken waar nog aan gewerkt moet worden. Hier worden de komende

bijeenkomsten op aangepast.

Afsluiting

11. De begeleider Sherborne schrijft een verslag van het gehele therapieproces.

12. Er vindt een eindevaluatie plaats op grond van het verslag, met de begeleider

Sherborne, de pleegouder(s) en de pleegzorgbegeleider. Hierin wordt het gehele

therapieproces geëvalueerd.

13. De begeleider Sherborne vult of past het verslag eventueel aan op grond van de

eindevaluatie en doet deze definitieve versie toekomen aan de pleegouder(s) en

pleegzorgbegeleider.

Page 150: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

150

3.2 Diagnostisch onderzoek

Doel

Pleegouders zijn bereid om deze kinderen in hun gezin op te nemen, die door deze

achtergrond vaak bijzondere of extra zorg behoeven. Bij nagenoeg alle pleegkinderen is

er sprake van een ernstige verstoring van de ontwikkeling in de eerste levensjarig.

Daarnaast kan er sprake zijn van restanten van verslaving van moeder tijdens de

zwangerschap, kans op erfelijke aanleg van psychiatrische stoornissen en rouw of verzet

vanwege het niet bij ouders kunnen wonen. Pleegouders moeten de hieruit

voortkomende problematiek worden voorzien in de best mogelijke faciliteiten om de

opvang van deze kinderen te kunnen realiseren. Diagnostisch onderzoek is één van deze

faciliteiten. Vaak is er niet goed in kaart gebracht met welke problemen deze kinderen

kampen en welke opvoedingsvaardigheden dit vereist. Hierin kan het diagnostisch

onderzoek uitkomst bieden. De onderzoeksuitslagen kunnen in de begeleiding aan het

pleeggezin opgenomen worden, zodat het pleeggezin beter bij de behoeften en

mogelijkheden van het pleegkind aan kan sluiten, waarmee de kwaliteit van de

pleegzorgplaatsing kan worden vergroot en klinische opnames mogelijk worden

voorkomen.

Richtlijnen

- Een diagnostisch onderzoek kan aangevraagd worden bij het Kennis- en

Servicecentrum Diagnostiek (KSCD) van Bureau Jeugdzorg, het diagnostiek team

van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg of bij de Pleegzorgpolikliniek van Yulius.

Onderzoek bij het KSCD is geïndiceerd wanneer onderzoek zich meer toespitst

op een mogelijke terugplaatsing van het kind naar ouders, maar kan ook bij

algemene ontwikkelingsvraagstukken rond een kind ingezet worden. Vaak

vormt de betrokkenheid van ouders de indicatie op het onderzoek hier uit te

laten voren. Wanneer een diagnostisch onderzoek spoed behoeft, dan kan de

lengte van de wachtlijst voor onderzoek doorslaggevend zijn in de beslissing

om het onderzoek bij het KSCD of via FlexusJeugdplein aan te vragen.

Onderzoek bij KSCD dient aangevraagd te worden door de medewerker van

Bureau Jeugdzorg. Hier zal derhalve verder niets over toegelicht worden.

Onderzoek bij het diagnostiek team van FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg is

geïndiceerd wanneer de onderzoeksvragen alleen of hoofdzakelijk betrekking

hebben op kindfactoren. Dit onderzoek spitst zich voornamelijk toe op de

ontwikkeling van het kind. Dit onderzoek blijft doorgaans beperkt tot het

uitvoeren van tests met het kind, waarnodig aangevuld met minimale

contacten met pleegouders, ouders of school. Dit wordt door de

pleegzorgbegeleider aangevraagd.

Onderzoek bij de Pleegzorgpolikliniek van Yulius is voorbehouden aan meer

complexe onderzoeksaanvragen. Dan wordt uitgebreider systeemonderzoek

noodzakelijk geacht. Hierbij dient vooraf duidelijk te zijn dat school,

pleegouders en/of ouders onderdeel moeten vormen van het onderzoek op

zodanige wijze dat dit niet door het interne diagnostiek team aangeleverd kan

worden. Dat wil zeggen dat de onderzoeksvragen betrekking hebben op kind-,

school- en/of gezinsfactoren. Yulius biedt multidisciplinaire diagnostiek. Dit

wordt door de pleegzorgbegeleider aangevraagd.

- In alle gevallen is er over het onderzoek en de onderzoeksvragen overleg tussen

BJZ en FJP.

- Bij een OTS moeten ouders een toestemmingsverklaring tekenen.

- Bij een voogdijmaatregel hoeft de ouders niet om toestemming gevraagd te

worden. Wel is het zeer gewenst dat ouders daar waar mogelijk van het

onderzoek op de hoogte zijn. Wanneer ontheven ouders deelnemen aan het

onderzoek, hebben ze een toestemmingsverklaring te tekenen als toezegging dat

zij aan het onderzoek hun medewerking verlenen.

- Mochten ouders niet akkoord gaan met een onderzoek dan heeft BJZ de

mogelijkheid om ouders een schriftelijke aanwijzing te verstrekken. Ouders

Page 151: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

151

hebben dan de mogelijkheid om deze aanwijzing voor te leggen aan de

rechtbank. De Kinderrechter kan dan vervangende toestemming verstrekken en

de ouders opdragen hun medewerking te verlenen. De gezinsvoogd kan bij

behandeling van een verlengingszaak OTS en een machtiging uithuisplaatsing

wanneer er stagnatie is bij een onderzoeksaanvraag, de rechtbank verzoeken om

de ouders te overtuigen van het belang van een onderzoek. De gezinsvoogd kan

dan de toestemmingsverklaring ten behoeve van het onderzoek meenemen naar

de zitting en de ouders vragen onder het oog van de kinderrechter te tekenen.

Stappenplan

Het diagnostisch onderzoek kan grofweg in zes fases onderverdeeld worden, namelijk in

indicatie, toestemming, aanvraag, onderzoek, afronding en verslag.

Indicatie

Er is een indicatie voor een onderzoek als het beeld en/of het toekomstperspectief van

het kind onduidelijk is, er problemen spelen waarbij weinig vooruitgang te zien is of er

behoefte is aan specifieke advisering.

1. Pleegzorgbegeleider bespreekt de mogelijke indicatie voor het diagnostisch onderzoek

met gedragsdeskundige en indien nodig met afdelingsmanager.

2. De pleegzorgbegeleider bespreekt het voorstel voor diagnostisch onderzoek met de

BJZ-werker.

3. Wanneer pleegzorgbegeleider, gedragsdeskundige, eventueel afdelingsmanager en

BJZ-werker de indicatie gegrond vinden, wordt in onderling overleg besloten waar dit

uitgevoerd dient te worden.

Toestemming

Welke personen toestemming dienen te geven voor een onderzoek hangt af van de

specifieke situatie van het pleegkind.

4. In alle gevallen dient vooraf met pleegouders overlegd te worden.

5. In alle gevallen dient indien mogelijk met biologische ouder(s) overlegd te worden.

6. Toestemming dient gevraagd worden bij de persoon of personen belast met het

juridisch gezag.

Ondertoezichtstelling: De gezinsvoogd dient toestemming voor

onderzoek te geven en dient dit indien mogelijk met

de gezaghebbende ouder(s) te bespreken.

Voogdijmaatregel: De voogd dient toestemming voor onderzoek

te geven.

Vrijwillig kader: De gezaghebbende ouder(s) dienen toestemming

voor onderzoek te geven.

7. Afhankelijk van diens leeftijd dient het kind toestemming te geven voor het

onderzoek.

Kind jonger dan 12 jaar: Er is geen toestemming van het kind nodig.

Kind 12 jaar of ouder: Er is altijd toestemming van het kind nodig. Bij

weigering wordt in principe geen onderzoek verricht.

Tussen de twaalf en zestien jaar is daar in

uitzonderingssituaties enige flexibiliteit in mogelijk.

Echter, het afdwingen van een onderzoek zal een

negatief effect hebben op zijn/haar medewerking en

daarmee ook op de betrouwbaarheid van de

onderzoeksresultaten.

Aanvraag

8. Pleegzorgbegeleider vult een aanvraagformulier voor diagnostisch onderzoek bij het

interne diagnostiek team of Yulius Pleegzorgpolikliniek in (zie 7.11.7, 7.11.8 en

7.11.9) en dient dit als concept in bij de gedragsdeskundige.

9. Gedragsdeskundige voorziet het aanvraagformulier van feedback en retourneert

deze aan de pleegzorgbegeleider.

Page 152: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

152

10. Pleegzorgbegeleider verwerkt de feedback in het aanvraagformulier.

11. Indien onderzoek bij de Pleegzorgpolikliniek van Yulius wordt aangevraagd, dient

een verwijzingsbrief ondertekend door een GZ-psycholoog toegevoegd te worden.

12. Pleegzorgbegeleider dient de definitieve aanvraag, eventueel gecombineerd met de

verwijzingsbrief, in bij Rudi Bruggemans (postvak bij secretariaat) en laat tevens

een kopie in het kinddossier opbergen door het secretariaat (opbergbak).

13. Terugkoppeling van de aanmelding vindt plaats afhankelijk van het type onderzoek

wat is aangevraagd.

Intern diagnostiek team: De betrokken diagnosticus neemt contact op

met de pleegzorgbegeleider en geeft een indicatie

van de termijn en de geplande opzet van het

onderzoek.

Yulius Pleegzorgpolikliniek:Pleegzorgbegeleider krijgt een uitnodiging

voor een intakegesprek, waar ook pleegouders,

ouders, BJZ-werker en het pleegkind (gedeeltelijk)

aanwezig zijn. Vanuit Yulius zijn de kinder- en

jeugdpsychiater, ouderbegeleider, systeemwerker en

jeugdarts of een delegatie van deze vier aanwezig.

Gedurende de intake wordt de aanmelding verder

verhelderd en wordt een termijn en opzet van het

onderzoek besproken.

Onderzoek

14. De diagnosticus of de diagnotici van het interne diagnostiek team of Yulius

Pleegzorgpolikliniek voert het onderzoek uit. Richtlijnen hierbij zijn afhankelijk van

de specifieke onderzoeksopzet, maar zijn doorgaans:

- Voor het onderzoek zijn minimaal twee afspraken noodzakelijk.

- In de meeste gevallen hoeven pleegouders niet bij het onderzoek aanwezig te

zijn.

- De plaats van het onderzoek is afhankelijk van de leeftijd:

0 t/m 2 jaar: Bij het pleeggezin thuis.

3 jaar: Bij het pleeggezin thuis én bij FlexusJeugdplein.

4 jaar en ouder: Bij FlexusJeugdplein.

- Afhankelijk van de onderzoeksopzet wordt informatie bij derden opgevraagd of

worden derden op andere wijze bij het onderzoek betrokken.

Afronding

De procedure na afronding van het onderzoek hangt af de plaats waar het onderzoek is

uitgevoerd en van de specifieke situatie.

Bij intern diagnostisch onderzoek geldt het volgende:

15. Er vindt intern overleg plaats met pleegzorgbegeleider, gedragsdeskundige en

diagnosticus.

16. Pleegouders, medewerker van Bureau Jeugdzorg en eventueel het kind worden

uitgenodigd voor een adviesgesprek, waarbij ook de pleegzorgbegeleider en

diagnosticus aanwezig zijn. Hierbij zijn enige bijzonderheden te noemen.

- Als een kind jonger dan 12 jaar oud is, dan wordt deze in principe niet

uitgenodigd. In onderling overleg kan besloten worden of de medewerker van

Bureau Jeugdzorg de resultaten van het onderzoek aan het kind vertelt.

- Als een kind 12 jaar of ouder is, dan heeft het recht op een eigen adviesgesprek.

Het kind hoeft van dit recht geen gebruik te maken, tenzij de diagnosticus dit

wenselijk acht. Bij het gesprek kan eventueel een vertrouwenspersoon aanwezig

zijn.

- Wanneer het kind een adviesgesprek wenst zonder de aanwezigheid van

pleegouders, dan vindt altijd eerst het adviesgesprek met pleegouders plaats en

daarna het gesprek met het kind.

Page 153: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

153

- Wanneer er sprake is van begeleiding in het kader van Therapeutische Pleegzorg,

dan kan ervoor gekozen worden om ook de GZ-psycholoog uit te nodigen voor

het adviesgesprek.

Bij diagnostisch onderzoek door de pleegzorgpolikliniek van Yulius vindt de afrond als

volgt plaats:

14. Er vindt een adviesgesprek plaats, waarbij pleegouders, pleegzorgbegeleider, BJZ-

werker, eventueel kind, en de kinder- en jeugdpsychiater aanwezig.zijn.

15. Pleegzorgbegeleider koppelt de adviezen uit het adviesgesprek terug aan de

gedragsdeskundige.

Verslag

Naar aanleiding van het psychologisch onderzoek wordt een onderzoeksverslag

geschreven, wat centraal heeft gestaan in het adviesgesprek.

16. Het onderzoeksverslag wordt na afloop van het adviesgesprek gegeven of

nagestuurd aan degenen die bij het overleg aanwezig zijn. Men heeft correctierecht,

hetgeen inhoudt dat feitelijke onjuistheden mogen worden gecorrigeerd. Dit verzoek

tot correctie dient schriftelijk te worden aangevraagd bij de diagnosticus.

NB. Wanneer er een onderzoek bij het KSCD is afgerond hebben de personen

die betrokken zijn recht op dat deel dat gaat over hen of over het kind

waar zij voor zorgen. FJP krijgt afgifte van het deel dat van belang is voor

de opvoeding van het kind in het pleeggezin en de informatie die nodig is

voor de pleegzorgbegeleiding.

Als een onderzoek bij FJP is uitgevoerd, krijgt de gezinsvoogd het deel van

het onderzoek dat gaat over de ontwikkeling van het kind. Als er sprake is

van een maatregel wordt bij het advies gesprek na het diagnostisch

onderzoek ook de gezinsvoogd uitgenodigd.

Ook onderzoek door het KSCD wordt besproken met pleegouders én

pleegzorgbegeleider. Het KSCD heeft hierin een eigen

verantwoordelijkheid.

Wanneer het onderzoek gebruikt wordt bij een zitting op de Rechtbank,

dienen alle belanghebbenden over het gehele onderzoek te beschikken.

Page 154: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

154

3.3 Yulius

Uitgangspunt

Er wordt intensief samengewerkt tussen FlexusJeugdplein en Yulius. De afdeling

pleegzorg van FlexusJeugdplein werkt voornamelijk samen met de Pleegzorgpolikliniek

en klinische unit de Hobbits. Om de hulpverleningsmogelijkheden geboden door Yulius

optimaal te kunnen benutten, dienen de begeleiders pleegzorg hiervan goed op de

hoogte te zijn. Derhalve kunnen zij gedurende de begeleiding aan pleeggezinnen

inschatten in hoeverre de inzet van deze hulpverleningsvormen wenselijk is.

Doel

Een overzichtelijk geheel bieden van de hulpverleningsmogelijkheden die door Yulius

voor pleeggezinnen worden aangeboden, naast het uitvoeren van uitgebreid diagnostisch

onderzoek (zie 3.2).

Richtlijnen

De intensieve samenwerking tussen FlexusJeugdplein en Yulius blijkt uit het feit dat de

kinder- en jeugdpsychiater bij beide instellingen een aanstellingen heeft. Zijn

werkzaamheden vanuit de Pleegzorgpolikliniek en zijn werkzaamheden vanuit functie bij

FlexusJeugdplein worden hier ten behoeve van de overzichtelijkheid en vanwege de

grote overlap gezamenlijk besproken.

De samenwerking met Yulius Pleegzorgpolikliniek vindt allereerst plaats middels de

mogelijkheid om uitgebreid diagnostisch onderzoek uit te laten voeren bij de

Pleegzorgpolikliniek (zie 3.2). Naast diagnostisch onderzoek biedt de Pleegzorgpolikliniek

van Yulius de mogelijkheid tot een consult bij de kinder- en jeugdpsychiater (zie 3.3.1),

medicatiecontrole door de kinder- en jeugdpsychiater (zie 3.3.2) en therapie (zie 3.3.3).

Page 155: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

155

3.3.1 Consult kinder- en jeugdpsychiater

Doel

In de begeleiding van pleeggezinnen, kunnen specifieke vragen of problemen

betreffende (de ontwikkeling van) een pleegkind naar voren komen. Ook kunnen er

crisissituaties aan de orde zijn, waarbij een plan van aanpak wenselijk is. Een consult

van de kinder- en jeugdpsychiater kan hierbij uitkomst bieden.

Uitgangspunten

- Het aanvragen van consult bij de kinder- en jeugdpsychiater vindt altijd plaats na

overleg met de gedragsdeskundige.

- Bij een consult bij de kinder- en jeugdpsychiater wordt geen formeel verslag door

de kinder- en jeugdpsychiater opgesteld. Het is de taak van de

pleegzorgbegeleider om hiervan verslag te doen in het logboek pleegkind (zie

2.6.2.1). Ditzelfde geldt voor advies van de kinder- en jeugdpsychiater wat via de

gedragsdeskundige verkregen is.

Stappenplan

1. Specifieke vragen of problemen betreffende (de ontwikkeling van) een pleegkind of

in crisissituaties wordt altijd in eerste instantie met de gedragsdeskundige

besproken.

2. In overleg met de gedragsdeskundige kan besloten worden dat advies van de kinder-

en jeugdpsychiater wenselijk is.

3. Het advies van de kinder- en jeugdpsychiater kan op twee wijzen verkregen worden.

a. De gedragsdeskundige bespreekt ingewikkelde vragen of problemen in het

wekelijkse overleg met de kinder- en jeugdpsychiater. De gedragsdeskundige

koppelt de adviezen voortkomend uit dit overleg terug aan de

pleegzorgbegeleider, welke dit vervolgens in de begeleiding aan het pleeggezin

meeneemt.

b. Pleegzorgbegeleider neemt via email contact op met de kinder- en

jeugdpsychiater om een consult van pleegouders aan de kinder- en

jeugdpsychiater in te plannen. Dit consult kan vaak op korte termijn

plaatsvinden. Hierbij zijn de kinder- en jeugdpsychiater, pleegzorgbegeleider,

pleegouders en pleegkind aanwezig. De locatie is afhankelijk van de agenda van

de kinder- en jeugdpsychiater en kan dus zowel bij FlexusJeugdplein als bij Yulius

plaatsvinden. Indien nodig volgt er een tweede afspraak en/of een aanvraag voor

diagnostisch onderzoek.

Page 156: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

156

3.3.2 Medicatiecontrole kinder- en jeugdpsychiater

Doel

Indien er na aanleiding van diagnostisch onderzoek of een consult aan de kinder- en

jeugdpsychiater medicatie wordt voorgeschreven, dan vindt er regelmatig

medicatiecontrole plaats. Dit biedt de kinder- en jeugdpsychiater de gelegenheid om het

medicatiegebruik van het kind te monitoren en goed aan te laten sluiten bij de behoeftes

van het kind.

Uitgangspunten

- De kinder- en jeugdpsychiater houdt de regie over het door hem uitgeschreven

medicatiegebruik van de kinderen en maakt hiervoor afspraken voor

medicatiecontrole.

- Medicatiecontrole kan plaatsvinden middels een bezoek van pleegouders en

pleegkind aan de kinder- en jeugdpsychiater, maar kan ook telefonisch

vormgegeven worden.

- Pleegzorgbegeleider heeft geen actieve taak binnen de medicatiecontrole en

wordt hiervan slechts op de hoogte gesteld door de kinder- en jeugdpsychiater.

Stappenplan

1. Kinder- en jeugdpsychiater maakt met pleegouders en pleegkind een afspraak

voor medicatiecontrole.

2. De medicatiecontrole vindt al dan niet telefonisch plaats.

3. Kinder- en jeugdpsychiater maakt een verslag van de medicatiecontrole en laat

deze via email toekomen aan de betrokken pleegzorgbegeleider.

4. Pleegzorgbegeleider stelt de gedragsdeskundige op de hoogte van de

medicatiecontrole.

5. Pleegzorgbegeleider kopieert het verslag van de medicatiecontrole in het logboek

pleegkind (zie 2.6.2.1).

6. Pleegzorgbegeleider print het verslag van de medicatiecontrole en laat deze in het

kinddossier opbergen door het secretariaat (via opbergbak).

Page 157: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

157

3.3.3 Therapie

Doel

In diagnostisch onderzoek kan therapie geadviseerd worden voor een pleegkind of

pleeggezin. De Pleegzorgpolikliniek biedt diverse therapievormen aan, zoals individuele

gedragstherapie, EMDR, systeemtherapie, schoolbegeleiding, psycho-educatie en

ouderbegeleiding. Binnen een therapie kunnen in het diagnostisch onderzoek

gesignaleerde problemen of belemmeringen aangepakt worden, zodat deze de

ontwikkeling van het pleegkind minder of niet langer in de weg staan.

Uitgangspunten

- Voor therapie is het noodzakelijk dat de problemen of belemmeringen die

aangepakt dienen te worden zo concreet en duidelijk als mogelijk zijn. Hiervoor is

het noodzakelijk dat diagnostisch onderzoek heeft plaatsgevonden van waaruit de

therapie is geadviseerd. Therapie is dus alleen geïndiceerd wanneer dit als advies

uit diagnostisch onderzoek naar voren komt.

- Het diagnostisch onderzoek waarbij de therapie geadviseerd wordt hoeft niet per

definitie door Yulius uitgevoerd te zijn, maar kan ook door het interne diagnostiek

team of elders plaatsgevonden hebben.

- Therapie wordt niet alleen door Yulius aangeboden, maar ook door andere

instellingen of particulieren. In veel gevallen zal er sprake zijn van een wachtlijst.

Bij de keuze voor de plaats waar de therapie uitgevoerd zal gaan worden, dient

meegenomen te worden dat de pleegzorgpolikliniek van Yulius gespecialiseerd is

in pleegzorg. Derhalve bestaat hier veel ervaring en kennis op het gebied van

hechtingsproblemen en andere veel voorkomende problemen bij pleegkinderen.

Stappenplan

1. Vanuit diagnostisch onderzoek wordt therapie geadviseerd.

2. In overleg tussen BJZ-werker, pleegzorgbegeleider, gedragsdeskundige, pleegouders

en eventueel de diagnosticus kan worden besloten op welk moment therapie

wenselijk en haalbaar is. Hierbij dient stilgestaan te worden bij:

4. de noodzaak van de therapie, op grond van de belemmeringen voor het pleegkind of

–gezin in het dagelijks leven of in de ontwikkeling als geheel;

5. de motivatie van het pleegkind of –pleeggezin voor de therapie;

6. de belastbaarheid van het pleegkind of –gezin, welke door de therapie tijdelijk

vergroot zal worden.

3. Op grond van bovenstaand overleg wordt besloten op welke termijn de therapie

ingezet wordt.

4. De gedragsdeskundige bespreekt de wens tot aanmelding voor therapie met de

kinder- en jeugdpsychiater in het wekelijkse overleg.

5. Wanneer de kinder- en jeugdpsychiater aangeeft te kunnen voldoen aan de wensen

voor therapie, dan kan de aanmelding plaatsvinden.

6. Aanmelding voor therapie dient gedaan te worden door de persoon of personen

belast met het juridisch gezag.

- Ondertoezichtstelling: De gezinsvoogd dient aan te melden voor therapie en

dient dit indien mogelijk met de gezaghebbende ouder(s) te

bespreken.

- Voogdijmaatregel: De voogd dient de aanmelding voor therapie te doen.

- Vrijwillig kader: De gezaghebbende ouder(s) dienen de aanmelding

voor onderzoek te geven.

Afhankelijk van diens leeftijd dient het kind toestemming te geven voor therapie.

- Kind jonger dan 12 jaar: Er is geen toestemming van het kind nodig. Voor het

slagen van de therapie dient echter ook de motivatie van

het pleegkind in overweging genomen te worden.

- Kind 12 jaar of ouder: Er is altijd toestemming van het kind nodig. Bij

weigering wordt in principe geen therapie aangeboden.

Page 158: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

158

3.3.4 De Hobbits

Doel

Bij de afdeling pleegzorg van FlexusJeugdplein kunnen kinderen worden aangemeld

waarbij vermoed wordt dat er sprake is van ernstige (hechtings-)problematiek. Wanneer

de problematiek zo ernstig is dat dit nader gediagnostiseerd dient te worden,

voorafgaande aan plaatsing in een pleeggezin, dan biedt klinische opname binnen de

Hobbits hierin uitkomst. De Hobbits heeft als doelstelling om de problematiek in beeld te

brengen en een hierbij passende pedagogische aanpak te ontwikkelen en over te dragen

aan de mogelijk toekomstige pleegouders. De Hobbits biedt daarbij behandeling in de

vorm van bijvoorbeeld therapie, waarbij gedacht moet worden aan psycho-motore

therapie, gedragstherapie, individuele psychotherapie, fysiotherapie en sociale

vaardigheidstraining. Zo kan er bijvoorbeeld gewerkt worden aan specifieke

problematiek van het kind of rouwverwerking rond de uithuisplaatsing. Ook is het

mogelijk om intensief met de biologische ouders samen te werken en te bepalen of

terugkeer van het kind naar ouders tot de mogelijkheden behoort.

Uitgangspunten

- De Hobbits biedt diagnostiek en kortdurende behandeling aan aspirant

pleegkinderen, pleegkinderen, ex-pleegkinderen van 4 tot en met 12 jaar.

- Kenmerkend voor kinderen in de Hobbits is dat zij geen thuis hebben, niet bij

eigen ouders en niet bij pleegouders en dat dit perspectief gedurende de opname

helder dient te worden.

- De Hobbits heeft een capaciteit van zeven plaatsen.

- De opnameduur is in principe nooit langer dan één jaar.

- Kinderen die bij de Hobbits opgenomen zijn maken bij voorkeur gebruik van de

gewone faciliteiten met betrekking tot school en vrijetijdsbesteding. Het is echter

ook mogelijk dat deze kinderen de interne school bezoeken.

Stappenplan

?

Page 159: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

159

3.4 Overigen

Uitgangspunt

Naast extra hulpverleningsmogelijkheden op het gebied hechtingsproblematiek,

diagnostisch onderzoek en kinder- en jeugdpsychiatrische ondersteuning bestaan er

diverse overige opties. FlexusJeugdplein heeft een breed hulpverleningsaanbod, wat de

begeleiders pleegzorg de mogelijkheid biedt om pleeggezinnen in de begeleiding wat

extra‟s te bieden. Dat wil zeggen dat er naast de reguliere begeleiding diverse andere

ondersteuningsmogelijkheden bestaan voor pleeggezinnen. Het voert voor het

afdelingswerkboek te ver om alle mogelijkheden binnen FlexusJeugdplein te beschrijven.

Hier worden slechts de mogelijkheden beschreven welke specifiek voor pleeggezinnen

bestaan of veel ingezet worden binnen de afdeling voor pleegzorg. Afhankelijk van de

begeleidingswensen kunnen deze ingezet worden. Het is van belang dat iedere

pleegzorgbegeleider op de hoogte is van deze mogelijkheden, zodat zij een breed

begeleidingsaanbod kunnen doen aan de pleeggezinnen en daarbij zo goed als mogelijk

bij de wensen en behoeften van het pleegkind en -gezin aan kunnen sluiten.

Doel

Een overzichtelijk geheel bieden van overige extra hulpverleningsmogelijkheden die in

de begeleiding aan pleeggezinnen ingezet kan worden.

Richtlijnen

De overige hulpverleningsmogelijkheden zijn zeer divers en zijn volledig afhankelijk van

de begeleidingswensen van de pleeggezinnen in te zetten in de begeleiding.

Achtereenvolgens zullen de Helpdesk (3.4.1), Bibliotheek (3.4.2), Depot (3.4.3),

Oppasondersteuning (3.4.4) en Fondsen (3.4.5).

Page 160: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

160

3.4.1 Helpdesk

Doel

De helpdesk is het aanspreekpunt voor FlexusJeugdplein voor vragen op het gebied van

wetten, regelgeving en beleid. De helpdesk is bereikbaar voor alle (kandidaat en

aspirant) pleegouders binnen FlexusJeugdplein, ouders, begeleiders pleegzorg en andere

medewerkers binnen FlexusJeugdplein.

Uitgangspunten

Grofweg kunnen de taken van de helpdesk onderverdeeld worden in:

a. informatievoorziening;

b. uitvoering en ondersteuning;

c. advisering van het management.

De helpdesk:

- biedt algemene informatie over jeugdhulpverlening in het algemeen en dus ook

specifiek over pleegzorg;

- beantwoordt vragen op het gebied van bijvoorbeeld financiën, wet- en regelgeving en

protocollen (dit kunnen vragen zijn over schades die door het pleegkind zijn

veroorzaakt, kwesties rond schoolgeld en studiefinanciering, regels rond

meerderjarigheid en het aanvragen van een paspoort voor het pleegkind);

- verwijst indien nodig door naar de juister persoon of instantie;

- onderneemt actie in zaken waarbij in het belang van de verschillende doelgroepen

een structurele oplossing gevraagd wordt;

- houdt bij welke vragen er gesteld worden (als vaak dezelfde vraag gesteld wordt,

dan kan dit wijzen op een algemene kwestie die binnen de organisatie kan worden

verbeterd en waarvan het management geïnformeerd moet worden);

- heeft een documentatiecentrum over allerlei onderwerpen die met

jeugdhulpverlening en pleegzorg te maken hebben en waar pleegouders en -kinderen

gebruik van mogen maken (ook vragen voor bibliotheekboeken over bijvoorbeeld

bedplassen, jaloezie, diefstal, drugs, angsten, schoolkeuzevragen, adhd en

hechtingsstoornissen kunnen bij de helpdesk neergelegd worden);

- beschikt over een depot met kinderkleding, speelgoed en diverse artikelen (o.a.

kinderwagens, buggy‟s, autostoeltjes, boxen en bedjes) waar pleegouders gebruik

van kunnen maken;

- organiseert op verzoek van de clustermanager bijeenkomsten, zoals een workshop

kroeshaar;

- geeft geen pedagogische adviezen, dit is de deskundigheid van de

pleegzorgbegeleider.

Daarnaast zijn de volgende taken onderdeel van de helpdesk:

- assistentie van het tweejaarlijkse pleegoudertevredenheidsonderzoek;

- actualisering van de pleegouderband;

- jaarlijkse rapportage aan het manager over gesignaleerde knelpunten en mogelijke

oplossingen

De vragen die de helpdesk krijgt kunnen bijvoorbeeld gaan over:

- schades door het pleegkind veroorzaakt;

- schoolgeld en studiefinanciering;

- aanvragen paspoort;

- pleegoudervoogdij;

- blokkaderecht;

- literatuurlijst kinderboeken;

- eigen bijdrage als de jongere geld verdient;

- medicijnen op vakantie;

- ouderbijdrage LBIO;

- vervoer speciaal onderwijs en buitenschoolse opvang.

Page 161: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

161

Stappenplan

In onderling overleg kan besloten of pleegouders zelf contact opnemen met de helpdesk

of dat zij dit via de pleegzorgbegeleider doen.

De helpdesk is voor zowel de begeleider als de pleegouders te bereiken via:

E-mail : [email protected]

Telefoon : 010-2718777

Page 162: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

162

3.4.2 Bibliotheek

Doel

FlexusJeugdplein beschikt over een uitgebreide bibliotheek met boeken over diverse

onderwerpen op het gebied van pleegzorg, pedagogiek, hulpverlening, enz. De

bibliotheek kan gebruikt worden door medewerkers van FlexusJeugdplein. Tevens

kunnen boeken uitgeleend worden aan pleegouders via de begeleiders pleegzorg of de

medewerker van de helpdesk.

Uitgangspunten

- Boeken kunnen ten alle tijden uitgeleend worden aan de begeleiders pleegzorg.

- De bibliotheek wordt beheerd door de gedragsdeskundige (Saskia Daalhof).

- De pleegzorgbegeleider draagt er zorg voor dat de bibliotheekboeken die

uitgeleend zijn aan de pleegzorgbegeleider zelf en/of diens pleeggezinnen binnen

een beperkt termijn terug komen.

Stappenplan

1. De pleegzorgbegeleider wil zichzelf verdiepen in een onderwerp of de

pleegzorgbegeleider wil de pleegouders middels boeken extra ondersteuning bieden.

2. De pleegzorgbegeleider gaat te rade bij de gedragsdeskundige, collega‟s of zoekt zelf

in de bibliotheek welke boeken passend zijn.

3. De pleegzorgbegeleider vraagt Saskia de sleutel van de bibliotheek, neemt de

gewenste boeken mee en stelt Saskia hiervan op de hoogte.

4. De pleegzorgbegeleider leest de boeken of geeft deze aan het pleeggezin.

5. De pleegzorgbegeleider zet de boeken middels de sleutels bij Saskia terug in de

bibliotheek en stelt Saskia hiervan op de hoogte.

NB. Sinds een aantal jaren is het computerprogramma van de bibliotheek buiten

werking. De bedoeling is dat er op Intranet een boekenbestand van alle locaties

komt. Ook de inrichting van de bibliotheek is niet in orde.

Page 163: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

163

3.4.3 Depot

Doel

Pleegouders kunnen onverwachts de zorg van een pleegkind op zich krijgen en derhalve

niet (direct) over de noodzakelijke materiële middelen beschikken. Ook kan het

voorkomen dat pleegouders financieel niet de mogelijkheden hebben om over voldoende

materiële middelen voor het pleegkind te beschikken. FlexusJeugdplein heeft een depot

om pleegouders in dergelijke situaties op materieel vlak te ondersteunen. Het depot

bevat onder andere bedden, boxen, kinderwagens, buggy‟s en autostoeltjes, maar ook

kleding, knuffels en spelletjes. Op die manier kan materiële ondersteuning aan het

pleeggezin worden geboden.

Uitgangspunten

- De medewerker van de helpdesk beheert het depot.

- De pleegzorgbegeleider of de pleegouders zelf kunnen met de medewerker van

de helpdesk afspraken maken over het gebruik van het depot.

- Wanneer pleeggezinnen spullen willen doneren aan het depot, dan kunnen zij

hiervoor (eventueel via de pleegzorgbegeleider) een afspraak maken met de

medewerker van de helpdesk.

Stappenplan

1. Het wordt bij de start van een nieuwe plaatsing of gedurende de begeleiding aan een

pleeggezin duidelijk dat het pleeggezin materiële ondersteuning kan gebruiken.

2. In overleg met het pleeggezin wordt afgesproken of de pleegzorgbegeleider of het

pleeggezin zelf contact opneemt met de medewerker van de helpdesk voor spullen

uit het depot.

3. Deze stap is afhankelijk van de onderlinge afspraken en kan zeer flexibel gehanteerd

worden. Hierbij kan gedacht worden aan:

a. De pleegzorgbegeleider haalt in overleg met de medewerker van de helpdesk het

gewenste materiaal op uit het depot en neemt dit mee op huisbezoek of spreekt

met de pleegouders af dat zij dit op komen halen.

b. De pleegzorgbegeleider neemt contact op met de helpdesk om een afspraak te

plannen voor het pleeggezin om het depot te bezoeken.

c. De pleegouders nemen zelf contact op met de medewerker van de helpdesk om

aan te geven wel materiaal gewenst is. De medewerker van de helpdesk haalt

deze spullen uit het depot en maakt een afspraak met de pleegouders dat zij dit

op komen halen of dat het via de pleegzorgbegeleider aan de pleegouders wordt

geven.

d. De pleegouders nemen zelf contact op met de medewerker van de helpdesk om

een afspraak te maken om het depot te bezoeken (en bijvoorbeeld kleding uit te

zoeken).

4. Afhankelijk van de afspraken met de medewerker van de helpdesk wordt het

materiaal eigendom van de pleegouders (of het pleegkind) of is het slechts in

bruikleen.

5. Wanneer het materiaal in bruikleen is, dan wordt een leentermijn afgesproken met

de medewerker van de helpdesk. In veel gevallen zal de leenduur afhankelijk zijn

van de wens van de pleegouders en wordt het initiatief tot retourneren bij de

pleegouders gelaten.

Page 164: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

164

3.4.4 Oppasondersteuning

Doel

Pleeggezinnen van FlexusJeugdplein hebben de mogelijkheid om oppasondersteuning te

krijgen. Het is niet zo dat alle pleeggezinnen oppasondersteuning krijgen toegewezen.

Voor het toekennen van oppasondersteuning is de context van het gezin en/of de

problematiek van het kind bepalend. De oppasondersteuning is ervoor bedoeld om de

pleegouders te ontlasten en om ervoor te zorgen dat de pleegouders er zo nu en dan

tussenuit kunnen zonder kinderen.

Uitgangspunten

- De opvoedondersteuning wordt geboden door studenten van de Hogeschool

Inholland. Het zijn 1e of 2e jaars studenten MWD of SPH.

- De studenten verdienen studiepunten voor hun vrije studiekeuze met het

oppassen: 1e jaars studenten passen 70 uur op (3 studiepunten) en 2e jaars

studenten passen 45 uur op (2 studiepunten).

Stappenplan

De stappen die genomen dienen te worden bij de oppasondersteuning kunnen

onderverdeeld worden in de aanmelding, de kennismaking, het oppascontract, de uitvoer

en de afronding. De pleegzorgbegeleider heeft slechts een rol bij de aanmelding. De

overige stappen worden slechts ter kennisgeving beschreven.

Aanmelding

1. De pleegzorgbegeleider bespreekt de mogelijkheid van oppasondersteuning met het

pleeggezin.

2. Als het pleeggezin interesse heeft in opvoedondersteuning, dan bespreekt de

pleegzorgbegeleider dit met de afdelingsmanager.

3. Als de afdelingsmanager goedkeuring geeft, dan meldt de pleegzorgbegeleider het

pleeggezin aan voor opvoedondersteuning bij de helpdesk. Hiervoor stuurt de

pleegzorgbegeleider een inschrijfformulier pleeggezinproject oppassen (zie 7.11.12)

naar helpdesk (zie 3.4.1).

4. De pleegzorgbegeleider informeert het pleeggezin of zij oppasondersteuning krijgen

toegewezen.

5. De begeleider verwijst ze voor verdere vragen door naar de helpdesk en geeft aan

dat ze via de helpdesk de gegevens van de student ontvangen als een oppas

gevonden is.

Kennismaking

6. De medewerker van de helpdesk zoekt een student die (bij voorkeur) in de buurt van

het pleeggezin woont.

7. De medewerker van de helpdesk geeft de gegevens van de student door aan het

pleeggezin en geeft uitleg over de verdere gang van zaken.

8. Het pleeggezin neemt contact met de student op voor een kennismakingsafspraak.

9. Tijdens de kennismaking zijn het pleeggezin en de student vrij om te bepalen of ze

met de andere partij willen samenwerken. Het pleeggezin kiest dus zelf of ze met de

student willen samenwerken. Hierbij is het pleeggezin verantwoordelijk voor de

bijbehorende samenwerking als zij ervoor kiezen om met deze student in zee te

gaan.

a. Als de student of het pleeggezin niet met de andere partij wil samenwerken, dan

gaan wordt ervan uitgegaan dat zij dit onderling met elkaar communiceren en de

helpdesk hiervan op de hoogte stellen. De helpdesk regelt vervolgens een nieuwe

student en de procedure wordt vanaf stap 6 herhaalt.

b. Als zowel het pleeggezin als de student een samenwerking zien zitten,d an wordt

doorgegaan met stap 10.

Oppascontract

Page 165: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

165

10. De pleegouders en de student ondertekenen het oppascontract in tweevoud. Hierin

staat de rechten en plichten van zowel de student al het pleeggezin vermeld.

Uitvoer

11. Het pleeggezin en de student stemmen vervolgens samen af wanneer het

oppasbudget wordt ingezet.

12. Het pleeggezin en de student ondertekenen na iedere keer oppassen het

urenoverzicht en zetten een paraaf.

Afronding

13. Aan het einde van het project levert de student het urenoverzicht in op de

hogeschool. Dit is nodig om de studiepunten te verkrijgen.

14. Als blijkt dat het pleeggezin meer uren nodig heeft nadat de uren zijn ingezet, dan

vraagt de pleegzorgbegeleider opnieuw een oppasbudget aan.

Page 166: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

166

3.4.5 Fondsen

Doel

Stichting Vrienden van FlexusJeugdplein is actief in het werven en behouden van

fondsen, donateurs en sponsoren. Fondsen worden voor diverse doeleinden geworven.

Het is erop gericht om de cliënten leuke dingen te kunnen bieden, zoals een dagje uit,

een vakantiekamp, het opknappen van een tuin of bewonerskamer; maar ook voor

persoonlijke voorzieningen, zoals de aanschaf van een instrument voor een muzikaal

getalenteerd kind, de inrichting van een kinderkamer voor een pleeggezin of de betaling

van de contributie van een sportclub. Fondsaanvragen kunnen gedaan worden via de

afdeling voor fondsenwerving voor extra‟s die niet uit de reguliere pleegzorgvergoeding

of via bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg betaald kunnen worden.

Uitgangspunten

- Fondsaanvragen moeten gaan om een uitgave in de toekomst. Fondsen stellen

geen geld beschikbaar voor uitgaven die al gedaan zijn.

- Het bestuur van een fonds vergadert meestal maar enkele keren per jaar. Het

verdient dan ook de voorkeur om een aanvraag zo vroeg mogelijk in te dienen

(het liefst vier maanden van te voren).

- De afdeling voor fondsenwerving zal zich zeer inspannen en alle beschikbare

mogelijkheden inzetten en contacten optimaal benutten. Toch blijft het krijgen

van iets extra‟s via een fonds is geen recht, maar een meevaller. Het is niet

verstandig vooraf bij cliënten teveel verwachtingen te wekken.

Stappenplan

1. Er ontstaat een wens of noodzaak betreffende een cliënt, waarbij de reguliere

financiën niet toereikend zijn.

2. De pleegzorgbegeleider controleer of het gewenste budget niet door een andere

instantie kan worden vergoed, zoals Bureau Jeugdzorg, SoZaWe of de Kredietbank.

3. De pleegzorgbegeleider overlegt met de afdelingsmanager of de betreffende zaak in

aanmerking zou kunnen komen voor fondsenwerving of dat er andere

financieringsmiddelen mogelijk zijn.

4. Wanneer de afdelingsmanager achter de fondsenaanvraag staat, dan vult de

pleegzorgbegeleider het Intern aanvraagformulier fondsen in (zie 7.11.13), laat deze

door de afdelingsmanager ondertekenen en dient deze in bij de afdeling

Fondsenwerving. Ook is het mogelijk om de afdelingsmanager het document niet te

laten ondertekenen, maar te laten versturen naar de afdeling fondsenwerking.

NB. De aanvraag dient zo opgesteld te zijn, dat buitenstaanders een goed beeld

krijgen van het „project‟ of de situatie waar de aanvraag voor gedaan wordt.

Uit de aanvraag moet blijken:

5. wat er precies aangevraagd wordt;

6. wat het kost (begroting/dekkingsplan en/of offerte bijvoegen);

7. voor wie de aanvraag wordt gedaan (geb. datum kind);

8. waarom de aanvraag van belang is;

9. wat de deadline is.

10. De aanvraag wordt meestal na overleg met de aanvrager in behandeling genomen.

Grote aanvragen en aanvragen die tot discussie leiden, worden eerst in de

fondsencommissie besproken. Bij onduidelijke aanvragen neemt een medewerker

van de afdeling Fondsenwerving eerst contact op met de pleegzorgbegeleider.

11. Zodra de afdeling Fondsenwerving een reactie krijgt van een fonds, dan stellen zij de

pleegzorgbegeleider hiervan op de hoogte.

a. Wanneer een aanvraag door een fonds wordt afgewezen, dan vindt er overleg

plaats tussen de medewerker van de afdeling fondsenwerving en de

pleegzorgbegeleider of een aanvraag bij een ander fonds vruchtbaar geacht

wordt. Desgewenst kan hiervoor gekozen worden. Stap 6 wordt dan herhaald.

Wanneer het niet vruchtbaar geacht wordt, dan stopt de fondsaanvraag.

Page 167: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

167

b. Wanneer een aanvraag door een fonds is toegekend, dan wordt doorgegaan met

stap 7.

12. Bij toekenning van een aanvraag wordt in overleg met de pleegzorgbegeleider het

bedrag uitgekeerd.

13. Na besteding zorgt de pleegzorgbegeleider ervoor dat er binnen vier weken een

evaluatie, inclusief de aankoopbon(nen), facturen, eventueel bedankkaartje of brief

van de begunstigde naar de afdeling fondsenwerving wordt gestuurd.

NB. Wat er in de begroting is opgenomen moet ook corresponderen met de

aankoopbonnen.

Page 168: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

168

3.4.6 Pleegzorgkampen

Doel

Eens per jaar worden er vanuit de afdeling Pleegzorg pleegzorgkampen georganiseerd.

Deze kampen zijn bedoeld om de pleegkinderen een leuke vakantieweek te bieden.

Daarbij krijgen zij gelijk de mogelijkheid om andere kinderen te ontmoeten die in

pleeggezinnen wonen. Een derde doel wat gediend kan zijn door het pleegzorgkamp is

ontlasting van het pleeggezin, doordat het pleegkind gedurende het kamp afwezig is.

Uitgangspunten

- De kampen zijn bedoeld voor pleegkinderen (ook weekendpleegkinderen), maar

ook eigen kinderen kunnen deelnemen. Als er meer aanmeldingen zijn dan

plaatsen, krijgen pleegkinderen voorrang.

- De kampen zijn bedoeld voor kinderen van zes tot achttien jaar.

- De kinderen worden ingedeeld op basis van leeftijd, maar ook op basis van hun

ontwikkelingsniveau.

- Op ieder kamp gaan maximaal twaalf kinderen mee, waarbij getracht wordt zes

jongens en zes meisjes in te delen.

- In totaal gaan er vier kampbegeleiders mee.

- De pleegzorgkampen worden begeleid door mensen die ruime ervaring hebben,

zowel in het begeleiden van kampen, als ervaring in pleegzorg. Dit zijn doorgaans

begeleiders pleegzorg en eventueel stagiaires.

- De kampgeleiding wordt beloond conform aan de CAO-regelingen rond

kampbegeleiding.

- De kampen worden gefinancierd op grond van instellingsgelden, fondsen en een

eigen bijdrage van de pleeggezinnen. Dit maakt dat jaarlijks bekeken moet

worden of het organiseren van de pleegzorgkampen realistisch is.

Stappenplan

Binnen de afdeling Pleegzorg zijn twee begeleiders pleegzorg belast met de organisatie

en coördinatie van de pleegzorgkampen. Op dit moment zijn dit Dagmar van der Most en

Mirjam Gort. Zij organiseren de informatieverstrekking rond de kampen richting de

pleeggezinnen en begeleiders, coördineren de aanmeldingen, werven kampbegeleiders

en regelen de praktische zaken, zoals de kamplocatie, vervoer, financiële middelen, enz.

Aanmeldingsprocedure

De aanmeldingsprocedure kan per jaar aangepast worden. De pleeggezinnen en

begeleiders pleegzorg worden hiervan door de kampcoördinatoren op de hoogte

gebracht.

Over het algemeen komt het erop neer dat de pleeggezinnen een brief krijgen waarin

uitgelegd staat wat de pleegzorgkampen inhouden, wanneer ze plaatsvinden, hoe de

aanmeldingsprocedure eruit ziet, enz. De pleeggezinnen kunnen bij de

pleegzorgbegeleider een aanmeldingsformulier aanvragen. Deze moet volledig ingevuld

(incl. informatie over het ontwikkelingsniveau van het kind, informatie over gedrag en

evt. specifieke aanpak) en inclusief een kopie van het polisblad van de zorgverzekering

ingeleverd worden via de pleegzorgbegeleider bij het secretariaat. De

kampcoördinatoren laten vervolgens aan de pleeggezinnen en begeleiders pleegzorg

weten of en wanneer het (pleeg)kind is ingedeeld voor een kamp. Indien gewenst kan

extra informatie over het (pleeg)kind gevraagd worden. Om deze extra stap te

voorkomen, verdient het de aanbeveling om het aanmeldingsformulier zo compleet als

mogelijk in te vullen.

Kampbegeleiding

Rond dezelfde tijd als de aanmelding van de (pleeg)kinderen, kunnen ook begeleiders

pleegzorg zich aanmelding om de kampen te begeleiden. Dit doen zij door zich te

melden bij de kampcoördinatoren. De kampcoördinatoren delen de kampbegeleiders op

grond van (samenwerkings)mogelijkheden, wensen en beschikbaarheid in.

Page 169: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

169

In principe gaan op ieder kamp vier begeleiders mee. Dit zijn over het algemeen

begeleiders pleegzorg die ervaring of in elk geval affiniteit hebben met het begeleiden

van kampen. In ieder kamp kan maximaal één van de vier begeleiders een stagiair

pleegzorgbegeleider zijn. Deze krijgt hiermee de gelegenheid om ervaring op te doen

met het direct werken met (pleeg)kinderen.

Kampprogramma

De invulling van de kampprogramma wordt door de kampbegeleiders van de betreffende

week zelf georganiseerd. Hiervoor krijgen zij van de kampcoördinatoren de (financiële)

grenzen voor dat jaar te horen. Zij hebben hier binnen de vrijheid om activiteiten de

organiseren, waarvan zij denken dat het een leuke week wordt voor de kinderen van hun

kamp. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd (en ontwikkelingsniveau) van de

kinderen. Belangrijk is om voor afwisseling te zorgen door middel van verschillende

(drukke en rustige) programmaonderdelen, verschillende plaatsen waar activiteiten

plaatsvinden, enz. Het verdient de aanbeveling om een zo vol mogelijk programma te

plannen, omdat het beter is om spellen af te laten vallen dan dat er te weinig zijn.

Ondanks de onnodige voorbereidingen is het belangrijkste dat er een leuk en

verantwoord programma neergezet wordt. Onderling overleg tijdens de week is hierin

belangrijk. Het verdient de aanbeveling om dagelijks één of meer momenten te plannen

om met de kampbegeleiders samen te zitten om het programma, de ervaringen, de

kinderen en de samenwerking te bespreken. Zodoende is iedereen op de hoogte van de

gehele situatie van het kamp.

Contacten gedurende kamp

Tijdens kamp is het niet de bedoeling dat er pleegouders of andere bekenden op bezoek

komen. In onderling overleg met de kampbegeleiders kan hierin een uitzondering

gemaakt worden voor bijvoorbeeld de afdelingsmanager.

De kinderen krijgen minimaal één keer in de kampweek de mogelijkheid om het

pleeggezin te bellen. Indien nodig kan dit vaker gebeuren. Indien (pleeg)gezinsleden

contact wil met het (pleeg)kind, dan nemen zij zij hiervoor contact op met de

achterwacht. Dit is een collega (kampcoördinator of afdelingsmanager) die de

pleegouders te woord staat en beslist of de kampbegeleiders hiervoor gebeld gaan

worden. Ook wanneer er bijzonderheden op het kamp plaatsvinden, waarvoor contact

met het thuisfront gewenst is, dan belt de kampbegeleider de achterwacht. In principe

vindt er dus niet direct overleg plaats tussen de kampbegeleiding en het thuisfront.

Page 170: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

170

Hoofdstuk 4 Instellingsaspecten

Page 171: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

171

4.1 Pleegzorgbegeleider

Doel

Het werk van de pleegzorgbegeleider verder toe te lichten binnen het kader van de

instellingsaspecten.

Uitgangspunten

Een overzichtelijk geheel bieden van alle aspecten die bij het werk van de

pleegzorgbegeleider komen kijken.

Richtlijnen

De instellingsaspecten die bij het werk van de pleegzorgbegeleider komen kijken worden

beschreven door te starten met de functieomschrijving (4.1.1). Hierna wordt stilgestaan

bij de caseload (4.1.2). Ook de bereikbaarheid (4.1.3) van de pleegzorgbegeleider komt

aan de orde. Tot slot zal er stilgestaan worden bij een aantal zakelijke

instellingsaspecten (4.1.4) van het werken als pleegzorg begeleider, namelijk de

declaratieformulieren (4.1.4.1), verlofaanvragen (4.1.4.2) en de ziek- en

betermeldprocedures (4.1.4.3).

Page 172: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

172

4.1.1 Functieomschrijving

Doel

De functieomschrijving omschrijft dat wat er vanuit de instelling verwacht wordt van de

pleegzorgbegeleider. Hier wordt de oude functieomschrijven gegeven van de

pleegzorgbegeleider, maar tevens van de huidig gehanteerde functieomschrijving voor

begeleiders pleegzorg, namelijk die van ambulant hulpverlener B.

Uitgangspunten

De pleegzorgbegeleider volgt zijn functie uit conform de functieomschrijving.

Functieomschrijving Pleegzorgbegeleider

De functie

Als pleegzorgbegeleider zorg je ervoor dat de plaatsing van een kind in een pleeggezin

goed verloopt. Je stelt een hulpverleningsplan op en voert regelmatig overleg met het

kind, de pleegouders, de plaatsende instantie en eventueel de eigen ouders over de

ontwikkeling van het pleegkind.

Op basis daarvan geef je advies aan de BJZ-werker over het perspectief. Je maakt

rapportages over de vorderingen van het kind en geeft pedagogische ondersteuning aan

de pleegouders. Indien nodig schakel je andere deskundigen in voor aanvullende

onderzoeken of therapieën.

Je regelt voor de pleegouders de randvoorwaarden (financiën, regelgeving, juridische

zaken) en onderhoudt contact met scholen en andere externe organisaties.

De afdeling

Pleegzorg is een onderdeel van het cluster Wonen en Opgroeien. De diverse afdelingen

pleegzorg verzorgen de werving, selectie, opleiding en begeleiding van pleeggezinnen.

Het team integrale pleegzorg begeleidt pleeggezinnen die langdurende plaatsingen of

weekendplaatsingen hebben.

Over FlexusJeugdplein Bij FlexusJeugdplein helpen ongeveer 850 professionals bij vragen en problemen rond opgroeien en opvoeden. Het gaat hierbij vaak om complexe problematiek, waarbij samenwerking met anderen essentieel is. Een uitdaging voor iedere professional. FlexusJeugdplein biedt een uitgebreid hulpaanbod waardoor onze medewerkers zich zowel horizontaal als verticaal kunnen ontplooien.

Jouw profiel

Wij vinden het belangrijk dat werknemers van FlexusJeugdplein zelfstandig,

resultaatgericht en innovatief zijn maar ook goed kunnen samenwerken. Verder is het

voor deze functie van belang dat:

- Je in het bezit bent van een diploma HBO-MWD, HBO-Pedagogiek of

vergelijkbaar.

- Je bij voorkeur beschikt over enkele jaren relevante werkervaring in de

jeugdhulpverlening en/of pleegzorg.

- Je kennis hebt van de ontwikkelingspsychologie, pedagogiek en systeemtheorie.

- Je beschikt over levenservaring, flexibel en stressbestendig bent.

- Je goede contactuele eigenschappen hebt en een goede mondelinge en

schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid.

- Bereid om scholing te volgen in het werken met ouders en pleegouders.

Functie omschrijving ambulant hulpverlener B

1. Algemene kenmerken van de functie

De functie van ambulant hulpverlener B kenmerkt zich voornamelijk door het bieden van

hulp en ondersteuning in de geïndiceerde en niet-geïndiceerde zorg. De werkzaamheden

Page 173: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

173

kunnen betrekking hebben op ambulante (procesmatige) hulpverlening en begeleiding

met betrekking tot jeugdigen en/of hun cliëntsysteem en begeleiding van

pleeggezinnen.

2. Doel van de functie

Het planmatig en doelgericht begeleiden van jeugdigen en/of hun cliëntsysteem of

pleeggezinnen. Het hiermee leveren van een bijdrage aan het realiseren van een veilige

thuissituatie/opgroeisituatie voor kinderen.

3. Organisatorische positie

De ambulant hulpverlener B ressorteert hiërarchisch onder de afdelingsmanager. De

ambulant hulpverlener B krijgt inhoudelijke richtlijnen van de gedragsdeskundige. De

Ambulant Hulpverlener B geeft zelf geen leiding aan anderen. De Ambulant Hulpverlener

B begeleidt in voorkomende gevallen (een) stagiar(s). De Ambulant Hulpverlener B kan

opereren vanuit een externe organisatie (CJG, politiebureau, etc.).

4. Hoofdactiviteiten

De ambulant hulpverlener B verricht (een aantal van) de onderstaande activiteiten:

1. Het onderzoeken van de hulpbehoefte en de aanwezige capaciteiten van de cliënt1.

Het in kaart brengen van de sociale omgeving. Het vertalen van de belemmeringen,

veiligheidsrisico‟s en problematiek van de cliënt naar een helder toekomstperspectief.

2. Het, zo mogelijk samen met de cliënt, op basis van de problemen/vragen van de

cliënt, formuleren van doelen, deze vastleggen in een plan en evalueren. Het al dan

niet in overleg met de verwijzer/opdrachtgever aanvullen of wijzigen van

hulpverleningsdoelen.

3. Het vaststellen van de zorg, middelen en voorzieningen die nodig zijn om dit te

realiseren. Het prioriteren en verdelen van de verantwoordelijkheden en het maken

van afspraken met de cliënt hierover.

4. Het herkennen van hulpbehoeften op meer of andere terreinen en het afwegen om

die verantwoordelijkheid te beleggen bij interne of externe partijen, of om hierin de

cliënt zelf te begeleiden.

5. Het uitvoeren van het plan en het bewaken van de voortgang en de effectiviteit. Het

vinden van oplossingen bij problemen. Het (tussentijds) afstemmen van de aanpak

en beslissingen met opdrachtgevers, deskundigen, collega's en/of de leidinggevende.

Het samenwerken met diverse partijen in en buiten de zorgketen (Bureau Jeugdzorg,

CJG, Dosa/Gosa, politie, woningbouwvereniging, etc.).

6. Het toepassen van verschillende methodieken in de hulpverlening aan cliënten.

7. Het bemiddelen en interveniëren in crisissituaties.

8. Het vergroten van het inzicht van de cliënt in zijn verantwoordelijkheden en

gedragspatronen en zijn relatie tot anderen en de maatschappij. Het verbeteren van

zijn gedrag en het vergroten van zijn (pedagogische) vaardigheden.

9. Het betrekken van de sociale omgeving van de cliënt bij de hulpverlening en hen

aanspreken op hun betekenis voor de cliënt. Het stimuleren van de cliënt om zijn

sociale omgeving te betrekken.

10. Het bestendigen van de behaalde doelen, het overdragen van verantwoordelijkheden

aan en evalueren van de hulpverlening en/of samenwerking met relevante partners.

Het adequaat doorverwijzen van cliënten naar ketenpartners en andere vormen van

hulp.

11. Het signaleren van ontwikkelingen in het vakgebied en bij de doelgroep.

12. Het verkrijgen en onderhouden van contact met relevante interne en/of externe

(multidisciplinaire) partijen en het onderling verbinden van partijen in een netwerk,

teneinde de begeleiding/-behandeling van de cliënt op elkaar af te stemmen.

13. Het verstrekken van informatie en voorlichting over de hulpverleningsmogelijkheden

en –procedures aan cliënten en derden. Het verhelderen van de positie en belangen

van de organisatie, de afdeling en/of de cliënt.

1 lees: „de cliënt en/of het cliëntsysteem‟

Page 174: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

174

14. Het melden van onveilige situaties of knelpunten met betrekking tot de cliënt bij

relevante partijen.

15. Het registreren en actueel houden van gegevens over de eigen werkzaamheden en

over de cliënt. Het opstellen van interne en externe rapportages met betrekking tot

(de voortgang en effecten van) het hulpverleningsproces (verandering in de

behandelwijze, wijziging in het hulpverleningsplan, beëindiging van de

hulpverlening).

16. Het bewaken en bijhouden van het cliëntdossier conform daartoe gestelde eisen en

het naleven van de geldende termijnen.

17. Het leveren van bijdragen aan activiteiten op het gebied van advies en informatie,

gericht op de positieverbetering van jeugdigen, gezin en/of cliëntsysteem in

probleemsituaties.

18. Het voorzien in de informatiebehoeften over FlexusJeugdplein en het vergroten van

de naamsbekendheid.

19. Het inschatten van de informatiebehoefte van interne en externe betrokken partijen

en opdrachtgevers en het inzichtelijk maken van de vorderingen van cliënten aan

hen.

20. Het geven van trainingen die erop gericht zijn sociale en praktische vaardigheden uit

te breiden.

21. Het bieden van consultatie, advies en deskundigheidsbevordering aan professionals.

22. Het gebruikelijk deelnemen aan werkoverleg.

5. Profiel van de functie

Kennis

Afgeronde HBO-opleiding (bijvoorbeeld Maatschappelijk Werk & Dienstverlening, Sociaal

Pedagogische Hulpverlening, Pedagogiek, etc.).

Kennis van en inzicht in het hulpaanbod en de hulpverleningsmethodieken.

(Bijhouden van) kennis van de ontwikkelingen binnen het vakgebied door het deelnemen

aan deskundigheidsbevordering.

Kennis van pedagogiek, ontwikkelingspsychologie en psychiatrie.

Kennis van wet en regelgeving in de jeugdzorg en de sociale kaart.

Specifieke functiekenmerken

Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden voor het voeren van gesprekken

met jeugdigen (en het cliëntsysteem), het rapporteren en adviseren over de uitvoering

van het hulpverleningsplan. Sociale vaardigheden, nodig voor het bieden van hulp en

begeleiding aan jeugdigen (en hun omgeving) in een intermenselijke situatie en het

kunnen omgaan met tegengestelde belangen en loyaliteiten.

Stressbestendigheid en improvisatievermogen is vereist bij interventie in crisissituaties.

Analytisch vermogen.

Zelfstandig kunnen werken.

Page 175: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

175

4.1.2 Caseload

Doel

De pleegkinderen waarvan de pleegzorgbegeleider begeleiding aan het pleeggezin geeft

staan op diens caseload. De hoeveelheid kinderen die op een caseload staat is

afhankelijk van het aantal uren dat de pleegzorgbegeleider werkt en de

begeleidingsvorm die de begeleider biedt.

Uitgangspunten

- De pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijke caseload en voert alle begeleiding

aan deze zaken zelfstandig uit.

- De caseload voor begeleiders pleegzorg wordt stapsgewijs opgebouwd. In

principe wordt ervan uitgegaan dat de pleegzorgbegeleider na een half jaar tot

een jaar na start in de functie een volledige caseload heeft.

- Wanneer er zaken afgesloten worden, dan gaan deze van de caseload van de

pleegzorgbegeleider af. De caseload wordt dan aangevuld met een nieuwe zaak.

- De afdelingsmanager beheert de aanmeldingen en beoordeeld welke nieuwe

zaken aan welke pleegzorgbegeleider uitgedeeld gaan worden en dus op diens

caseload komen te staan.

- De pleegzorgbegeleider is zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van de ruimte

op de caseload. Indien de begeleider ruimte heeft meldt deze dit aan de

afdelingsmanager die een nieuwe zaak uitdelen. De afdelingsmanager houdt

toezicht op de caseloads van het gehele team en zal indien nodig ongevraagd

zaken uitdelen.

- Als een pleegzorgbegeleider redenen heeft om een (nieuwe) zaak niet op de

caseload (meer) te willen, dan vindt er overleg met de afdelingsmanager plaats.

De afdelingsmanager bepaalt of de redenen van weigering gegrond zijn en of de

zaak overgedragen mag worden aan een collega pleegzorgbegeleider. Deze wordt

indien mogelijk in overleg met de begeleiders pleegzorg door de

afdelingsmanager aangewezen.

- De caseload normering is arbitrair. Als de pleegzorgbegeleider (persoonlijke)

redenen heeft om tijdelijk niet een volledige caseload te draaien, dan kan deze

een verzoek indienen bij de afdelingsmanager voor een verlaging van de

caseload. In onderling overleg zal besloten worden of deze tijdelijke verlaging

akkoord is en op welke termijn verwacht wordt dat er weer een volledige

caseload gedraaid kan worden.

Richtlijnen

De normering van de caseload vindt plaats aan de hand van richtlijnen. Hierbij wordt

uitgegaan van het percentage werkverband. Alle percentages behorende bij de zaken bij

elkaar opgeteld dienen overeen te komen met het percentage werkverband.

Begeleiding 1x per 3

weken 1x per 6 weken

1x per 9 weken

1x per 12 weken

2x per jaar 1x per jaar

Regulier - 3.33% 2.22% 1.67% 1.11% - TP/FP 8.33% 5.66% - - - - Weekend - - 1.67% 1.11% 0.56% - Plo-voogdij zonder begeleiding

- - - - - 0.56%

Regulier + weekend

- 4.44% - - - -

2 kk in regulier gezin

3.33% 2.22% - - - -

3 kk in regulier gezin

2.22% 1.67% - - - -

2 kk in TP gezin

5.66% 4.44% - - - -

Page 176: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

176

Het aantal uur wat er staat voor een bepaald caseloadpercentage wordt in deze tabel

weergegeven.

Percentage Minuten per week Uren per jaar (46 weken)

8.33% 180 138 5.66% 120 92 4.44% 100 77 3.33% (0.0333 x 36 x 60 = 70) 70 54 2.22% 48 37 1.67% (0.0167 x 36 x 60 = 36) 35 27 1.11% 24 18 0.56% 12 9

Page 177: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

177

4.1.3 Bereikbaarheid

Doel

Begeleiders pleegzorg hebben een eigen doorkiesnummer inclusief voicemail, mobiele

telefoon inclusief voicemail, postvak en e-mailadres. Op die manier kunnen cliënten

sneller en beter tot dienst gestaan worden. Tevens wordt het secretariaat middels deze

directe contactmogelijkheden ontlast.

Uitgangspunten

- De pleegzorgbegeleider geeft zijn doorkiesnummer, mobiele nummer en

e-mailadres aan alle pleeggezinnen, BJZ-werkers en overige externe contacten.

- De pleegzorgbegeleider is gedurende werkdagen zoveel als mogelijk bereikbaar,

maar voorkomt dat dit de dagelijkse werkzaamheden hindert.

- De pleegzorgbegeleider maakt gebruik van de voicemailfaciliteit op zowel het

doorkiesnummer als de mobiele telefoon. De begeleider is zelf verantwoordelijk

voor het op de juiste manier inspreken en wijzigen van de meldtekst.

- Op werkdagen checkt medewerker de voicemails van zowel het doorkies- als het

mobiele nummer en het postvak van de e-mail minimaal twee keer. Dit geldt ook

als de medewerker niet op kantoor werkt.

- Bij afwezigheid kan het secretariaat voorstellen door te verbinden met de

voicemail om een bericht achter te laten. Alleen als hier bezwaar tegen is, dan

wordt er in plaats hiervan een telefoonnotitie gemaakt.

Richtlijnen

Voor verdere toelichting van het gebruik van het doorkiesnummer, de mobiele telefoon

en de e-mail, wordt verwezen naar het bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg

(zie 7.13.1).

Doorkiesnummer

- Zodra de pleegzorgbegeleider op zijn flexplek zit, logt deze op de telefoon in met

zijn persoonlijke doorkiesnummer.

- De begeleiding pleegzorg luistert de voicemail bij het inloggen en wanneer de

werkplek wordt verlaten nog minimaal eenmaal extra de voicemail af.

- Indien de pleegzorgbegeleider niet gestoord wil worden tijdens zijn

werkzaamheden op de werkplek, blijft deze in principe wel ingelogd. De

begeleider kan er dan voor kiezen om telefoontjes aan te nemen en een afspraak

te maken om later terug te bellen.

Mobiele telefoon

- De mobiele telefoon dient voor werkzaamheden, dus mag niet voor

privéaangelegenheden gebruikt worden.

- De mobiele telefoon staat in principe gedurende werkdagen aan.

- Gedurende overleggen, zoals huisbezoeken, staat de mobiel of in elk geval het

geluid en de trilfunctie uit.

- De pleegzorgbegeleider krijgt een bericht wanneer de voicemail is ingesproken.

De pleegzorgbegeleider is er verantwoordelijk voor dat deze afgeluisterd wordt.

- Gezien de privacy van de gesprekken, verdient het de voorkeur de mobiele

telefoon niet in openbare gelegenheden, zoals bijvoorbeeld in het openbaar

vervoer te gebruiken.

- De mobiele telefoons worden niet voorzien van handsfree mogelijkheden, omdat

FlexusJeugdplein er geen voorstander van is om de mobiele telefoon in de auto te

gebruiken. Dit in verband met enerzijds het gevaar en anderzijds de kwaliteit van

het gesprek, waarbij in beide gevallen de aandacht en concentratie door het

verkeer opgeëist (dienen te) worden.

- De medewerkers kunnen onderling gratis met elkaar gratis bellen (niet sms-en!).

Onderling telefonisch contact dient dan ook zoveel als mogelijk via de mobiele

telefoon te gaan.

Page 178: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

178

Postvak

- De pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijk postvak bij het teamsecretariaat.

- De pleegzorgbegeleider leegt zijn postvak op iedere werkdag minimaal eenmaal.

E-mail

- Dankzij ts-web heeft de pleegzorgbegeleider vanaf iedere werkplek (op kantoor

en thuis) beschikking tot e-mail. De pleegzorgbegeleider controleert deze

minimaal twee keer per dag.

- De pleegzorgbegeleider reageert zo spoedig mogelijk, uiterlijk na een week, op

ontvangen e-mails.

Agenda

- De pleegzorgbegeleider houdt zijn agenda bij in Outlook.

- De pleegzorgbegeleider autoriseert de teamleden, de afdelingssecretaresses, de

afdelingsmanagers en de gedragsdeskundigen om de agenda in te kunnen zien.

Zo is de afwezigheid van de pleegzorgbegeleider inzichtelijk en kan indien

gewenst doorgegeven worden wanneer de begeleider naar verwachting weer

bereikbaar is.

Afwezigheid

- Als begeleiders pleegzorg voor langere tijd afwezig zijn, dan luistert een

secretaresse van het teamsecretariaat (en/of eventueel de afdelingsmanager)

berichten van voicemail van het doorkiesnummer van de betrekkende begeleider

af. Indien gewenst wordt via de afdelingsmanager een vervanger gevraagd actie

te ondernemen.

- Een secretaresse van het teamsecretariaat wijzigt de meldtekst van de voicemail

van het doorkiesnummer van de begeleiders die ziek of voor langere tijd afwezig

zijn.

- De pleegzorgbegeleider heeft de eigen mobiele telefoon in zijn bezit, waardoor

het afluisteren en wijzigen van de meldtekst van de mobiele telefoon zelf gedaan

moet worden.

- Het is de taak van de basisteamleden om wekelijks het postvak van de afwezige

medewerker te legen en de post indien nodig te behandelen. Hier dient het

basisteam onderling afspraken over te maken.

- Bij langdurige afwezigheid (één week of langer), dan schakelt de

pleegzorgbegeleider zelf de afwezigheidsassistent van Outlook in. Indien de

pleegzorgbegeleider hier zelf door bijvoorbeeld ziekte niet toe in staat is, wordt

dit door het teamsecretariaat gedaan.

Page 179: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

179

4.1.4 Zakelijke instellingsaspecten

Doel

Naast de inhoudelijke werkzaamheden zijn er ook zakelijke instellingsaspecten waarvan

de pleegzorgbegeleider op de hoogte moet zijn. Zo weet de pleegzorgbegeleider hoe te

handelen in het geval van bijvoorbeeld ziekte.

Uitgangspunten

Een overzichtelijk geheel bieden van de zakelijke instellingsaspecten waar de

pleegzorgbegeleider mee te maken kan krijgen.

Richtlijnen

Eerst zal beschreven hoe de pleegzorgbegeleider kan handelen met betrekking tot

gemaakte kosten middels declaraties (4.1.4.1). Hierna zal stil gestaan worden bij

verlofaanvragen (4.1.4.2) en tot slot bij de ziek- en betermeldprocedures (4.1.4.3).

Page 180: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

180

4.1.4.1 Declaratieformulieren

Doel

Begeleiders pleegzorg kunnen in het kader van de begeleiding aan de pleeggezinnen

diverse kosten maken. Deze kunnen zij over het algemeen declareren bij

FlexusJeugdplein.

Uitgangspunten

- De pleegzorgbegeleider houdt er rekening mee dat de kosten algemeen

aanvaardbaar zijn.

- Indien de pleegzorgbegeleider twijfelt over de te maken kosten, overlegt deze

voorafgaand aan de betaling met de afdelingsmanager of deze akkoord gaat.

- De declaratieformulieren worden altijd ondertekend door de afdelingsmanager.

Indien deze onnodig (hoge) kosten ziet, gaat deze hierover in gesprek met de

pleegzorgbegeleider en heeft het recht de declaratie af te wijzen.

- De pleegzorgbegeleider is zelf verantwoordelijk voor het declareren van de

kosten.

- De gemaakte kosten worden met het salaris uitbetaald. Wanneer de declaratie

voor de 5e van de maand is ingediend, wordt deze met het eerstvolgende salaris

uitbetaald.

- Indienen vindt plaats door de declaratieformulieren volledig ingevuld,

ondertekend en waar nodig voorzien van de originele betaalbewijzen in te dienen

bij de salarisadministratie op het centraal bureau (Heemraadsingel).

Richtlijnen

De kosten die de pleegzorgbegeleider maakt kunnen grofweg ingedeeld worden in

reiskosten voor woon-werkverkeer, reiskosten voor dienstreizen,

onregelmatigheidstoeslag en extra uren én overige kosten. De pleegzorgbegeleider krijgt

bij aanvang het dienstverband persoonlijke declaratieformulieren voor de afzonderlijke

kostenposten van de salarisadministrateur en wordt geacht deze te kopiëren voor

gebruik.

Reiskosten woon-werkverkeer

De pleegzorgbegeleider kan voor het woon-werkverkeer gebruik maken van eigen of

openbaar vervoer.

Wanneer de begeleider eigen vervoer gebruikt, dan heeft deze recht op een gedeeltelijke

vergoeding van de benzinekosten. Deze is afhankelijk van de grootte van het

dienstverband en de afstand die afgelegd moet worden om van huis naar werk te

komen. Hiervoor wordt verwezen naar de afdeling P&O.

Bij het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer, krijgt de

pleegzorgbegeleider eveneens een vergoeding die afhankelijk is van het dienstverband

en de afstand. Hierover kunnen afspraken gemaakt worden met de afdeling P&O. De

pleegzorgbegeleider kan in aanmerking komen voor een abonnement, maar kan ook

losse vervoersbewijzen nodig hebben.

Ongeacht de vorm moet de pleegzorgbegeleider de kosten eerst zelf betalen en kan deze

achteraf declareren. Hiervoor kan het Declaratieformulier Reiskosten Woon-werkverkeer

per Openbaar Vervoer gebruikt worden. Hier moet de datum, omschrijving en bedrag

vermeld worden. Tevens moeten de originele vervoersbewijzen aangehecht worden.

Reiskosten dienstreizen

De pleegzorgbegeleider zal voor zijn afspraken diverse dienstreizen maken. Ook hierbij

is het mogelijk om gebruik te maken van eigen of openbaar vervoer. In beide gevallen

wordt gebruik gemaakt van hetzelfde Declaratieformulier Dienstreizen. Hierbij moet de

pleegzorgbegeleider de datum en omschrijving van de dienstreis (inclusief postcode en

huisnummer van begin en einde van de reis) geven.

Page 181: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

181

Indien de pleegzorgbegeleider gebruik maakt van eigen vervoer dan vult de begeleider

de gereden kilometers in. Bij vertrek direct vanuit huis of terugkeer naar huis, dan wordt

dit afgetrokken van de gereden kilometers. De vastgestelde woon-werkkilometers

(enkele reis) zijn terug te vinden op de salarisstrook en worden op het

declaratieformulier vermeld.

Bij openbaarvervoer vult de pleegzorgbegeleider het bedrag in wat voor de

vervoersbewijzen betaald is. De originele vervoersbewijzen worden bij de declaratie

gevoegd.

Tevens kan de pleegzorgbegeleider voor dienstreizen gebruik maken van de

dienstfietsen. Deze zijn gratis beschikbaar op de Diergaardesingel en kunnen bij de

receptie gereserveerd worden.

Onregelmatigheidstoeslag en extra uren

Het kan voorkomen dat de pleegzorgbegeleider extra uren of op onregelmatige tijden

werkt.

Extra uren worden in principe in dezelfde week als deze gemaakt worden

gecompenseerd. Indien gewenst kan de pleegzorgbegeleider afspraken maken met de

afdelingsmanager om van deze regel af te wijken. Er kan aangedacht worden om de

uren op een later moment te compenseren of om deze uitbetaald te laten worden. Bij dit

laatste kan gebruik gemaakt worden van het Declaratieformulier ORT en extra uren.

Hierbij dient er rekening mee gehouden te worden dat de extra uren door de overheid

sterker belast worden. Indien de begeleider deze uitbetaling wenst, dan vult deze op het

declaratieformulier de weekdag, datum, tijdstip van en tijdstip tot en de gemaakte extra

uren in. De afdelingsmanager moet dit ter goedkeuring ondertekenen en kan de

begeleider vragen om te bewijzen dat de extra uren gemaakt zijn.

Een pleegzorgbegeleider kan ook buiten kantoortijden werken. Een voorbeeld hiervan is

een huisbezoek waarbij de pleegouder(s) door hun werk geen mogelijkheden hebben om

binnen kantoortijden af te spreken. Indien de pleegzorgbegeleider in de avonden of

weekenden werkt, dan heeft deze recht op onregelmatigheidstoeslag (ORT). Hiervoor

wordt hetzelfde declaratieformulier op dezelfde wijze ingevuld en wordt bij extra uren 0

ingevuld, ervan uitgaande dat de begeleider deze uren buiten werktijden compenseert.

Ook hier moet de afdelingsmanager ondertekenen ter goedkeuring.

Overige kosten

De pleegzorgbegeleider kan diverse overige kosten maken. Hierbij kan gedacht worden

aan onder andere parkeerkosten, ansichtkaarten (indien deze niet bij de receptie

verkrijgbaar zijn) en attenties. Om alle pleegouders gelijkwaardig te behandelen is er

rond attenties een beleid opgesteld (zie 6.1 Attentiebeleid).

Deze kunnen gedeclareerd worden middels het declaratieformulier overige kosten. De

begeleider pleezorg vult hier de datum, omschrijving en het bedrag in en laat deze

ondertekenen door de afdelingsmanager. Hierbij dienen originele betaalbewijzen

toegevoegd worden.

Page 182: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

182

4.1.4.2 Verlofaanvragen

Doel

Alle begeleiders pleegzorg hebben recht op verlof conform de CAO Jeugdzorg. Dit moet

zoveel als mogelijk opgenomen worden in het kalenderjaar waarin het wordt

opgebouwd, tenzij de begeleider hierover andere afspraken maakt met de

afdelingsmanager. Ook buitengewoon verlof kan in overleg met de afdelingsmanager

opgenomen worden.

Uitgangspunten

- Uitgebreide informatie over (buitengewoon) verlof is verkrijgbaar bij de afdeling

P&O.

- Begeleiders pleegzorg zijn verplicht om in een jaar tenminste drie aaneengesloten

weken vakantie op te nemen.

- Indien de pleegzorgbegeleider vakantieverlof op wil nemen, dan doet deze dit in

overleg met het basisteam. Van ieder basisteam wordt er verwacht dat er ook

gedurende vakantieperiodes minimaal één persoon aanwezig is.

- Alle vormen van verlof worden altijd in overleg tussen de pleegzorgbegeleider en

de afdelingsmanager opgenomen.

- De afdelingsmanager bepaalt of verlof op de gewenste datum toegekend kan

worden.

- Als de vakantie drie maanden voor aanvang is aangevraagd, dan kan de

pleegzorgbegeleider deze gegarandeerd opnemen.

Richtlijnen

Het aanvragen van verlof verloopt via vier stappen.

1. Overleg basisteam

Indien de pleegzorgbegeleider verlof wenst, dan overlegt deze dit eerst met de

basisteamsleden. Belangrijk is om vast te stellen dat er voldoende

vervangmogelijkheden zijn gedurende het verlof. Dat wil zeggen dat er minimaal één

van de basisteamleden werkzaam is tijdens het verlof. Indien er onderling niet

uitgekomen wordt, dan wordt de gedragsdeskundige om advies gevraagd.

2. Verlof aanvraag

Indien er met de basisteamleden overeenkomst is over de vervanging tijdens het

gewenste verlof, dan vult de pleegzorgbegeleider een verlofaanvraag in (zie 7.13.2).

De verlof aanvraag gaat naar de afdelingsmanager.

3. Overleg afdelingsmanager

Zonder bijzonderheden ondertekent de afdelingsmanager de verlofaanvraag.

Eventuele bijzonderheden worden besproken met de pleegzorgbegeleider.

4. Verwerking secretariaat

De door de afdelingsmanager ondertekende verlofaanvraag wordt door de

pleegzorgbegeleider ingediend bij het teamsecretariaat. Zij verwerken dit en voorzien

de pleegzorgbegeleider van een aangepast overzicht van de verlofuren.

Page 183: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

183

4.1.4.3 Ziek- en betermeldprocedures

Doel

Als een pleegzorgbegeleider ziek is, dan moet dit gemeld worden. Door hierin de vaste

procedure aan te houden, wordt de afwezigheid goed geregistreerd en kunnen hieraan

gekoppelde processen in werking gezet worden. Zo kan het verzuim bijgehouden

worden, maar indien nodig ook de bedrijfsarts ingezet worden. Ook kunnen de afspraken

van de pleegzorgbegeleider afgezegd worden.

Uitgangspunten

- Een zieke pleegzorgbegeleider is zelf verantwoordelijk om zich ziek- en beter te

melden.

- De afdelingsmanager houdt contact met de zieke pleegzorgbegeleider en houdt

toezicht op de duur van het ziekteverzuim.

- Bij langdurige ziekteverzuim wordt de verzuimcoördinator van de afdeling P&O

ingeschakeld en indien nodig de bedrijfsarts (zie handboek).

- Indien een ziekte plaatsvindt tijdens opgenomen verlofdagen, dan meldt de

begeleider zich ook ziek. Het verlof wordt dan als ziekteverlof gerekend en gaat

niet van de verlofuren af.

Richtlijnen

Als een pleegzorgbegeleider ziek is, dan belt deze het secretariaat om zich ziek te

melden. Dit gebeurt direct op de eerste ziektedag (ook indien dit tijdens een verlof is).

Als de afdelingsmanager aanwezig is, dan wordt de pleegzorgbegeleider doorverbonden

om direct naar de ziekte te vragen.

Het secretariaat geeft de ziekmelding door aan de afdeling P&O, zodat zij dit kunnen

registreren bij de personeelsadministratie.

Het secretariaat belt de afspraken van de pleegzorgbegeleider af, zoals deze in de

Outlook agenda staan en eventueel telefonisch doorgegeven zijn.

Wanneer de pleegzorgbegeleider beter is, dan wordt dit gemeld bij het secretariaat. Dit

gebeurt direct op de eerste hersteldag. Het secretariaat meldt dit wederom bij de

afdeling P&O, zodat dit wederom bij de personeelsadministratie geregistreerd kan

worden.

Page 184: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

184

4.2 Teamaspecten

Doel

Begeleiders pleegzorg functioneren altijd binnen een team van begeleiders pleegzorg. De

verschillende zaken rondom het team worden hier beschreven.

Uitgangspunten

Een overzichtelijk geheel bieden van alle aspecten die bij het werken binnen een team

komen kijken.

Richtlijnen

Het werken binnen het team van begeleiders pleegzorg start al bij het inwerken.

Vandaar dat begonnen zal worden met het beschrijven van het inwerkplan (4.2.1).

Binnen het team is ook plaats voor een stagiair. De stagbegeleiding (4.2.2.) wordt

vervolgens beschreven.

Het team is opgedeeld in diverse basisteams (4.2.3), waarvan onder andere het doel en

de werkwijze uitgebreid beschreven zullen worden.

Het team komt als geheel geregeld bij elkaar voor de teamvergadering (4.2.4).

Iedere pleegzorgbegeleider heeft eens in de zoveel tijd bureaudienst (4.2.5). Er wordt

aandacht besteed aan de taken en verantwoordelijkheden die hierbij horen.

Tot slot wordt stilgestaan bij vervanging door het team bij afwezigheid onder het kopje

ziekte en zwangerschapsvervanging (4.2.6).

Page 185: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

185

4.2.1 Inwerkplan

Doel

Het is van belang dat nieuwe medewerkers goed ingewerkt worden in de organisatie en

het inhoudelijke werk van de begeleiders pleegzorg. Dit vindt plaats binnen het

inwerken, waarbij het van belang is dat dit binnen de afdeling op een eenduidige wijze

plaatsvindt. Dit inwerkplan biedt hier een leidraad in, waarin alle activiteiten worden

beschreven die bij het inwerken komen kijken, inclusief de taakverdeling en

verantwoordelijkheden. Daarnaast zijn er checklists toegevoegd.

Uitgangspunten

- Iedere nieuw in dienst tredende pleegzorgbegeleider krijgt een exemplaar van dit

inwerkplan en een op zijn of haar situatie toegesneden inwerkschema.

- Het persoonlijke inwerkschema wordt in principe door de afdelingsmanager

opgesteld. In onderling overleg kan besloten worden hierin een rol te geven aan

de gedragsdeskundige of collega pleegzorgbegeleider.

- Iedere nieuwe pleegzorgbegeleider krijgt een collega pleegzorgbegeleider

toegewezen voor de duur van de inwerkperiode.

- Van het basisteam van de nieuwe pleegzorgbegeleider wordt verwacht dat zij

waar nodig ondersteuning bieden in het inwerken van de nieuwe collega.

- De afdelingsmanager is eindverantwoordelijk voor de gehele inwerkperiode.

- De inwerkperiode beslaat in principe een half jaar. Hierna wordt verwacht dat de

nieuwe pleegzorgbegeleider zelfstandig de dagelijkse taken uit kan voeren.

Richtlijnen

Gedurende de inwerkperiode zijn er afzonderlijke taken voor de afdelingsmanager, de

gedragsdeskundige, de collega pleegzorgbegeleider en het afdelingssecretariaat.

Afdelingsmanager

De afdelingsmanager ontvangt de nieuwe pleegzorgbegeleider op de eerste werkdag en

introduceert deze binnen het team, de afdeling en de andere afdelingen binnen het

kantoorgebouw. In onderling overleg kunnen hiervan ook taken overgenomen worden

door de gedragsdeskundige of collega pleegzorgbegeleider.

Taken ter voorbereiding van de eerste werkdag

- Toegankelijkheid van de computersystemen (TS-web, IJZA, e-mail, H:-schijf,

V:-schijf met toegang tot teammap, enzovoorts).

Hiervoor kan de afdelingsmanager contact opnemen met: P&O die dit regelt

via de helpdesk.

- Keyfop en eventueel sleutel van het fietsenhok.

- Telefoonnummer.

- Postvakje.

Hiervoor kan contact opgenomen worden met: het afdelingssecretariaat.

- Leesmap.

Voor iedere nieuwe pleegzorgbegeleider wordt er een actuele leesmap

samengesteld, waarin het volgende aanwezig is: algemeen infopakket

pleegzorg (zoals voor kandidaat-pleegouders), het laatste werkplan en

jaarverslag, een aantal recente exemplaren van Jeugd (z)Onder Dak en

Mobiel, de Pleegouderband, video‟s over pleegzorg en het afdelingswerkboek.

Gesprek eerste werkdag

Op de eerste werkdag van de nieuwe pleegzorgbegeleider heeft de afdelingsmanager als

eerste een gesprek, waarin het volgende aan de orde komt:

- Uitleg over het inwerkplan en de inwerkperiode, waarin stilgestaan wordt bij:

wie waarvoor verantwoordelijk is;

wat er van de nieuwe pleegzorgbegeleider verwacht wordt;

de duur van de inwerkperiode;

Page 186: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

186

wanneer en hoe de evaluatie van de inwerkperiode plaatsvindt;

hoe de beoordeling van de inwerkperiode vormgegeven wordt.

- Uitleg over de praktische zaken, waarbij stilgestaan wordt bij:

De werkplek.

o Kantoorgebouw.

o Eigen werkplek.

o Afspraken flexplekken.

o Ladeblok.

o Kantoorbenodigdheden.

o Telefoonnummer en –instructies.

o Mobiele telefoon.

o Plaats en werkwijze fax.

o Gebruik computer (inloggen, e-mail, ts-web, IJZA).

o Arbo-instructies (zitinstructie, hulpmiddelen, mogelijkheden afspraak arbo-

deskundige).

o Gebruik en reserveren bezoekruimten.

o Roken en rookbeleid.

o Regels en afspraken gebruik parkeerplaats.

o Gebruik en reserveren dienstfiets.

o Declaratieformulier dienstreizen en overige kosten.

o Visitekaartjes

Werk- en rusttijden.

o Verlof- en vakantieaanvragen.

o Verplichte pauzes (30 minuten bij werkdagen > 5½ uur).

o Gebruik pantry.

o Koffie, thee, soep en versnaperingen.

o Gebruik gezamenlijke ruimtes.

o Locatie toiletten.

Avond- en overwerk.

o Afspraken rond compensatie van extra uren.

o Declaratiemogelijkheden.

o Bereikbaarheid buiten kantoortijden.

Openingstijden.

o Openingtijden kantoorgebouw.

o Openings- en sluitingsprocedure kantoorgebouw.

o Keyfob.

o Sleutels fietsenstalling.

Bedrijfshulpverlening.

o Calamiteiteninstructie.

o Vluchtroutes en verzamelplaats.

o Alarmnummers.

o BHV-ers.

o Plaats en werking brandblussers.

o Plaats EHBO-trommel.

Verzuim.

o Ziek- en betermeldprocedure.

o Arbodienst en bedrijfsarts.

Gedragscodes.

o Gedragscode FlexusJeugdplein.

o Melding seksuele intimidatie.

o Melding agressie en geweld.

o Melding discriminatie.

Huisregels.

o CAO.

o Afdelingswerkboek.

o Handboek FlexusJeugdplein.

- Uitleg over de organisatie.

Page 187: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

187

De structuur van de organisatie.

o Organisatiestructuur FlexusJeugdplein.

o Verschillende locaties.

o Ondernemingsraad.

o Afdelingen binnen FlexusJeugdplein.

o Cluster Wonen en Opgroeien.

o Afdeling Pleegzorg.

o Pleegouderraad.

De structuur van het team.

o Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden afdelingsmanager.

o Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gedragsdeskundige.

o Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden afdelingssecretariaat.

o Basisteams (doel, samenstelling, vergaderingen, vervanging, enz.).

Zakelijke aspecten.

o Reiskosten woon-werkverkeer.

o Reiskosten dienstreizen.

o Spaarloonregeling.

o Ondernemingsraad.

Inwerken door de afdelingsmanager

Naast het gesprek op de eerste werkdag blijft de afdelingsmanager betrokken bij het

inwerken van de nieuwe pleegzorgbegeleider. In de eerste zes weken zal de

afdelingsmanager wekelijks een gesprek met de nieuwe pleegzorgbegeleider hebben. In

onderling overleg worden afspraken gemaakt gericht op werk- en persoonlijke

begeleiding. Aan de orde komen:

- Volgen van het inwerkproces (planning, compleetheid, wensen, bijzonderheden,

enz.).

- Vragen n.a.v. ervaringen, gelezen literatuur en/of de leesmap.

- Opbouw van de caseload.

- Het vinden van de eigen plaats binnen het team.

- Het functioneren van het basisteam.

- Samenwerkingsaspecten.

- Taakverdeling afdelingsmanager en gedragsdeskundige.

- Taken van het afdelingssecretariaat (uitleg over taken, formulieren, enz.).

- Persoonlijke zaken.

- Evaluatie van de inwerkperiode.

Evaluatiemomenten en beoordeling

Gedurende het eerste functiejaar van de nieuwe pleegzorgbegeleider vinden er drie

beoordelingsgesprekken plaats. Deze vinden plaats in de eerste, zesde en elfde maand.

In deze gesprekken wordt het functioneren van de nieuwe pleegzorgbegeleider

besproken. Het eerste gesprek vindt plaats ter afronding van de proeftijd (eerste

maand), waarin wordt besloten of de nieuwe pleegzorgbegeleider een aanstelling voor

een jaar krijgt. In het derde gesprek wordt besloten of de pleegzorgbegeleider een

aanstelling voor onbepaalde tijd krijgt.

Gedragsdeskundige

Ook de gedragsdeskundige heeft een aandeel in het inwerken van nieuwe begeleiders

pleegzorg. Het is van belang dat er regelmatig overleg is tussen de afdelingsmanager en

gedragsdeskundige over de taakverdeling en eventuele overlap in taken binnen het

inwerkplan.

Inwerken door de gedragsdeskundige

De eerste zes weken heeft de gedragsdeskundige wekelijks een gesprek met de nieuwe

pleegzorgbegeleider. De daaropvolgende zes weken zal dat eens per twee weken zijn en

daarna in samenspraak tussen de GD-er en de nieuwe begeleider. De gesprekken zijn

Page 188: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

188

gericht op inhoudelijke werkbegeleiding, wat individueel in deze gesprekken en

groepsgewijs in het basisteam plaatsvindt. In de begeleiding komt aan de orde:

- De methodiek van het werk.

- Het opstellen van hulpverleningsplannen, pleegouderbegeleidingsplannen en

andere verslagen en rapportages.

- De houdingsaspecten van de pleegzorgbegeleider.

- De Pleegzorgcriteria en implementatie hiervan in het dagelijks werk.

- Het werken met zorgteams.

- De samenwerking binnen het (basis)team (overdracht, vervanging en

ondersteuning).

- De samenwerking met anderen binnen FlexusJeugdplein.

- De samenwerking met Bureau Jeugdzorg en eventueel andere organisatie.

- Inhoud van de afzonderlijke inhoud van de caseload.

- Evaluatie van de inwerkperiode.

Mentor

Iedere nieuwe pleegzorgbegeleider krijgt een mentor toegewezen voor de inwerkperiode.

Deze mentor is een collega pleegzorgbegeleider uit het basisteam die minimaal een jaar

ervaring heeft als pleegzorgbegeleider. De mentor functioneert als eerste aanspreekpunt

en begeleider bij praktische en inhoudelijke vragen. Ook zal de mentor de nieuwe

pleegzorgbegeleider meenemen naar huisbezoeken en andere afspraken en/of er zorg

voor dragen dat dat bij andere collega‟s kan.

Taak van de mentor is om de nieuwe pleegzorgbegeleider zoveel mogelijk wegwijs te

maken in alle aspecten van het werk die niet in de gesprekken met de teamleider en/of

de gedragsdeskundige aan de orde komen. In onderling overleg kan de mentor taken

van de afdelingsmanager en/of gedragsdeskundige overnemen. Aan de orde kunnen

komen:

- De vergader- en overlegsituaties (teamvergaderingen, basisteamvergaderingen,

werkbegeleiding, enz.).

- De inhoud van het werk: begeleiding, netwerkscreening, enz.

- Het voeren van begeleidingsgesprekken.

- Het opstellen van pleegzorgcontracten, hulpverleningsplannen,

pleegouderbegeleidingsplannen en andere verslagen en rapportages.

- Het uitvoeren van de netwerkscreening.

- Het gebruiken van de computer (toegang, enz.).

- Het werken met IJZA (logboeken, CCT, enz.).

- Relevante regelingen en procedures binnen het werk.

- Het plannen van het werk en het beheren van de agenda.

- De samenwerking met het secretariaat.

- Het meelopen met collega‟s.

- De plaats binnen het team.

- De evaluatie van het inwerken.

Afdelingssecretariaat

Een medewerker van het afdelingssecretariaat zal de nieuwe medewerker informeren

over de taken van en wijze waarop het secretariaat functioneert en samenwerkt met de

begeleiders pleegzorg (gewoontes, verwachtingen, regels, afspraken, enz.). Verder

komen aan de orde:

- De administratieve procedures en het gebruik van diverse formulieren, zoals het

opdrachtenformulier en mutatieformulier.

- Het bijhouden en autoriseren van de agenda in Outlook.

- Het gebruik van de telefoon en de mogelijkheden om door te verbinden.

- Het gebruik van de dossiers en dossierkasten.

- Het gebruik van de werk- en opbergbak.

Kennismakingsprogramma voor nieuwe medewerkers

Page 189: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

189

Vanuit de afdeling P&O wordt er drie tot vier keer per jaar een

kennismakingsprogramma aangeboden aan nieuwe medewerkers om zich welkom en

thuis te voelen in de organisatie. In dit programma worden zij op de hoogte gebracht

van het totale aanbod en de visie van FlexusJeugdplein. Het programma duurt één dag

en besteedt aandacht aan:

- Raad van Bestuur (missie, visie en zorgaanbod).

- Locatiebezoek met presentatie over aanwezige werksoort.

- Presentatie van een team dat „FlexusJeugdplein breed‟ een belangrijke

samenwerkingspartner kan zijn.

- De ondernemingsraad.

- Medewerkersvertrouwenspersoon.

- Aanbod coaching, inter- en supervisie.

- Arbeidsomstandigheden en ergonomie.

- Cliëntenhelpdesk.

- Helpdesk van het bedrijfsbureau.

- Kwaliteit, Ontwikkeling en Innovatie door het stafbureau.

- Fondsen- en sponsorwerving en de vriendenstichting.

Aan het eind van de kennismakingsdag ontvangen de deelnemer een informatiemap, die

als naslagwerk gebruik kan worden en het volgende bevat:

- DVD FlexusJeugdplein (indien niet ontvangen bij het indiensttredingsgesprek).

- Informatiewaaier van hulpaanbod (indien niet ontvangen bij het

indiensttredingsgesprek).

- Informatie van de ondersteunende afdelingen die aan bod zijn geweest.

Page 190: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

190

4.2.2 Stagebegeleiding

Doel

In principe heeft iedere afdeling van FlexusJeugdplein (behalve gezinshuizen) een

stagiair, tenzij de omstandigheden op de afdeling dit niet toelaten. Dat betekent dat er

binnen de afdeling voor reguliere pleegzorg twee stageplaatsen zijn. FlexusJeugdplein

streeft naar een optimaal leerproces voor de stagiair, met een optimale „opbrengst‟ voor

de instelling.

Uitgangspunten

- Een stage duurt in principe één schooljaar (10 maanden) en is het liefst voor vier

dagen per week.

- Voor de functie van pleegzorgbegeleider worden stageplaatsen geboden aan

studenten van de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Een

enkele keer worden stageplaatsen geboden aan studenten van HBO-Pedagogiek.

Deze studie sluit echter minder aan. Ditzelfde geldt voor de HBO-opleiding

Sociaal Pedagogische Hulpverlening.

- Bij voorkeur worden stagiairs betrokken van de hogescholen uit de regio, maar

ook studenten van buiten de regio kunnen in aanmerking komen.

- Alle contacten tussen opleidingsinstituten en FlexusJeugdplein verlopen via P&O.

- Het begeleiden van de stagiair is in principe een jaarlijks roulerende functie die

één van de begeleiders pleegzorg een schooljaar lang op zich neemt.

- De pleegzorgbegeleider die de stagebegeleiding uitvoert beschikt over een

afgeronde hbo-opleiding en daarnaast minstens twee jaar ervaring als

beroepskracht in de jeugdhulpverlening en minstens een jaar als

pleegzorgbegeleider.

- Naast de individuele begeleiding van de stagiair is het de bedoeling dat de

stagiair met alle begeleiders pleegzorg binnen het team meeloopt in minimaal één

zaak. Op die manier krijgt de stagiair de mogelijkheid om diverse manieren van

werken te observeren en mee te nemen in het persoonlijke leerproces.

- De stagiair is boventallig en draagt geen eindverantwoordelijkheid. Dat wil

zeggen dat een stagiair nooit een eigen caseload krijgt. Indien de kennis, houding

en vaardigheden van de stagiair het toelaten, dan kan in de laatste fase van de

stage besloten worden de stagiair met enige zelfstandigheid taken uit te laten

voeren. Dit gebeurt altijd in overleg met de stagebegeleider en afdelingsmanager.

Richtlijnen

Selectieprocedure

1. Studenten die geïnteresseerd zijn in een stageplaats bij de afdeling Pleegzorg van

FlexusJeugdplein, kunnen een gemotiveerde sollicitatiebrief met curriculum Vitae

sturen naar de afdeling P&O.

N.B. Als brieven rechtstreeks naar de afdeling gestuurd worden, dan worden

deze direct doorgestuurd naar de afdeling P&O.

2. P&O stuurt de brieven door naar de afdelingsmanager van de passende afdeling.

3. Binnen het team wordt besloten wie de stagebegeleiding op zich gaat nemen.

4. De afdelingsmanager geeft de sollicitatiebrieven, eventueel na een grove selectie,

aan de pleegzorgbegeleider die de stagiair gaat begeleiden.

5. De pleegzorgbegeleider voert een briefselectie uit en nodigt de potentiële stagiairs uit

voor een selectiegesprek. Dit kan eventueel in overleg of gezamenlijk gaan met de

toekomstige stagebegeleider uit het andere team.

6. De pleegzorgbegeleider voert een selectiegesprek met de potentiële stagiairs.

Belangrijke onderwerpen voor het selectiegesprek zijn:

a. Zijn de doelstellingen van de student in overeenstemming met de doelstellingen

van de afdeling pleegzorg en de discipline van de pleegzorgbegeleider?

b. Zijn de doelstellingen van de opleiding van de student in overeenstemming met

die van de afdeling pleegzorg en de discipline van de pleegzorg begeleider?

Page 191: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

191

c. Hoe luidt de persoonlijke motivatie en hoe „authentiek en legitiem‟ is deze?

d. Wat is de indruk met betrekking tot de persoonlijke geschiktheid van de student

voor het werken in de jeugdhulpverlening?

e. Welke specifieke opdrachten moet de student/stagiair vanuit de opleiding op de

werkplek uitvoeren en is dit uitvoerbaar op de afdeling en binnen de discipline?

7. Indien bekend is welke stagiair wordt aangenomen, dan geeft de pleegzorgbegeleider

dit door aan P&O.

8. P&O regelt een stagecontract, geheimhoudingsverklaring en Verklaring Omtrent het

Gedrag (VOG). Tevens krijgt de stagiair de gedragscode van FlexusJeugdplein.

- De VOG is bij voorkeur voor aanvang van de stage ingediend bij P&O, doch

uiterlijk één maand na indiensttreding. Indien deze termijn wordt

overschreden, wordt de stage beëindigd.

- De afdeling P&O geeft de stagiair een formulier ten behoeve van de

aanvraag van een VOG. Hiermee gaat de stagiair naar de afdeling

Burgerzaken van de gemeente waarin hij of zij woont. De kosten voor de

VOG (± €30,-) kunnen bij de afdeling P&O worden gedeclareerd.

Zakelijke aspecten

14. Stagiairs krijgen een stagevergoeding conform aan de CAO-Jeugdzorg. Dat wil

zeggen dat zij €250,- bruto per maand krijgen voor een stage van 32 tot 36 uur per

week.

15. De verlofrechten van stagiairs zijn conform de CAO-Jeugdzorg. Dit wil onder meer

zeggen dat zij tijdens schoolvakanties gewoon stagelopen.

16. De stagiair kan gebruik maken van de collectie ziektekostenverzekering van

FlexusJeugdplein.

17. In geval van ziekte meldt de stagiair dit zo snel mogelijk aan de stagebegeleider of

aan het secretariaat. Afhankelijk van de eisen vanuit de onderwijsinstelling moet dit

(op termijn) ook gemeld worden bij de stagedocent. Indien het ziekteverzuim het

gestelde eindniveau van de stage bedreigd, dan kunnen de stagedocent en

stagebegeleider in overleg de stageduur verlengen.

Verantwoordelijkheden van de opleiding

18. De opleiding zorgt voor individuele begeleiding, tijdige evaluaties en het bewaken

van de leerdoelen.

19. De begeleiding van de opleiding houdt zoveel als mogelijk rekening met de

werksituatie van de stagiair wat betreft het maken van afspraken met de opleiding.

20. De opleiding heeft de eindverantwoordelijkheid voor het leerproces.

Verantwoordelijkheden van FlexusJeugdplein

21. FlexusJeugdplein zorgt voor een vaste gekwalificeerde stagebegeleider.

22. FlexusJeugdplein verzorgt de introductie in de werksoort en in de organisatie. Dit is

de taak van de stagebegeleider. Daarnaast organiseert P&O in september een

kennismakingsdag voor alle aanwezige stagiairs.

23. FlexusJeugdplein biedt de gelegenheid om verplichte lessen te volgen en opdrachten

te maken die vanuit de opleiding verwacht worden.

24. Indien de stage buiten de schuld van de stagiair dreigt te mislukken door een

ongunstige situatie op de stageplek, zal FlexusJeugdplein haar uiterste best doen een

vervangende stageplek te bieden.

25. Indien de situatie voor het volgen van de stage ongunstig wordt, kan de stage met

argumenten omkleed voortijdig worden beëindigd door de afdelingsmanager.

Taken stagebegeleider

De stagebegeleider is belast met de begeleiding van de stagiair bij de uitvoering van de

taken en werkzaamheden. Hij of zij:

- introduceert de stagiair binnen de instelling en binnen het team;

- bespreekt en evalueert de werkplanning;

- geeft structuur aan de inwerkperiode;

Page 192: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

192

- geeft feeback;

- verstrekt zo nodig taken en werkzaamheden;

- begeleidt de taakuitvoering (oriëntatie, planning, voortgangsbewaking);

- bespreekt en evalueert de persoonlijke leerdoelen van de stagiair;

- activeert en stimuleert een zelfstandige taakuitvoering;

- bespreekt gesignaleerde knelpunten;

- neemt deel aan de evaluatie- en beoordelingsgesprekken.

Eerste stagedag

Voor de eerste stagedag van de stagiair moeten er een aantal praktische zaken

voorbereid zijn. Het is de taak van de stagebegeleider om dit te regelen en op de eerste

dag van de stage toe te lichten. Het gaat hierbij om:

- Toegankelijkheid van de computersystemen (TS-web, IJZA, e-mail, H:-schijf,

V:-schijf met toegang tot teammap, enzovoorts).

Hiervoor kan de afdelingsmanager contact opnemen met: de helpdesk.

- Keyfop en eventueel sleutel van het fietsenhok.

Hiervoor kan contact opgenomen worden met: Saskia Knoop.

- Telefoonnummer.

Hiervoor kan contact opgenomen worden met: Saskia Knoop.

- Postvakje.

Hiervoor kan contact opgenomen worden met: het afdelingssecretariaat.

- Kantoorartikelen.

De stagiair kan zelfstandig via de receptie de nodige kantoorartikelen krijgen,

zoals een agenda, pennen, notitieblokken en markeerstiften.

- Leesmap.

De stagiair kan zich de eerste dagen inlezen in een actuele leesmap. Het is

aan de stagebegeleider om deze samen te stellen voor de stagiair. In de

leesmap moet het volgende aanwezig zijn: algemeen infopakket pleegzorg

(zoals voor kandidaat-pleegouders), het laatste werkplan en jaarverslag, een

aantal recente exemplaren van Jeugd (z)Onder Dak en Mobiel, de

Pleegouderband, video‟s over pleegzorg en het afdelingswerkboek.

- Stage-caseload.

Het verdient de voorkeur om ruim voor de start van de stage op het

secretariaat een lijst op te hangen waarin alle begeleiders pleegzorg de

pleeggezinnen vermelden waarin de stagiair mee zal lopen. Iedere

pleegzorgbegeleider wordt vrij gelaten hier een gezin voor te selecteren,

waarbij een inschatting gemaakt wordt dat de stagiair leerzame ervaringen

binnen deze zaak op kan doen. Dit zal in de teamvergadering of via e-mail

(regelmatig) onder de aandacht van de begeleiders pleegzorg gebracht

moeten worden. Een goed gevulde stage-caseload geeft de stagiair de

mogelijkheid zich vanaf het begin van de stage te verdiepen in de dossiers en

direct in de praktijk mee te draaien door mee te gaan op huisbezoeken.

- Rondleiding.

De eerste dag zal de stagiair een rondleiding krijgen door het kantoor krijgen.

De stagiair krijgt uitleg over de organisatie en de functie van de verschillende

afdelingen. Daarnaast maakt de stagiair kennis met de directe collega‟s.

- Zakelijke afspraken.

De stagiair moet op de hoogte gesteld worden van werktijden, openingstijden

van het kantoor, avondwerk en overwerk, dienstfiets, parkeerplaats, pauzes,

gebruik pantry, roken, gebruik en reservering van bezoekersruimtes en

andere gewoontes. De stagebegeleider zal dit bespreken.

Begeleidingsgesprekken

Voor een goede voortgang van de stage, dienen er begeleidingsgesprekken plaats te

vinden. Deze worden gevoerd tussen de stagebegeleider en stagiair. Aan het begin van

de stage zal dit eens in de week dienen te gebeuren, later kan dit uitgebouwd worden

Page 193: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

193

naar eens in de veertien dagen. De stagiair kan gevraagd worden ter voorbereiding van

deze gesprekken een agenda te hebben. De volgende items zijn hierbij te gebruiken:

- Wat zijn de concrete werkzaamheden geweest sinds de vorige bijeenkomst?

- Hoe en met welk resultaat zijn de leerdoelen aan de orde geweest?

- Welke vorderingen en ontwikkelingen hebben zich voorgedaan?

- Doen zich knelpunten of belemmeringen voor in het functioneren?

- Waar wil ik de komende periode aandacht aan besteden?

- Wat spreken we voor de volgende bijeenkomst af?

Stageactiviteiten

Alle stageactiviteiten hebben een opbouwend karakter, startend vanaf observeren en

toelopend naar een zelfstandigheid in de uitvoering.

- Pleeggezinnen begeleiden.

De stagiair loopt mee met één of meer gezinnen van alle begeleiders pleegzorg

van het team. Het begin kenmerkt zich door het meekijken met collega‟s en

eindigt in het zelfstandig begeleidingsgesprekken voeren. Aan het eind van de

stage wordt de stagiair in staat geacht om evaluatiegesprekken te voeren,

waarbij EHVP‟s worden besproken en hulpverleningsdoelen worden geformuleerd.

- Rapportage.

De stagiair zal zich aan het begin van de stage richten op het bijhouden van de

logboeken. Hierop zal de stagiair van de desbetreffende collega feedback op

krijgen. Op den duur zal de stagiair in staat zijn om (evaluatie)

hulpverleningsplannen en andere officiële rapporten op te stellen.

- Vergaderingen.

De stagiair neemt actief deel aan de teamvergaderingen, met een passend

inbreng.

Indien er themateambijeenkomsten zijn, dan wordt van de stagiair verwacht

minimaal één keer gedurende de stage een aandeel gehad te hebben in een

themateam.

De stagiair neemt deel aan het basisteam van de stagebegeleider.

- Concrete en informatieve hulpverlening.

De stagiair moet zich in de nodige veel voorkomende problematiek verdiepen

(zoals hechtingsstoornissen, N.L.D. en ADHD). Daarnaast moet de stagiair ook op

de hoogte zijn van de verschillende aspecten rond wet- en regelgeving. Hier moet

de stagiair de kennis van kunnen overdragen op pleegouders.

Page 194: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

194

4.2.3 Basisteam

Doel

Ieder team is onderverdeeld in meerdere basisteams. Basisteams bestaan uit

begeleiders pleegzorg en zijn gericht op praktische en vooral inhoudelijke ondersteuning

bij de uitvoer van de pleegzorgbegeleiding (intervisie). Daarnaast vervangen

basisteamleden elkaar bij afwezigheid.

Uitgangspunten

- Besluitvorming binnen de begeleiding rondom pleeggezinnen (zoals beoordelingen

naar aanleiding van netwerkscreeningen) worden zoveel als mogelijk in overleg

met het basisteam genomen.

- Een basisteam bestaat uit minimaal drie en maximaal zeven begeleiders

pleegzorg.

- Het basisteam komt eens in de twee weken bij elkaar voor een vergadering van

twee uur.

- De gedragsdeskundige zit de basisteamvergaderingen voor.

- Basisteamleden stemmen hun verloven en vakanties op elkaar af, zodat zij elkaar

bij afwezigheid kunnen vervangen. In principe wordt verwacht dat er altijd één lid

van het basisteam werkt, ook in vakantieperiodes.

Richtlijnen

De belangrijkste taken van een basisteam zijn onder te verdelen in de

basisteamvergadering, samenwerking en vervanging.

Basisteamvergadering

Binnen de basisteamvergadering is ruimte voor intervisie. In gezamenlijk overleg kunnen

problemen en klachten zorgvuldig geanalyseerd worden en hier een passend advies bij

gegeven worden met betrekking tot de pleegzorg begeleiding. Zaken kunnen ingebracht

worden in het basisteam met bij voorkeur zo concreet mogelijke vragen. Vragen die

ingebracht kunnen worden zijn:

- procedurele vragen (bv. „Hoe moet ik een aanmelding doen?‟);

- inhoudelijke vragen (bv. „Waar komt dit gedrag uit voort);

- handelingsvragen (bv. „Hoe moet ik in deze situatie handelen?‟);

- houdingsvragen (bv. „Hoe moet ik mij opstellen in deze zaak?‟).

Voorbereiding

Iedere vergadering brengt een ander lid van het basisteam een casus schriftelijk in.

Hiervoor wordt door de gedragsdeskundige een rooster opgesteld voor zes weken, zodat

ieder basisteamlid een gelijkwaardig aantal keren aan de beurt komt. Wanneer een

pleegzorgbegeleider ergens tegenaan loopt of de gedragsdeskundige met een specifieke

methodiek wil oefenen, dan kan van het rooster afgeweken worden.

De schriftelijke inbreng wordt voorbereid middels het inbrengformulier basisteams (zie

7.12.1). Deze wordt een aantal dagen van tevoren ingevuld op de mail verstuurd naar

alle leden van het basisteam en de gedragsdeskundige. Iedereen wordt geacht deze

inbreng te lezen en voor te bereiden voor de start van de vergadering.

De gedragsdeskundige stelt een agenda voor de komende basisteamvergadering op en

mailt deze voorafgaand aan de basisteamvergadering naar de basisteamleden.

Inbrengformulier

Het inbrengformulier basisteams (zie 7.12.1) geeft structuur aan de schriftelijke inbreng.

Hierin wordt achtergrond informatie over de zaak gegeven en tevens zo concreet als

mogelijk beschreven waar de pleegzorgbegeleider tegenaan loopt en wat de verwachting

van de basisteamleden zijn.

Page 195: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

195

Inbreng hoeft niet per definitie over vragen of problemen te gaan. Ook is het wenselijk

om stil te staan bij een zaak die goed gelopen is of waar je goed gehandeld hebt. In

deze zaken wordt gezamenlijk geanalyseerd wat precies goed is gegaan en welke

factoren daarbij hebben geholpen.

Het helpt om de andere basisteamleden duidelijke informatie te geven ter voorbereiding

op een te bespreken zaak. Zo krijgen de basisteamleden de kans om vooraf vragen ter

verduidelijking te bedenken en waar mogelijk gedachtes te ontwikkelen rond oorzaken,

handelingswijzen en oplossingen.

Voordeel van het werken met het inbrengformulier is dat er in de basisteamvergadering

efficiënter gewerkt kan worden. Er hoeft geen aandacht meer besteed te worden aan de

achtergrondinformatie en kan direct gestart worden met het verhelderen van het

probleem.

Het inbrengformulier beslaat zo‟n één tot anderhalve pagina.

Inhoud

De door de gedragsdeskundige opgestelde en vooraf verzonden agenda voor de

basisteamvergadering wordt bij aanvang van de vergadering doorgenomen. Over het

algemeen zal de structuur van de inhoud van de basisteamvergaderingen als volgt zijn.

Tijd Onderwerp Inhoud

15 minuten Rondje - Hoe gaat het met iedereen? - Inventariseren inbreng.

10 minuten Terugkoppeling - Terugkoppeling vorige vergadering. 45 minuten Uitgebreide casus - Verheldering inbrengformulier.

- Verdieping met behulp van methodische hulpmiddelen (zoals beoordelingsboog, triades of genogram).

40 minuten Overige inbreng - Korte inbreng overige casussen, eventueel aan de hand van de incidentmethode.

10 minuten Afsluiting en evaluatie - Afspraken voor de volgende vergadering.

Aan het begin van elke vergadering zal een rondje worden gemaakt waarin wordt

gevraagd hoe het de afgelopen tijd gegaan is met iedereen. Hierbij kunnen zowel

persoonlijke als zakelijk dingen worden besproken. Ook zal er een inventarisatie worden

gemaakt van de casussen en zaken die besproken moeten worden.

Hierna wordt er een terugkoppeling gemaakt naar zaken uit de vorige vergadering. Hier

wordt besproken hoe bepaalde dingen zijn vervolgd of afgelopen en hoe behulpzaam de

adviezen uit het basisteam hierbij zijn geweest.

Elke vergadering wordt er één casus uitgebreider besproken. Dit kan plaatsvinden op

verzoek van een pleegzorgbegeleider, die tegen een lastige situatie aanloopt, of op

verzoek van de gedragsdeskundige, die met een methodiek wil gaan oefenen. Wanneer

geen van deze zaken aan de orde is, dan wordt een rooster gevolgd.

Ten behoeve van de uitgebreide casus wordt het inbrengformulier basisteams (zie

7.12.2) met een korte situatieschets en werkvraag gemaild naar alle leden. Er kan hier

tevens gewerkt worden met de incidentmethode, maar er wordt ook geoefend met de

diverse onderwerpen van de training van Joep Choy: de beoordelingsboog, genogram,

triades, soorten gezinnen, relatiekaart, vraagtechnieken en dergelijke.

Bij de bespreking van de overige inbreng zal gekeken worden of er sprake is van een

(korte) vraag, update of uitleg of een ingewikkelde situatie (met knelpunten) die

besproken dient te worden aan de hand van de incidentmethode. Dit hangt af van de

agenda voor die dag, de tijd die over is en de voorkeur van de leden van het basisteam.

Tevens kan ervoor worden gekozen door het basisteam om de tijd te gebruiken om wat

dieper in te gaan op het eigen functioneren van de begeleiders pleegzorg. Hiervoor

Page 196: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

196

worden het Competentiespel, het Reflectiemodel / Piramide Van Beetsen en het

teamspel gebruikt. In onderling overleg wordt bepaald wat op dat moment nuttig is.

Aan het eind van elke vergadering zal een korte afsluiting plaatsvinden met een reflectie

op de afgelopen vergadering. Hierbij wordt stilgestaan bij wat iedereen van de

vergadering vond; wat er goed ging; wat de volgende keer anders kan; enz. Tevens

worden er afspraken gemaakt voor de volgende agenda rond de schriftelijke inbreng en

de agenda.

Verwachtingen

Basisteamvergaderingen zijn in principe verplicht voor alle basisteamleden. Er wordt

verwacht dat iedereen elke vergadering aanwezig is. Met goede reden kan van tevoren

worden afgemeld bij de gedragsdeskundige. De vergadering gaat door vanaf twee

aanwezige basisteamleden.

Van alle basisteamleden wordt daarnaast verwacht dat zij op tijd aanwezig zijn, zodat de

basisteamvergadering ook op tijd kan beginnen. Indien een basisteamlid verlaat is, laat

hij dit zo spoedig mogelijk weten aan de gedragsdeskundige. Voorafgaand aan de

basisteamvergadering wordt er met elkaar gezorgd voor het opstellen van de tafels en

het halen van koffie, thee of andere versnaperingen. Na afloop wordt dit ook gezamenlijk

weer opgeruimd.

De houding die van de basisteamleden wordt verwacht, is een open en geïnteresseerde

houding. Deze kan worden getoond door middel van vragen stellen, meedenken en

begrip tonen voor elkaar. Er wordt verwacht dat de basisteamleden met vertrouwen en

respect met elkaar omgaan, waarbij iedereen zich kan uiten en veilig kan voelen zonder

zich veroordeeld te voelen. Persoonlijke zaken die tijdens het basisteam in vertrouwen

verteld worden, dienen ook binnen het basisteam te blijven.

Er wordt verwacht dat de basisteamleden in staat en bereid zijn elkaar inzicht te

verschaffen in het eigen handelen en dit ter discussie te stelen. Gezamenlijk wordt

beoordeeld of de geboden hulp voldoende is en voldoende aansluit bij de behoeftes van

de cliënt. Adviezen worden zo goed als mogelijk afgestemd op de betreffende begeleider

(wat bij de één werkt, hoeft bij de ander niet te werken).

Evaluatie

Eens per jaar vindt er een evaluatie plaats van de basisteams. De gedragsdeskundige

neemt hiertoe het initiatief door de begeleiders pleegzorg uit te nodigen het

Evaluatieformulier Basisteams (zie 7.12.2) in te vullen. In een door de

gedragsdeskundige bepaalde vergadering wordt de evaluatie ingepland. Er wordt dan

naar aanleiding van de evaluatieformulieren besproken waarin wordt besproken waar

behoefte naar bestaat binnen het basisteam en waar tevredenheid over bestaat.

Logboeken

Adviezen die binnen de basisteamvergadering gegeven worden dienen door de

pleegzorgbegeleider verwerkt te worden in het logboek. Op die manier wordt de

afgesproken lijn van de begeleiding schriftelijk vastgelegd en zijn gemaakte afspraken

goed te evalueren. Tevens biedt dit de mogelijkheid bij (onverhoopte) vervanging om de

lijn van de hulpverlening op te pakken.

Samenwerking

Wanneer de begeleiding aan een specifiek pleeggezin hierom vraagt, dan kan de hulp

van een basisteamlid ingezet worden. Wanneer er bijvoorbeeld een moeilijk gesprek

gevoerd moet worden of twijfels bestaan bij de beoordeling van een netwerkscreening,

dan kan de pleegzorgbegeleider een beroep doen op de basisteamleden. In eerste

instantie zullen de basisteamleden op de achtergrond advies geven, binnen de

basisteamvergaderingen of door gezamenlijk een gesprek voor te bereiden. Wanneer dit

Page 197: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

197

niet voldoende is, dan kan afgesproken worden dat een basisteamlid deelneemt aan een

gesprek met het pleeggezin of op andere wijze. Deze samenwerking moet goed

voorbereid worden, zodat duidelijkheid bestaat over de taakverdeling en

verantwoordelijkheden. Dit gebeurt bij voorkeur in overleg met de gedragsdeskundige.

Vervanging

Zoals reeds beschreven, wordt van de basisteamleden verwacht dat zij elkaar vervangen

bij afwezigheid. Dit geldt voor alle soorten van afwezigheid, dus zowel kort- als

langdurende afwezigheid en zowel voorbereide en plotselinge afwezigheid.

Het kan voorkomen dat een pleegzorgbegeleider tijdelijk niet bereikbaar is, omdat deze

een vrije dag of afspraak heeft. Wanneer contact met een cliënt, pleeggezin, BJZ-werker

of andere betrokkene niet kan wachten tot de begeleider weer beschikbaar is, dan wordt

van de basisteamleden verwacht deze zaak op te pakken. Indien nodig kan met de

gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager plaatsvinden om te bepalen welke

handelingswijze wenselijk is.

Ook wanneer een pleegzorgbegeleider voor langere tijd afwezig is, dan wordt verwacht

dat het basisteam indien nodig vervangt in zaken. Wanneer mogelijk draagt de

pleegzorgbegeleider zorg voor een schriftelijke overdracht van zaken. In onderling

overleg met het basisteam wordt dit naar ieder (basis)teamlid verzonden, uitgedraaid in

het postvakje gelegd en/of op andere wijze beschikbaar gesteld. Dit is mogelijk

bijvoorbeeld bij een vakantie, maar bij onverwachtse ziekte is dit niet het geval. In

dergelijke gevallen zullen de basisteamleden moeten handelen naar eigen inzicht,

waarbij gebruik gemaakt kan worden van logboeken, de gedragsdeskundige en/of

afdelingsmanager. Indien de afwezigheid van de pleegzorgbegeleider langer duurt dan

voorzien en actie in een zaak vereist is, dan kan de afdelingsmanager van (één van) de

basisteamleden vragen een zaak actief (tijdelijk) waar of over te nemen. Dit gebeurt

zoveel als mogelijk in onderling overleg. Er wordt van de basisteamleden verwacht open

te staan voor deze mogelijkheid, welke alleen in nood ingezet zal worden.

Page 198: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

198

4.2.4 Teamvergadering

Doel

Het gehele team komt met regelmaat samen voor een teamvergadering. Hierin wordt

niet stilgestaan bij zaakinhoudelijke aspecten, maar bij inhoud overstijgende aspecten.

Hierbij moet gedacht worden aan ontwikkelingen en beslissingen op instellings-, regio-,

landelijk en politiek niveau.

Uitgangspunten

- De teamvergadering is de plaats waarin koppelingen tussen het management- en

uitvoerende niveau gemaakt worden.

- Alle beslissingen en andere zaken die op instellings-, afdelings- en/of teamniveau

besproken dienen te worden, komen in de teamvergadering aan de orde.

Richtlijnen

Frequentie en duur

Er vindt iedere twee weken een teamvergadering plaats. Indien gewenst kan hier in

specifieke situaties, zoals vakanties, van afgeweken worden.

In principe wordt er 1,5 uur uitgetrokken voor een teamvergadering. Wanneer er vooraf

verwacht wordt dat de agenda niet binnen deze tijdsduur past, dan wordt dit tijdig aan

de teamleden medegedeeld, zodat zij hier rekening mee kunnen houden.

Locatie

De teamvergadering vindt in principe plaats in een vergaderruimte op kantoor. Het is de

taak van de afdelingsmanager om deze ruimte voor alle vergaderingen te reserveren.

Rolverdeling en taken

De afdelingsmanager zit de teamvergadering voor en bepaalt de inhoud en structuur van

de vergadering. Zo opent de afdelingsmanager de vergadering; stelt de agenda vast;

leidt de onderwerpen in, stuurt de discussie aan en rondt het onderwerp af; bewaakt de

tijd; sluit de vergadering af; en koppelt de noodzakelijke punten terug of door naar de

afgesproken derden (management, andere afdelingsmanager, enz.).

Een secretaresse is aanwezig als notulist. Ter goedkeuring wordt de notulen na de

vergadering naar de afdelingsmanager verzonden. Deze kan om correcties van eventuele

fouten vragen. De door de afdelingsmanager goedgekeurde notulen wordt verzonden

naar alle leden van het team en de afdelingsmanager van het andere team.

Van alle teamleden wordt verwacht dat zij aanwezig zijn tijdens de teamvergadering en

zich hierbij inzetten. Met een goede reden kunnen de teamleden zich bij de

afdelingsmanager afmelden.

Het is van belang dat alle teamleden op tijd aanwezig zijn. Wanneer een teamlid

(onverhoopt) verlaat is, dan laat deze dit zo spoedig mogelijk weten aan de

afdelingsmanager (eventueel via het teamsecretariaat).

Van alle deelnemers aan de teamvergadering wordt een geïnteresseerde en open

houding verwacht. Het is van belang dat er met respect met elkaar omgegaan wordt,

zodat iedereen de vrijheid voelt om zaken in te brengen en te bespreken.

Voorbereiding

Ter voorbereiding wordt door de afdelingsmanager een agenda opgesteld waarin de

onderwerpen vermeld staan, welke in de teamvergadering aan de orde komen. Het

teamsecretariaat draagt er zorg voor dat alle teamleden worden voorzien van de agenda

met eventuele bijlagen, zoals de notulen van de afgelopen vergadering.

Page 199: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

199

Van alle teamleden wordt verwacht dat zij de agenda, de notulen van de vorige

vergadering en de onderwerpen op de agenda (eventueel middels de bij de notulen

gevoegde bijlagen) voorbereiden.

Inhoud

Tijdens de teamvergadering komen een aantal zaken standaard aan de orde en is

daarnaast ruimte voor actuele onderwerpen. Hierbij kunnen eventuele deskundigen,

managers of andere betrokkenen uitgenodigd worden om onderwerpen extra toe te

lichten.

In principe is de structuur van de vergadering als volgt:

1. Welkom en opening.

2. Notulen van de vorige vergadering.

3. Mededelingen van de organisatie.

4. Ingekomen stukken.

5. Actuele onderwerpen.

6. Rondvraag.

7. Afsluiting.

Overige teambijeenkomsten

Naast de teamvergaderingen komt het team ook bij elkaar voor verdieping van

specifieke onderwerpen. Binnen het team kan ontdekt worden dat één thema voor het

hele team actueel is. Hierbij kan gedacht worden aan (nieuwe) externe

hulpverleningsmogelijkheden, zoals KOPP-groepen; (nieuwe) theoretische inzichten op

het gebied van pleegzorg, hulpverlening, pedagogiek, enz.; (nieuwe) methodieken;

wijzigingen in wet- en regelgeving; samenwerking met andere

hulpverleningsinstellingen, enz. Afhankelijk van het type onderwerp kan besloten worden

hier een themateamvergadering of themabijeenkomst aan te weiden.

Themateamvergadering

Bij een themateamvergadering wordt een specifiek onderwerp door één of meerdere

begeleiders pleegzorg uitgediept en voorbereid. Tijdens of aansluitend op de

teamvergadering wordt met het gehele team uitgebreid stilgestaan bij dit onderwerp. Dit

kan gebeuren door een presentatie van de betreffende begeleiders pleegzorg, maar zij

kunnen ook deskundigen op het betreffende gebied hiervoor uitnodigen. Ook kan er een

discussie centraal gezet worden. Op die manier krijgt het gehele team plenair de

mogelijkheid om een specifiek thema

Themabijeenkomsten

Naast de themateamvergaderingen kunnen relevante onderwerpen ook middels

themabijeenkomsten uitgediept en toegelicht worden. Dit zijn vaak de wat complexere

onderwerpen, die de hele afdeling aangaan.

Themabijeenkomsten worden voorbereid en uitgevoerd door de gedragsdeskundige(n).

Per jaar wordt door de gedragsdeskundigen een programma opgesteld, waarvan de

begeleiders pleegzorg op de hoogte worden gesteld. Aangezien alle begeleiders

pleegzorg van de afdeling pleegzorg hierbij welkom zijn, wordt er doorgaans gebruik

gemaakt van inschrijvingen voor bepaalde thema‟s. Het programma, de inschrijfregels

en de verwachtingen (bv. aantal bij te wonen bijeenkomsten op jaarbasis) worden hierbij

jaarlijks toegelicht.

Page 200: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

200

4.2.5 Bureaudienst

Doel

Begeleiders pleegzorg zijn niet op ieder moment beschikbaar voor de pleeggezinnen die

zij begeleiden en de overige betrokkenen. Wegens bijvoorbeeld een gesprek, een

huisbezoek of een vakantie kan deze niet bereikbaar zijn. Dringende vragen die niet

kunnen wachten op de terugkomst van de pleegzorgbegeleider of de BJZ-werker,

worden door het basisteam opgevangen. Indien er geen basisteamleden beschikbaar

zijn, dan wordt de bureaudienst ingeschakeld. De pleegzorgbegeleider met bureaudienst

heeft als taak om degene met de dringende zaak te woord te staan en indien nodig en

mogelijk dit verder op te pakken.

Uitgangspunten

- In principe is de pleegzorgbegeleider het eerste aanspreekpunt voor een

pleeggezin en overige betrokkenen bij een zaak.

- Indien noodzakelijk wordt de pleegzorgbegeleider in eerste instantie vervangen

door de basisteamleden en wanneer deze niet beschikbaar zijn door de

bureaudienst.

- Iedere pleegzorgbegeleider heeft eens in de zoveel tijd bureaudienst.

- De bureaudienst duurt van 13 tot 17 uur.

Richtlijnen

Rooster

Het secretariaat maakt ieder half jaar een rooster waarop de begeleiders pleegzorg

kunnen intekenen voor een bureaudienst. Gemiddeld komt iedere pleegzorgbegeleider

drie tot vier keer per half jaar aan de beurt. Indien begeleiders pleegzorg niet of te laat

intekenen op het rooster, dan worden zij door het secretariaat ingedeeld.

Indien een pleegzorgbegeleider onvoorzien niet (geheel) de bureaudienst kan uitvoeren,

dan is het de taak van de betreffende pleegzorgbegeleider om vervanging te regelen. Dit

moet doorgegeven worden aan het teamsecretariaat en indien het pas op de dag zelf

geregeld wordt ook aan de receptie.

Bereikbaarheid

De belangrijkste taak van de bureaudienst is bereikbaar zijn. Dat wil zeggen dat er van

de pleegzorgbegeleider met bureaudienst wordt verwacht dat deze van 13 tot 17 uur op

kantoor aanwezig en telefonisch bereikbaar is.

Wanneer er een beroep op de bureaudienst wordt gedaan, dan heeft de

pleegzorgbegeleider tot taak de betreffende persoon zo goed mogelijk te woord en te

dienst te staan. Dat wat er in het kader van de bureaudienst wordt gedaan is compleet

afhankelijk van de context en inhoud van de vraag. Vaak gebeurt dit in overleg met de

gedragsdeskundige en/of afdelingsmanager.

Rapportage

Indien er in het kader van de bureaudienst contact is geweest rondom een pleegkind of

–gezin, dan wordt dit door de pleegzorgbegeleider met de bureaudienst geregistreerd in

het logboek van het pleegkind en/of –gezin (afhankelijk van de inhoud van het contact).

Het verdient de aanbeveling om de pleegzorgbegeleider hierop te wijzen, door

bijvoorbeeld een e-mail te sturen.

Overige taken

Naast het bereikbaar zijn van de pleegzorgbegeleider met bureaudienst, heeft de

bureaudienst een aantal andere taken.

Page 201: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

201

Thee

Naast de formele taken van de bureaudienst heeft de pleegzorgbegeleider met

bureaudienst een informele taak. Om 3 uur wordt er met de afdeling pleegzorg thee

gedronken in de huiskamer. De onderlinge informele afspraak hierbij is dat de

bureaudienst er zorg voor draagt dat er thee met wat lekkers klaarstaat.

Afsluiten

De bureaudienst heeft als taak om aan het eind van de dag de afdeling te controleren.

Dat wil zeggen dat de bureaudienst op de hele verdiepen controleert of de verwarmingen

uit staan, de ramen dicht zijn, enz. Bij het afdelingssecretariaat doet de

pleegzorgbegeleider met de bureaudienst alle dossierkasten op slot. Deze worden ‟s

ochtends weer door de secretaresses open gedaan.

Page 202: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

202

4.2.6 Ziekte en zwangerschapsvervanging

Doel

Als een pleegzorgbegeleider langere tijd afwezig is, dan kan vervanging noodzakelijk

zijn. Het doel hiervan is om de begeleiding aan de pleeggezinnen en hierbij betrokken

mensen te continueren.

Uitgangspunten

- Wanneer de afwezigheid van de pleegzorgbegeleider kortdurend is, dan is het

basisteam verantwoordelijk voor vervanging. Indien de pleegzorgbegeleider

langdurig afwezig blijft, dan wordt structurele vervanging georganiseerd.

- De afdelingsmanager beslist hoe de ziekte of zwangerschapsvervanging wordt

geregeld.

- De afdelingsmanager overlegt met de verzuimcoördinator (Ellen van der Wel) hoe

de zakelijke aspecten richting de instelling vormgegeven worden.

- Voor verdere informatie wordt verwezen naar het handboek en de CAO.

Richtlijnen

Er zijn diverse mogelijkheden met betrekking tot de ziekte en zwangerschapsvervanging.

Mogelijke opties voor vervanging zijn:

a. Een pleegzorgbegeleider aannemen met een tijdelijk contract ten behoeve van de

vervanging en dus voor de duur van de afwezigheid.

b. Verdeling van de zaken onder het (basis)team, waarbij het mogelijk is om een

actieve rol te spelen of juist meer op de achtergrond te functioneren. Voorbeelden

van handelen zijn:

De vervangende begeleiders pleegzorg zoeken contact met de

pleeggezinnen en BJZ-werkers en maken afspraken over hun rol en

activiteiten ten tijde van de vervanging.

Het secretariaat stuurt de pleeggezinnen en BJZ-werkers een brief waarin

zij de naam en het telefoonnummer van de vervanger als contactpersoon

krijgen. Zij worden uitgenodigd contact te zoeken indien daar noodzaak

toe bestaat.

Page 203: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

203

4.3 Afdelingsmanager

Doel

Ieder team wordt aangestuurd door een afdelingsmanager. Deze heeft taken zowel

richting het gehele team als richting de individuele begeleiders pleegzorg. Hier wordt een

algemeen beeld geschetst van de taken en verantwoordelijkheden van de

afdelingsmanager richting de begeleiders pleegzorg.

Uitgangspunten

- De afdelingsmanager is verantwoordelijk richting het hele team voor de koppeling

tussen het uitvoerende werk en het management.

- De afdelingsmanager begeleid de begeleiders pleegzorg op zakelijk en persoonlijk

gebied.

Richtlijnen

Taken en verantwoordelijkheden gehele team

- De afdelingsmanager is voor het gehele team het aanspreekpunt met betrekking

tot samenwerkings- en instellingsaspecten. Hierbij kan gedacht worden aan

samenwerking binnen het (basis)team en samenwerking met Bureau Jeugdzorg.

- De afdelingsmanager zit de teamvergaderingen voor. In de teamvergaderingen

voorziet de afdelingsmanager de teamleden van informatie vanuit de organisatie

(managementniveau). De reacties of andere punten vanuit het team koppelt de

afdelingsmanager vervolgens terug richting de managementlagen.

- De afdelingsmanager draagt er zorg voor dat het team op capaciteit draait. De

afdelingsmanager heeft dus de taak om iedereen te voorzien van zaken voor (de

opbouw naar) een volledige caseload.

- Bij (langdurige) afwezigheid van teamleden neemt de afdelingsmanager

beslissingen hoe de vervanging wordt vormgegeven.

- De afdelingsmanager heeft een centrale rol binnen sollicitatieprocedures voor

begeleiders pleegzorg. De afdelingsmanager krijgt hiervoor sollicitatiebrieven van

de afdeling P&O en nodigt op grond van een eerste grove schifting sollicitanten

uit voor een gesprek. De afdelingsmanager stelt een sollicitatiecommissie samen

(afdelingsmanager, gedragsdeskundige en pleegzorgbegeleider). Op grond van de

sollicitatiegesprekken met de sollicitatiecommissie beslist de afdelingsmanager

over de mogelijke aanstelling en stelt de sollicitant hiervan op de hoogte.

Taken en verantwoordelijkheden individuele begeleiders pleegzorg

- De afdelingsmanager houdt jaarlijks een evaluatiegesprek met een

pleegzorgbegeleider. Het eerste jaar na aanstelling is dit een beoordelingsgesprek

en het jaar daarop een functioneringsgesprek. De cyclus blijft de rest van het

dienstverband bestaan. Van de evaluatiegesprekken maakt de afdelingsmanager

een verslag, welke ter ondertekening aan de pleegzorgbegeleider wordt

aangeboden. Deze wordt in het personeelsdossier bij de afdeling P&O

opgenomen.

- Iedere pleegzorgbegeleider heeft gemiddeld eens in de zes weken een gesprek

met de afdelingsmanager. Hierin staat het algeheel functioneren van de

begeleider centraal. Het kan her zowel gaan om zakelijke (caseload,

samenwerking, enzovoorts) als om privé aangelegenheden.

- Zaken welke om het oordeel of de goedkeuring van de afdelingsmanager vrage,

worden zoveel als mogelijk in het zeswekelijkse gesprek meegenomen. Indien

hier niet op gewacht kan worden, dan is de afdelingsmanager ook buiten deze

gespreksmomenten beschikbaar voor de begeleiders pleegzorg. In onderling

overleg kan een korte termijn afspraak gemaakt worden.

- Indien nodig kan de afdelingsmanager vanuit zijn positie ook binnen zaken van

begeleiders pleegzorg actie ondernemen. Hierbij kan gedacht worden aan contact

Page 204: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

204

met Bureau Jeugdzorg of een pleeggezin indien er bijvoorbeeld sprake is van een

conflict.

- Veel van de verslagen die geschreven worden door de begeleiders pleegzorg

worden ondertekend door de afdelingsmanager. De pleegzorgbegeleider doet de

definitieve versie van het verslag in het postvak van de afdelingsmanager en zal

het bij goedkeuring ondertekend terugkrijgen in het eigen postvak. Bij

bijzonderheden zal de afdelingsmanager contact opnemen met de

pleegzorgbegeleider.

- Indien er sprake is van langdurige afwezigheid van een pleegzorgbegeleider, dan

houdt de afdelingsmanager met regelmaat contact met deze begeleider en maakt

afspraken over de terugkomst. Hierover houdt de afdelingsmanager contact met

de verzuimcoördinator van de afdeling P&O.

Page 205: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

205

4.4 Gedragsdeskundige

Doel

Ieder team wordt begeleid door een gedragsdeskundige. Deze heeft taken richting het

basisteam en richting de individuele begeleiders pleegzorg. Hier wordt een algemeen

beeld geschetst van de taken en verantwoordelijkheden van de gedragsdeskundigen

richting de begeleiders pleegzorg.

Uitgangspunten

De gedragsdeskundige is verantwoordelijk voor de werkinhoudelijke begeleiding en

ondersteuning van de begeleiders pleegzorg.

Richtlijnen

Taken en verantwoordelijkheden gehele team

- De gedragsdeskundige heeft een signalerende functie. Indien specifieke thema‟s

bij meerdere begeleiders pleegzorg spelen, dan neemt de gedragsdeskundige hier

actie op. Hierbij kan gedacht worden aan het onder de aandacht brengen van het

thema bij de afdelingsmanager of het organiseren van een themabijeenkomst.

- De gedragsdeskundige organiseren met enige regelmaat themabijeenkomsten

(ook los van eventueel gesignaleerde thema‟s). Dit zijn bijeenkomsten waarin de

gedragsdeskundige op grond van relevante wetenschappelijk en empirische

(nieuwe) bevindingen een thema uitdiepen en toelichten. Alle begeleiders

pleegzorg van de hele afdeling kunnen zich hiervoor aanmelden via een rooster

wat door de gedragsdeskundige opgesteld wordt.

Taken en verantwoordelijkheden basisteam

- De gedragsdeskundige stelt de basisteams in overleg met de afdelingsmanager

samen.

- De gedragsdeskundige regelt de faciliteiten voor basisteamvergaderingen, door

bijvoorbeeld vergaderruimtes te reserveren.

- De gedragsdeskundige zit basisteamvergaderingen voor en stelt hiervoor ook de

agenda vast.

- De gedragsdeskundige heeft ook een inhoudelijk aandeel in de

basisteamvergaderingen door kennis en ervaring aan te dragen met betrekking

ingebrachte zaken.

Taken en verantwoordelijkheden individuele begeleiders pleegzorg

- Iedere pleegzorgbegeleider heeft gemiddeld eens per zes weken een

begeleidingsgesprek met de gedragsdeskundige. Hierin wordt (een deel van) de

caseload besproken. Indien hier niet op gewacht kan worden, dan is de

afdelingsmanager ook buiten deze gespreksmomenten beschikbaar voor de

begeleiders pleegzorg. In onderling overleg kan een korte termijn afspraak

gemaakt worden.

- De gedragsdeskundige leest alle concepten van officiële verslagen van de

begeleiders pleegzorg en voorziet deze van feedback. In onderling overleg kan

afgesproken worden of deze uitwisseling digitaal (via email) of regulier (via

postvak) gebeurt.

Page 206: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

206

4.5 Secretariaat

Doel

De begeleiders pleegzorg worden ondersteund door het secretariaat. Binnen het

afdelingssecretariaat wordt samengewerkt met de twee teamsecretariaten. De taken van

het secretariaat zijn vooral gericht op het faciliteren van de taken van de begeleiders

pleegzorg middels administratieve ondersteuning.

Uitgangspunten

De begeleiders pleegzorg maken zoveel als mogelijk gebruik van gestandaardiseerde

formulieren en werkwijzen om de ondersteuning van het secretariaat in te zetten.

Richtlijnen

Bereikbaarheid

Het secretariaat is de eerste toegangspoort voor de afdeling Pleegzorg. Alle telefoontjes

komen via de centrale receptie van FlexusJeugdplein bij het secretariaat. Indien mogelijk

verbinden zij door naar de gevraagde persoon en anders staan zij de persoon zelf te

woord.

Post

Binnengekomen post wordt door het secretariaat verspreid in de postvakken. Dit omvat

persoonlijk geadresseerde post en algemene post, zoals de Mobiel en de Jeugd (z)Onder

Dak.

Teamvergaderingen

Voorafgaand aan de teamvergadering verspreidt het secretariaat de agenda inclusief

eventuele bijlagen.

Tijdens de teamvergadering maakt een secretaresse een notulen en verstuurt deze na

goedkeuring van de afdelingsmanager naar de begeleiders pleegzorg.

Rapportage

Het secretariaat maakt officiële documenten van de begeleiders pleegzorg definitief.

Hiervoor gebruikt de pleegzorgbegeleider het formulier Opdrachten secretariaat (zie

7.4.1), welke in de werkbak gedaan kan worden. Het secretariaat haalt de spelfouten

eruit, drukt het op officieel briefpapier af en registreert het document als definitief in

IJZA.

Middels hetzelfde formulier Opdrachten secretariaat (zie 7.4.1) kan het secretariaat

gevraagd worden om de definitieve verslagen na ondertekening van de

pleegzorgbegeleider en de afdelingsmanager te versturen. Eventuele ondertekening van

externen wordt hierbij door het secretariaat georganiseerd.

Dossiers

Het secretariaat draagt zorg voor de dossiers. Alle documenten die in het kind- of

pleegouderdossier horen doet de pleegzorgbegeleider in de opbergbak van het

secretariaat. Hierbij vermeldt de begeleider in welk dossier (naam en geboortedatum

van het kind of naam en registratienummer van het pleeggezin) de documenten

opgeborgen moeten worden. Het secretariaat draagt hier vervolgens zorg voor.

Page 207: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

207

4.6 Afdeling Pleegzorg

Doel

De afdeling pleegzorg biedt begeleiding aan pleeggezinnen. Dat zijn gezinnen die opvang

en opvoeding bieden aan niet eigen kinderen. Wanneer er een relatie bestaat tussen het

gezin en het kind, dan wordt er gesproken van netwerkpleegzorg. Indien dit niet het

geval is, dan is er sprake van bestandspleegzorg.

Uitgangspunten

Gezien de bestaande reorganisatieplannen wordt hier slechts kort stilgestaan bij de

afdeling Pleegzorg.

Richtlijnen

Op de afdeling Pleezorg zijn twee teams van begeleiders pleegzorg actief. Deze worden

aangestuurd door een afdelingsmanager, begeleid door een gedragsdeskundige en

ondersteund door een teamsecretariaat.

De afdeling Pleegzorg biedt de volgende functies:

- Reguliere pleegzorg: langdurig verblijf van pleegkinderen van nul tot en

met zeventien jaar in een pleeggezin en dus

langdurige vervangende pedagogische relatie.

- Observatiepleegzorg: verblijf van pleegkinderen van nul tot en met vier jaar

in een observatiepleeggezin, wat een tijdelijk

(maximaal drie maanden) vervangende pedagogische

relatie is waarbij observatie, diagnostiek en

behandeling centraal staan.

- Faciliterende pleegzorg: verblijf, opvoeding en een vervangende pedagogische

situatie voor pleegkinderen van twee tot twaalf jaar,

waarbij observatie, diagnostiek en behandeling

centraal staat en de duur zo lang als mogelijk is.

- Therapeutische pleegzorg: verblijf in een pleeggezin voor pleegkinderen van nul

tot en met zeventien jaar waarbij een tijdelijk

vervangende pedagogische relatie wordt geboden met

intensieve begeleiding van het systeem en een

nadruk op observatie, diagnostiek en behandeling.

Het streven is dit maximaal drie jaar te doen, maar in

principe wordt dit zo lang als geïndiceerd ingezet.

- Weekendpleegzorg: deeltijdverblijf van een pleegkind van nul tot en met

zeventien jaar in een pleeggezin, waarin een tijdelijk

vervangende pedagogische relatie wordt geboden

voor onbepaalde tijd.

- Vakantiepleegzorg: deeltijdverblijf van een pleegkind van nul tot en met

zeventien jaar in een pleeggezin waarbij een tijdelijk

vervangende pedagogische relatie wordt geboden in

de vorm van dagbesteding gedurende een deel van

de vakantieperiode.

In principe wordt van alle begeleiders pleegzorg verwacht dat zij alle vormen van

begeleiding uit kunnen voeren. De afdelingsmanager waakt ervoor dat de caseload van

de pleegzorgbegeleider op afwisselende en gebalanceerde wijze wordt opgebouwd.

Page 208: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

208

4.7 FlexusJeugdplein

Doel

Een beeld geven van FlexusJeugdplein als gehele organisatie en de plaats van de

afdeling Pleegzorg hierbinnen.

Uitgangspunt

Gezien de bestaande reorganisatieplannen wordt hier slechts kort stilgestaan bij

FlexusJeugdplein als gehele instelling.

Richtlijnen

FlexusJeugdplein is een grote instelling met een breed hulpverleningsaanbod (zie

informatiewaaier Hulpaanbod FlexusJeugdplein). Momenteel is het hulpaanbod

onderverdeeld in zeven clusters onder leiding van een clustermanager: Buurt,

Crisisopvang, Gezin, Kennis en training, School, Wonen en behandelen en Wonen en

opgroeien. Onder dit laatst cluster valt de afdeling Pleegzorg. Daarnaast omvat het

cluster gezinshuizen, residentiële behandelgroepen en een langverblijfgroep. De

voorzieningen zijn gericht op kinderen en jongeren met een normale intelligentie en op

kinderen en jongeren met leermoeilijkheden. De afdeling crisispleegzorg valt onder het

cluster Crisisopvang.

Page 209: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

209

Hoofdstuk 5 Samenwerking Bureau Jeugdzorg

Page 210: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

210

5.1 Juridisch kader

Doel

Hier wordt een zo compleet mogelijk beeld geschetst van de verschillen die er in de

begeleiding van pleeggezin bestaan op grond van het juridisch kader waarbinnen het

kind is geplaatst.

Uitgangspunten

Een pleegkind kan zowel vrijwillig als in het kader van een juridisch maatregel in een

pleeggezin geplaatst worden. Dit brengt verschillen met zich mee, voornamelijk wat

betreft de regels rond de betaling van kosten.

Begrippen

Bron: Mariska Kramer, advocaat bij AJL, Ambulante Jeugdbescherming en

Jeugdhulpverlening van het Leger des Heils.

Ouderlijk gezag: De ouder is de wettelijk vertegenwoordiger en heeft de zeggenschap.

Dit betekent dat de ouder de beslissingen neemt en handelt voor het minderjarige kind.

Voorbeelden van beslissingen: schoolkeuze, medische behandelingen en dergelijke.

Voorbeelden van handelingen: de ouder kan namens de minderjarige een procedure

starten, voor de minderjarige een paspoort aanvragen enzovoort. Er kan sprake zijn van

gezag door de beide ouders (gezamenlijk gezag) of door één van de ouders (eenhoofdig

gezag).

Voogdij: Een ander dan de ouder is de wettelijk vertegenwoordiger en heeft de

zeggenschap. Bijvoorbeeld een familielid, de pleegouder(s) of een voogdij-instelling. De

zeggenschap is verder hetzelfde als bij het ouderlijk gezag.

Kinderbeschermingsmaatregelen: Ondertoezichtstelling, voorlopige voogdij en de

verderstrekkende maatregelen (ontheffing en ontzetting).

Ondertoezichtstelling: De kinderrechter stelt de minderjarige onder toezicht. Als er door

de kinderrechter een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, wijst hij een

gezinsvoogdijinstelling (Bureau Jeugdzorg) aan. Bureau Jeugdzorg wijst vervolgens een

gezinsvoogd aan. De gezinsvoogd moet er, namens de instelling, op toezien dat de

bedreiging van de belangen van de minderjarige ophoudt, in ieder geval niet erger

wordt. Deze bedreiging van belangen van de minderjarige kan zedelijk, lichamelijk en/of

geestelijk van aard zijn. De maatregel kan voor maximaal een jaar worden uitgesproken.

De gezinsvoogdijinstelling kan vervolgens na een jaar om een verlenging verzoeken. Het

gezag van de ouder(s) blijft voortduren. Het gezag wordt echter beperkt doordat de

instelling de ouders aanwijzingen kan geven met betrekking tot de opvoeding en

verzorging. Indien de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing afgeeft, kan de

instelling de minderjarige uit huis plaatsen.

Voorlopige voogdij: In noodsituaties waarin snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming

van de minderjarige nodig is, wordt een voorlopige voogdij uitgesproken. De voogdij

wordt door de voogdij-instelling (Bureau Jeugdzorg) uitgeoefend. Bureau Jeugdzorg wijst

vervolgens een voogd aan. De grond voor een voorlopige voogdij is dat de minderjarige

niet onder het wettelijk vereiste gezag staat (of dat de minderjarige wel onder gezag

staat, maar dat het niet wenselijk is dat dit voortduurt) en dat er sprake is van een

bedreiging van de belangen van de minderjarige in zedelijke, lichamelijke en/of

geestelijke zin (zoals bij de ondertoezichtstelling). Verder kan een voorlopige voogdij

worden uitgesproken gedurende het onderzoek naar een ontheffing of ontzetting.

Voorbeelden van situaties waarbij een voorlopige voogdij kan worden uitgesproken: in

geval van noodzakelijke bloedtransfusies (de ouders weigeren toestemming te verlenen),

afstandbaby's, een buitenlands pleegkind dat zonder beginseltoestemming (=

toestemming van de Minister van Justitie) ter adoptie in een pleeggezin is opgenomen.

Page 211: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

211

Verderstrekkende maatregelen: De ouder met gezag wordt ontheven of ontzet van het

ouderlijk gezag. Het gevolg is dat de ouder het gezag verliest en er een voogd wordt

benoemd (meestal een voogdijinstelling of pleegouder(s)). Aan een ontheffing of

ontzetting gaat (vaak) een ondertoezichtstelling of een voorlopige voogdij vooraf. Een

ouder kan worden ontheven van het gezag (vrijwillig of gedwongen) als vaststaat dat

hij/zij ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot opvoeding en verzorging te vervullen.

Een ouder kan worden ontzet van het gezag, als vaststaat dat hij/zij zich verwijtbaar

verkeerd heeft gedragen ten aanzien van het kind (bijvoorbeeld als de vader de moeder

om het leven heeft gebracht). Een ontzetting is een zwaardere maatregel dan een

ontheffing. Echter het gevolg is bij beide maatregelen hetzelfde: de ouder raakt het

gezag kwijt en er wordt een voogd benoemd.

Richtlijnen

Vrijwillige en justitiële plaatsingen

Een pleegkind kan op twee manieren in een pleeggezin geplaatst worden:

a. Bij een vrijwillige pleegzorgplaatsing behouden de ouders het ouderlijk gezag en

gaan zij akkoord met de plaatsing van hun kind in een pleeggezin.

NB. Als een kind vrijwillig in een pleeggezin geplaatst is, dan hebben de ouders

het gezag en blijven dus financieel medeverantwoordelijk voor hun kind.

FlexusJeugdplein ontvangt maandelijks een bedrag voor de verzorging van het

pleegkind (zie 6.2 Ouderbijdrage (LBIO)). Daarnaast blijven de ouders

aansprakelijk voor de betaling van alle andere kosten van hun kind, zoals

bijvoorbeeld de kosten voor onderwijs. Als de ouders deze kosten niet kunnen of

willen betalen, dan moet in onderling overleg met de pleegzorgbegeleider en

Bureau Jeugdzorg besproken worden hoe deze kosten opgevangen worden.

b. Bij een plaatsing op grond van een maatregel voor kinderbescherming is er sprake

van een ondertoezichtstelling, waarbij ouders het gezag delen met Bureau

Jeugdzorg, of voogdijmaatregel, waarbij het gezag ligt bij een voogdijinstelling

(Bureau Jeugdzorg) of een natuurlijk persoon buiten de ouders. De rechter spreekt

dergelijke maatregelen uit. Binnen een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel kan

de (gezins)voogd het noodzakelijk achten om het kind uithuis te plaatsen. Ouders

kunnen het hiermee eens zijn, maar indien dit niet het geval is dan moet de

(gezins)voogd bij de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing aanvragen. Als de

rechter deze machtiging afgeeft, dan kan het kind gedwongen uithuis geplaatst

worden.

NB. Indien het pleegkind op grond van een maatregel voor jeugdbescherming in

een pleeggezin is geplaatst, dan is de plaatsende instantie (doorgaans Bureau

Jeugdzorg) financieel verantwoordelijk. Bepaalde kosten kunnen bij hen

gedeclareerd worden. Deze regels voor declaraties zijn afhankelijk van de

plaatsende instantie en kunnen per instelling en regio verschillen. Bij de

plaatsende instantie kan geïnformeerd worden welke regels en vergoedingen voor

een specifieke plaatsing gelden. Aangezien het merendeel van de pleegkinderen

door Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam bij FlexusJeugdplein worden

geplaatst, wordt in de pleegouderband uitgebreid informatie verstrekt over de

regelingen aldaar. Ook voor informatie over verzekeringen, belastingsdienst en

dergelijke wordt verwezen naar de pleegouderband.

Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens

FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele,

Directeur.

Er is een belangrijk verschil tussen vrijwillige zaken en zaken in het gedwongen kader:

- In vrijwillige zaken vanuit BJZ Toegang is de zorgaanbieder verantwoordelijk

voor de hulpverlening en is deze eerste aanspreekpunt. Bij basiszaken is er

geen vaste contactpersoon, bij intensieve zaken wel.

Page 212: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

212

- Bij zaken in het gedwongen kader houdt BJZ toezicht op de ontwikkeling van

het kind. BJZ heeft hiertoe frequent contact met ouders, kind en

zorgaanbieder.

In het conceptstuk „Implementatie methode voogdij‟ (MOgroep, versie 2, augustus 2010,

p.5) staat:

„De voogd is eindverantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen op hun verblijfsadres.

Dit toezicht op de veiligheid kan echter niet door hen zelf direct uitgevoerd worden.

Binnen het systeem van jeugdzorg zijn de aanbieders van (pleeg)zorg hiervoor

verantwoordelijk. Dit is ook het uitgangspunt van de methode voogdij.

Binnen het Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling is een

veiligheidsprotocol opgesteld‟.

Flexusjeugdplein, afdeling pleegzorg, hanteert de door de inspectie goedgekeurde

veiligheidsinstrumenten, te weten: LIRIK en Checklist indicatoren veiligheid kind in

(netwerk) pleeggezin.

Pleegoudervoogdij

Indien pleegouders de voogdij over hun pleegkind wensen (zie 2.3.5 Pleegoudervoogdij),

dan veranderd dit de relatie met Bureau Jeugdzorg. De voogdij wordt dan van de

ouders, Bureau Jeugdzorg of een andere persoon overgedragen naar de pleegouders.

Daarmee krijgen de pleegouders het gezag over het kind en daarmee ook de financiële

verantwoordelijkheid. Zij kunnen dan niet langer een beroep doen de financiële

regelingen zoals deze bestaan voor justitiële plaatsingen.

Adoptie

Wanneer ouders een pleegkind wensen te adopteren, dan nemen zij het pleegkind aan

als hun kind en krijgen daarmee het volledige ouderlijke gezag. Dat wil zeggen dat zij

vanaf dat moment juridisch gezien als ouders van het pleegkind zijn. Daarmee zijn zij

niet langer pleegouder en vervalt de pleegouderbegeleiding en –vergoeding. Dit heeft

diverse gevolgen voor het kind. Zo krijgt het kind vanaf dat moment de achternaam van

het pleeggezin en krijgt het dezelfde rechten als een eigen kind (bijvoorbeeld op het

gebied van erfenissen).

Voor het adopteren van een pleegkind moet een juridische procedure gevolgd worden.

Aangezien dit binnen de pleegzorg niet vaak voorkomt, wordt hier verder niet uitgebreid

op in gegaan. Belangrijk binnen deze procedure is dat de biologische ouders van het

pleegkind akkoord moeten gaan met de adoptie. Indien de verwachting is dat de ouders

akkoord gaan met een dergelijk verzoek, dan wordt geadviseerd om een gezamenlijk

gesprek met Bureau Jeugdzorg en de pleegouders te voeren waarin de consequenties en

de procedure van de adoptieaanvraag centraal staat.

Page 213: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

213

5.2 Indicatiebesluiten

Doel

De afdeling Pleegzorg van FlexusJeugdplein is een tweedelijns voorziening. Er moet dus

door een eerstelijns voorziening naar ons verwezen worden. Bureau Jeugdzorg is de

toegang tot alle jeugdhulpverlening en is dus de verwijzende instantie. Dit gebeurt

middels een indicatiebesluit.

Uitgangspunten

- Bureau Jeugdzorg vormt in Nederland de toegang tot alle voorzieningen voor

jeugdhulpverlening. Dit gebeurt binnen drie kaders:

a. vrijwillige hulpverlening binnen de afdeling Toegang;

b. ondertoezichtstelling bij een gezinsvoogd binnen de afdeling

Jeugdbescherming;

c. voogdij bij een voogd binnen de afdeling Jeugdbescherming.

- Bureau Jeugdzorg bepaalt binnen alle drie de kaders wel hulpverlening ingezet

kan en/of moet worden en indiceert dit middels een indicatiebesluit.

- De indicatiebesluiten vormen de toegang tot tweedelijns jeugdhulpverlening,

waaronder de afdeling Pleegzorg valt.

- Tweedelijns voorzieningen zijn voor hun financiering afhankelijk van

indicatiebesluiten. Deze bieden de legitimering van hun geboden hulp, wat zij als

bewijs kunnen aandragen bij de financiers. Op grond hiervan worden zij betaald.

Indicatiebesluiten zijn dus van groot belang.

- Tweedelijns jeugdhulpverlening heeft een zorgplicht zodra er een indicatiebesluit

bestaat. Dit geeft de cliënt recht op de geïndiceerde zorg.

- Binnen de Wet op de Jeugdzorg wordt onder de cliënt het kind en diens ouders

verstaan.

- Ook indien een juridische maatregel niet door Bureau Jeugdzorg wordt

uitgevoerd, maar bijvoorbeeld door de William Schrikker Stichting of het Leger

des Heils, dan moet Bureau Jeugdzorg de indicatiebesluiten hiervoor uitgeven. De

instantie die de justitiële maatregel uitvoert is verantwoordelijk voor het

inschakelen van Bureau Jeugdzorg voor het schrijven van het indicatiebesluit.

Richtlijnen

Route

Voor vrijwillige hulpverlening meldt de cliënt (kind en/of ouders) zich aan bij de afdeling

Toegang van Bureau Jeugdzorg. Indien de hulpverlening in het kader van een justitiële

maatregel plaatsvindt, dan komen ouders via de rechtbank bij de afdeling

Jeugdbescherming van Bureau Jeugdzorg terecht. Daar krijgen zij een (gezins)voogd

toegewezen.

De medewerker van Bureau Jeugdzorg gaat in gesprek met de cliënt over de (dreigende)

problemen en stelt op grond hiervan vast wat welke zorg hierbij ingezet kan of moet

worden. Dit wordt vastgelegd in het indicatiebesluit. Het indicatiebesluit wordt in

samenspraak tussen de medewerker, het basisteam, de gedragsdeskundige en de

teamleider opgesteld. Het moet vervolgens binnen Bureau Jeugdzorg goedgekeurd

worden door de indicatiecommissie of aangepast worden. Als het indicatiebesluit door de

commissie wordt goedgekeurd, dan wordt het indicatiebesluit doorgestuurd naar de

zorgaanbieder en komt bij FlexusJeugdplein bij het opnamecoördinatieteam binnen. De

instroomcoördinatoren beoordelen of FlexusJeugdplein de gevraagde zorg kan bieden.

Indien dit niet het geval is, dan koppelen zij dit terug naar Bureau Jeugdzorg. Als de

zorg wel binnen FlexusJeugdplein geboden kan worden, dan sturen de

instroomcoördinatoren het indicatiebesluit door naar de afdeling die de zorg uit kan

voeren. Voor de afdeling Pleegzorg komt het indicatiebesluit dan binnen bij de

afdelingsmanager, die vervolgens bepaalt wie de zorg uit gaat voeren en dus welke

pleegzorgbegeleider de gevraagde zorg in het indicatiebesluit kan bieden.

Page 214: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

214

Vorm en inhoud

De vorm en inhoud van het Indicatiebesluit kunnen per regio van Bureau Jeugdzorg

verschillen. In elk geval dient het de volgende informatie te bevatten:

- een beschrijving van de (dreigende) problemen van de cliënt, inclusief een

inschatting van de ernst en de mogelijke oorzaken;

- een beschrijving van de benodigde zorg en de daarmee samenhangende doelen

voor die zorg;

- de termijn gedurende welke de aanspraak op de geïndiceerde zorg vanaf de

aanvang hiervan geldt;

- de termijn waarbinnen de aanspraak op de geïndiceerde zorg in de praktijk

gebracht moet zijn;

- een advies wie de zorg uit zou kunnen voeren.

Termijnen

Een indicatiebesluit heeft een geldigheidstermijn. Deze kan een aantal maanden tot

maximaal twee jaar zijn. De cliënt heeft dus voor het vastgestelde termijn recht op de

hulpverlening. Het termijn wordt in principe zodanig vastgesteld dat verwacht wordt dat

de doelen hierbinnen bereikt kunnen worden. Indien de hulpverlening na het verstrijken

van het termijn van het indicatiebesluit voortgezet moet worden dient een herindicatie

afgegeven te worden. Hiervoor moet Bureau Jeugdzorg opnieuw beoordelen welke

doelen er voor de problematiek bestaan en welke zorg hier het beste bij aan zou sluiten.

De afdeling Pleegzorg biedt langdurige hulpverlening en zal in veel gevallen een

herindicatie nodig hebben. De afdeling Pleegzorg gaat ervan uit dat zo lang als er een

pleegzorgplaatsing nodig is er ook een hulpvraag bestaat. Het kind kan immers niet in

de thuissituatie wonen en heeft dus zorg nodig in de vorm van pleegzorg. Van hieruit

kunnen zo lang de pleegzorgplaatsing duurt indicatiebesluiten aangevraagd worden.

Deze geven immers de mogelijkheid om te blijven begeleiden gedurende de gehele

pleegzorgplaatsing.

Verantwoordelijkheden

Bureau Jeugdzorg is verantwoordelijk voor het afgeven van de indicatiebesluiten en de

hierop volgende herindicaties. Zij moeten hiervoor op de hoogte zijn van de actuele

situatie van het kind en zijn hiervoor afhankelijk van de informatie vanuit

FlexusJeugdplein. Zodoende is afgesproken dat begeleiders pleegzorg uiterlijk twee

maanden voor het verstrijken van het termijn van het indicatiebesluit een actueel EHVP

naar de BJZ-werker versturen met het verzoek tot herindicatie van de

pleegzorgbegeleiding. In de praktijk verdient het de voorkeur om de evaluatiemomenten

van de pleegzorgplaatsing hierop af te stemmen en ongeveer twee maanden voor het

verstrijken van het indicatiebesluit een evaluatie te plannen.

Alle indicatiebesluiten en herindicaties worden bij binnenkomst bij de

instroomcoördinatoren door het instroomsecretariaat in IJZA geregistreerd. Vervolgens

komt het indicatiebesluit via het secretariaat (en bij een eerste indicatiebesluit ook via

de afdelingsmanager) bij de pleegzorgbegeleider. De pleegzorgbegeleider heeft

vervolgens de verantwoordelijkheid om het indicatiebesluit in het dossier van het kind op

te laten nemen. Hiervoor doet de pleegzorgbegeleider deze in de opbergmap van het

afdelingssecretariaat.

Aangezien FlexusJeugdplein voor de financiering afhankelijk is van indicatiebesluiten,

moet er zicht op gehouden worden dat Bureau Jeugdzorg haar verantwoordelijkheid van

de herindicaties nakomt. Het is de taak van de pleegzorgbegeleider om van de caseload

in de gaten te houden wanneer de termijnen van de indicatiebesluiten aflopen en of er

een herindicatie is binnengekomen. Indien dit niet het geval is, dan neemt de begeleider

hierover contact op met de BJZ-werker met de vraag zo spoedig mogelijk een

herindicatie te schrijven met als startdatum de datum waarop het oude indicatiebesluit is

verlopen.

Page 215: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

215

5.3 Taakverdeling en samenwerking

Doel

Een overzicht bieden van de taakverdeling en samenwerking tussen de BJZ-werker en de

pleegzorgbegeleider.

Uitgangspunten

- Deze tekst is volledig overgenomen uit: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP;

Definitieve versie mei 2011; namens FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder;

namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele, Directeur.

Richtlijnen

De BJZ-werker heeft vanuit het gedwongen kader de toezichthoudende taak. In de brief

van de minister voor Jeugd en Gezin aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

vergaderjaar 2009-2010 wordt vermeld dat: “Van (gezins)voogdijwerkers wordt

verwacht dat zij regelmatig contact hebben met het kind dat onder hun toezicht of onder

voogdij van Bureau Jeugdzorg staat Hoewel nergens in de methoden of regelgeving

verplicht is gesteld dat dit contact buiten aanwezigheid van andere

volwassenen/opvoeders plaatsvindt, hanteren de meeste Bureaus de regel dat de

(gezins)voogdijwerker er naar streeft dit wel te doen. Vast staat wel dat de

(gezins)voogdijwerker hiertoe zeker de bevoegdheid heeft. (Pleeg)ouders of andere

opvoeders kunnen dit niet blokkeren. De MO-groep Jeugdzorg heeft de Minister voor

Jeugd en Gezin laten weten dat gelet op het belang dat kinderen in staat moeten zijn

hun (gezins)voogdijwerkers bepaalde problemen te vertellen, zij de Bureaus Jeugdzorg

zal adviseren dit expliciet in hun beleid op te nemen”.

Dit impliceert eveneens dat FJP dit in hun beleid heeft op te nemen en FJP hierover het

pleegouderbestand heeft te informeren.

Contacten met het kind

De aard en frequentie van de bezoeken van de BJZ-werker aan het kind en/of

pleegouders wordt in de zorgteams besproken. De pleegzorgbegeleider en BJZ-werker

bespreken de voorgenomen afspraken in hun basisteams en leggen deze na overleg en

akkoord tussen FJP en BJZ vast in het registratiesysteem.

Op mogelijke punten waar alsnog geen overeenstemming kan worden bereikt nemen de

GD‟ers van FJP en BJZ met elkaar contact op. Mocht er dan geen overeenstemming

worden bereikt dan nemen desbetreffende teammanagers contact met elkaar op.

De bezoeken kunnen in het pleeggezin, maar ook op school of elders zijn. Pleegouders

dan wel pleegzorgbegeleider worden hiervan in principe op de hoogte gebracht.

Contacten met scholen

Het (dagelijkse) contact met de school wordt door pleegouders onderhouden, FJP kan

pleegouders hierbij ondersteunen. Wanneer er een maatregel in het gedwongen kader

wordt uitgesproken stuurt BJZ standaard een kennisgevingsbrief van de maatregel en de

contactgegevens van de uitvoerende BJZ-werker aan de school. Sowieso stelt de Delta-

methodiek dat de (gezins)voogdijwerker minimaal één keer per jaar contact onderhoudt

met de school inzake het functioneren van het kind.

Schoolprestaties en aandachtspunten worden met pleegouders besproken. BJZ delegeert

dit in het algemeen aan pleegouders. Het is de verantwoordelijkheid van de school om er

voor te zorgen dat de informatie over het functioneren van het kind die aan BJZ wordt

gegeven ook wordt doorgegeven aan pleegouders. De BJZ-werker stemt af dat wanneer

de school aan de BJZ-werker informatie wil verstrekken die niet bij pleegouders bekend

is, deze informatie bekend dient te worden bij pleegouders, pleegzorgwerker en ouders

(bij OTS). Hier kan alleen van worden afgeweken wanneer de veiligheid van het kind of

van medewerkers van school en/of FJP/BJZ in het geding komen.

Page 216: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

216

De schoolkeuze voor regulier basisonderwijs wordt in samenspraak met BJZ en ouders

(bij OTS) gemaakt. De voorkeur van pleegouders en ouders over de ligging en de

identiteit van de school worden hierin meegenomen. Bij de matching van een kind moet

dit meegenomen worden.

Juridisch gezien zijn ouders van kinderen waar een OTS over uitgesproken is belast met

het gezag en bevoegd beslissingen te nemen in het leven van het kind, ook wanneer dit

kind niet bij deze ouders verblijft. Mocht BJZ bij OTS-zaken menen dat een

(voorgenomen) besluit van ouders niet in het belang van het kind is, dan kan BJZ

uiteindelijk overgaan tot het verstrekken van een schriftelijke aanwijzing. Na de

inwerkingtreding van de wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen kan BJZ de

zaak voorleggen aan de kinderrechter. Als het kind onder voogdij is gesteld, tracht de

BJZ-werker de ouders zoveel mogelijk te betrekken. BJZ heeft echter de bevoegdheid

om besluiten te nemen en ouders hiervan in kennis te stellen.

Een indicatie voor bijzonder onderwijs dient aangevraagd te worden via BJZ. Bij een OTS

moeten ook de met gezag beklede ouders hun handtekening plaatsen voor zo‟n

aanvraag. Wanneer ouders dit weigeren, kan BJZ dit trachten af te dwingen. Dat kan

door een schriftelijke aanwijzing of door de zaak voor te leggen aan de rechtbank.

Het is belangrijk dat deze wijzigingen worden opgenomen in de pleegouderband.

Contacten met pleeggezin

FJP is de begeleidende instantie. De BJZ-werker en de pleegzorgbegeleider overleggen

over de aard en frequentie van de contacten met pleegouders.

Contacten met andere hulpverleners betrokken bij het pleeggezin

Wanneer het kind gebruikt maakt van andere zorgaanbieders wordt in de zorgteams

besproken hoe de contacten verlopen en wie in eerste instantie aanspreekpunt is.

Wanneer een kind therapie behoeft, is bij OTS-kinderen een toestemmingshandtekening

van ouders nodig. Over het inwinnen van informatie over bijvoorbeeld de behandeling

gelden dezelfde afspraken als beschreven bij de paragraaf „contact met scholen‟. De

coördinatie van het zorgaanbod aan het pleegkind wordt uitgevoerd door BJZ, waarbij

afstemming plaatsvindt met de betrokken zorgaanbieders en pleegouders.

Contacten met het ouderlijk milieu van het kind tijdens verblijf in het

pleeggezin

Uitgangspunt bij een bezoekregeling is, dat zolang dit in het belang is van het kind er

contact moet zijn met het ouderlijk milieu. Vaak zijn dit de ouders, maar het kunnen ook

grootouders zijn.

Bij het bepalen van de bezoekregeling is het perspectief leidend. Wanneer het

perspectief is dat het kind terug naar zijn ouders gaat zal de aard anders zijn en de

frequentie hoger zijn dan wanneer het perspectief langdurig wonen in het pleeggezin is.

De aard en frequentie van deze bezoeken zijn specifieke items in het zorgteam. Voor dit

overleg gelden de zelfde afspraken als bij andere onderwerpen. Wanneer er geen

overeenstemming over deze bezoeken wordt bereikt, kunnen GD-ers en teammanagers

worden in geschakeld. Uiteindelijk stelt BJZ de aard en frequentie vast waarbij de

mogelijkheid bestaat dat er van rechtswege bezwaar aangetekend kan worden.

Met regelmaat wordt door ouder(s) bij de rechtbank de bezoekfrequentie ter sprake

gebracht. Het is van belang dat FJP advies in deze schriftelijk inbrengt en mogelijk

mondeling op de zitting komt toelichten na afstemming met/met medeweten van BJZ en

pleegouders.

Dit geldt zowel voor zaken waarin FJP op één lijn ligt met BJZ als in zaken waarin BJZ en

FJP met elkaar van mening verschillen.

Page 217: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

217

Veiligheid in pleeggezinnen

De voogd is eindverantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen op hun verblijfsadres.

Dit toezicht op de veiligheid kan echter niet door hen zelf direct uitgevoerd worden.

Binnen het systeem van jeugdzorg zijn de aanbieders van (pleeg)zorg hiervoor

verantwoordelijk.

Wanneer FJP twijfels heeft over de veiligheid dan wordt dit eerst besproken met het

pleeggezin en dan met BJZ. Wanneer FJP vindt dat de veiligheid niet meer gewaarborgd

is dan kan in overleg de plaatsing in een pleeggezin beëindigd worden of indien BJZ

vindt dat plaatsing gecontinueerd kan worden de bemoeienis door FJP worden gestopt.

Indien nodig zal FJP zoeken naar een geschikte vervangende plek.

Wanneer BJZ de situatie in het pleeggezin niet meer veilig vindt of zich daar zorgen over

maakt wordt dit besproken met FJP. Daarna wordt dit in gezamenlijkheid besproken in

het pleeggezin. Er wordt naar gestreefd om een gezamenlijk standpunt te bereiken.

Als FJP en het pleeggezin de veiligheid voldoende vinden maar BJZ niet, dan kan BJZ er

voor kiezen de plaatsing te beëindigen. FJP zal het standpunt van BJZ dan niet

ondersteunen en dit zo nodig schriftelijk onderbouwen. Bij een zitting zal FJP aanwezig

zijn.

Page 218: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

218

Hoofdstuk 6 Achtergrondinformatie

Page 219: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

219

6.1 Attentiebeleid

Doel

FlexusJeugdplein waardeert de pleegouders waarmee zij samenwerken ten zeerste. Deze

waardering toont de instelling middels drie wegen, namelijk via de algemene

waarderingen aan alle pleeggezinnen, standaard momenten waarop alle pleeggezinnen

van hun pleegzorgbegeleider iets aangeboden krijgen en uitzonderingsmomenten waarin

de pleegzorgbegeleider voor een specifieke situatie van een pleeggezin iets aanbiedt.

Vanuit het gelijkheidsbeginsel is het van belang dat de begeleiders pleegzorg op dezelfde

momenten en op vergelijkbare wijzen hun waardering naar pleegouders uitspreken.

Uitgangspunten

- De algemene attenties voor alle pleeggezinnen worden georganiseerd vanuit

FlexusJeugdplein en in uitzonderlijke situaties door Pleegzorg Nederland. Hier

worden de begeleiders pleegzorg over op de hoogte gesteld, maar doorgaans

hoeven zij hierin geen actieve rol te spelen.

- Er zijn een aantal standaard momenten (zie Richtlijnen) waarop de

pleegzorgbegeleider een attentie voor het pleeggezin verzorgd. Dit doet elke

begeleider voor elk pleeggezin.

- Naast de standaardmomenten zijn er uitzonderingssituaties waarin de begeleiders

in overleg met de afdelingsmanager bepalen dat er een extra waardering voor het

pleeggezin gepast en gewenst is. Dit zijn situaties welke niet door het algemene

attentiebeleid gedekt worden, maar door een inschatting van de

pleegzorgbegeleider naar voren komen. Er kan hierbij gedacht worden aan

moeilijke momenten voor een pleeggezin of extra actieve inzet van een

pleeggezin.

- De pleegzorgbegeleider is verantwoordelijk dat attenties op standaardmomenten

tijdig verstuurd of overhandigd worden.

- De pleegzorgbegeleider is vrij om een passende attentie te bedenken. Hiervoor

worden wel suggesties gegeven (zie Richtlijnen). Leidraad voor de keuze voor een

attentie kunnen het moment, de situatie en het pleeggezin zijn.

- De standaard en uitzonderlijke attenties worden vanuit de pleegzorgbegeleider

gegeven, dus kaarten worden persoonlijk ondertekend, enzovoorts.

- Attenties zijn in principe voor het gehele pleeggezin, dus inclusief pleegkinderen

en eigen kinderen. Als de pleegzorgbegeleider bijvoorbeeld naar het pleegkind

een verjaardagskaart verstuurd, dan wordt dit ook naar de eigen kinderen van de

pleegouders gedaan.

Richtlijnen

Ook bij de richtlijnen kan onderscheid gemaakt worde in algemene waarderingen,

standaard attenties en uitzonderingssituaties. Uitzonderingssituaties zijn niet te vallen in

het attentiebeleid en zullen ook verder niet beschreven worden. Bij

uitzonderingssituaties overlegd de pleegzorgbegeleider altijd met de afdelingsmanager.

Hier worden afspraken gemaakt over de gegrondheid, inhoud en kosten van de attentie.

Algemene attenties

De algemene attenties kunnen jaarlijks verschillen. Over het algemeen zijn de volgende

attenties aan de orde:

- Een keer per twee jaar wordt er vanuit Pleegzorg Nederland een

pleeggezinnendag georganiseerd. Hierbij wordt doorgaans een attractiepark of

dierentuin afgehuurd en worden alle pleeggezinnen in Nederland uitgenodigd voor

een bezoek hieraan.

- Ieder pleeggezin krijgt jaarlijks van FlexusJeugdplein een vrijwilligerskaart (€5,-).

Dit is een kaart die veel voordelen op kan leveren, vergelijkbaar met een 65+,

Rotterdam- of CJP-pas. Informatie hierover is te vinden op www.vrijwilligers.nl.

Page 220: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

220

- Ieder pleeggezin krijgt een abonnement op Mobiel en de Jeugd (z)Onder Dak van

FlexusJeugdplein. Zodra het gezin stopt met pleegzorg, wordt deze

abonnementen ook stopgezet.

- In december ontvangt ieder pleeggezin (ook aspirant-, wachtende, vakantie- en

weekendpleeggezinnen) een attentie. In verband met de culturele verschillen

wordt dit een decemberattentie genoemd en niet gekoppeld aan kerst.

- Rond Sinterklaas ontvangen de pleeggezinnen een attentie vanuit Actie

Pepernoot. Dit wordt georganiseerd door het Nationaal Fonds Kinderhulp en door

de afdeling voor fondsenwerving binnen FlexusJeugdplein verspreid.

Standaard attenties

Onderwerp Criterium Attenties Maximale kosten

Nieuwe plaatsing Bij iedere nieuwe plaatsing, ongeacht vorm (crisis, regulier, weekend, vakantie, enz.)

Bv. Fotoboek voor het pleegkind.

€5,-

Jubileum reguliere en weekendpleeggezinnen

10, 20, 25 en 30 jaar Standaard acties: - Officiële brief van de directie. - Vermelding in J(z)OD. Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie. - Boek(enbon). - Bon voor een uitje. - Bloemen. - Lintje of andere onderscheiding. - Persoonlijk cadeau.

€15,-

Jubileum crisispleeggezin 10, 20, 25 en 30 plaatsingen

NB. Als het aantal in jaren eerder bereikt is dan het aantal kinderen, dan wordt uitgegaan van het aantal jaren.

Standaard acties: Officiële brief van de

directie. - Vermelding in J(z)OD. Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie. - Boek(enbon). - Bon voor een uitje. - Bloemen. - Lintje of ander onderscheiding. - Persoonlijk cadeau.

€15,-

Afsluiting plaatsingen Afhankelijk van duur plaatsing en hoe dit verlopen is, eventueel in overleg met de afdelingsmanager. Richtlijn: a) Na langdurende

plaatsing (evt. gecombineerd met stoppen pleegzorg).

b) Na kortere plaatsing. c) Na vakantieopvang.

Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie (a/b). - Boek(enbon) (a/b). - Bon voor een uitje (a/b). - Bloemen (a/b). - Lintje of ander onderscheiding (a/b). - Persoonlijk cadeau (a/b). - Bedankkaart (c).

a) €20,- b) €5,- c) €2,-

Afscheid van pleegzorg Altijd in overleg tussen de pleegzorgbegeleider en de afdelingsmanager. Afhankelijk van (de duur van) het contact met het pleeggezin en de wijze van beëindiging van de plaatsing.

Suggestie voor attenties: - Beeld met inscriptie. - Boek(enbon). - Bon voor een uitje. - Bloemen. - Lintje of ander onderscheiding. - Persoonlijk cadeau.

In overleg met de afdelingsmanager.

Page 221: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

221

6.2 Pleegouderraad (POR)

Doel

Pleegouders worden binnen FlexusJeugdplein vertegenwoordigd door de Pleegouderraad

(POR). De pleegzorgbegeleider heeft hier in principe niets mee van doen, maar het kan

wel in gesprekken met pleegouders naar voren komen. Derhalve moet deze wel de

nodige achtergrond informatie over de POR kennen. Dit wordt hier beschreven.

Uitgangspunten

- De POR vertegenwoordigt de pleegouders die zijn aangesloten bij de afdeling

Pleegzorg van FlexusJeugdplein.

- De POR wordt betrokken door FlexusJeugdplein in de besluitvorming omtrent

pleegzorgzaken. Zij geven het management van de afdeling Pleegzorg gevraagd

en ongevraagd advies.

- De leden van de POR worden door de pleegouders zelf gekozen.

- De POR komt acht maal per jaar bijeen, heeft daarnaast regelmatig overleg met

de clustermanager en neemt deel aan het landelijk overleg pleegouderraden

(LOPOR).

Richtlijnen

Voor begeleiders pleegzorg is van het belang dat zij hun pleegouders op de hoogte

kunnen stellen van de activiteiten van en mogelijkheden bij de POR.

Pleegouderraadlid

Als pleegouders invloed willen uitoefenen op het pleegouderbeleid van FlexusJeugdplein

en als eerste geïnformeerd willen worden over de zaken die spelen bij FlexusJeugdplein,

dan kunnen zij deelnemen aan de POR. Zij zijn vrij om eens deel te nemen aan één van

de vergaderingen als gast. Van hieruit kunnen afspraken gemaakt worden over een

mogelijk lidmaatschap van de pleegouder aan de POR.

Schaduwlid

Als een pleegouder wel mee wil denken maar geen lid wil worden van de POR, dan

kunnen zij zich opgeven voor de schaduw-POR. Als lid hiervan ontvangt de pleegouder

regelmatig e-mails waarin een mening gevraagd wordt over uiteenlopende kwesties. Op

die manier kan de pleegouder meedenken en blijft de POR op de hoogte van dat wat er

in de achterban leeft.

Overigen

Pleegouders kunnen de POR attenderen op zaken die niet goed lopen. Zij kunnen dit

melden aan de POR en zij zullen er vervolgens aandacht aan schenken.

Page 222: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

222

6.3 Ouderbijdrage (LBIO)

Doel

Als een kind (deeltijd) in een pleeggezin verblijft, dan blijven de ouder(s) verplicht te

voorzien in het onderhoud van het kind. De ouders betalen een bijdrage in de kosten van

de jeugdzorg, ook wanneer de geboden hulp zonder toestemming van de ouders

(bijvoorbeeld bij een juridische maatregel) wordt uitgevoerd. Deze onderhoudsplicht

voldoen ouders middels een ouderbijdrage aan het Landelijk Bureau Inning

Onderhoudsbijdragen (LBIO).

Uitgangspunten

- Begeleiders pleegzorg hebben in principe niets van doen met de ouderbijdrage.

Indien er vragen over komen, dan kan verwezen worden naar het LBIO of Bureau

Jeugdzorg. De informatie dient slechts ter achtergrondinformatie.

- Pleegouders hoeven geen ouderbijdrage te betalen indien hun pleegkind

overgeplaatst wordt. Dit geldt ook voor pleegouders die de voogdij over hun

pleegkind hebben.

Richtlijnen

Rol LBIO

Het LBIO is belast met de financiële kant van de pleegzorgplaatsing richting ouders. Zij

stellen de hoogte van de ouderbijdragen vast en innen deze. Bij de vaststelling van de

ouderbijdrage houden zij rekening met de vorm van de plaatsing (reguliere, weekend- of

vakantiepleegzorg). Het LBIO heeft verder geen invloed op de beslissing tot de

pleegzorgplaatsing. Dit is de verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg.

Zakelijke aspecten ouderbijdrage

De ouderbijdrage is verschuldigd over elke dag dat het kind in het pleeggezin verblijft.

De dag van aankomst wordt daarbij wel meegerekend en de dag van vertrek niet. In de

berekening van de ouderbijdrage wordt rekening gehouden met eventuele weekenden en

vakanties dat het kind bij de ouders verblijft.

Bureau Jeugdzorg geeft aan het LBIO de datum door waarop het pleegkind in het

pleeggezin is geplaatst en wanneer de plaatsing stopt. Ook wanneer er wijzigingen in de

situatie plaatsvinden, doordat het kind bijvoorbeeld meer of minder vaak naar de ouders

gaat, dan geeft Bureau Jeugdzorg dit door aan het LBIO. Het LBIO past de hoogte van

de ouderbijdrage aan de nieuwe situatie aan en informeert de ouders vervolgens over de

financiële afwikkeling. Het verdient de aanbeveling dat de ouders dit zelf controleren en

bij twijfel over (het achterblijven van) de wijzigingen in de ouderbijdrage contact

opnemen met Bureau Jeugdzorg.

Betalingsverplichtigen

Indien de ouders van het pleegkind niet meer samen zijn en wel gezamenlijk het gezag

hebben, dan wordt de ouder aangeschreven die kinderbijslag ontvangt.

Als de ouders geen kinderbijslag ontvangen, dan wordt de ouder die op het moment van

de uithuisplaatsing voor het kind zorgde gevraagd om de bijdrage te betalen.

Ouders hoeven geen ouderbijdrage te betalen:

- gedurende de eerste zes weken van een vrijwillige crisispleegzorgplaatsing. Dit

geldt niet wanneer de crisisplaatsing in het kader van een juridische maatregel

uitgevoerd wordt. Dan hebben de ouders geen vrijstelling van de ouderbijdrage

gedurende de eerste zes weken;

- als zij ontheven zijn uit het ouderlijk gezag;

- als zij algemene bijstand ontvangen, norm alleenstaande (zonder kinderen)op

grond van de Wet Werk en Bijstand;

Page 223: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

223

- als zij een verstrekking ontvangen op grond van de Regeling Verstrekkingen

Asielzoekers en Andere Categorieën Vreemdelingen 2005 en geen ander inkomen

heeft;

- als zij zak- en kleedgeld ontvangen op grond van artikel 41 van het Reglement

Verpleging Ter Beschikking Gestelden;

- als zij in een penitentiaire inrichting, inrichting voor de verpleging van ter

beschikking gestelden, justitiële jeugdinrichting of psychiatrisch ziekenhuis

verblijven in het kader van een vrijheidsontnemende maatregel en geen inkomen

hebben;

- als zij bezwaar hebben ingediend tegen de vrijwillige pleegzorgplaatsing. Tegen

plaatsingen in het kader van een justitiële maatregel kunnen ouders geen

bezwaar maken, dus dan geldt dit niet;

- als zij alimentatie voor het pleegkind moeten betalen;

- als het pleegkind een eigen inkomen heeft van tenminste €226,89 netto per

maand of studiefinanciering ontvangt. Deze regel geldt niet bij weekend- of

vakantiepleegzorg.

Ouderbijdrage en kinderbijslag

Als er een volledige pleegzorgvergoeding wordt uitbetaald voor een pleegkind, dan

hebben de ouders geen recht meer op kinderbijslag. Indien ouders bij de Sociale

Verzekeringsbank (SVB) kunnen aantonen dat zij boven een bepaalde grens aan kosten

maken voor hun kind, dan kunnen zij toch nog in aanmerking komen voor een

(gedeeltelijke) kinderbijslag. Ouders kunnen hier zelf informatie over aanvragen bij de

SVB.

Page 224: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

224

6.4 Studiefinanciering

Doel

Pleegkinderen hebben zoals ieder ander kind recht op studiefinanciering als zij MBO-,

HBO- of wetenschappelijk onderwijs volgen. Pleegkinderen die (speciaal) voortgezet

onderwijs of voortgezet algemeen volwassen onderwijs (vavo) volgen, kunnen een

tegemoetkoming voor scholieren aanvragen. De bijzondere omstandigheid dat

pleegkinderen niet bij hun ouders wonen en/of contact met de ouders ontbreekt maakt

dat er enkele bijzonderheden spelen bij het recht op studiefinanciering en

tegemoetkoming in de studiekosten. De begeleiders pleegzorg kunnen het pleegkind en

de pleegouders hiervan op de hoogte stellen, zodat zij op de juiste wijze de

studiefinanciering aan kunnen vragen.

Uitgangspunten

- Schoolkosten worden nooit vergoed door de afdeling pleegzorg van

FlexusJeugdplein. Bepaalde kosten kunnen afhankelijk van het juridisch kader wel

bij Bureau Jeugdzorg gedeclareerd worden. Wanneer er sprake is van

studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten, dan wordt deze

kostenpost in principe hier onderdeel van en vergoed Bureau Jeugdzorg niets

extra‟s.

- Onder studiefinanciering wordt een basis- en eventuele aanvullende beurs en/of

lening verstaan, verstrekt door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voormalige IB-Groep).

- Het pleegkind en de pleegouders zijn zelf verantwoordelijk voor de aanvraag van

de studiefinanciering. De pleegzorgbegeleider biedt hierbij slechts ondersteuning

in de vorm van informatie en advies.

- Als het pleegkind recht op studiefinanciering heeft, dan start deze op de eerste

dag van het nieuwe kwartaal na de verjaardag; dus op 1 januari, 1 april, 1 juli of

1 oktober.

Richtlijnen

Inwonende of uitwonende beurs

Een pleegkind woont niet bij de eigen ouders en is dus uitwonend. Dit geldt ook bij

pleegkinderen waarbij sprake is pleegoudervoogdij, want ook dan wonen zij niet bij de

eigen ouders. Pleegkinderen kunnen zich dus ongeacht juridisch kader aanmelden als

uitwonend.

Betrokkenheid ouders

Voor het aanvragen van een aanvullende studiebeurs wordt niet gekeken naar het

inkomen van de pleegouders, ook niet als er sprake is van pleegoudervoogdij. Bij het

beoordelen van het recht op een aanvullende studiebeurs wordt gekeken naar het

inkomen van de biologische ouder(s).

Bij het aanvragen van een tegemoetkoming in de studiekosten bij het voortgezet

onderwijs wordt wél gekeken naar het inkomen van de wettelijk vertegenwoordiger, dus

ouders, voogden of pleegoudervoogden.

Pleegzorgvergoeding

Als het recht op studiefinanciering voor de 18e verjaardag van een pleegkind ingaat, dan

wordt de studiefinanciering verrekend met de pleegzorgvergoeding met uitzondering van

het collegegeld en de kosten van studieboeken. De pleegzorgvergoeding wordt dan dus

doorbetaald maar wordt gekort. Het normbedrag van de studiefinanciering of

tegemoetkoming studiekosten wordt (minus de kosten van boeken, leermiddelen,

onderwijsbijdrage en ziektekosten) in het geheel ingehouden op de

pleegzorgvergoeding.

Page 225: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

225

Als een pleegkind 18 jaar wordt, dan stopt het recht op de pleegzorgvergoeding. Als het

pleegkind vanaf dit moment recht heeft op studiefinanciering, dan gaat dit in de eerste

dag van het nieuwe kwartaal na de 18e verjaardag, dus 1 januari, 1 april, 1 juli of 1

oktober. De pleegzorgvergoeding kan ter overbrugging verlengd worden tot het moment

waarop het recht op studiefinanciering ingaat. Dit dient door de pleegzorgbegeleider op

het mutatieformulier genoteerd te worden.

Een tegemoetkoming in de studiekosten bij voortgezet onderwijs wordt niet verrekend

met de pleegzorgvergoeding.

Verklaring Onafhankelijke Instantie (voormalige hardheidsclausule)

Als pleegkinderen een studietegemoetkoming of naast de basisbeurs een aanvullende

beurs willen aanvragen, dan moeten zij hierbij het formulier Opgave Oudergegevens

meesturen. Hier wordt gevraagd naar de financiële situatie van de ouders. Het recht op

een aanvullende beurs of studietegemoetkoming is namelijk afhankelijk van het inkomen

van de ouders. Pleegkinderen beschikken niet altijd over de financiële gegevens van hun

ouders. Het pleegkind kan verzoeken het inkomen van de ouders rechtstreeks op te

vragen bij de Belastingdienst óf het inkomen van de ouders buiten beschouwing te laten

bij het berekenen van de aanvullende beurs of studietegemoetkoming. Wanneer het

inkomen buiten beschouwing gelaten wordt, dan is het een wettelijke vereiste dat het

pleegkind met het verzoek een Verklaring Onafhankelijke Instantie t.b.v. regeling

studiefinanciering „weigerachtige ouders‟ (zie 7.10.1) verstuurt. Voorheen werd dit de

hardheidsclausule genoemd. FlexusJeugdplein wordt gezien als een onafhankelijke

instantie en dus kan een pleegzorgbegeleider een dergelijke verklaring opstellen. Ook

kan het een medewerker van Bureau Jeugdzorg of school gevraag worden.

Er bestaan twee situaties waarin een Verklaring Onafhankelijke Instantie geschreven kan

worden, namelijk wanneer:

a. het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact

meer gehad met (één van) de ouders;

b. als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (één van) de ouders

heeft én de ouders weigeren of één van de ouders weigert structureel de

ouderbijdrage te verstrekken.

Als het pleegkind sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact

meer heeft gehad met (één van) de ouders, dient in de verklaring in elk geval te staan:

- vanaf welke leeftijd het pleegkind geen contact meer heeft met de ouder(s);

- dat het contact tussen het pleegkind en de ouder(s) is verbroken en waarom dit

zo is (in het kort aan te geven).

Als het pleegkind een ernstig, onverzoenlijk conflict met (één van) de ouders heeft én de

ouders weigeren of één van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te

verstrekken, dan moet de uit de verklaring blijken:

- wat de ernst is van het conflict;

- sinds welke leeftijd er sprake is van een verbroken contact met (één van) de

ouders als gevolg van een onverzoenlijk conflict;

- hoe het conflict is ontstaan;

- wat de achtergronden en de oorzaken zijn van de verbroken ouder-kindrelatie.

Begeleiders pleegzorg kunnen voor het opstellen van de verklaring gebruik maken van

een standaard formulier Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering (zie

7.10.1). Voor extra informatie wordt verwezen naar de informatiebrochure van de DUO

in de toelichting verklaring onafhankelijke instantie(zie 7.10.2).

Page 226: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

226

6.5 Kinderbijslag

Doel

Wanneer kinderen uithuis geplaatst worden, dan heeft dit invloed op de kinderbijslag. In

principe ligt dit buiten het werkveld van de pleegzorgbegeleider, maar ter achtergrond

informatie wordt het wel vermeld.

Uitgangspunten

- Kinderbijslag is een tegemoetkoming in de kosten die ouders maken voor

kinderen tot 18 jaar. Voor kinderen die thuis wonen is bekend hoeveel kosten de

ouders minimaal voor een kind maken, maar bij uitwonende kinderen is dit zeer

verschillend. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) wil daarom weten waarom een

kind uitwonend is en hoeveel kosten ouders maken voor een uitwonend kind. Op

grond stellen zij vast op welk bedrag aan kinderbijslag de ouders recht hebben.

- Elk kind dat minder dan vier nachten per week thuis overnacht is uitwonend.

- Als kinderen tijdelijk uit huis geplaatst zijn, dan blijven zij in die periode

(maximaal zes maanden) thuiswonend.

- In principe stopt het recht op kinderbijslag bij een pleegzorgplaatsing, omdat

ervan uitgegaan wordt dat de kosten voor het onderhoud van het kind nu door de

pleegouders uit de pleegzorgvergoeding worden betaald. Als de ouder toch kosten

voor het kind maakt, dan kan het recht op kinderbijslag (gedeeltelijk) blijven

bestaan. Hiervoor moet de ouder aan kunnen tonen dat er minsten €408,- per

kwartaal betaald wordt voor het onderhoud van het kind.

- Onderhoudskosten zijn kosten voor het levensonderhoud, de opvoeding en het

onderwijs van het kind. Hierbij kan gedacht worden aan:

huisvesting;

bijdrage aan het LBIO;

bijdrage aan de instelling waar het kind verblijft;

kleding en schoenen;

vakantie;

vervoer (zowel van het kind als de kosten om het kind te bezoeken);

verzekeringen;

studiekosten;

schoolgeld;

kosten voor verjaardagen;

contributies voor verenigingen;

zakgeld.

- De SVB zal aan het einde van het eerste kwartaal vragen om een overzicht van

de uitgaven. Met betrekking tot de LBIO is het van belang dat de ouder de

betaalbewijzen meestuurt. Op grond hiervan bepaalt de SVB de hoogte van de

Kinderbijslag voor de rest van het jaar. Dit wordt jaarlijks herhaald.

- Als ouders wijzigingen (zoals een uithuisplaatsing) te laat doorgeven of

onvolledige informatie doorgeven, dan riskeren zij een boete.

- Te veel ontvangen kinderbijslag moet altijd terugbetaald worden.

Richtlijnen

De pleegzorgbegeleider is op de hoogte van de uitgangspunten bij kinderbijslag wanneer

kinderen in een pleeggezin wonen. Op die manier kunnen zij eventuele vragen van

ouders beantwoorden en hen verder verwijzen naar de SVB.

Page 227: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

227

6.6 Protocollen bij (vermoedens van) mishandeling en dergelijke

Doel

Eén van de taken van de pleegzorgbegeleider is het voorkomen dat de veiligheid van een

pleegkind in gevaar is of dreigt te komen. Hiervoor is het van belang dat de

pleegzorgbegeleider zich inspant om alle aanwijzingen of signalen die mogelijk kunnen

wijzen op kindermishandeling, huiselijk geweld of seksueel misbruik te verduidelijken

gericht op het vastgestellen van gevaren. Een vermoeden kan ontstaan naar aanleiding

van een onthulling of door signalen. Bij ieder vermoeden wordt gehandeld volgens een

vaste procedure. Binnen FlexusJeugdplein bestaan twee protocollen, waar begeleiders

pleegzorg van op de hoogte moeten zijn en waar nodig gebruik van moeten maken. Het

ene protocol richt zich op (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld, het

andere op seksueel misbruik.

Uitgangspunten

- De pleegzorgbegeleider volgt bij ieder signaal wijzend op mishandeling of

misbruik altijd het protocol gericht op het (vermoeden van) kindermishandeling

en huiselijk geweld of seksueel misbruik.

- De protocollen beschrijven hoe omgegaan wordt met privacygevoelige informatie

in deze specifieke situatie. De pleegzorgbegeleider houdt dit aan.

- De pleegzorgbegeleider vult altijd een Registratieformulier (vermoeden van)

kindermishandeling in, zoals deze in het protocol in het handboek van

FlexusJeugdplein terug te vinden is, als er signalen worden opgemerkt die zorg

geven om het kind en mogelijk indicator zijn voor (een vermoeden van)

kindermishandeling. Dit registratieformulier wordt met de afdelingsmanager en

gedragsdeskundige overlegd en op grond hiervan wordt de praktische uitvoer van

het protocol in werking gesteld. Dit wordt vastgelegd in het Registratieformulier

Plan van Aanpak. Tevens gaan er een kopieën van de registratieformulieren naar

de clustermanager.

- Voor de gehele protocollen rond (vermoedens van) kindermishandeling en

huiselijk geweld of seksueel misbruik wordt verwezen naar het Handboek van

FlexusJeugdplein. Hier worden de protocollen bijgehouden, zodat de

pleegzorgbegeleider hier altijd de meest recente richtlijnen voor handen heeft.

Richtlijnen

Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de protocollen zoals deze in het

handboek van FlexusJeugdplein opgenomen zijn.

Tevens is het belangrijk dat de pleegzorgbegeleider op de hoogte is van het Goofy-

spreekuur van het Erasmus MC – Sophia. Dit is een speciaal spreekuur voor kinderen die

iets vervelends of schokkends hebben meegemaakt en ten gevolge daarvan lichamelijke

en/of emotionele klachten hebben gekregen. Het Goofy-spreekuur wordt uitgevoerd door

een multidisciplinair team, bestaande uit een maatschappelijk werker, een kinderarts en

een kinderpsycholoog.

Kindermishandeling

Onder kindermishandeling wordt door FlexusJeugdplein verstaan: elke vorm van voor de

minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele

aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een

relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor

ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in

de vorm van fysiek of psychisch letsel.

Signalen van Kindermishandeling

Lichamelijke signalen:

- Onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen, botbreuken,

littekens, krab-,bijt of brandwonden.

Page 228: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

228

- Regelmatig letsel.

- Letsel op voor een kind vreemde plekken.

- Slechte verzorging wat betreft kleding, hygiëne, voeding.

- Onvoldoende geneeskundige/tandheelkundige zorg.

- Ontwikkelingsachterstanden (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief).

- Psychosomatische klachten: buikpijn, hoofdpijn, misselijk etc.

- Vermoeidheid, lusteloosheid.

- Genitale verwondingen.

- Zwangerschap.

- Recidiverende urineweginfecties.

- Niet zindelijk (vanaf 3 jaar).

- Klein voor de leeftijd.

- Kind komt steeds bij andere artsen/ziekenhuizen.

- Houterige manier van bewegen (benen, bekken „op slot‟).

- Seksueel overdraagbare aandoening.

- Slaapproblemen.

- Voedings- of eetproblemen.

- Ondergewicht of overgewicht.

- Onvoldoende verzorging van wonden.

- Traag herstel door onvoldoende zorg.

- Recidiverende ziekten door onvoldoende zorg.

Gedragssignalen:

- Extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos.

- Teruggetrokken gedrag, terugtrekken in eigen fantasiewereld.

- Kind is bang voor de ouder.

- Plotselinge verandering in gedrag.

- Veel aandacht vragen op een vreemde manier.

- Niet bij de leeftijd passende kennis van of omgang met seksualiteit.

- Angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact.

- Lichaam stijf houden bij optillen.

- Angstig bij het verschonen.

- Niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar).

- Afwijkend spel (ongebruikelijke thema‟s die kunnen wijzen op

kindermishandeling).

- Snel straf verwachten.

- Agressieve reacties naar andere kinderen.

- Geen interesse in speelgoed of spel.

- Faalangst.

- Geheugen- of concentratieproblemen.

- Regressief gedrag.

- Allemansvriend.

- Instrumentele relaties aangaan.

- Wegloopgedrag.

- Negatief zelfbeeld.

- Schuld- en schaamtegevoelens.

- Vermijden van oogcontact.

- Waakzaam, wantrouwend.

- Het vertonen van extreem volwassen of extreem kinderachtig gedrag in relatie

tot de kalenderleeftijd, ook in taalgebruik.

- Vermijden van gesprekken over de thuissituatie, of laat zich juist overmatig

positief uit over de thuissituatie.

- Overbeweeglijk, hyperactief.

- Destructief gedrag.

- Labiel.

- Bang zijn tekort te komen.

- Depressief.

Page 229: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

229

- Passief, meegaand, apathisch, lusteloos.

- Hoe dan ook niet huilen bij jongens, extreem veel huilen bij meisjes.

- Niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn.

- Neurotisch gedrag, ondermeer slaapproblemen, fobieën, obsessies en hysterie.

- Schuld- en schaamtegevoelens.

- Zelfverwondend gedrag.

- Anorexia/boulimie/obesitas.

Typische thuissignalen:

- Onveilige behuizing.

- Onhygiënische leefruimte.

- Sociaal geïsoleerd.

- Gezin verhuist vaak.

- Gezin wisselt vaak van huisarts of specialist.

- Huwelijksproblemen van ouders.

- Verslavingsproblematiek bij ouder/verzorger.

- Psychiatrische problematiek bij ouder/verzorger.

- Lichamelijk straffen is gangbaar, geweld wordt gezien als middel om problemen

op te lossen.

- Ouder/verzorger schreeuwt naar het kind of gebruikt scheldwoorden.

- Ouder/verzorger troost het kind niet bij huilen.

- Ouder/verzorger reageert niet of nauwelijks op het kind.

- Ouder/verzorger komt afspraken niet na.

- Ouder/verzorger heeft irreële verwachtingen naar het kind.

- Ouder/verzorger klaagt overmatig over het kind.

- Ouder/verzorger staat niet open voor suggesties en adviezen van hulpverleners.

- Ouder/verzorger geeft aan het bijna niet meer te kunnen, draaglast gezin gaat

draagkracht te boven.

- Veel ziekte onder broers en zussen.

- Kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn.

- Geen of weinig belangstelling van de ouders/verzorgers voor (de prestaties en

belevenissen van) het kind.

- Afwijkend gedrag wanneer de ouders/verzorgers het kind komen ophalen.

- Kind is bang voor de ouders/verzorgers.

- Totale onderwerping aan de wensen van de ouders/verzorgers.

- Sterk afhankelijk of sterk onverschillig gedrag ten opzichte van de

ouders/verzorgers.

Typische signalen van kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld:

- Agressie, kopiëren van gewelddadig gedrag van ouder/verzorger (sommige

kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of

jongere broertjes/zusjes te slaan).

- Opstandigheid.

- Angst.

- Negatief zelfbeeld.

- Passiviteit en teruggetrokkenheid.

- Zichzelf beschuldigen.

- Verlegenheid.

- Wantrouwen t.a.v. de omgeving.

- Gebrek aan sociale vaardigheden.

Seksueel misbruik

FlexusJeugdplein verstaat onder seksueel misbruik: iemand betrekken in seksuele

activiteiten, het doen van pogingen daartoe dan wel ermee dreigen, er toespelingen op

maken of een appèl doen op min of meer latente gevoelens ten behoeve van de

bevrediging van eigen (lust of macht) behoeften van de pleger. Dit tegen de zin in van

het slachtoffer, of waarbij het slachtoffer het gevoel heeft zich er niet aan te kunnen

Page 230: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

230

onttrekken, als gevolg van lichamelijk of relationeel overwicht, emotionele druk, dwang

of geweld, of waarvan hij of zij onvoldoende begrip heeft, of die niet passen bij de

ontwikkelingsleeftijd van het slachtoffer . Bij seksueel misbruik overheerst de

persoonlijke (lust of macht) behoefte van een (jong)volwassene, of er is sprake van

verkeerd pedagogisch optreden.

Kenmerken van seksueel misbruik

Voor het herkennen van seksueel misbruik kunnen lichamelijke en gedragssignalen

onderverdeeld worden in waarschijnlijke en mogelijke signalen. Waarschijnlijke signalen

hebben een inhoudelijke verwijzing naar seksualiteit: bepaalde vormen van seksueel

(getint) gedrag, de wijze van omgang met lichamelijkheid, de lichaamsbeleving en

bepaalde lichamelijke verschijnselen. Zeer waarschijnlijke signalen zijn bijvoorbeeld

sperma in of bij de vagina of anus of een geloofwaardig verhaal van een kind. Onder

mogelijke signalen worden signalen verstaan zonder inhoudelijke verwijzing naar

seksualiteit.

Waarschijnlijke gedragssignalen

0-2 jaar: Auto-erotische gedragingen, zoals op de buik heen en weer schuiven, zijn

in deze leeftijdsgroep normaal.

Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn:

- seksuele uitingen op anderen gericht;

- (grote) angst voor luier wisselen;

- angst of een paniekreactie bij het aanraken van genitaliën of anus,

waarvoor geen andere voor de handliggende verklaring is.

3-6 jaar: Het ontdekken en exploreren van het eigen lijf en dat van anderen is

gebruikelijk. Kinderen van deze leeftijd kunnen zich verleidelijk opstellen.

Masturbatie komt af en toe (veelal terloops) voor. Ook normaal zijn

spelletjes waarbij onderzocht wordt waar plas en baby‟s vandaan komen,

doktertje spelen met aan- en uitkleden, en dergelijke.

Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn:

- excessief, dwangmatig en openlijk masturberen. Het kind kan hierdoor

zo in beslag worden genomen dat het niet aan gewone kinderlijke

activiteiten en spel toekomt;

- masturbatie met (speelgoed)objecten in de vagina of het rectum;

- dwangmatig en dwingend seksueel spel met andere kinderen;

- het uitspelen van orale seks, anale en vaginale geslachtsgemeenschap

of van wederzijdse masturbatie;

- het zodanig seksueel benaderen van volwassenen dat die zich

ongemakkelijk voelen of zich genoodzaakt voelen er een grens aan te

stellen.

7-12 jaar: De gebruikelijke gedragingen zijn hetzelfde als bij de vorige leeftijdsgroep.

Deze gedragingen komen echter minder vaak voor, vanwege een

toenemend besef van normen en waarden en van schuld- en

schaamtegevoelens. De signaalwaarde ligt daardoor hoger.

13-18 jaar: In deze leeftijdsfase vindt de lichamelijke en emotionele ontwikkeling naar

volwassen seksualiteit plaats. Het wordt daardoor moeilijker normale en

afwijkende gedragingen te onderscheiden.

Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn:

- veel losse seksuele contacten;

- sterk seksueel wervend gedrag van meisjes t.o.v. jongens/mannen als

belangrijkste vorm van contact maken;

Page 231: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

231

- prostitutie;

- seksueel agressief gedrag.

Alle leeftijden:Signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn:

- een buitengewone angst voor lichamelijk contact, zoals:

angst voor bad of douche;

angst voor aanraken (vooral in genitaal gebied);

niet op de rug durven liggen, stijf houden van de benen of niet

durven bewegen;

zich niet uit durven kleden;

afweer van affectie.

- een geloofwaardig verhaal: uit zichzelf of daartoe uitgenodigd een

verhaal vertellen over ervaringen op seksueel gebied, die niet bij het

ontwikkelingsniveau passen. De geloofwaardigheid is groter als wat,

wanneer, waar, en wie duidelijk en consistent naar voren komt. De

houding hiertegenover moet serieus, open, onbevooroordeeld en niet

te stimulerend zijn. Wanneer het verhaal van het kind voor het eerst

naar voren komt bij een strijd tussen ouders over voogdij of een

omgangsregeling, is voorzichtigheid geboden;

- een negatief lichaamsbeeld ("vies, stom lichaam hebben") zonder

aanwijsbare reden, zoals gehandicapt zijn of extreem dik of mager

zijn;

- onverklaarbare gedragsveranderingen;

- regressief gedrag;

- plotselinge terugval in schoolprestaties;

- regelmatig te vroeg op school komen of niet naar huis willen;

- spijbelen;

- concentratieproblemen;

- hyperactief gedrag;

- onhandelbaar gedrag;

- (seksueel) agressief gedrag;

- door fixatie op geuren een andere geur willen verdringen;

- schuld- en schaamtegevoelens;

- een negatief zelfbeeld;

- depressieve gevoelens;

- zelfverwonding (automutilatie);

- suïcidaliteit;

- splitsing van gevoel en verstand;

- pseudovolwassen gedrag;

- van huis weglopen;

- extreme afhankelijkheid;

- angst voor jongens / mannen;

- eetproblemen (anorexia, obesitas, boulimia);

- slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries);

- angst om te genieten; er is geleerd om verstandelijk te reageren;

- terughoudendheid om wat dan ook over de thuissituatie te vertellen;

- extreem meegaand gedrag; passiviteit;

- geen eigen mening hebben;

- niet deelnemen aan buitenschoolse of sociale activiteiten;

- zich ongemakkelijk voelen in intieme situaties;

- dissociatie (er niet "bij" zijn);

- alcohol- en druggebruik (verslaving);

- delinquentie;

- voortdurende vragen rondom maagdelijkheid;

- hersteloperatie van het maagdenvlies;

- overspannenheid;

- langdurige psychosomatische klachten;

Page 232: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

232

- angst voor aanraking;

- minderwaardigheidsgevoelens;

- fysieke en psychosomatische klachten;

- moeite hebben om anderen te vertrouwen;

- vernielzucht

Waarschijnlijke lichamelijke signalen

Lichamelijke signalen van seksueel misbruik zijn over het algemeen subtiel en (ook voor

medici) lastig te interpreteren. Afwezigheid van lichamelijke signalen sluit seksueel

misbruik niet uit. Meer dan één anamnetische aanwijzing, eventueel aangevuld met

positieve bevindingen bij lichamelijk onderzoek, kan de waarschijnlijkheid van seksueel

misbruik en dus de verdenking ervan doen toenemen.

Alle leeftijden:Waarschijnlijke signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn:

- bevindingen van de genitalia: sperma bij of in de genitalia, seksueel

overdraagbare aandoeningen, beschadiging en/of littekenvorming van

het hymen (maagdenvlies), vergrote hymenopening, verwondingen

van de schaamlippen of de vagina;

- bevindingen in het anale gebied: huid- en/of slijmvliesbeschadigingen,

seksueel overdraagbare aandoening, sperma in of nabij de anus;

- zwangerschap bij jeugdigen.

Mogelijke lichamelijke signalen

Alle leeftijden:Mogelijke signalen voor seksueel misbruik kunnen zijn:

- aanhoudende buikpijn (vooral bij jonge kinderen) zonder lichamelijke

oorzaak;

- eetproblemen (anorexia, obesitas, recidiverend overgeven bij jonge

kinderen) zonder lichamelijke oorzaak;

- slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries);

- pijnklachten of jeuk in het anale gebied;

- bloedverlies of afscheiding uit anus, urineweg of vagina;

- klachten bij het plassen of de ontlasting; recidiverende

urineweginfecties, zonder duidelijke oorzaak;

- pijnklachten in de bovenbenen;

- huidbeschadigingen, zoals blauwe plekken en krabwonden in het kruis,

blauwe plekken (vingerafdrukken) op de bovenarmen of rond de

knieën als gevolg van vasthouden, striemen op polsen en enkels door

vastbinding, huidbeschadigingen op de borsten);

- huidbeschadigingen op andere plaatsen van het lichaam door

zelfverwonding, als gevolg van seksueel misbruik, of door geweld

samenhangend met seksueel misbruik;

- bevindingen van de genitalia: vaginale infecties, afscheiding en

bloedverlies, roodheid, krabeffecten, verkleving van de kleine

schaamlippen;

- bevindingen in het anale gebied: anale fissuur, jeuk en roodheid,

bloedverlies.

Signalen die kunnen duiden op prostitutie

Indien een meisje gedwongen werkt als prostituee, gaat zij zich vaak anders gedragen.

Dit geldt zelfs voor meisjes die denken bewust gekozen te hebben voor de prostitutie of

onder invloed staat van een loverboy.

Alle leeftijden:Signalen die kunnen duiden op prostitutie kunnen zijn:

- verandering in gedrag en houding naar anderen: ineens afwijkende

normen, veel belangstelling voor bepaalde (oudere) jongens en seks,

weinig binding met thuis, veel nieuwe contacten, uitdagend gedrag of

juist extra inschikkelijk reageren om geen wantrouwen te wekken.

Page 233: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

233

- verandering in gedrag en houding ten opzichte van omstandigheden:

sterk wisselende emoties, weinig flexibiliteit, machteloosheid;

- verandering van uiterlijke en fysieke toestand: uitdagende kleding, of

juist timide, moe, mager, psychosomatische klachten of automutilatie;

- verandering van houding ten opzichte van zichzelf: laag zelfbeeld,

depressie, beïnvloedbaar, durft of kan geen grenzen aangeven,

machteloosheid, slachtofferrol.

Page 234: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

234

6.7 Pleeggrootouderbegeleiding

Doel

Een aanzienlijk aantal kinderen die begeleid worden door de afdeling pleegzorg van

FlexusJeugdplein zijn bij hun grootouder geplaatst. Dit past binnen de visie van

FlexusJeugdplein om kinderen zo dicht mogelijk bij huis in gezinsverband en binnen de

eigen culturele context te plaatsen. De begeleiding van pleeggrootouders brengt wat

bijzondere aspecten met zich mee. Hier wordt getracht hier een beeld en handvatten

rond te schetsen voor begeleiders pleegzorg.

Uitgangspunten

- Pleeggrootouders worden door FlexusJeugdplein gewaardeerd voor de inzet en

betrokkenheid bij het opvangen van hun kleinkinderen. Zij kunnen een

opvoedingscontext bieden die voor het pleegkind vertrouwd is.

- Ondanks de soms complexe familierelaties, is de ervaring dat pleeggrootouders

de ouders niet snel zullen laten vallen. Voor de (hechtings)ontwikkeling van het

pleegkind is dit van groot belang.

- Pleeggrootouders vormen een zeer gemêleerde groep wat betreft onder andere

leeftijd, leefsituatie, werksituatie en gezinssituatie. De overeenkomst is dat zij

wensen op een goede manier voor hun kleinkind te zorgen. Vanuit dit

uitgangspunt worden algemeen geldend lijkende richtlijnen beschreven.

Richtlijnen

Kracht pleeggrootouders

Pleeggrootouders putten bij de verzorging van hun kleinkind uit een schat aan

(opvoedings)ervaring. Zij hebben veel levenswijsheid en geven veel waardevolle tradities

door. Omdat de pleegkleinkinderen zich vaak thuis voelen bij hun grootouders en

ingebed zijn in het familienetwerk, komen de hechting en identiteitsontwikkeling vaak

gemakkelijk op gang. De affectieve band met hun pleegkleinkinderen is groot en

daarmee hebben pleeggrootouders vaak veel doorzettingsvermogen.

Misverstand

Rond pleeggrootouders heerst een groot misverstand wat voor een goede begeleiding uit

de wereld geholpen moet worden. Niet alle pleeggrootouders hebben bij het opvoeden

van hun eigen kinderen gefaald. Vaak was er sprake van een (mentale, psychische,

psychiatrische of zelfs lichamelijke) handicap, waardoor de opvoeding veel moeizamer

verliep dan bij andere kinderen. Soms is er in het verleden niet erkend dat er sprake was

van een probleem. Voor de grootouders is het zwaar om dit mee te maken en het is nog

zwaarder om te zien dat het kleinkind hiervan de dupe wordt. Dit maakt de motivatie

van de grootouders vaak groot, waarbij zij ook willen dat hun eigen kind voldoende

eigen mogelijkheden krijgen. De balans hierin vinden is ingewikkeld en vormt vaak een

belangrijk onderdeel van de pleegzorgbegeleiding.

Houding

De houding van de pleegzorgbegeleider is de grootste succesfactor binnen het

begeleiden van pleeggrootouders. De pleegzorgbegeleider treedt binnen in een systeem

van tradities en gebruiken en maakt kennis met de levensgeschiedenis van minimaal

drie generaties. Het delen van dergelijke zaken met derden hoeft niet gebruikelijk te

zijn. De pleegzorgbegeleider moet investeren in het invoegen en het winnen van

vertrouwen. Beleefdheidsvormen zijn vaak belangrijk, door de leeftijd van de

pleeggrootouders. Respect is hierbij het uitgangspunt. De pleegzorgbegeleider kan bij de

pleeggrootouders informeren hoe zij aangesproken willen worden (voornaam, oma of

opa met voornaam, mevrouw of meneer).

Eerbied voor de wijsheid en kracht voor pleeggrootouders vormt de basis van de houding

van de pleegzorgbegeleider. Oprechte belangstelling met open vragen, zonder verborgen

Page 235: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

235

agenda en bereidheid zich te verdiepen in de cultuur en normen van de

pleeggrootouders zijn hierbij van belang. Een confronterende manier van werken past

doorgaans niet bij deze doelgroep.

Meerzijdige partijdigheid is van groot belang. Ook al klagen de pleeggrootouders over of

zijn boos op hun kind, is het van belang dat de pleegzorgbegeleider hen niet afvalt.

Begeleiding moet zich niet richten op theoretische uiteenzettingen. Het is veel

waardevoller om te onderzoeken welke krachten aanwezig zijn en hoe deze ingezet

kunnen worden. Wanneer de pleegzorgbegeleider adviezen geeft is het van belang

hierbij (doortastend) te controleren of deze aansluiten bij de verwachtingen van de

pleeggrootouders.

Belangrijkste begeleidingspunten

Punten die specifiek in de pleegzorgbegeleiding naar pleeggrootouders naar voren

komen zijn: generatie- en cultuurverschillen, relationele aspecten, ondersteuning bij de

opvoeding en praktische ondersteuning. Hierbij bestaat veel overlap, omdat er

verschillende invalshoeken zijn en bijvoorbeeld een opvoedstijl voort kan komen uit de

eigen normen- en waarden, eigen opvoedingservaringen en/of later aangeleerd gedrag.

Generatie- en cultuur verschillen

Generatieverschillen Kenmerkend voor pleeggrootouders is hun leeftijd. Deze verschilt

twee generaties met de kleinkinderen die zij opvoeden. De tijd waarin zij zelf zijn

opgegroeid is wezenlijk anders dan de huidige tijd. De opvoeding is meer gericht op

onderhandelen en niet meer op bevelen. In de huidige samenleving moet de opvoeder

veiligheid bieden en daarnaast ook zelfstandigheid, een eigen mening en eigen

verantwoordelijkheid stimuleren.

Een ander generatieverschil is de veranderde kijk van de jeugd op de maatschappij. De

beleving van seksualiteit is hier een voorbeeld van. Daarnaast hebben pleeggrootouders

in hun jeugd zich nooit bezig te hoeven houden met gevaren als aids en loverboys. Zij

zijn nu gedwongen dit wel toe doen. Dergelijke punten kunnen leiden tot conflicten,

omdat de pleeggrootouders deze grote omschakelingen moeilijk kunnen of niet willen

maken omdat het direct indruist tegen de eigen geloof- en cultuurregels. Zij ontlenen

hier houvast aan en willen deze overbrengen op de kleinkinderen.

Cultuurverschillen Bij pleeggrootouders met een migratiegeschiedenis is het

cultuurverschil vaak nog groter. De eigen kinderen hebben vaak nog met één been in

het land van herkomst gestaan, maar de kleinkinderen zijn vaak geboren in Nederland,

waardoor zij minder binding hebben met het land en de cultuur van herkomst van de

pleeggrootouder. Vooral de kloof tussen de „wij-cultuur‟, waarbij de familie een grote rol

speelt, en de „ik-cultuur‟, waarbij deze rol veel kleiner is, is voor pleeggrootouders en

hun kleinkinderen vaak moeilijk te overbruggen. Sommige pleeggrootouders zullen

verlangen naar een terugkeer naar hun land van herkomst. Door de opvoedtaak die zij

nu hebben zullen zij dit moet uitstellen of zelfs opgeven.

Ook het geloof kan voor de pleeggrootouders een belangrijk onderdeel van hun cultuur

zijn. Niet alle kleinkinderen zullen dezelfde passie voor het geloof ervaren, terwijl het

voor hun pleeggrootouders een belangrijke krachtbron kan zijn.

Aandachtspunten De aandachtspunten bij de begeleiding van pleeggrootouders op het

gebied van generatie- en cultuurverschillen kunnen worden samengevat als:

- de veranderde maatschappij met de hierbij behorende leef- en omgangsregels,

normen en waarden;

- de normen en waarden van de pleeggrootouders;

- het kind kunnen zien van en onderhandelen met het kind als zelfstandig individu

met eigen mening;

- seksualiteit;

- migratiegeschiedenis;

- rituelen;

Page 236: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

236

- rol en belang van familie;

- heimwee naar het land van herkomst;

- de geloofsovertuiging;

- communicatie tussen pleeggrootouders en hun kleinkinderen;

- verwachtingen ten opzichte van elkaar bezien vanuit de culturele context.

Begeleiding Pleeggrootouders en pleegkleinkinderen moeten leren omgaan met

generatie- en cultuurverschillen en de verwachtingen ten aanzien van elkaar afstemmen.

De eerste stap is het erkennen van het feit dat er generatie- en cultuurverschillen

bestaan.

De pleegzorgbegeleidermoet zich bewust zijn dat cultuurverschillen ook een rol spelen in

de relatie tussen de begeleider en het pleeggezin. Voor de pleegzorgbegeleider is het

van belang de eigen waarden en normen in zicht te hebben, zodat deze zich bewust is

hoe om te gaan met cultuurverschillen en wat daarbij de eigen valkuilen zijn.

Indien er sprake is van een migratiegeschiedenis, dan verdient het de aanbeveling dat

de pleegzorgbegeleider zich verdiept in de bijzonderheden en eventuele valkuilen bij

bepaalde culturen, zonder hierbij generaliserend te worden. Deze kennis moet bezien

worden als achtergrondinformatie. De echte informatie kan uiteindelijk alleen door de

pleeggrootouder gegeven worden.

De volgende stap is dan ook dat de pleegzorgbegeleider onderzoekt op welk gebied de

pleeggrootouder de generatie- en cultuurverschillen voornamelijk ervaart. Hierbij is het

belangrijk om stil te staan bij de zaken die hinderen, maar ook waar kracht uit gehaald

wordt. Belangrijk is bewust stil te staan bij de migratiegeschiedenis: hoe dit ervaren en

verwerkt is. Ook moet bepaald worden of de pleeggrootouder tot een bevredigende

integratie heeft kunnen komen tussen de cultuur van het land van herkomst en

Nederland. Een derde punt binnen dit kader is het sociale netwerk, aangezien zij dit

opnieuw hebben moeten vormgeven en/of opbouwen na de migratie.

Met de pleeggrootouders moet stilgestaan worden bij hun „copingsmechanismen‟, dat wil

zeggen hoe zij in het verleden omgegaan zijn met uitdagingen en moeilijke momenten

en vooral wat hen heeft geholpen. Hierbij kan het geloof bijvoorbeeld een belangrijke

krachtbron blijken.

Na deze inventarisatiefase kan de begeleiding zich richten op het informeren van de

pleeggrootouders over wat er verwacht wordt in deze tijd en maatschappij van kinderen

in verschillende leeftijdsfasen. Door het kleinkind veel bij dergelijke gesprekken te

betrekken kan de begeleider bruggen slaan tussen de verschillen in de leeftijden en

bijvoorbeeld vrijheidswensen tegenover beschermingseisen. In gezamenlijke gesprekken

moet stilgestaan worden bij waarden, normen en verwachtingen. Ook eventuele

communicatiemisverstanden moeten onderkend en verholpen worden. Speciale aandacht

kan gevraagd worden voor seksuele voorlichting (wie pakt dit op of doet de

pleegzorgbegeleider dit gezamenlijk met de pleeggrootouders?) en de

geloofsovertuiging. Dit laatste kan voor veel pleeggrootouders een grote krachtbron zijn,

wat in de pleegzorgbegeleiding ingezet kan worden door uit te zoeken welke aspecten de

kracht vormen en eventueel de voorganger te betrekken. Als de kleinkinderen het geloof

niet zo beleven als hun pleeggrootouders, dan moeten de pleeggrootouders ondersteund

worden in het accepteren dat dit niet afgedwongen kan worden. Een middenweg kan

gevonden worden door met de pleeggrootouders te bepalen wat zij minimaal verwachten

van hun kleinkind om vrede met de situatie te kunnen hebben. Betrek hierbij zo veel als

mogelijk ook de kinderen van de pleeggrootouders (dus de ouders van de

kleinkinderen), om te voorkomen dat verschillend in belevingen van het geloof tot

conflicten leiden.

Indien het sociale netwerk van de pleeggrootouders onvoldoende steunend blijkt te zijn,

kan de begeleiding zich inzetten op verbreding hiervan. Zij kunnen bijvoorbeeld in

contact gebracht worden met andere pleeggrootouders; familieleden kunnen geactiveerd

worden; stichting ProFor kan ingeschakeld worden (ondersteuning aan migratiegezinnen

Page 237: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

237

binnen de Nederlandse maatschappij); vrijetijdsactiviteit(en) of langdurige -besteding

gezocht worden; eventueel een fonds aangeschreven worden voor een financiële

bijdrage aan een reis met het kleinkind naar het land van herkomst.

Relationele aspecten

Het opvoeden van kleinkinderen heeft impact op de grootouders en hun relatie(s). De

belangrijkste relatie die verandert door de pleegzorgplaatsing is die met het eigen kind,

de ouder van het pleegkleinkind. Soms heeft veelvoudig geweld en onbetrouwbaarheid

ertoe geleid dat de relatie tussen de pleeggrootouder hun kind zodanig verstoord is dat

zij elkaar lang niet hebben gezien of elkaar niet meer willen zien uit angst voor nieuwe

teleurstellingen. Ook wanneer er wel contact bestaat, kan er oud zeer, verdriet, pijn en

boosheid bestaan om alles wat is meegemaakt en de last die daarvan ook in het heden

wordt ondervonden. Ook kunnen de pleeggrootouders kampen met schuldgevoelens en

het zichzelf verwijten dat het mis is gegaan met hun kind.

Zij kunnen zorg voelen voor zowel hun kind als hun kleinkind.

In plaats van een rol als steun- en rustpunt, hebben pleeggrootouders nu een opvoedrol

op zich gekregen. Deze rolverandering kan ervoor zorgen dat de grootouder ongewild als

concurrent van de ouder door de ouder wordt ervaren.

Ook andere kleinkinderen merken een rolverwisseling bij hun grootouders. Zij kunnen

zich achtergesteld voelen ten opzichte van de pleegkleinkinderen, waarvoor meer tijd en

aandacht bestaat. Deze verandering in de beschikbaarheid van de grootouders maakt

ook dat zij bijvoorbeeld minder vanzelfsprekend kunnen oppassen. Dit heeft ook effect

op de ouders die ermee geconfronteerd worden dat de grootouders minder praktische en

emotionele ondersteuning kunnen bieden. Dit kan voor de pleeggrootouders dan weer

schuldgevoelens met zich meebrengen. Hierdoor kunnen zij het gevoel krijgen los te

staan van de familie en zichzelf mogelijk nog meer af gaan zonderen.

De relatie met vrienden en kennissen verandert ook, omdat de gelijkgestemdheid wat

betreft levensfase en dagbesteding verandert. Hierdoor kunnen pleeggrootouders

aansluiting met leeftijdsgenoten missen, omdat een belangrijke overeenkomst („uit de

kinderen zijn‟) nu ontbreekt.

Er zijn ook grootouders die nog werken en zo midden in het leven staan. Voor hen doen

zich meer praktische problemen voor, zoals het moeten combineren van het werk met

de opvoeding van hun kleinkind.

Dit alles werkt door in de relatie van het pleegkleinkind en de pleeggrootouders.

Aandachtspunten De aandachtspunten op het gebied van ondersteuning op het

gebied van relationele aspecten zijn:

- de onderlinge relatie met hun partner;

- hun relatie met de moeder en/of vader van hun pleegkleinkind;

- hun relatie met andere kleinkinderen;

- hun relatie met familieleden;

- hun relatie met vrienden, kennissen en derden;

- hun relatie met pleegkleinkinderen.

Begeleiding in algemene relationele ondersteuning De begeleiding van de

pleegzorgbegeleider moet voornamelijk plaatsvinden via gesprekken met beide

pleeggrootouders. De pleegzorgbegeleider moet alert zijn wanneer één van de

pleeggrootouders zich steeds meer terugtrekt en minder of geen deel meer wil nemen

aan de gesprekken. Door beide pleeggrootouders afzonderlijk vragen te stellen over de

beleving van de pleegzorgplaatsing, kunnen eventuele problemen onderkend worden.

Gezamenlijk kan naar oplossingen gezocht worden. Het is daarbij belangrijk het tempo

van de pleeggrootouders te volgen. De pleegzorgbegeleider moet begrip hebben voor

Page 238: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

238

het feit dat zij moeten wennen aan de veranderde situatie en hier tijd voor nodig

hebben.

Het is van belang dat de pleegzorgbegeleider op de hoogte is van de manier waarop de

besluitvorming rondom de plaatsing tot stand is gekomen en in hoeverre de

pleeggrootouders hierachter staan. Er kan vanuit gegaan worden dat de motivatie van

de pleeggrootouders anders is wanneer zij de beslissing om het pleegkleinkind in huis te

nemen zelf genomen hebben, dan wanneer zij aangewezen zijn door de familie.

De relatie tussen de pleeggrootouders en hun kind (de ouder van het pleegkleinkind)

dient in de begeleiding uitgebreid aan bod te komen. Eventuele schuldgevoelens en

zorgen omtrent de veiligheid en gezondheid van hun kind dienen aan bod te komen.

Mogelijk vormt het feit dat zij in elk geval iets voor hun pleegkleinkind kunnen doen een

motivatie. Dergelijke krachtbonnen moeten geanalyseerd en/of geactiveerd worden.

Door een genogram en/of levenslijn samen met de grootouders te maken, kan de

pleegzorgbegeleider inzichtelijk krijgen wie belangrijk is en wie wat zou kunnen

betekenen. Er moet niet alleen stilgestaan worden bij de familie, maar ook bij eventuele

vrienden en kennissen.

Het kan de pleeggrootouders helpen om andere pleeggrootouders te ontmoeten om

ervaringen te kunnen delen en te investeren in een emotionele en praktische

ondersteuning. De pleegzorgbegeleider kan trachten pleeggrootouders met elkaar in

contact te laten komen.

Indien de pleeggrootouders werken, dan kan de pleegzorgbegeleider ook op praktisch

vlak ondersteuning bieden. Voordelen voor deze pleegouders zijn dat zij een veel groter

netwerk hebben, aansluiting met de maatschappij vinden en kunnen met andere (ook

jongere) mensen ervaringen uitwisselen. Het organiseren van buitenschoolse opvang en

vakantieopvang is voor hen belangrijk. Hierbij kan aan organisaties gedacht worden,

maar ook aan familieleden en weekend- of vakantiepleegzorg.

Als de pleegzorgbegeleiding niet toereikend zijn, dan moet doorverwezen worden voor

bijvoorbeeld systeemtherapie of rouwverwerking.

Relatie pleeggrootouder en ouders De pleegzorgbegeleider moet ook gesprekken

voeren met de pleeggrootouder en het kind (de ouder van het pleegkleinkind).

Meerzijdige partijdigheid is hierbij belangrijk. Er kan getracht worden negatieve beelden

of meningen over en weer te doorbreken. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van

circulaire vragen, positieve connatie, reframing en omdraaiing.

Ook hierbij kan het gezamenlijk maken van een genogram en/of levenslijn behulpzaam

zijn. Eventuele pijnlijke onderwerpen kunnen zo gemakkelijker besproken worden en

verbanden (geen oorzaken!) kunnen gelegd worden tussen gebeurtenissen uit het

verleden, zodat dit beter begrepen kan worden.

De pleegzorgbegeleider kan ondersteunen om de pleeggrootouders en de ouders

afspraken te laten maken over de opvoeding. Hierbij kan gesproken worden over de

bezoekregeling, wie wat voor het zeggen heeft en naar wie het kind moet luisteren.

Indien nodig kan een ander familielid gevraagd worden hierbij te bemiddelen.

Als er lagere tijd geen contact is geweest tussen de pleeggrootouders en de ouders, dan

kan de pleegzorgbegeleider ondersteuning bieden wanneer zij weer contact zoeken.

Hierbij is het van belang om voorzichtig aan contactherstel te werken, wat met beide

partijen goed voorbereid moet worden. Hierbij is het belang om de pijn en verdriet van

beide partijen te erkennen en te verkennen van de minimale verwachtingen ten opzichte

van elkaar zijn, waar de teleurstellingen zijn en waar men bang voor is. Als er sprake is

Page 239: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

239

van veel onderling wantrouwen, dan kan het goed zijn om in de aanloop naar het eerste

gesprek één hulpverlener met de ouders en één hulpverlener met de pleeggrootouders

in gesprek te laten gaan. Hierbij moet vooral getracht worden het wederzijds

eisenpakket zo laag mogelijk te houden om nieuwe teleurstellingen te voorkomen. Een

eerste contact vindt bij voorkeur zonder kinderen plaats. Eventueel kan verwijzing naar

een systeemtherapeut gewenst zijn.

Relatie pleeggrootouder, ouder en pleegkleinkind Het pleegkleinkind kan in een

loyaliteitsconflict terecht komen door de spanningen in de relatie tussen de

pleeggrootouder en de ouder. Dit kan de pleegzorgbegeleider centraal zetten in zijn

gesprekken met het pleegkleinkind en verder opnemen in de contacten met de ouders

en pleeggrootouders. Dit moet erop gericht zijn dat de ouders de pleegzorgplaatsing bij

de pleeggrootouders accepteren en dat de pleeggrootouders geen problemen hebben

met het contact tussen hun pleegkleinkind en de ouder. Van hieruit hoeft het kind niet

meer zijn loyaliteiten te splijten, wat de ontwikkeling ten goede komt. Het mooiste is als

de pleeggrootouder en de ouder dit in een gezamenlijk gesprek en anders eventueel in

afzonderlijke gesprekken met het kind kenbaar maken. De pleegzorgbegeleider kan bij

dergelijke gesprekken eventueel ondersteuning bieden. Als het niet mogelijk is, dan kan

de begeleider ook alleen in een gesprek met het kind aangeven dat hij niet hoeft te

kiezen tussen de ouder of de pleeggrootouder. Met jonge kinderen kan de

pleegzorgbegeleider hierbij gebruik maken van poppen, waarbij een moederpop,

grootmoederpop en kindpop met elkaar praten.

Pleegkleinkind kunnen met veel vragen zitten, welke zij niet durven stellen of waar zij

zelf het antwoord bij bedacht hebben. Daar kunnen zij onrustig en angstig van worden.

Het is van belang dat de pleegzorgbegeleider ruimte schept voor het kind om vragen te

stellen. Het kan gaan om vragen over thema‟s zoals het overlijden van de

pleeggrootouders, bezoekcontacten en de onderlinge relaties. Het verdient de voorkeur

om gesprekken over dergelijke thema‟s in aanwezigheid van de pleeggrootouder en de

ouder te bespreken.

Relatie pleeggrootouder, ouder en bredere familie De pleegzorgbegeleider moet

proberen de familie zoveel als mogelijk te betrekken bij de begeleiding. Hierbij wordt

systeemgericht gewerkt en moet rekening gehouden worden met posities en de

gevolgen voor alle subsystemen bij veranderingen.

Bij conflicten moet de pleegzorgbegeleider proberen een bemiddelende rol te spelen of

eventueel te verwijzen naar een systeemtherapeut of iets dergelijks.

Bij een (redelijk) goed verlopend contact kunnen er afspraken gemaakt worden over

bijvoorbeeld het verdelen van de aandacht onder de kleinkinderen. Sociogrammen

kunnen behulpzaam zijn bij het in kaart brengen van wie beschikbaar is voor zaken,

zoals logeren, oppas, maar ook dingen als boodschappen.

Opvoedondersteuning

Normaal gesproken is het opvoeden van kinderen de verantwoordelijkheid van ouders en

zijn grootouders op de achtergrond aanwezig als wijze familieleden met levens- en

opvoedingservaring. Aangezien zij geen eindverantwoordelijkheid hebben voor de

opvoeding mogen zij hun kleinkinderen verwennen. Pleeggrootouders staan voor een

grote rolverwisseling tot opvoeder en deze omslag gaat niet altijd vanzelf. Begeleiding

hierin kan nodig zijn.

Door leeftijd (mentaal en/of fysiek) kunnen voor pleeggrootouders alle afspraken bij

elkaar en het gedrag van het pleegkleinkind als te veel ervaren worden. De

voorgeschiedenis kan maken dat het pleegkleinkind gedragsproblemen laat zien en/of

een ontwikkelingsachterstand heeft.

Daarnaast worden pleeggrootouders geacht hun pleegkleinkinderen te ondersteunen bij

bijvoorbeeld het huiswerk. Het hele schoolsysteem is veranderd en vraagt meer

Page 240: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

240

zelfstandigheid van kinderen dan de pleeggrootouders gewend zijn. Hetzelfde geldt voor

seksuele voorlichting, de omgang met computer en mobiele telefoons en het zoeken

naar vervolgopleidingen of vrije tijdsbesteding. Vaak zijn pleeggrootouders hier niet

(meer) in thuis. Zij zijn dus gedwongen zich bezig te houden met onderwerpen waar zij

verder vanaf staan. Dit kan hen onzeker maken en gevoelens van onmacht versterken.

Ook vakanties zijn bij pleeggrootouders een aandachtspunt. De pleegkleinkinderen willen

graag spanning en opwinding, terwijl de pleeggrootouders juist behoefte kunnen hebben

aan rust. Hier moet een nieuw evenwicht in gevonden worden.

De kennissenkring van pleeggrootouders bestaat over het algemeen uit leeftijdsgenoten

die al uit de kinderen zijn. De pleeggrootouders kunnen op hen geen beroep doen

betreffende dagelijkse zorgen. Waar jonge ouders de lasten met anderen kunnen delen

omdat zij allemaal in dezelfde situatie verkeren, zullen pleeggrootouders vaak zelf

oplossingen moeten verzinnen.

Emotioneel gezien kan het zijn dat de pleeggrootouders last krijgen van herinneringen

aan de opvoeding van hun kinderen. Als grootouders het gevoel hebben dat zij hun best

hebben gedaan en dat de problemen van hun kind (de ouder van hun pleegkleinkind)

aan andere factoren te wijten valt, dan zal dit meevallen. Als hier twijfels over bestaan,

dan kan het voorkomen dat de pleeggrootouder bij het minste geringste het kleinkind

ziet afglijden en extra streng wil optreden. Hen moet tenslotte niet hetzelfde overkomen

als met de ouder is gebeurd. Relatief normaal gedrag, zoals een keer alcohol nuttigen,

kan als heel bedreigend voor de ontwikkeling van het pleegkleinkind ervaren worden. Dit

in combinatie met het feit dat veel pleeggrootouders minder zicht hebben op de huidige

leefwereld van de jeugd, kan voor extra conflicten in de opvoeding zorgen.

Tot slot hebben sommige oudere pleeggrootouders nog een andere zorg, namelijk wat er

met hun pleegkleinkind gebeurt als zij ernstig worden of komen te overlijden. Uit angst

voor de gevolgen kunnen zij bijvoorbeeld ervoor kiezen niet te vertellen dat zij ziek zijn

(geweest).

Aandachtspunten De aandachtspunten op het gebied van opvoedingsondersteuning

zijn:

- rolwisseling van grootouder naar opvoeder;

- energie van de pleeggrootouders;

- het „moderne leven‟ van de jeugd in de huidige maatschappij;

- vakanties;

- (praktische) ondersteuning door familie en het sociale netwerk;

- zorgen over het mogelijk ontsporen van de pleegkleinkinderen;

- ziekte en mogelijk overlijden van de pleeggrootouders.

Begeleiding De opvoedondersteuning bij pleeggrootouders vindt plaats vanuit hetzelfde

perspectief als bij andere pleeggezinnen, waarbij bijvoorbeeld ook VIB ingezet zou

kunnen worden. Daarnaast van de begeleiding van pleeggrootouders om aandacht voor

de rolwisseling. De pleegzorgbegeleider kan samen met de pleeggrootouders verkennen

in welke fase zij zitten tussen het grootouder- en opvoederschap, of simpel gezegd

treden zij voldoende of verwennen zij nog te veel? Uiteindelijk zal een integratie van

beide plaats moeten vinden op het tempo van de pleeggrootouders.

Bij pleeggrootouders kan geput worden uit opvoedervaring. Van belang is hier met de

pleeggrootouders bij stil te staan. Er kan teruggehaald worden waar zij goed in waren en

waar zij tevreden over zijn. Ook punten waarover de pleeggrootouders twijfelen kunnen

besproken worden. Ook is het van belang stil te staan bij dat wat de pleeggrootouders

belangrijk vinden om door te geven in hun opvoeding aan het pleegkleinkind en wat zij

anders willen doen dan bij de opvoeding van hun kind. Het is voornamelijk van belang

om de kracht van de pleeggrootouders te ontdekken en deze te benutten.

Page 241: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

241

Pleeggrootouders kunnen hierbij opnieuw moeten leren vertrouwen op hun vaardigheden

en kwaliteiten welke zij in hun opvoedings- en levenservaring hebben opgedaan. Het is

aan de pleegzorgbegeleider om hier vervolgens bij aan te sluiten.

Bespreekpunt met pleeggrootouders is of zij de opvoeding als lichamelijk zwaar ervaren.

Samen kan hierbij gezocht worden naar ondersteuning op praktisch gebied, zoals het

inschakelen van de buren voor het wegbrengen en ophalen van het pleegkleinkind naar

school. Als de pleeggrootouders belemmeringen ervaren in het vinden van praktisch

ondersteuning, dan kan samen overlegd worden waar deze vandaan komen en welke

oplossingen hiervoor bestaan. Mogelijk kan de inzet van een zorgteam of een gesprek

met meerdere familieleden een goedwerkend plan opleveren. Hierbij zou ook gekeken

kunnen worden naar een logeeradres waar het pleegkleinkind af en toe een weekend

kan verblijven. Indien wenselijk kan de pleegzorgbegeleider ook een weekendpleeggezin

aanvragen. In de vakantieperiodes kunnen vakantiekampen voor het pleegkleinkind

ervoor zorgen dat de pleeggrootouders even op adem kunnen komen en de kinderen

zich kunnen uitleven.

Als pleegouders de vele afspraken rond het pleegkleinkind als veel ervaren, dan kan het

introduceren van een agenda en/of white- of prikbord met de belangrijke afspraken

behulpzaam zijn. Ook voor de kinderen kan dit behulpzaam zijn, doordat het

duidelijkheid biedt. Voor kleine kinderen kan het leuk en overzichtelijk zijn om de

verschillende afspraken kleurtjes te geven.

De pleegzorgbegeleider kan de pleeggrootouders voorlichting geven over

schoolsystemen en vervolgopleidingen. Er kan geïnformeerd worden naar

huiswerkklassen. Het contact met school kunnen de pleeggrootouders zelf onderhouden,

maar indien gewenst kan de pleegzorgbegeleider hier wel ondersteuning bij bieden.

In het verleden zijn er binnen de afdeling pleegzorg thema-avonden georganiseerd voor

pleeggrootouders. Hier konden ervaringen uitgewisseld worden en stonden onderwerpen

centraal zoals puberteit, seksualiteit en voorlichting, loverboys, invulling van vakanties

en vrije tijd van kinderen, taakverdeling tussen ouders en pleeggrootouders, enz. Door

een aflopend animo is dit gestopt, maar mogelijk ontstaat de wens in de toekomst weer.

Wanneer er grote opvoedverschillen zijn tussen de pleeggrootouders en de ouders, dan

kan de pleegzorgbegeleider in een gezamenlijk gesprek proberen hierin een middenweg

te vinden. Indien wenselijk kan de (gezins)voogd hierbij betrokken worden om eventuele

knopen door te hakken. De voorkeur ligt er echter bij dat hierin onderlinge

overeenstemming ontstaat, zodat er ook draagkracht ontstaat.

De pleegzorgbegeleider kan door de pleeggrootouders gezien worden als schakel tussen

de moderne (Westerse) maatschappij en hun eigen levenservaring waar zij op varen.

Daarom kan het prettig zijn voor de pleeggrootouders als de pleegzorgbegeleider ook

goed contact met het pleegkleinkind heeft en daar een band mee opbouwt. Op die

manier kunnen de pleeggrootouders mogelijk gemakkelijker openstaan voor de adviezen

en stimulatie tot aansluiting bij de leefwereld van het pleegkleinkind. Hierbij is het ook

belangrijk dat de pleegzorgbegeleider de pleeggrootouders het gevoel geeft (of zelfs

concreet benoemd) dat het vertrouwen heeft in het kunnen en de wijsheid van de

pleeggrootouders.

Tenslotte is het belangrijk om met (oudere) pleeggrootouders te bespreken wat er met

de pleegkleinkinderen moet gebeuren als zij ernstig ziek worden of komen te overlijden.

Sommige pleeggrootouders kunnen die een ingewikkeld onderwerp vinden, wat zij liever

uit de weg gaan. Aangezien zorgen op dit gebied ook bij het pleegkleinkind kunnen

leven, dient hier in zekere zin op aangedrongen worden. Een familieberaad zou hierin

een goede optie zijn.

Page 242: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

242

Praktische ondersteuning

Sommige pleeggrootouders hebben moeite de maatschappelijke ontwikkelingen te

volgen, waardoor zij door de opvang van hun pleegkleinkind geconfronteerd worden met

onbekende terreinen, zoals vernieuwde onderwijsvormen of een veranderd

kinderdagverblijfbeleid. Pleeggrootouders zouden tegen moeilijkheden aan kunnen lopen

op het gebied van computers, formulieren, automaten en mobiele telefoons. Daarbij kan

het voorkomen dat zij zich realiseren dat het noodzakelijk is om een computer aan te

schaffen, maar hier de financiële middelen niet voor hebben. Tot slot kan het voorkomen

dat de pleeggrootouders niet over voldoende woonruimte beschikken.

Aandachtspunten De aandachtspunten op het gebied van praktische ondersteuning

zijn:

- computergebruik;

- de financiële situatie;

- invullen van formulieren;

- passende huisvesting;

- inrichting van de kamer voor het pleegkleinkind;

- het kiezen van de juiste school, onderwijsvorm of vervolg opleiding;

- computergebruik;

- bemiddelen en ondersteunen naar instanties, zoals de Sociale Dienst,

woningbouwvereniging, school, ziekenhuizen, enzovoorts.

Begeleiding Financiële nood moet direct bij aanvang van de begeleiding nagevraagd

worden. Hierbij kunnen fondsen ingeschakeld worden, zoals een sportfonds, en de weg

naar de juiste instanties uitgelegd worden. De pleegzorgbegeleider moet hierbij

voorkomen dat de pleeggrootouder afhankelijk wordt en voorkomen moet worden zelf

acties te ondernemen. Indien de pleeggrootouders er zelf niet uitkomen, kan het

inschakelen van familieleden en kennissen nuttig zijn.

Page 243: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

243

6.8 Pleegoudervoogdij

Doel

Wanneer er voogdij overgedragen wordt aan pleegouders (zie 2.3.5), dan heeft dit

diverse gevolgen voor het kind, de ouders en de pleegouders. Deze beslissing dient dan

ook weloverwogen genomen worden, waarbij alle mogelijk beschikbare informatie bij alle

partijen bekend is. Hier wordt een overzicht gegeven van zoveel als mogelijk

achtergrond informatie.

Uitgangspunten

- De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de achtergrond informatie rond

pleegoudervoogdij.

- De pleegzorgbegeleider brengt alle belanghebbenden (pleegouders, kind, ouders

en eventuele overige belanghebbenden) zo goed als mogelijk op de hoogte van

deze informatie.

- Door de pleegoudervoogdij-regeling kunnen pleegouders de voogdij uitoefenen,

zonder dat de pleegvergoeding en de hulpverlening komt te vervallen. Hierbij

krijgt één van de pleegouders de voogdij. Bij het verkrijgen van de voogdij door

deze pleegouder blijft dan de mogelijkheid tot hulpverlening en vergoeding

bestaan. Deze regeling is bedoeld voor pleegouders die de betaling niet kunnen

missen, maar wel de voogdij over het kind willen uitoefenen.

- Indien beide pleegouders het gezag willen uitoefenen, en dus de voogdij willen

hebben, blijft de mogelijkheid tot hulpverlening en pleegvergoeding niet bestaan.

Het is zo dat indien pleegouders samen de voogdij uitoefenen er een

onderhoudsplicht voor de pleegouders ontstaat. Zij zullen dan kinderbijslag

ontvangen waardoor de mogelijkheid tot pleegvergoeding vervalt.

Richtlijnen

Consequenties voor het kind

Het kind is voortaan voor alle belangrijke beslissingen afhankelijk van pleegouders.

Voordeel hiervan is dat de lijnen kort zijn en de zaken als in een gewoon gezin met

elkaar geregeld kunnen worden. Het nadeel is dat Bureau Jeugdzorg niet meer beslist in

het belang van het kind. Het vertrouwen van het pleegkind in de pleegouders is dus van

belang.

Als de pleegouders ervoor kiezen om de voogdij gezamenlijk te nemen, dan kunnen zij

een verzoek indienen de familienaam van het kind te wijzigen in hun eigen familienaam.

Dit is zeer uitzonderlijk te noemen. Het is ongebruikelijk en niet voor de hand liggend

om dit te doen, vanuit het recht van het kind op afstamming. De rechter zal dit verzoek

alleen toewijzen als het belang van het kind zich hier niet tegen verzet en het kind (>12

jaar) heeft ingestemd met het verzoek.

Consequenties voor de ouder(s) zonder gezag en overige familieleden

Ouders en overige familieleden zijn voor het hebben van contact met hun kind

afhankelijk van de medewerking van de pleegouders. Bureau Jeugdzorg kan hier niet

meer in bemiddelen of desnoods iets opleggen.

Als er pleegzorgbegeleiding blijft bestaan, dan kan de begeleider hierin bemiddelen,

maar uiteindelijk beslissen de pleegouders over het contact tussen de ouder(s) en het

kind.

Voor de ouder(s) of andere familieleden staat de gang naar de rechtbank open, wanneer

pleegouders en ouder(s) of andere familieleden niet tot overeenstemming kunnen

komen over de omgangsregeling.

Het recht van de ouders op informatie over het kind blijft bestaan.

Page 244: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

244

Hoewel de ouder(s) wel onderhoudsplichtig blijft, hoeft deze geen ouderbijdrage meer te

betalen aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO; zie 6.3). Bij

tijdelijke (pleegouder)voogdij moet de ouderbijdrage wel betaald worden.

Consequenties voor de pleegouders

Pleegouder(s) krijgt de zeggenschap over het kind en wordt diens wettelijk

vertegenwoordiger. Alles wat gewoonlijk door de ouder(s) getekend wordt, wordt nu

door de pleegouder(s) getekend, zoals paspoort, toestemming voor een medische

behandeling, verzoek tot naamswijziging e.d. De pleegouder(s) wordt volledig

verantwoordelijk voor het kind.

Begeleiding

De begeleiding en ondersteuning vanuit Bureau Jeugdzorg vervalt bij pleegoudervoogdij.

In principe stopt ook de pleegzorgbegeleiding bij voogdijoverdracht naar pleegouders.

Afhankelijk van de voogdijvorm kan er bij een hulpvraag van pleegouders toch

pleegzorgbegeleiding blijven bestaan. Echter, bij gezamenlijke voogdij komen

pleegouders niet in aanmerking voor pleegzorgbegeleiding. Het indiceren van jeugdhulp

voor het kind en zijn pleegouders bij opvoedingsproblemen is uiteraard wel mogelijk,

maar dit wordt dan niet vormgegeven als begeleiding pleegzorg, maar bijvoorbeeld als

Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT).

Bij enkelvoudige voogdij kunnen pleegouders ervoor kiezen om de pleegzorgbegeleiding

en/of de pleegzorgvergoeding te behouden. Wanneer pleegouders dit op prijs stellen,

dan moeten zij zich wenden tot Bureau Jeugdzorg afdeling Toegang voor een indicatie

jeugdhulp in de vorm van pleegzorgbegeleiding.

Financiële gevolgen

Pleegzorgvergoeding Bij gezamenlijke voogdij hebben pleegouders een wettelijke

onderhoudsplicht. Doorbetaling van de pleegzorgvergoeding is niet mogelijk, ook niet

wanneer er een indicatiebesluit vanuit Bureau Jeugdzorg voor jeugdhulp bestaat.

Pleegouders worden nu gezamenlijk onderhoudsplichtig geacht en de overheid meent dat

dit strijdig is met het ontvangen de pleegzorgvergoeding. Eventuele toeslagen, zoals die

voor een groot pleeggezin, vervallen gezamenlijk met de pleegzorgvergoeding.

Bij enkelvoudige voogdij bestaat geen wettelijk onderhoudsplicht en is doorbetaling van

de pleegzorgvergoeding wel mogelijk. Hierbij blijft het recht op eventuele toeslagen,

zoals die voor een groot pleeggezin, bestaan. Voor de pleegzorgvergoeding behoeft geen

indicatie bij Bureau Jeugdzorg aangevraagd te worden. Wel is er een beschikking nodig

van de rechtbank waarin staat dat één van de pleegouders de voogdij heeft gekregen en

moet er een pleegzorgcontract tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de

pleegoudervoogd bestaan. Tevens moeten de pleegouders het pleegkind binnen het

gezin opvoeden.

Wanneer er op het moment van de overdracht geen sprake is van een indicatie van

Bureau Jeugdzorg voor pleegzorg, dan hebben de „particulier betrokken‟ voogden geen

recht op pleegoudervergoeding. Zij hebben dan dezelfde financiële rechten als ouders

over hun biologische kinderen.

Kinderbijslag Als de pleegouder(s) de voogdij heeft en geen pleegzorgvergoeding

ontvangt, dus bij gezamenlijke voogdij, dan bestaat het recht op kinderbijslag. Dit kan

de pleegouder(s) aanvragen bij de Sociale Verzekeringsbank.

Halfwezenuitkering Als het pleegkind een van zijn ouders heeft verloren (halfwees is),

dan kan de pleeouder(s) recht hebben op een halfwezenuitkering. De overleden ouder

moet dan verzekerd zijn voor de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Een andere

voorwaarde is dat het kind niet ouder is dan 18 jaar.

Page 245: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

245

Een aanvraag om een halfwezenuitkering wordt door de Sociale Verzekeringsbank echter

standaard afgewezen als de pleegouder(s) een pleegzorgvergoeding ontvangt.

Mocht de pleegouder(s) toch een halfwezenuitkering krijgen, dan wordt deze niet

verrekend met de pleegzorgvergoeding.

Als de overgebleven ouder een bijdrage aan de pleegouder betaald, dan wordt deze van

de halfwezenuitkering afgetrokken.

Wezenuitkering Een volle wezenuitkering of andere uitkering die het pleegkind ontvangt

wordt met de pleegzorgvergoeding verrekend.

Het kind mag een deel van deze uitkering behouden. De hoogte van dit bedrag is een

kwart van het minimumloon dat geldt voor de leeftijd van het kind. Als het kind jonger is

dan 15 jaar, dan geldt voor de berekening een kwart van het minimumloon van een 15-

jarige.

Vergoeding bijzondere kosten door Bureau Jeugdzorg Bijzondere kosten die door Bureau

Jeugdzorg vergoed werden, zoals schoolkosten en medische kosten, worden na de

voogdijoverdracht niet langer vergoed en komen voor rekening van de pleegouder(s).

Studiekosten Het pleegkind heeft zoals ieder ander kind recht op studiefinanciering als

deze MBO-, HBO- of wetenschappelijk onderwijs volgt. Het pleegkind moet aangemerkt

worden als uitwonend en er wordt voor de aanvullende studiebeurs slechts gekeken naar

het inkomen van de eigen ouder(s) en niet naar de pleegoudervoogd(en).

De studiefinanciering wordt verrekend met de pleegzorgvergoeding met uitzondering van

het collegegeld en de kosten van de boeken.

Bij het voortgezet onderwijs is het mogelijk om een tegemoetkoming in de studiekosten

te krijgen. Hier wordt wél gekeken naar het inkomen van de wettelijk

vertegenwoordiger, in dit geval van de pleegouder(s). Deze tegemoetkoming wordt niet

verrekend met de eventuele pleegzorgvergoeding.

Vermogen van het kind Een eventueel vermogen van het kind wordt door de

pleegoudervoogd beheerd tot aan de meerjarigheid van het kind.

Verzekering

De aansprakelijkheids- en (aanvullende) ziektekostenverzekering vanuit Bureau

Jeugdzorg vervallen bij een voogdijoverdracht naar de pleegouder(s). De pleegouder(s)

moet het kind zelf verzekeren. Vaak kan het kind op de polis van de pleegouder(s)

worden bijgeschreven.

De pleegoudervoogd is met inachtneming van de wettelijke regelingen inzake

aansprakelijkheid zelf aansprakelijk voor door het kind toegebrachte schade.

Kantongerecht

Net als Bureau Jeugdzorg is de pleegoudervoogd verplicht om verantwoording af te

leggen aan de kantonrechter over het financiële beheer van de bezittingen van het

pleegkind.

Ook moet de pleegoudervoogd toestemming vragen aan de kantonrechter als hij/zij het

pleegkind voor langere tijd mee wil nemen naar het buitenland.

Erfrechtelijke gevolgen

Als een pleegkind vijf jaar of langer als eigen kind is verzorgd en onderhouden, dan geldt

bij overlijden van de pleegouder(s) voor het pleegkind hetzelfde tarief ten aanzien van

de successiebelasting als voor een eigen kind. De pleegouder(s) dient dan het pleegkind

wel als begunstige (als eigen kind) in het testament vastgelegd hebben.

Page 246: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

246

Verschillen tussen ouderlijk gezag en voogdij

Hoewel er weinig inhoudelijk verschillen bestaan tussen ouderlijk gezag en voogdij,

bestaat er wel een aantal verschillen:

- Het belangrijkste verschil is dat er bij voogdij geen directe biologische relatie is

tussen de voogd en het kind. Bij ouderlijk gezag is dit wel het geval, uitgezonderd

adoptie en in sommige gevallen bij erkenning.

- Ouderlijk gezag is in de meeste gevallen automatisch bij de geboorte ontstaan,

terwijl aan de totstandkoming van voogdij een juridische daad van een ander (bv.

testament) of een besluit van de rechter voorafgaat. Bovendien moet diegene die

de voogdij krijgt hier altijd mee instemmen.

- Voogdij kan worden overgedragen, ouderlijk gezag niet.

Wanneer het kind wordt geadopteerd, dan is er geen sprake van voogdij. De

adoptiefouders verkrijgen dan het ouderlijk gezag.

Testamentaire voogdij

Alle ouders kunnen afzonderlijk bepalen wie na zijn dood de voogdij krijgt. Hiervoor

komen alleen natuurlijke personen en dus niet rechtspersonen, zoals instellingen, in

aanmerking. De testamentaire bepaling over de voogdij heeft geen kracht als na

overlijden van de ene ouder de andere van rechtswege het ouderlijk gezag houdt of dit

door een rechterlijke beslissing uitoefent. Als dit niet het geval is, dan wordt de in het

testament genoemde persoon voogd zodra deze de voogdij aanvaardt. Dat gebeurt met

een schriftelijke bereidverklaring van de pleegouder die moet worden ingediend bij de

griffier van de rechtbank. De voogdij begint op het moment waarop de per testament

aangewezen persoon zich bereid verklaart de voogdij te aanvaarden.

Testamentaire voogdij is voor pleegoudervoogden onzeker. Als de pleegoudervoogd bij

testament een voogd aanwijst, dan moet er na de bereidverklaring van deze persoon

nog benoeming door de rechter plaatsvinden. Deze instemming van de rechter is nodig

omdat de wetgever het te ver vond gaan om een derde die met voogdij is belast, de

mogelijkheid te geven om bij testament een andere persoon aan te wijzen die voortaan

het gezag over het kind van een ander uitoefent. Voor de pleegoudervoogd bestaat er

daarom onzekerheid of de persoon die door hen bij testament is aangewezen, ook

daadwerkelijk de voogdij zal mogen uitoefenen. De vraag is daarom of het voor

pleegouders zinnig is om bij testament hun wens(en) hieromtrent vast te leggen. Een

alternatief is dat de pleegouders hun wens zelf schriftelijk vastleggen en de betrokkenen

een kopie verstrekken. Het voordeel van een testament is dat dit een door de notaris

opgemaakte, authentieke actie is en daarom dwingende bewijskracht heeft. Hier zijn

echter kosten aan verboden, terwijl er onzekerheid bestaat of de rechter de door de

pleegouder(s) aangewezen voogd vervolgens ook tot voogd benoemd.

Door de rechter opgedragen voogdij

De kantonrechter benoemt een voogd voor een kind dat niet onder gezag staat of bij een

ontheffing of ontzetting uit het ouderlijk gezag. Dit kan een natuurlijk persoon of een

instelling zijn. De kantonrechter kan ook een tijdelijke voogd benoemen in afwachting

van een definitieve gezagsregeling of voor een periode dat de ouder(s) niet in staat zijn

hun gezag uit te oefenen. De rechter kan alleen iemand tot voogd benoemen als de

betrokkene zich daartoe bereid verklaart.

Ontslag uit de voogdij

Naast overdracht van voogdij is ontslag uit de voogdij mogelijk. Ontslag uit de voogdij

kan op verzoek van de voogd geschieden als:

- een gebrek de uitoefening van de voogd onmogelijk maakt;

- de leeftijd van 65 jaar is bereikt;

- een ander bevoegd persoon zich schriftelijk bereid verklaard heeft de voogdij

over te nemen.

Page 247: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

247

Einde van de voogdij

De voogdij eindigt bij de dood van het kind of de voogd. Eveneens bij meerderjarig

worden van het kind of bij ontslag of ontzetting van de voogd uit de voogdij. Als het kind

nog minderjarig is bij einde van de voogdij, dan moet een andere voogd benoemd

worden.

De voogdij eindigt eveneens als de rechter de voogdij overdraagt op verzoek van degene

die het kind langer dan een jaar opvoedt en verzorgt, ook wanneer dit tegen de zin van

voorgaande voogd is.

Verantwoordelijkheden bij overplaatsing

Wanneer een kind overgeplaatst wordt van een pleeggezin naar bijvoorbeeld een

residentiële instelling dan is de verantwoordelijkheid afhankelijk van het type voogdij. De

pleegoudervoogd behoudt in dergelijke situaties in principe de voogdij en kan de relatie

met het kind zodoende in stand houden.

Wanneer er sprake is van enkelvoudige voogdij, dan bestaat er geen onderhoudsplicht.

Deze onderhoudsplicht blijft bij de ouder(s). Dat wil zeggen dat de ex-pleegouder niet

verantwoordelijk gehouden kan worden voor bijkomende kosten, zoals voor bewassing,

school, kleding en reizen. Ook verantwoordelijkheden zoals de opvang in weekenden en

vakanties, liggen niet bij de ex-pleegouders. Indien dit laatste wel gewenst wordt, dan

moet er een indicatie door Bureau Jeugdzorg afgegeven worden voor weekend- of

vakantiepleegzorg.

Wanneer er sprake is van gezamenlijke voogdij, dan is de ex-pleegouder(s) wel

onderhoudsplichtig. Dat wil zeggen dat alle kosten en overige verantwoordelijkheden

blijven bestaan bij overplaatsing.

Voorlopige en tijdelijke voogdij

De voorlopige voogdij is een specifieke vorm van voogdij, waarbij de ouder(s) geen

gezag meer heeft. De twee gronden voor voorlopige voogdij zijn:

- het kind staat niet onder het wettelijk vereiste gezag of dat gezag wordt niet over

hem uitgeoefend; en

- de voorlopige voogdij is noodzakelijk om het kind te beschermen; de situatie is zo

bedreigend voor het kind dat er moet worden ingegrepen (bijvoorbeeld door een

noodzakelijke medische ingreep waar ouders niet mee instemmen).

In zo‟n situatie verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de rechter om een

voorlopige voogdij. Deze vervalt na zes weken, tenzij de RvK binnen deze zes weken een

kinderbeschermingsmaatregel bij de rechter vraagt.

Een tijdelijke voogdij wordt uitgesproken als één of beide ouders (al dan niet) tijdelijk

niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen of als hun verblijfplaats onbekend is. Dit

wordt een gezagsvacuüm genoemd. Zolang als het gezagsvacuüm duurt, duurt ook de

tijdelijke voogdij. De gronden voor een tijdelijke voogdij zijn:

- er is een voorziening nodig in afwachting van het begin van een „definitieve‟

voogdij (bv. de ouder(s) overlijdt en het is onduidelijk wie de voogdij voor de

langere termijn kan uitoefenen);

- een ouder of voogd is tijdelijk niet in staat het gezag uit te oefenen;

- de verblijfplaats van de ouder of voogd is onbekend of zelfs diens bestaan is

onzeker;

- de voogd is in gebreke bij het uitoefenen van zijn gezag.

Zijn deze omstandigheden vervallen, dan wordt de benoemde voogd op zijn eigen

verzoek of op verzoek van diegene die hij vervangt, door de kantonrechter ontslagen als

de rechter dit in het belang van het kind acht.

Als Bureau Jeugdzorg de tijdelijke voogdij heeft, dus zonder een ontheffing of een

ontzetting uit de ouderlijke macht, dan verdient het de voorkeur om de ouder(s) alsnog

Page 248: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

248

te ontheffen voordat de voogdij wordt overgedragen naar de pleegouders. Bij een

tijdelijke voogdij is er een schorsing van het gezag, met als insteek dat het gezag weer

terug gaat naar de ouder, als deze weer in staat is om het gezag uit te oefenen. Dit

geldt ook als de pleegouder inmiddels de voogdij overgenomen heeft van Bureau

Jeugdzorg. Om problemen hiermee te voorkomen verdient het de voorkeur om de

ouders voor de overdracht naar de pleegouders uit de ouderlijke macht te ontheffen.

Het verdient de voorkeur beide verzoeken op eenzelfde dag en tijdstip te behandelen.

Dit vraagt afstemming van de BJZ-werker en raadsonderzoeker richting de rechtbank

sectoren familierecht en kanton. Een ontheffingsverzoek wordt door de Raad voor de

Kinderbescherming gedaan en wordt behandeld door de familiekamer van de rechtbank.

Het verzoek tot overdracht van de voogdij wordt behandeld door de rechtbank, sector

kanton.

Mocht de pleegouder(s) het kind ter zijner tijd willen adopteren, dan is een ontheffing

van het gezag van de ouders vereist. Dit kan niet bij tijdelijke voogdij.

Voogdijaanvraag bij vrijwillig kader

In bijzondere situaties is het ook binnen het vrijwillige kader mogelijk om de voogdij aan

pleegouders over te dragen. Voorwaarde is dat de pleegouders dan een jaar of langer

voor een kind zorgen, met instemming van de ouder met gezag. Als de ouder met gezag

deze plaatsing wil beëindigen, dan kan een beroep gedaan worden op het blokkaderecht.

Zonder toestemming van de kinderrechter mag de ouder het kind dan niet uit het

pleeggezin weghalen. Na een geslaagd beroep op het blokkaderecht kunnen de

pleegouders om ontheffing van het gezag van de ouder vragen. Dit is de enige situatie

waarin een ander dan de Raad voor Kinderbescherming of de Officier van Jusititie om

ontheffing van het gezag van de ouder(s) kan verzoeken.

Page 249: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

249

6.9 Puberteit bij pleegkinderen

Doel

De puberteit bij pleegkinderen kent een aantal bijzonderheden. De pleegzorgbegeleider

dient hier de nodige kennis over te hebben, zodat dit in de begeleiding aan de

pleeggezinnen meegenomen kan worden.

Uitgangspunten

De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de bijzonderheden van puberteit bij

pleegkinderen en weet dit in de begeleiding toe te passen. Hierbij houdt de

pleegzorgbegeleider rekening met de individuele situatie en voorkomt generalisering.

Richtlijnen

Bron : Mobiel 1 – februari/maart 2008

Thema : Pubers in de pleegzorg

Door : Petra Batsiaensen Titel : Is een pleegpuber echt anders?

Vanaf circa twaalf jaar begint de puberteit. Pubergedrag van een pleegkind roept andere

betekenissen op dan pubergedrag van een eigen kind. Is dit wel of niet terecht?

Wat is puberteit?

Puberteit is ten eerste een natuurfenomeen: er is sprake van lichamelijke en hormonale

veranderingen (lengte, groei, vormen, lichaamsgeur, haargroei) die leiden tot

geslachtsrijpheid en vruchtbaarheid. Puberteit is ten tweede een cultuurfenomeen:

specifieke ontwikkelingstaken die horen bij deze lichamelijke veranderingen gaan

gepaard met verhoogde kwetsbaarheid.

De veranderingen in de psychische ontwikkeling van en het contact met jongeren

kenmerken zich als volgt:

- De hormonale veranderingen gaan samen met stemmingswisselingen. De sfeer

wordt meer geladen met extreme emoties, variërend van intens genieten tot

intense irritatie. Verheerlijking van idolen en idealen staat naast negativiteit en

nihilisme. Verlegging van grenzen en experimenteren met rollen met een grote

kans op ontremming en uitbarstingen is actueel. Drammen, zeuren, doordraven,

schreeuwen, schelden, hysterisch worden, stommetje spelen, verleiden,

misleiden, geweld gebruiken, dreigen en chanteren zijn hierbij standaard

pubermanipulatietechnieken.

- Andere omgangsregels op het vlak van afstand en nabijheid. De

aaibaarheidsfactor van het kind daalt en de drang tot contact en omgang

verschuift van het gezin naar leeftijdgenoten.

- Ontwikkelingstaken die een puber moet vervullen: ontwikkeling van eigen

identiteit, voorbereiden op zelfstandigheid en autonomie, losmaking van het

gezin, emotioneel onafhankelijk worden van ouders, gelijkwaardige relaties met

leeftijdgenoten opbouwen en zich voorbereiden op een beroep.

- In moreel opzicht worden persoonlijke waarden belangrijker dan wetten of

algemene waarden, die flexibel worden ingevuld en waarvan de grenzen worden

verkend. Hierdoor kan een spanningsveld ontstaan tussen (normen en waarden

van) de leeftijdgenoten van de jongere en (die van) het gezin.

Door deze vier punten ontstaat het risico op wederzijdse vervreemding tussen opvoeders

en kinderen in de puberteit.

Page 250: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

250

Wat is specifiek aan pleegpubers?

1. De pleegsituatie

In Nederland heerst de opvatting dat een kind het best kan opgroeien bij zijn ouders. De

biologische verbondenheid tussen ouders en kinderen heeft in de huidige maatschappij

een hogere waardering dan de verworven verbondenheid tussen opvoeders en kinderen.

Door deze sociale betekenisverlening van de maatschappij aan pleeggezinnen is de kans

groter dat de gezinsvorm op zich als probleem wordt gezien. Als zich dan

gedragsproblemen voordoen, wordt de pleegsituatie snel als oorzaak gezien. Dit geldt

ook voor eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen, adoptiegezinnen en gezinnen met

homoseksuele ouderparen. Typisch pubergedrag krijgt een andere betekenis zoals „er is

sprake van een loyaliteitsconflict, het kind zit knel tussen het pleeggezin en het gezin

van herkomst‟ of „het kind is niet goed gehecht‟. Het is een verleidelijk perspectief om

gedrag van een pleegpuber te begrijpen als „het is moeilijk om als puber in een

pleeggezin te wonen omdat al die verschillende banden en loyaliteiten een

identiteitscrisis veroorzaken.‟ De valkuil dat het bestaan van de pleegpuber vernauwd

wordt tot het pleegkind-zijn is reëel aanwezig.

2. Het pleegkind

De meest basale ontwikkelingstaak van de puber is losmaking, autonomie,

individualisatie en identiteitsvorming. Ten aanzien van deze ontwikkelingstaak zijn bij

pleegkinderen mogelijke stressfactoren aanwezig. Het specifieke van pleegkinderen is

dat ze in een complexer systeem zitten dan „kerngezinkinderen‟. Dit systeem bestaat uit

de pleegouders, de ouders, de BJZ-werker, de pleeggezinbegeleider, de broers en

zussen, de pleegbroers en -zussen, de familie en de pleegfamilie. De realiteit rondom dit

leven in en met verschillende werelden kan in de puberteit plots zeer actueel worden

omdat een aantal gebeurtenissen in een stroomversnelling geraakt.

Stressbron

De complexiteit van het systeem waarmee de pleegpuber te maken heeft, kan een extra

stressbron zijn in de zoektocht naar eigen identiteit. Te denken valt aan nadenken over

roots, verwarring over verbondenheid, bewustwording van rouw vanwege afgestaan zijn

en het hebben van weinig zelfvertrouwen en een laag zelfbeeld als gevolg van

voorgeschiedenis en pleegkind-zijn. Hierdoor kan losmaking emotionele overvraging zijn.

Bovendien kunnen pleegkinderen lichamelijk gezien -als gevolg van versterkte

stresshormonen en ondervoeding in de eerste levensjaren- vroeger in de puberteit

komen, hetgeen de discrepantie met de sociaalemotionele ontwikkeling nog vergroot.

Pubers met hechtingsproblematiek zijn eerder geneigd te handelen vanuit directe

behoeftebevrediging, waardoor een grotere kans bestaat op zwerven, drugs en

zwangerschap. Schaamtegevoelens en zelfrespect zijn minder aanwezig en de omgang

met intimiteit en afstand-nabijheid is lastig. Hierdoor kan de koppeling tussen

seksualiteit en genegenheid minder vanzelfsprekend zijn.

Provocatie

In de puberteit wordt de taal om uiting te geven aan frustraties en gevoelens van

benadeling provocerender en explosiever. Het hebben van en het verwijzen naar de

eigen ouders door de pleegpuber appelleert aan een basale kwetsbare kant van het

pleegouderschap.

Meer wegen

Een pleegkind als puber heeft andere en meer wegen dan een gewone puber. Door de

verspreiding van gezags- en opvoedingsfiguren is de kans op een diversiteit aan

meningen en daarmee de kans op conflicten groter. Ongenuanceerde en dreigende

boodschappen als „ik loop weg‟ voelen zwaar en kunnen letterlijk genomen worden op

het moment dat er inderdaad een plek is waar het kind met open armen wordt

ontvangen. De pleegcontext maakt de dreiging realistisch en uitvoerbaar.

Page 251: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

251

3. De pleegouders

De bij deze ontwikkelingsfase horende opvoedingstaak van pleegouders is loslaten,

adviseren, ondersteunen en onderhandelen. Ook ten aanzien van deze taak zijn bij

pleegouders kwetsbaarheden aanwezig.

Projectie

Het gedrag van pubers is soms een soort geheimschrift, dat moeilijk te ontcijferen valt

voor pleegouders omdat ze de voorgeschiedenis van het kind niet geheel kennen. Bij

pleegkinderen met hechtingsproblematiek komt in de puberteitsfase het zwart-wit

denken extreem tot uiting, zich uitend in versterkte rusteloosheid en prikkelbaarheid.

Onder invloed van de identiteitsontwikkeling is er sprake van herbeleving van

traumatische gebeurtenissen en projectie van de negatieve gevoelens (verlies,

verlatenheid, eenzaamheid) uit de eerste levensjaren op de pleegouders. Dit leidt ook

tot regressie en terugval bij de pleegouders en resulteert mogelijk in moeite met

loslaten.

Versnipperde verantwoordelijkheden

Door de versnippering van verantwoordelijkheden (biologisch, juridisch, opvoedkundig)

is het proces van loslaten verbrokkeld en is er sprake van een onnatuurlijke situatie en

een (hulpverlenings)kader dat stopt bij 18 jaar. Pleegouders hebben geen biologische

verwantschap met hun pleegkind en van daaruit geen natuurlijke autoriteit.

Daarnaast hebben ze vaak ook geen juridisch gezag. Een pleegouder moet dus de zorg-

en opvoedingstaak uitvoeren zonder de toekenning en erkenning van fundamentele

verantwoordelijkheden als de biologische en de juridische verantwoordelijkheid. Gezag

uitoefenen vraagt dan met name in de puberteit meer creativiteit van de pleegouders.

Vasthouden

Veel pleegouders zijn expliciet (ver)zorgend ingesteld; dit maakt vaak deel uit van de

motivatie om pleegouder te worden. Loslaten vraagt om vertrouwen. Dit vertrouwen is

vaak wankel. Pleegouders zijn geneigd tot beschermen, vasthouden en verdedigen

vanuit (al dan niet terechte) zorg om hun beschadigd kind.

Gebrek aan vanzelfsprekendheid en onvoorwaardelijkheid

De omgeving redeneert soms dat je het pleegouderschap kunt stopzetten aangezien het

niet je eigen kind is. In die zin zijn pleegouders benadeeld en missen zij een

onontbeerlijk en onvoorwaardelijk fundament. Hun relatie en inzet staan namelijk ter

discussie. Een pleegsituatie wordt niet beschouwd als een natuurlijke of

onvoorwaardelijke situatie.

Ruzie maken met hoogoplopende emoties en grensoverschrijdend gedrag is hierdoor

minder vanzelfsprekend en niet zonder ingrijpende consequenties. De eigenheid van de

puberteit zou juist met zich mee moeten brengen dat conflicten wel vanzelfsprekend en

zonder vergaande gevolgen zijn. Meer dan ouders zijn pleegouders bezig met reflecteren

over opvoeding. Het risico bestaat dat reguliere pubergedragingen een existentiële

afwijzing gaan betekenen voor de pleegouder.

Wel en niet doen in de omgang met pubers

Tien basisvaardigheden om aan de relatie met de pleegpuber te - blijven - werken:

1. Positieve in plaats van negatieve aandacht geven

Accent leggen op aanleren in plaats van afleren van gedrag. „Preken‟ helpt niet omdat

een puber weinig rationeel denkt en er een spanningsveld is tussen ongelijk toegeven en

de autonomiestrijd. Negatieve aandacht voor een gebeurtenis werkt zelfs belonend.

Opbouwende kritiek geven op het gedrag en niet op het kind zelf volgens 3 basisregels:

1) gedrag afkeuren en niet de persoon

2) gedrag aanwijzen dat een kind moet leren

3) de emotie niet afkeuren.

Page 252: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

252

Complimenteren en positieve kanten versterken (intelligentie, verschijning, talenten op

vlak van sport of muziek). Weinig verwachtingen hebben en pubers zelf keuzes laten

maken met betrekking tot uiterlijk, hobby‟s, school, werk en vrienden.

2. Bevorderen van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid

Pubers met hechtingsproblematiek zijn slecht in staat tot het onderhouden van

wederkerige relaties en tot financiële zelfstandigheid en ze hebben een gebrek aan

normbesef en verantwoordelijkheid. Toch neemt dit niet weg dat loslaten de voorwaarde

blijft voor losmaken. Het gunnen van privacy en tolerantie voor experimenten is

noodzakelijk.

3. Emotionele steun blijven geven

Loslaten betekent niet „doorknippen‟, maar op een andere manier vasthouden. Om

autonoom te kunnen zijn, heb je bindingen nodig. Bij pleegouders kan het gevoel

overheersen een hotelfunctie te hebben; wellicht is dit het maximaal haalbare in deze

fase. Pubers vergeten escalaties sneller dan volwassenen. Het in contact blijven met

elkaar is een voorwaarde om positief uit de puberteitsperiode te komen.

4. Grenzen en regels blijven bieden

Begrenzen is vasthouden; geen grenzen bieden geeft gevoelens van onveiligheid en het

gevoel losgelaten te worden. Beter een te strakke dan een te slappe structuur.

Gezinsregels moeten haalbaar, realistisch en voor iedereen duidelijk zijn en alle

gezinsleden moeten zich aan deze regels houden. Pleegouders blijven hierin een

voorbeeldfunctie houden. Maximaal vijf regels vaststellen waarover niet te

onderhandelen valt; de rest is onderhandelbaar. De puber proberen te betrekken bij het

vaststellen van de regels en het eens worden. Ten eerste moet een puber weten waarom

de regel er is en ten tweede moeten de gezinsregels kunnen meeveranderen met de

leeftijd van de puber. Niet te snel toegeven, zeker niet als een kind manipuleert of

dwingt; wel aangeven dat een regel altijd bespreekbaar is. Als dit niet lukt, hak jij als

pleegouder de knoop door.

5. Ik-boodschappen geven in plaats van veroordelen van gedrag

Het benoemen van je eigen kwetsbaarheid, zorgen en angsten kan een puber de

zekerheid geven dat de pleegouder emotioneel betrokken is op hem of haar.

6. Begrip tonen voor het feit dat sociale signalen slecht begrepen worden

Het deel van onze hersenen dat verantwoordelijk is voor onze meest ontwikkelde

vaardigheden -zoals sociaal bewustzijn, rationele besluitvorming en beheersen van

emoties- ontwikkelt zich pas na de puberteit. Hierdoor is er tijdens de puberteit relatief

vaak sprake van impulsief en onnadenkend gedrag. Gezichtsuitdrukkingen en nuances in

het sociale verkeer worden niet of verkeerd geïnterpreteerd.

7. Het probleem bij de puber laten in plaats van tot je eigen probleem maken

Niet de pleegouders moeten last krijgen, maar de puber zelf. Proberen een puber de

(milde) negatieve gevolgen van een voorval te laten ervaren. Zorgen dat de puber zich

eigenaar van taken voelt in plaats van alleen en slechts uitvoerder.

8. Timing van opmerkingen afstemmen op puber

Echt luisteren, zonder te praten en zonder al aan het antwoord te denken. Pas daarna je

eigen mening geven. Op deze wijze laten merken dat je de mening van de puber

belangrijk vindt en bevorderen dat de puber naar jouw mening luistert. Soms time-out

voor jezelf inlassen. Als je als pleegouder geneigd bent te emotioneel te reageren, dan

enkele standaardzinnen bedenken om je niet door dit gedrag te laten overvallen.

9. Ruimte bieden voor ouders

Doe dit door emoties van de puber over zijn/haar ouders expliciet te benoemen. Ten

aanzien van contact met familie kan gesteld worden dat pubers met een continu en

Page 253: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

253

jarenlang kort en regelmatig contact met de biologische familie de meeste kans hebben

de puberteit goed te doorlopen.

10. Succesvol onderhandelen kent spelregels

Een juiste tijd en plaats kiezen (niet voor de televisie, niet met drie andere kinderen

erbij). Beginnen met luisteren naar de uitleg van de feiten zoals het kind die ziet. Het

probleem neutraal en zonder emoties benoemen. Bedenken dat er niet slechts één

oplossing voor een probleem is. Het kind laten meedenken over een oplossing. Kijken

naar je eigen aandeel in een oplossing. Niet over het verleden, maar over het nu en de

toekomst praten. Korte termijn doelen noemen. ‟Waarom‟-vragen vermijden; „hoe‟-

vragen bieden meer houvast. Afspraken aan het eind van onderhandelingen moeten

helder en uitvoerbaar zijn. Als onderhandelen niet goed gaat niet de schuld bij de

pleegouder of het kind leggen maar opnieuw proberen volgens de spelregels.

Tot slot: de positie van de puber is altijd kwetsbaarder dan die van de pleegouders.

Basisbehoeften (je veilig voelen, erbij horen, waardering krijgen, baas zijn over je eigen

situatie) wegen ook bij een puber zwaarder dan „dwarsliggen om het dwarsliggen‟.

Petra Bastiaensen is GZ-psycholoog/zorgcoördinator bij de Voorziening voor Pleegzorg

De Zuidwester in Etten-Leur. Met dank aan Sonja Didden, kinder- en jeugdpsychiater

GGZ WNBr, en Mia Famaey, klinisch psycholoog-psychotherapeut. Psychotherapeutisch

Centrum De Viersprong, voor het meedenken en meelezen bij de totstandkoming van dit

artikel.

Bronnen:

1) Compernolle, T., Lootens, H., Moggre, R & Van Eerden, T. (2003). Alles went, ook een

adolescent. Wegwijzer bij het opvoeden van jongeren. Tielt: Lannoo.

2) Cottyn, L. (2000). Puberteit en pleegzorg. Puber-tijd in pleeggezin.

Systeemtheoretisch Bulletin, 18, 205-219.

3) Heuves, W. (2006). Pubers. Ontwikkeling en problemen. Assen: Van Gorcum.

4) Quay, C. de (1998). Puberteit, fase in een groeiproces.

Page 254: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

254

6.10 Ziektekostenverzekering

Doel

Duidelijkheid bieden over de wijze waarop pleegkinderen voor hun ziektekosten

verzekerd zijn.

Uitgangspunten

De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de bijzonderheden van de

ziektekostenverzekering bij pleegkinderen en licht hier de pleegouders over in.

Richtlijnen

Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens

FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele,

Directeur.

In de pleegzorgband staat aangegeven dat ziektekosten van pleegkinderen

meeverzekerd zijn bij degene die met het gezag is belast.

- Bij zaken vanuit BJZ Toegang en OTS ligt de ziektekostenverzekering in principe

bij de ouders.

- Bij voogdijzaken gebeurt de ziektekostenverzekering via Bureau Jeugdzorg tenzij

pleegouders het kind willen verzekeren bij hun huidige zorgverzekeraar.

- Kinderen waarvan pleegouders de voogdij hebben zijn meeverzekerd bij de

pleegouders. Wat betreft de eventuele aanvullende verzekering die pleegouders

hebben afgesloten dient afgewacht te worden of de verzekeraar het pleegkind

ook aanvullend wil verzekeren.

- Jeugdigen die wonen in een perspectiefbiedend pleeggezin met een

voogdijmaatregel of met een OTS- en machtiging UHP, kunnen worden verzekerd

via de pleegouders als de pleegouders daartoe bereid zijn.

- Voor OTS en voogdij kinderen kan BJZ een aanvullende verzekering regelen bij

het VGZ.

Page 255: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

255

6.11 Aanspraak op jeugdzorg vreemdelingen

Doel

Achtergrondinformatie geven over de aanspraak op jeugdzorg voor vreemdelingen.

Uitgangspunten

De pleegzorgbegeleider heeft kennis van de aanspraak op jeugdzorg voor

vreemdelingen.

Richtlijnen

Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens

FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele,

Directeur.

Rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen

Rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen hebben op grond van de wet

(artikel 3 Wjz) aanspraak op alle vormen van jeugdzorg waarop ook andere cliënten

aanspraak op hebben. De nota van toelichting van het uitvoeringsbesluit van de Wet op

de jeugdzorg geeft aan dat dit recht niet beperkt kan worden.

Indien er sprake is van een alleenstaande minderjarige vreemdeling die op grond van

een verblijfsvergunning voor een bepaalde tijd een tijdelijk verblijfsrecht heeft en in een

opvangcentrum verblijft, kan de aanspraak, volgens de AMvB aanspraken in Nederland

verblijvende vreemdelingen, worden beperkt. Deze beperking houdt in dat zij slechts

aanspraak hebben op jeugdzorg die in het opvangcentrum kan worden verleend, tenzij

de noodzakelijke zorg daar niet kan worden verleend. In het indicatiebesluit zal dan

aangegeven moeten worden waarom zorg verleend in het opvangcentrum geen

oplossing is voor de problemen. Hiernaast is bepaald dat het voor de termijn van de

aanspraak die in het indicatiebesluit vast moet worden gelegd ten hoogste een half jaar

bedraagt (art. 23 lid 2 Uitvoeringsbesluit).

Niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen

Uit artikel 3 lid 1 Wjz blijkt dat niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen

geen aanspraak hebben op jeugdzorg. Uit artikel 3 lid 9 Wjz volgt dan dat van het eerste

lid kan worden afgeweken. Uit het uitvoeringsbesluit volgt dat een vreemdeling die geen

rechtmatig verblijf in Nederland heeft, aanspraak op jeugdhulp, verblijf en

observatiediagnostiek heeft (art. 8 uitvoeringsbesluit). Dit geldt alleen voor

vreemdelingen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt (art. 7

uitvoeringsbesluit). Hieruit volgt dus dat de mogelijkheden die de wet formuleert om de

jeugdzorg na de meerderjarigheidsleeftijd te laten doorlopen (art. 1 sub b Wjz) niet

gelden voor niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen. Na de leeftijd van

18 jaar wordt dan ook strikt het uitgangspunt van de Vreemdelingenwet 2000

gehanteerd: een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, kan geen

aansprak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen

(artikel 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000).

Het heeft niet de voorkeur om een niet rechtmatig in Nederland verblijvende

minderjarige vreemdeling te plaatsen bij een pleeggezin aangezien dan de mogelijkheid

bestaat dat uitzetting van de vreemdeling onmogelijk wordt. Dit volgt uit artikel 9 IVRK

en artikel 8 EVRM. Uit artikel 8 van het uitvoeringsbesluit is bepaald dat een niet

rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling geen aanspraak heeft op verblijf bij

een pleegouder, tenzij verblijf bij een pleegouder in het belang van de ontwikkeling van

die vreemdeling geboden is.

Hierbij is het wel van belang dat in het indicatiebesluit moet worden aangegeven

waarom het verblijf in een accommodatie van een zorgaanbieder niet adequaat is indien

het verblijf bij een pleegouder aangewezen acht.

Page 256: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

256

Daarbij is het ook van belang dat, zoals in artikel 23 lid 3 van het uitvoeringsbesluit

staat, het in het indicatiebesluit vast te leggen termijn gedurende welke de aanspraak

geldt, in overeenstemming is met de verwachte duur van het verblijf van de vreemdeling

in Nederland. Dit zelfde artikel vermeldt ook dat het termijn ten hoogste 6 maanden kan

zijn.

Paspoort voor minderjarige zonder Nederlandse identiteit

Een minderjarige heeft een andere dan de Nederlandse nationaliteit en is sprake van een

OTS- of voogdijmaatregel. Doorgaans zal een nieuw paspoort aangevraagd moeten

worden bij het consulaat van het land van herkomst door de wettelijk vertegenwoordiger

van de minderjarige. Bij een ondertoezichtstelling of als er sprake is van vrijwillige

hulpverlening, dan vraagt de ouder met gezag het paspoort aan. Als Bureau Jeugdzorg

de voogdij heeft over de minderjarige, dan kan Bureau Jeugdzorg het paspoort

aanvragen. Dit is soms lastig als dit land uitspraken van de Nederlandse rechter over

gezag en voogdij niet accepteert maar uitgaat van het eigen recht. Degene die op basis

van dit recht het gezag heeft moet dan de aanvraag doen. Of het betreffende land regels

heeft die afwijken van de Nederlandse kan bij de ambassade of consulaat worden

nagevraagd. Belangrijk om te bedenken is dat de Nederlandse rechter geen vervangende

toestemming kan geven voor de afgifte van een buitenlands paspoort. Soms kan de

gezinsvoogd wel een bemiddelende rol spelen bij het consulaat of de ambassade.

Er zijn echter situaties waarin het land van herkomst van de minderjarige geen paspoort

af wil of kan geven ten behoeve van de minderjarige. In dat geval zijn er soms

mogelijkheden om een Nederlands reisdocument te verkrijgen. Dit is dan geen

Nederlands paspoort of identiteitsbewijs. De mogelijke documenten zijn:

- reisdocument voor vluchtelingen

- reisdocument voor vreemdelingen

- nooddocument; het Laissez Passer

- reizigerslijst schoolreizen binnen de Europese Unie

Voor al deze documenten geldt dat de aanvrager legaal in Nederland moet verblijven en

kan aantonen geen reisdocument van het land van de eigen nationaliteit te krijgen.

Page 257: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

257

6.12 Blokkaderecht

Doel

Duidelijkheid bieden over het blokkaderecht.

Uitgangspunten

De pleegzorgbegeleider heeft kennis van het blokkaderecht en licht de pleegouders

hierover desgewenst in.

Richtlijnen

Bron: Samenwerkingsafspraken BJZ-FJP; Definitieve versie mei 2011; namens

FlexusJeugdplein: J. Bovens, bestuurder; namens Bureau Jeugdzorg: H. Friele,

Directeur.

Algemene omschrijving

Blokkaderecht is het recht dat kan worden ingeroepen door pleegouders om te

voorkomen dat een pleegkind dat al geruime tijd bij de pleegouders heeft verbleven,

abrupt door de ouders/voogd uit het pleeggezin wordt weggehaald. Het blokkaderecht

houdt kort gezegd in dat een pleegkind, dat met toestemming van zijn met gezag

belaste ouder(s) of voogd in een pleeggezin werd geplaatst en daar een jaar of langer

heeft verbleven, door die ouder(s) of voogd niet uit dat pleeggezin mag worden

weggehaald zonder toestemming van de pleegouders. Er moet dus sprake zijn van een

vrijwillige plaatsing of een plaatsing in het kader van voogdij en niet om een plaatsing

middels een machtiging in het kader van de ondertoezichtstelling. Bij een OTS is er geen

blokkaderecht, al is er in de rechtspraak een tendens waar te nemen dat pleegouders

wel de mogelijkheid hebben om de kinderrechter te verzoeken een uitspaak te doen over

het voornemen van Bureau Jeugdzorg om het pleegkind elders te plaatsen. Dit gebeurt

dus nog niet standaard door alle kinderrechters.

Voorwaarden

Om een beroep te kunnen doen op het blokkaderecht moet aan bepaalde voorwaarden

zijn voldaan zoals minimaal een jaar verzorging en opvoeding door pleegouders met

instemming van de gezagsdrager(s): de ouder(s) of voogd.

Gevolg

Het blokkaderecht brengt met zich dat de ouder(s) of voogd slechts met toestemming

van de pleegouders het pleegkind uit het pleeggezin weg kunnen halen. Blijft die

toestemming uit dan kan deze op verzoek van de ouder(s) of voogd worden vervangen

door de rechtbank. Indien de ouder(s) of voogd zonder de toestemming van de

pleegouders (of vervangende toestemming van de rechter) het kind bij het pleeggezin

weghalen, handelen zij daarmee in strijd met de wet, dus onrechtmatig. De pleegouders

kunnen dan (bijvoorbeeld in kort geding) afgifte van het kind vorderen.

Twee 'soorten' blokkaderecht

Het blokkaderecht kan ingeroepen worden tegenover de voogd en tegenover de met

gezag belaste ouder(s). Het blokkaderecht in te roepen tegenover ouders is te vinden in

boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 1:253s en tegenover de voogd in boek 1 van

het Burgerlijk Wetboek, artikel 336a.

Vrijwillig kader (artikel 1:253s BW: blokkaderecht in te roepen tegenover ouders)

Bij het vrijwillige kader lijkt het logisch dat een ouder met gezag zijn kind zonder enige

weerstand bij het pleeggezin weg kan halen, maar dit is niet juist als het kind langer dan

een jaar bij het pleeggezin verblijft. Als het kind namelijk langer dan een jaar bij een

pleeggezin verblijft dan hebben de pleegouders een blokkaderecht. Zij moeten dan

namelijk terugplaatsing van het kind bij de ouder(s) met gezag toestemming geven. Dit

Page 258: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

258

is ter voorkoming dat het kind, dat al geruime tijd bij hen verblijft, abrupt door ouder(s)

kan worden weggehaald uit het pleeggezin.

Echter er zijn dan dus sprake van twee eisen, namelijk:

- er is sprake van een vrijwillige plaatsing in een pleeggezin.

- deze plaatsing duurt minimaal één jaar.

Geven de pleegouders geen toestemming dan kunnen de ouder(s) deze toestemming

vragen bij de rechtbank van de woon- of verblijfplaats van het kind. Zij zullen dan aan

de rechter verzoeken toestemming te krijgen om het verblijf van het kind bij de

pleegouders te beëindigen. Indien zij deze toestemming willen is het niet van belang of

de ouders het kind zelf weer gaan verzorgen. Zij kunnen het kind ook onderbrengen bij

een ander pleeggezin.

De rechtbank zal zo spoedig mogelijk, namelijk binnen 14 dagen, het verzoek

behandelen. Deze tijd is nodig om de verzoeker(s), pleegouders, minderjarige(van 12

jaar en ouder) en eventuele andere belanghebbende te horen.

Als de rechtbank het verzoek van de ouder(s) inwilligt, en de kinderrechter dus

vervangende toestemming geeft, zijn de pleegouders verplicht om het kind af te geven

aan de ouder(s). De rechter zal daarvoor een termijn stellen waarna het kind terug moet

gaan.

De rechtbank zal het verzoek van de ouder(s) alleen afwijzen als er gegronde vrees

bestaat dat toewijzing leidt tot verwaarlozing van de belangen van het kind.

Indien de rechtbank het verzoek van de ouder(s) afwijst dan is deze afwijzing geldig

voor een termijn van maximaal 6 maanden. Het kind blijft dan nog 6 maanden bij de

pleegouders. Binnen die termijn kunnen pleegouders een verzoek indienen om de

ouder(s) van het gezag te ontheffen dan wel via de Raad voor de Kinderbescherming

een onderzoek te doen naar de mogelijkheid een ondertoezichtstelling en machtiging

uithuisplaatsing te verzoeken aan de kinderrechter.

Na het verstrijken van de 6 maanden waarin de afwijzing geldig was kan de situaties

zich voor doen dat er door niemand anders verdere (juridische) stappen worden

ondernomen. Het gevolg hiervan is dat de ouders bevoegd zijn om het kind bij de

pleegouders weg te halen na het verstrijken van de 6 maanden. De pleegouders kunnen

dan niet meer opnieuw gebruik maken van het blokkaderecht.

Voogdij (artikel 1:336a BW blokkaderecht in te roepen tegenover de voogd)

De regeling met betrekking tot het inroepen van het blokkaderecht tegenover de voogd

is nagenoeg identiek aan de regeling met betrekking tot de ouder(s).

In tegenstelling tot de grond („dat er gegronde vrees bestaat dat toewijzing leidt tot

verwaarlozing van de belangen van het kind‟) voor het toe- of afwijzen van het verzoek

bij artikel 1:252s BW is de grond van de toe- of afwijzing van het verzoek tot

blokkaderecht in het kader van voogdij „het belang van de minderjarige‟.

Het verzoek van de voogd wordt alleen ingewilligd als dit in het belang van de

minderjarige wordt geacht (dit in tegenstelling tot het verzoek van ouders waarbij de

grond is dat als er gegronde vrees bestaat dat toewijzing leidt tot verwaarlozing van de

belangen van het kind). Ook hier geldt dat hij inwilliging van het verzoek van de voogd

de pleegouders verplicht zijn het kind af te geven aan de voogd. Ook hierbij geldt dat

indien een kind langer dan een jaar bij een pleeggezin verblijft, deze pleegouders,

ingeval Bureau Jeugdzorg de plaatsing in het pleeggezin wil beëindigen, het

blokkaderecht kunnen inroepen.

Er moet om het blokkaderecht te laten gelden dus sprake zijn van drie eisen waaraan

voldaan moet worden, namelijk:

- het kind is door Bureau Jeugdzorg in het kader van voogdij in het pleeggezin

geplaatst.

- het kind heeft een jaar of langer bij dit pleeggezin gewoond.

Page 259: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

259

- Bureau Jeugdzorg wil de plaatsing in het pleeggezin beëindigen.

Indien er voldaan wordt aan deze voorwaarden mag Bureau Jeugdzorg het kind niet

zonder toestemming van de pleegouders bij de pleegouders weghalen. Indien de

pleegouders geen toestemming aan Bureau Jeugdzorg geven, dan kan Bureau Jeugdzorg

vervangende toestemming vragen aan de rechter.

De rechter zal deze vervangende toestemming alleen geven indien hij van mening is dat

het weghalen van het kind bij de pleegouders in het belang van de minderjarige is.

Indien de rechter vervangende toestemming geeft dan zijn de pleegouders verplicht het

kind af te geven aan Bureau Jeugdzorg. De rechter zal dan een termijn bepalen waarin

dit moet gebeuren.

Indien de rechtbank het verzoek van Bureau Jeugdzorg afwijst dan is deze afwijzing

geldig voor een termijn van maximaal 6 maanden. Het kind blijft dan nog 6 maanden bij

de pleegouders. Binnen die termijn kunnen pleegouders een verzoek indienen tot

ontzetting van Bureau Jeugdzorg uit de voogdij dan wel de Raad voor de

Kinderbescherming vragen een onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een

ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing.

Ondertoezichtstelling

Het blokkaderecht is vooralsnog niet van toepassing bij een ondertoezichtstelling.

In de toekomst zou dit kunnen veranderen zie hieronder.

Rechtspraak/jurisprudentie

Uit de bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam bekende zaken blijkt dat de rechtbank Rotterdam

de wet heel strikt neemt. Indien er dus voor de pleegouders een mogelijkheid is om een

beroep te doen op het blokkaderecht dan zal de rechter dit honoreren en het kind blijft

dan bij de pleegouders. Hiervan kan slechts worden afgeweken in een noodsituatie. Dit

criterium is alleen nog niet nader uiteengezet.

Er is wel een zaak bekend waarin er een doorbreking blokkaderecht zonder voorafgaand

verhoor werd toegestaan.

Een meisje van 8 jaar oud verbleef vanaf haar geboorte in een pleeggezin. Pleegouders

gaan uit elkaar en daarna komen er ernstige signalen van de andere pleegkinderen die

in dit gezin verbleven, dat pleegmoeder een aantal kinderen mishandelde.

Naar aanleiding van deze signalen heeft de instelling de rechtbank verzocht het

blokkaderecht van pleegouders (lees: pleegmoeder) te doorbreken zonder voorafgaand

verhoor. De rechtbank heeft dit gehonoreerd (zaken. 93486 / JE RK 07-290, Rb

Groningen, 13 april 2007).

Wetvoorstel wijziging Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en Wet op de

jeugdzorg in verband met de herziening van de

kinderbeschermingsmaatregelen.

Het blokkaderecht wordt volgens het voorontwerp van wet niet meer beperkt tot

vrijwillige plaatsingen, maar ook voor plaatsingen in het kader van een

ondertoezichtstelling kan het blokkaderecht worden ingeroepen. In beginsel was er ook

in het wetsontwerp genoemd dat bij ots-plaatsingen ook een blokkaderecht aan

zorgaanbieders of aanbieders van zorg zou worden toegekend, maar na de

consultatieronde is besloten door de wetgever om het blokkaderecht van de

zorgaanbieders en de aanbieders van zorg te schrappen.

Uit het wetsvoorstel volgt dus ook een blokkaderecht in een ots-kader indien het kind

een jaar of langer wordt verzorgd en opvoed door pleegouders. Het toepassingsgebied

van het inroepen van het blokkaderecht wordt derhalve verbreed.

Continuïteit in de verzorging en opvoeding van een minderjarige is belangrijk. Het

belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoeding en verzorging moet

Page 260: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

260

leidend zijn en kan zo desgevraagd beoordeeld worden door de kinderrechter, ongeacht

de juridische situatie.

In het wetsvoorstel wordt tevens aandacht besteed aan situaties waarin BJZ het

vermoeden heeft dat nalaten van ingrijpen in de feitelijke opvoedingssituatie ernstig

nadeel oplevert voor de ontwikkeling van de minderjarige en het om die reden de

minderjarige (direct) wil overplaatsen, terwijl pleegouders het blokkaderecht inroepen.

In het wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt dat BJZ aanstonds een beslissing tot

wijziging van het verblijf kan vragen aan de kinderrechter. De kinderrechter kan, indien

blijkt dat de behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk

en ernstig gevaar voor de minderjarige, aanstonds een beschikking tot wijziging van

verblijf af geven.

Conclusie

Voordat pleegouders een beroep kunnen doen op het blokkaderecht is het dus van

belang dat het kind op vrijwillige basis bij een pleeggezin is geplaatst of het kind is door

Bureau Jeugdzorg in het kader van voogdij in het pleeggezin geplaatst. Het meest

belangrijke punt daarbij is dat het kind langer dan een jaar in het pleeggezin verblijf.

Indien er sprake is van een ondertoezichtstelling kan er nog geen beroep worden gedaan

op het blokkaderecht, tenzij het bovenstaande wetsvoorstel wordt aangenomen dan

bestaat deze mogelijkheid wel voor pleegouders, waar het kind verblijft indien het kind

langer dan een jaar wordt verzorgd en opgevoed door deze pleegouders. Indien de

pleegouders een beroep doen op het blokkaderecht dan is het van belang dat Bureau

Jeugdzorg, zeker ingeval van verdenking van mishandeling of misbruik, zo spoedig

mogelijk vervangende toestemming aan de rechter vraagt.

Page 261: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

261

Hoofdstuk 7 Bijlagen

Page 262: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

262

7.1 Bijlagen: Opstarten bestandszaken

7.1.1 Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat)

Bestandspleeggezinnen

7.1.2 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van

(kandidaat) bestandspleeggezinnen

7.1.3 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van

(kandidaat) bestandspleeggezinnen

7.1.4 Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma

7.1.5 Matchingsvoorstel

7.1.6 Matchingsbesluit

Page 263: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

263

7.1.3 Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid

van (kandidaat) bestandspleeggezinnen2

Naam kind :

Geboortedatum :

(Kandidaat) bestandspleeggezin :

Registratienummer :

Naam pleegzorgbegeleider :

Datum :

2 Deze beoordelingsboog is gemaakt door Joep Choy in opdracht van en in nauwe samenspraak met Horizon jeugdzorg te Rotterdam. Copyright Nisto en Horizon. Deze boog mag gebruikt worden door de medewerkers van FlexusJeugdplein. Voor elk ander gebruik is toestemming vereist van Joep Choy, directeur van Nisto.

Besluit

FlexusJeugd plein

Motivatie

Specifieke

pleegouder-kwaliteiten

Levensgeluk

Stabiliteit

netwerk pleeggezin

Risicofactoren

Protectieve

factoren

Mening ouders

Mening kind

Mening

pleegzorgbege

leider

Mening

basisteam

Wel/niet

geschikt als

bestands-pleeggezin

Opvoedings-kwaliteiten

1

4

7

10

11

2

3

5

6

8

9

12

PM

PV

Gezin

Overig

Page 264: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

264

7.1.4 Scoringshulp Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de

geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen

Naam kind :

Geboortedatum :

Aspirant netwerkpleeggezin :

Registratienummer :

Naam pleegzorgbegeleider :

Datum :

Nr Factor Uitspraak Score

1 Motivatie Pleegouders hebben realistische verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin als een prettige uitdaging.

1

Pleegouders hebben tamelijk realistische verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een uitdaging.

2

Pleegouders hebben nauwelijks verwachtingen en denken dat het opnemen van een pleegkind in hun gezin redelijk vanzelfsprekend zal verlopen.

3

Pleegouders hebben tamelijk hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een bron van vreugde.

4

Pleegouders hebben hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een manier om zelf gelukkiger te worden.

5

Page 265: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

265

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

2 Opvoedings-kwaliteiten

a

Adequate verzorging. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4

Ongunstig/slecht 5 b

Veilige fysieke directe omgeving.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Affectief klimaat. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Adequaat voorbeeldgedrag.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Interesse. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Beschikbaarheid. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 + /7 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1,tot 1,5 Pleegouders beschikken over goede opvoedingskwaliteiten. 1 1,5 tot 2,5 Pleegouders beschikken over redelijke opvoedingskwaliteiten. 2 2,5 tot 3 Pleegouders beschikken over enige opvoedingskwaliteiten. 3 3,tot 4 Pleegouders beschikken over matige opvoedingskwaliteiten. 4 4,tot 5 Pleegouders beschikken over slechte opvoedingskwaliteiten. 5

Page 266: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

266

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

3 Specifieke netwerk-pleegouder-kwaliteiten

a

Reflectief en communicatief vermogen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Bereidheid en in staat tot samenwerking.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Inleving en stimulering; gedrag veranderen en/of begrenzen zonder fysieke of psychologische dwang.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Seksuele voorlichting. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Hechten en loslaten Gunstig/goed 1

Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Nieuwsgierig en leerbaar.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Weerbaar. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

h Regie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 +

/8 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1 tot 1,5 Pleegouders beschikken over goede specifieke pleegouderkwaliteiten.

1

1,5 tot 2,5 Pleegouders beschikken over redelijke specifieke pleegouderkwaliteiten.

2

2,5 tot 3 Pleegouders beschikken over enige specifieke pleegouderkwaliteiten.

3

3 tot 4 Pleegouders beschikken over matige specifieke pleegouderkwaliteiten.

4

4,tot 5 Pleegouders beschikken over slechte specifieke

pleegouderkwaliteiten.

5

Page 267: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

267

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

4 Levensgeluk

a

Van het leven te kunnen genieten.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Kwaliteit van de relaties met gezin van herkomst.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Omgaan met verliezen. Gunstig/goed 1

Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Arbeidssatisfactie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Financiële situatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

h Woonsituatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 +

/8 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1,tot 1,5 Kandidaat pleegmoeder is gelukkig. 1 1,5 tot 2,5 Kandidaat pleegmoeder is redelijk gelukkig. 2 2,5 tot 3 Kandidaat pleegmoeder is enigszins gelukkig. 3 3,tot 4 Kandidaat pleegmoeder is overwegend ongelukkig. 4 4,tot 5 Kandidaat pleegmoeder is ongelukkig. 5

PM

Page 268: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

268

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

4 Levensgeluk

a

Van het leven te kunnen genieten.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Kwaliteit van de relaties met gezin van herkomst.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Omgaan met verliezen. Gunstig/goed 1

Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Arbeidssatisfactie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Financiële situatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

h Woonsituatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 +

/8 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1,tot 1,5 Kandidaat pleegvader is gelukkig. 1 1,5 tot 2,5 Kandidaat pleegvader is redelijk gelukkig. 2 2,5 tot 3 Kandidaat pleegvader is enigszins gelukkig. 3 3,tot 4 Kandidaat pleegvader is overwegend ongelukkig. 4 4,tot 5 Kandidaat pleegvader is ongelukkig. 5

PV

Page 269: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

269

Nr Factor Uitspraak Score

5 Stabiliteit netwerk

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

1

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict.

2

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict.

3

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict.

4

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

5

Nr Factor Uitspraak Score

5 Stabiliteit netwerk

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

1

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict.

2

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict.

3

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict.

4

De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

5

Gezin

Overig

Page 270: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

270

Nr Factor Type Item Aanwezig Score

6 Risicofactoren Ernstig Psychopathologie Ja* / Nee Alcohol/drugs-misbruik Ja* / Nee Gebrekkige opvoedingskennis en -vaardigheden

Ja* / Nee

Onrealistische verwachtingen van het kind Ja* / Nee Beperkte verstandelijke vermogens Ja* / Nee Verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis

Ja* / Nee

Jonge leeftijd Ja* / Nee Lichamelijke ziekte of handicap Ja* / Nee

Belem-merend

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3.

1

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan vier items een 3.

2

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op twee of drie items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3.

3

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op vier of vijf items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3.

4

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op zes item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan zeven items een 3.

5

Overig Geen steun van belangrijke personen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2

Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Jaloezie bij (één van) de kinderen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Ruzies tussen eigen kinderen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Ingrijpend te verwachten veranderingen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Financiële schulden. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Ruzies in het netwerk. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Dogmatische levensovertuigingen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

* Indien één van deze factoren aanwezig is, worden aspirant netwerkpleegouders ongeschikt bevonden. ** Indien één of meer van de factoren als een 4 of 5 wordt beoordeeld, wordt dat cijfer ingevuld in het

onderste hokje, ongeacht de score op de overige items.

Page 271: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

271

Nr Factor Uitspraak Score

7 Protectieve factoren

Pleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht, over onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over gunstige levensomstandigheden en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen daar ook van profiteren.

1

Pleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht, over enige onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over redelijke levensomstandigheden, maar zijn enigszins terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden.

2

Pleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht, over beperkte onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over beperkte levensomstandigheden, maar zijn wel bereid hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren.

3

Pleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht, over zeer weinig onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over weinig gunstige levensomstandigheden en zijn nog wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren.

4

Pleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht, over zeer weinig tot geen onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren, over ongunstige levensomstandigheden en zijn niet bereid hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren.

5

Nr Factor Uitspraak Score

8 Mening ouders

Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

1

Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

2

Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

3

Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

4

Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

5

Nr Factor Uitspraak Score

9 Mening kind Kind wil heel graag bij pleegouders wonen. 1 Kind wil bij pleegouders wonen. 2 Kind twijfelt of hij bij pleegouders wil wonen.

3

Kind spreekt niet uit of hij wil wonen bij pleegouders. 4 Kind wil zeker niet bij pleegouders wonen.* 5

* Een score van 5 wordt gezien als een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

Page 272: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

272

Nr Factor Uitspraak Score

10 Mening pleegzorgbegeleider

Ik ben er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

1

Ik ben er redelijk zeker van dat pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

2

Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

3

Ik ben er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

4

Ik ben er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

5

Nr Factor Uitspraak Score

11 Mening basisteam

Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

1

Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

2

Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

3

Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

4

Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

5

Nr Factor Uitspraken Score

12 Besluit Flexus-Jeugdplein

Pleegouders zijn geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren. 1 Pleegouders zijn redelijk geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

2

Er bestaat gerede twijfel of pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

3

Pleegouders zijn minder geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

4

Pleegouders zijn ongeschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

5

NB. - Bij een score van 2 worden kandidaat pleegouders in principe

geschikt bevonden, maar worden er aandachtspunten voor de begeleiding

met de aspirant netwerkpleegouders vermeld in het

VIP-verslag.

- Wanneer de kandidaat pleegouders zich kunnen vinden in de punten

waarop een 2, 3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn

op die punten begeleid te worden, dan worden zij geschikt bevonden. Er

kan in dergelijke gevallen ook gesproken worden van voorlopige

geschiktheid, waarbij het resultaat van de begeleiding bijvoorbeeld over

een half jaar in ogenschouw wordt genomen. Wanneer dat goed is, dan

volgt definitieve geschiktheid. Wanneer dat niet het geval is, dan wordt de

voorlopige geschiktheid ingetrokken.

Page 273: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

273

7.1.5 Toelichting Beoordelingsboog t.b.v. het vaststellen van de geschiktheid van (kandidaat) bestandspleeggezinnen3

Het belangrijkste uitgangspunt voor de beoordeling van de geschiktheid is het algemene

criterium van „goed genoeg‟. Het gebruik van de beoordelingsboog zet het vergrootglas

op de pleegouders en voorkomen dient te worden dat er daardoor hogere eisen aan hun

geschiktheid gesteld worden dan „gewone ouders‟. De boog is vooral bedoeld om de

dialoog tussen de leden van het basisteam te structuren en te systematiseren. Volledige

objectivering van het bepalen van deze criteria zal nimmer mogelijk zijn, maar het

bereiken van een zo‟n hoog mogelijke mate van intersubjectiviteit wel.

In deze boog worden zes verschillende factoren onderscheiden, die elk voorzien worden

van een beoordelingscijfer (1 t/m 5) op een vijfpuntsschaal. Ook in deze boog geldt dat

hoe lager het cijfer is des te gunstiger of beter het is. De meningen van de leden van het

instroomteam, alsmede hun mate van overeenstemming, worden als factoren beschouwd

en voorzien van een beoordelingscijfer op een vijfpuntsschaal. Deze meningen worden

bepaald door interpretatie van de beoordelingscijfers op de eerste zes factoren en op hun

onderlinge samenhang. Bij deze interpretatie spelen kennis, ervaring en intuïtie een rol.

Van de leden van het instroomteam wordt verwacht dat zij hun interpretatie met

argumenten kunnen staven.

Bij de beoordeling van de geschiktheid van pleegouders is de relevantie van de

afzonderlijke factoren verschillend en dient bij de beoordeling de onderlinge samenhang

tussen de factoren in ogenschouw genomen te worden. Vanwege dat gegeven is het niet

zinvol om de uitkomsten per factor op te tellen of het gemiddelde4 van de uitkomsten

van alle factoren te berekenen. Bij sommige beoordelingen kan de ongeschiktheid

immers gebaseerd zijn op de aanwezigheid van slechts één ongunstig gescoorde factor

(denk bijvoorbeeld aan een ongunstige score op drankgebruik bij de 5e factor

risicofactoren).

Geschiktheidfactoren voor bestandspleegouders

1. Motivatie

Er bestaan talloze motieven voor pleegouders om een pleegkind in hun gezin op te

nemen. Van belang is dat pleegouders realistische verwachtingen hebben met betrekking

tot de moeilijkheden die een pleegkind kan geven en dat zij er een uitdaging in zien om

aan deze moeilijkheden het hoofd te bieden in het belang van het kind. Het vermogen

om het belang van het kind boven het eigen belang te stellen en/of boven de eigen

behoefte om een ouderrol te vervullen, speelt daarbij een belangrijke rol. Om als

pleegouders gemotiveerd te blijven c.q. de plaatsing als uitdaging te blijven zien, is het

belangrijk dat pleegouders ook kunnen inschatten wat de invloed is van het

pleegouderschap op de eigen gezins-, woon-, werk- en sociale situatie.

N.B. Indien de pleegouders op één van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt

dat bij de zesde factor „risicofactoren‟ als een risico aangemerkt.

3 Deze beoordelingsboog is gemaakt door Joep Choy in opdracht van en in nauwe samenspraak met Horizon

jeugdzorg te Rotterdam. Copyright Nisto en Horizon. Deze boog mag gebruikt worden door de medewerkers van FlexusJeugdplein. Voor elk ander gebruik is toestemming vereist van Joep Choy, directeur van Nisto. 2 De optelsom van de afzonderlijke scores op de factoren gedeeld door het aantal factoren

Page 274: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

274

2. Opvoedingskwaliteiten

Pleegouders worden geacht over verzorgings- en opvoedingskwaliteiten te beschikken die

volgens de huidige maatstaven als gangbaar, gewoon dan wel als vanzelfsprekend

beschouwd worden. Als norm voor deze beoordeling wordt gebruik gemaakt van de

bijlage uit de publicatie „Het belang van het kind in het Nederlands recht: Voorwaarden

voor ontwikkeling vanuit een pedagogisch perspectief‟ van Margrite Kalverboer & Elianne

Zijlstra (2006). Het lid van het basisteam geeft aan elk van de zeven onderstaande

opvoedingskwaliteiten een cijfer tussen 1 en 5 (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of

voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of

slecht) en berekent vervolgens de gemiddelde score (totaalscore gedeeld door 7).

a. Adequate verzorging is de zorg voor gezondheid en fysiek welbevinden (bijvoorbeeld

het bieden van ruimte, verwarming, kleding, persoonlijk eigendom, voeding,

inkomen, enz.), passend bij het pleegkind, daarnaast ervaren de pleegouders geen

zorgen met betrekking tot deze conditie.

b. Een veilige fysieke directe omgeving biedt lichamelijke bescherming aan het kind. Dat

betekent afwezigheid van gevaar in de woning en omgeving, afwezigheid van

bedreigende toxische invloeden, afwezigheid van mishandeling en afwezigheid van

geweld in de directe omgeving van het kind.

c. Affectief klimaat omvat geborgenheid, steun en begrip van de pleegouder, passend

bij het pleegkind en tot uiting komend in de relatie die het pleegkind met zijn

pleegouder heeft.

d. Een ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur wordt bereikt door:

voldoende regelmaat in het leven van alledag;

aanmoediging, stimulering, geven van regels, het geven van inzicht in en

argumenten voor de gestelde grenzen en regels;

het uitoefenen van controle op het gedrag van het pleegkind;

het voldoende ruimte laten aan het pleegkind voor eigen wensen en vrijheid voor

eigen initiatief en experimenteren, evenals de vrijheid om over de structuur te

(leren) onderhandelen;

het pleegkind krijgt niet meer verantwoordelijkheid dan hij aankan en ervaart zo

binnen die begrenzing de gevolgen van zijn gedrag, leert zo de gevolgen in te

schatten en zijn gedrag af te wegen.

e. Bij adequaat voorbeeldgedrag van pleegouders wordt ervan uitgegaan dat het

pleegkind gedrag, optreden, waarden en normen van zijn pleegouders overneemt die

nu en later van belang zijn.

f. Interesse is het tonen van belangstelling voor het pleegkind en zijn leefwereld door

de pleegouder.

g. Beschikbaarheid houdt in dat één van de pleegouders is zoveel mogelijk thuis,

wanneer het kind thuis is en indien dit niet mogelijk is, er voor adequate opvang van

het kind gezorgd wordt.

N.B. Indien de pleegouders op één van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt

dat bij de zesde factor „risicofactoren‟ als een risico aangemerkt.

1. Pleegouders hebben realistische verwachtingen en zien het opnemen van een

pleegkind in hun gezin als een prettige uitdaging.

2. Pleegouders hebben tamelijk realistische verwachtingen en zien het opnemen van

een pleegkind in hun gezin vooral als een uitdaging.

3. Pleegouders hebben nauwelijks verwachtingen en denken dat het opnemen van

een pleegkind in hun gezin redelijk vanzelfsprekend zal verlopen.

4. Pleegouders hebben tamelijk hoge verwachtingen en zien het opnemen van een

pleegkind in hun gezin vooral als een bron van vreugde.

5. Pleegouders hebben hoge verwachtingen en zien het opnemen van een pleegkind in hun gezin vooral als een manier om zelf gelukkiger te worden.

Page 275: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

275

3. Specifieke pleegouderkwaliteiten

Naast de gangbare opvoedingskwaliteiten dienen pleegouders over een aantal

aanvullende, specifieke pleegouderkwaliteiten te beschikken. Aan elk van de acht

onderstaande specifieke pleegouderkwaliteiten wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend

(1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of

onvoldoende en 5 = ongunstig of slecht) en vervolgens wordt de gemiddelde score

berekend (totaalscore gedeeld door 8). De specifieke pleegouderkwaliteiten zijn:

a. Reflectief en communicatief vermogen houdt in dat de kandidaat-pleegouders

open kunnen praten over hun visie op de opvoeding van pleegkinderen. Daarnaast

moeten zij hierover informatie kunnen en willen uitwisselen met andere direct

berokkenen bij het pleegkind.

b. Bereid en in staat tot samenwerking met de ouders en de familie van het

pleegkind, de pleegzorgbegeleider, de gezinsvoogd of medewerker van Bureau

Jeugdzorg, de school en zo nodig andere instanties.

c. Het vermogen tot inleving in en stimulering van kinderen en het vermogen om

gedrag van kinderen te veranderen en/of te begrenzen zonder fysieke of

psychologische dwang te gebruiken.

d. Bereid en in staat tot het geven van seksuele voorlichting en het bespreekbaar

maken van seksualiteit wanneer het pleegkind daar op grond van zijn

misbruikverleden behoefte aan heeft of wanneer het pleegkind dat nodig heeft.

e. In staat zijn het kind te laten hechten in het gezin, maar ook weer kunnen

loslaten als het belang van het kind daarmee gemoeid is.

f. Nieuwsgierig en leerbaar: kandidaat-pleegouders tonen zich onbevooroordeeld ten

opzichte van de problemen van kind en ouders en zij kunnen nieuwe informatie

opnemen en integreren in hun visie en vaardigheden als opvoeder. Hierbij wordt

ook in ogenschouw genomen hoe open en leerbaar de aspirant-pleegouders zich

hebben opgesteld in de opleiding van het voorbereidingsprogramma.

g. Weerbaar zijn, in de vorm van het kunnen verwerken van tegenslagen

(frustratietolerantie), het omgaan met stress, het adequaat kunnen opkomen voor

eigen belangen (geen slachtofferachtige of strijdachtige levensinstelling) en het

kunnen hanteren van onzekerheid met betrekking tot het perspectief van de

plaatsing.

h. Regie kunnen voeren over het eigen leven: doelen nastreven en realiseren en

open en helder zijn in hun bedoelingen.

N.B. Indien de pleegouders op één van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt

dat bij de zesde factor „risicofactoren‟ als een risico aangemerkt.

Nadat het gemiddelde berekend is, wordt nagegaan welke van onderstaande

uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende

uitspraak staat, genoteerd in het hokje bij de 2e factor opvoedingskwaliteiten.

1. Pleegouders beschikken over goede opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 1 tot 1,5

2. Pleegouders beschikken over redelijke opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 1.5 tot 2,5

3. Pleegouders beschikken over enige opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 2.5 tot 3

4. Pleegouders beschikken over matige opvoedingskwaliteiten.

gemiddelde score van 3 tot 4

5. Pleegouders beschikken over slechte opvoedingskwaliteiten. gemiddelde score van 4 tot 5

Page 276: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

276

4. Levensgeluk

Het levensverhaal van de pleegouders afzonderlijk en gezamenlijk biedt inzicht in het

levensgeluk van de pleegouders. Bij de beoordeling daarvan waarderen wij het

levensgeluk op acht criteria die staan afgebeeld in onderstaande tabel. Aan elk van de

acht criteria wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk

of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of

slecht) en wordt vervolgens de gemiddelde score berekend (totaalscore gedeeld door 8).

De beoordeling geschiedt voor pleegmoeder (PM) en pleegvader (PV) afzonderlijk, tenzij

pleegmoeder alleenstaand is. De criteria betreffende het levensgeluk zijn:

a. In staat van het leven te kunnen genieten (positieve levenshouding,

goedgehumeurd, kunnen geven, delen en ontvangen etc.).

b. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met gezin van herkomst.

c. Beoordeling van de kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

d. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

e. Kunnen omgaan met verliezen (echtscheiding, overlijden partners/familieleden,

werkeloosheid, enz.)

f. Beoordeling van de arbeidssatisfactie of tevredenheid met pensionering.

g. Tevredenheid met de financiële situatie.

h. Tevredenheid met de woonsituatie (woning, buurt en omgeving).

N.B. Indien de pleegouders op één van deze criteria een 4 of een 5 scoren, dan wordt dat

bij de zesde factor „risicofactoren‟ als een risico aangemerkt.

Nadat het gemiddelde berekend is, wordt nagegaan welke van onderstaande

uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende

uitspraak staat, genoteerd in het hokje bij de 3e factor specifieke

pleegouderkwaliteiten.

1. Pleegouders beschikken over goede specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 1 tot 1,5

2. Pleegouders beschikken over redelijke specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 1.5 tot 2,5

3. Pleegouders beschikken over enige specifieke pleegouderkwaliteiten.

gemiddelde score van 2.5 tot 3

4. Pleegouders beschikken over matige specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 3 tot 4

5. Pleegouders beschikken over slechte specifieke pleegouderkwaliteiten. gemiddelde score van 4 tot 5

Nadat het gemiddelde voor PM en PV berekend is, wordt nagegaan welke van

onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de

betreffende uitspraak staat, genoteerd in de twee hokjes PM en PV bij de vierde factor

levensgeluk.

1. Pleegouders zijn gelukkig. gemiddelde score van 1 tot 1,5

2. Pleegouders zijn redelijk gelukkig.

gemiddelde score van 1.5 tot 2,5

3. Pleegouders beschikken zijn enigszins gelukkig. gemiddelde score van 2.5 tot 3

4. Pleegouders zijn overwegend ongelukkig. gemiddelde score van 3 tot 4

5. Pleegouders zijn ongelukkig. gemiddelde score van 4 tot 5

Page 277: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

277

N.B. Indien de pleegouders op één van deze kwaliteiten een 4 of een 5 scoren, dan wordt

dat bij de zesde factor „risicofactoren‟ als een risico aangemerkt.

5. Stabiliteit netwerk pleeggezin

Een plaatsing van een pleegkind in een pleeggezin heeft veel invloed op zowel het

pleeggezin als het netwerk. De stabiliteit van zowel het gezin als netwerk, als de verdere

omgeving als netwerk, wordt hierbij aangesproken. De biologische en/of overige

pleegkinderen in het pleeggezin spelen hierin een belangrijke rol. Naarmate een

pleegkind langer in een pleeggezin verblijft, zal het netwerk van het pleeggezin ook een

grotere rol zijn gaan spelen en in meer of mindere mate een bijdrage leveren een het

welzijn van het kind. Om de situatie van het pleegkind in het pleeggezin goed te kunnen

beoordelen is het dan ook belangrijk dat de overige kinderen in het pleeggezin en het

netwerk van het pleeggezin hierin ook meegenomen worden.

6. Risicofactoren

De grootste risicofactoren voor pleegkinderen zijn, wanneer er bij de pleegouders sprake

is van:

- psychopathologie (impulsieve en agressieve persoonlijkheidsstoornis, depressie,

psychose);

De stabiliteit van het netwerk van het pleeggezin wordt weergegeven in onderstaande

vijf uitspraken. De pleegzorgbegeleider moet nagaan welke uitspraak het meest van

toepassing is voor de overige kinderen binnen het gezin en plaatst het cijfer dat voor die

uitspraak staat in het bovenste hokje bij de 5e factor (stabiliteit in het netwerk).

1. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

2. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of

conflict.

3. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van

spanning en/of conflict.

4. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of

conflict.

5. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of

conflict.

De stabiliteit in het bredere netwerk wordt weergegeven in onderstaande vijf uitspraken.

De begeleid pleegzorg moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing is voor

het netwerk en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak staat in het onderste hokje bij de

5e factor (stabiliteit in het netwerk).

1. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden

geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

2. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden

redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict.

3. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden

enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of

conflict.

4. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden

matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict.

5. De plaatsing van het kind in het pleeggezin wordt door de relevante netwerkleden

niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

Page 278: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

278

- misbruik van alcohol en/of drugs;

- gebrekkige kennis en vaarigheden over opvoeding en ontwikkeling van kinderen;

- onrealistische verwachtingen van het kind;

- beperkte verstandelijke vermogens (zwakbegaafdheid);

- verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis (30% meer kans);

- jonge leeftijd;

- lichamelijke ziekte of handicap.

Indien één van deze factoren aanwezig is, wordt dit als zwaarwegend risico gezien en

kan dit reden zijn kandidaat netwerkpleegouders ongeschikt te bevinden. Er zijn echter

ook minder ernstige risicofactoren die belemmerend kunnen werken op de uitoefening

van het pleegouderschap. De meeste risicofactoren komen aan het licht bij de invulling

van de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor worden

gebruikt. Wordt op één of meer van de items van deze schalen een 4 of een 5 gescoord,

dan kan er sprake zijn van een (zeker) risico op dat specifieke punt. Wordt er een 3

gescoord dan bestaat er tenminste twijfel over het risico. Bij de zesde factor

risicofactoren worden de potentiële risico‟s uit de voorafgaande schalen in één cijfer

uitgedrukt.

Naast gesignaleerde risico‟s die in voorafgaande schalen aan het licht zijn gekomen,

worden hieronder nog 7 risicofactoren genoemd. Deze factoren komen gedeeltelijk

overeen met de items die voor het bepalen van het levensgeluk zijn gebruikt, zij het dat

ze ditmaal op net iets andere en op negatieve wijze zijn geformuleerd. In feite betreft het

dus een „dubbel check‟. Aan elk van de onderstaande risicofactoren wordt een cijfer

gegeven van 1 tot 5 gegeven (1 = afwezig, 2 = nauwelijks aanwezig, 3 = kans op

aanwezig, 4 = grote kans op aanwezig, 5 = aanwezig). In het onderste hokje van de

zesde factor risicofactoren wordt de gemiddelde score ingevuld. De overige risico‟s zijn:

- geen steun voor het opnemen van een pleegkind uit de directe omgeving (familie

en vrienden staan er sceptisch tegenover);

- jaloezie bij (één van) de eigen kinderen;

- ruzies tussen eigen kinderen;

- ingrijpende te verwachten veranderingen (verhuizing, wisseling van of verlies van

baan, echtscheiding, stichten van opnieuw samengesteld gezin);

- financiële schulden;

- ruzies met buren en/of scholen en/of instanties;

- extreme opvattingen en/of zeer streng gelovig.

In het bovenste hokje bij de zesde factor risicofactoren een cijfer ingevuld dat voor

één van de onderstaande uitspraken staat.

1. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn

gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of een 5 gescoord en/of op niet meer

dan twee items een 3.

2. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn

gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of een 5 gescoord en/of niet

meer dan vier items een 3.

3. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn

gebruikt, worden op twee of drie items een 4 of een 5 gescoord en/of op meer dan

vijf items een 3.

4. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn

gebruikt, worden op vier of vijf items een 4 of een 5 gescoord en/of op meer dan

zes items een 3.

5. Op de schalen die voor de beoordeling van de tweede, derde en vierde factor zijn

gebruikt, wordt op vijf of zes items een 4 of een 5 gescoord en/of op meer dan zeven items een 3.

Page 279: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

279

7. Protectieve factoren

Voor de protectieve factoren wordt gebruik gemaakt van dezelfde beoordelingsschaal als

die bij de beoordeling van de ouders in verband met de terugkeer naar huis van een

pleegkind. Een lage score op risicofactoren wijst in feite al op de aanwezigheid van

protectieve factoren. Protectieve factoren bij de beoordeling van aspirant-pleegouders

zijn van belang, indien er zich tijdens de plaatsing moeilijkheden in het pleeggezin (en/of

met het pleegkind) voor gaan doen. In het hokje bij de zevende factor protectieve

factoren wordt het cijfer ingevuld dat staat voor de uitspraak die van toepassing is op de

pleegouders.

1. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht, over onmiddellijk

beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie, vrienden en/of

buren, over gunstige levensomstandigheden en zijn bereid hulp te aanvaarden en

kunnen daar ook van profiteren

2. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht, over enige

onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie,

vrienden en/of buren, over redelijke levensomstandigheden, maar zijn enigszins

terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden.

3. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht, over beperkte

onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie,

vrienden en/of buren, over beperkte levensomstandigheden, maar zijn wel bereid

hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren.

4. Pleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht, over zeer weinig

onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie,

vrienden en/of buren, over weinig gunstige levensomstandigheden en zijn nog wel

bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren.

5. Pleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht, over zeer weinig tot

geen onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische - ondersteuning bij familie,

vrienden en/of buren, over ongunstige levensomstandigheden en zijn niet bereid hulp

te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren.

8. Mening ouders

Om de continuering van de plaatsing in het pleeggezin juist te kunnen beoordelen, dient

hierin de mening van ouders eveneens meegenomen te worden.

9. Mening kind

Om de continuering van de plaatsing juist te kunnen beoordelen is het belangrijk dat de

mening van het kind meegenomen wordt in de weging van de totale beoordeling van

geschiktheid van pleegouders. Geadviseerd wordt kinderen vanaf de leeftijd van 12 jaar

op deze wijze te vragen naar hun mening.

In het hokje bij de achtste factor (mening ouders) wordt het cijfer geplaatst wat

overeenkomt met één van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het

gehele basisteam overeenstemming te bestaan.

1. Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het

pleegkind te continueren.

2. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing

van het pleegkind te continueren.

3. Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de

plaatsing van het pleegkind te continueren.

4. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing

van het pleegkind te continueren.

5. Ouders zijn er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het

pleegkind te continueren.

Page 280: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

280

1. Kind wil heel graag bij pleegouders wonen.

2. Kind wil bij pleegouders wonen.

3. Kind twijfelt of hij bij pleegouders wil wonen.

4. Kind spreekt niet uit of hij wil wonen bij pleegouders

5. Kind wil zeker niet bij pleegouders wonen* * Een score van 5 wordt gezien als een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

10. Mening pleegzorgbegeleider

Nadat de eerste negen factoren zijn ingevuld, ziet de pleegzorgbegeleider in één

oogopslag hoe de samenhang tussen de verschillende factoren met betrekking tot de

geschiktheid van pleegouders eruit ziet. Hij is zich ervan bewust dat de scores niet

allemaal even objectief zijn, maar tot stand zijn gekomen door subjectieve interpretatie

van keuzemogelijkheden op schalen, waarmee de verschillende factoren beoordeeld zijn.

Bij het expliciteren van de eigen mening van de pleegzorgbegeleider wordt een

inschatting gemaakt van het gewicht dat wordt toegekend aan de relevantie van de

cijfers voor de afzonderlijke factoren én er wordt een inschatting gemaakt van de

relevantie van de onderlinge samenhang tussen deze factoren. Bij die inschatting laat de

pleegzorgbegeleider ook zijn kennis, ervaring en intuïtie meespreken. Geëist wordt dat

hij zijn interpretatie met argumenten kan onderbouwen.

11. Mening basisteam

De mening van het basisteam, inclusief de gedragswetenschapper, wordt op dezelfde

wijze bepaald als bij de pleegzorgbegeleider. De pleegzorgbegeleider beschikt over meer

informatie en indrukken dan het basisteam, die hun mening moeten baseren op

rapportage en andere informatie van de pleegzorgbegeleider. De mate van nabijheid tot

de pleegouders varieert dus. Juist door dit verschil in afstand wordt voorkomen dat het

intensieve contact van de pleegzorgbegeleider tot ongewenste of al te subjectieve voor-

of afkeur leidt.

De pleegzorgbegeleider vult het hokje in bij de 10e factor (mening pleegzorgbegeleider)

met het cijfer dat voor één van de hierna beschreven uitspraken staat. Wanneer er

meerdere begeleiders pleegzorg zijn geweest, dan wordt door beide begeleiders een

passende uitspraak gekozen en afzonderlijk bij de 10e factor geplaatst.

1. Ik ben er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het

pleegkind te continueren.

2. Ik ben er redelijk zeker van dat pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het

pleegkind te continueren.

3. Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing

van het pleegkind te continueren.

4. Ik ben er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van

het pleegkind te continueren.

5. Ik ben er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing van het

pleegkind te continueren.

Page 281: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

281

12. Besluit Flexus Jeugdplein

Op basis van beide ingevulde beoordelingsbogen vindt een dialoog plaats tussen de de

pleegzorgbegeleider en de overige basisteamleden over de wijze waarop ieder de bogen

heeft ingevuld. De pleegzorgbegeleider beschikt natuurlijk over meer informatie en

indrukken dan de overige leden van het basisteam. De gedragsdeskundige en overige

basisteamleden kennen de pleegouders niet persoonlijk en vullen hun beoordeling in op

basis van de rapportage van de pleegzorgwerker. De mate van nabijheid tot de

pleegouders varieert en juist door dit verschil in afstand wordt voorkomen dat het

intensieve contact van de pleegzorgbegeleider met de pleegouders tot ongewenste c.q. al

te subjectieve voor- of afkeur leidt. In het overleg wordt kritisch stilgestaan bij zowel de

overeenkomsten als de verschillen in scores. Verschillen zullen in de dagelijkse praktijk

vooral voorkomen bij de interpretatie van de scores 3 en 4 op de acht verschillende

factoren. Na vergelijking van en discussie over die verschillen wordt de mate van

geschiktheid vastgesteld op basis van consensus. Indien er geen consensus bereikt kan

worden, beslist uiteindelijk de afdelingsmanager. Uitgangspunt hierbij is dat - wanneer er

sprake blijft van (behoorlijke) meningsverschillen - er in principe sprake is van twijfel.

Bij een score van 2 wordt de plaatsing bij pleegouders in principe gecontinueerd, maar er

worden wel aandachtspunten voor de begeleiding met de pleegouders doorgesproken.

Wanneer de pleegouders zich kunnen vinden in de punten waarop een 3 of 4 bij de

afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn op die punten begeleid te worden, dan

wordt de plaatsing gecontinueerd. Er kan ook voorlopige continuering van de plaatsing

uitgesproken worden. In dat geval worden de pleegouders aangemoedigd om de twijfel

op afzonderlijke items van de schalen bij de factoren op te heffen. Bij een score van 4 zal

in overleg met de afdelingsmanager afgewogen worden welke stappen ondernomen

moeten worden.

In het hokje bij de 11e factor (mening basisteam) wordt het cijfer geplaatst wat

overeenkomt met één van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het

gehele basisteam overeenstemming te bestaan.

1. Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van

het pleegkind te continueren.

2. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders geschikt zijn om de

plaatsing van het pleegkind te continueren.

3. Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de pleegouders geschikt zijn om de

plaatsing van het pleegkind te continueren.

4. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de

plaatsing van het pleegkind te continueren.

5. Het basisteam is er zeker van dat de pleegouders ongeschikt zijn om de plaatsing

van het pleegkind te continueren.

Er wordt bij de 12e factor besluit FJP een cijfer ingevuld dat voor één van de volgende

uitspraken staat:

1. Pleegouders zijn geschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

2. Pleegouders zijn redelijk geschikt om de plaatsing van het pleegkind te

continueren.

3. Er bestaat gerede twijfel of pleegouders geschikt zijn om de plaatsing van het

pleegkind te continueren.

4. Pleegouders zijn minder geschikt om de plaatsing van het pleegkind te

continueren. 5. Pleegouders zijn ongeschikt om de plaatsing van het pleegkind te continueren.

Page 282: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

282

7.1.6 Pleeggezinverslag n.a.v. vipprogramma

Pleeggezinverslag over de pleegouders, dhr. en mw. te

Reg. nr. R

Dit verslag bevat informatie over:

de pleegouders,

het proces van besluitvorming tot het pleegouderschap,

hun aanbod als pleegouders en

aanbevelingen bij de plaatsing van een pleegkind en bij de begeleiding van het pleeg-

adres.

Dhr. en mw. , in het verslag en genoemd, volgden het

vipprogramma te Rotterdam in de periode t/m .

De begeleiders van het programma waren:

(maatschappelijk werkster FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg) en

(viptrainer FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg).

Het verslag is geschreven door .

Verantwoordelijk voor de besluitvorming zijn en . Eindverantwoordelijk is

FlexusJeugdplein afd. Pleegzorg te Rotterdam.

Het pleeggezinverslag wordt bewaard bij FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. en

hebben een kopie van dit verslag ontvangen.

Het pleeggezinverslag mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van:

de bemiddeling bij een aanvraag voor een pleegadres door de bemiddelaars van

FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg en

de besluitvorming omtrent de plaatsing van een pleegkind door medewerkers van een

plaatsende, begeleidende of residentiële jeugdhulpverleningsinstelling, die verantwoor-

delijk zijn voor de hulpverlening aan het kind.

Voor ander gebruik moet eerst de toestemming van en gevraagd worden.

en zijn vanaf heden beschikbaar voor:

pleegzorg voor een jongen of een meisje van .

Voor een nadere omschrijving van hun motivatie en aanbod verwijs ik naar het verslag.

Referenties:

Raadsverklaring :

Medische verklaring :

Samenwerkingsovereenkomst d.d. : (vult secretaresse in)

Page 283: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

283

Inhoudsopgave:

Proces van de besluitvorming tot het pleegouderschap:

1. Persoonlijke gegevens

2. Motivatie

3. Woonsituatie

4. Gezinsleden

- Pleegouders

- Kinderen

- Pleegouders samen

5. Veiligheid

6. Criteria voor pleegouderschap

7. Besluitvorming, aanbod en aanbevelingen

a. Besluitvorming

b. Definitief aanbod

c. Aanbevelingen

Bijlage 1: Samenvatting aanbod

Page 284: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

284

1. Persoonlijke gegevens

Pleegouder Pleegouder

Roepnaam

Geboortedatum

Geboorteplaats

Beroep

Godsdienst

Culturele achtergrond

Burgerlijke staat

Kinderen

2. Motivatie voor het pleegouderschap

- Eventuele verschillen tussen pleegouders aangeven.

- Is er nog een eigen kinderwens / kans op zwangerschap/adoptie?

3. Woonsituatie

Type woning

Type Omgeving ( groen, stad, etc)

Bereikbaar met OV?

Speelgelegenheid

Huisdieren ( kindvriendelijk,

binnen/buiten, soort )

Roken

Eigen kamer

Bijzonderheden

4. De gezinsleden

a. De pleegouders

De onderstaande aandachtpunten alleen beschrijven wanneer het relevant is

voor het huidige functioneren als pleegouder

- Beschrijving gezin van herkomst, milieu, beroep ouders, belangrijke

gebeurtenissen/verliezen, sfeer in het gezin (hebben pleegouders stabiliteit en

veiligheid ervaren? hoe werd met gevoelens omgegaan?) relatie met ouders en

brusjes, rol geloof

- Hoe kijken pleegouders nu terug op hun jeugd, hebben ze dingen gemist?

- Laatst genoten opleiding

- Hoe is de relatie met ouders/ familie nu?

- Hebben ze belangrijke relaties gehad voor de huidige partner

- Hebben pleegouders in het verleden conflicten met anderen gehad? hoe hebben ze dit

opgelost? kunnen ze er hun eigen aandeel inzien?

- Zijn pleegouders in staat om van een afstandje naar zichzelf te kijken, kunnen

pleegouders reflecteren op hun eigen handelen en kunnen ze dit dan bijstellen?

- Hoe omschrijven pleegouders zichzelf (zowel positieve als minder gunstige

eigenschappen), hoe komen pleegouders over op de VIP-trainers?

- Zijn pleegouders flexibel, kunnen ze omgaan met onverwachte gebeurtenissen,

hebben ze veel geduld?

- Wat voor werk doen pleegouders momenteel?

- Hoeveel werken pleegouders en werken ze regelmatig of onregelmatig?

- Hobby‟s?

- Bij alleenstaande pleegouders: staan ze open voor een relatie? zijn ze „‟op zoek‟‟ /

zijn ze daar actief mee bezig (relatiebemiddeling, internet, advertenties)?

b. De kinderen:

Page 285: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

285

- omschrijving karakter

- sociale ontwikkeling,

- eventueel hobby‟s

- hoe functioneert het kind op school

- zijn er zorgen/kwetsbaarheden mbt tot het kind?

- hoe kijkt het kind tegen de pleegzorgplannen aan?

c. Pleegouders samen

- Hoe en wanneer hebben pleegouders elkaar leren kennen?

- Wat vinden ze positieve eigenschappen van de ander en waar hebben ze moeite mee

/wat zouden ze evt aan de ander willen veranderen?

- Zijn er veel botsingen, waarover, hoe gaan ze hiermee om (oplossend/vermijdend)?

- Hoe stabiel is de relatie?

- Hoe staat het met de verwerking van eventuele kinderloosheid?

5. Veiligheid

De veiligheidschecklist levert geen of enkele specifieke aandachtspunten op voor de

begeleiding.

Dit is nieuw!! Het is belangrijk dat de checklist is ingevuld, met de pleegouders is

besproken en in dossier komt. In het verslag wordt bovenstaande aangepast en

beschreven. Daarnaast de specifieke dingen noemen. Hieronder een voorbeeld:

Als er een pleegkind is geplaatst, zijn ….. en ….. zich ervan bewust dat er meerdere

traphekjes in hun huis geplaatst moeten worden, de stopcontacten veilig worden

gemaakt en gevaarlijke schoonmaakmiddelen zo worden opgeborgen dat het pleegkind

er niet bij kan komen.

6. De vijf vipcriteria:

Criterium 1. Openheid en duidelijkheid in het contact

Pleegouders zijn in staat tot het onderhouden van positieve contacten. Ze zeggen wat ze

bedoelen en bedoelen wat ze zeggen.

- Hoe hebben de VIP-trainers pleegouders ervaren op dit vlak?

Criterium 2. Samenwerken als team en het delen van ouderschap

We bedoelen hiermee dat pleegouders niet alleen de zorg en de planning rondom de

kinderen met de pleegzorgvoorziening delen, maar pleegouders delen het ouderschap

ook met de ouders en de familie van het pleegkind.

- Hoe hebben de VIP-trainers de samenwerking met pleegouders ervaren?

- Hoe staan pleegouders tov begeleiding? wat verwachten ze daarvan?

- Welke frequentie van oudercontact is haalbaar? Is dit nog afhankelijk van de vorm?

(soms kan het vaker als pleegouders daarvoor niet naar kantoor hoeven te komen)

hoe staan ze tegenover bezoeken ook bij pleegouders thuis? hebben ze een voorkeur

(thuis of kantoor?)

- Hebben ze via hun werk of anderszins ervaring met samenwerking, kunnen ze dat

goed? (naar eigen zeggen)

- Denken ze om te kunnen gaan met criminele/agressieve/bedreigende/dominante

ouders, zijn ze gauw bang/bezorgd? (ondanks geheim adres en bezoeken op kantoor)

Criterium 3. Kinderen helpen een positieve kijk op zichzelf te ontwikkelen

Dit houdt in dat pleegouders kinderen helpen hun geschiedenis te begrijpen. Ze kunnen

er mee omgaan op een niet veroordelende manier, die het kind helpt zich goed te voelen.

Page 286: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

286

Hiervoor is belangrijk dat pleegouders de verliezen uit hun eigen leven ervaren, verwerkt

en een plaats hebben gegeven.

- Hebben pleegouders zelf een positief zelfbeeld?

- Hebben pleegouders respect voor de eigenheid van een kind (cultuur, milieu waar het

vandaan komt)?

- Hebben pleegouders reële verwachtingen over pleegkinderen of moet het kind

„‟ergens aan voldoen‟‟?

- Zijn pleegouders in staat om met een kind te praten over gevoelens,

verlieservaringen, seksualiteit

- Hebben pleegouders zich als jong kind aan hun ouders kunnen hechten, hoe kijken ze

daar nu zelf achteraf tegenaan? Zo niet, is er misschien een andere persoon geweest

die veel voor hen betekend heeft, waar ze zich aan gehecht hebben?

- Bij een verleden met veel narigheid: hebben pleegouders hun eigen verleden

verwerkt? welke rol speelt dit verleden nu nog? zijn er gevoeligheden voortkomend

uit het eigen verleden? wat zien ze zelf als hun kwetsbaarheden, waar kan een kind

(of een ouder) hen mee raken?

- Bij homofiele of lesbische pleegouders: zijn ze gevoelig voor discriminatie / eventuele

negatieve opmerking van ouders of anderen op dit vlak?

Criterium 4. Kinderen helpen hun gedrag te veranderen zonder hen pijn te doen

Dit houdt in dat misbruikte, verwaarloosde en/of mishandelde kinderen door toedoen van

volwassenen schade hebben opgelopen. Pleegouders geven het kind aandacht en helpen

het kind zijn gedrag te veranderen zonder slaan of vergelijkbare straffen te gebruiken.

Hierbij beschrijf je ook de pedagogische kwaliteiten van pleegouders.

- Hoe is hun opvoedingsstijl (hoeveel duidelijkheid/veiligheid/structuur is er? hoe

consequent zijn pleegouders? zijn pleegouders verbaal ingesteld of maken ze meer

gebruik van een gedragsmatige aanpak, of beiden? (opvoedingsstijl per pleegouder

aangeven / verschillen aangeven)

- Hoe gaan pleegouders om met ongewenst gedrag?

- Zijn pleegouders in staat hun opvoedingsstijl aan te passen aan wat een kind nodig

heeft? (bijv: als ze vanuit zichzelf vrij „makkelijk‟ zijn, zijn ze dan in staat om een

consequente aanpak met veel structuur te bieden als een kind dat nodig heeft? Of

doen ze zichzelf dan teveel geweld aan? Of: als ze zelf erg verbaal zijn ingesteld,

veel in overleg met een kind willen doen, zijn ze dan in staat om een kind dat dat

nodig heeft een heel gedragsmatige aanpak te bieden, bijvoorbeeld met

beloningssystemen te werken?)

- Zijn pleegouders in staat om bij kinderen met hechtingsproblematiek het kind te

volgen in de behoefte aan afstand / nabijheid? wat verwachten ze op het vlak van

hechting van een kind (=belangrijk!!!)

- Zijn pleegouders lichamelijk ingesteld of niet?

- Hoeveel ervaring hebben ze met kinderen? (zeker bij mensen die zelf geen kinderen

hebben deze ervaringen ook beschrijven (leeftijden en eventuele problematiek van de

kinderen waar ze mee te maken hebben/hebben gehad)

- Hoe gaan pleegouders om met ongewenst gedrag? Hoe staan ze tegenover

lichamelijke straffen?

Criterium 5. Het inschatten van de uitwerking van het pleegouderschap op de

eigen situatie

- Wij verwachten dat pleegouders een goede inschatting kunnen maken wat de komst

van een pleegkind in hun gezin beteken?

- Kunnen de pleegouders aangeven wat goed bij hun situatie past en wat de

knelpunten kunnen zijn?

Page 287: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

287

Hier beschrijf je ook de punten uit “de huidige leefsituatie”

- rol geloof (bijv: gaan ze na de kerk, hoe vaak, bidden ze voor eten/slapen + idem

bijbellezen, hebben ze tv, computer, zijn er activiteiten die ze op zondag niet doen,

dragen vrouwen/meisjes ook broeken).

- hoe is de taakverdeling (qua werk, opvoeding vd kinderen, huishouden)

- belangrijke regels / normen en waarden in het gezin

- hoe vol/druk is hun leven, hoeveel tijd is er voor individuele aandacht (voor alle

kinderen)

- komen er veel mensen/kinderen bij pleegouders over de vloer / is er veel onverwachts

bezoek (zoete ‟‟inval”)? gaan ze zelf veel op bezoek / op pad, hoe besteden ze hun vrije

tijd?

- hoe zien den vakanties er doorgaans uit? (bijv huisje, kamperen, buitenland of nl,

wintersport)

- gezinssfeer (humor, praters, doeners, open/gesloten, warm, harmonieus, rustig/druk,

los zand/iedereen gaat z‟n eigen gang of veel verbondenheid/samenzijn)

- hebben pleegouders goed over dit criterium nagedacht? indruk hierover van de VIP-

trainers, maken ze een weloverwogen indruk, hebben ze nagedacht over de invloed

op de eigen kinderen?

- hebben ze goed over praktische zaken nagedacht, combinatie werk/pleegzorg

bijvoorbeeld (hoe ze dat precies willen doen beschrijven bij aanbod lijkt me)

- hebben pleegouders een goed netwerk waar ze op terug kunnen vallen in moeilijke

tijden?

7. Besluitvorming, aanbod en aanbevelingen bij de begeleiding van het pleegge-

zin:

a. Besluitvorming:

Geef antwoord op de 4 vragen en beschrijf ons advies.Als er getwijfeld wordt over de

vorm, beschrijf dan het proces en de uiteindelijke keuze.

b. Definitief aanbod

- bij een voorkeur voor jongen of meisje: aangeven waarom dit zo is en hoe zwaar

deze voorkeur meeweegt

- indien het aanbod qua leeftijd niet logischerwijze voortvloeit uit de leeftijden van de

eigen kinderen: toelichten waarom mensen voor een bepaalde leeftijdscategorie

kiezen

- hoeveel opvang is er nodig (voor een schoolgaand kind / voor een niet schoolgaand

kind)

- kunnen/willen pleegouders ouderschapsverlof opnemen? hoelang kunnen ze de eerste

tijd, vlak na plaatsing van een kind vrij nemen zodat er altijd iemand thuis is?

- welke vorm zal deze opvang hebben? (oppas aan huis, elders, crèche enz)

- bij handicaps: aangeven waar voor pleegouders de grens ligt (niet iedereen verstaat

onder een lichte verstandelijk handicap hetzelfde), als pleegouders open staan voor

kinderen met een (lichte) verstandelijke handicap: hebben pleegouders hier ook het

geduld voor, kunnen ze hun verwachtingen op dit vlak laag genoeg stellen (mn

belangrijk als pleegouders zelf hoogopgeleid zijn lijkt me); als pleegouders open

staan voor mlk-kinderen: hebben ze wel eens te maken gehad met moeilijk lerende

kinderen, hebben ze daar een goed beeld bij, weten ze wat dat met hen doet?

- bij risicobaby: aangeven wat pleegouders wel en niet zouden willen (bijv: verslaafd

geboren, veel te vroeg geboren, medische problemen, kans op HIV besmetting,

verstandelijk gehandicapte ouders, alcohol tijdens de zwangerschap) (eventueel ook

de reden aangeven)

- therapeutische pleegzorg: waarom wel of niet? (sommige pleegouders willen geen

Page 288: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

288

kind met zwaardere problematiek, andere zien meer op tegen intensieve begeleiding;

als pleegouders open staan voor TP, dan ook aangeven of je ook denkt dat ze dat

kunnen)

- met wat voor gedragsproblematiek denken ze om te kunnen gaan, wat lijkt hen

moeilijk maar zouden ze wel kunnen en wat zouden ze absoluut niet willen/kunnen?

- als het geloof een belangrijke rol speelt: mag een kind als het ouder (puberteit) wordt

ook zelf z‟n keuzes daarin maken, hoe zouden ze het vinden als een kind dan niet hun

richting volgt en kunnen ze een kind daar echt de vrijheid toe geven?) moet het kind

naar een christelijke school of is een openbare ook ok als dat een wens van ouders

is?

- denken ze om te kunnen gaan met een kind dat seksueel misbruikt is, of waarbij er

vermoedens zijn op dat vlak?

- als aanbod langdurend: staan ze ook open voor plaatsingen waarbij er nog wat

onzekerheid is over het perspectief (bijv een onderzoek naar de

opvoedingskwaliteiten van ouders dat nog loopt, maar waarvan de verwachting is dat

het negatief zal uitvallen)

c. Aanbevelingen van viptrainers en/of pleegouders bij de matching en

plaatsing

- Wat zien pleegouders zelf als aandachtspunten, waar willen ze graag hulp bij? - - Wat

zien de VIP-trainers als aandachtspunten?

Page 289: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

289

Samenvatting plaatsingsmogelijkheden Registratienummer : R

Contactpersoon :

Datum rapportage :

Aanvulling :

Vorm van pleegzorg: dagopvang

weekendopvang

vakantieopvang

crisisopvang

tijdelijk (1 à 2 jaar)

langdurend

Geslacht :

Leeftijd :

Verstandelijke handicap, licht :

Verstandelijke handicap, zwaar :

Lichamelijke handicap, licht :

Lichamelijke handicap, zwaar :

Speciaal onderwijs :

Therapeutische Pleegzorg :

Belastend oudercontact :

Risicobaby :

Meer dan 1 (aantal) :

Ervaring in pleegzorg :

Eigen kamer :

Huisdieren (welke) :

Eventuele bijzonderheden :

Page 290: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

290

7.1.7 Matchingsvoorstel

Datum :

Personalia kind

Achternaam :

Voornaam :

Geboortedatum :

Personalia pleeggezin

Naam :

Registratienummer :

Woonplaats :

Overwegingen

Pluspunten matching

-

-

-

Minpunten matching

-

-

-

Aandachtspunten (te bespreken met pleeggezin)

Openstaande vragen

Handtekeningen

Datum:

Bemiddelingsmedewerker:

Datum:

Afdelingsmanager:

Page 291: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

291

7.1.8 Matchingsbesluit

Datum :

Personalia kind

Achternaam :

Voornaam :

Geboortedatum :

Personalia pleeggezin

Naam :

Registratienummer :

Woonplaats :

Kennismakingstraject

Hoe heeft het kennismakingstraject eruit gezien?

Aandachtspunten

Op welke wijze zijn de aandachtspunten met het pleeggezin besproken?

Afspraken

Welke afspraken zijn daarover gemaakt?

Openstaande vragen

Zijn de nog openstaande vragen besproken en wat was daarvan de uitkomst?

Conclusie

Handtekeningen

Datum:

Pleegzorgbegeleider:

Datum:

Afdelingsmanager:

Page 292: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

292

7.2 Bijlagen: Opstarten netwerkzaken

7.2.1 Verslag netwerkonderzoek

7.2.2 Beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

7.2.3 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

7.2.4 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

Page 293: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

293

7.2.1 Verslag netwerkscreening

Algemene gegevens

Naam kind :

Geboortedatum :

Maatregel : vrijwillig / (V)OTS / voogdij

Pleegzorgbegeleider :

Afdelingsmanager :

Datum verslag :

Algemene gegevens pleeggezin

Naam pleegmoeder :

Telefoon :

Geboortedatum :

Beroep :

Nationaliteit :

Geboorteland :

Naam pleegvader :

Telefoon :

Geboortedatum :

Beroep :

Nationaliteit :

Geboorteland :

Adres pleeggezin :

:

Raadsverklaring

Datum aanvraag :

Datum ontvangst :

Gezondheidsverklaring

Datum aanvraag :

Datum ontvangst :

Page 294: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

294

Hoe is het kind in dit gezin terecht gekomen?

Beschrijf hoe het kind in dit gezin terecht is gekomen.

Beschrijf kort of het kind langdurig in dit gezin blijft of dat er sprake is van terug naar

huis.

Wat is het standpunt/de mening/de rol van ouders?

Bij oudere kinderen: Beschrijf mening/standpunt van het kind.

Zijn er hulpverlenende instanties betrokken (zoals BJZ, Waag, Lucertis, PsyQ, etc) die

een uitspraak hebben gedaan over de plaatsing van het kind in dit gezin?

Hoe zijn de omstandigheden binnen het pleeggezin?

Woonsituatie: Waar woont het pleeggezin (type huis/wijk), wie wonen er nog meer in

huis (bijvoorbeeld eigen kinderen), heeft het kind een eigen kamer.

Werksituatie: Wat voor werk doen pleegouders (wat voor dagritme hebben zij zelf). Wat

is het opleidingsniveau van pleegouders? Wat voor werk hebben ze in het verleden

gedaan?

Inkomen: Is het inkomen toereikend?

Beschrijf de omstandigheden in en rond het gezin:

Denk aan: Vrije tijd en sociale contacten van het gezin / fysiek welbevinden gezinsleden

/ relaties & emotioneel welbevinden van gezinsleden/ praktische en emotionele steun

(vanuit het netwerk)/ bredere verantwoordelijkheden en bevoegdheden / motivatie /

juridische vragen / geloofsovertuiging pleegouders en/of pleeggezin.

Hoe zijn de verhoudingen in het pleeggezin en in het netwerk?

Denk aan voorgeschiedenis en functioneren van pleegouders/ gehechtheidsverleden van

pleegouders / de bredere familie / de onderlinge verhoudingen (denk ook aan de

driehoeksverhoudingen van Choj) / contact ouder-kind / contact pleegouder-ouder /

hebben pleegouders oog voor loyaliteit van kind naar (biologische) ouders /

samenwerking pleeggezin en betrokken instanties (zoals BJZ, school, e.d.) / maak een

genogram.

Wat zijn de kwaliteiten en wat zijn de aandachtspunten van dit pleeggezin?

Beschrijf het opvoedklimaat en de specifieke opvoedingsvaardigheden van

pleegouders/pleeggezin. Denk aan: basale verzorging / garanderen veiligheid /

emotionele warmte/ stimuleren ontwikkeling van het kind / regels en grenzen

(disciplinering) / stabiliteit / gehechtheid kinderen / wijze van communicatie tussen

pleegouder(s) en pleegkind (open, positief, wederzijds begrip, benoemen)

Beschrijf hoe de pleegouders om gaan met eventuele bijzonderheden van het kind (of de

kinderen). Denk aan: Gezondheid / Cognitieve ontwikkeling / Emotionele- en

gedragsontwikkeling / Identiteit / Gezins- en sociale relaties. / Balans tussen draagkracht

en draaglast / reëel beeld van eventuele problematiek kind

Bij twijfel: Gebruik de beoordelingsboog!

Kwaliteiten:

-

-

Aandachtspunten:

-

Page 295: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

295

-

Deze aandachtspunten zullen in het hulpverleningsplan als doelen en/of in het

pleegouderbegeleidingsplan als aandachtspunten worden meegenomen.

Conclusie

Is dit gezin in staat is een goede opvoedingssituatie te bieden aan ?

Geef een korte onderbouwing van je conclusie door een samenvatting van de kwaliteiten

en aandachtspunten te geven. Zorg dat je daarbij antwoord geeft op de vragen uit de

kernbeslissing van Bureau Jeugdzorg.

In dit verslag is gebruik gemaakt van informatie verkregen uit gesprekken met

pleegouder(s), , ouder(s) en .

Met behulp van de „„checklist indicatoren veiligheid kind in netwerkpleegzorg‟‟ is de

veiligheid van in het pleeggezin in kaart gebracht.

In deze conclusie is antwoord gegeven op de vragen die gesteld zijn in de

kernbeslissing opgesteld voor Bureau Jeugdzorg d.d. .

De conclusie van dit verslag wordt naar Bureau Jeugdzorg gestuurd. Het

volledige verslag is alleen voor pleegouders bestemd en mag alleen met

toestemming van pleegouders verzonden worden naar derden.

Naam, datum en handtekening betrokkenen

Naam Datum Handtekening

Pleegvader

Pleegmoeder

Pleegzorgbegeleider

Afdelingsmanager

Page 296: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

296

7.2.2 Beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

Naam kind :

Geboortedatum :

Aspirant netwerkpleeggezin :

Registratienummer :

Naam pleegzorgbegeleider :

Datum :

Besluit

FlexusJeugd

plein

Motivatie

Specifieke

netwerk-

pleegouder-

kwaliteiten

Levensgeluk

Stabiliteit

netwerk

Risico-factoren

Protectieve

factoren

Belang van het kind

Mening ouders

Mening

netwerk-

onderzoeker

Mening

basisteam

Opvoedings-

kwaliteiten

1

4

7

10

11

2

3

5

6

8

9

12

NPM

NPV

Gezin

Overig

Mening kind

Wel/geen

plaatsing in

netwerk-

pleeggezin

13

Page 297: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

297

7.2.3 Scoringshulp beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

Naam kind :

Geboortedatum :

Aspirant netwerkpleeggezin :

Registratienummer :

Naam pleegzorgbegeleider :

Datum :

Nr Factor Uitspraak Score

1 Motivatie Aspirant netwerkpleegouders zijn goed gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en problemen tussen ouders en/of kind.

1

Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en van problemen tussen ouders en/of kind.

2

Aspirant netwerkpleegouders zijn enigszins gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en van problemen tussen ouders en/of kind.

3

Aspirant netwerkpleegouders zijn nauwelijks gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en van problemen tussen ouders en/of kind.

4

Aspirant netwerkpleegouders zijn niet gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van ouders en tussen ouders en/of kind.

5

Page 298: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

298

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

2 Opvoedings-kwaliteiten

a

Adequate verzorging. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Veilige fysieke directe omgeving.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Affectief klimaat. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Adequaat voorbeeldgedrag.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Interesse. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Beschikbaarheid. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4

Ongunstig/slecht 5 + /7 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1,tot 1,5 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over goede opvoedingskwaliteiten.

1

1,5 tot 2,5 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over redelijke opvoedingskwaliteiten.

2

2,5 tot 3 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over enige opvoedingskwaliteiten.

3

3,tot 4 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over matige opvoedingskwaliteiten.

4

4,tot 5 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over slechte opvoedingskwaliteiten.

5

Page 299: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

299

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

3 Specifieke netwerk-pleegouder-kwaliteiten

a

Reflectief en communicatief vermogen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Bereidheid en in staat tot samenwerking.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Inleving en stimulering; gedrag veranderen en/of begrenzen zonder fysieke of psychologische dwang.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Seksuele voorlichting. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Hechten en loslaten Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Begripvol en leerbaar. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Weerbaar. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4

Ongunstig/slecht 5 h Regie. Gunstig/goed 1

Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

i Oog houden voor het toekomstperspectief van het kind.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 +

/9 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1 tot 1,5 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over goede specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten.

1

1,5 tot 2,5 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over redelijke specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten.

2

2,5 tot 3 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over enige specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten.

3

3 tot 4 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over matige specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten.

4

4,tot 5 Aspirant netwerkpleegouders beschikken over slechte specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten.

5

Page 300: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

300

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

4 Levensgeluk

a

Van het leven te kunnen genieten.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Ambivalente of verstoorde relaties binnen de familie op een constructieve wijze te benaderen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Kwaliteit van de relaties met eigen ouders.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Omgaan met verliezen. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Arbeidssatisfactie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3

Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

h Financiële situatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

i Woonsituatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 +

/9 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1,tot 1,5 Aspirant netwerkpleegmoeder is gelukkig. 1 1,5 tot 2,5 Aspirant netwerkpleegmoeder is redelijk gelukkig. 2 2,5 tot 3 Aspirant netwerkpleegmoeder is enigszins gelukkig. 3 3,tot 4 Aspirant netwerkpleegmoeder is overwegend ongelukkig. 4 4,tot 5 Aspirant netwerkpleegmoeder is ongelukkig. 5

NPM

Page 301: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

301

Nr Factor Item Term Subscore Som Gemiddeld

4 Levensgeluk

a

Van het leven te kunnen genieten.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

b

Ambivalente of verstoorde relaties binnen de familie op een constructieve wijze te benaderen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

c Kwaliteit van de relaties met eigen ouders.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

d Kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

e Kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

f Omgaan met verliezen. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

g Arbeidssatisfactie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3

Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

h Financiële situatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5

i Woonsituatie. Gunstig/goed 1 Redelijk/voldoende 2 Ongewis/onzeker 3 Matig/onvoldoende 4 Ongunstig/slecht 5 +

/9 =

Totaal Gemiddeld Uitspraak Score

1 tot 1,5 Aspirant netwerkpleegvader is gelukkig. 1 1,5 tot 2,5 Aspirant netwerkpleegvader is redelijk gelukkig. 2 2,5 tot 3 Aspirant netwerkpleegvader is enigszins gelukkig. 3 3,tot 4 Aspirant netwerkpleegvader is overwegend ongelukkig. 4 4,tot 5 Aspirant netwerkpleegvader is ongelukkig. 5

NPV

Page 302: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

302

Nr Factor Uitspraak Score

5 Stabiliteit netwerk

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

1

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict.

2

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict.

3

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict.

4

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

5

Nr Factor Uitspraak Score

5 Stabiliteit netwerk

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

1

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict.

2

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of conflict.

3

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict.

4

De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

5

Gezin

Overig

Page 303: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

303

Nr Factor Type Item Aanwezig Score

6 Risicofactoren Ernstig Psychopathologie Ja* / Nee Alcohol/drugs-misbruik Ja* / Nee Gebrekkige opvoedingskennis en -vaardigheden

Ja* / Nee

Onrealistische verwachtingen van het kind Ja* / Nee Beperkte verstandelijke vermogens Ja* / Nee Verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis

Ja* / Nee

Jonge leeftijd Ja* / Nee Lichamelijke ziekte of handicap Ja* / Nee

Belem-merend

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op geen enkel item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3.

1

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op niet meer dan twee items een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan vier items een 3.

2

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op twee of drie items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3.

3

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op vier of vijf items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3.

4

Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt op zes item een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zeven items een 3.

5

Overig Geen steun van belangrijke personen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2

Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Jaloezie bij (één van) de kinderen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Ruzies tussen eigen kinderen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Ingrijpend te verwachten veranderingen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Financiële schulden. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Ruzies in het netwerk. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

Dogmatische levensovertuigingen. Afwezig 1 Nauwelijks aanwezig 2 Kans op aanwezig 3 Grote kans op aanwezig 4** Aanwezig 5**

* Indien één van deze factoren aanwezig is, wordt dit als zwaarwegend risico gezien en kan dit reden zijn aspirant netwerkpleegouders ongeschikt te vinden.

** Indien één of meer van de factoren als een 4 of 5 wordt beoordeeld, wordt dat cijfer ingevuld in het onderste hokje, ongeacht de score op de overige items.

Page 304: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

304

Nr Factor Uitspraak Score

7 Protectieve factoren

Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht; onmiddellijk beschikbare - emotionele en praktische – ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; gunstige levensomstandigheden; en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen daar ook van profiteren.

1

Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht; enige onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; redelijke levensomstandigheden; maar zijn enigszins terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden.

2

Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht; beperkte onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; beperkte levensomstandigheden; maar zijn wel bereid hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren.

3

Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht; beperkte onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; weinig gunstige levensomstandigheden; en zijn nog wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te profiteren.

4

Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht; weinig tot geen onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij familie, vrienden en/of buren; ongunstige levensomstandigheden; en zijn niet bereid hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren.

5

Nr Factor Uitspraak Score

8 Belang van het kind

Aspirant netwerkpleegouders zijn (of gaan) uit zichzelf actief bezig met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind in.

1

Aspirant netwerkpleegouders tonen zich bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en tonen begrip voor het belang van het kind op een duidelijk perspectief.

2

Aspirant netwerkpleegouders tonen zich matig bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind enigszins in.

3

Aspirant netwerkpleegouders tonen zich nauwelijks bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind niet echt in.

4

Aspirant netwerkpleegouders tonen zich niet bereid om zich bezig te (gaan) houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind helemaal niet in.

5

Nr Factor Uitspraak Score

9 Mening kind Kind wil heel graag bij netwerkpleegouders wonen. 1

Kind wil bij netwerkpleegouders wonen. 2

Kind twijfelt of hij bij netwerkpleegouders wil wonen. 3

Kind spreekt niet uit of hij bij netwerkpleegouders wil wonen. 4

Kind wil zeker niet bij netwerkpleegouders wonen. 5*

* Bij een score van 5 is er een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te gaan.

Nr Factor Uitspraak Score

10 Mening ouders Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

1

Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

2

Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

3

Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouders te fungeren

4

Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

5

Page 305: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

305

Nr Factor Uitspraak Score

11 Mening netwerk-onderzoeker

Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

1

Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

2

Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

3

Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

4

Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

5

Nr Factor Uitspraak Score

12 Mening basisteam

Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

1

Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

2

Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

3

Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders

ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

4

Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

5

Nr Factor Uitspraken Score

13 Besluit Flexus-Jeugdplein

Aspirant netwerkpleegouders zijn geschikt om als pleegouder te fungeren. 1 Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk geschikt om als pleegouder te fungeren.

2

Er bestaat gerede twijfel of aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

3

Aspirant netwerkpleegouders zijn minder geschikt om als pleegouder te fungeren.

4

Aspirant netwerkpleegouders zijn ongeschikt om als pleegouder te fungeren. 5

NB. - Bij een score van 2 worden aspirant netwerkpleegouders in principe

geschikt bevonden, maar worden er aandachtspunten voor de begeleiding

met de aspirant netwerkpleegouders vermeld in het

verslag netwerkscreening.

- Wanneer de aspirant netwerkpleegouders zich kunnen vinden in de punten

waarop een 2, 3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn

op die punten begeleid te worden, dan worden zij geschikt bevonden. Er

kan in dergelijke gevallen ook gesproken worden van voorlopige

geschiktheid, waarbij het resultaat van de begeleiding bijvoorbeeld over

een half jaar in ogenschouw wordt genomen. Wanneer dat goed is, dan

volgt definitieve geschiktheid. Wanneer dat niet het geval is, dan wordt de

voorlopige geschiktheid ingetrokken.

- Bij twijfel spitst de discussie zich toe op de 8e factor (belang van het kind).

Een scoring van 1, 2 of 3 op deze factor wordt als positief beschouwd. Het

bereiken van consensus met ouder en aspirant netwerkpleegouders over

een gericht toekomstperspectief (bijvoorbeeld voortzetting van de plaatsing

voor de periode van een half jaar, gevolgd door een alternatief) kan

aanleiding zijn om aan de plaatsing het voordeel van de twijfel toe te

kennen.

Page 306: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

306

7.2.4 Toelichting beoordelingsboog t.b.v. netwerkscreening

Geschiktheidsfactoren voor netwerkpleegouders

1. Motivatie

Er bestaan talloze motieven voor netwerkpleegouders om een kind van familie of vriendin

in hun gezin op te nemen. Netwerkpleegouderschap is zelden het gevolg van een

bewuste keuze die genomen wordt vanuit de wens om een actieve bijdrage te leveren

aan de opvoeding en ontwikkeling van een kind. De belangrijkste drijfveer vloeit meestal

voort uit de noodzaak om de ouder te helpen die niet langer zelf voor zijn kind kan

zorgen. Natuurlijk speelt ook zorg voor het welzijn van het kind een rol en kunnen de

aspirant netwerkpleegouders er een positieve uitdaging in zien om het kind in hun gezin

op te nemen. Aangezien zij het kind vaak al vanaf de geboorte kennen, weten zij meestal

wel wat hen te wachten staat met de opname van het kind in hun gezin. Uitgangspunt

voor de motivatie van netwerkpleegouders is dat zij vooral gemotiveerd dienen te zijn

om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen van en tussen ouders en

kind, zoals verwoord in het indicatiebesluit. Hebben zij alle hoop daartoe opgegeven en

wekken zij de indruk daar „goed‟ mee te kunnen leven, dan wordt dat als negatief

beschouwd.

2. Opvoedingskwaliteiten

De beoordeling van de opvoedingskwaliteiten van netwerkpleegouders wordt bepaald aan

de hand van diverse kwaliteiten. Aan elk van deze opvoedingskwaliteiten dient een cijfer

tussen 1 en 5 (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker,

4 = matig of onvoldoende en 5 = ongunstig of slecht) gegeven te worden en vervolgens

een gemiddelde score berekend te worden (totaalscore gedeeld door 7). De

opvoedingskwaliteiten waaraan voldaan dient te worden zijn:

a. Adequate verzorging is de zorg voor gezondheid en fysiek welbevinden

(bijvoorbeeld het beiden van ruimte, verwarming, kleding, persoonlijk eigendom,

voeding, inkomen, enz.), passend bij het pleegkind. Daarnaast ervaren de

pleegouders geen zorgen met betrekking tot deze conditie.

b. Veilige fysieke directe omgeving wordt geboden in de vorm van het bieden van

lichamelijke bescherming van het kind. Dat betekent afwezigheid van gevaar in de

woning en omgeving, afwezigheid van bedreigende toxische invloeden,

afwezigheid van mishandeling en afwezigheid van geweld in de directe omgeving

van het kind.

c. Affectief klimaat omvat geborgenheid, steun en begrip van de netwerkpleegouder,

passend bij het pleegkind en tot uiting komend in de relatie die het pleegkind met

zijn netwerkpleegouder heeft.

Op grond van de gesprekken tussen de netwerkscreener en aspirant netwerkpleegouders

bepaalt de netwerkscreener welke van onderstaande uitspraken het meest van

toepassing is en noteert het cijfer voor de betreffende uitspraak in het hokje bij de 1e

factor (motivatie).

1. Aspirant netwerkpleegouders zijn goed gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan

de oplossing van de problemen van ouders en/of kind.

2. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk gemotiveerd om een bijdrage te leveren

aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind.

3. Aspirant netwerkpleegouders zijn enigszins gemotiveerd om een bijdrage te leveren

aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind.

4. Aspirant netwerkpleegouders zijn nauwelijks gemotiveerd om een bijdrage te leveren

aan de oplossing van de problemen van ouders en/of kind.

5. Aspirant netwerkpleegouders zijn niet gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de

oplossing van de problemen van ouders en/of kind.

Page 307: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

307

d. Een ondersteunende en flexibele opvoedingsstructuur wordt bereikt door:

- voldoende regelmaat in het dagelijks leven;

- aanmoediging, stimulering, het geven van regels, het geven van inzicht in en

argumenten voor de gestelde grenzen en regels;

- het uitoefenen van controle op het gedrag van het pleegkind;

- het voldoende ruimte laten aan het pleegkind voor eigen wensen en vrijheid

voor eigen initiatief en experimenteren, evenals de vrijheid om over de structuur

te (leren) onderhandelen;

- het pleegkind niet meer verantwoordelijkheid te laten dragen dan het aankan en

zo binnen die begrenzing de gevolgen van zijn gedrag te laten ervaren en hiermee

de gevolgen in te leren schatten en gedrag af te wegen.

e. Adequaat voorbeeldgedrag van netwerkpleegouders omvat het gedrag, de wijze

van optreden en de waarden en normen van pleegouders die door het pleegkind

overgenomen worden en voor nu en later van belang zijn.

f. Interesse is het tonen van actieve belangstelling voor het pleegkind en zijn

leefwereld door de netwerkpleegouder(s).

g. Beschikbaarheid omvat de gelegenheid van één van de netwerkpleegouders om

zoveel mogelijk thuis te zijn, wanneer het kind thuis is. Indien dit niet mogelijk is,

dan wordt voor adequate opvang van het kind gezorgd.

NB. Indien de aspirant netwerkpleegouders op één van deze opvoedingskwaliteiten een 4

of 5 scoren, dan wordt dat bij de 6e geschiktheidsfactor (risicofactoren) als een risico

aangemerkt.

3. Specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten

Naast de gangbare opvoedingskwaliteiten dienen aspirant netwerkpleegouders over een

aantal aanvullende, specifieke pleegouderkwaliteiten te beschikken, die op een aantal

punten verschillen van die van bestandspleegouders. Aan elk van de negen onderstaande

specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 =

gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 = matig of

onvoldoende, 5 = ongunstig of slecht) en vervolgens wordt de gemiddelde score

berekend (totaalscore gedeeld door 9). De specifieke netwerkpleegouderkwaliteiten zijn:

a. Reflectief en communicatief vermogen in de vorm van open kunnen praten over

hun visie op de opvoeding van pleegkinderen, over de algehele familiesituatie die

tot de plaatsing heeft geleid, over hun eigen rol in deze situatie en over wat het

voor het kind betekent om (tijdelijk) bij familie of vrienden te wonen. Uiteraard

zijn ze ook in staat hun opvoeding aan te passen aan de behoeften van het kind.

b. Bereidheid en in staat tot samenwerking met ouders en overige familieleden van

het pleegkind, pleegzorgbegeleider, BJZ-werker, school en zonodig andere

instanties. Wanneer het contact met de ouders verbroken is, zijn de aspirant

Op grond van berekende gemiddelde wordt nagegaan welke van onderstaande

uitspraken bij de score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat,

genoteerd in het hokje bij de 2e factor (opvoedingskwaliteiten).

1. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over goede opvoedingskwaliteiten. → gemiddelde score van 1 tot 1,5

2. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over redelijke opvoedingskwaliteiten. → gemiddelde score van 1,5 tot 2,5

3. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over enige opvoedingskwaliteiten. → gemiddelde score van 2,5 tot 3

4. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over matige opvoedingskwaliteiten. → gemiddelde score van 3 tot 4

5. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over slechte opvoedingskwaliteiten. → gemiddelde score van 4 tot 5

Page 308: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

308

netwerkpleegouders van hun kant bereid zich in te spannen om dat contact te

herstellen.

c. Vermogen tot inleving in en stimulering van kinderen en het vermogen om

gedrag van kinderen te veranderen en/of te begrenzen zonder fysieke of

psychologische dwang te gebruiken.

d. Bereid en in staat zijn tot het geven van seksuele voorlichting en het

bespreekbaar maken van seksualiteit wanneer het pleegkind daar eventueel op

grond van zijn misbruikverleden behoefte aan heeft of dit op andere wijze nodig

is.

e. In staat zijn het kind te laten hechten in het gezin, maar ook weer kunnen

loslaten als het belang van het kind daarmee gemoeid is.

f. Zich begripvol (niet veroordelend) kunnen tonen ten opzichte van de problemen

van kind en ouders. Zij stellen zich leerbaar op in de pleegzorgbegeleiding en zij

kunnen nieuwe informatie integreren in hun visie en vaardigheden als opvoeder.

g. Weerbaar zijn, in de vorm van fysiek en geestelijk opgewassen zijn tegen

taakverzwaring die de opvoeding van een pleegkind met zich meebrengt,

tegenslagen kunnen verwerken (frustratietolerantie), omgaan met stress,

adequaat opkomen voor eigen belangen (geen slachtofferachtige of strijdachtige

levensinstelling) en onzekerheid kunnen hanteren met betrekking tot het

perspectief van de plaatsing.

h. Regie kunnen voeren over het eigen leven: doelen nastreven en realiseren en

open en helder zijn in hun bedoelingen.

i. Oog houden voor het toekomstperspectief van het kind, waarbij gestreefd wordt

in contacten met de familie maximale duidelijkheid te creëren over het

toekomstperspectief van het kind.

NB. Indien de aspirant netwerkpleegouders op één van deze

netwerkpleegouderkwaliteiten een 4 of 5 scoren, dan wordt dat bij de 6e factor

(risicofactoren) als een risico aangemerkt.

4. Levensgeluk

Het levensverhaal van de aspirant netwerkpleegouders afzonderlijk en gezamenlijk biedt

inzicht in hun levensgeluk. Bij de beoordeling daarvan dient het levensgeluk op negen

criteria beoordeeld te worden. Aan elk van deze criteria wordt een cijfer tussen 1 en 5

toegekend (1 = gunstig of goed, 2 = redelijk of voldoende, 3 = ongewis of onzeker, 4 =

Nadat het gemiddelde is berekend, wordt nagegaan welke van onderstaande uitspraken

bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de betreffende uitspraak staat

genoteerd in het hokje bij de 3e factor (specifieke netwerkpleegouderfactoren).

1. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over goede specifieke

netwerkpleegouderkwaliteiten. → gemiddelde score van 1 tot 1,5

2. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over redelijke specifieke

netwerkpleegouderkwaliteiten. → gemiddelde score van 1,5 tot 2,5

3. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over enige specifieke

netwerkpleegouderkwaliteiten. → gemiddelde score van 2,5 tot 3

4. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over matige specifieke

netwerkpleegouderkwaliteiten. → gemiddelde score van 3 tot 4

5. Aspirant netwerkpleegouders beschikken over slechte specifieke

netwerkpleegouderkwaliteiten. → gemiddelde score van 4 tot 5

Page 309: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

309

matig of onvoldoende, 5 = ongunstig of slecht) en wordt vervolgens de gemiddelde score

berekend (totaalscore gedeeld door 9). De beoordeling geschiedt voor de aspirant

netwerkpleegmoeder (NPM) en aspirant netwerkpleegvader (NPV) afzonderlijk, tenzij er

sprake is van alleenstaandheid. De criteria betreffende het levensgeluk zijn:

a. In staat zijn van het leven te kunnen genieten (positieve levenshouding;

goedgehumeurd; kunnen geven, delen en ontvangen; geen wrokhouding ten

opzichte van ouders of andere familieleden).

b. In staat zijn om de ambivalente of verstoorde relaties binnen de familie op een

constructieve wijze te benaderen (geen partij zijn in coalities die gericht zijn

tegen de ouders en niet al teveel lijden onder mogelijk verstoorde

familieverhoudingen).

c. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met eigen ouders.

d. Beoordeling van de kwaliteit van de (huwelijks)relatie.

e. Beoordeling van de kwaliteit van de relaties met eigen kinderen.

f. Kunnen omgaan met verliezen (echtscheiding, overlijden partners/familieleden,

werkeloosheid, enzovoorts).

g. Beoordeling arbeidssatisfactie of tevredenheid met pensionering.

h. Tevredenheid financiële situatie.

i. Tevredenheid woonsituatie (woning, buurt en omgeving).

NB. Indien de aspirant netwerkpleegouders op één van deze

netwerkpleegouderkwaliteiten een 4 of 5 scoren, dan wordt dat bij de 6e factor

(risicofactoren) als een risico aangemerkt.

5. Stabiliteit netwerk

Een plaatsing van een pleegkind in een netwerkpleeggezin heeft veel invloed op zowel

het gezin als het netwerk. De stabiliteit van zowel het gezin als netwerk, als de verdere

omgeving als netwerk, wordt hierbij aangesproken. Wanneer netwerkpleegzorg wordt

ingeschakeld is er bijna altijd sprake van langdurig verstoorde verhoudingen tussen

ouders en kind en/of van ernstige problemen bij de ouders. Ondanks deze problematiek

kan er dan toch van een stabiel netwerk gesproken worden, wanneer de betrokkenen het

eens zijn dat het kind op dit moment het meeste gebaat is bij een netwerkplaatsing.

Vaak ook kan deze problematiek het gehele familie of sociale netwerk ontwrichten, zeker

wanneer er geen werkelijke overeenstemming bestaat tussen ouders enerzijds en

aspirant netwerkpleegouders en overige familieleden anderzijds, over de noodzaak tot

plaatsing van het kind. Meestal zijn de ouders in deze situaties onder toezicht gesteld en

is ook de gezinsvoogd van mening dat het kind niet bij ouders kan wonen. Het gevolg is

dat de plaatsing of het reeds bestaande verblijf van het kind bij de netwerkpleegouders

onderwerp van (voortzetting van) de strijd wordt in de familie of in het sociale netwerk.

In dat geval spreken we van instabiliteit in het netwerk. Het getouwtrek om het kind

maakt dat het gehele systeem wankelt. De instabiliteit is het gevolg van de combinatie

Nadat het gemiddelde voor NPM en NPV berekend is, wordt nagegaan welke van

onderstaande uitspraken bij de gemiddelde score past en wordt het cijfer dat voor de

betreffende uitspraak staat genoteerd in de twee hokjes de 4e factor (levensgeluk).

1. Aspirant netwerkpleegouders zijn gelukkig. → gemiddelde score van 1 tot 1,5

2. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk gelukkig. → gemiddelde score van 1,5 tot 2,5

3. Aspirant netwerkpleegouders zijn enigszins gelukkig. → gemiddelde score van 2,5 tot 3

4. Aspirant netwerkpleegouders zijn overwegend ongelukkig. → gemiddelde score van 3 tot 4

5. Aspirant netwerkpleegouders zijn ongelukkig. → gemiddelde score van 4 tot 5

Page 310: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

310

van triades in-evenwicht en niet-in-evenwicht die optreden als gevolg van dubbele en

gespleten loyaliteitsproblemen in het netwerk.

6. Risicofactoren

De grootste risicofactoren voor pleegkinderen zijn, wanneer er bij pleegouders sprake is

van:

psychopathologie (impulsieve en agressieve persoonlijkheidsstoornis,

depressie, psychose);

misbruik van alcohol en/of drugs;

gebrekkige kennis en vaardigheden over opvoeding en ontwikkeling van

kinderen;

onrealistische verwachtingen van het kind;

beperkte verstandelijke vermogens (zwakbegaafdheid);

verwaarlozing of mishandeling in eigen voorgeschiedenis (30% meer kans);

jonge leeftijd;

lichamelijke ziekte of handicap.

Indien één van deze factoren aanwezig is, wordt dit als zwaarwegend risico gezien en

kan dit reden zijn aspirant netwerkpleegouders ongeschikt te bevinden. Er zijn echter ook

minder ernstige risicofactoren die belemmerend kunnen werken op de uitoefening van

De stabiliteit in het gezin als netwerk wordt weergegeven in onderstaande vijf

uitspraken. De netwerkscreener moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing

is voor de overige kinderen binnen het gezin en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak

staat in het bovenste hokje bij de 5e factor (stabiliteit in het netwerk).

1. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

2. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning

en/of conflict.

3. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp

van spanning en/of conflict.

4. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin matig geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning

en/of conflict.

5. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de overige kinderen binnen

het pleeggezin niet geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of

conflict.

De stabiliteit in het bredere netwerk wordt weergegeven in onderstaande vijf uitspraken.

De netwerkscreener moet nagaan welke uitspraak het meest van toepassing is voor het

netwerk en plaatst het cijfer dat voor die uitspraak staat in het onderste hokje bij de 5e

factor (stabiliteit in het netwerk).

1. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden

geaccepteerd en is geen onderwerp van spanning en/of conflict.

2. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden

redelijk geaccepteerd en is zo af en toe onderwerp van spanning en/of conflict.

3. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden

enigszins geaccepteerd en is zo met enige regelmaat onderwerp van spanning en/of

conflict.

4. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden matig

geaccepteerd en is regelmatig onderwerp van spanning en/of conflict.

5. De plaatsing van het kind in het netwerk wordt door de relevante netwerkleden niet

geaccepteerd en is voortdurend onderwerp van spanning en/of conflict.

Page 311: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

311

het netwerkpleegouderschap. De meeste risicofactoren komen aan het licht bij de

invulling van de schalen die voor de beoordeling van de 2e, 3e en 4e factor worden

gebruikt. Wordt op één of meer van de items op deze schalen een 4 of 5 gescoord dan

kan er sprake zijn van een (zeker) risico op dat specifieke punt. Wordt er een 3 gescoord

dan bestaat er tenminste twijfel over het risico. Bij de 6e factor (risicofactoren) worden

de potentiële risico‟s uit de voorafgaande schalen in één cijfer uitgedrukt.

7. Protectieve factoren

Naast gesignaleerde risico‟s die in voorafgaande schalen aan het licht zijn gekomen,

worden hieronder nog zeven risicofactoren genoemd. Deze factoren komen gedeeltelijk

overeen met de items die voor het bepalen van het levensgeluk zijn gebruikt, zij het dat

ze ditmaal op net iets andere en op negatieve wijze zijn geformuleerd. Deze score is in

zekere zin als een „dubbel check‟ te beschouwen: een lage score op levensgeluk en een

hoge score op (één van de) onderstaande items (of vice versa) zal zelden voorkomen en

wijst erop dat er iets heel specifieks aan de hand is. Aan elk van onderstaande

risicofactoren wordt een cijfer tussen 1 en 5 toegekend (1 = afwezig, 2 = nauwelijks

aanwezig, 3 = kans op aanwezig, 4 = grote kans op aanwezig, 5 = aanwezig). Indien

één of meer van de factoren als een 4 of 5 wordt beoordeeld, wordt dat cijfer ingevuld in

het onderste hokje. Dus één 4 of 5 op bijvoorbeeld „ruzies tussen eigen kinderen‟

betekent dat er in het onderste hokje bij de 5e factor (risicofactoren) een 4 of 5 wordt

ingevuld, ongeacht de score op de overige items.

a. Geen steun van belangrijke personen in het netwerk voor het opnemen van een

pleegkind.

b. Jaloezie bij (één van) de kinderen.

c. Ruzies tussen eigen kinderen.

d. Ingrijpende te verwachten veranderingen (verhuizing, wisseling of verlies van

baan, echtscheiding, stichten van opnieuw samengesteld gezin).

e. Financiële schulden.

f. Ruzies in het netwerk en/of met buren en/of scholen en/of instanties.

g. Dogmatische levensovertuigingen.

Een lage score op risicofactoren wijst in feite al op de aanwezigheid van protectieve

factoren. Protectieve factoren zijn bij de beoordeling van aspirant netwerkpleegouders

van belang, indien er zich tijdens de plaatsing moeilijkheden in het pleeggezin en/of met

het pleegkind voor gaan doen.

Op basis van eerder gesignaleerde risico‟s wordt in het bovenste hokje bij de 6e factor

(risicofactoren) een cijfer ingevuld dat voor één van de onderstaande uitspraken staat.

1. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt

op geen enkel item een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan twee items een 3.

2. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt

op niet meer dan twee items een 4 of 5 gescoord en/of op niet meer dan vier items

een 3.

3. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt

op twee of drie items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan vijf items een 3.

4. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt

op vier of vijf items een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zes items een 3.

5. Op de schalen die voor de boordeling van de 2e, 3e en 4e factor zijn gebruikt, wordt

op zes item een 4 of 5 gescoord en/of op meer dan zeven items een 3.

Page 312: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

312

8. Belang van het kind

Uitgangspunten voor de bepaling van het belang van het kind zijn dat het

toekomstperspectief voor het kind en alle netwerkleden volstrekt duidelijk is en dat de

ontwikkeling van het kind gebaat is bij de netwerkplaatsing. Juist omdat het kind bij

familie of vrienden verblijft, kan er een situatie ontstaan waarin het besluit over de

terugkeer naar huis van het kind op de lange baan wordt geschoven. Immers: “voorlopig

zit het hier goed!”. Wanneer het einde van dat „voorlopig‟ echter niet in zicht is, ontstaat

er voor het kind bestaansonzekerheid, ook al valt dat ogenschijnlijk niet aan het kind te

merken. Zeker wanneer de ouders en netwerkpleegouders geen aanstalten maken om

het kind terug te laten keren naar huis, zal het kind zich in de situatie schikken. Voor het

kind is het dan heel moeilijk om zich uit te spreken ten opzichte van de ouders en de

netwerkpleegouders. Aan de ene kan wil het de ouders beschermen, omdat het bang is

dat de ouders de opvoeding niet aan kunnen en dat het dan weer slechter met hen gaat.

Aan de andere kant wil het ook niet teleurgesteld worden dat de ouders zijn verzoek om

terugkeer afwijzen. Ten opzichte van de netwerkpleegouders wil het kind niet de indruk

wekken dat hij het daar niet naar zijn zin zou hebben. Dat maakt het voor hem moeilijk

om over terugkeer te beginnen, zeker als het kind merkt dat de netwerkpleegouders

plezier en geluk beleven aan zijn verblijf.

Ook de netwerkscreener kan voor dilemma‟s geplaatst worden. Wanneer hij van mening

is dat de ontwikkeling van het kind in het netwerkpleeggezin niet helemaal goed zal

kunnen verlopen, maar het alternatief is dat het kind voor langdurig residentieel verblijf

naar een instelling geplaatst dient te worden, dient hij als het ware „het minst slechte

advies‟ te geven. De netwerkscreener zal in dat geval argumenten verzamelen waarom

een residentiële plaatsing in een instelling al dan niet de voorkeur verdient ten behoeve

van de ontwikkeling van het kind. Indien ook maar enigszins mogelijk zal de

netwerkscreener hier ook over in gesprek gaan met het kind zelf.

In het hokje bij de 7e factor (protectieve factoren) wordt het cijfer ingevuld dat staat

voor de uitspraak die van toepassing is op de aspirant netwerkpleegouders.

1. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over veerkracht; onmiddellijk

beschikbare - emotionele en praktische – ondersteuning bij familie, vrienden en/of

buren; gunstige levensomstandigheden; en zijn bereid hulp te aanvaarden en kunnen

daar ook van profiteren.

2. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over voldoende veerkracht;

enige onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij

familie, vrienden en/of buren; redelijke levensomstandigheden; maar zijn enigszins

terughoudend in hun bereidheid hulp te aanvaarden, omdat ze dat niet nodig vinden.

3. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over enige veerkracht;

beperkte onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij

familie, vrienden en/of buren; beperkte levensomstandigheden; maar zijn wel bereid

hulp te aanvaarden en redelijk in staat daarvan te profiteren.

4. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken over minimale veerkracht;

beperkte onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij

familie, vrienden en/of buren; weinig gunstige levensomstandigheden; en zijn nog

wel bereid hulp te aanvaarden, maar lijken nauwelijks in staat om daarvan te

profiteren.

5. Aspirant netwerkpleegouders (en pleegkind) beschikken niet over veerkracht; weinig

tot geen onmiddellijk beschikbare – emotionele en praktische – ondersteuning bij

familie, vrienden en/of buren; ongunstige levensomstandigheden; en zijn niet bereid

hulp te aanvaarden en lijken daar ook niet van te kunnen profiteren.

Page 313: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

313

9. Mening kind

Om de slagingskans van de plaatsing juist te kunne beoordelen is het belangrijk dat de

mening van het kind meegenomen wordt in de weging van de totale beoordeling van

geschiktheid van aspirant netwerkpleegouders. Geadviseerd wordt kinderen vanaf de

leeftijd van 12 jaar op deze wijze te vragen naar hun mening.

1. Kind wil heel graag bij netwerkpleegouders wonen.

2. Kind wil bij netwerkpleegouders wonen.

3. Kind twijfelt of hij bij netwerkpleegouders wil wonen.

4. Kind spreekt niet uit of hij wil wonen bij netwerkpleegouders

5. Kind wil zeker niet bij netwerkpleegouders wonen*

* Een score van 5 wordt gezien als een zwaarwegend risico om tot plaatsing over te

gaan.

10. Mening ouders

Om de slagingskans van de plaatsing juist te kunnen beoordelen, dient hierin de mening

van ouders eveneens meegenomen te worden.

Voor de beoordeling van het toekomstperspectief en daarmee de ontwikkeling van het

kind, wordt gebruik gemaakt van onderstaande uitspraken. Bij de 8e factor (belang van

het kind) wordt het cijfer ingevuld dat staat voor de uitspraak die van toepassing is op de

aspirant netwerkpleegouders.

1. Aspirant netwerkpleegouders zijn (of gaan) uit zichzelf actief bezig met het bepalen

van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan voor het kind in.

2. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich bereid om zich bezig te (gaan) houden met

het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en tonen begrip voor het

belang van het kind op een duidelijk perspectief.

3. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich matig bereid om zich bezig te (gaan) houden

met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan

voor het kind enigszins in.

4. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich nauwelijks bereid om zich bezig te (gaan)

houden met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang

hiervan voor het kind niet echt in.

5. Aspirant netwerkpleegouders tonen zich niet bereid om zich bezig te (gaan) houden

met het bepalen van het toekomstperspectief van het kind en zien het belang hiervan

voor het kind helemaal niet in.

In het hokje bij de 9e factor (mening ouders) wordt het cijfer geplaatst wat overeenkomt

met één van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het gehele

basisteam overeenstemming te bestaan.

1. Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als

pleegouder te fungeren.

2. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om

als pleegouder te fungeren.

3. Ouders zijn er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt

zijn om als pleegouder te fungeren.

4. Ouders zijn er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn

om als pleegouders te fungeren

5. Ouders zijn er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als

pleegouder te fungeren.

Page 314: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

314

11. Mening netwerkscreener

Nadat de eerste acht factoren zijn ingevuld, ziet de netwerkscreener in één oogopslag

hoe de samenhang tussen de verschillende factoren met betrekking tot de geschiktheid

van aspirant netwerkpleegouders eruit ziet. Hij is zich ervan bewust dat de scores niet

allemaal even objectief zijn, maar tot stand zijn gekomen door subjectieve interpretatie

van keuzemogelijkheden op schalen, waarmee de verschillende factoren beoordeeld zijn.

Bij het expliciteren van de eigen mening van de netwerkscreener wordt een inschatting

gemaakt van het gewicht dat wordt toegekend aan de relevantie van de cijfers voor de

afzonderlijke factoren én er wordt een inschatting gemaakt van de relevantie van de

onderlinge samenhang tussen deze factoren. Bij die inschatting laat de netwerkscreener

ook zijn kennis, ervaring en intuïtie meespreken. Geëist wordt dat hij zijn interpretatie

met argumenten kan onderbouwen.

12. Mening basisteam

De mening van het basisteam, inclusief de gedragsdeskundige, wordt op dezelfde wijze

bepaald als bij de netwerkscreener. De netwerkscreener beschikt over meer informatie

en indrukken dan het basisteam, die hun mening moeten baseren op rapportage en

andere informatie van de netwerkscreener. De mate van nabijheid tot de aspirant

netwerkpleegouders varieert dus. Juist door dit verschil in afstand wordt voorkomen dat

het intensieve contact van de netwerkscreener tot ongewenste of al te subjectieve voor-

of afkeur leidt.

De netwerkscreener vult het hokje in bij de 10e factor (mening netwerkscreener) met het

cijfer dat voor één van de hierna beschreven uitspraken staat. Wanneer er meerdere

netwerkscreeners zijn geweest, dan wordt door beide netwerkscreeners een passende

uitspraak gekozen en afzonderlijk bij de 10e factor (mening netwerkscreener) geplaatst.

1. Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als

pleegouder te fungeren.

2. Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als

pleegouder te fungeren.

3. Ik ben er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om

als pleegouder te fungeren.

4. Ik ben er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om

als pleegouder te fungeren.

5. Ik ben er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om als

pleegouder te fungeren.

In het hokje bij de 11e factor (mening basisteam) wordt het cijfer geplaatst wat

overeenkomt met één van de hierna beschreven uitspraken. Hierover dient binnen het

gehele basisteam overeenstemming te bestaan.

1. Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om

als pleegouder te fungeren.

2. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders geschikt

zijn om als pleegouder te fungeren.

3. Het basisteam is er niet zeker van (twijfel) dat de aspirant netwerkpleegouders

geschikt zijn om als pleegouder te fungeren.

4. Het basisteam is er redelijk zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt

zijn om als pleegouder te fungeren.

5. Het basisteam is er zeker van dat de aspirant netwerkpleegouders ongeschikt zijn om

als pleegouder te fungeren.

Page 315: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

315

13. Besluit FlexusJeugdplein

Op basis van de ingevulde beoordelingsboog wordt de mate van geschiktheid van de

aspirant netwerkpleegouders vastgesteld.

Bij een score van 2 worden aspirant netwerkpleegouders in principe geschikt bevonden,

maar er worden wel aandachtspunten voor de begeleiding met de aspirant

netwerkpleegouders bespreken.

Wanneer de aspirant netwerkpleegouders zich kunnen vinden in de punten waarop een 2,

3 of 4 bij de afzonderlijke factoren is gescoord en bereid zijn op die punten begeleid te

worden, dan worden zij geschikt bevonden. Er kan in dergelijke gevallen ook gesproken

worden van voorlopige geschiktheid, waarbij het resultaat van de begeleiding

bijvoorbeeld over een half jaar in ogenschouw wordt genomen. Wanneer dat goed is, dan

volgt definitieve geschiktheid. Wanneer dat niet het geval is, dan wordt de voorlopige

geschiktheid ingetrokken.

Bij twijfel spitst de discussie zich toe op de 8e factor (belang van het kind). Een scoring

van 1, 2 of 3 op deze factor wordt als positief beschouwd. Het bereiken van consensus

met ouder en aspirant netwerkpleegouders over een gericht toekomstperspectief

(bijvoorbeeld voortzetting van de plaatsing voor de periode van een half jaar, gevolgd

door een alternatief) kan aanleiding zijn om aan de plaatsing het voordeel van de twijfel

toe te kennen.

Er wordt bij de 12e factor (besluit FlexusJeugdplein) een cijfer ingevuld dat voor één van

de volgende uitspraken staat.

1. Aspirant netwerkpleegouders zijn geschikt om als pleegouder te fungeren.

2. Aspirant netwerkpleegouders zijn redelijk geschikt om als pleegouder te fungeren.

3. Er bestaat gerede twijfel of aspirant netwerkpleegouders geschikt zijn om als

pleegouder te fungeren.

4. Aspirant netwerkpleegouders zijn minder geschikt om als pleegouder te fungeren.

5. Aspirant netwerkpleegouders zijn ongeschikt om als pleegouder te fungeren.

Page 316: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

316

7.3 Bijlagen: Nieuwe plaatsing

7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek

7.3.2 Checklist afspraken nieuwe (over)plaatsing

7.3.3 Checklist nieuwe plaatsing

7.3.4 Pleegzorgcontract

7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst FlexusJeugdplein – pleegouders

Page 317: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

317

7.3.1 Gespreksverslag kennismakingsgesprek

Datum :

Aanwezigen :

Naam pleegkind :

Geboortedatum pleegkind :

Naam aspirant pleegouders :

Adres aspirant pleegouders :

Soort plaatsing : Perspectiefzoekende bestandsplaatsing

: Perspectiefbiedende bestandsplaatsing

: Anders, namelijk

Plaatsende instantie :

BJZ-werker :

Pleegzorgbegeleider crisis :

Pleegzorgbegeleider regulier :

In het kennismakingsgesprek heeft overleg plaats gevonden rond een mogelijke

langdurige plaatsing van bij de familie . Het doel van het gesprek was om

de aspirant pleegouders te informeren over ; zijn/haar familie; het verloop van de

kennismakingsperiode; de contacten met Bureau Jeugdzorg en de begeleiding vanuit

FlexusJeugdplein.

Hulpverleners

Beschrijf hier welke hulpverleners betrokken zijn (BJZ-werker, begeleiders pleegzorg,

enz.), wat hun naam, functie, enz. is en wat de aspirant pleegouders van hen kunnen

verwachten.

Voorgeschiedenis

Beschrijf hier beknopt de voorgeschiedenis van het pleegkind.

Familiecontacten

Beschrijf hier de situatie en mogelijke bezoekregeling (of verwachtingen op dit gebied)

van de moeder, de vader, eventuele broertjes en zusjes en mogelijk overige betrokken

familieleden of belangrijke derden. Maak hiervoor desnoods aangepaste tussenkopjes.

Moeder

Vader

Broers en/of zussen

Overige familieleden

Belangrijke derden

Huidige situatie

Beschrijf hier de huidige situatie van het pleegkind. Het is vooral van belang te

beschrijven welk gedrag de aspirant pleegouders van het kind kunnen verwachten. De

Page 318: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

318

verschillende ontwikkelingsgebieden (fysiek, cognitief, sociaal en emotioneel) kunnen

hierbij als hulpmiddel dienen.

Aandachtspunten pleeggezin

Beschrijf hier de aandachtspunten zoals deze in het matchingsvoorstel en tijdens het

kennismakingsgesprek aan de orde zijn gekomen en wat hierover besproken en

afgesproken is.

Begeleiding

Beschrijf hier wat de aspirant pleegouders kunnen verwachten aan begeleiding wanneer

er daadwerkelijk tot plaatsing over gegaan zal worden. Denk hierbij aan de huisbezoeken

van de pleegzorgbegeleider, de evaluaties, de zorgteams, enz.

Praktische zaken

Beschrijf hier de besproken praktische zaken, zoals wie het gezag heeft, hoe het zit met

de verzekeringen, enz.

Kennismakingsperiode

Beschrijf hier hoe de kennismakingsperiode eruit zal zien mits iedereen bij deze stappen

akkoord gaat. De kennismakingsperiode moet beschreven worden inclusief de

bedenkmomenten en alle afspraken wie wanneer aanwezig is en wie wanneer contact

met elkaar opneemt en met welk doel.

Page 319: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

319

7.3.2 Checklist afspraken nieuwe (over)plaatsing

Naam kind :

Geboortedatum :

Naam pleeggezin :

Voorgenomen plaatsingsdatum :

Naam BJZ-werker :

Naam pleegzorgbegeleider :

Datum :

1. Kennismakingsplanning

Personen Gepland voor Plaatsgevonden op

Pleegzorgbegeleider - BJZ-werker

Pleegzorgbegeleider - BJZ-werker –

Pleegouders

Pleegouders – Ouders

Pleegouders – Kind

Eigen kinderen pleegouders – Kind

Eventuele opmerkingen :

2. Pleegzorgcontract en samenwerkingsovereenkomst

Opgesteld op Eventueel besproken op Ondertekend op

3. Hulpverleningsplan

Opgesteld op Naar gd-er op Besproken op Ondertekend op

4. Pleegouderband

Afgegeven op :

5. Afspraken kind-oudercontact

Vorm :

Frequentie :

Duur :

Plaats :

Begeleiding :

Bijzonderheden :

6. Begeleidingsgesprekken met de pleegouders

Frequentie :

7. Verdere afspraken rond contact

Personen Frequentie Plaats Bijzonderheden

Kind – oorspronkelijk milieu

BJZ-werker – oorspronkelijk

milieu

BJZ-werker – kind

BJZ-werker – pleeggezin

BJZ-werker –

pleegzorgbegeleider

Pleegzorgbegeleider – kind

Overige afspraken:

school / werk, door :

huisarts / specialist, door :

therapeut, door :

Page 320: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

320

8. Overige afspraken/aandachtspunten

Page 321: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

321

7.3.3 Checklist nieuwe plaatsing

Naam kind :

Geboortedatum :

Naam pleeggezin :

(Voorgenomen) plaatsingsdatum :

Naam BJZ-werker :

Naam pleegzorgbegeleider :

Datum :

Deze checklist is bruikbaar bij nieuwe plaatsingen. Het dient als hulpmiddel om zorg te

dragen dat alle formaliteiten rond de plaatsing afgesproken, geregeld en overgedragen

worden.

1. Bevolkingsregister Afgerond

draagt zorg voor het uit- en inschrijven in het bevolkingsregister.

2. Persoonsdocumenten

Afgerond

Het kind bezit:

Paspoort

Identiteitskaart

Verblijfsvergunning

Overigen, namelijk

De persoonsdocumenten zijn in het bezit van .

De persoonsdocumenten dienen na de plaatsing beheerd te worden door (in

principe de pleegouders waar het kind woont).

draagt er zorg voor dat de persoonsdocumenten op de juiste plaats komen.

3. Adreswijziging

Afgerond

Mensen uit de omgeving van het kind die worden ingelicht over de (over)plaatsing.

Naam

Adres

Telefoonnummer

E-mail

Ingelicht door

Wijze van inlichten Schriftelijk

Mondeling

Schriftelijk

Mondeling

Schriftelijk

Mondeling

4. Medische gegevens

Afgerond

Huisarts Specialist Overigen

Naam

Adres

Telefoonnummer

E-mail

Ingelicht door

Page 322: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

322

5. Tandheelkundige zorg Afgerond

Tandarts Orthodontist Overigen

Naam

Adres

Telefoonnummer

E-mail

Ingelicht door

6. Consultatiebureau Afgerond

De inentingskaart is in het bezit van .

De inentingskaart dient na de plaatsing beheerd te worden door (in principe de

pleegouders waar het kind woont).

draagt er zorg voor dat de inentingskaart op de juiste plaats komt.

Huidige consultatiebureau Nieuwe consultatiebureau

Naam

Adres

Telefoonnummer

E-mail

Ingelicht door

Wijze van inlichten Schriftelijk

Mondeling

Schriftelijk

Mondeling

7. Ziektekosten verzekering

Afgerond

Naam :

Polisnummer :

Type verzekering :

Adres :

:

Telefoonnummer :

E-mailadres :

Adreswijziging doorgegeven door .

8. Overige verzekeringen Afgerond

Naam :

Polisnummer :

Type verzekering : WA-verzekering

Adres :

:

Telefoonnummer :

E-mailadres :

Adreswijziging doorgegeven door .

Naam :

Polisnummer :

Type verzekering : Begrafenisverzekering

Adres :

:

Telefoonnummer :

E-mailadres :

Page 323: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

323

Adreswijziging doorgegeven door .

Naam :

Polisnummer :

Type verzekering : Levensverzekering

Adres :

:

Telefoonnummer :

E-mailadres :

Adreswijziging doorgegeven door .

Naam :

Polisnummer :

Type verzekering :

Adres :

:

Telefoonnummer :

E-mailadres :

Adreswijziging doorgegeven door .

9. Financiële gegevens

Afgerond

heeft een (spaar)rekening bij , rekeningnummer , die wordt

beheerd door . Na de plaatsing dient deze beheerd te worden door .

draagt er zorg voor dat alle financiële documenten op de juiste plaats komen.

draagt er zorg voor dat de bank ingelicht wordt van de adreswijziging.

10. Schoolgegevens Afgerond

Naam :

Adres :

:

Telefoonnummer :

Email :

Groep :

Leerkracht :

Uitgeschreven door:

11. Diploma‟s Afgerond

Het kind bezit:

Zwemdiploma‟s :

Schooldiploma‟s :

Overige diploma‟s :

De diploma‟s zijn in het bezit van .

De diploma‟s dienen na de plaatsing beheerd te worden door .

draagt er zorg voor dat de diploma‟s op de juiste plaats komen.

12. Lidmaatschappen Afgerond

Het kind is lid van:

Sportvereniging: (sport: ).

draagt zorg voor uitschrijving van deze sportvereniging.

draagt zorgt voor de inschrijving bij een nieuwe sportvereniging.

Page 324: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

324

Muziekvereniging of –school: (instrument: ).

draagt zorg voor uitschrijving van deze muziekvereniging of-school.

draagt zorgt voor de inschrijving bij een nieuwe muziekvereniging

of-school.

Club: (type: ).

draagt zorg voor uitschrijving van deze club.

draagt zorgt voor de inschrijving bij een nieuwe club.

13. Eigendommen

Afgerond

Het kind is in het bezit van en neemt mee naar het nieuwe pleeggezin:

Voldoende kleding en schoenen

Fiets

Meubels (namelijk , , en )

Speelgoed (waaronder , , , enz.)

Knuffel(s)

Foto‟s

Verjaardagskalender

Adresboek

Dagboek

Brieven/kaarten

Boeken

Knutselwerkjes

Verzameling (namelijk )

draagt er zorg voor dat deze eigendommen uiterlijk op bij het nieuwe

pleeggezin zijn.

Page 325: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

325

7.3.4 Pleegzorgcontract

Stichting FlexusJeugdplein

Adres : Diergaardesingel 71

Postcode : 3014 AE Rotterdam

Telefoon : 010-2718888

Pleegzorgbegeleider :

Afdeling : Pleegzorg

Pleegouders

Naam en voorletter(s) :

Geboortedatum en –plaats :

Naam en voorletter(s) :

Geboortedatum en –plaats :

Adres :

Postcode en plaats :

Telefoon : Giro/bankrekening :

Uitvoerder ondertoezichtstelling/voogdij of ouder(s) met gezag of voogd

Naam :

Adres :

Postcode en plaats :

Telefoon :

De Stichting FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) komen, met inachtneming van de

Regeling Pleegzorg het volgende overeen:

1. Aanvang van het contract

Met ingang van vangt het contract aan met betrekking tot de minderjarige:

Naam :

Voornamen :

Roepnaam :

Geboortedatum :

Geboorteplaats :

Hierna te noemen het pleegkind, is/wordt opgenomen in het gezin van de pleegouder(s).

2. Omvang van het contract

Het pleegkind is, op basis van het indicatiebesluit, bij aanvang van het contract in het

gezin van de pleegouder(s) geplaatst:

Voltijd contractbasis

Deeltijd contractbasis, te weten … uur per maand/week

3. Aard van de plaatsing

De aard van de pleeggezinplaatsing is, mede gelet op het indicatiebesluit, bij aanvang

van het contract:

crisis

observatiediagnostiek

uitwijk

perspectiefzoekend

Page 326: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

326

perspectiefbiedend

weekend / deeltijd

vakantie

anders, namelijk:

4. Wettelijk kader bij aanvang van het contract:

Vrijwillige plaatsing

Plaatsing in het kader van voogdij

Plaatsing in het kader van de ondertoezichtstelling

5. Duur van het contract

De duur van het contract is voor ten hoogste de termijn aangegeven in het

indicatiebesluit “verblijf pleeggezin”.

Indien er sprake is van een crisisplaatsing dan is de duur van het contract maximaal vier

weken.

6. Automatische verlenging

Wanneer er een indicatie voor “verblijf pleeggezin” bestaat, dan wordt het contract in

aansluiting op de indicatie automatisch verlengd en wel voor de termijn dat de nieuwe

indicatie geldig is.

7. Beëindiging van het contract

Het contract eindigt door:

a. beëindiging van de plaatsing;

b. het verstrijken van de termijn van het contract;

c. ontbinding met wederzijds goedvinden;

d. tussentijdse opzegging door één van de partijen;

e. ontbinding door de rechter.

Beëindiging van het contract dient altijd schriftelijk plaats te vinden.

8. Samenwerkingsovereenkomst

Tussen FlexusJeugdplein en de pleegouders is een samenwerkingsovereenkomst van

kracht waarin de verplichtingen van FlexusJeugdplein en de verplichtingen van

pleegouders in op zijn genomen.

De samenwerkingsovereenkomst is overeengekomen op:

9. Overige bepalingen

Omgangsregeling

FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) geven uitvoering aan de vastgelegde, dan wel door

de rechter vastgestelde, omgangsregeling van de ouder(s) en het pleegkind dan wel

andere betrokkenen die in nauwe persoonlijke betrekking staan tot het pleegkind.

In/uitschrijving in/uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA)

De pleegouder(s) draagt / dragen er zorg voor dat het pleegkind binnen een week na

plaatsing wordt ingeschreven in de GBA van de woonplaats. Na beëindiging van de

plaatsing draagt / dragen de pleegouders er zorg voor dat het pleegkind binnen een week

wordt uitgeschreven uit de GBA van hun woonplaats. (Niet van toepassing bij weekend /

deeltijd / Vakantieopvang).

Page 327: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

327

Privacy

FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) gaan zorgvuldig en vertrouwelijk om met de

gegevens die de persoonlijke levensfeer van betrokkenen betreffen. Deze verplichting

geldt ook na het vertrek van het pleegkind uit het pleeggezin.

Vergoeding

FlexusJeugdplein verleent op basis van dit contract aan de pleegouder(s) een vergoeding

verbonden aan de verzorging en opvoeding van het pleegkind. Deze vergoeding wordt

verleend overeenkomstig de Regeling Pleegzorg.

De pleegouder(s) verschaft / verschaffen op verzoek van FlexusJeugdplein alle

noodzakelijke informatie in verband met de vaststelling van de pleegvergoeding.

Betrokkenheid pleegkind

FlexusJeugdplein en de pleegouder(s) betrekken het pleegkind overeenkomstig zijn /

haar beoordelingsvermogen bij voor hem / haar belangrijke aangelegenheden en

beslissingen. Het pleegkind van 12 jaar en ouder wordt in ieder geval betrokken bij voor

hem / haar belangrijke aangelegenheden, tenzij hij / zij niet in staat kan worden geacht

tot een redelijke waardering van zijn / haar belangen.

10. Slotbepaling

FlexusJeugdplein verschaft een afschrift van dit contract aan de pleegouder(s).

Aldus overeengekomen te:

Handtekeningen

Datum:

Pleegouder:

Datum:

Pleegouder:

Datum:

Afdelingsmanager:

Page 328: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

328

7.3.5 Samenwerkingsovereenkomst

FlexusJeugdplein - Pleegouders

FlexusJeugdplein, organisatie voor jeugdhulpverlening, vertegenwoordigd door:

De heer P. Toet, clustermanager afdeling pleegzorg

en pleegouder(s):

dhr./mevr.

dhr./mevr.

verklaren op akkoord te gaan met de overeenkomst zoals als volgt is

weergegeven:

Algemeen

Pleegzorg vindt haar vertrekpunt in het werken vanuit het belang van het kind. De

pleegzorgvisie is dan ook gebaseerd op de universele verklaring van de rechten van het

kind. De zorg voor kinderen kan alleen goed tot zijn recht komen wanneer alle

betrokkenen vanuit wederzijds respect samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en

het eerbiedigen van de rechten van alle betrokkenen (het kind, diens ouders, de

pleegouders en de medewerkers van FlexusJeugdplein).

Het is niet mogelijk om vooraf over alle mogelijke voorkomende situaties afspraken vast

te leggen. Het uitgangspunt is dat de betrokkenen met elkaar overleggen bij

onduidelijkheden en dat er in redelijkheid gehandeld wordt.

Voor alle medewerkers van FlexusJeugdplein gelden dezelfde verplichtingen tegenover de

pleegouders. Dit is de reden waarom er geen specifieke functienamen in deze

overeenkomst zijn opgenomen.

Ten aanzien van de wederzijdse rechten en verplichtingen tussen FlexusJeugplein en

pleegouders gelden de volgende bepalingen:

Verplichtingen van FlexusJeugdplein ten aanzien van de pleegouders.

1.1 Pleegouders hebben recht op continuïteit in begeleiding. “Wachtende” en

“rustende” pleegouders hebben recht op periodiek contact.

1.2 FlexusJeugdplein legt van alle pleeggezinnen een dossier aan met de

basisgegevens en het pleeggezinverslag. Dit dossier is ter inzage voor

pleegouders. De pleegouders worden geïnformeerd over het dossierbeleid.

1.3 FlexusJeugdplein maakt van ieder pleeggezin een pleeggezinverslag bij de

afronding van de voorbereidings- en selectieprocedure. Het pleeggezinverslag

bevat een beschrijving van het pleeggezin ten behoeve van de matching evenals

afspraken over de samenwerking, aandachtspunten voor de begeleiding en over

de wenselijkheid van aanvullende deskundigheidsbevordering.

1.4 FlexusJeugdplein evalueert de samenwerking tussen pleegouders en

FlexusJeugdplein tenminste één maal per jaar en na het afronden van een

plaatsing. Verslaglegging is aanvulling op eerdere pleeggezinverslagen en wordt

bewaard in het pleeggezindossier.

Page 329: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

329

1.5 FlexusJeugdplein zorgt ervoor dat pleegouders hun taak zo goed mogelijk kunnen

uitvoeren. Er wordt in ieder geval informatie, opvoedingsondersteuning en

deskundigheidsbevordering geboden.

1.6 FlexusJeugdplein betrekt pleegouders bij het opstellen of wijzigen van het

instellingsbeleid via de pleegouderraad (POR) en in het periodieke overleg met de

regionale afdeling van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP). De

positie van de pleegouderraad is geregeld in het POR-reglement.

1.7 FlexusJeugdplein biedt pleegouders informatie over de wettelijke en financiële

regelingen, bijvoorbeeld de klachtenregeling, het privacyreglement,

mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering, verzekeringen, bijzondere

kosten, extra vergoedingen, procedures en dergelijke. De informatie wordt

geboden door middel van de pleeggezinbegeleider, folders, internetsite,

nieuwsbrief en een abonnement op Jeugd (z)Onder Dak en Mobiel, het tijdschrift

voor pleeggezinnen. Daarnaast is er een helpdesk beschik- en bereikbaar.

1.8 FlexusJeugdplein beantwoordt vragen van pleegouders zo spoedig mogelijk. De

pleegouder die belt tijdens kantooruren wordt zoveel mogelijk dezelfde dag te

woord gestaan en er wordt zonodig een beantwoordingtermijn afgesproken. Er is

overleg over de urgentie van de vraag en de mogelijkheden van de betreffende

medewerker. Bij een crisissituatie wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld en is

indien nodig een van de andere medewerkers beschikbaar.

1.9 FlexusJeugdplein heeft een 24-uurs bereikbaarheidsdienst, ingevuld door

professionals van het Bureau jeugdzorg Rotterdam, welke beschikbaar is voor

dringende vragen van pleegouders buiten kantooruren.

1.10 FlexusJeugdplein en de pleegouders sluiten bij aanvang van de plaatsing van een

kind een pleegzorgcontract. Hierin staan afspraken over het doel, de aard en de

duur van de plaatsing. Het hulpverleningsplan voor een pleegkind is

richtinggevend voor het doel van de plaatsing. Het hulpverleningsplan is uiterlijk 6

weken na aanvang van de hulpverlening beschikbaar. Van dit hulpverleningsplan

mag niet eenzijdig worden afgeweken. Pleegouders worden evenals ouders en

jongeren vanaf 12 jaar, betrokken bij het opstellen van het hulpverleningsplan.

Op het gebied van de begeleiding en samenwerking met de pleegouders geeft het

pleeggezinverslag (zie art 1.3) de richtlijnen.

1.11 FlexusJeugdplein biedt professionele begeleiding tijdens een plaatsing.

Pleegouders kunnen rekenen op gekwalificeerde medewerkers. Deze begeleiding

start bij de aanvang van de kennismaking met het pleegkind en/of zijn ouders.

Bij een netwerkplaatsing waar het pleegkind al verblijft voor de aanmelding bij

FlexusJeugdplein is binnen 14 dagen na acceptatie van de plaatsing bij de

pleegouder(s) bekend wie hun contactpersoon is. Binnen een maand vindt het

eerste contact plaats.

1.12 Pleegouders horen bij aanvang van een plaatsing met welke medewerker zij

samenwerken, hoe vervanging is geregeld en wie de leidinggevende is.

1.13 FlexusJeugdplein betaalt de pleegzorgvergoeding maandelijks op een vast tijdstip

aan de pleegouders.

1.14 FlexusJeugdplein heeft afspraken met Bureau Jeugdzorg in de regio Rotterdam

over taakverdeling en samenwerking. Pleegouders worden hierover geïnformeerd.

Page 330: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

330

1.15 Wanneer pleegouders een meningsverschil hebben met de gezinsvoogd, cq

casemanager van Bureau Jeugdzorg kunnen zij FlexusJeugdplein verzoeken om te

bemiddelen.

1.16 FlexusJeugdplein biedt nazorg na beëindiging van een plaatsing. Pleegouders

hebben recht op minimaal drie contacten na afloop van een plaatsing.

1.17 FlexusJeugdplein heeft een klachtenregeling. Er is een duidelijke procedure voor

de afhandeling van klachten. Hierin staat in ieder geval hoe een klacht kan

worden ingediend, de tijd die de afhandeling maximaal mag kosten en een

beroepsprocedure. Alle pleegouders worden schriftelijk geïnformeerd over deze

procedure.

Verplichtingen van de pleegouders ten aanzien van FlexusJeugdplein.

2.1 Pleegouders nemen op grond van de beschikbare informatie de beslissing of zij in

hun gezin een aan hen voorgesteld pleegkind willen opnemen.

2.2 Pleegouders verplichten zich een pleegkind zo goed mogelijk te beschermen, te

verzorgen en op te voeden. Pleegouders bieden het aan hen toevertrouwde

pleegkind ondersteuning en begeleiding om zich optimaal te ontwikkelen.

Wanneer gespecialiseerde begeleiding en ondersteuning gewenst is stellen

pleegouders dit bij FlexusJeugdplein aan de orde.

2.3 Pleegouders helpen een kind bij het aangaan van duurzame en veilige relaties.

2.4 Pleegouders werken mee aan een zo goed mogelijke relatie tussen het kind en

zijn ouders en familie.

2.5 Pleegouders informeren FlexusJeugdplein over (problemen in) de ontwikkeling van

het pleegkind.

2.6 Pleegouders informeren FlexusJeugdplein over wijzigingen in hun eigen

(gezins)situatie die van invloed kunnen zijn op de zorg voor het pleegkind. Zij

informeren FlexusJeugdplein terstond bij ingrijpende gebeurtenissen rondom het

pleegkind.

2.7 Pleegouders respecteren de eigenheid van het pleegkind en de (culturele)

identiteit van het pleegkind en diens ouders en familie.

2.8 Pleegouders respecteren de geestelijke en lichamelijke integriteit van het

pleegkind.

2.9 Pleegouders respecteren de rechten van de ouders betreffende hun kinderen.

2.10 Pleegouders staan open voor begeleiding en samenwerking. Zij stellen op het

moment dat er belangrijke beslissingen moeten worden genomen aangaande het

pleegkind dit bij FlexusJeugdplein aan de orde.

2.11 Pleegouders onthouden zich onder alle omstandigheden van belastende

bestraffingen en handelingen ten opzichte van het pleegkind.

2.12 Pleegouders onthouden zich onder alle omstandigheden van seksueel of erotisch

getint gedrag met het pleegkind. Bij signalering van seksueel of erotisch getint

gedrag tussen het pleegkind en overige leden van het pleeggezin en/of derden

buiten het gezin wordt dit door pleegouders gemeld en besproken met

FlexusJeugdplein.

Page 331: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

331

2.13 Pleegouders overleggen over een (ingrijpende)medische behandeling en/of

onderzoek van het pleegkind, eventueel met bemiddeling van FlexusJeugdplein,

met de gezaghebbers (ouders en/of voogd). Indien in noodsituaties direct tot

medische behandeling dient te worden overgegaan melden pleegouders dit zo

spoedig mogelijk aan FlexusJeugdplein.

2.14 Pleegouders bespreken gewenste wijzigingen in de samenwerkingsafspraken met

hun contactpersoon bij FlexusJeugdplein.

Deze Samenwerkingsovereenkomst eindigt op het moment dat het pleeggezin en/of

FlexusJeugdplein besluiten de samenwerking te beëindigen. FlexusJeugdplein is verplicht

om bij een eenzijdige beëindiging van de samenwerking vanuit FlexusJeugdplein deze

schriftelijk te motiveren naar pleegouders.

Handtekeningen

Datum:

Clustermanager FlexusJeugdplein:

Datum:

Pleegouder:

Datum:

Pleegouder:

Page 332: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

332

7.4 Bijlagen: Secretariaat

7.4.1 Opdrachten voor het secretariaat

7.4.2 Mutatieformulier Afdeling Pleegzorg

Page 333: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

333

7.4.1 Opdrachten voor het secretariaat Van :

Datum :

Naam cliënt:

Concept opsturen:

HVP

EHVP

Verslag netwerkscreening

Pleegzorgcontract

Samenwerkingovereenkomst

PBP (pleegouderbegeleidingsplan)

EPBP (evaluatie pleegouderbegeleidingsplan)

Officieel maken:

HVP

EHVP

Verslag netwerkscreening

Pleegzorgcontract

Samenwerkingovereenkomst

PBP (pleegoudersbegeleidingsplan)

EPBP (evaluatie pleegoudersbegeleidingsplan)

Versturen aan:

Pleegouders

Vader

Moeder

Beide ouders

BJZ-werker

expl.dossier

Rudi Bruggemans

Te vinden onder:

YZA 2 :

M:Schijf :

Aanvullingen voor begeleidende brief:

Adresgegevens wanneer niet in YZA aanwezig of onjuist vermeld

Page 334: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

334

7.4.2 Mutatieformulier Afdeling Pleegzorg

Begeleider: ……………………………………………… Team: Pleegzorg 1 / Pleegzorg 2 / CRO Handtekening: ………………………………………… Datum: ………………………………………………………… Cliënt: ……………………………………………………… Geboortedatum: …………………………………………

Soort mutatie:

□ Naamswijziging cliënt Ingangsdatum mutatie: ……………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: …………………………………………………………

□ Wijziging pleegzorgbegeleider Ingangsdatum mutatie: ……………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: …………………………………………………………

Afdeling: ………………………………………………… Afdeling: ……………………………………………………

□ Wijziging BJZ-werker/voogd Ingangsdatum mutatie:……………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: …………………………………………………………

Locatie: …………………………………………………… Locatie: ………………………………………………………

□ Wijziging maatregel Ingangsdatum mutatie:……………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: …………………………………………………………

□ Adreswijziging (pleeg)gezin Ingangsdatum mutatie:……………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: ………………………………………………………… Adres: …………………………………………………… Adres: ……………………………………………………… Postcode/Plaats: …………………………………… Postcode/Plaats: ……………………………………… Telefoon: ……………………………………………… Telefoon: ………………………………………………… Rekeningnummer: ………………………………… Rekeningnummer: ……………………………………

□ Wijziging pleeggezin Ingangsdatum mutatie: …………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: ………………………………………………………… Adres: …………………………………………………… Adres: ……………………………………………………… Postcode/Plaats: …………………………………… Postcode/plaats: ………………………………………

Telefoon: ……………………………………………… Telefoon: …………………………………………………… Rekeningnummer: ………………………………… Rekeningnummer: …………………………………… Registratienummer: ……………………………… Registratienummer: …………………………………

□ Wijziging zorgtraject Ingangsdatum mutatie: ……………………………

Van: ……………………………………………………… Naar: ………………………………………………………… DAN ALTIJD VULLEN: A Doel is bereikt B Overeenstemming dat andere zorg nodig is binnen FJP C Overeenstemming dat andere zorg nodig is, maar niet beschikbaar binnen FJP D Gelijke hulp wordt voortgezet op andere locatie

E Doel niet (geheel) behaald, maar maximaal haalbare binnen FJP bereikt. F Doel niet (geheel) behaald, maar hulp beëindigd als gevolg van externe factoren

G Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beëindigd door BJZ of FJP zonder overeenstemming met de cliënt

H Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beëindigd door cliënt zonder overeenstemming met BJZ of FJP

I Reden onbekend, anders of niet van toepassing

Page 335: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

335

Mutatieformulier Pleegzorg Maart 2011

□ Afsluiting hulpverlening FJP

Datum afsluiting: ………………………………………

Pleeggezin: ………………………………………………… Registratienummer: …………………………………………… DAN ALTIJD INVULLEN: A Doel is bereikt B Overeenstemming dat andere zorg nodig is binnen FJP C Overeenstemming dat andere zorg nodig is, maar niet beschikbaar binnen FJP D Gelijke hulp wordt voortgezet op andere locati

E Doel niet (geheel) behaald, maar maximaal haalbare binnen FJP bereikt. F Doel niet (geheel) behaald, maar hulp beëindigd als gevolg van externe factoren

G Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beëindigd door BJZ of FJP zonder overeenstemming met de cliënt

H Doel niet (geheel) behaald, maar zorg beëindigd door cliënt zonder overeenstemming met BJZ of FJP

I Reden onbekend, anders of niet van toepassing

□ Beschikbaarheid pleeggezin

Is het pleeggezin beschikbaar voor nieuwe plaatsingen □ Ja □ Nee

Kopie mutatieformulier naar afdeling Bemiddeling □ Ja □ Nee

Evaluatieverslag beëindiging plaatsing volgt □ Ja □ Nee

□ Afsluitgegevens cliënt

Is er nog hulpverlening binnen FlexusJeugdplein? □ Ja □ Nee

Zo ja, bij welke voorziening: ………………………………………………………………………………………………………… Adresgegevens: ……………………………………………………………………………………………………………………………… Is er nog semi-residentiële hulpverlening? Zo ja, bij welke instelling …………………………………………

Adresgegevens: ………………………………………………………………………………………………………………………………

□ Exit vragenlijst bijgevoegd indien er geen zorg meer is binnen FlexusJeugdplein)

□ Verwerkt door secretariaat Pleegzorg

□ IJZA II

□ Excel

Naam: …………………………………………………………………………………………………………………………………………… Datum: …………………………………………………………………………………………………………………………………………

Page 336: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

336

7.5 Bijlagen: Standaard rapportage

7.5.1 Stroomdiagram standaard rapportage

7.5.2 Instructie registreren van een cliëntcontact bij geïndiceerde zorg

7.5.3 Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.5 Hulpmiddel Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.6 Tips en aandachtspunten Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

7.5.7 Standaard begeleidende brief (E)HVP

7.5.8 Pleegouderbegeleidingsplan

7.5.9 Checklist indicatoren veiligheid kind in de pleegzorg

7.5.10 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK)

Page 337: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

337

7.5.1 Stroomdiagram standaard rapportage

Indicatiebesluit

Beoordeling Indicatiebesluit

Bureau Jeugdzorg

Ja

Netwerkpleeggezin Bestandspleeggezin

Verslag netwerkscreening Matchingsvoorstel

Pleegzorgcontract Samenwerkingsovereenkomst

Positieve beoordeling?

Kan FJP hulp bieden?

Ja

+

Hulpverleningsplan

Evaluatie Hulpverleningsplan Pleegouderbegeleidingsplan Vragenlijsten Pleegouders + +

Exit-vragenlijsten + +

Nee

Nee

Aanm

eld

ing

Voorb

ere

idin

g

Sta

rt

Begele

idin

g

Afs

luitin

g

2 dagen na aanmelding

15 dagen na aanmelding

4 weken na aanmelding

1 week na plaatsing?

3 maanden na aanmelding

6 weken na plaatsing

1 week na plaatsing?

2 maanden voor verlopen indicatiebesluit

“ “ “ + +

Jaarlijks te herhalen

Indicatiebesluit in IJZA

Eindevaluatie Pleegouderbegeleidingsplan Eindevaluatie Hulpverleningsplan

6 maanden na plaatsing

Matchingsbesluit

Gespreksverslag Kennismaking

Z.s.m. na kennismakings-gesprek

Page 338: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

338

7.5.2 Instructie Registreren van een Cliëntcontact bij geïndiceerde

zorg

Bron: Registreren cliëntcontact, Karin Meijer, Versie 4, 23-8-2010

Alleen contacten met cliënt(systeem) worden geregistreerd indien de geïndiceerde zorg

gestart is (voor crisistrajecten wordt dus geen CCT geregistreerd, voor crisisvervolg wel).

Definitie cliëntcontact: Een gepland contact met de cliënt en/of zijn of haar ouder(s) /

verzorgers. Echter niet pleegouders.

Wie moet tijdschrijven:

Tijdschrijven is alleen nodig bij Jeugdhulp. Jeugdhulp kan alleen geleverd worden door de

volgende functies:

Gedragsdeskundige/GZ-psycholoog

Ambulant hulpverlener A

Ambulant hulpverlener B

Pleegzorgwerker

Leidinggevende C

Leidinggevende D

Educatiemedewerker

Activiteiten begeleider

Overige vak-HBO‟ers (o.a. spelbegeleider, medewerker diagnostiek)

1. Ga naar Cliënt – Registratie – Contacten

2. Klik op onderaan de pagina, een leeg invulscherm opent

Vul als volgt in:

Zorgtraject Open zoekscherm met behulp van het driehoekje Vul voornaam of achternaam zonder tussenvoegsels of geboortedatum

(dd/mm/jjjj) in (dus niet voor- en achternaam)

Indien je een contact schrijft voor een cliënt buiten

jouw caseload, vink dan Toon alleen „eigen‟ cliënten uit

Page 339: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

339

Pleegzorg

Voor elke cliënt in de pleegzorg (dus ook AGO, Uitwijk en Crisispleegzorg vervolg)

zult u minimaal 3 zorgtrajecten aantreffen

Bij een cliëntcontact op locatie zorgaanbieder (dit zijn alle Flexusjeugdpleinlocaties)

kiest u het traject JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie

Zorgaanbieder

De pleegzorgbegeleider kiest bij een cliëntcontact niet op locatie zorgaanbieder (dus

thuis, bij pleegouders, school, rechtbank enz..) JHV Ambulant Contact

Jeugdhulp Thuis

Kies dus nooit het pleegzorg traject bij contactregistratie

Soort contact maak keuze die van toepassing is

Onderwerp is optioneel (handig voor eigen overzicht)

Aanwezigen is optioneel (keuze uit cliëntrelaties)

Cliënt aanwezig Indien ouder(s) wel aanwezig maar jongere niet dan kiest u hier [nee]

Aantal medewerkers aanwezig

Kies altijd 1; Indien er meerdere medewerkers zijn die dit contact moeten

registreren (kijk boven bij “wie moet tijdschrijven”), deel dan de tijd die je

registreert door het aantal medewerkers

Aantal cliënt casussen waarop contact

betrekking heeft

Kies altijd 1; Indien het contact met meerdere cliënten plaats vindt, deel de

tijd dan door het aantal cliënten. Het contact moet dan op dezelfde wijze bij

de andere cliënten geregistreerd worden.

Goedgekeurd Negeren

Resultaat Negeren, alleen plaatsgevonden contacten worden geregistreerd

Declareren via JHV

Jhv activiteit Kies de activiteit die overeen komt met de activiteit uit het zorgtraject

Lokatie optioneel

Datum datum invullen

Tijd start Starttijd contact (reis- en voorbereidingstijd niet bijtellen)

Tijd einde eindtijd contact (pure contacttijd registreren)

Medewerker keuzemenu, eigen naam kiezen

Page 340: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

340

Voorbeeld van een contact op locatie zorgaanbieder met verplicht in te vullen velden:

3. Klik op Opslaan .

U krijgt hierna een overzicht te zien van de door u ingevulde gegevens.

Wil je iets aanpassen dan klik je op het gele balletje vooraan.

Voorbeelden wel of niet een contact registreren:

Pleegzorgbegeleider heeft een gesprek met het pleeggezin in het huis van het

pleeggezin, cliënt is in huis, loopt in en uit, maar neemt geen deel aan het gesprek.

Niet registreren als cliëntcontact. Het contact met de cliënt is immers niet gepland.

Pleegzorgbegeleider heeft een gesprek met het pleeggezin in het huis van het

pleeggezin, tevens heeft de begeleider een gesprek met de cliënt gepland.

Het gesprek met de cliënt registreren als cliëntcontact.

Ambulant begeleider heeft een afspraak voor een gesprek met cliënt op de

Diergaardesingel. Cliënt komt niet opdagen. Het contact heeft niet plaatsgevonden

Niet registreren als cliëntcontact.

Voorbeelden zorgtrajectkeuze

Pleegzorgbegeleider heeft met cliënt en met BJZ-werker een gesprek op locatie van

Bureau Jeugdzorg.

Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Thuis

Page 341: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

341

Pleegzorgbegeleider heeft een begeleid ouderbezoek op locatie van Bureau Jeugdzorg.

Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Thuis

Pleegzorgbegeleider heeft een begeleid ouderbezoek op locatie van FlexusJeugdplein.

Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder

Ambulant medewerker heeft een gesprek met jongere en BJZ-werker op de groep.

Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder

Spelbegeleidster heeft een individuele sessie met cliënt op de Heindijk.

Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder

Soort contact: gepland contact op eigen bureau CCT f2f

Psycholoog / Psychiater heeft een cliëntcontact in het kader van een diagnostisch

onderzoek op een locatie van FlexusJeugdplein.

Kies: JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie Zorgaanbieder

Soort contact: diagnostisch onderzoek CCT f2f

Ambulant begeleider heeft een telefonisch contact met de cliënt. De plek waar de cliënt

zich bevindt is leidend voor de keuze. Is de cliënt op een accommodatie van

FlexusJeugdplein dan kies je JHV Ambulant Contact Jeugdhulp Accommodatie

Zorgaanbieder

Contacten in Caseload:

Als je vanuit de caseload contacten van de cliënt gaat zoeken vind je niet alle contacten.

Je bent de contacten niet kwijt.

1. Kijk bij Cliënt – Registratie – Contacten (om alle contacten van een cliënt te zien) of

2. Ga op je dashboard naar de tab Registratie (rechter tab) en klik vervolgens op de tab

Contacten (om alle contacten van jezelf te zien)

in de grijze balk zie je nu Gebruiker – Registratie - Contacten

De afdelingsmanager gaat naar Medewerker – Registratie - Contacten

Als de afdelingsmanager via Team – registratie – contacten gaat zoeken vindt deze daar

niet alle contacten, op medewerker – registratie – contacten wel.

Page 342: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

342

7.5.3 Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

Naam pleegkind

Referentienummer :

ALGEMENE GEGEVENS

Datum :

Verantwoordelijke medewerker :

Uiterste evaluatiedatum :

Datum start hulpverlening :

GEGEVENS JEUGDIGE

Naam :

Geboortedatum :

Geslacht :

Wettelijke vertegenwoordiger :

Begeleidende instantie :

Contactpersoon / (Gezins) voogd :

Adres :

Postcode / Plaats :

Telefoon :

Zorgkader/ maatregel :

Kenmerk indicatiebesluit :

Datum indicatiebesluit :

Page 343: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

343

DE HULPVRAAG

Wat is er aan de hand

Eerdere hulpverlening

Actuele hulpvraag

DOEL(EN)

Titel:

Startdatum:

Omschrijving:

Werkwijze:

Titel:

Startdatum:

Omschrijving:

Werkwijze:

Kennismakingsperiode

Samenwerkingsafspraken

Aanvullingen

Handtekening

Datum:

Hulpverlener FlexusJeugdplein:

Datum:

Afdelingsmanager:

Page 344: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

344

HULPVERLENINGSPLAN GEZIEN EN AKKOORD

Datum :

Jeugdige:

Datum:

Ouders:

Datum:

Pleegouders :

Datum:

Medewerker begeleidende instantie/ (gezins)voogd:

OPMERKINGEN

Datum:

Naam:

Opmerking:

Referentienummer:

Page 345: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

345

7.5.4 Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

Naam pleegkind

Referentienummer:

ALGEMENE GEGEVENS

Datum evaluatie :

Versie :

Soort :

Verantwoordelijke medewerker :

Datum hulpverleningsplan :

Datum start hulpverlening :

GEGEVENS CLIËNT

Naam :

Geboortedatum :

Geslacht :

Wettelijke vertegenwoordiger :

Begeleidende instantie :

Contactperspersoon / (Gezins)voogd :

Adres :

Postcode, plaats :

Telefoon :

Zorgkader/ maatregel :

Datum indicatiebesluit :

Page 346: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

346

EVALUATIE HULPVERLENING

Algemene indruk van de afgelopen periode

Visie op problematiek

DOEL(EN)

Titel:

Startdatum:

Omschrijving:

Werkwijze:

Score consensus: | |

Titel:

Startdatum:

Omschrijving:

Werkwijze:

Score consensus: | |

Titel:

Startdatum:

Omschrijving:

Werkwijze:

Score consensus: | |

Beleving en waardering van de jeugdige en/of ouders

Algemene conclusie over de hulpverlening

Samenwerkingsafspraken

Aanvullingen

Handtekening

Datum:

Hulpverlener FlexusJeugdplein:

Datum:

Afdelingsmanager:

Page 347: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

347

EVALUATIE HVP GEZIEN EN AKKOORD

Datum:

Jeugdige:

Datum:

Ouders:

Datum:

Pleegouders:

Datum:

Medewerker begeleidende instantie / (gezins)voogd:

OPMERKINGEN

Datum:

Naam:

Opmerking:

Referentienummer:

Page 348: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

348

7.5.5 Hulpmiddel Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

Algemeen

Hulpverleningsplan

Voor ieder kind wordt aan het begin van de plaatsing (uiterlijk zes weken na start van de

plaatsing) een Hulpverleningsplan (HVP) geschreven. Gedurende de begeleiding wordt

jaarlijks het Hulpverleningsplan geëvalueerd. Deze EHVP‟s worden binnen IJZA gekoppeld

aan het HVP. Onder dit kopje wordt verwezen naar het HVP waar het EHVP aan

gekoppeld is. Dit vult IJZA II automatisch in en ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit:

„06-02-2007 v. Definitief – Concept‟.

Titel

De titel van het EHVP is standaard: „EHVP Integrale Pleegzorg‟.

Datum

De datum van de evaluatie waarbij het EHVP besproken wordt.

Versie

1 bij eerste evaluatie, 2 bij tweede evaluatie enz.

Verantwoordelijke medewerker

De pleegzorgbegeleider die het EHVP schrijft.

Soort

In principe dient hier „Tussenevaluatie‟ gekozen te worden, tenzij het Eind Evaluatie

Hulpverleningsplan (EEHVP) is. Deze wordt bij de afsluiting van de begeleiding

geschreven. Dan dient hier „Eindevaluatie‟ gekozen te worden.

Status

Hier wordt „Concept‟ gekozen.

Het secretariaat verandert dit in „Vastgesteld‟ indien de handtekeningen binnen zijn en

het verslag dus volledig definitief is.

Sjabloon (voor printversie)

Kies hier „Evaluatie HVP‟.

Inhoud

Algemene indruk van de afgelopen periode

Hier wordt informatie uit logboeken en andere rapportages van het afgelopen jaar kort

en bondig weergeven. Hierbij dienen de volgende subkopjes gebruikt te worden:

Algemeen

Vermeld periode dat kind in het pleeggezin woont (en eventuele plaatsingen hieraan

voorafgaand), de samenstelling pleeggezin en diagnoses uit eerder onderzoek en

behandeling indien dit verder niet in het verslag terugkomt

Ontwikkelingsgebieden

Maak onderstaande kopjes en beschrijf bij elk ontwikkelingsgebied ook de krachten en

mogelijkheden van het kind binnen het betreffende gebied.

A.Psychosociaal functioneren.

*emotionele ontwikkeling *gedrag *persoonlijkheidsontwikkeling en

identiteitsontwikkeling *middelengebruik *overige psychosociale problemen (waaronder

psychoseksuele ontwikkeling)

Page 349: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

349

B.Lichamelijke gezondheid

*lichamelijke ziekte of handicap *zelfverzorging *aan lichamelijke functies gerelateerde

klachten *overige problemen met lichamelijke gezondheid

C.Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling

*cognitieve ontwikkeling *vaardigheden (sociale vaardigheden, communicatieve

vaardigheden, motorische vaardigheden)

D.(Pleeg-)gezin en opvoeding

(beschrijf effect daarvan op het kind, dus niet de ouder- of gezinsproblematiek

beschrijven)

*kwaliteiten van de opvoeding *(pleeg)ouder-kindrelatie (hechting) *verwaarlozing,

mishandeling, misbruik van jeugdige in (pleeg)gezin *instabiele opvoedingssituatie

*problemen van (pleeg)ouders *problemen van ander gezinslid *sociaal netwerk

(pleeg)gezin *omstandigheden(pleeg)gezin *contacten met biologische (pleeg)ouders

*eventuele problemen (pleeg)gezin en opvoeding

E.Jeugdige en omgeving

*school, peuterspeelzaal (relatie leerkracht, relatie andere kinderen *relaties, vrienden,

sociale netwerk en vrije tijd *eventuele problemen in de omgeving (financiën,

huisvesting jeugdige, justitiële instanties)

Visie op problematiek

Beschrijf of gegeven hulp en/of diagnostisch onderzoek je visie op de problematiek heeft

gewijzigd of aangepast.

Beleving en waardering van de jeugdige en/of ouders

Hier dient beschreven te worden wat de cliënt (kind en ouders) van de geboden hulp

vindt. Het gaat erom of men tevreden is of dat er andere wensen of verwachtingen ten

opzichte van de begeleiding bestaat.

Algemene conclusie over de hulpverlening

Voldoet de geboden hulp in de modules / het pleeggezin? Moeten er meer modules /

activiteiten worden ingezet?

Samenwerkingsafspraken

Wat heb je afgesproken over de samenwerking met het cliëntsysteem. Wat heb je

afgesproken over de samenwerking met BJZ-werker. Zijn er andere hulpverleners

betrokken waar afspraken mee gemaakt moeten worden.

Aanvullingen

Page 350: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

350

7.5.6 Tips en aandachtspunten Evaluatie Hulpverleningsplan FlexusJeugdplein

1. Aandachtspunten algemeen

De tekst van het (E)HVP wordt in tegenwoordige tijd geschreven. Voltooide tijd wordt

zoveel mogelijk vermeden (heeft gespeeld, is geweest, etc).

2. Toelichting op onderdelen (E)HVP

Wat is er aan de hand (HVP) of Algemene indruk van de afgelopen periode

(EHVP)

Onder dit kopje wordt kort verteld hoe het met het kind in het pleeggezin gaat en hoe

het met de ouders gaat. In de doelen kunnen punten uitgebreider aan bod komen.

Punten die niet in de doelen besproken worden, komen in dit gedeelte aan de orde.

N.B. Zie bij EHVP de betreffende aandachtsgebieden onder de ? in IJZA.

Aandachtspunten:

- beginnen met een zin waarin de datum van de uithuisplaatsing genoemd wordt

- korte samenvatting in het begin

- duidelijk en leesbaar

- kort en krachtig

- goede/duidelijke volgorde van de ontwikkelingen

- variatie in bewoordingen (bijvoorbeeld let op gebruik stopwoordjes)

- waarderingen (het gaat goed op het gebied van..) kort toelichten met

feitelijkheden

- pleegzorgbegeleider gebruiken in plaats van pleegzorgwerker

- feitelijkheden plaatsen in tijd (wanneer vindt iets plaats)

- eindigen met een standaard zin: „Bij de bespreking van de doelen wordt

bovenstaande informatie toegelicht‟.

Eerdere hulpverlening (HVP)

In tegenstelling tot wat er in IJZA staat, beschrijft dit gedeelte van het HVP onder andere

de aanleiding van de plaatsing (dit komt dus niet onder „algemene indruk‟, omdat de

start dan meteen negatief is).

Visie

Dit beschrijft de visie van alle betrokkenen over de huidige situatie.

Aanvullingen

In het EHVP ontbreekt het kopje conclusie. Een conclusie kan toegevoegd worden,

bijvoorbeeld naar aanleiding van een evaluatiebespreking, onder het kopje „aanvullingen‟

wanneer een verslag definitief wordt.

Eindverslag

Het laatste EHVP is tevens het eindverslag. Als er nog tijd zit tussen het laatste EHVP en

de overplaatsing, dan moet er nog een EHVP (kort) geschreven worden.

3. Doelen

HOE SMART DOELEN STELLEN?

- De bedoeling is dat pleegouders (voor het kind) en ouders het doel SMART

formuleren, niet de begeleider.

- Indicatiedoelen of andere doelen waar niet aan gewerkt wordt met hulp van ons,

komen niet in het hulpverleningsplan. (Wel wordt elders in het hulpverleningsplan

vermeld dat daar door derden aan gewerkt wordt.)

- Doelen voor pleegouders of pleeggezin in apart pleegouderbegeleidingsplan (nog

niet ontwikkeld).

Page 351: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

351

S: Specifiek

• Vermijd vage begrippen en aanduidingen

• Formuleer doelen in eindtermen, geen procestermen

• Maak doelen situatie-specifiek

Tommy herkent boze en blije gevoelens

M: Meetbaar

• Formuleer doelen in meetbare termen: af te bakenen gedragingen, gevoelens,

cognities of situaties. Waarmee zien we straks dat de hulp klaar is?

Astrid blijft „s nachts in bed

A: Aanvaardbaar

• Voor de belangrijkste belanghebbenden (ouders, jongere, behandelaars)

R: Realistisch

• Gericht op veranderbare zaken, met het oog op de situatie van de cliënt en binnen

tijdsbestek en mogelijkheden hulpverlening.

Babbe heeft bepaald met welke opleiding ze in september 2011 wil starten

T: Tijdgebonden

• Spreek af wanneer doelen behaald zijn, hulp is niet oneindig.

** N.B.: formuleringen als: „goed‟, „adequaat‟, „positief‟ verder uitwerken. Hoe- en

wat-vragen zijn hierbij zeer belangrijk, bijvoorbeeld: Hoe zien de bezoeken er uit

als ze goed verlopen? Wat merk je dan? (Ouders zijn aanwezig, of moeder neemt

initiatief tot spel.) Of: Hoe ziet het er uit als het kind adequaat met zijn emoties

omgaat? Wat gebeurt er dan? (Het kind huilt als het zich pijn doet, of het kind

zegt het als hem iets dwars zit.)

Daartoe behulpzame oplossingsgerichte vragen aan cliënt:

- De wondervraag is zeer nuttig om tot doelen te komen. En deze moet meestal

gekoppeld worden aan vervolgvragen. Wat zou je het eerst merken als het

wonder gebeurd is? Wat zou … (een belangrijke ander) zien/merken als het

wonder is gebeurd? En wat nog meer? Maak eens een film van hoe het er de dag

na het wonder uit zou zien.

- En je kunt vragen: Wat zou je anders willen? Wat wil je (minimaal/maximaal)

bereiken? Wat is haalbaar om te bereiken? Hoe zou het er dan wél uit zien? Hoe

zou je willen dat het er uit ziet/hoe hij of zij dan doet? Hoe merk je dan dat ….

(het doel) bereikt is? Wat zou er beter gaan als het probleem er niet meer was?

Waaraan merken ….. (anderen) dat het doel bereikt is? Wat moet er voor het

probleem in de plaats komen? Wat is er volgens jou nodig om je kind weer thuis

te krijgen? Waar kan de BJZ-werker aan zien dat u in staat bent uw kind weer op

te voeden?

Dergelijke vragen zorgen er voor dat het SMART doel kant en klaar op tafel komt

te liggen en de werker het alleen nog maar hoeft te noteren.

De vragen brengen al meteen veranderingen teweeg in het denkpatroon van de

cliënt. Deze is meestal geneigd in termen van problemen te denken. Met deze

vragen komen er nieuwe beelden te voorschijn, in de toekomst geprojecteerd. De

blik wordt al verlegd.

HOE GAS-NOTATIES MAKEN?

GAS (Goal Attainment Scale) kent vaste scores:

-1 toestand ongunstiger

0 toestand (als) bij start

+1 toestand gunstiger

+2 toestand conform doel

Page 352: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

352

N.B.

- Als er net na een EHVP een nieuw doel komt (bijvoorbeeld n.a.v. een

psychologisch onderzoek) wordt dit doel in het logboek vermeld en verwerkt in

het eerstvolgende EHVP.

- In de omschrijving staat hoe je aan het doel bent gekomen. Deze is dus niet

hetzelfde als de titel!

HOE DROP SCHRIJVEN?

DROP staat voor:

- Duidelijk; (Pleeg)ouders, kinderen en andere betrokkenen moeten weten waar je

het over hebt.

- Respectvol; ook als (pleeg)ouders compleet onbegrijpelijk gedrag laat zien.

- Objectief; je moet met concrete voorbeelden kunnen onderbouwen waarom jij dat

zo ziet.

- Professioneel; je bent ingehuurd als professional, dus alleen een weergave van

hoe betrokkenen het zien volstaat niet.

Dus niet:

Ouders lijken maar niet te willen begrijpen dat hun zoon niet intelligent genoeg is om

deze opleiding aan te kunnen.

Maar wel:

Het lijkt erop dat voor ouders de mogelijkheden van Bram binnen het onderwijs nog niet

duidelijk zijn, waardoor zij blijven hopen op een onderwijstraject wat misschien niet

haalbaar is.

4. Enkele standaarddoelen + GAS-scores

Onderstaande voorbeelden kunnen aangepast worden aan de situatie. Niet alle doelen

zijn Smart geformuleerd. Probeer het bijvoorbeeld nog Smarter te maken door er een

tijdsbestek aan toe te voegen. Ook kun je toelichting geven onder het kopje

Omschrijving.

Minstens één doel zal standaard in de hulpverleningsplannen moeten staan.

In principe is vrijwel iedere crisisopvangplaatsing bedoeld om de toekomst voor het kind

helder te krijgen en wel zo snel mogelijk. Daar zouden we binnen onze crisisopvang in

àlle zaken actief aan moeten kunnen werken. Dit gebeurt op indicatie van BJZ als er

sprake is van een maatregel. En bij vrijwillige hulpverlening met instemming van de

ouders.

Doel is dus altijd:

Titel (zelfde als +2): Er is binnen de crisistermijn duidelijkheid over waar het kind gaat

wonen.

-1 Het is binnen de crisistermijn nog onduidelijk waar het kind gaat wonen.

0 het is onduidelijk waar het kind gaat wonen na de crisisplaatsing en wat de

voorwaarden zijn die BJZ stelt aan een plek om te wonen.

+1 Er loopt een onderzoek naar de vraag waar het kind het beste kan wonen.

+2 Er is binnen de crisistermijn duidelijkheid over waar het kind gaat wonen

Er zijn daarnaast een aantal doelen waar we binnen crisisopvang meestal ook aan

moeten werken (of we nu wel of niet met het gezin van herkomst aan het werk kunnen).

Zoals een observatiedoel:

Titel (zelfde als +2): D. ontwikkelt zich voorspoedig.

Page 353: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

353

-1 De ontwikkeling van D stagneert en er is veel onduidelijkheid hierover.

0 Het is nog onduidelijk of D zich voorspoedig zal ontwikkelen, gezien wat hij heeft

meegemaakt.

+1 Er zijn nog te veel vragen over de ontwikkeling van D

+2 D ontwikkelt zich voorspoedig.

Of een ander observatiedoel:

Titel (zelfde als +2): Het is duidelijk wat S specifiek nodig heeft van haar opvoeders.

-1 Er zijn nog meer vragen gerezen over wat S nodig heeft

0 Het is nog niet duidelijk wat S vraagt van haar toekomstige opvoeders.

+1 Het wordt langzamerhand duidelijker wat S nodig heeft van haar opvoeders.

+2 Het is duidelijk wat S specifiek nodig heeft van haar opvoeders.

Of wat betreft de bezoekcontacten:

Titel (zelfde als +2): T geniet van de bezoekcontacten

-1 De bezoekcontacten met ouders verlopen steeds meer gespannen

0 De bezoekcontacten met ouders verlopen gespannen en T wordt er onrustig van

+1 De bezoekcontacten verlopen al meer ontspannen, maar T geniet nog niet echt

+2 T geniet van de bezoekcontacten

Of als er gedrags- of emotionele problemen zijn bij het kind in het pleeggezin:

Titel (zelfde als +2): I gaat op een rustige manier naar bed

-1 Elke dag is er meer strijd rond bedtijd

0 Elke dag is er strijd rond bedtijd

+1 Er is nog 1 tot 3 dagen per week strijd

+2 I gaat op een rustige manier naar bed

(Uitwijk) Titel (zelfde als +2): : Moeder biedt Adelinio voldoende grenzen aan.

-1 Moeder biedt Adelinio helemaal geen grenzen

0 Moeder biedt Adelinio nauwelijks grenzen

+1 Moeder biedt Adelinio meerdere keren per dag grenzen aan

+2 Moeder biedt Adelinio voldoende grenzen aan

Februari 2011

CRO/AGOteam

Page 354: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

354

7.5.7 Standaard begeleidende brief (E)HVP

Betreft: Evaluatie

Rotterdam,

Beste ,

Hierbij verstuur ik het concept van het (evaluatie) Hulpverleningsplan van . Dit

concept staat centraal bij de evaluatie op om uur bij .

Bij de evaluatiebespreking zijn aanwezig.

Het gaat om een conceptverslag, wat betekent dat eventuele op- en/of aanmerkingen

tijdens de evaluatie besproken kunnen worden.

De agenda voor de evaluatie ziet er als volgt uit:

(E)HVP

De evaluatie wordt gestart door te bepalen of er nog aanvullingen voor de agenda zijn.

Mocht u nog punten missen die u graag wilt bespreken, dan kunt u dit dan aangeven.

Ik hoop u hiermee voor nu voldoende op de hoogte gesteld te hebben en zie u graag

tegemoet bij de evaluatie.

Met vriendelijke groet,

Pleegzorgbegeleider

Afdeling Pleegzorg

Bijlage: EHVP , d.d.

Afdeling Pleegzorg

Diergaardesingel 71

3014 AE ROTTERDAM

Telefoon 010 – 271 88 88

Fax 010 – 414 32 53

[email protected]

www.pleegzorgrotterdam.nl

Page 355: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

355

7.5.8 Pleegouderbegeleidingsplan

Ref.nr.:

ALGEMENE GEGEVENS

Naam pleeggezin :

Datum :

BEGELEIDING

Korte omschrijving van de huidige situatie binnen het pleeggezin

Verwachtingen van de pleegouders

Aandachtspunten van pleegouders

Afspraken

Evaluatie van de verwachtingen van pleegouders

Evaluatie van de aandachtspunten

Reden beëindiging plaatsing

Afspraken rondom beschikbaarheid pleegouders, het onderhouden van contact

etc.

Wijzigingen in de gezinssituatie van de pleegouders

Datum toezenden rapportage pleegouders:

Page 356: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

356

Naam, datum en handtekening betrokkenen

Pleegvader:

Datum: Handtekening

Pleegmoeder:

Datum: Handtekening

Pleegzorgbegeleider:

Datum: Handtekening

Afdelingsmanager:

Datum: Handtekening

Page 357: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

357

7.5.9 Checklist Indicatoren Veiligheid Kind in de Pleegzorg

Ingevuld door : Datum :

Instelling :

Naam kind :

Geboortedatum :

Naam pleegouder(s) :

Indicatoren met betrekking tot de veiligheid van het kind

Dagelijkse verzorging van het pleegkind S / M / G / X 1

o gezonde voeding

o schone kleren

o hygiëne

o verwarming

Regelmatig dag- en nachtritme, continuïteit in het pleeggezin S / M / G / X

o dagstructuur

o regelmaat in bedtijden

o gepaste grenzen en regels

o geen plotselinge veranderingen

Geborgenheid bij minimaal één vaste verzorger S / M / G / X

o bij werkende pleegouder: een goede oppasregeling

Voorbeeldgedrag van de pleegouders S / M / G / X

o normen en waarden zichtbaar maken in het handelen

Emotionele en affectieve aandacht S / M / G / X

o ingaan op het kind

o troosten bij verdriet

o steun in moeilijke situaties

o begrip tonen

Pleegouders gaan in op behoeften van het kind S / M / G / X

o spelen met het kind

o aanwezigheid van speelgoed

o belangstelling voor leefwereld van het kind

Pleegouders geven ruimte voor experimenteergedrag en omgang

met leeftijdgenoten S / M / G / X

o aanmoedigen van initiatief bij het kind

o gepaste verwachtingen koesteren

Regelmatig bezoek peuterspeelzaal / school S / M / G / X

o scholings- en ontplooiingsmogelijkheden bieden (sport, muziek)

Nakomen medische controles S / M / G / X

o controles bij consultatiebureau

o contacten met huisarts

Veiligheid fysieke omgeving S / M / G / X

o beheersing van gevaarlijke of riskante situaties binnen-

en buitenshuis

S = slecht, M = matig, G = goed, X = onbekend

Page 358: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

358

Kwaliteit huisvesting S / M / G / X

o vaste woonruimte

o slaapgelegenheid

o kookgelegenheid

o sanitaire voorzieningen

Financiële middelen S / M / G / X

o vaste inkomsten in de vorm van uitkering of loon

Contacten van het gezin met de omgeving S / M / G / X

o vaste personen (minimaal 2) in de omgeving die opvang en steun

kunnen bieden

Gevoel van veiligheid van het kind S / M / G / X

o voelt het kind zich veilig en geborgen in dit gezin (uitend in gedrag)

Risicofactoren voor kindermishandeling bij het pleeggezin en / of omgeving

In het aspirant pleeggezin zijn de volgende risicofactoren van toepassing of van

toepassing geweest in de afgelopen periode:

o chronische en / of ernstige ziekte J / N / X 1

o (echt)scheiding J / N / X

o verhuizing J / N / X

o groot gezin (meer dan 3 (pleeg)kinderen) J / N / X

o te kleine of slechte huisvesting J / N / X

o materiële / financiële problemen J / N / X

o werkloosheid J / N / X

o huiselijk geweld J / N / X

o instabiel, ongeregeld leven J / N / X

o sociaal isolement J / N / X

Risicofactoren in contact tussen het (aspirant) pleeggezin en het biologisch

gezin

o grote verschillen in attitude en opvoedingsgedrag J / N / X

o ouders zijn het oneens met de plaatsing J / N / X

o conflicten met familie of sociale omgeving J / N / X

o steeds terugkerende voor het gezin belastende oudercontacten J / N / X

Risicofactoren bij aspirant pleegouders

o is zelf slachtoffer van mishandeling geweest J / N / X

o heeft ernstige psychische stoornis (gehad) J / N / X

o heeft suïcidale of gewelddadige gedachten J / N / X

o heeft problemen met gebruik van genotsmiddelen J / N / X

o heeft problemen met de biologische achtergrond van het kind J / N / X

Risicofactoren bij het kind

o lichamelijk of verstandelijke handicap J / N / X

o ernstige gedragsproblemen J / N / X

o psychiatrische problematiek J / N / X

o slachtoffer van mishandeling / seksueel misbruik J / N / X

o gebruik van middelen door het kind J / N / X

o gebruik van middelen tijdens de zwangerschap J / N / X

J = ja, N = nee, X = onbekend

Page 359: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

359

Problemen i.v.m. kennis over de opvoeding van kinderen,

opvoedingsvaardigheden en / of attitudes bij pleegouder(s)

o leeftijdsinadequate verwachtingen J / N / X

o regelmatige lijfelijke bestraffing en andere niet gewenste

disciplineerstrategieën J / N / X

o regelmatig verlies van zelfbeheersing J / N / X

o regelmatig gebruik van serieuze dreigementen teneinde

gehoorzaamheid af te dwingen J / N / X

o gebrekkige kennis over opvoeding J / N / X

o opvallend veel medische controles m.b.t. het kind J / N / X

Piet Toet 07-07-2010

Page 360: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

360

7.5.10 Licht Instrument Risicotaxatie Kindermishandeling (LIRIK)

Page 361: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

361

1. ONDERKENNEN VERMOEDEN VAN KINDERMISHANDELING

Omgang pleegouder(s)–jeugdige

Opvoeding en verzorging:

bescherming en veiligheid zorgen geen zorgen onbekend

basale verzorging zorgen geen zorgen onbekend

emotionele warmte (ondersteuning) zorgen geen zorgen onbekend

regels en grenzen zorgen geen zorgen onbekend

stimulering zorgen geen zorgen onbekend

stabiliteit zorgen geen zorgen onbekend

anders (licht toe): zorgen geen zorgen onbekend

Als onbekend:

ouder geeft geen inzicht in eigen handelen

onvoldoende informatie beschikbaar

Zijn er concrete aanwijzingen voor (licht toe):

lichamelijk of psychisch geweld: ja nee onbekend

verwaarlozing ja nee onbekend

seksueel misbruik: ja nee onbekend

huiselijk geweld: ja nee onbekend

Is sprake van bedreigend handelen of niet-handelen van pleegouder(s)? ja nee onbekend

Toelichting:

Risicofactoren bij de jeugdige

Page 362: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

362

Psychosociaal functioneren:

gedrag (thuis, school, buitenshuis) zorgen geen zorgen onbekend

sociaal en emotioneel functioneren zorgen geen zorgen onbekend

gebruik van middelen, verslaving zorgen geen zorgen onbekend

seksueel gedrag zorgen geen zorgen onbekend

Lichamelijke gezondheid:

letsel, verwondingen zorgen geen zorgen onbekend

algemene gezondheid, groei zorgen geen zorgen onbekend

Ontwikkeling

cognitieve ontwikkeling zorgen geen zorgen onbekend

schoolprestaties zorgen geen zorgen onbekend

Anders (licht toe):

Zijn er kindsignalen die wijzen op een bedreigde ontwikkeling? ja nee onbekend

Toelichting:

Risicofactoren bij de pleegouder(s)

Functioneren als opvoeder

eerder een kind mishandeld, verwaarloosd of misbruikt vader moeder onbekend

ontoereikende pedagogische kennis en/of vaardigheden vader moeder onbekend

problemen in de ouder-kind interactie vader moeder onbekend

minimaliseren/ontkennen aangetoonde kindermishandeling vader moeder onbekend

negatieve houding t.o.v. kind vader moeder onbekend

Persoonlijk functioneren

psychiatrische problematiek vader moeder onbekend

verslavingsproblematiek vader moeder onbekend

verstandelijke beperking vader moeder onbekend

Fysiek / emotioneel niet beschikbaar zijn voor het kind vader moeder onbekend

Voorgeschiedenis

op jonge leeftijd (<18 jaar) ouder geworden vader moeder onbekend

zelf slachtoffer van kindermishandeling vader moeder onbekend

eerder geweld gebruikt tegen personen vader moeder onbekend

Problematische partnerrelatie vader moeder onbekend

Anders (licht toe): vader moeder onbekend

Page 363: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

363

Risicofactoren bij jeugdige, gezin en/of omgeving

Jeugdige Gezin en omgeving

jong kind (< 5 jaar) éénoudergezin, stiefgezin, groot gezin

belaste voorgeschiedenis (bijv. prematuur) veel conflicten, huiselijk geweld

(ernstige) ziekte of handicap instabiel, ongeregeld leven

gedrags- en/of ontwikkelingsproblemen materiële/financiële problemen (werkloosheid, huisvesting)

moeilijk temperament ingrijpende levensgebeurtenissen

ongewenst sociaal isolement, sociaal conflict

onbekend onbekend

anders (licht toe): anders (licht toe):

Conclusie

Er zijn geen aanwijzingen voor kindermishandeling Toelichting:

Er is mogelijk sprake van kindermishandeling (meer opties mogelijk)

er is sprake van bedreigend handelen of niet-handelen van de ouder(s)

er zijn kindsignalen die wijzen op een bedreigde ontwikkeling

er zijn risicofactoren bij de ouder(s)

er zijn risicofactoren bij jeugdige, gezin en/of omgeving

ouder geeft geen informatie of inzicht in eigen handelen

Er is sprake van feitelijk aangetoonde kindermishandeling

op dit moment

in het verleden (nu gestopt)

Onvoldoende informatie om een oordeel te vormen

2. RISICOTAXATIE

Aanvullende risicofactoren bij vermoedelijke of aangetoonde kindermishandeling:

Page 364: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg Augustus 2011

364

(Vermoedelijke) pleger heeft direct toegang tot het kind

Derden hebben geen zicht op het kind

Aard van de mogelijke risico‟s voor het kind levensbedreigende situatie of direct gevaar

ontstaan van kindermishandeling

herhaling van kindermishandeling

anders:

Kans dat deze risico‟s zich gaan voordoen groot gemiddeld klein

Ernst van de verwachte gevolgen voor het kind ernstig gemiddeld niet ernstig

Beschermende factoren die de risico‟s kunnen verminderen veel enkele bijna geen geen

Ouder(s) Jeugdige Gezin en omgeving

gevoel van competentie, draagkracht sociaal vaardig steun uit het informele netwerk

positief zelfbeeld positief zelfbeeld (praktisch, emotioneel, materieel)

ondersteunende partner bovengemiddelde intelligentie steun formeel netwerk

kan eigen jeugdervaringen hanteren aantrekkelijk uiterlijk

positieve jeugdervaringen goede relatie belangrijke volwassene(n)

kan steun vragen/profiteren van ego-veerkracht (stressresistentie)

emotionele beschikbaarheid bereid en in staat om te veranderen

flexibiliteit

bereid en in staat om te veranderen

Conclusie risico‟s voor de jeugdige: Groot Gemiddeld Klein Geen

Toelichting:

Te voorziene veranderingen in de nabije toekomst die de risicotaxatie positief of negatief beïnvloeden:

Page 365: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2010

365

7.6 Bijlagen: Begeleide bezoeken 7.6.1 Inleiding Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

7.6.2 Cheklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

Page 366: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

366

7.6.1 Inleiding Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

Waarom een checklist om te komen tot een voor het kind zinvolle omgang met zijn of

haar biologische ouder(s)?

Kinderen zijn verbonden met hun familie, hoe oud ze ook zijn en waar ze ook wonen.

Het weten van je „roots‟ helpt bij het ontwikkelingspad naar de volwassenheid.

Vragen over bezoekmogelijkheden, frequentie, gelijkheidsverdeling vader/moeder en hoe

dit is voor het kind, zijn terugkerend op het moment dat het kind geplaatst is in een

pleeggezin. Het zijn lastige en moeilijke vragen, omdat afgewogen moet worden wat in

het belang is van het kind, daar waar de gevoelens van biologische ouder(s) en de rol

van pleegouder(s) zich soms naar de voorgrond dringen. En… wat is nu in het belang van

het kind?

De uitgangspunten, zoals je ze voorafgaande aan de checklist aantreft, vormen de

visie waarmee gekeken wordt naar de verschillende belangen van het kind, ouder(s) en

pleegouder(s). De ontwikkeling van het kind wordt hierbij steeds weer centraal gesteld.

Het vaststellen van een bezoekregeling vraagt om het vaststellen van de eventuele

begeleiding bij het bezoek, de plaats van bezoek, de duur van het bezoek en de

frequentie van het bezoek. Belangrijk is of de risico‟s die spelen bij het kind en/of de

ouder(s) indicatief zijn voor vooral een beschermende ofwel een ondersteunende

opstelling bij het bezoek.

De checklist geeft houvast bij het vaststellen van een bezoekregeling tussen

pleegkinderen en hun biologische ouder(s). Het geheel vormt de onderbouwing voor de

uiteindelijk gekozen vorm van de bezoekregeling.

De checklist heeft twee voorwaarden opgenomen die bepalend zijn voor het kader

waarin het bezoek plaats kan vinden, te weten 1) duidelijkheid voor alle betrokkenen

over het perspectief van de plaatsing en 2) acceptatie, respect en samenwerking vanuit

pleegouder(s) ten aanzien van ouder(s). De checklist bevat vijf vragen en zestien

items. De zwartgedrukte tekst is de feitelijke checklist. De schuingedrukte tekst is de

helptekst.

De vragen zijn gericht op feitelijke omstandigheden rondom het kind, welke

medebepalend zijn voor de uiteindelijke bezoekregeling. Door de items te scoren, wordt

duidelijk wat de beschermende en risicofactoren zijn. Daarmee wordt een antwoord

gegeven op de (on)mogelijkheden van het kind, de (on)mogelijkheden van de ouder(s)

en de (on)mogelijkheden van de relatie kind-ouder(s).

Met behulp van het stappenplan maak je een uiteindelijk voorstel voor een

bezoekregeling van pleegkinderen met hun ouder(s).

De ingevulde CHOP wordt bewaard in de werkaantekeningen van de pleegzorgbegeleider.

Het doel is om met behulp van deze lijst te komen tot een inhoudelijk onderbouwde

invulling van de bezoekregeling, die besproken en/of vastgesteld wordt in het zorgteam

dat rondom de pleeggezinplaatsing is ingesteld.

De rol van de (gezins)voogd in het kader van jeugdbeschermingszaken is hierbij een

wezenlijk andere dan de rol van de casemanager en de pleegzorgwerker. In het kader

van de jeugdbescherming kan de (gezins)voogd op basis van deze lijst zijn voorstel voor

een bezoekregeling bespreken en verantwoorden in het zorgteam en heeft hij de

bevoegdheid om deze regeling vast te stellen. In het specifieke kader van de VOTS kan

de CHOP in verband met een gebrek aan informatie niet worden gebruikt.

Aandachtspunt bij de langdurige pleegzorg is dat er een spanningsveld is tussen het

moment waarop het inhoudelijke opvoedingsbesluit wordt genomen en het juridisch

Page 367: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

367

kader van de verderstrekkende maatregel. Het opvoedingsbesluit is geen synoniem van

de verderstrekkende maatregel, maar gaat hieraan vooraf.

In het kader van vrijwillige hulpverlening kan de pleegzorgwerker samen met de

ouder(s) en/of de casemanager de lijst gebruiken voor het nemen van een inhoudelijk

onderbouwd besluit inzake de bezoekregeling in het zorgteam.

UITGANGSPUNTEN bij het vaststellen van een bezoekregeling tijdens een

pleeggezinplaatsing

(gebaseerd op visiedocument „Pleegzorg: een gezamenlijke zorg‟ uit 2006)

Lees de uitgangspunten goed door

- Elk kind heeft recht op verbondenheid met zijn ouder(s) en zijn familie.

Het is belangrijk om te (blijven) zoeken naar contactmogelijkheden tussen kind en

ouder(s). Contact is een recht, geen plicht (Singer, 2000; Mapp, 2004).

Enerzijds heeft het kind recht op persoonlijk contact met zijn „roots‟ om recht te kunnen

doen aan de zijnsloyaliteit als gevolg van de bloedband. Contact heeft een

therapeutische waarde voor de ontwikkeling van de identiteit en het zelfbeeld van een

kind. Anderzijds heeft het kind het recht een reëel beeld van zijn ouder(s) te verkrijgen

en te houden. Uitgangspunt is dat onthouding van contact traumatischer is dan een

slecht verlopend contact. Het risico op gevoelens van basale afwijzing, extreme zorg of

idealisering is aanwezig als een kind geen contact heeft met ouder(s).

Het doel is verbinden van de leefsituatie en achtergrond van het kind in plaats van

ontkoppelen. Voor een kind is het van belang van de ouder(s) emotionele toestemming

te krijgen voor het verblijf in het pleeggezin en van de pleegouder(s) emotionele

toestemming te krijgen voor het contact met de ouder(s) (Scott, O‟Neill & Minge, 2005).

- Elk kind heeft recht op duidelijkheid over het kader van de plaatsing. Duidelijkheid

over het kader is een voorwaarde voor een ontspannen verlopend oudercontact.

Met kader wordt bedoeld het perspectief, het doel en de duur van de plaatsing (Lucey,

2003; Mapp, 2004; OCS, 2004). Naar aanleiding van Trillium (landelijke pleegzorgvisie,

2001) kunnen in dit opzicht grofweg twee varianten worden onderscheiden.

0- Kortdurend/hulpverleningsvariant: onderzocht wordt of terugkeer van een kind naar

huis haalbaar is. Intensieve hulp wordt ingezet, waarbij gebruik gemaakt wordt van

het pleeggezin om veranderingen in gang te zetten. Doel van het oudercontact is ten

eerste het werken aan terugplaatsing of onderzoeken van mogelijkheden tot

terugplaatsing middels intensieve pedagogische begeleiding aan ouder(s) (waarbij de

ouder(s) ook verzorgingstaken op zich neemt) of middels observatiemomenten

tussen ouder(s) en kind (om zicht te krijgen op de ouder-kindinteractie). Ten tweede

wordt middels oudercontact gewerkt aan het opbouwen cq in stand houden cq

verdiepen van hechtingsrelatie e/o emotionele band tussen ouder(s) en kind (Howe &

Steele, 2004).

1- Langdurig/opvoedingsvariant: kind krijgt een vervangend opvoedingsmilieu

aangeboden in het pleeggezin. Er is een opvoedingsbesluit genomen in die zin dat in

principe niet meer wordt ingezet op terugkeer naar de ouder(s). Doel van het

oudercontact is ten eerste het leveren van een bijdrage aan de identiteitsontwikkeling

van een kind (waarborgen van continuïteit in relaties van het kind, hebben van een

realistisch beeld van ouder(s), verbinden/integreren van huidige

opvoedingssituatie/pleegouder(s) met voorgeschiedenis/ouder(s) en duidelijkheid

over afstamming). Ten tweede helpt oudercontact het kind om een gevoel van

eigenwaarde te ontwikkelen middels het ontwikkelen/behouden van een emotionele

band met zijn ouder(s); ouder(s) kunnen het kind laten merken dat zij betrokken zijn

en het welzijn van het kind willen bevorderen (Howe & Steele, 2004).

Page 368: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

368

Duidelijkheid over het kader is een voorwaarde voor een ontspannen verlopend

oudercontact (Corser & Furnell, 1991). Ouder(s) kunnen actief, gericht en mogelijk

samen met pleegouder(s) werken aan de voorwaarden voor terugplaatsing (bij

kortdurend) of kunnen beginnen met het loslatings- en rouwproces en acceptatie van het

feit dat hun kind bij pleegouder(s) opgroeit (bij langdurig). Pleegouder(s) kunnen actief,

gericht en samen met ouder(s) werken aan de voorwaarden voor terugplaatsing

(kortdurend) of hebben meer ruimte voor ouder(s) als zij de zekerheid hebben dat het

kind bij hen blijft en oudercontacten niet steeds in het teken staan van mogelijk verlies

van hun pleegkind (langdurig). Pleegkinderen verhouden zich tot de tijdelijkheid van de

plaatsing, richten zich op de ouder(s) en houden emotioneel afstand van de

pleegouder(s) (bij kortdurend) of hebben verblijfs- en bestaanszekerheid, durven zich

toe te vertrouwen aan de pleegouder(s) en hebben geen irreële verwachtingen ten

aanzien van de oudercontacten (bij langdurig).

- Elk kind heeft er recht op dat een bezoekregeling is afgestemd op zijn

ontwikkelingsbelang.

Het ontwikkelingsbelang van een kind is bij een bezoekregeling anders gedefinieerd dan

bij een opvoedingssituatie (Lucey e.a., 2003; Thoburn, 2004). Fysieke veiligheid dient

tijdens een bezoek gegarandeerd te zijn. Emotionele en pedagogische veiligheid is geen

voorwaarde, maar wel een streven. Het uitgangspunt is namelijk dat een kind zich (24

uur per dag, 7 dagen in de week) in een fysiek, pedagogisch en emotioneel veilige en

stabiele opvoedingssituatie (het pleeggezin) bevindt. Vanuit deze situatie kan het kind

gevoelens van angst, spanning en onrust voortkomend uit pedagogische e/o emotionele

veiligheid (beter) verwerken of hanteren. Het ontwikkelingsbelang van een kind bij een

bezoekregeling spitst zich toe op de verwerkingsmogelijkheden van een kind (Howe &

Steele, 2004; Taplin, 2005).

Elk kind heeft recht op begeleiding van de bezoeken indien dit noodzakelijk is ter

bescherming van zijn fysieke, emotionele of pedagogische veiligheid (Selwyn, 2004).

- Elk kind heeft er recht op dat over de diverse eigenschappen van een bezoek wordt

nagedacht en zo mogelijk overeenstemming wordt bereikt.

Concreet wordt met eigenschappen de aanwezige personen

(kind/ouder(s)/pleegouder(s)/begeleiders), duur, plaats van de bezoeken en de

frequentie bedoeld. Het zorgteam maakt een weging m.b.t. al deze eigenschappen,

waarbij een continuüm van opties mogelijk is. Het kader (perspectief/duur) van de

plaatsing is hierbij cruciaal (Taplin, 2005)

Het zorgteam is minimaal samengesteld uit ouder(s), pleegouder(s), (in principe) het

kind in kwestie van twaalf jaar en ouder, vertegenwoordigers uit het netwerk en

professionals die een rol spelen (doorgaans (gezins)voogd, casemanager en

pleegzorgwerker). De leden van het zorgteam ontwerpen gezamenlijk een voorstel voor

de bezoekregeling en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Zowel

het voorstel als de uitvoering wordt getoetst door professionals/hulpverleners.

Commitment en consensus over de eigenschappen van het bezoek vormen een

beschermende factor voor het kind (Leathers, 2003; Selwyn, 2004; Thoburn, 2004).

- Elk kind heeft er recht op dat de bezoeken op een zo natuurlijke en vanzelfsprekend

mogelijke wijze geïntegreerd zijn in zijn dagelijks leven.

In de meest ideale situatie betekent dit dat frequentie en duur naar behoefte van het

pleegkind zijn, de plaats in het pleeggezin of in het gezin van oorsprong is en er geen

begeleiding plaatsvindt. Belangrijk is om te blijven streven naar deze ideale situatie.

Soms is dit meteen bij aanvang van de plaatsing mogelijk, soms kan dit niet voor het

achttiende levensjaar gerealiseerd worden (Taplin, 2005).

- Elk kind heeft er recht op dat in de weging die met betrekking tot de bezoekregeling

wordt gemaakt alle beschermende en risicofactoren die hierin een rol spelen worden

meegenomen.

Page 369: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

369

De factoren die in de weging meegenomen moeten worden zijn ondergebracht in drie

categorieën, te weten 1) kind 2) ouder(s) 3) relatie kind-ouder(s). Enerzijds moet deze

weging periodiek in het zorgteam opnieuw worden gemaakt omdat een aantal factoren

veranderbaar is. Anderzijds is het kind gebaat bij continuïteit en regelmaat in de

bezoeken en dient het aantal veranderingen beperkt te blijven. Risicofactoren die vanuit

de literatuur naar voren komen zijn een onregelmatige bezoekfrequentie (Browne &

Moloney, 2002; Lambermon, 2005) en kinderen met emotionele e/o gedragsproblemen,

vaak voortkomend uit hechtings- of loyaliteitsproblemen (Browne & Moloney, 2002;

Leathers, 2003). Bij problemen in de bezoekregeling dient de oplossing dan ook niet

primair of uitsluitend gezocht te worden in wijziging van de eigenschappen (zoals

frequentie, duur of plaats). Er dient begeleiding ingezet te worden voor het verbeteren

van de kwaliteit van het contact en hulp voor het kind, de ouder(s) en de pleegouder(s)

bij het verwerken en hanteren van de bezoeken (Leathers, 2003; Stover e.a., 2003;

Lambermon, 2005).

Page 370: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

370

7.6.2 Checklist Oudercontacten Pleegzorg (CHOP)

Stappenplan om met behulp van de checklist te komen tot een bezoekregeling

tussen kinderen die wonen in een pleeggezin met hun ouder(s)

1. Formuleer de vraag betreffende het bezoek.

2. Vul de voorwaarden (A), vragen (B) en items (C) in. De checklist kan verder worden

ingevuld indien beide bovenstaande vragen met JA beantwoord zijn. Bij een NEE op

de eerste voorwaarde moet Bureau Jeugdzorg aan het werk. Bij een NEE op de

tweede voorwaarde moet de Pleegzorgvoorziening aan het werk.

3. Maak de weging: plaats de vraag in de context van de antwoorden op de vragen (A)

en scoor de risico- en beschermende factoren (B) (let op: de aanwezigheid van

beschermende factoren heft de ernst van de aanwezigheid van risicofactoren op, of

vermindert deze).

4. Bepaal de aanwezigheid van ondersteunende volwassenen, plaats van bezoek, duur

van het bezoek en als laatste de frequentie van het bezoek.

5. Is er iets wat pleit tegen het besluit omtrent de voorgenomen bezoekregeling?

6. De praktijk: het krijgen van commitment en consensus over het advies vanuit de

CHOP met biologische ouder(s) en pleegouder(s) in het zorgteam.

Page 371: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

371

Naam kind :

Leeftijd kind :

Ouder(s) : Pleegouder(s) : bestandsgezin/netwerkgezin

Stap 1: De vraag

Waarom is er de vraag naar een bezoekregeling? (Over en met wie? Aanpassing of

nieuwe regeling?)

Stap 2:

A Voorwaarden

Om überhaupt te komen tot een omgang tussen kind en ouder(s) is het op de

eerste plaats van belang dat het perspectief van het kind duidelijk is. Immers als er

nog sprake is van de mogelijkheid tot terugkeer naar de biologische ouder(s), dan

dient de bezoekregeling een ander doel, dan het bezoek dat bedoeld is voor het

kind om de ouder(s) te „kennen‟, zoals bij een langdurige plaatsing van het kind in

het pleeggezin. Om tot een omgang tussen kind en zijn biologische ouder(s) te

komen, dient er op de tweede plaats sprake te zijn van acceptatie, respect en

samenwerking vanuit de pleegouder(s) ten opzichte van de biologische ouder(s).

Indien bij de voorwaarden 1 van de 2 vragen met nee beantwoord wordt, zal eerst

overleg gevoerd moeten worden tussen de betrokken (gezins)voogd, casemanager,

pleegzorgbegeleider, pleegouder(s), ouder(s) alvorens de checklist verder gebruikt

kan worden.

Is er in de praktijk duidelijkheid voor alle betrokkenen (pleegkind,

ouder(s) en pleegouder(s)) over het perspectief/de duur van de plaatsing?

Duidelijkheid over het perspectief/de duur van de plaatsing geeft alle betrokkenen

duidelijkheid over het doel van de contacten en stelt hen in de gelegenheid zich

hiernaar te verhouden.

Bij een langdurige plaatsing wordt in principe niet meer ingezet op terugkeer naar

de ouder(s), maar krijgt het kind in het pleeggezin een vervangend

opvoedingsmilieu aangeboden.

Voor het kind staan de contacten met de ouder(s) in het licht van een bijdrage aan

zijn identiteitsontwikkeling. Het kind kan een gevoel van eigenwaarde ontwikkelen,

omdat het betrokkenheid van zijn ouder(s) ervaart in en door de contacten. Voor

het kind is dit belangrijk, omdat de biologische ouder(s) de bron vormen van zijn

bestaan.

Een gestructureerd, qua frequentie beperkt en qua duur afgebakend contact is

nodig c.q. volstaat om het doel van dit oudercontact te bereiken.

Bij een kortdurende plaatsing ligt het accent op:

of terugkeer naar huis,

of onderzoek naar de vervolgwoonplek,

of overbrugging omdat de vervolgwoonplek nog niet

beschikbaar is.

Voor het kind staan de contacten met de ouder(s) in het licht van het in stand

houden van/verdiepen van de hechting c.q. emotionele band met de ouder(s).

Frequent, intensief en begeleid e/o geobserveerd contact is nodig om het doel van

dit oudercontact te bereiken.

j n

Page 372: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

372

Zijn de pleegouder(s) in de praktijk daadwerkelijk in staat ouder(s) te

accepteren en respecteren en met hen samen te werken?

Vanuit de bloedband en genetische verwantschap met de ouder(s), is het voor het

kind van wezenlijk belang dat zijn opvoeders zijn biologische ouder(s) kunnen

accepteren en respecteren. De biologische ouder(s) zijn immers de bron van zijn

bestaan. Door het niet kunnen accepteren en respecteren van deze bron wordt

impliciet ook de bestaansgrond van het kind in twijfel getrokken.

Wanneer er sprake is van acceptatie en respect kunnen de pleegouder(s) en de

ouder(s) samenwerken en daarmee het kind het signaal geven dat zijn

bestaansrecht wordt gerespecteerd, daardoor ruimte scheppend voor zijn verdere

ontwikkelingstaken.

j n

Page 373: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

373

B Vragen gericht op feitelijke omstandigheden rondom het kind

Antwoord

Wat is de kalenderleeftijd van het kind?

In het algemeen zijn kinderen t/m 5 jaar het meest

gebaat bij bezoeken in aanwezigheid van de

pleegouder(s). Zij bezitten nog onvoldoende

vaardigheden om situaties te hanteren. Daarmee zijn zij

in hun functioneren en in hun gevoel van veiligheid nog

erg afhankelijk van de gehechtheidsfiguren/pleegouder(s)

(Smulders-Groenhuijsen, 2002).

Vanaf de leeftijd van 6 jaar ontwikkelen kinderen meer

„zelfstandigheid‟ wat betreft het kunnen hanteren van

situaties. Dit wil zeggen dat zij steeds meer veiligheid en

vaardigheden ontwikkelen los van hun

gehechtheidsfiguren/pleegouder(s).

Heeft het kind wensen ten aanzien van contact met

ouder(s)? Zo ja welke?

Kinderen willen graag (al op jonge leeftijd) meedenken

over belangrijke besluiten in hun leven, zonder daarbij

een beslissing te moeten nemen. Het kost tijd om in

gesprek met kinderen erachter te komen wat hun wensen

zijn. Eén gesprek is daarvoor niet afdoende.

Vanaf ongeveer 7 jaar is er sprake van een redelijk

zelfbewustzijn en zijn kinderen vaak wel enigszins in

staat om aan te geven wat zij zelf willen. Als kinderen

jonger zijn, zullen gedragingen van kinderen indicatief

zijn. Kinderen vanaf 9 jaar kunnen enigszins alsdan

denken en de consequentie van hun wensen wat

inschatten.

Wat is de wens van de ouder(s)?

Probeer (het liefst vanuit eigen gesprek) de wensen van

ouder(s) zelf in kaart te brengen.

Wat is de wens van de pleegouder(s)?

Van pleegouder(s) mag worden verwacht dat zij denken

vanuit het belang van hun pleegkind. Van hen wordt

verwacht in te schatten wat voor hun pleegkind de

optimale mogelijkheden zijn als het gaat om contact met

biologische ouder(s).

Hoe is de huidige bezoekregeling?

Page 374: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

374

C Items

Ga bij het invullen uit van de situatie van het kind en zijn/haar ouder(s) tijdens

de bezoekregeling.

Een ja/+ scoor je als het gaat om een beschermende factor, en een nee/- scoor je

als het gaat om een risicofactor. Let op: er zijn twee uitzonderingen hierop; deze

worden expliciet aangeven! Indien je onvoldoende informatie hebt ga je terug naar

de ouder(s) e/o pleegouder(s).

1: (On)mogelijkheden van het kind

Heeft het kind veerkracht, makkelijk temperament en is het stressbestendig?

Kenmerken van veerkracht zijn onder andere een gemiddelde intelligentie, een

opgewekt karakter, een positief zelfbeeld en de beschikking over sociale

vaardigheden.

Kenmerken van makkelijk temperament zijn onder andere het zich niet snel belast

voelen en geliefd zijn bij leeftijdgenoten en volwassenen.

Kenmerken van stressbestendigheid zijn onder andere het zich kunnen aanpassen

aan veranderende omstandigheden, het vinden van oplossingsstrategieën voor

bedreigende situaties en het zich staande houden daarin.

+ -

Laat het kind leeftijdsadequaat gedrag zien op het gebied van sociaal-emotioneel

functioneren op school of in de vrijetijdssituatie?

Te denken valt aan: kan het kind vrienden maken en houden, kan het kind zich

handhaven in het contact met leeftijdgenoten, heeft het invulling voor vrije tijd,

hobby‟s, sport, contacten in en buiten school. Enige mate van regressie hierin hoort

bij de verandering die het kind meemaakt na plaatsing. Wanneer regressie

dusdanige vormen aanneemt dat dit het leven van het kind ernstig ontregelt, geldt

dit als risicofactor.

+ -

Heeft het kind een ontwikkelingsstoornis?

Let op: ja= -/nee=+

Hierbij valt te denken aan: spraak- en taalontwikkelingsstoornissen,

gehoorstoornissen, visusstoornissen, cerebrale parese (spasticiteit), mentale

beperking, ADHD, autisme, PDD-NOS, gedragsstoornissen, lichamelijke stoornissen,

reactieve hechtingsstoornis e.a. Onder andere vastgelegd in DSM-IV.

+ -

Is het kind in staat om zich met gevoelens van angst, onrust en spanning te

wenden tot veilige volwassenen? Deelt het kind wat er in hem/haar omgaat?

Pleegouder(s) zijn belangrijke (hechtings)figuren in het leven van de kinderen. Op

het moment dat het kind ouder is, kan dit ook een leerkracht, oma of andere

belangrijke derde zijn.

+ -

Is het kind in staat om ontspannen en onbelast om te gaan met de periode rondom

de bezoeken?

Bedoeld wordt het zonder probleemgedrag doorlopen van het dagritme (eten,

slapen, school, vrijetijdsbesteding) in de dagen voor en na het bezoek. Lichte

gevoelens van spanning (zich vooral uitend in onrust, concentratieproblemen en

ambivalentie in het contact met pleegouder(s)) zijn inherent aan het contact met

ouder(s) en gelden niet als risicofactor.

+ -

Subtotaal 1

Page 375: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

375

2: (On)mogelijkheden van de ouder(s)

Kunnen ouder(s) toestemming geven voor het verblijf van het kind in het

pleeggezin?

Wat zeggen ouder(s) hierover tegen het kind en wat stralen ze hierover uit naar het

kind toe?

+ -

Tonen ouder(s) inzicht in hun eigen handelen?

Risicofactoren hierbij zijn persoonlijke problematiek van ouder(s) zoals verslaving,

psychiatrische problematiek, beperkte verstandelijke vermogens. Een culturele of

religieuze achtergrond van ouder(s) kan ook een risicofactor vormen.

+ -

Laten ouder(s) in hun handelen zien dat zij zich verplaatsen in de beleving van het

kind?

Het zich niet verplaatsen uit zich onder meer in het afzeggen van afspraken, niet op

komen dagen bij bezoeken, uitspraken doen over thuis komen wonen daar waar dit

niet aan de orde is. Risicofactoren hierbij zijn persoonlijke problematiek van

ouder(s) zoals verslaving, psychiatrische problematiek, beperkte verstandelijke

vermogens.

+ -

Bieden ouder(s) tijdens het bezoek structuur, duidelijkheid en toezicht?

Het gaat hier niet om structuur, duidelijkheid en toezicht die gevraagd wordt in een

dagelijkse opvoedingssituatie, maar wel om een bepaalde mate van deze

vaardigheden. Het kind moet voldoende veilig zijn en zich voldoende veilig voelen

tijdens de bezoekcontacten.

+ -

Sluiten de ouder(s) bij het bezoek aan bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau

van het kind?

Denk hier aan het aansluiten bij leeftijd en ontwikkelingsniveau, in die mate dat het

kind duidelijk niet wordt overvraagd en daar niet zichtbaar last van heeft.

+ -

Kunnen ouder(s) tijdens een bezoek de fysieke veiligheid van het kind garanderen?

Denk hierbij aan psychiatrische problematiek van ouder(s) die gepaard gaat met

bijvoorbeeld een gebrekkige impulsbeheersing of agressie, of ouder(s) met

beperkte verstandelijke vermogens die risicosituaties niet in kunnen schatten.

Tevens valt te denken aan een risicovolle leefsituatie zoals een verslavingsmilieu,

prostitutiemilieu, criminaliteitsmilieu.

+ -

Is er een ondersteunend sociaal netwerk ten aanzien van de bezoeken?

Denk hierbij aan familie, buren, vrienden die ouder(s) ondersteunen in praktisch

en/of emotioneel opzicht bij de bezoeken met hun kind.

+ -

Subtotaal 2

Page 376: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

376

3: (On)mogelijkheden van de relatie kind-ouder(s)

Is er sprake van traumatisering van het kind in relatie met de ouder(s) (fysieke,

emotionele of seksuele mishandeling/fysieke, emotionele of pedagogische

verwaarlozing)?

Let op: ja= -/nee= +

Het gaat er hierbij om dat er in de geschiedenis van het kind samen met de

ouder(s) ooit sprake is (geweest) van geweld in welke vorm dan ook.

+ -

Is er sprake van een veilige hechtingsrelatie tussen ouder(s) en kind?

Dit is iets anders dan dat ze op elkaar betrokken zijn e/o dat ouder(s) liefdevol

spreken over de kinderen. Het gaat erom dat de kinderen kunnen bouwen op hun

ouder(s), hen als vertrouwensfiguur ervaren, waarbij voorspelbaar zijn en

congruent handelen sleutelwoorden zijn.

+ -

Is er tijdens het contact tussen ouder(s) en kind een emotionele band

waarneembaar?Ofwel is er tussen de ouders en het kind enige mate van

wederkerigheid in contact, warmte, genegenheid en positieve aandacht zichtbaar?

+ -

Beleven ouder(s) en kind het contact als positief, ontspannen en plezierig?

Vragen die hierbij concreter gesteld kunnen worden zijn: Gaat het kind graag mee,

maakt het plezier en reageert het ontspannen op de aandacht die het krijgt van de

ouder(s)? Indien voor beide ouders verschillend, dan apart scoren.

+ -

Subtotaal 3

Totaal

Page 377: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

377

Stap 3: De weging

A Context

Geef kort weer wat de leeftijd, wens van kind en ouder(s), pleegouder(s) en huidige

situatie is (zie stap 2B).

B Risico- en beschermende factoren (zie stap 2C)

I Geef aan hoeveel risico- en beschermende factoren zijn gescoord.

Beschermend: Risico:

Indien er sprake is van meerdere risicofactoren (meer dan 2) dan heeft het kind

moeite om de contacten met zijn/haar ouder(s) te hanteren = vraag om

ondersteuning.

Indien er meerdere risico‟s voor het kind aanwezig zijn, dan betekent dit dat de

hanteringsmogelijkheden van het kind beperkter zijn. Dit betekent iets voor de

aanwezigheid van begeleiding bij de bezoekregeling en voor de frequentie, duur en

plaats van de bezoeken. Hoe meer risicofactoren, hoe meer aanwezigheid van de

veiligheid biedende personen, hoe meer beperking in duur en frequentie en hoe sneller

de keuze voor bezoek op neutraal terrein.

II Geef aan hoeveel risico- en beschermende factoren zijn gescoord.

Beschermend: Risico:

Indien er sprake is van meerdere risicofactoren (meer dan 3) dan hebben de

ouder(s) moeite om de contacten met hun kind(eren) te hanteren = vraag om

bescherming en ondersteuning.

Indien er risico‟s voor de ouder(s) aanwezig zijn, dan betekent dit dat de

ouder(s)problematiek bepalend is voor de mogelijkheden die het kind heeft om met hen

in contact te zijn.

Risicoscores op dit gebied hebben invloed op plaats, begeleiding, duur als ook frequentie

van het bezoek. Hoe ernstiger de ouder(s)problemen hoe minder vaak, korter en beter

begeleid de bezoeken plaatsvinden ter bescherming van het kind.

Bij ernstige ouder(s)problematiek is te overwegen om over te gaan op bezoek op

neutraal terrein. Dit bijvoorbeeld ter voorkoming van herhaald trauma voor de kinderen

e/o ongewenste ouder(s)inmenging in hun leefwereld.

III Geef aan hoeveel risico- en beschermende factoren zijn gescoord.

Beschermend: Risico:

Indien er sprake is van meerdere risicofactoren (meer dan 2) dan hebben

ouder(s) en het kind moeite om invulling te geven aan hun contacten = vraag

om bescherming en ondersteuning.

Page 378: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

378

Indien er risico‟s ten aanzien van de relatie tussen ouder(s) en kind aanwezig zijn, dan

betekent dit dat hechtingsproblematiek en mogelijk traumatisering in mindere of

meerdere mate bepalend zijn voor de mogelijkheden die het kind heeft om met zijn/haar

ouder(s) in contact te zijn. Hoe beter ouder(s) in staat zijn te accepteren dat hun kind

opgroeit in een pleeggezin hoe meer ontspannen een bezoek kan verlopen. Een

verbeterde relatie tussen ouder(s) en kind heeft een positieve invloed op de ontwikkeling

van deze kinderen in het pleeggezin.

Risicoscores op dit gebied hebben invloed op frequentie, duur, plaats en begeleiding bij

het bezoek. Hoe ernstiger de risico‟s hoe minder vaak, korter, neutraler en beter

begeleid de bezoeken plaats zullen vinden.

Page 379: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

379

Stap 4: Bezoekregeling

Wat zegt de weging vanuit de context en de risico- en beschermende factoren over de

bezoekregeling, rekening houdend met onderstaande uitgangspunten?

1) Bij een kortdurende plaatsing is frequent, intensief en geobserveerd/begeleid bezoek

nodig om doel oudercontact te bereiken.

2) Bij een langdurige plaatsing is gestructureerd, qua frequentie beperkt en qua duur

afgebakend bezoek nodig om doel oudercontact te bereiken.

3) Hoe jonger de leeftijd van het kind, hoe explicieter er bij de eigenschappen van een

bezoek moet worden stilgestaan

4) Bij kinderen tussen de 8-12 jaar is het van belang om expliciet te vragen wat het

kind zelf wil als het gaat om aanwezigheid volwassenen en plaats van bezoek. Weeg

dit mee in je besluit. Frequentie en duur zijn voor de kinderen in deze leeftijd iets

moeilijker in te schatten. Ze kunnen hier wel wat van vinden.

5) Bij kinderen ouder(s) dan 12 jaar is de (intrinsieke) wens van het kind ten aanzien

van de vier elementen van het bezoek richtinggevend, tenzij dit grote risico‟s voor

het kind zelf met zich meebrengt.

6) Hoe hoger de risicoscores op de 3 categorieën, hoe minder natuurlijk en

vanzelfsprekend de bezoeken verlopen (kort, weinig, begeleid, op neutraal terrein).

7) Onafhankelijk van perspectief, leeftijd en scores op de 3 categorieën is continuïteit en

regelmaat cruciaal. Wijzigingen dienen dus zoveel mogelijk te worden voorkomen.

8) Kinderen die opgroeien in een netwerkpleeggezin zijn natuurlijker verbonden met hun

ouder(s) door de familieverbanden. Dit vraagt om het in kaart brengen van de

omstandigheden rondom de familierelaties in relatie tot de vier elementen van de

bezoekcontacten.

9) Hoe beter de relatie met de pleegouder(s), hoe makkelijker kinderen meer contact

met biologische ouder(s) aankunnen.

1. Aanwezigheid van volwassenen ter ondersteuning en/of bescherming van

het kind?

Kortdurend

0-8 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning heeft

voorkeur.

Alle leeftijden: Aanwezigheid van professionals i.v.m. observatie ouder(s)-kind contact

of intensieve pedagogische ouder(s)begeleiding is vereist.

Langdurig

0-5 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning is

vereist.

6-8 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning heeft

voorkeur.

Kindfactoren

>2 risico‟s: Hoe meer de aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele)

ondersteuning vereist is.

Ouder(s)factoren

>3 risico‟s: Hoe meer aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele)

ondersteuning en van professionals i.v.m. bescherming vereist is. Indien

een professional dan zoveel mogelijk dezelfde persoon.

Ouder(s)-kindfactoren

Page 380: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

380

>2 risico‟s: Hoe meer aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele)

ondersteuning en van professionals ivm bescherming vereist is. Indien

een professional dan zoveel mogelijk dezelfde persoon.

Advies aanwezige volwassenen:

Page 381: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

381

2. Plaats van bezoek?

Kortdurend

0-5 jaar: Pleeggezin als veilige en natuurlijke plek heeft voorkeur.

Langdurig

0-5 jaar: Pleeggezin als veilige en natuurlijke plek heeft ongeacht het aantal

risico‟s de voorkeur.

Kindfactoren

Ongeacht het aantal risico‟s heeft het pleeggezin de voorkeur.

Ouder(s)factoren

>3 risico‟s: Hoe meer noodzaak voor neutraal terrein.

Ouder(s)-kindfactoren

>2 risico‟s: Hoe meer noodzaak voor neutraal terrein.

Advies plaats:

3. Frequentie van het bezoek?

Kortdurend

0-2 jaar: Minimaal wekelijks, bij voorkeur meerdere keren per week/dagelijks.

2-6 jaar: Minimaal tweewekelijks, bij voorkeur wekelijks/meerdere keren per

week.

Langdurig

Ongeacht de leeftijd: continuüm met een minimum van 2 keer per jaar (de frequentie die

volstaat om een reëel beeld van de ouder(s) te krijgen), een gemiddelde van 1 keer per

6 weken en een maximum van eenmaal per twee weken.

Kindfactoren

>2 risico‟s: Hoe lager de frequentie (1 keer per 8 weken of minder).

Discriminerende kindfactor is de veerkracht, de stressbestendigheid en het

herstelvermogen van het kind. Hoe minder veerkracht, stressbestendigheid en

herstelvermogen, hoe lager de frequentie.

Ouder(s)factoren

>3 risico‟s: Hoe lager de frequentie (1 keer per 8 weken of minder).

Ouder(s)-kindfactoren

>2 risico‟s: Hoe lager de frequentie (1 keer per 8 weken of minder).

Het wetenschappelijk onderbouwde uitgangspunt dat het kind gebaat is bij continuïteit

en regelmaat in de bezoeken leidt tot de stelregel dat regelmaat boven frequentie gaat.

Dit betekent dat:

1) bij twijfel over de wenselijkheid of haalbaarheid ingezet wordt op een lagere

frequentie met mogelijkheid tot een hogere frequentie op basis van een positieve

evaluatie.

2) een onregelmatige bezoekregeling als gevolg van overvraging van het kind en/of de

ouder(s) vraagt om een lagere frequentie.

Advies frequentie:

Page 382: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

382

4. Duur van het bezoek?

Kortdurend

0-2 jaar: Kinderen hebben weinig besef van tijd en duur en zijn nog niet in staat tot

vasthouden herinnering. Duur is afhankelijk van slaap- en waakritme van het kind. Ga

uit van half uur, rondom verzorgingsmoment heeft voorkeur

2-5 jaar: Kinderen hebben korte spanningsboog, zijn snel afleidbaar en zijn in staat tot

herkenning van de ouder(s). Duur is afhankelijk van de context waarin bezoek

plaatsvindt en dus de mate waarin kind kan „ontsnappen‟ in zijn spel. Ga uit van drie

kwartier tot uur.

Vanaf 6 jaar: Kinderen hebben tijdsbesef en herinneren zich makkelijker. Ga uit van

anderhalf uur.

Langdurig

Ongeacht de leeftijd: continuüm met minimum van één tot anderhalf uur en maximum

van een weekend.

Kindfactoren

>2 risico‟s: Hoe korter het bezoek duurt.

Ouder(s)factoren

>3 risico‟s: Hoe korter het bezoek duurt.

Ouder(s)-kindfactoren

>2 risico‟s: Hoe korter het bezoek duurt.

Advies duur:

5. Bij kortdurende plaatsing: wat is het trajectverloop waarbij (duidelijk wordt

of) kind kan worden terug geplaatst bij zijn/haar ouder(s)?

0-8 jaar: Aanwezigheid van pleegouder(s) i.v.m. (emotionele) ondersteuning heeft

voorkeur.

Alle leeftijden: Aanwezigheid van professionals i.v.m. observatie ouder(s)-kind contact

of intensieve pedagogische ouder(s)begeleiding is vereist.

0-8 jaar: Van de plaats van pleeggezin geleidelijk aan naar de situatie bij de

ouder(s) thuis.

0-2 jaar: Starten met minimaal wekelijks, oplopend naar meerdere keren per

week/dagelijks.

2-8 jaar: Starten met minimaal tweewekelijks, oplopend naar wekelijks/meerdere

keren per week.

0-2 jaar: Half uur, rondom verzorgingsmoment oplopend naar dagdelen.

2-8 jaar: Drie kwartier tot uur oplopend naar dagdelen.

Traject:

Page 383: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

383

Stap 5: Is er iets wat pleit tegen het besluit over de voorgenomen

bezoekregeling? Zo ja wat?

Maak een onderscheid tussen dat wat wenselijk en dat wat haalbaar is.

Voor en tegen van voorgenomen advies:

Advies:

Aanwezigheid volwassenen:

Plaats:

Duur:

Frequentie:

Stap 6: Krijgen van commitment en consensus met biologische ouder(s) en

pleegouder(s)

Het is van belang om het advies vanuit de CHOP in te brengen in het zorgteam van

pleegzorg waar biologische ouder(s) en pleegouder(s) aan deelnemen. Hier wordt ook

het evaluatiemoment vastgesteld.

Page 384: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

384

7.7 Bijlagen: Beslismomenten

7.7.1 Gespreksverslag Pas op de Plaats gesprek

7.7.2 Bijplaatsingsverslag

7.7.3 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (positief)

7.7.4 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (negatief)

7.7.5 Pleegzorgcontract FlexusJeugdplein - Pleegoudervoogd

Page 385: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

385

7.7.1 Gespreksverslag “Pas op de Plaats” Gesprek

Registratienummer :

Datum overleg :

Datum verslag :

Pleegzorgbegeleider :

Pleegouder(s) :

Eigen kind(eren), j/m, geb. datum :

Pleegkind(eren), j/m, geb. datum :

Datum plaatsing :

MOTIVATIE

SITUATIE PLEEGGEZIN

De (pleeg)kinderen

De pleegouder(s)

SAMENVATTING EN CONCLUSIE

AANBEVELING

Handtekening

Datum:

Afdelingsmanager:

Page 386: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

386

7.7.2 Bijplaatsingsverslag

Gespreksverslag t.b.v. bijplaatsing bij familie te

Registratienummer :

Datum overleg :

Datum verslag :

Pleegzorgbegeleider :

Pleegouder(s) :

Eigen kind(eren), j/m, geb. datum :

Pleegkind(eren), j/m, geb. datum :

Datum plaatsing :

MOTIVATIE TOT BIJPLAATSING

Waarom willen pleegouders bijplaatsing en waarom nu?

SITUATIE PLEEGGEZIN

De (pleeg)kinderen

Beschrijf de plek en ontwikkeling van het aanwezige pleegkind, binnen het gezin.

Beschrijf het verloop van de plaatsing.

Beschrijf de ontwikkeling van de overige kinderen in het gezin, m.n. nadat de (laatste)

plaatsing tot stand is gekomen.

Hoe is de relatie van de kinderen onderling, welke ontwikkeling heeft zich daarin

voorgedaan?

Wat is de verwachting t.a.v. de kinderen: hoe zullen zij individueel reageren op een

bijplaatsing?

Hoe en wanneer worden de kinderen betrokken bij de beslissing tot een bijplaatsing?

Hoe is de gezondheid van de kinderen?

Is er sprake van enigerlei specifieke professionele hulp?

De pleegouder(s)

Beschrijf de ontwikkeling sinds de laatste plaatsing. Daarbij valt te denken aan de

volgende punten:

Hoe verliep de samenwerking met BJZ-werkers en begeleider?

Hoe verliepen de contacten met de biologische ouders?

Hoe is de rolverdeling tussen pleegouders?

Hoe is de onderlinge relatie?

Wat zijn de sterke en zwakke kanten? Maak hierbij gebruik van de vijf STAP-criteria.

Gezondheid.

Hebben zich recent belangrijke ontwikkelingen voorgedaan t.a.v. werk, studie,

verhuizing, gezin?

Zijn er belangrijke veranderingen te verwachten?

Hoe kijkt de omgeving aan tegen een bijplaatsing?

Zijn er (voldoende) hulpbronnen?

Page 387: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

387

PRAKTISCHE AANDACHTSPUNTEN

Werken de pleegouders?

Hoe is de bereikbaarheid met openbaar vervoer?

Welke mogelijkheden zijn er t.a.v. school?

Is er een eigen kamer beschikbaar?

Overig.

AANBOD

Aan wat voor kind wordt gedacht, leeftijd, geslacht?

Welke problematiek denken pleegouders aan te kunnen en waar liggen hun grenzen?

Wat is er mogelijk met biologische ouders, frequentie van oudercontacten, moeilijke

ouders, de tijdelijkheid van de plaatsing enz.?

SAMENVATTING EN CONCLUSIE

AANBEVELING

SAMENVATTING PLAATSINGSMOGELIJKHEDEN

Vorm van pleegzorg: dagopvang

weekend-opvang

vakantieopvang

crisisopvang

kort

tijdelijk (1 à 2 jaar)

langdurend

Geslacht :

Leeftijd :

Niet blanke huidskleur : ja/nee/bespreekbaar

Niet westerse cultuur : ja/nee/bespreekbaar

Verstandelijke handicap, licht : ja/nee/bespreekbaar

Verstandelijke handicap, zwaar : ja/nee/bespreekbaar

Lichamelijke handicap, licht : ja/nee/bespreekbaar

Lichamelijke handicap, zwaar : ja/nee/bespreekbaar

Speciaal onderwijs : ja/nee/bespreekbaar

Therapeutische Pleegzorg : ja/nee/bespreekbaar

Belastend oudercontact : ja/nee/bespreekbaar

Risicobaby : ja/nee/bespreekbaar

Meer dan 1 (aantal) : ja/nee/bespreekbaar

Ervaring in pleegzorg :

Eigen kamer :

Huisdieren (welke) :

Eventuele bijzonderheden :

Page 388: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

388

Naam, datum en handtekening betrokkenen

Pleegouder:

Datum: Handtekening

Pleegouder:

Datum: Handtekening

Pleegzorgbegeleider:

Datum: Handtekening

Afdelingsmanager:

Datum: Handtekening

Page 389: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

389

7.7.3 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (positief)

Betreft: Beoordeling verzoek tot bijplaatsing

Rotterdam,

Beste ,

Middels deze brief stel ik u officieel op de hoogte van de beoordeling van uw verzoek tot

bijplaatsing.

Na het bijplaatsingsgesprek op hebben wij uw verzoek intern besproken en

besloten het in te willigen.

Voor verdere toelichting van deze beslissing wordt verwezen naar het

Bijplaatsingsverslag.

Het Bijplaatsingsverslag zal opgenomen worden in ons bestand van waaruit bemiddeld

wordt tussen pleeggezinnen en aangemelde kinderen. U zult door de bestandsbeheerder

en/of matchingsmedewerker op de hoogte gehouden worden van de verdere voortgang.

Ik hoop u hiermee voldoende op de hoogte gesteld te hebben.

Met vriendelijke groet,

Pleegzorgbegeleider

Afdeling Pleegzorg

Bijlage: Bijplaatsingsverslag

Afdeling Pleegzorg

Diergaardesingel 71

3014 AE ROTTERDAM

Telefoon 010 – 271 88 88

Fax 010 – 414 32 53

[email protected]

www.pleegzorgrotterdam.nl

Page 390: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

390

7.7.4 Standaardbrief beoordeling bijplaatsingsverzoek (negatief)

Betreft: Beoordeling verzoek tot bijplaatsing

Rotterdam,

Beste ,

Middels deze brief wil ik u officieel op de hoogte stellen van de beoordeling van uw

verzoek tot bijplaatsing.

Na het bijplaatsingsgesprek op hebben wij uw verzoek intern besproken en

besloten het niet in te willigen.

Voor verdere toelichting op deze beslissing wordt verwezen naar het Bijplaatsingsverslag

(zie bijlage).

Mocht u het oneens zijn met bovenstaande beslissing, dan kunt u dit aan mij aangeven.

Er kan u een second opinion aangeboden worden, uitgevoerd door een andere

pleegzorgbegeleider van FlexusJeugdplein. Deze zal door de afdelingsmanager

aangewezen worden. Na de second opinion krijgt u schriftelijk bericht over de uitslag.

Ik hoop u hiermee voldoende op de hoogte gesteld te hebben.

Met vriendelijke groet,

Pleegzorgbegeleider

Afdeling Pleegzorg

Bijlage: Bijplaatsingsverslag

Afdeling Pleegzorg

Diergaardesingel 71

3014 AE ROTTERDAM

Telefoon 010 – 271 88 88

Fax 010 – 414 32 53

[email protected]

www.pleegzorgrotterdam.nl

Page 391: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

391

7.7.5 Pleegzorgcontract tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd.

Stichting FlexusJeugdplein:

Adres : Diergaardesingel 71

Postcode en Plaats : 3014 AE Rotterdam

Telefoon : 010 - 2718888

Pleegzorgbegeleider :

Afdeling : Pleegzorg

Pleegoudervoogd:

Naam en voorletter(s) pleegouder :

Geboortedatum en plaats :

Adres :

Postcode en Plaats :

Telefoon :

Giro/bankrekening :

De zorgaanbieder pleegzorg en de pleegoudervoogd komen, met inachtneming van de

Regeling pleegzorg, als volgt overeen:

1. Aanvang van het contract

Met ingang van d.d. heeft de pleegoudervoogd de voogdij verkregen over:

Naam pleegkind :

Voornamen :

Roepnaam :

Geboortedatum :

Geboorteplaats :

Hierna te noemen het pleegkind, is opgenomen in het gezin van de pleegoudervoogd.

2. Duur van het contract

Het contract wordt onverminderd hetgeen onder drie is overeengekomen, aangegaan

voor onbepaalde tijd doch maximaal tot de meerderjarigheid van het pleegkind.

3. Beëindiging van het contract

Het contract eindigt door:

a. dat de pleegoudervoogd ophoudt het pleegkind in zijn gezin op te voeden en te

verzorgen;

b. dat het pleegkind meerderjarig wordt;

c. dat de voogdij van de pleegoudervoogd anderszins eindigt;

d. ontbinding met wederzijds goedvinden;

e. tussentijdse opzegging;

f. ontbinding door de rechter.

Page 392: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

392

4. Behandeling van klachten

Het klachtenreglement is op aanvraag te verkrijgen.

5. Vergoeding

De zorgaanbieder pleegzorg verleent op basis van dit contract aan de pleegoudervoogd

een vergoeding verbonden aan de verzorging en opvoeding van het pleegkind. Deze

vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Regeling pleegzorg d.d. 22 december

2004.

6. Informatieverschaffing door de pleegoudervoogd

De pleegoudervoogd verschaft op verzoek van de zorgaanbieder pleegzorg alle

noodzakelijke informatie in verband met de vaststelling van de pleegvergoeding.

De pleegoudervoogd stelt de zorgaanbieder in staat om te controleren of het pleegkind

daadwerkelijk in het gezin van de pleegoudervoogd wordt verzorgd en opgevoed.

Daarbij informeert de pleegoudervoogd de zorgaanbieder pleegzorg onverwijld:

- wanneer hij ophoudt het pleegkind in zijn gezin op te voeden en verzorgen.

- wanneer de pleegoudervoogdij anders dan door meerderjarigheid van het

pleegkind eindigt.

7. Begeleiding door de zorgaanbieder

Begeleiding door de zorgaanbieder is mogelijk indien hiervoor een indicatie is afgegeven.

De pleegoudervoogd moet de aanvraag tot een, dergelijk, indicatiebesluit zelf indienen.

8. Toelichting

Voor de uitleg van dit contract is een toelichting bijgevoegd.

9. Slotbepaling

De zorgaanbieder pleegzorg verschaft een afschrift van dit contract aan de

pleegoudervoogd.

Aldus overeengekomen te:

Datum:

Namens FlexusJeugdplein

Naam :

Functie : Afdelingsmanager

Handtekening :

Pleegoudervoogd

Naam:

Handtekening:

Page 393: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

393

Toelichting

Toelichting aanhef:

Contract en pleegoudervoogd

Het contract is een overeenkomst tussen de zorgaanbieder pleegzorg en de

pleegoudervoogd.

De pleegoudervoogdij-regeling maakt het mogelijk dat verblijf bij een pleegoudervoogd

niet anders wordt benaderd dan verblijf bij een pleegouder terwijl de voogdij door bureau

jeugdzorg of een landelijk werkende instelling wordt uitgeoefend. Doordat de

pleegoudervoogd de voogdij verkrijgt, hoeven bepaalde zaken niet meer in het contract

te worden opgenomen. Er blijft slechts een zeer beperkte relatie met de zorgaanbieder

pleegzorg bestaan. De enige verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder is het

verstrekken van de pleegvergoeding op basis van de Regeling pleegzorg. Ook blijft de

zorgaanbieder pleegzorg bepalen of en welke toeslagen gelden.

Pleegoudervoogd

Een pleegoudervoogd verzorgt het pleegkind en voedt het op in het kader van jeugdzorg

behorende tot zijn of haar gezin en heeft daarbij de voogdij over het pleegkind.

Toelichting artikelsgewijs

1. Aanvang van het contract

Het contract gaat in op de dag dat de pleegoudervoogd de voogdij over het pleegkind

heeft verkregen dat hij/zij als behorende tot zijn/haar gezin verzorgt en opvoedt.

2. Duur van het contract

Het contract duurt tot de meerderjarigheid van het pleegkind tenzij het contract voordien

eindigt (zie onder drie).

3. Beëindiging van het contract

In de genoemde gevallen eindigt het contract en vervalt het recht op vergoeding.

De voogdij van de pleegoudervoogd eindigt anderszins wanneer de ouders in het gezag

worden hersteld of de voogdij door een ander dan de pleegoudervoogd wordt

uitgeoefend.

4. Behandeling van klachten

Omdat de pleegoudervoogd geen cliënt is van de zorgaanbieder pleegzorg voor wie hij/zij

op basis van het pleegzorgcontract een pleegkind verzorgt en opvoedt, is de

klachtenregeling van de wet op de jeugdzorg niet van toepassing in deze relatie. Gelet op

de afhankelijke positie van de pleegouder is het wel van belang dat hij/zij kan klagen

over beslissingen en gedragingen van de zorgaanbieder pleegzorg of diens medewerkers.

In verband hiermee zal de zorgaanbieder pleegzorg zich contractueel moeten verbinden

de klachtenregeling waarin de wet voorziet ook toe te passen in de relatie met de

pleegouder(s).

5 en 6. Vergoeding en informatieverschaffing

Bij het verschaffen van informatie in verband met vaststelling van de vergoeding gaat

het om gegevens omtrent de ziektekostenverzekering. Verder moet gedacht worden aan

informatie aan de zorgaanbieder pleegzorg om in aanmerking te komen voor verhoging

van het basisbedrag met een toeslag. In deze gevallen moet door de pleegoudervoogd

worden aangetoond dat de onkosten niet uit het basisbedrag kunnen worden betaald.

De pleegoudervoogd stelt de zorgaanbieder in staat om te controleren of het pleegkind

daadwerkelijk bij de pleegoudervoogd woont.

Bij het verschaffen van informatie gaat het verder om voortijdig vertrek van het

pleegkind of beëindiging van voogdij anders dan meerderjarigheid van het pleegkind.

Page 394: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

394

Van deze informatie stelt de pleegoudervoogd de zorgaanbieder onmiddellijk op de

hoogte.

7. Begeleiding door de zorgaanbieder pleegzorg.

In principe houdt de begeleiding op wanneer de pleegouder de voogdij heeft verkregen,

tenzij een indicatie voor begeleiding van de pleegoudervoogd door bureau jeugdzorg

wordt afgegeven. Het pleegzorgcontract moet hierop vervolgens worden aangepast.

Page 395: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

395

7.8 Bijlagen: Afsluiten pleegzorgbegeleiding

7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren

7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren

7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders

7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders

Page 396: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

396

7.8.1 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor jongeren

Ref.nr.:

Rotterdam,

Betreft: Exitvragenlijst

Hallo!

Voor je ligt een vragenlijst over de hulpverlening van FlexusJeugdplein. Wij willen graag

weten wat je van de hulp vindt en of jij het idee hebt of de hulp jou echt geholpen heeft.

Juist omdat jij betrokken bent geweest bij de hulp kun jij het beste aangeven wat er

verbeterd kan worden. Jouw mening is van groot belang!

Deze vragenlijst (de Exitvragenlijst) bevat diverse soorten vragen:

de lijst start met stellingen over de hulp, waarbij je je mening kunt aankruisen

ook krijg je de vraag of je tevreden bent over de hulp, hiervoor kan je een

rapportcijfer geven

Als laatste zijn er open vragen waarbij je je mening kunt invullen

Het invullen van de Exitvragenlijst kost weinig tijd en levert ons veel informatie op. Wil je

deze vragenlijst invullen en meenemen naar het Exitgesprek op .

Daar zullen we jouw antwoorden op de vragenlijst verder bespreken.

Let wel op: het kan zijn dat jij meerdere hulpverleners kent van verschillende

instellingen. Deze vragenlijst gaat over Flexus Jeugdplein.

De uitkomsten zullen we gebruiken om de hulp die we bieden te verbeteren.

Als je nog vragen hebt, kun je contact opnemen met .

Alvast bedankt voor je medewerking en succes met het invullen!

Met vriendelijke groeten,

FlexusJeugdplein

Page 397: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

397

7.8.2 Exit-vragenlijst voor jongeren

EXIT-VRAGENLIJST Pleegzorg

Jongeren

Deze vragenlijst gaat over de hulpverlening die jij hebt gekregen en het resultaat ervan.

We zouden het fijn vinden als je deze vragenlijst wilt invullen, dan kunnen wij de

hulpverlening verbeteren! Lees de stelling door en kies het antwoord dat het beste bij je

past. Je kunt kiezen uit „helemaal niet mee eens‟, „niet mee eens‟, „wel mee eens‟ en

„helemaal mee eens‟. Kruis altijd slechts één antwoord aan.

Stellingen helemaal niet mee

eens

niet mee eens

wel mee eens

helemaal mee eens

1. De hulp van FlexusJeugdplein is goed

verlopen

2. Ik heb voldoende geleerd om na de hulp zelf

verder te gaan

3. FlexusJeugdplein heeft mij geholpen met de

dingen die ik belangrijk vond

4. Ik weet waar ik terecht kan als ik nog hulp

nodig heb

5. Ik heb door de hulp van FlexusJeugdplein

meer vertrouwen in de toekomst

6. FlexusJeugdplein besliste met mij, in plaats

van over mij

7. Ik ben door FlexusJeugdplein geholpen met

waarvoor ik kwam

8. Ik voelde me serieus genomen door

FlexusJeugdplein

9. Er is voldoende bereikt door de hulp van

FlexusJeugdplein

10. De hulpverleners van FlexusJeugdplein deden

hun werk goed

11. Welk rapportcijfer zou je de hulpverlening van FlexusJeugdplein geven?

Omcirkel: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Naam instelling: FlexusJeugdplein

Page 398: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

398

Open vragen

12. Wat vind je goed aan de hulp van FlexusJeugdplein?

13. Wat vind je minder goed aan de hulp van FlexusJeugdplein?

14. Wil je verder nog iets kwijt over de hulp van FlexusJeugdplein?

Cliëntgegevens

Wat is je achternaam

Wat zijn je voorletters ?

Wat is je geboortedatum? …… - …… - ………… (dag-maand-jaar)

Wanneer is de hulpverlening geëindigd? …… - ………… (maand-jaar)

Datum van invullen …… - …… - ………… (dag-maand-jaar)

Bedankt voor je medewerking!

Page 399: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

399

7.8.3 Begeleidende brief Exit-vragenlijst voor ouders

Ref.nr.:

Rotterdam,

Betreft: Exitvragenlijst

Beste ouder,

Voor u ligt een vragenlijst over de hulpverlening van FlexusJeugdplein. Wij willen graag

weten wat u van de hulp vindt en of u het idee heeft of de hulp u echt heeft geholpen.

Juist omdat u betrokken bent geweest bij de hulp kunt u het beste aangeven wat er

verbeterd kan worden. Uw mening is van groot belang!

Deze vragenlijst (de Exitvragenlijst) bevat diverse soorten vragen:

de lijst start met een aantal stellingen over de hulp, waarbij u uw mening kunt

aankruisen

ook krijgt u de vraag of u tevreden bent over de hulp, hiervoor kunt u een

rapportcijfer geven

Als laatste zijn er open vragen waarbij u uw mening kunt invullen

Het invullen van de Exitvragenlijst kost weinig tijd en levert ons veel informatie op. Wilt u

deze vragenlijst invullen en retourneren in de bijgevoegde antwoordenvelop?

Let wel op: het kan zijn dat u meerdere hulpverleners kent van verschillende instellingen.

Deze vragenlijst gaat over FlexusJeugdplein.

De uitkomsten zullen we gebruikt worden om onze hulp te verbeteren.

Als u nog vragen hebt, kunt u contact opnemen met .

Alvast bedankt voor uw medewerking en succes met het invullen!

Met vriendelijke groeten,

FlexusJeugdplein

Page 400: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

400

7.8.4 Exit-vragenlijst voor ouders

EXIT-VRAGENLIJST Pleegzorg

Ouders

Deze vragenlijst gaat over de hulpverlening die u heeft gekregen en het resultaat ervan.

We zouden het op prijs stellen als u deze vragenlijst wilt invullen, zodat wij hiermee de

hulpverlening kunnen verbeteren. Hieronder vindt u een aantal stellingen. Lees de

stelling door en kies het antwoord dat het beste bij u past. U kunt kiezen uit „helemaal

niet mee eens‟, „niet mee eens‟, „wel mee eens‟ en „helemaal mee eens‟. Kruis altijd

slechts één antwoord aan.

Stellingen helemaal

niet mee

eens

niet mee

eens

wel mee

eens

helemaal

mee eens

1. De hulp van FlexusJeugdplein is goed

verlopen

2. Ik heb voldoende geleerd om na de hulp zelf

verder te gaan

3. FlexusJeugdplein heeft mij geholpen met de

dingen die ik belangrijk vond

4. Ik weet waar ik terecht kan als ik nog hulp

nodig heb

5. Ik heb door de hulp van FlexusJeugdplein

meer vertrouwen in de toekomst

6. FlexusJeugdplein besliste met mij, in plaats

van over mij

7. Ik ben door FlexusJeugdplein geholpen met

waarvoor ik kwam

8. Ik voelde me serieus genomen door

FlexusJeugdplein

9. Er is voldoende bereikt door de hulp van

FlexusJeugdplein

10. De hulpverleners van FlexusJeugdplein deden

hun werk goed

11. Welk rapportcijfer zou u de hulpverlening van FlexusJeugdplein geven?

Omcirkel: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Naam instelling: FlexusJeugdplein _____________________

Page 401: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

401

Open vragen

12. Wat vindt u goed aan de hulp bij FlexusJeugdplein?

13. Wat vindt u minder goed aan de hulp bij FlexusJeugdplein?

14. Wilt u verder nog iets kwijt over de hulp van FlexusJeugdplein?

Cliëntgegevens

Wat is de achternaam van uw kind?

Wat is/zijn de voorletters van uw kind?

Wat is de geboortedatum van uw kind? …… - …… - ………… (dag–maand-jaar)

Wat is het geslacht van uw kind? man

vrouw

Wanneer is de hulpverlening geëindigd? ……… - ………… (maand-jaar)

Datum van invullen …… - …… - ………… (dag–maand-jaar)

Bedankt voor uw medewerking!

Page 402: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

402

7.9 Bijlagen: Weekend- en vakantiepleegzorg

7.9.1 Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg

7.9.2 Mutatieformulier weekend- en vakantiepleegzorg

Page 403: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

403

7.9.1 Aanvraagformulier weekend- en vakantiepleegzorg Na invullen te verzenden aan: [email protected]

Naam kind :

Geboortedatum :

Naam aanvragen :

Afdeling :

Datum aanvraag :

Betreft aanvraag voor : a. Weekendpleegzorg

: a. Vakantiepleegzorg : b. Bestandspleeggezin ( ga verder bij vraag 1)

: b. Netwerkpleeggezin ( ga verder bij vraag 2)

1a. Gegevens van het kind

Nationaliteit :

Culturele achtergrond :

Levensbeschouwing :

School :

Vrijetijdsbesteding :

Gezondheid :

Medicijngebruik :

Korte beschrijving van het kind (gedrag, temperament, enz.)

Mening kind om naar een weekend-/vakantiepleeggezin te gaan

Vervoer van en naar het pleeggezin (mogelijkheden en beperkingen)

Eventuele bijzonderheden

1b. Wensen

Wensen t.a.v. opvang : Vakantiepleegzorg

Periode (maximaal vier weken aaneengesloten): :

: Weekendpleegzorg

Gewenste frequentie: :

: Weekendpleegzorg aanvullen met vakantieopvang

Wensen t.a.v. pleeggezin : Leeftijd:

: Kinderen:

: Sociale milieu/godsdienst/culturele achtergrond:

: Samenlevingsvorm:

: Huisdieren:

Eventuele praktische bijzonderheden of speciale wensen (bv. Slaaprituelen, eten, enz.)

Ga verder bij vraag 3

Page 404: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

404

2. Gegevens van het pleeggezin

Naam :

Adres :

Postcode :

Plaats :

Telefoonnummer :

Mobiele nummer :

Ga verder bij vraag 3

3. Eindverantwoordelijk en afspraken

Maatregel : Geen

: Ots

: Voogdij

: Anders, namelijk

Ziektekostenverzekering :

Polisnummer :

Wie gaat met het weekend-/vakantiepleeggezin samenwerken?

4. Overigen

Niet genoemd maar toch belangrijk

Page 405: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

405

7.9.2 MUTATIE FORMULIER weekend-/Vakantieopvang

Weekend-opvang Vakantieopvang Anders:

Datum : ...........................................................................

Pleegzorgbegeleider : ...........................................................................

GEGEVENS PLEEGKIND

Naam pleegkind : ..........................................................................

Geboortedatum : ...........................................................................

GEGEVENS PLEEGGEZIN

Registratie nummer : ...........................................................................

Naam pleeggezin : ...........................................................................

Adres : ...........................................................................

Postcode/woonplaats : ...........................................................................

Bank/ gironummer : ...........................................................................

GEGEVENS VERBLIJFSPERIODE

1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal

DOOR SECRETARIAAT IN TE VULLEN:

Datum mutatie in Pupilregistratie: ............................................. Ref.: cro\formulieren\mutform.weekend

Aankomst Vertrek Aankomst Vertrek

Page 406: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

406

7.10 Bijlagen: Ondersteuning pleegouders

7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering

7.10.2 Toelichting verklaring onafhankelijke instantie

7.10.3 Reisverklaring

7.10.4 Declaratieformulier reiskosten pleegouders

7.10.5 Aanvraagformulier opslagregeling €3,22

Page 407: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

407

7.10.1 Verklaring onafhankelijke instantie rond studiefinanciering

Verklaring Onafhankelijke Instantie T.b.v. regeling studiefinanciering „weigerachtige ouders‟

Ondergetekende, werkzaam als pleegzorgbegeleider bij de Afdeling Pleegzorg van

Stichting FlexusJeugdplein te Rotterdam, verklaart hierbij:

geboren te , is vanaf tot heden geplaatst in een voorziening

voor pleegzorg. Sinds deze tijd is de woonsituatie van bij de familie , te

, een officiële pleegzorgplaatsing.

In verband met de aanvraag van studiefinanciering of – tegemoetkoming verklaart

ondergetekende dat er sprake is van:

het ontbreken van wezenlijk contact tussen en vader, dhr. en/of

moeder, mevr. .

Dit is reeds het geval sinds de leeftijd van jaar heeft.

De reden van het verbreken van het contact tussen en ouder(s) is .

een ernstig, onverzoenlijk conflict tussen en vader, dhr. en/of

moeder, mevr. .

Sinds de leeftijd van jaar is er sprake van een verbroken contact met (één

van) de ouders ten gevolg van dit onverzoenlijk conflict.

Het conflict is ontstaan door .

De achtergronden en oorzaken van de verbroken ouder-kindrelatie zijn .

De ernst van het conflict kan omschreven worden als .

Er wordt structureel geweigerd een ouderbijdrage te verstrekken.

Pleegzorgbegeleider

Stempel FlexusJeugdplein

Page 408: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

408

7.10.2 Toelichting Verklaring onafhankelijke instantie Regeling studiefinanciering „weigerachtige ouders‟

Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) – Ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap.

Studenten kunnen, naast hun basisbeurs, een aanvullende beurs aanvragen bij

de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Deze aanvullende beurs is afhankelijk

van het inkomen van de ouders. Daarom stuurt DUO het formulier Opgave

oudergegevens naar de student met het verzoek dit in te laten vullen door de

ouders en terug te sturen naar DUO. Met de gegevens op dat formulier vraagt

DUO bij de Belastingdienst het inkomen van de ouders op.

Soms willen of kunnen ouders niet meewerken aan het terugsturen van het formulier

Opgave oudergegevens. In dat geval kan de student een beroep doen op de regeling

„weigerachtige ouders‟. De student kan DUO verzoeken het inkomen van de ouders

rechtstreeks op te vragen bij de Belastingdienst óf het inkomen van de ouders buiten

beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs. In de laatstgenoemde

situatie is het een wettelijke vereiste dat de student met het verzoek de nodige

verklaringen meestuurt.

Waarom een verklaring?

Als een student bij DUO het verzoek indient om het inkomen van de ouders buiten

beschouwing te laten bij het berekenen van de aanvullende beurs, moet dit worden

ondersteund door verklaringen. In dit geval vraagt DUO aan de student om een

verklaring van een onafhankelijke instantie of persoon op te sturen, zoals een decaan,

studiebegeleider, maatschappelijk werker, psycholoog of vertrouwenspersoon. Daarom

komt de student bij u met dit informatieblad. Hierin leest u waaraan uw verklaring moet

voldoen en in welke twee situaties een verklaring van u wordt gevraagd.

Waar moet de verklaring aan voldoen?

De verklaring die u schrijft:

heeft betrekking op de persoonlijke situatie van de student;

is gebaseerd op uw eigen kennis van of onderzoek naar de persoonlijke reatie

van de student;

moet door u worden ondertekend;

moet op briefpapier zijn geschreven van de instantie waar u werkzaam bent óf

moet zijn voorzien van een stempel van uw instantie.

In welke situaties is een verklaring nodig?

Situatie 1: geen contact sinds twaalfde jaar

De student heeft sinds zijn of haar twaalfde jaar (of eerder) geen wezenlijk contact meer

gehad met (een van) de ouders. In uw verklaring moet in elk geval staan:

vanaf welke leeftijd de student geen contact meer heeft met de ouder(s);

dat het contact tussen de student en de ouder(s) is verbroken en waarom dit

zo is (in het kort aan te geven).

Situatie 2: ernstig, onverzoenlijk conflict

De student heeft een ernstig, onverzoenlijk conflict met (een van) de ouders én de

ouders weigeren of een van de ouders weigert structureel de ouderbijdrage te

verstrekken.

Uit uw verklaring moet duidelijk blijken:

wat de ernst is van het conflict;

sinds welke leeftijd er sprake is van een verbroken contact met (een van) de

ouders als gevolg van een onverzoenlijk conflict;

Page 409: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

409

hoe het conflict is ontstaan;

wat de achtergronden en de oorzaken zijn van de verbroken ouder-kindrelatie.

Privacy

DUO gebruikt uw verklaring uitsluitend om vast te stellen of het inkomen van de ouder(s)

van de student buiten beschouwing gelaten kan worden. Uw verklaring wordt níet voor

andere doeleinden gebruikt. DUO gaat zorgvuldig om met de gegevens en voldoet hierbij

altijd aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Meer informatie nodig?

Hebt u nog vragen over de regeling „weigerachtige ouders‟, kijk dan eens op

www.ocwduo.nl. Daar kunt u ook de folder Problemen met je ouders downloaden.

Dienst Uitvoering Onderwijs

Infolijn 050 - 599 77 55

Internet www.ocwduo.nl

Publicatienr. 8420B-2

Page 410: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

410

7.10.3 Reisverklaring

Reisverklaring

Travel declaration

Ondergetekende, werkzaam als pleegzorgbegeleider bij Stichting FlexusJeugdplein

Afdeling Pleegzorg te Rotterdam, verklaart hierbij:

, geboren te , is vanaf tot heden geplaatst in een voorziening

voor pleegzorg. woont sinds deze tijd in het pleeggezin van familie ,

wonende op , .

In verband met vakantieplannen van het pleeggezin verklaart ondergetekende dat hierin

geen bezwaar bestaat. Het is pleegouders toegestaan om met op vakantie te gaan

binnen of buiten Europa naar een bestemming van hun keuze.

Undersigned, operative as social worker at Stichting Flexus – Center for Foster Care

Rotterdam, the Netherlands, states:

, born at , the Netherlands, is being placed in a foundation for foster

care from until present time. is living with his foster family , living at

the address: , , The Netherlands, since .

The undersigned states that there are no objections for planning a holiday. The foster

parents are permitted to take Bradley with them for a holiday within or outside Europe to

a destination they personally choose.

Pleegzorgbegeleider

Social Worker Foster Care

Page 411: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

411

7.10.4 Declaratieformulier reiskosten pleegouders

DECLARATIE VOOR REISKOSTEN IN HET KADER VAN DE HULPVERLENING

Declaratiekosten: €………………………….

Ten gunste van

Pleegkind :…………………………………………………………………………………………………………………………

Geb. datum :…………………………………………………………………………………………………………………………

Pleeggezin :…………………………………………………………………………………………………………………………

Bank/Giro :………………………………………………………tenaamstelling…………………………………………

Omschrijving van data en plaats onderzoek(en)/ verplichte familiecontacten: (vermeld de datum, plaats van vertrek en bestemming, doel)

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

□ Akkoord Afdelingsmanager

Afdelingsmanager :………………………………………………………...............................................

Handtekening :……………………………………………………………………………………………………………..

□ Akkoord Pleegzorgbegeleider

Pleegzorgbegeleider :……………………………………………………………………………………………………………..

Handtekening :……………………………………………………………………………………………………………..

□ Financiële Administratie

Betaald op :…………………………………………………………………………………………………………………………

Handtekening :…………………………………………………………………………………………………………………………

* Versturen naar: FlexusJeugdplein, t.a.v. (pleegzorgbegeleider), Diergaardesingel 71, 3014 AE Rotterdam

Page 412: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

412

7.10.5 Aanvraagformulier opslagregeling € 3,22

Pleegzorgbegeleider :……………………………………………………………………………………………………………

Datum :……………………………………………………………… ……………………………………………

Hierbij vraag ik € 3,22 opslag aan op de pleeggeldvergoeding voor:

Naam pleegkind :……………………………………………………………………………………………………………

Geboortedatum :……………………………………………………………………………………………………………

Pleeggezin :……………………………………………………………………………………………………………

Adres + Woonplaats :……………………………………………………………………………………………………………

Voor de periode van :………………………………t/m………………………………………………………………………

In verband met :……………………………………………………………………………………………………………

A. Groot Pleeggezin (namen overige pleegkinderen)

1. ………………………………………………Geb. datum:………………………………………………………………………

2. ………………………………………………Geb. datum:………………………………………………………………………

3. ………………………………………………Geb. datum:………………………………………………………………………

4. ………………………………………………Geb. datum:………………………………………………………………………

B. Lichamelijke/geestelijke handicap

C. Crisisplaatsing ( maximaal 1 x 4 weken )

D. AGO-plaatsing ( maximaal 1 x 4 weken )

E. Observatie-plaatsing ( maximaal 1 x 4 weken )

Motivatie:

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Handtekening Pleegzorgbegeleider Handtekening Afdelingsmanager

Financiële Administratie Datum:……………………………………….

□ Akkoord

□ Afgewezen Reden:………………………………………………………………………………………………………………

Page 413: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

413

7.11 Bijlagen: Extra interne hulpverleningsmogelijkheden

7.11.1 Aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB)

7.11.2 Waarom? Wanneer? Wie? De twaalf meest gestelde vragen over VIB

7.11.3 VIB principes

7.11.4 Toelichting op enkele principes van Video Interactie Begeleiding (VIB)

7.11.5 Toelichting thuisopname Video Interactie Begeleiding (VIB)

7.11.6 Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie

7.11.7 Aanvraag intern diagnostisch onderzoek

7.11.8 Verwijsbrief aanmelding Yulius pleegzorgpolikliniek

7.11.9 Aanmeldingsgegevens pleegzorgpolikliniek

7.11.10 Hulpformulier onderzoeksvragen t.b.v. aanvraag diagnostisch onderzoek

7.11.11 Informatie diagnostisch onderzoek aan pleegouders

7.11.12 Inschrijfformulier pleeggezinproject oppassen

7.11.13 Intern aanvraagformulier fondsen

Page 414: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

414

7.11.1 Aanmeldingsformulier Video Interactie Begeleiding (VIB)

Aanmelder :

Team :

Datum aanmelding :

Naam kind/jeugdige :

Geboortedatum :

Plaatsingsdatum :

Naam pleegouders :

Adres :

Postcode en woonplaats :

Telefoonnummer :

Schooltype :

Groep/niveau :

Beknopte voorgeschiedenis

Type aanvraag

Diagnostisch

Preventief

Curatief

Aanmeldingsproblemen (indien curatief)

Wat zijn de problemen die aanleiding geven voor de aanmelding voor VIB?

Houding pleegouders

Hoe staan pleegouders tegenover VIB?

Doelen VIB

Bestaan er op voorhand doelen voor VIB?

Termijn

Op welke termijn is VIB nodig?

Psychologisch onderzoek

Loopt er voor het kind een psychologisch onderzoek of wordt dit binnenkort

aangevraagd?

Ja, er loopt een psychologisch onderzoek.

Ja, er wordt binnenkort een psychologisch onderzoek aangevraagd.

Nee.

In te vullen door de VIB-instroomcommissie

Datum VIB-indicatie:

Naam VIB-uitvoerder:

Page 415: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

415

7.11.2 Waarom? Wanneer? Wie? De twaalf meest gestelde vragen over Video Interactie Begeleiding

VIB is voor de meeste pleegouders een nog onbekende manier van werken. Daarom

hebben wij voor u de meest gestelde vragen op een rij gezet.

Waarom moet je video gebruiken? Ik kan toch fook vertellen hoe het gaat met

mijn pleegkind?

Video-opnamen zijn bij uitstek geschikt om te ontdekken wat uw pleegkind nodig heeft

en hoe u als opvoeder daarop kunt aansluiten. Een paar minuten opname is al voldoende

om gerichte adviezen te geven. Alleen dat gaat al sneller dan dat je pratend het gedrag

van een kind moet beschrijven. Maar ook zie je op een video-opname meer dan met het

„blote oog‟.

Hoe lang duurt een video-opname? Wat nemen jullie op?

Een opname duurt ongeveer tien minuten. We proberen dan een alledaagse situatie op te

nemen, zoals de maaltijd, het thuiskomen na schooltijd, het naar bed gaan, enzovoorts.

De VIB-er spreekt in overleg met de pleegouders een geschikt moment af.

Gaan jullie kijken wat ik allemaal fout doe?

Nee, integendeel. Onze ervaring is dat pleegouder in de regel hun pleegkind al veel te

bieden hebben. Er wordt dan ook juist gekeken naar wat uw sterke kanten zijn, teneinde

die te gebruiken bij de hulp aan het kind. Dat geeft opvoeders vaak een steun in de rug

en de moed om dingen aan te pakken. De video-opname laat ook duidelijk zien hoeveel

invloed je als opvoeders (ongemerkt) hebt op het gedrag van je pleegkind en hoe die op

een positieve manier gebruikt kan worden.

Wanneer komt ons pleegkind voor VIB in aanmerking?

Er zijn verschillende situaties waarin u VIB aan kunt vragen. Dat kan al als uw pleegkind

zojuist bij u i s geplaatst. VIB is dan een manier om sneller tot een goede hechting te

komen. Als uw pleegkind al wat langer in uw gezin is, kan het zijn dat u een (vaag)

gevoel hebt dat het contact met uw pleegkind beter zou kunnen of dat uw pleegkind zich

niet voldoende ontwikkelt. In dat geval kan VIB u helpen op een relatief snelle manier

het onderlinge contact te verbeteren en de ontwikkeling van het kind te bevorderen. U

zult merken dat u in korte tijd heel veel deskundigheid opdoet om met het specifieke

probleem van uw pleegkind om te gaan.

Als er straks een onbekend iemand met een camera staat te filmen, dan zit

iedereen toneel te spelen. Wat heb je er dan aan?

Dat geldt voor de meeste gezinnen. In eht begin is het even wennen. Maar al heel snel

zullen kinderen doorgaan met waar ze mee bezig wasren, dus dan wordt het voor

iedereen wat gemakkelijker. We hoeven niet meteen een „moeilijke‟ situatie te filmen,

omdat het gedrag van een kind op een rustig moment een VIB-er net zo veel zegt als op

een lastiger moment.

Wie moeten er allemaal bij zijn als de VIB-er een opname komt maken?

Het liefst maken we een opname waar alle gezinsleden bij zijn. We kunnen dan zien

welke invloed het gedrag van het kind heeft op alle gezinsleden en andersom. Er kan dan

ook besproken worden hoe u als opvoeder op eenvoudige wijze de aandacht kunt

verdelen over alle gezinsleden.

Hoeveel tijd kost het ons als we VIB krijgen?

Het streven is om de eerste zes tot acht weken wekelijks een afspraak te maken. De ene

week komt de VIB-er bij u langs voor een opname van ongeveer tien minuten, de andere

week bespreekt hij of zij samen met u de opname. Dat gebeurt op het kantoor van

FlexusJeugdplein, tenzij dit praktische bezwaren heeft. Afhankelijk van de

Page 416: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

416

ontwikkelingen, wordt er daarna ofwel minder intensief nog een aantal maanden

doorgewerkt, of naar een afronding toegewerkt.

Kan VIB helpen om hechtingsproblemen van ons pleegkind op te lossen?

Op dit moment is VIB de enige in Nederland bekende methode om hechtingsproblemen in

korte tijd te verbeteren. Er worden opmerkelijke resultaten met VIB geboekt op dit

gebied. Vanuit de universitaire wereld is al interesse getoond om hier serieus

wetenschappelijk onderzoek aan te besteden.

Mijn pleegkind heeft rust nodig, want het heeft zo veel meegemaakt de laatste

tijd. Is het dan niet beter te wachten met VIB?

Voor een kind kost VIB amper tijd. Terwijl het speelt, eet of naar bed gaat wordt er

gedurende tien minuten een opname gemaakt. Als u vervolgens gericht met de adviezen

aan de slag gaat, dan zal dat uw pleegkind alleen maar meer ontspanning geven.

Het lijkt erop dat je VIB altijd wel kunt gebruiken. Wanneer is het eigenlijk niet

zinvol?

Per gezinssituatie moet in overleg met de pleegzorgbegeleider bezien worden of een kind

of gezin kan profiteren van VIB. Daarnaast zijn er een aantal redenen waarom je op een

bepaald moment beter niet met VIB kunt werken. Als bijvoorbeeld een puber niet wil

meewerken, dan heeft het geen zin. Als er in een periode veel kwesties (buiten de

opvoeding om) de gezinssituatie op z‟n kop zetten, dan is het beter om even te wachten.

Soms kan een kind in allerlei onderzoeken verwikkeld zijn. Ook dan is het beter om nog

even te wachten.

Als we VIB krijgen, zien we onze pleegzorgbegeleider dan niet meer?

Uw vaste begeleider is regelmatig bij het terugkijken van de video-opname aanwezig. De

bedoeling daarvan is dat deze later aan kan sluiten bij wat u geleerd hebt. Bovendien

blijft hij of zij ook de praktische zaken voor u regelen. Zodra de VIB is afgerond rkijgt u

weer de gewone begeleiding.

Wat gebeurt er met de opnamen als de VIB is afgerond?

U krijgt de opnamen op VHS-band als „aandenken‟ en de originele band wordt vernietigd.

Nelleke Polderman

Page 417: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

417

7.11.3 VIB principes

Naar H. Biemans

Initiatief of (re)actie kind

Ontvangstbevestiging vragen Ontvangst opvoeder

Initiatief opvoeder

Initiatief of (re)actie van het kind

Er dient uitgegaan te worden van het initiatief of de (re)actie van het kind. Het kind kan

een initiatief of actie ondernemen via woorden (verbaal) of gedrag (performaal). Ook kan

er gedacht worden aan een gevoel, wens of gedachte van het kind.

Stap 1: Ontvangst van de opvoeder

Stap 1 van de VIB-principes is het ontvangen van het initiatief of de (re)actie van het

kind door de opvoeder. Dit kan met en zonder woorden en dient gezamenlijk ingezet te

worden.

Zonder woorden: - (vriendelijke) intonatie.

- toewending.

- oogcontact.

- (vriendelijke) gezichtsexpressie.

- ja-knikken.

- toon/klank van de stem afstemmen.

Met woorden: - ontvangstbevestiging van het verbale initiatief (wat gezegd is).

- benoemen van gedrag, gevoelens, wensen, gedachten, intenties.

Stap 2: Initiatief opvoeder

De tweedestap van de VIB-principes is een initiatief van de opvoeder. Hierbij kan

bijvoorbeeld gedacht worden aan:

mening geven;

jezelf benoemen;

kring maken (beurt verdelen);

uitdiepen;

babbelen;

voorstel doen;

tegenstellingen benoemen;

bij grensoverschrijdend gedrag: positief voorzeggen (structuur bieden);

compliment geven.

Stap 3: Ontvangstbevestiging vragen

De derde stap vindt eventueel plaats na het geven van een mening of voorstel. Dan kan

de opvoeder een mening vragen of vragen om een reactie op wat gezegd is. Hier zal het

kind weer op reageren, wat ons terugbrengt bij het initiatief of de (re)actie van het kind.

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Page 418: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

418

7.11.4 Toelichting op enkele interactieprincipes van Video

Interactie Begeleiding (VIB)

De belangrijkste interactieprincipes binnen VIB zijn samen te vatten als initiatief en

ontvangst.

Initiatief

Alles wat een kind of jongere zegt, doet, voelt, wil of denkt, wordt ook wel een initiatief

genoemd. Ieder kind laat per moment één of meer initiatieven zien. Zo kan bijvoorbeeld

kijken al een initiatief zijn. Maar er kan ook gedacht worden aan het bewegen met de

hand of het ophalen van de neus.

Het is van belang dat de opvoeder het kind duidelijk laat weten dat het zijn of haar

initiatieven ziet. Met andere woorden dat de opvoeder aangeeft het kind te zien zoals het

is. Van hieruit kan het kind uiteindelijk diep van binnen het gevoel krijgen dat het

geaccepteerd wordt en dat het er mag zijn.

Het goed kijken naar (de initiatieven van) het kind, maar ook uitdrukkelijk laten weten

de initiatieven van het kind te zien is noodzakelijk voor een veilige hechting. Het geeft

het kind basisvertrouwen. Als een kind basisvertrouwen heeft, dan gaan andere

ontwikkelingen bijna als vanzelf.

Ontvangst

Het laten merken aan het kind dat diens initiatieven gezien worden gebeurt middels

ontvangst. Binnen VIB wordt ontvangst gegeven binnen drie stappen.

Stap 1

Het laten weten dat een initiatief van het kind ontvangen is kan zonder en met woorden.

Het verdient de aanbeveling om dit te combineren.

Zonder woorden

Het ontvangen van het initiatief van het kind kan zonder woorden door bijvoorbeeld te

knikken, een toegewende houding aan te nemen, oogcontact te maken, een vriendelijke

gezichtsexpressie aan te nemen, een knipoog te geven, een vriendelijke stem op te

zetten, enzovoorts.

Met woorden

Het ontvangen van een initiatief van het kind met woorden kan middels het afgeven van

een ontvangstbevestiging of door te benoemen.

Ontvangstbevestiging Het geven van een ontvangstbevestiging is belangrijk. Door het

kind een ontvangstbevestiging te geven wanneer het iets zegt, wordt het gevoel gegeven

dat er interesse bestaat voor wat het kind zegt. Daardoor ervaart het kind dat het de

moeite waard is om naar te luisteren. Dat helpt het kind om een positief zelfbeeld te

ontwikkelen. Bovendien zal het kind daardoor eerder geneigd zijn om ook naar de ander

te luisteren en wordt er rust in het gesprek gebracht. Tot slot is een

ontvangstbevestiging ook goed voor de taalontwikkeling van een kind.

De wijze waarop een ontvangstbevestiging wordt gegeven is afhankelijk van de leeftijd

van het kind.

- Jonge kinderen: Letterlijk herhalen in een goede zin (dus niet in kindertaal)

wat het kind heeft gezegd. Als het kind bijvoorbeeld zegt:

“Papa, tein da!”, dan kan de vader de ontvangstbevestiging

geven: “Daar rijdt een trein”.

- Oudere kinderen: In iets andere woorden herhalen of samenvatten wat het

kind heeft gezegd. Als het kind bijvoorbeeld zegt: “Ik ga

vanmiddag bij Tanja huiswerk maken”, dan kan de

Page 419: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

419

ontvangstbevestiging gegeven worden: “Dus jij bent

vanmiddag niet thuis” of “Jij gaat naar Tanja”.

Het is van belang om een ontvangstbevestiging niet vragend, maar stellend te doen. Dus

geen vraagteken, maar een punt achter de zin te plaatsen. Als een kind (5 jaar)

bijvoorbeeld zegt: “Mam, mag ik nog een koekje”, dan kan de moeder de

ontvangstbevestiging geven: “Jij wilt nog een koekje”. Herhalen in de vragende vorm

geeft het kind als het ware het gevoel dat in twijfel wordt getrokken wat het zegt. Maar

ook kan je door het stellend te doen er een opgewonden stemming van het kind mee

dempen.

Benoemen (instemmend of accepterend) Benoemen is op een vriendelijke manier onder

woorden brengen wat het kind hier en nu doet, voelt, wil of denkt. Er wordt bij wijze van

spreken ondertiteling gegeven aan het initiatief van het kind. Door het kind te benoemen

helpen de opvoeders het kind een ik-besef (wie ben ik, wat voel ik, enzovoorts) te

ontwikkelen. Zij helpen het kind zichzelf te ervaren. Het kind wordt zodoende bevestigd

in het recht er te mogen zijn. Hij of zij ervaart dat het bestaansrecht heeft. Met het

benoemen wordt het kind dus ook geholpen zijn of haar eigen identiteit te ontwikkelen.

Hierdoor kan het kind zich later beter losmaken van de opvoeders en zichzelf blijven in

een groep. Doordat het kind benoemd wordt, wordt het kind in het contact met de

opvoeder als het ware een niet beoordelende spiegel voorgehouden.

Waar de ontvangstbevestiging meer op „hoofd‟niveau gebeurt (taal), wordt bij het

benoemen het kind meer als geheel gezien en als het ware het hele lijf erbij betrokken

(gedrag met bijvoorbeeld de handen, gevoel in de buik en de wil in het hart).

Gaandeweg zal het kind door benoemen zich toe durven gaan vertrouwen aan degene

door wie het „gezien‟ wordt en bij wie het zich daardoor veilig voelt. De angst neemt af

en het kan op zichzelf een basisvertrouwen gaan ontwikkelen wat tevens voorwaarde is

voor ontwikkeling op andere gebieden (sociaal, cognitief, motorisch, enzovoorts).

Benoemen is voor kinderen met hechtingsproblematiek om deze redenen het meest

krachtige interactieprincipe.

Tot slot een aantal voorbeelden van het benoemen van wat een kind doet, voelt, wil of

denkt:

- Benoemen wat een kind doet: “Jij neemt nog een slokje limonade” of “Jij dit te

kijken hoe mama dat doet”.

- Benoemen wat het kind voelt: “Jij voelt je verdrietig”.

- Benoemen wat het kind wil: “Jij wil graag nog even doorgaan met spelen”.

- Benoemen wat het kind denkt: “Jij denkt natuurlijk als ik nu huiswerk ga maken,

dan ben ik straks lekker vrij”.

Een ezelsbrug bij het benoemen is te starten met het woord „jij‟. Daarmee is het voor het

kind redelijk zeker dat het echt over hem of haar gaat.

Evenals bij de ontvangstbevestiging is het van belang het benoemen stellend te doen.

Ook het benoemen van wat het kind voelt, wil of denkt dient stellend te zijn. Soms moet

er dan gegist worden, waardoor het wel eens mis kan zijn. Dat is geen probleem, want

het kind zal zelf corrigeren als het niet blijkt te kloppen.

Verder is het aan te raden te benoemen wat hier en nu gebeurt. Dat helpt om het

benoemen zo concreet en precies mogelijk te doen. Bijvoorbeeld “vanmiddag was jij aan

het spelen” is én te algemeen én is verleden tijd. Concreter is: “Jij zet er een groen

blokje op”. Het praten over wat er nu en hier gebeurt maakt de situatie voor het kind

tevens duidelijk, overzichtelijk en voorspelbaar. Dit is prettig voor alle kinderen, maar

specifiek voor kinderen met concentratieproblemen. Dat vergroot het gevoel van

veiligheid en geborgenheid bij het kind.

Page 420: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

420

Benoemen dient zo veel mogelijk neutraal te zijn. “Jij doet stout” kan bijvoorbeeld beter

vermeden te worden, wat dit bevat een waardeoordeel. Ook in “Jij maakt een mooie

auto” zit een waardeoordeel besloten.

Stap 2

Na de ontvangstbevestiging of het benoemen komt altijd een volgende stap. Dit is óf het

geven van een mening of benoemen van zichzelf óf het positief voorzeggen.

Mening geven of benoemen van zichzelf

De opvoeder kan zijn of haar mening geven of zichzelf benoemen naar aanleiding van dat

wat benoemd of ontvangen is. Door het benoemen van zichzelf is voorspelbaar en dus

veilig voor het kind. Een ander doel hiervan is de ontwikkelingstaken te stimuleren. Het

kind heeft verschillende ontwikkelingstaken. Deze taken „verricht‟ een kind hoofdzakelijk

in interactie met anderen. Zou de ander alleen het kind volgen (door

ontvangstbevestiging en benoemen), dan komt het kind niet verder. Het blijft dan

hangen op hetzelfde niveau. Ook bij kinderen in de puberleeftijd blijft dit belangrijk. Het

leert daarmee attent te zijn op de ander en zijn of haar mening te vormen. Overigens is

het niet nodig dat de opvoeder in de tweede stap het kind bewust dingen leert.

De tweede stap maakt dat het benoemen of de ontvangstbevestiging niet als technisch,

maar meer als natuurlijk wordt ervaren. Deze tweede stap gaat vaak ook vanzelf. Bij

hechtingsproblemen kan de opvoeder echter regelmatig „jij‟ en „ik‟ tegenover elkaar

zetten, zodat het kind zichzelf los van de ander leert ervaren.

Voorbeelden van zijn het geven van een mening of het benoemen van zichzelf zijn:

- “Jij vindt het eten niet lekker (stap 1 – ontvangstbevestiging). Dat is jammer, laat

maar staan (stap 2 – eigen mening)”.

- “Jij pakt nog een blokje (stap 1 – benoemen). Ik ben benieuwd wat jij gaat maken

(stap 2 – opvoeder benoemt zichzelf)”.

- “Dus jij wilt vanavond uitgaan (stap 1 – ontvangstbevestiging). Nou, ik ben het

daar nog niet mee eens en wil daar eerst eens wat verder over praten (stap 2 –

eigen mening)”.

Pas als tweede stap kan een compliment gegeven worden. Bijvoorbeeld:

- “Jij bent een auto aan het maken (stap 1 – benoemen). Ik vind dat je dat heel

mooi doet (stap 2 – opvoeder benoemt zichzelf)”.

Positief voorzeggen

Als het gedrag van het kind onacceptabel is, dan kan de opvoeder na het benoemen iets

positief voorzeggen. Als het kind iets doet waard e opvoeder niet achterstaan, is het van

groot belang om eerst neutraal te benoemen wat het kind doet en daarna op een prettige

manier sturing te geven, dus door „positief voor te zeggen‟. „Positief voorzeggen‟ is

zeggen wat je wel wilt dat het kind gaat doen, dus niet wat je niet wilt.

Het helpt een kind vaak ook om de bedoeling, de intentie, te benoemen. Als het kind

bijvoorbeeld van tafel wegloopt, dan kun je zeggen: “Jij wilt natuurlijk wel weer eens

even lopen” of “Jij wilt zeker snel weer met je Lego gaan spelen”, enzovoorts. Het is

belangrijk om een positieve intentie te ontdekken achter het gedrag.

Een voorbeeld is:

- “Jij wil je tanden niet poetsen (stap 1 – benoemen). (Dat snap ik ook wel, het is

niet leuk. Alleen het moet wel gebeuren, enz.). Pak nu maar je tandenborstel en

doe de tandpasta er maar op (stap 2 – positief voorzeggen).

Je zegt dus niet wat je niet wilt. Een voorbeeld van hoe het niet moet is:

- “Jij mag niet van tafel”.

Page 421: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

421

Conclusie

Om zich goed te kunnen ontwikkelen heeft een kind veiligheid en geborgenheid nodig.

Daarvoor zijn er twee hoofdaspecten van belang. Het eerst en tevens basisvoorwaarde, is

sensitieve responsiviteit van de opvoeder, waardoor het kind het gevoel krijgt dat de

opvoeder het kind echt „ziet‟. De eerdergenoemde interactieprincipes, met name het

benoemen, zijn daarin cruciaal.

Het tweede aspect is structuur bieden, in de zin van richting geven aan het kind.

Duidelijkheid en begrenzing, waaronder (zo beperkt mogelijk) duidelijke regels, bieden

het kind ook veiligheid. „Positief voorzeggen‟ geeft die duidelijkheid. Als het kind zich

gevolgd weet middels ontvangstbevestiging of benoemen, kan het ook de ander beter

volgen. Daardoor ook kan een conflictsituatie opgelost of zelfs voorkomen worden.

Stap 3

Nadat de opvoeder zijn of haar mening heeft gegeven is het vooral bij oudere kinderen

belangrijk om na te gaan hoe dat is overgekomen. Bijvoorbeeld kan je op een open

manier vragen: “Wat vind je van wat ik zeg?” of “Hoe komt dat over?”. Daardoor blijf je

in gesprek en in contact met elkaar.

Nelleke Polderman

Page 422: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

422

7.11.5 Toelichting Thuisopname Video Interactie Begeleiding Richtlijnen voor gezinnen om thuis een video-opname te maken

Met de VIB-er heeft u afgesproken om een video-opname te maken van uw

gezinssituatie. Hier volgen een aantal richtlijnen en tips waar u rekening mee moet

houden.

Waarmee?

De benodigdheden is een videocamera (gewoon of digitaal) met Hi8 of Digital 8, mini DV-

cassette of harde schijf. U wordt verzocht met de VIB-er te overleggen over de wijze

waarop u uw video-opname opstuurt. Eén en ander is afhankelijk van de apparatuur die

de VIB-er gebruikt.

Wie?

Graag zouden wij een video-opname zien van het aangemelde kind met alle

thuiswonende gezinsleden. Bij voorkeur is het gezicht van het aangemelde kind goed

zichtbaar. Als oudere (niet aangemelde) kinderen veel bezwaar maken, dan kunt u

overwegen alleen de jongere kinderen te filmen. In de praktijk blijken de meeste

kinderen het geen punt te vinden.

Wanneer?

De video-opname moet bij voorkeur gemaakt worden tijdens een gezamenlijke activiteit,

zoals eten, theedrinken of een spelletje doen. Het kan een activiteit binnen of buiten zijn.

In ieder geval is het niet wenselijk om een opname te maken tijdens t.v. kijken of

computeren.

Het is belangrijk dat de geluidskwaliteit goed is, dus dat de camera dicht bij de situatie

staat. Het is niet de bedoeling de camera veraf te zetten en in te zoemen. Hierbij is de

geluidskwaliteit onvoldoende.

Let ook op een goede belichting bij tegenlicht. Vooral bij donkergekleurde kinderen zijn

de gezichten soms niet zichtbaar. Gebruik dan de „backlight‟ knop.

Hoe lang?

Een video-opname van een minuut of tien is voldoende.

Hoe leg ik het uit aan de kinderen?

U kunt de video-opname aan uw kind(eren) uitleggen door te zeggen dat u opnames

maakt en deze straks met de VIB-er gaat kijken, zodat u kunt leren om nog beter met

elkaar om te gaan. Mogelijk heeft u zelf een prima uitleg in uw eigen woorden.

Wij wensen u succes!

Het V.I.B. team

Page 423: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

423

7.11.6 Aanvraagformulier Sherborne Bewegingstherapie

Aanvrager :

Team :

Datum aanvraag :

Naam kind/jeugdige :

Geboortedatum :

Plaatsingsdatum :

Naam pleegouders :

Adres :

Postcode en woonplaats :

Telefoonnummer :

Schooltype :

Groep/niveau :

Beknopte voorgeschiedenis

Aanmeldingsproblemen

Wat zijn de problemen die aanleiding geven voor de aanmelding voor Sherborne

Bewegingstherapie?

Houding pleegouders

Hoe staan de pleegouders tegenover de aanmelding?

Doelen/vragen van de pleegouders

Doelen/vragen van de pleegzorgbegeleider

Loopt er voor het kind een psychologisch onderzoek of wordt dit binnenkort

aangevraagd?

Ja, er loopt een psychologisch onderzoek.

Ja, er wordt binnenkort een psychologisch onderzoek aangevraagd.

Nee.

Page 424: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

424

7.11.7 Aanvraag intern diagnostisch onderzoek

Aanvrager :

Team :

Datum aanvraag :

Geplande evaluatiedatum :

1. Naam kind/jeugdige :

2. Geboortedatum :

3. Verblijfplaats :

4. Eerdere onderzoeken :

Datum Soort onderzoek Onderzoeker

5. Schooltype :

Groep/niveau :

6. Doel van het onderzoek :

Eerste diagnostiek, algemene beeldvorming

Actualiseren beeldvorming

Observatieplaatsing

Aanvullende diagnostiek vooral gericht op:

Anders, namelijk:

7. Onderzoeksvragen en aandachtspunten vanuit pleegouders

8. Onderzoeksvragen en aandachtspunten vanuit pleegzorgbegeleider en

BJZ-werker

9. Specifieke kind- en/of pleegouderkenmerken of omstandigheden

waarmee rekening gehouden moet worden

(bijvoorbeeld: handicap kind/pleegouder, geen vervoer, zeer angstig kind)

10. Lijkt onderzoek elders dan in de test-/spelkamer wenselijk (bv. bij het

pleeggezin thuis)

Nee

Ja, omdat

11. Eventuele data waar rekening mee gehouden moet worden, inclusief

toelichting

Invullen door psycholoog

Naam psycholoog :

Ontvangen d.d. :

Besproken met :

Page 425: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

425

7.11.8 Verwijsbrief aanmelding Yulius pleegzorgpolikliniek

Yulius Geestelijke Gezondheidszorg

Pleegzorgpolikliniek

T.a.v. Dhr. Drs. R. Bruggemans

Boerhaavelaan 2

2992 KZ Barendrecht

Betreft: Aanmelding pleegzorgpolikliniek

Rotterdam,

Geachte heer drs. R. Bruggemans,

Hiermee verwijs ik (geboortedatum: ) door naar Yulius voor verder

onderzoek en diagnostiek.

is voor ziektekosten verzekerd bij , polisnummer: .

Ik hoop u hierbij voldoende geïnformeerd te hebben.

Met vriendelijke groet,

, G.Z. Psycholoog

FlexusJeugdplein

Afdeling Pleegzorg

Afdeling Pleegzorg

Diergaardesingel 71

3014 AE ROTTERDAM

Telefoon 010 – 271 88 88

Fax 010 – 414 32 53

[email protected]

www.pleegzorgrotterdam.nl

Page 426: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

426

7.11.9 Aanmeldingsgegevens Pleegzorgpolikliniek

Algemene gegevens kind/jeugdige

Naam :

Voorna(a)m(en) :

Roepnaam :

Geslacht :

Geboortedatum :

Geboorteplaats :

Nationaliteit :

Maatregel :

Plaatsingsdatum pleeggezin :

Pleegzorgbegeleider

Pleegzorgbegeleider :

Instelling : FlexusJeugdplein

Afdeling Pleegzorg

Adres : Diergaardesingel 71

3014 AE Rotterdam

Telefoon : 010-2718888

Teamleider :

Plaatsende instantie

Instantie :

Vertegenwoordiger :

Adres :

:

Telefoon :

Teamleider :

Pleeggezin

Naam :

Adres :

:

Telefoon :

Huisarts

Naam :

Praktijk :

Adres :

:

Telefoon :

Therapeuten/kinder- en/of somatische artsen/andere hulpverleners

Naam :

Functie :

Adres :

:

Telefoon :

Page 427: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

427

Samenstelling pleeggezin

Pleegvader

Naam :

Geboortedatum :

Nationaliteit :

Beroep :

Korte beschrijving :

Pleegmoeder

Naam :

Geboortedatum :

Nationaliteit :

Beroep :

Korte beschrijving :

Biologisch(e) kind(eren)

Naam :

Geboortedatum :

Geslacht :

Nationaliteit :

School/beroep :

Thuiswonend : Ja

: Nee, wonend te

Korte beschrijving :

Pleegkind(eren)

Naam :

Geboortedatum :

Geslacht :

Nationaliteit :

School/beroep :

Thuiswonend : Ja

: Nee, wonend te

Plaatsingsdatum pleeggezin :

Korte beschrijving :

Geloofsovertuiging/cultuur pleeggezin

Voertaal in pleeggezin

Relatie pleeggezin en biologische familie

Page 428: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

428

Samenstelling biologische familie

Vader

Naam :

Voornaam :

Geboortedatum :

Nationaliteit :

Beroep :

Verblijfplaats :

Bezoekregeling :

Korte beschrijving :

Moeder

Naam :

Voornaam :

Geboortedatum :

Nationaliteit :

Beroep :

Verblijfplaats :

Bezoekregeling :

Korte beschrijving :

Broers en zussen

Naam :

Voornaam :

Geslacht :

Geboortedatum :

Nationaliteit :

Maatregel :

Verblijfplaats :

Bezoekregeling :

Korte beschrijving :

Andere belangrijke familieleden

Naam :

Voornaam :

Geslacht :

Adres :

Relatie tot kind/jeugdige :

Bezoekregeling :

Korte beschrijving :

Andere belangrijke derden

Naam :

Voornaam :

Geslacht :

Adres :

Relatie tot kind/jeugdige :

Bezoekregeling :

Korte beschrijving :

Geloofsovertuiging/cultuur gezin van herkomst

Voertaal in gezin van herkomst

Page 429: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

429

Gegevens school / peuterspeelzaal

Naam school :

Type onderwijs :

Adres :

Adres :

:

Telefoon :

Groep :

Naam leerkracht/mentor :

Schoolse carrière (start, doublures, schoolwisselingen, enzovoorts)

Problemen gesignaleerd door school/peuterspeelzaal

Samenvatting eventuele bevindingen uit recente onderzoeken of interventies

vanuit OBD of SBD*

Samenvatting eventuele bevindingen uit psychologische, orthodidactische of

psychiatrische onderzoeken in de afgelopen twee jaar*

Samenvatting eventuele relevante medische gegevens*

Omschrijving problemen/probleemgedrag waarvoor men hulp zoekt*

Vraagstelling voor het onderzoek*

Visie/hypothese van de pleegzorgwerker en medewerker Bureau Jeugdzorg

(indien verschillend) op de huidige problemen*

Beknopte voorgeschiedenis, inclusief vorige verblijfplaatsen kind/jeugdige*

* Mag ook op apart blad en/of beschikbare rapportage meesturen.

Graag recente rapportage meesturen:

Indicatiebesluit, d.d.

Hulpverleningsplan (HVP), d.d.

Evaluatie Hulpverleningsplan (EHVP), d.d.

Overige:

Zijn pleegouders op de hoogte van de inhoud van de aanmeldingsgegevens en

gaan ze akkoord met het onderzoek?

Ja

Nee, omdat

Is het pleegkind (>12 jaar) op de hoogte van de inhoud van de

aanmeldingsgegevens en gaat het akkoord met het onderzoek?

Ja

Nee, omdat

Page 430: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

430

Handtekening

Datum:

Pleegzorgbegeleider:

Datum:

Afdelingsmanager Pleegzorg:

Datum:

Medewerker Bureau Jeugdzorg:

Datum:

Afdelingsmanager Bureau Jeugdzorg:

Page 431: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

431

7.11.10 Hulpformulier onderzoeksvragen t.b.v. diagnostisch

onderzoek

Dit hulpformulier is bedoelt ter ondersteuning van het opstellen van onderzoeksvragen

ten behoeve van diagnostische onderzoek bij pleegkinderen. Afhankelijk van de

specifieke situatie van het betreffende kind zouden deze vragen in het onderzoek aan de

orde kunnen komen. Echter ook andere situatie specifieke vragen zouden aan de orde

gesteld kunnen worden. Belangrijk is om per onderzoeksaanvraag te bepalen welke

vragen voor dit specifieke kind aan de orde zijn.

Kind

Cognitief

- Hoe is de cognitieve ontwikkeling van tot op heden verlopen? Is er sprake

van een achterstand? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol?

Taal

- Hoe is de taalontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een achterstand

of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol?

Motoriek

- Hoe is de motorische ontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een

achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol?

Sociaal-emotioneel

- Hoe is de emotionele ontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een

achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol?

Formuleer eventueel aandachtspunten: agressieregulatie, impulscontrole,

frustratietolerantie, zelfbeeld, zelfvertrouwen, psychosomatiek, zorgen,

angsten, enzovoorts.

- Hoe is de sociale ontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een

achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol?

Formuleer eventueel aandachtspunten: zelfredzaamheid, omgang met

regels, sociale codes, enzovoorts.

Psychoseksueel

- Hoe is de psycho-seksuele ontwikkeling van tot op heden verlopen?

- Bestaan er aanwijzingen voor niet-leeftijdsadequate ervarignen op seksueel

gebied? Zo ja, welke?

Geweten

- Hoe is de gewetensontwikkeling van verlopen? Is er sprake van een

achterstand of stagnatie? Zo ja, welke factoren spelen hierbij een rol?

Psychiatrie

- Worden er aanwijzingen gevonden voor psychiatrische problematiek? Is nader

psychiatrisch onderzoek geïndiceerd?

- Is er sprake van psychiatrische problematiek of een psychiatrische stoornis in

ergere zin?

Formuleer eventueel aandachtspunten: gedrag dat doet denken aan of

vermoedens dat er mogelijk sprake is van ADHD, een stoornis in het

autistisch spectrum, een persoonlijkheidsstoornis, enz.

Specifieke gebeurtenis

- Hoe beleeft de … (bezoekregeling, echtscheiding, uithuisplaatsing,

pleeggezinplaatsing)?

- In hoeverre komt toe aan de verwerking van …?

Relaties met anderen

Contact

- Hoe is de contactname (oogcontact, contactgroei, wederkerigheid)?

Hechting

- Hoe is de gehechtheidsontwikkeling verlopen?

- Wat zijn de mogelijkheden van voor het ontwikkelen van

gehechtheidsrelaties?

Page 432: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

432

Relatiebeleving

- Hoe beleeft de relatie of het contact met respectievelijk vader, moeder,

broers en zussen?

- Hoe beleeft de relatie met pleegouders?

- Hoe beleeft de relatie met de andere kinderen in het pleeggezin?

- Hoe beleeft de relatie met leeftijdsgenoten?

(Pleeg)ouders

Persoonlijke problematiek

- Hoe is de persoonlijkheid van (pleeg)ouders op basis van klinische impressies en

diagnostisch onderzoek?

- Hoe is de persoonlijkheied van (pleeg)ouders op basis van klinische impressies en

psychiatrisch testonderzoek?

- Indien er sprake is van persoonlijke problematiek bij (pleeg)ouders, in hoeverre

belemmert hem/haar dit in zijn/haar pedagogisch handelen ten opzichte van

?

Visie

- Hoe staan ouders tegenover plaatsing van in een pleeggezin?

- Hoe staan ouders tegenover plaatsing van binnen residentiële

hulpverlening?

- Hoe staan ouders tegenover plaatsing van binnen gesloten residentiële

hulpverlening?

Omgang

- Hoe worden de mogelijkheid van (pleeg)ouder(s) ingeschat om de omgang van

met de andere (pleeg)ouder(s) vorm te geven en te hanteren?

- In welke mate hebben ouder(s) inzicht in hun eigen mogelijkheden en

beperkingen in de omgang met hun kind?

Pleegzorgplaatsing

- Hoe steunend is de relatie van pleegouder(s) en eigen ouder(s) voor , met

het oog op mogelijke loyaliteitsproblematiek?

Opvoedingssituatie

- Wat zijn de pedagogische en affectieve kwaliteiten van de (pleeg)vader en/of

(pleeg)moeder?

- Hoe kan de opvoedingsstijl van (pleeg)ouder(s) worden omschreven?

- Wat vraagt de problematiek van aan specifieke pedagogische en affectieve

vaardigheden van een opvoeder?

- Kan (pleeg)ouder(s) in staat worden geacht om in de specifieke pedagogische en

affectieve behoeften van te voorzien?

- Hoe is de relatie van (pleeg)ouder tot ?

- Hoe kunnen de uitkomsten van de interactie tussen (pleeg)vader, (pleeg)moeder,

… en worden geïnterpreteerd?

Perspectief of hulpverleningsaanbod

- Is specifieke of aanvullende hulpverlening geïndiceerd? Zo ja, in welk vorm?

- Aan welke voorwaarden dient de opvoedingssituatie van te voldoen?

- Indien besloten zou worden tot uithuisplaatsing welke vervolgplek is dan

geïndiceerd?

- Op welke wijze dient aan een mogelijke omgangsregeling met vorm

gegeven te worden?

- Zijn ouder(s) indien nodig begeleidbaar bij de uitvoering van een

omgangsregeling? Zo nee, welke adviezen bestaan er ten aanzien van

contactherstel tussen en ouder(s)?

Bij uithuisplaatsing:

- Aan welke voorwaarden dient de opvoedingssituatie van te voldoen?

Page 433: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

433

- Indien besloten zou worden tot terugplaatsing, hoe kan dit zo verantwoord

mogelijk worden gerealiseerd?

- Hoe zullen ouder(s) zich tegenover eventuele hulp of ondersteuning bij opvoeding

opstellen?

- Indien niet tot terugplaatsing wordt overgaan, wat wordt dan als bezoekregeling

wenselijk geacht?

Bij opname in een gesloten setting

- Hoe worden de mogelijkheden ingeschat van om te profiteren van een

gesloten plaatsing?

- Indien er contra-indicaties zijn voor een gesloten plaatsing, welke zijn dat?

Standaard

- Zijn uit het onderzoek andere relevante gegevens naar voren gekomen, die

belangrijk zijn om te vermelden?

Page 434: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

434

4.11.11 Informatie diagnostisch onderzoek aan pleegouders

Wie?

Kinderen die in een pleeggezin wonen en begeleid worden door FlexusJeugdplein kunnen

in aanmerking komen voor een diagnostisch onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd

door het diagnostiek team van de afdeling pleegzorg. Dit diagnostiek team bestaat uit

psychologen, orthopedagogen en een kinder- en jeugdpsychiater.

Waarom?

Het beeld van een kind kan onduidelijk zijn of er kunnen problemen zijn waarbij weinig

vooruitgang gezien wordt. Dan kan diagnostisch onderzoek meer zicht geven op het kind

of waar de problemen vandaan komen. Vanuit het onderzoek kunnen gerichte stappen

worden gezet om een goede aanpak te vinden voor het kind of waar nodig specialistische

hulp in te zetten.

Waar?

Diagnostisch onderzoek vindt in principe plaats bij FlexusJeugdplein. Dit is om aan de

testvoorwaarden te kunnen voldoen van een onderzoek. Zo is er bijvoorbeeld in de

onderzoekskamers zo min mogelijk afleiding voor de kinderen. Bij kinderen onder drie

jaar wordt het onderzoek meestal toch thuis in het pleeggezin gedaan, omdat het voor

hen juist meer rust geeft om in een vertrouwde omgeving te zijn.

Hoe?

De pleegzorgbegeleider formuleert in overleg met u de vraagstelling voor het onderzoek.

De gezaghebbende personen dienen toestemming te geven voor het onderzoek. Wanneer

zij instemmen met het onderzoek, dan wordt er onderzoek aangevraagd bij het

diagnostiek team. U zult vervolgens door de diagnosticus worden uitgenodigd voor het

onderzoek.

Op de dag van het onderzoek kunt u uw pleegkind voorbereiden door te noemen dat het

kind werkjes en spelletjes gaat doen en vragen te beantwoorden krijgt. Wanneer het kind

wil weten waarom hij of zij dit moet doen, dan kunt u aangeven dat we willen weten wat

het kind allemaal al kan.

Wat?

Soms vragen we u voor het eerste gesprek een vragenlijst in te vullen. Daarmee krijgen

we een goed beeld van wat er aan de hand is.

Het onderzoek bestaat vervolgens uit één of meer gesprekken en/of testonderzoeken

met u en voornamelijk uw pleegkind. Meestal willen we het kind alleen zien. Dan kunt u

desgewenst op een afgesproken tijdstip terugkomen bij FlexusJeugdplein of gebruik

maken van de pantry en diens faciliteiten (koffie en thee).

Er kunnen diverse zaken onderzocht worden, afhankelijk van de vraagstelling die u met

uw pleegzorgbegeleider heeft geformuleerd.

Intelligentie

Als een kind problemen heeft op school (zowel qua leren als in het

gedrag), dan is dit vaak aanleiding om intelligentieonderzoek te doen. Hierbij wordt er

een beeld gevormd van hoe een kind informatie verwerkt en leert. Van hieruit kan

gezegd worden wat er van het kind op school verwacht mag worden en op welke wijze

het in het leren het beste gestimuleerd kan worden.

Neuropsychologisch

Een neuropsychologisch onderzoek is zinvol wanneer er grote verschillen blijken te

bestaan in de prestaties van het kind. Het onderzoek richt zich specifiek op de

Page 435: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

435

functieontwikkeling van het kind. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de

functies aandacht en concentratie, geheugen en planning.

Sociaal-emotioneel

Meestal spelen er meer vragen rondom het gedrag van een kind. Een

persoonlijkheidsonderzoek, waarin dit gedrag centraal staat, is dan zinvol. Een kind kan

bijvoorbeeld vanuit bepaalde angsten de omgeving als bedreigend ervaren en zich

daarop terugtrekken of juist agressief opstellen. Dit gedrag kan een probleem vormen in

de ontwikkeling van het kind, bijvoorbeeld op school of in het contact met

leeftijdsgenoten. Bij het persoonlijkheidsonderzoek staan de beleving en visie van het

kind over zijn omgeving centraal, onder andere over de dingen die het heeft

meegemaakt. Bij zeer jonge kinderen zal veelal volstaan worden met een spelobservatie.

Kinder- en jeugdpsychiatrisch

Een kinder- en jeugdpsychiatrisch onderzoek is zinvol bij het vermoeden van kinder- en

jeugdpsychiatrische problematiek (zoals autisme, depressie, psychose, ADHD en Gilles de

la Tourette) en bij noodzaak tot medicamenteuze (proef)behandeling. Het kinder- en

jeugdpsychiatrisch onderzoek kan zowel vanaf het begin van een onderzoekstraject als

volgend op een psychologisch onderzoek aangevraagd of uitgevoerd worden.

En dan?

Het onderzoek zal veel energie van het kind kosten. Na afloop van het onderzoek kan het

kind erg moe zijn.

Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt. Hierin zal de diagnosticus alle

verzamelde gegevens weergeven en van daaruit advies geven wat er moet gebeuren. Dit

verslag zal de diagnosticus met u, de pleegzorgbegeleider en de eventuele (gezins)voogd

bespreken in het adviesgesprek. Als uw kind ouder is dan 12 jaar, dan heeft het kind zelf

ook recht op een adviesgesprek. U zult uitgenodigd worden voor dit gesprek, zodra het

onderzoeksverslag klaar is.

Na het adviesgesprek wordt het verslag van het onderzoek meegegeven of toegestuurd.

Page 436: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

436

7.11.12 Inschrijfformulier project oppassen in pleeggezinnen

Naam pleeggezin :

Adres :

Postcode :

Woonplaats :

E-mailadres :

Telefoonnummer :

Mobiele telefoonnummer :

Dagen en dagdelen dat oppas wordt gevraagd (indien bekend):

Maandag Vrijdag

Ochtend Ochtend

Middag Middag

Avond Avond

Dinsdag Zaterdag

Ochtend Ochtend

Middag Middag

Avond Avond

Woensdag Zondag

Ochtend Ochtend

Middag Middag

Avond Avond

Donderdag

Ochtend

Middag

Avond

Aantal (pleeg)kinderen :

Leeftijd van de (pleeg)kinderen :

Eventuele bijzonderheden :

Pleegzorgbegeleider :

Datum aanmelding :

Page 437: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

437

7.11.13 Intern aanvraagformulier fondsen

INTERN AANVRAAGFORMULIER FONDSEN

Het ingevulde formulier mailen naar; [email protected]

Voor vragen: tel. 010 – 271 87 88

Datum

GEGEVENS AANVRAGER

Naam

Afdeling

Team

Telefoonnummer

E-mail

Relatie tot begunstigde

GEGEVENS BEGUNSTIGDE(N)

Naam pleegkind

Geboortedatum pleegkind

Naam pleeggezin

Adres

Postcode en woonplaats

Telefoonnummer

Ref.nr.

Page 438: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

438

Overige informatie: op apart A4 aanleveren (worddocument)

Bij aanvragen voor huisraad (kopie identiteitsbewijs, overzicht schulden/inkomsten

bijvoegen)

OMSCHRIJVING VAN DE AANVRAAG

Waar wordt geld voor aangevraagd?

(graag uitgebreid beschrijven)

Waarom is de aanvraag van belang?

(waarom is juist deze situatie zo uitzonderlijk?)

Reden waarom er geen/niet voldoende budget is?

(denk aan schulden, uitkering, andere onvoorziene uitgave, etc.)

Wat is er ondernomen om elders geld aan te vragen en wat zijn de uitkomsten hiervan?

(Bureau Jeugdzorg, IB-Groep, Gemeente, SOZAWE (bijzondere bijstand), Kredietbank,

Voedselbank, etc.)

Draagt de begunstigde ook een deel van de kosten bij?

(graag motiveren waarom wel of niet)

Eventuele deadlines?

(gaat het project ook door als er geen fondsengeld komt?)

Benodigd bedrag

(begroting of offerte

bijvoegen! Alleen

een bedrag is niet

voldoende!)

Paraaf leiding-

gevende/of via

leidinggevende

laten mailen

Page 439: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

439

7.12 Bijlagen: Basisteam

7.12.1 Inbrengformulier basisteam

7.12.2 Evaluatieformulier basisteams

Page 440: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

440

7.12.1 Inbrengformulier basisteamvergadering

Naam pleegzorgbegeleider :

Gedragsdeskundige :

Basisteamleden :

Datum basisteamvergadering :

1. Situatieschets

Doe dit kort en bondig, vul alleen dat in wat relevant is en maak zoveel als mogelijk

gebruik van reeds bestaande teksten. Maak er niet teveel werk van.

Gegevens kind

Naam :

Geboortedatum (leeftijd) :

Culturele achtergrond :

Voorgeschiedenis

Psychosociaal functioneren

Emotionele ontwikkeling :

Gedrag :

Persoonlijkheidsontwikkeling :

Middelengebruik :

Psychoseksuele ontwikkeling :

Overige bijzonderheden :

Lichamelijke gezondheid

Lichamelijke ziekte of handicap :

Lichamelijke klachten :

Zelfverzorging :

Overige bijzonderheden :

Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling

Cognitief ontwikkelingsniveau :

Sociale vaardigheden :

Communicatieve vaardigheden :

Motorische vaardigheden :

Gegevens biologisch gezin Naam :

Samenstelling :

Culturele achtergrond :

Problematiek ouders :

Belangrijke gebeurtenissen :

Relatie gezin en kind :

Relatie gezin en pleeggezin :

Situatieschets :

Genogram (eventueel als bijlage toevoegen)

Gezin en opvoeding (niet de gezinsproblematiek, maar de invloed op het kind)

Omstandigheden gezin :

Verwaarlozing/mishandeling :

Problemen ouders :

Page 441: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

441

Problemen andere gezinsleden :

Sociaal netwerk gezin :

Ouder-kindrelatie (hechting) :

Contacten met biologische ouders :

Gegevens pleeggezin Naam :

Samenstelling :

Plaatsingsdatum :

Situatieschets :

Pleeggezin en opvoeding (niet de gezinsproblematiek, maar de invloed op het kind) Omstandigheden pleeggezin :

Stabiliteit opvoedingssituatie : Problemen pleegouders :

Problemen andere gezinsleden :

Sociaal netwerk pleeggezin :

Kwaliteit opvoedingssituatie :

Pleegouder-kindrelatie (hechting) :

Omgeving

School :

Groep/klas :

Relatie leerkracht :

Relatie klasgenoten :

Vrije tijd :

Sociaal netwerk :

Vrienden :

Relaties :

Financiële situatie :

Huisvesting :

Justitiële instanties :

Overigen

2. Probleemsituatie (objectief en los van oorzaken of oplossingen)

Reden van inbreng :

Gebeurtenissen afgelopen tijd :

Goed verlopen in de afgelopen tijd :

Mis gelopen in de afgelopen tijd :

3. Werkvraag

Type vraag : Procedurele vraag

Betrekking hebbende op organisatorische en

procedurele kwesties (bv. samenwerking BJZ).

: Inhoudelijke vraag

Betrekking hebbende op de inhoud van de

hulpverlening (bv. oorzaken van probleem).

: Handelingsvragen

Betrekking hebbende op de wijze van handelen

(bv. feedback op het eigen handelen).

: Houdingsvragen

Betrekking hebbende op de eigen houding en

attitude.

Page 442: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

442

: Ter informatie

Zonder concrete vraag, maar om het basisteam

op de hoogte te stellen/stoom af te blazen.

Concrete vraag :

Verwachtingen basisteamleden :

Page 443: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

443

7.12.1 Evaluatieformulier basisteams

Naam :

Team :

Gedragsdeskundige :

Basisteam :

Basisteamleden :

Datum van invullen :

1. Inhoudelijke aspecten

Kwaliteit van werk

In welke mate draagt deelname aan een basisteam bij aan de kwaliteit van jouw werk?

Hoe zou het basisteam eventueel een grotere bijdrage kunnen leveren?

Methodieken

In welke mate draagt het basisteam bij aan de implementatie van methodieken zoals

beschreven in “Kiezen voor Kinderen” van Choy e.a.?

Gedragsregels

Hoe tevreden ben je over de toepassing van gedragsregels in jouw basisteam? Wat zijn

eventueel verbeterpunten?

Er vindt een open communicatie plaats.

Toelichting en/of verbeterpunten:

Er wordt naar elkaar geluisterd.

Toelichting en/of verbeterpunten:

Het is een veilige bijeenkomst.

Toelichting en/of verbeterpunten:

Gevoelens kunnen worden benoemd.

Toelichting en/of verbeterpunten:

Objectiviteit wordt aangemoedigd.

Toelichting en/of verbeterpunten:

Ervaringen kunnen worden gedeeld.

Toelichting en/of verbeterpunten:

Overigen:

Toelichting en/of verbeterpunten:

2. Organisatorische aspecten

Frequentie

Voldoet de afgesproken frequentie van de basisteamvergadering?

Duur

Voldoet de afgesproken duur van de basisteamvergadering?

Page 444: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

444

Inbrengformulier

Voldoet het werken met inbrengformulieren?

Terugkoppeling

Wil je in de vergadering meer aandacht voor terugkoppeling?

Agenda

Ben je tevreden over de wijze waarop de agenda tijdens de basisteamvergadering wordt

opgezet en gehanteerd? Mis je dingen?

Voorzitter

Voldoet het werken met de gedragsdeskundige als voorzitter?

3. Overige aspecten (kunnen ook helpen bij bovenstaande vragen)

Tevredenheid

Over welke aspecten van het basisteam ben je het meest tevreden?

Toekomst

Hoe zou je willen dat het basisteam over zes maanden zou functioneren?

Wat kan er anders zijn?

Welk aandeel zou je zelf willen hebben in deze gewenste verbetering?

Page 445: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

445

7.13 Bijlagen: Zakelijke aspecten

7.13.1 Bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg

7.13.2 Verlofaanvraag

Page 446: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

446

7.13.1 Bereikbaarheidsprotocol begeleiders pleegzorg

Om cliënten en overige betrokkenen zo snel en goed mogelijk tot dienst te staan, is het

van belang dat de pleegzorgbegeleider goed bereikbaar is. Dit bereikbaarheidsprotocol

geeft de richtlijnen aan welke gevolgd dienen te worden met betrekking tot de

bereikbaarheid. Hiervoor heeft de pleegzorgbegeleider een vaste telefoon, mobiele

telefoon, postvak, e-mailadres en agenda tot zijn beschikking.

Vaste telefoon

Iedere pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijk doorkiesnummer. Dit driecijferig

nummer kan intern direct gebeld worden en wanneer externe nummers dit willen

bereiken, dan kan hier 010-2718… voorgezet worden.

Inloggen (uitschakelen voicemail)

Als de pleegzorgbegeleider op de werkplek aankomt, dan logt deze in met het persoonlijk

doorkiesnummer. Hierbij wordt de voicemail automatisch uitgeschakeld.

Uitloggen (inschakelen voicemail)

Als de pleegzorgbegeleider de werkplek verlaat, dan moet de telefoon uitgelogd en dus

de voicemail ingeschakeld worden. Bij uitloggen wordt de voicemail automatisch

ingeschakeld.

N.B.: Als je van werkplek verandert, volstaat het om op het nieuwe toestel in te loggen.

Uitloggen op het toestel waar je niet meer werkt is dan niet nodig.

Hoorn van de haak.

Toets 17107 + persoonlijk doorkiesnummer

Hoorn op de haak

In het kort: 17107 <doorkiesnummer>

Hoorn van de haak.

Toets 210 (negeer de tekst „u heeft … nieuwe berichten‟ en ga door met

ondertaande aanwijzingen).

Wacht op twee tonen.

Toets # 6.

Je hoort nu „voer het gewenste mailboxnummer in‟.

Toets * en je doorkiesnummer.

Kies tijdens of na de tekst „u heeft … nieuwe berichten‟: 6.

Kies tijdens of na de tekst „om een waarschuwingstekst in te stellen dat

een boodschap wacht, kies 2 (niet doen dus), om doorschakeling per

toestel in te stellen, kies: 4.

Kies tijdens of na de tekst „om alle gesprekken door te schakelen:‟ 1.

Kies tijdens of na de tekst „voer het toestelnummer in waarna

doorgeschakeld moet worden‟: 210.

Je hoort nu „uw toestel is doorgeschakeld…‟ maar dit moet vervolgens nog

„geaccepteerd‟ worden. Kies hiervoor tijdens of na de tekst „uw toestel is

doorgeschakeld‟: 2.

!! (LET OP: hierbij moet je dus even wachten tot de tekst begint. Als je dat

niet doet, wordt de voicemail niet ingeschakeld!!)

Je hoort nu „gespreksdoorschakeling geaccepteerd‟.

Hoorn op de haak.

In het kort: 210 # 6 * <doorkiesnummer> 6 4 1 210 2

Page 447: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

447

Meldtekst inspreken

De pleegzorgbegeleider is er zelf verantwoordelijk voor dat de meldtekst van de

voicemail ingesproken wordt.

Hoorn van de haak

Toets 210 (negeer de tekst „u heeft … nieuwe berichten‟ en ga door met

ondertaande aanwijzingen).

Wacht op twee tonen.

Toets # 6.

Je hoort nu „voer het gewenste mailboxnummer in‟.

Toets * en je doorkiesnummer.

Kies tijdens of na de tekst „u heeft … nieuwe berichten‟: 5

Kies tijdens of na de tekst „om de persoonlijke begroeting te wijzingen‟: 1.

Kies tijdens / de tekst „om de geen beantwoording begroeting te

wijzingen‟: 1.

Je kunt nu (als je al iets ingesproken had) de afwezigheidsboodschap

beluisteren.

Om te wijzigen kies: 1.

Je kunt nu je nieuwe tekst inspreken.

Kies na het opnemen een 1.

Kies 2 om te accepteren (of 3 om te wijzigen).

Hoorn op de haak.

In het kort: 210 # 6 * <doorkiesnummer> 5 1 1 1 1 2

Via een buitenlijn kan eveneens uitgelogd worden. Dit kan de pleegzorgbegeleider

dus vanuit huis of met de mobiele telefoon doen. Dit geeft de pleegzorgbegeleider de

mogelijkheid om bij het vergeten van het uitloggen dit vanaf een andere locatie dan

kantoor alsnog te doen. Je belt hiervoor naar 010 271 88 98.

Vervolgens voer je alle functies uit zoals je dat ook op kantoor zou doen, waarbij je

het nummer 210 wat aan het begin van alle functies staat weg kunt laten (dit is dan

namelijk vervangen door het externe nummer).

Bel naar 010 271 88 98.

Je hoort nu „Welkom bij het voiceprocessingsysteem‟.

Toets # 6.

Je hoort nu „voer het gewenste mailboxnummer in‟.

Toets * en je doorkiesnummer.

Kies tijdens de tekst „u heeft … nieuwe berichten‟ 6.

Kies tijdens de tekst „om doorschakeling per toestel in te stellen‟ 4.

Kies tijdens de tekst „om alle gesprekken door te schakelen‟ 1.

Kies tijdens de tekst „voer het toestelnummer in waarna doorgeschakeld

moet worden‟ 210 (nu kies je dus wel 210, omdat je dan naar het interne

voicemailsysteem doorschakelt).

Je hoort nu: „uw toestel is doorgeschakeld…‟. Dit moet vervolgens

„geaccepteerd‟ worden! Kies daarvoor tijdens / na de tekst „uw toestel is

doorgeschakeld..‟ (dus niet eerder!) 2.

!! (LET OP: hierbij moet je dus even wachten tot de tekst begint. Als je dat

niet doet, wordt de voicemail niet ingeschakeld!!!).

Je hoort nu „gespreksdoorschakeling geaccepteerd‟.

Hoorn op de haak.

dus: 010 271 88 98 # 6 * <doorkiesnummer> 210 1 1 1 1 2

Page 448: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

448

Standaard meldtekst

Iedere pleegzorgbegeleider spreekt de standaard meldtekst in op zijn of haar voicemail.

Indien deze gewijzigd is in verband met afwezigheid door vakantie of ziekte, dan spreekt

de pleegzorgbegeleider bij terugkomst de standaard meldtekst weer in.

Dit is de voicemail van <naam begeleider> van FlexusJeugdplein afdeling

Pleegzorg. Op dit moment ben ik niet bereikbaar. U kunt een bericht achterlaten na de toon,

dan bel ik u zo spoedig mogelijk terug. Voor spoedgevallen ben ik op werkdagen mobiel bereikbaar op nummer <mobiele

nummer>.

Mijn werkdagen zijn <werkdagen>.

Wilt u doorverbonden worden met de centrale toets dan een nul.

Vakantieperiode

Tijdens afwezigheid van de pleegzorgbegeleider in verband met vakantie, spreekt deze

de meldtekst in voor de vakantieperiode.

Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling

Pleegzorg.

Ik ben vanwege vakantie van <datum> tot <datum> niet bereikbaar.

U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan neem ik zo spoedig mogelijk na

mijn vakantie contact met u op.

Wilt u doorverbonden worden met de centrale toets dan een nul.

Ziekte of langdurige afwezigheid

Wanneer de pleegzorgbegeleider om één of andere reden, zoals ziekte, langdurig afwezig

is, dan spreekt het teamsecretariaat een nieuwe meldtekst in.

Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling

Pleegzorg.

Hij/zij is momenteel niet bereikbaar.

Wilt u doorverbonden worden met de centrale toets dan een nul.

Indien de begeleider langer dan één week afwezig is en er een vaste begeleider is

aangesteld, dan wordt dit vermeld in de meldtekst van de voicemail.

Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling

Pleegzorg.

Hij/zij is momenteel niet bereikbaar.

Hij/zij wordt tijdelijk vervangen door <naam vervanger>.

Het rechtstreekse nummer van <naam vervanger> is <nummer vervanger>.

Wilt u doorverbonden worden met de centrale, toets dan een nul.

Voicemail afluisteren

Minimaal twee keer per dag (‟s ochtends en ‟s middags) luistert de pleegzorgbegeleider

de voicemail af, ook als deze thuis of op een andere locatie werkt.

Via een buitenlijn kan eveneens de voicemail veranderd worden. Dit kan de

pleegzorgbegeleider dus vanuit huis of met de mobiele telefoon doen. Dit is tevens de

manier waarop het secretariaat indien nodig, de meldteksten wijzigen.

Dit werkt op dezelfde wijze als de meldtekst via een interne lijn in te spreken. Het

verschil is dat er bij de eerste stap niet 210 wordt getoetst, maar naar het

telefoonnummer 010-2718898 wordt gebeld.

dus: 010 271 88 98 # 6 * <doorkiesnummer> 5 1 1 1 1 2

Page 449: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

449

Alléén secretaresses en eventueel de afdelingsmanager checken de voicemailberichten

van begeleiders pleegzorg. De begeleiders doen dit onderling niet. Bij ziekte luistert het

secretariaat standaard één keer per dag de berichten af en geeft deze eventueel door

aan de vervanger. Het secretariaat doet dit op dezelfde wijze als het afluisteren van

voicemailberichten van buitenaf. Indien gewenst dan kan in de pleegzorgbegeleider

gedurende vakantieperiodes vragen of het secretariaat de voicemail afluistert.

Mobiele telefoon

In- en uitschakelen

De pleegzorgbegeleider heeft in principe gedurende de hele werkdag de mobiele telefoon

aanstaan. De pleegzorgbegeleider is er zelf verantwoordelijk voor dat de mobiele telefoon

voldoende opgelaten heeft om de werkdag door te komen.

Als de begeleider in gesprek zit bijvoorbeeld op een huisbezoek, dan is het niet de

bedoeling dat dit onderbroken wordt door de mobiele telefoon. De pleegzorgbegeleider

zet de mobiele telefoon of in elk geval het geluid uit. Indien er een dringend mobiel

contact verwacht wordt, dan wordt dit voorafgaand aan het gesprek gemeld.

Wanneer de mobiele telefoon niet wordt opgenomen of staat uitgeschakeld, dan wordt er

automatisch naar de voicemail doorgeschakeld. Er wordt een sms-bericht gestuurd

wanneer de voicemail is ingesproken, dus de pleegzorgbegeleider hoeft alleen zijn

voicemail af te luisteren wanneer hier reden toe is.

Meldtekst inspreken

Voor het inspreken van de meldtekst van de voicemail van de mobiele telefoon kan met

de mobiele telefoon de voicemail gebeld worden en vervolgens het keuze menu gevolgd

worden. Het nummer van de voicemail is: 1233.

Op het werk

Hoorn van de haak.

Toets 210 (negeer de tekst „u heeft … nieuwe berichten‟ en ga door met

ondertaande aanwijzingen).

Wacht op twee tonen.

Toets # 6.

Je hoort nu „voer het gewenste mailboxnummer in‟.

Toets * en je doorkiesnummer.

Je hoort nu „u heeft … nieuwe berichten‟.

Kies 1 om je berichten te beluisteren.

In het kort: 210 # 6 * <doorkiesnummer> 1

Van buitenaf

Bel naar 010 271 88 98.

Toets # 6.

Je hoort nu „voer het gewenste mailboxnummer in‟.

Toets * en je doorkiesnummer.

Je hoort nu „u heeft … nieuwe berichten‟

Kies 1 om je berichten te beluisteren etc.

kortom: 010 271 88 98 # 6 * <doorkiesnummer> 1

Wissen

Kies tijdens of na het bericht 3 om de boodschap te wissen.

Page 450: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

450

Standaard meldtekst

Iedere pleegzorgbegeleider spreekt de standaard meldtekst in op zijn of haar voicemail.

Indien deze gewijzigd is in verband met afwezigheid door vakantie of ziekte, dan spreekt

de pleegzorgbegeleider bij terugkomst de standaard meldtekst weer in.

Dit is de voicemail van de mobiele telefoon van <naam begeleider> van

FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg. Op dit moment ben ik niet bereikbaar. Mijn werkdagen zijn <werkdagen>.

U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan bel ik u zo spoedig mogelijk terug. Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van

FlexusJeugdplein: 010-2718888.

Vakantieperiode

Tijdens afwezigheid van de pleegzorgbegeleider in verband met vakantie, spreekt deze

de meldtekst in voor de vakantieperiode.

Dit is de voicemail van de mobiele telefoon van <pleegzorgbegeleider> van

FlexusJeugdplein afdeling Pleegzorg.

Ik ben vanwege vakantie van <datum> tot <datum> niet bereikbaar.

U kunt een bericht achterlaten na de toon, dan neem ik zo spoedig mogelijk na

mijn vakantie contact met u op.

Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van

FlexusJeugdplein: 010-2718888.

Ziekte of langdurige afwezigheid

Wanneer de pleegzorgbegeleider om één of andere reden, zoals ziekte, langdurig afwezig

is, dan wordt de melding voor ziekte of langdurige afwezigheid ingesproken.

Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling

Pleegzorg.

Ik ben momenteel niet bereikbaar.

Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van

FlexusJeugdplein: 010-2718888.

Indien de begeleider langer dan één week afwezig is en er een vaste begeleider is

aangesteld, dan wordt dit vermeld in de meldtekst van de voicemail.

Dit is de voicemail van <pleegzorgbegeleider> van FlexusJeugdplein afdeling

Pleegzorg.

Ik ben momenteel niet bereikbaar.

Ik wordt tijdelijk vervangen door <naam vervanger>.

Het rechtstreekse nummer van <naam vervanger> is <nummer vervanger>.

Wilt u contact met de centrale, bel dan naar het algemene telefoonnummer van

FlexusJeugdplein: 010-2718888.

Voicemail afluisteren

Voor het afluisteren van berichten van de voicemail van de mobiele telefoon kan met de

mobiele telefoon de voicemail gebeld worden en vervolgens het keuze menu gevolgd

worden. Het nummer van de voicemail is: 1233.

Postvak

De pleegzorgbegeleider is ook bereikbaar via de post. Hiervoor hebben alle begeleiders

pleegzorg een postvak op het teamsecretariaat. De begeleider controleert op iedere

werkdag het postvakje.

Page 451: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

451

E-mail

De pleegzorgbegeleider heeft een persoonlijk emailadres wat bestaat uit de voor- en

achternaam aan elkaar geschreven, gevolgd door @flexusjeugdplein.nl.

TS-Web

De pleegzorgbegeleider kan de mailbox openen via ts-web, welke zowel op kantoor als

op externe locaties bereikbaar is.

E-mail postvak

De pleegzorgbegeleider opent op een werkdag minimaal twee keer het e-mailpostvak om

te controleren of e-mailberichten zijn binnengekomen. De pleegzorgbegeleider reageert

zo spoedig als mogelijk, uiterlijk binnen een week. Als de pleegzorgbegeleider niet binnen

een week kan antwoorden, dan verstuurt deze een bericht waarin wordt aangegeven

binnen welke termijn verwacht wordt te reageren. Hier houdt de pleegzorgbegeleider zich

dan vervolgens aan.

E-mailinstellingen

Bij het gebruik van e-mail is het standaard lettertype Verdana 10, standaard, zwart. Dit

kan worden ingesteld door in Outlook te kiezen voor Extra – Opties, tabblad E-

mailindeling, button Lettertypen.

Een interne e-mail wordt afgesloten met naam, functie en telefoonnummer.

Bij externe e-mail wordt afgesloten met:

Afwezigheid

Als de begeleider een week of langer afwezig is, dan stelt deze de afwezigheidsassistent

in. Indien de pleegzorgbegeleider dit zelf op prijs stelt kan deze hier ook voor kortere

periodes van afwezigheid voor kiezen. De afwezigheidsassisent moet ingeschakeld

worden voor zowel intern als extern gebruik.

De afwezigheidswizard kan niet ingesteld worden via Outlook, maar via

mail.flexusjeugdplein.nl. Hier log je in en kiest vervolgens: Opties – Wizard afwezigheid.

Hier klik je zowel de Automatische afwezigheidsmeldingen verzenden als de

Automatische afwezigheidsmeldingen verzenden naar externe afzenders aan. In het

invulveld moeten de afwezigheidsboodschappen ingevuld worden (tweemaal). Druk

vervolgens op opslaan.

Voorbeeld

Naam Jan Jansen

Functie Pleegzorgbegeleider

Eventueel werkdagen Werkdagen: ma, wo en do

Naam organisatie FlexusJeugdplein

Naam afdeling Afdeling Pleegzorg

Adres Diergaardesingel 71

Postcode en plaats 3014 AE Rotterdam

Telefoonnummer T 010 27 18 <doorkiesnummer>

Mobiel nummer [optioneel] M 06 123 456 78

Faxnummer [optioneel] F 010 22 11 998 Website www.flexusjeugdplein.nl

Page 452: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

452

Agenda

Iedere pleegzorgbegeleider wordt geacht een agenda bij te houden om alle afspraken te

registreren. Op die manier kan de begeleider de gemaakte afspraken nakomen. De

agenda wordt over het algemeen genomen door de begeleider zelf beheerd.

Papieren agenda

De pleegzorgbegeleider krijgt van FlexusJeugdplein een agenda, waarin de te plannen

afspraken zelf geregistreerd worden. De begeleider neemt deze agenda in principe altijd

mee naar alle afspraken, zodat direct vervolgafspraken gemaakt kunnen worden.

Outlook agenda

De pleegzorgbegeleider houdt de agenda in outlook bij. Deze agenda wordt gedeeld met

alle teamleden, de afdelingsmanager, de gedragsdeskundige en het afdelingssecretariaat.

Op die manier is bij afwezigheid duidelijk waar de pleegzorgbegeleider is en wanneer

deze weer bereikbaar is.

Vanwege <eventueel reden> ben ik van <datum> tot <datum> niet bereikbaar. Uw

e-mail zal ik zo spoedig mogelijk na mijn vakantie behandelen.

Als u contact wilt met een vervanger, dan kan dit via de centrale van

FlexusJeugdplein via 010-2718888.

Jan Jansen

Pleegzorgbegeleider

Werkdagen: ma, wo en do

FlexusJeugdplein

Afdeling Pleegzorg

Diergaardesingel 71

3014 AE Rotterdam

T 010 27 18<doorkiesnummer>

M 06 123 456 78

F 010 22 11 998

www.flexusjeugdplein.nl

Page 453: Afdelingswerkboek Pleegzorg

Afdelingswerkboek Pleegzorg … 2011

453

7.13.2 Verlofaanvraag

Afdeling : Pleegzorg

Naam : Afdelingsmanager :

Datum :

Aankruisen wat voor soort verlof het betreft:

Vakantie / snipperdagen

Buitengewoon verlof ( soort )

Compensatie uren i.v.m. bijzondere regeling ( soort )

Graag in de kolom het weeknummer of de datum invullen en achter de dagen het aantal uur dat per dag dat wordt opgenomen.

Week /Datum

Weeknummer of datum .

Weeknummer of datum .

Weeknummer of datum .

Weeknummer of datum .

Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Handtekening medewerker: Paraaf Afdelingsmanager:

Verwerkt door secretariaat pleegzorg Datum: