Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Afstudeeropdracht ‘’Twee businesscases voor de transitie tot duurzaam dorp’’
Student: Wouter Veldhoen
Studentnummer: 327435
Klas: MEV4D
Studiejaar: 4
Opleiding: Management, Economie & Recht
School: Hanze Hogeschool Groningen
Datum: 28-06-2011
Afstudeeropdracht
‘’Twee businesscases voor de transitie tot duurzaam dorp’’
Gegevens student
Student: Wouter Veldhoen
Studentnummer: 327435
Adres: Sledemennerstraat 39-5
9718 BX Groningen
Gegevens opleiding
School: HanzeHogeschool Groningen
Opleiding: Management Economie & Recht
Afstudeercoordinator: Mevr. Tineke van der Schoor
1e begeleider: Dhr. Dick van der Meijden
2e begeleidster: Mevr. Tjitske Bouma
Gegevens project
Project: ‘’Twee businesscases voor de transitie tot duurzaam dorp’’: Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte
Handtekening voor gezien:
Eerste monitor: tweede mentor: afstudeercoördinator: student:
3
Managementsamenvatting
Dit verslag bevat een haalbaarheidsstudie naar de implementatie van het project
‘’Duurzaamswoude’’ in de dorpsgemeenschap Wessinghuizen. Dit onderzoek is
gedaan in opdracht van RenQi, het Kenniscentrum en een inwoner van
Wessinghuizen. Er is namelijk behoefte aan een concrete businesscase in twee
verschillende varianten van het fictieve project Duurzaamswoude. De doelstelling is
een verlaging van de stookkosten, CO2 reductie en vergroting van de sociale cohesie.
Onderzoeksopzet Het is een beschrijvende literatuurstudie die is aangevuld met praktijkonderzoek in de
vorm van interviews met experts. Bij het bepalen van de kosten van beide projecten is
uitgegaan van een fictieve groep van 75 huishoudens. Deze zijn ingedeeld in twee
verschillende verbruikscategorieën en aan de hand daarvan zijn de verbruikskosten
bepaald voor gas en houtpellets. Er is verder een juridisch en sociaal/organisatorisch
kader gemaakt en deze opzet is verder ondersteund door de inbreng van verschillende
praktijkexperts.
Onderzoeksresultaten Het hangt van de verbruikscategorie af wanneer een houtpelletkachel voordelig wordt
ten opzichte van het stoken op gas. In het onderzoek zijn de volgende periodes
vastgesteld:
Variant 1, categorie 1 5 jaar
Variant 1, categorie 2 6 jaar
Variant 2, categorie 1 7 jaar
Variant 2, categorie 2 9 jaar
Daarnaast moeten er juridisch gezien een aantal dingen geregeld worden. Er moeten
voor diverse activiteiten omgevingsvergunningen worden aangevraagd. Verder
bestaan er risico’s die juridisch kunnen worden afgedekt. Op organisatorisch vlak is
de projectorganisatie belangrijk. Er zijn verschillende rollen die de deelnemers in een
project moeten verdelen en daarin kunnen ze worden (bij)gestuurd door een model.
Conclusies De rentabiliteit van het project is voor ieder huishouden verschillend, omdat het
project sneller rendabel wordt naarmate er meer energie verbruikt wordt. De
investering die hiervoor gedaan zal moeten worden ligt afhankelijk van welke variant
wordt toegepast drie á vier keer zo hoog als dat er op gas gestookt wordt. Er zit
daarmee een financieel risico in het project.
Aanbevelingen Het verdient de voorkeur om te investeren in energiebesparende maatregelen, niet
gebruikte energie is immers gratis. Om het project toch te financieren kan gekozen
worden om een onderneming die winst maakt de materialen te laten aanschaffen met
fiscale subsidies. De leden uit de coöperatie kunnen vervolgens deze materialen
overnemen en de houtpelletkachels, tegen een lagere prijs dan de aanschafprijs,
meefinancieren in de hypotheek op hun huis.
4
Voorwoord
Deze afstudeerscriptie is het resultaat van een onderzoek dat ik heb uitgevoerd ter
afsluiting van de 3 jaar die ik heb gestudeerd aan de Hanze Hogeschool Groningen
voor de opleiding Management, Economie en Recht. Het onderzoek heb ik uitgevoerd
namens het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte en RenQi in
opdracht van een persoon in Wessinghuizen.
Op de eerste plaats wil ik daarom de mensen binnen RenQi en het Kenniscentrum
bedanken voor het mogelijk maken van mijn stage en de hulp en kennis die zij mij tot
mijn beschikking hebben gesteld. Vooral op het begin heb ik hier veel aan gehad,
omdat ik er echt in moest komen. Mijn gebrek aan technische kennis heb ik de eerste
weken proberen te compenseren door veel te lezen.
Daarnaast heb ik veel inspiratie gehaald uit de interviews die ik in de praktijk heb
gehouden met diverse experts. Zij hebben mij allemaal op een bepaalde manier
geïnspireerd, maar vooral het gesprek met dhr. Richard Kooloos van de ABN is mij
bijgebleven. De tip om te zoeken naar verbanden is er één, die in mijn hoofd is blijven
hangen en ik wil hem daarom in het speciaal bedanken.
Verder heb ik vanuit de Hanze Hogeschool in de persoon van dhr. Dick van der
Meijden een goede begeleider gehad. Ik stond er vaak van versteld hoe gemakkelijk
hij mee kon praten over een onderwerp waar ik mijzelf een aantal weken op moest
inlezen. Zijn duidelijke commentaar zorgde er. vooral in het laatste gedeelte van de
stage. voor dat ik de opdracht toch naar eisen van de opleiding heb weten te
conformeren.
Ten slotte wil ik graag mijn familie, vrienden en mijn vriendin bedanken voor de
steun die ik heb gekregen op vooral de zondagen als ik even geen zin had om de
treinreis richting Groningen weer te maken. Hierdoor heb ik de vaart in het onderzoek
kunnen houden met het eindverslag dat nu voor u ligt als resultaat.
Groningen 28-06-2011,
Wouter Veldhoen
5
Onderzoek
6
Inhoudsopgave
1 INLEIDING……………………………………………………………… 3
1.1 Aanleiding en relevantie onderzoek.. …………………………….. 3
1.2 Probleem- en doelstelling………………………………………… 3
1.3 Onderzoeksvragen………………………………………………… 4
1.4 Begripsbepaling- en afbakening………………………………….. 4
1.5 Leeswijzer verslag………………………………………………… 4
2 BEDRIJFSBESCHRIJVING…………………………………………… 5
2.1 Wessinghuizen……………………………………………………. 5
2.2 Duurzaamswoude………………………………………………… 5
2.3 Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte…………… 6
2.4 Vervolgonderzoeken……………………………………………… 7
2.3 Beleidskeuzes in het project………………………………………. 7
3 THEORETISCH KADER……………………………………………… 10
3.1 Verwarming op gas……………………………………………….. 10
3.1.1 Structuur gasprijs…………………………………………. 10
3.1.2 Opbouw gasrekening……………………………………… 10
3.1.3 Huidige gasprijzen………………………………………… 10
3.1.4 Aanschafkosten gaskachel………………………………… 10
3.2 Transitie naar houtpelletverwarming……………………………... 11
3.2.1 Aanschafkosten houtpelletkachel…………………………. 11
3.2.2 Houtpellets maken………………………………………… 11
3.2.3 Aanleg warmtenet in variant 2……………………………. 12
3.2.4 Arbeidsproces pelletproductie……………………………. 12
3.2.5 Arbeidskosten…………………………………………….. 12
3.3 Financiering………………………………………………………. 13
3.3.1 Mogelijke inkomstenbronnen…………………………….. 13
3.3.2 Mogelijke financieringsconstructies……………………... 13
3.3.3 Factoren bij een investeringsbeslissing…………………... 15
3.3.4 Risico’s bij financiering………………………………….. 15
3.3.5 Inflatie vs. loonstijging…………………………………… 15
3.4 Juridisch kader……………………………………………………. 16
3.4.1 De Warmtewet……………………………………………. 16
3.4.2 De Boswet………………………………………………… 17
3.4.3 De Wet Milieubeheer……………………………………... 17
3.4.4 Algemene Plaatselijke Verordening………………………. 18
3.4.5 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht……………... 19
3.5 Organisatorisch & sociaal kader………………………………….. 19
3.5.1 Projectorganisatie…………………………………………. 19
3.5.2 Sturing projectorganisatie………………………………… 20
3.6 Overheid…………………………………………………………... 20
3.6.1 Doelstellingen project in relatie tot het overheidsbeleid…. 20
3.6.2 Overheid stimuleringsbeleid……………………………… 21
7
4 BESCHRIJVING&VERANTWOORDING ONDERZOEKSOPZET..22
4.1 Type onderzoek…………………………………………………… 22
4.2 Dataverzameling………………………………………………….. 22
4.3 Validiteit………………………………………………………….. 23
4.4 Gevolgd onderzoekspad………………………………………….. 23
4.5 Randvoorwaarden………………………………………………… 24
4.6 Data-analyse en verwerking………………………………………. 24
5 ONDERZOEKSRESULTATEN EN INTERPRETATIE…………… 25
5.1 Interviews praktijkomgeving……………………………………. 25
5.1.1 Interview: dhr. Huub Klein-Koerkamp………………….. 25
5.1.2 Interview: dhr. Jan-Willem Kok………………………… 26
5.1.3 Interview: dhr. Richard Kooloos………………………… 26
5.1.4 Interview: dhr. Hans Overdiep………………………….. 26
5.1.5 Bepaling exploitatiekosten……………………………… 26
5.1.6 Houtpelletverwarming vs. Gas…………………………. 27
5.2 CASE: DEVO-project Veenendaal…………………………….. 28
5.2.1 Succesfactoren……………………………………………. 29
5.2.2 Risico’s…………………………………………………… 29
6. CONCLUSIES………………………………………………………….. 30
6.1 Financieel………………………………………………………… 30
6.2 Juridisch………………………………………………………….. 30
6.3 Organisatorisch…………………………………………………... 30
6.4 Relatie tot de probleemstelling…………………………………... 31
7. AANBEVELINGEN……………………………………………………. 32
7.1 Financieel………………………………………………………… 32
7.2 Juridisch………………………………………………………….. 33
7.3 Organisatorisch…………………………………………………... 33
8. EVALUATIE……………………………………………………………. 34
8.1 Onderzoekskeuzes……………………………………………….. 34
8.2 Interne- & externe validiteit……………………………………… 34
8.3 Kwaliteit data-analyse……………………………………………. 34
8.4 Relevantie onderzoek…………………………………………….. 34
9. BRONNENLIJST……………………………………………………….. 35
10. BIJLAGEN………………………………………………………………. 39
8
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en relevantie onderzoek
Wie wel eens in de omgeving van Stadskanaal geweest is begrijpt dat de leefbaarheid
in deze gemeente onder druk staat. Het ziet er verlaten uit en de cijfers wijzen uit dat
er ook sprake is van krimp1. Dorpswinkels en andere voorzieningen moeten als gevolg
hiervan hun deuren sluiten en het landschap verwilderd door een gebrek aan
onderhoud.
Vanuit het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte is men sinds drie jaar
bezig om deze ontwikkeling te analyseren en praktijkgerichte oplossingen te bieden
voor geïnteresseerde partijen uit (onder andere) deze dorpen. Vanuit deze achtergrond
is ook het project ‘’Duurzaamswoude’’ uitgevoerd.
Hierin staat een zogenaamd ‘’Duurzaam Dorp’’ beschreven waarin bewoners
besparen op hun energierekening, bijdragen aan een verlaging van de CO2 uitstoot en
de sociale cohesie in het dorp vergroten. Met dit idee hebben zij de GasTerra jaarprijs
van €50.000,- gewonnen in 2010 en met dit geld is vanuit het Kenniscentrum vervolg-
onderzoek gedaan.
Een dorp dat geïnteresseerd is in dit idee is Wessinghuizen. Het Kenniscentrum kan
echter niet vertellen hoeveel een duurzaam dorp precies kost, omdat een dergelijk
project maatwerk betreft. Er is daarom behoefte aan een concrete businesscase waarin
de financiële, juridische en organisatorische haalbaarheid wordt onderzocht. Dit is
gebeurd in opdracht van één van de initiatiefnemers aldaar: Jan Willem Kok.
1.2 Probleem- en doelstelling
1.2.1 Doelstelling
Een businesscase maken in twee varianten waarin de haalbaarheid van deze twee
varianten in de periode van nu tot en met 2020 wordt bepaald in financiële, juridische
en organisatorische zin.
Deze businesscase kan naast Wessinghuizen vervolgens gebruikt worden door het
kenniscentrum als adviestool om op het gebied van haalbaarheid ook dorpsbewoners
uit andere dorpen te informeren die het project ‘’Duurzaamswoude’’ willen
implementeren.
1.2.2 Probleemstelling
De bewoners in de noordelijke dorpen willen graag het project ‘’Duurzaamswoude’’
implementeren. Op deze manier hopen zij te besparen op de stookkosten en daarnaast
willen zij de CO2 uitstoot verminderen en de sociale samenhang vergroten, maar zij
weten niet goed hoe zij samen deze stap kunnen maken. Er is weinig informatie
bekend over de financiële haalbaarheid, de juridische beperkingen en de benodigde
organisatie van het exploiteren van een Lokaal Duurzaam Energiebedrijf.
1 Bron: CBS, (2011), Gemeente Stadskanaal, geraadpleegd op: 15-03-2011,
http://www.bevolkingsdaling.nl/basisboek/stadskanaal.aspx
9
1.3 Onderzoeksvragen De conclusies van de onderzoeksvragen moeten inzicht geven in de probleemstelling.
De probleemstelling is daarom onderverdeeld in de volgende onderzoeksvragen:
- Welke positie neemt de overheid in ten opzichte van de drie geformuleerde
doelstellingen en welk stimuleringsbeleid hanteert zij daarvoor?
- Wat zijn de te verwachten ontwikkelingen in gas- en houtpelletprijzen op de
Nederlandse energiemarkt?
- Wat zijn de investeringen die gedaan moeten worden?
- Welke kosten zijn er aan beide varianten verbonden?
- Wat zijn de financieringsmogelijkheden binnen het project?
- Welke juridische aspecten spelen een rol binnen dit project?
- Op welke manier speelt sociale cohesie een rol in dit project?
1.4 Begripsbepaling- en afbakening Duurzame energie: Energie die duurzaam is opgewekt en per saldo CO2 neutraal is.
De grijze energie die nodig is in het proces om bijvoorbeeld pellets te maken wordt
daarbij buiten beschouwing gelaten. En ook de energie die nodig is om alle benodigde
materialen te maken. Dit is alleen geoorloofd als de hoeveelheid grijze energie relatief
klein is.
Duurzaamswoude: Een fictief project waarin studenten een idee uiteenzetten van een
duurzaam dorp. Hierin ontlasten de deelnemers het milieu door een reductie in CO2
emissies, zij realiseren een verlaging op hun energierekening en zij vergroten de
sociale cohesie in hun dorpsgemeenschap.
Variant 1: De variant op individueel niveau in Wessinghuizen. Elk huishouden wordt
voorzien van een pelletkachel en onderzocht wordt of dit haalbaar is en of dit te
organiseren valt. Mochten er besparingen gehaald kunnen worden ten opzichte van de
huidige situatie dan kan het project eventueel worden opgeschaald naar variant twee.
Variant 2: De variant op lokaal niveau, de opschaling van variant één. In deze variant
wordt de haalbaarheid bekeken van een houtverbrandingsinstallatie op dorpsniveau,
waarin de dorpsbewoners in hun warmte kunnen voorzien door een centraal gelegen
installatie te koppelen aan een nog aan te leggen warmtenet.
1.5 Leeswijzer verslag
Dit verslag is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het gedeelte dat u net gelezen heeft
maakt onderdeel uit van de inleiding. Hoofdstuk twee is een vervolg op de inleiding
waarin onder andere het idee verder staat beschreven en ook de eisen die dhr. Jan
Willem Kok stelt aan het project in Wessinghuizen verder staan toegelicht.
Vervolgens wordt in hoofdstuk drie een uitgebreid theoretisch kader uiteengezet.
In hoofdstuk vier staat de opzet van het praktijkonderzoek beschreven waarna in
hoofdstuk vijf de resultaten daarvan zijn opgenomen. Met deze resultaten worden in
hoofdstuk zes conclusies getrokken door naar mogelijke verbanden te zoeken tussen
de resultaten en de probleemstelling. Uiteindelijk worden er in hoofdstuk zeven
enkele aanbevelingen gedaan op basis van deze conclusies.
10
2. Bedrijfsbeschrijving
Er bestaat nog geen bedrijf of coöperatie in Wessinghuizen. Het is momenteel slechts
een gedachte die is ontstaan naar aanleiding van een intensieve samenwerking tussen
een groep mensen die sinds enkele jaren het landschapbeheer in eigen handen hebben
genomen door wandelroutes aan te leggen en bezienswaardigheden op te richten langs
deze routes. Dit samenwerkingsverband heet Boermarke Essen & Aa’s.
Daarnaast hebben zij een boek geschreven over de lange geschiedenis van de
dorpsgemeenschap om de inwoners van de dorpsgemeenschap zich verbonden te laten
voelen met Wessinghuizen. Ten slotte worden er ook kleinschalige evenementen en
feesten georganiseerd om de sociale cohesie te vergroten. Dit ondernemen zij om
krimp tegen te gaan en de leefbaarheid te vergroten.
2.1 Wessinghuizen Wessinghuizen is een dorpsgemeenschap die valt onder het gemeentelijk bestuur van
Stadskanaal. Stadskanaal ligt in de provincie Groningen. Landschappelijk gezien
hoort Wessinghuizen bij Westerwolde, dat deel uit maakt van de Ecologische
Hoofdstructuur2. Daarom wordt het landschappelijk beheer ook mede aangegrepen
om krimp tegen te gaan en de leefbaarheid te vergroten.
Het landschap in Wessinghuizen kenmerkt zich door grote houtwallen en – singels..
Door het al bestaande intensieve samenwerkingsverband voor het landschapsbeheer
vroegen de mensen zich af of zij het hout dat vrijkomt niet economisch kunnen
benutten in plaats van het te dumpen op een vuilstort. Mede-initiator van deze
ideologieën is zoals gezegd dhr. Kok.
Jan Willem Kok
Dhr. Kok is secretaris binnen het project Boermarke Essen & Aa’s. Hij is met zijn
vrouw vanuit Nieuwegein in Oost-Groningen gaan wonen om duurzaamheids-
initiatieven te ondernemen. Eerst door zelf grond te
kopen om er agrarische activiteiten op te ondernemen
en later door meer de samenwerking te zoeken met
dorpsgenoten. Deze ontwikkelingen sluiten goed aan
bij het project Duurzaamswoude van het
Kenniscentrum. Zodoende is Wessinghuizen één van
de geïnteresseerde dorpen.
2.2 Duurzaamswoude Dit is een fictief dorp in Groningen waarin dorpsbewoners zelfvoorzienend zijn bij de
energieopwekking voor de verwarming van hun huis. Zij kopen namelijk een
houtpelletkachel. En met een aangekocht stuk bos kunnen zij hout kappen om te
pelleteren en daarmee kunnen zij de houtpelletkachels in hun huizen opstoken ter
verwarming van hun huizen. Dit proces is CO2-neutraal, de sociale cohesie wordt
versterkt en het zou kunnen resulteren in een verlaging van de stookkosten.
2 De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van belangrijke bestaande en nog te ontwikkelen
natuurgebieden.
11
2.3 Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte is één van de kenniscentra
binnen de Hanze Hogeschool. Via lectoren vormt het de verbindende schakel tussen
het onderwijs en de praktijk. Er worden in samenwerking met studenten ook diverse
onderzoeken gedaan naar onderwerpen die een raakvlak hebben met
gebiedsontwikkeling.
Het project Duurzaamwoude was één van deze projecten. Hierin werkten vier
studenten onder begeleiding van het Kenniscentrum aan het ontwerp van een fictief
duurzaam dorp. Hiermee hebben zij in 2010 de GasTerra transititie jaarprijs
gewonnen. Dit bedroeg een geldprijs van €50.000,- waarmee zij het idee verder
konden uitwerken. Vanuit de verkregen publiciteit hebben veel Groningse dorpen zich
gemeld bij het Kenniscentrum om te komen praten over het project om te kijken of het
wat voor hun is.
Varianten van Duurzaamswoude
De toepassing van het project op een dorp is maatwerk. Om deze reden heeft het
Kenniscentrum verschillende varianten ontworpen van variant één voor kleinschalige
projecten met alleen duurzame opwekking van energie voor de verwarming van het
huis tot opwekking van elektriciteit en gemeenschappelijke afvalverwerking voor de
meer grootschalige samenwerkingsverbanden.
Variant 1
In figuur twee staat het proces beschreven, dat voor de warmtevoorziening in de 75
huishoudens moet gaan zorgen. Dit laatste is in overleg met dhr. Kok besloten. Vanuit
de bossen die zij al bezitten en het landschapsbeheer(dat zij al uitvoeren vanuit het
samenwerkingsverband Boermarke Essen & Aa’s) kunnen zij gedoseerd bomen
kappen om pellets van te maken. Hier kopen zij houtpelletkachels voor om deze
pellets in op te stoken. Er blijft een aansluiting op het gasnet om te koken en voor
warm water uit de kraan.
.
Figuur 2.1 ‘’variant 1, kleine pelletkachels per woning’’
3
3 Schoor, van der, T.(2011), Notitie duurzame dorpen, Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling
NoorderRuimte, blz. 4
12
Variant 2
Bij variant twee zijn de onderlinge afhankelijkheden groter en de vereiste
samenwerking is groter. In onderstaande afbeelding is te zien dat er nog een groot
deel hetzelfde is. Het pelletproductieproces is bijvoorbeeld hetzelfde gebleven. Alleen
worden de houtpellets nu niet opgestookt in 75 aparte houtpelletkachels, maar in één
grote centrale kachel. Deze kachel zal water verwarmen dat via een aan te leggen
warmtenet de huishoudens in hun warmtevraag zal gaan voorzien.
Figuur 2.2 ‘’variant 2, pellet dorpsverwarming’’
4
2.4 Vervolgonderzoeken Om verdere invulling te geven aan het project en de ontworpen varianten heeft het
Kenniscentrum zoals al eerder is aangegeven verschillende studenten gehad die zich
bezig hebben gehouden met vraagstukken waar men binnen het kenniscentrum en in
de praktijk telkens op stuk loopt. Enkele van deze onderzoeken/stukken zijn ook
relevant voor dit onderzoek en vormen dan ook als input, dit zijn:
Rechtsvormen lokale duurzame energiebedrijven (Lianne Hepkema, 2010)
Technische aspecten kachels (Patrick Son, 2010)
Duurzaamswoude (Emilly Dollison et al, 2010)
Onderzoek pelletkachels (Mike Duinkerken, 2010)
Notitie Duurzame Dorpen (Tineke van der Schoor, 2011)
2.5 Beleidskeuzes in het project Er zijn in Wessinghuizen nog maar één of twee echte boeren, maar wel zijn bijna alle
woningen woonboerderijen. Er is genoeg ruimte om de inrichting van een leegstaande
schuur om te vormen tot pelletfabriek. Daarnaast moeten jongeren deelnemen in het
arbeidsproces om zo de ontgroening tegen te gaan door de jongeren werk te
verschaffen en ze met elkaar in contact te laten komen via het werk.
4 Schoor, van der, T.(2011), Notitie duurzame dorpen, Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling
NoorderRuimte, blz. 5
13
Dus het gaat niet alleen om sociale cohesie in het landschap maar ook echt op sociaal
niveau. Maar bij de inrichting van het proces moet verlaging van de stookkosten de
voorkeur hebben op de overige twee doelstellingen. De mensen zijn zeer
geïnteresseerd in toepassing van een variant van Duurzaamswoude in hun dorp om
CO2 te reduceren en de sociale cohesie te vergroten, maar alleen als het hen geen
extra geld kost.
Daarnaast geeft dhr. Kok aan dat zij graag zo kleinschalig mogelijk blijven en ook
zoveel mogelijk onafhankelijk blijven van derden(gemeenten e.d.). Zo blijven zij de
baas over hun eigen onderneming en zo houden zij volledige zeggenschap. De
financiële doelstelling in het project is kostendekking en geen winstmaximalisatie. De
nul-situatie bij het inkoopproces zien zij als volgt voor zich:
Inkoopproces variant 1
Er zijn kachels nodig om de houtpellets te verwarmen. De inkoop zal niet
bedrijfsmatig zijn, maar op individuele schaal. Ieder deelnemend huishouden is
verantwoordelijk voor de aanschaf van zijn eigen kachel. De materialen die nodig zijn
voor de productie van houtpellets zullen wel voor rekening komen van de coöperatie.
Ook afspraken rondom de installatie van de kachel moeten de deelnemers zelf
regelen. Wel zal er een kennisbijeenkomst moeten worden georganiseerd om de
inwoners onder andere te informeren over welke kachel geschikt is. Het proces ziet er
dan als volgt uit:
Inkoopmarkt
Pelletkachels
Huishoudens Installateur
BetalingLevering
Installatie
pelletkachel
Betaling
Kennisavond ter
informatie
Presentatie
Aandachtspunten
inkoopproces
Figuur 2.3 ‘’Inkoopproces variant 1’’(eigen bewerking)
Inkoopproces variant 2
Bij variant één zijn er minder individuele toepassingen. Er wordt een groter beroep
gedaan op sociale cohesie en samenwerking. Deze samenwerking bestaat gedeeltelijk
uit het gezamenlijk inkopen van de materialen die in variant twee beschreven staan.
Er zal een centrale kachel gekocht moeten worden, een leidingnet moeten worden
aangeschaft en deze zullen geïnstalleerd moeten worden.
Ten slotte moet het verbruik per huishouden kunnen worden gemeten en deze
gegevens moeten op een centraal punt kunnen worden geregistreerd. Daarom moeten
er ook meters geplaatst worden en een geheugenkaart om de metingen op te slaan.
Dhr. Kok heeft een plek in gedachte om deze centrale kachel eventueel te plaatsen,
maar alleen heeft hij nog geen idee over hoe een dergelijk netwerk aangelegd zou
kunnen worden en welk netwerk de huishoudens het meest efficiënt bereikt.
14
Installateur
leidingstelsel
Installateur
systeemCoöperatie
Inkoopmarkt
Centrale
Pelletverwarming
Overheids-
instanties
Inkoopmarkt
leidingen
Juridische
keuringAanvraag
Installeren
systeem
Betaling
LeveringBetaling
Aanleg
leidingen
Betaling
Levering
leidingen
Betaling
Figuur 2.4 ‘’Inkoopproces variant 2’’(eigen bewerking)
15
3. Theoretisch kader
3.1 Verwarming op gas Om te kunnen bepalen hoeveel houtpellets er ongeveer gemaakt moeten worden moet
er ook inzicht komen in hoeveel gas er verbruikt wordt en welk deel hiervan
daadwerkelijk voor de verwarming is bestemd.
3.1.1 Structuur gasprijs
Om te kunnen inschatten of houtpelletkachels in de periode tot en met 2020 een
financieel aantrekkelijk alternatief zijn ten opzichte van de huidige verwarming via
gas CV-installaties moeten de toekomstige gasprijzen worden bepaald. Hiervoor moet
eerst de prijsstructuur van deze gasprijs worden bepaald. Deze bestaat uit de volgende
drie componenten5:
Belastingen (25%)
Leveringsdeel (46%)
Netwerkbeheer (29%)
3.1.2 Opbouw gasrekening
Daarnaast zal het gasverbruik in de huishoudens niet geheel verdwijnen. Alleen voor
de verwarming van het huis zullen houtpellets gebruikt worden. De warm water
voorziening en het koken zullen als gevolg daarvan aan het gas gekoppeld blijven. De
gemiddelde indeling per huishouden is als volgt6:
Koken (3%)
Warm water (19%)
Warmtevoorziening (78%)
3.1.3 Gasprijzen
Er zijn verschillende aanbieders van gas en er zijn ook verschillende soorten gas,
maar de grootste gasleverancier in Groningen is Essent7. De eindprijs die zij rekenen
per m³ gas is € 0,608. Dit is daarom de prijs waar in dit onderzoek mee zal worden
gerekend.
3.1.4 Kosten gaskachel
In het rapport van Patrick Son is een onderzoek gedaan naar technische aspecten op
het gebied van kachels. Een goede gemiddelde gaskachel voor een grote woning >
4000 m³ per jaar zal volgens dit rapport een model als de ATAG Q38S moeten
hebben. De aanschafprijs is € 2000,- en voor installatie en een boilervat kunnen er nog
€ 1500,- bovenop worden geteld.
5 Bron: Energiedirect.nl (2011), Opbouw energieprijs, geraadpleegd op: 14-05-2011,
http://www.energiedirect.nl/nl-NL/Thuis/Producten/Opbouw%20energieprijzen.aspx 6 Bron: Wikipedia (2011), Aardgas, geraadpleegd op 15-05-2011, http://nl.wikipedia.org/wiki/Aardgas
7 Bron: Berg, van der, D. (2011), Gasprijs Essent, geraadpleegd op 25-05-2011,
http://groningen.yalwa.nl/Gas-leveranciers/91310/ 8 Bron: Essent (2011), Gasprijs, geraadpleegd op 18-05-2011, http://www.essent.nl
16
Figuur 3.1 ‘’ATAG Q38S’’
3.2Transitie naar houtpelletverwarming Voordat er een transitie naar houtpelletverwarming kan worden gemaakt is het
noodzakelijk om te bepalen welke middelen daar voor moeten worden ingezet en wat
deze middelen kosten.
3.2.1 Kosten Houtpelletkachel
In het verslag van Patrick Son is vooral een uitgebreide studie naar houtpelletkachels
gedaan. Er is bijvoorbeeld gekeken naar het verbrandingsrendement van diverse
kachels en ook naar de uitstoot van CO2 en de kachel die het beste uit de bus kwam
was de Biostar flex. Deze kosten € 8000,- en ook komen er hier de kosten voor de
vervanging van een boilervat en de installatie bij. Deze kosten zijn in het rapport
tevens bepaald op € 1500,-9.
Figuur 3.2 ‘’Biostar flex’’
3.2.2 Houtpellets maken10
Ter vervanging van de verwarming op gas zullen houtpellets gebruikt worden. Om te
kunnen bepalen hoeveel de productie van deze pellets kost moet men eerst weten hoe
deze pellets gemaakt worden en wat daar voor nodig is. De volgende (chronologische)
stappen zijn daarbij essentieel om te ondernemen11
:
1. Hout kappen
2. Schors verwijderen/ hout verkleinen
3. Hout drogen
4. Pelleteren
5. Zeven
6. Opslag pellets
9 In de praktijk zijn deze kosten natuurlijk per type huis verschillend
10 Zie bijlage 1 voor gedetailleerde beschrijving houtpelletproductieproces
11 Hansen, M.T., Rosentoft Jein, A., (2009), Pellets Atlas: ‘’Development and promotion of a European
pellets market’’, National Energy Foundation, blz. 67 -72.
Naam ATAG Q38S
Hoogte (in cm) 68
Breedte (in cm) 50
Diepte (in cm) 38,5
Prestatie kW 30
Uitstoot mg/Nm3 27
Kosten (in €) € 2.000
Naam Biostar flex
Hoogte (in cm) 195
Breedte (in cm) 156
Diepte (in cm) 91,4
Oppervlakte M3 1,88
Prestatie kW 15
Uitstoot mg/Nm3 11
Kosten(in €) €8000,-
17
3.2.3 Aanleg warmtenet
Bij de aanleg van een warmtenet zal de meest efficiënte manier gezocht moeten
worden om dit net aan te leggen. Om dit netwerk aan te leggen bestaan er modellen
om dit met zo min mogelijk verbindingen te doen. Deze studie noemt men
netwerktopologie en komt uit de Informatica12
. De volgende basistypologiën bestaan
er binnen de netwerktopologie13
:
Busstructuur
Sterstructuur
Boomstructuur
Ringstructuur
3.2.4 Arbeidproces
In het project Duurzaamswoude staat een arbeidsproces beschreven dat nodig is om
pellets te maken en hoeveel uren dit aan werk verschaft. De volgende werkzaamheden
zullen er als gevolg van het zelf in productie nemen van de houtpellets ontstaan14
:
Werkzaamheid 1 -->Bosonderhoud
Werkzaamheid 2 --> Bomen bijplanten
Werkzaamheid 3 --> Hout sorteren en opslaan in droogschuur
Werkzaamheid 4 --> Houtverwerkingsproces tot pellets
Werkzaamheid 5 --> Pellets verpakken en opslaan
Werkzaamheid 6 --> Administratieve zaken
3.2.5 Kosten arbeid
De beschreven werkzaamheden die samen het arbeidsproces vormen zijn de betaalde
activiteiten die als gevolg van dit project zullen ontstaan. De uitbetaling zal het
minimumloon bedragen, dit komt voort uit het CAO-akkoord van 2011 dat geldt voor
de houtverwerkingsindustrie15
.
Tabel 3.1 ‘’Minimum(jeugd)loon’’(2011)
16
3.3 Financiering Naast de kosten voor apparatuur die moet worden aangeschaft, moeten er ook
inkomstenbronnen tegenover deze kosten kunnen worden gesteld. In dit hoofdstuk zal
12
Bron: Telewiki (2011), Netwerk Topologie, http://www.telephorum.org/telewiki/Netwerk_Topologie 13
Zie bijlage 2 voor gedetailleerde beschrijving basistypologiën 14
Zie bijlage 3 voor gedetailleerde beschrijving van het arbeidsproces 15
Bron: Salaris Info, (2011), Hout CAO, geraadpleegd op 20-05-2011, www.salaris-informatie.nl 16
Bron: FLEXservice, (2011), Minimumloon 2011 per 1 juli(update), geraadpleegd op 20-05-2011,
http://www.flexservice.com/?p=30866
18
daarom de bestaande literatuur over mogelijke inkomstenbronnen in een lokaal
duurzaam energiebedrijf worden geraadpleegd en vervolgens zullen enkele mogelijke
financieringsconstructies worden beschreven.
3.3.1 Mogelijke inkomstenbronnen Bij duurzame energieprojecten zijn er in de praktijk vier mogelijke inkomstenbronnen
te onderscheiden17
:
Figuur 3.3 ‘’Mogelijke inkomstenbronnen duurzaam energieproject
18’’
3.3.2 Financieringsconstructies
Als er bekend is welke inkomstenbronnen er voor het project kunnen worden
aangewend dan kan men met deze inkomstenbronnen een financieringsconstructie
vormen. Dit is een soort betalingsplan. In de literatuur zijn diverse
financieringsconstructies te vinden die zijn toegepast op al succesvol gerealiseerde
duurzaam energieopwekkende projecten.
Energie Prestatiecontract
Dit is een partnership tussen een Energy Service Company(ESCO) en een marktpartij
die een duurzaam project wil realiseren. Het ESCO is gespecialiseerd in het verlagen
van het energieverbruik en het optimaliseren van de energie-inzet. Bij het aangaan van
een contract garandeert het ESCO dat de besparingen op de energierekening de
investeringen zullen terugverdienen. Grote investeringen zijn hierbij niet vereist. De
financiering is vaak budgetneutraal19
.
17
Veen, van der, F., Elburg, J.C., (2011), Duurzame energie: ‘’’het financiële inzicht’’, DWD B.V.,
Roosendaal, blz. 52-54 18
Zie bijlage 4 voor gedetailleerde beschrijving van de mogelijke inkomstenbronnen 19
Ee van, M., Chatelin, M., (2011) Duurzame Energie het financiële inzicht ‘’De financiële markt
beoordeelt het anders’’, DWD B.V. Roosendaal, blz. 67.
Inkomsten-bronnen
Garanties
Leningen
Subsidies
Eigen vermogen
19
Figuur 3.4 ‘’Toegevoegde waarde ESCO’’ Figuur 3.5 ‘’Financiering EPC’’
Eigen vermogen
Financiering van activiteiten uit eigen vermogen is het financieren van de
bedrijfsactiviteiten uit interne bronnen, in het bijzonder uit niet uitgekeerde winsten20
.
De grote voordelen van financiering met eigen vermogen zijn dat het relatief niet
gevoelig is voor renteschommelingen. Een nadeel kan zijn dat het moeilijk is om
gelijk eigen vermogen op te bouwen21
.
Operational lease
Bij een operational lease wordt het aankoopbedrag door een ander bedrijf/instelling
voorgeschoten. Daar staat tegenover dat maandelijks een bedrag aan rente en
aflossing wordt betaald. Verder moet ook een bedrag voor onderhoud, verzekering en
eventuele andere kosten worden betaald22
. Het risico is daardoor beperkt en de kosten
zijn goed over de levensduur van het project verspreid, maar uiteindelijk wordt er wel
meer voor betaald.
Financial lease
Bij een financial lease wordt het aankoopbedrag ook voorgeschoten door een ander.
Het is daardoor mogelijk om over een product te beschikken zonder daar eerst veel
geld voor te sparen. Via maandelijkse afbetalingen plus rente wordt de aankoopsom
terugbetaald. Na deze lease periode gaat het eigendom over en ben je eigenaar van het
product23
.
Meefinanciering in hypotheek
Een houtpelletkachel kan op een dusdanige manier in een huis worden ingebouwd dat
deze als onderdeel van een huis kan worden gezien. Het gevolg is daarbij dat de
investering in de houtpelletkachel kan worden meegefinancierd als onderdeel van de
eigen woning en daarmee kan het mee worden gefinancierd in de hypotheek. De
hypotheeklasten zullen dan wel stijgen, maar de totale woonlasten zullen dalen door
de hypotheekrenteaftrek en lagere energielasten24
.
20
Bron: Encyplopedia, (2011), ‘’Financiering uit eigen vermogen’’,
http://www.encyclo.nl/begrip/financiering%20uit%20eigen%20vermogen 21
Bron: Monetos, (2011), ‘’Financieringsmogelijkheden’’,
http://www.monetos.nl/financieringen/mkb-kredieten/financiering/ 22
Bron: FSO, (2011), ‘’Operational lease of financial lease’’,
http://www.financieel-ondernemen.nl/artikelen/768/Operational_lease_of_Financial_Lease_/ 23
Bron: FSO, (2011), ‘’Operational lease of financial lease’’,
http://www.financieel-ondernemen.nl/artikelen/768/Operational_lease_of_Financial_Lease 24
Bron: Goedvolk, P., (20-04-2011), ‘’Duurzame financiering’’, http://www.eversheds.nl/nl/energy-
blog-entry/financiering_van_individuele_duurzame_investeringen
20
Gezamenlijke inkoop
Door gezamenlijk een blok te vormen op de inkoopmarkt voor duurzame
energietoepassingen kunnen klantvoordelen behaald worden door de grootschaligheid.
Stichting ‘’Wij willen zon’’ is een voorbeeld van een organisatie die gezamenlijk
zonnepanelen inkoopt om zo een inkoopvoordeel te behalen25
.
3.3.3 Factoren bij een investeringsbeslissing
Voordat een investering gedaan wordt moet eerst goed naar een aantal factoren
gekeken worden om de kans op een succesvolle realisatie te vergroten26
:
Kapitaalkosten
Tijdshorizon
Besparing
Omgevingsfactoren
3.3.4 Risico’s financiering
In beginsel ontleent een coöperatie haar solvabiliteit door de ledenaansprakelijkheid
(art. 2:55 BW). Hierin staat opgenomen dat leden en oud-leden naar evenredigheid
aansprakelijk zijn voor aanzuivering van bestaande tekorten bij ontbinding van de
coöperatie. Het is daarom van belang om vooraf afspraken te maken over de
ledenaansprakelijkheid door bijvoorbeeld een maximaal te betalen bedrag per lid af te
spreken of de aansprakelijkheid geheel uit te sluiten door de vorming van een
algemene reserve.
De continuïteit kan vervolgens onder druk komen te staan als leden hun lidmaatschap
op willen zeggen. In het huidige verenigingsrecht kunnen zij het lidmaatschap steeds
opzeggen met ingang van het boekjaar van de coöperatie dat volgt op het jaar waarin
werd opgezegd(art. 2:36 lid 1, 53a BW). Dus een lidmaatschap kan niet langer dan
twee jaar worden verplicht, er zal daarom gekeken moeten worden naar andere
mogelijkheden om mensen te ontmoedigen om uit de coöperatie te treden.
Ten slotte kunnen leden hun lidmaatschap, binnen een maand nadat dit hun bekend is
gemaakt, opzeggen wanneer er besloten wordt hun rechten in te perken of hun lasten
te verzwaren(art. 2:36, lid 3 BW). Het gaat hier in tegenstelling tot de vorige bepaling
om regelend recht en dit kan in de statuten daarom worden uitgesloten.
3.3.5 Inflatie vs. loonstijging
Als het gaat om de toekomstige energierekeningen voor de periode tot en met 2020
dan zullen inflatie en loonstijgingen ook een rol spelen. Om deze gegevens
representatief weer te geven voor de gehele populatie wordt er uitgegaan van de
inflatierichtlijn van 2% van de ECB27
en daarnaast de gemiddelde loonstijging over
alle CAO’s van de afgelopen vijf jaar, die 2,16 bedraagt28
.(2,2%).
25
Bron: Stichting wij willen zon, (2011), ‘’De eerste en grootste collectieve order voor zonnepanelen is
een feit’’, http://www.wijwillenzon.nl/ 26
Zie bijlage 5 voor een toelichting op deze financiële en omgevingsfactoren 27
Bron: European Central Bank, (2011) ‘’Monetary policy’’, www.ecb.int/The European Central Bank 28
Bron: P&O Actueel, (22-03-2011), ‘’Gemiddelde loonstijging CAO’s 2,16%’’,
(http://www.penoactueel.nl/management/gemiddelde-loonstijging-caos-2-16-procent-204.html
21
3.4 Juridisch kader Bij de financiering was net al kort een link met het recht te zien. Het juridisch kader
waarin het project zich bevindt is daarom ook erg belangrijk. In deze paragraaf zal
daarom een uitgebreid kader worden geschept voor de bestaande wetgeving die
toepasbaar is op dit onderwerp. Centraal in deze paragraaf staan de warmtewet, de
boswet en de wet milieubeheer.
3.4.1 De Warmtewet
De Warmtewet is in 2009 aangenomen door de eerste kamer, maar is nog niet in
werking getreden. De wet dient ter bescherming van warmtegebruikers ten opzichte
van hun leveranciers. Binnen de wet geldt namelijk een vergunningenstelsel dat van
toepassing is op warmteleveranciers en waarin zij zich verplichten tot een
betrouwbare en betaalbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden en een
hoge kwaliteit van dienstverlening.
Vergunningplicht
De vergunningplicht richt zich vooral op de grote leveranciers van warmte. Wanneer
de wet in werking is getreden kan een vergunning worden aangevraagd via de
Energiekamer. Hiervoor moet aangetoond worden dat de aanvrager beschikt over
voldoende organisatorische, financiële en technische kwaliteiten29
.
Als er slechts op kleine schaal warmte geleverd wordt dan gelden er een drietal
ontheffingen op deze vergunningplicht, namelijk wanneer de warmteleverancier een
persoon betreft die30
:
Warmte levert aan ten hoogste tien personen tegelijkertijd;
Per jaar niet meer warmte levert dan 10.000 gigajoules; of
Eigenaar is van de gebouwen, ten behoeve waarvan de warmte wordt geleverd.
Zorgvuldigheid van levering is het uitgangspunt in deze wet. Er zijn daarom ook
zorgvuldigheidsnormen uitgewerkt voor zowel vergunningplichtigen als niet-
vergunningplichtigen. De belangrijkste zorgvuldigheidsnorm is dat de levering van
warmte schriftelijk moet worden vastgelegd tussen leverancier en verbruiker.
Warmtetarief
Naast een vergunningstelsel is er ook een maximumtarief vastgesteld voor de levering
van warmte31
. Het uitgangspunt is dat een verbruiker evenveel betaald voor zijn
duurzame energie als dat hij zou betalen voor conventionele energie. Dit noemt men
het ‘’Niet meer dan anders principe’’. De tarieven zullen bij inwerkingtreding van de
wet vast worden gesteld door de Energiekamer.
29
Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-09-2009), ‘’Warmtewet’’,
http://www.eversheds.nl/nl/newsletter/warmtewet 30
Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-02-2009), ‘’Nieuwsbrief Warmtewet’’,
http://www.eversheds.nl/uploads/publications/ef_nieuwsbrief_warmtewet.pdf 31
Schepers, B.L., Valkengoed, van, M.P.J., (2009), Warmtenetten in Nederland: ‘’overzicht van
grootschalige en kleinschalige warmtenetten in Nederland’’, TU Delft, blz. 36.
22
Controle op naleving warmtewet
Het toezicht en de handhaving van de wet zal worden uitgevoerd door de
Energiekamer. De Energiekamer heeft de bevoegdheid om een vergunninghouder op
te dragen extra voorzieningen te treffen om de naleving van de vergunning op orde te
krijgen, zodat een goede levering van warmte in de toekomst gegarandeerd is.
Verbruikers kunnen klachten over hun leverancier indienen bij de Energiekamer.
3.4.2 De Boswet
Bij het maken van pellets moet er hout gekapt worden. In de Boswet staan de
juridische kaders beschreven rondom het kappen van hout. De wet is alleen van
toepassing op bossen groter dan 10 are of in het geval van rijbeplanting als er meer
dan 20 bomen zijn. Daarnaast moet het buiten de bebouwde kom vallen, binnen de
bebouwde kom geldt de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente
Stadskanaal, maar deze geldt alleen als de gemeente een bebouwde kom Boswet
hanteert. De Boswet legt namelijk zelf geen vergunningplicht op. Ten slotte is de wet
niet van toepassing op de Italiaanse populier, de treurwilg en de paardenkastanje.
Werking Boswet
Bij een bebouwde kom Boswet kan een vergunningplicht worden opgenomen voor
houtkap. De Boswet zelf is opgebouwd uit de volgende drie elementen32
:
Meldingsplicht (art. 2 Boswet33
: Er moet een melding voor de kap gedaan
worden bij het bevoegd gezag, het omgevingsloket van de gemeente)
Herplantplicht(art. 3 Boswet34
: Op sommige bossen rust een herplantplicht,
gekapt bos moet worden herplant)
Kapverbod (art. 13 Boswet35
: Sommige delen bos mogen helemaal niet gekapt
worden omdat ze bijvoorbeeld tot de Ecologische Hoofdstructuur behoren)
3.4.3 De Wet Milieubeheer(Wm)
De Wet Milieubeheer is in werking sinds 1993 als vervanger van de oude Hinderwet36
en werkt met een vergunningenstelsel. Het is een complexe en veelomvattende wet.
Er is in deze paragraaf daarom geprobeerd de relevante aandachtspunten in deze wet
te benoemen.
Toepassingsgebied
De vergunningplicht geldt voor het drijven van inrichtingen. Een inrichting is: ‘’Elke
door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht37
’’(art. 1.1,
lid 1 Wm). Voor de toepassing van deze definitie worden drie maatstaven gehanteerd
door het bevoegd gezag:
32
Zie bijlage 6 voor gedetailleerde beschrijving werking boswet 33
Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2e druk,
Kluwer, Deventer, blz. 31. 34
Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2e druk,
Kluwer, Deventer, blz. 32. 35
Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2e druk,
Kluwer, Deventer, blz. 44. 36
Bron: Stichting Natuurbeheer, (20-06-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet-en-
regelgeving/Nederland/Boswet/ 37
Bron: Stichting advisering bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening, ‘’Inrichting’’,
(geraadpleegd op 23-05-2011), http://www.stab.nl/stab/public/stab/generic/home
23
1. De toetsing van het begrip bedrijfsmatig wordt afgeleid uit het feit of er sprake
is van een winstoogmerk. Als dit niet het geval is wordt er gekeken naar de
omvang van de activiteiten. Er wordt dan bepaald of de omvang van de
activiteiten op een bedrijfsmatige schaal wordt toegepast of dat het
hobbymatig is.
2. De activiteit moet binnen een bepaalde omheining plaatsvinden. Dit geldt voor
bedrijvigheden die fysiek kunnen worden begrensd. Een mobiele
verwarmingsinstallatie zoals bij het zwembad(’s winters) & de sporthal(’s
zomers) in Doezum staat opgesteld wordt daarom niet aangemerkt als
inrichting38
.
3. De activiteit moet met regelmaat worden uitgevoerd, bijvoorbeeld één keer per
week.
Milieueffectrapportage
Als een activiteit aan wordt gemerkt als een inrichting en er een
omgevingsvergunning voor moet worden aangevraagd is het de vraag of er ook vooraf
een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Er kan namelijk soms ontheffing
worden aangevraagd op deze rapportage als er in de praktijk al bestaande voorbeelden
zijn van soortgelijke inrichtingen39
. Als deze er niet zijn zullen in de rapportage de
gevolgen die de inrichting heeft voor het milieu moeten worden toegelicht.
Afvalstoffen
Bij de productie van houtpellets en de verbranding van de houtpellets op
bedrijfsmatige schaal in variant twee zullen restproducten/afvalstoffen ontstaan. In
hoofdstuk tien van de Wm staan de bepalingen voor bedrijfsafvalstoffen40
(art. 10.6
Wm). Het is wel de vraag of iets als afvalstof wordt gezien. Uit verbranding van hout
ontstaat bijvoorbeeld as. Maar deze as kan ook worden gezien als meststof.
Het uitstrooien van as over gronden als meststof is aan een maximum gebonden wat
betreft de hoeveelheid stikstof en fosfaat die de as mag bevatten. De maximum
hoeveelheid stikstof wordt bepaald aan de hand van de gewassen die in de bestrooide
grond groeien(art.10, lid 3 Meststoffenwet) en de maximumhoeveelheid fosfaat is
voor een fosfaatneutrale grond: 75kg in 2011, 70kg in 2012 en 65kg in 2013(art. 11,
lid 2 Meststoffenwet). Het hangt uiteindelijk van de definitie van as af in de wet,
welke wetgeving hierop van toepassing is.
3.4.4 Algemene Plaatselijke Verordening(APV)
De APV komt voort uit de bevoegdheid van een gemeente bij hoofde van een
burgermeester of een college om lokale regelgeving te maken(art. 147 Gemeentewet,
lid 1). Wessinghuizen behoort tot de gemeente Stadskanaal en de APV van deze
gemeente geldt daarom ook voor Wessinghuizen41
. Hierin staan onder andere
38
Bron: Snipperhout B.V., (23-07-2010), ‘’Goedkope en duurzame warmte uit hout’’,
http://www.snipperhout.nl/mediapool/65/data/houtsnippers_verwarmen_zwembadwater.pdf 39
Bron: Rijksoverheid, (05-07-2010), ‘’Milieueffectrapportage’’,
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/milieubeleid/milieueffectrapportage 40
Bron: Nederlandse overheid, (21-06-2011), ‘’ Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen’’,http://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/Hoofdstuk10616231/Titel106/geldigheidsdatu
m_21-06-2011 41
Zie bijlage 7 voor de APV van Stadskanaal
24
bepalingen voor het kappen van bomen binnen de bebouwde kom opgenomen en het
beheren van afvalstoffen.
3.4.5 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht(Wabo)
De Wabo-wet is in werking getreden op 1 oktober 201042
. Hierin is de
omgevingsvergunning geregeld. Dit houdt in dat er 25 vergunningen die eerst bij
verschillende loketten moesten worden aangevraagd worden samengevoegd tot één
omgevingsvergunning. Er ontstaat dus één loket, één aanvraag, één bevoegd gezag en
één procedure waarin de verschillende vergunningen kunnen worden aangevraagd.
Dit geldt onder andere voor de milieuvergunning en de kapvergunning(art. 2.2 Wabo).
De omgevingsvergunning kan worden aangevraagd bij het omgevingsloket van de
desbetreffende gemeente43
.
3.5 Organisatorisch & sociaal kader Een project moet ook georganiseerd worden. Dhr. Kok stelt dat de sociale cohesie
groeit door de samenwerking van de deelnemers in het project, maar daarentegen kan
gesteld worden dat er een basis van sociale cohesie moet zijn om elkaar deelname in
het project toe te vertrouwen44
(Joustra et al, 2010). In dit kader zal daarom aandacht
worden besteed aan de projectorganisatie en vervolgens zal er een model worden
beschreven dat dient ter ondersteuning van de processen binnen een lokaal duurzaam
energieproject.
3.5.1 Projectorganisatie
Er zijn binnen een project verschillende personen nodig om succesvol een lokaal
duurzaam initiatief te realiseren(Joustra et al., 2010). Er zijn 5 verschillende
typologieën van personen te onderscheiden in een project45
(Joustra et al, 2010):
Initiator
Regisseur
Procesbegeleider
Facilitator
Uitvoerder
Ondanks dat er voor goede samenwerking verschillende typen mensen moeten zijn is
een zekere mate van sociale cohesie een vereiste(Joustra et al, 2010). Het is daarbij
van belang dat iedereen zich op de eerste plaats betrokken voelt bij het project, dat
onder andere gerealiseerd worden door een bottom-up aanpak vanuit de
organisatie(Joustra et al, 2010). Deze empowerment van mensen vergroot het sociaal
kapitaal46
in de organisatie en bevordert daarmee de continuïteit(Joustra et al., 2010)
42
Bron: Gemeente Stadskanaal, (geraadpleegd op 25-05-2011), ‘’Omgevingsvergunning’’,
http://www.stadskanaal.nl/websites/common/download.asp?PropId=2086 43
Bron: Agentschap NL, ‘’Omgevingsvergunning/Wabo’’: Wetgeving, geraadpleegd op 26-05-2011,
http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/omgevingsvergunning/wetgeving 44
Joustra, J.D. et al., (2004), ‘’Zet een boom op in de wijk’’: over bewonersparticipatie en
duurzaamheid, drukkerij Modem, Bennekom, blz. 34. 45
Zie bijlage 8 voor gedetailleerde uitwerking van de 5 verschillende typologieën 46
Staat uitgelegd in Joustra et al, 2010 als: alle hulpmiddelen die al aanwezig zijn om de organisatie
vorm te geven.
25
3.5.2 Sturing proces
Bij uitvoering van een lokaal duurzaam initiatief is het belangrijk dat alle deelnemers
weten wat zij moeten doen(Joustra et al., 2010). In onderstaande figuur staat daarvoor
de ideale procesaansturing47
. Deze is geformuleerd naar onderzoek van vijf succesvol
gerealiseerde lokale duurzame energie-initiatieven in Zuid-Holland(Joustra et al,
2010).
Campagne
· Informeren
· Enthousiasmeren
· Inventariseren
Workshop(s)
· Vorming van een visie
· Opstellen actieplan
· Doelstellingen maken
Acties/ processen
Monitoring & evaluatie
Figuur 3.6 ‘’procesaansturing’’
3.6 Overheid Er zijn op Europees niveau bindende afspraken gemaakt in de Energie Diensten
Richtlijn, wat betreft energietransitie48
. Het kan daarom voordelig zijn om na te gaan
wat voor faciliterende maatregelen de overheid treft om projecten als deze te
stimuleren. Het beleid van de overheid ten aanzien van de drie doelstellingen in dit
project staat daarom beschreven in deze paragraaf en daarnaast ook het
stimuleringsbeleid dat de overheid hanteert voor dit soort projecten.
3.6.1 Doelstellingen project in relatie tot de overheid
Door te zoeken naar de gemeenschappelijke doelstellingen met de overheid kan men
in de vorm van subsidies misschien aantrekkelijke financiering aanwenden. Het
bestuderen van het gevoerde overheidsbeleid is dus belangrijk.
Verlaging stookkosten
De beste manier van besparen volgens de overheid kan worden gedaan door energie
niet te gebruiken. Zij stimuleren dus allereerst beperking van de energievraag. Voor
de energie die daarna nog gewenst is willen zij duurzame energie stimuleren en indien
het dan nog nodig is, vinden zij dat het gebruik van fossiele brandstoffen zo efficiënt
en schoon mogelijk moet gebeuren49
. Deze opvatting noemt men de Trias Energetica.
47
Zie bijlage 9 voor gedetailleerde uitwerking van de procesaansturing bij een lokaal duurzaam
energie-initiatief volgens Joustra et al, 2010. 48
Van Ee, M., Chatelin, M. (2010), Versnelling: ‘’19 visies uit de markt’’, blz. 14, Gianotten B.V.,
Tilburg. 49
Zie bijlage 10 voor grafische weergave van deze besparingsdriehoek
26
CO2-reductie
De overheid stelt zich een CO2 reductie van 80% in 2050 ten doel50
. Deze formulering
is vaag. Het blijft dan de vraag hoe deze CO2-reductie gerealiseerd gaat worden. Er
kan gereduceerd worden door te investeren in CO2 neutrale projecten zoals
‘’Duurzaamswoude’’. Daarnaast bestaat er een emissiehandel, waarin het recht op
uitstoot van CO2 gekocht kan worden. Er kan dan ‘’op papier’’ CO2 reductie
plaatsvinden51
.
Vergroting sociale cohesie
In 1999 is in het tweede Paarse kabinet een debat begonnen over hoe een sociale
infrastructuur de totale maatschappelijke cohesie kan verbeteren(Sociaal Cultureel
Planbureau, 2009). Sociale cohesie wordt hier gedefinieerd als: ‘’de kracht van een
samenleving die wordt bepaald door de mate waarin burgers en bevolkingsgroepen
bereid en in staat zijn te participeren in economische en sociale verbanden’’.
Recent beleid dat hier uit voortkomt is het beleidsprogramma samen werken, samen
leven(Sociaal Cultureel Planbureau, 2009). Sinds dit programma ligt de nadruk meer
op participatie op de arbeidsmarkt. Dit beleid heeft vorm gekregen door de creatie van
arbeidsplaatsen. Vanuit Europa is hiervoor €600 miljoen beschikbaar gesteld tot 2013.
Vanaf de initiatie in 2007 heeft dit al 75.000 arbeidsplaatsen opgeleverd in
Nederland(2009).
3.6.2 Stimuleringsbeleid overheid
Vanuit de overheid zijn er een aantal stimulerende maatregelen voor energietransitie
beschikbaar gemaakt. Dit is gebeurd in de vorm van subsidies. Er bestaat een
onderscheid tussen cash subsidies en fiscale subsidies. Een cash subsidie is een
geldbedrag om een onrendabele top bij de exploitatie van een duurzame toepassing te
compenseren. Bij fiscale subsidies kan een gedeelte van de aanschafprijs van een
duurzame energietoepassing worden afgetrokken van de fiscale winst van het bedrijf.
De belangrijkste cash subsidie is de SDE+ en de 3 belangrijkste fiscale subsidies
zijn52
:
Energie Investerings Aftrek (EIA)
Milieu Investerings Aftrek (MIA)
Willekeurige Afschrijvingen Milieu-investeringen (VAMIL)
50
Van Ee, M., Chatelin, M. (2010), Duurzame energie: ‘’19 visies uit de markt’’, blz. 14, Gianotten
B.V., Tilburg. 51
Bron: Nederlandse Emissieautoriteit (2011), Emissierechten, geraadpleegd op 30-05-2011,
http://www.emissieautoriteit.nl/emissierechten 52
Zie bijlage 11 voor een gedetailleerde beschrijving van de subsidieregelingen
27
4. Beschrijving en verantwoording onderzoeksopzet
4.1 Type onderzoek Het gekozen onderzoekstype is beschrijvend en dus kwalitatief. De haalbaarheid van
het project wordt onderzocht op drie verschillende niveaus: financieel, juridisch &
sociaal/organisatorisch. Voor het financiële gedeelte zal rekenwerk worden
uitgevoerd, maar dit zal simpel rekenwerk zijn en er zal niet worden gewerkt met
ingewikkelde wiskundige modellen.
Er is hiervoor eerst een literatuurstudie uitgevoerd om de theorie rondom de
vraagstelling in te kaderen. Vervolgens is geprobeerd om data over het huidige
energieverbruik in Wessinghuizen te verzamelen. De beoogde groep leden voor de
vorming van de coöperatie bleek echter alleen fictief te bestaan. Er is daarom naast
een literatuurstudie gekozen voor het houden van diepte-interviews met experts uit het
werkveld in plaats van het houden van een enquête, om het onderzoek zo toch de
benodigde praktijkdimensie te geven. Hiermee is geprobeerd een aantal verbanden te
onderzoeken53
.
Populatie
Met populatie wordt in dit onderzoek bedoeld: alle eenheden waarover uitspraken
worden gedaan in het onderzoek(Verhoeven, 2005). Uitgaande van deze definitie
vormt een fictieve groep van 75 huishoudens de populatie. In Wessinghuizen zijn ze
echter minder ver met het dit project dan zij vooraf hebben aangegeven. Er zijn
slechts een aantal initiatiefnemers die graag gezamenlijk willen overgaan op
duurzame energie. De beoogde groep leden waarop zij inzetten zijn 75 huishoudens.
Voor de operationele populatie is daarom in overleg uitgegaan van twee typen
verbruikers:
Verbruikscategorie 1 8000 m³ á 50 huishoudens
Verbruikscategorie 2 6000 m³ á 25 huishoudens
4.2 Dataverzameling Binnen het veldonderzoek is gebruik gemaakt van diepte-interviews met verschillende
experts om antwoord te krijgen op een aantal vragen binnen het onderzoek. Een
enqûete naar wat de mensen bereid zijn te investeren genoot in eerste instantie de
voorkeur, maar de nog niet in beeld gebrachte groep van 75 huishoudens maakt dit
onmogelijk. Bronnen die wel ter beschikking van dit onderzoek stonden en konden
worden gebruikt waren:
Databanken: CBS, SCP, shared documents Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling
NoorderRuimte ‘’Duurzame Dorpen’’(overzicht met eerder verricht onderzoek
binnen dit project)
53
Zie bijlage 12 voor conceptueel model van de te onderzoeken verbanden in dit onderzoek
28
Websites: internet(google scholar), Eversheds Faasen B.V., overheid.wetten.nl
Vakliteratuur: In het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse vakliteratuur. Het
boek Zet een boom op: bewonersparticipatie in de buurt van Douma et al.
bijvoorbeeld. Het beschrijft een vijftal projecten in Zuid-Holland vanuit een
sociaal&organisatorisch oogpunt. De verwerking en documentatie houd ik bij in een
word-document waar de samenvatting van het literatuurstuk alfabetisch is
weergegeven naar titel van de desbetreffende literatuur. Een volledig
literatuuroverzicht is opgenomen in de bronnenlijst.
Interviews: dhr. Jan Willem Kok(namens de initiatiefnemers in Wessinghuizen), dhr.
Klein Koerkamp(Consultant bio-engineering), dhr. Kooloos(CEO ABN Groenbank),
dhr. Overdiep(Energietransitie manager GasTerra), dhr. Chatelin(partner Eversheds
Faasen), dhr. Dijk(Coöperatieadviseur/MVO coördinator Rabobank), Dhr. Van
Dijk(Projectmanager NOM), René Pie(all about energy college) en ten slotte is
draadloos onderzoek(Baarda & de Goede, 2006), per e-mail, gedaan naar het DEVO-
energieproject in Veenendaal en ik heb inzicht gekregen in hun documentatie.
Bevindingen worden gedocumenteerd in een notitieboek en later verwerkt in Word en
Excel.
4.3 Validiteit Met validiteit in het onderzoek wordt de mate waarin het onderzoek vrij is van
systematische meetfouten bedoeld, zowel wat betreft het meetinstrument als de
onderzoeksgroep(Verhoeven, 2005). Gezien deze definitie kan gesteld worden dat de
experts uit het werkveld al hebben bijgedragen(vanuit verschillende posities uit het
bedrijfsleven) bij de realisatie van diverse projecten en dit proces daarom van dichtbij
hebben meegemaakt en dit maakt hen deskundig en als bron valide voor dit
onderzoek.
De betrouwbaarheid van de resultaten die uit interviews(kwalitatief) met de experts
naar voren komen is aan interpretatie onderhevig, ook wel de interbeoordelaars-
betrouwbaarheid genoemd(Baarda & de Goede, 2006). Verder geeft het eerder
gerealiseerde project in Veenendaal goed de (on)mogelijkheden weer bij oprichting
van een eigen energiebedrijf. Ten slotte verhoogd de toepassing van triangulatie de
betrouwbaarheid door in dit geval niet alleen op financieel- maar ook op sociaal en
juridisch niveau te kijken naar dit project.
4.4 Gevolgd onderzoekspad Er is eerst een literatuurstudie gedaan om het onderwerp tegen de bestaande
achtergrond in te kaderen. Vervolgens moeten de nog ontbrekende onderdelen uit de
probleemstelling, die specifiek gelden voor Wessinghuizen, in de praktijk met behulp
van diepte-interviews met experts worden ingevuld. Deze invulling gebeurd door de
verkregen data uit de interviews te analyseren en door uiteindelijk de verbanden met
de probleemstelling te zoeken.
Literatuur-studie
Interviews experts
Data-analyse
29
De experts zijn gevonden via enkele publicaties op internet en vervolgens
ontwikkelde zich een sneeuwbaleffect waarin enkele experts mij met hun netwerk in
contact brachten. Het eerste interview was met dhr. Klein-Koerkamp, hiermee kwam
ik in contact nadat ik een folder van mevr. van der Schoor gekregen had.
Mijn informatieachterstand op technisch gebied wilde ik verkleinen door vooral te
kijken naar wat er precies aan apparatuur ingekocht moet worden en wat dit zal gaan
kosten. Vervolgens kreeg ik via mevr. van der Schoor een lijst met geïnteresseerde
partijen. Zo kwamen we uit bij dhr. Kok. Na het gesprek met hem was bekend wat er
verder aan informatie bij moest komen en dat Wessinghuizen het te onderzoeken dorp
zou worden in dit onderzoek.
Vervolgens is geprobeerd om op juridisch, financieel en sociaal niveau een expert
bereid te vinden om deze te interviewen. Zo kwam ik via een internetpublicatie uit bij
dhr. Kooloos, wie CEO van de ABN Groenbank is, en via hem ben ik op het spoor
gezet om bij GasTerra(Hans Overdiep) langs te gaan en ook heb ik via zijn netwerk
een aantal namen gekregen van mensen waar ik eens op bezoek zou moeten gaan en
vanuit daar is heeft het sneeuwbaleffect in dit onderzoek zich ontwikkeld.
4.5 Randvoorwaarden Het onderzoek is in 4 maanden tijd uitgevoerd. Op acht juni moest er een presentatie
gegeven worden op de GasTerra jaarprijs 2011. Hierin moesten de highlights van dit
onderzoek in vijf tot zeven-en-een-halve minuut worden gepresenteerd in een zaal met
300 mensen in Burgers Zoo in Arnhem. Een beperking in het onderzoek is het
gebrekkige vooronderzoek dat is gedaan in Wessinghuizen. Het draagvlak is alleen
informeel onderzocht. De aanname die hieruit voortkomt bij dhr. Kok is dat het
project acceptabel en haalbaar is als het de mensen uiteindelijk financieel voordeel op
zal leveren.
4.6 Data analyse en -verwerking De verkregen data zijn in verband met de betrouwbaarheid niet gelijk opgenomen,
maar ik heb zoveel mogelijk geprobeerd in het onderzoek eerst een bepaalde stelling
of gedachte die ik uit een interview heb meegenomen, voor te leggen aan een andere
expert waar ik later een interview had om zijn mening te vragen. Dit om de validiteit
van het onderzoek te verhogen.
De verwerking van data gaat via MS Word en MS Excel op mijn laptop en de
gegevens heb ik opgeslagen in een aparte map voor mijn onderzoek op mijn USB-
stick. Data die verkregen zijn tijdens de literatuurstudie zijn in samenvatting met link
of verwijzing naar het boek alfabetisch opgeslagen in een word-bestand, zodat ze
toegankelijk zijn tijdens het onderzoek.
30
5. Resultaten en interpretatie
In de onderzoeksopzet staat al beschreven dat er interviews zijn afgenomen en er ook
gekeken is naar het DEVO-project in Veenendaal. De resultaten hiervan staan in dit
hoofdstuk beschreven. Allereerst van de interviews en vervolgens van het DEVO-
project.
5.1 Interviews praktijkomgeving Er zijn interviews met diverse experts in de praktijk gehouden die veel ervaring
hebben met projecten op het gebied van energietransitie. Deze interviews zijn
noodzakelijk om het antwoord op de vraag die voortkomt uit de probleemstelling
verder te kunnen dekken. De resultaten van de interviews staan in de volgende
volgorde beschreven:
Huub Klein-Koerkamp (Consultant Biomassa engineering B.V.)
Jan-Willem Kok (Initiatiefnemer in Wessinghuizen)
Richard Kooloos (CEO ABN Groenbank)
Hans Overdiep (Energie-transitie manager GasTerra)
5.1.1 Interview: Huub Klein-Koerkamp
Het interview was bedoeld om de overgebleven kosten te achterhalen die er aan het
project verbonden zaten in beide varianten in met name de aanschaf van materiaal. De
inkoopprocessen zoals beschreven in het begin van dit rapport zijn daarom per variant
gesplitst en ook de aanschaf van materiaal voor de pelletproductie is apart berekend.
Dit leverde het volgende kostenoverzicht op:
Proces Kosten per huishouden Totale kosten
Inkoopproces variant 1 €9500,- € 712.500,00
Inkoopproces variant 2 € 11.588,28 € 869.121,00
Machines pelletproductie € 253,33 € 19.000,00 Tabel 5.1 ‘’Aanschafkosten project beide varianten
54’’
Verder benadrukte dhr. Koerkamp dat de stelling van de pelletprijs belangrijk is in het
project. In dat kader wist hij te vertellen dat 1 m³ gas ongeveer gelijk staat aan 2 kg
houtpellets. Hiermee is de benodigde hoeveelheid houtpellets bepaald(869.000kg per
jaar)55
. En op basis daarvan konden er ook de geschikte kachels gekozen worden voor
dit project.
De kosten voor de exploitatie van al dit materiaal zijn dan nog niet bekend. Hiervoor
moet additionele informatie verzameld worden zodat deze nauwkeuriger berekend kan
worden. In het gesprek hebben we wel alvast een schatting gemaakt voor de
elektriciteitskosten van de machines. Deze heb ik vervolgens constant verondersteld
in de periode tot en met 2020 en de toekomstige elektriciteitskosten worden in de
berekening alleen gecorrigeerd door inflatie.
54
Zie bijlage 13 voor gedetailleerde uitwerking van de kostenoverzichten 55
Zie bijlage 14 voor berekening van de vraag naar houtpellets
31
5.1.2 Interview: Jan-Willem Kok
De kosten voor het arbeidsproces zijn dan nog niet bekend, omdat de precieze
invulling van het arbeidsproces nog niet bekend is wat betreft de personele bezetting.
De werkzaamheden zijn daarom in overleg verdeeld over verschillende
leeftijdscategorieën tegen het minimumloon en dit levert het volgende
kostenoverzicht56
op:
Proces Kosten per huishouden Totale kosten
Arbeidsproces € 880,25 € 66.018,72 Tabel 5.2 ‘’Jaarlijkse arbeidskosten’’
5.1.3 Interview: Richard Kooloos57
Nu een groot deel van de kosten bekend zijn, komt ook de financieringskant in beeld.
Er moet gezocht worden naar manieren om deze kosten te dekken. In de literatuur zijn
er diverse financieringsconstructies gevonden, maar de vraag is hoe dit werkt in de
praktijk. Groenfinanciering is geen mogelijkheid meer als gevolg van veranderde
regelgeving.
Dhr. Kooloos stelt dat het belangrijk is om te zoeken naar verbanden. Door aan de ene
kant te kijken wat de deelnemers in het project zelf te bieden hebben en aan de andere
kant wat zij nodig hebben van externe partijen. Zo zou het recht op het kappen van
delen bos die in het beheer zijn van de coöperatie kunnen worden verpacht aan een
pelletproducent in ruil tegen goedkopere houtpellets.
Het punt moet worden gezocht waarop houtpelletkachels goedkoper zijn dan cv-
systemen op gas. Daarvoor is het noodzakelijk om de toekomstige gasprijzen
enigszins in te kunnen schatten en daarnaast ook de prijzen van hout. Om deze prijzen
te kunnen verantwoorden is daarom besloten om een interview te houden bij
GasTerra.
5.1.4 Hans Overdiep58
In het theoretisch kader stond al bekeken dat rekening werd gehouden met de gasprijs
van € 0,60,- per m³. Bij het opstellen van een scenario is door dhr. Overdiep het
energietransitiemodel toegepast dat is ontwikkeld in opdracht van GasTerra om onder
andere de toekomstige gasprijzen te schatten. Dit model voorspelde een prijsstijging
van 66% in de periode tot en met 2020 ten opzichtte van het huidige prijsniveau. Deze
stijging is vervolgens evenredig over het aantal tussenliggende jaren verdeeld.
5.1.5 Bepaling exploitatiekosten
Met behulp van de resultaten uit de interviews zijn de kosten voor het huidige
verbruik met gas bepaald per verbruikscategorie. Vervolgens zijn de kosten voor de
exploitatie van de houtpellets bepaald met de data die verzameld zijn uit de
interviews. Voor de periode tot en met 2020 zijn deze gegevens gecorrigeerd voor
jaarlijkse inflatie-(2%) en loonstijgingen(2,2%). Daarnaast zijn ook de gasprijzen en
houtprijzen meegenomen in deze berekening59
.
56
Zie bijlage 15 voor verdere uitwerking van de totstandkoming van dit kostenoverzicht 57
Zie bijlage 16 voor uitwerking van het volledige interview Richard Kooloos 58
Zie bijlage 17 voor uitwerking van het volledige interview Hans Overdiep 59
Zie bijlage 18 voor een uitgebreide berekening van de stookkosten in de periode tot en met 2020
32
5.1.6 Houtpelletverwarming vs. Gas
Als deze jaarlijkse stookkosten van het gas en de houtpellets(in variant één en twee)
bij elkaar worden opgeteld en daarbij ook nog de aanschaf van respectievelijk een
gaskachel en een houtpelletkachel(in variant één en twee) dan is het de vraag wanneer
in de tijd het stoken met houtpellets goedkoper is dan met gas. In de onderstaande vier
grafieken staat dit punt weergegeven voor beide varianten en beide
verbruikscategorieën:
V1 = Variant 1
V2 = Variant 2
C1 = Categorie 1
C2 = Categorie 2
Figuur 5.1 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 1, 5 jaar’’
Figuur 5.2 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 1, 7 jaar’’
€ 0,00
€ 10.000,00
€ 20.000,00
€ 30.000,00
€ 40.000,00
€ 50.000,00
€ 60.000,00
€ 70.000,00
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Be
dra
g in
€
Tijd in jaren
Gas C1
HoutpelletsV1C1
€ 0,00
€ 10.000,00
€ 20.000,00
€ 30.000,00
€ 40.000,00
€ 50.000,00
€ 60.000,00
€ 70.000,00
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Be
dra
g in
€
Aantal jaren
Gas C1
HoutpelletsV2C1
33
Figuur 5.3 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 2, 6 jaar’’
Figuur 5.4 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 2, 9 jaar’’
5.2 DEVO-project Veenendaal DEVO in Veenendaal is een lokaal duurzaam energiebedrijf dat warmte en koude
levert aan een wijk van 1250 woningen in Veenendaal-Oost. De warmte halen zij met
een pomp uit de grond. De techniek is dus anders, maar de stappen die zij moeten
ondernemen bij oprichting zijn vrijwel gelijk. Het heeft vijf jaar geduurd vanaf de
eerste informatiebijeenkomst tot het project in 2010 klaar was voor gebruik60
.
Voor dit project is het relevant om in te zien waar zij gedurende deze vijf jaar
tegenaan zijn gelopen. Dhr. van der Lagemaat heeft via de e-mail meegeholpen aan
dit onderzoek door op de eerste plaats toegang te verlenen tot hun gegevens en op de
tweede plaats door via de e-mail vragen te beantwoorden. Geprobeerd is om te kijken
wat de succesfactoren en de risico’s zijn geweest in deze periode.
60
Bron: DEVO Veenendaal, (2010), ‘’Projectevaluatie’’, http://www.devo-veenendaal.nl/
€ 0,00
€ 10.000,00
€ 20.000,00
€ 30.000,00
€ 40.000,00
€ 50.000,00
€ 60.000,00
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Be
dra
g in
€
Aantal jaren
Gas C2
HoutpelletsV1C2
€ 0,00
€ 10.000,00
€ 20.000,00
€ 30.000,00
€ 40.000,00
€ 50.000,00
€ 60.000,00
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Be
dra
g in
€
Aantal jaren
Gas C2
HoutpelletsV2C2
34
5.2.1 Succesfactoren
De partijen in het DEVO-project hebben na realisatie de factoren benoemd die het
succes hebben bepaald van dit project, zij noemen de volgende:
De partijen waren al met elkaar bekend, omdat zij vanaf het eerste moment
werden betrokken bij de ideevorming en omdat zij de grond in eigendom
hebben, dit maakte de exploitatie gemakkelijk.
Zij hebben eerder een gezamenlijk project ondernomen, waarin zij warmte uit
asfalt wilden halen. Dit is mislukt, maar hierdoor hadden zij een goed beeld
over wat zij niet wilden.
Er is een woningbouwcooperatie in het project betrokken die bleef hameren op
het concept van het zelf uitvoeren van het project door de leden.
De deelnemers in het project waren erg enthousiast en stonden er allemaal
100% achter, door ook de heldere professionele advisering op bijvoorbeeld
juridisch gebied, de strakke regie en besluitvaardigheid van de initiatoren in
het proces.
Het gevoel van enthousiasme werd versterkt door de positieve geluiden vanuit
de buitenwereld. Er is veel media-aandacht geweest voor het project.
Klimaatproblemathiek is een ‘’hot’’ thema tegenwoordig. Steeds meer mensen
raken zich er van bewust en dat verhoogt de betrokkenheid.
5.2.2 Risico’s
Naast succesfactoren onderkennen zij ook risico´s in het project. Deze risico´s splitsen
zij op in praktische, financiële en politieke risico´s:
Praktisch
Een grondwatervergunning kon niet verleend worden. Wat daarbij meespeelde was de
interferentie met andere grote systemen en de nabijheid van verschillende
natuurgebieden.
Financieel
Tijdens de bouw liep de bouwfasering niet volgens de gemaakte planning, hierdoor
vielen de kosten hoger uit en duurde het langer voordat de installatie rendabel werd.
Daarnaast lopen zij nog altijd risico met de gasprijs, bij de rentabiliteitsberekeningen
is uitgegaan van een jaarlijkse stijging van 3% per jaar. Ten slotte is de post
onvoorziene uitgaven in het project hoger uitgevallen dan vooraf was berekend.
Politiek
Ten slotte geven de leden binnen het DEVO-project aan dat zij politieke risico’s zijn
tegengekomen. Zij hebben te maken gehad met klagende leden over de tarieven die op
het begin tegenvielen en daarnaast ook over de gebrekkige service en installatie.
35
6. Conclusies
In het begin van dit verslag staat de probleemstelling geformuleerd en de daarbij
behorende onderzoeksvragen. Het is daarom de vraag hoe de inhoud van deze
haalbaarheidstudie hierop aansluit en of de lading van dit onderzoek deze vragen
voldoende beantwoord. De conclusie bestaat uit zoveel onderdelen dat deze daarom is
onderverdeeld in een financiële, juridische en organisatorische deelconclusie.
6.1 Financieel De hoogte van de investering is per variant anders. Voor een gaskachel betaal je
ongeveer € 3500,-, voor variant één € 9500,- en voor variant twee € 11.588,-. Dat geld
heeft niet iedereen beschikbaar. De terugverdientijd in dit onderzoek is per
verbruikscategorie en per variant verschillend:
Variant 1, categorie 1 5 jaar
Variant 1, categorie 2 6 jaar
Variant 2, categorie 1 7 jaar
Variant 2, categorie 2 9 jaar
De rentabiliteit ten opzichte van de exploitatie van een gaskachel hangt dus sterk af
van het verbruik. Verder zijn er verschillende financieringsconstructies mogelijk
waarbij het belangrijk is de juridische aansprakelijkheid voor de leden van de
cooperatie goed te regelen bij eventuele ontbinding.
6.2 Juridisch Het regelen van de juridische aansprakelijkheid bij ontbinding is een voorbeeld van de
raakvlakken van het project met juridische kwesties. Er komt bij de oprichting en
exploitatie van een LDEB veel wetgeving kijken. Per variant gelden er andere regels.
Voor de pelletfabriek in beide varianten zal een omgevingsvergunning moeten
worden aangevraagd vanuit de Wet Milieubeheer.
Daarnaast zal er in variant twee ook een omgevingsvergunning vanuit de Wet
Milieubeheer moeten komen, omdat dit wordt aangemerkt als stookinstallatie. De
warmtewet is hierop niet van toepassing omdat de jaarlijkse levering van warmte de
10.000Gj niet zal halen. In de omgevingsvergunning moet daarentegen nog wel een
kapvergunning worden aangevraagd om hout te kappen voor de pelletproductie.
6.3 Organisatorisch Deze zaken moeten ten slotte georganiseerd worden en in dit soort projecten is het
belangrijk om een goede projectorganisatie te hebben. De leden moeten betrokken
worden door ze in het proces één van de vijf typen rollen aan te laten nemen. Dit
proces kan worden versneld en bijgestuurd door een besturingsmodel waarin door
middel van workshops de handelingen en acties gestuurd kunnen worden.
Dit belang is ook af te leiden uit de DEVO-case. Zij hebben echter wel gekozen voor
strategische partners. Dit heeft voor hun de kans op succes erg vergroot door de
grotere hoeveelheid kennis die zij hiermee in bezit hadden. Daarnaast kenden zij wel
tegenslagen en verliep het niet geheel zoals gepland.
36
6.4 Relatie tot de probleemstelling Op de vraag of het haalbaar is, kan vanuit deze deelconclusies worden afgeleid dat er
in ieder geval meer voor nodig is dan alleen geld om het project te realiseren. Er moet
ook veel tijd en vrijwillige arbeid worden verricht om dit project succesvol te
implementeren. Het is de vraag hoeveel ieder aspirant-lid bereid is te investeren aan
geld maar dus ook aan tijd.
Wat betreft de CO2 reductie doelstelling kan gesteld worden dat 78% van het
gasverbruik binnen het huis CO2 neutraal zal worden. Dit is per saldo dus een CO2
reductie van 78 procent.(Afgezien van verbruikte elektriciteit die op gas is gestookt en
het gebruik van producten die zijn gefabriceerd met gas als brandstof.
Ten slotte kan gesteld worden dat de sociale cohesie naast een doel ook als een middel
kan worden gezien om het project te realiseren. Sterker nog, het is een voorwaarde
waaraan moet worden voldaan voor het project gestart wordt. Zonder enige vorm van
sociale cohesie en aanwezigheid van verschillende roltypes in de beoogde groep zal
het proces niet goed van de grond komen en zal ook bijsturing van activiteiten in de
exploitatiefase niet goed verlopen.
37
7. Aanbevelingen
Op basis van de conclusies uit de literatuurstudie en de interviews met praktijkexperts
is het mogelijk om een aantal aanbevelingen te formuleren voor de implementatie van
het project Duurzaamswoude in Wessinghuizen. Allereerst zullen op financieel gebied
enkele aanbevelingen gedaan worden, vervolgens op juridisch gebied en ten slotte op
organisatorisch gebied.
7.1 Financieel De aanschafkosten zijn voor zowel variant één als twee hoog. Het is daarom
belangrijk om goed over de financiering na te denken. Een goede manier, voor
de leden, om goedkope financiering te krijgen is om een ondernemer die
‘’grote’’ fiscale winsten maakt te vragen of hij de kachels wil financieren. Hij
kan dan gebruik maken van de Energie Investerings Aftrek van 41,5%, die hij
ten laste van zijn fiscale winst kan brengen.
Dit verlaagd de aanschafprijs waardoor de ondernemer deze kachels kan
doorverkopen, voor een lagere prijs dan de originele prijs, aan de mensen in
Wessinghuizen. Deze mensen kunnen de kachels dan vervolgens
meefinancieren in hun hypotheek, omdat vrijwel iedereen een eigen
(woon)boerderij bezit. De kachel wordt ingebouwd als onderdeel van het huis
en komt daarmee in aanmerking voor meefinanciering in de hypotheek en dus
indirect voor de hypotheekrente-aftrek.
Voordat de kachel echter gekocht wordt zal er vanuit de coöperatie onderzoek
moeten worden gedaan naar het te verwachten verbrandingsrendement van het
hout. Als de vochtigheid bijvoorbeeld erg hoog is gaan de kosten voor de
coöperatie omhoog, omdat het drogen meer tijd en geld zal gaan kosten.
Verder is het voor de financiën erg belangrijk om een bodemonderzoek uit te
voeren voordat de aanleg van het warmtenet in variant twee wordt gestart. Dit
om te voorkomen dat het warmtenet naar verloop van tijd weg zal zakken en
om te kijken naar wegen die moeten worden opengebroken en de
vergunningen die daarvoor eventueel moeten worden aangevraagd.
Daarnaast zal er een onderzoek moeten worden gedaan naar het verzekeren
van machines en houtopstanden, als er brand is of om wat voor reden dan ook
stukjes van de puzzel uit het pelletproductieproces wegvallen kan het niet zo
zijn dat mensen in een elfstedenwinter geen warmte meer hebben omdat ze de
extra kosten niet kunnen betalen.
Het financiële gedeelte geeft een onvolledig beeld, het behoud aan
biodiversiteit is ook belangrijk. Door het behoud van het bos door het
economisch te benutten kunnen ecosystemen beter blijven bestaan, voor het
verteren van afval etc. scheelt dit werk en kosten. De gevolgen voor de
biodiversiteit zouden daarom ook een interessant onderzoek kunnen vormen.
38
7.2 Juridisch Vanuit een juridisch oogpunt zou het verpachten van het exclusieve recht om
hout te kappen aan houtpelletproducenten gewenst zijn voor de leden van de
coöperatie. In ruil voor het pachtrecht kan een lagere prijs voor houtpellets
worden bedongen en eventueel kunnen er afspraken gemaakt worden over
leveringszekerheid.
Daarnaast kan het voor de continuïteit belangrijk zijn om toch op grotere
schaal te gaan denken aan het beheren van een gezamenlijk inkoopsysteem
voor duurzame toepassingen. De winst die hiermee behaald wordt kan
gebruikt worden om kosten te verlagen van de leden in de coöperatie.
De juridische mogelijkheden tot het ontwerpen van uittredingsvoorwaarden
voor leden in de coöperatie moeten worden onderzocht. Continuïteit (en
leveringszekerheid) zijn de belangrijkste juridische thema’s als het project
eenmaal van de grond is.
7.3 Organisatorisch Op organisatorisch vlak zullen de initiators in Wessinghuizen veel werk
moeten verrichten om het project van de grond te krijgen. Ten eerste zal er een
groep geinteresseerde leden moeten worden gevormd. Onder deze leden zal er
vervolgens onderzocht moeten worden wat er aan kennis over het project in
huis is(financieel, juridisch, organisatorisch). Wat er uiteindelijk ontbreekt zal
extern gezocht moeten worden.
Vervolgens is het raadzaam om toch een eventuele samenwerking met de
gemeente te heroverwegen. Dit kan door bijvoorbeeld in te spelen op het CO2
reductiedoel dat ook de gemeente Stadskanaal heeft, dit biedt een goede
mogelijkheid om elkaar te vinden. Door aan dit doel bij te dragen aan de
gemeente kunnen zij door hun hulp ook zorgen dat de leden hun gewenste
lagere stookkosten kunnen realiseren.
Om het model van de procesaansturing goed te kunnen benutten moeten er
afspraken gemaakt worden over de communicatie. Waar worden deze
bijeenkomsten gehouden, wie organiseert ze enzovoort. Dit kan via de e-mail
of via een nieuwsbrief worden gedaan. Er is hiervoor een communicatieplan
beschikbaar bij het Kenniscentrum.
39
8. Evaluatie
In de onderzoeksopzet zijn verschillende keuzes gemaakt om de probleemstelling zo
goed mogelijk te kunnen uitwerken. Zo is er gekozen voor twee categorieën
verbruikers, om aan de hand daarvan het veld in te gaan en experts te ondervragen om
de kosten van de beide varianten te bepalen. Het blijft dan de vraag in hoeverre deze
verbruikscategorieën representatief zijn voor de beoogde groep van 75 huishoudens.
8.1 Onderzoekskeuzes Uit het oogpunt van de betrouwbaarheid wilde ik aanvankelijk enquêtes af nemen
onder deze groep van 75 huishoudens, het fictieve karakter heeft de betrouwbaarheid
dus aangetast. Daarnaast zijn er nog een aantal punten die niet zijn onderzocht ten
behoeve van het overzicht, die ook bij de aanbevelingen al genoemd zijn. In dit
onderzoek zelf zijn er omwille van dit overzicht ook een aantal aannames gedaan.
Ten eerste is het scenario van de gasprijs dat uitkomt op € 1,00 in 2020 evenredig
over de tussenliggende jaren verdeeld. In de praktijk zullen de gasprijzen niet zo
evenwichtig verlopen. Hetzelfde geldt voor het energieverbruik. Er is daarbij voor het
overzicht vanuit gegaan dat de gas voor de verwarming van het huis evenredig over
het jaar kan worden verspreid, terwijl er in de praktijk een piekvraag in de winter zal
bestaan. Deze punten komen de externe validiteit van het onderzoek niet ten goede.
8.2 Interne- & externe validiteit De aangepaste onderzoeksopzet garandeert deze externe validiteit nog enigszins
doordat er gesproken is met de absolute experts op het gebied van transitie tot lokale
duurzame energie. De interne validiteit is zoals gezegd ook goed gewaarborgd
gebleven doordat veel van de experts elkaars standpunten bevestigden. Hieruit kon ik
ook afleiden dat ik het zelf ook goed begrepen had.
Dus onder andere de beperking van het gebrekkige vooronderzoek dat is gedaan in
Wessinghuizen heeft als gevolg dat de financiële vooruitzichten van het project niet
bepaald 100% betrouwbaar zijn. Desondanks biedt het theoretisch kader en ook het
onderzoek zelf een groot aantal aandachtspunten die in de praktijk belangrijk zijn bij
de implementatie van ‘’Duurzaamswoude’’.
8.3 Kwaliteit data-analyse De kwaliteit van de data-analyse is erg hoog. Er zijn meer interviews gehouden dan in
het verslag zijn besproken. Veel van deze interviews heb ik gebruikt om mijn
geïnterpreteerde data te bespreken. Als bepaalde stellingen bevestigd werden door
meerdere experts dan is de betrouwbaarheid hoog. Een dergelijke toepassing heb ik
niet gebruikt voor het theoretisch kader en dat zou ik in vervolgonderzoek wel doen.
8.4 Relevantie De praktische relevantie van dit onderzoek moet vooral gezocht worden in de
informatievoorziening. De financiële haalbaarheid hangt van zoveel punten samen dat
het altijd een schatting zal blijven. De personen die van hun dorp een
‘’Duurzaamswoude’’ willen maken kunnen daarom dit verslag zien als een
informatietool die de aandachtspunten in het proces aankaart.
40
Literatuurlijst
41
Lijst van geraadpleegde bronnen
Methodologische literatuur:
Baarda, dr. D.B., de Goede, dr. M.P.M.(2001), ‘’Basisboek Methoden en
Technieken’’: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Wolters-
Noordhoff, Groningen.
Blumberg, B., Cooper, D.R., Schindler, P.S.,(2005), Business research methods,
McGraw-Hill Education, Europe.
Harinck, F., (2007), Basisprincipes onderzoek, Frits Harinck & Garant-Uitgevers
N.V., Antwerpen
Nederhoed, P., (2007), ‘’Helder Rapporteren’’: een handleiding voor het opzetten en
schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen, Bohn Stafleu van Loghum,
Houten.
Verhoeven, N., (2010), Wat is onderzoek?: praktijkboek methoden en technieken voor
het hoger onderwijs, Burolamp, Amsterdam
Vakliteratuur:
Boonstra, J.J., Steensma, H.O., Deminent, M.I., (2003), Ontwerpen en ontwikkelen
van organisaties: ‘’theorie en praktijk van complexe veranderingsprocessen’’, Reed
Business Information, Amsterdam.
Hansen, M.T., Rosentoft Jein, A., (2009), Pellets Atlas: ‘’Development and promotion
of a European pellets market’’, National Energy Foundation
Junginger, M., Sikkema, R.,(2009), Pellet market country report Netherlands:
‘’Development and promotion of a transparent European pellets market’’, Copernicus
Institute, University Utrecht.
Joustra, J.D. et al., (2004), ‘’Zet een boom op in de wijk’’: over bewonersparticipatie
en duurzaamheid, drukkerij Modem, Bennekom.
Murrell, K., Meredith, J.K., (2001), Empowerment van werknemers, Academic
service, McGraw-Hill
Schepers, B.L., Valkengoed, van, M.P.J., (2009), Warmtenetten in Nederland:
‘’overzicht van grootschalige en kleinschalige warmtenetten in Nederland’’, TU Delft
Schoor, van der, T.(2011), Notitie duurzame dorpen, Kenniscentrum
Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte
42
Van Ee, M., Chatelin, M.(2010), Versnelling: ‘’19 visies uit de markt’’, Gianotten
B.V., Tilburg
Van Ee, M., Chatelin, M.(2009), Lokale duurzame energiebedrijven: ’’een aantal
visies uit de markt’’, Gianotten B.V., Tilburg
Van Ee, M., Chatelin, M.(2011), Duurzame energie: ‘’het financiële inzicht’’, DWD
B.V., Roosendaal.
Visser, mr. B.M., (2005), Nederlandse wetgeving: ‘’Boswet’’, Kluwer, Deventer.
Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’,
2e druk, Kluwer, Deventer
Wolters, M., Winning en gasbehandeling, in: Wolters, M., Gastechnologie,
Universiteit Twente: Faculteit der Construerende Technische Wetenschappen, 2003
Internetbronnen:
Bron: Agentschap NL, ‘’Omgevingsvergunning/Wabo’’: Wetgeving, geraadpleegd op
26-05-2011,
http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/omgevingsvergunning/wetgeving
Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-09-2009), ‘’Warmtewet’’,
http://www.eversheds.nl/nl/newsletter/warmtewet
Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-02-2009), ‘’Nieuwsbrief
Warmtewet’’,
http://www.eversheds.nl/uploads/publications/ef_nieuwsbrief_warmtewet.pdf
Bron: Encyplopedia, (2011), ‘’Financiering uit eigen vermogen’’,
http://www.encyclo.nl/begrip/financiering%20uit%20eigen%20vermogen
Bron: Energiedirect.nl (2011), Opbouw energieprijs, geraadpleegd op: 14-05-2011,
http://www.energiedirect.nl/nl-NL/Thuis/Producten/Opbouw%20energieprijzen.aspx
Bron: Essent (2011), Gasprijs, geraadpleegd op 18-05-2011, http://www.essent.nl
Bron: European Central Bank, (2011) ‘’Monetary policy’’, www.ecb.int/The
European Central Bank
Bron: FLEXservice, (2011), Minimumloon 2011 per 1 juli(update), geraadpleegd op
20-05-2011, http://www.flexservice.com/?p=30866
Bron: FSO, (2011), ‘’Operational lease of financial lease’’,
http://www.financieel-
ondernemen.nl/artikelen/768/Operational_lease_of_Financial_Lease
Bron: Gemeente Stadskanaal, (2011), ‘’Omgevingsvergunning’’,
http://www.stadskanaal.nl/websites/common/download.asp?PropId=2086
43
Bron: Goedvolk, P., (2011), ‘’Duurzame financiering’’,
http://www.eversheds.nl/nl/energy-
blogentry/financiering_van_individuele_duurzame_investeringen
Bron: Monetos, (2011), ‘’Financieringsmogelijkheden’’,
http://www.monetos.nl/financieringen/mkb-kredieten/financiering/
Bron: Nederlandse Emissieautoriteit (2011), Emissierechten, geraadpleegd op 30-05-
2011, http://www.emissieautoriteit.nl/emissierechten
Bron: Nederlandse overheid, (21-06-2011), ‘’ Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en
gevaarlijke afvalstoffen’’,
http://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/Hoofdstuk10616231/Titel106/geldigheidsda
tum_21-06-2011
Bron: P&O Actueel, (22-03-2011), ‘’Gemiddelde loonstijging CAO’s 2,16%’’,
(http://www.penoactueel.nl/management/gemiddelde-loonstijging-caos-2-16-procent-
204.html
Bron: Rijksoverheid, (05-07-2010), ‘’Milieueffectrapportage’’,
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/milieubeleid/milieueffectrapportage
Bron: Salaris Info, (2011), Hout CAO, geraadpleegd op 20-05-2011, www.salaris-
informatie.nl
Bron: Snipperhout B.V., (23-07-2010), ‘’Goedkope en duurzame warmte uit hout’’,
http://www.snipperhout.nl/mediapool/65/data/houtsnippers_verwarmen_zwembadwat
er.pdf
Bron: Stichting advisering bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening,
‘’Inrichting’’, (geraadpleegd op 23-05-2011),
http://www.stab.nl/stab/public/stab/generic/home
Bron: Stichting Natuurbeheer, (20-06-2010), ‘’Boswet’’,
http://www.natuurbeheer.nu/Wet-en-regelgeving/Nederland/Boswet/
Bron: Stichting wij willen zon, (2011), ‘’De eerste en grootste collectieve order voor
zonnepanelen is een feit’’, http://www.wijwillenzon.nl/
Bron: Telewiki (2011), Netwerk Topologie,
http://www.telephorum.org/telewiki/Netwerk_Topologie
Bron: Wikipedia (2011), Aardgas, geraadpleegd op 15-05-2011,
http://nl.wikipedia.org/wiki/Aardgas
44
Mondelinge bronnen:
45
Bijlagen
46
Bijlage 1 - Beschrijving pelletproces
Om te bepalen welke materialen er moeten worden aangeschaft voor het zelf in
productie nemen van pellets staat hier stapsgewijs het pelletproductieproces
beschreven61
:
Stap 1 – Boomstammen kappen
Uit de beschikbare houtwallen zal hout moeten worden gekapt voor het maken van de
pellets. Hiervoor is apparatuur nodig om bomen te kappen, een aantal kettingzagen
om de bomen om te zagen en daarnaast een stobbefrees om de in de grond blijvende
wortels tot op zekere hoogte weg te frezen om zo herplanting mogelijk te maken.
Stap 2 – Verkleining hout
Het hout zal moeten worden versnipperd en worden ontdaan van de boomschors om
er pellets van te kunnen maken. Hiervoor is een ‘’Chipper/Shredder’’ of een
‘’Hammermill’’ voor nodig.
Stap 3 – Drogen hout
Voor goede pellets moet er worden gedacht aan het vochtigheidspercentage van de
pellets. Als deze te hoog is dan is het rendement lager en de asresten en stankoverlast
groter. Er moet dus een ‘’drooginstallatie’’ komen waarin het versnipperde hout wordt
verwarmd. Deze apparatuur wordt omschreven als duur en het neemt veel ruimte in
beslag. Natuurlijke droging is riskant omdat het grote vochtpercentage sneller
‘’broei’’ in de hand kan werken62
.
Figuur 1 ‘’rendement naar watergehalte’’
63
61
Bron: PelletHeatProduction guide, (2010), Pelletproductieproces volgens Pelheat Production(UK) 62
Bron: Karen, B., (23-06-2008), ‘’Broei in biomassa’’,
http://wetenschap.infonu.nl/natuurkunde/23404-broei-in-biomassa.html 63
Bron: Snipperhout B.V., (geraadpleegd op 20-05-2011), ‘’Drogen van houtsnippers’’,
http://www.snipperhout.nl/pageID_6218345.html
47
Stap 4 – Mixen/Op vochtigheidsniveau brengen
De vochtigheid van de houtsnippers is belangrijk bij de vorming van de pellets. Er is
namelijk een minimum en maximum vochtigheidspercentage voor een
pelleteermachine. Wordt hier met de houtsnippers niet aan voldaan krijg je pellets van
een slechte kwaliteit of in het ergste geval loopt de machine zelfs helemaal vast.
Daarom zou door een andere stof toe te voegen aan de snippers, die droger of juist
vochtiger is, het vochtigheidspercentage kunnen worden aangepast. Het gaat er om dat
het aangeleverde hout van een constante kwaliteit is. In dit onderzoek gaan we ervan
uit dat dit het geval is.
Stap 5 – Pelletproductie
De houtsnippers worden in deze fase omgevormd in pellets door ze in een machine te
gooien die door een combinatie van druk en warmte de pellets vormt. Hiervoor is een
pelleteermachine nodig. Door de grote druk en warmte die vrijkomt tijdens dit proces
is onderhoud belangrijk voor de levensduur van deze machine dat is belangrijk.
Stap 6 – Zeven
Tijdens het vormen en persen van de pellets komt er ook stof mee door de pers en ook
zijn er pellets die na productie uit elkaar vallen. Door de goede pellets zo veel
mogelijk te scheiden van de slechte wordt het meeste rendement uit een zak pellets
gehaald. Hiervoor zal een zeef moeten worden aangeschaft.
Stap 7 – Koelen
Omdat de pellets vaak erg warm uit de pelletspers komen is het goed om ze
geleidelijk aan met een koelsysteem af te koelen tot de omgevingstemperatuur en ze
niet gelijk op kamertemperatuur te bewaren. Hiervoor moeten de omstandigheden in
de ruimte waar het proces plaatsvindt dus optimaal zijn.
Stap 8 – Collectie en opslag pellets
De pellets liggen nu allemaal bij elkaar op een hoop en ze zullen toch moeten worden
verkocht in een meetbare hoeveelheid anders kan er voor de leden van de coöperatie
onmogelijk een prijskaartje aan worden gehangen. Dit is een karwei dat zich goed
leent voor jongeren die hiervoor kunnen worden aangenomen die zorgen dat ze 15kg
pellets in elke zak stoppen. Het is hierbij dan van belang dat er geen vochtigheid in de
buurt is die door de pellets kan worden opgenomen.
48
Bijlage 2 - Netwerktopologiën
Bij de aanleg van een netwerk is het oogpunt van kostenbesparing goed om na te
denken over de meest efficiënte manier om het netwerk aan te leggen. In de
telecommunicatieliteratuur bestaat er een studie naar netwerktypologieën. Deze studie
noemt men netwerktopologie. Hierin worden manieren beschreven waarop computers
of telefooncentrales met elkaar verbonden zijn. Alhoewel er in de praktijk veel
verschillende toepassingen bekend zijn, worden er in de literatuur globaal de volgende
soorten onderscheiden: Sternetwerk
Busstructuur
Ringnetwerk
Boomstructuur
Sternetwerk
Als er wordt uitgegaan van een centraal punt van waaruit het
netwerk wordt aangestuurd dan wordt er gesproken van een
sternetwerk. In dit geval zouden alle leidingen dan
aangesloten worden op een centrale installatie. Het nadeel is
natuurlijk dat het hele netwerk stil ligt als er iets misgaat met
de centrale installatie.
Busstructuur
In deze topologie is er sprake van een hoofdleiding die langs
alle huizen voert en deze zou bijvoorbeeld geschikt zijn in
het geval van lintbebouwing. Deze verbinding wordt
‘’backbone’’ genoemd in de netwerktopologie. Het nadeel is
hier dat je afhankelijk bent van één leiding.
Ringnetwerk
Ringstructuren lopen zoals de naam al doet vermoeden in een
ringvorm. Als de huizen in een dorp om een centrum heen
gebouwd zijn zou het ringnetwerk een interessante optie
kunnen zijn. Het water komt dan automatisch weer bij de
centrale installatie terug.
49
Boomstructuur
Een boomstructuur is een structuur waarin steeds verdere
aftakkingen ontstaan. Dit kan bijvoorbeeld doordat er
verschillende sternetwerken aan elkaar worden gekoppeld. Er
zijn in dat geval verschillende centrale installaties waarvan de
leidingsystemen vanuit het centrale systeem op elkaar worden
aangesloten.
50
Bijlage 3 - Beschrijving arbeidsproces
Werkzaamheid 1 - Bosonderhoud
Dit is intensief werk. Er moet met een kettingzaag gewerkt worden dus het is ook
verantwoordelijk werk waar niet zo maar even iedereen zo maar mee aan de slag kan
gaan. Daarnaast moeten de boomstronken zo goed mogelijk worden weggefreest in
verband met herplanting van de bomen. Er zal daarom van worden uitgegaan dat er
toezicht komt op deze werkzaamheid, dit moet iemand zijn met verstand van snoeien
en kappen. Het werk zelf kan dan gedaan worden door jongeren vanaf 18 jaar.
Werkzaamheid 2 – Bomen bijplanten
Het bomen bijplanten is ook intensief werk. Er moet gesleept worden met bomen en
dit kost kracht. De procedure moet hierbij worden uitgelegd en dan kan het werk voor
de rest worden uitgevoerd door jongeren. De uitleg kan gebeuren door dezelfde
persoon die ook toezicht houdt op werkzaamheid één.
Werkzaamheid 3 – Hout sorteren en opslaan in droogschuur
Het hout sorteren is erg belangrijk. Niet al het gekapte hout kan worden gebruikt voor
de productie van pellets. De opslag kan hierbij door jongeren gebeuren, maar het
sorteren zal moeten gebeuren door iemand met verstand van hout.
Werkzaamheid 4 – Houtverwerkingsproces tot pellets
Het bedienen van de machines is gemakkelijk. Dit staat beschreven in de vorige
paragraaf. Het moet handmatig gebeuren, maar er is alleen spierkracht voor nodig. Dit
kan dus worden overgelaten aan jongeren. Tijdens het productieproces moet er wel op
de werkvloer een ervaren kracht aanwezig zijn om de boel aan te sturen en om op de
voortgang toe te zien.
Werkzaamheid 5 – Pellets verpakken en opslaan
Dit is secuur werk. De pellets moeten goed verpakt en opgeslagen worden om
bijvoorbeeld broei tegen te gaan. Ze moeten in zakken van 15 kg worden geschept, dit
is ook secuur werk, omdat dit goed moet worden afgewogen, zodat overal ongeveer
15 kg in zit. Vervolgens moeten de zakken op een pallet worden opgeslagen in een
silo.
Werkzaamheid 6 – Administratieve zaken
Dit is een belangrijke werkzaamheid bij uitvoering van beide varianten. Hoeveel
pellets verbruikt ieder aangesloten lid namelijk? Het is namelijk voor beide varianten
verschillend. De warmte wordt namelijk anders aangeboden. Het is echter een
haalbaarheidstudie op het project als geheel en daarom zal de precieze facturering niet
worden meegenomen in het onderzoek. Maar bij de verkoop van de pellets is dit
gemakkelijk want de mensen betalen gewoon geld om een zak pellets mee te nemen
naar huis, maar in variant twee waar warmte wordt onttrokken uit een leidingenstelsel
zal dit met ‘’verbruiksmeters’’ moeten gebeuren en daarom is het proces
ingewikkelder.
51
Bijlage 4 – Mogelijke inkomstenbronnen
4.1 Garanties
Er kan een sterke financiële partner worden gezocht om garant te staan voor het
project. Deze geeft dan een bankgarantie af waardoor de kosten waartegen eventueel
vreemd vermogen kan worden aangetrokken goedkoper zal worden.
4.2 Leningen
Een project kan ook met een lening worden gefinancierd. Over deze lening wordt
rente betaald als vergoeding voor het beschikbaar stellen van het geld. Naarmate het
waargenomen risico van het ter beschikking stellen van het geld groter is wordt de te
betalen rente ook groter. Bijvoorbeeld met de hiervoor genoemde bankgarantie is het
risico dat een geldverstrekker zijn geld niet terugkrijgt kleiner dus dat verlaagt de
rente.
4.3 Eigen Vermogen
Een project kan ook worden gefinancierd met Eigen Vermogen. Dat is geld uit de
onderneming zelf. De leden of aandeelhouders brengen namelijk geld in om mede
eigenaar te worden van de onderneming. Van dit geld kunnen investeringen worden
gedaan. Er hoeft dan geen rente te worden betaald.
4.4 Subsidies
Zoals in dit verslag al staat vermeld zijn subsidies ook een inkomstenbron voor
duurzame energieprojecten. Ze zijn bedoeld om de onrendabele top af te romen van
de projecten en zo mensen te stimuleren om toch in te stappen. Er kan een
onderscheid gemaakt worden tussen cash subsidies voor investeringen in of
exploitatie van duurzame energiemiddelen of fiscale subsidies. Fiscale subsidies
bieden de mogelijkheid om zaken ten laste van het fiscale resultaat te brengen
waardoor een kleiner deel van de fiscale winst wordt belast. Zo werden in dit verslag
de MIA, VAMIL en EIA al benoemd.
52
Bijlage 5 – Financiële- en omgevingsfactoren
Kapitaalkosten Tijdshorizon Besparing Omgevingsfactoren Investeringsbedrag Operationele
zekerheid Rendementsverbetering Sociaal
responsibility IRR Afschrijvingstermijn Brandstof- en CO2
prijzen Duurzaamheid als
differentiatie WACC Terugverdientijd Wettelijke kaders
Tabel 1 ‘’Financiële- en omgevingsfactoren die meespelen bij investeringsbeslissingen64
’’
Kapitaalkosten
Investeringsbedrag: het bedrag dat geïnvesteerd moet worden in machines en overige
apparatuur om het project te kunnen realiseren.
IRR: De interne rentabiliteit van het project. Dit is de rentevoet waarbij de netto
contante waarde van de cashflows gelijk is aan investeringsbedrag. Dit percentage
moet altijd hoger zijn dan de rente die men krijgt aan rente inkomsten als het
investeringsbedrag gewoon op de bank blijft staan.
WACC: Weighted Average Cost of Capital. De gemiddelde gewogen
vermogenskostenvoet geeft het gemiddelde percentage aan waartegen vermogen kan
worden aangetrokken.
Tijdshorizon
Operationele zekerheid: De mate waarin het project kan worden gecontinueerd om zo
de gemaakte investeringen terug te kunnen betalen.
Afschrijvingstermijn: De periode waarin de investeringen in het project kunnen
worden afgeschreven.
Terugverdientijd: De tijd die er voor nodig is om de investeringen terug te verdienen.
Besparing
Rendementsverbetering: De mate waarin er een rendement behaald kan worden. Een
investering die naar verwachting slechts een relatief klein rendement behaald terwijl
de operationele zekerheid laag is, is misschien de investering niet waard.
Brandstof- en CO2: Een factor zijn zeker de brandstofprijzen. Als gas heel duur wordt,
dan wordt duurzame energie aantrekkelijk. Hetzelfde geldt voor heffingen op CO2.
64
Ee van, M., Chatelin, M., (2011) Duurzame Energie het financiële inzicht ‘’De financiële markt
beoordeelt het anders’’, DWD B.V., Roosendaal, blz. 60.
53
Omgevingsfactoren
Social responsibility: De bereidheid om bij te dragen aan de maatschappij en de
mensen in een duurzaam project moeten niet alleen meedoen om persoonlijk gewin.
Duurzaamheid als differentiatie: De mate waarin duurzaamheid als differentiatie kan
worden beschouwd.
Wettelijke kaders: De wettelijke kaders van het project moeten goed worden
bestudeerd. Veel en complexe regelgeving kan het project onmogelijk duur maken.
54
Bijlage 6 – Werking Boswet
De boswet is opgebouwd uit 3 belangrijke elementen waarvan hieronder de meest
relevante bepalingen per element zullen worden weergegeven. De 3 elementen zijn:
Meldingsplicht
Herplantplicht
Kapverbod
Meldingsplicht
Wanneer in dit project het bos onder de Boswet valt zal er een kapmelding gedaan
moeten worden. Deze melding zal minimaal één maand voordat er begonnen wordt
met de kap gedaan moeten worden. In sommige gemeenten moet je hier overigens wel
eerst een kapvergunning voor hebben, dit moet voor die tijd worden uitgezocht. Als
dit het geval is moet deze vergunning apart worden aangevraagd65
.
Dit ligt vast in de bomenverordening van de gemeenten wanneer je zonder vergunning
mag kappen en voor welke bomen een meldings- of vergunningplicht geldt. Na aan de
meldingsplicht voldaan te hebben moet vervolgens de kap wel binnen één jaar na de
melding ten uitvoer worden gebracht anders zal opnieuw een kapmelding gedaan
moeten worden.
De kapmelding kan worden gedaan bij het Omgevingsloket. Het formulier dat hierbij
gebruikt wordt is: ‘’Kennisgeving van een voorgenomen velling’’. Het papier is te
krijgen via de website van het omgevingsloket en kan online worden gedaan. Het is
aan te raden om dit altijd te doen omdat er geen sanctie staat op het ten onrechte
indienen van een kapmelding en het levert veel problemen op als ten onrechte wordt
gekapt.
Herplantplicht
Bij een herplantplicht is het verplicht om binnen 3 jaar na de kap het bos te
herplanten. Dit geldt onder alle omstandigheden. Dus wanneer het gewonnen hout
verloren gaat door bijvoorbeeld brand dan kunnen er geen pellets van gemaakt
worden die verkocht kunnen worden, maar dan moet er nog steeds worden voldaan
aan de herplantplicht.
Het niet naleven van de herplantplicht is strafbaar en wordt gezien als een economisch
delict. Hier wordt op toe gezien door de provincie en door de rechter worden hiervoor
hoge boetes opgelegd. In de jurisprudentie is te zien dat, afhankelijk van de
omstandigheden, dit snel enkele duizenden euro’s kan bedragen66
.
Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat de herplantplicht grondgebonden is.
Wanneer er daarom besloten wordt om grond te verkopen als het project toch niet
blijkt te renderen, dan zal de verkopende partij wel moeten worden gemeld dat er een
herplantplicht rust op het perceel en dat het niet bestemd is voor bebouwing.
65
Bron: Stichting Natuurbeheer, (23-03-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet-
_en_regelgeving/Nederland/Boswet/ 66
Bron: Jure Béta, (22-07-2010), ‘’Rechterlijke uitspraken online: uitspraak’’, http://jure.nl/bn2075
55
Op de herplantplicht kan vrijstelling worden gekregen als er bos wordt aangelegd op
grond die niet onder de Boswet valt. De vrijstelling kan dan worden aangevraagd op
de meldings- en herplantplicht. Dit gebeurt ook weer via het DRD door het formulier
weer via het LNV loket in te vullen. Een vrijstelling wordt dan verleend onder twee
voorwaarden67
:
Het gaat niet om beplanting in het kader van een herplantingplicht
40 jaar na aanleg van het bos moet de aangelegde beplanting worden geoogst.
Er is ten slotte nog een mogelijkheid denkbaar waarin afgeweken wordt van de
herplantingplicht, of waarin deze in ieder geval anders wordt ingevuld. De boswet
kent namelijk de mogelijkheid om deze herplantingplicht op een ander perceel uit te
voeren. Er wordt in die situatie bos gekapt dat ergens anders weer wordt aangeplant.
Per provincie zijn hier verschillende regels over vastgelegd, maar vaak moet er in
deze situatie meer worden aangeplant dan dat er gekapt wordt. Deze
compensatiemogelijkheid zal wel voor de kap moeten worden geregeld via de DRD.
Kapverbod68
Een laatste relevant element van de boswet is een kapverbod. De minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan namelijk in uitzonderingsgevallen een
kapverbod opleggen wanneer de kap het natuur- en landschapsschoon te grote schade
dreigt toe te brengen. Aangezien enkele delen van Wessinghuizen toebehoren aan de
Ecologische Hoofdstructuur zou er sprake kunnen zijn van bomen van uitzonderlijke
natuurwaarde of landschappelijke waarde, waardoor het kapverbod kan worden
opgelegd.
67
Bron: Stichting Natuurbeheer, (23-03-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet-
_en_regelgeving/Nederland/Boswet/ 68
Bron: Stichting Natuurbeheer, (23-03-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet-
_en_regelgeving/Nederland/Boswet/
56
Bijlage 7 – Algemene Plaatselijke Verordening Stadskanaal
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. houtopstand:
hakhout, een houtwal of één of meer bomen;
b. hakhout:
één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
c. dunning:
velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
d. bebouwde kom:
de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid,
van de Boswet 113) .
e. iepziekte:
de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostima ulimi (Buism.) Nannf.
(syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
f. iepespintkever:
het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus (F.)
en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pymaeus.
2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van
verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige
beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
(kapvergunning)
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te
vellen of te doen vellen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgende soorten
bomen:
o a. alle hagen;
o b. alle soorten naaldbomen (waaronder coniferen, dennen en sparren);
o c. alle soorten fruitbomen;
o d. meidoornbomen;
o e. berken.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:
o a. wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs
landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of
wilgen, tenzij deze zijn geknot;
o b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
57
o c. kweekgoed;
o d. houtopstanden die bij wijze van dunning moeten worden geveld;
o e. houtopstanden die deel uitmaken van als zodanig bij het Bosschap
geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen zijn buiten de
bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt
die:
- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan tien are;
- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan twintig
bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
o f. houtopstanden die moeten worden geveld krachtens de
Plantenziektewet 114) of krachtens een aanschrijving of last van
burgemeester en wethouders.
4. De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
o a. de natuurwaarde van de houtopstand;
o b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
o c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
o d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
o e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
o f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning
1. De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met
toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die
krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te
beschikken.
2. Wanneer door het uitvoeringsorgaan van het Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij een afschrift is toegezonden van de
ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet 115) ,
beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift tevens als een
vergunningsaanvraag.
Artikel 4.3.4 Vergunning ex lege
[ vervallen ]
Artikel 4.3.5 Bijzonder vergunningsvoorschriften
[ vervallen ]
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze
afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is
geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan
de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan
wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door
hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
58
2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan
daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op
welke wijze de niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze
afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het
bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de
houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen
van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig
de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn
voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde
lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4.3.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel
4.3.2 of 4.3.6 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen
laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent
het bevoegd gezag op verzoek van de belanghebbende een naar billijkheid te bepalen
schadevergoeding aan de belanghebbende toe.
Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte
1. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel
van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de
iepziekte of voor vermeerdering van iepspintkevers, is de rechthebbende,
indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven,
verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
o a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
o b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
o c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of
zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt
voorkomen.
2.
o a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in
voorraad te hebben of te vervoeren.
o b. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en
op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm.
o c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
onder a van dit lid gestelde verbod.
59
Bijlage 8 – Typologieën projectorganisatie
In een 5-tal succesvol gerealiseerde duurzame energieprojecten in Zuid-Holland
hebben de participanten in dit project een reflectie gemaakt van de periode waarin het
project werd gestart tot op het moment dat het project winstgevend begon te worden.
Er blijken veel overeenkomsten te zijn tussen de projecten, onder andere op het
gebied van de rolverdeling. Het blijkt dat er globaal in elk project 5 verschillende
rollen te onderscheiden zijn:
Initiator
Dit zijn een paar individuen of soms slechts één persoon die dingen in gang zet, een
proces start of de aandacht vraagt voor een bepaald onderwerp. In het geval van
Wessinghuizen is dit Dhr. Jan Willem Kok. Deze persoon heeft een visie en inspireert
andere mensen om erover na te denken en ook mee te denken zodat er in feite een
sneeuwbaleffect ontstaat.
Regisseur
De regisseur neemt de verantwoordelijkheid over het geheel. Deze persoon zet de
processen in gang waar de initiator de eerste aanzet toe geeft. Deze persoon brengt de
partijen verder bij elkaar en stuurt bij , maar heeft ook zeker een initiërende rol. De
verschillen tussen beide roltypes is minimaal en komt vooral neer op de
verantwoordelijkheid om echt door te zetten.
Procesbegeleider
De procesbegeleider is iemand die coacht binnen een bepaald proces. Deze heeft in
tegenstelling tot de regisseur geen verantwoordelijkheid over het geheel van de
inhoud, maar beperkt zich op een proces binnen dit geheel. In Wessinghuizen zullen
er zoals beschreven 4 processen ontstaan waar deze procesbegeleiders gewenst zullen
zijn.
Facilitator
De facilitator maakt de wensen van anderen mogelijk en gaat aan de slag met vragen
van anderen. Deze persoon is ondersteunend en maakt mogelijk. In de zojuist
besproken processen is deze persoon iemand die zorgt dat de procesbegeleider de
processen kan coachen door de juiste randvoorwaarden te scheppen.
Uitvoerder
De uitvoerder is iemand die vervolgens de uitvoering van de taken voor zijn rekening
neemt. Deze zal bijvoorbeeld de pellets moeten gaan maken en de overige
werkzaamheden in de processen moeten gaan uitvoeren. In een dergelijk project is
deze groep mensen vaak het grootst.
60
Bijlage 9 – Uitwerking model procesaansturing
In de tekst staat beschreven dat er verschillende rollen zijn te onderscheiden en dat als deze
goed worden ingevuld dat het succes van het project een stapje dichterbij is. De vergroting
van de sociale cohesie die als gevolg daarvan zal ontstaan is een logisch gevolg, maar ook een
vereiste voor het succes en voor uitvoering van dit model. De samenwerking staat namelijk
voorop. In deze bijlage staat de werking van dit model nader uitgelegd.
Campagne
· Informeren
· Enthousiasmeren
· Inventariseren
Workshop(s)
· Vorming van een visie
· Opstellen actieplan
· Doelstellingen maken
Acties/ processen
Monitoring & evaluatie
Figuur 2 ‘’Procesaansturing’’
Campagne
Er moet campagne gevoerd worden. Dit is een interactief proces waarin iedereen input
moet kunnen hebben als hij dit wil, dit bevordert de open innovatie en daarmee het
eindresultaat van het project. Dit heeft namelijk als gevolg dat het project meer
aanhang en draagvlag zal genieten. Dit kan door mensen te informeren over de
plannen op een aantrekkelijke manier zodat ze enthousiast worden, maar niet zonder
continu de mogelijkheid te hebben om feedback te kunnen ontvangen en toe te passen
in het informatieproces.
Workshops
Workshops zijn noodzakelijk om de processen in het project bij te sturen zodat het
draagvlak gegarandeerd blijft. Mensen kunnen hier leren van elkaar en ervaringen
uitwisselen over de processen in het project. Fouten kunnen er op deze manier uit
worden gehaald en de verschillende visies conformeren op deze manier. Er kan zo een
actieplan worden opgesteld en van daaruit kunnen concrete doelstellingen worden
opgesteld.
Acties/ processen
Met deze workshops en campagne samen worden uiteindelijk de processen
uitgevoerd, in dit geval het arbeidsproces, pelletproductieproces etc., en de feedback
uit de campagne en de doelstellingen kunnen hierin worden doorgevoerd zodat de
bedrijfsvoering in het project wordt geoptimaliseerd.
61
Monitoring & evaluatie
Uiteindelijk moeten de doelstellingen worden geëvalueerd. Er moet dan worden
gekeken of er is voldaan aan de vooraf gestelde doelstellingen en waarom deze wel of
niet gehaald zijn, dus ook de oorzaak voor het succes of de mislukking moet men
proberen te achterhalen zodat de goede en zwakke punten weer mee kunnen worden
genomen in vervolgcampagnes en workshops. Dit proces is continu en zo is de
bedrijfsvoering een stuk flexibeler.
Evenwicht project In dit besturingsmodel moet eveneens goed worden toegezien op het evenwicht tussen
economie, ecologie en de samenleving. De drie doelstellingen in het project zijn
verlaging van de stookkosten(economie), vermindering van de Co2 uitstoot(ecologie)
en vergroting van de sociale cohesie(samenleving). Om dit op een duurzame manier te
doen moet goed het evenwicht bewaard blijven tussen deze 3 doelstellingen.
Figuur 3 ‘’Evenwicht 3 doelstellingen’’
62
Bijlage 10 - Besparingsdriehoek
Deze besparingsdriehoek is in opdracht van Agentschap NL uitgevoerd door de TU
Delft. Het geeft weer hoe er het beste met energie omgegaan kan worden. De eerste
stap hierin is het beperken van de energievraag door gedragsverandering en
energiebesparende maatregelen te treffen. De goedkoopste energie is natuurlijk de
energie die je niet gebruikt. De 2e stap is het gebruik van duurzame energie en voor de
energievraag die dan nog bestaat moeten fossiele brandstoffen zo zuinig mogelijk
worden ingezet. Dit leidt tot de volgende afbeelding:
Figuur 4 ‘’Trias Energetica’’
63
Bijlage 11 - Beschrijving Subsidieregelingen
De Europese richtlijnen en het maatschappelijk belang maken duurzame energie tot
een belangrijk onderwerp voor de overheid. Zij hebben daarom een stimuleringsbeleid
dat bestaat uit subsidieregelingen. Er zijn cash subsidies en fiscale subsidies te
onderscheiden. De SDE+ regeling is een voorbeeld van een cash subsidie en de EIA,
MIA en VAMIL zijn voorbeelden van fiscale subsidies.
11.1 Subsidie Duurzame Energie(SDE+)
De SDE+ regeling is de opvolger van de SDE-regeling en is beschikbaar vanaf juli
2011. Het richt zich op bedrijven en deze subsidieregeling kan daarom interessant zijn
mocht er een gat in de financiering blijken te zitten. De SDE wordt betaald vanuit een
opslag op de energierekening bij de burgers, dus ook de mensen in Wessinghuizen die
op gas stoken. Vanuit deze gelden wordt de onrendabele top van de investeringen in
duurzame energie afgeroomd.
Mogelijke nadelen SDE
Als er in het project gekozen wordt voor het zelf produceren van de pellets zou er
voor deze productie een min of meer vaste prijs voor pellets ontstaan(aannemend dat
er geen grote verliezen tijdens de productie plaats zullen vinden door onvoorziene
gebeurtenissen). Deze vaste prijs zal altijd betaald moeten worden, terwijl de
variabele subsidie afhankelijk is van de gasprijs op dat moment.
Als de gasprijs dus flink zal dalen, dan dalen de ontvangsten uit de subsidie ook mee,
terwijl de kosten voor het hout gelijk kunnen blijven of stijgen. Op deze manier draagt
deze subsidie een risico met zich mee in dit project. Vanuit dit oogpunt zal de
gasprijs, in dit geval het substituut voor biomassa daarom nader worden bekeken en er
zal een voorspelling worden gemaakt over de richting in welke de gasprijzen zich tot
2020 zullen begeven.
10.2 Energie Investerings Aftrek(EIA)
Naast subsidiemogelijkheden zijn er ook fiscale mogelijkheden die de overheid
beschikbaar stelt om de gestelde doelen te kunnen behalen. Een van deze
mogelijkheden is de Energie Investerings Aftrek. Hierbij kan 41,5% van de
investeringskosten in duurzame productiemiddelen van de fiscale winst worden
afgetrokken. In onderstaand rekenvoorbeeld van het Agentschap staat beschreven hoe
de regeling in de praktijk werkt69
:
69
Bron: Agentschap NL, (2011), ‘’Energielijst 2011’’,
http://regelingen.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/Brochure%20Energie%20en%20bedrijven
%202011.pdf
64
Figuur 5 ‘’Voorbeeld Energie Investerings Aftrek’’
Mogelijke nadelen EIA
Voor gebruik moet er een fiscale winst zijn en de investering moet op de milieulijst
staan. Bij de opstart van het bedrijf worden er kosten gemaakt om de processen
operationeel te krijgen die nodig zijn voor de levering van bijvoorbeeld de houtpellets.
Als deze kosten allemaal in hetzelfde fiscale boekjaar gemaakt worden dan kan er dus
geen gebruik gemaakt worden van de EIA, omdat er geen winst te rapporteren valt.
Dus zonder winst kun je de EIA ook nergens van aftrekken. Het is dan dus van belang
om te kijken naar de te verwachten operationele resultaten van het project.
10.3 VAMIL/MIA70
Dit zijn beiden fiscale subsidies. De MIA(milieu investerings aftrek) werkt daarin
eigenlijk gelijk aan de EIA. Het toepassingsgebied is alleen breder. Het gaat om
milieu-investeringen in het algemeen. Bij deze investeringen kan dan vervolgens 36%
van de fiscale winst worden afgetrokken. In dat opzicht is het dus voordeliger om als
dat mogelijk is de EIA voorrang te geven aangezien hiermee 41,5% van de fiscale
winst kan worden afgetrokken.
De VAMIL is een regel waarbij men zelf mag bepalen wanneer de afschrijvingen
plaatsvinden. Er mag in deze regel éénmalig 75% worden afgeschreven en ten laste
worden gelegd van de fiscale winst. Dit kan in de beginfase van een project een
steuntje in de rug betekenen. De opstartfase is namelijk een periode waarin veel
kosten gemaakt moeten worden. De voorfinanciering van duurzame energieprojecten
ligt vaak erg hoog.
Mogelijke nadelen
Ook hier geldt hetzelfde als voor de EIA, namelijk dat er eerst winst gemaakt moet
worden in het project. Er moet een activiteit gevonden worden waarmee winst wordt
gemaakt en als een groep dorpsbewoner bij elkaar een idee ontwikkelt waarmee zij
voor zichzelf warmte willen gaan produceren doen zij dit uit het oogpunt om de
kosten te verlagen en niet om winst te maken. Daardoor zouden zij de fiscale
subsidies mislopen.
70
Bron: Agentschap NL, (06-12-2010), ‘’Over de regeling, MIA/VAMIL’’,
http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/over-de-regeling-miavamil
65
Bijlage 12 – Conceptueel model
Dit conceptuele model probeert de verbanden weer te geven die in dit verslag zijn
onderzocht. De winstgevendheid is hierin de grote afhankelijke variabele samen met
de sociale cohesie. CO2-reductie is een doel in het onderzoek maar zal niet worden
gemeten en zal stof vormen voor vervolgonderzoek. De gedachte is door met een
winstgevend model de mensen enthousiast te krijgen voor het project om zo ook de
doelstellingen CO2-reductie en vergroting van de sociale cohesie te behalen.
Houtpellet-
productie(Eigen
Beheer)
Gasprijs/
Houtpelletprijs
(extern)
Variant 1 Variant 2
Kosten/
opbrengsten
Winstgevendheid
Huishoudens/
Bewoners-
coöperatie
CO2-reductie
Sociale cohesie
Overheidsbeleid/
Juridisch kader
Figuur 6 ‘’Conceptueel model van de te onderzoeken verbanden’’
66
Bijlage 13 – Gedetailleerde uitwerking kostenoverzichten
Inkoopproces variant 1 Er zijn 75 verschillende huishoudens in Wessinghuizen en ook minstens net zo veel
kachels op de markt verkrijgbaar. Voor het overzicht in dit verslag heb ik daarom
gekozen voor een gemiddelde kachel qua verbruik en kosten71
. Om deze reden zal
iedereen in Wessinghuizen daarom de volgende CV-houtpelletkachel krijgen: de
Biostar Flex. Deze heeft de volgende specificaties:
Naast de aanschaf van een kachel zullen de
mensen ook installatiekosten moeten
betalen en een opslagvat voor het water dat
moet worden geïnstalleerd en betaald. De
kosten hiervoor bedragen: Opslagvat(á €1000,-)
72
€1000,- × 75 = €75.000,-
Installatiekosten(á €500,-)73
€500,- × 75 = €37.500,-
Aanschaf pelletkachel(á €8000,-)
€8000,- × 75 = €600.000,-
Figuur 7 ‘’specificaties kachel’’
Inkoopproces variant 2 In variant 2 is het de bedoeling dat er een centrale kachel komt in Wessinghuizen die
de 75 huishoudens gaat voorzien in hun warmtevraag. In dit hoofdstuk zullen eerst de
investeringen besproken worden die gedaan worden. Vervolgens zullen de kosten in
een tabel worden opgenomen en worden weergegeven.
Kachel
In Duitsland zijn er veel dorpen die bio-energie, en ook houtpellets, gebruiken om
bewoners via een netwerk te voorzien van warmte. Juhnde is één van de eerste en
meest bekende voorbeelden van een dorp dat een houtpelletsysteem heeft om een blok
huizen te verwarmen. Het bedrijf Viessmann maakt deze kachelsystemen en een
kachel met het vermogen dat nodig is om de 75 huishoudens in Wessinghuizen te
voorzien kost rond de €100.000,-.
Leidingennetwerk
De warmte die geproduceerd wordt moet via een leidingennetwerk naar de radiatoren
worden geleid in de huishoudens. Dit gebeurt in een boomstructuur. Hier is in
Wessinghuizen naar schatting 7 kilometer aan leidingen voor nodig. Uit een consult
van Biomassa Engineering B.V. blijkt dat de kosten voor de aanleg van een netwerk
71
Dit type kachel is een gemiddeld model volgens vooronderzoek van Patrick Son, qua vermogen en
kosten 72
Bron: HeWiCOM, (geraadpleegd op 15-05-2011), http://www.verwarmingskosten.be/houtpellets.htm 73
Bron: HeWiCOM, (geraadpleegd op 15-05-2011), http://www.verwarmingskosten.be/houtpellets.htm
Naam Biostar flex
Hoogte (in cm) 195
Breedte (in cm) 156
Diepte (in cm) 91,4
Oppervlakte M3 1,88
Prestatie kW 15
Uitstoot mg/Nm3 11
Kosten(in €) €8000,-
67
ongeveer €100,- bedragen per meter. Dat betekent dat de totale kosten op €700.000,-
komen te liggen.
Figuur 8 ‘’Kaart van Wessinghuizen(links) en rechts de aanleg van het warmtenet’’
Installatie
De kachel moet vervolgens worden aangesloten op het leidingnetwerk en deze
leidingen moeten vervolgens ook bij de huizen worden aangesloten op de radiatoren.
Dit moet gebeuren door experts die verstand hebben van deze houtpelletsystemen en
dit mensenwerk is duur. De precieze kosten zijn lastig te schatten omdat het maatwerk
is, maar kunnen al snel oplopen tot €1000,- per huishouden.
Meetapparatuur
Om een factuur op te kunnen maken voor de verschillende huishoudens moet per
huishouden het verbruik kunnen worden vastgesteld. Hiervoor is meetapparatuur
noodzakelijk. Op de website van Siemens is deze meetapparatuur te vinden74
. Het
kost €380,- per huishouden.
Geheugenkaart
De metingen die worden gedaan met de meetapparatuur worden opgeslagen op een
geheugenkaart die voor ieder huishouden apart de gegevens zal opslaan. De persoon
die de administratieve werkzaamheden uitvoert kan dan gemakkelijk zien wie hoeveel
warmte heeft afgenomen en kan hier een bedrag voor in rekening brengen zodat de
kosten van het proces worden gedekt.
Kosten gehele
project(€)
Kosten per
huishouden(€)
Kachel € 100.000,00 € 1333,35
Leidingennetwerk € 700.000,00 € 9.333,33
Installatie € 90.000,00 € 1.200,00
Meetapparatuur € 28.526,25 € 380,35
Geheugenkaart € 594,95 € 7,93
Totale kosten € 869.121,20 € 11.588,28 Figuur 9 ‘’Investeringskosten variant 2’’
74
Bron: Siemens, (geraadpleegd op 28-05-2011), ‘’Catalogus Siemens’’,
https://www.swe.siemens.com/belux/portal/nl/aanbod/buildingtechnologies/producten/hvac/portfolio/D
ocuments/Energiemeting.pdf
68
Het project moet binnen een periode van 10 jaar zijn afgeschreven. De kosten zullen
ook evenredig willen afgeschreven over deze 10 jaar. Dit komt neer op een jaarlijkse
afschrijving van €1158,828 per huishouden.
Exploitatiekosten
Er zijn in deze fase vooral onderhoudskosten. Het inhuren van experts om problemen
aan de meetapparatuur te verhelpen is bijvoorbeeld iets wat regelmatig kan gebeuren
en zeker ook de kachel zelf moet vaker worden gecontroleerd dan in variant 1. In
variant 1 zit er één huishouden zonder warmte als de kachel het niet doet, maar in
variant 2 zitten er gelijk 75 huishoudens zonder warmte. De onderhoudskosten
worden veronderstelt daarom drie keer zo hoog te zijn per huishouden(€300,-). De
totale jaarlijkse kosten, exclusief brandstof, komen daarmee op €1458,828.
Kosten pelletproductieproces
Investeringskosten
Investeringskosten
Stap Activiteit Kosten
Stap 1 Boomstammen kappen
2 kettingzagen € 300,00
modeltype: GK2240T Black &
Decker
Stap 2 Versnippering hout
Houtversnipperaar(Hammermill)
€
2.000,00
Stap 3 Drogen hout
Droogmachine(UK)
€
5.000,00
Stap 4 Pelletproductie
Ring Die pelletmachine
€
7.500,00
(capaciteit 400kg pellets per uur)
Stap 5 Zeven
Zeefmachine(MDF Wood)
€
3.000,00
Stap 6 Collectie en opslag pellets
Inrichten opslagplaats
€
1.000,00
Materialen voor het opslagproces €200,-
Totale kosten
€
19.000,00 Figuur 10 ‘’Investeringskosten pelletproductieproces’’
69
Exploitatiekosten
In dit hoofdstuk zullen de exploitatiekosten nader worden bekeken. Onder de
exploitatiekosten worden hier verstaan de kosten die gemaakt worden bij het maken
van de pellets – de arbeidskosten. De arbeidskosten worden apart berekend. De
Investeringskosten
Stap Activiteit Kosten
Stap 1 Boomstammen kappen
Stobbefrees huren(3 dagen per jaar á €100,-) € 300,00
Herplantingskosten bomen(100 á €300,- per boom) € 30.000,00
Stap 2 Versnippering hout
Geschatte onderhoudskosten per jaar € 40,00
Elektriciteitskosten versnippermachine € 2.000,00
Stap 3 Drogen hout
Elektriciteitskosten droogmachine € 4.000,00
Geschatte onderhoudskosten per jaar € 83,33
Stap 4 Pelletproductie
Elektriciteitskosten pelletproductiemachine € 8.000,00
Geschatte onderhoudskosten per jaar € 214,28
Stap 5 Zeven
Elektriciteitskosten zeven € 600,00
Geschatte onderhoudskosten per jaar € 50,00
Stap 6 Collectie en opslag pellets
Materiaalkosten(58.000 luchtdichte zakken 15kg á 1,-) € 58.000,00
Geschatte onderhoudskosten opslagruimte per jaar € 20,00
Huur voormalige varkensschuur voor productie en
opslag € 12.000,00
Totale kosten
€
115.307,61 Figuur 11 ‘’exploitatiekosten pelletproductieproces’’
De elektriciteitskosten zijn bepaald op basis van het vermogen van de machine. De
groene stroomprijs van Essent is gebruikt om het verbruik te bepalen door er van uit te
gaan dat de machine gedurende 250 dagen per jaar, 8 uur per dag aan staat. Er wordt
dan vanuit gegaan dat gedurende deze periode continu het maximale vermogen wordt
geleverd van de installatie. De jaarlijkse onderhoudskosten zijn geschat door een
percentage van 20% van de aanschafprijs van de machine af te schrijven over de
levensduur van het apparaat.
70
Bijlage 14 – Vraag naar houtpellets
In Wessinghuizen zijn er 75 huishoudens geïnteresseerd in het idee en zij kunnen
gemiddeld in 2 categorieën worden geplaatst:
50 huishoudens 8000 m3 (per jaar)
25 huishoudens 6000 m3 (per jaar)
Deze energiewaarden kunnen niet worden omgezet in een geschatte gevraagde
hoeveelheid houtpellets zonder ook te kijken naar de opbouw van dit verbruik. In het
project Duurzaamswoude75
is de verdeling voor een gemiddeld huishouden als volgt
opgebouwd:
Koken 3%
Warm water 18%
Verwarming 79%
Het gasverbruik dat vervangen zal gaan worden door houtpellets bestaat uit alleen de
verwarming en dit zal voor de beide categorieën huishoudens gaan om een
gasverbruik van:
50 huishoudens 8000 m3 × 0,79 = 6320 m3
gas per jaar
25 huishoudens 6000 m3 × 0,79 = 4740 m3
gas per jaar
De vuistregel die gebruikt zal worden voor het bepalen van de benodigde hoeveelheid
pellets is dat 1 m3 gas gelijk staat aan 2 kg houtpellets76
.
50 huishoudens 6320 m3 × 2 = 12640 kg
houtpellets
25 huishoudens 4740 m3 × 2 = 9480 kg
houtpellets
Ten slotte moet de vraag naar pellets voor Wessinghuizen als geheel gebundeld
worden, zodat de jaarlijkse productievraag naar pellets kan worden weergegeven:
50 huishoudens 12640 kg × 50 = 632.000
kg houtpellets
25 huishoudens 9480 kg × 25 = 237.000 kg
houtpellets
De totale gevraagde hoeveelheid houtpellets op jaarbasis zal dan(632.000 + 237.000)
= 869.000 kg houtpellets bedragen voor de 75 huishoudens gezamenlijk in
Wessinghuizen.
75
Bron: Dollison, E., et al., (23-12-2009), ‘’Duurzaamswoude’’,
http://www.duurzamedorpen.nl/upload/files/gasterra_transitie_jaarprijs_duursaamswoude.pdf 76
Bron: DWA, (03-10-2010), ‘’Is een houtpelletkachel interessant?’’,
http://www.energiegids.nl/details.tiles?doc=/content/energie/vraagantwoord/houtgestookte-
ketel.xml&selectedDossier=0000007&page=87
71
Bijlage 15 – Kosten arbeidsproces
Arbeidskosten houtpellets Voor de verwarming van de 75 huishoudens in Wessinghuizen is 869.000 kg
houtpellets nodig. Om dit proces te begeleiden is de inzet van mensen noodzakelijk.
Dit is ook een doel in het project. Het moet de sociale cohesie bevorderen. Op basis
van het rapport ‘’Duurzaamswoude’’77
is een aanname gemaakt voor de benodigde
hoeveelheid mensen tijdens het productieproces. Deze aanname heb ik bewerkt en
toegespitst op Wessinghuizen en staat hieronder in de tabel:
Werkzaamheden per maand Uren(jaar) Uren(maand)
Bosonderhoud; snoeien en kappen 720 60
Bomen bijplanten 360 30
Hout sorteren en opslaan in droogschuur 1200 100
Houtverwerkingsproces tot snippers 2000 167
Pellets verpakken en opslaan 4000 334
Administratie bijhouden 1200 100
Totaal 9480 790 Figuur 12 ‘’Verdeling arbeidsuren over de processen’’
De kosten zijn berekend op jaarbasis. Er is uitgegaan van 250 werkdagen van 8 uur
waarin de bovenstaande werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. De uren zullen
voor 50% worden ingevuld door mensen van ten hoogste 20 jaar oud, 20% door
mensen van maximaal 23 jaar oud en 30% door oudere en meer ervaren mensen. Voor
de eerste twee categorieën geldt daarbij het minimumjeugdloon en voor de ouderen
het minimumloon. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat niemand meer werkt dan 36 uur
per week, zodat er werk kan worden verschaft voor meer mensen. Als de
werkzaamheden vervolgens worden opgedeeld in de drie bovengenoemde categorieën
krijg je de het volgende kostenplaatje:
Leeftijd
Werkuren
beschikbaar Minimumloon78
Jaarlijkse
kosten
Categorie
1 >21 jaar 4740 € 5,62 € 26.638,80
Categorie
2 >23 jaar 2844 € 7,76 € 22.069,44
Categorie
3 <23 jaar 1896 € 9,13 € 17.310,48 Figuur 13 ‘’arbeidskosten per categorie’’
De loonkosten komen daarmee op €66.018,72 op jaarbasis om het proces van de
productie van houtpellets te begeleiden. Overige werkzaamheden, zoals transport
komen voor de rekening van de dorpsbewoners zelf.
77
Bron: Dollison, E., et al., (23-12-2009), ‘’Duurzaamswoude’’,
http://www.duurzamedorpen.nl/upload/files/gasterra_transitie_jaarprijs_duursaamswoude.pdf 78
Tot een maximum van een 36-urige werkweek
72
Bijlage 16 – Uitwerking interview Richard Kooloos
Op dinsdag 22 maart 2011 had ik om 11 uur een afspraak aan de Gustav Maherlaan in
Amsterdam waar het hoofdkantoor van ABN Amro zich bevindt. Ik had gelezen over
groenfinanciering in een boek over duurzaamheid. Hierin stond een stuk van dhr.
Kooloos en het leek een interessante optie voor dit project. De insteek van het
interview was achterhalen of groenfinanciering misschien interessant is voor dit
project. Hieronder volgt een samenvatting van het gesprek:
- De conclusie is dat de groenlening eigenlijk failliet is sinds de
vermogensheffingkorting is afgeschaft. Groenleningen worden nu ook niet
meer verstrekt. Wat je nu ziet is dat er particuliere leningen worden verstrekt
voor het investeren in projecten. Het idee was als volgt: als je 120.000 euro
betaald om je huis te verbouwen tegen 5% of 100.000 euro leent tegen 10%
procent rente op de gewone markt maakt dat in weze geen verschil in het
uiteindelijke resultaat. De strenge verstrekkingseisen van deze leningen
verantwoorden de lagere rente.
- Trend die zichtbaar is in dit kader is dat mensen steeds vaker investeren in
duurzaamheid om niet afhankelijk te zijn daar waar zij het vroeger vanuit
morele overwegingen deden. Een afhankelijkheid is de gasprijs. In de
businesscase gaat het om het zoeken van een evenwicht waar de pelletkachel
evenveel kost als het alternatief.
- Daarom is het zoeken naar de vraag: wat kosten houtpellets? En vervolgens
moeten de prijzen voor gas worden vastgesteld(scenario’s). Bijvoorbeeld door
historische prijzen te extrapoleren of door te kijken naar de opbouw van de
gasprijzen en aan de hand daarvan scenario’s te maken voor deze
componenten. Een ander scenario kan er gemaakt worden door te kijken naar
de koppeling met de olieprijs en kijken of er een soort correlatie is. Elke
mogelijke investeerder kan dan zelf bepalen of het scenario realistisch genoeg
is voor hem/haar.
- Bij de investeringsbeslissing is vervolgens de terugverdientijd in relatie tot de
levensduur van belang, de installatie moet wel terugverdient worden
natuurlijk. In dat verband is de ‘’NUTS-curve’’ misschien interessant dus de
verhouding tussen hoeveel je betaald en wat je bespaard. Wat kan helpen bij
het besparen is om een common ground te vinden met de leveranciers van de
kachel of om bijvoorbeeld gelijk in te kopen bij de producent.
- Om de rentabiliteit nog verder te verhogen zou ook de optie overwogen
kunnen worden om voor andere dorpen in te kopen. De inkoopvoordelen die
daarmee behaald worden kunnen de lasten verder verlagen voor de leden van
de coöperatie. Het levert potentieel schaalvoordeel op terwijl het jezelf alleen
wat extra administratiekosten oplevert. (een beetje het zelfde idee als het
73
project wij willen zon) Het formuleren van een doelstelling in het project is
daarbij erg belangrijk.
- Bij het verlagen van de kosten van de pellets zou je kunnen denken aan de
mogelijkheid om het hout in te leveren bij een pelletproducent in ruil voor
goedkopere pellets. Hout afleveren, iets bijbetalen en houtpellets weer
meenemen. Het positieve imago van het project in de regio kan een domino
effect betekenen voor andere dorpen en daarmee heb je een goede
onderhandelingspositie in de richting van een pelletproducent, zij kunnen hun
naam er aan verbinden en er reclame mee maken.
- Voor de financiering zijn subsidies in de aanschaf ‘’safe’’, maar in de
exploitatie niet. De gemeente aan boord voor financiering kan voordelig
zijn(gemeentelijke kredietinstelling/garantstelling), maar ook nadelig want
door de financiële vinger in de pap kunnen zij de boel ook laten ‘’ploffen’’.
74
Bijlage 17 – Uitwerking interview Hans Overdiep
Op dinsdag 3 Mei om 10.00 in de ochtend had ik een afspraak in Groningen met
energie transitie-manager Hans Overdiep van GasTerra. Nadat ik met dhr. Kooloos
had gesproken wilde ik graag wat meer weten over gasprijzen en ik zocht bij hem naar
hulp om mijn scenario’s wat beter te kunnen onderbouwen. We hebben het deze
ochtend gehad over een computerprogramma van GasTerra dat deze scenario’s
berekend en daarnaast over mijn businesscase in het algemeen.
- Allereerst is de rol van de overheid wat betreft belastingen moeilijk te
voorspellen. Er zijn zoveel invloeden die een rol spelen dat het moeilijk
inschatten blijft. Bij GasTerra weten we alleen redelijk wat af van de
commodityprijzen van aardgas.
- Het voordeel van aardgas moet je ook goed onderkennen. Het is opvraagbaar
wanneer je dat wilt. De ruime ervaring met aardgas zorgt voor een groot
gebruiksgemak. Het is nog maar de vraag of houtpellets daar ook in kunnen
voorzien. Door de back-up functie naar gas in het project betaal je bij gebruik
wel piekprijzen. Doordat in een piekwinter iedereen de gaskraan opendoet zal
de prijs stijgen.
- Om dit te voorkomen zijn opslagsystemen erg belangrijk. Er kan dan een
voorraad aan worden gelegd, maar om broei en verliezen tegen te gaan moeten
deze opslagsystemen wel aan technische vereisten voldoen. Dit is ook de
uitdaging waar windenergie bijvoorbeeld voor staat: hoe sla je elektriciteit
bijvoorbeeld op? Dat zal het succes van duurzame energie ook grotendeels
bepalen in de toekomst.
- Wat betreft het scenario heeft dhr. Overdiep het model op de GasTerra website
voor mij ingevuld van de periode nu tot en met 2020 en daaruit kwam naar
voren dat de commodityprijs van aardgas 66% zal stijgen. Het is daarom in het
onderzoek nog de vraag in hoeverre ik de overige 2 variabelen laat zakken of
dalen om tot een goed scenario’s te komen.
75
Bijlage 18 – Berekening stookkosten tot en met 2020
Minimale kostprijs zak 15kg pellets Met alle kosten in beeld kan vervolgens de kostprijs worden bepaald voor een zak
pellets van 15kg. De totale kosten per jaar voor de productie van de benodigde
hoeveelheid pellets staat hieronder in de tabel weergegeven:
Soorten kosten
Totale bedrag per
jaar
Investeringskosten €2053,81
Exploitatiekosten €115.307,61
Arbeidskosten € 66.018,72
Totaal € 183.380,14 Figuur 14 ‘’Totale kosten pellets(p/j)’’
Hier staat de verkoop van 869.000kg pellets tegenover. Om ‘’break-even’’ te draaien
met de pelletfabriek zal de prijs per kg daarom(€183.380,14/869.000kg)=€0,2110
moeten zijn. Per zak van 15kg wordt er verkocht en daarom zal de prijs voor een zak
van 15kg minimaal €3,17 moeten zijn. Hierbij is er dan wel vanuit gegaan dat er
precies genoeg pellets worden geproduceerd en dat er geen verliezen tijdens het
proces optreden. Er is dan nog geen rekening gehouden met bijvoorbeeld inflatie. Dit
zal verderop in dit hoofdstuk worden meegewogen.
Jaarlijkse stookkosten huishoudens(houtpellets vs. gas) Bij de bepaling van de jaarlijkse stookkosten is in dit onderzoek uitgegaan van de
twee verschillende categorieën huishoudens in het verbruik. De jaarlijkse stookkosten
met houtpellets voor de geïnteresseerde mensen in Wessinghuizen komen daarmee uit
op een bedrag van:
Categorie
huishouden
Verbruikscategorie
kg79
Aantal huishoudens
Stookkosten per
jaar
1 12640 50 € 2.671,25
2 9480 25 € 2.003,44 Figuur 15 ’’Stookkosten op eigen houtpellets voor 2 verbruikscategorieën’’
Investeringsfinanciering
Variant 1
De pelletkachels + installatie(€9500,-) zullen moeten worden betaald en daarnaast
moeten er investeringen worden gedaan in de pelletproductiefabriek(€253,33). De
investeringsfinanciering voor variant 1 komt daarmee op €9.753,33.
79
Per jaar
76
Variant 2
Het leidingennetwerk, de dorpsverwarminginstallatie en de pelletfabriek zullen in
deze variant vooraf moeten worden betaald. De voorfinanciering in dit project komt
daarmee per huishouden op €11.588,62.
Stoken op gas
Bij het stoken op gas is slechts een nieuwe CV-ketel(€3500,-) nodig(inclusief
installatie). De totale kosten komen daarmee op €3.500,00.
Figuur 16 ‘’Investeringsfinanciering voor de diverse varianten’’
Exploitatiekosten
Gasterra stelt dat de prijs van gas 60% hoger ligt over 10 jaar. De gevolgen voor de
energielasten worden vervolgens in beeld gebracht door te kijken naar de stookkosten
voor een installatie op gas voor de beide categorien huishoudens en ook voor het
houtpelletsysteem, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen variant 1 en 2
omdat er vanuit is gegaan dat de vraag naar houtpellets gelijk blijft.
Gasgestookte CV-Ketel
Met deze nieuwe prijzen staan hieronder voor beide categorieën huishoudens de
jaarlijkse stookkosten. Hier is echter nog geen rekening gehouden met een jaarlijkse
looncorrectie van +2,2% en inflatie van +2%.
Jaar
Gasprijs
Gasterra
Jaarlijkse
stookkosten
2011 € 0,60 € 4.800,00
2012 € 0,64 € 5.120,00
2013 € 0,69 € 5.520,00
2014 € 0,73 € 5.840,00
2015 € 0,78 € 6.240,00
2016 € 0,82 € 6.560,00
2017 € 0,87 € 6.960,00
2018 € 0,92 € 7.360,00
2019 € 0,96 € 7.680,00
2020 € 1,00 € 8.000,00 Figuur 17 ‘’Categorie 1 stookkosten bij gas CV’’
€ 0,00
€ 2.000,00
€ 4.000,00
€ 6.000,00
€ 8.000,00
€ 10.000,00
€ 12.000,00
€ 14.000,00
Stoken op gas Variant 1 Variant 2
77
In bovenstaande tabel staat het verbruik voor de huishoudens in categorie 1 qua
verbruik(8000M3 per jaar) en in onderstaande tabel staan de kosten voor verbruikers
uit categorie 2 in dit onderzoek vermeld(6000M3 per jaar).
Jaar Gasprijs Gasterra
Jaarlijkse
stookkosten
2011 € 0,60 € 3.600,00
2012 € 0,64 € 3.840,00
2013 € 0,69 € 4.140,00
2014 € 0,73 € 4.380,00
2015 € 0,78 € 4.680,00
2016 € 0,82 € 4.920,00
2017 € 0,87 € 5.220,00
2018 € 0,92 € 5.520,00
2019 € 0,96 € 5.760,00
2020 € 1,00 € 6.000,00 Figuur 18 ‘’Categorie 2 stookkosten bij gas CV’’
Houtpellets
Naast het scenario van GasTerra is ook de ontwikkeling van de houtprijs van belang.
In het hoofdstuk over de houtpelletmarkt staat beschreven dat hout in Nederland
schaars is door het gebrek aan ruimte. De kosten om een nieuwe boom te plaatsen
wanneer er één gekapt is zullen (naar verwachting) als gevolg daarvan stijgen. Het
percentage waarmee rekening is gehouden in dit onderzoek is 2,2% op jaarbasis. Dit
heeft het volgende effect voor beide categorieën:
Jaar Houtprijs
Kosten
houtpellets Gasprijs
Overige
energielasten Totaal
2011 +2,20% € 2.671,25 € 0,60 € 1.008,00 €3.679,25
2012 +2,20% € 2.730,02 € 0,64 € 1.075,20 €3.805,22
2013 +2,20% € 2.790,08 € 0,69 € 1.159,20 €3.949,28
2014 +2,20% € 2.851,46 € 0,73 € 1.226,40 €4.077,86
2015 +2,20% € 2.914,19 € 0,78 € 1.310,40 €4.224,59
2016 +2,20% € 2.978,30 € 0,82 € 1.377,60 €4.355,90
2017 +2,20% € 3.043,83 € 0,87 € 1.461,60 €4.505,43
2018 +2,20% € 3.110,79 € 0,92 € 1.545,60 €4.656,39
2019 +2,20% € 3.179,23 € 0,96 € 1.612,80 €4.792,03
2020 +2,20% € 3.249,17 € 1,00 € 1.680,00 €4.929,17 Figuur 19 ‘’Categorie 1, kosten houtpellets en blijvende aansluiting gas’’
In bovenstaande figuur is te zien dat de stijging in de totale kosten hoger jaarlijks
hoger ligt dan 2,2%, omdat de mensen in Wessinghuizen er voor kiezen om wel
aangesloten te blijven op het gasnet voor hun warmwatervoorziening en ook om te
kunnen koken. De stijgende gasprijzen zorgen er dus voor dat deze ‘’overige
energielasten’’ een opwaartse druk op de totale kosten veroorzaken. Voor de
huishoudens in categorie 2 in dit onderzoek geldt hetzelfde zoals uit onderstaande
figuur af te lezen valt.
78
Jaar Houtprijs Kosten houtpellets Gasprijs
Overige
energielasten Totaal
2011 +2,20% € 2003,44 € 0,60 € 756,00 €2.759,44
2012 +2,20% € 2047,52 € 0,64 € 806,40 €2.853,92
2013 +2,20% € 2092,56 € 0,69 € 869,40 €2.961,96
2014 +2,20% € 2138,60 € 0,73 € 919,80 €3.058,40
2015 +2,20% € 2185,65 € 0,78 € 982,80 €3.168,45
2016 +2,20% € 2233,73 € 0,82 € 1.033,20 €3.266,93
2017 +2,20% € 2282,87 € 0,87 € 1.096,20 €3.379,07
2018 +2,20% € 2333,10 € 0,92 € 1.159,20 €3.492,30
2019 +2,20% € 2384,42 € 0,96 € 1.209,60 €3.594,02
2020 +2,20% € 2436,88 € 1,00 € 1.260,00 €3.696,88 Figuur 20 ‘’Categorie 2, kosten houtpellets en blijvende aansluiting gas’’
Correctie loonstijging
De bedragen die genoemd worden geven voor de mensen een vertekend beeld. De
houtprijs en de gasprijs stijgen niet alleen, maar ook de inkomens van de mensen
zullen in de periode tot 2020 stijgen. In dit onderzoek wordt uitgegaan van een
gemiddelde jaarlijkse stijging van 2,0%. De gecorrigeerde energielasten uit
bovenstaande berekeningen zijn op de volgende manier berekend:
De investeringskosten moeten hierbij dan ook nog worden opgeteld en in
onderstaande figuren is dan rekening gehouden met:
De investeringskosten( Gas: €3.500, V1: €9.753,33, V2: €11.841,62)
Stijging gasprijs van 66% in periode tot 2020
Jaarlijkse stijging houtprijs 2,2% in periode tot 2020
Gemiddelde jaarlijkse loonstijging van 2,0% in periode tot 2020
Deze gegevens zijn verwerkt en staan op de volgende pagina in een tabel
weergegeven. De vier grafieken uit hoofdstuk vijf zijn hier ook uit afgeleid. De groen
gemarkeerde velden zijn de punten in tijd waarop de houtpelletkachel voordelig wordt
ten opzichte van het stoken op gas. Het gaat om een cumulatieve tabel waarin het gaat
over de totale kosten in het project.
79
Jaar Gas C1 Gas C2 Jaar2 HoutpelletsV1C1 HoutpelletsV1C2 Jaar3 HoutpelletsV2C1 HoutpelletsV2C2
2011 € 8.351,00 € 7.151,00 2011 € 13.534,58 € 12.614,77 2011 € 15.826,87 € 14.907,06
2012 € 13.422,63 € 10.967,73 2012 € 17.369,23 € 15.516,77 2012 € 19.869,60 € 18.017,14
2013 € 18.781,34 € 15.000,03 2013 € 21.271,27 € 18.469,84 2013 € 23.983,88 € 21.182,45
2014 € 24.338,62 € 19.181,52 2014 € 25.222,18 € 21.460,08 2014 € 28.151,27 € 24.389,17
2015 € 30.158,62 € 23.560,32 2015 € 29.235,45 € 24.497,64 2015 € 32.385,37 € 27.647,56
2016 € 36.156,53 € 28.072,82 2016 € 33.293,34 € 27.569,22 2016 € 36.668,49 € 30.944,37
2017 € 42.394,24 € 32.765,47 2017 € 37.408,90 € 30.684,60 2017 € 41.013,79 € 34.289,49
2018 € 48.860,15 € 37.629,54 2018 € 41.579,74 € 33.842,03 2018 € 45.418,95 € 37.681,24
2019 € 55.474,71 € 42.605,40 2019 € 45.789,20 € 37.029,00 2019 € 49.867,43 € 41.107,23
2020 € 62.229,70 € 47.686,88 2020 € 50.035,60 € 40.244,28 2020 € 54.357,64 € 44.566,31 Figuur 21 ‘’Totale kostenvergelijking alle varianten’’
Een gasprijs die in de periode tot en met 2020 met +60% zal stijgen en een houtprijs die jaarlijks met +2,2% zal stijgen80
.
Een onderscheid in 2 verbruikscategorieën wat betreft huishoudens, categorie 1 die 8000M3 verbruikt en categorie 2 die 6000M3 verbruikt.
De jaarlijkse onderhoudskosten voor een Gas CV zijn €50,-, voor variant 1 €100,- en voor variant 2 €300,-. Deze zijn aan de stookkosten toegevoegd
en groeien daarin jaarlijks +2% in de periode tot en met 2020.(
)
De stookkosten zijn gecorrigeerd voor loonstijgingen door uit te gaan van een jaarlijkse loonstijging van +2,2%.
De tabel laat een overzicht zien van de totale kosten, d.w.z. dat de kosten van het nieuwe jaar bij de voorgaande jaren worden opgeteld
80
Aannames komen voort uit een interview bij GasTerra met dhr. Hans Overdiep
80
Bijlage 19 - Lijst van afkortingen en symbolen
BW = Burgelijk Wetboek
C1 = Categorie 1
C2 = Categorie 2
CBS = Centraal Bureau voor de Statistiek
DEVO = Duurzame Energie Veenendaal Oost
EIA = Energie Investerings Aftrek
ESCO = Energy Service Company
LDEB = Lokaal Duurzaam Energie Bedrijf
MIA = Milieu Investerings Aftrek
NOM = Investerings- en ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-
Nederland
SCP = Sociaal Cultureel Planbureau
SDE+ = Subsidieregeling Duurzame Energie +
Stab = Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en
Ruimtelijke Ordening
V1 = Variant 1
V2 = Variant 2
VAMIL = Willekeurige afschrijvingen milieu-investeringen
Wabo = Wet algemene bepaling omgevingsrecht
Wm = Wet milieubeheer
81
Bijlage 20 - Lijst van gebruikte figuren en tabellen
Figuren
Hoofdstuk 2
Figuur 2.1 ‘’variant 1, kleine pelletkachels per woning’’…………
Figuur 2.2 ‘’variant 2, pellet dorpsverwarming’’…………………
Figuur 2.3 ‘’Inkoopproces variant 1’’………………………
Figuur 2.4 ‘’Inkoopproces variant 2’’…………………………
Hoofdstuk 3
Figuur 3.1 ‘’ATAG Q38S’’………………………………………
Figuur 3.2 ‘’Biostar flex’’……………………………………………
Figuur 3.3 ‘’Mogelijke inkomstenbronnen duurzaam energieproject’’
Figuur 3.4 ‘’Toegevoegde waarde ESCO’’………………………
Figuur 3.5 ‘’Financiering EPC’’………………………………
Figuur 3.6 ‘’procesaansturing’’…………………………
Hoofdstuk 5
Figuur 5.1 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 1, 5 jaar’’…
Figuur 5.2 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 1, 7 jaar’’…
Figuur 5.3 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 2, 6 jaar’’…
Figuur 5.4 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 2, 9 jaar’’…
Tabellen
Hoofdstuk 3
Tabel 3.1 ‘’Minimumjeugdloon’’(2011)…………………………
Tabel 3.2 ‘’Factoren die meespelen bij investeringsbeslissingen’’…
Hoofdstuk 5
Tabel 5.1 ‘’Aanschafkosten project beide varianten’’………………
Tabel 5.2 ‘’Jaarlijkse arbeidskosten’’………………………………