Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Ante Marković, de laatste premier van Joegoslavië (1989-1991)
De juiste man op het verkeerde moment?
Liese Vossen
Master in de Oost-Europese Talen en Culturen, Major Zuidoost-Europakunde, Universiteit Gent
Promotor: Prof.dr. Raymond Detrez
Mei 2009
Scriptie voor de masterproef
Dankwoord
Voor u deze scriptie begint te lezen moet u weten dat er enkele mensen zijn die ik uit de grond
van mijn hart wil bedanken voor hun hulp, steun en tips.
Zonder hen zou deze scriptie er nooit hetzelfde hebben uitgezien.
Eerst wil ik president Milan Kučan, zijn secretaresse Špela Furlan en Predrag Tašić bedanken
voor hun gastvrijheid en de schitterende interviews die ze me gegeven hebben.
Premier Ante Marković dank ik voor de vriendelijke ontvangst.
Voor hun informatie en tips dank ik professor Raymond Detrez, Marie-Anne Coninsx en Kurt
Schelter, Philippe Coninsx, Pavel Ocepek, Stijn Vervaet, Tomaz Gorisek, Kristien Bonneure,
Dejan Anastasijević, Johan Verheyden, Robert Nouwen en Jean Nelissen.
Voor de vertaalsteun en de hulp bij de vele telefoontjes naar Sarajevo bedank ik Spomenka
Brašić.
Een heel speciale dank gaat uit naar mijn ouders omdat zij mij de kans hebben gegeven om
deze studie, die echt mijn droom was, te volgen en voor hun steun tijdens deze vier jaar.
Mama, bedankt voor het leggen van de o zo belangrijke contacten en al het andere dat je voor
me gedaan hebt, je bent een schat!
Een bijzondere vermelding verdient mijn vader. Om met mij mee te reizen naar Slovenië,
voor je verbeteringen, je steun en zoveel meer: dank je wel papa!
Dank jullie wel allemaal!
Inhoud
Inleiding 1 1. Joegoslavië van 1974 tot 1989: een historische context 3 2. Ante Marković: het relaas van een regeerperiode 6 2.1 Het aantreden van Ante Marković als premier van Joegoslavië 6 2.2 Economische en politieke hervormingen 7 2.3 Deelname aan de meerpartijenverkiezingen 10 2.4 Een tussenbalans 15 3. Relatie tussen Marković en de andere actoren 16 3.1 De deelrepublieken 16 3.1.1 Slovenië 16 3.1.2 Kroatië 19 3.1.3 Servië 23 3.2 Marković en het JNA 28 3.3 Marković en het buitenland 33 3.3.1 Het IMF en de Wereldbank 33 3.3.2 De Verenigde Staten 34 3.3.3 Europa 35 3.3.4 Duitsland 37 3.3.5 De Sovjetunie 37 4. Het einde van Marković’ regeerperiode 39 5. Balans en discussie 41 Conclusie 45 Epiloog 47 Bibliografie 49 Bijlage: CD Audio Pictures Transcripts interviews Video
1
Inleiding
Ante Marković (°1924) is de laatste premier van de Socialistische Federale Republiek
Joegoslavië. Hij leidt de Joegoslavische regering van maart 1989 tot en met december 1991.
Marković speelt een belangrijke rol tijdens een dramatisch kantelmoment in de geschiedenis
van Joegoslavië: tijdens zijn regeerperiode roepen de deelrepublieken Slovenië en Kroatië hun
onafhankelijkheid uit, waarop de federatie uiteenvalt en het ernstigste gewapend conflict in
Europa sinds Wereldoorlog II uitbarst. Door de omstandigheden gedwongen neemt hij ontslag
en verdwijnt van het politieke toneel.
Als laatste premier is hij een groot voorstander van het behoud van de eenheid van
Joegoslavië terwijl alle anderen om hem heen om uiteenlopende redenen andere objectieven
nastreven. Aan de hand van een aantal economische en politieke hervormingen probeert
Marković de federatie nieuw leven in te blazen, maar de steun die hij hiervoor aanvankelijk
vindt, brokkelt geleidelijk af.
Het beschikbare secundaire bronnenmateriaal bestaat in hoofdzaak uit boeken en
artikels die handelen over de desintegratie en de burgeroorlog in Joegoslavië. Hierin worden
tal van feiten vermeld, maar Marković’ motieven en overwegingen worden niet expliciet
besproken.
De desintegratie van Joegoslavië is een typevoorbeeld van een leiderschapscrisis.
Marković is de persoon rond wie deze leiderschapscrisis uitbarst. We kunnen deze crisis beter
begrijpen als we de man in het oog van de storm beter kennen. Om deze reden werd er ook
naar minder voor de hand liggend primair bronnenmateriaal gezocht. Zo werden enkele
2
getuigen geïnterviewd die door hun toenmalige functie de rol van Marković vanuit
verschillende invalshoeken kunnen duiden. Dit materiaal is des te interessanter omdat de
persoonlijke verhoudingen tussen de verschillende protagonisten vaak de loop der
gebeurtenissen bepaalde. Ook brengen deze interviews verschillende feiten aan het licht die
nog niet bekend waren.
Deze scriptie onderzoekt of Marković programma, dat steunt op een combinatie van
economische en politieke hervormingen, in staat is weerwerk te bieden aan het opkomend
nationalisme. Verwerft hij genoeg steun bij de bevolking, de internationale gemeenschap en
het altijd onvoorspelbare volksleger?
Kortom: is hij de juiste man op het goede moment voor dit land?
3
1. Joegoslavië van 1974 tot 1989: een historische context
Om de gebeurtenissen tussen 1989 en 1991 goed te kunnen begrijpen is het belangrijk om de
situatie in Joegoslavië vanaf 1974 kort te bespreken. In 1974 wordt er in de Socialistische
Federale Republiek Joegoslavië (SFRJ) een nieuwe grondwet aangenomen die een belangrijke
rol zal spelen in het verdere verloop van de geschiedenis van het land. In de eerste plaats
verandert de grondwet van 1974, die met haar 403 artikels bekend staat als de langste
grondwet ter wereld, niets aan het totalitaire karakter van het Joegoslavië van Tito. Josip Broz
wordt zelfs benoemd tot leider voor het leven van de republiek, zijn autoriteit is onbetwistbaar
en zijn partij, de communistische, de enige. De personencultus rond zijn persoon blijft bestaan
en wordt zelfs nog aangewakkerd (Brossard, Vidal 2001: 63). Eén van de belangrijkste
principes van deze nieuwe grondwet is dat ze drie uiteenlopende interpretaties van het begrip
‘volk’ geeft. Ten eerste hebben alle Joegoslaven gelijke rechten als burgers van de republiek.
Ten tweede worden de politieke en culturele rechten van de verschillende etnische
gemeenschappen gewaarborgd. En ten slotte mogen de bevolkingsgroepen zich ook
organiseren in arbeidersraden.
Binnen het zonet aangehaalde begrip etnische gemeenschappen moet er een
onderscheid gemaakt worden tussen naties en nationaliteiten. Binnen Joegoslavië bestaan er
zes naties: Slovenen, Kroaten, Bosniërs, Macedoniërs, Serviërs en Montenegrijnen. Deze zes
zijn de constituerende naties van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Verder
zijn er nog twee belangrijke nationaliteiten op het grondgebied van Joegoslavië namelijk de
Hongaren en de Albanezen. Zij hebben ook een moederland buiten Joegoslavië. Deze twee
nationaliteiten krijgen een autonome provincie. Voor de Hongaren is dit de Vojvodina en voor
de Albanezen is dit Kosovo. Deze twee provincies bevinden zich op het grondgebied van
deelrepubliek Servië. In principe zijn deze provincies ondergeschikt aan Servië, maar in
werkelijkheid is hun vrijheid zo groot dat ze op gelijke voet staan met de zes deelrepublieken.
Zo krijgen ze onder andere een afgevaardigde in het collectieve federale Presidentschap .
Op het grondgebied van bepaalde deelrepublieken leven echter ook inwoners van
andere constituerende naties. Zo heeft Kroatië een grote Servische minderheid, die vooral in
de zogenaamde Krajina wonen. In Bosnië-Herzegovina leven zowel Bosnjakken, Serviërs als
Kroaten. Verder heeft iedere natie (en niet de deelrepublieken), hoewel symbolisch bedoeld,
het recht op zelfbeschikking (Detrez 1996: 123-127). Tito voert deze grondwetswijzigingen
door om aan de eisen van de bevolkingsgroepen van Joegoslavië tegemoet te komen, maar
uiteindelijk zullen ze het land verdelen.
Door deze constitutie wordt het nationaal bewustzijn van de verschillende groepen
aangewakkerd en ook de onderlinge verschillen tussen de deelrepublieken en autonome
regio’s worden belicht. Zo bestaan er bijvoorbeeld grote verschillen, zowel economisch als
cultureel, tussen Slovenië en de zuidelijke autonome regio Kosovo. Tito treedt in deze
4
constellatie op als een soort politieagent en houdt zo de situatie onder controle (Tašić 2009:
interview). Hij is een groot bemiddelaar tijdens conflicten, kan altijd een balans vinden en
weet de grijze zones te bespelen. Maar na Tito’s dood op 4 mei 1980 valt de bindende factor
van Joegoslavië weg en steken allerlei eerder onderdrukte spanningen de kop op.
De Socialistische Federale Republiek Joegoslavië wordt vanaf dan vanuit Belgrado geleid
door een collectief Presidentschap met een jaarlijks wisselende president, telkens afkomstig
uit een andere deelrepubliek, en een regering onder leiding van een eerste minister.
In de jaren tachtig komt Joegoslavië in een zware economische en politieke crisis
terecht die het land destabiliseert en die uiteindelijk zelfs het eigenlijke bestaan van de staat
zal ondermijnen. Tegen het eind van de jaren tachtig heeft het land te kampen met een
torenhoge inflatie, een hoge werkloosheidsgraad, een enorme buitenlandse schuld en ernstige
voedseltekorten. Het volk laat zijn ongenoegen over de situatie in het land blijken tijdens
grote publieke demonstraties en stakingen (Cohen 1993: 45-46). Vanaf 1985 verandert de
houding van het Westen tegenover Joegoslavië aanzienlijk. Wanneer in Michail Gorbačov in
1985 de nieuwe machthebber van de Sovjetunie wordt, verbeteren de relaties tussen de
Verenigde Staten en de Sovjetunie binnen korte tijd. In deze periode worden ook vergaande
economische en politieke hervormingen doorgevoerd in Hongarije, Tsjecho-Slowakije en
Polen. Door deze ontwikkelingen verliezen het Westen en vooral de westerse geldschieters
hun belangstelling voor Joegoslavië (de Graaff, Zwaan 2005: 103-104). Een ander groot
probleem in Joegoslavië zijn de opkomende nationalistische strekkingen in de
deelrepublieken, die sinds Tito’s dood steeds meer aanhang vinden. Vooral in Servië steekt
vanaf de jaren tachtig het nationalisme de kop op. Kosovo wordt een groot probleemgebied
binnen Joegoslavië. De regio wordt sinds het midden van de jaren tachtig voor 90 procent
door Albanezen bewoond, maar sinds de historische slag op het Merelveld (Kosovo Polje) in
1389 zien de Serviërs Kosovo als de bakermat van Servië en vinden zij dat Kosovo
onlosmakelijk deel uitmaakt van Servië. In de jaren tachtig herleeft het idee van een Groot-
Servië volgens de Četnik-ideologie uit de Tweede Wereldoorlog (Tašić 1993: 13). De essentie
van dit idee zit vervat in het beroemde Memorandum dat de Servische Academie voor
Kunsten en Wetenschappen in 1986 uitgeeft. In dit document, dat een oplossing voor het
“Servische vraagstuk” zoekt, wordt beweerd dat de slechte economische toestand in Servië
een gevolg is van een weloverwogen beleid van Tito, van Sloveens-Kroatische afkomst, en
zijn hoofdadviseur Edvard Kardelj, een Sloveen. Hun beleid zou als doel hebben Servië te
verdelen en op die manier het land ook economisch onderontwikkeld te houden. Ook de
situatie in Kosovo wordt uitgebreid besproken in dit Memorandum. Een eerste openlijk
conflict ontstaat slechts één jaar na Tito’s dood: in april 1981 breekt er in Kosovo een opstand
van Albanese studenten uit die door het Joegoslavische leger op bloedige wijze wordt
onderdrukt. In oktober 1987 maakt Slobodan Milošević, tot dan toe een vrij onbekende
communistische bureaucraat, van de situatie in Kosovo gebruik om controle te krijgen over de
5
Servische Communistische Partij. Hij beperkt de autonomie van Kosovo en de Vojvodina en
wint steeds meer aan populariteit1 (Rogel 2004: 16-17). Als reactie op het Memorandum van
de Servische Academie voor Kunsten en Wetenschappen verschijnt in Slovenië in februari
1987 in het tijdschrift “Nove Revije” een artikel met 16 appendices getiteld “Za slovenački
nacionalni program” (Voor een Sloveens nationaal programma). In dit document wordt een
plan voor de afscheuring van Slovenië van Joegoslavië uit de doeken gedaan. In Slovenië
bestaat er sinds de jaren tachtig een vraag naar meer democratie, maar pas in 1986 neemt de
democratische vleugel onder leiding van Milan Kučan de macht in de Communistische Partij
(de Graaff, Zwaan 2005: 103). In Kroatië ontstaat er gedurende de jaren tachtig een
nationalistische strekking. Eind januari 1989 wordt in Zagreb de stichtingsvergadering
gehouden van Tudjman’s “Kroatische Democratische Unie” (HDZ). Deze partij pleit voor een
Kroatië dat enkel het vaderland is van het Kroatische volk. Alle andere volken, ook de talrijke
Serviërs, komen volgens de HDZ pas op de tweede plaats of worden gedwongen om te
vertrekken (Tašić 1993: 12-13). Zo ontstaat er eind jaren tachtig in Joegoslavië bovenop de
economische crisis een cyclus van elkaar wederzijds versterkende nationalismen waarbij het
centrale gezag van de communistische partij in snel tempo afbrokkelt.
1 Meer over de rol van Milošević onder andere in De ondergang van Slobodan Milošević van Stefan Blommaert (2003)
6
2. Ante Marković: het relaas van een regeerperiode
2.1 Het aantreden van Ante Marković als premier van Joegoslavië
In de economische en politieke situatie die in het vorige hoofdstuk werd geschetst dwingt het
Internationaal Monetair Fonds (IMF) in mei 1988 de Joegoslavische regering onder leiding
van Branko Mikulić een marktconcept aan te nemen dat steunt op vier “ankers”: een monetair
beleid, loonmatiging, controle op de staatsuitgaven en op de fiscale ontvangsten.
Tegelijkertijd worden ook de prijzen geliberaliseerd. Servië ziet in dit economisch plan een
bedreiging van de toestand van de Servische economie in de primaire distributie. Uit onvrede
over de koersverandering van de regering Mikulić zeggen het Servische en het
Montenegrijnse parlement hun vertrouwen in de Federale regering van Joegoslavië (SIV) op
(Tašić 1993: 12). Op 30 december 1988 neemt Mikulić noodgedwongen ontslag.
Er begint een zoektocht naar een nieuwe eerste minister die een uitweg uit de
economische en politieke crisis kan bieden. Ante Marković wordt voorgedragen als kandidaat
voor het nieuwe mandaat. Zijn tegenkandidaat is Borisav Jović, één van Milošević’ dichtste
medestanders. Marković, die reeds het imago van een hervormer heeft, wordt op 19 januari
1989 verkozen tot premier van Joegoslavië. Dit gebeurt onder impuls van Slovenië en na een
formeel initiatief van Kroatië (Kučan 2009: interview: 1).
Ante Marković is een Bosnische Kroaat, geboren op 25 november 1924 in het
Bosnische stadje Konjic. Voor de Tweede Wereldoorlog is hij lid van een communistische
jeugdvereniging en tijdens de oorlog neemt hij aan de zijde van Tito’s Partizanen deel aan een
aantal verzetsacties (Rogel 2004: 118). In 1954 studeert hij af als gediplomeerd ingenieur
elektrotechniek aan de Universiteit van Zagreb (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 165).
Vanaf 1953 werkt hij in Zagreb in één van de grootste bedrijven van Kroatië, “Rade Končar”,
waar hij van 1961 tot 1986 algemeen directeur is (Tašić 1993: 2). Verder is hij ook directeur
van andere grote Joegoslavische bedrijven zoals de Kroatische oliemaatschappij INA. Hij is
één van de bekendste vertegenwoordigers van de Joegoslavische zakenwereld (Kučan 2009:
interview: 1).
Reeds voor zijn mandaat van premier van de SFRJ is hij actief in de Joegoslavische
politiek. Van juli 1982 tot 20 november 1986 is hij voorzitter van de Kroatische regering en
van 10 mei 1986 tot 10 mei 1987 is hij president van het Presidentschap van Kroatië,
deelrepubliek van het SFRJ. Hij is ook actief in verschillende politieke organen waar hij zich
vooral bezig houdt met economische hervormingen. Op het moment dat hij het mandaat van
premier van Joegoslavië opneemt is Marković nog steeds lid van het Presidentschap van
Kroatië (Tašić 1993: 13).
7
2.2 Economische en politieke hervormingen
Op 19 januari 1989 wordt Marković benoemd tot premier van Joegoslavië en op 16 maart
geeft hij een speech voor het federale parlement waarin hij radicale marktgerichte
hervormingen aankondigt. Op het moment dat hij aan de macht komt, zit Joegoslavië op
economisch vlak in zeer slechte papieren: er is een werkloosheidsgraad van 20 procent, de
inflatiegraad bedraagt om en bij de 2000 procent per jaar, de buitenlandse schuld bedraagt 1,9
miljard dollar en er vinden massale stakingen en betogingen plaats (Rogel 2004: 118-119).
Marković vindt voor zijn hervormingen vrijwel onmiddellijk steun in het Westen: op 20 maart
kondigt de Europese Gemeenschap op een vergadering in Brussel haar steun aan voor
Marković’ hervormingsprogramma.
In de eerste plaats is Marković een voorstander van het vrije verkeer van personen,
goederen, kapitaal en diensten op het grondgebied van Joegoslavië. Hij promoot dus een vrije
interne markt. Verder wil hij ook een financieel en monetair systeem introduceren dat het
interne marktprincipe beter ondersteunt, wat op dat moment in de SFRJ niet het geval is. Zo
zijn er op het grondgebied van Joegoslavië slechts twee banken actief die dekking geven over
het hele land: de Ljubljanska Banka en de Beogradska Banka. Alle ander banken focussen
zich vooral op hun eigen regio (Kučan 2009: interview: 2). Marković pleit ook voor de
invoering van een rechtsstaat en een splitsing van de uitvoerende, wetgevende en
rechtssprekende macht. Ten slotte pleit hij voor een privatisering van eigendom, hetgeen in
het socialistische Joegoslavië op dat moment niet bestaat.
In april 1989 doet Marković’ regering2 de details voor haar hervormingsplan uit de
doeken. Eén van Marković’ eerste maatregelen is een liberalisering van alle prijzen en een
controle op de salarissen. Verder kondigt hij strenge maatregelen aan om het tekort in het
federale budget terug te dringen van 11,7 procent tot 8,5 procent van het Bruto Nationaal
Product (BNP), naast een beperking van de geldtoevoer (Allcock, Horton, Milivojević 1998:
354). Op 1 december 1989 kondigt Marković een shock therapy programma voor stabilisatie
af. Bij de ontwikkeling van dit programma werd de hulp ingeroepen van een aantal adviseurs
die op dat moment in Polen aan een gelijkaardig concept werkten. Het doel van deze shock
therapy is een eind te maken aan de hyperinflatie en de dinar zo snel mogelijk convertibel te
maken en dit vanaf midden december (Woodward 1995: 114).
2 Premier: Ante Marković. Vice-premiers Aleksandar Mitrović en Živko Pregl. De ministers: Budimir Lončar: staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, Veljko Kadijević: staatssecretaris voor Defensie, Peter Gračanin: staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken, Branko Zekan: staatssecretaris voor Financiën, Franc Horvat: staatssecretaris voor Economische Betrekkingen met het Buitenland, Nazini Mustafa: staatssecretaris voor Handel, Stevan Santo: staatssecretaris voor Energie, Jože Slokar: staatssecretaris voor Verkeer, Stevo Mirjanić; staatssecretaris voor Landbouw, Božo Marendić: staatssecretaris voor Ontwikkeling, Radiša Gačić: staatssecretaris voor Gezondheidszorg, Vlado Kambovski: staatssecretaris voor Justitie en Administratie. Ministers zonder portefeuille: Dževad Mujezinović, Branislav Pajković en Nikola Goševski. Marković’ regering bestaat uit 19 leden in plaats van 29. (Tašić 1993: 16)
8
Op het moment dat Marković zijn shock therapy introduceert, vindt er een conflict
plaats tussen Slovenië en Servië dat gezien kan worden als een eerste teken van desintegratie
in Joegoslavië. Op 27 september 1989 wijzigt Slovenië zijn grondwet en omschrijft zichzelf
als een onafhankelijke, soevereine en autonome staat met het recht op zelfbeschikking en
afscheuring (Carnegie Endowment for International Peace 2009). Deze beslissing valt niet in
goede aarde in Servië en als reactie hierop vindt er in Titograd in Montenegro een massale
demonstratie van vijftigduizend man plaats tegen de constitutionele hervormingen die
Slovenië heeft doorgevoerd. Op een bijeenkomst in Novi Sad wordt er gepleit voor een
militaire overname van Slovenië. Op 29 november weigert Slovenië toegang tot het land aan
een Servisch-Montegrijnse delegatie die op 1 december in Ljubljana een bijeenkomst, de
“meeting van de waarheid”, wil organiseren tegen de kritische houding van Slovenië ten
overstaan van de federatie. Als reactie hierop wordt in Servië een stiekem door de overheid
gesteunde handelsboycot uitgeroepen van alle Sloveense goederen. Slovenië countert deze
aanval door zijn bijdrage aan het federale fonds voor de onderontwikkelde regio’s niet langer
te betalen. De regering van Kroatië besluit om Slovenië te steunen in dit conflict met Servië
(Woodward 1995: 115). Door deze gebeurtenissen ziet Marković zich gedwongen de start van
het shock therapy programma uit te stellen tot januari 1990.
Ook rond het fonds voor de onderontwikkelde regio’s van Joegoslavië ontstaat er een
conflict. Dit fonds heeft als doel de minder ontwikkelde delen van Joegoslavië te steunen in
hun economische ontwikkeling. Er bestaan namelijk enorme verschillen tussen de
verschillende delen van Joegoslavië. Zo is er tussen Kosovo en Slovenië een
welvaartsongelijkheid met een verhouding van één tot zeven. De bijdragen aan dit fonds
worden geleverd door Slovenië, Kroatië en Servië zonder de autonome regio’s. De grootste
ontvangers van het fonds zijn Kosovo en Montenegro. In plaats van de bijdragen van het
fonds te gebruiken voor economische ontwikkeling en het creëren van nieuwe banen,
investeren de minder ontwikkelde regio’s het geld in het bouwen van nieuwe universiteiten
en nationale bibliotheken. Ze gebruiken het geld om “sociale infrastructuur” te creëren en niet
om economisch gezond te worden. De schenkers kunnen dit niet erg appreciëren, maar de
ontvangers legitimeren dit door te wijzen op het fundamentele recht om met de bijdragen te
doen wat zij willen. In dit conflict kiest Marković de kant van de minder ontwikkelde regio’s
(Kučan 2009: interview: 3). President Milan Kučan (2009: interview: 3) van Slovenië stelt het
als volgt:
He [Marković] promoted the concept of a convoy. In his view the constituent republics of
Yugoslavia were like a convoy moving at the speed of the slowest ship in the convoy. But
in contrast to him our proposal was to have a regatta concept. So basically we all row at our
own speed, but making sure at the same time that those who were rowing slower are going
to learn as they go along.
9
Uit dit citaat blijkt duidelijk dat de ideeën over de toekomst van Joegoslavië grondig
verschillen.
Op 13 december 1989 licht Marković zijn hervormingsprogramma toe op een speciale
vergadering voor de oud-officieren van het Joegoslavische Volksleger (JNA) en op 19
december kondigt de regering een plan aan voor de stabilisatie van de dinar. Tegen het eind
van december zeggen alle regeringen van de deelrepublieken hun steun toe aan het
hervormingsprogramma van Marković (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 355).
Toch is niet iedereen even blij met Marković’ plannen: op 20 december staken meer
dan vijfhonderdduizend Serviërs tegen zijn economisch programma (Carnegie Endowment for
International Peace 2009).
Ook in Kroatië wordt er in december 1989 een belangrijke en revolutionaire beslissing
genomen. Het Kroatische partijleiderschap gaat akkoord met de legalisering van verschillende
politieke partijen en besluit meerpartijenverkiezingen te organiseren in april 1990. De
oppositie organiseert massabijeenkomsten, openlijk gesteund door de Kroatische
parlementsvoorzitter, met de vraag naar nog radicalere veranderingen. De communistische
partij gaat akkoord met rondetafelgesprekken met de oppositiepartijen over een nieuwe
kieswet (Woodward 1995: 114).
In januari 1990 lanceert de regering Marković de convertibele dinar. De inflatie, die
eind 1989 2700 procent bedraagt, wordt binnen de drie maanden geëlimineerd (Allcock,
Horton, Milivojević 1998: 355).
In dezelfde maand vindt er een andere gebeurtenis plaats die de toekomst van
Joegoslavië voorgoed zal veranderen. Van 20 tot 22 januari gaat het lang uitgestelde
Veertiende Buitengewone Congres van de Liga van Communisten van Joegoslavië door.
Slovenië wil Joegoslavië omvormen tot een confederatie van staten en ijvert voor vrije en
onafhankelijke communistische partijen per republiek. Ook willen de Slovenen
meerpartijenverkiezingen organiseren. Slovenië koesterde deze hervormingsplannen al
langere tijd, maar op het partijcongres komt het tot een openlijke confrontatie tussen de
leiders van verschillende deelrepublieken. De Sloveense delegatie probeert steun te winnen
voor het concept van een “asymmetrische federatie”, maar wanneer de Slovenen deze steun
niet krijgen, stappen ze op en verlaten het congres. Het congres splitst in twee kampen. Aan
de ene kant staan Servië met de twee autonome regio’s en Montenegro. Dit blok, geleid door
Slobodan Milošević, eist dat het congres voortgaat zonder Slovenië en dat de stemprocedures
overeenkomstig worden herteld. Aan de andere kant staan Kroatië -de Kroatische
delegatieleider heeft de plaats van de Sloveense overgenomen in afwachting van hun
terugkeer-, Bosnië-Herzegovina, Macedonië en het JNA. Wanneer de Sloveense delegatie niet
terugkeert, wordt door het blok onder leiding van Kroatië beslist om het congres te dagen
(Percy 1995). Met deze gebeurtenis wordt het lot van de Liga van Communisten van
10
Joegoslavië voorgoed bezegeld en de splitsing van de partij die al sinds 1945 bestond, is een
feit.
Marković blijft echter positief en zegt dat Joegoslavië zal blijven functioneren, ook zonder
communistische partij (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 356). De zomer van 1990 staat
voor Marković in het teken van de stichting van een eigen partij met het oog op de eerste vrije
verkiezingen, maar daarover later meer.
In oktober 1990 richt Marković het federale Joegoslavische televisienetwerk Yutel
op. Hiermee wil hij de mediaoorlog die op dat moment tussen Belgrado en Zagreb woedt
de kop indrukken (Christopher Bennet 1997: 70). Het is ook een nieuwe poging om
Joegoslavië weer meer consistentie te geven. Omdat Yutel de bevooroordeelde
verslaggeving in de media van de deelrepublieken probeert bij te stellen, wordt de zender
vanuit de deelstaten vaak geboycot (Detrez 1996: 175). Yutel huurt het tweede kanaal van
RTV Sarajevo. Tijdens de oorlog in Kroatië wordt de zender zeer populair bij de
Bosnische bevolking. Vijf weken na het uitbreken van de oorlog in Bosnië-Herzegovina
zal de tv-zender echter uit de ether worden gehaald (Christopher Bennet 1997: 70). De
pan-Joegoslavische idee achter deze zender is tegen die tijd door de desintegratie van
Joegoslavië immers helemaal verdwenen. Voormalig woordvoerder van Marković Predrag
Tašić formuleert de volgende conclusie over Yutel (Tašić 2009 interview: 2)
Yutel je pokušao to da se čuje neka druga istina jer tada je svaka od tih republika imala
svoju istinu, svoje novine: Srbi su imali svoju, Hrvati svoju… […] I Slovenci su imali
svoju istinu. Formiranjem Yutela htela se predstaviti Istina koju je plasirala Savezna Vlada
s Markvićem na čelu. Yutel je imao mnogo administrativnih problema jer birokratija u
komunizmu je bila vrlo loša tako da je Yutel izgubio rat s birokratijom i nije dobi bio
potrebne dozvole za frekvencije tako da naravno nije se mogao svuda emitovati.3
2.3 Deelname aan de meerpartijenverkiezingen
Vanaf april 1990 organiseren de verschillende deelrepublieken van Joegoslavië
meerpartijenverkiezingen. Slovenië had geëist dat deze regionale verkiezingen zouden
plaatsvinden vòòr de in december 1990 geplande federale verkiezingen en zo gebeurt het ook.
Marković gelooft dat bij de regionale verkiezingen reeds duidelijk zal worden dat de mensen
geloven in verandering. Deze verkiezingen worden echter een breekpunt in de desintegratie
van Joegoslavië (Woodward 1995: 118).
3 Yutel probeerde een andere waarheid hoorbaar te maken, want toen had elk van deze republieken zijn eigen waarheid, zijn eigen krant: de Serviërs hadden de hunne, de Kroaten hadden de hunne… […] En de Slovenen hadden hun eigen waarheid. Met de stichting van Yutel wilde men de waarheid van de Federale Regering met Marković aan het hoofd presenteren. Yutel had veel administratieve problemen want de bureaucratie was zeer slecht in de communistische periode zodat Yutel de oorlog met de bureaucratie verloor en de nodige vergunningen voor frequenties niet kreeg zodat ze natuurlijk niet overal konden uitzenden.
11
In Slovenië gaan de verkiezingen door op 8 en 22 april 1990. Kroatië volgt op 22 en
23 april en 6 en 7 mei. In de andere vier republieken wordt er tot in november en december
gewacht met de stembusgang. Hoewel de nationalistische partijen sterk opkomen in de
verkiezingen, behalen ze, opmerkelijk genoeg, in geen enkele republiek de meerderheid. In
Slovenië is het nationalistische gedachtegoed het sterkst vertegenwoordigd. De partij die het
meest opkomt voor soevereiniteit, de Communistische Partij, behaalt niettemin slechts 17
procent van de stemmen. Hun leider Milan Kučan wordt wel tot nieuwe president van
Slovenië verkozen met 44 procent van de stemmen in de eerste verkiezingsronde en 58
procent in de tweede. De regering wordt echter gevormd door DEMOS, een coalitie die
bestaat uit zeven oppositiepartijen. Op 2 juli roept Slovenië reeds zijn volledige soevereiniteit
uit. De Sloveense minister van buitenlandse zaken Dimitri Rupelj verklaart drie dagen later in
de Italiaanse krant La Repubblica dat Joegoslavië niet langer bestaat.
In Kroatië behaalt het anti-Servische, anti-communistische, maar extreem
nationalistische HDZ van Franjo Tudjman 41,5 procent van de stemmen. Dit is minder dan
verwacht, maar dankzij een kieswet volgens het the winner takes it all –principe, ingevoerd
door de communistische partij om zichzelf te beschermen, kan het HDZ haar 41,5 procent
omzetten naar 58 procent van de zetels. Hiermee behaalt HDZ dus toch een meerderheid
(Woodward 1995: 119). Tudjman kiest ervoor om een grote coalitie te vormen met alle
partijen behalve de Servische Democratische Partij die op 20 mei uit het parlement stapt. Ook
Kroatië roept al snel zijn soevereiniteit uit. Zelfs in Kosovo roept het onofficiële Kosovaarse
parlement op een bijeenkomst in Kačanik de “Republiek Kosova” uit (Allcock, Horton,
Milivojević 1998: 357) .
In de periode van de verkiezingen in Slovenië en Kroatië verwezenlijkt Marković nog
enkele nieuwe punten van zijn hervormingsprogramma. Hij revalueert de dinar: 10.000 oude
dinars worden voortaan 1 nieuwe dinar. Verder koppelt hij de dinar aan de Duitse mark,
bevriest de lonen voor zes maanden en maakt de prijzen vrij, behalve voor energie, ruwe
materialen en transport (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 166) .
Door de resultaten van de verkiezingen en de daarop volgende golf van
soevereiniteitsverklaringen in Slovenië, Kroatië en Kosovo beseft Marković dat hij iets moet
ondernemen wil hij de integriteit van Joegoslavië bewaren. Hij heeft een politiek orgaan
nodig dat de grenzen van de republieken overschrijdt. Op 29 juli 1990 sticht hij de enige
volledig Joegoslavische partij Savez Reformskih Snaga Jugoslavije (Unie van de
Hervormingsgezinde Krachten van Joegoslavië). Marković’ bedoeling met deze partij wordt
goed verwoord door Mirko Pejanović (2004: 28):
His vision was a reform party, liberal-social in character, which would build a model
society through liberal and social-democratic reforms. This model society would, without
12
war, without conflict, convert Yugoslavia into a market economy and parliamentary
democracy, following the trend of European integration.
Verder is het ook de bedoeling kandidaten voor de federale verkiezingen naar voor te
schuiven (Woodward 1995: 126). Als uitvalsbasis voor zijn partij kiest Marković Bosnië-
Herzegovina omdat Bosnië hét symbool van de etnische diversiteit van Joegoslavië is en een
concrete verwezenlijking van het multi-etnische model van samenleven. Tijdens een grote
bijeenkomst in het Bosnische Mrakovica geeft Marković in een bekende speech voor het eerst
uiting aan de plannen voor zijn reformistenpartij. Verder kondigt hij er aan dat de partij zal
deelnemen aan meerpartijenverkiezingen in Bosnië. Tijdens deze bijeenkomst kan Marković
op veel bijval rekenen, zijn plannen vallen duidelijk in de smaak bij het publiek. Na zijn
speech in Mrakovica trekt Marković verder naar Sarajevo om de partij verder uit te bouwen.
Džemal Sokolović, een professor politieke wetenschappen aan de universiteit van Sarajevo,
wordt verkozen als leider van de Bosnische vleugel van de Savez Reformskih Snaga
Jugoslavije. Toch zal Nenad Kecmanović, rector van de universiteit van Sarajevo, uiteindelijk
de partij aanvoeren tijdens de verkiezingen (Pejanović 2004: 29).
De verkiezingen in Bosnië-Herzegovina, Servië, Macedonië en Montenegro gaan door
in november en december 1990. In Montenegro wint de Communistische Partij de
verkiezingen en hun leider Momir Bulatović wordt de nieuwe president. In Servië verslaat de
Socialistische Partij van Servië (SPS) onder leiding van Slobodan Milošević haar
voornaamste tegenstander, de anti-communistische Servische Beweging voor Hernieuwing
onder leiding van de Servische nationalist Vuk Drašković. Volgens hetzelfde the winner takes
it all -principe als in Kroatië kan Milošević met zijn SPS de macht naar zich toetrekken.
Milošević wordt met een overweldigende meerderheid herverkozen als president van Servië.
De Albanese bevolking in Kosovo probeert de verkiezingen te boycotten door niet deel te
nemen, maar hierdoor wint de SPS ook in Kosovo en wordt Milošević’ meerderheid alleen
maar groter. (Woodward 1995: 121). Marković’ partij behaalt zowel in Servië als in
Montenegro teleurstellende resultaten bij deze verkiezingen.
In Bosnië dingen drie nationalistische partijen naar de overwinning. Ten eerste is er de
Kroatische Democratische Unie (HDZ), de Bosnische tegenhanger van Tudjmans partij in
Kroatië. Deze partij wordt geleid door Stjepan Kljuić. Ten tweede is er de Servische
Democratische Partij (SDS) geleid door Radovan Karadžić, die de belangen van de Servische
inwoners van Bosnië verdedigt. Deze partij wordt gesteund door Milošević.
Ten derde is er de Partij van de Democratische Actie (SDA) onder leiding van de Bosnjak
Ilija Izetbegović die opkomt voor de belangen van de moslims in Bosnië. Verder proberen
ook de Communistenbond van Bosnië – Partij voor Democratische Verandering (SK-SDP) en
Marković’ Unie van Hervormingsgezinde Krachten (SRSJ) voet aan grond te krijgen in
Bosnië. Deze laatste twee partijen hebben een pro-Joegoslavisch programma en worden fel
13
bekritiseerd door de drie nationalistische partijen. Marković’ partij, in Bosnië geleid door
Nenad Kecmanović, wordt als één van de grootste kanshebbers op de overwinning gezien
(Detrez 1996: 259-261). De drie nationalistische partijen behalen resultaten die bijna
evenredig zijn met percentage van de verschillende nationaliteiten die in Bosnië leven. De
SDA van Izetbegović behaalt 33,8 procent van de stemmen, Karadžić’ SDS haalt 29,6 procent
van de stemmen binnen en de HDZ 18,3 procent. Marković’ Savez Reformskih Snaga
Jugoslavije en de SK-SDP winnen ook zetels in het parlement, maar in de tweede ronde
vormen de drie nationalistische partijen een grote coalitie tegen de twee Joegoslavisch
gezinde partijen. Ze beslissen te regeren in een trilaterale overeenkomst waarbij de macht
gedeeld wordt. Dit gebeurt door de vorming van een collectief presidentschap volgens de
verdeelsleutel die ook in de federale regering gehanteerd wordt. (Woodward 1995: 122). Zo
valt ook in Bosnië, waar de verwachtingen voor zijn partij hooggespannen waren, Marković’
Savez Reformskih Snaga Jugoslavije uit de boot.
Enkel in Macedonië behaalt de Unie van Hervormingsgezinde Krachten wel goede
resultaten. De partij haalt negentien zetels in het parlement en Kiro Gligorov van de
Communistische Partij van Macedonië, een medestander van Marković, wordt verkozen tot
president. Hoewel de nationalistische Interne Macedonische Revolutionaire Organisatie
(IMRO) als grootste partij uit de verkiezingen komt, behaalt ze geen absolute meerderheid en
een onpartijdige regering van “experts” wordt geïnstalleerd (Allcock, Horton, Milivojević
1998: 358).
De reden voor het mislukken van Marković’ partij is op verschillende vlakken te
zoeken. Hoewel Marković zeer populair is in Joegoslavië, kan hij zijn populariteit niet
omzetten in verkiezingssucces. Een eerste reden hiervoor is dat men niet durft te stemmen
voor iemand die geen bepaalde etnische groep vertegenwoordigt. Veel mensen denken dat
hun veiligheid enkel verzekerd is als ze voor hun eigen nationale leiders stemmen (Vesna
Pesić 1996: 26). Volgens Marković’ toenmalige woordvoerder Predrag Tašić (2009:
interview: 1) heeft Marković ondanks goede bedoelingen met de stichting van zijn partij enkel
nog meer weerstand opgeroepen:
Mislim da je nastankom Partije Reformista nastao još veći otpor prema njemu, pre svega u
Srbiji. On [Marković] je hteo tom partijom da legalizuje svoj opstanak kao premijera jer svi
su u to vreme imali stranačke izbore preko kojih su birali svoje predsednike i on je na isti
način, dakle demokratskim putem, hteo da legalizuje svoje mesto. Time je izazvao samo
još veći otpor[!].4
4 Ik denk dat de totstandkoming van de Hervormingsgezinde Partij een nog grotere tegenstand tegen hem creëerde, vooral in Servië. Hij [Marković] wou met de partij zijn bestaan als premier legaliseren want iedereen had in die tijd zijn regionale verkiezingen die allemaal hun eigen president kozen en hij heeft op dezelfde manier, via de democratische weg dus, zijn functie van premier willen legaliseren. Dit leidde enkel tot nog meer tegenstand [!].
14
Ook intern zijn er een aantal problemen binnen de Savez Reformskih Snag Jugoslavije. De
partij had aan tafel gezeten met een aantal andere hervormingsgezinde partijen die trouw
bleven aan Joegoslavië. De bedoeling was om met deze partijen samen te werken om een
beter verkiezingsresultaat te behalen. Op het laatste moment wordt deze samenwerking
afgeblazen, vooral onder invloed van Kecmanović. In plaats van sterker en beter verspreid te
zijn dan de nationalistische partijen raakt het democratische, reformistische blok verdeeld en
behaalt het teleurstellende resultaten bij de verkiezingen. Ook het JNA, dat op dat moment al
onder aanzienlijke invloed van Milošević staat, is helemaal geen voorstander van Marković’
partij. Het leger heeft geen belangen bij Marković’ strijd om Joegoslavië te hervormen.
Hierdoor verliest hij nog meer politieke macht. Marković onderschat ook de
soevereiniteitsbewegingen in de verschillende deelrepublieken (Pejanović 2004: 30-31).
Samengevat zijn de slechte resultaten van Marković’ Savez Refomskih Snaga
Jugoslavije bij de verkiezingen te wijten aan een combinatie van een aantal factoren. Ten
eerste komt de stichting van de partij te laat, want de verkiezingen in Kroatië en Slovenië zijn
op dat moment al voorbij. De partij is een soort wanhoopspoging om in heel Joegoslavië nog
voet aan grond te krijgen nadat de macht van de federale regering vooral na de splitsing van
de communistische partij steeds meer afneemt. De opkomst van de nationalistische partijen is
niet te stuiten. Zij vormen, soms door slinkse trucs, in alle republieken, uitgezonderd
Macedonië, de regering.
Een ander fenomeen in het Joegoslavië van die tijd zijn de persoonlijke aanvallen op
een aantal personages op het politieke toneel. Eén van de meest kwetsbare personen voor deze
kritiek is Ante Marković (Woodward 1995: 126). Hem wordt vaak verweten dat hij een te
zwakke leidersfiguur is en alle nationalistische partijen zien hem als een vijand. Enkele
voorbeelden illustreren dit. In een interview in Politika in augustus 1990 verklaart
bijvoorbeeld Dobrica Ćosić, een Servische schrijver en nationalist:
We are a country of cleavages and hatred—national, religious, and social, it is difficult to
understand why Premier Marković is ignoring the political reality of Yugoslavia, and it is
even less understandable how he thinks that that reality can be overcome through elections.
Mihailo Marković, een vooraanstaand lid van de Servische Academie voor Kunsten en
Wetenschappen gaat zelfs verder en zegt dat Ante Marković een pact sluit met de vijanden om
Joegoslavië en Servië te vernietigen (Vesna Pesić 1996: 38). Deze openlijke aanvallen op
Marković zorgen vooral voor populariteitsverlies in Servië.
15
2.4 Een tussenbalans
Hoewel Marković’ hervormingen niet allemaal even succesvol zijn, realiseert hij op
economisch gebied toch heel wat belangrijke verwezenlijkingen. Hij slaagt erin de
staatsschuld en het budgetair deficit aanzienlijk terug te dringen. Hij verbetert de externe
liquiditeit en de handelsbalans van Joegoslavië. (Kučan 2009: interview: 4). Verder maakt hij
de binnenlandse markt vrij. De prijs die hiervoor betaald moet worden is een torenhoge
inflatie. Dit probleem krijgt hij onder controle. Marković slaagt er echter niet in het probleem
van de lonen, die nog altijd door staat betaald worden, op te lossen.
Zijn politieke programma wordt door Slovenië en Kroatië bestempeld als te
centralistisch en dus pro-Servisch. De Serviërs voelen zich benadeeld door Marković’
hervormingen richting een vrije markteconomie en noemen zijn plannen anti-Servisch
(Crnobrnja 1994: 150). In dit spanningsveld en met onvoldoende binnenlandse en
buitenlandse steun zijn zijn hervormingsplannen tot mislukken gedoemd.
Toch wordt er vaak met enige heimwee teruggekeken naar Marković’ regeerperiode.
Veel mensen zeggen dat deze periode de mooiste in de geschiedenis van Joegoslavië was. In
een interview met de Servische krant Danas (Marković 2003: 4) vat Marković het mislukken
van zijn hervormingsprogramma als volgt samen:
U to vrijeme, gdje sam se god pojavio, u kojem god gradu, svugdje su me dočekivali srdačno, s
emocijama. Na skupovima je uvijek bilo puno ljudi i uvijek su mi pružali podršku. Govorili su
mi da im u Jugoslaviji nikad nije bilo tako dobro. Imali su bolje plaće, putovali su, kupovali,
osjećali su se kao slobodni ljudi... No, kad je trebalo glasati, svaki je glasao za svoj čopor.
Nacionalizam je uvijek postojao u svim republikama, u svim elitama, da li kao velikosrpski, ili
separatizam slovenski, i svaki od njih je vukao na svoju stranu. No, u osnovi, većina ljudi
željela je živjeti u miru: ono što sam im ja nudio činilo im se racionalno i dobro. Onda su na
vlast došli nacionalisti, u prvom redu Milošević, koji su počeli širiti strah. Strah jednih prema
drugima. Iza toga je taj strah trebalo i opravdati, započeti rat. Dalje je išlo sve samo od sebe...
Ja sam nudio bolji život, mirniji, sigurniji put u Europu. Nacionalisti su nudili povratak u
prošlost. Ja sam cijeli život bio liberal i praktičan čovjek.5
5 In die tijd, waar ik ook verscheen, in welke stad dan ook, werd ik hartelijk en met emoties ontvangen. Op bijeenkomsten waren er altijd veel mensen en ze verleenden mij altijd steun. Ze zeiden mij dat het voor hen in Joegoslavië nog nooit zo goed was geweest. Ze hadden een beter loon, reisden, kochten, voelden zich vrije mensen… Maar wanneer er gestemd moest worden, stemde iedereen voor zijn eigen schare. Nationalisme heeft altijd bestaan in alle republieken, in alle elites, of het nu over het groot-Servië gaat of over het separatisme in Slovenië, en ieder van hen heeft het laken naar zijn kant getrokken. Maar aan de basis wilde de meerderheid van de mensen in vrede leven: wat ik hen bood leek hen rationeel en goed. Dan kwamen er nationalisten aan de macht, in de eerste plaats Milošević, die de angst begonnen te verspreiden. Angst van de ene jegens de andere. Daarna moest die angst ook gerechtvaardigd worden, door een oorlog te beginnen. Verder is alles vanzelf gegaan… Ik bood een beter leven, een rustigere, veiligere weg naar Europa. De nationalisten boden een terugkeer naar het verleden. Ik ben mijn hele leven een liberale en praktische man geweest.
16
3. Relatie tussen Marković en de andere actoren
3.1 De deelrepublieken
In de lente van 1990 blijkt uit een opiniepeiling dat Marković veruit de meest geliefde
politicus in heel Joegoslavië is. In de polls gaat hij namen als Kučan, Tudjman en Milošević
vooraf (Woodward 1995: 128). De grootste populariteit geniet hij in thuisrepubliek Bosnië-
Herzegovina, dat met zijn multi-etnisch samengestelde bevolking een afspiegeling is van
Joegoslavië. Hij verschijnt regelmatig in interviews op radio, televisie en in kranten om de
positie van de regering toe te lichten. Marković lijkt op dat moment op een stevige
machtsbasis te kunnen rekenen (Allcock, Horton, Milivojević 1992: 163). In de vrije
verkiezingen van 1990 kan Marković deze populariteit jammer genoeg niet omzetten in
stemmen, behalve in Macedonië waar zijn vriend Kiro Gligorov president wordt (Marković
2003: 5). In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe de relaties tussen Marković en de drie
belangrijke deelrepublieken, Slovenië, Kroatië en Servië geleidelijk aan verslechteren.
3.1.1 Slovenië
Slovenië wordt meestal gezien als de deelrepubliek van Joegoslavië die het meest heeft
bijgedragen tot het uiteenvallen van het land. Slovenië was de meest welvarende en
vooruitstrevende deelrepubliek van Joegoslavië. Zoals reeds eerder beschreven manifesteren
de Slovenen zich in september 1989 voor het eerst tegen Joegoslavië door een aantal
grondwetswijzigingen door te voeren waaruit een zekere drang naar onafhankelijkheid blijkt.
De Sloveense delegatie verlaat het Bijzondere Veertiende Congres van de Liga van
Communisten van Joegoslavië en initieert daarmee de splitsing van de communistische partij.
Verder is Slovenië ook de eerste deelrepubliek die in april 1990 vrije verkiezingen organiseert
en kort daarop haar soevereiniteit uitroept.
Toch heeft Slovenië Marković en zijn hervormingsprogramma sterk gesteund, vooral
in het begin van Marković’ regeerperiode. Zoals reeds eerder gezegd heeft Slovenië het
initiatief genomen om Marković aan te stellen als premier van de SFRJ. Slovenië gelooft dat
Marković een uitweg uit de crisis kan bieden waarin Joegoslavië zich op dat moment bevindt.
De Slovenen verlenen medewerking aan Marković zodat hij een regering kan vormen met de
mensen die hij zelf verkiest. Zo wordt bijvoorbeeld de Sloveen Živko Pregl één van zijn vice-
premiers (Kučan 2009: interview: 1).
Van 15 mei 1989 tot 15 mei 1990 is de Sloveen Janez Drnovšek president van het
Presidentschap van Joegoslavië. Hij is één van de grootste supporters van Marković’ beleid en
een marktgerichte economie. Hij deelt ook Marković visie over het ontstaan en de mogelijke
oplossing voor de politieke en economische crisis. De steun van Drnovšek aan de federale
17
regering is van groot belang in verband met de besluitvorming op federaal niveau in geval van
problemen (Drnovšek 1996: 87).
De Sloveense intellectuele en politieke elite raakt er eind jaren tachtig van overtuigd
dat het Servische nationalisme zal leiden tot een systeem waarin het voor de Slovenen slechter
wordt om te leven dan in een Slovenië dat op eigen benen staat, onafhankelijk van
Joegoslavië. In plaats van Marković’ poging te steunen om een coalitie op te bouwen voor een
alternatief politiek systeem, zoekt Slovenië steun bij het buitenland, met name in buurlanden
Italië en Oostenrijk. Na de verkiezingen in 1990 wordt Milan Kučan verkozen tot nieuwe
president van Slovenië. Na deze verkiezingen stelt zich de cruciale vraag of Joegoslavië kan
blijven voortbestaan zoals het op dat moment bestaat. Op deze vraag hebben Marković en
Slovenië, vanaf dan vertegenwoordigd door Kučan, zeer uiteenlopende visies.
Op 29 november 1990 vindt er in Zagreb een speciale geheime meeting plaats tussen
de Kroatische president Tudjman, Kučan en Marković. Kučan vertelt in ons interview (2009:
1-2) over het verloop van deze belangrijke en volgens Kučan zelfs cruciale meeting:
President Tuñman wanted me to present to Mister Marković my views, how one could
pacify the break-up of Yugoslavia. My point of departure was that Yugoslavia as a state
had ceased to exist. And Ante Marković, who then was the federal premier and enjoyed
great support and had a high reputation in the world, could in my view promote this view in
the world, that Yugoslavia had ceased to exist and thus also call on the international
community to intervene and help out in seeking a peaceful solution to the problem. On that
occasion he refused both my thesis on Yugoslavia having ceased to exist and of course also
his potential role in trying to seek out secret support in resolving the problem, because in
his words after all he was the premier of Yugoslavia. So in brief, he did not accept the
thesis that Yugoslavia as a state that would effectively control its economic and political
space had ceased to exist.
Het is duidelijk dat hierna de Sloveense visie en die van Marković mijlenver uit elkaar liggen.
In een interview met de Servische krant Danas (2003: 4) verklaart Marković zelfs dat
hij zich voelt aangevallen door Kučan. Over Kučans beweegredenen hiervoor zegt Marković
het volgende:
Kučan je imao puno razloga da me napada, jer je smatrao da sam ja jedna od prepreka da
Slovenci ostvare svoju samostalnost. Moja je pozicija, očito, bila takva da nisam pripadao
nikome od njih, a budući da nisam pripadao nikome, čini mi se da sam imao najviše
slobode da kažem istinu. Hoću li u svemu tome biti uvijek u pravu, to ne mogu garantirati,
18
ali da imam više slobode da kažem istinu jer nisam umočen, to je jasno kao što su dva i dva
četiri.6
Slovenië biedt nochtans de meeste steun voor liberalisering en oriëntering op het
Westen, maar het doet dit vooral uit economisch eigenbelang. De Amerikaanse economist
Jeffrey Sachs, de belangrijkste buitenlandse adviseur van Marković, loopt zelfs over naar de
Slovenen wanneer het dreigt mis te lopen met Marković’ hervormingsprogramma. Slovenië is
ook het land dat de sterkste bezwaren heeft tegen de politieke en constitutionele aspecten van
Marković’ programma. Het eerder vermelde “konvooi-regatta” twistpunt is hiervan een
voorbeeld. Op grond van deze overwegingen werkt Slovenië Marković’ programma tegen op
ieder punt waar men eigenlijk steun zou verwachten. In deze constitutionele strijd tussen de
Sloveense en de federale regering, kan de Sloveense regering op enorm veel steun rekenen
binnen de eigen republiek (Woodward 1995: 126-127).
Op 22 december 1990, ongeveer een maand na het geheim overleg in Zagreb,
organiseert Slovenië een referendum over de onafhankelijkheid van de republiek. 95 procent
van de Slovenen stemmen voor de onafhankelijkheid. Dit overweldigende resultaat geeft de
Sloveense regering een mandaat om te onderhandelen over de vorming van een losse
confederatie. Als dit niet lukt binnen de zes maanden heeft Slovenië naar eigen mening het
recht zich onafhankelijk te verklaren (Carnegie Endowment for International Peace 2009).
Op 25 juni 1991 roept Slovenië de onafhankelijkheid uit. Twee dagen later vindt er
een aanval van de JNA-troepen op Slovenië plaats en volgt er een oorlog die tien dagen zal
duren. Deze oorlog wordt in een volgend hoofdstuk besproken. Over de reden waarom
Slovenië constitutionele hervormingen doorvoert en uiteindelijk de onafhankelijkheid
uitroept, verklaart Milan Kučan (2009: interview: 4-5):
So the solution [for the high inflation] he [Marković] saw was a change to the political
system. And the way he saw it was that central authorities had to gain on authority, on
powers. But at that time, in that situation, being a multi-ethnic state that was perceived as
interventionism into the economic liberties of individual republics. And at that time
Slovenia defended its position by adopting amendments to its constitution. So in that way
we managed somehow to preserve our economic sovereignty. Through those amendments
we also strengthened the legal base for the referendum itself and that for the actual
implementation of our independence.
6 Kučan had veel redenen om mij aan te vallen, want hij beschouwde mij als één van de hindernissen bij de uitvoering van de onafhankelijkheid van Slovenië. Mijn positie was duidelijk zo dat ik aan niemand van hen toebehoorde en in de toekomst behoorde ik niemand toe, het lijkt mij dat ik de grootste vrijheid had om de waarheid te zeggen. Of ik in dit alles altijd gelijk zal hebben, dat kan ik niet garanderen, maar dat ik meer vrijheid heb om de waarheid te zeggen omdat ik niet geremd ben, dat is zo duidelijk als dat twee plus twee vier is.
19
Hiermee is de effectieve desintegratie van Joegoslavië een feit. Slovenië heeft als eerste de
stap gezet om uit de SFRJ te stappen, Kroatië zal snel volgen. Marković ziet zijn invloed
en de macht van zijn regering zienderogen dalen.
3.1.2 Kroatië
Als het over de verhoudingen tussen Kroatië en Marković gaat, moet er vooral uitgeweid
worden over Marković relatie met Franjo Tudjman, die president van Kroatië is van 1990 tot
aan zijn dood in 1999. Vòòr 1990 zijn Marković’ betrekkingen met de regering van de
Kroatische deelrepubliek vrij goed. Zoals reeds eerder vermeld wordt Marković, voormalig
premier van Kroatië, op formeel initiatief van Kroatië verkozen tot premier van Joegoslavië.
Na de splitsing van de communistische partij en de vrije verkiezingen van april en mei 1990
verslechteren de relaties echter aanzienlijk. Er komt namelijk een sterk nationalistische
regering onder leiding van Tudjman en diens partij HDZ aan de macht in Kroatië en dit
bedreigt de integriteit van Joegoslavië.
Marković en Tudjman ontmoeten elkaar kort na de verkiezingen in Kroatië voor het
eerst, nog vòòr Tudjmans inauguratie als president van Kroatië. Tijdens hun eerste
ontmoeting vraagt Tudjman vooral om Marković’ steun. Marković zegt zijn steun toe, echter
wel onder een aantal voorwaarden. Ten eerste moet Tudjman Marković’ democratische
hervormingen verder ondersteunen. Ten tweede stelt Marković dat hij geen wraakzucht zal
tolereren. Ten derde vraagt hij dat Tudjman de dialoog aangaat met de Serviërs in Kroatië en
dit niet via Belgrado en Milošević. Ten vierde moet Tudjman zijn handen verder afhouden
van Bosnië-Herzegovina. Ten slotte eist Marković nog dat Kroatië zich niet gaat militariseren
en bewapenen (Marković 2003: 4). Tudjman zegt toe, maar zal zich uiteindelijk aan geen
enkele van deze voorwaarden houden.
Op 4 maart 1990 vindt er massabijeenkomst plaats in het Kroatische Petrova Gora. Op
deze bijeenkomst wordt gepleit voor een verdediging van integriteit van Joegoslavië, omdat
de Kroatische regering steeds meer stappen onderneemt richting onafhankelijkheid. Er komt
zo weinig respons van de federale regering op deze meeting dat de Kroatische overheid ze
veroordeelt (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 356). Dit is niet echt een slimme zet van de
federale regering, want hierdoor wordt de roep naar onafhankelijkheid in Kroatië alsmaar
sterker.
In maart 1990 vinden er een aantal onlusten plaats in Kroatië, onder andere in Split.
Naar aanleiding hiervan wordt er een speciale vergadering samengeroepen over het eventueel
uitroepen van de noodtoestand. In de loop van 1990 beginnen de spanningen tussen de
Kroaten en de Serviërs in de Krajina steeds hoger op te lopen.
Na aanslepende onlusten in de Krajina breekt op 17 augustus 1990 de Balvan
Revolucija (Houtblokrevolutie) uit. Servische gewapende groepen blokkeren de
20
toegangswegen naar Dalmatië met houtblokken uit onvrede over de manier waarop ze door de
Kroatische overheid, die sinds kort geleid werd door Franjo Tudjman, behandeld worden
(Allcock, Horton, Milivojević 1998: 357). Marković keurt het politiek geweld in de straten
niet openlijk af. Zijn houding verklaart Marković als volgt (Marković 2003: 14):
Uvijek sam djelovao u okviru sistema pa sam na takav način i reagirao. U Vladi sam
pokrenuo raspravu, i u Predsjedništvu i u svim institucijama koje su mi stajale na
raspolaganju, da se ispita što se dogaña, da se Vladi podnese izvještaj. No, Vlada je, kao
što sam već rekao, imala premale ovlasti da bi mogla nešto napraviti.7
Op 19 december 1990 roepen twee Servische enclaves, de Krajina en Slavonië, hun
vereniging in de Servische Republiek van de Krajina uit. Milan Babić wordt verkozen als
president van deze republiek (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 358). De federale regering
heeft duidelijk geen greep op het conflict in de Krajina.
Op 19 januari 1991 brengen Slovenië en Kroatië hun binnenlandse troepen in
gereedheid omdat de spanningen tussen de leiders van de deelrepublieken en de federale
regering steeds hoger oplopen. Marković eist een demilitarisatie binnen de 48 uur (Carnegie
Endowment for International Peace 2009). Kort daarop raakt bekend dat Kroatië sinds 1990
wapens uit Hongarije het land heeft binnengesmokkeld om de troepen te bewapenen (Allcock,
Horton, Milivojević 1998: 359). Op de vraag of Marković iets had kunnen doen om deze
wapensmokkel te voorkomen antwoordt Tašić (Tašić 2009: interview: 3):
Svako je od njih očekivao da će se nešto desiti pa su se naoružavali. On [Marković ] je
mogao znati samo ono što su mu govorili iz tajnih službi i policije. Ali pitanje je da li su ga
obaveštavali!? Vojska ga nije obaveštvala jer je imala neki svoj scenario - snimila je film o
švercu oružja i šta je ona htela tim - ona je već tada bila na strani Miloševića i možda joj je
to bio argument za napad na Hrvatsku. Nisu ga obaveštavali! Ljudi u vojsci i u tajnoj službi
su uglavnom tada bili Srbi i prešli su na stranu Miloševića i ako bi on nešto i saznavao bilo
je od Hrvata koji su se još nalazili u Vojsci ili policiji.8
7 Ik heb altijd binnen het kader van het systeem gehandeld, ik heb dus op die manier ook gereageerd. Ik heb een onderzoek gevraagd in de Regering en in het Presidentschap en in alle instellingen die tot mijn beschikking stonden, dat er onderzocht wordt wat er gebeurde, zodat de Regering een rapport kan indienen. Maar de Regering had, zoals ik al eerder zei, te weinig macht om iets eraan te kunnen doen. 8 Ieder van hen verwachtte dat er iets zou gebeuren dus hebben ze zich bewapend. Hij [Marković] kon alleen weten wat de geheime dienst en de politie hem vertelde. Maar de vraag is of ze hem op de hoogte gesteld hebben!? Het leger heeft hem niet ingelicht, want zij hadden hun eigen scenario – zij hadden een film opgenomen over het smokkelen van wapens en wat ze daarmee wilden – op dat moment stond het leger al aan de kant van Milošević en misschien was dit voor hen een argument om Kroatië binnen te vallen. Ze hebben hem niet ingelicht! De mensen in het leger en in de geheime dienst waren op dat moment vooral Serviërs en zij waren overgelopen naar de kant van Milošević en als hij iets te weten zou komen zou het van de Kroaten zijn die nog in het leger of bij de politie zaten.
21
Volgens de Sloveense president Milan Kučan (Kučan 2009: interview: 4) werd Marković
inderdaad niet ingelicht over deze illegale bewapening. Eén van de redenen hiervoor zou zijn
dat Tudjman Marković niet meer vertrouwde na de eerder vermelde geheime bijeenkomst in
november 1990. Een andere reden is dat het militair leiderschap na de verkiezingen van 1990
de territoriale defensietroepen van de deelrepublieken probeert te ontwapenen, vooral in
Slovenië en Kroatië. Hierdoor geeft de federale regering volgens Kučan een signaal dat ze
vreest dat Joegoslavië misschien wel op gewelddadige manier en met oorlog zou kunnen
uiteenvallen. In deze context smokkelt Kroatië vanuit Hongarije wapens binnen. Kučan geeft
zelfs toe dat ook Slovenië zich op een illegale manier bewapend heeft. Volgens hem komt
Marković hier pas achter nadat het JNA hem hierover geïnformeerd heeft. Maar Marković
staat sowieso vrij machteloos tegenover deze acties (Kučan 2009: interview: 4)
Op 28 maart 1991 wordt er in Split een eerste in een reeks van bijeenkomsten
gehouden van alle presidenten van de Joegoslavische deelrepublieken. Er worden echter geen
akkoorden gesloten (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 359)
Op 19 mei 1991 vindt er net als eerder in Slovenië ook in Kroatië een referendum voor
de onafhankelijkheid plaats. In dit referendum worden wel de culturele autonomie en
mensenrechten van de Serviërs en andere nationaliteiten die op het grondgebied van Kroatië
leven gevrijwaard. 93 procent van de stemmers, of 79 procent van de totale stemgerechtigde
bevolking, stemt voor de onafhankelijkheid. Het referendum wordt geboycot door de Serviërs
van de Krajina (Woodward 1995: 143). Er zijn reeds langere tijd onlusten tussen de Kroaten
en de Serviërs in de Krajina aan de gang. Hier wordt dieper op ingegaan in een volgend
hoofdstuk.
Op 26 juni 1991 roept Kroatië, in navolging van Slovenië, de onafhankelijkheid uit.
Als reactie hierop geeft de federale regering opdracht om illegale grenscontroleposten te
verwijderen (Allcock, Horton, Milivojević 1998: 361). Terwijl in Slovenië op 28 juni de
zogenaamde Tiendaagse Oorlog uitbreekt, maakt nu ook Kroatië niet langer deel uit van
Joegoslavië. Voor Marković is dit een zoveelste teken dat hij steeds meer grip verliest op wat
er in de deelrepublieken gebeurt.
Kort na de Kroatische onafhankelijkheidsverklaring wordt op 30 juni de Kroaat Stipe
Mesić, onder invloed van de Europese Gemeenschap en ondanks veel tegenwerking van
Servië, benoemd tot president van het Presidentschap van Joegoslavië (Allcock, Horton,
Milivojević 1998: 175). Normaal gezien had de overname van het presidentschap door Mesić
op basis van de verdeelsleutel op 15 mei moeten plaatsvinden, maar Servië had zijn veto
gesteld tegen het mandaat van Mesić. Servië argumenteerde namelijk dat Mesić, die van mei
1990 tot augustus 1990 onder de HDZ van Tudjman de eerste premier van Kroatië was
geweest, zijn positie als president van Joegoslavië zou misbruiken om voor de
onafhankelijkheid van Kroatië te zorgen en zo het einde van Joegoslavië in te luiden
(Woodward 1995: 143). Marković van zijn kant beschouwt het aantreden van Mesić aan het
22
hoofd van het presidentschap van Joegoslavië als een uitstekende zaak (Marković 2003:
interview: 18):
Mesićev dolazak u Beograd donio mi je veliko olakšanje. Mi se prije toga nismo
poznavali. On je bio neusporedivo tolerantniji, otvoreniji od Tuñmana. Dotad sam
komunicirao s predsjednicima republika, i njegov mi je dolazak pomogao da s Hrvatskom
komuniciram na konstruktivnijoj osnovi.9
Ook Mesić wordt echter gedwongen een meer nationalistische koers te gaan varen. Toch
probeert hij onder invloed van Marković het nationalisme en de ideeën van Tudjman te
temperen (Marković 2003: interview: 18):
On je tada zastupao ulogu i zadatake koje su mu davali predstavnici Hrvatske. Radio je na
način koji je bio, rekao bih dovoljno tolerantan da se o tome može razgovarati. Ali, nije
mogao izbjeći ono što mu je nareñivalo rukovodstvo njegove Republike. Za Mesića je
Tuñman bio autoritet, koji je imao apsolutnu vlast u Hrvatskoj, ali su razlike izmeñu njih
dvojice postojale. Neke su bile i velike, o čemu smo Mesić i ja katkad razgovarali.
Dogovarali smo susrete s Tuñmanom i razgovarali o tome kao ćemo ga nagovoriti da
prihvati neke naše ideje, ili promijeni svoje.10
Uit dit citaat blijkt dat ook Mesić als president van de federatie zijn orders eigenlijk uit
Zagreb krijgt. Ondanks hun gematigde standpunten en hun morele gezag zijn noch
president Mesić noch premier Marković in staat de om zich heen grijpende conflicten te
beheersen. Terwijl Slovenië na de Brioni-akkoorden de facto reeds een eigen koers vaart,
moet Marković toezien hoe tussen de Kroaten onder Tudjman en de Serviërs, onder de
invloed van Milosevic, de spanning toeneemt en leidt naar een niet te vermijden
gewapende confrontatie.
9 Mesić aantreden in Belgrado bezorgde me grote opluchting. We hadden daarvoor nog geen kennis gemaakt. Hij was veel toleranter en opener dan Tudjman. Tot dan communiceerde ik met de presidenten van de republieken en zijn aantreden heeft me geholpen om op een constructieve basis met Kroatië te communiceren. 10 Hij bepleitte toen de rol en de taken die door de vertegenwoordigers van Kroatië aan hem werden opgedragen. Hij werkte op een manier die, zou ik zeggen, voldoende tolerant was zodat erover gesproken kon worden. Maar hij kon niet voorkomen dat hem het leiderschap van zijn Republiek werd opgedrongen. Voor Mesić was Tudjman een autoriteit die absolute macht had in Kroatië, maar er bestonden verschillen tussen hen. Sommige waren groot, daarover spraken Mesić en ik soms. We hebben een vergadering met Tudjman afgesproken en we bespraken op voorhand hoe we hem zouden overtuigen zodat hij enkele ideeën van ons zou aannemen of de zijne zou veranderen.
23
3.1.3 Servië
De relaties tussen Ante Marković en de Servische leiders lopen al van bij zijn aantreden als
premier van Joegoslavië zeer stroef. Servië is niet opgezet met de economische hervormingen
en de democratisering die Marković wil doorvoeren. Ze voelen zich ook economisch
benadeeld door Marković’ hervormingsprogramma. In een gesprek in 2009 verklaart de
Servische journalist Dejan Anastasijević dat Borisav Jović, destijds tegenkandidaat van
Marković voor het premierschap van Joegoslavië, samen met Slobodan Milošević reeds in de
zomer van 1989 zou hebben afgesproken dat Marković zo snel mogelijk buiten spel moest
worden gezet.
In de eerste maanden van zijn mandaat krijgt Marković wel wat steun van de
Servische regering, maar na een paar maanden droogt deze steun op. De Servische leiders
beschuldigen hem ervan te optimistisch te zijn en enkelen zien in Marković’ shocktherapie
zelfs een complot om het Servische volk tegen zijn leiders op te zetten. Tegen midden 1989 is
het duidelijk dat Milošević en zijn team de federale regering en haar programma actief zullen
tegenwerken (Cohen 1993: 69-70).
Marković krijgt soms het verwijt dat hij Milošević te veel zijn gang liet gaan. Er zijn
inderdaad enkele voorvallen bekend waar Milošević Marković lijkt te kunnen bespelen.
Op 28 juni 1989 bijvoorbeeld geeft Milošević op de viering in Gazimestan van de 600ste
verjaardag van de slag op Kosovo Polje (Merelveld) een toespraak die later berucht wordt
omdat hij hier voor de eerste keer openlijk over de mogelijkheid van een oorlog spreekt
(Allcock, Horton, Milivojević 1998: 355). Marković is officieel aanwezig op deze meeting.
Op de vraag waarom hij niet reageerde op Milošević’ spraakmakende toespraak antwoordt hij
(Marković 2003: 16):
Poziv su dobili predsjednik Predsjedništva, Drnovšek, ja, kao premijer, i Lončar, kao
ministar vanjskih poslova. Mi smo bili predstavnici Federacije koje je jedno republičko
rukovodstvo u povodu republičkog praznika pozvalo na službenu svečanost. Što će oni
tamo govoriti, to mi nismo znali, niti je, u krajnju ruku, to bila naša stvar. Meñutim, nitko
od nas nije očekivao takav Miloševićev govor. Drnovšek i ja na skup smo došli vojnim
helikopterom. I odmah nakon Miloševićeva govora iz protesta smo napustili skup i
helikopterom se vratili. To je bila naša reakcija, pokupili smo se i otišli jer nam tu nije bilo
mjesto. U helikopteru smo prvo dugo šutjeli, a zatim zaključili da je to bačena rukavica i
prijetnja ratom.11
11 De president van het Presidentschap, Drnovšek, ikzelf als premier en Lončar als minister van Binnenlandse Zaken kregen een uitnodiging. Wij waren de vertegenwoordigers die door het bestuur van een republiek naar aanleiding van een feestdag van de republiek uitgenodigd waren op een officiële plechtigheid. Wat zij daar zouden zeggen, dat wisten wij niet, en dat was, uiteindelijk, ook onze zaak niet. Niemand van ons had evenwel zo een toespraak van Milošević verwacht. Drnovšek en ik waren naar de bijeenkomst gekomen met een legerhelikopter. En onmiddellijk na Milošević’ toespraak hebben we uit protest de bijeenkomst verlaten en zijn
24
Niet veel later is er opnieuw een voorval waardoor het lijkt alsof Marković naar
Milošević’ pijpen danst. Bij de goedkeuring van de nieuwe Servische grondwet op 28 maart
1990 deelt Marković samen met Milošević een pogača, een plat rond brood dat op feestdagen
gedeeld wordt . Hierdoor lijkt het alsof Marković instemt met de grondwetswijzigingen, die
de rechten van de autonome regio’s in Servië behoorlijk terugschroeven. Marković beweert
echter dat hij in de val werd gelokt door Milošević en Kadijević, minister van Defensie van de
federale regering en een medestander van Milošević (Marković 2003: 18):
To je bila klasična podvala Miloševića i Kadijevića. Bio sam pozvan na proglašenje tog
Ustava. Imali smo sjednicu Vlade, i poslije nje potpredsjednik Vlade Mitrović i Kadijević
predložili su mi da svratimo na proslavu u srbijansku Skupštinu. Kad smo tamo došli, rekli
su mi: "Slušaj, kod nas Srba običaj je da se prelomi pogača". I krenuo sam otkinuti komad
pogače, a onda su nas i slikali. Sve je bilo pripremljeno i namješteno. U trenutku sam
shvatio da je sve dogovoreno izmeñu Kadijevića i Miloševića, jer Mitrović nije imao veze s
tim. Ja sam tu vrlo naivno upao u klopku. Tako je ispalo da ja i Milošević lomimo pogaču...
Nakon toga sam odmah otišao.12
Door dit soort slinkse trucs proberen Milošević en zijn medestanders Marković’ populariteit
in de andere republieken te doen kelderen en het te laten voorkomen alsof Marković akkoord
gaat met hun standpunten terwijl dit in feite helemaal niet het geval is.
De Sloveense president Milan Kučan ontkent echter dat Marković zich laat dirigeren door
Milošević. Volgens hem kan Milošević geen invloed uitoefenen op Marković’ meningen en
ideeën en is hij dus zeker geen speeltje in Milošević’ handen (Kučan 2009: interview: 5).
Bij de vrije verkiezingen eind 1990 verstevigt Milošević zijn machtspositie wanneer
hij wordt herkozen als president van de deelrepubliek Servië en zijn partij SPS aan het roer
van het parlement komt te staan. Vanaf dan zal Servië het Marković steeds moeilijker maken.
De hold-up op 8 januari 1991 door Servië op de Nationale Bank van Joegoslavië geeft
de geloofwaardigheid van Marković’ regering een enorme dreun. Milošević ‘leent’ 1,4
miljard dollar van de nationale bank in Belgrado, onder de vorm van een primaire emissie
we teruggekeerd met de helikopter. Dat was onze reactie,we hebben ons verzameld en zijn vertrokken want daar was er geen plaats voor ons. In de helikopter hebben we eerst lang gezwegen, maar daarna besloten we dat dit een geworpen handschoen was en een oorlogsdreiging. 12 Dit was een klassieke list van Milošević en Kadijević. Ik was uitgenodigd voor de afkondiging van de Grondwet. We hadden een vergadering van de regering gehad, en daarna stelden de vice-eerste minister Mitrović en Kadijević me voor dat we zouden terugkeren naar de viering in het Servische parlement. Toen we daar aankwamen, zeiden ze tegen mij: “Luister, bij ons Serviërs is het de gewoonte een pogača te delen.” Ik ging, en ik heb een stuk pogača gedeeld en daar hebben ze ons gefotografeerd. Alles was voorbereid en geënsceneerd. Op dat moment besefte ik dat alles was afgesproken en overeengekomen tussen Milošević en Kadijević, want Mitrović had daar niets mee te maken. Ik ben zeer naïef in hun val getrapt. Dus is het verhaal ontstaan dat ik en Milošević pogača delen... Daarna ben ik meteen vertrokken.
25
van 18,2 miljard dinar, zogezegd om er onder andere pensioenen mee uit te betalen (Brossard,
Vidal 2001: 97).
Predrag Tašić, woordvoerder van Marković en van de federale regering beschrijft hoe
deze plundering van de nationale bank precies gebeurde en in welke mate Marković ervan op
de hoogte was (Tašić 1993: 57-59):
U trenutku kada je Ante Marković 28. decembra govorio u Skupštini Jugoslavije o
ekonomskoj politici za narednu godinu, Veće udruženog rada Skupštine Srbije, donelo
je dva zakonska propisa, kojima je izvršen upad u monetarni sistem Jugoslavije. Ova dva
akta doneta su tajno. Na sebi su imali oznake “strogo poverljivo” i “službena tajna”.
Podeljeni su delegatima na sam dan sednice i to u koverti, svakome u ruku. Po usvajanju (a
usvojeni su jednoglasno i bez diskusije) delegati su ih morali ponovo spakovati u koverte i
vratiti. Tim propisima republike Srbije emitovana su prava u visini od 18 miljardi i 243
miliona dinara (tadašnjih 1,4 miljarde dolara) koja su upotrebljena za pokrivanje gubitaka,
finansiranje otkupa poljoprivrednih proizvoda i isplatu penzija. […] Da bi se ovaj put uzeti
veće pare i to odjednom čovek iz NBJ [Narodna Banka Jugoslavije] je predlagao da se to
“legalizuje” zaduživanjem Republike Srbije kod Narodne banke Srbije, donošenjem takvih
propisa u Skupštini Srbije! Naravno pare ne bi uzele iz Narodne Banke Srbije, već
Narodne banke Jugoslavije! […] Ante Marković je 4. januara 1991. godine anonimno
obavešten o upadu Srbije u monetarni sistem. 13
Marković is zwaar aangedaan als hij het nieuws verneemt en noemt deze zet van Servië (Tašić
1993: 59): “napad na zadnje što je ostalo da čuva Jugoslaviju, monetarni politiku. Donošenje
ove odluke je akt likvidacije Jugoslavije.” (een aanval op laatste dat overbleef om Joegoslavië
te beschermen, het monetaire beleid. De uitvaardiging van deze beslissing is een daad om
Joegoslavië te liquideren.)
Nadat het nieuws hem bekend wordt, onderneemt Marković meteen actie (Marković 2003: 8):
13 Op het moment dat Ante Marković op 28 december in het Parlement van Joegoslavië sprak over het economische beleid voor het volgende jaar, vaardigde de Raad van verenigde arbeid van het Servische Parlement twee wetten uit die een overval op het monetaire systeem van Joegoslavië pleegden. Deze twee akten werden in het geheim uitgevaardigd. Ze werden aangeduid als “strikt vertrouwelijk” en “officieel geheim”. Ze werden uitgedeeld onder de afgevaardigden op de dag van de zitting en dit in een enveloppe in ieders hand. Na hun goedkeuring (en ze werden unaniem en zonder discussie goedgekeurd) moesten de afgevaardigden ze terug in de enveloppe steken en teruggeven. Deze voorschriften van de Servische Republiek gaven hen het recht bedragen op te nemen van 18 miljard en 243 miljoen dinar (destijds 1,4 miljard dolar) die gebruikt werd voor het toedekken van de verliezen, de financiering van de opkoop van landbouwproducten en de uitbetaling van pensioenen. […] Opdat ze deze keer meer geld in één keer zouden kunnen nemen heeft de man van de NBJ [Nationale Bank van Joegoslavië] voorgesteld dat het “gelegaliseerd” wordt door een lening van de Nationale bank van Servië met een uitvaardiging van zulke voorschriften in het Parlement van Servië! Natuurlijk werd het geld niet genomen van de Servische Nationale bank, maar van de Nationale Bank van Joegoslavië! […] Ante Marković werd op 4 januari 1991 anoniem op de hoogte gebracht van de overval van Servië op het monetaire systeem.
26
Takav prodor u monetarni sistem Jugoslavije apsolutno je gangsterski. Onda sam
[Marković ]ga [Milošević]zvao i dobio na telefon te mu rekao: Slušaj, što si to napravio?
Kaže on: Tko, ja? Tako je on radio uvijek: lagao je bez problema i uvijek se, kao, čudio što.
mu ne vjeruju. Ja mu kažem: Slušaj, napravili ste zločin
On kaže: Pojma nemam o tome. A ja mu odgovorim: Slušaj, Slobodane Miloševiću, nema
ni najmanje, najsitnije stvari koja se može dogoditi u Srbiji da ti ne znaš za nju, ili da je nisi
ti odobrio ili da je nisi naredio. Izvršiti ovakav udarac ne samo na monetarni platni sistem
nego na cijelu Jugoslaviju, potrest će to zemlju, nije to mogao nitko napraviti da ti nisi
potpuno, sto posto, iza njega. On je rekao: Ja ću to istražiti, pa ako bude istina, ako je
istina, nešto ću poduzeti. Ništa, naravno, nije poduzeo. Odmah sam, sazvao Vladu, na
sjednici Vlade to sam iznio, i tražio od guvernera Centralne banke da uvede sankcije vis a
vis Narodne banke Srbije i vrati taj novac.14
Deze sanctie is er echter nooit gekomen en het geld is ook niet teruggegeven. Volgens
Marković is dit het formele begin van het uiteenvallen van Joegoslavië (Marković 2003: 9)
Op dat moment is Borisav Jović, één van Milošević’ dichtste medestanders, president
van het Presidentschap van Joegoslavië. Zijn ambtstermijn loopt van 15 mei 1990 tot 15 mei
1991. Hij en Marković kunnen het helemaal niet met elkaar vinden en Jović lanceert
regelmatig openlijke en onterechte aanvallen aan het adres van Marković. Na de stichting van
Marković partij Savez Reformskih Snaga Jugoslavije beschuldigt Jović Marković van
hoogverraad. Hij beweert dat Marković een bondgenoot van de Verenigde Staten is en het
socialsime omver wil werpen en dat terwijl Servië ervoor gezorgd heeft dat hij aan het hoofd
van de regering staat (Tašić 1993: 79). Op 15 maart 1991 geeft Jović op instigatie van
Milošević zijn ontslag als president van Joegoslavië. Dit past in een plan van Milošević die
naar aanleiding van rellen in Belgrado een algemene noodtoestand wil uitroepen over heel
Joegoslavië. Omdat hij hiervoor geen toestemming krijgt, dwingt hij Jović tot ontslag. Deze
‘farce’ van Milošević had gevaarlijk kunnen aflopen. Het land komt na Jović ontslag in een
constitutionele crisis terecht. Ook van deze gelegenheid maakt Jović gebruik om Marković er
van te beschuldigen een spion van buitenlandse regeringen te zijn (Magaš 1993: 284-285). De
grofste commentaar die Jović op Marković geeft is echter wanneer hij Marković ervan
beschuldigt de meest actieve grondlegger van de vernietiging van de Joegoslavische economie 14 Zo een bres in het monetaire systeem van Joegoslavië is echt gangsterachtig. Toen heb ik [Marković] hem [Milošević] opgebeld en aan de telefoon gekregen en tegen hem gezegd: Luister, wat heb jij gedaan? Hij zegt: Wie, ik? Zo deed hij altijd: hij loog zonder problemen en hij was altijd verwonderd dat ze hem niet geloven. Ik zeg hem: Luister, jullie hebben een misdaad begaan. Hij zegt: Ik begrijp er niets van. Ik antwoord hem: Luister, Slobodan Milošević, in Servië kan niet het minste, het kleinste gebeuren waar jij niets van afweet, of dat jij niet hebt goedgekeurd of dat jij niet hebt gedaan. Zo een slag toedienen niet enkel aan het monetaire systeem, maar aan heel Joegoslavië, dat zal het land schokken, niemand kan dat doen als je er niet volledig, honderd procent, achter staat. Hij zei: ik zal het onderzoeken, als het de waarheid zou zijn, als het de waarheid is zal ik iets ondernemen. Natuurlijk heeft hij geen maatregelen getroffen. Onmiddellijk heb ik de regering samengeroepen, op de regeringszitting heb ik dit te berde gebracht en geeist van de gouverneur van de Centrale bank dat men een sanctie tegenover de Servische Nationale bank treft en dat men dat geld teruggeeft.
27
te zijn en een belangrijke speler in het effectieve uiteenvallen van Joegoslavië (Tašić 1993:
81). Deze ongegronde, onterechte en zeer aanvallende beschuldigingen hebben als
voornaamste doel om Marković populariteit naar beneden te halen, de macht van de federale
regering te doen slinken en de invloed van Milošević, die onder één hoedje speelt met Jović,
en van de Servische regering te doen toenemen.
In dezelfde maand maart 1991 vindt er nog een andere poging plaats om Marković
buitenspel te zetten en het federale systeem van Joegoslavië op te blazen. In Karadjordjevo
komen de Servische president Slobodan Milošević en de Kroatische president Tudjman in het
geheim samen om de verdeling van Bosnië tussen Kroatië en Servië te arrangeren. Ze
bespreken hier ook hoe ze het best van Marković kunnen afgeraken (International
CriminalTribunal for the former Yugoslavia 2003). Beiden vinden dat Marković de realisatie
van hun plannen in de weg staat. Tudjman vertrouwt Marković niet meer sinds de
bijeenkomst in Zagreb van november 1990. Milošević kan niet de gewenste invloed
uitoefenen op Marković meningen en beslissingen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht
wordt, laat Marković zich helemaal niet manipuleren door Milošević (Kučan 2009: interview:
5). Marković getuigt zelf over het Karadjordjevo-voorval tijdens het proces tegen Slobodan
Milošević op het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag in 2003 (International Criminal Tribunal
for the former Yugoslavia 2003). Hij beweert dat er in Karadjordjevo enkel gesproken werd
over de verdeling van Bosnië en zijn afzetting. De reden hiervoor is volgens Marković
(Marković 2003: 13):
Bez moje smjene u to vrijeme nisu mogli podijeliti Bosnu i Hercegovinu. A bez podjele
Bosne, po njima, nisu mogli biti riješeni hrvatsko-srpski odnosi. Dakle, trebalo je smijeniti
mene, podijeliti Bosnu, i "historijski sporazum" bio bi ostvaren. Inzistirao sam na tome da
to neće ići bez rata. Da će se djeca u Bosni rañati i umirati s puškom, da će biti krvi do
koljena: "Vi ćete palestinizirati BIH", rekao sam. Pitao sam ih: "Kako mislite, dok sam ja
živ, to provesti?" "Pa zato smo se i složili da te smijenimo..." - bio je njihov odgovor.
Meñutim, oni sami nisu me mogli smijeniti.15
Wanneer in de zomer van 1991 Slovenië en Kroatië de onafhankelijkheid uitroepen,
wordt duidelijk dat Marković noch in Slovenië, noch in Kroatië, noch in Servië op politieke
medewerking kan rekenen. Steun kan alleen nog komen van het JNA en van de internationale
gemeenschap. Twee dagen later begint het JNA de Tiendaagse Oorlog in Slovenië.
15 Zonder mijn verwijdering konden ze in die tijd Bosnië-Herzegovina niet verdelen. En zonder de verdeling van Bosnië konden volgens hen de Kroatisch-Servische verhoudingen niet worden opgelost. Dus het was nodig om mij te verwijderen en Bosnië te verdelen en dan zou de “historische overeenkomst” verwezenlijkt worden. Ik benadrukte dat dat niet zou gaan zonder oorlog. Dat de kinderen in Bosnië zouden geb