44
Erasmus Universiteit Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening Een onderzoek naar AEX genoteerde bedrijven Erp, M.G.M.M. van Studentnummer: 351049 Begeleider: drs. R.D. Achaibersing RA Rotterdam, 17 juli 2015 1

Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Erasmus Universiteit

Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening

Een onderzoek naar AEX genoteerde bedrijven

Erp, M.G.M.M. van

Studentnummer: 351049Begeleider: drs. R.D. Achaibersing RA

Rotterdam, 17 juli 2015

1

Page 2: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1 Theoretisch kader 61.1 IFRS 5 ‘Non-current assets Held for Sale and Discontinued Operations’ 61.2 Activa bestemd voor verkoop 7

1.2.1 Kwalificatie als held for sale 71.2.2 Presentatie en toelichting van activa bestemd voor verkoop 81.2.3 Waardering van activa bestemd voor verkoop 9

1.3 Beëindigde bedrijfsactiviteiten 101.3.1 Definitie beëindigde bedrijfsactiviteiten 101.3.2 Presentatie en toelichting van beëindigde bedrijfsactiviteiten 11

1.4 Herziening IFRS 5 131.5 Samenvatting 15

2 Opzet onderzoek en vaststelling onderzoekspopulatie 162.1 De opzet van het onderzoek en selectie van de onderzoekspopulatie 162.2 Het Conceptual Framework van de IASB 17

3 Onderzoek naar jaarrekeningen van aan de AEX genoteerde ondernemingen 193.1 Weergave beëindigde bedrijfsactiviteiten in het statement of comprehesive income 193.2 Weergave beëindigde bedrijfsactiviteiten in de toelichting 203.3 Weergave beëindigde bedrijfsactiviteiten in het kasstroomoverzicht 223.4 Weergave winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten 243.5 Samenvatting 25

4 Conclusie 25

A Onderzoeksresultaten 28

Referenties 29

Jaarrekeningen 30

2

Page 3: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

InleidingBeëindiging van bedrijfsactiviteiten is in tijden van crises een veel voorkomend fenomeen. Juist omdat bedrijven in financiële moeilijkheden komen, zijn herzieningen van bedrijfsactiviteiten en herpositioneringen aan de orde van de dag om faillissementen en grote verliezen te voorkomen. Hierbij moeten soms activa woren verkocht of zelfs bedrijfsactiviteiten worden beeindigd. Deze veranderingen dienen opgenomen te worden in de jaarrekening van een onderneming. De International Accounting Standards Board (IASB) heeft in 2004 de standaard IFRS 5 Non-current assets Held for Sale and Discontinued Operations’ ingevoerd. Deze International Financial Reporting Standard (IFRS) geldt, hoewel onderhevig aan een aantal aanpassingen, nog steeds als standaard voor de verwerking van beëindiging van bedrijfsactiviteiten. Deze scriptie bespreekt welke Nederlandse beursgenoteerde bedrijven de afgelopen jaren te maken hebben gehad met beëindiging van bedrijfsactiviteiten en of zij deze beëindigingen in hun jaarrekeningen hebben verantwoord conform IFRS 5. Er zal onderzoek worden gedaan naar verscheidene bedrijven waarbij gebruik wordt gemaakt van de verslaggeving van het boekjaar 2014.

De standaard IFRS 5 is aan wijzigingen onderhevig. Een Exposure draft van de Financial Accounting Standards Board (FASB) van juli 2013, welke als gezamenlijk project met de IASB tot stand is gekomen, omvat het voorstel de drempel voor het rapporteren van beëindigde bedrijfsactiviteiten te verhogen. Deze in april 2014 ingevoerde, herziene standaard heeft als doel dat minder bedrijfsactiviteiten als beëindigd kunnen worden gerapporteerd (PWC, 2014). In de loop der jaren is namelijk gebleken dat te veel desinvesteringen werden gerapporteerd als zijnde beëindigde bedrijfsactiviteiten, met als gevolg dat de door de jaarrekening verschafte informatie voor gebruikers aan relevantie en betrouwbaarheid verloor. Dit moet door de herziene standaard worden voorkomen (EY, 2014). Tevens heeft de FASB in samenwerking met de IASB geprobeerd de regelgeving in IFRS beter af te stemmen op de door Amerikaanse bedrijven gebruikte US GAAP (EY, 2014). Hoewel deze herziene standaard nog niet gebruikt is in jaarrekeningen die tot de onderzoekspopulatie van dit onderzoek behoren, is deze wijziging wel van belang. De invoering van deze herziene standaard vond immers plaats op 1 januari 2015 en rapportering volgens deze standaard is sindsdien verplicht. De redenen voor deze herziening, de daadwerkelijke wijzigingen en de gevolgen hiervan worden ook toegelicht in deze scriptie.

In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre de grootste ondernemingen van Nederland te maken hebben gehad met beëindiging van bedrijfsactiviteiten in 2014. Tevens wordt onderzocht hoe de verwerking van deze activiteiten geschiedt in de winst-en-verliesrekening en in het kasstroomoverzicht, en in welke mate deze activiteiten worden toegelicht door het bestuur.

De verslaggeving van beëindigde bedrijfsactiviteiten focust zich vooral op de winst-en-verliesrekening en het kasstroomoverzicht. Er is dus sprake van een resultatenbenadering, door onder anderen Hoogendoorn aangeduid als beter voor de gebruiker, in vergelijking met de balansbenadering. Deze resultatenbenadering sluit het beste aan bij de informatiebehoeften van gebruikers van de jaarrekening. Zij hebben namelijk de behoefte aan informatie die hun besluitvorming ondersteundt. De resultatenrekening is voor het voldoen aan die behoefte het belangrijkste onderdeel van de jaarrekening (Hoogendoorn, 2008). Voor dit onderzoek wordt gekeken naar de aan de AEX beursgenoteerde bedrijven. De scriptie beoogt in kaart te

3

Page 4: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

brengen of de verwerking van beëindigde bedrijfsactiviteiten volgens de voorwaarde van IFRS 5 gebeurt. Het belangrijkste aspect hiervan is of het doel van deze standaard, het geven van een relevante en getrouwe weergave van beëindigde bedrijfsactiviteiten voor gebruikers van de jaarrekening, wordt gerealiseerd. De eerder besproken herziening door de IASB, welke op 1 januari 2015 is ingevoerd, voorziet al in een aantal ongemakken van de oorspronkelijke standaard.

Het hoofddoel van de jaarrekening is het verschaffen van getrouwe en relevante informatie aan gebruikers. Het is dus van belang dat IFRS 5 dit doel ondersteunt. Gebruikers moeten namelijk het effect van afstoting van bedrijfsactiviteiten betrouwbaar kunnen beoordelen.

De onderzoeksvraag:

In welke mate verschaft de verwerking van de richtlijnen uit IFRS 5 nuttige informatie voor gebruikers van jaarrekeningen van AEX beursgenoteerde, Nederlandse bedrijven?

De beëindiging van bedrijfsactiviteiten wordt onder IFRS geregeld in IFRS 5 en onder RJ voornamelijk in richtlijn 345. In dit onderzoek zal er uitsluitend worden gewerkt met de voorwaarden van IFRS 5. Dit omdat alle beursgenoteerde bedrijven in Nederland verplicht zijn hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen naar de richtlijnen van IFRS. De richtlijnen van RJ en de verschillen met IFRS zullen in deze scriptie niet verder worden uitgewerkt. IFRS 5 heeft in 2004 de oude richtlijnen van IAS 35 vervangen.

Voor de beantwoording van deze probleemstelling zal er een aantal deelvragen moeten worden beantwoord. Ten eerste dient te worden gekeken wat beëindiging van bedrijfsactiviteiten inhoudt en welke voorwaarden IFRS stelt voor de verwerking hiervan in de jaarrekening. Verder staan waardering en verwerking centraal. Dit deel van de scriptie biedt enkel het theoretisch kader waarmee in het onderzoek wordt gewerkt.

De deelvraag die hierover zal gaan luidt:

Wat zijn beëindigde bedrijfsactiviteiten en hoe moeten deze worden verwerkt onder IFRS 5?

Vervolgens wordt de onderzoekspopulatie gedefinieerd. Het uitgangspunt is te focussen op de AEX genoteerde bedrijven die beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen hebben in hun jaarrekening. Het kan echter zo zijn dat dit weinig tot geen resultaten oplevert, wanneer een bedrijf weinig tot geen beëindigde bedrijfsactiviteiten heeft gehad in 2014. Uitbreiding van de onderzoeksgroep is dan te overwegen. Om tot beantwoording van de onderzoeksvraag te komen is het immers van belang dat er significante informatie beschikbaar is die bovendien onderling vergelijkbaar is. Bedrijven die geen beëindigde bedrijfsactiviteiten hebben gepresenteerd in hun jaarrekening maken geen deel uit van de onderzoeksgroep.

Hoe wordt de onderzoeksgroep gedefinieerd en hoe ziet het onderzoek er uit?

Er moet een splitsing gemaakt worden tussen bedrijven die wel beëindigde bedrijfsactiviteiten hebben opgenomen in hun winst-en-verliesrekening en bedrijven die dit niet hebben gedaan .

4

Page 5: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Wanneer deze splitsing is gemaakt wordt geanalyseerd hoe de beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening zijn gepresenteerd. Er zal van drie onderdelen een analyse gemaakt worden met betrekking tot de beëindigde bedrijfsactiviteiten:

De weergave van het resultaat in de winst en verliesrekening; de toelichting van dit resultaat; de weergave van de kasstromen

Deze onderdelen worden zoals eerder vermeld getoetst aan de voorwaarden van IFRS 5. Deze toetsing wordt uitgewerkt en er worden voorbeelden gegeven van juiste en onjuiste opnamen van voorwaarden.

De deelvraag die bij dit onderzoek vooral van belang is, luidt:

Welke AEX genoteerde bedrijven hebben in 2014 bedrijfsactiviteiten beëindigd en hoe is deze beëindiging verwerkt in de jaarrekening?

5

Page 6: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

1 Theoretisch kader1

Dit hoofdstuk schetst het theoretisch kader waarmee in het onderzoek wordt gewerkt. De verwerking van beëindigde bedrijfsactiviteiten wordt geregeld in de standaard IFRS 5 ‘Non-current assets Held for Sale and Discontinued Operations’. IFRS 5 geeft bepalingen omtrent classificatie, presentatie, waardering en toelichting. Sectie 1.1 bespreekt hoe IFRS 5 is vormgegeven. Deze sectie omschrijft onder meer de doelstelling en reikwijdte van deze standaard. Om een goed begrip te krijgen van beëindigde bedrijfsactiviteiten zal in sectie 1.2 vervolgens de regelgeving omtrent activa bestemd voor verkoop worden uitgelegd. Dit is van belang omdat beëindigde bedrijfsactiviteiten hier nauw mee samenhangen. In sectie 1.3 wordt het begrip beëindigde bedrijfsactiviteiten toegelicht en wordt beschreven hoe presentatie en verwerking van deze activiteiten dient plaats te vinden. Tot slot beschrijft sectie 1.4 de herziening van IFRS 5 die door de IASB is gedaan. Deze herziening verandert de criteria voor beëindigde bedrijfsactiviteiten en de toelichtingen voor desinvesteringen aanzienlijk (PWC, 2014).

1.1 IFRS 5 ‘Non-current assets Held for Sale and Discontinued Operations’

Informatie over activa bestemd voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten moet gebruikers een getrouw beeld geven van de geschatte omvang en onzekerheid van toekomstige kasstromen (Manschot, 2011). In de door de IASB uitgebrachte Technical Summary van 2013 (IASB, 2013) wordt het doel van IFRS 5 gegeven. Het doel van deze standaard is tweeledig. Enerzijds verschaft het de voorschriften voor de presentatie, waardering van en toelichting over vaste activa die voor verkoop bestemd is. Anderzijds verschaft het de voorschriften voor de presentatie van en toelichting over beëindigde bedrijfsactiviteiten (IFRS 5.1). De vaste activa worden onderscheiden in twee categorieën. De Non-current assets, held for sale zijn individuele vaste activa bestemd voor verkoop. Bij disposal groups, held for sale gaat het om groepen van vaste activa, met daaraan mogelijk gekoppelde verplichtingen, waarvan de verkoop in een enkele transactie geschiedt. Voorbeelden van disposal groups zijn machines, installaties, grondstoffen en werk in uitvoering van één productieproces met daaraan gekoppelde leningen of hypotheken. De waardering hiervan wordt toegepast op de groep als geheel, waarbij de boekwaarde verlaagd wordt met de aan de groep gehechte verplichtingen. IFRS 5 beschrijft niet welke activa of passiva moeten worden toegerekend aan een disposal group. Er zijn een aantal activa en passiva waarvan wordt aangenomen dat ze tot een disposal group te behoren (Grant Thornton, 2008). Ten eerste worden uitgestelde belastingen die verband hebben met de activa verondersteld tot de disposal group te behoren; deze gaan immers bij de transactie over op de koper. Tevens dienen overige passiva die overgedragen worden aan de koper te worden gealloceerd naar de disposal group. Een voorbeeld hiervan is een verplichting tot personeelsbeloning.

Wanneer IFRS 5 van toepassing is op een vast actief of disposal group dienen toelichtingsvereisten uit andere IFRS-standaarden niet te worden toegepast indien deze geen afzonderlijke bepalingen over activa bestemd voor verkoop bevatten.

1 Paragraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014)

6

Page 7: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Er zijn een aantal activa uitgesloten van waardering op grond van IFRS 5. Het gaat hier slechts om de waardering; toelichting en presentatie dienen wel te geschieden op grond van IFRS 5. Het gaat hier om zowel individuele activa als disposal groups (IFRS 5.5).

Actieve belastinglatenties; Activa waarop IAS 39 Financial Instruments: Recognition and measurement van

toepassing is; Activa waarop IAS 19 Employee Benefits van toepassing is; Activa waarop IFRS 4 Insure contracts van toepassing is; Activa waarop IAS 40 Investment property van toepassing is; Activa/voorraden waarop IAS 41 Agriculture van toepassing is

Voor laatstgenoemden is wel vereist dat deze activa zijn gewaardeerd tegen fair value.

1.2 Activa bestemd voor verkoop

IFRS 5 geeft de voorwaarden voor de verwerking in de jaarrekening van activa bestemd voor verkoop. Al deze voorschriften zullen in deze paragraaf worden behandeld.

1.2.1 Kwalificatie als held for sale

Van belang voor activa die bestemd zijn voor verkoop is de kwalificatie van een actief als held for sale. Dit gebeurt wanneer de boekwaarde van het actief hoofdzakelijk wordt gerealiseerd door verkoop ervan in plaats van door gebruik ervan. Dit geldt tevens voor disposal groups.

Een actief of disposal group wordt in een boekjaar gekwalificeerd als held for sale wanneer deze voldoet aan de volgende voorwaarden (IFRS 5.7):

Er ligt een verkoopbesluit en verkoopplan van het management voor het bepaalde actief of de disposal group waarvan de tenuitvoerlegging reeds is gestart.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat er nog fundamentele wijzigingen in deze besluiten en plannen worden gemaakt of dat deze worden herroepen;

Onmiddellijke verkoop in de huidige staat is mogelijk en de verkoop is zeer waarschijnlijk.

Het afronden van de verkoop moet worden verwacht te geschieden binnen een jaar na classificatie van het goed als held for sale;

De verkoopprijs is conform de marktwaarde en moet in verhouding staan tot de fair value van het actief/de disposal group

Om aan de voorwaarde van zeer grote waarschijnlijkheid van verkoop te voldoen, dient het management van een onderneming het doel van verkoop actief uit te dragen en dient het actief op zoek te zijn naar een koper. De verkoop kan langer in beslag nemen dan een jaar, maar de vertraging moet in zo’n geval worden veroorzaakt door feiten of omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de onderneming liggen. Ook moet er aanwijzing zijn dat de onderneming niet afwijkt van het besluit tot verkoop (IFRS 5.9) (Holt, 2014)

Het voornemen tot verkoop van een actief/disposal group kan reeds bestaan op het moment van aankoop. Het actief/de disposal group wordt in zo’n situatie gekwalificeerd als held for

7

Page 8: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

sale indien de doorverkoop hiervan binnen een jaar zal geschieden en aan de overige kwalificatievoorwaarden uiterlijk binnen drie maanden wordt voldaan.

Voorbeeld (Holt, 2014)

Het bestuur van een onderneming is overeengekomen het huidige bedrijfspand te verkopen en er wordt gezocht naar een koper. De verkoopprijs van het pand wordt vastgesteld op €4 miljoen, waar de marktwaarde subjectief is vastgesteld op €3,6 miljoen. De onderneming en het kantoorpersoneel zullen gebruik blijven maken van het pand tot dit verkocht is. Ook wil de onderneming een deel van haar bedrijfsactiviteiten verkopen en heeft deze tegen een marktconforme prijs aangeboden op de markt. Voor de verkoop is wel goedkeuring van de overheid vereist. Deze goedkeuring kan langer dan een jaar op zich laten wachten

In deze casus wordt het pand niet aangemerkt als held for sale. Het actief is niet geschikt voor onmiddellijke verkoop en de prijs is niet marktconform waardoor verkoop tegen deze prijs onwaarschijnlijk is. De bedrijfsactiviteiten zullen wel worden aangemerkt als held for sale aangezien de vertraging van de verkoop wordt veroorzaakt door omstandigheden die buiten de zeggenschap van de onderneming vallen.

1.2.2 Presentatie en toelichting van activa bestemd voor verkoop

Activa die worden gekwalificeerd als held for sale dienen afzonderlijk van de andere activa op de balans te worden gepresenteerd. Deze activa en passiva mogen niet worden gesaldeerd (IFRS 5.38). De activa en passiva van disposal groups die worden gekwalificeerd als held for sale dienen afzonderlijk van andere activa en passiva op de balans te worden gepresenteerd. Ook deze activa en passiva mogen niet worden gesaldeerd (IFRS 5.38). Ook eventuele cumulatieve baten of lasten die zijn opgenomen in other comprehensive income en die betrekking hebben op het actief/de activa en passiva uit een disposal group dienen afzonderlijk te worden gepresenteerd (IFRS 5.38). Deze zijn opgebouwd uit de kosten en opbrengsten die direct toe te rekenen zijn aan de activa en passiva binnen de disposal group.

IFRS 5.41 geeft de toelichtingsvereisten voor activa/disposal groups die zijn gekwalificeerd als held for sale. In het boekjaar waarin een actief/disposal group wordt gekwalificeerd als held for sale gaat het om de volgende informatie:

Een omschrijving van het vast actief/de disposal group Een omschrijving van de feiten en omstandigheden van de verkoop of leidende tot de

verwachte verkoop, met de verwachte manier en het verwachte tijdstip van verkoop De winst of het verlies welke voorvloeit uit waardering tegen reële waarde

verminderd met de verkoopkosten. Wanneer de winst of het verlies niet afzonderlijk is gepresenteerd in de resultatenrekening moet de post waarin de winst of het verlies is opgenomen worden vermeld.

Indien toepasselijk, dient het segment waarin het actief/de disposal group is opgenomen te worden vermeld, in overeenstemming met IFRS 8 Operating Segments.

Samengevat dient de toelichting dus te vermelden wat de onderneming verkoopt, op welke manier het dit verkoopt en wanneer de verkoop plaatsvindt.

8

Page 9: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

1.2.3 Waardering van activa bestemd voor verkoop

Direct voor kwalificatie als held for sale, wordt de boekwaarde gemeten conform IFRS 5.18. Eventuele impairment die moet worden toegepast doordat de boekwaarde de reële waarde overstijgt, moet worden verantwoord als impairmentverlies.

Wanneer een actief/disposal group gekwalificeerd wordt als held for sale en onder de reikwijdte van IFRS 5 valt wordt het actief gewaardeerd tegen de laagste boekwaarde en reële waarde (fair value) minus de verkoopkosten (costs to sell). Fair value wordt gedefinieerd als het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden overgedragen bij een arms length transactie tussen goed geïnformeerde partijen (IFRS 13.9, IFRS 5 Appendix A). Costs to sell wordt gedefinieerd als de incrementele kosten die rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de verkoop van een actief/disposal group, met uitzondering van financieringskosten en winstbelasting (IFRS 5 Appendix A). Het gaat hier om marginale kosten, de kosten voor het produceren van een extra eenheid, die direct toerekenbaar zijn aan de activa.

Een impairmentverlies moet worden verantwoord wanneer de reële waarde van een actief/disposal group minus de verkoopkosten lager is dan de boekwaarde (IFRS 5.20). Wanneer de reële waarde minus de verkoopkosten van een actief/disposal group later weer toeneemt, dient een bate verantwoord te worden welke het eerder verantwoorde impairmentverlies niet kan overschrijden. Er wordt niet afgeschreven op activa/disposal groups die gekwalificeerd zijn als held for sale. IFRS 5 vereist dus dat activa onmiddellijk voor de oorspronkelijke kwalificatie als held for sale gewaardeerd worden. Aangezien een besluit tot verkoop van een actief een reden geeft tot een impairment test, worden bijzondere waardeverminderingen (en dus eventueel impairmentverlies) op dat moment verantwoord (EY, 2011) (Cairns, 2010).

Bij waardering van disposal groups bestaan een aantal voorschriften voor toerekening aan individuele individuele activa en passiva (Bohmer et al, 2014). Activa en passiva die qua waardering niet onder de reikwijdte van IFRS 5 vallen worden eerst afzonderlijk volgens de geldende standaarden gewaardeerd. Voorts wordt de disposal group als geheel op gelijke wijze als een actief gewaardeerd.

Allocatie van individuele activa en passiva gaat in drie stappen. Eerst wordt impairmentverlies verantwoord op activa die niet onder de reikwijdte van IFRS 5 vallen. Voorts wordt impairmentverlies toegerekend aan de goodwill die tot een disposal group behoort. Het impairmentverlies dat resteert wordt verdeeld over de activa die wel onder de reikwijdte van IFRS 5 vallen en dit wordt in de juiste verhouding op basis van de boekwaarde gedaan.

Onderstaande figuur toont een voorbeeld van de verantwoording van een impairmentverlies voor een disposal group zoals hierboven beschreven. Aan de linkerkant van de figuur is de boekwaarde van de activa binnen de disposal group aan het einde van de verslagperiode opgenomen. Daarnaast staat de boekwaarde direct voor kwalificatie als held for sale van de activa binnen de disposal group. De boekwaarde van de disposal group bedraagt 14,900. De onderneming schat de reële waarde minus verkoopkosten van de disposal group op 13,000. Er is dus sprake van een impairmentverlies van 1,900. Aan de rechterkant van de figuur is de allocatie naar de verschillende activa van de disposal group opgenomen. Het

9

Page 10: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

impairmentverlies wordt eerst toegerekend aan de goodwill waarna het overgebleven bedrag in verhouding wordt toegerekend aan de overgebleven activa die onder de reikwijdte van IFRS 5 vallen. De verhouding wordt bepaald op basis van de boekwaarde ((4000/(4000+5700))*400 geeft 165 en (5700/9700)*400 geeft 235).

Voorbeeld (Implementation Guidance IFRS 5, 2010)

Op het moment dat een actief/disposal group niet meer voldoet aan de criteria voor kwalificatie als held for sale, moet de onderneming dus ook afzien van de kwalificatie als held for sale. De onderneming dient de activa dan te waarderen tegen de laagste van:

De boekwaarde voordat het actief/de disposal group gekwalificeerd werd als held for sale, gecorrigeerd voor afschrijvingen, amortisatie en herwaardering die van toepassing zouden zijn geweest als het actief/de disposal group niet gekwalificeerd zou zijn als held for sale;

De realiseerbare waarde op het moment van het besluit niet over te gaan tot verkoop.

1.3 Beëindigde bedrijfsactiviteiten

IFRS 5 bevat naast de voorschriften voor activa bestemd voor verkoop ook de voorschriften voor beëindigde bedrijfsactiviteiten. Deze paragraaf bespreekt de presentatie, waardering en toelichting op zulke activiteiten. Tevens wordt de samenhang met het begrip held for sale uitgelegd.

1.3.1 Definitie beëindigde bedrijfsactiviteiten

Beëindigde bedrijfsactiviteiten worden in IFRS 5.32 aangeduid als discontinued operations. Een discontinued operation is een component of an entity die ofwel is afgestoten voor het einde van de verslaggevingsdatum ofwel gekwalificeerd is als held for sale en:

een afzonderlijke, significante productielijn/productgroep of een geografisch gebied bestrijkt; of

10

Page 11: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

onderdeel is van een separaat, gecoördineerd plan voor afstoting van een bepaalde productielijn of geografisch gebied; of

een dochteronderneming is die uitsluitend aangekocht is om weer door te verkopen.

Components of an entity worden gedefinieerd als activiteiten en kasstromen die duidelijk kunnen worden onderscheiden van de rest van de onderneming, zowel operationeel als voor financiële verslaggeving.

IFRS 5 geeft geen specifieke uitleg van de voorwaarden van discontinued operations. Er is dus enige discussie mogelijk of een bedrijfsactiviteit significant genoeg is om aan de voorwaarden te voldoen van IFRS 5.32. De standaard stelt wel dat discontinued operations vaak kasstroomgenererende eenheden (KGE) of groepen kasstroomgenererend eenheden zijn (IFRS 5.31). Een kasstroomgenererende eenheid is de kleinst identificeerbare groep van activa die kasstromen genereert bij voortgezet gebruik en die in grote mate onafhankelijk is van kasstromen van andere activa of groepen van activa. Ondernemingen kunnen voor het rapporteren van discontinued operations, geen belangrijke, lopende kasstromen of betrokkenheid meer hebben bij de afgestoten productgroep.

Activa of disposal groups die worden gekwalificeerd als held for sale kunnen tegelijkertijd ook een discontinued operation zijn. Dit komt echter niet vaak voor en het verband tussen de twee is niet altijd even duidelijk. Slechts een deel van de held for sale activa of disposal groups kan worden beschouwd als held for sale. Ten eerste moeten activa of disposal groups kunnen worden aangeduid als een component of an entity wat vaak niet het geval is omdat dit geen KGE’s of groepen KGE’s zijn. Voorts dienen zij natuurlijk te voldoen aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd.

Voorbeeld (Bohmer et al, 2014)

Een onderneming wil haar enige vestiging in Spanje verkopen. Er is sprake van een afzonderlijke operationeel segment dat 20% van het bedrijfsresultaat vertegenwoordigt. Het plan van verkoop is per persbericht kenbaar gemaakt en het bestuur is onmiddellijk begonnen met het zoeken van een koper. De verwachting is dat de vestiging binnen een jaar is verkocht. Aan de voorwaarden van kwalificatie als held for sale is dus voldaan.

De Spaanse vestiging is een component of an entity vanwege het feit dat het een afzonderlijk operationeel segment is dat zelfstandig kasstromen genereert (het is dus een KGE). De onderneming heeft geen andere vestigingen in Spanje en verlaat dus een geografisch gebied waardoor er ook sprake is van een discontinued operation.

1.3.2 Presentatie en toelichting van beëindigde bedrijfsactiviteiten

IFRS 5 specificeert de vereisten voor de presentatie en toelichting van discontinued operations. De verantwoording van discontinued operations vermeldt:

Eén enkel bedrag in het statement of comprehesive income bestaande uit: Het resultaat vóór belastingen van de discontinued operation Het resultaat na belastingen, tot stand gekomen door waardering tegen reële

waarde verminderd met de verkoopkosten of door het afstoten van de discontinued operation

11

Page 12: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Een uitsplitsing van het bedrag dat is opgenomen in het statement of comprehensive income naar:

De opbrengsten, kosten en het resultaat voor belastingen van de discontinued operation

De aan de discontinued operation gerelateerde belastingen Het resultaat, tot stand gekomen door waardering tegen reële waarde minus

de verkoopkosten van de discontinued operation of door het afstoten van de discontinued operation

Deze uitsplitsing mag worden gepresenteerd in de toelichting of in de winst- en-verliesrekening. Dit dient duidelijk gescheiden te geschieden van voortgezette bedrijfsactiviteiten. Als deze uitsplitsing in het statement of comprehensive income wordt gepresenteerd, dient dit los van continuing operations te gebeuren, in een sectie die gerelateerd is aan beëindigde bedrijfsactiviteiten.

De netto kasstromen die toerekenbaar zijn aan operationele, investerings- en financieringsactiviteiten van de discontinued operations. Presentatie van deze informatie mag in de toelichting of als onderdeel van het kasstroomoverzicht.

Het resultaat uit voorgezette en uit beëindigde bedrijfsactiviteiten die toekomen aan de aandeelhouders van de moedermaatschappij. Presentatie van deze informatie mag in de toelichting of in de winst-en-verliesrekening.

Het resultaat van een onderneming kan onder IFRS op verschillende manieren worden gepresenteerd. De standaard IAS 1 geeft de mogelijkheid dit te doen in één enkele rekening, het statement of comprehensive income. Dit wordt dan gezien als de normale winst-en-verliesrekening. Deze standaard geeft echter ook de mogelijkheid het resultaat te presenteren in twee afzonderlijke rekening. Een van de twee rekeningen is het income statement, waarin alle normale componenten (onder IFRS ook wel profit and loss items genoemd) van winst en verlies worden verwerkt. Hieruit volgt een bedrag dat het resultaat is van de onderneming, waarbij het resultaat van voortgezette en beëindigde bedrijfsactiviteiten afzonderlijk wordt vermeld. In het geval dat er beëindigde bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een jaarrekening worden deze immers, wanneer van een afzonderlijk income statement gebruik wordt gemaakt, in dit income statement verwerkt. De andere rekening, welke onder deze manier statement of comprehensive income wordt genoemd, begint met het resultaat dat is verantwoord in het income statement. Voorts worden hier componenten van other comprehensive income aan toegevoegd. In zo’n situatie staat er dus geen afzonderlijk resultaat van discontinued operations onder het statement of comprehensive income, maar is dit verwerkt in het resultaat voor de periode maar dit is verwerkt in het resultaat voor de periode, berekend in het income statement (IAS 1.81).

IFRS 5.34 stelt dat een onderneming de toelichting voor voorafgaande periodes opnieuw moet presenteren zodat deze toelichting gerelateerd is aan alle discontinued operations. Vergelijkende cijfers dienen, in tegenstelling tot classificatie als held for sale, dus te worden aangepast. Aanpassingen van bedragen die rechtstreeks betrekking hebben op in het vorige boekjaar afgestoten discontinued operations, worden onder discontinued operations afzonderlijk opgenomen. De aard en de grootte van het bedrag van zulke aanpassingen worden vermeld in de toelichting. Voorbeelden hier van zijn aanpassingen van de verkoopprijs, garantieverplichtingen met betrekking tot producten en werknemersvergoedingen.

12

Page 13: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Indien een onderneming een discontinued operation niet langer als zodanig kan kwalificeren dient de onderneming de resultaten van deze voorheen beëindigde activiteiten te presenteren als resultaten uit voortgezette activiteiten. Dit geldt voor alle gepresenteerde boekjaren, waardoor de vergelijkende cijfers ook moeten worden aangepast. Alle baten en lasten die voorheen werden gepresenteerd onder de discontinued operations dienen in zo’n situatie te worden opgenomen in het resultaat van voortgezette activiteiten (IFRS 5.36/37).

Onderstaande tabel toont een beknopt overzicht hoe en waar activa en disposal groups die worden aangemerkt als held for sale moeten worden verwerkt. Tevens toont het de presentatievoorschriften voor beëindigde bedrijfsactiviteiten.

(KPMG, 2004)

1.4 Herziening IFRS 5

In het jaar 2004 werd de oude standaard IAS 35 vervangen door IFRS 5. In de loop der jaren is gebleken dat IFRS 5 niet geheel aan het beoogde doel beantwoordt. Naast het feit dat er te veel desinvesteringen werden gerapporteerd als zijnde beëindigde bedrijfsactiviteiten, werden te veel afstotingen die geen strategische verandering binnen een onderneming vertegenwoordigde als beëindigde bedrijfsactiviteit gepresenteerd (PWC, 2014). Een Amerikaanse studie naar verwerking van beëindigde bedrijfsactiviteiten heeft tevens uitgewezen dat deze verwerking gevoelig is voor het gebruik van earnings management door ondernemingen. Vooral het kwalificeren als en het toerekenen van kosten aan discontinued operations is in ondernemingen vaak toegepast om zo juist resultaten van voortgezette activiteiten te managen (Barua et al., 2006). Daarnaast is een veel gehoord punt van kritiek dat de toepassing van IFRS 5 een te grote ruimte overlaat voor en te veel afhangt van besluiten van het management. Volgens A. Cope en H. Schmid is dit vooral het geval bij kwalificeren van activa als held for sale. Ook slaagt de standaard er volgens hen niet in om activa waarvan de boekwaarde hoofdzakelijk wordt gerealiseerd door verkoop ervan in plaats van door gebruik ervan te onderscheiden(Capkun et al., 2012). Juist omdat de kwalificatie van activa als held for sale of van bedrijfsactiviteiten als discontinued hoofdzakelijk een

13

Page 14: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

beslissing is van het management en de mogelijkheid bestaat desinvesteringen als discontinued operations te presenteren dienen er meer gedetailleerde regels te komen. Deze regels moeten niet alleen misbruik door het management voorkomen, maar dienen ook striktere grenzen te stellen aan de tijd dat een onderneming activa als held for sale kan kwalificeren (Capkun et al., 2012).

Daarom heeft de IASB in samenwerking met de Financial Accounting Standards Board (FASB) in 2008 een nieuw project gestart tot herziening van de oude standaard om zo een betere definitie te geven voor het begrip beëindigde bedrijfsactiviteiten (discontinued operations). De reden die ten grondslag ligt aan de gezamenlijke uitvoering van dit project door de IASB en FASB, is dat er wordt gestreefd naar eenduidige begrippen voor de verschillende accountingstandaarden. Dit project heeft uiteindelijk geleid tot de in 2013 uitgebrachte Accounting Standards Update (ASU) 2014-08, Reporting Discontinued Operations and Disclosures of Disposals of Components of an Entity (IASB, 2013 2), welke IFRS 5 op een aantal punten heeft veranderd. Er moet worden verwacht dat door deze aanpassingen minder beëindigde bedrijfsactivitieiten zullen worden gerapporteerd (PWC, 2014).

ASU 2014-08 werpt een drempel op voor het rapporteren van een afstoting als zijnde een beëindigde bedrijfsactiviteit en vereist nieuwe toelichtingen voor zowel deze beëindigde bedrijfsactiviteiten als voor andere desinvesteringen die niet voldoen aan de nieuwe definitie van een discontinued operation.

Onder de herziene standaard wordt een discontinued operation gedefinieerd als component of an entity die is afgestoten door verkoop of afgestoten op een andere manier dan verkoop en:

een strategische verandering betekent binnen de onderneming; en een grote invloed heeft op de activiteiten binnen de onderneming en het financiële

resultaat significant beïnvloedt.

Tot discontinued operations behoren onder de herziene standaard ook overgenomen entiteiten die gekwalificeerd zijn als held for sale op de datum van overname. De standaard geeft voorbeelden van strategische veranderingen zoals in de voorwaarden genoemd: “disposal of a major geographical area, a major line of business, a major equity method investment, or other major parts of an entity (ASU2014-08, 2014).” De definitie van een component of an entity blijft onveranderd.

Voorbeeld (EY, 2014)

- Een onderneming produceert en verkoopt producten die alle vallen binnen een van de vijf productgroepen van het bedrijf, schoonheidsproducten, gezondheidsproducten, dierenproducten, babyproducten en voedsel. Deze productgroepen voldoen aan de voorwaarden van component of an entity en moeten dus als zodanig worden aangemerkt. Ook heeft elke productgroep een grote invloed op de activiteiten binnen de onderneming en beïnvloedt deze het financiële resultaat significant. De onderneming besluit uit de markt van babyproducten te stappen en deze productgroep geheel af te stoten.

2 ASU 2014-08 spitst zich toe op discontinued operations en bevat dus geen nieuwe bepaling met betrekking tot activa bestemd voor verkoop.

14

Page 15: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Zowel onder de oude als onder de herziene standaard is hier sprake van een discontinued operation.

- Nu stoot de onderneming niet de gehele productgroep van babyproducten af maar slechts een van de merken binnen deze productgroep, bijvoorbeeld een merk luiers.

Onder de oude standaard is hier nog steeds sprake van een discontinued operation. Onder ASU 2014-08 is er echter geen sprake van een discontinued operation aangezien het afgestoten merk geen grote invloed op de activiteiten binnen de onderneming en beïnvloedt deze het financiële resultaat niet significant.

Onder de oude voorwaarden uit IFRS 5 mochten ondernemingen voor het rapporteren van discontinued operations, geen belangrijke, lopende kasstromen of betrokkenheid meer hebben bij de afgestoten productgroep. Dat is onder de herziene standaard niet meer het geval. ASU 2014-08 geeft ondernemingen de mogelijkheid lopende kasstromen en betrokkenheid te houden bij activiteiten die worden gerapporteerd als discontinued operation. Denk hierbij aan het verkopen van een groot deel van een productielijn, het aanhouden van distributielijnen en terugkoopopties op de discontinued operations. Deze voortgezette betrokkenheid moet wel worden verantwoord in de toelichting. De herziene standaard verandert de manier van verantwoorden in statement of comprehensive income niet maar vereist wel dat activa en passiva van de discontinued operation geherkwalificeerd worden. De toelichtingsvereisten zijn bij de herziening aangevuld. Omdat de verwachting is dat er door de verhoogde drempel minder discontinued operations gerapporteerd zullen worden, bevat de herziene standaard bepalingen omtrent belangrijke afgestoten componenten van een onderneming die niet aangemerkt kunnen worden als discontinued operation (IASB, 2013).

1.5 Samenvatting

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag wat beëindigde bedrijfsactiviteiten zijn en hoe deze worden verwerkt onder IFRS 5. De standaard IFRS 5 heeft als doel gebruikers een getrouwe weergave te geven van activa bestemd voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten. De voorwaarden die deze standaard stelt voor de opname van activa bestemd voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten beogen de presentatie van materiële informatie waarop gebruikers beslissingen kunnen baseren. Ook beogen ze oneigenlijke opname van deze activa en activiteiten te voorkomen. Informatie omtrent activa bestemd voor verkoop dient te worden opgenomen in de balans, het statement of comprehensive income en in de toelichting. Informatie omtrent beëindigde bedrijfsactiviteiten dient te worden opgenomen in het statement of comprehensive income, het kasstrroomoverzicht en in de toelichting. Er dient van beëindigde bedrijfsactiviteiten een duidelijke omschrijving te zijn opgenomen van kosten, baten en resultaten, en van gerelateerde belastingen aan deze activiteiten. Het doel van IFRS 5 wordt door de bestaande standaard niet echt behaald. Veel gehoorde kritiek is dat desinvesteringen ten onrechte worden gepresenteerd als beëindigde bedrijfsactiviteiten en dat de standaard te veel ruimte laat voor earnings management. Mede hierdoor is er door de IASB een project gestart tot herziening van de standaard.

15

Page 16: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

2 Opzet onderzoek en vaststelling onderzoekspopulatie

Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag wordt onderzoek gedaan naar de verwerking van de voorschriften die IFRS 5 stelt voor de verwerking van beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening. In dit hoofdstuk wordt het onderzoek toegelicht. In paragraaf 2.1 worden de onderzoeksopzet en de bepaling van de onderzoekspopulatie besproken. In paragraaf 2.2 worden de fundamentele kenmerken van het conceptual framework van de IASB en het doel van IFRS uitgelegd.

2.1 De opzet van het onderzoek en selectie van de onderzoekspopulatie

In deze paragraag wordt de onderzoeksopzet en de selectie van de onderzoekspopulatie toegelicht. De jaarrekeningen die worden onderzocht zijn van de jaren 2014 en 2013. Wanneer een onderneming in 2014 beëindigde bedrijfsactiviteiten heeft gerapporteerd, zal de jaarrekening van 2013 buiten beschouwing worden gelaten. Er zal worden onderzocht in welke mate de presentatie- en toelichtingvoorschriften worden nageleefd in de jaarrekeningen. Deze naleving zal worden vastgesteld op grond van de informatie die wordt verstrekt door de jaarrekeningen. De AEX verhandelt de aandelen van de grootste 25 grootste bedrijven die aan de Amsterdamse beurs genoteerd zijn3. De fondsen worden gerangschikt naar handelsomzet van het aandeel, oftewel gemiddelde koers van een aandeel maal het verhandelde volume. In de AEX worden de fondsen met het grootste handelsvolume opgenomen. De volgende bedrijven zijn per 01-01-2015 genoteerd aan de AEX:

Aalberts Industries ING GroepAegon KPN Koninklijke

Ahold Koninklijke NN GroupAir France-KLM OCI

Akzo Nobel Philips KoninklijkeAltice RELX

Arcelor Mittal Royal Dutch ShellASML Holding TNT Express

Boskalis Westminster Koninklijke Unibail-RodamcoDelta Lloyd Unilever Certificate

DSM Koninklijke Vopak KoninlijkeGemalto Wolters KluwerHeineken

De deelvraag bij dit hoofdstuk is hoe de definitieve onderzoekspopulatie wordt gedefinieerd. In totaal hebben 13 van de 25 ondernemingen die aan de AEX genoteerd zijn in het boekjaar 2014, en zo niet in 2014, in het boekjaar 2013 informatie omtrent beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in hun jaarrekening. Voor 11 ondernemingen betreft dit het boekjaar 2014, voor de overige 2 betreft dit het boekjaar 2013. De overige ondernemingen die aan de AEX genoteerd zijn hebben geen beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in de afgelopen twee boekjaren. Voorts wordt van de jaarrekeningen van de ondernemingen die tot

3 De samenstelling van de AEX beursindex wisselt een paar keer per jaar. De mogelijkheid bestaat dus dat ondernemingen uit deze lijst wegvallen en worden vervangen door andere ondernemingen.

16

Page 17: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

de onderzoekspopulatie behoren onderzocht hoe de presentatie en toelichting van beëindigde bedrijfsactiviteiten heeft plaatsgevonden.

De definitieve onderzoekspopulatie bestaat uit deze ondernemingen:

Onderneming Jaarrekening Onderneming JaarrekeningAhold Koninklijke 2014 KPN Koninklijke 2014Air France-KLM 2014 NN Groep 2014Akzo Nobel 2014 OCI 2014Altice 2014 Philips Koninklijke 2014Delta Lloyd 2014 TNT Express 2013DSM Koninklijke 2014 Wolters Kluwer 2013ING Groep 2014

Er zullen drie aspecten van de jaarrekening worden bekeken, te weten de resultatenrekening, het kasstroomoverzicht en de toelichting van het bestuur van de onderneming. Hieruit wordt de informatie geselecteerd die betrekking heeft op de beëindigde bedrijfsactiviteiten die de onderneming in dat boekjaar heeft gerapporteerd. Tevens zullen er voorbeelden worden gegeven van duidelijke opnamen van de voorschriften in de jaarrekening. Om hiertoe te komen zullen de relevante delen uit de jaarrekening van ondernemingen worden getoond.

2.2 Het Conceptual Framework van de IASB

Zoals eerder in deze scriptie vermeld is het doel van de standaard IFRS 5 om informatie over activa bestemd voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten te verstrekken die voor gebruikers een getrouw beeld geeft van de geschatte omvang en onzekerheid van toekomstige kasstromen. Het gaat er om dat informatie voor gebruikers materieel is. Zo kan het weglaten of niet juist presenteren van posten in de jaarrekening van materieel belang zijn als door gebruikers op basis hiervan besluiten worden genomen. Informatie is dus materieel wanneer gebruikers door de onjuiste weergave van de informatie worden beïnvloed. Het begrip materialiteit kent geen kwantitatieve bepaling. De omstandigheden van het geval zijn doorslaggevend of informatie materieel is. Daarvoor zijn de aard en omvang van de financiële informatie die wordt gegeven van belang (Van Offeren et al, 2012).

Het geven van een getrouwe weergave van de bedrijfsactiviteiten voor gebruikers is per definitie het hoofddoel van de jaarrekening. De IASB stelt in haar Conceptual Framework4 immers dat de jaarrekening als doel heeft het verschaffen van informatie over de rapporterende entiteit ten behoeve van huidige en toekomstige investeerders als zodanig, die nuttig is bij het nemen van economische beslissingen (IASB, 2010). De kwalitatieve kenmerken die in het Conceptual Framework zijn vastgesteld helpen bij het maken van onderscheid tussen nuttige informatie en minder nuttige informatie. Het kenmerk getrouwe weergave omvat drie implicaties te weten volledigheid, neutraliteit en juistheid van de informatie (IASB, 2010). Volledigheid betekent dat alle informatie nodig is om als gebruiker een goed oordeel te kunnen vellen aanwezig is, neutraliteit betekent dat de informatie objectief is en juistheid houdt in dat gebruikers er op moeten kunnen vertrouwen dat het aantal fouten in de jaarrekening minimaal is. 4 Officieel is de benaming voor het raamwerk van de IASB The Conceptual Framework for Financial Reporting.

17

Page 18: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Voorts zijn er nog een aantal andere kenmerken die zorgen voor de relevantie en het geven van een getrouwe weergave van de informatie in de jaarrekening: vergelijkbaarheid, verifieerbaarheid, tijdigheid en begrijpelijkheid. Gebruikers dienen informatie uit verschillende jaarrekeningen te kunnen beoordelen op verschillen en overeenkomsten; de informatie moet dus vergelijkbaar zijn. Verifieerbaarheid houdt in dat de getrouwheid van de informatie objectief moet kunnen worden vastgesteld en verschillende deskundigen over deze getrouwheid tot dezelfde conclusie kunnen komen. Tijdigheid houdt in dat ondernemingen de informatie op tijd verstrekken zodat gebruikers hierop hun besluiten kunnen baseren. Tevens dienen redelijk geïnformeerde gebruikers de informatie uit de jaarrekeningen te kunnen begrijpen, de vereiste van begrijpelijkheid (IASB, 2010; Kieso et al., 2011). Het framework stelt echter wel dat gebruikers van de jaarrekening zelf zorg moeten dragen voor deze redelijke kennis. Relevante informatie mag daarom volgens het framework ook niet uit de jaarrekening worden weggelaten omdat deze niet begrijpelijk genoeg zou zijn voor gebruikers. Onvolledigheid van informatie is immers niet gewenst met het oog op het geven van een getrouwe weergave.

Een ander belangrijk aspect omtrent jaarrekeningen is de benadering die wordt gebruikt bij de vermelding van informatie in de jaarrekening. IFRS stelt dat de informatie in de jaarrekening toegespitst dient te zijn op de gebruikers. Dit wordt door Van Offeren in zijn stuk over de ontwikkelingen in het conceptual framework nogmaals benadrukt (Van Offeren, 2012). Door de balansbenadering van de jaarrekening komt dit in het nauw, zo stelt Hoogendoorn. Deze benadering houdt in dat de winst- en verliesrekening afgeleid wordt uit de balans, wat niet altijd een getrouw beeld van het resultaat geeft. Naast dat er legio voorbeelden zijn dat deze benadering geen juiste voorstelling van het resultaat geeft, is juist de winst- en verliesrekening voor de gebruiker van het grootste belang. Aangezien de meeste gebruikers van jaarrekeningen hun oordelen en besluiten maken op basis van de resultaten die ondernemingen boeken en presenteren zou de winst- en verliesrekening centraal moeten staan. Waar de IASB over het algemeen zijn standaarden opstelt met de balansbenadering als uitgangspunt (Hoogendoorn, 2008), is dat bij beëindigde bedrijfsactiviteiten veel minder het geval. Uitgangspunt hiervoor is dat ondernemingen informatie omtrent beëindigde bedrijfsactiviteiten opnemen in de winst-en-verliesrekening; de resultatenbenadering is dus het uitgangspunt (Hoogendoorn, 2008).

Ondernemingen dienen hun verslaggeving dus te doen conform de vereisten die in IFRS 5 worden gesteld zodat de jaarrekening relevant is voor gebruikers. Dit omdat het de getrouwe weergave van de geschatte risico’s waarborgt en er voor zorgt dat gebruikers beschikken over vergelijkbare, verifieerbare, tijdige en begrijpelijke informatie. Uit dit onderzoek kan na afloop geconcludeerd worden of gebruikers beschikken over zulke informatie.

18

Page 19: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

3 Onderzoek naar jaarrekeningen van aan de AEX genoteerde ondernemingen

In de jaarrekeningen van 13 ondernemingen zijn in 2014 dan wel 2013 beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen. Deze bedrijven behoren dus tot de onderzoekspopulatie en de uitkomsten van het onderzoek hebben dus betrekking op deze jaarrekeningen. In dit hoofdstuk zullen de uitkomsten van het onderzoek worden en toegelicht. Deze uitkomsten zullen worden uitgesplitst naar de toelichtings- en presentatievereisten van IFRS 5. Er zal dus een analyse volgen van het statement of comprehensive income, de toelichting van het management, het kasstroomoverzicht en de winstverdeling per aandeel5. Tevens zullen er voorbeelden worden gepresenteerd uit de onderzochte jaarrekeningen6.

3.1 Weergave beëindigde bedrijfsactiviteiten in het statement of comprehesive income

Zoals eerder vermeld vereist IFRS 5 het volgende wat betreft verwerking van discontinued operations in het statement of comprehensive income. Eén enkel bedrag in het statement of comprehesive income bestaande uit:

Het resultaat vóór belastingen van de discontinued operation Het resultaat na belastingen, tot stand gekomen door waardering tegen reële waarde

verminderd met de verkoopkosten of door het afstoten van de discontinued operation

Alle onderzochte jaarrekeningen vermelden één bedrag in het statement of comprehensive income dat het resultaat vertegenwoordigt van het afgelopen boekjaar. De opbouw van dit bedrag wordt in elk van de onderzochte jaarrekeningen gepresenteerd in de winst-en-verliesrekening. Het gaat hier om het totaal van het resultaat van voortgezette activiteiten (continuing operations) en beëindigde activiteiten ofwel discontinued operations. Het totaalresultaat dat voortvloeit uit discontinued operations wordt dus niet afzonderlijk in het statement of comprehesive income opgenomen. Alle 13 ondernemingen kiezen er dus voor om het resultaat in twee afzonderlijke statements te verantwoorden7. Het bedrag uit het income statement dat als totaalresultaat van voortgezette en beëindigde bedrijfsactiviteiten geldt valt zo terug te vinden in het statement of comprehensive income. In 10 van de 13 jaarrekeningen wordt het bedrag dat het totaalresultaat van de beëindigde bedrijfsactiviteiten vertegenwoordigt als één bedrag opgenomen in de winst-en-verliesrekening. Er wordt dus geen uitsplitsing gemaakt naar het resultaat na belastingen dat op de activiteiten zelf is behaald en het resultaat dat door afstoting van de activiteiten tot stand is gekomen. Bij de overige 3 ondernemingen wordt deze uitsplitsing van de discontinued operations wel gegeven in de winst-en-verliesrekening.

5 In Appendix A vindt men de onderzoeksresultaten van de onderzochte ondernemingen.6 De voorbeelden die worden gepresenteerd komen uit de onderzochte jaarrekeningen. Onder de voorbeelden staat vermeld welke jaarrekening het betreft.7 Presentatie van het statement of comprehensive income is toegelicht in paragraaf 1.3.2

19

Page 20: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Samenvattend vindt de presentatie in het statement of comprehensive income dus als volgt plaats:

Presentatie resultaat Aantal %Eén bedrag in winst-en-verliesrekening 10 77Bedrag in wins-en-verliesrekening met uitsplitsing 3 23Totaal 13 100

De jaarrekening van NN Groep geeft een goed voorbeeld van de presentatie van discontinued operations in het statement of comprehensive income. NN groep heeft, buiten dat het in het income statement één bedrag als resultaat van beëindigde bedrijfsactiviteiten heeft opgenomen, ook de hierboven genoemde uitsplitsing van het resultaat in de winst-en-verliesrekening gepresenteerd.

(NN Groep, 2014)

3.2 Weergave beëindigde bedrijfsactiviteiten in de toelichting

Op grond van IFRS 5 heeft een onderneming de keuze een groot deel van de informatie omtrent beëindigde bedrijfsactiviteiten te presenteren in de toelichting. Ten eerste dient de jaarrekening een analyse te bevatten van het bedrag dat is opgenomen in het statement of comprehensive income. Dit kan in dit statement zelf maar mag ook in de toelichting. Tevens kan een onderneming de rubricering van netto kasstromen die toerekenbaar zijn aan beëindigde bedrijfsactiviteiten opnemen in de toelichting. Hoewel voor deze optie bij een aantal jaarrekeningen is gekozen, wordt dit in paragraaf 4.3 besproken; deze paragraaf behandelt de informatievoorziening omtrent kasstromen van beëindigde bedrijfsactiviteiten. Ook kan de onderneming de keuze maken de winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten in de toelichting op te nemen. Deze optie wordt in paragraaf 4.4 besproken; deze paragraaf behandelt de informatievoorziening omtrent winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten.

In paragraaf 2.3.2 is reeds toegelicht wat de analyse omtrent het bedrag dat wordt opgenomen in het statement of comprehensive income moet bevatten. Samengevat betreffen dit de kosten en baten, de gerelateerde belastingen, en de resultaten uit waardering en afstoting. Deze analyse dient duidelijk gescheiden plaats te vinden van voortgezette activiteiten. In 12 van de 13 jaarrekeningen is de analyse van het bedrag dat in de winst-en-verliesrekening is opgenomen verwerkt in de toelichting. Hier zijn daarom ook de aan de beëindigde bedrijfsactiviteiten gerelateerde belastingen verantwoord. Het totaalresultaat van beëindigde bedrijfsactiviteiten dat in de resultatenrekening is opgenomen wordt door de 12 ondernemingen die de analyse in de toelichting hebben verwerkt op de wijze ontleed die IFRS

20

Page 21: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

5 voorschrijft. Slechts in 1 jaarrekening is deze analyse volledig in de winst-en-verliesrekening gedaan. Tevens is er 1 jaarrekening die zowel een analyse in de winst-en-verliesrekening als in de toelichting bevat.

Een goed voorbeeld van opname zoals bedoeld in IFRS 5 wordt gegeven door de jaarrekening van KPN, waar de analyse van het bedrag dat in de winst-en-verliesrekening is opgenomen wordt verantwoord in de toelichting. Hierin worden alle kosten en baten die zijn gemaakt ten behoeve van de beëindigde bedrijfsactiviteit verwerkt. Er is een bedrag opgenomen vóór belastingen en impairment, waarna ook de verantwoording van de aan de beëindigde bedrijfsactiviteit gerelateerde belasting is verwerkt. Ook is goed te onderscheiden welke resultaten gerelateerd zijn aan de waardering van de bedrijfsactiviteit en welke gerelateerd zijn aan de afstoting van de activiteit. Het totaalresultaat dat wordt opgenomen in de winst-en-verliesrekening staat onderaan.

(KPN, 2014)

Deze duidelijke splitsing van de bate of last die voortvloeit uit de waardering tegen reële waarde is in 11 van de 13 jaarrekeningen opgenomen. De splitsing naar de baten en lasten die voortvloeien uit het afstoten van de beëindigde bedrijfsactiviteit mist in 5 van de 13 jaarrekeningen. De reden hiervoor is niet opgenomen in de toelichting of elders in de jaarrekening maar naar alle waarschijnlijkheid hebben deze bedrijven geen kosten gemaakt voor het afstoten van de activiteiten.

5 Van de 13 ondernemingen hebben, buiten het totaal aan kosten, opbrengsten en resultaten van de beëindigde bedrijfsactiviteiten, de beëindigde bedrijfsactiviteiten afzonderlijk in hun toelichting opgenomen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de jaarrekening van TNT. In de toelichting is hier van elke beëindigde bedrijfsactiviteit afzonderlijk een resultatenrekening te vinden.

21

Page 22: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

(TNT Express, 2014)

Onderstaande tabel toont waar en op welke manier de ondernemingen de analyse van het bedrag dat voor beëindigde bedrijfsactiviteiten in het statement of comprehensive income is opgenomen wordt gepresenteerd in de jaarrekening.

Aantal %Analyse van het resultaat van beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in de toelichting

11 84

Analyse van het resultaat van beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in zowel de toelichting als in de resultatenrekening

1 8

Analyse van het resultaat van beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in de resultatenrekening

1 8

Analyse omvat opbrengsten, kosten en resultaat van de beëindigde bedrijfsactiviteiten.

13 100

Analyse omvat de aan de beëindigde bedrijfsactiviteiten gerelateerde belastingen

13 100

Analyse omvat bate of last die voortvloeit uit het afstoten van de beëindigde bedrijfsactiviteit

8 62

Toelichting bevat afzonderlijke analyse per beëindigde bedrijfsactiviteit

5 38

3.3 Weergave beëindigde bedrijfsactiviteiten in het kasstroomoverzicht

De netto kasstromen die toerekenbaar zijn aan operationele, investerings- en financieringsactiviteiten van de discontinued operations moeten in de jaarrekening worden opgenomen. Dit mag de onderneming in het kasstroomoverzicht zelf of in de toelichting doen. De kasstromen die aan de categorieën activiteiten worden toegerekend dienen hier ook afzonderlijk te worden opgenomen.

22

Page 23: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

In 12 van de 13 onderzochte jaarrekeningen is informatie opgenomen omtrent beëindigde bedrijfsactiviteiten in het kasstroomoverzicht. In deze jaarrekeningen is dus minimaal één bedrag opgenomen dat de totale kasstroom die toerekenbaar is aan discontinued operations vertegenwoordigt. De operationele, investerings- en financieringskasstromen vormen samen de totale kasstroom. De manier van presenteren van de categorieën kasstromen loopt echter uiteen. Een uitsplitsing naar de drie categorieën activiteiten in het kasstroomoverzicht komt voor in de meeste jaarrekeningen (6 van de 13). Een goed voorbeeld hiervan is de jaarrekening van Philips. Deze jaarrekening presenteert de kasstromen uit beëindigde activiteiten afzonderlijk van de kasstromen uit voortgezette activiteiten en geeft direct een rubricering naar categorieën activiteiten in het kasstroomoverzicht.

(Philips, 2014)

Een uitsplitsing naar de drie categorieën activiteiten in de toelichting komt in 4 van de 13 jaarrekeningen voor, en in 1 van de jaarrekeningen wordt in zowel het kasstroomoverzicht als in de toelichting de rubricering opgenomen. De uitsplitsing in de toelichting is vrijwel hetzelfde vormgegeven als die in het kasstroomoverzicht. Een goed voorbeeld hiervan komt uit de jaarrekening van Akzo Nobel

(Akzo Nobel, 2014)

Opmerkelijk is dat 2 van de 13 jaarrekeningen niet voldoen aan de toelichtingsvereisten in het kasstroomoverzicht die de standaard stelt. Bij 1 van de jaarrekeningen ontbreekt de rubricering, terwijl bij een andere de informatie omtrent kasstromen van discontinued operations volledig ontbreekt. De reden van het ontbreken van deze informatie is niet duidelijk en wordt verder niet verklaard in de jaarrekening. Het zou kunnen dat de informatie niet materieel is. Dit zou er echter op kunnen duiden dat de activiteiten die zijn opgenomen door de onderneming ten onrechte zijn gepresenteerd als zijnde beëindigde bedrijfsactiviteiten als bedoeld in IFRS 5. De definitie van een discontinued operation vereist namelijk dat een activiteit een afzonderlijke, significante productielijn/productgroep betreft of een geografisch gebied bestrijkt. Wanneer er sprake is van een activiteit die aan deze voorwaarde voldoet en er dus sprake is van een belangrijke productgroep of belangrijk geografisch gebied, kan worden aangenomen dat het gaat om materiële informatie (Manschot, 2011). Onderstaande

23

Page 24: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

tabel toont waar de ondernemingen van de onderzochte jaarrekeningen de uitsplitsing naar operationele, investerings- en financieringsactiviteiten hebben opgenomen.

Aantal %Beëindigde bedrijfsactiviteiten in kasstroomoverzicht inclusief uitsplitsing naar categorieën

6 46

Beëindigde bedrijfsactiviteiten in kasstroomoverzicht met uitsplitsing naar categorieën in toelichting

4 30

Beëindigde bedrijfsactiviteiten in kasstroomoverzicht incl. uitsplitsing naar categorieën + uitsplitsing in toelichting

1 8

Beëindigde bedrijfsactiviteiten in kasstroomoverzicht zonder enige uitsplitsing naar categorieën

1 8

Beëindigde bedrijfsactiviteiten niet in kasstroomoverzicht 1 8

Uitgesplitste kasstroom van operationele activiteiten opgenomen 11 85

Uitgesplitste kasstroom van investeringsactiviteiten opgenomen 8 62

Uitgesplitste kasstroom van financieringsactiviteiten opgenomen 8 62

3.4 Weergave winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten

Ondernemingen dienen de winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten die toekomt aan de aandeelhouders te vermelden in de jaarrekening. Dit kan de onderneming doen in de winst-en-verliesrekening of in de toelichting.

In 10 van de 13 jaarrekeningen is de winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten direct opgenomen in de winst-en-verliesrekening. Deze jaarrekeningen bevatten hierin een afzonderlijk deel waarin de winst per aandeel wordt uitgesplitst. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in de jaarrekening van Delta Lloyd. Hierin wordt de winst per aandeel tweemaal uitgesplitst. Ten eerste wordt de winst per aandeel opgedeeld in verwaterde en basis winsten. Verwatering wordt gedefinieerd als het effect dat aandelen minder waard worden doordat er meer aandelen uitgegeven worden. Voorts worden deze twee winsten per aandeel nog opgesplitst in winst per aandeel voor voortgezette activiteiten en winst per aandeel voor beëindigde bedrijfsactiviteiten.

(Delta Lloyd, 2014)

24

Page 25: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

In de overige drie jaarrekeningen is de winst per aandeel uitgesplitst in de toelichting. In de winst-en-verliesrekening is dan enkel een totaalbedrag van winst per aandeel dat aan de aandeelhouders toekomt opgenomen. De uitsplitsing wordt bij alle drie de jaarrekeningen gegeven in de toelichting omtrent earnings per share. In de toelichting die specifiek is opgenomen voor beëindigde bedrijfsactiviteiten wordt in alle drie de jaarrekeningen niets opgenomen omtrent winst per aandeel uit beëindigde bedrijfsactivitieten.

Samenvattend vindt de presentatie van de winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten dus als volgt plaats:

Aantal %Winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in de winst-en-verliesrekening

10 77

Winst per aandeel van beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen in de toelichting

3 23

3.5 Samenvatting

Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag hoe AEX genoteerde bedrijven beëindigde bedrijfsactiviteiten hebben verwerkt in hun jaarrekening. Vrijwel alle ondernemingen die zijn onderzocht passen de presentatie- en toelichtingsvereisten grotendeels op de juiste manier toe bij de opname van beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening. Iedere jaarrekening bevat een bedrag dat het resultaat is van beëindigde bedrijfsactiviteiten in het statement of comprehensive income, welke verdere uitwerking krijgt in de toelichting. De uitsplitsing van de kasstromen verloopt bij de meeste ondernemingen in het kasstroomoverzicht zelf. Winst per aandeel wordt veelal uitgesplitst in de winst-en-verliesrekening.

4 Conclusie

Deze scriptie heeft zich geconcentreerd op de informatievoorziening over beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening en geeft antwoord op de vraag in welke mate de verwerking van de richtlijnen uit IFRS 5 nuttige informatie verschaft voor gebruikers van jaarrekeningen van AEX beursgenoteerde bedrijven. Als uitgangspunt voor deze informatievoorzienig zijn de toelichtings- en presentatievoorschriften van IFRS 5 gebruikt, de internationale accountingstandaard vastgesteld door de IASB. Voor het onderzoek naar deze informatievoorziening is gebruik gemaakt van de jaarrekeningen van de 25 aan de AEX genoteerde ondernemingen, de grootste beursgenoteerde ondernemingen van Nederland. De jaarrekeningen die zijn onderzocht behandelen de boekjaren 2014 en 2013. Van de 25 aan de AEX genoteerde bedrijven hebben 13 bedrijven in de genoemde boekjaren beëindigde bedrijfsactiviteiten opgenomen. Een activiteit van een onderneming kan slechts als beëindigde bedrijfsactiviteit worden opgenomen wanneer deze een afzonderlijke, significante productielijn/productgroep of een belangrijk geografisch gebied bestrijkt. De opname van beëindigde bedrijfsactiviteiten dient te voldoen aan een aantal presentatie- toelichtingsvoorschriften. Uitgangspunt hierbij is dat in ieder geval in het statement of comprehensive income, het kasstroomoverzicht en de toelichting informatie over beëindigde bedrijfsactiviteiten wordt opgenomen.

25

Page 26: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Uit het onderzoek blijkt dat de meeste ondernemingen de presentatie- en toelichtingsvereisten grotendeels op de juiste manier toepassen bij de opname van beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening. Echter bestaat er wel een grote diversiteit in de manier van opname. Ondernemingen nemen de informatie over beëindigde bedrijfsactiviteiten namelijk in verschillende onderdelen van de jaarrekening op. Dit zijn overigens wel toegestane onderdelen. Deze diversiteit in opname is niet bevorderlijk voor de toegankelijkheid en vergelijkbaarheid van deze informatie. De vraag is dan ook in hoeverre de voorschriften uit IFRS 5 voldoende zijn om het doel van het conceptual framework van de IASB, het geven van een getrouwe weergave aan de gebruikers van de jaarrekening, te bewerkstelligen. Over dit vraagstuk bestaan uiteenlopende meningen met betrekking tot IFRS als geheel, maar ook voor IFRS 5 in het bijzonder. Er wordt hierbij vooral toegespitst op de vraag of extra regelgeving binnen standaarden de duidelijkheid van de jaarrekening vergroot, de eenduidigheid binnen jaarrekeningen onderling vergroot, het nut voor de gebruikers vergroot of juist de complexiteit vergroot. Zo is voor te stellen dat extra regelgeving de eenduidigheid en vergelijkbaarheid van verschillende jaarrekeningen vergroot, maar tevens ook de complexiteit van toepassing van standaarden. Brouwer en Tahtah beschrijven in hun beschouwing omtrent de complexiteit van IFRS dat de IASB een zorgvuldige afweging dient te maken of het invoeren dan wel herzien van een standaard de complexiteit van deze standaard niet zodanig vergroot dat het nut wordt overschaduwd. Complexiteit ondermijnt volgens hen namelijk de begrijpelijkheid van standaarden (Brouwer & Tahtah, 2012). Schrödl en Klein (2011) beschrijven ook dat de complexiteit binnen de standaarden voor operationele problemen kan zorgen bij implementatie en het begrip er van. Cope bekritiseert daarentegen de standaarden van IFRS vanwege de hoeveelheid opties die ze bieden voor verwerking van informatie in de jaarrekening. Hij stelt dat de hoeveelheid opties die worden geboden binnen een aantal standaarden te groot is. Ook laten deze opties te veel mogelijkheid aan het management van een onderneming om een grote verscheidenheid aan besluiten te nemen. Dit is volgens hem ook het geval bij IFRS 5 (Capkun et al, 2012). Tevens rijst hierbij de vraag of de IASB haar standaarden rules based of principle based wil inrichten. Er bestaat geen eenduidige kwalificatie voor IFRS als rules based of principle based systeem. In vergelijking met US GAAP is IFRS bijvoorbeeld meer principle based, terwijl IFRS zich tot NL GAAP verhoudt als meer rules based. De regelgeving op zich is zoals hierboven beschreven dus een groot punt van discussie. Er is echter niet alleen discussie over de regelgeving zelf, ook de manier van interpretatie door ondernemingen van deze regelgeving is van belang. Een Amerikaanse studie naar verwerking van beëindigde bedrijfsactiviteiten heeft al uitgewezen dat deze verwerking gevoelig is voor het gebruik van earnings management door ondernemingen. Vooral het kwalificeren als en het toerekenen van kosten aan discontinued operations is in ondernemingen vaak toegepast om zo resultaten van voortgezette activiteiten te managen (Barua et al., 2006). Ook stelt Cope dat de standaard te veel berust op de besluiten van managers, zoals hierboven al vermeld. Zijn advies is dan ook gedetailleerdere, en duidelijkere regels op te stellen met betrekking tot kwalificatie van activiteiten als beëindigd, om zo misbruik te voorkomen bij toepassing van de voorschriften uit IFRS 5 (Capkun et al, 2012). De verantwoordelijkheid ligt echter niet alleen bij de opsteller van de standaarden, de IASB, maar ook bij de ondernemingen die de voorschriften toepassen bij het opstellen van hun jaarrekening, zo stelt Brouwer. Het juist toepassen en interpreteren van de standaard voorkomt mismanagement door het bestuur van een onderneming; earnings management wordt op deze manier teruggedrongen. Er wordt zelfs gesteld dat ondernemingen in verschillende gevallen juist hebben gezorgd voor de

26

Page 27: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

complexiteit die in sommige standaarden van IFRS aan de orde is. Door misbruik in het verleden is de IASB geneigd anti-misbruikbepalingen op te nemen in haar standaarden, welke ten koste gaan van de eenvoud (Brouwer & Tahtah, 2012).

Ik ben van mening dat de voorschriften binnen de standaarden iets strikter mogen en sluit me dus grotendeels aan bij Cope. Uit het onderzoek is gebleken dat ondernemingen beëindigde bedrijfsactiviteiten veelal volgens de voorschriften opnemen in hun jaarrekening. De informatie die is gegeven is echter niet altijd even duidelijk toegelicht waardoor controle op deze cijfers vrij lastig is. De mogelijkheid om bedrijfsactiviteiten als beëindigd te rapporteren is tevens vrij groot. Hoewel door de opzet van het onderzoek geen earnings management bewezen kan worden, behoort dit wel tot de mogelijkheden. Earnings management gaat ten koste van de getrouwe weergave die de jaarrekening nastreeft en doet dus afbreuk aan het nut van de gebruiker. De IASB lijkt de denkwijze van Cope ook enigszins te volgen kijkend naar de herziening van ASU 2014-08 waar de drempel wordt verhoogd om activiteiten te kunnen kwalificeren als beëindigd. Striktere regelgeving komt naar mijn mening tevens vergelijkbaarheid en eenduidigheid van jaarrekeningen ten goede. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat vooral regelgeving omtrent plaats van opname in de jaarrekening belangrijk is, omdat juist dit zorgt voor een afnemende vergelijkbaarheid. Dit vergroot het nut voor de gebruiker, het doel waar het uiteindelijk om draait.

Beperkingen en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek

Het onderzoek bespreekt vooral hoe ondernemingen de presentatie- en toelichtingsvoorschriften uit IFRS 5 opnemen in hun jaarrekening. Het is dus minder geschikt om te onderzoeken of er sprake is van earnings management bij de verwerking van beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening. Dit zou een toekomstig onderzoek wel kunnen uitwijzen. Er zal dan meer nadruk gelegd moeten worden op de cijfers die worden gepresenteerd.

Doordat lang niet elke onderneming te maken heeft met beëindigde bedrijfsactiviteiten is de sample van AEX genoteerde bedrijven aan de kleine kant. Deze zou bij toekomstig onderzoek uitgebreid kunnen worden. Denk hierbij aan het toevoegen van de AMX of zelfs elke beursgenoteerde Nederlandse onderneming.

27

Page 28: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

A Onderzoeksresultaten

WEVR Winst-en-verliesrekeningSOCI Statement of comprehensive incomeCFS CashflowtatementO+K=Res. Opbrengsten, kosten en het resultaatBelast. Belastingen opgenomen

28

Page 29: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Referenties

Barua, A., Lin, S., & Sbaraglia, A. (2010). Earnings Management Using Discontinued Operations. In The Accounting Review.

Böhmer, S., Hoogendoorn, M.N., Kruit, R., Boeijink, M., Bos, A. de, Gaillard, R.H., ... Windt, J.L. van der (2014). EY Handboek Jaarrekening 2014. Deventer: Wolters Kluwer

Brouwer, A.J. 2012. Reductie van complexiteit binnen IFRS - Wie is aan zet? Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 9.

Cairns, D. (2006). The Use of Fair Value in IFRS. In Accounting in Europe (pp. 5-22). Routledge.

Capkun, V., Collins, D.W., Jeanjean, T. (2012) The Effect of IAS/IFRS Adoption on Earnings Management (Smoothing): A Closer Look at Competing Explanations

Choi, F.D. (2003), International finance and accounting handbook, John Wiley & Sons

EY (2014), Technical Line, How discontinued operations are changing, opgeroepen 3 juli 2014, ey.com

Grant Thornton, (2008). Non-Current Assets Held for Sale and Discontinued Operations, challenges in applying IFRS 5.

Holt, G., 2014. IFRS 5 Non-Current Assests held for Sale and Discontinued Operations, opgeroepen 8 juli 2015, ACCA Global

Hoogendoorn, M. (2008). Column: Uit balans. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie 82 (9, september): 360-362.

IASB (2010), IFRS 5 Non-Current Assests held for Sale and Discontinued Operations, IASC Foundation, London

IASB (2010), The Conceptual Framework for Financial Reporting, IASC Foundation, London

IASB (2013), Accounting Standards Update (ASU) 2014-08, Reporting Discontinued Operations and Disclosures of Disposals of Components of an Entity

IASB (2013), Guidance on Implementing IFRS 5 Non-Current Asets Held for Sale and Discontinued Operations

Kieso, D. E., Weygandt, J. J., & Warfield, T. D. (2011). Intermediate accounting: IFRS edition (Vol. 1). John Wiley & Sons.

KPMG (2004), Financial Reporting Update; HKFRS 5 Non-current assets held for sale and discontinued operations, opgeroepen 5 juli 2014, kpmg.com

Manschot D. 2012. Activa bestemd voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 12

29

Page 30: Beëindigde bedrijfsactiviteiten in de jaarrekening · Web viewParagraaf 2.2 en 2.3 uit deze sectie zijn gebaseerd op IFRS 5 en op Bohmer et al. (2014) Dit hoofdstuk schetst het theoretisch

Offeren, D.H. van, (2013). Ontwikkelingen in Conceptual Framework, Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 9

PWC (2014), Dataline; A summary of the FASB’s propol on reporting discontinued operations, opgeroepen 3 juli 2014, pwc.com

Schrödl, N. en C. Klein (2011),IFRS and the complexity hurdle

Jaarrekeningen

Onderneming Annual ReportAalberts Industries 2014/2013

Aegon 2014/2013Ahold Koninklijke 2014Air France-KLM 2014

Akzo Nobel 2014Altice 2014

Arcelor Mittal 2014/2013ASML Holding 2014/2013

Boskalis Westminster Koninklijke 2014/2013Delta Lloyd 2014

DSM Koninklijke 2014Gemalto 2014/2013Heineken 2014/2013

ING Groep 2014KPN Koninklijke 2014

NN Group 2014OCI 2014

Philips Koninklijke 2014RELX 2014/2013

Royal Dutch Shell 2014/2013TNT Express 2013

Unibail-Rodamco 2014/2013Unilever Certificate 2014/2013Vopak Koninlijke 2014/2013Wolters Kluwer 2013

30