16
Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten Benchmark Onderwijs September 2012

Benchmark Onderwijs

Embed Size (px)

DESCRIPTION

6.000 banen verdwenen in primair onderwijs. Financiële positie scholen verder achteruit.

Citation preview

Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

Benchmark Onderwijs September 2012

1 Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

Voorwoord

Bezuinigingen leiden tot minder leerkrachten en grotere groepen

Met veel genoegen bieden wij u bijgaand de nieuwe Deloitte benchmark voor het primair en voortgezet onderwijs aan. De cijfers over 2011 zijn een voortzetting van de trends die vorig jaar zijn gesignaleerd.

Vorig jaar constateerden wij dat zowel het primair als het voortgezet onderwijs in aanzienlijke mate negatieve resultaten boekten maar dat knellende (cao) regels de bedrijfsvoering in de weg zaten.

Dit jaar constateren we dat de resultaten weliswaar verbeteren maar dat nog altijd ruim de helft van de schoolbesturen verlies lijdt. De resultaten verbeteren wel iets, het verlies loopt terug, maar dat gaat ten koste van de werkgelegenheid in de sector. In het primair onderwijs zijn 6.000 voltijds arbeidsplaatsen verdwenen.

Deels is dit te verklaren door de definitief ingezette, demografisch bepaalde daling van het leerlingaantal in het primair onderwijs (PO), maar de afname van de werkgelegenheid gaat veel harder dan de leerlingkrimp.

In het voortgezet onderwijs (VO) zijn de verschuivingen ten opzichte van vorig jaar minder groot. Wel valt op dat zowel in het PO als in het VO de kapitalisatiefactor daalt en dat deze daling sneller gaat dan op basis van de resultaten onder aan de streep verwacht mag worden.

Voor het beoordelen van de financiële prestaties van de PO- en VO-sector is het nuttig om een referentiekader voor vergelijkingsdoeleinden te hebben. Een benchmark is een zeer geschikt middel om als referentiekader te dienen. Deze rapportage bevat de gegevens van ruim 300 instellingen in het primair- en voortgezet onderwijs in heel Nederland. De gegevens ten behoeve van het benchmarkonderzoek 2012 zijn afgeleid uit de jaarrekeningen 2011 zoals deze zijn ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Wij hopen dat deze benchmark bijdraagt aan uw inzicht in de financiële prestaties van de sector. Mocht u vragen hebben of een nadere toelichting willen ontvangen, kunt u altijd contact opnemen met ondergetekende.

Met vriendelijke groet,

J.S. Huizinga RA

2

1 Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

Inhoudsopgave

Voorwoord 1

1. Ontwikkelingen in de onderwijssector 3

2. Balans 4

3. Personeel 7

4. Exploitatie 9

Contactpersonen 10

2

3 Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

1. Ontwikkelingen in de onderwijssector

Resultaten verbeteren, maar zijn nog negatief. Werkgelegenheid PO zwaar onder druk.

1.1 Algemene ontwikkelingenIn dit hoofdstuk is een korte analyse gemaakt van de ontwikkelingen zoals die uit onze benchmark blijken. In hoofdlijnen laat deze analyse zien dat de financiële performance in 2011 is verbeterd ten opzichte van vorig jaar maar dat de resultaten nog altijd negatief zijn.

Daarbij treden behoorlijke verschillen op tussen het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs zijn in grote delen van het land de effecten van daling in leerlingaantallen zichtbaar. Landelijk gezien is dit een overzichtelijke 1%, maar regionaal komen uitschieters tot boven 5% voor. Dit vertaalt zich in een afnemende personeelsbezetting. De teruggang in werkgelegenheid is echter fors te noemen. De oorzaak hiervoor ligt vermoedelijk in een inhaaleffect als gevolg van de bezuinigingen van de afgelopen jaren en het inspelen, bijvoorbeeld via payrolling, op verdere krimp in leerlingaantallen in de komende jaren. De vermindering van personele inzet leidt tot grotere groepen. De verhouding tussen het aantal leraren en leerlingen is het afgelopen jaar gestegen van 12 naar 12,4. Voor het eerst in jaren dalen de totale lasten van het primair onderwijs, in lijn met de leerlingontwikkeling, met ongeveer 1%.

In het voortgezet onderwijs verbeteren de resultaten zich ten opzichte van vorig jaar. Effecten van krimp zijn er macro gezien nog niet maar regionaal komt dit wel voor, al zijn de fluctuaties minder groot dan in het primair onderwijs.

1.2 VermogenspositieDe vermogenspositie van scholen loopt nog steeds achteruit. De daling gemeten aan de hand van de kapitalisatiefactor gaat sneller dan op grond van de negatieve resultaten mag worden verwacht. Dit wordt grotendeels verklaard door investeringen in het onderwijs.

Het ministerie hanteert naast de kapitalisatiefactor ook nog enkele solvabiliteitsbegrippen, waarvan “solvabiliteit 2” de belangrijkste is. Dit solvabiliteitsbegrip wijkt af van het reguliere begrip omdat naast het eigen vermogen (algemene en bestemmingsreserves) ook de voorzieningen worden meegeteld. Dit kengetal is het afgelopen jaar stabiel gebleven hetgeen overeenkomt met het beperkte verlies als percentage van de totale baten van 0,3% (2010: verlies 1,3%).

Voor de toekomst blijft het lastig voorspellingen doen. De btw verhoging per 1 oktober 2012 en eventuele maatregelen van het nieuwe kabinet maken verwachtingen voor 2013 moeilijk.

4

2. Balans

Financiele positie van scholen gaat verder achteruit

2.1 KapitalisatiefactorDe kapitalisatiefactor wordt gedefinieerd als “balanstotaal minus gebouwen en terreinen, gedeeld door de totale baten”. Voor schoolbesturen in het primair en het voortgezet onderwijs zonder gebouwen en terreinen op de balans adviseert de commissie Don een bovengrens van 35% voor grote instellingen en 60% voor kleine instellingen.

2.2 Solvabiliteit 2De solvabiliteit geeft aan in welke mate het schoolbestuur in staat is om aan al haar verplichtingen te voldoen, met name op lange termijn. In het onderwijs wordt dit gedefinieerd als eigen vermogen + voorzieningen/totaal vermogen.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

201120102009

48.40% 46.40% 44.10%

Kapitalisatiefactor

Solvabiliteit 2

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

201120102009

65.05% 62.88% 62.86%

5 Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

2.3 LiquiditeitOp basis van de liquiditeitsratio kan worden beoordeeld in welke mate een schoolbestuur in staat is aan haar korte termijnverplichtingen te voldoen. In de bedrijfseconomie wordt voor de liquiditeit de current ratio gebruikt. Dit is de verhouding tussen de vlottende activa en het kort vreemd vermogen. Als gezonde waarde wordt een ratio van meer dan 1 gezien.

2.4 BufferfunctieBij het beoordelen van een jaarrekening van een onderwijsinstelling zal de Inspectie zich met name baseren op de bufferfunctie. De bufferfunctie is het resterende deel van de kapitalisatiefactor en betreft de middelen om onvoorziene risico’s af te dekken zoals fluctuaties in leerlingaantallen, de financiële gevolgen van arbeidsconflicten, instabiliteit in bekostiging en onvolledige indexatie van de bekostiging. Iedere instelling dient zelf te bepalen of op basis van dit kengetal aanleiding bestaat financiële impulsen aan het onderwijs te geven, te bezuinigen of juist geen verdere maatregelen te treffen, al dan niet in samenspraak met het (externe) toezicht. Bij een hoge bufferfunctie moet een onderwijsinstelling hoe dan ook voorbereid zijn op vragen van de Onderwijsinspectie.

0,235

0,23

0,225

0,22

0,215

0,21

0,205

0,2

0,195

0,19

0,185

0,18

2009 2010 2011

23.12% 21.16% 19.95%

Bufferfunctie

Liquiditeit

0.0

0.5

1.0

1.5

2.0

2.5

3.0

3.5

201120102009

1.73 1.55 1.49

6

7 Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

3. Personeel

3.1 Formatieomvang primair onderwijsUit de figuur hiernaast blijkt een duidelijke daling van het aantal FTE’s in de PO sector in 2011.

3.2 Verhouding personeelskosten ten opzichte van de totale lastenPersoneelskosten zijn een belangrijke kostenpost voor een onderwijsinstelling. In de grafiek geven wij een overzicht van de totale personeelskosten afgezet tegen de totale lasten. Daaruit blijkt dat een steeds groter deel aan personeelslasten besteed wordt.

Formatie totale PO-sector

124000

126000

128000

130000

132000

134000

136000

138000

Data 1

201120102009

135.743 136.130

130.040

Aandeel personeelslasten

75%

80%

85%

90%

201120102009

80.89% 81.55% 81.91%

8

3.3 Leerlingen per FTEHet aantal leerlingen per FTE geeft inzicht in hoeverre de formatie is afgestemd op het aantal leerlingen.

3.4 Personeelskosten per FTEEen basis voor de vergelijking van de personeelslasten is de gemiddelde personeelskosten per FTE en per leerling. Deze figuur geeft een overzicht van de totale personeelskosten per gemiddelde full-time formatieplaats.

Leerlingen per FTE

11.8

11.9

12.0

12.1

12.2

12.3

12.4

201120102009

12.23

11.99

12.34

Personeelslasten per FTE

59000

60000

61000

62000

63000

64000

65000

66000

Data 1

201120102009

61.634

62.942

65.678

9 Benchmark Onderwijs 2012 Meten is weten

4. Exploitatie

4.1. HuisvestingslastenDe huisvestingslasten bij onderwijsinstellingen bestaan uit onder meer onderhoud, energie en belastingen, kosten van huisvesting in eigendom en huurlasten. Een hoge verhouding huisvestingslasten ten opzichte van de totale baten kan noodzaak bieden de huisvesting anders te structureren en/of hierop te bezuinigen. Dit kan van toepassing zijn bij instellingen met meerdere(decentrale) locaties.

4.2 Overige lastenDe overige lasten bij onderwijsinstellingen zijn vaak zeer divers. De verhouding overige lasten gerelateerd aan de totale baten laat zien in welke mate een instelling de baten gebruikt ter dekking van de overige lasten. Ook leermiddelen behoren tot de overige lasten.

4.3 RentabiliteitDoor het exploitatieresultaat te relateren aan de totale baten, kan worden beoordeeld hoeveel van de totale baten overblijft nadat alle kosten, inclusief rentelasten hierop in mindering zijn gebracht. Dit percentage geeft in feite weer hoeveel van de totalebaten maximaal overblijft voor het versterken van definanciële buffer en daarmee de continuïteit van de organisatie. De commissie Don hanteert voor de nettowinstmarge het begrip “rentabiliteit” enbeschouwt deze eveneens als een indicator voor het budgetbeheer met als signaleringsondergrens 0% en met als signaleringsbovengrens 5%. De sector als geheel voldoet hier dus niet aan.

Huisvestingslasten

Overige lasten

Rentabiliteit

0%

5%

10%

15%

20%

201120102009

13.1% 13.27% 12.36%

0%

5%

10%

201120102009

6.93% 6.93% 6.57%

-3%-2%-1%0%1%2%3%

201120102009

-0.06% -1.26% -0.32%

10

Contactpersonen Deloitte Benchmark Onderwijs

Sjirk Huizinga RA088 288 11 [email protected] Noord Oost Nederland

Arie Booij RA088 288 13 20 [email protected] Noord West Nederland (Noord)

Ron Killeen RA 088 288 10 [email protected] Noord West Nederland (Zuid)

Frank van Kuijck RA088 288 03 [email protected] Zuid West Nederland

Hans Hendriks RA088 288 04 [email protected] Midden Nederland

Wiljan van de Rijdt RA088 288 12 [email protected] Zuid Oost Nederland

Disclaimer: De samenstellers zijn zich volledig bewust van hun taak om een zo betrouwbaar mogelijke benchmarkrapportage te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventueel in deze rapportage voorkomende onvolledigheden en/of onjuistheden.

Deloitte refers to one or more of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, a UK private company limited by guarantee, and its network ofmember firms, each of which is a legally separate and independent entity. Please see www.deloitte.com/about for a detailed description ofthe legal structure of Deloitte Touche Tohmatsu Limited and its member firms.

Deloitte provides audit, tax, consulting, and financial advisory services to public and private clients spanning multiple industries. Witha globally connected network of member firms in more than 150 countries, Deloitte brings world-class capabilities and high-qualityservice to clients, delivering the insights they need to address their most complex business challenges. Deloitte’s approximately 182,000professionals are committed to becoming the standard of excellence.

This publication contains general information only, and none of Deloitte Touche Tohmatsu Limited, its member firms, or their relatedentities (collectively, the “Deloitte Network”) is, by means of this publication, rendering professional advice or services. Before making anydecision or taking any action that may affect your finances or your business, you should consult a qualified professional adviser. No entityin the Deloitte Network shall be responsible for any loss whatsoever sustained by any person who relies on this publication.

© 2012 Deloitte The Netherlands