Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
LAB 22 I-MET 041 v.06 1/31
Federaal Agentschap
voor de Veiligheid
van de Voedselketen
Bestuur Laboratoria
MET-FLVVG-041
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
Versie 06
Datum van toepassing 2014-11-20
Opgesteld door : Inge Heymans; medewerker R&C
Nazicht door : Tanja De Bruyn; medewerker R&C; 2014-10-31
Bert Vandenborre; medewerker R&C; 2014-11-04
Goedkeuring vrijgave door : Ingrid Vermeulen; Sectieverantwoordelijke R&C;
2014-11-17
Beheer & locatie geldende versie : Kwaliteit FLVVG; Lokale server FLVVG
Bestemmelingen : Medewerkers R&C: alle
Trefwoorden : SUL, LC-MS
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 2/31
Overzicht herziening van het document
Herziening
door/datum*
Reden van herziening Tekstdeel / draagwijdte van
de herziening
CVDH 18/09/08 Nieuwe lay-out Volledige tekst
IH 2010/08/25 - Aanpassing detectieniveau voor
melk, vlees, lever en nier
- Up-date
TDB/2012-12-03 - Wijziging loopmiddel LC-MS en druk
LC-kolom
- Aanpassing opzuivering honing:
extractie in warmwaterbad (zie
ringtest RING-2012-10)
- 10.2
- 10.1.4 en D003
TDB/2013-06-04 - Aanpassing “interpretatie resultaten”
naar aanleiding van B non
conformiteit audit (vz-T-B07).
- Aanpassing “criteria analyseserie”.
- 12.2
- 11.1
TDB/2014-01-21 - LC-MS kolom
- tpm wijzigen naar xg
- 10.2
- 10.1
IH/2014-10-29 Aanpassing nieuwe methode vlees +
toevoeging trimethoprim
Volledige tekst
* Het verschil tussen de datum van toepassing en de huidige datum mag niet meer dan 5 jaar
bedragen.
Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie worden gemarkeerd in rood.
Indien omwille van de omvang van de wijzigingen, de tekst door gebruik van markeringen niet
meer leesbaar wordt, wordt de markering van wijzigingen weggelaten in de nieuwe versie. Dit
wordt vermeld in de historiek van het document.
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 3/31
INHOUDSTABEL
1 DOEL .................................................................................................................................. 5
2 TOEPASSINGSGEBIED .................................................................................................... 5
3 WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN. .......................................................... 5
4 DEFINITIES EN AFKORTINGEN ...................................................................................... 6
5 PRINCIPE ........................................................................................................................... 6
6 PRESTATIEKENMERKEN ................................................................................................ 6
7 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN .......................... 6
7.1 ALGEMENE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ......................................................................... 6
7.2 ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN ............................................................................ 7
7.3 SPECIFIEKE VOORZORGSMAATREGELEN ........................................................................... 7
8 REAGENTIA EN HULPSTOFFEN ..................................................................................... 7
8.1 STANDAARDOPLOSSINGEN (ZIE LAB 22 P 013) ................................................................ 7
8.2 REAGENTIA EN SOLVENTEN ............................................................................................. 8
8.3 OPLOSSINGEN ................................................................................................................ 8
8.4 GLASWERK ..................................................................................................................... 9
8.5 KLEIN MATERIAAL ............................................................................................................ 9
9 TOESTELLEN .................................................................................................................. 10
10 WERKWIJZE .................................................................................................................... 10
10.1 EXTRACTIE EN OPZUIVERING ..................................................................................... 10
10.2 LC-MS ANALYSE ...................................................................................................... 16
11 KWALITEITSCONTROLE ............................................................................................... 17
11.1 CRITERIA ANALYSESERIE ........................................................................................... 17
12 BEREKENING EN RAPPORTERING ............................................................................. 19
12.1 MONSTERS DIE OPNIEUW MOETEN WORDEN OPGEZET ................................................ 19
12.2 INTERPRETATIE RESULTATEN..................................................................................... 19
12.3 RAPPORTERING EN INSCHRIJVING .............................................................................. 20
13 VERWIJZING NAAR BIJHORENDE PROCEDURES, INSTRUCTIES, DOCUMENTEN,
FORMULIEREN OF LIJSTEN. ............................................................................................... 21
13.1 BIJLAGEN ................................................................................................................. 21
13.2 PROCEDURES ........................................................................................................... 21
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 4/31
13.3 INSTRUCTIES ............................................................................................................ 21
13.4 FORMULIEREN, LIJSTEN EN DOCUMENTEN .................................................................. 21
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 5/31
1 Doel
Deze methode beschrijft de extractie-, opzuiverings- en analyseprocedure voor het aantonen
en identificeren, conform EU-criteria, van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in
voeder, vlees, lever, nier, honing, eieren, melk en kaas.
2 Toepassingsgebied
Met deze LC-MSn methode kunnen sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim aangetoond,
geïdentificeerd en eventueel gekwantificeerd worden in voeder, vlees, lever, nier, honing,
eieren, melk en kaas op de niveaus zoals weergegeven in de scope LAB 22 F 009 014-TEST.
Opmerking: de stoffen die opgenomen zijn in de scope kunnen variëren per matrix. Ook
werden sommige stoffen enkel voor screening en niet voor bevestiging opgenomen in de
scope.
3 Wettelijke en normatieve documenten.
Volgende wetgeving is van toepassing voor geneesmiddelenresiduen in dierlijke producten:
- Richtlijn 96/23/EC van 29 april 1996
- Verordening 37/2010 (over MRL-waarden)
De EU bepaalt in deze wetgeving een toegelaten MRL-waarde (maximum residu gehalte),
afhankelijk van het soort dier en het soort weefsel.
Voor de verboden stoffen wordt geen MRL-waarde vastgelegd.
Voor melk, vlees, lever en nier geldt een MRL van 100 µg/kg voor de som van de aanwezige
sulfonamiden.
Voor vlees, lever en nier van paardachtigen geldt een MRL van 100 µg/kg voor trimethoprim.
Voor melk, vlees, lever en nier van alle andere voedselproducerende dieren geldt een MRL
van 50 µg/kg voor trimethoprim.
Uitzondering: het gebruik van sulfonamiden en trimethoprim is niet toegestaan bij dieren die
eieren voor menselijke consumptie produceren.
Dapsone wordt in bijlage I van EU Richtlijn 96/23/EG ondergebracht bij de groep A-
verbindingen (A6). Het gebruik van deze stoffen is verboden bij voedselproducerende dieren.
In het document ‘CRL Guidance Paper’ van 7/12/2007 worden richtlijnen gegeven voor de
detectieniveaus van stoffen waarvoor er geen MRL is vastgelegd in Verordening 37/2010.
Voor de bepaling van dapsone in melk en vlees wordt een niveau van 5 ppb aanbevolen.
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 6/31
4 Definities en afkortingen
5 Principe
Eerst worden labmonsters bereid door homogeniseren en malen van de monsters. Daarna
volgt een extractie- en opzuiveringsstap. Tenslotte worden detectie, identificatie en eventuele
kwantificatie uitgevoerd met LC-MSn.
6 Prestatiekenmerken
Het validatieschema en de bekomen prestatiekenmerken zijn terug te vinden in Vmap 041.
7 Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen
7.1 Algemene veiligheidsvoorschriften
Zie Instructie “Instructies voor het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBMs)”
LAB 22 I 017
ACN:
DAP / D:
EtAc:
EtOH:
H20:
HAc:
HCl:
LC-MS:
MeOH:
Acetonitrile
Dapsone
Ethylacetaat
Ethanol
Water
Azijnzuur
Waterstofchloride
Liquid Chromatography Mass Spectrometry
Methanol
MRL:
MRPL:
NaOH:
NH4OH:
Na2SO4:
PFPA:
PBM’s:
SUL / S:
TRIM / T:
TBME:
Maximum Residue Level
Minimum Required Performance Level
Natriumhydroxide
Ammoniak
Natriumsulfaat
Pentafluorpropionzuur
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Sulfonamiden
Trimethoprim
Tertiair-butylmethyl-ether
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 7/31
7.2 Algemene voorzorgsmaatregelen
- Om contaminatie tegen te gaan wordt voor elk monster schone hulpmiddelen gebruikt.
Onder schone hulpmiddelen wordt verstaan: hulpmiddelen die niet eerder gebruikt zijn
of die in een wasmachine of op een andere manier grondig zijn gereinigd.
- Het is meestal niet gekend of gebruikte standaarden afbreken onder invloed van
daglicht en/of wit kunstlicht. Vermijd daarom onnodig lang in het licht staan van stoffen
in oplossingen. Plaats de stoffen en oplossingen zo spoedig mogelijk na gebruik terug
op de voorziene plaats.
- De extractie met organische solventen dient bij voorkeur te gebeuren in een trekkast.
7.3 Specifieke voorzorgsmaatregelen
N.v.t.
8 Reagentia en hulpstoffen
Verwijzingen naar een product en/of fabrikant dienen enkel ter informatie en identificatie en
houden geen uitsluiting in van andere producten en/of fabrikanten die mogelijk ook voldoen.
Deze verwijzingen dienen om vergissingen te vermijden en het uitvoeren van bestellingen te
vereenvoudigen. De in de procedure vermelde reagentia en apparatuur kunnen aldus door
materiaal vervangen worden van minstens evenwaardige kwaliteit.
De houdbaarheid van zelfbereide oplossingen is 1 jaar bij kamertemperatuur, behalve indien
anders vermeld. De geschiktheid van gebruikte oplossingen, buffers en
standaardoplossingen wordt nagegaan aan de hand van ingebouwde borgingspunten en
langetermijnvalidatie. Indien hieraan voldaan wordt, wijst dit op de aanvaardbaarheid van
deze reagentia en toont dit eveneens aan dat de kwaliteit van de analyse gewaarborgd blijft.
Met ged. water wordt bedoeld: gedemineraliseerd water of water gereinigd over een
aquadem-installatie.
8.1 Standaardoplossingen (zie LAB 22 P 013)
8.1.1. M108: standaardmengsel SUL + TRIM (5 ng / µl in MeOH)
8.1.2. M109: standaardmengsel SUL + TRIM (1 ng / µl in MeOH)
8.1.3. M110: standaardoplossing sulfadimidine-d4, sulfadiazine-C13 en trimethoprim-d9
(10 - 25 ng / µl in MeOH)
8.1.4. M111: standaardoplossing sulfadimidine-d4, sulfadiazine-C13 en trimethoprim-d9
(1 - 2,5 ng / µl in MeOH)
8.1.5.
8.1.6.
8.1.7. M167 : standaardmengsel dapsone (5 ng / µl in MeOH)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 8/31
8.1.8. M168 : standaardmengsel dapsone (1 ng / µl in MeOH)
8.2 Reagentia en solventen
8.2.1. Aceton (01-0045-00068)
8.2.2. Watervrij Na2SO4 (01-0716-01000)
8.2.3. HCl 0,1 M (01-0290-00451)
8.2.4. Iso-octaan (01-0315-00506)
8.2.5. LC-MS methanol (01-0369-00578)
8.2.6. LC-MS water (01-0700-01145)
8.2.7. Acetonitrile voor LC-MS (ACN) (01-0046-00078)
8.2.8. Pentafluorpropionzuur (PFPA) (01-0474-00723)
8.2.9. Ammoniakoplossing 25% (01-0062-00107)
8.2.10. Ged. H2O
8.2.11. Tertiair-butylmethyl-ether (TBME) (01-0637-01047)
8.2.12. HCl 37% (01-0290-00461)
8.2.13. NaOH 32% (01-0603-00975)
8.2.14. Natriumacetaat (01-0585-00924)
8.2.15. Glycerol (01-0270-02076)
8.2.16. Ethylacetaat (01-0243-00364)
8.2.17. Azijnzuur HAc (01-0043-02093)
8.3 Oplossingen
8.3.1. 5 % ACN in PFPA-oplossing 10 mM pH 4
3,28 g (+ 0,1g) PFPA (8.2.11.) afwegen in een beker van 2000 ml (8.4.4.), aanlengen
met LC-MS water (8.2.6.) tot ongeveer 1500 ml en homogeniseren. Op pH 4 (+ 0,2)
brengen met NH4OH 2M (8.3.2.), 78,1 g (+ 0,1g) ACN (8.2.7.) toevoegen en
overbrengen in een maatkolf van 2000 ml (8.4.3.). Aanlengen tot de ijkstreep met LC-
MS water (8.2.6.) en homogeniseren.
8.3.2. NH4OH 2M
- breng 150 ml ammoniakoplossing 25% (8.2.9.) in een maatkolf van 1000 ml (8.4.3.)
- leng aan met LC-MS water (8.2.6.) tot 1000 ml en homogeniseer
8.3.3. Glyceroloplossing 10% in methanol
- 100 ml glycerol (8.2.15.) in een maatkolf van 1000 ml (8.4.3.) brengen
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 9/31
- leng aan tot de ijkstreep met LC-MS MeOH (8.2.5.)
8.3.4. HCl 0,01 M
- breng 30 ml LC-MS H2O (8.2.6.) in een maatkolf van 100 ml (8.4.3.)
- voeg 10 ml HCl 0,1 M (8.2.3.) toe
- leng aan met LC-MS H2O (8.2.6.) tot 100 ml en homogeniseer
8.3.5. Natriumacetaatoplossing 5 M
- weeg 41,02 g natriumacetaat (8.2.14) af
- los geleidelijk de afgewogen hoeveelheid op in een maatbeker van 100 ml (8.4.4.)
gevuld met 80 ml LC-MS H2O (8.2.6.)
- giet over in een maatkolf van 100 ml (8.4.3.) en leng aan met LC-MS H2O (8.2.6.) tot
100 ml en homogeniseer
8.3.6. HCl 2 M
- breng 300 ml H2O (8.2.6.) in een maatkolf van 1000 ml (8.4.3.)
- voeg 166 ml HCl 37% (8.2.12.) toe
- leng aan met H2O (8.2.6.) tot 1000 ml en homogeniseer
8.4 Glaswerk
8.4.1. Glazen autosamplerflesjes (vials) (02-0074-00331)
8.4.2. Glazen flesjes met schroefdop (40 ml) (02-0027-01277)
8.4.3. Maatkolven
8.4.4. Maatbekers
8.4.5. Glazen kolfjes 100 ml
8.4.6. Pyrexbuisjes 12x75 mm (02-0063-01398)
8.4.7. Pyrexbuisjes 13x100 mm (02-0063-00122)
8.5 Klein materiaal
8.5.1. Spatel, scalpel, vleesplank en papieren handdoekrol
8.5.2. Micropipetten met eurotips
8.5.3. Multipette systeem met combitips
8.5.4. Lange pipettips (02-0065-01416)
8.5.5. Stomacherzakken (02-0003-01167)
8.5.6. centrifugeerbuizen 50 ml (02-0009-01200)
8.5.7. centrifugeerbuizen 15 ml (02-0009-01201)
8.5.8. Plooifilters (02-0044-01342)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 10/31
8.5.9. LC-kolom: Waters Acquity UPLC BEH C18 1,7 µm 2,1 x 100 mm (02-0011-01236)
8.5.10. Centrifugeerbuisje 0,5 ml (02-0051-01370)
8.5.11. Chem-Elut 1010 kolom (02-0010-01202)
8.5.12. Centrifugeerbuisje 2 ml (02-0051-01373)
8.5.13. PP microvial voor LC-MS (02-0040-01328)
8.5.14. PP insert en schroefdop met septum (02-0007-01189 tot 02-0007-01194)
9 Toestellen
9.1. Moulinette-mixer
9.2. Bovenweger
9.3. Vortex
9.4. Stomachertoestel
9.5. Centrifuge
9.6. Ultracentrifuge
9.7. LC-MS
9.8. Schudtoestel
9.9. Diepvriezer ‘Ultra Low Freezer’
9.10. Ultrasoonbad
9.11. Rotavapors
9.12. Indampsysteem: turbovap
9.13. Analytische balans
9.14. pH-meter
9.15. Warmwaterbad
10 Werkwijze
10.1 Extractie en opzuivering
10.1.1 Voorbereiding monsters en controlemonsters
Alle monsters worden ingeschreven op het werkblad “Inschrijvingsblad ” LAB 22 F 022.
Malen en afwegen van de monsters: zie instructie ‘‘Monstervoorbereiding voor de sectie
R&C’’ LAB 22 I 011.
10.1.1.1 Monsters
Weeg 3 g gemalen vlees af in een centrifugeerbuis van 50 ml (8.5.6.) op de bovenweger
(9.2).
Weeg 10 g gemalen vlees, lever of nier af in een stomacherzakje (8.5.5.) op de bovenweger
(9.2).
Weeg 5 g voeder af in een glazen flesje met schroefdop (8.4.2.) op de bovenweger (9.2).
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 11/31
Weeg 5 g honing af in een centrifugeerbuis van 50 ml (8.5.6.) op de bovenweger (9.2).
Pipetteer 1 ml melk af in een centrifugeerbuis van 50 ml (8.5.7.)
Voor melkpoeder: weeg 1 g melkpoeder af in een centrifugeerbuis van 50 ml (8.5.6.) op de
bovenweger (9.2).
Weeg 1 g gehomogeniseerd ei of afgeleide producten van melk af in een centrifugeerbuis van
50 ml (8.5.6.) op de bovenweger (9.2).
10.1.1.2 Controlemonsters
Screening
Bij het uitvoeren van een screening wordt per reeks minstens 1 belast controlemonster op de
MRL of rapporteringslimiet meegenomen meegenomen op niveau van de rapporteringsgrens
voor verboden stoffen en voor MRL-verbindingen op een niveau lager dan de MRL. Voor de
MRL-verbindingen wordt nog een extra belast monster op 1/5 van de MRL meegenomen, dit
omdat men er vanuit gaat dat er maximum 5 verschillende sulfonamiden kunnen voorkomen
in één monster.
Per controlemonster wordt op een bovenweger (9.2.) de benodigde hoeveelheid blanco
monster, zoals weergeven in 10.1.1.1, afgewogen.
Onderstaand schema wordt gevolgd voor de belasting van de controlemonsters.
Bevestiging
Bij het uitvoeren van een bevestiging kunnen naargelang het ingeschat gehalte meerdere
belaste monsters meegenomen worden.
Matrix
Belast controlemonster
Vlees,
lever en
nier
*20 ppb S + T/ 5 ppb D
*100 ppb SUL / 25 ppb DAP
+ 40 µl M108 (5ng/µl) + 10 µl M167 (5ng/µl)
+ 200 µl M108 (5ng/µl) + 50 µl M167(5ng/µl)
Vlees
*20 ppb S + T / 5 ppb D
+ 60 µl M109 (1ng/µl) + 15 µl M168 (1ng/µl)
Ei *5 ppb S + T + D + 5 µl M109(1ng/µl) + 5 µl M168 (1 ng/µl)
Melk en
kaas
*20 ppb S + T/ 5 ppb D
*100 ppb SUL / 25 ppb DAP
+ 20 µl M109 (1ng/µl) + 5 µl M168 (1 ng/µl)
+ 100 µl M109 (1ng/µl) + 25 µl M168 (1 ng/µl)
Honing *20 ppb S + T + D + 20 µl M108 (5 ng/µl) + 20 µl M167(5 ng/µl)
Voeder
*50 ppb S + T + D
+ 50 µl M108 (5 ng/µl) + 50 µl M167 (5 ng/µl)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 12/31
Bij een kwantitatieve bevestiging dient de ijklijn minstens 5 belaste monsters te bevatten.
Hierbij is het aangeraden een belast monster mee te nemen op het niveau van de MRL.
Het hoogste punt van de ijklijn moet groter dan of gelijk zijn aan de CCα. Doorgaans wordt
voor het hoogste punt een concentratie gekozen die gelijk is aan 2 maal de MRL.
10.1.1.3 Blanco monsters
Screening
Bij het uitvoeren van een screening wordt per matrix en per reeks minimum 1 blanco monster
meegenomen. Weeg de benodigde hoeveelheid blanco monster, zoals weergeven in
10.1.1.1, af op de bovenweger (9.2.).
Bevestiging
Bij het uitvoeren van een bevestiging kunnen worden per reeks en per matrix minimum 2
meerdere blanco monsters meegenomen worden; verdachte monsters worden in de
analyseserie tussen 2 blanco monsters en/of solventen gezet.
10.1.1.4 Monsters, controlemonsters en blanco monsters
Screening
Aan alle analysemonsters (monsters, controlemonsters en blanco monsters) inwendige
standaard sulfadimidine-d4 M110 (10 - 25 ng/µl) (8.1.3.) of sulfadimidine-d4 M111 (1 – 2,5
ng/µl) (8.1.4.) toevoegen, volgens onderstaand schema.
Matrix Belasting met M110 (10-25 ng/µl) of M111 (1-2,5 ng/µl)
Voeder 25 µl M110
Vlees, lever en nier 20 µl M110
Vlees 60 µl M111
Honing 10 µl M110
Melk en kaas 10 µl M110
Ei 10 µl M111
Bevestiging
Om het gehalte van een eventueel aanwezige stof beter te kunnen inschatten, wordt bij een
bevestiging de overeenkomstige gedeutereerde stof, indien deze voorhanden is, toegevoegd
en gemeten.
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 13/31
10.1.2 Extractie en opzuivering in voeder (Flow-chart zie LAB 22 I-MET 041 D001)
- 5 g watervrij Na2SO4 (8.2.2.) toevoegen
- 25 ml aceton (8.2.1.) toevoegen
- vortexen (9.3.)
- 30 min schudden met schudtoestel (9.8.)
- 2 ml uitnemen in centrifugeerbuisje (8.5.12.) van 2 ml
- 15 min centrifugeren in ultracentrifuge (9.6.) op 12500xg
- 1 ml overbrengen in pyrex buisje 12 x 75 mm (8.4.6.) en indampen (9.12.) in turbovap
- 400 µl HCl 0,01 M (8.3.4.) toevoegen
- 1 ml iso-octaan (8.2.4.) toevoegen
- vortexen (9.3.)
- 15 min centrifugeren (9.5.) op 2700xg
- 130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip (8.5.4.) in microvial voor LC-MS (8.5.13.)
en injecteren in LC-MS
10.1.3 Extractie en opzuivering in vlees, lever en nier (Flow-chart LAB 22 I-MET 041
D002)
- + 30 ml ged. H2O (8.2.10.)
- extraheren met behulp van stomacher gedurende 2 min bij 230 tpm (9.4.)
- 2 ml extract overnemen in centrifugeerbuis 2 ml (8.5.12.)
- ultracentrifugeren gedurende 15 min bij 12500xg (9.6.)
- 1 ml uitnemen in pyrex buis 13 x 100 mm (8.4.7.)
- 4 ml TBME toevoegen (8.2.11.)
- goed vortexen (9.3.)
- krachtig schudden met de hand en onmiddellijk in ultrasoonbad (9.10.) plaatsen voor 10 min,
tussendoor 2 maal krachtig schudden.
- centrifugeren gedurende 15 min bij 2700xg (9.5.)
- bevriezen in ‘Ultra Low Freezer’ (9.9.) tot bevriezen onderste fase
- bovenste, niet bevroren, fase overgieten in andere pyrexbuis 12 x 75 mm (8.4.6.)
- indampen (9.12.) in turbovap
- 500 µl HCl 0,01 M (8.3.4.) toevoegen aan het residu en vortexen (9.3.)
- 1 ml iso-octaan (8.2.4.) toevoegen en vortexen (9.3.)
- centrifugeren gedurende 15 min bij 2700xg (9.5.)
- 130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip (8.5.4.) in microvial voor LC-MS (8.5.13.)
en injecteren in LC-MS
10.1.4 Extractie en opzuivering in honing (Flow-chart zie LAB 22 I-MET 041 D003)
- + 5 ml HCl 2 M (8.3.6.)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 14/31
- goed vortexen (9.3.)
- 30 min laten staan in een warmwaterbad van ± 50°C (9.15) en vortexen om de 10 minuten
- 5 min centrifugeren (9.5.) op 2700xg
- supernatans overbrengen in andere centrifugeerbuis van 50 ml (8.5.6.)
- op pH 4,5 brengen (9.14.) met
- 1°) enkele druppels NaOH 32% (8.2.13.)
- 2°) natriumacetaat 5M (8.3.5.)
- let op: het totaal volume vloeistof in de centrifugeerbuis mag niet meer zijn dan 10 ml
- extract op Chem Elut kolom van 10 ml (8.5.11.) brengen
- 10 min laten optrekken
- elueren met 3 x 8 ml TBME (8.2.11.) en opvangen in glazen kolfje van 100 ml (8.4.5.)
- 250 µl glycerol 10% (8.3.3.) toevoegen
- indampen met rotavapor (9.11.)
- kolfje naspoelen met 2 ml TBME (8.2.11.), residu losmaken in ultrasoonbad (9.10.) en
overnemen in pyrex buis 12 x 75 mm (8.4.6.)
- indampen (9.12.) in turbovap
- droogrest heroplossen in 500 µl HCl 0,01 M (8.3.4.) en vortexen (9.3.)
- 1 ml iso-octaan (8.2.4.) toevoegen en vortexen (9.3.)
- 15 min centrifugeren (9.5.) bij 2700xg
- 130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip (8.5.4.) in microvial voor LC-MS (8.5.13.)
en injecteren in LC-MS
10.1.5 Extractie en opzuivering in melk en kaas (Flow-chart zie LAB 22 I-MET 041
D004)
- 0,7 g watervrij Na2SO4 (8.2.2.) toevoegen
- vortexen (9.3.), tot goed gemengd !
- 10 ml iso-octaan (8.2.4.) toevoegen
- vortexen (9.3.)
- 15 min schudden op schudtoestel (9.8.)
- 15 min centrifugeren (9.5.) bij 2700xg
- bevriezen in ‘Ultra Low Freezer’ (9.9.) tot bevriezen onderste fase, ± 20 minuten
- iso-octaan afgieten, onderste fase laten ontdooien en verder werken met de onderste fase
- 3 ml ethylacetaat (8.2.16.) toevoegen
- 0,17 ml HCl 0,1M (8.2.3.) toevoegen
- vortexen (9.3.)
- 5 minuten in het ultrasoonbad (9.10.)
- vortexen (9.3.)
- 15 min centrifugeren (9.5.) bij 2700xg
- 1 ml supernatans overnemen in een pyrex buis 12 x 75 mm (8.4.6.)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 15/31
- indampen (9.12.) in turbovap
- droogrest heroplossen in 500 µl HCl 0,01 M (8.3.4.)
- vortexen (9.3.)
- 2 ml iso-octaan (8.2.4.) toevoegen
- vortexen (9.3.)
- 15 min centrifugeren (9.5.) bij 2700xg
- 130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip (8.5.4.) in microvial voor LC-MS (8.5.13.)
en injecteren in LC-MS
10.1.6 Extractie en opzuivering in eieren (Flow-chart zie LAB 22 I-MET 041 D005)
- 3 g watervrij Na2SO4 (8.2.2.) toevoegen
- vortexen (9.3.), tot goed gemengd !
- 25 ml acetonitrile (8.2.7.) toevoegen
- 1 min vortexen (9.3.)
- 10 min schudden op schudtoestel (9.8.)
- 5 min centrifugeren (9.5.) bij 15000xg
- supernatans afgieten over plooifilter (8.5.8.) in kolfje van 100 ml (8.4.5.)
- indampen met rotavapor (9.11.)
- heroplossen in 2 x 1 ml aceton (8.2.1.), losmaken in ultrasoonbad (9.10.) en overbrengen in
pyrex buis 12 x 75 mm (8.4.6.)
- indampen (9.12.) in turbovap
- droogrest heroplossen in 500 µl HCl 0,01 M (8.3.4.) en vortexen (9.3.)
- 2 ml iso-octaan (8.2.4.) toevoegen en vortexen (9.3.)
- 15 min centrifugeren (9.5.) bij 2700xg
- als de onderste fase troebel is: overnemen in centrifugeerbuisje 0,5 ml (8.5.10.) en 15 min
ultracentrifugeren (9.6.) bij 12500xg
- 130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip (8.5.4.) in microvial voor LC-MS (8.5.13.)
en injecteren in LC-MS
10.1.7 Extractie en opzuivering in vlees (Flow-chart zie LAB 22 I-MET 041 D 008)
- 30 ml ged. H2O (8.2.10.) toevoegen
- 30 min. schudden (9.8.)
- centrifugeren gedurende 5 min. bij 2700xg (9.5.)
- 500 µl van het extract overnemen in een centrifugeerbuisje van 2 ml (8.5.12.)
- 500 µl iso-octaan (8.2.4.) toevoegen
- goed vortexen (9.3.)
- ultracentrifugeren gedurende 15 min. bij 12000xg (9.6.)
- 200 µl van de onderste fase overnemen in een pyrexbuis 13 x 100 mm (8.4.7.)
- 2 ml TBME (8.2.11.) toevoegen
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 16/31
- goed vortexen (9.3.) en krachtig schudden met de hand, onmiddellijk in ultrasoonbad (9.10.)
plaatsen voor 10 min, tussendoor 2 maal krachtig schudden.
- centrifugeren gedurende 15 min bij 2700xg (9.5.)
- bevriezen in ‘Ultra Low Freezer’ (9.9.) tot bevriezen onderste fase
- bovenste, niet bevroren, fase overgieten in andere pyrexbuis 13 x 100 mm (8.4.7.)
- 100 µl glycerol 10% (8.3.3.) toevoegen
- indampen in turbovap (9.12.)
- 20 µl LC-MS MeOH (8.2.5.) toevoegen aan het residu en vortexen (9.3.)
- 180 µl HCl 0,01 M (8.3.4.) toevoegen en vortexen (9.3)
- alles overnemen met lange pipettip (8.5.4.) in microvial voor LC-MS (8.5.13.) en injecteren in
LC-MS
10.2 LC-MS Analyse
10.2.1 Standaardvoorbereiding
Een standaardmengsel met een concentratie van 0,01ng/µl wordt in een glazen
autosamplerflesje (8.4.1.) bereid als volgt:
- 10 µl M109 (8.1.2.)
- 10 µl M168 (8.1.8.)
- 10 µl M111 (8.1.4.)
- 970 µl 0,01 M HCl (8.3.4.)
vortexen (9.3.) en overbrengen in microvial voor LC-MS (8.5.13.) met lange pipettip (8.5.4.)
10.2.2 Instellingen LC-parameters
Kolom HPLC: Waters Acquity UPLC BEH C18 1,7 µm 2,1 x 100 mm (8.5.9.)
Solventen: ACN (8.2.7.)
5% ACN in PFPA 10 mM (pH 4) (8.3.1.)
Injectievolume : 10 µl
Kolomtemperatuur: 50 °C
HPLC-setup: zie methode C:\Xcalibur:\methods:\ESI_SUL
10.2.3 Instellingen MS-parameters
De analyse gebeurt in de ESI-mode. Acquisitie gebeurt in MS2 in de positieve mode met de
methode ESI_SUL.
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 17/31
De instellingen voor de ESI en de acquisitie zijn vermeld in deze methode.
LAB 22 I-MET 041 L007 geeft een overzicht van de kenmerkende ionen van de gezochte
componenten.
Een voorbeeld van het LC-MSn chromatogram is terug te vinden onder LAB 22 I-MET 041
D006.
10.2.4 Criteria analysesysteem
Vóór elke bepaling moet gecontroleerd worden of het systeem in orde is a.d.h.v. de
begeleidende controlelijst “Kwaliteitsborging MS” (LAB 22 F 027) welke dient ingevuld te
worden.
De druk van het systeem in de beginomstandigheden wordt genoteerd op deze controlelijst
“Kwaliteitsborging MS” (LAB 22 F 027). De druk moet gecontroleerd worden om het risico van
stilvallen van het systeem te vermijden. Een richtwaarde voor de maximum begindruk voor
deze analyse is 600 bar. Een hogere druk wijst waarschijnlijk op verstopping van de prekolom
of kolom, deze kan dan eventueel vervangen worden.
Injecteer bovenstaand standaardmengsel (10.2.1) en controleer de geschiktheid van het
systeem voor analyse aan de hand van het document criteria voor LC-MS (zie log LC-MS).
Het chromatogram van de standaard die vooraf werd geïnjecteerd, wordt aan de checklist
bevestigd.
Voor de goedkeuring van het systeem voor gebruik worden de initialen genoteerd op de
begeleidende controlelijst “Kwaliteitsborging MS” (LAB 22 F 027).
10.2.5 Analysevolgorde
De analysevolgorde wordt vermeld op de analyselijst voor elk systeem. Elke run start met
injectie van tenminste 1 maal de standaard alvorens de monsters te analyseren. Na injectie
van de standaard volgt steeds injectie van solvent om contaminatie vanuit het
standaardmengsel te voorkomen en te controleren of er geen overdracht is in het systeem.
Blanco monsters en De belaste monsters worden bij voorkeur ofwel voor een standaard ofwel
op het einde van de reeks geanalyseerd.
Na een analysereeks wordt solvent geïnjecteerd met de methode “”STOP” waarbij alle flows
geminimaliseerd worden.
11 Kwaliteitscontrole
11.1 Criteria analyseserie
11.1.1 Solvent
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 18/31
Bij injecties van solvent moeten de analyt(en) afwezig zijn: de intensiteit van de analyt(en)
mag niet groter zijn dan 5% van de intensiteit van de analyt(en) in het belaste monster op de
actielimiet.
11.1.2 Blanco monsters
De intensiteit van de inwendige standaard moet minstens op de helft aanwezig zijn van de
intensiteit van de inwendige standaard in het belast controlemonster. De opgespoorde
analyt(en) moeten afwezig zijn:
- Screening: de relatieve intensiteit van de analyt(en) moet kleiner zijn dan de relatieve
intensiteit van de analyt(en) in het belaste monster op de actielimiet.
- Bevestiging: de relatieve intensiteit van de analyt(en) mag niet groter zijn dan 1% van de
relatieve intensiteit van de analyt(en) in het belaste monster op de actielimiet.
11.1.3 Controlemonsters en standaarden
In belaste controlemonsters en standaarden moeten de opgespoorde analyt(en) en de
inwendige standaard teruggevonden worden met een S/N ≥ 6 op zicht.
De resultaten worden bijgehouden in controlekaarten, terug te vinden onder
M:\R&C\Controlekaarten\LC-MS.
11.1.4 Monsters
In monsters moet de inwendige standaard teruggevonden worden op minstens de helft van
het niveau in het belaste controlemonster op de actielimiet.
11.1.5 Identificatiecriteria
Voor de identificatiecriteria wordt verwezen naar de publicatie 2002/657/EG; pagina L221/16
en L221/17 (LAB 22 D 049).
11.1.6 Criterium voor goedkeuring calibratiecurve bij bevestiging MRL-verbindingen
De correlatiecoëfficiënt R² moet groter dan of gelijk zijn aan 0,98.
Indien hieraan niet voldaan is, moet er eerst overlegd worden, alvorens de serie goed te
keuren.
11.1.7 Criteria voor goedkeuring gehele serie
Aan de hand van de vastgestelde criteria 11.1.1. t.e.m. 11.1.56. besluit de analist, zo nodig in
overleg, of de serie goedgekeurd wordt en parafeert hiervoor op de controlelijst (LAB 22 F
027).
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 19/31
Indien de borgingspunten van de serie niet voldaan zijn, moet nagegaan worden wat de
oorzaak is en welke maatregelen getroffen moeten worden. Deze worden vermeld op de
controlelijst (LAB 22 F 027).
Afkeuring van de gehele serie houdt automatisch in dat de gehele serie opnieuw moet
worden opgewerkt. Daarnaast kan, ondanks dat bv. een monster niet goedgekeurd wordt, de
serie als zodanig wel goedgekeurd worden.
In dat geval worden enkel de afgekeurde monsters opnieuw opgezet.
12 Berekening en rapportering
12.1 Monsters die opnieuw moeten worden opgezet
Monsters waarvan de borgingscriteria niet voldaan zijn en opnieuw moeten worden opgezet,
worden vermeld op de controlelijst “Kwaliteitsborging MS” (LAB 22 F 027) en genoteerd voor
heranalyse op het “Inschrijvingsblad” (LAB 22 F 022)
12.2 Interpretatie resultaten
12.2.1 Screening
Een monster wordt beoordeeld als “conform” :
- voor verboden stoffen: als het relatief signaal van de analyt (signaal van de analyt /
signaal inwendige standaard) kleiner is dan dat van het belaste controlemonster op
de actielimiet (= rapporteringslimiet).
- voor MRL-verbindingen: als het relatief signaal van de analyt (signaal van de analyt /
signaal inwendige standaard) kleiner is dan dat van het belaste controlemonster op
de helft van de MRL
Een monster wordt beoordeeld als “verdacht”:
- voor verboden stoffen: als het relatief signaal van de analyt (signaal van het analyt /
signaal inwendige standaard) groter dan of gelijk is aan dat van het belaste
controlemonster op de actielimiet (= rapporteringslimiet).
- voor MRL-verbindingen: als het relatief signaal van de analyt (signaal van het analyt /
signaal inwendige standaard) groter dan of gelijk is aan dat van het belaste
controlemonster op de helft van de MRL.
Verdachte monsters moeten opnieuw geanalyseerd worden (bevestiging).
Voor MRL-verbindingen moet er voor bevestiging in de analyseserie een ijklijn, bestaande uit
minimum 5 punten, meegenomen worden, zie 10.1.1.2 voor verdere instructies.
Opmerking: voor verboden stoffen kan ook gerapporteerd worden op basis van een eerste
analyse, wanneer voldaan is aan de identificatiecriteria (zie punt 11.1.5)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 20/31
12.2.2 Bevestiging
Verboden stoffen
Een monster wordt beoordeeld als “niet-conform” als het relatief signaal van de analyt
(signaal van het analyt / signaal inwendige standaard) groter dan of gelijk is aan dat van het
belaste controlemonster op de actielimiet (= rapporteringslimiet) en als het voldoet aan de
criteria volgens beschikking 2002/657/EG (zie punt 11.1.5).
MRL-verbindingen
Indien aan de identificatiecriteria (zie 11.1.5) en het criterium voor de calibratiecurve (zie
11.1.6) voldaan is, wordt het monster gerapporteerd voor de gevonden stof indien het gehalte
groter dan of gelijk is aan het gehalte van het laagste punt ( laagste belast controlemonster
bv. ¼ van de MRL) van de calibratiecurve. De rapportering gebeurt op basis van de waarden
bekomen met de calibratiecurve.
De gehaltes worden afgerond tot op 2 beduidende cijfers voor gehaltes kleiner dan 100 ppb
en tot op 3 beduidende cijfers voor gehaltes vanaf 100 ppb.
Indien het gehalte groter is dan het hoogste punt (hoogst belast controlemonster) van de
calibratiecurve dan wordt als gehalte gerapporteerd ‘ > concentratie hoogste punt ’ bv. indien
het hoogste punt van de calibratiecurve een concentratie van 200 ppb heeft wordt ‘ > 200ppb’
als concentratie gerapporteerd.
Een monster wordt als ‘conform’ beoordeeld wanneer de concentratie van de analyt kleiner is
dan de CCα.
Een monster wordt als ‘niet-conform’ beoordeeld wanneer de concentratie van de analyt
groter dan of gelijk is aan de CCα.
De waarde van CCα is terug te vinden in Vmap 041 alsook in de scope 014-TEST.
Bij niet-conforme monsters wordt ter informatie de waarde van de CCα en eventueel de MRL
meegedeeld op het verslag.
12.3 Rapportering en inschrijving
De rapportering gebeurt zoals beschreven onder punt 12.2
De rapportering en inschrijving van resultaten gebeurt zoals beschreven in de
procedure “Monsterbeheer” ( LAB 22 P 007)
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 21/31
13 Verwijzing naar bijhorende procedures, instructies, documenten,
formulieren of lijsten.
13.1 Bijlagen
LAB 22 I-MET 041 D001: Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim
in voeder met LC-MS
LAB 22 I-MET 041 D002: Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim
in vlees, lever en nier met LC-MS
LAB 22 I-MET 041 D003: Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim
in honing met LC-MS
LAB 22 I-MET 041 D004: Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim
in melk en kaas met LC-MS
LAB 22 I-MET 041 D005: Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim
in eieren met LC-MS
LAB 22 I-MET 041 D006: Voorbeeld LC-MSn chromatogram
LAB 22 I-MET 041 D008: Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden, dapsone en trimethoprim in
vlees met LC-MS
13.2 Procedures
LAB 22 P 013: “Aanmaak en beheer van standaarden”.
LAB 22 P 007: “Monsterbeheer”
13.3 Instructies
LAB 22 I 017: “Instructies voor het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBMs)”
LAB 22 I 011: Instructie ‘‘Monstervoorbereiding voor de sectie R&C’’
13.4 Formulieren, lijsten en documenten
LAB 22 F 009: Scope R&C
BEPALING VAN SULFONAMIDEN,EN DAPSONE EN
TRIMETHOPRIM MET LC-MS
LAB 22 I-MET 041 v.06 22/31
014-TEST: scope FAVV
LAB 22 F 027: Controlelijst ‘‘Kwaliteitsborging MS’’
LAB 22 F 022: Inschrijvingsblad
LAB 22 I-MET 041 L007: “Sulfonamiden: overzicht van de retentietijden en kenmerkende
ionen”
LAB 22 D 049: Copie L221/16-L221/17 van 2002/657/EG
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in voeder
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D001 v.06 23/31
Blanco monster:
5 g blanco matrix afwegen in
glazen flesje (40 ml) met
schroefdop
Belaste monsters:
5 g blanco matrix afwegen in glazen flesje (40 ml) met schroefdop
* 50 ppb S + T + D: + 50 µl M108 (5 ng/µl) + 50 µl M167 (5 ng/µl)
Monster:
5 g matrix afwegen in
glazen flesje (40 ml) met
schroefdop
+ 25 µl M110 (10-25 ng/µl)
+ 5 g watervrij Na2SO4
+ 25 ml aceton
vortexen
30 min schudden
2 ml uitnemen in centrifugeerbuisje van 2 ml
15 min centrifugeren in ultracentrifuge 12500xg
1 ml overbrengen in gemerkt pyrex buisje (12 x 75 mm)
Indampen in turbovap
+ 400 µl HCl 0,01 M
+ 1 ml iso-octaan
vortexen
15 min centrifugeren bij 2700xg
130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip in microvial voor LC-MS en injecteren in LC-MS
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in vlees, lever en
nier met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D002 v.06 24/31
Blanco monster:
10 g gemalen blanco matrix
afwegen in stomacherzakje
Belaste monsters:
10 g gemalen blanco matrix afwegen in stomacherzakje
* 20 ppb S +T / 5 ppb D: + 40 µl M108 (5 ng/µl)+ 10 µl M167 (5 ng/µl)
* 100 ppb SUL / 25 ppb DAP: + 200 µl M108 (5 ng/µl) 50 µl M167 (5 ng/µl)
Monster:
10 g gemalen matrix
afwegen in
stomacherzakje
+ 20 µl M110 (10-25 ng/µl)
+ 30 ml ged. H2O
extraheren m.b.v. stomacher gedurende 2 min bij ± 230 tpm
2 ml extract overnemen in centrifugeerbuisje van 2 ml
15 min ultracentrifugeren bij 12500xg
1 ml uitnemen in pyrexbuis 13 x 100 mm
+ 4 ml TBME
goed vortexen en krachtig schudden met de hand, onmiddellijk 10 min in het ultrasoonbad en tussendoor 2 x krachtig schudden
15 min centrifugeren bij 2700xg
bevriezen in ‘Ultra Low Freezer’ tot bevriezen onderste fase
bovenste, niet bevroren, fase overgieten in andere pyrexbuis 12 x 75 mm
indampen in turbovap
+ 500 µl HCl 0,01 M
vortexen
+ 1 ml iso-octaan
vortexen
15 min centrifugeren bij 2700xg
130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip in microvial voor LC-MS en injecteren in LC-MS
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in honing
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D003 v.06 25/31
Blanco monster:
5 g blanco matrix afwegen in
centrifugeerbuis 50 ml
Belaste monsters:
5 g blanco matrix afwegen in centrifugeerbuis 50 ml
* 20 ppb S +T+ D : + 20 µl M108 (5 ng/µl)+ 20 µl M167 (5 ng/µl)
Monster:
5 g matrix afwegen in
centrifugeerbuis 50 ml
+ 10 µl M110 (10-25 ng/µl)
+ 5 ml HCl 2 M
goed vortexen en daarna 30 min laten staan in warmwaterbad bij ± 50°C en vortexen om de 10 min
5 min centrifugeren bij 2700xg
supernatans overbrengen in andere centrifugeerbuis van 50 ml
op pH 4,5 brengen met
extract op Chem Elut kolom van 10 ml brengen
1°) enkele druppels NaOH 32%
2°) natriumacetaat 5M
Let op: totaal volume in centrifugeerbuis < 10 ml !
10 min laten optrekken
elueren met 3 x 8 ml TBME en opvangen in glazen kolfje van 100 ml
+ 250 µl glycerol 10 %
indampen met rotavapor
+ 2 ml TBME
losmaken in ultrasoonbad en overnemen in pyrexbuis 12 x 75 mm
indampen
+ 500 µl HCl 0,01 M
vortexen
+ 1 ml iso-octaan
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in honing
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D003 v.06 26/31
vortexen
15 min centrifugeren bij 2700xg
130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip in microvial voor LC-MS en injecteren in LC-MS
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in melk en kaas
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D004 v.06 27/31
Blanco monster:
1 ml blanco matrix pipetteren in
centrifugeerbuis 50 ml of
1 g blanco matrix afwegen in een
centrifugeerbuis 50 ml
Belaste monsters:
1 ml blanco matrix pipetteren in centrifugeerbuis 50 ml of
1 g blanco matrix afwegen in een centrifugeerbuis 50 ml
* 20 ppb S +T / 5 ppb D: + 20 µl M109 (1 ng/µl)+ 5 µl M168 (1 ng/µl)
* 100 ppb SUL /25 ppb DAP: + 100 µl M109 (1 ng/µl)+ 25 µl M168 (1 ng/µl)
Monster:
1 ml matrix pipetteren in
centrifugeerbuis 50 ml of
1g matrix afwegen in een
centrifugeerbuis 50 ml
+ 10 µl M110 (10-25 ng/µl)
+ 0,7 g watervrij Na2SO4
vortexen
vortexen
15 min schudden
15 min centrifugeren bij 2700xg
bevriezen in ‘Ultra Low Freezer’ tot bevriezen onderste fase, ± 20 min
iso-octaan afgieten, onderste fase laten ontdooien en verder werken met onderste fase
+ 3 ml ethylacetaat
+ 0,17 ml HCl 0,1 M
vortexen
5 min in ultrasoonbad
vortexen
15 min centrifugeren bij 2700xg
1 ml supernatans overnemen in pyrex buisje 12 x 75 mm
indampen in turbovap
+ 500 µl HCl 0,01 M
vortexen
+ 2 ml iso-octaan
Vortexen
+ 10 ml iso- octaan
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in melk en kaas
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D004 v.06 28/31
15 min centrifugeren bij 2700xg
130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip in microvial voor LC-MS en injecteren in LC-MS
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden,en dapsone en trimethoprim in eieren
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D005 v.06 29/31
Blanco monster:
1 g blanco matrix afwegen in
centrifugeerbuis 50 ml
Belaste monsters:
1 g blanco matrix afwegen in centrifugeerbuis 50 ml
* 5 ppb S + T+ D: + 5 µl M109 (1 ng/µl)+ 5 µl M168 (1 ng/µl)
Monster:
1 g matrix afwegen in
centrifugeerbuis 50 ml
+ 10 µl M111 (1-2,5 ng/µl)
+ 3 g watervrij Na2SO4
vortexen, tot goed gemengd !
+ 25 ml acetonitrile
1 min vortexen
10 min schudden
5 min centrifugeren bij 15000xg
supernatans afgieten over plooifilter in kolfje van 100 ml
indampen met rotavapor
+ 2 x 1 ml aceton
losmaken in ultrasoonbad en overnemen in pyrexbuis 12 x 75 mm
indampen in indampcentrifuge
+ 500 µl HCl 0,01 M
vortexen
+ 2 ml iso-octaan
vortexen
15 min centrifugeren bij 2700xg
Als onderste fase troebel is: overnemen in centrifugeerbuisje 0,5 ml en 15 min ultracentrifugeren bij 12500xg
130 µl uit onderste fase overnemen met lange pipettip in microvial voor LC-MS en injecteren in LC-MS
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Flow-chart: Bepaling van sulfonamiden, dapsone en trimethoprim in vlees
met LC-MS
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-11-20
LAB 22 I-MET 041 D008 v.06 30/31
Blanco monster:
3 g gemalen blanco matrix
afwegen in
centrifugeerbuis van 50 ml
Belaste monsters:
3 g gemalen blanco matrix afwegen in een centrifugeerbuis van 50 ml
* 20 ppb S +T / 5 ppb D: + 60 µl M109 (1 ng/µl) + 15 µl M168 (1 ng/µl)
Monster:
3 g gemalen matrix afwegen
in centrifugeerbuis van 50 ml
+ 60 µl M111 (1- 2,5 ng/µl)
+ 30 ml ged. H2O
30 min schudden
5 min. centrifugeren bij 2700xg
500 µl extract overnemen in centrifugeerbuisje van 2 ml
+ 500 µl iso-octaan
goed vortexen
15 min ultracentrifugeren bij 12000xg
200 µl van de onderste fase overnemen in pyrexbuis 13 x 100 mm
+ 2 ml TBME
goed vortexen en krachtig schudden met de hand, onmiddellijk 10 min in het ultrasoonbad en tussendoor 2 x krachtig
schudden
15 min centrifugeren bij 2700xg
bevriezen in ‘Ultra Low Freezer’ tot bevriezen onderste fase
bovenste, niet bevroren, fase overgieten in andere pyrexbuis 13 x 100 mm
indampen in turbovap
+ 20 µl LC-MS MeOH
vortexen
vortexen
Alles overnemen in een microvial voor LC-MS en injecteren in LC-MS
+ 180 µl HCl 0,01 M
+ 100 µl glycerol 10%
BEPALING VAN SULFONAMIDEN EN DAPSONE MET LC-MS
Voorbeeld van LC-MS chromatogram
DATUM VAN TOEPASSING: 2014-03-12
LAB 22 I-MET 041 D006 v.06 31/31
LAB 22 I-MET 041 L007_Sulfonamiden: overzicht kenmerkende ionen en retentietijden
Versie: 5
Datum van toepassing: 20/11/2014
Analyt Parent ion Indicatieve RT (min.)
Indicatieve RRT
t.o.v. Sulfadimidine-d4
Indicatieve RRT
t.o.v. Sulfadiazine-C13
Indicatieve RRT
t.o.v. Trimethoprim-d9 Diagnostische ionen in MS2
Sulfadiazine-C13 (IS) 257 1,16 0,68 114-162
Sulfadiazine 251 1,16 0,68 1,00 0,64 92-108-156
Sulfathiazole 256 1,26 0,74 1,09 0,69 92-108-156
Sulfapyridine 250 1,4 0,82 1,21 0,77 108-156-184
Sulfamerazine 265 1,49 0,88 1,28 0,82 108-156-172
Sulfamethizole 271 1,59 0,94 1,37 0,87 92-108-156
Sulfamethazine 279 1,7 1,00 1,47 0,93 124-156-186
Sulfadimidine-d4 (IS) 283 1,7 1,00 160-186
Sulfamoxole 268 1,59 0,94 1,37 0,87 108-113-156
Sulfamethoxypyridazine 281 1,67 0,98 1,44 0,92 108-126-156
Sulfamonomethoxine 281 1,79 1,05 1,54 0,98 108-126-156
Sulfachloorpyridazine 285 1,84 1,08 1,59 1,01 92-108-156
Sulfamethoxazole 254 1,92 1,13 1,66 1,05 92-156-188
Sulfadoxine 311 1,96 1,15 1,69 1,08 108-156-245
Sulfadimethoxine 311 2,17 1,28 1,87 1,19 108-156-245
Sulfisoxazole 268 1,98 1,16 1,71 1,09 108-113-156
Sulfaquinoxaline 301 2,17 1,28 1,87 1,19 92-108-156
Dapsone 249 1,77 1,04 1,53 0,97 92-108-156
Trimethoprim 291 1,83 1,08 1,58 1,01 110-123-230
Trimethoprim-d9 (IS) 300 1,82 1,07 110-234
LAB 22 I-MET 041 L007_Overzicht van de retentietijden en de kenmerkende ionen v.05.xls