32

Bijlage IJsseldelta

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Een bijlage van de Stentor over de netwerkstad Zwolle Kampen

Citation preview

Page 1: Bijlage IJsseldelta
Page 2: Bijlage IJsseldelta

6/7 Romantiek van het Kamperlijntje

9 Marktkooplieden houden stand

11 De lichten branden nog in De Zande

12/13 Oudestraat en Diezerstraat: verschil en overeenkomst

15 Onderlinge rivaliteit, ook in de liefde

16/17 Bedrijvigheid in netwerkstad

19 Eten bij de buren

20 Van Kamperstraat naar Zwolseweg

21 Wilsum, dorp met stadsrechten

23 ’s-Heerenbroek, in de tang

24/25 Leven keert terug in de IJssel

27 Zalk, oase aan de rivier

29 IJsselmuiden, nooit zonder Kampen

30/31 Groeten uit Zwolle en Kampen

33 De eigen plek van de vrijgemaakten

34/35 Netwerk geen papieren tijger

37 De missing link van het spoor

39 Het water als handelsmerk

40/41 Kampen moest wennen aan ‘nieuwe’ studenten

43 ’s Lands mooiste polder

44 Het tafelzilver van de delta

45 Twee uur gaans over de heide

47 Kampen en Zwolle in de muziek

netwerkstadHet verhaal van de Zwollenaren die zich blauwe

vingers telden aan de duiten die Kampen betaalde

voor een Zwols klokkenspel, is te mooi om te

vergeten. Maar terwijl geboren Kampenaren en

Zwollenaren mogelijk nog wat rivaliteit koesteren, is

achter de burelen van de stadsbestuurders een

profijtelijke samenwerking ontstaan. Er bloeit iets

moois tussen de twee steden in de IJsseldelta. Het

heet Zwolle Kampen Netwerkstad en is vooral een

kwestie van gezond verstand. De Zuiderzeehaven en

het Kamperlijntje zijn mooie voorbeelden van wat

deze samenwerking kan brengen. Het treintje loopt

daarom als symbool door deze krant. Toch gaat deze

speciale uitgave niet over het netwerk. Wat de

redactie wil laten zien is hoe dicht Kampen en

Zwolle letterlijk en figuurlijk bij elkaar liggen. Van

mens en markt tot kerk en Kogge. En in het midden

Zalk, Wilsum, ‘s-Heerenbroek en IJsselmuiden.

De zeven meisjes van het theehuisop de dijk bij de rivier

E r waren dagen waar-op ik niet verder kon,ook nachten. Dan leg-de ik mijn pen neer,trok mijn wandel-

schoenen aan en ging naar dattheehuis op de dijk tussen Zwol-le en Kampen. Ik koos de langsteweg die langs de boerderijenging, langs de sloten, de paarden,de kippen en de honden. Een-maal daar, als ik de provincialekrant wilde lezen, ging ik in dehoek zitten waar je uitzicht opde weg had, op de auto’s die meteen snelheid van 80 kilometerper uur achter elkaar aan reden,ze waren bang dat ze door de ver-borgen camera’s opgenomenwerden. Ik rookte niet, maartoch als ik een sigaretje wilde ro-ken, ging ik aan de tafel zitten,daar kon je naar de rivier kijken,naar de vrachtschepen die voor-bijvoeren.Het was een gemeentelijk thee-huis, ik weet niet of het nog be-staat. De serveersters waren ze-ven mongoolse meisjes, jongevrouwen. Tineke, Will, Monique,

Inez, Dini, Maaike en nog ie-mand van wie ik de naam maarniet kon onthouden. Ik kwam erhaast nog geen andere klanten te-gen. Misschien kwamen ze op dedagen dat ik geen behoefte hadom mijn wandelschoenen aan tetrekken. „Hallo, is er iemand?”Nee, de meisjes waren er niet. Zezaten beneden in hun rustka-mer. Waarom zouden ze bovenmoeten blijven als die donkerewolken zich boven het café sta-pelden. Als het zo hard regent,komt er toch geen klant. „Hallo,Tineke, Will, Monique, Inez, Di-ni, Maaike, en hoe heet jij ook alweer, krijg ik een kop koffie vanjullie?” Ik hoorde dat ze naar bo-ven komen, de meisjes, de zevenjonge vrouwen. Ik ging zitten. Ti-neke maakte de schone tafel op-nieuw schoon. Inez deed waterin het koffiezetapparaat. Moni-que zette een kopje in het dien-blad. Dini zorgde voor de suikeren melk, Maaike liet de kassa eenkeer rinkelen en Will zette deporseleinen asbak voor me neeren de ander de krant.

Lang, het duurde lang, heel erglang tot de koffie klaar was. Maardat gaf niets. Als je je zo verdrie-tig voelde, was het goed voor jeom daar te zitten en naar de sche-pen te kijken die voorbijgingen.Ik nam een slok koffie en stakmijn sigaretje aan. En ze blevenmet z’n allen naast de kassastaan. „Dames, mag ik nu eenkop thee van jullie?” riep ik na

een poosje. Ze kwamen weermet z’n zevenen in beweging enna enige vertraging was de theeklaar. Dan kwam de tijd dat iknaar hen toe liep om te betalen.„Hoeveel wordt het?” Ze hieldenhun hoofden bij elkaar. En hetduurde heel erg lang tot ze desom berekend hadden. „2,25 en1,50, dat wordt 3,75 meneer.”„Hier, laat de rest maar zitten.”Paniek, ze raakten even in pa-niek. Zeven koppen kwamenweer bij elkaar, ze telden op-nieuw op hun vingers. Ik liet zezo achter en ging weg. Maar ikvoelde dat ze me met z’n zeve-nen naliepen. Ik stopte. „Me-neer,” zei Tineke - altijd Tineke,„u krijgt 1,25.” Opgelucht keer-den ze terug en ik wandelde ver-der langs de boerderijen, de slo-ten, de paarden, de honden ende kippen. Dit was allemaal goedvoor de man die soms een stapelhuilbuien had.

Kader Abdolah is schrijver enwoonde lang in de Zwolse wijkWestenholte

zwolle kampen

ColofonDit is een speciale uitgave van de Stentornaar aanleiding van Zwolle KampenNetwerkstad.Deze krant wordt huis-aan-huis verspreid inde gemeenten Kampen en Zwolle.

COÖRDINATIEHarold de Haan en Dick LaningEINDREDACTIEJos Oude HoltkampADVERTENTIESKlazien VisscherVORMGEVINGJan Leening

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zondervoorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

5

Kader Abdolah. foto ANP

Page 3: Bijlage IJsseldelta

Zo was ’t ...

Kampen was ooit het eindstationvan een grote treinverbinding inNederland: Utrecht-Zwolle-Kam-pen. In 1861 werd begonnen metde aanleg van het deel tussenZwolle en Kampen, dat uiteinde-lijk in 1865 geopend werd. Tegelij-kertijd ging ook station Masten-broek open. In het eerste jaar wasde dienstregeling erg beperkt.Slechts drie keer per dag arriveer-de in Kampen een trein uitUtrecht, die twee keer in Masten-broek stopte. Later reden er dage-lijks 17 treinen tussen de twee ste-den. Rond 1900 raakte Kampenletterlijk op een zijspoor toen deverbinding tussen Utrecht enLeeuwarden werd gerealiseerd.Na de Tweede Wereldoorlogvond een verdere opsplitsing

Van Zwolle naar Kampen

Zijn taak was ’t de trein heen en weer te doen rollenVan Zwolle naar Kampen, van Kampen naar ZwolleDe ene dag uit en de andere dag inZodra hij de wielen hun lied hoorde stampenVan Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar KampenHad hij het pas helemaal echt, wat je noemt, naar zijn zinHet reizend publiek profiteerde ten volleVan Zwolle naar Kampen, van Kampen naar ZwolleEn van de ervaringen die hij bezatDoor zomerse regens en winterse dampenVan Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar KampenGeleidde hij veilig zijn trein langs het ijzeren padEr groeiden geen bloemen, er bloeiden geen bollenVan Zwolle naar Kampen, van Kampen naar ZwolleGeen merel of vink zong voor hem een refreinSoms had hij behoefte een fee aan te klampenVan Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar KampenHelaas zat er nooit eens een levende fee in zijn treinDe een krijgt citroenen, de ander slechts knollenVan Zwolle naar Kampen, van Kampen naar ZwolleStilaan werd hij oud en hij kon ’t niet meer anEn na een bestaan zonder schokken of rampenVan Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar KampenKwam heel zacht het eind en een engeltje zei:...”lieve man”

Een lied van Jules de Corte

Het Kamperlijntje is natuurlijk hét symbool voor de

samenwerking tussen Zwolle en Kampen en spreekt alleen

daarom al tot de verbeelding. Het is de navelstreng die beide

steden voedt met arbeiders, studenten en toeristen. Maar er

is meer: zelden zal een simpel spoorlijntje zoveel loftuitingen

hebben gehad als de verbinding tussen de twee Hanzesteden.

Wat is die mystieke aantrekkingskracht van een stuk rails

van nog geen veertien kilometer?

door Olger Koopman

H een en weer, heen en weer’, zong de fa-meuze drs. P. jaren geleden. Het liedgaat eigenlijk over een veerpont die eeu-wig heen en weer pendelt, maar is na-tuurlijk evengoed toe te passen op de

Kamperlijn. Vervang alleen de rivieroevers door eenpaar stootblokken en het water door wat spoorbiel-zen. Nog een overeenkomst: om zowel het veerpontals de spoorlijn hangt een onverklaarbare aura van ro-mantiek.„O ja, deze verbinding is zeker romantisch”, bevestigtHarry Mengers. De Utrechter rijdt dagelijks van zijnwoonplaats naar Kampen waar hij als directeur werk-zaam is op het stadhuis. „Het eerste stuk van de reislees ik altijd een krantje of doe ik wat werk, maar hetlaatste stuk met het boemeltje is puur genieten. Daarga ik altijd nog even voor zitten. De Mastenbroeker-polder is prachtig. Soms laat ik me meeslepen en zitik te dagdromen. Dan stel ik me voor hoe het land-schap er een paar eeuwen geleden uitzag. De Zuider-zee, het drassige deltagebied en dan toch een stad -Kampen - die er al zeven eeuwen stand houdt. Datfascineert me. Saai is het landschap voor mij nooit, eris altijd wel wat te zien. Een mooie zonsopkomst ofnevel over de weilanden. Vooral bij een plasje halver-wege let ik altijd even goed op. Het is een waar vogel-paradijsje waar nauwelijks mensen komen.” Mengersvindt het belangrijk dat het lijntje straks een tweedeleven als tram gaat krijgen en niet alleen voor zijn ei-gen gemak.„Voor Kampen en IJsselmuiden blijft het lijntje eco-nomisch belangrijk. Kampen-Zuid is best een eindjefietsen. En voor Stadshagen is het mooi dat inwonersstraks kunnen kiezen tussen twee stadskernen waarje in een poep en een scheet bent.”Willem van Halem uit Kampen gaat al 26 jaar dage-lijks met de trein naar zijn werk in Zwolle, maar ookhij blijft het landschap fascinerend vinden. „De trein

is inmiddels even vertrouwd als mijn eigen huiska-mer. Alles is bekend en heeft zijn eigen plekje, tot demedepassagiers toe.”Zelf zit Willem altijd op klapstoeltje in de hoek vande fietscoupé. Glimlachend refereert hij aan een boekvan de Britse schrijver Roald Dahl over een forenzen-trein in Londen. „Ook daar heeft iedereen zijn vasteplek. Als iemands plek plots door een vreemde bezetwordt, breekt de hel los. In de Kamperlijn is dat ookeen klein beetje zo.”In die 26 jaar heeft Van Halem veel meegemaakt inde trein. Zo zag hij de hele wijk Stadshagen langzaamuitgroeien tot het kolossale stadsdeel van vandaag.Mooie anekdotes zijn er natuurlijk ook. „Zo zat ik op

woensdag 11 november 2009

Het station van Kampen, anno 1900.

Amper veertienkilometer rails, vol

mystieke romantiek

6

Page 4: Bijlage IJsseldelta

... En zo wordt ‘t

plaats toen de grote lijn van ennaar Zwolle werd geëlektrificeerden Zwolle-Kampen een dieselboe-meltje werd. Sindsdien is het dekortste treindienst van Neder-land. Station Mastenbroek wasoverigens geen lang leven bescho-ren. Vanaf 1926 werd er alleennog maar op verzoek gestopt enin 1934 werd de halte uiteindelijkopgeheven.

www.hetkamperlijntje.nl

In 2003 was de kogel door de kerken gaf het rijk z’n fiat voor de aan-leg van de Hanzelijn tussen Zwol-le en Lelystad. Het besluit beteken-de in feite het einde van het Kam-perlijntje, want door de aanlegvan een station in Kampen-Zuidzou deze oude verbinding overbo-dig worden. De provincie Overijs-sel en de gemeentes Kampen enZwolle waren het daar niet meeeens en zetten zich in voor be-houd. De provincie heeft daaromde spoorlijn van het rijk overgeno-men en niet veel later lag er eencompleet plan om een ‘mindergrove trein’ tussen de twee stedente laten pendelen.Toen gebeurde er echter iets onver-wachts: railbeheerder ProRailschreef in 2006 een prijsvraag uit

met als centrale vraag: ‘Hoe krij-gen we op regionale lijnen meerreizigers in de trein tegen lagerekosten?’. Drie van de zeven nomi-naties hadden betrekking op hetKamperlijntje en de hoofdprijswas voor het idee om de spoorlijnom te bouwen tot trambaan.

De planmakers waren zo aange-naam verrast door dit idee, dat hetbesluit over het aanvankelijkeplan werd uitgesteld om de tram-variant te kunnen onderzoeken.„Het was al vijf voor twaalf, maarwe hebben toch voor de moeilijkeweg gekozen”, aldus gedeputeerdeJob Klaasen. „Vertramming van despoorlijn Kampen-Zwolle biedt na-melijk ontzettend veel mogelijkhe-den en kansen. In de eerste plaats

is een tram een stuk goedkoperdan een trein. En de rails liggen eral. Dat is een mooie besparing opde werkzaamheden die er nogmoeten gebeuren, zoals op tweeplaatsen dubbelspoor, vier nieuwehaltes, aanpassen van de bestaan-de eindhaltes en de aanleg vaneen bovenleiding. Bovendien kunje veel vaker stoppen, waardooronderweg verschillende stationskunnen worden aangedaan. VoorStadshagen betekent dat bijvoor-beeld een snelle verbinding methet Zwolse stadshart, maar ookmet het centrum van Kampen.” In-middels zijn de plannen voor devertramming zo goed als rond.Het gaat om een snelle tram, diebinnen het kwartier tussen detwee stations moet kunnen pende-

len. Zodoende vertrekken er elkuur maar liefst vier trams. Binnen-kort wordt er een convenant gete-kend tussen de provincie, de ge-meenten en ProRail om het pro-ject daadwerkelijk te starten. Eénvan de belangrijke adviseurs isook de Haagsche Trammaatschap-pij, die natuurlijk veel ervaringheeft met tramlijnen.

Er moet daarna nog wel het eenen ander gebeuren, zoals het aan-leggen van de stations en de bo-venleiding en het bestellen van detramstellen. De exploitatie komtuiteindelijk in handen van eenmarktspeler, zoals Connexxion ofde NS. Eind dit jaar is de aanbeste-ding. Alles alles meezit moet eind2012 de eerste tram gaan rijden.

Vanaf 2012 rijdt een tram over het aloude Kamperlijntje. Illustratie Provincie Overijssel

een middag met twee of drie mensen in de trein ophet station in Kampen. Het duurde en het duurde,maar de trein vertrok maar niet. Ik informeerde bij deconducteur, die bijna gepikeerd repliceerde: ‘Je denkttoch niet dat we voor drie man gaan rijden’. Dus ble-ven we op het station staan. Dat soort dingen kunnenallemaal op ’t lijntje.”De Kamperlijn maakt niet alleen bij de veelvuldige ge-bruiker gevoelens los, maar ook bij complete buiten-staanders. Neem Maarten Metz, de auteur van het fas-cinerende boekje ‘962 kilometer tussen Zwolle enKampen’. Hij reed op een grijze dinsdag in november1998 een etmaal lang mee in de trein. Het boekje isnog steeds te koop onder meer bij boekhandel Bos in

Kampen. „Het idee is ontstaan in middelbare school-tijd. Destijds had je nog de tienertoer: mocht je vooreen habbekrats heel Nederland doorcrossen. Op degrote kaart van alle treinverbindingen viel de lijnZwolle-Kampen al op: het is het enige lijntje van Anaar B zonder tussenstop. Toen ik later een periode inZwolle woonde, greep ik mijn kans. Van begin tot heteinde van de dienstregeling reed ik mee met de trein.Het idee was om de sleur in beeld te brengen, precieszoals in het liedje van drs. P.. Het is inmiddels tienjaar geleden, maar ik denk er nog vaak aan terug. Ikben toch een beetje verliefd geworden op het lijntje.Sterker nog: ik zou het graag nog een keer overdoen.Er is veel veranderd sindsdien: de opkomst van het

mobieltje, de bouw van Stadshagen. Als de spoorlijnstraks een tramlijn is, lijkt me mooi moment.”Job Klaasen, gedeputeerde voor de provincie Overijs-sel, kent het boekje van Metz en begrijpt de aantrek-kingskracht van de Kamperlijn. „Niet voor niets is al-les in het werk gesteld om het te behouden. Uiteraardwaren er veel rationele redenen voor, maar ook eenstukje romantiek speelt mee. De lijn heeft altijd tot deverbeelding gesproken. Kampen was altijd het eindvan de wereld: waar je ook naar toe was gereisd, hetKamperlijntje was het laatste ritje voordat je weerthuis kwam. Ik vind het heel bijzonder dat de lijn aldie jaren heeft overleefd en hoop dat we er nog langvan kunnen genieten. ”

7

foto Gemeentearchief Kampen

Page 5: Bijlage IJsseldelta

D oe je ogen dicht en denk aan de markt.Dikke kans dat een geurenboeketje vanvis, kaas, bloemen en vers brood in jeneus dringt; dat je de galmende stemvan de koopman op je trommelvlies

hoort beuken; en dat een bonte schakering aan kleu-ren op je netvlies danst. Echter: hoe lang duurt hetnog voordat dit nog de enige manier is waarop je deweekmarkt kunt beleven? Want de markt staat on-der druk. Vergrijzing, gebrek aan opvolging, concur-rentie van prijsvechters als Lidl en Action en toena-me van tweeverdieners heten de vier belangrijkstevijanden. Op de Kamper en Zwolse markten is datniet anders. Beide markten hebben al behoorlijk ter-rein prijsgegeven en het toekomstbeeld is niet be-paald rooskleurig. Toch blijven de meest koopliedenopmerkelijk positief, zo blijkt uit een wandeling opeen mooie vrijdagochtend (Zwolle) en druilerigemaandagochtend (Kampen) langs de kraampjes.„Want”, zo is de strekking, „de markt is te mooi omverloren te gaan.”Neem Willem Jonkman vanachter zijn stoffenkraamin de Korte Ademhalingssteeg in Zwolle. „Zeg, ditwordt toch niet weer zo’n negatief verhaal hè”, zegthij argwanend om vervolgens zelf een litanie af te ste-ken. „Sinds we de markt hebben ingekrompen is hetweer gezellig en is de sfeer weer in orde, maar eentijdlang was dat niet het geval. Er kwamen steedsmeer lege plekken en dat is altijd slecht voor een

markt. Vreemd genoeg werkte ook de crisis tegenons. Je zou verwachten dat mensen juist dan de goed-kope markt op zouden zoeken, maar dat valt vies te-gen. Mensen weten de markt gewoon niet meer tevinden.”De Zwolse markt heeft een regionale functie, erkomt veel ‘boerenvolk’ uit omringende plaatsen. Hetdialect viert hier nog hoogtij, in een stad waar de ty-pische Zwolse tongval door de toenemende ‘import’steeds meer wordt verdrongen. De goede luim, in elkgeval aan de buitenkant, overheerst. ‘Goedemorgen,zonder zorgen’, zingt een groenteman zijn volgendeklant vrolijk toe.„Ach ja, het is een prachtig vak, maar het moet welbijna een roeping zijn”, mijmert Koos Nachtegaalvanachter zijn kraam Coko Catering. Samen met zijnvrouw Coby heeft hij de verantwoordelijke taak omde marktkooplui van koffie en soep te voorzien. „Jemaakt uren van heb ik jou daar en je kunt er net vanrond komen. Dat is een beetje ons lot. De voldoe-ning moet je halen uit de waardering voor je waar.”Ook hij ziet de sfeer op de markt veranderen. Vol-gens hem vooral sinds de sluiting van de veemarkt.„Vroeger was het zo: de mannen gingen naar deveemarkt, en dan kwamen de vrouwen automatischmee voor de weekmarkt.”Drie dagen later en zo’n achttien kilometer verderopis de mores niet veel anders. Anders dan in Zwolle isde Kamper markt echter vooral gericht op de lokale

bevolking. „En dat merk je”, zegt Jeanette Wolf, diemet haar fietsspulletjes op zowel de Zwolse als deKamper markt staat. „Het is in Kampen veel intie-mer. Je hebt hier wat meer contact met de mensen.”Toch kun je in Kampen ook niet echt over de kop-pen lopen. Bij de levensmiddelen gaat het nog wel re-delijk, maar op de stoffenmarkt staan veel kooplie-den met de armen over elkaar. „Ach, het is helemaalniks meer”, foetert een Tukker, die niet met naam entoenaam in de krant wil. „Mensen hebben geen tijdmeer voor de markt en gaan tegenwoordig lievernaar de Leen Bakker. Je bent uren aan het ploeterenvoor een beetje zakgeld. Nee meneer, de mooie tij-den zijn geweest, de markt heeft geen toekomstmeer.”Jan Elhorst - Kampenaar, marktkoopman en raadslid- is het daar slechts gedeeltelijk mee eens. „De marktin z’n huidige vorm zal verdwijnen. Er zijn simpel-weg te weinig mensen die dit vak nog willen doen.Opvolgers krijgen is erg moeilijk, want wie wil er ze-ventig uur in de week werken? Maar degenen dieoverblijven hebben wel degelijk toekomst. Er blijfteen ‘kernmarkt’ over, vergelijkbaar met zoals die nubijvoorbeeld in IJsselmuiden is. Dat soort marktenvan zo’n twintig kraampjes van verschillende pluima-ge kunnen volgens mij prima concurreren met de Ac-tions en de Lidls van deze tijd. Vergeet niet dat wijiets heel waardevols in huis hebben: onze expertise.Als we dat weten uit te buiten, komt het best goed.”

Diny van Hasselt

Ze is 81 jaar oud, maar gaat nog elke week trouw met haardochter mee naar de weekmarkt van Zwolle. Hoezo werkentot je 67ste? Bij Diny van Hasselt uit Enschede zit de marktwerkelijk in haar genen. Zonder haar wekelijkse dosis ‘markt-kramen’ verliest het leven voor haar een stuk van z’n glans.Bijna iedereen op de Zwolse markt kent Diny en dat is niet zogek, want ze is er al sinds 1947 te vinden. „De markt vantoen is niet te vergelijken met die van nu”, duikt ze terug inhaar herinneringen. „Onze koopwaar paste in de kattenbakvan een auto en op de markt gooide je dat gewoon ergensneer op een hoek. Verplichtingen en regeltjes waren er nau-welijks. Destijds verkochten we vijf soorten stoffen, nu zijndat er meer dan vijftig.”

Met veel genoegen kijkt ze terug op die ‘zware maar mooie’beginjaren. „Ik heb er heel veel broers en zussen aan overge-houden. Want zo beschouw ik mijn collega’s op de markt.Veel van hen zijn me in de loop der tijd wel ontvallen, maartoen ik laatst een tijdje in het ziekenhuis lag, kreeg ik tochnog een boel steunbetuigingen. Geweldig vond ik dat.”Dat ‘Tros-gevoel’ is volgens Van Hasselt langzaamaan welaan het afkalven. „Op sommige markten, zoals in Zwolle, isde sfeer nog wel goed, maar op andere plekken wordt heteen stuk minder.” Haar dochter Brigitte heeft het meestewerk inmiddels van haar overgenomen en ook haar kleindoch-ter helpt soms mee. Vroeger had ze dat geweldig gevonden,maar nu hoopt ze stiekem dat ze een andere carrière kiest.„Niet dat ik spijt heb van mijn eigen leven hoor”, haast zezich te zeggen. „Integendeel: als ik mocht kiezen, deed ik hetzo weer over.”

Diny van Hasselt (81, rechts) staat nog altijd met stoffen op de markt. foto Sacha Wunderink

door Olger Koopman

De markten van Zwolle en Kampen

� ZWOLLEAa-landen (Dobbe), dinsdag van 13.00 - 17.00 uur;Zuid (Van der Capellenstraat), woensdag van 8.30 tot 12.30

uur;Stadshagen (Waarde), donderdag van 14.00 tot 20.00 uur;Westenholte (Petuniaplein), vrijdag van 13.30 tot 18.00

uur;Centrum, vrijdag van 8.00 tot 12.30 uur en zaterdag van

9.00 tot 17.00 uur.

� KAMPENBinnenstad, maandag van 8.30 tot 12.30 uur;IJsselmuiden (Markeresplein), vrijdag van 13.00 tot 17.30

uur;Binnenstad (Plantage), zaterdag van 8.30 tot 17.00 uur.

9

De markthoudt stand:

‘Goedemorgen,zonder zorgen’

Page 6: Bijlage IJsseldelta

Alida Kwint, tweede van rechts, drinkt en rookt met haar gasten mee. „We mogen hier roken, want we hebben geen perso-neel.” foto Sacha Wunderink

Vroeger was herberg De Koeluchter het brandpunt

van De Zande. Wie nu op een doordeweekse dag

het dorpscafé bezoekt, treft naast de nieuwe

eigenaresse slechts enkele stamgasten. Echte De

Zandenaren komen er nauwelijks meer. En aan de

bar klinken vooral randstedelijke accenten. „We

doen spelletjes als spijkerslaan. Wie de laatste

spijker slaat, geeft een rondje.”

door Marion Groenewoud

T ot 1880 reisde men per huifkar tussenKampen en de Veluwe. Café De Huifkarbeneden aan de dijk in het gehucht DeZande herinnert aan dit romantische ver-voermiddel. Eerder heette de uitspan-

ning ‘De Koeluchter’, vernoemd naar de seinlichtentussen de IJsseldijk en Venedijk. Deze zogenaamde‘koudlichtbranders’ of olielampen waaiden niet uitbij zware storm. In de gemeenteraadskamer van her-berg De Koeluchter werden in 1910 nog vier bezwaar-schriften besproken tegen de komst van de stoom-trein. Maar vier jaar later was de tramlijn al een feiten kreeg De Zande zelfs een houten wachtlokaal enseinwachtershuisje.Herberg De Koeluchter was vroeger vooral een pleis-terplaats voor voermannen en trekkers die kwamenovernachten. Later werd het een plek voor ontspan-ning met een speeltuin voor de deur.Vandaag, op een oktoberdag, is het stil rond het café.Op de naastgelegen staldeuren staat nog met witteprovisorische letters de naam ‘De Koelucht’. En delampen van de bruine kroeg De Huifkar branden uit-nodigend. Hij komt er niet meer zo vaak, al woontJan Lans al 66 jaar pal naast het horecabedrijf. „Daarben ik te oud voor, toen ik jong was kwam ik er va-ker”, glimlacht hij. „Er komen nauwelijks meer oude-ren uit de omgeving. En er zitten bijna geen De Zan-denaren meer. Ik ga meestal naar Wezep.”Lans woont nog in het huis waar hij is geboren. Zijnvader overleed in 1968 en sinds de dood van zijnmoeder in 1990 woont hij alleen. „Alweer negentienjaar. Dat is een hele tijd. Nee, eenzaam ben ik niet.Het is zoals het valt, zeggen wij hier. Ik heb de televi-sie en de krant. En de voetbalclub in Wezep. Zon-dags ga ik naar de Hervormde Kerk, tweeënhalve ki-lometer verderop.”Vanuit zijn huisje kijkt hij tegen de verhoogde dijk-wal aan. „Eerder hadden we zicht op de IJssel maarsinds de jaren tachtig is dit voorbij. Het is niet erg.

Want destijds liep de weg vlak langs ons raam, enreed het verkeer bijna naar binnen. Dit is rustiger.”Na enig aandringen, wil hij wel even mee naar hetcafé. „Vroeger was hier naast de bar ook een kruide-nierswinkel. Nu hebben we alleen nog een soortSRV-wagen in De Zande. Maar ik doe mijn bood-schappen meestal in Wezep.”

Het café veranderde de laatste jaren vaak van eige-naar. Lans wil er niet veel over kwijt. „Het was nietaltijd zuivere koffie.” Hij herinnert zich nog de muni-tieschepen die in de jaren vijftig en zestig, even ver-derop bij de loswal, in De Zande lagen. Tijdens deKoude Oorlog waren deze onderdeel van het superge-heime landsverdedigingsplan De IJssellinie. „Deschippers van de munitieboten kwamen bij ons kof-fie drinken. Als tiener mocht ik ook eens kijken enzag vooral ijzeren kisten. Wel gevaarlijk, maar dat be-seften we niet.”Eigenaresse Alida Kwint is sinds januari uitbaatstervan de kroeg De Huifkar. Ze verwelkomt Jan harte-lijk. Zij drinkt en rookt volop met de gasten mee.„We mogen hier roken want we hebben geen perso-neel. Doordeweeks is het rustig”, beaamt ze. „Jemoet eigenlijk op donderdagavond en zaterdag ko-men, dan is het hier druk. Ach, het is voor iedereencrisis. Mensen hebben minder te verteren. En er zit-ten veel bierketen in de buurt waar de jongeren goed-koper hun pilsje kunnen pakken. Ik weet niet of ikhier het eind van het jaar haal. Als cafébaas wordthet steeds moeilijker. De vaste lasten zijn hoog.”

Boven de bar hangt nog een slinger kerstverlichtingen enkele klanten sluiten de werkdag af met een bier-tje. Dakdekker Erik van Dijk en zijn honden bezoe-ken twee keer per week De Huifkar. „Ik moet zo ko-ken, nou ja, patat bakken voor de kinderen”, zegt hijterwijl hij nog een biertje neemt. Oorspronkelijkkomt hij uit Kampen maar woont met zijn gezin al-

weer vijftien jaar tegenover het café. „Dit is het tref-punt. Je bent hier in De Zande op jezelf maar als jeelkaar nodig hebt, kun je bij iedereen terecht. De ach-terdeur staat altijd open en we overlopen elkaarniet.” Vrachtwagenchauffeur Marcel (‘doe maar zon-der achternaam’) woont bij zijn ouders in IJsselmui-den. Al vijf jaar is hij bijna dagelijks in De Huifkar.„Ik heb drie eigenaren meegemaakt maar het caféblijft gezellig. We doen spelletjes als spijkerslaan.Wie de laatste spijker slaat, geeft een rondje.”Er klinken vooral westerse accenten aan de bar. Nietalleen van de eigenaresse en een vriend maar ookvan twee gasten.De 68-jarige Henk van ’t Hul uit ’t Loo komt echterbinnen met het onvervalste dialect van de streek. Alsinds zijn jeugd komt hij naar De Zande. „Vroegermet mijn broer gingen we hier op snoek vissen. Naafloop dronken we wat in dit café. Ik kom hier nogsteeds regelmatig. Het is een leuke sfeer van jongens-onder-elkaar.” Of hij nog een biertje wil? Van ’t Hulmoet nog rijden maar onder Marcels motto ‘de autodrinkt niet’ neemt hij er nog een. „Ik mag van mijnvrouw altijd even een paar uurtjes weg. Hier in DeZande zie ik de IJssel en mijn vertrouwde café. Ikvind het wel jammer dat de zaterdagse kaartclub isverdwenen.”Eigenaresse Alida Kwint bevalt het goed in De Zan-de. „Ik was de Randstad zat. Hier is meer ruimte ende mensen hebben nog geduld. In het westen woontiedereen in een flat en weet je niet wie je buurmanis.” Jan Lans is alweer stilletjes vertrokken naar zijneigen woning naast het café. Kwint neemt nog eenbiertje en hoopt binnenkort meer publiek uit DeZande en omgeving te trekken met een HollandseAvond en het optreden van de Zwolse zanger DannyHeden. „Daarna wil ik graag een Beachparty metecht zand op de vloer. En mensen in badpak.”Henk van ’t Hul zal er niet om wegblijven, maarmompelt: „Ik heb geen zwembroek.”

11

De lichtenbranden nogin De Zande

Page 7: Bijlage IJsseldelta

De Diezerstraat in Zwolle: alleen aan het begin zitten nog enkele authentieke Zwolse zaken, grootwinkelbedrijven voeren

Wel van Kampen naarZwolle, maar niet andersom

Kampen, Zwolle, Deventer, Zutphen, Hanzesteden met eenlange historie. Dat merk je. Sfeer, een monumentale uitstra-ling, aantrekkelijke winkelstraten, waar alle stenen poriëngeschiedenis uitademen.

Wie in Zwolle en Kampen met zijn hoofd in de wolken looptziet meer dan het dynamisch winkelende publiek. Mogen degrootwinkelbedrijven de meeste etalages hebben veranderdin een veelkleurige lelijkheid, wie zijn vizier iets naar bovenbijstelt ziet hoe monumentaal de panden zijn die benedendoor de consumptiemaatschappij zijn opgeslokt.

Kampen is een plaatje. Zeker als je de stad binnen komt rij-den met de trein of via de oude toegangsweg met de auto:de brug met z’n karakteristieke bladgouden hefwielen, de IJs-selkade met z’n bruine vloot en de knusse Oudestraat metde vele terrasjes op de Plantage. Toch zijn er maar weinigZwollenaren, die de moeite nemen de buurstad te bezoeken.

Uit de diverse koopstroomonderzoeken van de afgelopen ja-ren blijkt ook dat Zwollenaren niet te porren zijn om voorhet echte funshoppen richting Kampen af te reizen. Voorspeciale evenementen als Kerst in Oud Kampen, Sail of eenenkele keer de Kamper Ui(t)-Dagen verlaten Zwollenarennog wel hun eigen stadspoorten, maar voor het echte winke-len blijven ze toch vooral in en rond de Diezerpromenade.

Andersom stromen de Kampenaren toe. Vooral de donder-dagavonden en zaterdagen zijn populair. Het sterke en geva-rieerde winkelaanbod in het Zwolse centrum met ‘trekkers’als MediaMarkt, H&M en ‘gouwe ouwe’ V&D zorgen ervoordat 44 procent van de binnenstadsbezoekers van buitenkomt. Zwollenaren kunnen het zich misschien niet voorstel-len, maar bezoekers zijn bijzonder positief over de parkeer-voorzieningen - vooral op Het Eiland en Maagjesbolwerk.Voor de dagelijkse aankopen zijn Kampenaren sterk georiën-teerd op hun eigen winkels. Maar drie procent gaat eldersgeld uitgeven. Funshoppers in Kampen komen ook vooraluit de eigen gemeente. Een klein deel is afkomstig uit deNoordoostpolder en Zwartewaterland.

Van de Zwollenaren doet zelfs 98 procent de dagelijkseboodschappen in de eigen stad, 88 procent komt de stad he-lemaal niet uit, want die vindt zelfs voor het recreatief win-kelen z’n gading in eigen huis. Uit het onlangs gehoudenBuurt voor Buurt-onderzoek blijkt wel dat een deel van deZwollenaren klaagt over het winkelaanbod, dat ze veel min-der gevarieerd vindt geworden. De beschuldigende vingergaat dan vooral richting telecomwinkels.

In Kampen wordt veel verwacht van de vertramming van hetspoor. De Kamper ondernemers hopen dat mensen uit Stads-hagen sneller voor hun assortiment zullen kiezen. „We ko-men straks een stuk dichterbij te liggen, waardoor we mak-kelijker bereikbaar zijn. Met al die extra haltes op het Kam-perlijntje is het aantrekkelijker om even een ochtendje ofmiddagje bij ons te komen shoppen”, klinkt het hoopvol inhet winkelhart - Oudestraat - van Kampen.

D e Kamper Oudestraat is in sommige op-zichten een aangename uitzondering.Ook daar de onvermijdelijke Trekpleis-ter, Scapino, Blokker en Halfords, maarook nog intieme speciaalzaakjes. „Het is

kleinschaliger, rustiger.” Volgens de gemiddelde Kam-penaar maakt dat zijn stad ook interessanter danZwolle. „Alleen dat ziet de Zwollenaar niet, omdat hijhier nooit komt”, klinkt het ietwat teleurgesteld tij-dens een rondgang door de stad.Hetzelfde geldt overigens voor het einde van de Zwol-se Diezerstraat. Of het begin, het is maar van welkekant je de stad binnenkomt. Aan de kant van de Die-zerpoortenplas zetelt nog een paar familiebedrijven,die aan de belangrijkste winkelstraat van Zwolle eengeheel eigen tintje geven. Drankenhandel Bartels,leerwinkel Van Til v/d Werf, juwelier Geerink enlunchroom Blocks zijn al decennia in de familie. EricBartels is er trots op dat hij het 133 jaar oude bedrijfvan z’n familie voort mag zetten, maar ook hij weetdat hij meer geld zou verdienen als hij de winkel aaneen ‘grote jongen’ zou verhuren. „Maar dat wil ikniet. Ik vind dit leuk. Bovendien houd ik de traditiegraag in stand.”Net als Anneke Schepers, die na haar moeder de win-kel van haar oma voortzette. „En nu zwaait mijnzoon Rob de scepter”, meldt ze trots. Oma begonmet Van Til v/d Werf in 1913. Ze begon met hoeden,schoenen en paraplu’s. Anneke draait al vanaf haarzestiende mee. „Tegenwoordig richten we ons op leeren suède. Je moet je aanpassen, dat is wel de hardewerkelijkheid van het ondernemerschap. Hoeden ver-kopen niet meer, dus daar kun je wel aan vast blijvenhouden, maar daar heb je alleen je zelf mee”, aldusde vrouw die al 54 jaar de Diezerstraat overziet. „Wedoen het met liefde, maar het is wel handel.”

Opvallend verschil tussen Zwolle en Kampen

is dat Kampen nog steeds slagerijen in haar

hoofdwinkelstraat heeft. Net om de hoek van

de Oudestraat zijn zelfs winkels te vinden

met verse groenten en fruit. Al die verse

waren zijn al jaren geleden uit de Zwolse

Diezerstraat verbannen. Op deze zogeheten

A1-locaties wordt nu vooral geld verdiend

door grootwinkelbedrijven, waar door de

kleine zelfstandige ondernemer nauwelijks

meer tegen op te boksen is. Of zoals de

laatste ambachtslieden het verwoorden: „Je

verdient meer geld door je zaak te verhuren

dan door zelf achter de toonbank gaan staan”.

door Janine Stougie

woensdag 11 november 2009

12

Kleine neringdoende

Page 8: Bijlage IJsseldelta

verder de boventoon. De Oudestraat in Kampen: ook hier filialen van grote ketens, maar ook nog intieme speciaalzaakjes zoals een slager en verswinkel. foto’s Tom van Dijke

Er is veel veranderd in de Nederlandse binnensteden.Zeker in Zwolle. Zo is op een foto uit 1971, die bij An-neke Schepers in de winkel hangt, te zien dat de Die-zerstraat een doorgaande autoverkeerroute was. Eenstoep langs de winkels. En waar is de beroemde stads-muur? Anneke en zoon Rob grinniken. „Op de hoekzat bakkerij De Zoete Inval. Geen muur, maar huizenen winkels. En bijna alle ondernemers woonden bo-ven de zaak. Overal waren spelende kinderen opstraat. Ja, het verre verleden.”„Iedereen kende elkaar”, mijmert ook Eric Bartels, dienet als een deel van het kleine clubje overblijvers nogsteeds boven de eigen zaak woont. „Het is anders ge-worden. De gezelligheid is weg. Een goede impuls isdat NV Wonen boven Winkels het leven in de binnen-stad weer terug probeert te brengen, maar de levendig-heid van vroeger komt niet meer terug. Toen woon-den er gezinnen, nu vaak studenten of tweeverdie-ners. Laten we zeggen dat dat qua levendigheid niet tevergelijken is.”De ondernemers aan het uiteinde van de Diezerstraathebben overigens veel last van één van de Wonen bo-ven Winkelproject gehad. Door de enorme bouwdoosdie voor de deur stond, trokken veel shoppers al aande rem bij de speelgoedzaak op de zoek met de KorteSmeden. „Een jarenlange blokkade. En het erge is datnu het klaar is de grote trekker - Mexx - het laat afwe-ten. We zitten natuurlijk niet te wachten op die kor-tingshal die er nu al maanden in zit.”De overblijvers zijn het erover eens dat aan Zwollewinkelstad niet zo heel veel veranderd hoeft te wor-den. De samenwerking met de gemeente verloopt te-genwoordig soepel. Iedereen lijkt ervan doordrongendat het midden- en kleinbedrijf zoals het officieelheet, een belangrijke economische speler is. „Alleen,die bibliotheek hè. Een geweldige voorziening, maar

het hoort niet in de binnenstad. De Bijenkorf zou ge-weldig zijn. Of dat andere plan dat ze ooit haddenmet een heel stel kleinere winkels onder één dak. Mis-schien dat dan die verswinkeltjes weer kans krijgen.Maar uiteindelijk zal het ook daar wel weer om hetgrote geld draaien.”

In Kampen zijn ze er nog. Maar ook slagerij Norg aande Oudestraat, vlak voor het Van Heutszplein, voeltde druk. „Toen wij de zaak overnamen van mijnschoonouders was die ommekeer al bezig. Gemak-zucht is voor een familiebedrijf zoals het onze een ge-sel. Het gaat vaak niet om de prijs, maar mensen zijnnu eenmaal sneller klaar in de supermarkt. Ze wetenwel dat de producten minder zijn. Het is bij ons rondde feestdagen dan ook niet aan te slepen. Voor bijzon-dere gelegenheden en als ze echt advies nodig hebbenweten ze ons wel te vinden.”Norg heeft net als zijn verscollega’s ingespeeld op hethedendaags consumptiepatroon door met kant-en-klaar maaltijden te beginnen. „Omdat wij echt versewaar leveren hebben we wel een streepje voor, maarhet blijft voor de meeste mensen makkelijker om deauto bij de supermarkt voor te rijden.”Niet voor niets heeft één van de twee andere overge-bleven slagerijen in de Oudestraat nog niet zolang ge-leden de deuren gesloten. „Het is gewoon lastig opeen A-locatie. Je kunt je zaak beter verhuren aan eengrootwinkelbedrijf dan je zelf uit de naad werken.”Ook Fikse ‘Speciaalzaak in Naaimachines sedert 1905’heeft zich uit de hoofdstraat teruggetrokken. Aan deachterkant, waar altijd al de werkplaats van de winkelgevestigd was, is ze verder gegaan. Aan de voorkant ishet wachten op een grootwinkelbedrijf. „Zaken doenis flexibel zijn. Inspelen op wat bezoekers willen. Watdat betreft heeft Kampen de boot gemist. Het sociale

belang van de binnenstad wordt door de gemeente on-derschat”, meent Denise Fikse. In de andere winkelszoemt hetzelfde verhaal. De gemeente heeft welis-waar door dat er meer nadruk op de recreatieveschoonheid van de stad moet worden gelegd, zodat ermet de winkelstraat een goede mix te presenteren is.Maar het blijft tot nu toe bij woorden. Wat dat betreftwordt er ook verwezen naar het complex van de voor-malige Van Heutszkazerne. De plannen voor huisves-ting van kleinschalige bedrijvigheid met speciaalzakenlagen klaar, maar bleek onlangs te risicovol.Er is wel wat aan recreatieve stimulering gedaan. Alsje tenminste vindt dat een overvloed aan cafés en res-taurants op één en hetzelfde korte stukje straat rich-ting Van Heutszplein onder dat kopje valt. Het resul-taat is echter een overdosis aan Chinezen, Italianen enshoarmatenten, waar het overdag doodstil is. Nie-mand is er echt blij mee. Uit toeristisch oogpunt is deaangepaste Plantage, het plein in het hart van deOudestraat, een pareltje. Ook daar is iedereen het welover eens.Dit aantrekkelijke plein herbergt ook een pareltje: Jo-lien Hoedenhuis. Nog zo’n relikwie, waarvan de laat-ste in Zwolle al jaren geleden de deuren heeft dichtge-daan. Kampen heeft het voordeel dat het nog altijdeen bijzonder sterke geloofsgemeenschap met vele ge-zindten heeft. „Je vindt dit soort zaken bijna nergensmeer”, weet ook eigenaresse Nicolien Simonse, die debijna zeventig jaar oude onderneming twaalf jaar gele-den overnam. „Ik krijg bezoekers uit het hele land.Ook heel veel Zwollenaren.” En daarmee is deze au-thentieke hoedenzaak waarschijnlijk de enige Kamperspeciaalzaak waar ook Zwollenaren specifiek hun stadvoor verlaten. „Alleen doen mijn klanten niet aanfunshoppen. Ze komen echt gericht hierheen om tekopen.”

vecht in grote winkelstraten om te overleven

13

Page 9: Bijlage IJsseldelta

tekening Edo Draaijer

Zijn Zwolse zwagers mogen

hem bij vertrek altijd graag

even in het vlees steken. „Zo

Kampenees, ga je weer naar

de verkeerde kant van de

IJssel?”, krijgt Jan Willems

(55) steevast te horen als hij

na een verjaardag afscheid

van de familie neemt. „Ach ja,

het is altijd wat tussen Zwolle

en Kampen”, klinkt het

berustend. „Maar we vliegen

elkaar nooit in de haren. Een

beetje zeuren en zuigen, meer

niet.”

door Gert van Dijk

O nderlinge rivaliteit hoort erbij als je inZwolle en Kampen woont. Jan Willemsgroeide met zijn ouders en vijf zustersop in het hartje van Zwolle, in een etageboven een winkel in de Diezerstraat. Op

zijn achttiende verhuisde hij naar Kampen na zijnhuwelijk met Martha Woning, een rasechte Kampen-se. Spijt of berouw kent Jan Willems niet. „Ik woon37 jaar later nog steeds met veel plezier in Kampen.Diep in mijn hart voel ik me inmiddels ook een Kam-penaar. Maar in Kampen zelf denken ze daar andersover, ik word nog steeds ‘die Zwolse’ genoemd. Datzal ook wel nooit meer veranderen.”

Jan Willems en Martha Woning leerden elkaar ken-nen op neutraal terrein, in de ter ziele gegane disco-theek ’t Schuurtje in Wezep. De Zwolse nozem methaar tot ver over de schouders ging daar in de week-einden samen met zijn vrienden naar toe. „We had-den de kroegen in de Voorstraat in Zwolle wel eenkeertje gezien. Op de brommer scheurden we naarWezep. Ik had een Thomos, de eerste in Zwolle meteen voetversnelling. Dat was wat.”

Martha Woning met haar ravenzwarte haar en prach-tige ogen bezocht ’t Schuurtje in gezelschap van eenvriendin. „We hadden gehoord dat het daar erg gezel-lig was. Nou, dat wilden we natuurlijk niet missen.”De vonk tussen Zwolle en Kampen sloeg razendsnelover. Hij: „Ik zag haar staan en ze leek heel erg veelop Mariska Veres, de zangeres van Shocking Blue.

Daar was ik behoorlijk verkikkerd op, net als veel an-dere jongens in die tijd. ‘Met dat meisje moet ik sneleen praatje maken’, dacht ik onmiddellijk.”Zij: „Ik had eigenlijk een beetje verkering met eenvriend van Jan. Maar na een tijdje gekletst te hebbenmerkte ik wel dat ik hem erg leuk vond. Veel leukerdan die vriend in ieder geval.”Nadere details zijn overbodig. Er moest in vliegendevaart worden getrouwd. „Een ongelukje”, meldt debruidegom met een vette knipoog. Jan Willems enMartha Woning gaven elkaar op zaterdag 18 decem-ber 1971 het ja-woord in Kampen. Een heel bijzonde-re datum. Jan Willems: „Mijn ouders waren op diedag precies veertig jaar getrouwd. Dat werd gevierdmet een groot feest in Zwolle. Wij waren piepjongen hadden geen stuiver op zak. Mijn ouders hebbentoen het plan bedacht om onze bruiloft gelijktijdigmet hun veertigjarig huwelijksfeest te vieren. Datkostte ons geen cent, maar op die manier konden wetoch nog een mooi feestje van onze eigen bruiloftmaken.”

Heel even vreesde Martha dat haar lief er op de hu-welijksdag nog tussenuit zou knijpen. „Ik zat die za-terdag stiknerveus thuis bij mijn ouders op Jan tewachten. Hij kwam niet opdagen op het afgesprokentijdstip. ‘Nou zullen we het meemaken. Hij komtniet meer’, dacht ik.”De bruidegom had een vermakelijk excuus. „Ik haddus vroeger heel erg lang haar. Dat was mijn vadereen doorn in het oog. En omdat hij onze bruiloft be-

taalde, zag hij de kans schoon om mij op mijn huwe-lijksdag naar de kapper te sturen. Met de pest inmijn lijf ging ik naar kapper Frans in de Van Karne-beekstraat. Er ging een heel stuk af. Maar mijn vaderwas niet tevreden toen ik thuis kwam. Hij vond mijnhaar nog steeds te lang en stuurde me doodleuk te-rug naar kapper Frans. Dat kostte veel tijd. En toenik uiteindelijk in Kampen was, stond de oude IJssel-brug ook nog open. Dat heeft voor mijn gevoel ooknog uren geduurd. Al die tijd zat Martha met de ze-nuwen in haar lijf op me te wachten. Ze dacht echtdat ik niet meer zou komen opdagen.”

Zaterdag 18 december 1971 kwam alles toch nog in or-de. Het jonge stel trok eerst in bij de ouders van Mar-tha, kreeg daarna een eigen flatje in de Hanzewijk enkocht 33 jaar geleden een mooie oude woning in de1e Ebbingestraat. Daar wonen ze nog steeds met veelplezier. Ze kregen twee zonen en vijf kleinkinderen,die ook allemaal in Kampen wonen.Een terugkeer naar Zwolle sluit Jan Willems uit. „Ikheb hier alles wat mijn hartje begeert. Als ik de deuruitstap loop ik in precies twaalf minuten over debrug naar het station van Kampen. Daar aan de over-kant van de IJssel ligt mijn roeibootje. Een paar flin-ke halen en ik zit midden op de IJssel. Geweldig.Zwolle is ook een prachtige stad. Natuurlijk. Maarhet ligt net iets te ver van de IJssel. Dat zeg ik ook al-tijd tegen mijn Zwolse zwagers als ze weer beginnente zeuren dat ik aan de verkeerde kant van de IJsselwoon. En daar hebben ze mooi niet van terug.”

15

Blijvende liefde aan de overkant van de IJssel

Page 10: Bijlage IJsseldelta

D e grote lijn van de af-spraak was: watergebon-den bedrijven naar Kam-pen en niet-watergebon-den bedrijven die veel op-

pervlakte vragen naar Zwolle. Twee ste-den die hun kwaliteiten bundelden, zo-dat bedrijven in ieder geval voor de re-gio behouden blijven. Ook al is hetsoms even slikken als een prachtig be-drijf naar de buren gaat.De wereldwijde leverancier vanscheepsmotoren Wärtsilä is daar eengoed voorbeeld van. Een uitgebreid lo-catieonderzoek wees uiteindelijk naarde nieuwe Zuiderzeehaven bij Kam-pen als vestigingsplaats voor een we-reld-distributiecentrum. Bij de huidigevestiging in Zwolle was geen ruimtevoldoende. Hessenpoort bood dieruimte wel, maar daar ontbrak eenaansluiting op het water. Als econo-misch paradepaardje van de Netwerk-stad kon de Kamper Zuiderzeehavenwel aan alle eisen van Wärtsilä vol-doen. Ruim tien hectare werd aange-kocht, inclusief een haven waar allebinnenvaartschepen en kleine kust-vaarders kunnen afmeren. „Het is voorhet grootste deel aan de Netwerkstadte danken dat de Zuiderzeehaven zovoortvarend kon worden ontwikkeld”,aldus Rik Duijn, directeur van de Ont-wikkelingsmaatschappij Zuiderzeeha-ven. „Dankzij die snelheid konden weWärtsilä, dat zich overal in Europahad kunnen vestigen, bedienen enbleef het bedrijf voor deze regio behou-den.”

De Zuiderzeehaven was er misschienook wel zonder Netwerkstad geko-men, maar in ieder geval niet in hettempo dat nu gehaald werd. De aan-trekkingskracht van een grote regiobracht een voor Nederland uniek sa-menwerkingsverband tussen privateen publieke partijen tot stand. Zwolle,Kampen en de provincie zijn samenmet het aannemerstrio Dura Vermeer,Dredging International en De Vries &van de Wiel aandeelhouders. Een onaf-hankelijke Raad van Commissarissenbewaakt de voortgang van het project.De aanloopfase van de Zuiderzeeha-ven nam na 2000 nog vier jaar in be-slag. Op zich vrij lang, maar daarnavolgde in sneltreinvaart de uitvoerings-

fase. „Vanaf 2005 is het heel snel ge-gaan, mede juist dankzij die samenwer-king van publieke en private partijen”,stelt Duijn. „In negen maanden tijdkwamen er niet minder dan 23 vergun-ningen af, waarvan sommige zelfs totvoor de Raad van State moesten wor-den bepleit. En ook daarna is het ergsnel gegaan. Met de uitgifte van grondliggen we nu vier tot vijf jaar voor opschema. Tweederde van de beschikba-

re grond rondom de haven is nu al ver-kocht.”Wärtsilä is de laatste en tot nu toegrootste ‘vangst’ van de Zuiderzeeha-ven. Het heien van duizenden palenvoor het giga-complex is deze zomerbegonnen. Verder zijn er kavels ver-kocht aan het Kamper op- en overslag-bedrijf Graansloot, de Zwolse kunst-mesthandel Triferto, handelsonderne-ming Van Wijk en Olthuis uit Dron-

ten (oliën en frituurvetten), SallandOlie uit Hasselt, Vierhouten VetBV/Biodiesel Kampen, schrootbedrijfHoeben uit Hasselt en Recycling Kam-pen (puinverwerking).Gezien de tijd die er doorgaans ge-moeid is met de voorbereiding vannieuwe infra-structurele plannen,moet er naar de mening van directeurDuijn nu al werk gemaakt worden vaneen eventuele tweede Zuiderzeehaven

door Frans Ebeltjes

Zuiderzeehaven paradepaardje

Het heien is begonnen op het ruim tien hectare grote terrein van Wärtsilä bij de Zuiderzeehaven in Kampen.

woensdag 11 november 2009

16

Page 11: Bijlage IJsseldelta

aan de andere kant van de N50. „Devraag naar watergebonden bedrijfster-rein zal alleen maar verder gaan toene-men. Ik heb al bedrijven gesproken diede aankoop van grond aan de havenkunnen financieren met het geld datze uitsparen omdat ze dan niet meerin de file hoeven staan. En het waterheeft nog zo veel meer capaciteit te bie-den, daar kunnen we nog lange tijdmee vooruit.”

netwerk

Bovenregionale keuzes

Hoewel de regio als geheel een dui-delijke meerwaarde heeft op econo-misch gebied, speelt die voor de ech-te grote spelers toch nauwelijks eenrol. Wärtsilä, wereldleider op het ge-bied van scheepsmotoren bijvoor-beeld, bouwt bij de Zuiderzeehavenvan Kampen een nieuw giga-distri-butiecentrum. Samen met de vesti-ging in Zwolle is het bedrijf dusflink vertegenwoordigd in de regio.Toch is het niet de regio zelf die dedoorslag voor de bouw aan de Zui-derzeehaven heeft gegeven. „De keu-ze voor Kampen is ingegeven doorde beschikbaarheid van grond, vanmensen en de reeds aanwezige ken-nis in Zwolle”, aldus Fred van Beers,managing director van WärtsiläNetherlands. „Bij de locatiekeuzehebben we aanvankelijk heel breedgekeken, waarbij uiteindelijk Neder-land logistiek en maritiem gezien debeste papieren had. Dat het Kampenwerd in plaats van Zwolle (Hessen-poort) heeft te maken met de Zui-derzeehaven. De distributie van on-derdelen gaat meestal via de snel-dienst van een expeditiebedrijf,maar we willen de áánvoer van on-derdelen over water wel stimule-ren.”Volgens de topman van Wärtsiläheeft ook de voorgenomen verbete-ring van vaarroutes en vergrotingvan sluizen geen rol gespeeld bij dekeuze voor de regio Zwolle-Kam-pen.

foto Tom van Dijke

Het succes van Zwolle Kampen Netwerkstad is misschien nog

wel het beste af te meten aan de mening van de ‘kleinste’

deelnemer. Voelt die zich niet gekleineerd of in het nauw en

worden er voordelen behaald, dan mag de samenwerking

gezond heten. Een gesprek met wethouder Pieter Treep van

Kampen.

door Frans Ebeltjes

A lleen een bedrijf met plaatselijke roots kiest Kampen als vestigingsplaats om geenandere reden dan dat het Kampen is. Zo nuchter is wethouder Pieter Treep, metin zijn portefeuille economie, wel. „Vestiging in Kampen betekent dat er dooreen bedrijf naar een samenspel van factoren is gekeken dat alles te maken heeftmet de regio als geheel”, zo stelt hij.

De echte Kampenaar is enig chauvinisme niet vreemd, zeker als het gaat om Zwolle. Historischgezien was er al sprake van rivaliteit en deze traditionele Kampense scepsis is de laatste decen-nia nog gevoed met een ‘leegloop’ van Kampense voorzieningen richting Zwolle. Vooral ophet gebied van onderwijs kozen bijvoorbeeld diverse hbo-instellingen voor Zwolle als centraleplaats in de regio.Maar laat het een geruststelling voor deze sceptici zijn dat het niet alleen om Zwolle gaat. Ookde Overijsselse hoofdstad zou zich veel minder goed kunnen redden als ze solo zou gaan. Hetis andermaal de combinatie van factoren die de positie van de regio versterken en daarmeeook van de twee grootste steden daarin.„We hebben op de laatste vastgoedbeurs Provada heel goed kunnen merken dat de regio stáát”,meent Treep. „Het westen raakt meer en meer verstopt, terwijl de roep om duurzaamheid enleefbaarheid alleen maar toeneemt. Als regio liggen we landelijk heel gunstig en daar moetenwe nu en in de toekomst gebruik van maken.”Er zijn momenteel 4000 Kampenaren die hun werk in Zwolle hebben. Andersom pendelen800 Zwollenaren naar Kampen om daar hun boterham te verdienen. Bepaald geen cijfers omlaconiek (of erg sceptisch) te blijven doen over de relatie Zwolle-Kampen. Ook in Zwolle alsverreweg de grootste partij is de laatste jaren het besef duidelijk doorgebroken dat de regiomeetelt. Het opzetten van Zwolle Kampen Netwerkstad is daar een duidelijke exponent van.Men zal gezamenlijk moeten optrekken om de geografische voordelen van de regio ten volleuit te kunnen buiten. „Al blijft er wel sprake van een gezonde concurrentie”, meent Treep. „Zo-wel Zwolle als Kampen strijdt voor zijn zaak. Maar niet meer tegen beter weten in. Als een be-drijf beter in de andere gemeente past, dan wijzen we dat bedrijf daar op.”Volgens de Kamper bestuurder moet er zelfs verder gekeken worden dan de grenzen van de re-gio. „Bijvoorbeeld naar wat er gaande is op het water. Als Netwerkstad en regio steunen we delobby voor de verbetering van de vaarwegen langs de havensteden aan het IJsselmeer. De IJssel-delta is een uitstekend alternatief als overslagcentrum. Het zou bijvoorbeeld heel goed het ge-brek aan capaciteit van de Amsterdamse haven op kunnen vangen. Ook moeten we kijkennaar de plannen voor de noodzakelijke verhoging van de Afsluitdijk, waarin vergroting van deKornwerderzand-sluizen meegenomen zou kunnen worden. Dat zou Kampen bereikbaar ma-ken voor shortseaschepen. Het vervoer over water zou dan de druk op de overvolle wegen kun-nen verminderen.”Als woongebied heeft de regio ook steeds betere kaarten. De Hanzelijn (in aanbouw) brengt dereiziger straks in 40 minuten in hartje Amsterdam. „Die spoorlijn is van ongelooflijk grote bete-kenis voor de regio”, meent de Kamper wethouder, zich bewust van het feit dat de Hanzelijner nooit gekomen zou zijn voor Kampen alleen. „Daarom is de Netwerkstad zo belangrijk. Wezitten in Kampen bijvoorbeeld best wel krap als het gaat om nieuwe bedrijventerreinen. Jemoet voorzichtig zijn met het groen rond de stad. Daarom kiezen we voor revitalisering vanoudere terreinen zoals Haatland. Voordeel van een regionale samenwerking is vervolgens datje bedrijven die je niet in eigen gemeente kunt vestigen, toch voor de regio kunt behouden.”

Vierde bestuurslaag

� Om de regio nog breder op de Ne-derlandse en misschien wel Euro-pese kaart te zetten zou het mis-schien geografisch logisch zijnom ook de gemeente Zwartewa-terland toe te voegen aan ZwolleKampen Netwerkstad. Toch is erwat dat aangaat sprake van te-rughoudendheid. Reden daarvooris de angst voor een ambtelijkeregio-vorming zoals die vroegerontstond door de opkomst vande regio IJssel-Vecht. Niemandzit te wachten op een nieuwe‘vierde bestuurslaag’ tussen ge-meenten en provincie in.

17

Kampen spint garen bijsamenwerking en

gezonde concurrentie

Page 12: Bijlage IJsseldelta

De overeenkomst tussen tartaar van diamanthaas

en een soepje van gebakken ui? Zwolse mosterd!

Op verzoek van de Stentor hebben restaurant Even

in Zwolle en restaurant de Bottermarck in Kampen

een menu voor deze krant samengesteld.

Ingrediënten of recepten uit de regio staan daarin

centraal. Zo kiest de Bottermarck voor Kamper

Steur en presenteert Even snoekbaars uit de IJssel.

De menu’s staan van 12 november tot en met 13

december op de kaart van de twee restaurants. Een

mooie gelegenheid voor Kampenaren en

Zwollenaren om eens aan te schuiven bij de buren.

Dat kan op twee manieren: u reserveert in een van

de restaurants in de genoemde periode en betaalt

de speciale prijs die bij de menu’s worden genoemd

of u beantwoordt de tien vragen en maakt kans op

een etentje voor twee. De antwoorden zijn allemaal

in deze krant te vinden. Uit de inzenders trekken

we een Zwolse winnaar en een Kamper winnaar. De

gelukkige uit Kampen wint het dineetje voor twee

personen in restaurant Even, de winnaar uit Zwolle

mag genieten van een dineetje voor twee in

restaurant de Bottermarck.

Wees er snel bij, want de antwoorden moeten

uiterlijk vrijdag 20 november binnen zijn. Dat kan

per mail ([email protected]) of per post: redactie

de Stentor, Assendorperdijk 7, 8012 EG Zwolle

onder vermelding van ‘Eten bij de buren’.

PRIJSVRAAG

1: Door hoeveel gemeenten loopt de Hanzelijn?2: Wanneer is het marktdag in IJsselmuiden?3: Hoe heette café De Huifkar vroeger?

4: Wanneer werd de laatste bever in Zalk gedood?5: Aan welke straat in Kampen staat de Theologische Univer-

siteit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt?6: Welk alfabet wordt gebruikt in het logo van IJsseldelta

Marketing?

7: Hoe heette de kunstacademie in Kampen?8: Wat mag de Mastenbroekerpolder volgens de bewoners in

geen geval worden?9: Hoe heet de zangeres van de band Miss Montreal?10: Hoeveel meisjes werken in het theehuis op de dijk?

19

Eten bij de buren

Page 13: Bijlage IJsseldelta

Z alkerdijk, Grafhorsterweg, Nieuwe De-venterweg, Oude Deventerstraatweg ofMastenbroekerallee. Eeuwen voordat deblauwe ANWB-borden hun entree de-den, kregen de zand- en voetpaden al in

de volksmond namen. Naast wegen die de plaats-naam kregen waar ze naar toe leiden, noemden mid-deleeuwers de toen nog particuliere stegen of stratenbijvoorbeeld naar degene die er woonde of naar het(vaak) gelijknamige huis. Ook de namen van kerk, to-ren, molens, kloosters, beroepen of bedrijven wer-den gebruikt om een locatie aan te geven. Pas in detwaalfde eeuw zijn er in Nederland de eerste schrifte-lijke vermeldingen van straatnamen. In 1851 werdengemeenten wettelijk verplicht om straatnamen vastte leggen.Het gaat in Zwolle en Kampen niet alleen om eeu-wenoude uitvalswegen die plaatsnamen bevatten. Zozijn de Wijheseweg en de Hasselterweg in Zwolle‘jonkies’. Deze moderne, glad geasfalteerde wegendie - jawel - richting Wijhe en Hasselt leiden, be-staan respectievelijk zo’n tien jaar en jonger. De Frie-seweg en de Flevoweg in Kampen zijn eveneens rela-tief jong. Ook de Apeldoornsestraat in Kampen isslechts 65 jaar oud. Deze straat heette eerst de Paral-lelweg, omdat de trambaan tussen Kampen en Has-selt er naast liep. Deze verbinding werd in 1933 opge-heven en de Parallelweg werd Galléstraat. In 1944

werd dit veranderd in Apeldoornsestraat, de richtingvan deze, toen nog, uitvalsweg. De Amersfoortstraatin Kampen lijkt een vreemde eend in de bijt. „Dezestraat is vernoemd naar een persoon, niet naar deplaatsnaam. De ‘d’ is er alleen in de loop van de tijduit verdwenen”, weet Henk Jan Bartelink. De Kam-per ambtenaar is voorzitter van de straatnamencom-missie in zijn gemeente die in totaal uit zeven perso-nen bestaat. Mr. J.P. Amersfoordt was de eerste burge-meester van de Haarlemmermeerpolder. ‘Zijn’ straat-naam is weer logisch omdat de hele Flevowijk ver-noemd is. Bartelink put de informatie over Amers-foordt en de Apeldoornsestraat uit het in 1986 ver-schenen boek ‘Gezichten in de straten van Kampen,een historische beschrijving’. Daarin worden alle stra-ten van Kampen genoemd en eventueel hun historieomschreven, monnikenwerk gedaan door H.W. Ho-ven, K. Schilder en D. van der VlisHet straatnaam geven is een continu proces. „Voorde nieuwe fase van Onderdijks hebben we de sugges-tie gekregen om met vrouwennamen te komen. Deleden van de commissie duiken dan de historie in eninventariseren namen. Het zijn allemaal mensen diegoed ingeburgerd zijn in Kampen, die veel van destad afweten”, zegt Bartelink. Zowel in Kampen alsZwolle kent de straatnaamcommissie ambtenaren eninwoners als leden.Door samenvoegingen van gemeenten zijn dubbelin-gen bijna onvermijdelijk. Iedere stad of dorp heeftwel zijn Kerkstraat of Beatrixlaan. In Zwolle hebbenze onlangs ontdekt dat de gemeente twee Hasselter-wegen rijk is. Een ‘erfenis’ door een grenscorrectiemet omringende gemeenten. Omdat er geen huis-nummers aan zitten, was die ‘tweede’ honderd me-ter Hasselterweg uit het zicht geraakt. „Een burgerlidvan onze commissie zit bij de brandweer en ontdek-te dit na een melding in het navigatiesysteem. Wemoeten het nog uitzoeken, maar waarschijnlijk gaanwe dit stuk N377 noemen”, vertelt Gerard Reijgers-berg. Hij is secretaris van de Zwolse commissie naam-geving.Met Stadshagen heeft Zwolle voortdurend nieuwestraatnamen nodig. Hoe nieuw de Vinexwijk ookmag zijn, voor de benoeming van lanen en wegen isallereerst gekeken naar de in de volksmond ontstaneveldnamen in het gebied. Zo komen de buurten dusaan namen als Schoonhorst, Milligen en Werkeren.„Dan kies je per buurt een thema. Soms kijken weook wel eens naar andere gemeenten voor ideeën. Indit geval was het zo dat in Zwolle-Zuid heel veel be-stuurders zijn vernoemd, dus voor Stadshagen wil-den we geen personen”, legt Reijgersberg uit. Voor

de thema’s in Stadshagen is in de historie gedoken,mede vanwege de eeuwenoude Mastenbroekerpol-der die grenst aan de wijk. Werkeren, zelf vernoemdnaar het voormalige kasteel, bestaat uit straatnamenvan oude Overijsselse havezates. Verder zijn er mid-deleeuwse beroepen in Schoonhorst te vinden enhet polderleven in Milligen.Straatnaamgeving is inmiddels aan diverse regels ofeigenlijk een leidraad gebonden. Alhoewel ook hieruitzonderingen te vinden zijn en iedere gemeentezijn eigen afwegingen maakt. Basisafspraak waar demeeste gemeenten zich aan houden is dat personenminimaal tien jaar overleden moeten zijn voordat zeeen straatnaam krijgen. Uitzondering vormen ledenvan het koninklijk huis. „Burgemeester Drijber wasde laatste die bij leven is benoemd”, weet Reijgers-berg. De Burgemeester Drijbersingel heette daarvoorZamenhofsingel. Bij bijzondere omstandigheden wilZwolle wel afwijken, zoals met het herdopen in aprilvan de Zuidbroeklaan in Leo Majorlaan, naar de inoktober 2008 overleden Canadese bevrijder vanZwolle. Overigens is het zowel in Kampen als Zwollezo dat burgemeester en wethouders het uiteindelijkebesluit nemen. De commissies adviseren.

Andere algemene regels luiden dat de straatnamengoed uit te spreken en te lezen moeten zijn. Ook datverwarring voorkomen moet worden, zoals eenBrahmsstraat en Braamstraat in dezelfde plaats. An-dere aanrader is het hebben van dezelfde categorienamen in één wijk. Als buurten grondig op de schopgaan, zoals de Hanzewijk in Kampen en Holten-broek in Zwolle, dan is het zaak dat nieuwe straatna-men passen. Daarom kent de Hanzewijk straks eenSkagerak en Holtenbroek nu een Schumannlaan.Reijgersberg: „Het moet nu en in de toekomst vind-baar zijn. Als het eindigt op ‘marke’ weten veel men-sen wel dat je in Zwolle-Zuid moet zijn of in Assen-dorp als het om de Rozenstraat gaat.” Ander foefjedat met name in Zwolle-Zuid is gebruikt, is dat destraten daar vanaf de hoofdstraat op alfabetische volg-orde lopen.Ook een aandachtspunt is dat een straatnaam ‘in ver-houding’ moet staan. Dus geen Willem Dreessteeg,omdat dat geen recht doet aan deze staatsman. „Nietiedereen is blij met een benoeming. Daarom is er al-tijd controle of nabestaanden er geen bezwaar tegenhebben. Soms is dat wel zo. Verder zijn er geen dwin-gende kaders en moet je vooral je gezond verstandgebruiken”, aldus Bartelink van de Kamper straatna-mencommissie.

www.allesoverstraatnamen.nl

Ver voordat TomToms automobilisten blindelings

naar het juiste adres leiden, hoefden reizigers ook

niet te kibbelen. Wie vanaf Kampen de Zwolseweg

neemt, wist en weet ook nu waar de reis naar toe

gaat. Zo was er ooit ook een Kamperweg, die bij de

Zwolse wijk Westenholte leidde naar... juist die

andere Hanzestad. Maar wat doe die

Amersfoortstraat eigenlijk in Kampen? Hoe komt

Stadshagen nu aan namen? En is het iemand ooit

opgevallen dat in Zwolle-Zuid de straten op alfabet

te vinden zijn?

door Henriët Dijk

woensdag 11 november 2009

Bedenken vanstraatnamen

houdt nooit op foto’s Sacha Wunderink

20

Page 14: Bijlage IJsseldelta

Wilsum, dorp aan de rivier, maar wel een dorp met stadsrechten. foto Tom van Dijke

M et tegenzin werpt een verdwaaldezonnestraal wat herfstlicht op Wil-sum. Als bij toverslag krijgt het dorpeven de glans die Hendrick Aver-camp er gezien moet hebben. Je ver-

beeldt je dat de IJssel toen veel dichter bij het dorpstroomde. Zelfs de slobeend die nu in de uiterwaar-den slobbert kan het gelijk van Hendrick Avercampbevestigen: Wilsum aanschouw je vanaf de overkantvan de rivier. Vanaf het Koeluchtergat openbaartzich de logica van het dorp aan de oever. Het oudekerkje overziet het water en domineert de Dorps-straat. Het is het kerkje dat de schilder Avercamp inhet begin van de zeventiende eeuw zo graag als de-cor gebruikte.

Zo genoeglijk als Wilsum zich langs de uiterwaardenvan de IJssel vlijt, zo koud is de ontvangst aan dewegkant. Vanaf de oude weg van Zwolle naar Kam-pen is de Quarles van Uffordweg nog uitnodigendals een oprijlaan, maar de entree van het dorp is eendomper. Wie zich welkom wil voelen doet er goedaan links- of rechtsom de Dorpsweg te benaderen enpas daar Wilsum in te rijden. Daar vind je het oudstezaalkerkje van Overijssel tegenover een pleintje mettwee bankjes en de dorpspomp. Naast de kerk hetvoormalige raadhuis van toen Wilsum nog zelfstan-dig was. Aan de andere kant het oude veerhuis. Tus-sen de kerk en het veerhuis daalt een pad af naar derivier. De langgerekte Dorpsweg volgt de loop van deIJssel. Je kunt denkbeeldig doorrijden naar Veecaten,het dorpje dat door de meanderende IJssel werd ver-zwolgen.Wilsum is een gezegend dorp, want het nog deelsRomaanse kerkje dateert vermoedelijk al van 1050.Waarom het godshuis in deze nederzetting ooit is ge-wijd aan een onbekende heilige als Sint Lambertusweet niemand. Sint Lambertus was bisschop vanTongeren. Er zal wel een wederdienst tegenover heb-

ben gestaan, anders is niet te verklaren dat een kerk-je in de IJsseldelta werd vernoemd naar de enigeMaastrichtenaar die ooit heilig is verklaard.Maar op deze eerste koude novemberochtend van2009 lijkt God Wilsum even te hebben verlaten: depastorie staat leeg en het enige café van het dorp isgesloten. In de buurtsuper (Troefmarkt) gaat hetover de inbraak van afgelopen nacht in het café. Erzijn al twee verdachten opgepakt, weet de één. Haardorpsgenoot: „Een man en een meisje. Die man liephier laatst ook al over de Dorpsweg.”

Het leven in het dorp met stadsrechten komt uit eenschreeuwerige stratenmakersluidspreker. En verder-op joelen de kinderen op het plein van De Regen-boog. Het multifunctioneel centrum van Wilsumheet De Toekomst en ligt tegenover de begraafplaats.Hier zou de arme tak van het geslacht Fix te vindenmoeten zijn. De schrijver Atte Jongstra schreef in2005 het levensverhaal van Henry II Fix. Hij was alsgastarchivaris verbonden aan het Historisch Cen-trum Overijssel en trof naar eigen zeggen in de ar-chieven de wonderlijke levensgeschiedenis van Hen-ry II Fix aan. Of Jongstra de waarheid spreekt is nietvan belang, zijn boek wel. Jongstra schetst het levenvan een man die leefde tussen 1774 en 1844 en diezijn tijd ver vooruit was. Een Zwollenaar die volgensde schrijver behoort tot de rijke tak der Fixen. De ar-me tak zou uit Wilsum komen. Drie familienamenzijn goed vertegenwoordigd op de begraafplaats: Pap,Van Ittersum én Fix. Van het laatste geslacht staanhier zelfs elf stenen. Jongstra heeft zijn huiswerk ge-daan.

De geschiedenis van het zo lieflijk aan een vriendelij-ke kant van de IJssel gelegen dorpje is er een metvraagtekens. Van het oud-archief van Wilsum zijnniet meer dan zestien inventarisnummers overgeble-ven, blijkt uit een schets van Dicky Haze. De oudste

dateren van de achttiende eeuw, terwijl de kerk waar-schijnlijk uit de elfde eeuw komt en er toen dus al be-woning moet zijn geweest. Vanwege het straatwerkleunt het informatiebord van het dorp tegen eenhek. Daarop staat dat Wilsum is gebouwd op rivier-duinen. Dat kan ook een oeverwal of dekzand zijn.Feit is dat langs de IJssel veel nederzettingen werdengebouwd op duinen van opgewaaid rivierzand.Ooit is er reden geweest om Wilsum stadsrechtentoe te kennen. De oorkonde waarop het recht stondvermeld is niet bewaard gebleven. Aangenomenwordt dat het stadsrecht in ieder geval voor 1321werd verleend. Maar een stad is Wilsum nooit gewor-den. Waarom de bisschop van Utrecht destijds hetstadsrecht aan Wilsum schonk is niet bekend. Moge-lijk om wat tegenwicht te bieden aan het machtigeKampen. Handel werd er wel gedreven, al zal dat be-scheiden van omvang zijn geweest. Zoals ook nu hetuitgerekte dorp in alle opzichten bescheiden oogt.Het wapen met een pelikaan op een burcht straaltnog wat ambitie uit. Het wapen is aangebracht ineen gebrandschilderd ruitje van de consistorie.In de kerk is achter de vele verwijderde lagen witkalkeen afbeelding van de Heilige Veronica te vinden. Zeis afgebeeld als een engel die de zweetdoek draagtwaarop een gelaatsafdruk van Jezus is te zien. In dezaken van het geloof is Wilsum nooit kinderachtiggeweest. In vroegere eeuwen werd hier zelfs rechtge-sproken: de seend werd gehouden in Wilsum, eenkerkelijke rechtbank die zaken rond ontucht en over-spel behandelde. Ook ketterij en hekserij stonden opde agenda van de seend. Het ‘kwaad’ staat in schrilcontrast met het natuurschoon van de Scherenwelle.Een laarzenpad voert door deze uiterwaarden. Hetwater sabbelt lui aan de noordoever. In de tijd vanHendrick Avercamp - de Stomme van Campen -werd in deze contreien nog geschaatst, getuige zijnprachtige winterlandschappen met op de achter-grond het kerkje van Wilsum.

Nog geen duizend zielen telt Wilsum. Tot 1 januari

1937 was het een zelfstandige gemeente. Toen

werd Wilsum toegevoegd aan IJsselmuiden. Sinds

2001 behoort het dorp aan de IJssel bij Kampen.

Wilsum is een dorp maar op papier een stad. Het

enige opvallende gebouw is de hervormde kerk die

sinds dit jaar wordt verlicht door schijnwerpers.

door Dick Laning

21

Het dorpdat stad hadkunnen zijn

Page 15: Bijlage IJsseldelta

Bijna 750 jaar

Hoe oud is ’s-Heerenbroek eigenlijk? Zo’n getal is altijdacademisch, want de stichting van een dorpje gebeurdeniet met met een notarieel document, maar de oudstevermelding stamt uit 1264. Dat betekent dat het in2014 zijn 750-jarig bestaan kan vieren.Een verzameling boerderijen, meer zal het in 1264 nietzijn geweest. Pas veel later kwamen er kerken, winkelsen scholen, zoals de Prinses Julianaschool, waarvan denaam door de Duitse bezetters in 1940 met een plankaan het gezicht werd onttrokken. De naam ’s-Heeren-broek heeft een katholieke oorsprong. Na de inpolde-ring van Mastenbroek kwam een deel bij de bisschop -de heer - terecht.

De eens zo machtige zuivelfabriek van ’s-Heerenbroek is danig vervallen. Een wens van veel dorpelingen is om er een zuivelmu-seum in onder te brengen. foto Michael Amsman

’s-Heerenbroek, het dorp dat zich in de loop der

eeuwen in lintvorm tussen Zwolle en Kampen vlijde,

voelt zich in de tang genomen door de oprukkende

steden. Voorzieningen verdwijnen, maar het

verenigingsleven bloeit. En er zijn voorzichtige

plannen voor een nationaal zuivelmuseum.

door Michael Amsman

M enig Zwollenaar kent ‘s-Heeren-broek enkel als een klontertje hui-zen en boerderijen dat voorbij schietals je op weg bent naar Kampen.Kampenaren evenzo, maar dan in

omgekeerde richting. Missen we daarmee wat? Latenwe een pareltje links liggen?Op een zonnige herfstdag nemen we de proef op desom. We pakken de auto en rijden over de brug tus-sen de Blaloweg en Westenholte, zoals we dat hon-derden keren eerder gedaan hebben. Maar hé: waar-om staan Hasselt en Genemuiden ineens op de bor-den? Dat is toch een andere kant op? We keren de au-to, op zoek naar een bord dat naar ’s-Heerenbroek oftenminste naar Kampen verwijst. Dat is echter ner-gens te zien, dus ja - wat nu? Dan maar naar Hasselt,langs de onstuitbaar oprukkende nieuwbouw vanStadshagen, in de hoop dat er een keer een afslagkomt. Die komt er, en zo belanden we dan toch opde Zwolseweg. Pfff: als je er een tijd niet bent ge-weest is het even zoeken.Na enkele kilometers gaans ontvouwt het dorpjezich voor onze ogen. Met als eerste blikvanger ‘Fit-ness Centrum Adonis’. Sinds de landbouw danig aanomvang heeft ingeboet worden de spieren immersniet meer gestaald met rieken en dorsvlegels. Eenstreekbus komt langs; ‘999, griezelbus’, staat voorop.Zo’n bus zou eigenlijk het nummer 666 moeten heb-ben, maar dat ligt wellicht wat gevoelig aan de weste-lijke zijde van ’s-Heerenbroek.Het dorpje is klein. Verwacht geen brink, omzoomddoor leilindes en historische bebouwing. ’s-Heeren-broek vlijde zich in de loop der eeuwen in lintvormlangs de weg tussen Hasselt en Zwolle, als pleister-plaats voor reizigers en verzorgingskern voor het om-liggende platteland.Die functie is het kwijtgeraakt. Allicht omdat we nietmeer met paard en koets reizen, een vorm van ver-voer die tot tussenstops noodde, maar ook omdathet dorpje te klein is voor een florerend winkelbe-stand. Er is een tijd geweest dat het dorpje drie bak-kers telde, een slager, een klompenmaker, een elektri-

cien, een kleermaker en een winkel van sinkel. Plusvier cafés: De Kroon, ’t Veerhuis, De Oranjeboom enDe Stoomboot. Das war einmal, sinds de Vivo in1979 als laatste lokale nering de deuren sloot. In dat-zelfde jaar, op oudejaarsdag, sloot ook de zuivelfa-briek, die het dorpje sinds de opening in 1915 zoveelwerkgelegenheid had bezorgd. De jarenlange leeg-stand is het bovenmaatse gebouw aan te zien; ramenzijn vernield, graffiti ontsiert muren. Ervan uitgaanddat De Bijenkorf en de MediaMarkt geen interessehebben, zal het verval nog wel een tijdje voortduren.Dorpsbewoners hebben weliswaar voorgesteld ereen nationaal zuivelmuseum in te vestigen, maardaarvoor zal nog een boel water door de aanpalendeIJssel moeten stromen.Een eenvoudiger te realiseren plan betreft de fietstun-nel bij Westenholte. Oer-’s-Heerenbroeker WillemKoersen heeft voorgesteld die de naam ‘Jan Pelle-boer-tunnel’ te geven, naar de beroemdste Nederlan-der die het dorpje heeft voortgebracht. „Het pro-bleem is dat de tunnel in Zwolle ligt”, zegt de 76-jari-ge landbouwer in ruste. „De wethouder van Kampenzou dat voorstel bij zijn Zwolse collega droppen,maar ik heb er niks meer van gehoord.”Dat laveren tussen Zwolle en Kampen is kenmer-

kend voor het leven in ’s-Heerenbroek. Deze krantwordt er in twee edities gelezen: de helft van hetdorp leest de Kamper editie, de andere helft de Zwol-se editie. De een kerkt in Westenholte, de ander inKampen. Ook voor de boodschappen gaat men zo-wel westwaarts als oostwaarts.Wat hij zichzelf voelt? Zwollenaar of Kampenaar?„Geen van beide”, zegt Koersen. „We zitten er echttussenin, we zijn niet zoals Wijthmen op één stad ge-oriënteerd.” Niemand belichaamt die spagaat tussenZwolle en Kampen beter dan Koersen. Hij is in 1933geboren aan de Kamperweg, op grond van de ge-meente Zwollerkerspel. Die ringvormige gemeentewerd in 1967 door Zwolle geannexeerd, met uitzonde-ring van ’s-Heerenbroek, dat bij IJsselmuiden werdgevoegd. In 2001 ging die gemeente op zijn beurt opin Kampen, zodat Koersen na Zwollerkerspelaar enIJsselmuidenaar ineens Kampenaar was. Zonder teverhuizen heeft Koersen in drie gemeenten ge-woond; dat kunnen weinig Nederlanders hem nazeg-gen.Hoe is het volgens Koersen gesteld met de leefbaar-heid van het dorpje waar al zeven generaties voorou-ders van hem woonden? „Nou”, zegt hij ernstig, „deintegratie is hier een probleem.” De integratie? „Ikbedoel mensen die in Zwolle of Kampen werken envoor de rust hier gaan wonen. Ik ben er beduchtvoor dat dit een forensendorp gaat worden. Als men-sen hier alleen maar komen wonen, en voor de restop zichzelf zijn, gaat het verenigingsleven kapot.”Zover is het nog lang niet. Koersen somt op welke ac-tiviteiten in zijn dorpje in clubverband beoefendkunnen worden: zingen, gymnastiek, dammen, voet-ballen, schaatsen. En voor andere sporten of hobby’sliggen Zwolle en Kampen om de hoek. Op zichtaf-stand zelfs, nu beide steden onstuitbaar groeien inde richting van het kleine dorpje halverwege. „Weworden van twee kanten in de tang genomen”,vindt Koersen. „We zouden graag een groen wandel-gebied aanleggen, als buffer tegen Stadshagen.” Wantgoede buren wil je nou ook weer niet permanentover de vloer hebben.

23

Een lintdorp,laverend tussen

twee steden

Page 16: Bijlage IJsseldelta

Lammert Doornwaard bij het beeld van de

Van vrijwel morsdood naar springlevend. Dat is in een

notendop de historie van de IJssel in de afgelopen halve

eeuw. Dankzij een oplevende levensader beleeft het ‘netwerk

van de natuur’ een nieuw elan. Wetenschappers volgen

ontwikkelingen op de voet. Ook mensen van de praktijk.

Onder wie Lammert Doornwaard uit ’s-Heerenbroek die als

eerste een in de IJssel teruggekeerde bever op de foto

vastlegde. Hij is kleinzoon van een beroepsvisser. Als jochie

hoorde hij verhalen van zijn opa over otters en bevers in de

IJssel. Zijn jongensboek wordt nu werkelijkheid.

door Henk ten Klooster

L oerend op een prooi, cirkelt een zeearendboven Het Engelse Werk bij Zwolle. Als wil-de bouwvakkers gaan stroomafwaarts be-vers tekeer in een wilgenbos. Wat een feestvoor het oog van de treinpassagier die de

Hanzespoorbrug passeert, herfst 2025. Feit of fanta-sie?Op het bankje voor de uitspanning Het EngelseWerk mijmert een grijsaard over tijden van weleer.Als opgeschoten knaap dook-ie nog van de oude IJs-selbrug. Woelige tijden waren het rond de IJssel inzijn jeugd. Ga maar na, in 1964 werd het Zwolle-IJsselkanaal gegraven en in 1970 werd de nieuwe IJs-selbrug in gebruik genomen die twee jaar tevorenwas gebouwd.Met de rivier ging het destijds snel bergafwaarts. Washet nog tot in de jaren zestig het openbaar zwembadvoor hele volksstammen met bekoorlijke strandjes,zo ongeveer tussen aanleg van het kanaal en bouwvan de nieuwe brug stierf de levensader van de streekdoor sterke vervuiling. Soms lagen stranden bezaaidmet duizenden rottende vissen.Onderzoeker Martijn Dorenbosch van het Neder-lands Ecologisch Instituut constateert dat de rivier‘zo dood als een pier’ was in de jaren zestig en zeven-tig. Het verhaal ging toen dat je wel een foto kon ont-wikkelen in de IJssel. Dorenbosch vindt dat die meta-foor redelijk dicht bij de werkelijkheid komt. „Rijnwa-ter was vreselijk vervuild met zware metalen. Hetleek op water dat rechtstreeks uit de fabriek kwam.”Anno nu is de IJssel zich prima aan het herstellen.Een groot deel van de oorspronkelijke visstand her-stelt zich eveneens. Al zijn er ook nogal wat exotenin het ‘gat’ gedoken dat de oplevende IJssel biedt.Sommige daarvan bedreigen weer de oorspronkelijke

soorten. Zo zou onder meer de rivierdonderpad vol-gens wetenschappers ‘naar de bliksem’ worden gehol-pen door de grondel. Die laatste indringer is via hetRijn-Donaukanaal in grote aantallen in de IJssel be-land.

Maar dat mag de pret over een snel verbeterende IJs-sel niet drukken. Want de ‘voornaamste’ ontwikke-ling is volgens de onderzoeker de verbeterde wa-terkwaliteit. Toch raakt dat nieuws meestal onderge-sneeuwd door ontwikkelingen als de komst van eenstijgend aantal exoten, van flamingo’s tot zwarte zwa-nen uit Australië. Heeft Dorenbosch daar een verkla-ring voor? „Schoon water valt niet zo op, je ziet hetniet direct. Maar exoten vallen meteen op.”Dorenbosch ziet een verder herstel in het direct ver-schiet. „Goede ontwikkeling is dat de overheid enRijkswaterstaat veel financiële middelen ter beschik-king stellen voor meestromende nevengeulen. Oudehabitats herstellen zich en daarmee de vissenstanden waterplanten.” In een notendop zijn we volgenshem ‘op de goede weg naar herstel’. Hoe snel en goed

woensdag 11 november 2009

Lammert Doornwaard fotografeerde als eerste bevers in de Vreugderijker-waard, schuin tegenover de plek waar het laatste exemplaar in 1825 dooreen beroepsvisser werd gedood. foto Lammert Doornwaard

Opa’s verhalen overotter en bever in

IJssel nu levensecht

24

Page 17: Bijlage IJsseldelta

Werk van een jonge bever foto Lammert Doornwaard

bever bij Zalk. In 1825 werd het laatste exemplaar daar gedood. foto Sacha Wunderink

dat zal plaatshebben, is in zijn ogen afhankelijk van dehoeveelheid nieuwe natuur.Jammer dan, de legendarische steur die Kampen in demiddeleeuwen beroemd maakte keert volgens Doren-bosch niet terug.„Je hebt daarvoor een grote brede rivierdelta zoals inde middeleeuwen nodig”, verklaart hij. „Rond deTweede Wereldoorlog is de steur voorgoed uitgestor-ven. Hier weer opnieuw introduceren zoals in een ri-vier in Frankrijk het geval was, zou weinig zin heb-ben. Dat komt mede door de watertemperatuur, hetwordt steeds warmer en dat is niet gunstig voor desteur. In Frankrijk is die rivier kouder omdat het tra-ject vanuit de bergen een stuk korter is dan bij de IJs-sel het geval is.” Wel groeit de populatie van de beveraanzienlijk, verwacht zijn collega Bart Nolet. Zo zeerzelfs dat ze blikvangers worden. Maar da’s nog langniet alles. Nolet: „De kans is heel reëel dat de zeea-rend ook langs de IJssel gaat broeden.”In 1988 werden de eerste bevers in ons land weer uit-gezet. Dat markeerde een lange periode van afwezig-heid, in 1825 werd het laatste exemplaar bij Zalk door

een visser gedood. Door een misverstand overigens,want de (vegetarische) bever werd verward met een(visetende) otter.Bevers stimuleren toerisme, omdat ze in tegenstellingtot otters voor mensen goed zichtbaar zijn. Ze zijn uit-gezet in de Biesbosch, Gelderse Poort en het Limburg-se Maasdal en zijn succesvol in Flevoland. Sinds 2006is de wilgenetende soort van krap een meter lengtemet een dertig centimeter lange staart gesignaleerd opdiverse plaatsen aan de IJssel, onder meer bij Deven-ter (Ossenwaarden), Hattem en Zwolle. Hun versprei-ding wordt op de voet gevolgd door de Beverwerk-groep Overijssel en Vechtdal.Lammert Doornwaard uit ’s-Heerenbroek is vaak deeerste die veranderingen signaleert aan de IJssel. Hijkent de IJssel tussen monding en Deventer ‘als zijn ei-gen broekzak’. Niet gek, want hij is teamleider mus-kusrattenbestrijding van waterschap Groot Salland.Doornwaard signaleerde vorig jaar als eerste bevers inde Vreugderijkerwaard, nog wel schuin tegenover deplek waar het laatste exemplaar in 1825 door een be-roepsvisser werd gedood.

„Plotseling hoorde ik een klap op het water”, verhaalthij. „Dat is een geluid dat ik niet ken. Het kon geen viszijn. En vogels duiken geruisloos onder. Toen zag ikhem, op zo’n vijftien meter van mij, zwemmend. Eenbever. Waarschijnlijk is-ie geschrokken, dan geven zeeen klap op het water. Gek genoeg kwam hij op metoezwemmen. Van een afstandje van een meter ofdrie keek hij me nieuwsgierig aan. Snel heb ik toenmijn fototoestel opgehaald. Ik heb er een paar foto’svan kunnen maken, want hij kwam vlak bij me. Toenzwom ie weer weg. Na die tijd heb ik hem niet weergezien, wel de sporen die hij achterliet in de vorm vanvraat onderaan wilgen. Ze ontbasten die wilgen. Waar-schijnlijk gaat het om een jong exemplaar, eerst vondik kleine takjes.” Dat het om een jong exemplaar gaat,kan er op wijzen dat de bevers zich inmiddels ookvoortplanten in de IJssel.Doornwaard (61 jaar) is opgetogen. „Mijn grootvaderwas beroepsvisser op de IJssel. Van hem hoorde ik alsdreumes verhalen over otters en bevers. Gewoon hart-stikke leuk dat je dan die dieren weer in het echt te-rugziet.”

25

Page 18: Bijlage IJsseldelta

KlazienKlazien werd 13 maart 1919 geboren als Klaasje vanden Brink. Ze was getrouwd met Sam Rotstein die alsJoodse onderduiker bij de familie Van den Brink woon-de. Op 5 juni 1997 overleed ze aan de gevolgen van deziekte van Kahler.Klazien werd bij leven gerespecteerd maar was ook on-derwerp van spot. Zo omschreef columnist Rein Hannikhet kruidenvrouwtje als volgt: „Driehonderd pond spie-ren, de borstelwenkbrauwen van een Schotse herber-gier, de trekschuitschouders van een Hongaarse kogel-stootster, en de waggelmotoriek van een aangeschotenSovjettank - een monster uit de Muppetshow.”Hoe het kruidenvrouwtje deze typering zou vinden?Geen idee, maar Klazien had wel degelijk humor. Zonam ze een clip op met André van Duin (‘Jas aan, jasuit’) en beleefde ze een hoogtepunt met het nummer‘Choco en kruidenthee’, dat ze met de Dikdakkers zong.Bekende spreuken van Klazien zijn „Ai wilt dai nie natword, moei binn’n blie’m”, „Begint de kat te miauw’n,dan kun je de zon nie meer vertrouw’n” en „Mensen diewat wille, stoppen gewoon wat dille tussen de bille.”

Gezicht op Zalk, met rechts de zeven eeuwen oude toren van de Sint Nicolaaskerk, heeft iets meer dan 800 inwoners en eenrijk verenigingsleven. foto Sacha Wunderink

Eens was Zalk gevreesd, nu valt het dorp vooral op

door de lieflijke ligging aan de meanderende IJssel.

De argeloze bezoeker zal geen weet hebben van het

voormalige roversnest dat dit eeuwenoude gebied

eens beheerste.

door Harold de Haan

V anuit Zwolle en Hattem volgt de slin-gerende dijk de IJssel. Bij mistige da-gen doemt na enkele kilometers de cir-ca zeven eeuwen oude toren op vande Sint Nicolaaskerk. Wie zich vervol-

gens de moeite getroost om niet rechtdoor, maarlinksaf Zalk te betreden, waant zich even in vroegeretijden. Tijden die door Zalks bekendste inwoonsterKlazien zo standvastig werden gepredikt. De tijdenvan grootmoeder en haar zalfjes. En van mandenma-kers en keuterboertjes bovendien.In die tijd - tot 1937 - was Zalk nog geméénte Zalk,een zelfstandige, voormalige heerlijkheid waartoeook Veecaten en ’s-Heerenbroek (beide aan de over-kant op Sallandse zijde) behoorden. Het dorp kreegkerkgangers uit het verderop, aan de overzijde van derivier gelegen Wilsum, die via het pontje Gods woor-den tegemoet voeren. Het verkeer ging veelal overhet water, in die tijd. Maar het was ook die IJssel diein de loop der eeuwen Veecaten steeds meer opslok-te en de voortuin van Zalk alsmaar dieper maakte.Veecaten is verdwenen, Zalk is tegenwoordig nietmeer zelfstandig en behoort evenals ’s-Heerenbroektot de gemeente Kampen.De tijd heeft niet stilgestaan in Zalk, zeker niet, maarontegenzeggelijk lijkt het leven in Zalk een tandje tra-ger te gaan. Café-eethuis De Oase, sinds 1992 centraalgelegen aan het Kerkplein, is al meer dan anderhalfdecennium rustplaats voor fietsers en motorrijders.Kruudmoes staat er nog op de kaart, evenals bokselen schweinehaxe, en uitbaters Zwier en Flip Kanisadverteren deze herfstige dag met de ‘Bockbier Mos-selavond’ op vrijdag 13 november. ‘Reservering ge-wenst’.Zo gemoedelijk als deze dag verloopt, zo stormenkon het ruim zes eeuwen geleden. Toen lag aan heteinde van de huidige Buckhorstlaan het roofridders-kasteel Buckhorst. Zalk dankte haar bestaan aan deheren die hier woonden. De heren van Buckhorsthadden niets gemeen met het gemoedelijke dorp datZalk tegenwoordig is. Het waren roofridders die vanlangsvarende schippers over de IJssel eisten dat zij

hun zeilen streken uit respect. En de heren eisten tol.Wie niet aan de wensen van Buckhorst voldeed,werd gestraft. Zwaar, en zonder aanziens des per-soons.Het kasteel Buckhorst is verdwenen. Wie goed kijkt,daar aan het einde van de Buckhorstlaan, kan nogwat van een slotgracht herkennen, maar in niets lijktdit mistroostige restant op de grandeur van het slotzoals nog op een tekening in De Oase is te zien. In1224 werd Buckhorst voor het eerst genoemd (de eer-ste vermelding van Zalk was in 1213, onder de naamSantlicke), in 1840 werd het slot uiteindelijk afgebro-ken. Het waren overigens vooral de heren zelf dievoor de ondergang zorgden: vetes binnen de familiebraken de macht steen voor steen af. Op een korteopleving na dan, aan het begin van de negentiendeeeuw, toen de gouverneur van Overijssel er zetelde,Berend Hendrik baron Bentinck.

Zalk leefde nadien een sluimerend leven. De laatstebever van Nederland zag er in 1825 zijn schepper:een visser sloeg het dier dood, naar verluid omdathij dacht dat het een otter was. Maar dat hield des-tijds geen volksstammen bezig.Zalk sluimerde door de tijd.Dat veranderde eind jaren 80, toen Klazien ten tone-le verscheen. Het kruidenvrouwtje hield bijna een de-cennium van het vorige millennium, Nederland ineen kruidige greep. Ze predikte natuurmiddeltjes enallerhande, veelal wonderlijke gezegden en spreuken.Immens populair was de nationale knuffelkruiden-vrouw Klazien: op televisie was ze een graag gezienegast en onderwerp van persiflage (wekelijks had zehaar eigen optreden in het NCRV-programma Passa-ge), het dorp kreeg bij tijd en wijle busladingen toe-risten uit de Randstad die zich wilden onderdompe-len in haar boerenwijsheid en de boekjes vol wonder-lijke spreuken gingen als warme broodjes over detoonbank. Eenmaal zelfs, stond ze met drie boekenin de Libris Top 10.Zalk (met haar circa 810 inwoners en rijk verenigings-leven) heeft altijd gemengd aangekeken tegen hetkruidenvrouwtje dat 5 juni 1997 overleed. Vorigemaand bijvoorbeeld, werd het plan opgevat Klazienhaar eigen straatnaam (het Klaasje van den Brinkerf )te geven in het dorp dat zo warm aanschuurt tegende Veluwse bossen. Maar waar men zou verwachtendat de dorpelingen hierover verheugd zouden zijn,daar gingen er al snel tegenstemmen op. Zalk en Kla-zien zijn geen twee-eenheid, nee, sommigen menendat ‘Kleusien uut Zalk’ niets voor het dorp gedaanheeft. Ja, op tv verschijnen en middeltjes preken,maar verder? Zo riep Dorpsbelang Zalk nog dat erdan eerst andere Zalkers voor een eigen straat in aan-merking komen. Zalkers die echt wat voor Zalk bete-kenden.Het tekent dit idyllisch dorpje aan de winterdijk.Zalk is Zalk; het gaat haar eigen gang aan de boordenvan de IJssel.Zoals ook deze herfstdag.Met de Bockbier Mosselavond in het vooruitzicht.

27

Oase aande IJssel

Page 19: Bijlage IJsseldelta

Het Markeresplein, het hart van IJsselmuiden, met de dorpskerk op de terp. foto Sacha Wunderink

Opmerkelijk. Schrijf een dorpsportret van

IJsselmuiden en je ontkomt niet aan het noemen

van de naam van de stad aan de andere kant van de

rivier. Verbindend element en de scheidslijn,

vergroeid, verweven, verbonden. Vraag een

IJsselmuidenaar naar zijn identiteit en hij vergelijkt

zich met Kampen. Spiegel van de ziel. Maar

zielsgelukkig dat het altijd dorp is gebleven.

door Gerald Meijer

H et verschil met Kampen: IJsselmuidenis een dorp. „IJsselmuiden heeft nooitstadse pretenties gehad”, zegt de IJssel-muider fotograaf Jan Willem Genuït.Op een hoekje van het winkelhart van

het dorp drijft hij zijn nering. Duwt fotonegatievendoor een scanner. Ouderwets in tijden van digitalecamera’s? „Welnee.”Grijze wolken drijven deze dag over het dorp. Maarbij bakkerij Schrijer is het feest. De onderneming zital vijftig jaar in het dorp. Jos Schrijer weet nog hoehij op jonge leeftijd met zijn ouders meeverhuisdenaar IJsselmuiden. Op het randje van Kampen, waarvandaan ze vertrokken. „Ik ging naar de lagereschool hier, maar ik had mijn kameraden in Kam-pen.” Vreemd was het wel. Raar: wie verhuist er invredesnaam naar IJsselmuiden als je in Kampenwoont?Die animositeit bestaat niet onder de huidige jongegeneraties, zegt Marc van Dongen (30). Hij laadt zijnkind in bij de kinderopvang in de jongste woonwijkvan IJsselmuiden. Kinderopvang in noodgebouwen,groeipijnen van een uitdijend dorp. De geboren Kam-penaar woont met zijn vrouw Simone (28) sinds eenhalf jaar in de nieuwbouwwijken. „We zijn gaan hu-ren omdat we niet wisten of het ons zou bevallen.Maar het bevalt prima hier.” De move van Kampennaar IJsselmuiden: daar keek niemand van op. Is eensentiment van vroeger, weet hij. In zijn tienerjarenwas het wederzijds: de andere kant van de IJssel, datwas de verkeerde kant. „Toen moest je hier niet ko-men.” Haat en nijd, toch wel. „Maar er woonden welde mooiste meisjes.” Hij schaakte er zijn Simone, ont-voerde haar naar Kampen. Maar ze zijn teruggekeerdop hun schreden. Tegenwoordig zoeken veel jonge ge-zinnen - met name uit Kampen - de rust op van IJs-selmuiden. Het is er goed wonen. Basisvoorzienin-gen in het dorp. En de voorzieningen van het stadseKampen zijn dichtbij.

Toch blijft IJsselmuiden een dorp, vindt DoriekeKlein (18). Ze is er geboren en getogen. De oude vij-andelijkheden zijn er niet meer. „Genoeg jongens enmeiden die verkering hebben met iemand uit Kam-pen.” IJsselmuiden is lekker rustig. Een kalm dorp,vindt Klein. Natuurlijk: de jeugd viert zijn feestjes indrankketen. Fenomeen dat elk rechtgeaard agrarischdorp niet vreemd is.„IJsselmuiden is altijd al een boerendorp geweest,”,zegt fotograaf Genuït. En daar is niets mis mee.„Kneuterig”, zegt hij. „En dat bedoel ik positief. Men-sen zijn betrokken, ons kent ons, iedereen kent el-kaar. Er is sociale controle, op een positieve manier.En als je daar niet tegen kunt, dan blijf je hier nietwonen.” Toch mist IJsselmuiden zijn oude, zelfstandi-ge status, vermoedt de fotograaf. Of misschien beter:zijn burgervader, hoeder van de ziel van het dorp.„Ik vond dat Markusse dat was, hij deed dat goed.”Mark Markusse (68) was tot 2001 burgemeester vanIJsselmuiden. En ja: hij wordt nog regelmatig aange-sproken met die titel. Markusse: „Vorige week nogeen man die me burgemeester noemde. Hij versliktezich er bijna in.” Wuift met zijn hand. „Die tijd heb-ben we gehad.” Twintig jaar woont hij er, met veelplezier. Heeft nog even overwogen terug te kerennaar zijn Zeeuwse geboortegronden. Maar is te zeergeworteld in zijn dorp. Tot 2001 was IJsselmuideneen gemeente, met de kernen Grafhorst, Zalk, Wil-sum, Kamperveen en ’s-Heerenbroek. Markusse wilde inwoners wel proberen te typeren - wat veelplaatsgenoten niet lukt zonder ‘Kampen’ te noemen.„Harde werkers. Ze staan voor hun zaak. Nette men-sen. Sterk verenigingsleven. Ze houden van bedrijvig-heid, maar ook van rust. Op de zaterdagmiddag,maar zeker ook op de zondag.” Religie leeft in hetdorp. „Ze hebben oog voor waarden en normen.”Markusse denkt terug aan jaarwisselingen. „Als hetergens bijna over de schreef ging en je zei ‘Jongens,kalm aan he?’, dan deden ze dat.” Een keer ging het

goed mis, op het Markeresplein, in het hart van IJssel-muiden. De politie moest het plein schoonvegen, als-of het garnizoen van Kampen als vanouds weer aanhet exerceren was in IJsselmuiden. „Het jaar erophebben we afspraken gemaakt, dat ging prima. Wehebben schotten voor de ruiten geplaatst van de win-kels”, om schade van het carbidschieten te beperken.„De jeugd kwam zelf meehelpen met het plaatsenvan die schotten.”IJsselmuiden tekende voor het samenwerkingsver-band tussen Kampen, Zwolle en IJsselmuiden: deNetwerkstad. De inkt was nog niet droog of IJssel-muiden fuseerde met Kampen. Maar van een tweedeviool als rol voor IJsselmuiden wil Markusse niet ho-ren. „We krijgen door die samenwerking dingenvoor elkaar die we als zelfstandige gemeente nietvoor elkaar hadden gekregen.” Uitbreiding van deKoekoek, het tuinbouwgebied. IJsselmuiden krijgteen Kulturhus. En kijk naar de Zuiderzeehaven. Dieligt toevallig op Kamper grondgebied, maar ook IJs-selmuiden - en trouwens ook Zwolle - plukt er devruchten van. Om te zwijgen van de N50 en de Han-zelijn. „En trouwens ook het lijntje Kampen-Zwol-le.” Die was zonder de samenwerking in de Netwerk-stad in rook opgegaan, vermoedt Markusse. Wathem betreft is het geen opmaat naar een nog groteregemeente. „Dat hoor je mensen weleens zeggen,maar ik denk het niet.”

Vakfotograaf Genuït is daar niet zeker van. „Diesloot is altijd al een geografische barrière geweest.Maar ook een psychologische. Haat en nijd zijn tegrote woorden. Maar een soort van conflict heeft hetaltijd wel opgeleverd. Ik vind het prachtig. Het is welzo dat als twee honden vechten om een been, dangaat een derde er mee heen. Zwolle zit al bijna tegenIJsselmuiden aan. Als de stad zo ver is, dan slokt hetIJsselmuiden op. En Kampen ook. Dan wordt heteen grote gemeente. Groot Zwolle, ja.”

29

IJsselmuiden,altijd een dorp

aan de rivier

Page 20: Bijlage IJsseldelta

woensdag 11 november 2009

30

Groetenuit

Kampen

Page 21: Bijlage IJsseldelta

31

Groetenuit

Zwolle

De foto's op deze pagina's zijn een selectie van de 300 foto's die door lezers van de Stentor ingezonden zijn in het kader van de foto-actie Groeten uit. Alle foto's zijn te bekijken op www.destentor.nl.Foto's gemaakt door: Liesbeth Brink-Van Dijk, Nikki Bijhouwer, Bert Evenboer, Ria Groothoff, Piet Harms, Henk Hendriks, Henry van der Hoven, Jan Knopert, Jan van der Kolk, Ellen Koridon, H. van Ommen, Taco Piek, Remy Steller, Jan Stockhorst, Karin van Vliet, Annemiek Vos.

Page 22: Bijlage IJsseldelta

Universiteit heeft centrale plek

De Theologische Universiteit van Kampen (niet te ver-warren met de eveneens in Kampen gevestigdePKN-universiteit PThU) heeft een centrale plek binnende vrijgemaakte kerk. Kerkelijke gemeenten doen fre-quent een beroep op de specialisten van de universiteitaan de Broederweg. De predikantenopleiding is ookvoor de regio belangrijk en steeds vaker wordt samen-gewerkt met bijvoorbeeld de christelijk-gereformeerdeTheologische Universiteit in Apeldoorn en de Gerefor-meerde Hogeschool in Zwolle. Een wens is dat Zwolleooit nog eens universiteitsstad mag worden.

Prof dr. Mees te Velde in de tuin van de Theologische Universiteit aan de Broederweg in Kampen. „De Gereformeerde KerkenVrijgemaakt willen op alle terreinen van het leven een visie ontwikkelen.” foto Frans Ebeltjes

De regio Zwolle-Kampen mag op z’n minst een

gebied met een gezond kerkelijk leven genoemd

worden. De Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt

hebben zich daarin een eigen plek verworven.

door Frans Ebeltjes

D e keren dat de Gereformeerde Kerken(vrijgemaakt) de laatste jaren de regulie-re pers haalden ging het meestal overeen scheuring. „Onterecht’ meent prof.dr. Mees te Velde. Volgens de docent

van de (vrijgemaakte) Theologische Universiteit inKampen zijn scheuringen bepaald niet het enige dater te melden viel over ‘zijn’ kerkgenootschap. „De on-rust binnen de kerk is hooguit representatief te noe-men voor een bepaalde stroming binnen de kerk diesoms wat hard roept. Het merendeel van de gemeen-ten kent rust in de gelederen en een rijk kerkelijk le-ven. Ik herken me absoluut niet in het beeld datsoms geschetst wordt van een kerk die ernstig ver-deeld zou zijn. De laatste jaren is er zelfs sprake vaneen nieuwe verdieping. De kerk heeft zich gesetteld;mensen gaan samen weer ergens voor. Het gaat weerover God.”Zwolle heeft een bloeiend vrijgemaakt kerkelijk le-ven, met vijf gemeenten die goed zijn voor 4500 le-den. Kampen/IJsselmuiden heeft 1400 leden, Hasselt1000, Dalfsen 1500, Hattem 1350 en Wezep bijna800. Landelijk gezien zijn er 275 kerkelijke gemeen-ten met 125.000 leden en 300 predikanten. In Kam-pen is de Theologische Universiteit gevestigd, waarde eigen predikanten worden opgeleid en die geldtals het kerkelijk kenniscentrum.Hoewel er enerzijds sprake is van ledenverlies aanEvangelische gemeenten en richting Christelijke Ge-reformeerde Kerk en Nederlands gereformeerdeKerk, kent de vrijgemaakte kerk ook groei. Zoals inStadshagen met de bloeiende Fonteinkerk. „Binnenonze kerk spreken we over ongelijktijdigheid”, maaktTe Velde duidelijk. „De plaatselijke gemeenten ont-wikkelen zich niet gelijktijdig en ook niet op eenzelf-de manier. Onder andere komt dat omdat de samen-stelling van die gemeenten niet hetzelfde is. Op hetplatteland leven de mensen anders dan in de grotestad. Daar waar een bepaalde vernieuwing in vorm

niet snel geaccepteerd wordt omdat die niet als eer-biedig genoeg wordt ervaren, stapt men daar in eenandere gemeente sneller overheen.”Wat wel door alle geledingen van de kerk heenlooptis dat de gemeenten missionair willen zijn. „De Gere-formeerde Kerken Vrijgemaakt willen op alle terrei-nen van het leven een visie ontwikkelen”, aldus pro-fessor Te Velde. „Dat is bijvoorbeeld te zien aan de ‘ei-gen’ onderwijsinstellingen die vanaf de jaren vijftigontstonden en ook aan de eigen krant (NederlandsDagblad). Er was behoefte aan het ontwikkelen vaneen eigen gereformeerde identiteit.”De ontwikkeling die de vrijgemaakte kerk heeft door-gemaakt is een product van mensen en omstandighe-den. De mensen kunnen grofweg verdeeld wordenin een vooruitstrevende groep die een krampachtigehouding ten opzichte van vernieuwingen wel voorbijis. Het zijn vooral mensen uit deze groep die de kerkverlaten en hun heil zoeken bij ‘lichtere’ denomina-ties. De tweede en grootste groep is die van het mid-den. Hierin voelen de mensen zich wel op hun ge-mak binnen de kerk die ze kennen. ‘Onder’ dezemiddengroep bestaat nog een derde groep mensendie wel een goed verhaal willen bij de vernieuwin-gen in kerk- en geloofsbeleving. Dit is de groep waar-

in de verontruste kerkleden zitten, waarvan sommi-gen zich behoorlijk weten te roeren.Dan de omstandigheden: voor buitenstaanders is hetnauwelijks te bevatten dat in een tijd waarin de helewereld in brand stond (1944) de geesten binnen gere-formeerd Nederland rijp waren voor een afscheiding.„Maar het gebeurde en de ontwikkeling ging verder”,schetst Te Velde, die onder andere kerkrecht en ge-meenteopbouw doceert. „Je zag in de jaren na deoorlog gedeeltelijk een versmalling van gedachte-goed, die na jaren van polarisatie leidde tot een nieu-we splitsing en het ontstaan van de Nederlands Gere-formeerde Kerk. In de jaren tachtig en begin jaren ne-gentig was er opnieuw sprake van verbreding, ge-volgd door een steeds sterker wordende roep om ver-nieuwing. Dat leidde weer tot een herschikking vangedachten en meningen. Voor sommigen betekendehet echter ook onzekerheid. Zij voelden en voelenzich nog steeds gedrongen om vast te houden aan debeginselen waarmee ze opgevoed zijn, aan de ‘zeker-heden’ van de jaren 70. Op zich is daar veel goeds in,maar toch bestaat ook het gevaar dat ze zich gaan be-schouwen als de enige hoeders van het ware gerefor-meerde gedachtegoed. Alles moet dan aan de kantvoor wie het ‘licht’ heeft gezien. Dat levert spannin-gen op en zorgt voor onrust zoals we die kennen van-uit bijvoorbeeld Kampen-Noord en Hardenberg,waar groepen zich hebben afgescheiden.”Komen we toch weer terug bij de scheuringen. InKampen-Noord scheidde een groep zich af van deEudokia gemeente. „Onnodig”, reageert Te Veldeweer met één woord. „Het ging hier in hoofdzaakniet om kerkrechtelijke en religieuze verschillen,maar om onverenigbaarheid van karakters en stijlvan kerk-zijn. Het is een onderdeel geworden van deontwikkeling van de kerk als geheel. Net als in deeconomie is er in de kerk sprake van conjunctuur:een dal na de verworvenheden van de jaren 70, maarnu weer omhoog naar nieuw evenwicht.”

33

In vrijgemaaktekerk gaat het

weer over God

Page 23: Bijlage IJsseldelta

Station Kampen-Zuid, halte in de Hanzelijn in aanbouw. De stationsomgeving kan veel bedrijvigheid naar Kampen lokken.

D e tijd dat Zwolle Kampen Netwerkstadzelfs door veel gemeenteraadsleden alseen ‘papieren tijger’ werd gezien, ligt alenkele jaren achter ons. Met dank aande stimulerende en ondersteunende rol

van de provincie Overijssel kreeg ‘iets zweverigs’ tochhanden en voeten. De samenwerking ging meer le-ven, helemaal nadat in 2008 de lat hoger werd gelegd.Een netwerkstadvisie tot 2030 kreeg een ‘vertaling’naar een meerjarig uitvoeringsprogramma. Om te be-ginnen voor de periode tot 2010. Daarin werden tienconcrete plannen benoemd, de zogeheten ‘boegbeel-den’.

Maar toch... voor het grote publiek blijft Zwolle Kam-pen Netwerkstad (ZKN) toch ‘iets op zekere afstand’.Op zich is dat geen enkele probleem, vindt Jaap Had-ders. Hij is programmamanager en secretaris van deregiegroep ZKN onder voorzitterschap van Zwollesburgemeester Henk Jan Meijer. De burger heeft daar-bij nauwelijks zicht op hoe de samenwerking tussende drie partijen organisatorisch in elkaar steekt. „Dathoeft ook niet”, stelt Hadders. „Uiteindelijk telt al-leen het resultaat.”De uitgangspositie van Zwolle en Kampen is sowiesoprima. De economische en sociale positie is een ster-ke, met dank aan de gunstige geografische ligging. De-ze wordt nog eens versterkt door de aanleg van deHanzelijn. Inmiddels is met voorbeelden aan te to-nen dat beide steden elkaar kunnen aanvullen en ver-sterken, waardoor ze samen een (nog) sterkere posi-tie innemen. En dat zonder dat de eigen identiteit ingevaar komt, een vrees die jaren terug met name inKampen bestond. Besluiten, bijvoorbeeld over de ‘ver-tramming’ van het Kamperlijntje, zijn ook geen zaakvoor het samenwerkingsverband, maar gewoon voorde provincie en de beide gemeenteraden. „Dat ge-beurt dus gewoon op de plek waar het hoort”, steltHadders. „Maar aan de voorkant moet het wel goedvoorbereid zijn.” Achter de schermen dient daarvoorzowel bestuurlijk als ambtelijk actie te worden onder-nomen. „Zwolle Kampen Netwerkstad is geen zelf-standig instituut, geen gemeenschappelijke regeling,geen eigen organisatie met eigen bevoegdheden”, con-

Zwolle Kampen Netwerkstad is niet een

sprankelend begrip dat de harten van de

burgers sneller doet kloppen. Toch brengt de

samenwerkingvorm veel tot stand, al gaat dat

nooit vanzelf. „Je moet er wel wat voor doen.”

door Adri van Drielen

woensdag 11 november 2009

De A28 loopt dwars door Zwolle. De bereikbaarheid van de regioen de zaken die spelen rond A28 en A50/N50 krijgen veel aan-dacht. foto Tom van Dijke

Voor Zwolle

34

Page 24: Bijlage IJsseldelta

Het is een van de boegbeelden van Zwolle Kampen Netwerkstad. foto Sacha Wunderink

stateert de programmamanager. „Dat is de kracht,maar gelijk ook de zwakte.” Veel komt ogenschijnlijk‘vanzelf’ tot stand. „De burger vindt het allemaal lo-gisch, mag dat ook ook vragen”, vindt Hadders. „Alsiets voor elkaar is, is het altijd logisch. Terecht ook datzaken op elkaar zijn afgestemd. Maar dingen gaannooit vanzelf, ook niet in overheidsland. Je moet erwel wat voor doen.”ZKN is zo een middel, geen doel, concludeert JaapHadders. Het gaat om uitwerking van beleid. Bestuur-ders en hun ambtenaren staan midden in de uitvoe-ring, volksvertegenwoordigers op enige afstand. Viajaarverslagen en werkplannen blijven ze op de hoog-te. En natuurlijk via ‘rasta’s’, de bijeenkomsten voorbeide gemeenteraden en provinciale staten, waar enke-le keren per jaar alles bespreekbaar is en mogelijkhe-den bestaan kennis over te dragen.Bij de boegbeelden gaat het bijna altijd om zaken meteen lange adem. De stationsomgevingen in beide ste-den bijvoorbeeld, waarbij Kampen een compleetnieuw station aan de Hanzelijn krijgt. Nog zo’n Kam-per ‘langetermijnverhaal’ betreft de IJsseldelta-Zuid.Daarin worden vorderingen gemaakt, inclusief toezeg-gingen voor de financiering van de zijde van het rijk.Maar dan nog zijn aanleg van de bypass en het medehierdoor ontstaan van nieuwe woningbouwlocaties(ook ten behoeve van de Zwolse woningbouwopgave)zaken die nog jaren op zich laten wachten. Wat dataangaat is het ‘boegbeeld’ Vernieuwing Economie inuitvoering actueler. Mede op initiatief van andere part-

ners als de Kamer van Koophandel en hogeschoolWindesheim worden bedrijven geholpen bij het inspe-len op actuele vragen vanuit de markt. Hadders heefthet over het daarbij ‘in stelling brengen van andere or-ganisaties die behulpzaam kunnen zijn.’Logisch boegbeeld is de bereikbaarheid van deze regioen de zaken die spelen rond A28 en A50/N50. Veelenergie wordt verder gestoken in het toeristische boeg-beeld ‘Ontdek de IJsseldelta’. Een ander boegbeeld, dathelpt bij het goed kunnen ‘vermarkten’ van de beideHanzesteden, is het stempel ‘Nationaal Landschap’ datde Mastenbroekerpolder kreeg.Zwolle Kampen Netwerkstad kijkt ook beslist verderdan alleen het eigen grondgebied. Voorbeeld daarvanis kijken naar de gevolgen van de Hanzelijn op het ge-bied van economie, wonen en recreëren. Aan tafelschuiven dan ook Dronten, Lelystad en de provincieFlevoland aan. Hadders heeft het over ‘synergie organi-seren’. „Je moet niet slim willen zijn en een ander deloef willen afsteken. Beter is het te kijken met wie je sa-men iets hebt en daar een gelegenheidscoalitie op aan-gaan. Niet hoogdravend, maar kijken naar wat je moetdoen om samen tot een beter product te komen.”Nog zo’n ZKN-taak is het goed volgen van nieuwe ont-wikkelingen. Voorbeeld daarvan is de omgevingsvisievan de provincie, waarin zaken als duurzaamheid enruimtelijke kwaliteit aan bod komen. „We moeten onsafvragen wat dat voor ons zou kunnen betekenen”,stipt Hadders aan, om er direct op te laten volgen dathet programmabureau daarom bezig is de ‘agenda

2010-2015’ op te stellen. „Niet om compleet andere din-gen te gaan doen. Er is al veel in gang gezet dat gewoonkan worden voortgezet. Maar juist om te kijken waarnieuwe mogelijkheden liggen om tot resultaat te ko-men.” Dat vooruit denken is ook belangrijk om ZKNeen plek te geven in de programma-akkoorden op basiswaarvan na de verkiezingen in maart de nieuwe collegesvan B en W aan de slag gaan.Wat nu en in de komende jaren helpt is de rol van deprovincie. Die neemt op veel terreinen het voortouw. Ac-tueel is dat er van die kant meer geld voor cultuur be-schikbaar komt, geeft Hadders aan. „Het hoeft natuurlijkniet, maar dat zijn ontwikkelingen die spelen en waar jeeen opstelling in kunt kiezen.” Hadders, zelf afkomstigvan de provincie en uitgeleend aan het programmabu-reau van Zwolle Kampen Netwerkstad, benadrukt de rolvan Overijssel. „In weinig andere stedelijke netwerken isde provincie zo nadrukkelijk aanwezig.”In het rijtje boegbeelden komt de naam Zuiderzeehavenal niet meer voor. Die natte Kamper tegenhanger vanhet droge regionale bedrijventerrein Hessenpoort opZwols grondgebied is vrijwel gerealiseerd. Behalve dedrie ZKN-partners speelt in de voor het havengebied ge-kozen constructie ook het bedrijfsleven een rol. „Het isdan wel geen boegbeeld, maar wel een perfect voor-beeld van samenwerking”, stelt Hadders. Het illustreertwel degelijk wat Zwolle Kampen Netwerkstad voorogen staat. „Een beetje over de eigen grenzen heenkij-ken en het belang van het grotere geheel zien. En daarbijkun je toch ook het eigen belang overeind houden.”

35

Kampen Netwerkstad telt alleen het resultaat

Page 25: Bijlage IJsseldelta

Hanzelijn in cijfers

De cijfers die schuil gaan achter het project zijn duize-lingwekkend.- 88 kunstwerken- 32.000 reizigers per dag- vijf treinen per uur per richting (twee intercity’s, twee

snel- of stoptreinen, één goederentrein)- 14.000 in- en uitstappers per dag op Lelystad Cen-trum- 3.000 reizigers per dag via station Dronten- 2800 reizigers per dag station Kampen-Zuid. Perrons

staan op acht meter hoogte.Tunnel Drontermeer:- 790 meter gesloten bak, twee keer 250 meter opentoerit, faunapassage van 25 meterAanleg Hanzelijn:- kosten: ruim een miljard euro- extra kosten:

fietsbrug over de IJssel van 8,4 miljoenbypass en A50-aanpassingen van 40 miljoen

www.destentor.nl/hanzelijnwww.hanzelijn.nlwww.hanzelijn-hattem.nlwww.prorail.nl

De Hanzelijn in aanbouw ter hoogte van het nieuwe station Kampen-Zuid. Linksboven ligt Zwolle. foto De Jong Luchtfotografie

Vijftig kilometer lang, slingert zich door vijf

gemeenten en twee provincies. Duikt onder water

door en spring over wegen alsof het niets is. De

Hanzelijn. Staaltje van modern vernuft. En het

laatste puzzelstukje van formaat in het Nederlandse

spoorboekje. Maar al voor de treinen rijden is het

uitkijken geblazen. „Pas op, landingsbaan van

oeverzwaluwen.”

door Gerald Meijer

V anuit zijn kantoor op het Kamper be-drijventerrein Zuiderzeehaven kanJoost Mulder van ProRail net niet deaanleg van de Hanzelijn volgen. Zuid-waarts van de Hanzestad duikt de

Hanzelijn onder het Drontermeer door. En spoedtzich dan voorwaarts, richting Kampen. Net buitenhet gezichtsveld van Mulder.De Hanzelijn is de ‘ontbrekende schakel’, het laatsteforse puzzelstukje dat wordt gelegd in het vaderland-se spoornet. De treinverbinding wekt het doodlopen-de spoor bij Lelystad tot een leven: verbinding metZwolle. Stopt tussen die twee plaatsen in Kampenen Dronten. Anders gezegd: de Randstad komt voorKampen en Zwolle een stuk dichterbij - in reistijd.„Scheelt ongeveer een kwartier”, zegt Mulder. „Al-thans, zo leggen we dat uit. Maar het ligt er natuur-lijk aan hoe NS het spoorboekje maakt. Kan best zijndat ze vanwege de Hanzelijn het rooster gaan om-gooien.” De reis Zwolle-Lelystad moet in een halfuurtje voorbij zijn.Maar ProRail houdt zich daar niet mee bezig. Die isde grote baas van het Hanzelijnproject, de - bijna -vijftig kilometer spoor die Lelystad en Zwolle aan el-kaar knoopt en en passant Kampen en Dronten aaneen snelle treinverbinding helpt. ProRail heeft hoofd-aannemers aan het werk die het eigenlijke werkdoen. Zand aanvoeren, wegen aanleggen, viaductenbouwen, tunnels graven. In zes jaar tijd wordt despoorverbinding gelegd. December 2012 - misschieneerder - gaan de eerste passagiers aan boord van deHanzelijntrein. Wie opstapt in Zwolle raast eerst rich-ting Hattem. De nieuwe brug over de IJssel met dekenmerkende rode stalen brugdelen markeert degrensovergang met de Veluwe. Eindje verderop kiestde trein voor de sprong over de A28, terug Overijsselin. Via de weilanden, grotendeels parallel aan deN50, raast de trein naar Kampen. Daar maakt hetspoor een bocht naar station Kampen-Zuid. Na Kam-

pen vervolgt het spoor zijn weg over de N50, verderin zuidwestelijke richting, naar het Drontermeer. Hetspoor duikt op de grens van Overijssel en Flevolandonder het meer door. Om via Dronten naar Lelystad- en verder - richting Amsterdam te razen.Terwijl grote bouwprojecten regelmatig ‘last’ hebbenvan ‘de natuur’, weet de Hanzelijn ongestoord op testomen naar zijn eindhalte: de oplevering. Hoewel,soms gaat het sein even op rood. Mulder: „Bij Lely-stad, in de buurt van de A6, kwamen we erachter datdaar een beverburcht in de buurt was.” Kan eenspoorlijnbouwer ook niet zomaar omheen. „We heb-ben er een bioloog bij gehaald. Die zei dat het kon.”

Volgende halte. „Bij Kampen en trouwens ook bij Le-lystad hebben we oeverzwaluwen gehad.” Ook eenbeschermde diersoort. De dieren graven nesten insteile zandwanden. Ze broeden er maar drie wekenen zijn dan weer weg. Maar als een aannemer net indie drie weken die bult zand nodig heeft, danheeft-ie pech. „Maar we hadden geluk. We haddende grond op dat moment niet nodig. De aannemershebben de nesten met rood-wit lint gemarkeerd.” La-chend: „In Kampen hadden ze er een bordje bij ge-zet: pas op, landingsplaats van oeverzwaluwen.” Dedieren lieten zich trouwens niet storen door het ge-brul van de pk’s om hen heen. „Er zijn twee keer 164betonwagens langs gereden. En nog heel veel anderbouwverkeer. De oeverzwaluwen vlogen er gewoonoverheen. Je moet er niet te dichtbij komen, andersverstoor je ze wel.” Bij de IJsselsprong van Zwollenaar Hattem, in de uiterwaarden, broedt de be-schermde kwartelkoning. Had de bouw van de Han-zelijn bijna dwarsgezeten. „Maar we hebben in debuurt mogen maaien voordat het broedseizoen be-gon.” De kwartelkoning kon op tijd elders een broed-plek zoeken. Met nesten in de buurt had ProRail opeieren moeten lopen - of zelfs het werk stil moetenleggen. Bij het Drontermeer zorgde ‘de natuur’ er-voor dat de Hanzelijn ondergronds ging: het Vogelei-land vlakbij de passage herbergt bijzondere dieren.Prettige bijkomstigheid: een tunnel is ook prettigvoor de scheepvaart. Vanuit de ‘natuurhoek’ klinktweinig protest tegen de aanleg van de Hanzelijn. Mul-der: „De bypass bij Kampen ontmoet meer weer-stand.”Naast nieuwe natuur heeft de aanleg ook voor oudeverrassingen gezorgd. Bij Hattem werden archeologi-sche schatten aangetroffen tijdens voorbereidendeHanzelijnwerk. Het gebied bleek duizenden jaren eer-der al bewoond dan tot nu toe werd aangenomen.De tijd dat een reis van vijftig kilometer dágen duur-de.

37

De missing linkvan het spoor:

de Hanzelijn

Page 26: Bijlage IJsseldelta

Alice Hulshof, aan de IJssel bij Kampen. Ze hoopt op draagvlak bij het verkopen van het ‘merk’ IJsseldelta. „We kunnen het opkantoor natuurlijk wel allemaal leuk bedenken, maar uiteindelijk moeten mensen het zelf doen”. foto Tom van Dijke

‘Iets van Mondriaan’ zal een willekeurige passant

wellicht denken als hij het beeldmerk ziet van de

regio IJsseldelta. Maar de doelgroep waarvoor het

gemaakt is weet precies waar alle gekleurde blokjes

op slaan: in nautisch alfabet staat ‘IJsseldelta’

geschreven. Het gebied tussen Zwolle, Kampen en

Zwartewaterland wil graag watersporters lokken.

door Sander Lindenburg

A lice Hulshof verkoopt het gebied IJssel-delta. Zij is ‘merkleider’, zoals dat heet.Samen met haar collega’s zorgt zij ervoor dat het beeld van de VVV moetworden bijgesteld. Het is in de loop der

jaren veel meer geworden dan het alleen maar eenfoldertje over een balie overhandigen aan een toerist.Al vanaf 2006 wordt de ‘IJsseldelta’ als een productaan de man gebracht. Daarvoor worden allerlei activi-teiten ondernomen, zoals recentelijk een televisiese-rie bij Net5, waarbij een gezin per boot deze omge-ving verkent. IJsseldelta Marketing heeft aan het tele-visieprogramma meebetaald. Hoeveel geld wil AliceHulshof niet zeggen. „We zijn een stichting, die al-leen een jaarverslag uitbrengt, maar we geven verdergeen inzage in onze financiën. Maar in totaal gaathet om tonnen voor het hele gebied en voor het helejaar. Het blijft altijd vechten voor geld. En ik ben dande spin in het web, de regisseur die meedenkt overwaar het geld het best aan besteed kan worden”.De tv-serie op Net5, de zes wekelijkse afleveringenworden op dit moment herhaald, past precies in hetbeeld dat de toeristische organisatie van deze regiowil schetsen. „Het gebied is door de IJssel en hetZwarte Water en alle andere mogelijkheden eenprachtig watersportgebied. We zijn natuurlijk geenFriesland, daar kunnen we niet tegen op boksen,maar als mensen daar naar toe onderweg zijn, dankunnen ze deze regio prima aandoen. We richtenons daarom nu landelijk op de watersportrecreant.Daarvoor hebben we een watersport welkomstpak-ket ontwikkeld. Een tasje met een activiteitenkranten kortingsbonnen. In een jaar tijd hebben we daarnu 15.000 exemplaren van uitgereikt in alle jachtha-

vens. Het doel van dat alles is om mensen het gebiedin te laten trekken. Na 2010 gaan we ons ook op an-dere doelgroepen richten.”Hoe kan het meerdaags verblijf van toeristen wordengestimuleerd, is de centrale vraag waar de Merkleidersamen met drie marketingmanagers zich voortdu-rend over buigt.Om een koers uit te zetten is in september 2008 eenmarketingplan gepresenteerd. Daarbij is door een ex-tern bureau ook een eigen beeldmerk voor de regiobedacht. Het oogt fris en vrolijk en komt terug in alhet materiaal dat geproduceerd wordt: van folderstot briefpapier. „We hebben een merkstrateeg in dearm genomen en die kwam het het idee om gebruikte maken van het nautisch alfabet. De watersporterzal dat direct herkennen, maar daarnaast komen ookalle kleuren van de gemeenten die wij vertegenwoor-digen er in voor en symboliseert het (gemeente)wa-pens en historie en dat kleeft natuurlijk ook aan de-ze regio”.In het reclamemateriaal - zoals de IJsseldeltagids meteen overzicht van alle activiteiten voor het hele jaar,die in februari huis-aan-huis verspreid werd - richtde organisatie zich vooral op de eigen bewoners.„We willen op die manier draagvlak krijgen en zor-gen dat ze zich als ambassadeurs gaan gedragen”.IJsseldelta Marketing kan geen concrete cijfers produ-ceren over hoeveel toeristen hier nu komen en totwelk aantal dat zou moeten groeien. „We willen bin-nenkort een nulmeting houden om in beeld te krij-gen hoeveel mensen hier naar toe komen en waar-om. Van daaruit kun je dan verder werken”.Op de vraag of een grote stad als Zwolle eigenlijkgeen vreemde eend in de bijt is bij de promotie van

een verder landelijke plattelandsregio zegt Hulshof:„Zwolle is een echte evenementenstad en blijft daar-door veel bezoek trekken. Het is een stad die dyna-miek heeft, hotels en voorzieningen. Door samen tewerken met de omliggende regio wordt dit een aan-trekkelijk geheel voor een meerdaags verblijf en kaner een kruisbestuiving plaatsvinden. En er is heusnog veel onbekendheid over de mogelijkheden die erzijn. Voor de Net5-serie ging een gezin uit Genemui-den bijvoorbeeld met een sloep door de grachtenvan Zwolle. Ze waren heel erg verbaasd: ze wistenniet dat het kon en dat het zo leuk was”.

Alice Hulshof is blij dat er in het gebied zelf allerleiinitiatieven opgezet worden door veelal onderne-mers. „We kunnen het hier met een club op kantoornatuurlijk wel allemaal leuk bedenken, maar uitein-delijk moeten mensen het zelf doen”. Als prima voor-beeld noemt ze de ‘tour de Mastenbroek’ waarbij ver-schillende bedrijven samenwerken om voor meer da-gen activiteiten te regelen voor vakantiegangers.Dat het gebied IJsseldelta nieuw (en dus nog vrij on-bekend) is blijkt uit de cijferlijsten die landelijk jaar-lijks gepubliceerd worden over bezoekersaantallen.Daarin staan de kust en de Veluwe vaak bovenin.„Kampen en Zwolle komen als steden wel in die lijs-ten voor, de regio nog niet. Daar zullen we aan moe-ten werken. We streven echter niet naar een top 3 no-tering. We willen hier geen massa-toerisme. Dat kun-nen we niet bergen en je zou het ook niet moetenwillen, want rust en ruimte is juist een van de din-gen die we willen uitstralen. Uiteindelijk een top15-notering zou al heel mooi zijn. We moeten kwali-teit boven kwantiteit stellen”.

39

De kracht vanhet water als

toeristisch merk

Page 27: Bijlage IJsseldelta

Directeur Herman Harder van het Frans Walkate Archief inventig de kunstacademie huisvestte.

De huidige student in Zwolle heeft er geen weet van; het

naburige Kampen werd in de tachtiger jaren van de vorige

eeuw bevolkt door honderden studenten van diverse

opleidingen. Na een misschien wat stroeve start zorgden ze

er voor een bruisend (cultureel) leven waar de Kampenaren

een graantje van meepikten. Met lede ogen zagen ze dan ook

de opleidingen met christelijke signatuur net zo snel weer

gaan (naar Zwolle) als ze gekomen waren. Twee persoonlijke

terugblikken op Kampen als studentenstad, van Herman

Harder (directeur van het particuliere Walkate-archief in

Kampen) en docent aan de School of Media van Hogeschool

Windesheim, Jan Leferink.

door Ingrid Stijkel

E rgens eind jaren zeventig liep HermanHarder als jonge kunststudent in schil-dersoverall en klompen een café inBrunnepe in Kampen binnen. Het ge-roezemoes aan de toog hield plotsklaps

op. Wat onwennig nam hij een biertje. „Het werdme direct duidelijk dat ik daar niet echt welkomwas. Ik ben er ook nooit meer geweest”, zegt dehuidige directeur van het Frans Walkate Archief inKampen.De hachelijke situatie is volgens Herman Harderwel een beetje tekenend voor hoe de verhoudin-gen tussen Kampenaren enerzijds en studenten an-derzijds waren, in de periode dat de kunstacade-mie en daarna vele andere opleidingen met christe-lijke signatuur in de Hanzestad neerstreken. Stu-denten kenden de Kampenaren wel, van de beidetheologische hogescholen. Maar dat ‘type’ studentwas toch een andere dan de vrijgevochten kunste-naars-in-de-dop.Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. De CABK,

de Christelijke Academie voor de Beeldende Kun-sten streek in Kampen neer, net als de CAJ (Chris-telijke Academie voor de Journalistiek (1981), de So-ciale Academie en de Academie voor Expressie,Woord en Gebaar. De groei van het christelijk on-derwijs op academisch niveau betekende in kortetijd een invasie van studenten, die pakweg tienjaar later even zo snel weer verdwenen naar deCampus van Hogeschool Windesheim in Zwolle.Alleen de kunstacademie bleef iets langer.De stad Kampen was aanvankelijk helemaal nietberekend op huisvesting van de studenten. Her-man Harder kan zich nog goed herinneren hoe deeerste studenten van de CABK gewoon op de zol-der van de academie, de voormalige Van Heutszka-zerne, overnachtten. Die deed ook dienst als ate-lier. „Een rommeltje dat het er was... Het was voorons ook echt een huis. We hadden een mok aaneen haakje hangen met onze naam er op. De kanti-nejuffrouw vulde bij. Er heerste een ‘kraaksfeer’. Jehoefde niet bang te zijn dat de boel stuk ging.”De vader van een studiegenoot kocht een huisje inBrunnepe, waar Herman Harder ook kon wonen.De Eenvoudstraat heeft het geweten. „Na de ‘hou-sewarming’ stonden alle fietsen in de straat - endat waren er nog al wat omdat geen enkel huis eenachterom had - ’s ochtends vroeg op z’n kop. Hetdouchen op zomerse dagen in de tuin met de tuin-slang, bij gebrek aan beter, zal ons ook niet in dankzijn afgenomen,” gniffelt de archief-directeur.En toch, uiteindelijk werd de relatie zo goed dat destudenten voor het nieuwjaarsborreltje werden uit-genodigd. Zelfs de buurvrouw kwam in de zomerde plantjes water geven. Ze maakte er direct ge-bruik van om de ‘naakte beeldjes’ die de kunststu-denten tijdens de les hadden geboetseerd, uit de

vensterbank te halen. „Daar keken de kinderen inde straat denk ik te veel naar.”Van een wat gebrouilleerde verhouding tussen stu-denten enerzijds en Kampenaren anderzijds was al-leen in de beginjaren sprake. Die werd volgens Har-der voor een belangrijk deel door de (kunst)studen-

woensdag 11 november 2009

Studenten in Kampen blokkeerden op 27 november 1987 de brug over de IJssel uit protest tegen het beleid

Kunstenaars enjournalisten, hetverhaal van tweestudentensteden

40

Page 28: Bijlage IJsseldelta

Kampenarenmoesten wennen

aan studenten

K ampen jaren tachtig. Journalistiek-studenten maak-ten onderdeel uit van de Kamper samenleving. Zemaakten er radio-uitzendingen voor de lokale om-roep, maakten een krantje dat bij de plaatselijkeboekhandel te verkrijgen was, en waren met docen-

ten van de opleiding CAJ veelvuldig in de Kamper horeca te vin-den. In Zwolle is er bar weinig van die gezellige studentencul-tuur overgebleven, oordeelt docent Jan Leferink aan HogeschoolWindesheim. „Tachtig procent van de studenten heeft nu nieteens een kamer in Zwolle. Ze kennen alleen de weg van het sta-tion naar de hogeschool en weer terug.”Leferink (63) stond als radio-docent aan de wieg van de Christe-lijke Academie voor de Journalistiek (CAJ), de voorloper van dehuidige School of Media. Hij bewaart goede herinneringen aande tijd dat de school in ‘de toren’ van de Van Heutszkazerne inKampen met een handjevol studenten begon. „De Kampenarenmoesten wel wennen aan de studenten. Alleen al vanwege demanier waarop ze erbij liepen. Toch raakten de journalistiek-studenten het meest geïntegreerd van alle andere opleidingen.”Vrij logisch, meent Leferink, omdat journalisten moeten integre-ren in de samenleving. „Tachtig procent van de studenten woon-de in Kampen. Er bestond nog geen ov-jaarkaart en de kamerswaren redelijk goedkoop. De helft van de bovenwoningen in deOudestraat werd bij wijze van spreken bewoond door studen-ten.”Tijden zijn veranderd. Zeventig tot tachtig procent van de stu-denten aan de Hogeschool Windesheim reist nu met de treintussen school en ouderlijk huis, schat de radio-docent in. Hetheeft volgens Leferink met meerdere factoren te maken. Deov-jaarkaart vergemakkelijkt het reizen, de studiefinanciering iste laag om een goede kamer in Zwolle te kunnen bekostigen ende gemiddelde student is redelijk verwend en laat zich graagdoor paps en mams thuis in de watten leggen. Wat ook nietmeewerkt is het zijns inziens lage aantal studentenkamers dat inde stad beschikbaar is.„Het hechte studentenleven keerde nooit weer terug.” Zwolleheeft weinig ondernomen om een heuse studentenstad te wor-den, meent Leferink ook. „Dat begint met goede huisvesting,maar ook door open te staan voor activiteiten.” Alleen eenGRASweek mogelijk maken is in de ogen van de docent onvol-doende. Studentensociëteit Het Vliegend Paard zou er vooralzijn gekomen door toedoen van Windesheim. Speelt mee dat delocatie van de hogeschool ook nadelig is. Die is veel te ver vande Zwolse binnenstad. „We zitten hier op een eiland, aan de na-velstreng van station naar Campus en weer terug.”Studenten zijn nooit in de Zwolse samenleving geïntegreerd zo-als in Kampen is gebeurt, besluit de docent. Na bijna twintigjaar nadat de ‘school voor journalistiek’ in Zwolle neerstreek,moet dat nog groeien. Leferink ziet nu een kleine beweging te-rugwaarts naar Kampen; studenten die ontdekken dat het eenleuke stad is om betaalbaar te wonen. Hijzelf is er na die leukestudententijd in de jaren tachtig nooit weer weggegaan.

Kampen, bij de Van Heutszkazerne die vanaf eind jaren ze-foto Tom van Dijke

ten zelf veroorzaakt. Met een actie waarbij hetstandbeeld van Van Heutsz en de bunker aan deIJsselmuiderkant van de IJssel werd beschilderd,maakte je je niet populair. Hetzelfde gold voor eenbarricade op de oude IJsselbrug, als protest tegenhet beleid van de toenmalige onderwijsminister

Deetman. Studenten veroorzaakten kraakacties engooiden eieren van de toren.

En toch, de Kamper ondernemers zagen wel broodin die honderden studenten. Cafés schoten uit degrond. Er werd een filmclub opgericht. De stich-ting Studentenhuisvesting Kampen stroomlijndevraag en aanbod op de kamermarkt die ontstond.Complexen als die aan de Marktgang werden om-gevormd tot studentenstudio’s met eigen keuken-tje, douche en toilet. Studenten kregen in de Kam-per samenleving hun eigen plek.Hoe het nu precies kwam dat Kampen de academi-sche opleidingen naar Zwolle zag vertrekken, weetHarder niet. Zijn het de kosten van huisvesting ge-weest? „Ik denk dat de gemeente Zwolle het han-dig heeft gespeeld en dat het gemeentebestuur vanKampen wellicht niet adequaat heeft gehandeld”,zegt hij met enige aarzeling.Het verlies van de opleidingen betekende geens-zins dat Kampen de stad werd van na de studen-teninvasie. Een aantal studenten bleef er wonen envond er werk, Harder is daar een voorbeeld van enook Benjamin Koolstra, directeur van de Stadsge-hoorzaal in Kampen. „Het studentenleven heefthet culturele leven in Kampen verrijkt”, vindt dearchiefdirecteur. „De ‘upgrading’ van voorzienin-gen ging ook na de vertrek van de opleidingendoor.”En daar plukt Kampen nog steeds de vruchtenvan. Harder is zelf de stad enorm gaan waarderen.Hoe kan het ook anders. Hij is beheerder van deprivé-collectie van de SNS-bank over de stad Kam-pen. „Ik vind vooral de intimiteit van Kampenheel bijzonder. Het is een prettige stad om je kinde-ren op te voeden. Het is veilig en overzichtelijk.”

41

van onderwijsminister Deetman. foto Freddy Schinkel

Page 29: Bijlage IJsseldelta

Jan Wub, Gerrie Kok en Hendry van Ittersum(v.l.n.r.) in de polder Mastenbroek met op de achtergrond de oprukkende stad,Stadshagen. „Dat je zo ver kunt kijken is uniek”, prijst Wub de uitgestrektheid van het ‘groene hart’ van netwerkstad Zwol-le-Kampen. foto Frans Paalman

De Mastenbroekerpolder tussen Zwolle en Kampen

is een van de oudste polders van het land. En de

mooiste, vinden de bewoners. Ze doen er alles aan

om het landschappelijke en weidse karakter te

behouden, maar ontwikkelen ook plannen voor

toerisme. En voor behoud van de bedrijvigheid. „Het

moet geen reservaat worden.”

door Ingrid Stijkel

W ind, koeien en eindeloos veel wei-landen vol sappig groen gras, le-gio weidevogels. De grote boerde-rijen die her en der staan, wordenvan de weg gescheiden door kana-

len. Wie over de kaarsrechte wegen rijdt komt alsvanzelf over kruispunten die de bewoners ’t Vosje,de Drie Bruggen en de Papekop noemen. De Masten-broekerpolder is de mooiste polder van heel Neder-land, menen ze. Het is het groene hart van de Net-werkstad Zwolle/Kampen en dat moet zo blijven.Een uurtje op stap met de jonge melkveehouderHendry van Ittersum door de Mastenbroekerpolderbetekent dat je ook letterlijk alle hoeken en gatenvan de polder ziet. De tocht voert langs de kern Mas-tenbroek, richting de ‘randen’ van het uitgestrektepoldergebied; de Kamperzeedijk, IJsselmuiden en deKoekoekspolder, via Hattemerbroek langs Stadsha-gen en weer terug. Van Ittersum is enthousiast overzijn woonplek. Hij is er geboren en getogen en zetmet liefde het boerenbedrijf voort dat zijn opa enoma er begin twintigste eeuw hebben opgezet.

’t Is de weidsheid van de polder die zo aantrekt, had-den Van Ittersum en andere bestuursleden van belan-genclub Polderbelangen, Jan Wub en Gerrie Kok,even daarvoor nog aan de keukentafel in Van Itter-sums boerderij uitgelegd. „Dat je zover kunt kijken,is uniek”, vond Wub. „Zo’n open polder heb je nietveel meer”, meende ook Kok. Bovendien is het histo-risch waardevolle grond. Het is een van de oudstepolders van het land. Ook komen bij grondwerk-zaamheden regelmatig stukken oerbos tevoorschijn.Het is er ook nog eens goed boeren. De grond is ergoed voor de veehouderij en akkerbouw. Agrarërs in

de wijde omgeving weten dat. De enkele boerderij -van in totaal een stuk of vijftig - die wel eens te koopstaat, wordt doorgaans meteen verkocht. Wat daar-aan meewerkt zijn de voor de polder zo karakteristie-ke rechte kavels. Geen koe hoeft hier de straat overom van het ene malse grasland naar het andere tegaan. Of, zoals Van Ittersum het zegt; „Je doet dedeuren van de stal los en ze kunnen vrij uitlopen.”Door de grote kavels (gemiddeld veertig hectare) zijnde bedrijven stuk voor stuk ook zeer levensvatbaar.Boerenbedrijven zijn in de loop der tijd alleen opge-heven door de oprukkende stad.Polderbelangen is blij dat dit bijzondere gebied sindsenige tijd is uitgeroepen tot beschermde polder, zegtHendry van Ittersum, terwijl hij de pastoriewoningin de kern Mastenbroek laat zien. De plaatselijkekerkgemeente (Nederlands Hervormd, elke zondagtwee diensten) kan nog steeds een eigen predikantbekostigen. Bewoners komen er regelmatig samen in‘Het Trefpunt’. Er staat zelfs nog een basisschool inde kern, die verder bestaat uit een aantal woonhui-zen en een tweetal bedrijven (een houthandel eneen mechanisatiebedrijf ). Het is niet meer dan dat.De polder maakt intussen onderdeel uit van de Na-tionale IJsseldelta, en dat biedt voordelen, vervolgtde jonge veehouder. „We hebben nu een instrumentin handen waarmee we kunnen zorgen dat ze methun handen van dit gebied afblijven”, vertelde ookJan Wub al in de boerderij van Van Ittersum. Die be-schermingsdrang komt niet zomaar uit de lucht val-len. Van alle kanten werd - en soms ook nog ‘wordt’- de polder in zijn voortbestaan bedreigd. De opruk-kende stad en de uitbreidingsplannen van de glas-tuinbouw in de Koekoekspolder blijven onderwer-pen die de vinger aan de pols vereisen.

De ‘beschermde’ status heeft wel een keerzijde. Depolder zal zich in toeristisch opzicht moeten profile-ren. Als er geen massatoerisme ontstaat, vinden depolderbewoners het prima. „Wij begrijpen best datmensen van de polder willen genieten, maar hethoeft niet met toeters en bellen”, vond Gerrie Kok.„De boeren moeten geen attractie worden”, zegt VanIttersum later in de auto. Links en rechts glijden boer-derijen voorbij. Niet alle zijn veehouderijen. Er wor-den ook scharrelkippen, paarden, schapen, mestkal-veren en varkens gehouden. „Mensen moeten nietdenken dat we met een boerenzakdoek om en klom-pen aan voor ze het land op gaan. We moeten ge-woon ons werk kunnen doen.”

Maar Hendry van Ittersum ziet ook kansen. Na dekennismakingstocht door de polder laat hij op deboerderij de plek zien waar hij een theehuis wil bou-wen. Koffie, thee en streekproducten wil hij er metzijn vrouw verkopen. Diverse plannen zijn al uitge-voerd, zoals de aanleg van kanoroutes en het ver-fraaien van de boerenerven. Ook het succes van deMastenbroeker parfum wordt weer opgepakt. Het iszelfs in de Bijenkorf in Amsterdam verkocht, sterkernog, via Amerikaanse websites werd ooit het geurtjeaangeboden voor meer dan honderd dollar.Het lijken kleine plannen, maar ze helpen wel meeaan de bekendheid van de polder. Van Ittersum ende andere polderbewoners zijn ervan overtuigd datze samen de garantie kunnen bieden dat het Natio-naal Landschap tot in de eeuwigheid voort blijft be-staan. „Maar we moeten voorkomen dat het een re-servaat wordt”, klonk het al eensgezind. „De moge-lijkheid om onze bedrijven voort te kunnen zetten,moet blijven.”

43

De mooistepolder van

heel Nederland

Page 30: Bijlage IJsseldelta

Rob van Hasselt op de KP41. Op de achtergrond de Kamper Kogge, uithangbord van varend Kampen. foto Sacha Wunderink

Z wolle en Kampen, ze hebben beide eeneigen maritieme historie, een geschiede-nis gevuld met scheepvaart. Het boek isvergelijkbaar qua dikte, maar kent doorde eeuwen heen meerdere verhaallijnen.

Het Rodetorenplein in Zwolle, eeuwen geleden hettoppunt van drukte, handel en nijverheid. Schepenvoeren af en aan, goederen gingen in en uit. Aan deandere kant de havens in Hanzestad Kampen, waarde middeleeuwse koopvaardijschepen een belangrij-ke schakel in de handel richting het noorden van Eu-ropa vormden.Met de jaren liep de scheepvaart en daarmee het be-lang van de houten pronkstukken die al varend groteafstanden aflegden terug. En als de huidige gemeente-besturen de handen niet ineen slaan, zich samensterk maken voor het behoud van het stukje markan-te geschiedenis, dan wordt het water rimpelloos enverandert het varend erfgoed van levendige tot dodebonken hout aan de waterkant. De eerste opzet toteen Platform Maritiem Erfgoed IJsseldelta, dat beidegemeenten in samenwerking met buur Zwartewater-land in gang hebben gezet, levert tal van interessantepunten op die het stukje voor anker liggende geschie-denis moeten kunnen behouden. Althans, dat is demening van projectontwikkelaar Robbert van Has-selt, die druk bezig is met een inventarisatie van dehistorische botters, punters en koggen die her en derin beide gemeenten langs de kades liggen. „Kijk, ditis zo’n prachtwerkje van de Stichting tot behoud vanKamper Botters”, vertelt Van Hasselt, leunend op deKP41 die in de Buitenhaven zijn thuis heeft. „Eneven verderop bij de Koggewerf wordt er hard ge-werkt aan de restauratie van een historische pluut,een oud visserschip. Het is het maritieme erfgoeddat een stad extra kleur geeft en voor buitenstaan-ders een reden kan zijn om wel of juist geen bezoekaan je gemeente te brengen. We noemen de vaartui-gen niet voor niets het tafelzilver van de IJsseldelta.

Het onderhouden van botters en koggen kost geld,maar vaak wordt vergeten dat je de baten eenvoudigomhoog kunt brengen. Dat is een van de uitgangs-punten van het opgerichte platform, het rendabelmaken van de historische scheepvaart in de huidigetijd.”

Het mobiele karakter van de boten, de per gemeenteverschillende ligplaatstarieven en de toegankelijk-heid tot een haven zijn de hobbels waarmee de vrij-willigers kampen die het erfgoed levend houden.Overleg tussen gemeentebesturen, botterstichtingenen organisatoren van maritieme evenementen in dewijde regio moet binnen enkele jaren een structureelkarakter krijgen. „Is er een evenement in Kampen,dan hoort Zwolle acte de présence te geven en viceversa”, meent Van Hasselt. „Ook voor historischerondvaartboten valt er door betere samenwerking eneen nauwere afstemming tussen verschillende ge-meenten veel te winnen.”

De aanleg van een museumhaven in de provincie-hoofdstad zou het behoud en de promotie van hetvarend erfgoed ten goede komen. „Denk daarbij aande Thorbeckegracht in Zwolle, in de zeventiendeeeuw een echte haven. Lukt het om daar een stuk oftwintig historische schepen permanent een plekje tegeven dan verhoogt dat de belevingswaarde van jestad. Het kost eerst een paar centen, maar na verloopvan de tijd verdien je als gemeente de inleg weer te-rug. Huizen worden meer waard, je ontvangt daar-door weer meer belasting. Daarnaast zorgt reuring inde stad voor een toeristische impuls.”Om ook de stad Kampen meer binding met haar ma-ritieme verleden te geven, denkt Van Hasselt aan hetin zijn ogen dure doortrekken van de waterverbin-ding tussen de IJssel en de binnenstad. „Maar ook inKampen kun je meer en meer een museumhavencreëren. Als je nu een blik op de Buitenhaven werpt

dan is de helft gevuld met historische vaartuigen, derest met pleziervaart. Die verhouding zou in hetvoordeel van de eerste groep bijgesteld kunnen wor-den.” Leuke plannen, maar financieel het hoofd bo-ven water houden wordt voor de vrijwilligers van on-der meer stichting De Kamper Kogge moeilijker enmoeilijker. Het bestuur schakelde onlangs een groepstudenten in om een beter exploitatieplan voor de re-plica van de Hanzekogge uit de zeventiende eeuw teschrijven. „In Nederland is er een duidelijke regelge-ving rondom subsidies voor monumentale panden.Voor historische schepen bestaat die echte erkenningniet, waardoor verenigingen en stichtingen veel eer-der zelf hun boontjes moeten doppen. Ik kan megoed voorstellen dat dat frustraties oplevert. In Over-ijssel is onlangs het ruim honderd jaar oude cascovan een Hasselteraak verkocht om in Rusland haar le-ven als motorboot te gaan slijten. Door als gemeen-ten meer samen te werken en een duidelijke afstem-ming te maken wat betreft subsidies en ligplaatsenbe-leid moeten zulke voorvallen in de toekomst voorko-men kunnen worden.”Een replica van het Zwolsch Beurtschip B71, dat inde zeventiende eeuw pendelde tussen Zwolle en Am-sterdam, moet, net als de Kamper Kogge, de eer vande stad ook buiten de gemeentegrenzen verdedigen.De stichting Historisch Maritiem Zwolle is hard opweg om de bouw, gedeeltelijk in Kampen, in gang tezetten. „Het zou prachtig zijn als je in de loop der ja-ren één grote vloot in Noordwest-Overijssel hebt, on-der aanvoering van de Kamper Kogge, het ZwolschBeurtschip, de botter ZS 13 vanuit Zwartsluis en wel-licht het maritieme erfgoed van Steenwijkerland. Datde samenwerking tussen Kampen en Zwolle steedsbredere vormen aan gaat nemen en nu uitmondt ineen heus platform is een flinke impuls. De generatievan nu heeft daar profijt van, maar via scheepvaart-historie geeft je ook het nageslacht binding en gevoelmet deze prachtig regio.”

Het tafelzilver van de IJsseldelta, worden de

historische schepen wel genoemd die kleur geven

aan de geschiedenis van Kampen en Zwolle. Nauwe

samenwerking, ook met andere buurgemeenten, is

nodig om het maritieme erfgoed te behouden. „Is er

een evenement in Zwolle, dan hoort Kampen acte

de présence te geven en vice versa.”

door Arjan Bosch

woensdag 11 november 2009

Varendverleden heeft

grote toekomst

44

Page 31: Bijlage IJsseldelta

Een gefantaseerde reproductie van het kasteel te Voorst, dat reizigers tussen Kampen en Zwolle in vroeger eeuwen niet konden missen. Illustratie HCO

Zelfs in Lübeck liep de spanning op

De ruzies tussen Zwolle en Kampen werden niet alleenop de gezamenlijke verbindingswegen uitgevochten.Zelfs in Lübeck liepen de spanningen hoog op, toenZwolle en Kampen in 1530 aanschoven bij de jaarlijkseHanzevergadering. De Zwolse afgezant zag dat zijn col-lega uit Kampen bij de zetelverdeling een prominentereplaats had gekregen en ontstak in toorn. Zwolle duldtenkel Nijmegen, Deventer en Zutphen voor zich, briesteZwollenaar Herman Bitter; Kampen sloot zich pas laterbij het verbond aan en diende dus een toontje lager tezingen. Het Hanzebestuur besloot dat Zwolle een paarplaatsen op mocht schuiven, waarop de vertegenwoor-diger uit Kampen op zijn beurt aan een tirade begon. Te-vergeefs.

E en stief kwartiertje rijden en je bent van-uit Zwolle in Kampen. Via de Zwolseweg- al wordt die route ontmoedigd door debewegwijzering, waarop de naam Kam-pen ontbreekt - of via de N50. Andersom

gaat het net zo snel.Dat was wel eens anders. In een bewaard geblevengeschrift uit 1819 beschrijft een zekere J. Hogendorpzijn reis van Kampen naar Zwolle als volgt: „Erloopen twee wegen van hier naar Zwolle, de een ge-heel door de klei, doch te klein voor een gepakt rij-tuig met vier paarden. Ik reed dus den anderen, overden Konijnenberg, eerst door lage weilanden, danheide, wederom weiland, en eindelijk open veld... Of-schoon de heide hier meestal bedwongen en vrucht-baar gemaakt is, ontmoet men nogtans nog enkeleduintjes. Dan ook deze ontsnappen niet aan dengeest van ontginning, dien ik overal aantrof, en menziet dat de zandhoop sedert kort kleiner is gewordenen nog gedurig wordt.” Heidevelden, woeste gron-den, rivierduinen... Kom daar nu nog eens om. Ach:misschien praten we over honderd jaar, als Kampenen Zwolle aaneen gegroeid zijn, nog met weemoedover 2009, toen tussen beide steden nog echte wei-landen lagen.

Hoe lang deed Hogendorp over de reis? We wetendat bij Westenholte een bordje stond met de mel-

ding dat Kampen twee uur gaans was, maar tussenWestenholte en de stadsmuren van Zwolle liep ookbepaald geen vierbaans asfaltweg. Drie uur, kunnenwe veronderstellen, was een koopman of een leger algauw onderweg tussen de twee steden. Dat werd be-ter toen in 1836 de wegverbinding tussen Zwolle enKampen werd verhard. De provincie Overijssel lietpuin en grind storten over 12.000 ellen. Een flinkeklus, want een el mat 69,4 centimeter, maar het rei-zen werd aanzienlijk gerieflijker, nu de zandpadenbij regen niet meer in een modderpoel veranderden.

Toen de route van Zwolle naar Kampen werd ver-hard had die allang geen militaire functie meer.Dat was de eeuwen daarvoor wel anders. De naburi-ge steden gunden elkander het licht in de ogen niet;talloos zijn de vechtpartijen, schotenwisselingen enpesterijen. Toch werd er ook wel eens zij aan zij opge-trokken, zoals tegen de heren van Voorst, die vanuithun kasteel langs de weg tussen Zwolle en Kampende omgeving terroriseerden. In 1324 hadden ze Zwol-le al eens in brand gestoken (slechts negen huizenoverleefden het inferno), in 1361 deden ze dat nogeens dunnetjes over. Dat werd de regenten van Zwol-le te gortig. Samen met Kampen, Deventer en bis-schop Jan van Arkel werd een legermacht opge-bouwd die het kasteel belegerde. Na vijftien wekenhesen de roofridders de witte vlag. Niet omdat hunkasteel was verwoest, maar omdat de belegeraars rot-tende kadavers over de muren hadden geslingerd,waardoor het water uit de waterput niet meer tedrinken was.

Het kasteel werd tot de grond toe afgebroken. De ste-nen werden gebruikt voor de bouw van KasteelWerkeren, dat ook al is verdwenen, een zware slot-deur kreeg een plekje in het Kamper gemeentehuis.Daar is het nog altijd te zien, als relict uit de tijd datZwolle en Kampen zelf legers op de been wisten tebrengen, al dan niet tegen elkaar.

Wie in Zwolle woonde had

vroeger in Kampen niet veel

te zoeken,

oorlogshandelingen buiten

beschouwing gelaten. Het was

namelijk een akelig eind

reizen.

door Michael Amsman

45

Soppen in blubber of hobbelen over heide

Page 32: Bijlage IJsseldelta

Sanne Hans van Miss Montreal. foto Tom van DijkeM et wie? Momentje. Maandag is mijn

brakdag.” Het is maandagmiddagrond twaalven als Sanne Hans (25)met krakende stem de telefoon op-neemt. De van oorsprong Dedems-

vaartse noemt Zwolle haar ‘thuis’. Ze woont er sindsde zomer, maar werd ontdekt in Kampen als MissMontreal, de band waarmee ze sinds haar optredenin een Slankie kaasreclame furore maakte. „Toevallighè? Astrid, de baas van Giel Beelen zag me daar enzei meteen: ‘Hier moeten we iets mee’.”Het gevolg: de hele zomer ‘just a flirt’ op de radio,een tourschema dat haar het predikaat ‘meest optre-dende band van Nederland’ bezorgde en starende ge-zichten in stamkroeg de Singel. „Ja, Sanne Hans, dieken ik wel”, zegt naamgenoot Hans la Faille (63), sa-men met Helmig van der Vegt het Zwolse gezichtvan Cuby and the Blizzards. „Ik kwam haar van dezomer met haar oude band Ysis tegen op de Verha-lenboot. Het was leuk met die grietjes. ‘Kom, ga jemee de stad in. Gaan we zuipen’, zei ze.”Boven zijn bureau in een appartementencomplex inStadshagen hang een metersgrote tekening van jeugd-vriend Herman Brood. „Een zeefdruk”, zegt la Faille.Samen met Brood speelde de geboren Zwollenaarvan 1966 tot 1971 in Cuby and the Blizzards, zelf haak-te hij weer aan toen de band in 1995 een doorstartmaakte. Van der Vegt, die andere Zwollenaar in Ne-derlands bekendste bluesband, volgde Brood op toendie vanwege overmatig drugsgebruik uit de bandwerd gezet. La Faille woelt met één hand door zijnstoppelbaard. Zijn ogen dwalen af naar de tijd vanzaal Suisse, de poptempel van de jaren zestig, naarde tijd dat ze oefenden in de kantine van (vader)Joop Broods staalbedrijf in de Pierik en naar de tijddat ze Herman Deinum (63) uit Kampen naar BluesDimension, de voorloper van Cuby, haalden. Het be-gin van een groots avontuur.„Hij werkte in een houtfabriek in Kampen toen wehem kwamen halen. Ik vergeet het nooit. Hij hadeen ribfluwelen jasje aan, sloeg het zaagsel er af enzei: ‘Tot nooit weer ziens.’ Herman heeft nooit weereen voet gezet in die fabriek. We kwamen er vorigeweek toevallig achter dat we precies 43 jaar samenspelen.” Deinum is één van de ontelbare schakels diede popgeschiedenis van Zwolle en Kampen met el-kaar verbinden. Wie zich een weg baant langs oudeen nieuwe helden leert al snel dat Zwolle en Kam-pen samen een onzichtbare stad vormen, waarbands komen en gaan en waar de eerste zonnestra-len pas over de IJssel schijnen als de laatste noot ge-speeld is.

Met metalbands als Dead Head en the MonolithDeathcult kent Kampen wel een geheel eigen mu-ziektraditie. „Kampen is van oudsher nogal conserva-tief”, zegt Geert Leurink (38), Kampenaar van ge-boorte. Met La Lupa won hij in 1990 de Grote Prijsvan Nederland, de grootste en langstlopende muziek-competitie van Nederland. Samen met Serge Brede-wold (ex-Lupa) en Rick Mensink (Blaas of Glory)wordt er nu gewerkt aan soul/funkband The RealCentimeters. „Misschien probeert de jeugd in Kam-pen zich net iets heftiger af te zetten dan in Zwolle.”Over de toekomst van de popmuziek van zijn geboor-testad is Leurink somber gestemd. „Als ik over straatloop, denk ik soms: ‘Waar zijn alle flamboyante twin-tigers gebleven?’” Het vertrek van zowel de schoolvoor de Journalistiek (1986) als de KunstacademieCABK (2004) naar Zwolle heeft volgens Leurink eenopen wond in zijn stad achtergelaten.„Kampen is echt ontredderd achtergebleven. Die

wond, daar is zelfs geen pleister op geplakt. Ik be-grijp niet hoe de gemeente dat heeft kunnen laten ge-beuren. De beide scholen brachten enorm veel talentnaar de stad. Denk aan de rammelpop van TheBronstgieters, de funkrock van Chain of Fools enmensen als Adriaan Stam en Gooswijn van Rees.Die smaakmakers zijn uit het straatbeeld verdwenen.Dat is doodzonde.”Sanne, nog steeds met krakerige stem: „Volgens mijgebeurt te in Kampen helemaal niets. Nee, wacht. Eris één jongen, Fokko Mellema (ex-Jeremy’s red.) diegoed bezig is. Samen met Daniël Lohues van Skikdoet hij Want Want. Dat heeft wel potentie.” Ron-nie Popkema (37), de voormalig bandgenoot van Mel-lema noemt het ‘heel aardig’, maar ‘beperkt’ vanwe-ge de Nederlandstalige nummers. Popkema komt uitZwolle, maar heeft zijn hart verpacht aan Kampen.„Als je in Zwolle een gitaar kunt vasthouden en jeschrijft je in bij het Popfront, dan heb je het zoge-naamd gemaakt. In Kampen waar oefenruimte veelschaarser is, maakt iedereen er optimaal gebruik van.Zwolle is meer een cultuur van barhangen.” De voor-malige drummer van The Jeremy’s verruilde daaromin 2003 de ruimte van het Zwolse popfront (naastHedon) voor die van de Vereniging Popbelang bijjongerencentrum ’t Ukien in Kampen.La Faille, die de laatste anderhalf jaar met Cuby nogtwee keer in een uitverkocht Hedon stond, wil deZwollenaren niet lui noemen. „Er zijn legio goedebands uit Zwolle voortgekomen. Denk aan Bertolf,maar ook aan een band als Cool Genius. En watdacht je van de hiphop? Normaal zie je dat alleen insteden waar veel donkere mensen wonen. Dat hethier zo groot is, is toch fantastisch? Opgezwolle wasbovendien niet cheap. Hun teksten gingen ergensover. Een tijdje terug speelden ze in Hedon. Ging ikmet mijn zoon Rogér van 17 naar toe. Helemaal tegek vond ik dat.”De vermenging van beide Hanzesteden, is volgensex-Opgezwolle Ricardo McDougal (31) van alle tij-den. „Als wij een optreden in Hedon hadden, kwa-men al onze fans uit Kampen met het Kamperlijntje.Stonden we in ’t Ukien, dan kwam Zwolle langs. Uit-eindelijk scheelt het maar een kwartiertje.”

Zwolle heeft Herman Brood en Opgezwolle,

Kampen La Lupa en The Jeremy’s. Dwarsverbanden

tussen beide steden liggen ook in Cuby and the

Blizzards en Miss Montreal. Een speurtocht langs

oude en nieuw helden in de popmuziek.

door Alwin Kuiken

47

Herman Brood met papegaai Johannes, op een terrasje aan de Plantage in Kampen. foto Freddy Schinkel

De onzichtbare stad van de popmuziek