58
Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie 31-1-2019

Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie

31-1-2019

Page 2: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

1

Inhoudsopgave 1. Landingspagina Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie .......................... 2

2. Wateroverlast .................................................................................................................................. 7

2.1 Achtergrondinformatie wateroverlast .......................................................................................... 7

2.2 Basisinformatie wateroverlast .................................................................................................... 10

2.3 Maatwerk wateroverlast ............................................................................................................. 13

3. Hitte ............................................................................................................................................... 21

3.1 Achtergrondinformatie hitte ....................................................................................................... 21

3.2 Basisinformatie hitte ................................................................................................................... 23

3.3 Creëer informatie op maat .......................................................................................................... 25

4. Droogte .......................................................................................................................................... 31

4.1 Achtergrondinformatie droogte .................................................................................................. 31

4.2 Basisinformatie Droogte .............................................................................................................. 33

4.3 Creëer informatie op maat .......................................................................................................... 40

5. Gevolgbeperking overstroming ..................................................................................................... 41

5.1 Achtergrondinformatie overstroming ......................................................................................... 42

5.1 Gebruik basisinformatie .............................................................................................................. 44

5.2 Creeër informatie op maat .......................................................................................................... 48

6. Vitaal en Kwetsbaar in de stresstest ............................................................................................. 50

7. Adviezen voor gebruik van uitkomsten ............................................................................................. 52

Page 3: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

2

1. Landingspagina Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie

In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat heel Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig ingericht moet zijn. Als een eerste stap dienen alle overheden uiterlijk in 2019 een stresstest te hebben uitgevoerd voor de vier klimaatthema’s: wateroverlast, hitte, droogte en overstroming. In een stresstest worden de potentiële kwetsbaarheden voor deze klimaatthema’s binnen een gebied geïdentificeerd. De test bestaat in de kern uit het verzamelen en creëren van informatie die beschrijft welke effecten klimaatverandering (de ‘stress’ die op het systeem wordt gezet) in de toekomst kan hebben, en uit het combineren van deze informatie met verzamelde gegevens over de gevoeligheid van objecten en functies voor deze effecten. Er wordt onderzocht waar, wanneer, welke knelpunten hierdoor kunnen ontstaan, onder een scala aan mogelijke klimaatontwikkelingen. De stresstest gaat over zowel het stedelijk als landelijk gebied en heeft specifieke aandacht voor vitale en kwetsbare functies. In het Deltaplan is afgesproken dat de stresstest iedere 6 jaar wordt herhaald om het beeld van de kwetsbaarheid te actualiseren. Er is tevens afgesproken dat overheden de resultaten van de stresstesten openbaar maken, zodat ook burgers en bedrijven inzicht hebben in de kwetsbaarheid van hun gebied. Wat staat er in de bijsluiter? Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) heeft in samenwerking met een groot aantal partijen deze bijsluiter voor de gestandaardiseerde stresstest ontwikkeld. De bijsluiter is een bundeling van instructies voor het uitvoeren van de test, en gebruiksaanwijzingen voor het interpreteren en toepassen van uitkomsten. Hij biedt:

• Achtergrondinformatie over de klimaatthema’s en daarmee samenhangende kwetsbaarheden

• Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen in beeld te brengen (voorheen de stresstest light)

• Instructies voor het creëren van informatie op maat om kwetsbaarheden in detail te bepalen

• Adviezen voor het gebruik van de stresstest uitkomsten. De bijsluiter wijst daarnaast op en helpt bij, te maken keuzes als: wat reken je door (of laat je doorrekenen)? Hoe diepgravend gebeurt dat, en waarom? Welke informatie moet worden gebruikt? Hoe om te gaan met onzekerheden? Wat moet worden gedocumenteerd? En als er resultaten zijn: wat kun je ermee, en wat niet? Per klimaatthema worden specifieke instructies gegeven die passen bij de kenmerken van het thema, de informatiebeschikbaarheid en de gebruikersbehoeften. Delen van de instructies fungeren als, of wijzen op, toe te passen standaarden. Op de themapagina’s worden deze standaarden expliciet naar voren gebracht.

Page 4: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

3

De adviezen voor het gebruik van uitkomsten gaan in op aandachtspunten bij de interpretatie, verrijking en overdracht van resultaten. Het is goed om hier voorafgaand aan de uitvoering van een stresstest kennis van te nemen. De adviezen zijn ook bruikbaar wanneer er al uitkomsten van een stresstest beschikbaar zijn. Een initiatiefnemer is zelf verantwoordelijk voor een zorgvuldige uitvoering van de stresstest, de daaruit volgende resultaten en het gebruik van die resultaten. Wat is het verschil met de Handreiking stresstest light? De bijsluiter vervangt de Handreiking stresstest light. Door het beschikbaar komen van nieuwe basisinformatie was een update hiervan noodzakelijk. De bijsluiter is ook uitgebreider. De verkennende stap van de stresstest light en het in detail onderzoeken van de kwetsbaarheden zijn erin gebundeld. Een voorname aanvulling is dat de bijsluiter nu concrete invulling geeft aan de uitvoeringswijze van de stresstest door standaarden te bieden. Wat houdt de standaardisatie in? De bijsluiter beschrijft niet van A tot Z en tot in detail de volledige werkwijze bij een stresstest. Dat is ook niet gewenst. Er moet voldoende ruimte zijn voor gebiedsgericht maatwerk en inbreng van gebiedskennis en deskundigheid door uitvoerders, opdrachtgevers en overige betrokkenen. De bijsluiter focust op generiek toepasbare onderdelen in de werkwijze, standaarden, die de vergelijkbaarheid en kwaliteit van de stresstest uitkomsten verbeteren. De standaardisatie omvat te hanteren uitgangspunten, te gebruiken invoergegevens, de stappen in de informatie analyse, het uitvoeren van modelberekeningen, de weergave van uitkomsten en de overdracht van resultaten. Er zijn zowel standaarden voor het gebruik van kant en klare basisinformatie als voor het zelf creëren van informatie op maat. De behoefte aan dergelijke standaarden als hulpmiddel bij uitbesteding en uitvoering, en als middel voor kwaliteitsborging, is gebleken uit ervaringen in de afgelopen jaren. De Adviescommissie Water heeft bijvoorbeeld geadviseerd om een gestandaardiseerde stresstest voor wateroverlast in te voeren. Daarnaast is het voor het monitoren van de klimaatbestendigheid op regionaal en landelijk schaalniveau noodzakelijk om over vergelijkbare uitkomsten te beschikken.

Wanneer het toepassen van de stresstest standaarden in een specifieke situatie niet zinnig wordt geacht, mag hiervan worden afgeweken. Het is dan wel noodzakelijk de argumenten daarvoor vast te leggen en deze toelichting te koppelen aan de stresstestresultaten. Wat is de gestandaardiseerde stresstest niet? Om de stresstest en de standaarden op de juiste wijze toe te passen en te interpreteren, zijn de volgende punten van belang:

• Je kunt niet zakken of slagen voor de stresstest

• De stresstest stelt geen normen; het is ook niet de bedoeling om de standaarden in de bijsluiter zonder meer als normen te gebruiken (bijvoorbeeld bij de het ontwerp van een nieuwe woonwijk)

Heb je al een stresstest uitgevoerd, voordat de standaarden bekend werden? Je hoeft dan natuurlijk niet opnieuw te beginnen. Bekijk of je alle klimaatthema’s in je stresstest hebt meegenomen en vul zo nodig de stresstest aan. En: gebruik de standaarden wanneer je opnieuw of aanvullende modelberekeningen gaat doen. Bijvoorbeeld naar aanleiding van een vraag uit de risicodialoog of na een calamiteit door extreem weer.

Page 5: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

4

• Uit de stresstest volgen nog niet de dimensies van maatregelen en kostenramingen.

• De stresstest velt geen oordeel en legt geen maatregelen op; dit wordt in overleg bepaald (risicodialoog)

Wisselwerking tussen stresstest en risicodialoog Uit de stresstest volgt ruimtelijk inzicht in kwetsbaarheden, nog zonder waardeoordeel. Of de kwetsbaarheden daadwerkelijk een probleem vormen wordt duidelijk tijdens de risicodialoog. Dit is een gesprek tussen betrokken partijen over klimaatadaptatie, waarin wordt bepaald of de potentiële kwetsbaarheden die uit de stresstest volgen een probleem zijn en moet worden ingegrepen. De start en het verloop van de risicodialoog ligt niet vast en varieert per gebied en instantie. Meestal zal voor de vier klimaatthema’s eerst een verkennende stresstest worden uitgevoerd met gebruik van basisinformatie (voorheen Stresstest light). De resultaten hiervan zijn voeding voor de dialoog. Daar kan worden besloten dat meer informatie of meer detail nodig is. Er volgt dan een stap waarin informatie op maat wordt gecreëerd. Voor welke klimaatthema’s dit gebeurt, hangt af van de verkende kwetsbaarheden in het gebied. Ook de resultaten hiervan gaan naar de dialoog. Het kan ook voorkomen dat eerst een risicodialoog plaatsvindt, nog voordat er een stresstest is uitgevoerd. Bijvoorbeeld na een calamiteit door extreem weer. De stappen in de stresstest en de wisselwerking tussen stresstest en risicodialoog zijn verbeeld in onderstaande infographic:

Page 6: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

5

Gebruik van basisinformatie De eerste stap is meestal het verkennen van kwetsbaarheden voor alle vier klimaatthema’s met direct beschikbare, laagdrempelige, publieke informatie (voorheen de stresstest light). Hierbij wordt uitgegaan van informatie uit de Klimaateffectatlas (KEA), de bijbehorende kaartverhalen en van overige online beschikbare informatie. In aanvulling hierop kan regionale of lokale informatie worden gebruikt, zoals een regionale klimaateffectatlas. Wanneer een regionale kaart nauwkeuriger is dan de landelijke kaart, kan de regionale kaart worden gebruikt. Omschrijf deze keuze in de resultaten. Het gebruik van basisinformatie geeft je een eerste indicatie van de klimaateffecten en de kwetsbaarheden in een gebied. De uitkomsten zijn geschikt voor het stimuleren van bewustwording en om de startfase van de risicodialoog van informatie te voorzien. Overheden die nog niet – of nauwelijks – bezig zijn met klimaatadaptatie, kunnen met deze basisinformatie snel van start.

Uitleg over de klimaateffectatlas en kaartverhalen De klimaateffectatlas geeft je een eerste indruk van de (toekomstige) dreigingen van wateroverlast, hitte, droogte en overstroming in jouw gebied. Met de zoomfunctie heb je de mogelijkheid om op je eigen gemeente in te zoomen. De klimaateffectatlas biedt twee categorieën kaarten: ‘klimaateffecten’ en ‘gevoelige functies en ruimtelijke kenmerken’. Klimaateffecten worden zichtbaar in de atlas doordat de mogelijkheid wordt geboden de situatie in het huidige klimaat (referentieperiode 1980-2010) te vergelijken met de situatie in het klimaat van 2050. De kaarten van gevoelige functies en ruimtelijke kenmerken kunnen in de atlas of in een eigen GIS met de klimaateffect kaarten worden gecombineerd. Het wordt zo mogelijk te beoordelen welke gebieden of functies kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. De kaartverhalen geven duiding en toelichting bij belangrijke kaarten uit de klimaateffectatlas: wat zie ik op de kaart, waarom is dit aspect van belang en wat kan ik wel en niet met deze gegevens. Hoewel alle kaarten in de klimaateffectatlas en kaartverhalen waardevolle informatie bieden, en het raadplegen van de kaarten wordt geadviseerd, zijn zij niet allemaal onderdeel van de standaard set basisinformatie. De bijsluiter gestandaardiseerde stresstest bevat daarom niet voor elke kaart gebruiksinstructies. Klik hier voor meer uitleg over de atlas en een kort filmpje. De weergave van klimaatgegevens op kaarten kan de indruk wekken van grote geografische nauwkeurigheid. Vanwege de onzekerheden moet je voorzichtig zijn met het verbinden van conclusies aan de landelijke kaarten. Ze zijn niet geschikt voor detailstudies op een lokaal schaalniveau (wijk, straat), maar geven wel aan welke klimaatthema’s in je gebied meer of minder relevant zijn en met welke typen kwetsbaarheden in het gebied rekening moet worden gehouden. Het gebruik van de klimaateffectatlas wordt ondersteund door een helpdesk. Hier kan je terecht met vragen over de kaarten, of (kosteloos) de GIS-data uit de klimaateffectatlas opvragen.

Page 7: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

6

Creëer informatie op maat De basisinformatie is in veel gevallen onvoldoende specifiek of te onnauwkeurig om op een lokaal schaalniveau kwetsbaarheden te bepalen en in de risicodialoog te beslissen over maatregelen. Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer vragen in de risicodialoog niet of alleen met veel onzekerheid kunnen worden beantwoord. Het is dan nuttig om met aanvullende metingen en (model)berekeningen eigen informatie op maat te genereren. Er worden dan kwetsbaarheden in kaart gebracht met een nauwkeurigheid die beter past bij de te maken afwegingen. De basisinformatie kan wel helpen bij het identificeren van de gebieden waarvoor dit detailonderzoek zinnig is. Wellicht is zo’n nader onderzoek namelijk niet nodig voor alle klimaatthema’s; dat verschilt per gebied. Anderzijds, wanneer bijvoorbeeld al een goed beeld bestaat van de wateroverlast situatie in een gemeente, kan in de vermoede probleemgebieden direct aan de slag worden gegaan met de standaarden voor een gedetailleerde wateroverlastmodellering op straatniveau. De stap van het gebruik van (landelijke) basisinformatie wordt dan overgeslagen.

Page 8: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

7

2. Wateroverlast

2.1 Achtergrondinformatie wateroverlast

Wateroverlast is een van de thema’s van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, naast hitte, droogte en overstroming. Uit de KNMI’14 scenario’s blijkt dat de hoeveelheid jaarlijkse neerslag toeneemt, evenals de intensiteit van de buien. Hierdoor is er een grotere kans op wateroverlast. Deze pagina geeft een toelichting op het thema wateroverlast en linkt door naar andere relevante pagina’s binnen en buiten het kennisportaal. Er zijn drie typen wateroverlast:

1. Wateroverlast door kortdurende hevige neerslag (vaker in de zomer)

2. Wateroverlast door langdurige neerslag (meestal in de winter)

3. Grondwateroverlast.

De gevolgen van deze drie typen overlast variëren en zijn onder andere afhankelijk van de plaats waar de neerslag valt: in landelijk gebied of in de bebouwde omgeving, in een hellend of vlak gebied, in een (groot) watersysteem met veel of klein systeem met beperkte berging. Hoe ontstaat wateroverlast? Wateroverlast door kortdurende hevige neerslag Wateroverlast als gevolg van kortdurende hevige neerslag ontstaat vaak in de zomer en vooral in de bebouwde omgeving en andere verharde gebieden, zoals bedrijventerreinen en snelwegen. In verharde gebieden infiltreert niet veel water in de bodem. Het water wordt vaak via de riolering afgevoerd. Wanneer er veel neerslag in een korte tijd valt, kan het zijn dat het riool de hoeveelheid toestromend water niet aankan. De riolering is in de praktijk ontworpen op een afvoercapaciteit van maximaal 20 tot 30 mm/uur Als het harder regent, komt water op straat te staan. Dat is soms hinderlijk, maar acceptabel, mits het niet te vaak gebeurt. Sommige gemeenten hebben een gescheiden regenwater- en afvalwaterriolering. Animatie rioned: https://youtu.be/QddpMBBQZVc Als de straat onvoldoende ruimte heeft om de neerslag ter plekke te bergen, bestaat de kans dat water richting gevoelige objecten of locaties afstroomt. Wanneer water bijvoorbeeld gebouwen instroomt of belangrijke doorgangswegen onbegaanbaar maakt, is sprake van wateroverlast. De animatie hieronder laat zien hoe het water in een gebouw voor overlast kan zorgen. Animatie rioned: https://www.youtube.com/watch?time_continue=156&v=T8SuEhykt9Q De laatste jaren leidde kortdurende hevige neerslag incidenteel ook in het landelijk gebied tot overlast. Over het algemeen heeft landelijk gebied meer bergingsruimte voor water dan het stedelijk gebied. Toch valt er soms in een korte tijd zo veel regen dat het water niet snel genoeg kan infiltreren, worden geborgen of worden afgevoerd. In dat soort situaties staan bijvoorbeeld delen van snelwegen en akkers onder water, en verzakken de taluds van wegen en spoorlijnen doordat de bodem geheel verzadigd is geraakt.

Page 9: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

8

Wateroverlast door langdurige neerslag In het landelijk gebied vormt langdurige neerslag een groter probleem dan lokale hevige neerslag. De grote hoeveelheid neerslag hoeft niet allemaal in één bui te vallen, soms gaat het om de neerslagsom van een aantal dagen. Door langdurige neerslag in grote hoeveelheden kan het watersysteem vol raken, waardoor regenwater in plassen op het land blijft staan of het land onderloopt vanuit over de rand gevulde sloten of beken. Wateroverlast door langdurige neerslag komt met name voor in de wintermaanden. De waterschappen hebben met de provincies beschermingsniveaus afgesproken die afhangen van het landgebruik (een weiland mag vaker overlast ondervinden dan hoogwaardige teelt of bebouwing). Grondwateroverlast door neerslag Grondwater is water in de grond. De hoogte van ondiep grondwater, het grondwaterpeil, kan snel veranderen. Het grondwater staat hoger als het veel geregend heeft en lager als het al een tijd droog is. Er is daarom vaak een hoge grondwaterstand in de winter, en een lage grondwaterstand in de zomer. Het is normaal dat het grondwaterpeil stijgt als het regent. Maar soms regent het over een langere periode erg veel. Het grondwater kan dan te hoog komen te staan. Hoge grondwaterstanden kunnen zogenaamde natschade veroorzaken in de landbouw en natuur. Ook in stedelijk gebied kan door hoge grondwaterstanden overlast ontstaan, bijvoorbeeld bij gebouwen (natte kelders en langs muren optrekkend vocht), infrastructuur, tuinen en groenvoorziening. Wordt het in de toekomst natter? In Nederland is de gemiddelde jaarlijkse neerslag sinds 1906 toegenomen met 18 procent. Dit komt vooral voor rekening van de winter en de herfst. Door klimaatverandering neemt de gemiddelde hoeveelheid neerslag in de herfst, winter en lente verder toe. De kans op langdurige neerslag en de daarmee samenhangende wateroverlast wordt steeds groter. Dit komt voornamelijk doordat bij een opwarmend klimaat de hoeveelheid waterdamp in de lucht toeneemt. Daarnaast waait de wind vaker uit het vochtige westen; dat speelt ook een rol in de toename. Modelberekeningen geven niet eenduidig aan of de gemiddelde hoeveelheid neerslag in de zomer toe- of afneemt. Het is wel duidelijk dat de intensiteit van hevige neerslag in de zomer toeneemt. Tijdens Nederlandse zomers is steeds vaker sprake van hevige regenbuien met een hoge neerslagintensiteit. Dat komt ook door de opwarming van de aarde. In de afgelopen 130 jaar is het wereldwijd gemiddeld 0,9°C warmer geworden. De maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht kan bevatten, neemt, voor iedere graad dat het warmer wordt, toe met 7 procent. Hoe meer waterdamp de atmosfeer bevat, hoe harder het kan regenen. Voor een heel hevige, kortdurende regenbui heeft het KNMI zelfs een toename in neerslagintensiteit waargenomen van 14 procent per graad Celsius. Door de toename van de gemiddelde hoeveelheid neerslag kan ook de kans op grondwateroverlast toenemen. Hoe zijn de gevolgen van wateroverlast te beperken? Om de gevolgen van wateroverlast te beperken, is het van belang om de omgeving in te richten met het oog op veranderingen. Stichting Rioned heeft een overzicht gemaakt van de maatregelen die een gemeente zou kunnen nemen om wateroverlast door hevige neerslag te voorkomen. Daarnaast biedt de ontwerptool van Groenblauwe Netwerken een inspirerend overzicht van maatregelen, inclusief een filter om lokaal geschikte maatregelen te vinden. Aangezien een eigenaar verantwoordelijk is voor de afwatering van eigen terrein, is het ook passend dat zij maatregelen treffen. De websites huisjeboompjebeter.nl en rainproof geven tips om een

Page 10: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

9

gebouw, dak en tuin regenbestendig te maken. Groene maatregelen zijn vaak multifunctioneel, zo voorkomen ze hitte en stimuleren ze biodiversiteit. In dit artikel van de stichting Rioned staat meer informatie over de effectiviteit van verschillende maatregelen: wat werkt, en wat niet? Waterschappen en provincies kunnen, samen met gemeenten en agrariërs, een aantal dingen doen om wateroverlast door langdurige neerslag te voorkomen. Ze kunnen bijvoorbeeld waterberging in het landelijk gebied creëren, door landbouwgronden te laten vernatten, uit productie te nemen of om te vormen in water­bergings­gebieden. De website WaterWindow geeft een overzicht van water- en klimaatoplossingen die kunnen bijdragen aan het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de omgeving. Voor problemen met grondwater bestaan veel bouwkundige oplossingen. Op de website van Rioned staat een aantal relatief eenvoudige oplossingen. De website geeft ook een overzicht van de rollen van verschillende partijen en de daarbij horende verantwoordelijkheden. De website van Bodem+ ontsluit goede voorbeelden en praktijkkennis om grondwater te betrekken in de gemeentelijke structuurvisie. Meer informatie

• KNMI’14 scenario’s

• KNMI special over extreem weer

• Natte Krant – kenniskrant voor een klimaatbestendige stad

• Neerslagstatistieken voor korte duren

• Grondwateroverlast: water in huis en natte tuinen

Page 11: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

10

2.2 Basisinformatie wateroverlast

Om een beeld te krijgen van de kwetsbaarheid voor wateroverlast in een gebied, is het allereerst van belang te bepalen hoe de neerslagkarakteristieken wijzigen. Vervolgens is het raadzaam te onderzoeken waar het regenwater zich kan ophopen, waar de kans op grondwateroverlast groter wordt en welke plaatsen in meer of mindere mate gevoelig zijn voor overlast. Door deze informatiebronnen met elkaar te combineren wordt een eerste beeld verkregen van de kwetsbaarheid. Aanbevolen wordt daarom ten minste gebruik te maken van de informatie in de Kaartverhalen en Klimaateffectatlas over:

• Veranderingen in neerslaghoeveelheid en frequentie

• Waterdiepte bij kortdurende hevige neerslag

• Gevoeligheid van wijken voor wateroverlast

• Ontwikkeling kans grondwateroverlast. Naast bovenstaande kaarten bieden de klimaateffectatlas en kaartverhalen aanvullende informatie waarmee de ruimtelijke variatie in kwetsbaarheid in landbouw- en natuurgebieden gebieden kan worden beoordeeld. Veranderingen in neerslaghoeveelheid en frequentie In de kaartverhalen wordt de mogelijke ontwikkeling van de hoeveelheid neerslag toegelicht onder het tabblad ‘Het wordt natter’. Door rechts een indicator voor de neerslagverandering te kiezen, wordt in de staafdiagrammen getoond hoe die indicator verandert onder twee verschillende klimaatscenario’s. De diagrammen tonen de range van de mogelijke verandering. De kaart rechtsonder kan worden gebruikt om te onderzoeken hoe de neerslagkarakteristieken zich binnen Nederland tot elkaar verhouden. Die karakteristieken verschillen namelijk als gevolg van zee-invloed, hoogteverschillen, ligging ten opzichte van grote steden of bodemtype. Bij het verkennen van de kwetsbaarheid in de bebouwde omgeving, moet vooral worden gewerkt met de informatie over intensieve, kortdurende buien. Het watersysteem in de verharde bebouwde omgeving is hier namelijk het meest gevoelig voor. Hetzelfde geldt voor hellende gebieden (o.a. Limburg) en kleine regionale systemen met beperkte berging in de bodem en waterpartijen. Neerslag wordt hier niet of nauwelijks in de bodem opgenomen en stroomt snel af naar laag gelegen delen. Het landelijk gebied heeft een langere reactietijd bij neerslaggebeurtenissen. Hier zijn de langdurige neerslaggebeurtenissen van meer belang. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de neerslag. Er komen daarom regelmatiger dan voor andere thema’s, nieuwe cijfers beschikbaar. Omdat de beschikbare kaarten niet op hetzelfde moment zijn gemaakt, liggen hier niet precies dezelfde neerslagstatistieken aan ten grondslag. Het is daarom belangrijk om te signaleren en te rapporteren op welke bron de kaarten en diagrammen zijn gebaseerd: Aandachtspunten

• De kaarten van neerslag in het huidige klimaat zijn gebaseerd op waarnemingen in de periode 1981-2010

• De neerslagkaarten in de klimaateffectatlas en diagrammen van neerslag in de kaartverhalen zijn gebaseerd op de KNMI’14 klimaatscenario’s

Page 12: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

11

Waterdiepte bij kortdurende hevige neerslag Straten en pleinen kunnen bij hevige regenbuien onder water komen te staan. Dit wordt een probleem als het water erg hoog, bijvoorbeeld boven de stoep, komt te staan en over drempels gebouwen instroomt. De verwachte waterdiepte is daarom een indicator voor het optreden van overlast: grote waterdiepte, betekent grotere kans op overlast en daarmee een grotere kans op schade. De beschikbare landelijke kaarten geven een eerste indicatie van de waterdiepte die kan optreden bij twee piekbuien: een bui met 70 mm in 2 uur en een bui met 140 mm neerslag in 2 uur. De kansen op deze buien zijn in het huidige klimaat respectievelijk circa 1/100 en 1/1000 per jaar (STOWA, 2018). Met de kaarten kunnen de plaatsen worden geïdentificeerd die speciale aandacht verdienen. Typische voorbeelden zijn beekdalen, smalle lokale wegen, (fiets)tunnels en plekken met een hoge verhardingsgraad, zoals industrieterreinen en parkeerterreinen. De kaarten geven een eerste indicatie van de gevolgen van kortdurende hevig neerslag. Om de gevolgen op een lokaal schaalniveau nauwkeurig te bepalen en het precieze effect van maatregelen te onderzoeken, is een uitgebreidere modellering noodzakelijk. Hiervoor wordt onder ‘Creëer informatie op maat’ een methodiek aangereikt met daarbij behorende standaarden. Aandachtspunten

• De waterdieptekaarten zijn gemaakt met een vereenvoudigd hydrodynamisch model, in het kader van de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR). Op basis van informatie over neerslag, infiltratie- en riool-afvoercapaciteit (in het model gelijk gesteld aan 20 mm/uur), het aanwezige reliëf en de bodemruwheid, berekent dit model hoe de neerslag al dan niet tot oppervlakkige afstroming komt en welke waterdieptes daarbij op kunnen treden (Deltares, 2018).

• De kaarten geven niet aan hoe lang het water na hevige neerslag blijft staan. Dit is echter wel een voorname factor in het optreden van overlast.

Gevoeligheid van wijken voor wateroverlast De inrichting van een Nederlandse wijk is vaak kenmerkend voor een specifieke tijd waarin bepaalde stedenbouwkundige opvattingen en voorschriften golden. Het onderscheid van typen wijken is daardoor van belang bij het onderzoeken van de kwetsbaarheid voor wateroverlast. De kaart Wijktypologie in de Kaartverhalen geeft die indeling weer. Op basis van de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte, is per wijktype aangegeven wat de kenmerkende kwetsbaarheid is voor wateroverlast. Door deze informatie te combineren met de waterdieptekaarten, ontstaat een beter beeld van de meer of minder kwetsbare plaatsen. De kenmerken van de wijktypen kunnen na de stresstest tevens bruikbaar zijn om adaptatiemaatregelen te selecteren. Zo kan het vele publieke groen in naoorlogse tuinsteden kansen bieden voor klimaatadaptatie. De structuur van bloemkoolwijken kan plaats bieden voor wadi’s om hevige regenbuien lokaal te kunnen verwerken. Aandachtspunten

• De wijktypen corresponderen met het voorbeeldenboek waarin mogelijke oplossingen voor klimaatbestendige inrichtingen en kostenkengetallen worden beschreven.

• De kaart houdt geen rekening met de specifieke functies van gebouwen in een gebied. Het is daarom zinnig om lokaal te bekijken waar zich belangrijke gebouwen bevinden, zoals

Page 13: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

12

ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. Daarvoor zijn gedetailleerdere kaartbeelden nodig. Kijk voor een lijst van lokale vitale en kwetsbare functies op deze pagina.

Ontwikkeling kans grondwateroverlast In de KNMI’14 klimaatscenario’s neemt de neerslag in de winter toe, terwijl de verdamping ongeveer gelijk blijft. Een gevolg daarvan is dat de grondwaterstand stijgt, kwel (uittredend grondwater) toeneemt en daarmee de kans op overlast groter wordt. Ook bodemdaling kan bijdragen aan grondwateroverlast. Veel voorkomende typen grondwateroverlast zijn:

• Hoge luchtvochtigheid in huis en schimmelvorming door natte kruipruimtes of optrekkend vocht in muren met potentiele gevolgen voor gezondheid

• Doorslaand vocht in kelders

• Drassige tuinen en langdurig nat openbaar groen. Het tabblad ‘Ontwikkeling kans grondwateroverlast’ in de kaartverhalen toont een kaart waarop is aangegeven in welke gebieden de kans op grondwateroverlast in meer of mindere mate stijgt. De kaart zegt alleen iets over de verandering tot 2050 en niets over het optreden van overlast in de huidige situatie. Het is daarom zinnig om de kaart te combineren met lokale kennis over plekken waar nu al grondwateroverlast voorkomt. Liggen die plekken in gebieden met een grote of zeer grote kans op toename, dan is de kwetsbaarheid daar groot Aandachtsgebieden, gebieden waarbinnen knelpunten kunnen worden verwacht, zijn in hoog Nederland de randen van de hoge zandgronden, beekdalen en plaatsen waar het grondwater door de aanwezigheid van ondoorlatende lagen moeilijk infiltreert. In laag Nederland gaat het om de randen van de duinen, randen van droogmakerijen en de gebieden waarin bodemdaling optreedt. Aandachtspunten

• De kaarten zijn gebaseerd op uitkomsten van het Nationaal Water Model en hebben een grove resolutie.

• Voor het bepalen van de verandering in de kans op grondwateroverlast is het Deltascenario ‘Warm’ gebruikt. Dit scenario combineert het KNMI’14 scenario WH met een lage economische groei, wat leidt tot de grootste toename van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (nat winterhalfjaar, hoge neerslagintensiteit in de zomer, gematigde grondwateronttrekking). Ook bodemdaling is in dit scenario verwerkt.

• Of overlast optreedt op een bepaalde locatie is vaak afhankelijk van zeer lokale condities en de gevoeligheid van bebouwing. Een 80 jaar oud souterrain is bijvoorbeeld gevoeliger dan een moderne, betonnen kelder. Ook het onderhoudsniveau van het riool, ondergrondse obstakels of de aan of afwezigheid van bomen kunnen invloed hebben.

De kaart heeft een signaalfunctie. Op lokaal schaalniveau kan nader onderzoek worden gedaan naar:

• De huidige dynamiek van de grondwaterstand (hoe hoog komt het grondwater nu al ten opzicht van het maaiveld?)

• De aanwezigheid en het functioneren van drainagevoorzieningen die de toename van overlast zullen beperken

• De nog te verwachten hoeveelheid bodemdaling en het regionale beleid om bodemdaling via peilbeheer te beheersen

• De gevoeligheid van panden en kruipruimtes voor grondwateroverlast

• De omstandigheden op locaties waar nu al overlast voorkomt. Deze vormen een voorname aanwijzing bij het zoeken van de locaties waar de overlast erger wordt of in de toekomst zal gaan optreden.

Page 14: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

13

2.3 Maatwerk wateroverlast

Creëer informatie op maat Om op een lokaal schaalniveau (perceel, straat, pand) de kwetsbaarheid voor wateroverlast te bepalen, is het noodzakelijk om over nauwkeurige informatie te beschikken. Hier is de aanpak te vinden waarmee die informatie op maat kan worden gegenereerd. De aanpak is gebaseerd op de werkwijze waarmee de riolering en het watersysteem normaliter wordt onderzocht, aangevuld met actuele inzichten en gegevens over modelsimulatie en neerslagkarakteristieken. De volledige beschrijving en onderbouwing van de aanpak is opgenomen in een achtergronddocument: Standaarden voor de stresstest wateroverlast. Onderzoekers, modelleurs en waterbeheerders wordt aangeraden om dit document door te nemen. Het document bevat namelijk aanvullende aandachtspunten en aanbevelingen. De voornaamste punten uit de aanpak, en de daarin toe te passen standaarden, zijn op deze website samengevat. Algemene uitgangspunten en gebruiksvoorschriften Om tot praktische, gedragen standaarden te komen, zijn deze ontwikkeld door werkgroepen met daarin een brede vertegenwoordiging van overheden, ingenieursbureaus, koepelorganisaties en kennisinstituten. Tevens zijn gebruikers geconsulteerd om na te gaan op welke punten behoefte is aan standaarden en op welke punten niet. Gedurende het werkproces zijn algemene uitgangspunten en gebruiksvoorschriften naar voren gekomen die in het oog moeten worden gehouden bij het toepassen:

• De standaarden hebben betrekking op: 1. Basisgegevens, zoals neerslaggebeurtenissen 2. Uitgangspunten en randvoorwaarden voor simulatie (modellering) 3. Uitvoer, de wijze waarop kwetsbaarheid wordt weergegeven. Er wordt geen standaard instrument (model) voor de simulatie van waterdiepten voorgeschreven.

• De aanpak is opgesteld als een waardevrije analyse van de kwetsbaarheid. De waterdiepte die in de stresstest wordt gesimuleerd bij verschillende neerslaggebeurtenissen is daarvoor de belangrijkste indicator. Er zijn geen standaarden waarmee kan worden bepaald wat de ernst is van de wateroverlast en of de gevolgen van wateroverlast acceptabel zijn of niet. Deze beoordeling vindt plaats in de risicodialoog.

• De standaard neerslaggebeurtenissen voor simulatie zijn nadrukkelijk bedoeld om de kwetsbaarheid in beeld te brengen en niet als (ontwerp)normen om de riolering, het watersystemen, de inrichting van het maaiveld of constructies op te dimensioneren.

• De stresstest richt zich op stedelijk én landelijk gebied, en op de interactie tussen de watersystemen van deze gebieden.

• Bij een simulatie van de waterdieptes in het stedelijk gebied worden in de opzet van het model ten minste de ‘deelsystemen’ maaiveld en riool meegenomen. Bij een simulatie van het landelijk gebied ten minste het maaiveld en oppervlaktewater.

• De standaarden sluiten aan bij bestaande voorschriften en adviezen, zoals de Kennisbank van Stichting RIONED, de werkwijze bij de watersysteemtoetsing van de waterschappen (NBW-

Page 15: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

14

methodiek) en gaan uit van (en laten expliciet ruimte voor) het vakmanschap van de modelleur, beheerder en opdrachtgever.

Basisgegevens Onderstaande tabel beschrijft basisgegevens die veelal gebruikt worden in de simulatie van de

waterdiepte. De gegevens zijn onderverdeeld naar de drie deelsystemen maaiveld, riolering en

oppervlaktewater. De kwaliteit van gegevens bepaalt in hoge mate de nauwkeurigheid van de

simulatie.

Basisgegevens

Deelsystemen

Maaiveld Riolering Oppervlaktewater

Belasting Standaard neerslaggebeurtenissen

Werkelijk opgetreden neerslaggebeurtenissen

Geometrie

voorzieningen en

deelsystemen

Maaiveldhoogten (AHN)

Ligging gebouwen (BAG)

Geometrie:

• Leidingen

• Putten

• Gemalen

• Bergingsvoorzieningen

• Infiltratievoorzieningen

• Afvoerend oppervlak

Geometrie:

• Watergangen

• Gemalen

• Stuwen

• Duikers

• Afvoerend

oppervlak

Initiële condities • Droogweerafvoer

• Voorvulling

• (Grond)waterpeilen

• Afvoer / Debiet

Modelparameters • Afstromingsweerstand

• Infiltratiecapaciteit

• Stromingsweerstand

• Berging

• Pompcapaciteit

• Stromingsweerstand

• Berging

• Gemaalcapaciteit/

Schakelpeilen

Interactie

riolering -

oppervlaktewater

Geometrie:

• Riool overstorten

• Regenwater uitlaten

• Peilen (buitenwater)

Interactie

grondwater

• Infiltratiecapaciteit

bodem, voorzieningen

en leidingen

• Drainage weerstand

voorzieningen en

leidingen

• Infiltratie weerstand

watergang

• Drainage weerstand

watergang

• Infiltratiecapaciteit

bodem

Modelcontrole • Hoogtemetingen • Waterstanden

• Debieten

• Waterbalansen

• Frequentie

overstortingen/uitlaten

• Overgestorte

hoeveelheden en –

debieten

• Waterpeilen

• Debieten

• Waterbalansen

De tabel beoogt niet volledig te zijn en is ook geen lijst van basisgegevens die altijd vereist zijn. Maar

voor sommige basisgegevens gelden wel minimum eisen (standaarden). Deze worden hieronder

beschreven.

Page 16: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

15

Neerslaggebeurtenissen De neerslaggebeurtenis is de ‘stress’ die op het systeem wordt gezet. De in ieder geval standaard toe te passen neerslaggebeurtenissen zijn theoretische buien met de volgende kenmerken:

• Herhalingstijden van 100, 250 en 1000 jaar om verschillende maten van stress in beeld te brengen.

• Buien met korte (1 en 2 uur) en lange (48 uur) duur om het effect op zowel snel (bebouwd, hellend gebied en watersystemen met weinig berging) en langzaam (regionaal watersysteem) reagerende watersystemen te kunnen toetsen. In buitengebied worden ook verschillende initiële grondwatercondities onderscheiden.

• Neerslag wordt gekenmerkt door ruimtelijke spreiding in intensiteit. Vanuit het streven naar eenduidigheid is bij de standaardisatie gekozen voor een vereenvoudigde aanpak: een neerslaggebeurtenis valt over het gehele onderzoeksgebied met de beschreven intensiteit.

• Neerslaghoeveelheden die representatief zijn voor 2050, in verband met de levensduur en afschrijvingstermijnen van maatregelen.

• Om de toename van de frequentie mee te nemen in de interpretatie, zijn de herhalingstijden van de gebeurtenissen aangegeven onder het huidige klimaat en het toekomstige klimaat in 2030, 2050 en 2085 (worst case uit KNMI’14 scenario’s).

De kans op wateroverlast in het landelijk gebied wordt naast de neerslagintensiteit ook bepaald door de mate waarin het systeem al is gevuld bij aanvang van de gebeurtenis. Voor de lange standaard neerslaggebeurtenissen (48 uur) met een herhalingstijd van 250 en 1000 jaar zijn de initiële condities een gemiddelde grondwaterstand (GG), gemiddeld oppervlaktewaterpeil en gemiddelde afvoer. Deze gebeurtenissen komen vooral in de zomerperiode voor. Neerslaggebeurtenissen met een lange duur en herhalingstijd van 100 jaar zijn minder extreem en de kans is groter dat deze ook in het najaar of het voorjaar voorkomen, wanneer het watersysteem vaak al meer is gevuld. Daarom wordt voor deze gebeurtenissen onderscheid gemaakt tussen een gemiddeld gevuld of vol (grond)watersysteem (GHG, gemiddeld hoogste grondwaterstand). Voor het stedelijk gebied gelden geen standaard initiële condities omdat de invloed hiervan bij korte (extreme) neerslaggebeurtenissen relatief gering is. In totaal zijn er 7 standaard neerslaggebeurtenissen. Onderstaande tabellen geven voor elke gebeurtenis de bij simulatie toe te passen instellingen voor het rekenmodel weer.

In de tabellen staan tussen haakjes neerslaghoeveelheden en herhalingstijden die zijn gebaseerd op recente, verkennende berekeningen van het KNMI, naar aanleiding van nieuwe inzichten in de verandering van neerslagkarakteristieken. In het voorjaar 2019 komen hierover definitieve onderzoeksresultaten van het KNMI en HKV Lijn in Water beschikbaar. De tabellen worden dan aangepast. De verwachting is echter dat de resultaten van het onderzoek van KNMI en HKV in dezelfde ordegrootte liggen als de verkennende KNMI berekeningen.

Page 17: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

16

Neerslagduren en -hoeveelheden van de standaard neerslaggebeurtenissen

Herhalingstijden van de standaard neerslaggebeurtenissen

Het is zinvol om in aanvulling op de standaard neerslaggebeurtenissen ook buien te gebruiken die werkelijk hebben plaatsgevonden. In het gebied zelf (voor validatie van modeluitkomsten), elders in Nederland of in het buitenland. Deze zijn herkenbaar en daarmee van waarde bij interpretatie en communicatie van stresstest uitkomsten. Voorbeelden zijn:

• Herwijnen (28 juni 2011), 93 mm in 70 minuten

• Hupsel (26 en 27 augustus 2010), 163 mm in 26 uur, in een gebied van 2100 km2 overschreed de 24-uursom 100 mm.

Maaiveldhoogten Een nauwkeurige en gedetailleerde hoogtekaart is een belangrijke basis voor simulatie van stroming over maaiveld en waterdiepten. Gebruik ten minste de meest recente versie van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2 of 3 indien beschikbaar), tenzij lokaal nauwkeurigere gegevens voorhanden zijn. Verbeter het hoogtemodel in ieder geval door:

• Invullen van de ‘nodata’ plekken door interpolatie (Inverse Distance Weighting methode)

• Correctie voor gebouwen (incl. kassen)

• Correctie voor wateroppervlakken

• Detaillering voor toegangen van ondergrondse infrastructuur (inritten, parkeergarages, metrostations, etc.)

• Actualisatie op basis van fysieke veranderingen die in het gebied hebben plaatsgevonden sinds het AHN is ingemeten (bijv. nieuwbouw, wegtaluds).

Kleine details in de hoogteligging van het maaiveld, zoals de hoogte van verkeersdrempels en de hoogte van stoepranden, kunnen het verschil maken tussen wel of geen overlast. Deze details kunnen niet of te beperkt uit het AHN worden gehaald. In ieder geval op al bekende, markante knelpunten kan het lonen deze details toe te voegen.

toepassingsgebied neerslag

duur [uur]

herhalingstijd

[1/n jaar]

neerslag

hoeveelheid

[mm] huidig

klimaat

neerslag

hoeveelheid

[mm] klimaat

2050

initiele condities

(grond)watersysteem

100 60 70

250 75 90

2 1000 130 160

100 100 (115) 120 (135) GG, gemiddeld belast systeem

100 100 (115) 120 (135) GHG, vol systeem

250 115 (140) 130 (165) GG, gemiddeld belast systeem

1000 135 (190) 160 (220) GG, gemiddeld belast systeem

stedelijk gebied, hellend

gebied, kleine polders

landelijk gebied, regionaal

watersysteeem

n.v.t.1

48

huidig klimaat 2030 2050 2085

70 200 150 100 60

90 500 400 250 150

2 160 2000 1500 1000 600

120 (135) 250 (200) 200 (150) 100 50 (60) GG, gemiddeld belast systeem

120 (135) 250 (200) 200 (150) 100 50 (60) GHG, vol systeem

130 (165) 750 (500) 500 (400) 250 100 (150) GG, gemiddeld belast systeem

160 (220) 3500 (2000) 2000 (1500) 1000 350 (600) GG, gemiddeld belast systeem

stedelijk gebied, hellend

gebied, kleine polders

landelijk gebied, regionaal

watersysteeem

1

48

n.v.t.

herhalingstijd [jaar] initiele condities

(grond)watersysteem

neerslag

hoeveelheid

[mm] klimaat

2050

neerslag

duur [uur]

toepassingsgebied

Page 18: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

17

Gebouwen en landgebruik De ligging van gebouwen vormt een aanvulling op de geometrie van de maaiveldhoogten en het landgebruik geeft een indicatie van de afstromingsweerstand en infiltratiecapaciteit. Daarnaast is informatie over gebouwen en landgebruik nodig voor het identificeren van potentiele knelpunten. Gebruik voor de ligging van gebouwen standaard de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), tenzij nauwkeurigere gegevens beschikbaar zijn. Gebruik voor het landgebruik de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en Basisregistratie Percelen (BRP). De kaarten moeten verfijnd worden met bijzondere kunstwerken wanneer die zorgen voor waterscheidingen of juist –verbindingen (viaducten, tunnels, overkappingen tussen gebouwen e.d.). Watergangen en kunstwerken Vul de BGT kaart in het buitengebied aan met gegevens over de geometrie van het watersysteem zoals beschikbaar in de beheerregisters van de waterschappen. In de bebouwde kom is detaillering van de geometrie van belang als de watergangen een afvoerende en/of bergende functie hebben bij extreme neerslaggebeurtenissen. In de kwalitatieve systeemanalyse (stap 2 onder Simulatie) wordt bepaald of dit het geval is, en welke mate van detail in geometrie is vereist. De ligging van kunstwerken in kleinere (B- en C) watergangen (o.a. stuwen en duikers) is niet opgenomen in de BGT. Informatie over deze kunstwerken is beschikbaar bij waterschappen en/of gemeenten. Riolering Gebruik in de bebouwde omgeving altijd gegevens over het rioolstelsel. In het buitengebied worden deze gegevens gebruikt als uit de kwalitatieve systeemanalyse (stap 2 onder Simulatie) blijkt dat het rioolstelsel, en de interactie daarvan met het oppervlaktewater, een rol spelen bij het verwerken van extreme neerslaggebeurtenissen. In de module hydraulisch functioneren van de Kennisbank Stedelijk Waterbeheer (voorheen Leidraad Riolering, C2100) wordt in detail beschreven welke gegevens in welke situatie noodzakelijk zijn voor de simulatie van het hydraulisch functioneren van de riolering. Simulatie van waterdiepten De standaard omvat een serie minimaal te doorlopen stappen bij de simulatie van waterdiepten. Per stap wordt door de modelleur gemotiveerd en vastgelegd welke aannames en keuzes zijn gemaakt. Voor een juiste toepassing van de resultaten van de stresstest is het namelijk belangrijk hier inzicht in te krijgen en te behouden. De te doorlopen stappen zijn achtereenvolgens:

1. Formuleren doelstelling Het maatwerk voor wateroverlast kan verschillende doelen dienen. Bijvoorbeeld om bij een stresstest de kwetsbaarheden in een groot grondgebied in beeld te krijgen, of om voor een risicodialoog of uitvoeringsprogramma alvast informatie te verkrijgen voor het afwegen van maatregelen op straatniveau. De doelstelling bepaalt de mate van detail en nauwkeurigheid van de simulatie, en daarmee de invulling van de vervolgstappen. Bij de start van de simulatie van waterdiepten moet de doelstelling daarom worden vastgesteld.

Page 19: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

18

2. Kwalitatieve (globale) systeemanalyse In deze stap worden de afbakening en het karakter van het te simuleren systeem bepaald. Betrek hierbij gebieds- en systeemkenners. De volgende punten worden ten minste beschouwd:

• Geografische omvang van het te modelleren gebied

• Functioneren (grond)watersysteem (o.a. afwatering, kwel/infiltratie)

• Hydraulisch functioneren riolering en interactie met oppervlaktewater

• Effecten opstuwing wind

• Modelresolutie voor tijd en ruimte

• Kwaliteit van de basisgegevens

• Aannames voor ontbrekende gegevens. De beschikbare informatie en doelstelling bepalen de modelresolutie. Vaak geldt voor de bebouwde omgeving een resolutie van ten minste 1x1 meter. Er kunnen ook zones worden onderscheiden, waarbij voor aandachtsgebieden hogere eisen aan de resolutie worden gesteld. De uitkomsten van stappen 1 en 2 worden vastgelegd in een notitie. Te beschrijven punten zijn doelstelling, gemaakte keuzes over het te simuleren systeem, de kwaliteit van basisgegevens, aannames en de (verwachte) onnauwkeurigheid van de simulatie.

3. Modelschematisatie In deze stap wordt het rekenmodel opgezet. Het schematiseren dient wederom in nauw overleg met specialisten van gemeente en waterschap plaats te vinden.

Bij de simulatie van de bebouwde omgeving is de standaard (minimumeis) om de deelsystemen afstroming over het maaiveld en riolering op te nemen. Voor het buitengebied geldt als minimumeis om de deelsystemen afstroming over het maaiveld en oppervlaktewater (regionaal watersysteem) te simuleren. Als in de systeemanalyse is vastgesteld dat in de bebouwde omgeving het oppervlaktewatersysteem een afvoerende en/of bergende functie heeft bij extreme neerslag, is het zinnig ook dit deelsysteem op te nemen in de modelschematisatie. De in te stellen initiële condities in het watersysteem zijn gekoppeld aan de standaard neerslaggebeurtenissen (zie neerslaggebeurtenissen).

4. Modelcontrole (testen, kalibreren en valideren) Een model dient zodanig te zijn gekalibreerd dat het goed functioneert in het hele gebied. De beoordeling hiervan is aan de modelleur en de beheerder. Standaard wordt een validatie uitgevoerd met gegevens van een historische extreme neerslaggebeurtenis in het gebied (afvoer, peilen en eventueel inundatie informatie). Hierbij worden ook de overlast meldingen tijdens die gebeurtenis gebruikt. Geadviseerd wordt om een gevoeligheidsanalyse uit te voeren. Dit geeft een beeld van de betrouwbaarheid van de gesimuleerde waterdiepten.

Rekenen met een volledige combinatie en interactie van het stedelijke en regionaal watersysteem is (nog) niet overal nodig en mogelijk. Stichting RIONED werkt aan het actualiseren en verdiepen

van de module hydraulisch functioneren van de Kennisbank Stedelijk Waterbeheer (voorheen Leidraad Riolering, C2100). Daarin wordt een benadering uitgewerkt voor het simuleren van de

interactie tussen het regionaal watersysteem en het rioolsysteem.

Page 20: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

19

5. Simulatie waterdiepten Op basis van de kalibratie en validatie worden de uitgangspunten en randvoorwaarden van de simulatie vastgesteld en vastgelegd. Vervolgens wordt de simulatie van waterdiepten bij de standaard neerslaggebeurtenissen uitgevoerd. De inzichten uit de gevoeligheidsanalyse worden gebruikt om de onzekerheidsmarge van de resultaten te duiden.

6. Verantwoording Voor modelleurs, beheerders en opdrachtgevers die de resultaten van een stresstest willen beoordelen is het belangrijk om te weten waar de beperkingen zitten, welke essentiële zaken extra zijn gecontroleerd en welke aannames er zijn gedaan. In deze stap wordt hierover op transparante wijze gerapporteerd. Gebruik hierbij de “Checklist verantwoording simulatie stresstest wateroverlast” (Bijlage 3 in Standaarden voor de stresstest wateroverlast). De verantwoording bevat ook een advies voor het verder verbeteren van het model. Weergave van waterdiepten en kwetsbaarheden De mate van kwetsbaarheid voor wateroverlast volgt uit de combinatie van de blootstelling aan een bepaalde waterdiepte (de uitkomst van de simulatie) en de potentiële impact hiervan in de ruimte en op landgebruik, functies en objecten. Waterdiepten in de ruimte (systeembenadering) Om een beeld te geven van de ruimtelijke impact worden standaard kaarten gemaakt met daarop:

• Ruimtelijk gedifferentieerde waterdiepten (legendaklassen met breedte van 5 cm)

• Duur van optredende waterdiepten. In gebieden met aanzienlijke hoogteverschillen, zoals het stroomgebied van beken, kunnen kaarten van de waterstroomsnelheid en erosie van toegevoegde waarde zijn. Bij de kaarten dient een indicatie te worden gegeven van de nauwkeurigheid, in de vorm van een bandbreedte. Waterdiepten in relatie tot landgebruik, functies en objecten Kwetsbaarheden worden weergegeven door kaarten te maken die aanduiden waar, welke typen landgebruik, functies en objecten worden geraakt door een bepaalde waterdiepte. Deze weergave is signalerend en bevat geen oordeel. Het evalueren en vaststellen of een object of functie faalt, wat de gevolgen zijn en van welke schades dan sprake is, vormt onderdeel van de risicodialoog. De standaard omvat het maken van kaarten met daarop:

• De geraakte gebouwen (gebouwen waar water tegen de gevel staat), bijvoorbeeld door een kleurcode te gebruiken

• De plaatsen waar water tegen de ingang van ondergrondse bouwconstructies staat (o.a. parkeergarages, metrostations)

• Wegen, spoorwegen, tramlijnen, tunnels e.d. die in een bepaalde mate onder water staan

• De specifieke (agrarische) gebruiksfuncties en de arealen die onder water staan

• De door een bepaalde waterdiepte geraakte nationale vitale en kwetsbare functies en lokale functies die door de decentrale overheden (in overleg met gebiedspartners) van belang worden geacht.

Het beeld van de kwetsbaarheid omvat dus een gecombineerde weergave van de waterdiepte en de markering van het landgebruik, de functies en objecten die door die waterdiepte worden geraakt.

Page 21: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

20

Suggesties voor bepalen gevolgen Om een inschatting te maken van de gevolgen van een bepaalde waterdiepte voor een gebouw, is het van belang om gebouweigenschappen te kennen. Het gaat om eigenschappen als:

• Gebruiksfunctie

• Aanwezigheid souterrains en kelders onder woningen, winkels, bedrijven, musea, etc.

• Drempelhoogte, hoogte begane grond

• Aanwezigheid van inritten naar ondergrondse parkeerkelders en fietsenstallingen

• Aanwezigheid van vitale voorzieningen in kelders of op de begane grond, inclusief de hoogte van kritische elementen zoals schakelkasten.

Deze gegevens zijn meestal niet beschikbaar en geen onderdeel van landsdekkende publieke informatiebronnen, zoals de BAG. Opties om toch gegevens te krijgen:

• Voor de gebouwen waar water tegen de gevel staat, gericht (met de eigenaren) de specifieke gebouweigenschappen inventariseren

• Gebouwen indelen in typen en hieraan vaste eigenschappen toekennen op basis van bouwjaar, bouwstijl en gebruiksfunctie. Deze benadering is niet nauwkeurig. Aanbevolen wordt om de indeling en gebouweigenschappen zo te kiezen dat dit een conservatieve uitkomst geeft (worst case).

Voor wegen kan op vergelijkbare wijze onderscheid worden gemaakt naar type en functie. Het gevolg van verkeersstremming op doorgaande wegen zal bijvoorbeeld groter zijn dan in een woonwijk. Om de gevolgen van een bepaalde blootstelling in beeld te brengen is in een traject van de City Deal Klimaatadaptatie een methodiek van risicodiagrammen voor wateroverlast en overstromingen uitgewerkt. De toepassing daarvan wordt beschreven in ‘creëer informatie op maat’ van het thema Overstroming.

Page 22: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

21

3. Hitte

3.1 Achtergrondinformatie hitte

Hitte is een van de thema’s van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, naast droogte, wateroverlast en overstroming. Uit de KNMI’14 scenario’s blijkt dat niet alleen de gemiddelde temperatuur stijgt, maar dat ook de hitte-extremen toenemen. Deze pagina geeft een beknopte toelichting op het thema hitte en linkt door naar andere relevante pagina’s binnen en buiten het kennisportaal. Waardoor neemt hitte toe? Opwarming van de aarde De broeikasgassen in de atmosfeer houden de warmtestraling van de zon vast en zorgen voor een ‘natuurlijk’ broeikaseffect. Zonder dit effect zou de gemiddelde temperatuur op aarde 33 graden lager liggen. Door diverse activiteiten van de mens, zoals de verbranding van fossiele brandstoffen en ontbossing, komen er meer broeikasgassen (waaronder CO2, CH4, O3, H2O) in de atmosfeer terecht. Dit versterkt het broeikaseffect en zorgt voor de opwarming van de aarde. Tussen 1880 en nu is de gemiddelde wereldtemperatuur met 0,9 graad gestegen. In Nederland steeg de temperatuur meer: het is sinds 1901 zo’n 1,8 graad warmer geworden. Door klimaatverandering wordt het in 2050 in Nederland 1 tot 2,3 graden warmer ten opzichte van het huidige klimaat. In 2085 kan de temperatuur zelfs toenemen tot 3,7 graden Celsius.

Video Natuurlijk broeikaseffect Video Versterkt broeikaseffect

Hitte-eilandeffect In de steden wordt het doorgaans warmer dan in het omliggende buitengebied doordat steden meer warmte vasthouden. Dit wordt het stedelijk hitte-eilandeffect genoemd. Door veranderingen in onze verstedelijking (meer bebouwd oppervlak, dichtere bebouwing en toenemende ‘verstening’ in de bebouwde kom) neemt het hitte-eiland effect toe. Het ‘hitte-eilandeffect’ wordt veroorzaakt door:

• absorptie van zonnestraling door (stenige) materialen

• gebrek aan verdamping door weinig groen en water: een goot deel van de inkomende straling wordt omgezet in voelbare warmte

• uitstoot van warmte bij menselijke activiteiten door bijvoorbeeld industrie en huishoudens ‘s Nachts is het verschil in luchttemperatuur tussen stad en platteland het grootst. Dit komt doordat de stad na zonsondergang langzamer afkoelt dan het buitengebied. Het temperatuurverschil kan oplopen tot meer dan 7 graden. De mate waarin het hitte-eilandeffect optreedt, varieert: hoe warm het ergens wordt, hangt af van de lokale ruimtelijke kenmerken. De meest bepalende factoren hierin zijn:

• aandeel bebouwd oppervlak

• aandeel verhard oppervlak

• aandeel groen oppervlak

Andere factoren die meespelen in het hitte-eilandeffect zijn de verhouding tussen gebouwhoogte en straatbreedte (in verband met de absorptie van zonnestraling), de mate van thermische uitstraling van gebouwen en andere oppervlakken naar de atmosfeer, en de mate van ventilatie in de straat. De inrichting van een straat of wijk heeft dus invloed op de lokale temperatuur: de ene wijk levert een sterker hitte-eiland-effect op dan de andere. De hittebelasting van het menselijk lichaam is eveneens

Page 23: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

22

sterk afhankelijk van de lokale inrichting. Wind heeft bijvoorbeeld een positief effect op de gevoelstemperatuur tijdens zomerse dagen. Lees meer over de hitte-eiland-effect van verschillende wijktypen in het voorbeeldenboek van de HvA. Wat zijn de gevolgen van toenemende hitte? De toenemende hitte-extremen hebben verschillende effecten. Zo leidt toenemende hitte tot gezondheidsproblemen en extra sterfte onder kwetsbare groepen, zoals ouderen en chronisch zieken. Ook kan hitte leiden tot verminderde arbeidsproductiviteit en slaapstoornissen. Een ander effect van hitte is dat materialen uitzetten. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld bruggen niet meer openen of sluiten. De bollenschema’s van de NAS geven een schematisch overzicht van de effecten van hitte in negen sectoren, zoals gezondheid, veiligheid, natuur, landbouw en infrastructuur. Ook is er een mindmap die de effecten weergeeft van hitte in de stad. Hoe is toenemende hitte te beperken? Er zijn diverse maatregelen om de toenemende hitte te beperken, zoals het aanpassen van gebouwen, infrastructuur en het vergroenen van tuinen en openbare ruimte. Omdat de kwetsbaarheid voor hitte lokaal is, zal de keuze voor maatregelen ook lokaal zijn. Een integrale aanpak, waarin andere klimaatthema's worden meegenomen (bijvoorbeeld droogte of wateroverlast) heeft hierin de voorkeur. Algemeen geldt dat steden beter bestand zijn tegen hitte als er sprake is van meer verdamping. Dit kan bereikt worden door het toevoegen van groene en blauwe elementen (zoals parken, groene tuinen en waterpartijen). Om de verdamping op peil te houden is een goede vochtvoorziening van het stedelijk groen belangrijk. Het effect van water op de temperatuur in de stad is niet eenduidig en hangt af van veel factoren, zoals diepte, circulatie, oppervlakte en ligging ten opzichte van gebouwen. Lees hierover meer in het interview met Lisette Klok. In het onderzoeksproject REALCOOL staan ontwerprichtlijnen voor waterpartijen in de stad. De volgende animaties geven voorbeelden van het hittebestendig maken van een straat of tuin. De maatregelendatabase huisjeboompjebeter geeft handvatten aan inwoners voor het klimaatbestendig inrichten van hun tuin. De maatregelendatabase Groenblauwe Netwerken geeft suggesties voor ontwerpers en beleidsmakers.

Meer informatie

• KNMI special effecten gezondheid

• Publicatie Heet nieuws: https://waterenklimaat.nl/onderzoekslijnen/klimaatbestendige-stad/kenniskrant-voor-een-klimaatbestendige-stad/heet-nieuws/

• Nationaal Hitte Plan

• Congres hittestress

Page 24: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

23

3.2 Basisinformatie hitte

Klimaatverandering leidt in Nederland tot meer zomerse en tropische dagen. Dat bleek overduidelijk in de zomer van 2018. Het was, volgens het KNMI, de warmste zomer in minimaal drie eeuwen met maar liefst twee hittegolven. Vóór 1975 was een hittegolf een zeldzaam verschijnsel. Meer dan de helft van het aantal hittegolven vond plaats in de afgelopen 28 jaar. Gebruik basisinformatie De eerste stap in de stresstest is het verkennen van kwetsbaarheden met direct beschikbare, laagdrempelige, publieke informatie. Voor hitte wordt aanbevolen om:

1. de kaart met het aantal warme nachten in de klimaateffectatlas te bekijken. 2. ieder gevolg uit de mindmap te overwegen: Speelt dat gevolg hier? Is de blootstelling

relevant? Zo ja: o Waar speelt het? o Welke factoren beïnvloeden de gevoeligheid voor gevolgen? o Wat zijn de niet-klimatologische factoren die de omvang van de gevolgen kunnen

beïnvloeden (bijv. vergrijzing in een bepaalde wijk) o Zijn er al maatregelen genomen, of nog niet?

1. Kaart: hittestress door warme nachten Een eerste beeld ontstaat door de kaart te bekijken met het aantal nachten waarin de luchttemperatuur boven de 20 graden blijft. Deze kaart uit de klimaateffectatlas (KEA) geeft inzicht in het aantal warme nachten, nu en in de toekomst (2050, voor KNMI-14 scenario WH). Het aantal warme nachten (T>20°C) is een indicator voor gezondheidsproblemen door hitte. Als het buiten niet afkoelt tot onder de 20°C is het moeilijker om het binnen aangenaam koel te houden en goed te slapen. Dit leidt tot gezondheidsproblemen en een afname van de arbeidsproductiviteit. In het kaartverhaal hitte vind je extra duiding en toelichting bij de hittekaarten uit de klimaateffectatlas. Het kaartverhaal beantwoordt vragen als: wat zie ik op de kaart? Waarom is dit aspect van belang? Wat kan ik wel en niet met deze gegevens voor mijn gebied?

2. Mindmap Extreme hitte heeft een groot aantal gevolgen, bijvoorbeeld voor de gezondheid van mensen, voor de buitenruimte en de leefbaarheid in de stad. Hitte buiten beïnvloedt het comfort in gebouwen. Veel kantoren worden gekoeld, maar veel andere gebouwen waar mensen verblijven worden dat niet. Arbeidsproductiviteit, nachtrust en gezondheid hangen dus samen met de temperatuur van de omgeving. Ook heeft hitte gevolgen voor andere aspecten van de leefomgeving, waaronder infrastructuur, drinkwater en oppervlaktewater. De mindmap geeft een beeld van de gevolgen van hitte.

Page 25: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

24

Download de afbeelding van de mindmap hitte in hoge resolutie (png, 1.4 MB). De mindmap hitte is ook beschikbaar als interactieve tool. De tool is in ontwikkeling, bekijk de eerste versie via deze link.

Uitleg over de mindmap De mindmap helpt bij het in de breedte verkennen van de problemen die door hittestress kunnen optreden in de gebouwde omgeving. Dat zijn er 24 in totaal, verdeeld over vijf thema’s: gezondheid, netwerken, water, leefbaarheid en buitenruimte. Het gebruik van de mindmap ondersteunt gemeenten bij het selecteren van de relevante onderwerpen en bij het voorbereiden van de risicodialoog over hitte. De mindmap is een interactieve pdf waar de gebruiker op de verschillende thema’s kan klikken en meer informatie kan vinden. Binnen een thema kan vervolgens een probleem worden aangeklikt waarna een factsheet verschijnt over dit onderwerp. In heldere tekst wordt ieder probleem uitgelegd, wordt beschreven op welke manier de basiskaarten het probleem inzichtelijk maken en wordt aangegeven welke aanvullende informatie gebruikt kan worden. Iedere tekst sluit af met mogelijke maatregelen en acties, die het probleem voorkomen of verkleinen. Na het doorlezen van deze informatie kan een gebruiker er voor kiezen het probleem wel of niet te selecteren. Op de mindmap wordt bijgehouden welke problemen zijn geselecteerd. Het kan zijn dat voor sommige situaties de mindmap niet compleet is en dat er nog andere hitteproblemen van belang zijn. Het is goed om hierbij stil te staan als de mindmap gebruikt wordt. De getoonde gevolgen zijn bovendien niet allemaal met ruimtelijke adaptatie op te lossen. Zorg voor medemens bijvoorbeeld, kan in bepaalde gevallen effectiever zijn. Ook kan uit de risicodialoog naar voren komen dat er gebouwaanpassingen moeten plaatsvinden, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gebouweigenaren zelf.

Page 26: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

25

3.3 Creëer informatie op maat

Op de kwetsbaarheid in meer detail te onderzoeken wordt aanbevolen om een gedetailleerde PET-kaart (gevoelstemperatuur) te laten maken. Leg deze PET-kaart naast de mindmap en zorg zo voor onderbouwing van je eerdere conclusies. Overweeg welke aanvullende informatie de risicodialoog kan ondersteunen en bepaal tot slot welke partijen een rol spelen bij de kwetsbare functies en daarom deel moeten nemen aan de risicodialoog. PET-kaart: gevoelstemperatuur buiten Welke temperatuur de thermometer aangeeft zegt niet alles over de impact op de mens. De impact op de mens wordt beter weergeven door de zogenoemde gevoelstemperatuur, ook wel aangeduid met PET (Physiological Equivalent Temperature). PET en het daaraan gekoppelde comfort in de stad is van belang voor mensen die zich door de stad bewegen; mensen op weg van of naar werk, toeristen, winkelend publiek en ‘buitenwerkers’. Comfort in de stad heeft een link met arbeidsproductiviteit en met gezondheid. PET is een gestandaardiseerde weergave van de mate van hittestress die een standaard persoon ondervindt. PET wordt beïnvloed door meerdere factoren: de luchttemperatuur, de lokale windsnelheid, de inkomende zonnestraling, de indirecte straling en de luchtvochtigheid. Een PET-kaart laat zien op welke plek in de stad het op een hete zomerse dag het minst comfortabel is. De kaart helpt bij het nadenken over het verkoelend inrichten van de buitenruimte. Het hanteren van PET als maat biedt bovendien een handelingsperspectief aan alle betrokkenen: van de ruimtelijke ordening tot de eigenaren en gebruikers van gebouwen (woonhuizen, kantoren, maar ook publieke gebouwen als scholen, musea etc.). Ten behoeve van de stresstesten wordt de gestandaardiseerde methode beschikbaar gesteld waarmee men een gedetailleerde PET-kaart kan laten maken. Ter illustratie is er een voorbeeldkaart gemaakt voor de stad Wageningen. Het voorbeeld bevat ook een aantal veelgestelde vragen over de PET-hittekaart. In 2019 zal er waarschijnlijk een landelijke kaart beschikbaar gesteld worden via de klimaateffectatlas.

Page 27: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

26

Voorbeeld PET-hittekaart overdag voor Wageningen Hieronder zie je de standaardhittekaart versie 1.0 (december 2018) ontwikkeld voor het DPRA voor gebruik in de stresstest, geïllustreerd voor de stad Wageningen. De kaart geeft een indruk van het thermisch comfort in de stad op een 1 m² ruimtelijke resolutie. De kaart presenteert de gemiddelde gevoelstemperatuur (de zogenoemde fysiologisch equivalente temperatuur, PET (in ºC)) voor het tijdvak van 12:00-18:00 lokale tijd voor een hete zomerdag. Deze dag, 1 Juli 2015, is de 1 op 1000 hittedag voor de zomerperiode april tot en met september gebaseerd voor het tijdvak 2004-2018. In de toekomst (jaar 2050) zullen hoge gevoelstemperaturen vaker voorkomen en kan een huidige 1:1000 hittedag, een 1:450 hittedag worden volgens het warmste KNMI’14 klimaatscenario (WH). Met deze kaart kunnen lokale overheden een indruk krijgen waar in de gemeente warme plekken voorkomen tijdens extreme hitte.

Download de kaart in hoge resolutie (png, 5.6 MB)

Page 28: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

27

Veelgestelde vragen over de PET-hittekaart overdag

1. Wat is de gevoelstemperatuur? De gevoelstemperatuur is een temperatuur die aangeeft hoe warm een persoon bepaalde weersituatie beleeft, i.e. hoe gemakkelijk een persoon warmte kan afstaan. Niet alleen temperatuur, maar ook zonnestraling, windsnelheid en luchtvochtigheid bepalen de gevoelstemperatuur. Bijvoorbeeld, in de zon en uit de wind is het warmer dan in de schaduw. In het eerste geval kan het voelen alsof je in een kamer met de verwarming op 30 ºC zit (de PET is dan ook 30 ºC) terwijl de temperatuur die je in de schaduw ervaart veel meer overeenkomt met de feitelijk gemeten temperatuur (bijvoorbeeld een PET van 25 ºC).

2. Vanaf welke waarde van de gevoelstemperatuur treden er problemen op? Onderstaande tabel (Santos Nouri et al., 2018) geeft voor een bereik van PET waardes de mate van fysiologische stress weer. Veel mensen lijken deze ‘drempelwaarden’ ook in de praktijk te herkennen. Thermo fysiologische studies (Höppe., 1999) hebben laten zien dat bij een gevoelstemperatuur van 23 ºC lichte hittestress optreedt. Vanaf 29 ºC is er sprake van matige hittestress. Bij het voorbeeld in de kaart hierboven zien we dat bepaalde openbare plekken in de klasse “extreme heat stress” vallen.

3. Waarom gebruikt de kaart een gemiddelde waarde over de dag? Een hittekaart voor een moment op de dag kan een vertekend beeld geven omdat de zonnestand voortdurend verandert. Dat betekent dat een straat die kortdurend opwarmt wanneer de zon hoog aan de hemel staat een uur later alweer schaduw kan hebben. Locaties die over een langere tijd gedurende dag hittestress vertonen zullen in deze kaart dus hoger worden aangeslagen. Hiermee geeft de kaart dus een meer representatieve indicatie voor probleemlocaties.

Page 29: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

28

4. Hoe is de kaart tot stand gekomen? Voor het maken van de kaart is gebruik gemaakt van verschillende bestanden met ruimtelijke factoren die van invloed zijn op de gevoelstemperatuur, zoals groen, bebouwing en hoogte informatie (Algemene Hoogtekaart Nederland (AHN), Object Hoogtekaart Nederland (OHN), het bomenregister, BGT, luchtfoto’s).

5. Hoe kan een gevoelstemperatuur berekend worden? De gevoelstemperatuur voor een bepaalde locatie kan worden berekend door voor die plek een aantal weervariabelen (temperatuur, zonnestraling, windsnelheid, relatieve vochtigheid), en een aantal morfologische eigenschappen van de bebouwde omgeving (straatbreedte, gebouwhoogte, bomen) in een formule voor de PET te stoppen (Matzarakis et al., 2007).

6. Is de kaart gevalideerd? Gevoelstemperaturen worden niet routinematig in de stad gemeten. Wageningen Universiteit heeft voor de maand augustus 2013 een rijke verzameling gevoelstemperaturen gemeten door met een bakfiets (uitgerust met meetapparatuur) trajecten langs gevarieerd bebouwd terrein te rijden. De kaart is tegen deze waarnemingen gevalideerd, en de gemodelleerde waarden bleken goed overeen te komen met de gemeten waarden.

7. Waarom wordt hier ingezoomd op de dag situatie? Ondanks dat het stedelijk warmte-eiland het sterkst is aan het eind van de avond en het begin van de nacht is de hittedosis die mensen oplopen groter gedurende dag dan gedurende de nacht.

8. Hoe verschilt deze kaart van andere hittekaarten?

Deze paragraaf beschrijft kort een aantal verschillen van de standaardkaart ten opzichte van andere kaarten die op de markt beschikbaar zijn. Verschillende publieke en private partijen hebben de afgelopen jaren hittekaarten ontwikkeld. Deze verschillen in aanpak en methodiek waardoor niet altijd dezelfde conclusies kunnen worden getrokken. Elk van deze benaderingen hebben voordelen. Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende methodes en de verschillen ten opzichte van de standaardkaart.

Page 30: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

29

Page 31: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

30

Download de tabel in hoge resolutie (png, 260 kB) De nieuwe standaardkaart neemt enkele beperkingen weg door:

• een gevoelstemperatuur te gebruiken (fysiologische maat) die sterker gerelateerd is aan gezondheid, en waarvoor grenswaardes bestaan;

• alle ingrediënten voor gevoelstemperatuur (zonnestraling (zon/schaduw), temperatuur, wind, luchtvochtigheid) worden in acht genomen, niet alleen luchttemperatuur;

• de gevoelstemperatuur te gebruiken voor een tijdvak (12:00-18:00 lokale tijd) in plaats van 1 toevallig moment overdag. Dit is een betere maat voor de blootstelling;

• de gevoelstemperatuur te gebruiken voor leefniveau (geen dak- of straatniveau);

• een voorgeschreven representatieve dag te kiezen (met een terugkeertijd van 1:1000 zomerdagen).

• de kaart te valideren tegen waarnemingen;

• projecties aan te bieden voor een toekomstig klimaat (KNMI’14 klimaatscenario). Toch zijn er ook aandachtspunten voor verbetering van de huidige methoden om de hittekaarten te berekenen. De huidige methode is getoetst op een beperkt aantal meetgegevens voor de stad Wageningen. Ontwikkeling, ontsluiting van betrouwbare monitoringsgegevens met betrekking tot hittestress in de stad is daarbij van primair belang om de invloed van het ruimtegebruik, inclusief de invloed van water en antropogene warmtebronnen, op de gevoelstemperatuur in de stad beter te kunnen beschrijven. Enerzijds kan een verdampend wateroppervlak verkoelend werken, anderzijds dempt water door haar thermische traagheid ook nachtelijke koeling van de stad. Daarnaast is het de vraag in welke mate antropogene warmtebronnen (airco’s, verkeer, industrie) bijdragen aan de temperatuur in de stad. In de standaard kaart wordt geen rekening gehouden met verschillen in thermische eigenschappen van gebouwen door verschillen in kleur, reflectievermogen, albedo en thermische traagheid van bouwmaterialen. Meer gedetailleerde achtergrondinformatie over deze kaart en het recept hoe deze kaart te maken is op te vragen via de helpdesk.

Page 32: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

31

4. Droogte

4.1 Achtergrondinformatie droogte

Droogte is één van de thema’s van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, naast overstroming, wateroverlast en hitte . De KNMI’14 scenario’s laten zien dat de neerslagpatronen veranderen. Droogte kan een bedreiging vormen voor de waterkwaliteit en waterbeschikbaarheid in ons land. Deze pagina geeft een beknopte toelichting op het thema droogte en linkt door naar andere relevante pagina’s binnen en buiten het kennisportaal.

Hoe ontstaat droogte?

Droogte ontstaat wanneer er in een langere periode meer water verdampt dan er door neerslag bijkomt. Hoe warmer, zonniger en winderiger, hoe meer water er verdampt. Ook grondwaterstanden kunnen dan uitzakken. Watertekort problemen kunnen ook optreden omdat de aanvoer van water via de grote rivieren afneemt in droge zomers. In Nederland is iedere zomer sprake van droogte. De zomer van 2018 was extreem droog. Op het hoogtepunt, in augustus en september, was er een neerslagtekort van circa 300 mm. Er moet dan veel neerslag in de navolgende herfst en winter vallen om dit tekort aan te vullen. Langdurige droogte, zoals in 2018, komt in Nederland in het huidige klimaat eens in de 30 jaar voor. Wat zijn de gevolgen van droogte? Langdurige droogte kan uiteenlopende gevolgen hebben. Wanneer er watertekorten optreden, kan dit leiden tot schade aan landbouw en natuur. Bovendien is er onder droge omstandigheden in de zomer een grotere kans op natuurbranden. Droogte kan ook leiden tot (extra) bodemdaling. Door lage grondwaterstanden kunnen gebieden met veen en klei inklinken, met schade aan hiervoor gevoelige infrastructuur, gebouwen en funderingen tot gevolg. Wordt het in de toekomst droger? De modelberekeningen voor droogte in het toekomstig klimaat laten geen eenduidig beeld zien. Volgens twee van de vier KNMI’14-scenario’s worden de zomers droger en loopt de rivierwateraanvoer terug. De andere twee scenario’s laten een kleine neerslagtoename zien in de zomer. Een recent onderzoek laat echter zien dat het waarschijnlijker is dat het droger wordt. Wat is onze kwetsbaarheid voor droogte? Droogte kan tot problemen leiden wanneer er onvoldoende water beschikbaar is van voldoende kwaliteit voor een bepaald gebruik. Niet elke plek is even gevoelig voor de gevolgen van droogte. Er zijn bijvoorbeeld verschillen tussen hoog en laag Nederland. Hoog Nederland bestaat uit de hoge zandgronden in het oosten en zuiden van Nederland en laag Nederland bestrijkt het westelijk deel van Nederland. In hoog Nederland kan vaak geen water vanuit de rivieren worden aangevoerd. Hier zijn gebruikers volledig afhankelijk van neerslag en grondwater. Bij aanhoudende droogte zullen in hoog Nederland daarom sneller beregeningsverboden worden ingesteld en zullen beken en watergangen sneller droogvallen. In laag Nederland kan wel water uit de rivieren en andere zoetwaterbronnen worden aangevoerd, zoals vanuit het IJsselmeer, maar kan bij onvoldoende rivierafvoer verzilting optreden. In het voorjaar wordt het waterpeil van verschillende wateren verhoogd, zodat er voor de gebieden in laag Nederland meer water is tijdens de droge zomermaanden.

Page 33: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

32

Hoe zijn de gevolgen van droogte te beperken? In het Deltaprogramma Zoetwater is afgesproken dat overheden en gebruikers de waterbeschikbaarheid transparant maken en risico’s in beeld brengen. Dit kan worden vertaald naar maatregelen en afspraken over het omgaan met tekorten. Als er sprake is van watertekort komt de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) in werking en adviseert deze een verdeling van het beschikbare water uit de grote rivieren over de sectoren die daarvan afhankelijk zijn. Voorbeelden van deze sectoren zijn de land- en tuinbouwsector, de scheepvaartsector en natuurbeheer. De LCW kijkt naar de hoeveelheid water per sector, maar ook naar de juiste waterkwaliteit voor de bestemming ervan. De verdeling van het beschikbare water is vastgelegd in de verdringingsreeks. De video hieronder licht de verdringingsreeks toe. https://www.youtube.com/watch?v=0eBB-MURX8A Om de gevolgen van droogte te beperken zijn vele methoden beschikbaar, waaronder het optimaliseren van waterverdeling door klimaatbestendige aanvoerroutes, slimme doorspoeling en het benutten van buffers. Een optie is de bodem in te zetten als buffer. Tijdens natte perioden wordt het water in de bodem vastgehouden en kan een periode met een neerslagtekort gedeeltelijk of geheel worden overbrugd. Het op peil houden van de grondwaterstanden heeft ook als voordeel dat bodemdaling wordt tegengegaan in gebieden met veen of klei. Systemen zoals onderwaterdrainage of actief stedelijk grondwaterbeheer voorkomen het uitzakken van de grondwaterstand en bestrijden daarmee nadelige effecten van droogte, maar vergroten de watervraag. Naast het vasthouden van water in de bodem, kan water worden opgeslagen in waterreservoirs, bijvoorbeeld op het perceel van glastuinbouwers of in natuurgebieden. Ook in de bedrijfsvoering zijn besparings- of circulatiemogelijkheden. Hergebruik van waterstromen zoals effluent kan ook bijdragen om tekorten te beperken. Ook inwoners kunnen een steentje bijdragen om de gevolgen van droogte te beperken. Zij kunnen bijvoorbeeld maatregelen nemen om het water niet te verspillen. Inwoners kunnen hun tuin zo inrichten dat ze in natte perioden water opvangen, bijvoorbeeld met een regenton. Dit water kunnen ze in een droge periode gebruiken om de planten water te geven. De ontwerptool Groenblauwe netwerken biedt maatregelen om de tuin en omgeving klimaatbestendiger in te richten. Op deze nieuwspagina geeft een hovenier tips voor het beschermen van een tuin tegen de extreme droogte. Meer informatie

• Droge kost – kenniskrant voor een klimaatbestendige stad

• KNMI’14 scenario’s

• KNMI – uitleg over droogte

• De verdringingsreeks toegelicht

Page 34: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

33

4.2 Basisinformatie Droogte

In het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is geraamd dat de maatschappelijke kosten van droogte en hitte tot 2050 hoger kunnen oplopen dan de kosten van wateroverlast. Twee van de vier KNMI’14 klimaatscenario’s geven aan dat Nederland droger wordt. Droogte kan leiden tot bodemdaling en funderingsproblemen, maar ook tot schade bij landbouw, natuur, stedelijk groen en scheepsvaart. Daarnaast leidt droogte tot problemen met de waterkwaliteit. De kwetsbaarheid voor droogte hangt niet alleen af van de lokale weeromstandigheden, maar ook van de aanvoer van zoetwater via de grote rivieren. Tekorten kunnen leiden tot uitzakkende peilen, verzilting en onttrekkingsbeperkingen. Droogte heeft vaak een geleidelijk verloop. Bij het onderzoeken van kwetsbaarheden is het daarom van belang om verschillende typen informatie te raadplegen – afhankelijk van de omstandigheden. Meer achtergrondinformatie over droogte is hier te vinden. Gebruik basisinformatie Het neerslagtekort wordt vaak gebruikt als een indicatie voor droogte. Het neerslagtekort is het verschil tussen de neerslag en de potentiële verdamping over de periode van 1 april tot 1 oktober. In de kaartverhalen wordt de mogelijke ontwikkeling van het neerslagtekort toegelicht onder het tabblad ‘Het wordt droger’. Er wordt bijvoorbeeld getoond dat het neerslagtekort dat in 2050 met een kans van eens in de tien jaar optreedt, gemiddeld 300 mm bedraagt. Momenteel is dat 225 mm. De kans op gewasschade of uitzakkend grondwater neemt daarbij toe. De kaarten in de klimaateffectatlas tonen hoe deze tekorten landelijk variëren. Ter referentie: het landelijk gemiddelde neerslagtekort in het extreem droge 2018 schommelde in augustus en september rond 300 mm. Het neerslagtekort is een goede indicator voor droogte, maar is niet direct te vertalen naar fysieke gevolgen. Zo zal in de praktijk bij bodems en gewassen de echte verdamping minder zijn dan de potentiële verdamping. De kenmerken van de bodem, het watersysteem en de vegetatie bepalen de werkelijke gevolgen. Deze effecten kunnen worden weergegeven op kaarten om kwetsbaarheden te verkennen. Vaak is daar nog aanvullende informatie bij nodig. Zo kan het uitzakken van grondwater met name tot grote schades leiden als fundering met houten paalkoppen droogvalt. Het bepalen van kwetsbaarheden vergt dus het combineren van informatie over droogte met informatie over de gevoeligheid van objecten en functies voor droogte. Aanbevolen wordt ten minste de kwetsbaarheid te onderzoeken met de aangeboden informatie over:

1. Bodemdaling (slappe ondergrond zoals veen of klei) 2. Uitzakken grondwaterstand 3. Beperking zoetwateraanvoer (watertekort of water van onvoldoende kwaliteit) 4. Afname waterkwaliteit (opwarming of minder doorspoeling kan leiden tot stank, blauwalg of

botulisme). Het toepassen van bovengenoemde informatie is de standaard voor het thema Droogte. Onderstaande tegels leiden naar pagina’s waarop de verschillende informatiebronnen, en toepassing daarvan, nader worden beschreven.

Page 35: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

34

Bodemdaling (veen en klei) Bodemdaling is een voor Nederland bekend en problematisch proces. Het is het gevolg van oxidatie van veen, van klink en zetting van klei of van processen in de diepere ondergrond. Bodemdaling leidt tot grote schade aan funderingen, leidingen, infrastructuur en openbare of private ruimte. Bovendien worden door bodemdaling de potentiële overstromingsdieptes, en daarmee de overstromingsrisico’s groter. Veenoxidatie leidt daarnaast tot CO2 emissie en tot waterkwaliteitsproblemen door vrijkomende nutriënten en (toename van) brakke kwel. In stedelijk gebied leidt (ongelijkmatige) bodemdaling tot extra kwetsbaarheid voor wateroverlast doordat laagtes ontstaan en het rioolsysteem verstoord raakt. In 2016 heeft PBL berekend dat de maatschappelijke kosten van bodemdaling tot 2050 €22 miljard kunnen bedragen. In een droger en warmer klimaat versnelt en verergert bodemdaling. Bij hogere temperaturen verloopt veenoxidatie sneller en door een groter neerslagtekort zakken grondwaterstanden verder uit, wat leidt tot nog meer veenoxidatie (in laag Nederland en in hoogveengebieden), zetting en klink. Wanneer de waterbeschikbaarheid terugloopt door een lage rivierafvoer, wordt het lastiger om polderpeilen te handhaven en daarmee grondwaterstandsdalingen te beperken. Ook een extreem lage rivierafvoer leidt dus indirect tot bodemdaling. Veenoxidatie Bodemdaling door veenoxidatie is een onomkeerbaar proces. De daling kan in de huidige situatie wel twee centimeter per jaar bedragen en hangt naast het soort veen vooral af van het waterpeil in de sloten. De veenoxidatiekaart geeft een voorspelling van de veenoxidatie, uitgaande van het huidige landgebruik en waterbeheer. Daarbij wordt ook het extra effect van klimaatontwikkeling in beeld gebracht. Het gaat om indicatieve modelberekeningen die gevoelige gebieden helder in beeld brengen met een indicatie van de dalingssnelheid. De kaart is gebaseerd op het Phoenix model. De veenoxidatie wordt berekend via een deels empirische relatie op basis van de lage zomer grondwaterstanden (GLG of Gemiddeld Laagste Grondwaterstand). Die GLG’s zijn berekend met het Landelijk Grondwatermodel en een 250x250 meter resolutie. Deze resolutie is bruikbaar voor onderzoek op regionale schaal, maar niet voor een analyse van de lokale situatie. Op een lokaal schaalniveau beïnvloeden zaken als sloten en verschillende perceelbreedten de resultaten. De informatie over de bodemopbouw en parameters komt uit de meest recente informatie van de Wageningen Universiteit en TNO. De kaart toont de mogelijke toename van veenoxidatie bij WH 2050 (het meest extreme scenario voor droogte). Bodemdaling na ophoging De daadwerkelijke bodemdaling is niet alleen een gevolg van veenoxidatie, maar ook van klink en zetting (compactie). In bebouwde gebieden is vaak een ophooglaag toegepast waarvan de belasting tot bodemdaling leidt. In de binnenstad van Gouda is vastgesteld dat, ondanks dat er al meer dan 700 jaar aan ophoogmateriaal ligt, hier nog steeds sprake is van een daling van enkele millimeters per jaar. Bij het ontwikkelen van een gebied voor bebouwing is vaak niet de actuele bodemdaling relevant, maar de daling na bouwrijp maken. Dit hangt sterk af van de wijze van bouwrijp maken. Bij toepassing van lichte materialen of fundering zal minder zetting optreden dan bij het toepassen van een zandpakket. Als een indicatie is in de kaarten een modelberekening opgenomen van potentiële zetting en klink bij ophogen met 1 meter zand.

Page 36: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

35

Signaalkaarten bodemdaling Met behulp van aardobservatie technieken (radar satelliet) kunnen nieuwe indicatoren voor bodemdaling worden afgeleid voor stedelijke (verharde) en landelijke (onverharde) gebieden. De signaalkaarten tonen de ruimtelijke variatie in de mate van bodemdaling die in de afgelopen jaren optrad. Dit geeft een indicatie van de ligging van gebieden waarin knelpunten kunnen worden verwacht als gevolg van, mede door droogte veroorzaakte, bodemdaling. De kaarten zijn opgebouwd uit vlakken van 50m x 50 meter. Ze bieden een indicatie voor opgetreden bodemdaling over de periode 2015 – 2018, inclusief de droge zomer van 2018. Uit validatie blijkt voor landelijk gebied (met name voor een groot aantal veen- & kleigebieden) dat de indicatoren van bodemdaling relevante signalen afgeven. Meer onderzoek is nodig om verdere verstorende invloeden uit te filteren. Bekijk voor meer informatie hierover het Kaartverhaal Droogte. Aandachtspunten Bij de interpretatie zijn de volgende uitgangspunten relevant:

• Inzicht in stedelijke bodemopbouw en grondwater vergt gedetailleerd maatwerk. Kaarten gebaseerd op een landelijk model als het LHM (Landelijk Hydrologisch Model) met een grove resolutie geven alleen een eerste indicatie.

• Voor het vaststellen van de reële kwetsbaarheid en/of het handelingsperspectief is inzoomen meestal noodzakelijk. Dat aanvullend onderzoek kan bodemonderzoek, grondwateronderzoek en lokale deformatiemetingen omvatten.

• Voor het bepalen van de kwetsbaarheden kan het zinvol zijn kaartbeelden te combineren

met informatie over bouwjaar, fundering of de aanwezigheid van infrastructuur (leidingen,

wegen, etc.).

Page 37: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

36

Uitzakken grondwaterstand De balans tussen neerslag en verdamping is van grote invloed op de grondwaterstand. Naarmate er vaker en langduriger een neerslagtekort is, zal de grondwaterstand vaker en verder uitzakken dan nu het geval is. In welke mate de grondwaterstand daalt, is afhankelijk van de hydrologische situatie. In kwelgebieden bestaat minder kans op grote grondwaterstandsdalingen door een neerslagtekort dan in infiltratiegebieden. Daarnaast zijn er allerlei lokale factoren die de grondwaterstand beïnvloeden, zoals het oppervlaktewaterpeil, de doorlatendheid van de bodem, maaiveldhoogteverschillen en de aanwezigheid van ondergrondse constructies. Wanneer de grondwaterstand ver uitzakt, kan dit negatieve gevolgen hebben:

• Verdroging van stedelijk groen, landbouwgewassen en natuur doordat wortels geen water meer kunnen onttrekken. Dit uit zich in bladverlies, sterfte en natuurbranden.

• Schade aan gebouwen en infrastructuur door lokale bodemdaling, zogenaamde verschilzetting. Dit uit zich in scheuren, scheefstand van gebouwen en gebroken leidingen.

• Schade aan houten (paal)funderingen. Wanneer houten paalfunderingen niet permanent onder water staan, komt zuurstof bij de palen. Dit maakt de groei van schimmels mogelijk die het hout geleidelijk afbreken en de stabiliteit van het bovenliggende gebouw verminderen. Ook dit uit zich in scheuren, scheefstand en gebroken leidingen.

In de stresstest wordt eerst bepaald of en hoeverre de grondwaterstanden in een gebied kunnen uitzakken. Daarna wordt bepaald of daar voor lage grondwaterstanden gevoelige functies en objecten aanwezig zijn. Door deze stukken informatie met elkaar te combineren ontstaat inzicht in kwetsbaarheden. De volgende basisinformatie is beschikbaar: Grondwaterinformatie

• Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) huidige situatie en 2050

• Grondwaterstand in een extreem droog jaar als 1976 Indicatie over gevoeligheid

• Bouwperiode wijken/gevoeligheid paalrot

• Archeologische monumenten en waarden (RCE) Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) De grondwaterstanden volgen de seizoenen. In de zomers zakken de standen vaak uit. Die uitzakking kan bepalend zijn voor de gevoeligheid voor droogte. Als indicatie voor de gemiddelde zomerse uitzakking wordt de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) gebruikt. De GLG is het gemiddelde van de drie laagst waargenomen grondwaterstanden per jaar, over een periode van minimaal acht jaar. De GLG representeert op zichzelf geen extreme situatie. Huidige GLG-omstandigheden treden zo vaak op, dat alle objecten en functies daarop zijn ingesteld. Het is een verdere daling van GLG die tot nadelige gevolgen kan leiden. De meest kwetsbare locaties of objecten zijn te vinden op plaatsen waar onder de huidige omstandigheden het uitzakken tot GLG niveau nu al tot knelpunten leidt. Denk bijvoorbeeld aan boomwortels of de top van houten paalfunderingen die al (bijna) droogstaan. Er wordt daarom aanbevolen om in gebieden waarin de kaarten voor 2050 een daling van de GLG met 10 tot 25 centimeter of meer tonen, te zoeken naar objecten of functies die daarvoor gevoelig zijn. Er is een kaart die de GLG in de huidige situatie weergeeft en een kaart van de GLG in 2050. De kaart van de ‘huidige situatie’ toont dat de GLG in de lage delen van Nederland relatief dicht onder het

Page 38: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

37

maaiveld ligt. Op de hoge zandgronden, in de duinen en in Zuid-Limburg bevindt de GLG zich relatief diep onder het maaiveld. In de stedelijke gebieden van laag Nederland ligt de GLG over het algemeen lager dan in het omringende landelijk gebied. Dit heeft te maken met kunstmatige ophoging en drainage. De verschilkaart toont welke verandering kan optreden in 2050. In potentiële probleemgebieden daalt de GLG met circa 10 tot 25 centimeter. Op de hoge zandgronden en in de duinen is juist sprake van een stijging van de GLG. Dit is een gevolg van de grotere aanvulling van het grondwater door neerslag in de wintermaanden, in combinatie met relatief grote diepte van het grondwaterpeil op deze plaatsen. Door die diepte is het grondwater afgeschermd voor de invloed van hogere temperaturen in de zomer. In de wintermaanden kan de grondwaterstand in 2050 juist hoger staan, als gevolg van de toename van neerslag in de winterperiode. Zie hiervoor de GHG kaart in de klimaateffectatlas en het Kaartverhaal bij ‘Ontwikkeling grondwateroverlast’. Er is dus sprake van een toegenomen dynamiek in de grondwaterstand gedurende het jaar. Grondwaterstand in een extreem droog jaar als 1976 De GLG kan in jaren met een extreem neerslagtekort sterk worden onderschreden, wat tot extra kwetsbaarheden leidt. De grondwaterstanden die gelden voor het einde van de zomerperiode in het extreem droge jaar 1976 zijn representatief voor een dergelijke situatie. Dit geldt overigens ook voor de grondwaterstanden aan het einde van de zomer van 2018. De kaart voor 1976 dient hiervoor dus als een referentie. De 1976-situatie is berekend met het Nationaal Watermodel. Daarbij zijn de meteorologische omstandigheden van 1976 gebruikt, maar is geen aangepast beheer toegepast (extra grondwateronttrekkingen of juist beregeningsverboden). Het is dus een indicatie van wat kan optreden in een jaar als 1979, maar zonder verdere maatregelen. Aandachtspunten Grondwaterinformatie Voor de GLG-kaart gelden de volgende aandachtspunten:

• De kaarten zijn uitkomsten van het Nationaal Water Model en geven een indicatief beeld op een resolutie van 250x250 meter.

• De lokale grondwaterstanden kunnen afwijken door allerlei lokale omstandigheden zoals bodemopbouw, watersysteem, wijze van draineren, etc. Met name in stedelijk gebied is de bodemopbouw en het hydrologische systeem als gevolg van menselijke ingrepen erg gevarieerd. Die variatie is niet verwerkt in het gebruikte model en komt dus niet tot uiting in de kaarten.

• Voor de 2050 kaart zijn de zogenaamde Deltascenario’s gebruikt. Dit zijn combinaties van de KNMI’14 klimaatscenario’s en scenario’s van de economische ontwikkeling in Nederland, die doorwerken in land- en watergebruik.

• De GLG-verschilkaart is gemaakt door de uitkomsten van het Deltascenario ‘Warm 2050’ (dat is een combinatie van het WH klimaatscenario met lage economische groei) af te zetten tegen de huidige situatie

• Voor het nauwkeurig (wijk-, straatniveau) vaststellen van kwetsbaarheid en handelingsperspectief is aanvullende, lokale informatie (uit peilbuizen, boringen, deformatiemetingen etc.) noodzakelijk. Deze gegevens en recente ervaringen en feiten over 2018 zijn van belang om de modelresultaten te toetsen, aan te vullen en te vertalen naar de lokale situatie.

Page 39: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

38

Bouwjaar wijken/gevoeligheid voor paalrot Het bouwjaar en de locatie van een wijk geven een indicatie van de te verwachten gevoeligheid van de panden in die wijk voor het uitzakken van de grondwaterstand. In bepaalde perioden zijn namelijk specifieke, op de draagkracht van de bodem afgestemde bouwwijzen en funderingstechnieken gebruikt. In gebieden met een slappe bodem zijn tot 1945, maar sporadisch ook nog daarna, houten palen gebruikt in de fundering van panden. Wanneer die houten funderingspalen uitsteken boven de grondwaterstand, komt zuurstof bij het hout. Dit maakt de groei van schimmels mogelijk die het hout geleidelijk afbreken. Daardoor vermindert de stabiliteit van het bovenliggend gebouw. Gevolgen zijn verzakking, klemmende deuren, scheuren in muren en gebroken leidingen. De beschikbare kaart geeft weer waar zich wijken bevinden in gebieden met slappe bodems en in welke van die wijken meer of minder panden zijn gebouwd in een periode waarin overwegend houten paalfunderingen zijn gebruikt. Deze wijken liggen hoofdzakelijk in laag Nederland. In hoog Nederland komt funderingsschade als gevolg van te lage grondwaterstanden bijna niet voor. Daar is de bodem namelijk overwegend draagkrachtig genoeg om niet op palen te hoeven funderen. Uitzonderingen zijn de beekdalen en overstromingsvlaktes van rivieren. Paalrot is een probleem dat ook nu al speelt, maar door het uitzakken van de grondwaterstand erger kan worden. Het is daarom zaak om de kaart van de gevoeligheid voor paalrot te combineren met de kaarten die de mogelijke grondwaterstandsdaling weergeven. Gebieden waar gevoelige panden staan en waar de grondwaterstand meer dan 10 centimeter kan dalen, zijn kwetsbaar. De kaart is gemaakt om op een regionaal niveau inzicht te bieden in de ruimtelijke spreiding van de gevoeligheid voor paalrot. Op het schaalniveau van een stad heeft de kaart een indicatieve waarde. De wijze waarop de fundering is uitgevoerd en de gevoeligheid voor paalrot kan binnen een wijk namelijk sterk verschillen. Daarbij is het grondwaterstandsverloop in steden grillig, waardoor niet elk pand in een vergelijkbare mate wordt blootgesteld aan een verandering van de grondwaterstand. Bij vermoede kwetsbaarheid wordt daarom aanbevolen om een lokale analyse te maken van de huidige situatie en de situatie onder een droog klimaatscenario. Grondwaterstandsmetingen uit 2018 zullen hierbij van additionele waarde zijn. Aandachtspunten Voor het gebruik van de paalrot-risicokaart gelden de volgende aandachtspunten:

• Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid voor paalrot is naast (detail-) archiefonderzoek ook vaak veldonderzoek aan palen en goed inzicht in de grondwaterdynamiek nodig. Gebruik daarvoor data van peilbuizen en eventueel modellering, waarbij ook zaken als (lekkende) riolering, (verdampende) bomen en fysieke verstoringen worden meegenomen.

• Verspreide bebouwing in het landelijk gebied is op de kaart buiten beschouwing gelaten, maar ook daar is sprake van houten paalfunderingen en een mogelijke daling van de grondwaterstand.

• Aanvullende informatie kan voor enkele gemeenten worden opgehaald bij de funderingsviewer via de site van KCAF.

Archeologische monumenten en waarden kaart RCE Deze kaart geeft inzicht in de locatie van gebieden met potentiële waarde voor archeologie en cultureel erfgoed. De mate waarin gevoeligheid voor uitzakkende grondwaterstanden speelt vergt veelal vervolgonderzoek.

Page 40: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

39

Zoetwaterbeschikbaarheid (DP Zoetwater) De beschikbaarheid van zoetwater van voldoende kwaliteit is geen vanzelfsprekendheid. Met name in droge zomers kan de aanvoer via rivieren teruglopen, kunnen grondwaterstanden uitzakken of kan de waterkwaliteit onder druk staan door verzilting, opwarming of groei van organismen als blauwalg. Het Deltaprogramma Zoetwater brengt de beschikbaarheid van zoetwater in beeld, evenals de risico’s op watertekort. Daarvoor wordt een knelpuntanalyse uitgevoerd en het proces van waterbeschikbaarheid doorlopen. Gedurende het waterbeschikbaarheidsproces worden met gebruikers afspraken gemaakt op basis van de risico’s op tekorten en de beschikbare handelingsperspectieven. Overheden en gebruikers spreken zo af hoe de gevolgen van tekorten kunnen worden beperkt. Basis voor de knelpuntanalyse zijn berekeningen van de waterbeschikbaarheid in een gemiddeld jaar en een droog jaar, met een herhalingskans van eens in de tien en eens in de honderd jaar, in het huidige klimaat en onder klimaatverandering conform de deltascenario’s. Bij de berekeningen wordt rekening gehouden met de maatregelen die tot 2021 voor het Deltaplan Zoetwater worden uitgevoerd, maar ook met toekomstige ontwikkelingen in landgebruik zoals meer beregening. De nadelige gevolgen van watertekort verschillen per gebruiker. Zo zijn voor de scheepvaart vaardiepte en schutbeperking relevant, terwijl voor de procesindustrie temperatuur of verzilting bepalend zijn. In stedelijk gebied kunnen uitzakkende grondwaterstanden belangrijk zijn vanwege risico’s op bodemdaling, funderingsschade of stedelijk groen, maar ook doorspoeling om stank en waterkwaliteitsproblemen als botulisme te voorkomen. De waterbeschikbaarheid zoals het Deltaprogramma Zoetwater deze berekent, vergt dus vaak een gebruiker specifieke vertaling. Knelpunten waterbeschikbaarheid per district Voor de nationale knelpuntenanalyse van Deltaprogramma Zoetwater wordt voor 17 districten, waarin Nederland is verdeeld, vraag en aanbod in beeld gebracht. Er wordt aangegeven waar tekort aan water van voldoende kwaliteit kan optreden bij gemiddelde of extreem droge jaren (herhalingskans van 1 op 100 jaar). Tevens zijn voor enkele gebieden lokale analyses gemaakt en beschikbaar gesteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

• Te weinig aanvoermogelijkheid vanuit het hoofdwatersysteem

• Te krappe doorvoermogelijkheden in het regionale systeem

• Te zout water. Ook kunnen meerdere van deze tekorten samen optreden. Voor stedelijk grondwater heeft de nationale knelpuntanalyse beperkte waarde. Voor dergelijke lokale situaties kan de nationale knelpuntanalyse vooral als een indicatie worden benut. De lokale processen van waterbeschikbaarheid geven dan een meer relevant beeld van de kwetsbaarheid voor droogte. Aandachtpunten

• De kaarten uit de knelpuntenanalyse geven een indicatie van de aard van knelpunten die in de regio spelen. Het hangt van de eisen en handelingsperspectieven van de regio en de gebruikers af in hoeverre die ook gevoeld worden in de regio.

• De regionale knelpunten vergen een dialoog met gebruikers om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke schades en handelingsperspectieven. Hiervoor zijn vaak lokale metingen en conceptualisaties nodig die ook aansluiten bij de specifieke behoeften van de gebruikers.

Page 41: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

40

Waterkwaliteit Risico opwarming oppervlaktewater Opwarming van oppervlaktewater heeft invloed op het ecologische potentieel en de kwaliteit van het water. Zo daalt de oplosbaarheid van zuurstof in water, terwijl de consumptie van zuurstof vaak toeneemt. Blauwalg groeit veel beter bij temperaturen boven 20°C en ook ziekteverwekkers groeien vaak makkelijker in warm water. De kaart geeft een indicatie over het risico op opwarmen van oppervlaktewater op basis van een modelbenadering. De kaart heeft de aquatische basiskaart als uitgangspunt. Hieraan zijn waterdieptes gekoppeld. Voor water dat dieper is dan drie meter is het gebruikte rekenmodel niet geschikt, daarom zijn alleen wateren tot drie meter diepte in kaart gebracht. Het model houdt rekening met de invloed van het weer op de watertemperatuur, maar ook met locatie-specifieke factoren zoals de bebouwingsdichtheid. Met het model zijn watertemperaturen berekend voor zomerperiodes (april-september) in het huidige klimaat en rond 2050 (volgens het WH scenario van het KNMI). Voor elk jaar is de maximale lengte (in dagen) bepaald van periodes waarin de watertemperatuur zonder onderbreking hoger is dan 20°C. Aandachtspunten

• Alhoewel watertemperatuur een belangrijke indicator is voor waterkwaliteit, is het niet de enige factor van belang. De mate van eutrofiëring en doorstroming zijn ook van grote invloed op de waterkwaliteit. De invloed van omgevingsfactoren is via een conceptuele aanpak verwerkt. Om de diepte van het water te bepalen zijn aannames gedaan.

• De kaart is geschikt om een idee te krijgen van de verschillen in opwarming tussen verschillende oppervlaktewateren met verschillende dieptes in de bijbehorende omgevingstypes. De uitkomsten zijn te grof om op het niveau van bijvoorbeeld een specifieke stadsvijver te interpreteren. De kaart kan wel goed gebruikt worden om te beoordelen of er aanleiding is voor verder gedetailleerd onderzoek. Inzicht in de opwarming van oppervlaktewater is onder meer relevant voor de aanwijzing van zwemwaterlocaties.

4.3 Creëer informatie op maat

De bijsluiter bevat voor Droogte geen standaard aanpak voor het maken van informatie op maat. De lokale processen, effecten en beschikbare informatie variëren zodanig per geval dat dit nauwelijks te vangen is in een generieke aanpak. Lokale kenners, informatiebronnen en deskundigen kunnen plaatselijke kwetsbaarheden veelal wel nauwkeuriger duiden. De toelichtingen in de bijsluiter bij het gebruik van basisinformatie bieden ook houvast. De principes zijn op verschillende schalen namelijk veelal gelijk, maar het maatwerk vereist meer en gedetailleerdere gegevens. De beschikbaarheid en aard van de informatie verschilt sterk per gemeente. Een inventarisatie en evaluatie van de situatie in de droge zomer zoals 2018 zal in ieder geval zinvolle inzichten opleveren. En in gebieden met een slappe ondergrond kunnen ook huidige beheer en onderhoudsinspanningen aan de openbare ruimte en infrastructuur waardevolle informatie bieden.

Page 42: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

41

5. Gevolgbeperking overstroming

Nederland is een laagliggende Delta en van oudsher gevoelig voor overstromingen vanuit beken, rivieren en zee. In de loop der eeuwen is een systeem opgebouwd dat Nederland droog houdt. Dit systeem bestaat uit dijken, dammen en duinen (waterkeringen). Gemalen zorgen voor de afvoer van het overtollige water vanuit de laaggelegen polders; beken zorgen voor de afvoer van water vanuit de ‘hoge gronden’. De waterkeringen en ingrepen om rivieren de ruimte te geven, zorgen ervoor dat de kans op een overstroming klein is. Wat de maximale kans op de doorbraak van een kering mag zijn, is vastgelegd in normen. Normen voor primaire waterkeringen liggen vast in de Waterwet en normen voor regionale waterkeringen liggen vast in provinciale verordeningen. Voor het vaststellen van de normen is gebruikgemaakt van een risicobenadering. In het algemeen geldt: hoe groter de gevolgen zijn als een kering doorbreekt, hoe kleiner de kans mag zijn dat dit gebeurt. Maar het kán een keer misgaan. In dat geval overstroomt er een gebied, ontstaat schade en vallen mogelijk slachtoffers. Een slimme (aanpassing van de) inrichting van een gebied kan de schade en het aantal slachtoffers beperken. Voorbeelden hiervan zijn een verhoogde aanleg van een weg of de aanwezigheid van voldoende vluchtplekken. Omdat deze ruimtelijke maatregelen de gevolgen van een overstroming beperken, is het thema ‘gevolgbeperking overstromingen’ onderdeel van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. De maatregelen helpen soms ook bij het beperken van de gevolgen van wateroverlast door hevige neerslag. Vitale en kwetsbare infrastructuur neemt een bijzondere positie in bij het thema ‘overstromingen’. Nationale vitale en kwetsbare functies zijn functies die bij een overstroming tot ernstige schade leiden voor mens, milieu of economie óf die juist noodzakelijk zijn voor het herstel van een gebied.

Overstromingsrisico = kans x gevolg Het waterveiligheidsbeleid is gebaseerd op een risicobenadering, waarbij het risico bepaald wordt door de kans op een gebeurtenis en de gevolgen ervan. Dit vertaalt zich in ‘meerlaagsveiligheid’ als beleid. De eerste laag is het beperken van de kans op een overstroming. De tweede laag richt zich op het beperken van de gevolgen door ruimtelijke inrichting. De derde laag richt zich op het beperken van gevolgen door rampenbestrijding (crisismanagement en herstel). Soms levert een ingreep in de tweede laag (inrichten van hoogwatervrije shelters) een bijdrage aan de derde laag. De eerste laag is dominant in het waterveiligheidsbeleid; er zijn normen gesteld voor de verschillende typen keringen. De normen voor de primaire waterkeringen zijn gebaseerd op het principe dat – voor iemand die in Nederland achter een dijk woont – de kans om te overlijden als gevolg van een overstroming niet groter mag zijn dan 0,001% per jaar (0,1% in een mensenleven). Daarnaast wordt extra bescherming geboden op plaatsen waar een kans is op grote groepen slachtoffers, en/of grote economische schade, en/of ernstige schade door de uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang. De normen zijn weergegeven in zes klassen van overstromingskansen, variërend van 1/300 per jaar tot 1/100.000 per jaar. Gevolgbeperkende maatregelen zijn dus aanvullend op de veiligheid die wordt geboden door de eerste laag. Voor de tweede en derde laag zijn geen specifieke eisen vastgelegd. Bij berekeningen van de risico’s is wel rekening gehouden met evacuatie. Er is uitgegaan van een voorzichtige inschatting van het percentage mensen dat het bedreigde gebied kan verlaten vóór de doorbraak, maar dit is geen prestatie-eis.

Page 43: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

42

5.1 Achtergrondinformatie overstroming

Overstroming is een van de vier thema’s van het Deltaprogramma, naast droogte, wateroverlast en hitte [links]. Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel. In de twintigste eeuw bedroeg die stijging ongeveer 20 centimeter en in de toekomst zet die stijging, mogelijk versneld, door. Nederland geeft zeer hoge prioriteit aan het garanderen van de waterveiligheid. Maar ondanks onze kennis en inspanningen op het gebied van waterveiligheid bestaat er altijd nog enige kans op overstroming. Deze pagina geeft een beknopte toelichting op het thema overstroming en linkt door naar andere relevante pagina’s binnen en buiten het Kennisportaal. Waardoor kan de overstromingskans toenemen? Bij een oplopende temperatuur stijgt de zeespiegel. Dit komt door de uitzetting van zeewater, het smelten van gletsjers en kleine ijskappen en het gestaag slinken van de grote ijskappen op Groenland en Antarctica. Zee-ijs, zoals in het Noordpoolgebied, levert geen bijdrage. Daarbij daalt de bodem in Nederland met enkele centimeters per eeuw. Die bodemdaling wordt veroorzaakt door veenoxidatie, inklinking van de bodem en door na-ijleffecten van de laatste ijstijd. Door het dalen van de bodem neemt de relatieve zeespiegelstijging in Nederland toe. Volgens de KNMI’14-scenario’s kan de zeespiegel langs de Noordzeekust in 2050 tussen de 15 en 40 cm stijgen. In 2100 kan de stijging zelfs oplopen tot 100 cm. Recente onderzoeken duiden er echter op dat de processen die van invloed zijn op het afsmelten van het landijs op Groenland en Antarctica sneller verlopen dan voorheen werd aangenomen. Ook de rivierafvoer kan door klimaatverandering stijgen. Recente onderzoeken en klimaatscenario’s wijzen uit dat de afvoer van de Rijn in de winter toeneemt. Dit komt vooral door de extra neerslag en temperatuurstijging: door hogere temperatuur wordt er minder water vastgehouden in de vorm van sneeuw. Ook in het Maasstroomgebied kan de afvoer groter worden door een toename van de neerslag. Wat zijn de gevolgen van hogere waterstanden in Nederland? Zonder aanvullende maatregelen kan zeespiegelstijging leiden tot een verhoogde kans op overstroming. Om het kustfundament met de zeespiegel mee te laten groeien en om de erosie te compenseren, is steeds meer zand nodig. Stormvloedkeringen zullen steeds vaker moeten sluiten. Daarnaast kan zeespiegelstijging leiden tot verzilting. Zout water kan indringen via de bodem (brakke kwel) of via de riviermondingen in het oppervlaktewater. Brakke kwel treedt voornamelijk op in de kustgebieden en in de diepe polders en droogmakerijen. Bodemdaling kan dit verziltingsproces plaatselijk versnellen. Verzilting via het oppervlaktewater wordt beïnvloed door de combinatie van de hoogte van de zeespiegel en de rivierafvoer. Hoe hoger de zeespiegel en hoe lager de rivierafvoer, des te sterker is de indringing van zout water. Verzilting kan een bedreiging vormen voor de zoetwatervoorziening en kan leiden tot schade aan natuur en landbouw. Hogere rivierafvoeren en –waterstanden zorgen voor een zwaardere belasting van de dijken. Of dit gebeurt en in welke mate, is mede afhankelijk van maatregelen die in Duitsland worden genomen. Wanneer meer water in Duitsland wordt geborgen, bijvoorbeeld door gecontroleerde overstromingen, verlaagt dit de pieken in de Rijnafvoer richting Nederland. Niet alleen het klimaat verandert, ook het aantal inwoners van de met dijken beschermde gebieden en de economische waarde in die gebieden neemt geleidelijk toe. Het beschermingsniveau van de dijken wordt daarom regelmatig herzien en naar boven bijgesteld. Wanneer een gebied overstroomt, kan dit immers grote gevolgen hebben. Overstroming kan leiden tot schade aan gebouwen en infrastructuur, slachtoffers (doden en gewonden) en maatschappelijke ontwrichting.

Page 44: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

43

De kwetsbaarheid van Nederland voor klimaatverandering is in kaart gebracht in de Klimaateffectatlas. Onder het tabblad overstroming zijn verschillende kaarten te vinden met betrekking tot de overstromingskans, de overstromingsdiepte, evacuatiemogelijkheden en de potentie voor gevolgbeperkende maatregelen. Het kaartverhaal overstroming geeft toelichting op de kaarten. Daarnaast zijn de gevolgen van overstroming uitgewerkt voor verschillende sectoren. Dit is in beeld gebracht met behulp van een bollenschema van de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS). Hoe kunnen we de gevolgen van een overstroming beperken? Het Nederlandse waterveiligheidsbeleid bestaat uit meerdere ‘lagen’ en wordt daarom bestempeld als ‘meerlaagsveiligheid’. Deze aanpak houdt in dat overstromingsrisico’s worden bestreden door een combinatie van waterkeringen, ruimtelijke ordening en crisisbeheersing:

1. Preventie: een overstroming zoveel mogelijk voorkomen door bijvoorbeeld dijken

2. Schadebeperking: duurzame ruimtelijke ordening

3. Betere (organisatorische) voorbereiding: evacuatieroutes en vluchtplaatsen

Vanuit het Deltaplan Waterveiligheid hebben we een goede bescherming. De eerste laag – voorkomen – is effectief. Er blijft echter altijd een risico bestaan. Daarom zijn ook laag twee en drie belangrijk. Daarnaast is het belangrijk dat inwoners zich goed voorbereiden op hoog water. Er zijn verschillende maatregelen die genomen kunnen worden als er kans is op een overstroming: Video ‘Overstroom ik?’: https://www.youtube.com/watch?v=QBR1W5dZ_fk Meer informatie

• Nieuwsberichtjes? B.v. https://www.gelderlander.nl/rivierenland/grootste-dijkenoefening-

op-extreem-hoogwater-sinds-overstroming-1995~a6203b2b/

• https://www.waterveiligheidsportaal.nl/#/home

• http://www.overstroomik.nl/

• Linkje: https://www.stowa.nl/publicaties/verder-met-meerlaagsveiligheid

• http://www.hoogwaterbeschermingsprogramma.nl/Documenten+openbaar/default.aspx

Page 45: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

44

5.1 Gebruik basisinformatie

De basisinformatie over de kwetsbaarheid van Nederland voor overstromingen geeft zoveel inzicht, dat deze wordt aanbevolen als standaard voor gevolgbeperking overstromingen. Raadpleeg ten minste de volgende kaarten en Kaartverhalen in de Klimaateffectatlas:

• Maximale overstromingsdiepte

• Plaatsgebonden overstromingskans Op basis hiervan kan bepaald worden of het nodig is om meer informatie bij elkaar te brengen op objectniveau, bijvoorbeeld met behulp van zogenoemde waterrisicodiagrammen. Zie: creëer informatie op maat.

Kaart maximale overstromingsdiepte Breng eerst in beeld of het betreffende gebied (of de betreffende infrastructuur) gevoelig is voor overstromingen. Overstromingen kunnen ontstaan vanuit het primaire systeem (rivieren, grote meren en zee) en vanuit het regionale systeem (bijvoorbeeld kanalen, boezems, beken, kleine rivieren). Op één plaats kan sprake zijn van een potentiële overstroming vanuit zowel het primaire als het regionale systeem, met verschillende gevolgen. De kans op, de aard en de omvang van overstromingen vanuit primair en regionaal systeem, verschillen. Daarom worden hier meerdere overstromingskaarten aangeboden. De stresstest ‘gevolgbeperking overstromingen’ brengt in beeld of het nodig is om maatregelen te nemen die de gevolgen van een overstroming beperken. Dat vraagt om een expliciete afweging op basis van de kwetsbaarheid van een gebied. Deze afweging kan een rol spelen bij de locatiekeuze voor nieuwbouw, maar ook bij de manier waarop gebouwd wordt. Het aanpassen van bestaande bouw is moeilijker en duurder dan het meegeven van randvoorwaarden voor nieuwbouw of herontwikkeling. Welk type maatregelen in een gebied passend zijn, hangt af van de te verwachten overstromingsdiepte:

Page 46: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

45

Er zijn drie overstromingsdieptekaarten beschikbaar in de Klimaateffectatlas en de Kaartverhalen:

1. De eerste kaart toont de maximale overstromingsdiepte als gevolg van het bezwijken van

een waterkering langs het hoofdwatersysteem (zee, meren en grote rivieren). 2. De tweede kaart toont de maximale overstromingsdiepte als gevolg van het bezwijken van

een regionale waterkering (langs het regionale watersysteem), zoals gerapporteerd in het kader van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR). Deze kaart is echter niet compleet, omdat nog niet alle gebieden zijn gerapporteerd die vanuit het regionale systeem kunnen overstromen. De lokale waterbeheerder kan een compleet beeld van deze overstromingsgevoelige gebieden beschikbaar stellen.

3. De derde kaart toont de overstromingsdiepte van de – veelal hooggelegen – onbeschermde gebieden langs de grote rivieren, meren en de kust, bij een waterstand met een terugkeertijd van 1000 jaar (een kans van 1/1000 per jaar), zoals gerapporteerd in het kader van de ROR. Deze zogenaamde ‘buitendijkse gebieden’ verschillen erg van aard. In buitendijkse gebieden, die (relatief) hoog frequent kunnen overstromen, liggen over het algemeen weinig kwetsbare objecten (zoals uiterwaarden die ingericht zijn voor landbouw of als natuurgebieden). Maar

Page 47: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

46

er zijn ook buitendijkse haven- en industrieterreinen (zoals de Botlek) en duinmassieven met hotels, woningen en/of recreatieparken (bijvoorbeeld bij Grevelingen). Deze gebieden overstromen niet of nauwelijks bij een terugkeertijd van 1000 jaar, maar kunnen bij kleinere terugkeertijden wel overstromen; met potentieel veel schade. Ruimtelijke maatregelen kunnen hier de kwetsbaarheid verder verkleinen. In hoog-Nederland zijn veel gebieden langs beken ook niet beschermd door dijken. Het gebied dat potentieel kan overstromen is vaak beperkt, maar doordat de waterstand in beken bij hevige neerslag snel kan stijgen, treden overstromingen vaak snel en onverwacht op.

Aandachtspunten Deze kaarten geven een eerste beeld van de maximale overstromingsdiepte (of: overstroombaarheid) van een gebied. Indien een gebied op de kaarten niet ‘overstroomt’, is er vanuit het thema gevolgbeperking overstromingen geen opgave. Als het gebied wél overstroomt, betekent dit dat er nader onderzocht moet worden of gevolgbeperkende maatregelen nodig en mogelijk zijn. Dan helpt het om naar de tweede geadviseerde kaarten te kijken: 'Plaatsgebonden overstromingskans'. De gesuggereerde maatregelen per interval, geven een eerste indicatie van een mogelijk handelingsperspectief. Welke maatregelen écht passend zijn, hangt af van de daadwerkelijk optredende waterdiepte. Een overstromingsdiepte van 55 cm levert immers andere gevolgen en potentiële maatregelen op dan een overstroming van 1,80 m. Indien er maatregelen worden

Kaart plaatsgebonden overstromingskans Welke gevolgbeperkende maatregelen in een gebied het meest bijdragen aan het beperken van de gevolgen, hangt onder meer af van de overstromingskans. In de Klimaateffectatlas en de Kaartverhalen vind je daarom de kans dat een overstroming zich voordoet, en vervolgens de verdeling van die overstromingskans over de verschillende diepte-intervallen. Met andere woorden: áls zich een overstroming voordoet, hoe groot is dan de kans dat een bepaalde waterdiepte-interval zich voordoet, bijvoorbeeld het interval van 20-50 cm. Inzicht in de kans op een bepaalde waterdiepte, geeft aanknopingspunten om een afweging te maken over de haalbaarheid en betaalbaarheid van maatregelen. Wat zie ik op de kaart?

Page 48: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

47

De kaarten tonen de totale overstromingskans vanuit het oppervlaktewater – de combinatie van het primaire én regionale systeem, per CBS buurt, in 2050. Er zijn kaarten met verschillende overstromingsdieptes aanklikbaar: 0-20 cm, 20 – 50 cm, 50 – 200 cm en > 200 cm. Op veel plekken is de kans op een overstromingsdiepte van 0-20 cm beduidend groter dan een diepte van meer dan 200 cm. Wateroverlast door regenval is hierin niet meegenomen. Let op: dit betekent dat de kans op ‘natte voeten’ voor plekken die gevoelig zijn voor kortdurende hevige regenval, groter is dan hier zichtbaar is. Een completer beeld ontstaat door ook te kijken naar de resultaten uit de stresstest voor wateroverlast.

In het Kaartverhaal plaatsgebonden overstromingskans kan je op een buurt te klikken. Vervolgens verschijnt rechts een cirkeldiagram met de relatieve kans dat een bepaalde waterdiepte zich voordoet. Daaronder staat de kans dat deze buurt te maken krijgt met een overstroming van meer dan 0 cm. Deze overstromingsklasse wordt ook weergegeven op de kaart. Wat kan ik met deze informatie? In beeld brengen hoe groot de kans is op een overstroming in een bepaald gebied. In combinatie met de informatie over de diepte van verschillende potentiële overstromingen is het mogelijk om een eerste inschatting te maken van maatregelen die passend kunnen zijn. Daarbij is de interval van de grootste taartpunt het meest interessant. Wanneer er bijvoorbeeld uit het diagram volgt dat er 75% kans is dat er een overstromingsdiepte tussen de 0 en de 20 cm zal optreden, is het interessant om te onderzoeken of het water daadwerkelijk bij gebouwen naar binnenstroomt, én of in dat geval aanpassingen aan drempelhoogten wenselijk zijn. Neem in het beschouwen van mogelijke maatregelen voor overstroming, ook de gevolgen van extreme regenval mee. In het Kaartverhaal Wateroverlast staan kaarten met overstromingsdiepten door extreme neerslag. Aandachtspunten De kansen in de kaart geven geen actueel beeld van de waterveiligheid, maar zijn gelijk aan de normen voor de waterkeringen. In de praktijk kunnen keringen veel sterker zijn (wanneer ze bijvoorbeeld net versterkt zijn), of juist zwakker (wanneer ze nog versterkt moeten worden). Deze keuze voor het gebruik van de veiligheidsnormen voor deze kaart kent een dubbele achtergrond: het is enerzijds simpelweg niet mogelijk om de actuele overstromingskansen bij te houden op deze plek (binnen de Kaartverhalen). Anderzijds is het niet problematisch om uit te gaan van de norm, aangezien deze informatie uiteindelijk wordt gebruikt voor investeringsbeslissingen in de toekomst. De afspraak is dat er op termijn (uiterlijk 2050) overal aan de norm voldaan wordt, ook waar dat nu niet het geval is.

Page 49: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

48

Omdat de kans op zeer diepe overstromingen over het algemeen bijzonder klein is, is de bijdrage van overstromingen met een waterdiepte groter dan 200 cm vaak nauwelijks meer zichtbaar in de taartdiagram. Bij deze overstromingsdiepte zijn aanpassingen in de gebouwde omgeving om schade te voorkomen lastig, en gaat de aandacht uit naar het voorkómen van dodelijke slachtoffers. Belangrijke informatie hiervoor is het aantal beschikbare droge plekken in een buurt, om te kunnen schuilen als een overstroming dreigt. De kaart toont een eerste beeld van deze droge plekken. Als er onvoldoende droge plekken aanwezig zijn, kan daarmee rekening worden gehouden bij de toekomstige ontwikkeling van (publieke) gebouwen.

5.2 Creeër informatie op maat

De waterdiepten die kunnen optreden bij overstromingen en wateroverlast, en de daarbij behorende globale kans van optreden in 2050, geven een eerste inzicht in de kwetsbaarheid van een gebied. Breng vervolgens de kwetsbaarheid van een gebied of object nader in beeld; bijvoorbeeld door meer gedetailleerde overstromingsscenario’s te bekijken. Hiermee worden de kans van optreden, de overstromingsdiepte en de gevolgen nauwkeuriger in beeld gebracht. In de Citydeal Klimaatadaptatie is een werkwijze opgesteld. Ook de informatie van het stresstestonderdeel wateroverlast kan worden benut. Overzicht met behulp van een waterrisicoprofiel In onderstaande figuur zijn alle, voor een bepaalde locatie, relevante wateroverlast- en overstromingsscenario’s in beeld gebracht. In dit zogenoemde waterrisico-profiel is de herhalingstijd weergegeven waarmee een bepaalde overstromingsdiepte statistisch wordt overschreden. Grotere diepten komen minder vaak voor, dus met oplopende waterdiepte langs de verticale as neemt de herhalingstijd toe.

Figuur 1: Illustratie waterrisicoprofiel

(Bron: Waterrisico’s bij ruimtelijke ontwikkelingen en assets, Citydeal Klimaatadaptatie)

Identificatie van onderliggende overstromings-gebeurtenissen: regenval en watersysteem Om de gevolgen van hevige, kortdurende regenval op lokaal niveau gedetailleerder in beeld te brengen, is geavanceerde software beschikbaar die rekening kan houden met de lokale waterhuishouding (watergangen, rioolafvoercapaciteit enzovoort). Daarbij wordt (ook) gerekend met de voorgeschreven bui-intensiteiten zoals beschreven bij het thema wateroverlast.

Page 50: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

49

Bij overstromingen vanuit een overbelast watersysteem, is het van belang om na te gaan welke individuele overstromingsscenario’s in een bepaald gebied of bij een object optreden, en hoe diep het daarbij wordt. Dit kan worden nagegaan met de lokale waterbeheerder of een adviesbureau, aan de hand van het landelijke informatiesysteem water en overstromingen (LIWO). Ook de daarbij optredende schade en het aantal slachtoffers, kan in LIWO worden opgezocht of eventueel zelf worden bepaald met behulp van de Schade en Slachtoffermodule 2017 voor het betreffende deelgebied. Dit geeft een beeld van de kleine en grote overstromingsscenario’s en er kan een waterrisico-profiel worden opgesteld. Elke trede van het ‘trappetje’ representeert een bepaald overstromingsscenario. Het ‘trappetje’ brengt alle combinaties in beeld van kansen en gevolgen van overstromingen en wateroverlast. In een latere fase – of in de risicodialoog – kan aan de hand hiervan worden nagegaan of er gebeurtenissen zijn, waarbij de hoeveelheid schade of het aantal slachtoffers onacceptabel is. In dat geval zijn maatregelen wenselijk. Illustratie van een waterrisicodiagram

Een vervolg op het in beeld brengen van de blootstelling van functies en objecten, is het inschatten

van het gevolg van deze blootstelling. Om de gevolgen van een bepaalde blootstelling in beeld te

brengen, is in een traject van de City Deal Klimaatadaptatie een methodiek uitgewerkt die

risicodiagrammen voor wateroverlast en overstromingen oplevert. In de methodiek worden

gevolgen ondergebracht in vier categorieën:

• Schade

• Slachtoffers

• Maatschappelijke ontwrichting (aantal dagen van uitval)

• Imago (inclusief milieuschade en het effect op biodiversiteit)

Per functie of objecttype wordt een inschatting gemaakt van het gevolg van de blootstelling.

Figuur 2: Illustratie ontwikkelen waterrisicodiagram (Bron: Waterrisico’s bij ruimtelijke ontwikkelingen en assets, Citydeal Klimaatadaptatie)

Afhankelijk van de grootte van de gevolgen is de ernst aangegeven. Het classificeren van de ernst

van de gevolgen (catastrofaal, ernstig, enzovoort) is overigens geen onderdeel van de stresstest,

maar onderdeel van de risicodialoog. De figuur toont een voorbeeld van een risicodiagram. Een

toelichting op de methodiek en werkwijze van de waterrisicodiagrammen is te vinden in de

rapportage van de City Deal Klimaatadaptatie. Naast inzicht in de kans van optreden en de

Page 51: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

50

gevolgen (vermeden schade, het aantal gedupeerden en eventuele slachtoffers), is het van belang

om inzicht te hebben in de kosten van kansrijke maatregelen. Met die informatie kan een

risicoafweging worden gemaakt. Bij lage overstromingsdiepten (0-20 cm, max. 50 cm) zullen naar

verwachting de maatregelen gericht zijn op het voorkómen van schade. Bij grotere

overstromingsdiepten (>2m) zullen de maatregelen veelal gericht zijn op het voorkómen van

slachtoffers. Met name bij nieuwbouw en verbouwingen zijn structurele maatregelen kansrijk, bij

bestaande bouw meestal alleen noodmaatregelen (zoals zandzakken of deurschotten).

6. Vitaal en Kwetsbaar in de stresstest

De stresstest richt zich op het in beeld brengen van de kwetsbaarheid van verschillende functies voor extreme klimatologische omstandigheden. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie stelt specifiek dat de nationale vitale en kwetsbare functies uiterlijk in 2050 beter bestand moeten zijn tegen de gevolgen van overstromingen en wateroverlast. Daartoe wordt uiterlijk in 2020 beleid en regelgeving vastgesteld Aanpak vitaal en kwetsbaar: stand van zaken Tot medio 2018 is in de aanpak vitale en kwetsbare functies vooral aandacht besteed aan het opstellen van doelen en ambities door de verantwoordelijke ministeries, in afstemming met de betrokken sectoren. De stap naar de lokale en regionale praktijk is lastig, zo blijkt uit vier regionale Pilots Vitaal en Kwetsbaar (Botlek, IJsselvechtdelta, Westpoort en Zeeland). Dat komt onder meer doordat de (netwerk)beheerders vertrouwelijke informatie over locaties en kwetsbaarheden van hun infrastructuur niet zomaar beschikbaar willen en mogen stellen. Daarnaast hebben ze ook geen capaciteit om medewerking te verlenen aan alle noodzakelijke stresstesten in hun beheergebied. Tot op heden is ook in (gemeentelijke) stresstesten weinig tot geen aandacht besteed aan de vitale en kwetsbare functies binnen het grondgebied. Niettemin is het belangrijk dat lokale en regionale overheden bekend zijn met de op hun grondgebied gevestigde vitale infrastructuur. Het is bijvoorbeeld van belang om te weten of in geval van overstroming of extreme neerslag risico’s bestaan voor de levering van elektriciteit, gas en drinkwater. Ook als gebieden niet overstromen, kunnen dergelijke nutsvoorzieningen uitvallen, omdat productielocatie, infrastructuur of andere objecten elders wel onder water staan (zogenaamde cascade-effecten). De kwetsbaarheid voor uitval van vitale en kwetsbare functies moet daarom regionaal worden bekeken. Op dit moment wordt vanuit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie een nieuwe werkwijze opgezet om vitale en kwetsbare infrastructuur in te bedden in de stresstest en de uitvoeringsagenda. Daartoe wordt ook de aansluiting gezocht bij de Veiligheidsregio’s, die verantwoordelijk zijn voor crisisbeheersing. In de zogenoemde Impactanalyses van de Veiligheidsregio’s staat de vitale infrastructuur en wateroverlast centraal. Het is effectief om op provinciaal niveau het gesprek aan te gaan en de regionale en lokale kwetsbaarheden in beeld te brengen, zo blijkt uit de eerste resultaten van twee pilots met de provincies Gelderland en Limburg en de bijbehorende Veiligheidsregio’s. De (netwerk)beheerders van vitale en kwetsbare functies zijn op provinciaal niveau wel bereid aan te sluiten en informatie te delen. Ze hoeven dan niet bij alle gemeentelijke stresstesten aan te sluiten. Ook kunnen er, vanwege de betrokkenheid van de Veiligheidsregio’s, betere afspraken worden gemaakt over het al dan niet delen van vertrouwelijke informatie. Medio 2019 zal deze aanpak landelijk worden uitgerold. Wat kunnen lokale en regionale overheden nu al praktisch doen? De beheerders die verantwoordelijk zijn voor de betreffende functies en/of netwerken kunnen niet met alle lokale en decentrale overheden afzonderlijk een stresstest en risicodialoog uitvoeren. Lokale

Page 52: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

51

en regionale overheden worden geadviseerd, zolang de nieuwe werkwijze nog niet is uitgewerkt, bij de uitvoering van de stresstest en risicodialoog in ieder geval de Veiligheidsregio te betrekken. Onder andere omdat informatie over vitale infrastructuur niet altijd openbaar en/of bekend is binnen een gemeente. In overleg met de Veiligheidsregio kan worden bepaald welke vitale en kwetsbare infrastructuur of objecten binnen eigen grondgebied, of in uitstraling naar de regio, een risico vormen en dus in het kader van de stresstest en risicodialoog moeten worden meegenomen. Dit geeft dan ook aanleiding om de netwerkbeheerders te betrekken en aan te spreken op hun verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld leveringszekerheid). De Veiligheidsregio’s en beheerders van de vitale en kwetsbare functies hebben vanuit oogpunt van risico- en crisisbeheersing aandacht voor overstromingsrisico’s en wateroverlast. Zie ook www.risicokaart.nl. Hitte en droogte zijn tot dusver buiten beschouwing gebleven. De evaluatie van de hitte en droogte van 2018 zal daar mogelijk verandering in brengen. Meer informatie over Vitaal en Kwetsbaar is de vinden op deze pagina.

Page 53: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

52

7. Adviezen voor gebruik van uitkomsten

Voor een juist gebruik van de stresstest uitkomsten is het van belang deze te voorzien van een heldere schriftelijke en mondelinge toelichting, en te borgen dat die toelichting niet naar de achtergrond verdwijnt. De toelichting moet in ieder geval betrekking hebben op de interpretatiemogelijkheden van de uitkomsten, uitleg over de standaarden die zijn toegepast, de samenhang tussen verschillende thema’s en hoe wordt omgegaan met onzekerheden. Daarnaast zijn er aandachtspunten die betrekking hebben op het proces waarin de uitkomsten worden gebruikt. Aandachtspunten en tips voor het gebruik van stresstest uitkomsten zijn hier samengevat onder de kopjes:

• Context van de stresstest en standaarden

• Omgaan met onzekerheid van stresstest uitkomsten

• Uitkomsten toetsen, verrijken en verbeteren

• Creëer en gebruik inzicht in samenhang

• Uitkomsten meenemen naar de risicodialoog Context van de stresstest en standaarden Stresstest is geen norm De uitkomsten van de stresstest geven niet weer welke situatie in ieder geval voorkomen moeten worden. De uitkomsten zijn op de eerste plaats een middel om klimaatadaptie bewust handelen en denken te stimuleren. Ook de stressteststandaarden, zoals de neerslaggebeurtenissen voor de analyse wateroverlast, zijn niet bedoeld als norm om de ruimtelijke inrichting, watersystemen of constructies op te ontwerpen en te dimensioneren. Gebruik de gestandaardiseerde aanpak en de uitkomsten van de stresstest wel als een referentie bij het nader onderzoeken van het effect van adaptatiemaatregelen of strategieën. Er moet op enig moment worden bepaald, en gecommuniceerd, in hoeverre de geconstateerde risico’s door maatregelen worden verminderd. Afwijken van stresstest standaarden kan, mits beargumenteerd Wanneer het toepassen van de stresstest standaarden in een specifieke situatie niet zinnig wordt geacht, mag hiervan worden afgeweken. Het is dan wel noodzakelijk de argumenten daarvoor vast te leggen en deze toelichting te koppelen aan de stresstestresultaten. Werken aan klimaatbestendigheid vindt plaats tussen stresstesten De ruimtelijke inrichting maar ook de acceptatie door burgers verandert minstens zo snel als het klimaat. Vandaar dat in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat stresstesten iedere zes jaar worden herhaald. Op deze wijze wordt een vinger aan de pols gehouden. Wat tussen deze momentopnamen wordt besloten, ontwikkeld en gebouwd, bepaalt de toekomstige klimaatbestendigheid. In de periode tussen stresstesten is het daarom zinnig de stresstestresultaten als referentie te raadplegen en bij elke ontwikkeling en alle activiteiten klimaatadaptatie bewust te handelen. De beste leerervaring komt meestal uit aan de slag gaan en al doende te leren. Wees niet terughoudend en accepteer dat er ook fouten zullen optreden.

Page 54: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

53

Omgaan met onzekerheid van stresstest uitkomsten Klimaatadaptatie bestaat voor een belangrijk deel uit het omgaan met onzekerheden. Het benoemen en betrekken van onzekerheden in de risicodialoog is daarom essentieel. Om onzekerheden nader te duiden is het handig om onderscheid te maken tussen verschillende typen. Sommige onzekerheden kunnen worden verkleind, andere kunnen alleen worden geaccepteerd. Meer onderzoek uitvoeren is niet altijd nodig en niet altijd wenselijk. Voorbeelden van onzekerheden en manieren om daarmee om te gaan zijn:

• Variabiliteit. De blootstelling aan een bepaalde gebeurtenis in een gebied kan variëren. Denk hierbij aan de variatie in mate van bodemdaling in een historische binnenstad, hitteverschillen in de bebouwde omgeving en variatie in waterdieptes na intense neerslag. De onzekerheid die door variabiliteit wordt veroorzaakt kan deels worden verkleind door meer onderzoek en geavanceerdere modellen. Een besluit hierover wordt bepaald door de verwachte kosten/baten verhouding van het onderzoek. Een groot deel van de variabiliteit in de natuur is principieel niet te voorspellen, ook niet met meer onderzoek of verfijndere modellen. Er kan bijvoorbeeld geen weersverwachting worden opgesteld voor de komende jaren. Er kunnen wel verwachtingen worden gegeven over trends in gemiddelden en extremen.

• Marges rond uitkomsten. Marges komen voort uit de opeenstapeling van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van metingen, basisgegevens en oorzaak-gevolgrelaties. Een voorbeeld is: de overstromingsdiepte op een locatie is 2 meter +/- 0,5 meter. De manier om hiermee verder te werken is het verantwoorden en vastleggen van de marges in de resultaten, hierover te communiceren en actief te bewaken dat de marges in discussies niet naar de achtergrond verdwijnen.

• Scenario’s zijn een manier om uiting te geven aan kansen. Door analyses voor verschillende scenario’s uit te voeren, die een verschillende kans op optreden hebben, wordt inzichtelijk hoe toekomstverwachtingen variëren. Een manier om dan ‘de zekerheid’ te verhogen, is kiezen voor de worst case benadering. Deze benadering is passend bij de voorbereiding op gebeurtenissen waarvan de gevolgen dermate groot zijn, dat hier altijd rekening mee moet worden gehouden. Ook als de kans hierop maar klein is.

• Bekende onbekenden. Maak niet alleen expliciet wat de onzekerheden zijn in de gebruikte basisgegevens en modeluitkomsten, maak ook expliciet welke informatie nog mist en van invloed kan zijn op de uitkomsten. Bijvoorbeeld het ontbreken van gegevens over de locatie van vitale en kwetsbare objecten, of het ontbreken van afstemming tussen de stedelijke en regionale waterstromingsmodellen.

• Onbekende onbekenden. Er zijn effecten en relaties die momenteel simpelweg niet bekend zijn. Deze vorm van onzekerheid zal praktisch altijd blijven bestaan.

Het adaptatieproces is niet altijd gediend met meer precisie Vanwege de complexiteit van de vraagstukken en de onzekerheden ontstaat snel de neiging om te zoeken naar meer gedetailleerde informatie en meer onderzoek uit te voeren. Hierbij moet in gedachten gehouden worden dat meer precisie (meer detail) niet altijd meer nauwkeurigheid garandeert. De dreigingen zijn in hun aard bijvoorbeeld slechts met beperkte nauwkeurigheid te bepalen en elke aanpak kent systematische fouten. Bovendien moet de vraag gesteld worden welke nauwkeurigheid nodig is voor het nemen van een beslissing. Het gaat erom of de informatie voldoende is om een beslissing te nemen. Bij relatief eenvoudige en betaalbare maatregelen met niet of nauwelijks negatieve bijwerkingen zal dat punt eerder bereikt worden dan bij complexe, dure maatregelen die een grote impact op de omgeving hebben. Wanneer de aandacht volledig dreigt uit te gaan naar het zo nauwkeurig mogelijk kwantificeren van knelpunten en technische details, kan

Page 55: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

54

een mismatch ontstaan met de wensen en belangen van de brede doelgroep, waardoor partijen afhaken en het adaptatieproces stokt. Omgaan met onzekerheden door adaptief deltamanagement Het werken met alle onzekerheden komt samen in het concept van adaptief deltamanagement, dat in de aanpak van het Deltaprogramma centraal staat: we kijken ver vooruit naar de opgaven die voor ons liggen en met die kennis nemen we steeds op tijd de maatregelen die op dat moment nodig en betaalbaar zijn. Daarbij zorgen we ervoor dat we steeds flexibel kunnen inspelen op nieuwe kansen en nieuwe inzichten. Door meerdere strategieën te vormen kan er snel worden gewisseld wanneer de omstandigheden of verwachtingen voor de toekomst veranderen. Uitkomsten toetsen, verrijken en verbeteren Benut lokale praktijk kennis Vergelijk de kaartbeelden die uit de stresstest volgen met eigen kennis en ervaringen. Betrek inwoners en bedrijven met gebiedskennis, en collega’s die bezig zijn met water, riool, openbare ruimte, groen, ruimtelijke ordening, energie, circulariteit, infra, beheer en onderhoud, cultureel erfgoed en gebiedsontwikkeling. Herkennen zij de locaties waar de stresstest problemen voorziet? Zien of verwachten zij problemen op andere locaties die niet uit het de stresstest naar voren komen? Aanbevolen wordt op enig moment samen met gebiedsbeheerders een veldbezoek te brengen om alle vermeende knelpunten te inspecteren. Oftewel, verbeter de stresstest uitkomsten met een toets aan de praktijk. Het is altijd verstandig om eerst e reflecteren voordat diepgaand onderzoek wordt uitgevoerd, om het doel ervan vast te stellen. Praktijkkennis en ‘gezond-verstand-analyses’ zullen informatie leveren om de doelstelling scherper te krijgen en te voorkomen dat energie wordt gestoken in gebieden waar geen problemen te verwachten zijn. Kijk ook buiten de eigen organisatie. Betrek partijen als de gemeente, het waterschap, de provincie, de veiligheidsregio en de GGD. Deze instanties beschikken veelal over informatie over kwetsbaarheden (in de huidige situatie). Vergelijk en combineer stresstest uitkomsten van verschillende partijen Het is zinnig om bij het analyseren van samenhang en verbanden, te overleggen met ‘de buren’ en van elkaar te leren. Zeker als kwetsbaarheden zich op een regionale schaal voordoen of oplossingen buiten het eigen gebied moeten worden gezocht. Dit wordt makkelijker wanneer wederzijds gebruik is gemaakt van de stresstest standaarden. Niet alleen overheden voeren klimaatstresstesten uit, maar bijvoorbeeld ook sectoren (denk bijvoorbeeld aan de elektriciteitssector en de landbouwsector). Hierdoor ontstaat de kans om resultaten te combineren en aan elkaar te toetsen, mits helder is welke basisgegevens, methoden en uitgangspunten zijn gebruikt en met eventuele verschillen daarin rekening wordt gehouden in de interpretatie. Toets of geen klimaateffecten over het hoofd worden gezien Het is mogelijk dat bepaalde effecten van klimaatverandering niet of onvoldoende in de stresstest worden geïdentificeerd. Dat kan bijvoorbeeld volgen uit een toets bij gebiedskenners. Om hierover een gesprek aan te gaan biedt de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) een generiek overzicht van allerlei mogelijke effecten. Ieder klimaatthema is uitgewerkt in een zogenoemd bollenschema. Ga naar de NAS-adaptatietool om een eigen bollenschema voor je gebied op te bouwen. Het gebruik van de bollenschema’s is geen onderdeel van de standaard, maar kan zeker helpen bij evalueren van stresstest uitkomsten

Page 56: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

55

Concretiseer uitkomsten met herkenbare voorbeelden Het creëren van urgentiegevoel met kaarten alleen blijkt in de praktijk lastig te zijn. Het vertellen van een verhaal bij de kaart, met gebruik van bekende lokale gebeurtenissen als voorbeelden, kan dit verbeteren. Zo kan voor droogte en hitte gebruik worden gemaakt van de ervaringen in 2018. Meekoppelkansen inzichtelijk maken De meeste maatregelen in de (openbare) ruimte worden kosteneffectiever wanneer ze meeliften op andere ingrepen. Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van het straatprofiel en aanleggen van een wadi. Confronteer daarom de stresstestuitkomsten met informatie over geplande en lopende (her)inrichtingsactiviteiten En met gepland onderhoud aan wegen, groen, riolering, kabels, leidingen en gebouwen. Zo kan bij het opstellen van een uitvoeringsagenda worden nagegaan of en wanneer knelpunten kunnen worden aangepakt door ‘mee te koppelen’ met die activiteiten. Belangrijk is dat iedere gelegenheid om adaptatiemaatregelen uit te voeren ook wordt benut. De volgende kans kan zich pas over tientallen jaren voordoen. Andersom kunnen de uitkomsten van de stresstest ook een rol spelen in het plannen van de uitvoeringsagenda voor andere activiteiten. Bij hoogst urgente problemen kan wellicht niet op meekoppelen worden gewacht. Creëer en gebruik inzicht in samenhang Bij zowel de uitvoering van de stresstest als de interpretatie van de resultaten spelen gebiedskennis, systeeminzicht en het doorzien van samenhang, een voorname rol. Het gaat om het kunnen signaleren en begrijpen van de samenhang tussen de factoren die de kwetsbaarheden beïnvloeden, zoals water, bodem, infrastructuur, constructiekenmerken en gebruik. Door systeeminzicht wordt duidelijker of en hoe effecten elkaar beïnvloeden, wat de oorzaken zijn én of het mogelijk is om meerdere knelpunten tegelijkertijd op te lossen zonder nieuwe problemen te veroorzaken. Het meest volledige systeeminzicht ontstaat door verschillende partijen bij elkaar te brengen die elk een deel van het totaal overzien. Het in beeld brengen en bespreken van samenhang en afhankelijkheden is een essentieel onderdeel van de risicodialoog. Het verbindt de deelnemende partijen met elkaar en is van invloed op de verdeling van kosten, baten, verantwoordelijkheden en acties. Sommige verbanden zullen gedurende de dialoog naar voren komen. Andere zijn vooraf te signaleren. Het met elkaar combineren en vergelijken van de stresstest uitkomsten van de vier thema’s is daarvoor een belangrijke eerste stap. Ook verbinding met andere opgaven zoals leefbaarheid of sociale cohesie kan relevant zijn. Voorbeelden van samenhang zijn:

• Karakteristieken van landschapstypen. In laag gelegen gebieden met een slappe ondergrond kan bijvoorbeeld een combinatie van kwetsbaarheden voor wateroverlast, droogte (bodemdaling) en een grote overstromingsdiepte worden verwacht. Hoge waterpeilen kunnen daar dan gunstig zijn om bodemdaling te remmen, maar kunnen de wateroverlast juist verergeren. In het buitengebied van de hoge zandgronden kan regenwater gemakkelijker infiltreren, waardoor schade door plasvorming bij langdurige neerslag vrijwel niet optreedt. Dergelijke gebieden zijn juist weer gevoelig voor langdurige droogte door het ontbreken van wateraanvoermogelijkheden. Voor het signaleren en begrijpen van dit soort karakteristieke kwetsbaarheden op een regionaal schaalniveau, zijn de gidsmodellen voor landschapstypen behulpzaam.

• Typerende kenmerken van constructies, infrastructuur, de inrichting van de ruimte en gebruiksintensiviteit, bepalen de gevoeligheid voor meerdere klimaateffecten. In sterk versteend binnenstedelijk gebied kan bijvoorbeeld zowel wateroverlast als hittestress worden verwacht. In vooroorlogse wijken in laag Nederland is een verhoogde kans op

Page 57: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

56

kwetsbaarheid voor droogte en (grond)wateroverlast. Cultuurhistorische kennis komt bij het identificeren van relevante kenmerken bijzonder van pas. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft een stappenplan ontwikkeld om cultuurhistorische kennis te integreren in de klimaatstresstest.

• Samenhang tussen schaalniveaus. Knelpunten manifesteren zich vaak lokaal, terwijl de oorzaak en oplossing op een regionale schaal te vinden zijn. Zo is droogval van een beek mogelijk te voorkomen door waterbeheersmaatregelen op stroomgebiedsniveau.

• Samenhang tussen stad en landelijk gebied. De verbinding tussen het watersysteem van stad en landelijk gebied is vaak losgeraakt. Adaptatie kan bestaan uit het herstel van de verbinding. Gemeente en waterschap zullen in dat geval tezamen met elkaars stresstest uitkomsten aan de slag moeten.

• Samenhang in risico’s ontstaat in gebieden met een hoge economische waarde, hoge gebruiksintensiteit of bij objecten met een vitale functie. Deze plaatsen komen door de hoge waarde of het grote belang, bij meerdere typen dreigingen als kwetsbaar naar voren. Het zogenaamde waterrisicoprofiel richt zich bijvoorbeeld op het inzichtelijk maken van de kwetsbaarheid van functies en objecten bij wateroverlast én bij overstromingen.

• Cascade effecten ontstaan door het uitvallen van een vitale schakel in de infrastructuur. Dit kan bijvoorbeeld een overstroomd viaduct in een hoofdweg zijn, een door hitte klemmende brug of een door droogte verzilt waterinnamepunt. Door dit uitvallen ontstaan (in een groot gebied) daaruit volgende problemen, die alleen te identificeren zijn wanneer de samenhang tussen infrastructuur en daarvan afhankelijke functies bekend is.

• Integrale maatregelen. Groenvoorziening verbetert bijvoorbeeld de kwaliteit van de ruimte, vermindert hittestress en draagt bij aan voorkomen van wateroverlast. Geïnfiltreerd regenwater kan bovendien zorgen voor een vermindering van droogte effecten. Combineer dit met informatie over grondwateroverlast om te beoordelen of extra infiltratie niet juist leidt tot vergroting van dit knelpunt. Wanneer overtollig regenwater van de stad naar landelijk gebied wordt gevoerd, kan een nieuw waterbuffergebied buiten de stad misschien ook een natuur- en recreatiefunctie vervullen.

Andere voorbeelden van factoren die voor samenhang zorgen zijn eigendom, tijd (wanneer worden verschillende knelpunten of meekoppelkansen verwacht), beleid, wet- en regelgeving. Het beschouwen van samenhang op de laatste twee punten moet voorkomen dat verkokering optreedt of tegenstrijdigheden ontstaan in het adaptatiebeleid van verschillende instanties. Uitkomsten meenemen naar de risicodialoog De stresstest brengt kwetsbaarheid in beeld maar velt geen oordeel De uitkomsten van de stresstest geven inzicht in de kwetsbaarheden voor klimaatverandering. Aan deze kwetsbaarheden is nog geen oordeel verbonden. Er wordt in de uitkomsten bijvoorbeeld niet aangegeven of er sprake is van een onaanvaardbaar risico. Een dergelijk oordeel komt tot stand in de risicodialoog. De risicodialoog is breder dan de stresstest In de risicodialoog worden allerlei vragen besproken die verband houden met of voortborduren op de stresstest uitkomsten. Vragen als:

• Welke nieuwe opgaven ontstaan door de verandering van het klimaat?

• Worden de uitkomsten van de stresstest herkend en onderkend?

• Welke objecten of activiteiten worden waardoor geraakt?

• Welke partijen worden waardoor geraakt?

• Welke problemen of toekomstige problemen willen we oplossen?

Page 58: Bijsluiter gestandaardiseerde stresstest Ruimtelijke Adaptatie · • Instructies voor het vinden en gebruiken van publieke basisinformatie om kwetsbaarheden te verkennen en op hoofdlijnen

57

• Wat is het meest urgent?

• Op welk schaalniveau liggen oplossingen (lokaal of regionaal)?

• Wat zijn kansrijke handelingsperspectieven en maatregelen?

• Welke meekoppelkansen kunnen we benutten?

• Wie gaat welke maatregelen uitvoeren?

• Is er behoefte aan aanvullend onderzoeken en meer kennis? Samengevat draagt de stresstest bij aan de antwoorden op deze vragen door aan te geven wat, waar door welk klimaateffect wordt geraakt, wie hiervan last zal hebben (of profiteert) en wanneer dit zal spelen. Om een juist gebruik van de stresstest uitkomsten te borgen, wordt aanbevolen om inhoudelijk specialisten bij het vervolgproces te betrekken die de ins en outs van de uitkomsten kennen. Er is geen vaste stresstest/risicodialoog volgorde De risicodialoog is geen eenmalig, rechtlijnig gesprek, maar een iteratief proces om tot een gezamenlijke agenda te komen. In de beginfase kan het voldoende zijn om het gesprek te voeren met de uitkomst van een stresstest met (landelijke) basisinformatie. Zodra over maatregelen wordt gesproken zal er behoefte ontstaan aan nauwkeuriger informatie op maat, waarmee kosten en baten kunnen worden afgewogen. De aanleiding om verdiepende analyses uit te voeren kan ook anders zijn, of op een ander moment ontstaan. Er is niet één vast stramien waarin de wisselwerking tussen dialoog en onderzoek verloopt. Stem informatieoverdracht af op het proces De risicodialoog is niet zozeer een technische opgave, maar vooral een organisatorische en procesmatige uitdaging die leidt tot samenwerking en commitment. De wijze waarop de uitkomsten van de stresstest worden ingebracht moet passen bij de wijze waarop de risicodialoog is vormgegeven, zodat partijen ook met adaptatie aan de slag kunnen en willen gaan. Dit vraagt naast technisch inhoudelijke expertise ook vaardigheden ten aanzien van communicatie, procesmanagement en informatiemanagement. Het kan bijvoorbeeld voor het procesverloop beter zijn om niet direct alle uitkomsten van de stresstest te bespreken, maar dit gedoseerd te doen. Of de stresstest in stappen uit te voeren, van grof naar fijn en per thema, synchroon met het gebiedsproces dat is opgestart. In het Deltaplan is overigens afgesproken dat de overheden resultaten van de stresstest openbaar maken. Op die manier kunnen organisaties en inwoners zich een beeld vormen van de opgaven en bepalen welke adaptatiebijdrage zij kunnen leveren. Wees voorbereid op discussie over maatregelen Hoewel de stresstest niet gaat over het selecteren of beoordelen van maatregelen, zal er in de risicodialoog beslist naar de gesignaleerde kwetsbaarheden worden gekeken wanneer over maatregelen wordt nagedacht. Het is voor de medewerkers die in het proces een juist gebruik van de stresstest uitkomsten bewaken daarom zinnig om ook kennis te nemen van de vertaling van kwetsbaarheden naar maatregelen, zodat de uitkomsten hierbij op de juiste wijze worden gebruikt. Kijk hiervoor bijvoorbeeld naar de praktijkvoorbeelden op het kennisportaal.