100
stedenbouwkundige verordening Bouwcode

Bouwcode Antwerpen

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Bouwcode Antwerpen

Citation preview

Page 1: Bouwcode Antwerpen

stedenbouwkundige verordening

Bouwcode

Page 2: Bouwcode Antwerpen

Dit is de officieuze gecoördineerde versie stedenbouwkundige verorde-

ning Bouwcode. Het is de Bouwcode zoals ze is gepubliceerd in het Bel-

gisch Staatsblad [2011/35265]. Hieruit zijn enkele schrijffouten verwijderd.

Daarnaast moet er een correctie toegepast worden op de volgende plaatsen in

het document, zoals aangeduid in de onderstaande lijst. De toegepaste correctie

gaat enkel over kruisverwijzingen, niet over de inhoud van de artikelen:

Artikel 10 Inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte

§1, art. 8 wordt art. 7

Artikel 13 Ondergrondse uitsprongen

§2, art. 56 wordt art. 55

§3, art. 59 wordt art. 58

Artikel 23 Plaatsing

§3,3°, art. 77 wordt art. 75

Artikel 33 Autobergplaatsen achter de voorgevel

Art. 33 wordt art. 32

Artikel 38 Algemeen

§2, art. 40 tot 42 wordt art. 39 tot 41

Artikel 44 Fietsenbergplaats

§1, art. 35 wordt. 34, art. 39 wordt. 58

Artikel 46 Algemeen

§1, art. 34 wordt art. 33, art. 60 wordt 59

§2, art. 82 wordt art. 80

Artikel 60 Horecaterrassen in tuinen

§4, art. 15 wordt art 14

§5, art. 62§1 wordt art. 60§3, art. 49 wordt art. 48, art. 50 wordt art. 49

Artikel 62 Algemeen

§3, 3°, art. 62 wordt art. 61

Artikel 64 Niet-zaakgebonden publiciteit op afsluitingen

§3, art. 52 wordt art. 51

Artikel 66 Zaakgebonden publiciteit

§5, 2°, art. 15, §1, §3, §4 wordt art. 14

Artikel 84 Verluchting

Deel 4 ‘Technische kwaliteit’ wordt art. 75

Artikel 88 Voorbehandeling bij gebouwen gelegen in collectief

te optimaliseren buitengebied

§7, de huidige artikelen 94 en volgende wordt art. 93

Artikel 94 Waterlopen als onderdeel van een globaal plan

Art. 95 wordt art. 93]

Page 3: Bouwcode Antwerpen

Inhoudstabel

Inleiding ......................................................................................................7

Deel 1: ALGEMEEN

Artikel 1 - Toepassingsgebied ........................................................................ 13Artikel 2 - Definities ..................................................................................... 14

DEEL 2: VERGUNNINGSPLICHT

Artikel 3 - Meldingsplicht ............................................................................. 25Artikel 4 - Wijzigingen aan het uiterlijk van een gebouw ................................... 26Artikel 5 - Horecaterrassen ........................................................................... 26

DEEL 3: RUIMTELIJKE KWALITEIT

Hoofdstuk 1: AlgemeenArtikel 6 - Cultuur historisch erfgoed .............................................................. 31Artikel 7 - Harmonie .................................................................................... 32Artikel 8 - Draagkracht ................................................................................. 32Artikel 9 - Welstandsadvies ........................................................................... 32

Hoofdstuk 2: Uiterlijke kenmerkenAfdeling 1: Inplanting en afmetingArtikel 10 - Inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte ........................................ 34Artikel 11 - Daken ........................................................................................ 34Artikel 12 - Open ruimte ............................................................................... 34

Afdeling 2: In- en uitsprongenArtikel 13 - Ondergrondse uitsprongen ........................................................... 36Artikel 14 - Uitsprongen aan gevels................................................................ 37Artikel 15 - Insprongen aan voorgevels ........................................................... 38Artikel 16 - Openen van buitendeuren en luiken .............................................. 38Artikel 17 - Zonneweringen ........................................................................... 38Artikel 18 - In- en uitsprongen aan daken ........................................................ 39

Afdeling 3: Materiaalgebruik Artikel 19 - Materialen ................................................................................. 40Artikel 20 - Afwerken van gevels .................................................................... 40Artikel 21 - Beperkingen op afwerking van gevels ............................................ 41

Afdeling 4: Schotelantennes Artikel 22 - Afmetingen en aantal .................................................................. 41Artikel 23 - Plaatsing .................................................................................... 42

Hoofdstuk 3: Gebruikskenmerken Afdeling 1: Minimale afmetingen van ruimtesArtikel 24 - Minimale hoogte van ruimtes ....................................................... 43Artikel 25 - Minimale oppervlakte van een zelfstandige woning ......................... 44Artikel 26 - Kelders....................................................................................... 44Artikel 27 - Vloerniveau gelijkvloers ............................................................... 44

Page 4: Bouwcode Antwerpen

Afdeling 2: Minimale lichtinval en luchttoevoerArtikel 28 - Minimale lichtinval ..................................................................... 45Artikel 29 - Minimale luchttoevoer ................................................................ 45

Afdeling 3: ToegankelijkheidArtikel 30 - Rechtstreekse toegankelijkheid ..................................................... 47Artikel 31 - Vrije doorgang ............................................................................ 47

Afdeling 4: Contact met de straatArtikel 32 - Algemeen ................................................................................... 48Artikel 33 - Autobergplaatsen achter de voorgevel ........................................... 48 Artikel 34 - Fietsenstalplaatsen achter de voorgevel ......................................... 49Artikel 35 - Handelszaken ............................................................................. 49

Afdeling 5: Buitenruimten Artikel 36 - Algemeen ................................................................................... 49Artikel 37 - Dakterrassen .............................................................................. 50

Afdeling 6: Opdelen, samenvoegen en functiewijziging van woningen Artikel 38 - Algemeen ................................................................................... 50Artikel 39 - Opdelen van een woning .............................................................. 51Artikel 40 - Samenvoegen van een woning met andere gebouwen ..................... 51 Artikel 41 - Beperking op functiewijzigingen ................................................... 52

Afdeling 7: AfvalverzamelingArtikel 42 - Gebouwen met een woonfunctie ................................................... 52Artikel 43 - Gebouwen met een andere functie dan wonen ............................... 53

Hoofdstuk 4 Parkeren en stallenAfdeling 1: Fietsen Artikel 44 - Fietsenbergplaats ........................................................................ 54Artikel 45 - Aantal stal- en parkeerplaatsen ..................................................... 55

Afdeling 2: Auto’sArtikel 46 - Algemeen ................................................................................... 55Artikel 47 - Inritten ...................................................................................... 56

Hoofdstuk 5: AfsluitingenArtikel 48 - Voortuin .................................................................................... 57Artikel 49 - Zij- en achtertuin ........................................................................ 57Artikel 50 - Onbebouwde percelen ................................................................. 57Artikel 51 - Werfafsluitingen ......................................................................... 58

Hoofdstuk 6: Groen karakter Afdeling 1: GroenbeschermingArtikel 52 - Maximaal behoud ....................................................................... 60Artikel 53 - Beplantingsvoorwaarden.............................................................. 60Artikel 54 - Groenbescherming bij de uitvoering van werken ............................. 61

Afdeling 2: TuinenArtikel 55 - Inrichting van tuinen ................................................................... 62Artikel 56 - Beplantingen .............................................................................. 62Artikel 57 - Voortuin .................................................................................... 62Artikel 58 - Parkeren en stallen van fietsen ..................................................... 63Artikel 59 - Parkeren en stallen van auto’s ...................................................... 63

Page 5: Bouwcode Antwerpen

Hoofdstuk 7: Horecaterrassen Artikel 60 - Horecaterrassen in tuinen ............................................................ 64

Hoofdstuk 8: BuitenverlichtingArtikel 61 - Algemeen ................................................................................... 66

Hoofdstuk 9: PubliciteitArtikel 62 - Algemeen ................................................................................... 68Artikel 63 - Niet-zaakgebonden publiciteit op wachtgevels ................................ 69Artikel 64 - Niet-zaakgebonden publiciteit op afsluitingen ................................. 69Artikel 65 - Zaakgebonden of niet-zaakgebonden publiciteit op steigerdoeken ..... 70Artikel 66 - Zaakgebonden publiciteit ............................................................. 71

DEEL 4: TECHNISCHE KWALITEIT

Hoofdstuk 1: Bouwtechnische aspectenAfdeling 1: ConstructieArtikel 67 - Algemeen ................................................................................... 75Artikel 68 - Funderingen ............................................................................... 75Artikel 69 - Bestaande scheidingsmuren ......................................................... 76Artikel 70 - Nieuwe scheidingsmuren ............................................................. 76Artikel 71 - Inwerken van leidingen in scheidingsmuren ................................... 76Artikel 72 - Inwerken van constructieonderdelen in scheidingsmuren ................. 77

Afdeling 2: Afvoer van gassen Artikel 73 - Schadelijke en/of hinderlijke gassen .............................................. 78Artikel 74 - Niet-schadelijke gassen ................................................................ 78

Afdeling 3: Technische zone Artikel 75 - Algemeen ................................................................................... 79

Afdeling 4: KlimaatbeheersingssystemenArtikel 76 - Algemeen ................................................................................... 80

Afdeling 5: Hernieuwbare energiesystemenArtikel 77 - Zonnepanelen en zonnecollectoren ............................................... 81Artikel 78 - Windturbines .............................................................................. 81

Afdeling 6: InstallatieArtikel 79 - Algemeen ................................................................................... 83

Hoofdstuk 2: Hemel- en afvalwaterAfdeling 1: WateropvangArtikel 80 - Groendaken ................................................................................ 84

Afdeling 2: WaterafvoerArtikel 81 - Gescheiden stelsel ....................................................................... 85Artikel 82 - Helling van de rioleringsbuizen ..................................................... 86Artikel 83 - Plaatsing van de leidingen ............................................................ 86Artikel 84 - Verluchting ................................................................................ 86Artikel 85 - Maatregelen tegen geur- en wateroverlast ..................................... 86Artikel 86 - Verbod op vermalers .................................................................... 87

Page 6: Bouwcode Antwerpen

Afdeling 3: Individuele (voor)behandeling van afvalwaterArtikel 87 - Voorbehandeling bij gebouwen gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied .................................................. 87Artikel 88 - Voorbehandeling bij gebouwen gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied ..................................................... 87Artikel 89 - Vetafscheiders ............................................................................ 89

Afdeling 4: Lozing, collectieve inzameling en zuivering van afvalwater Artikel 90 - Openbare riolering ...................................................................... 90Artikel 91 - Lozing door gebouwen gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied ..................................................... 91Artikel 92 - Lozing door gebouwen gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied .................................................. 92

Afdeling 5: Waterlopen Artikel 93 - Wijzigen van waterlopen .............................................................. 94Artikel 94 - Waterlopen als onderdeel van een globaal plan .............................. 95

DEEL 5: DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 95 - Gelijkwaardigheidsprincipe ........................................................... 97Artikel 96 - Bijkomende voorwaarden ............................................................. 98Artikel 97 - Strafbepalingen .......................................................................... 98Artikel 98 - Opheffingsbepalingen .................................................................. 98

Page 7: Bouwcode Antwerpen

Inleiding

Toelichting: De stedenbouwkundige verordening van de stad Antwerpen, kortweg Bouwcode,

is de stedelijke stedenbouwkundige verordening die wordt aangenomen om het

bouwen binnen de stad Antwerpen te reglementeren. Ze bevat voorschriften die

van toepassing zijn op alle constructies en bouwwerken op het grondgebied van

Antwerpen. Voor het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning dienen

de ingediende plannen aan deze voorschriften te voldoen. Het raadplegen van

dit document is dus uitermate belangrijk voor iedereen met bouwplannen in

Antwerpen.

De Bouwcode heeft als doel minimale kwaliteit van het bouwen te garanderen,

zowel voor het gebouw, zijn bewoners en gebruikers, als voor de omgeving.

Deze beoogde kwaliteit omvat duidelijke uitspraken over de leefbaarheid,

duurzaamheid, beeldkwaliteit en veiligheid. Deze vier kernwaarden worden in

de Bouwcode vertaald in randvoorwaarden of voorschriften over de ruimtelijke

en technische kwaliteit waaraan alle gebouwen of constructies moeten

voldoen.

LeefbaarheidDe stad dient voor iedereen een aangename plek te zijn om in te wonen, te

verblijven, te werken en te bezoeken. Elke ruimte, of het nu gaat om een deel

van een gebouw of om een stadswijk, dient daarom geschikt te zijn voor het

bedoelde gebruik.

De leefbaarheid garanderen wil op het niveau van een wijk of stadsdeel

zeggen dat de draagkracht van de omgeving niet overschreden wordt, of

anders gesteld dat de leefkwaliteiten voor de omwonenden verbetert.

De draagkracht geeft de mate weer waarin een bepaald gebruik van de ruimte

door een bepaald gebied verdragen wordt, zonder dat het bestaande gebruik

en de eigenheid van de ruimtelijke structuur in het gedrang komen. Ruimtelijke

draagkracht heeft te maken met de tolerantie van de ruimte om bijkomend

gebruik op te vangen. Op een iets kleiner schaalniveau is leefbaarheid

garanderen er voor zorgen dat naburige gebouwen elkaars verblijfskwaliteit

niet verminderen bijvoorbeeld door in elkaars ‘weg’ te gaan staan en zicht of

licht te ontnemen van de naburige bebouwing.

De leefbaarheid garanderen op het niveau van het gebouw zelf wil zeggen

dat er een aantal basiskwaliteiten steeds gerealiseerd dient te worden

zodat een ruimte gecreëerd wordt waarin een mens optimaal presteert.

7

Page 8: Bouwcode Antwerpen

Iedereen heeft het recht om te wonen of te verblijven met voldoende comfort

en hygiëne. Ruimtes dienen voldoende groot te zijn, en over voldoende

licht, lucht en uitzicht te beschikken. Elke woning heeft nood aan een

minimale buitenruimte. En elke woning dient vlot toegankelijk te blijven.

Bovendien verwacht een gebruiker praktische ruimtes die beantwoorden aan

welomschreven functionele eisen, die correct geproportioneerd zijn en in goede

relatie tot elkaar staan.

Duurzaamheid

Bouwen in de stad dient op een duurzame manier te gebeuren. Er wordt

immers niet enkel gebouwd voor onszelf en enkel voor nu, maar voor een veel

langere periode, voor andere gebruikers en in een omgeving waar rekening

mee moeten gehouden worden. Antwerpen wil een voorbeeldige milieustad

zijn en bij de verschillende facetten van het bouwen rekening houden met

ecologische criteria. Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren

van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu.

Een duurzaam gebouw is een gebouw dat een lange tijd kan meegaan.

Dat kan door er in de structuur van het gebouw mee rekening te houden

dat het gebouw aanpasbaar of herbruikbaar is. Gebouwen moeten vele

generaties, leefstijlen en behoeften overleven. Ze moeten nuttig, geschikt en

bruikbaar blijven. Duurzaamheid kan men ook in een bouwproces brengen om

te kiezen voor kwalitatieve materialen die een lange tijd kunnen meegaan.

Een duurzaam gebouw is dus een gebouw dat verder durft te kijken dan de

minimumeisen van de dag van vandaag maar ook al probeert keuzes te maken

die ook voor de toekomst goed zullen zijn. Duurzaam bouwen wil zeggen zo

min mogelijk een belasting vormen voor het milieu. Dat kan door te bouwen

met ecologische materialen, en bovendien door zo te bouwen dat het gebouw

minder energie nodig heeft en het natuurlijke systeem positief beïnvloedt.

Technieken en materialen die een positief effect hebben op het stedelijk

klimaat zoals aangepaste materialen, hernieuwbare energiesystemen,

wateropvang en infiltratiemogelijkheden, … worden daarom gestimuleerd.

Duurzaam bouwen betekent ook ruimte bieden voor een duurzame levenstijl.

Een duurzame manier van verplaatsen –te voet of met de fiets– wil de stad

daarom ook vertaald zien in de vormgeving van de gebouwen.

Beeldkwaliteit Bouwen in de stad zal steeds iets toevoegen aan het stadsbeeld. Elke verbouwing

of nieuwbouw, hoe beperkt ook, bepaalt mee hoe de stad er uit ziet. Antwerpen

wil een aantrekkelijke stad zijn en streeft daarom naar een hoge beeldkwaliteit

8

Page 9: Bouwcode Antwerpen

van de stedelijke omgeving. In een dynamische en tegelijk historisch waardevolle

stad als Antwerpen is het immers belangrijk om aandacht te hebben voor het

kwalitatief stadsbeeld.

Die aandacht voor de beeldkwaliteit is even belangrijk bij monumenten in de

historische binnenstad als bij een woning in een gewone woonwijk van

de districten. Ook daar moet het bouwen bijdragen tot een aantrekkelijk

straatbeeld. Beeldkwaliteit wordt bepaald door de verschijningsvorm van

een gebouw, een object of een omgeving of het samenspel daarvan. Het

beeldbepalend karakter van een gebouw ligt in belangrijke mate in de visuele

relatie van het gebouw met zijn omgeving. De stad hecht veel belang aan

de harmonie van een gebouw met de omgeving. Daarom is het aangewezen

om het gebouw in een ruimer gebied te zien. Daarnaast worden het uitzicht

van een gebouw en de samenhang met de omgeving ook bepaald door de

vormelijke kwaliteiten van de bebouwing zelf (volumes, schaal, materialen,

gevelopbouw, kleur, …) en door allerhande toevoegingen aan het gebouw.

Die toevoegingen (zoals reclame, buitenverlichtingen, zonneschermen, …)

kunnen de architecturale waarde van de gebouwen en het straatbeeld sterk

gaan bepalen. Hun visuele impact dient daarom steeds doordacht en in

overeenstemming met gebouw en context te zijn.

Veiligheid

Bouwen in de stad dient een veilig gebruik van de ruimte te garanderen voor

zowel bewoners, gebruikers als bezoekers. Bouwwerken mogen dus zeker

geen onveilige situaties veroorzaken en de gebruikers niet in gevaar brengen.

Veiligheid begint met de bescherming van de bewoner of gebruiker.

Het gebouw dient daarom te allen tijde veilig opgetrokken te worden volgens

alle geldende normen met betrekking tot brandveiligheid, gezondheid en

stabiliteit, zodat een normaal gebruik van het gebouw steeds zonder gevaar is.

De architecturale uitwerking van het gebouw mag ook geen gevaarlijke situaties

scheppen, waar bewoners of passanten gekwetst kunnen raken door een

onaangepaste indeling van de ruimte, een gevaarlijke trap of door onverwachte

uitsprongen aan een gevel. Bewoners, gebruikers en bezoekers moeten zich

niet alleen in een veilige situatie bevinden, zij moeten zich ook veilig voelen.

Plekken waar overzicht en controle verdwijnen geven snel een gevoel van

sociale onveiligheid of lokken gedrag uit zoals sluikstorten of vandalisme,

dat niet bijdraagt tot een veilige en aangename omgeving. Een gebouw mag

door zijn vormgeving of plaatsing dus geen onveilige situaties veroorzaken.

Een levendig straatbeeld, waarbij voldoende functies in de gebouwen in relatie

staan met het leven op straat, vormt hier een belangrijk onderdeel van.

9

Page 10: Bouwcode Antwerpen

De Bouwcode is opgebouwd op basis van deze vier kernwaarden. Om deze hard

te maken en te kunnen afdwingen in het vergunningsbeleid worden ze omgezet

in verordenende voorschriften.

Naast het garanderen van kwaliteit wil de Bouwcode ook rechtszekerheid bieden

bij het bouwen. Ze gaat uit van de bouwmogelijkheden, beperkingen en de

effecten die een bouwwerk of constructie kan hebben voor bewoners, gebruikers,

omwonenden en passanten. De voorschriften zijn geschreven om zowel deze

groepen te beschermen als de eigenaar of bouwheer bouwmogelijkheden

te bieden.

De voorschriften van deze stedenbouwkundige verordening moeten gezien

worden samen met andere wetgeving, reglementeringen of documenten

met verordenende kracht. Dit geldt zowel ten aanzien van documenten die

een breder ruimtelijk verband hebben zoals bijzondere plannen van aanleg,

ruimtelijke uitvoeringsplannen of andere stedenbouwkundige verordeningen,

als ten aanzien van reglementen en normen die specifieke materies regelen.

Het is daarom aangeraden om ook deze andere wetgeving steeds te raadplegen

bij het opstellen van een bouwaanvraag. Deze complementariteit houdt in

dat de voorschriften van deze stedenbouwkundige verordening alleen gelden

voor zover ze niet strijdig zijn met provinciale en Vlaamse wetgeving of met de

voorschriften van specifieke ruimtelijke plannen.

Voorbeelden van andere relevante regelgeving zijn:

Decreten: de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening aangevuld met de

verschillende uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven, het decreet betreffende

het grond- en pandenbeleid, het decreet houdende de oprichting van de

strategische adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed, het decreet

houdende de Vlaamse Wooncode, het decreet houdende de kwaliteits- en

veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, het bosdecreet, het

decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Ruimtelijke plannen: het gewestplan, geldende RUP’s of BPA’s en verkavelings-

plannen.

Wetboeken: het Burgerlijk Wetboek en het Veldwetboek

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen: de verordening wegen voor

voetgangersverkeer, de verordening hemelwaterputten, de verordening

weekendverblijven, de verordening toegankelijkheid

Milieuwetgeving: VLAREM, Milieueffectrapportage (MER)

10

Page 11: Bouwcode Antwerpen

Bouwnormen: basisnormen brandveiligheid, geluidsnormen, EPB-regelgeving

Gemeentelijke regelgeving: Politiecodex, terrassenreglement, reglement

inname openbare weg door verplaatsbare voorwerpen en andere gemeentelijke

verordeningen.

11

Page 12: Bouwcode Antwerpen

12

Page 13: Bouwcode Antwerpen

Toelichting ToepassingsgebiedDe Bouwcode van de stad Antwerpen garandeert ruimtelijke en technische kwaliteit

voor alle bouwwerken binnen Antwerpen, ongeacht wie er bouwt, wat er gebouwd

wordt en waar er gebouwd wordt. Zo garandeert de Bouwcode dat de beoogde

kwaliteiten overal en voor iedereen gelden.

De Bouwcode is evenwel niet van toepassing in het havengebied van Antwerpen.

Omwille van de specifieke ruimtelijke context en de eigen, vaak zeer technische eisen

van gebouwen en constructies in het havengebied wordt voor het havengebied een

aparte Bouwcode opgesteld.

Artikel 1: ToepassingsgebiedDeze verordening is van toepassing op het grondgebied van de stad Antwerpen,

uitgezonderd het havengebied, zoals dat is aangeduid op het kaartbeeld.

Deel 1: Algemeen

13

Page 14: Bouwcode Antwerpen

Artikel 2: DefinitiesVoor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1° Aaneengesloten bebouwing: bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw

twee gemene muren of wachtgevels of beide heeft.

2° Afvalbrengsysteem: of sorteerstraatje. Systeem van containers dicht bij de

woning waar de bewoner zelf zijn huishoudelijk afval selectief naar toe brengt.

Het systeem wordt volgens de technische en stedenbouwkundige richtlijnen

van de stad geplaatst op publiek toegankelijk terrein. Het systeem wordt

gebruikt onder toezicht en volgens de reglementering van de stad.

3° Afvalwater: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te

ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet - verontreinigd

hemelwater.

4° Autobergplaats: ruimte die nodig is voor het plaatsen van een auto.

5° Baangracht: gracht die parallel met een weg ligt en als prioritaire functie

het opvangen van het hemelwater van de weg heeft.

6° Beplanting: gewas waarmee de grond is beplant, bestaande uit stengel en

bladeren, zoals struiken, kruidachtigen en bomen.

7° Beschermd gebouw: gebouw dat definitief of voorlopig beschermd is als

monument of dat gelegen is in beschermde stads- of dorpsgezichten.

8° Beschoeien: het aanbrengen van een oever- of bodemversteviging in

de baangracht om afkalving, uitspoeling en instorting tegen te gaan.

9° Bouwblok: een overwegend bebouwde ruimte die bestaat als een verzameling

van aan elkaar grenzende percelen, omringd door straten en/of natuurlijke

grenzen.

10° Bouwdiepte: afstand vanaf de bouwlijn waar over de gehele diepte gebouwd

mag worden, inclusief afdaken en uitbouwen, exclusief gelijkvloerse terrassen.

11° Bouwhoogte: hoogte gemeten vanaf het straatniveau tot aan het hoogste punt

van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,

zoals schoorstenen, antennes, …

12° Bouwlaag: horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op

gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd,

met inbegrip van het gelijkvloers en met uitsluiting van de kelder en zolder.

13° Bouwlijn: lijn waarachter een van de gevels van een gebouw geplaatst is of

geplaatst kan worden; de grens van de bouwperimeter.

14° Buitenruimte: onbebouwde, toegankelijke, bovengrondse, niet-overdekte

ruimte.

15° Carport: autostalling met minder dan drie muren onder een afdak, bij een

gebouw horend.

16° CHE - gebied: cultureel, historisch en/of esthetisch waardevol gebied zoals

aangeduid in het gewestplannen, bijzondere plannen van aanleg en in

ruimtelijke uitvoeringsplannen

14

Page 15: Bouwcode Antwerpen

17° Constructie: gebouw, bouwwerk, vaste inrichting, verharding,

publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame

materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond

steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan

of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden,

of is het goed volledig ondergronds.

18° Dakoppervlakte: verticale projectie op een horizontaal vlak van de

buitenafmetingen van het dak.

19° Dakvlak: buitenzijde van het dak, uitsprongen en insprongen buiten

beschouwing gelaten.

20° Dakkapel: uitspringend raam met dak dat het dakvlak onderbreekt.

21° Dakterras: toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw

(of een deel ervan) dat is aangelegd als een terras.

22° Diensten: als diensten worden beschouwd de dienstverrichtingen welke

gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. De diensten omvatten met name

werkzaamheden:

a) van commerciële aard;

b) van de vrije beroepen;

c) van het ambacht.

23° DWA (droogweerafvoer): leiding voor het afvoeren van huishoudelijk

afvalwater.

24° Fietsenbergplaats: ruimte die nodig is voor het plaatsen van een fiets.

25° Fietsparkeerplaats: ruimte die nodig is om een fiets kort te plaatsen

bij de functie.

26° Fietsstalplaats: de ruimte die nodig is om een fiets lang te plaatsen

bij de functie.

27° Functie: het feitelijk gebruik [de werking] van een onroerend goed of een

gedeelte daarvan.

a) Hoofdfuncties: alle functies, onbeperkt toegelaten op een bepaald perceel

of in een bepaald gebied.

b) Nevenfuncties: alle functies, beperkt toegelaten op een bepaald perceel

of in een bepaald gebied.

28° Garage: overdekte autostalling, ingesloten met minstens vier muren of drie

muren en een poort of hek.

29° Gassen: a) Schadelijke en/of hinderlijke gassen: gassen afkomstig van

verbrandingstoestellen zoals kachels en open haarden, dampen

afkomstig uit horeca-keukens, dampen afkomstig uit industriële

wasdrogers, dampen afkomstig uit mechanische ventilatiesystemen

15

Page 16: Bouwcode Antwerpen

en dampen afkomstig uit de verluchting van afvalbergingen.

Ook kunnen hier dampen afkomstig uit verluchtingspijpen van

rioleringen onder vallen, voor zover de verluchtingspijpen niet

afgesloten zijn door een beluchter.

b) Niet-schadelijke gassen: dampen die afgezogen worden door

een huishoudelijke dampkap, dampen afkomstig uit droogkasten,

rookgassen afkomstig van gasgestookte verwarmingsketels van type

C (gesloten systeem).

30° Gebouw: elke constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte is,

omsloten door vier buitenmuren en/of scheidsmuren, een fundering en

een dak.

a) Meergezinsgebouw: gebouw waarin minimum twee woningen

zijn ondergebracht.

b) Eengezinsgebouw (huis): gebouw bestaande uit één zelfstandige

woning, waarbij de woning samenvalt met het volledige gebouw.

c) Gemengd gebouw: gebouw waarin meerdere functies

ondergebracht zijn.

d) Kamergebouw: gebouw dat bestaat uit twee of meer te huur

gestelde of verhuurde kamers en gemeenschappelijke ruimtes.

e) Te behouden eensgezinsgebouw: eengezinsgebouwen met een

bruto-vloeroppervlakte van meer dan 90 vierkante meter en minder

dan 250 vierkante meter en met een buitenruimte van meer dan

15 vierkante meter.

f) Bijgebouw: op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw,

dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw

en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

31° Gebouw opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed: gebouwen die

opgenomen zijn in een van de volgende twee lijsten: de vier boeken “Inventaris

van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de

eeuwen heen 3NA, 3NB, 3NC en 3ND” en de digitale databank “De inventaris

van het Bouwkundig Erfgoed” van het Vlaams Instituut voor het onroerend

erfgoed

32° Gelijkvloers: onderste bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de pas

van het maaiveld.

33° Gemeenschappelijke ruimte: deel van de kamerwoning aangewend als

zitplaats en/of keuken met inbegrip van de interne circulatieruimte en de

eventuele sanitaire voorzieningen.

34° Gemeenschapsvoorziening: niet-commerciële voorzieningen van een

publiekrechtelijke partij en/of instelling(en) die het algemeen nut dienen en

geen winstbejag nastreven.

16

Page 17: Bouwcode Antwerpen

35° Gescheiden riolering: dubbel stelsel van leidingen of openluchtgreppels

waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van

afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor het bufferen van hemelwater

en het infiltreren.

36° Gesloten horecaconstructie: een aanbouw aan de (voor)gevel van een

horecazaak met drie wanden, een toegangsdeur en een dak of luifel.

37° Gevel: buitenmuur van een gebouw.

38° Gevelvlak: buitenzijde van de gevel, uitsprongen en insprongen buiten

beschouwing gelaten.

39° Gezin: een gezin bestaat ofwel uit één persoon die gewoonlijk alleen leeft,

ofwel uit de vereniging van twee of meer personen die, al of niet door

familiebanden verbonden, gewoonlijk in dezelfde woning verblijven en

er samenleven.

40° Grijs water: huishoudelijk afvalwater, niet zijnde zwart water.

41° Groen: onverharde, waterdoorlatende, onbebouwde en begroeide oppervlakte.

42° Groendak: dak dat volledig voorzien is van een substraatlaag of teelaarde

en groen.

43° Haag: lijnvormige aanplanting van houtige gewassen met compacte structuur.

Hagen worden met een korte omlooptijd geschoren of geknipt, in tegenstelling

tot heggen die breed uitgroeien.

44° Handel: het kopen en verkopen van goederen, diensten en/of energie.

45° Handelsruimte: ruimte waar handel wordt gedreven.

46° Hemelwater: verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip

van dooiwater.

47° Hemelwaterput: reservoir voor het opvangen en opslaan van hemelwater.

48° Hoogbouw: gebouwen met een kroonlijsthoogte van meer dan 25 meter boven

het aangrenzende maaiveld.

49° Hoogstammige boom: boom die op 1 m hoogte een stamomtrek heeft van

de dikste stam van minstens 100 cm. Hoogstammige fruitbomen worden

gelijkgesteld met hoogstammige bomen.

50° Hoofdgebouw: gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste

bouwwerk op een perceel kan worden beschouwd.

51° Horeca(zaak): elke horeca-uitbating zoals gedefinieerd onder de NACE - BEL

code 55 en 56 en handelszaken die in het bezit zijn van de nodige vergunningen

om dranken en voedingswaren te laten nuttigen. Onder NACE - BEL wordt

verstaan: de door het Nationaal Instituut van Statistiek vastgelegde lijst met

codes waarin alle economische activiteiten gecatalogeerd worden.

52° Huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat enkel bestaat uit water afkomstig

van: normale huishoudelijke activiteiten; sanitaire installaties; keukens;

17

Page 18: Bouwcode Antwerpen

het reinigen van gebouwen zoals woningen, kantoren, plaatsen waar

groot- of kleinhandel wordt gedreven, zalen voor vertoningen, kazernen,

kampeerterreinen, gevangenissen, onderwijsinrichtingen met of zonder

internaat, klinieken, hospitalen en andere inrichtingen waar niet besmettelijke

zieken opgenomen en verzorgd worden, zwembaden, hotels, restaurants,

drankgelegenheden, kapsalons; afvalwater afkomstig van wassalons, waar de

toestellen uitsluitend door het cliënteel zelf worden bediend.

53° Inbuizen: het plaatsen van buizen om het water door te leiden.

54° Individuele voorbehandelingsinstallatie: septische putten of gelijkaardige

inrichtingen voor de voorbehandeling van normaal huishoudelijk afvalwater ter

verwijdering van vetstoffen, bezinkbare en drijvende stoffen.

55° Infiltratievoorziening: voorziening voor het doorsijpelen van hemelwater in

de bodem.

56° Inhoud: inhouden van ruimten dienen in kubieke meter te worden uitgedrukt.

Bij gebouwen of delen daarvan, die door niet-loodrechte en/of niet-horizontale

vlakken worden begrensd, moet de inhoud van ruimten volgens het verloop

van deze vlakken worden berekend. De inhoud van de ruimten van een gebouw

dient te worden onderscheiden in bruto-inhoud en netto-inhoud.

57° Insprong: terugspringend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak.

58° Inventaris van het bouwkundig erfgoed: inventaris van het bouwkundig

erfgoed, opgesteld in toepassing van artikel 3, 2° van het Koninklijk Besluit

van 1 juni 1972 tot oprichting van een Rijksdienst voor Monumenten- en

Landschapszorg bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse

Cultuur, en vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de

monumenten en landschappen.

59° Inwendige verlichting: verlichting, voor publiciteitsdoeleinden, die is

opgenomen binnen het gesloten volume van het te verlichten onderwerp.

60° Kamer (niet-zelfstandige woning): woning waarin één van de volgende

voorzieningen ontbreekt:

a) wc;

b) bad of douche;

c) kookgelegenheden.

De bewoners zijn voor deze voorzieningen afhankelijk van de gemeenschap-

pelijke ruimtes binnen het kamergebouw waarvan de kamer deel uitmaakt.

61° Kelder: ruimte die volledig of gedeeltelijk onder het maaiveld ligt tussen

de fundering en het gelijkvloers.

62° Klemtoonverlichting: verlichting bedoeld om de aandacht te trekken of

om het verlichte onderwerp te accentueren. De lichtbron is gericht op de

buitenzijde van het onderwerp. Aanstralen van publiciteitsinrichtingen en

18

Page 19: Bouwcode Antwerpen

gevels valt hieronder. Tijdelijke sfeerverlichting en verlichting van toegangen en

insprongen vallen hier niet onder.

63° Kroonlijst: horizontale gevelbeëindiging.

64° Kroonlijsthoogte: hoogte van een bouwwerk die gemeten wordt van het

maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst.

65° Maaiveld: het afgewerkte bouwterrein.

66° Natuurdecreet: het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud

en het natuurlijk milieu (kortweg het natuurdecreet), de latere aanvullingen

en/of wijzigingen op dit decreet en de bijhorende uitvoeringsbesluiten en

omzendbrieven.

67° Nieuwbouw: als nieuwbouw worden beschouwd ofwel een volledig nieuw op

te richten gebouw, ofwel een gebouw waaraan een verbouwing is uitgevoerd

waarbij meer dan 60% van de buitenmuren zijn gesloopt. Ook een uitbreiding

die groter is dan de helft van de bestaande oppervlakte wordt beschouwd

als nieuwbouw.

68° Onderhouds- en instandhoudingswerken: werken die het gebruik van het

gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken,

herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen.

69° Openbaar domein: goederen die eigendom zijn van de overheid en ofwel

bestemd zijn tot het gebruik van allen ofwel bestemd zijn voor het gebruik

door een openbare. dienst.

70° Openbare riolering: het geheel van openbare leidingen en openluchtgreppels

bestemd voor het opvangen en transporteren van afvalwater.

71° Openbare weg: elke weg die openstaat voor het openbaar verkeer.

72° Overige ruimte: ruimte die geen handelsruimte en geen verblijfsruimte is.

73° Parkeerplaats: plaats waar geparkeerd mag worden.

74° Parkeren: het langer stilstaan van een voertuig dan nodig is voor het in- of

uitstappen van personen of voor het laden en lossen van goederen.

75° Passief gebouw: een passief gebouw is een gebouw dat het hele jaar

door een comfortabele temperatuur heeft, dit door met een extreem laag

energieverbruik enkel de noodzakelijke ventilatielucht te verwarmen of af

te koelen.

76° Perceel: afgedeeld stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal

nummer is toegekend. Elk perceel is vervolgens identificeerbaar door zijn

kadastraal nummer.

77° Perceelsgrens: de kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere

percelen.

78° Private buitenruimte: buitenruimte die ter beschikking staat van de bewoners

van één woning.

19

Page 20: Bouwcode Antwerpen

79° Publiciteitsinrichting: a) Ieder visueel middel, zichtbaar vanaf het openbaar domein en

aangebracht op de buitenzijde van een gebouw of constructie,

hoofdzakelijk gebruikt voor publicitaire doeleinden.

b) Verplaatsbare inrichting of rollend materieel, zichtbaar vanaf

het openbaar domein, hoofdzakelijk gebruikt voor publicitaire

doeleinden.

c) In de context van dit reglement valt overheidsinformatie niet onder

de publiciteitsinrichtingen.

d) Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen: het betreft enkel reclame en

naamvoering met betrekking tot de eigen zaak die uitgebaat wordt

op het perceel van de aanvraag.

80° Publiek (adj): voor iedereen toegankelijk.

81° Publiekrechtelijke partij: de federale staat, een gemeenschap, een gewest, een

lokaal bestuur of een rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks onder

determinerende invloed staat van één of meer van die overheden,

wat blijkt uit:

e) ofwel het in hoofdzaak financieren of dekken van de werkzaam-

heden van deze rechtspersoon;

f) ofwel het uitoefenen van een toezicht op het beheer van

die rechtspersoon;

g) ofwel het aanwijzen van de leden van de bestuursorganen van

die rechtspersoon voor meer dan de helft.

82° Rooilijn: huidige of toekomstige scheidslijn tussen de openbare weg en de

aangelande eigendommen. Zij heeft tot taak de openbare weg op een bepaalde

breedte te handhaven of te brengen.

83° Ruimtelijk kwetsbare gebieden: gedefinieerd volgens artikel 1.1.2 punt 10°

van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening

a) de volgende gebieden, aangewezen op plannen van aanleg:

1) agrarische gebieden met ecologisch belang,

2) agrarische gebieden met ecologische waarde,

3) bosgebieden,

4) brongebieden,

5) groengebieden,

6) natuurgebieden,

7) natuurgebieden met wetenschappelijke waarde,

8) natuurontwikkelingsgebieden,

9) natuurreservaten,

10) overstromingsgebieden,

11) parkgebieden,

12) valleigebieden,

20

Page 21: Bouwcode Antwerpen

b) gebieden, aangewezen op ruimtelijke uitvoeringsplannen, en

sorterend onder één van volgende categorieën of subcategorieën

van gebiedsaanduiding:

1) bos,

2) parkgebied,

3) reservaat en natuur,

c) het Vlaams Ecologisch Netwerk, bestaande uit de

gebiedscategorieën Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden

Natuur in Ontwikkeling, vermeld in het decreet van 21 oktober 1997

betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu,

d) de beschermde duingebieden en de voor het duingebied belangrijke

landbouwgebieden, aangeduid krachtens artikel 52, §1, van de wet

van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.

84° RWA (hemelwaterafvoer): leiding voor het afvoeren van hemelwater.

85° Scheidingsmuur: muur die twee eigendommen van elkaar scheidt.

86° Stallen: het wegzetten van een voertuig zonder oogmerk om er op korte

termijn gebruik van te maken.

87° Standleiding: verticale afvoerleiding van huishoudelijk afvalwater.

88° Straatbeeld: de verschijningsvorm van het geheel van de gebouwde omgeving

die de begrenzing vormt van een publieke open ruimte.

89° Straatwand: de samenvoeging van alle voorgevels tussen twee straathoeken.

90° Technische installaties: installaties of zelfstandige onderdelen ervan die

voldoen aan de drie volgende voorwaarden:

a) de installatie moet vast verbonden zijn aan het gebouw;

b) het opstellen van de installatie moet nauw verweven zijn met de

bouwkundige werkzaamheden;

c) de installatie moet overwegend gericht zijn op het scheppen van het

klimaat, de accommodaties en andere omstandigheden, waaronder

het leven of werken in het gebouw plaatsvindt en niet op het doen

de productie of het verrichten van bezigheden waarvoor het gebouw

bestemd is.

91° Technische ruimte: ruimte die enkel voor technische installaties wordt

gebruikt.

92° Terras: toegankelijke verharde buitenruimte in, op of buiten een gebouw,

aangelegd als verblijfs- of wandelplek.

93° Terrein: door kadastrale of andere grenzen bepaald stuk grond.

94° Toegelaten bouwvolume: theoretisch volume waarbinnen een gebouw

zich moet bevinden.

95° Tuin: onbebouwde buitenruimte, met inbegrip van zaken die tot de vaste

tuininrichting behoren.

21

Page 22: Bouwcode Antwerpen

96° Tuinhuis: constructie in een tuin, om iets in op te bergen.

97° Uitbreiden: vergroten van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan

zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt buiten

het bestaande bouwvolume en met volumevermeerdering. Als de uitbreiding

meer dan de helft van de bestaande oppervlakte is, wordt het beschouwd als

nieuwbouw.

98° Uitsprong: vooruitstekend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak.

99° Verblijfsruimte: ruimte voor het verblijven van mensen. Hieronder vallen,

zonder limitatief te zijn: leefruimtes, keukens, slaapkamers, kamers, kantoor/

bureelruimtes, onderwijslokalen. Enkele voorbeelden van ruimtes die hier niet

onder vallen: badkamers, toiletten, handelszaken, restaurants, cafés, ruimtes

voor industrie en ambacht, bergplaatsen.

100° Verbouwen: wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan

zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt binnen

het bestaande bouwvolume of met volumevermindering. Het is een wijziging

van het bouwwerk waarbij minstens 40% van de bestaande buitenmuren

moeten blijven staan.

101° Verharding: kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het

uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de

bodem te vergroten en die de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.

102° Vloer: bodem van een vertrek of een andere ruimte en het vlak daarvan.

103° Vloeroppervlakte: de vloeroppervlakte dient te worden onderscheiden in bruto-

vloeroppervlakte, constructie-oppervlakte en netto-vloeroppervlakte.

a) Bruto-vloeroppervlakte de bruto-vloeroppervlakte van een

gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle

vloerniveaus. Vloerniveaus zijn verdiepingen, geheel of gedeeltelijk

in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor

installaties, dakverdiepingen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte

van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van de aan het

gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de

buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van

trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot

de bruto-vloeroppervlakte te worden gerekend. Niet tot de bruto-

vloeroppervlakte moeten worden gerekend de oppervlakten van:

1. hier en daar uitstekende delen van de buitenwand kleiner dan

0,50 vierkante meter.

2. hier en daar aan de buitenzijde van het gebouw voorkomende

nissen, groter dan 0,50 vierkante meter.

3. hier en daar uitwendige vrijstaande kolommen kleiner dan

0,50 vierkante meter

22

Page 23: Bouwcode Antwerpen

4. schalmgaten en vides groter dan 4 vierkante meter.

5. holle ruimten of kruipruimten tussen het maaiveld en de

onderzijde van het gebouw.

6. kruipkelders, tenzij deze volledig geconstrueerd zijn en deel

uitmaken van het gebouw met een hoogte van ten minste 1,5 m.

7. daken en dakterrassen.

8. terrassen.

9. open brand- of vluchttrappen aan de buitenzijde van het

gebouw.

104° Voetpad: gedeelte van de openbare weg bestemd voor voetgangers, dat

duidelijk is afgebakend van de gedeelten bestemd voor het overige verkeer.

105° Voorgevel: gevel die zich richt naar de publieke weg waar het perceel aan

grenst.

106° Voortuinstrook: strook grond tussen de rooilijn en de voorgevelbouwlijn.

107° Vrije hoogte: netto hoogteverschil tussen de bovenzijde van de afgewerkte

vloerpas en de onderkant van het afgewerkt plafond of een balkenstructuur.

108° Wachtgevel: gedeelte van de scheidingsmuur waartegen het gebouw op het

aangrenzende perceel aangebouwd kan worden.

109° Waterloop: open natuurlijk of kunstmatig afvoersysteem voor hemelwater kan

onder andere eveneens dienst doen als buffering en infiltratie van hemelwater

naar grondwater.

110° Woning: ruimte, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk gezin.

111° Woongebouw: gebouw dat één of meerdere woningen telt met uitsluiting van

andere functies.

112° Zelfstandige woning: woning waarin alle volgende voorzieningen aanwezig

zijn, namelijk: wc, bad of douche, kookgelegenheden, woongelegenheid en

slaapgelegenheid.

113° Zorgplicht: artikel 14 van het natuurdecreet stelt dat iedereen – zowel

natuurlijke als privaatrechtelijke personen – de handelingen verricht of hiertoe

de opdracht verleent en die weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat de

natuurelementen in de onmiddellijke omgeving daardoor kunnen worden

vernietigd of ernstig geschaad, verplicht is om alle maatregelen te nemen

die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd om de vernietiging of de

schade te voorkomen, te beperken of indien dit niet mogelijk is, te herstellen.

De Vlaamse regering heeft een code van goede natuurpraktijk vastgesteld die

de zorgplicht verduidelijkt via de omzendbrief LNW/98/04 van 10 november

1998. Deze zorgplicht is overal van toepassing ongeacht de ruimtelijke

bestemming of het gebruik van de grond.

114° Zwart water: huishoudelijk afvalwater afkomstig van de spoeling van toiletten.

23

Page 24: Bouwcode Antwerpen

24

Page 25: Bouwcode Antwerpen

Toelichting VergunningsplichtVoor een aantal werken legt de Bouwcode, aanvullend op de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Ordening, een vergunningsplicht op om zo de ruimtelijke en technische kwaliteit te

kunnen waarborgen. Via een vergunning zal de aanvrager samen met de stedelijke

diensten kijken of de voorgestelde veranderingen op een correcte en veilige manier

gepland en uitgevoerd worden en of het resultaat de nodige kwaliteit zal hebben.

Zo wordt gegarandeerd dat men elke belangrijke verandering voor een gebouw

kan controleren en indien gewenst kan bijsturen. Deze werken zijn voornamelijk

veranderingen die een grote inpakt hebben op het straatbeeld, of werken aan

waardevolle gebouwen die een onderdeel zijn van het culturele patrimonium van

de stad:

1. Bepaalde wijzigingen aan het uiterlijk van gebouwen.

Relatief kleine wijzigingen kunnen een grote impact hebben op het karakter en de

historische waarde van een gebouw en op het straatbeeld. Ze kunnen in sommige

gevallen zelfs voor hinder zorgen. Om de kwaliteit beter te kunnen garanderen worden

een aantal werken vergunningsplichtig: het aanbrengen of wijzigen van raam-

verdelingen in gevels en daken of het wijzigen van schrijnwerk. Dergelijke verbouwings-

werken hebben een grote impact op de beeldkwaliteit van het bestaande pand of op

het straatbeeld en zijn daarom vergunningsplichtig voor omgevingen en gebouwen

waar de historische waarde en de beeldkwaliteit zeer belangrijk zijn, namelijk in CHE-

gebied, bij gebouwen die voorkomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed en

in beschermde stads- en dorpsgezichten. Ook het wijzigen van de dakvorm en het

aanbrengen van dakuitsprongen, het plaatsen van buitenverlichting zichtbaar vanaf

de openbare weg, het aanbrengen van zonnewering het plaatsen van garages, carports

en veranda’s en het plaatsen van schotelantennes worden vergunningsplichtig via

de Bouwcode.

2. Het plaatsen van horecaterrassen.

Aanvullend op het terrassenreglement dat randvoorwaarden oplegt voor niet-

vergunningsplichtige horecaterrassen geplaatst op openbaar domein worden

voor de horecaterrassen op privé-terrein randvoorwaarden opgelegd via de

Bouwcode. Het plaatsen van deze terrassen is daarom vergunningsplichtig.

De bedoeling van de vergunningsplicht is om zo hun impact op het straatbeeld en op

de draagkracht van de omgeving beter te kunnen bewaken.

Artikel 3: MeldingsplichtAlle meldingsplichtige werken zoals opgenomen in de besluiten van de Vlaamse

regering zijn onderhevig aan de vergunningsplicht.

Deel 2: Vergunningsplicht

25

Page 26: Bouwcode Antwerpen

Artikel 4: Wijzigingen aan het uiterlijk van een gebouwVolgende wijzigingen aan het uiterlijk van een gebouw zijn vergunningsplichtig,

voor zover deze niet vrijgesteld zijn van vergunningsplicht:

1° Het aanbrengen, wijzigen respectievelijk dichtmaken van raam- en

deuropeningen in alle gevel- en /of dakvlakken, het veranderen van

schrijnwerk zichtbaar vanaf de openbare weg en het afkappen van de

gevelafwerking zichtbaar vanaf de openbare weg in CHE-gebied en voor

gebouwen opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed of voor

gebouwen in beschermde stads- en dorpszichten. Het louter vervangen

van bestaand schrijnwerk, met behoud van materiaalgebruik, maatvoering

en indeling is niet vergunningsplichtig.

2° Het wijzigen van de dakvorm en het aanbrengen van dakuitbouwen of

–insprongen.

3° Het aanbrengen van permanente buitenverlichting, zichtbaar vanaf de

openbare weg.

4° Het aanbrengen van zonneweringen boven het openbaar domein.

5° Het plaatsen van garages, carports en veranda’s.

6° Het plaatsen van schotelantennes.

Artikel 5: HorecaterrassenEen vergunning is vereist voor open horecaterrassen op privé-terrein en gesloten

horecaconstructies op het openbaar domein en in voortuinen.

26

Page 27: Bouwcode Antwerpen

27

Page 28: Bouwcode Antwerpen

28

Page 29: Bouwcode Antwerpen

Hoofdstuk 1: Algemeen

Toelichting Aan een historische stad als Antwerpen wordt al heel lang gebouwd. Door de eeuwen

heen ontstond een structuur van bouwwerken en openbare ruimte die samen een

geheel vormen. Elke toevoeging aan het stedelijke weefsel, of verbouwing ervan

moet dus rekening houden met de bestaande structuur van de bebouwing en met

de waardevolle gebouwen in het bijzonder. Elke toevoeging of verbouwing heeft

immers een grote impact op de beeldkwaliteit van straten, buurten en wijken in

de toekomst.

Cultureel historisch erfgoedIn de stad bevinden zich verschillende concentraties van waardevolle gebouwen,

waarvan slechts een klein deel beschermd is. Het gewestplan selecteert duidt deze

gebieden met een belangrijke historische samenhang aan als woongebied met

culturele, historische en esthetische waarde (CHE-gebied). Al de gebouwen binnen

deze zone dienen a priori bewaard te blijven. Daarnaast zijn er ook heel wat gebouwen

verspreid over de stad als waardevol geklasseerd zonder dat ze als monument

beschermd zijn. Deze gebouwen zijn opgenomen in de inventaris van het bouwkundig

erfgoed. Op de website van de stad vindt men een link naar de verschillende lijsten

waarop men kan kijken welke gebouwen opgenomen zijn in deze inventaris.

Deze gebouwen behoren tot de waardevolste gebouwen van de stad, ze zijn de

getuigen van het verleden van Antwerpen en vaak vormen ze een landmerk in de

buurt. Ze hebben niet alleen een belangrijke waarde voor de eigenaars, maar ook

voor de stad in haar geheel. Dit brengt bepaalde verantwoordelijkheden met zich

mee. Aan deze gebouwen zijn werken mogelijk maar ze dienen wel steeds rekening

te houden met de historische waarde van het gebouw. Bij de bouwaanvraag moet

daarom aangetoond worden waarom een gebouw of een gedeelte van een gebouw

gewijzigd wordt, rekening houdend met de waarde van het gebouw. Het uitgangspunt

is dat al deze gebouwen bewaard dienen te blijven. Tijdens de bouwaanvraag moet

aangetoond worden waarom een gebouw of een gedeelte van een gebouw niet

bewaard moet blijven. De beoordeling wordt gebaseerd op een beschrijving van het

cultuurhistorisch profiel van de aanwezige elementen. Dit profiel kan onder andere

volgende onderdelen bevatten: een bouwhistorisch onderzoek van het gebouw,

een beschrijving van het exterieur en het interieur, een bouwfysische analyse en de

elementen van culturele, historische of esthetische waarde aanwezig in het gebouw.

Het cultuurhistorisch profiel dient te blijken uit de beschrijvende nota die duidelijk

maakt welke delen cultuurhistorische waarde en welke delen geen cultuurhistorische

waarde hebben. Vervolgens kan bij elke bouwaanvraag bepaald worden wat niet

Deel 3: Ruimtelijke kwaliteit

29

Page 30: Bouwcode Antwerpen

waardevol is en dus afgebroken of veranderd mag worden en wat behouden moet

blijven. Als dit niet voldoende aangetoond wordt in de bouwaanvraag, geldt het

volledige behoud van het gebouw.

HarmonieIn de stad zijn de meerderheid van de gebouwen echter geen monumenten of

waardevolle gebouwen. Het zijn gebouwen die op zich niet noodzakelijk een bijzondere

beeldwaarde hebben, maar in de samenstelling ervan ontstaat wel een zeer leesbare

structuur. Verschillende panden samen vormen een eenheid, een straatbeeld, een

bouwblok of een typische wijk. Het is daarom essentieel om bij toevoegingen of

wijzigingen aan bestaande gebouwen of bij nieuwbouw steeds de ruimere context

van de werken te bekijken en de voorgestelde werken uit te voeren “in harmonie

met de omgeving”. Met “harmonie met de omgeving” wordt bedoeld het samengaan

van het gebouw met zijn omgeving. In gebieden waar de bebouwing een sterke

samenhang vertoont, zal het over het algemeen wenselijk zijn om de schaal en de

geleding van de bestaande bebouwing te volgen. Hiermee wordt niet bedoeld dat

alle uiterlijke kenmerken zomaar gekopieerd moeten worden. Het gebouw moet

dus niet uniform of eenvormig zijn met zijn omgeving maar wel een bewuste relatie

aangaan met zijn omgeving. In sommige gevallen is het denkbaar dat ook een

contrast of een interpretatie kan zorgen voor het goed samengaan van het gebouw

met de omgeving, zeker wanneer dit de kwaliteit van de omgeving ten goede komt.

Daarom is het aangewezen om het gebouw in een ruimer gebied te zien omdat op die

schaal de harmonie duidelijker merkbaar is. Dit ruimer gebied is het referentiebeeld

om de harmonie aan te toetsen. Soms is het referentiebeeld een bouwblok of een

wijk, andere keren is de straat zelf een uitstekend referentiebeeld om de harmonie te

bepalen, maar meestal kijkt men naar de gebouwen langs dezelfde zijde van de straat

als het gebouw waarvoor de bouwaanvraag wordt ingediend en dit van straathoek

tot straathoek. Het gebouw wordt steeds bekeken vanuit een logisch geheel in de

omgeving waar een harmonische samenhang merkbaar is.

Harmonie is een uitermate interpretabel gegeven en elke aanvraag zal daarom apart

beschouwd moeten worden.

DraagkrachtVerwevenheid van functies is een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied.

Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één

bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Ook is er een verschil

tussen typologieën die niet via de functiebeperkingen kunnen opgevangen worden.

De impact van een groot appartementsgebouw is bijvoorbeeld heel anders dan die van

een rijhuis voor één gezin. Daarom wordt de draagkracht van de omgeving getoetst

bij elk voorstel van functie, typologie en schaal.

30

Page 31: Bouwcode Antwerpen

WelstandsadviesOm de beeldkwaliteit van een project te beoordelen kan aan de stadsbouwmeester en/

of de welstandscommissie een welstandsadvies worden gevraagd. Het stadsbestuur wil

daarin zelf het goede voorbeeld geven en alle eigen projecten van de stad Antwerpen

en haar dochters steeds ter advisering voorleggen aan de stadsbouwmeester en/of

de welstandscommissie. Tegelijk wil het stadbestuur ook voor alle andere projecten

met bijzonder beeldbepalend karakter systematisch een welstandsadvies vragen. Het

beeldbepalend karakter kan volgens de omvang van het project, de harmonie met het

referentiebeeld, de ruimtelijke context, en andere bestaande kaders voor het afwegen

van beeldkwaliteit.

De maat en omvang van een project leiden tot een belangrijke impact op de

beeldkwaliteit van de omgeving. Grote projecten dienen daarom steeds ter

advisering voorgelegd te worden. Grote projecten zijn bijvoorbeeld die met een bruto-

vloeroppervlakte van meer dan 1000 m², een project met meer dan 15 woningen of

een project waarvan de korrelmaat enkele malen groter is dan die van zijn omgeving.

Voor projecten in omgevingen met een uitgesproken beeldkwaliteit, zoals het CHE-

gebied, beschermde stads- en dorpsgezichten maar ook op plekken die op een

prominente zichtlocatie liggen, is een welstandsadvies noodzakelijk. Dat geldt tevens

voor projecten die in het kader van de harmonie een uitdrukkelijk contrast met hun

omgeving beogen en daardoor sterk afwijken van het referentiebeeld. Op plekken

waar een beoordelingskader werd opgemaakt, bijvoorbeeld bij een beeldkwaliteitplan

of een BPA of RUP dat zich uitdrukkelijk uitspreekt over beeldkwaliteit, is een

welstandsadvies ook aangewezen.

Artikel 6: Cultureel historisch erfgoed§1 In CHE-gebied en voor gebouwen opgenomen in de inventaris van bouwkundig

erfgoed wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw of constructie

onderworpen aan de wenselijkheid van het behoud. Het behoud van de elementen

met culturele, historische en/of esthetische waarde primeert boven de andere

voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.

§2 Bij elke verbouwing in CHE-gebied, voor gebouwen opgenomen in de inventaris

van bouwkundig erfgoed of voor gebouwen in beschermde stads- en dorpszichten

worden de culturele, historische en/of esthetische waarden van alle aanwezige

elementen afgetoetst. De bouwaanvraag dient in de beschrijvende nota voldoende

informatie te bevatten over het cultuurhistorisch profiel van de aanwezige

elementen zodat de vergunningverlenende overheid deze kan afwegen.

31

Page 32: Bouwcode Antwerpen

Artikel 7: Harmonie§1 In een omgeving waar de bestaande bebouwing homogene kenmerken vertoont,

moeten de op te richten of de te verbouwen gebouwen zodanig worden ontworpen

dat ze in harmonie zijn met de kenmerken van de omgeving. De kenmerken van de

omgeving worden bepaald door het referentiebeeld.

§2 Het referentiebeeld wordt gevormd door de gebouwde omgeving die de

begrenzing vormt met de buitenruimte en bestaat uit de gebouwen welke inzake

harmonische samenhang het talrijkste zijn en dus kenmerkend voor de betreffende

omgeving kunnen genoemd worden.

§3 Harmonie met de omgeving begint met voldoende kennis van de ruimtelijke

kenmerken van de omgeving. Deze kennis dient ingezet te worden opdat het op te

richten of te verbouwen gebouw op doelbewuste en gemotiveerde wijze een relatie

aangaat met de omgeving.

Artikel 8: DraagkrachtDe aard en grootte van de functie, de typologie en schaal van een project worden

afgetoetst aan de draagkracht van de omgeving. De draagkracht van de omgeving

wordt omschreven als het vermogen van de ruimte om, nu en in de toekomst,

menselijke activiteiten op te nemen zonder dat de grenzen van het ruimtelijk

functioneren worden overschreden. De functie kan overlast genereren door middel

van geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- of

nachtactiviteiten. De typologie en schaal kunnen overlast genereren door middel van

concentraties. Indien de te verwachten overlast te groot is tegenover de draagkracht

van de omgeving, kunnen een vermindering van het bouwvolume, een vermenging

van functies of andere bijkomende maatregelen opgelegd worden.

Artikel 9: Welstandsadvies§1 Bij de beoordeling van elke bouwaanvraag kan de vergunningverlenende overheid

een welstandsadvies, dat opgesteld wordt door de stadsbouwmeester en/of de

welstandscommissie, mee opnemen in de beoordeling van de bouwaanvraag.

§2 Bij elke bouwaanvraag met bijzonder beeldbepalend karakter wordt de

beeldkwaliteit afgetoetst via een welstandsadvies dat opgesteld wordt door de

stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie. Het bijzonder beeldbepalend

karakter van de bouwaanvraag wordt bepaald door uiteenlopende aspecten van de

32

Page 33: Bouwcode Antwerpen

aanvraag, namelijk door de omvang en schaal van het project, de mate waarin het

afwijkt van de harmoniekenmerken van het referentiebeeld, de specifieke ligging in

contextgevoelige en waardevolle zones, of door de symbool- of accentwaarde.

Hoofdstuk 2: Uiterlijke kenmerken

Afdeling 1: Inplanting en afmeting

Toelichting InplantingHet basisvolume van elk gebouw, namelijk de inplanting ten opzichte van de openbare

weg en de naburige percelen, de bouwhoogte ten opzichte van het maaiveld en de

bouwdiepte vanaf de voorgevel is zeer verschillend en wordt bepaald door de ruimtelijke

context van het gebouw. Door te veel te bouwen (te hoog, te diep) in verhouding

tot de terreinoppervlakte van het perceel en de gevels van het gebouw komt de

beschikbaarheid van licht, lucht en open ruimte voor de gebruikers in het gedrang.

Vanuit het principe van de harmonie met het referentiebeeld kan er op een perceel

even diep en hoog gebouwd worden als op in de omgeving. Het basisvolume van een

gebouw wordt dus bepaald door het referentiebeeld en versterkt mee het straatbeeld

of het bouwblok.

Door even hoog en diep te bouwen als de percelen in de omgeving garandeert de Bouw-

code dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor iedereen vergelijkbaar zijn en dat

de hinder naar de omliggende percelen, naar bezonning en privacy, beperkt blijft.

Men kan echter niet verwijzen naar naburige percelen die duidelijk niet gebouwd zijn

volgens deze principes van harmonie, of die zonder bouwvergunning opgetrokken zijn.

Open ruimteOpen binnengebieden zijn zeer belangrijk voor de woon- en leefkwaliteit binnen een

bouwblok en voor de ecologische kwaliteiten van een wijk. Open binnengebieden

brengen niet enkel licht en lucht in de aangrenzende bebouwing, zij zorgen ook voor

speelruimte, voor infiltratiemogelijkheden van het regenwater en voor een afkoeling

van de stadslucht in tegenstelling tot bebouwde oppervlakten en wegen. Daarom

stelt de Bouwcode voorop dat een deel van het perceel, namelijk 20%, achteraan de

bebouwing open en onbebouwd blijft. De gevraagde 20% open ruimte per perceel

geldt als een strikt minimum. In vele gevallen zal een groter percentage wenselijk

en haalbaar zijn. Bij nieuwbouw, functiewijziging of uitbreiding, zelfs van een hogere

bouwlaag, dient 20% van het perceel open en onbebouwd te zijn, zelf al is deze in de

bestaande bebouwing wel bebouwd

33

Page 34: Bouwcode Antwerpen

Artikel 10: Inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte§1 Bij nieuwbouw, functiewijziging of een grondige verbouwing moeten de

inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte in harmonie zijn met het referentiebeeld,

zoals nader bepaald in Art. 8. Er kan niet gerefereerd worden naar bestaande

gebouwen die niet in harmonie of storend zijn met de omgeving.

§2 Bij de inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte moet er rekening gehouden

worden met een optimale bezonning en daglichttoetreding ten aanzien van alle

verblijfsruimtes in het gebouw, in de tuinen en in de omgeving.

Artikel 11: Daken§1 De dakvorm moet in harmonie zijn met het referentiebeeld, zoals nader bepaald

in Art 7.

§2 De hoogte van de nok zal nooit hoger reiken dan 6 meter boven de kroonlijst.

Bij een mansardedak is de maximale hoogte van een steil dakvlak beperkt tot 3 meter.

Artikel 12: Open ruimte§1 Bij nieuwbouw, functiewijziging of uitbreiding moet minstens 20% van de

oppervlakte van het perceel op het niveau van het maaiveld, buitenruimte zijn.

Deze 20% dient zich te bevinden in de zone voor tuinen en binnenplaatsen.

De gezamenlijke bruto-oppervlakte van constructies in de tuin telt mee als

bebouwde oppervlakte, voor zover dit meer is dan 10 vierkante meter.

§2 Het is mogelijk minder dan 20% van het perceel onbebouwd te laten indien:

1° het gelijkvloers geen woonbestemming heeft, of

2° de diepte van het perceel kleiner is dan 13 meter, of

3° de afmetingen van de bovenverdiepingen geen verdere verkleining

van het gelijkvloers toelaten.

Afdeling 2: In- en uitsprongen

Toelichting Uitsprongen aan de gevelDe inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte bepalen het basisvolume van elk gebouw

of constructie. Uit de gevel van dit basisvolume kunnen wel een aantal objecten of

34

Page 35: Bouwcode Antwerpen

volumes uitsteken, zoals balkons, erkers, luifels, beeldhouwwerken, zonneweringen

en vlaggenstokken. Deze uitsprongen mogen echter geen nadelige effecten hebben:

- Uitsprongen kunnen een impact hebben op de rechtlijnigheid van het

straatbeeld. Ze moeten daarom in harmonie met het straatbeeld ingepast

worden.

- Uitsprongen mogen de lichttoetreding tot het buurperceel niet hinderen.

Daarom dient

er voldoende afstand gehouden te worden ten opzichte van het buurperceel.

- Uitsprongen zijn niet bedoeld om het bouwvolume wezenlijk te vergroten.

Daarom worden de uitsprongen in grootte beperkt.

- Uitsprongen aan of boven de openbare weg mogen geen hinder veroorzaken

op de openbare weg. Daarom mogen deze maar beperkt uitsteken en dit

steeds in verhouding tot de breedte van het voetpad om steeds een minimum

vrije onoverdekte doorgang te laten voor voetgangers. Zo moeten ze zich

voldoende hoog bevinden ten opzichte van het maaiveld, zodat iedereen er

gemakkelijk onderdoor kan en ze geen beklemmend gevoel veroorzaken als

men eronderdoor loopt. Bovendien mogen geen deuren opendraaien op de

openbare weg, aangezien deze een gevaar kunnen vormen voor passerende

voetgangers.

Ondergrondse uitsprongenOok onder de grond kunnen een aantal constructies en ruimtes aan het basisvolume

toegevoegd worden. Dit kunnen technische putten of reservoirs zijn. Deze uitsprongen

mogen geen nadelige effecten hebben op het gebruik van de ruimte erboven.

- Ondergrondse uitsprongen onder de openbare weg kunnen niet worden

toegelaten. De openbare weg wordt regelmatig heraangelegd, hier liggen de

rioleringen en leidingen, de weg heeft een bepaalde stabiliteit nodig zodat

zwaardere voertuigen hierover kunnen rijden en werken aan de openbare weg

moeten steeds zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Om al deze redenen is het

aan particulieren niet toegelaten om onder de openbare weg te bouwen of

technische installaties aan te brengen. Dit zou zorgen voor vertragingen, dure

omleidingen van riolering, verzakkingen e.d.

- Ondergrondse uitsprongen onder voortuinen worden zoveel mogelijk

vermeden. De voortuin is een bouwvrije zone waar verhardingen en

constructies niet wenselijk zijn zowel uit oogpunt van beeldkwaliteit als uit

oogpunt van infiltratie van regenwater.

35

Page 36: Bouwcode Antwerpen

InsprongenIn de gevel van het basisvolume kunnen ook een aantal insprongen gemaakt worden.

Het kan bijvoorbeeld gaan om nissen, entreeruimtes of om overdekte buitenruimtes

aan de woning. Doorgangen naar bijvoorbeeld een achterliggend binnengebied

worden niet als insprong beschouwd Deze insprongen mogen geen nadelige effecten

hebben op het gebruik van de openbare weg.

- Insprongen moeten steeds overzichtelijk blijven. Daarom zijn ze best niet te

diep, zeker niet als ze bovendien smal zijn. Als dit toch zo is, dan moeten ze

omwille van de sociale veiligheid afsluitbaar zijn en/of verlicht worden.

Uitsprongen aan dakenIn het dakvlak van het basisvolume kunnen ook een aantal in- en uitsprongen gemaakt

worden, zoals dakterrassen of dakkapellen.

- Dakuitsprongen worden in omvang beperkt om de vorm van het schuine dak

niet te veel aan te tasten.

- Een zekere afstand tot de perceelsgrens wordt opgelegd om de impact, naar

bezonning, lichttoetreding en privacy op de aanpalende percelen te beperken.

Artikel 13: Ondergrondse uitsprongen§1 Onder de openbare weg is het niet toegelaten kelders, autobergplaatsen, regen-,

bezink- en andere putten, behalve kelderopeningen, aan te leggen.

§2 Onder de voortuinstrook is het niet toegelaten kelders aan te leggen.

Kelderopeningen, toegangen tot fietsenkelder, putten en reservoirs zijn wel

toegelaten maar mogen het groene karakter van de voortuin niet aantasten

zoals beschreven in Art. 56.

§3 Kelderopeningen en andere openingen onder de openbare weg mogen niet meer

dan 0,30 meter uitsprong hebben. De uitsprong wordt gemeten vanaf het gevelvlak.

Deze regel geldt niet voor kelderingangen in de voortuinstrook, zoals beschreven

in Art.59.

§4 Kelderopeningen dienen in het vlak van het voetpad of in het vlak van het

maaiveld van de voortuin gelegen te zijn.

§5 Kelderopeningen dienen voor de veiligheid afgedekt te worden.

Openingen in de afdekking mogen maximaal 0,02 meter breed zijn.

36

Page 37: Bouwcode Antwerpen

Artikel 14: Uitsprongen aan gevels§1 Geveluitsprongen moeten begrepen zijn tussen twee verticale vlakken onder een

hoek van 45° ten opzichte van elke erfscheiding.

§2 Geveluitsprongen die de binnenruimte vergroten, mogen maximum 1/3 van de

geveloppervlakte beslaan en de uitsprong mag niet groter zijn dan 1,25 meter ten

opzichte van het gevelvlak.

§3 Ze dienen qua vorm, grootte, materiaalkeuze, plaatsing en kleur afgestemd te zijn

op de architectuur van het betreffende pand en zijn omgeving

§4 Uitsprongen mogen geen negatieve invloed hebben op het gebruik en de

bezonning van naastliggende of onderliggende woongelegenheden en tuinen.

§5 Uitsprongen boven de openbare weg en de voortuin dienen:

1° zelfdragend te zijn vanaf de gevel en mogen dus geen bijkomende steun

nemen op het openbaar domein

2° minimaal 2,60 meter boven het peil van het voetpad gelegen te zijn.

Uitzondering kan gemaakt worden voor incidentele uitsprongen zoals

voetstukken, plinten, treden, vensterdorpels, afvoerbuizen en dergelijke,

die tot op een hoogte van 2,60 meter een uitsprong van 0,15 meter

mogen hebben.

3° een horizontale afstand van minimaal 0,75 meter te behouden tussen de

uiterste grens van de uitsprong en de rand van het voetpad, ongeacht de

hoogte waarop de uitsprong zich bevindt. In straten waar geen voetpaden

zijn afgebakend wordt de breedte theoretisch vastgelegd. De breedte

wordt dan berekend in de veronderstelling dat in het midden van de

straat een rijweg van 4 meter gelegen is. Het theoretisch voetpad is dan:

(straatbreedte – 4 meter) / 2.

§6 Gesloten geveluitsprongen aan de bouwvrije zone van zij- en achtertuinen zijn

niet toegelaten.

§7 Uitstalkasten en verdeelautomaten aan de gevel geplaatst moeten geïntegreerd

zijn in de gevel, in harmonie met de architectuur van het gebouw en ze mogen

maximaal 0,15 meter uit het gevelvlak geplaatst worden.

37

Page 38: Bouwcode Antwerpen

Artikel 15: Insprongen aan voorgevels§1 Een insprong grenzend aan de openbare weg en op het gelijkvloers moet ’s nachts

afgesloten kunnen worden indien:

1° de diepte van de insprong groter is dan 2 meter en meer dan de helft van de

breedte van de insprong bedraagt;

2° of indien de insprong naar achter toe verbreedt of hoeken heeft die

onzichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

Indien deze niet afgesloten zijn dienen de insprongen dieper dan 2 meter achter de

bouwlijn verlicht te kunnen worden.

§2 De vrije hoogte van elke toegankelijke insprong bedraagt minimum 2,60 meter.

Artikel 16: Openen van buitendeuren en luiken§1 Deuren en ramen in gevels die grenzen aan de openbare weg en die zich geheel

of gedeeltelijk bevinden beneden 2,60 meter boven het aangrenzende maaiveld,

mogen niet buitenwaarts over de openbare weg opendraaien

§2 Opendraaiende luiken in gevels die grenzen aan de openbare weg en die zich

geheel of gedeeltelijk bevinden beneden 2,60 meter boven het aangrenzende

maaiveld, mogen alleen geopend en gesloten worden langs de buitenzijde.

Artikel 17: Zonneweringen§1 Vaste zonneweringen worden beschouwd als uitsprongen aan gevels.

Voor inklapbare of oprolbare zonneweringen gelden volgende eisen:

1° Ze dienen zelfdragend te zijn vanaf de gevel en mogen dus geen bijkomende

steun nemen, noch door middel van steunpalen op de grond noch door

middel van steunstaven op de gevel.

2° Ze dienen qua vorm, grootte, materiaalkeuze, plaatsing en kleur afgestemd

te zijn op de architectuur van het betreffende pand en zijn omgeving.

3° Ze mogen in uitgeklapte of uitgerolde toestand geen invloed hebben

op het gebruik en de bezonning van naastliggende of onderliggende

woongelegenheden en tuinen

4° Indien ze een uitsprong maken boven de openbare weg, mag het laagste

punt van de zonnewering in uitgeklapte of uitgerolde staat een uitsprong

hebben van maximaal de voetpadbreedte verminderd met 0,75 meter.

In straten waar geen voetpaden zijn afgebakend wordt de breedte

theoretisch vastgelegd. De breedte wordt dan berekend in de veronder-

stelling dat in het midden van de straat een rijweg van 4 meter gelegen is.

Het theoretisch voetpad is dan: (straatbreedte – 4 meter) / 2.

38

Page 39: Bouwcode Antwerpen

5° In ingeklapte of opgerolde toestand mag de uitsprong uit het gevelvlak

maximaal 0,20 meter bedragen.

6° Ze moeten ten minste 2,20 meter boven de vloerpas van de betreffende

verdieping blijven.

7° Er dient een zijdelingse afstand tot de perceelsgrenzen gehanteerd te

worden van minimaal 0,10 meter.

8° Ze mogen enkel voorzien zijn van een voorflap, niet van zijflappen.

Artikel 18: In- en uitsprongen aan dakenIn- en uitsprongen in hellende daken zijn toegestaan op ten minste 1 meter van de

perceelsgrens. De in- en uitsprongen mogen de kroonlijst niet onderbreken, tenzij de

harmonie van het straatbeeld dit toelaat. De afmetingen van de in- en uitsprongen

moeten in verhouding zijn tot de oppervlakte van het dakvlak en de schuine dakvorm

dient duidelijk herkenbaar te blijven.

Afdeling 3: Materiaalgebruik

Toelichting De gebruikte materialen, de textuur en de kleuren doen steeds een duidelijke

uitspraak over de architectuur van een gebouw en bepalen in belangrijke mate de

beeldkwaliteit van het gebouw en de samenhang van het gebouw met zijn omgeving.

Naast esthetische eigenschappen heeft elk materiaal bovendien nog een aantal

andere karakteristieken en eigenschappen die de bouwtechnische prestaties bepalen,

de duurzaamheid van een bouwwerk bepaalt, de veiligheid en de gezondheid mee

waarborgen en de gezondheid mee determineren. De keuze van elk materiaal is dus

bepalend voor de kwaliteit van elk gebouw.

De Bouwcode stelt daarom dat elk materiaal, zowel kwalitatief, duurzaam, constructief

en esthetisch moet zijn. Enkele materialen worden verboden en dit omdat deze

materialen niet voldoen aan esthetische, technische of duurzame kwaliteitseisen.

Omwille van deze duurzaamheidseisen is het belangrijk dat de stad Antwerpen

probeert om de stedelijke opwarming te verminderen. Stedelijke opwarming komt

voor in steden wanneer er weinig luchtbeweging is en heeft een negatieve impact

op het leefmilieu voor zijn bewoners tijdens warme periodes. Een van de oorzaken

van deze stedelijke opwarming is het huidige materiaalgebruik voor verharding en

daken. Oppervlaktes met een lage zonne-reflectie (met een Solar Reflectance Index of

SRI van minder dan 29 bijvoorbeeld bij zwarte materialen, asfalt roofing, …) hebben

een negatieve invloed op de stedelijke opwarming. De stad raadt daarom het gebruik

van dergelijke materialen af op plaatsen waar er andere alternatieven gemakkelijk

voorhanden zijn.

39

Page 40: Bouwcode Antwerpen

Het wijzigen van kleur en materiaal van een gevel van een gebouw heeft een grote

impact op de uiteindelijke beeldwaarde van het gebouw en de kwaliteit van

de gevelafwerking. Hoewel het wijzigen van gevelkleur en materiaal niet

vergunningsplichtig is, formuleert de Bouwcode hier wel regels over. Enkele

aanvullende voorwaarden voor het aanbrengen van gevelafwerking zijn opgenomen,

om tot een duurzaam, kwaliteitsvol resultaat te komen. De wijzigingen mogen het

oorspronkelijke bedoelde en waardevolle karakter niet teniet doen. Het aanbrengen van

gevelafwerkingen wordt verboden voor bepaalde typen gevels, waarbij de architectuur

van het pand hierdoor ernstig aangetast zou worden. Zo moet een gepleisterde gevel

gepleisterd blijven en mag een gevel niet geschilderd, gekaleid of gepleisterd worden

indien de gevel op een dergelijke manier afgewerkt of gedecoreerd is, dat de nieuwe

afwerking deze decoratie-elementen doet verdwijnen. Indien het gaat om waardevol

erfgoed of gebouwen in CHE-gebied dient men nog omzichtiger met de afwerking

van de gevel om te springen. Voor reconstructies van historische situaties gelden

uitzondering, om zo het historische beeld te kunnen herstellen van een gebouw.

Artikel 19: Materialen§1 Het materiaalgebruik van alle onderdelen van een gebouw, constructie, afsluiting

of aanleg moet duurzaam, kwalitatief, constructief en esthetisch verantwoord zijn.

§2 De volgende materialen zijn niet toegelaten voor de uitwendige afwerking van

gebouwen, constructies en afsluitingen:

1° Kunststof golfplaten of kunststof beplanking.

2° Ongecoat lood, ongecoat zink, ongecoat koper en ongecoate legeringen

van deze metalen.

3° Materialen met een Solar Reflectance Index van minder dan 29,

zoals zwarte of donkere materialen, voor dakbedekking van platte daken.

§3 Gevels en hellende daken met een hoek groter dan 30° mogen niet met

materialen bekleed worden die bedoeld zijn voor het bekleden van platte daken,

zoals bitumen of EPDM, tenzij als een onderbekleding voor een groendak.

Artikel 20: Afwerken van gevels§1 Gevels die oorspronkelijk als bepleisterde gevels opgetrokken zijn, mogen alleen

afgekapt worden met het oog op het aanbrengen van een nieuwe pleisterafwerking.

§2 Bij het schilderen, pleisteren of kaleien van een gevel dienen elementen en

decoraties die niet bedoeld waren om beschilderd, bepleisterd of gekaleid te worden,

40

Page 41: Bouwcode Antwerpen

zoals natuursteen of arduinen plinten en dorpels, ongepleisterd, ongeschilderd en

ongekaleid te blijven. Indien deze in het verleden geschilderd, gepleisterd of gekaleid

werden, dient deze afwerking verwijderd te worden.

Artikel 21: Beperkingen op afwerking van gevels §1 In de volgende gevallen is het niet toegelaten om bepleistering, schilderwerk,

gevelbekleding of een andere afwerking, al dan niet in combinatie met buitenisolatie

aan te brengen op gevels:

1° Indien de gevel is opgetrokken in natuursteen of in polychroom metselwerk,

indien de gevel is afgewerkt met simili (d.i. natuursteenimitatie in cement)

of indien de gevel decoratieve tegeltableaus bevat.

2° Bij gevels met decoratieve elementen zoals stuc-, baksteen-,

metaaldecoraties, tenzij het enkel om schilderwerken gaat.

3° Indien de gevel deel uitmaakt van een groter architectonisch geheel,

bijvoorbeeld bij uniforme rij- of koppelbebouwing of meergezinsgebouwen,

tenzij dit geheel als één aanvraag wordt ingediend.

Afdeling 4: Schotelantennes

Toelichting: Het plaatsen van schotelantennes heeft een grote impact op de beeldkwaliteit van

een straat of een binnengebied, vooral als er veel schotelantennes geplaatst worden

en bovendien op zeer zichtbare plekken.

De Bouwcode beperkt daarom zowel het aantal schotelantennes dat geplaatst mag

worden als de plek waar deze aan of bij de woning geplaatst mogen worden.

De opgestelde regels willen daarbij de visuele impact van de schotelantennes zo veel

mogelijk beperken. Ze mogen in geen geval zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 22: Afmetingen en aantal§1 Schotelantennes mogen een diameter hebben van maximaal 1,20 meter.

§2 Er mag maximaal 1 antenne per woning of per nevenfunctie in een woongebouw

of gemengd gebouw geplaatst worden.

§3 Voor de overige hoofdfuncties kunnen meer antennes geplaatst worden.

41

Page 42: Bouwcode Antwerpen

Artikel 23: Plaatsing§1 Schotelantennes mogen enkel geplaatst worden:

1° Op daken van hoofdgebouwen

2° Aan achtergevels van hoofdgebouwen

3° Op daken van bijgebouwen

4° In achtertuinen

§2 De volgorde zoals bepaald in §1 van dit artikel dient gerespecteerd te worden.

Dit houdt bijvoorbeeld in dat schotelantennes enkel aan de achtergevel van het

hoofdgebouw geplaatst kunnen worden indien het technisch gezien niet mogelijk is

op het dak van het hoofdgebouw.

§3 De volgende plaatsingsregels dienen daarbij steeds in acht genomen te worden:

1° Schotelantennes mogen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

2° Geen onderdeel mag een afstand hebben van minder dan 1 meter ten

opzichte van de perceelsgrens.

3° Mogen niet meer dan 2 meter uitsteken uit het dakvlak, het achtergevelvlak

of het maaiveld van de tuin, tenzij ze binnen de technische zone vallen,

zoals beschreven in Art. 77.

4° Op platte daken:

a) dienen ze geplaatst te zijn binnen een verticale hoek van 45° ten

opzichte van alle gevelvlakken vertrekkend vanaf de bovenkant

van de kroonlijst.

5° Op hellende daken, waarvan de nok evenwijdig is met de straatas:

a) mogen ze enkel geplaatst worden op het dakvlak afgewend van

de openbare weg,

b) mag geen enkel deel zich bevinden buiten de zone, gevormd

door het achtergevelvlak en het denkbeeldig vlak gelegen in het

verlengde van het voordakvlak.

6° Op hellende daken, waarvan de nok een hoek maakt met de straatas:

a) dient het hoogste punt steeds lager te zijn dan de nok van het dak,

b) dienen ze op minstens 4 meter achter het voorgevelvlak geplaatst

te worden.

7° Aan achtergevels van hoofdgebouwen:

a) mogen ze niet geplaatst worden tegen uitspringende delen van

de achtergevel, noch voor venster- en deuropeningen,

b) dienen ze zich binnen een hoek van 45° te bevinden vertrekkend

van de erfscheiding op de achtergevelbouwlijn.

8° In voortuinen:

a) mogen ze in geen geval opgericht worden in de bouwvrije voor-

en zijtuinstroken.

42

Page 43: Bouwcode Antwerpen

Hoofdstuk 3: Gebruikskenmerken

Afdeling 1: Minimale afmetingen van ruimtes

Toelichting Een ruimte die langdurig gebruikt wordt als woon- of werkplek dient voor haar

gebruikers en bewoners voldoende kwalitatief te zijn. Een voldoende vrije hoogte

voor verblijfsruimtes en andere ruimtes garandeert dat elk vertrek over een minimale

verblijfskwaliteit beschikt. Bovendien zijn gebouwen met een grotere vrije hoogte

meer flexibel naar toekomstige aanpassing, hergebruik of functiewijziging. De functio-

nele levensduur van gebouwen met hoge verdiepingen is langer en daarom is het

duurzaam om zo te bouwen.

De Bouwcode legt een minimum vrije hoogte op van vloer tot plafond van 2,6 meter

voor verblijfsruimtes en van 2,20 meter voor andere ruimtes.

Niet alleen is de minimale hoogte van belang, ook de minimale oppervlakte van

een zelfstandige woning is essentieel om te garanderen dat er op een gezonde en

kwalitatieve manier gewoond kan worden.

De Bouwcode legt een minimumoppervlakte van een zelfstandige woning vast op

30 vierkante meter. Dit is de minimummaat voor de kleinste woongelegenheid,

een studio.

Bij kleinere sanitaire ruimtes is het vanuit het oogpunt van de veiligheid, bijvoorbeeld

indien de brandweer of de hulpdiensten moeten interveniëren, belangrijk dat de deur

van die ruimtes naar buiten open draait. Dit vergroot bovendien het gebruikscomfort

van deze kleine ruimtes, die best ook een minimummaat dienen te hebben.

De Bouwcode legt daarom de draairichting en de minimummaten op voor een

toiletruimte.

Artikel 24: Minimale hoogte van ruimtes§1 Bij nieuwbouw of functiewijziging, dienen ruimtes een minimale vrije hoogte te

hebben zoals aangeduid in volgende tabel:

Verblijfs- horeca- of handelsruimte 2,60 meter

Overige ruimte 2,20 meter

Voor bergplaatsen kleiner dan 6 vierkante meter zijn er geen hoogtevereisten

§2 Onder schuine daken dient de ruimte een gemiddelde vrije hoogte te hebben

van 2,6 meter.

43

Page 44: Bouwcode Antwerpen

Artikel 25: Minimale oppervlakte van een zelfstandige woning§1 Een zelfstandige woning dient een bruto-vloeroppervlakte te hebben

van minimaal 30 vierkante meter.

Artikel 26: Kelders§1 Bij nieuwbouw mogen handels- en horecaruimtes enkel ondergronds worden

aangelegd op voorwaarde dat de ondergrondse ruimte rechtstreeks toegankelijk is

vanaf de openbare weg via een ruimte op het gelijkvloers. De bruto-vloeroppervlakte

van de ruimte op het gelijkvloers dient minimaal 10% te bedragen van de bruto-

vloeroppervlakte van de ondergrondse ruimte.

§2 Een (kruip)kelder dient een vrije hoogte te hebben van minstens 0,60 meter.

Artikel 27: Vloerniveau gelijkvloersDe vloer van woonvertrekken mag niet lager liggen dan 0,70 meter onder het

aangrenzende straat- of tuinniveau.

Afdeling 2: Minimale lichtinval en luchttoevoer

Toelichting Licht en lucht worden gezien als basiskwaliteiten voor elke ruimte waar mensen langer

verblijven. Voldoende daglichttoetreding, gecombineerd met uitzicht en voldoende

ventilatie van de woning met verse lucht zijn basisvoorwaarden voor de gezondheid

van de bewoners en voor een minimum verblijfskwaliteit van elke woning.

De Bouwcode legt daarom duidelijke randvoorwaarden op voor de minimale

lichttoetreding en minimale luchttoevoer voor verblijfsruimtes. Bij de lichttoetreding is

niet alleen daglichttoetreding belangrijk, maar ook het zicht. Voor de belevingswaarde

van elke verblijfsruimte en keuken, moet een daglichtopening doorzichtig zijn,

zodat er effectief naar buiten kan gekeken worden. Bij de minimumeisen voor de

luchttoevoer moet elke verblijfsruimte en keuken minstens één te openen gevel- of

dakdeel hebben, waardoor verse lucht in het vertrek kan. Maar de verluchting mag

ook via een ventilatiesysteem gebeuren zoals dat bij passiefbouw gewenst is.

44

Page 45: Bouwcode Antwerpen

Artikel 28: Minimale lichtinval§1 Elke verblijfsruimte dient openingen te hebben voor de toetreding van daglicht.

Deze openingen moeten aan elk van de volgende eisen voldoen:

1° De lichtdoorlatende oppervlakte van de opening is minimaal 10% van

de bruto-vloeroppervlakte van de ruimte, met een minimum van

1 vierkante meter.

2° Van eventuele uitsprongen die zich direct boven de daglichtopening van de

verblijfsruimte bevinden, moet voor de daglichtberekening de oppervlakte

opgeteld worden bij de bruto-vloeroppervlakte van de verblijfsruimte.

3° De opening is voorzien van doorzichtig materiaal.

4° De opening mondt direct uit in de open lucht.

5° Dakkoepels tellen niet mee bij de daglichtberekening. Dakramen in schuine

daken mogen wel meegeteld worden indien ze zich tussen 1 en 2 meter

boven het loopvlak van de verblijfsruimte bevinden.

6° Openingen die uitmonden op een volledig omsloten buitenruimte van

minder dan 6 vierkante meter, tellen voor verblijfsruimtes niet mee bij de

daglichtberekening. Met een volledig omsloten buitenruimte wordt bedoeld

een buitenruimte waarvan alle begrenzingen hoger zijn dan 2 meter boven

het vloerpeil van de te beschouwen ruimte.

7° De loodrechte afstand tussen de opening en de dichtstbijzijnde constructie

bedraagt meer dan 2 meter. Gedeeltes van de opening die zich binnen

2 meter van een constructie bevinden tellen niet mee bij

de daglichtberekening.

Artikel 29: Minimale luchttoevoerElke verblijfsruimte dient minimaal één te openen gevel- of dakdeel te hebben zodat

de ruimte op natuurlijke wijze geventileerd kan worden, tenzij het passiefbouw

betreft. Deze opening moet aan elk van de volgende eisen voldoen:

1° De opening moet volledig afsluitbaar zijn door middel van een draaiend of

schuivend venster, deur of luik.

2° De opening mondt direct uit in de open lucht.

45

Page 46: Bouwcode Antwerpen

Afdeling 3: Toegankelijkheid

Toelichting Vanuit het oogpunt van de woonkwaliteit is het nodig dat elke woning een eigen

toegang heeft vanaf de straat of vanaf een gemeenschappelijke circulatieruimte zoals

een binnenstraat, een patio, een binnentuin, een trappenhal of gang. Daardoor is

elke woning autonoom bereikbaar en staat de woning voor haar functioneren los van

elke andere woning of andere functies.

Het garanderen van deze woonkwaliteit is vooral aan de orde bij het combineren

van twee functies, bijvoorbeeld bij het wonen boven winkels of kantoren. De stad

wil deze mix stimuleren want gemengde wijken verhogen de leefbaarheid van de

stad. Maar vandaag blijven veel van de ruimtes boven winkels leegstaan. Eén van de

hoofdoorzaken van de leegstand boven winkels is het gebrek aan een afzonderlijke

toegang naar de bovenliggende verdiepingen. Om zo veel mogelijk winkelruimte te

kunnen benutten, zijn er immers geen afzonderlijke toegangen naar bovenliggende

verdiepingen opgenomen in de winkelruimte. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de mensen

die boven de winkel wonen hun woning niet meer betreden zonder zich door de winkel

te begeven waardoor de woning praktisch onverhuurbaar wordt, met leegstand als

gevolg. Het bevorderen van wonen boven winkels begint bij de toegankelijkheid van

de bovenliggende verdiepingen. De Bouwcode legt daarom op dat elke woning een

eigen toegang dient te hebben. Voor percelen met een oppervlakte groter of gelijk

aan 65 vierkante meter mag het geen probleem zijn deze afzonderlijke toegang te

realiseren. Bij percelen met een kleinere oppervlakte, is een afzonderlijke toegang niet

verplicht. Toch moeten ook hier de bovenliggende verdiepingen minstens ontsloten

worden door middel van een vaste trap.

Daarnaast moeten de toegang en de circulatieruimte ook kwalitatief zijn. Het is niet

de bedoeling dat de woning slechts via een andere woning of via gemeenschappelijke

ruimtes zoals garages, washokken, bergingen etc. toegankelijk is. Dit wordt beschouwd

als nadelig voor de leefkwaliteit van een woning en is daarom niet toegestaan.

Gedeelde circulatieruimtes zijn schadelijk voor de privacy van bewoners. Enkel de

gemeenschappelijke circulatie die dient om tot aan de woning te komen, mag gedeeld

worden met andere woningen of functies. De circulatie intern in de woning dient

enkel voor één woning. Uit het oogpunt van gebruikskwaliteit en veiligheid wordt een

breedte van 0,90 meter voor een circulatieruimte beschouwd als een minimum.

46

Page 47: Bouwcode Antwerpen

Artikel 30: Rechtstreekse toegankelijkheid§1 Elke woning dient rechtstreeks of via een circulatieruimte (binnen of buiten)

toegankelijk te zijn vanaf de openbare weg. Percelen met gemengde functies met

een grondoppervlak kleiner dan 65 vierkante meter of een gevelbreedte kleiner dan

5 meter vormen hierop een uitzondering.

§2 Een woning mag niet uitsluitend via een garage of bergruimte toegankelijk zijn,

maar wel via een fietsstalplaats.

§3 Binnen een meergezinsgebouw of gemengd gebouw met meer dan 2 woningen

dienen alle ruimtes die onderdeel vormen van een woning, met uitzondering van

garages, fietsstalplaats of bergplaatsen, één aaneengesloten geheel te vormen.

Ze mogen niet van elkaar gescheiden zijn door gemeenschappelijke ruimtes zoals

traphallen.

§4 De bereikbaarheid van iedere bouwlaag met verblijfsruimtes of een terras dient

via een vaste trap verzekerd te zijn.

Artikel 31: Vrije doorgangBij nieuwbouw dient elke circulatieruimte een vrije doorgang te hebben van

minimaal 0,90 meter.

Afdeling 4: Contact met de straat

Toelichting Een levendige straat is een aangename straat om in te wonen of doorheen te wandelen.

Met het oog op het creëren van levendige straten is het belangrijk dat de gebouwen

in de straat een levendige plint hebben. Op het gelijkvloers van elk gebouw dient er

minstens één levendige functie aan de straat te grenzen die met de straat en haar

gebruikers en passanten een relatie aangaat, bijvoorbeeld via een raam. Levendige

ruimtes zijn ruimtes die vaak gebruikt worden door mensen en waar zij ook een tijd

blijven. Straten met een overdaad aan garagepoorten, berghokken en andere “dode”

functies aan de gevel hebben over het algemeen een lage beeldkwaliteit. Ze worden

meestal als onaangenaam en sociaal onveilig ervaren door passanten.

De Bouwcode wil aan de straatgevel minstens één levendige ruimte en de gevel dient

daarvoor over minstens 2 vierkante meter doorzichtig te zijn.

Dit heeft natuurlijk zijn gevolgen voor de ‘dode’ functies. Dit zijn ruimtes waar eigenlijk

niet geleefd of gewerkt wordt en waar dus nauwelijks activiteiten zijn. Vaak zijn het

gesloten ruimtes die in het straatbeeld best vermeden worden.

47

Page 48: Bouwcode Antwerpen

De Bouwcode doet daarom nog bijkomend een aantal uitspraken over auto-

bergplaatsen, fietsenbergplaatsen en winkelruimtes. Autobergplaatsen zijn slechts

toegelaten als de gevel een minimale breedte heeft van 8 meter. Dan mag er een

poort in de gevel geplaatst worden. Naast de poort is er immers nog voldoende

ruimte aan de gevel voor het inpassen van een levendige functie. De stad Antwerpen

wil fietsenbergplaatsen zo veel mogelijk stimuleren. Deze mogen daarom wel aan

de gevel, zelfs als er geen andere levendige functie meer aan de voorgevel kan,

op voorwaarde dat ook de fietsenbergplaats een grote opening van minimaal

2 vierkante meter naar de straat krijgt. Ook handelszaken hebben vaak een zeer

gesloten gevel. Om gesloten wanden te vermijden en contact tussen winkel en straat

te vergroten, moeten winkels een etalage of zichtbare gebruiksruimte hebben naar

de straat en afsluitingen, bijvoorbeeld rolluiken, moeten openmazig zijn.

Artikel 32: Algemeen§1 Het gelijkvloers van een gebouw dat aan de openbare weg of aan een voortuin-

strook grenst, moet aan de straatzijde minstens één ruimte bevatten die bedoeld

is voor het uitoefenen van een activiteit zodat een regelmatig contact tussen de

gebruiker(s) van het gebouw en de straat mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn

verblijfsruimtes, handelsruimtes, horecaruimtes, kantoorruimtes, werkplaatsen,

ateliers, vergaderzalen, … Bergplaatsen, garages, entree- en circulatieruimtes,

sanitaire ruimtes en kleedruimtes vallen hier niet onder. Voor autobergplaatsen,

fietsenbergplaatsen en handelsruimtes gelden bijzondere voorwaarden.

§2 Deze ruimte moet voorzien zijn van raamopeningen in de straatgevel met

een gezamenlijke minimale oppervlakte van 2 vierkante meter.

Artikel 33: Autobergplaatsen achter de voorgevel Onverminderd Art. 33 is het onder voorwaarden toegestaan een autobergplaats

te plaatsen direct achter de gevel op het gelijkvloers. Voor het plaatsen van de

toegangspoort gelden volgende regels:

1° Per 8 meter gevelbreedte is er maximaal 1 toegangspoort toegestaan.

In gevels van minder dan 8 meter breed is derhalve geen toegangspoort

toegestaan. Dit geldt voor elke gevel van het gebouw afzonderlijk.

2° De toegangspoort mag maximaal 3 meter breed zijn. Indien de

perceelsbreedte meerdere toegangspoorten toelaat, kunnen deze ook

gekoppeld worden tot een maximale breedte van 6 meter.

3° De verkeersveiligheid mag niet in gevaar gebracht worden.

48

Page 49: Bouwcode Antwerpen

Artikel 34: Fietsenbergplaatsen achter de voorgevelOnder de volgende voorwaarden is het toegestaan een fietsenbergplaats te voorzien

direct achter de gevel op het gelijkvloers, zonder de aanwezigheid van enige levende

ruimte vlak achter de gevel:

1° de gevel maakt deel uit van een aaneengesloten bebouwing, en

2° de gevel heeft een breedte van minder dan 4,50 meter.

3° de gevel op het gelijkvloers is voor minstens 2 vierkante meter doorzichtig.

4° de toegang tot de fietsenbergplaats mag maximaal 1,6 meter breed zijn.

Artikel 35: Handelszaken§1 Het gelijkvloers van een handelszaak die aan de openbare weg of aan een

voortuinstrook grenst, moet aan de straatzijde minstens een etalage hebben of

een gebruiksruimte die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

§2 Rolluiken van handelszaken dienen openmazig te zijn.

Afdeling 5: Buitenruimten

Toelichting Een belangrijk element binnen de woonkwaliteit is het comfort dat een stukje private

buitenruimte kan bieden. Dit kan een koer zijn, een terras, een dakterras, een tuin,…

Al te vaak worden gebouwen opgedeeld in woningen zonder dat dit het geval is.

Het verplichten van buitenruimtes is erop gericht om het wonen in de stad

aantrekkelijker te maken. De buitenruimtes dienen wel voldoende groot te zijn om

effectief als bruikbare kwalitatieve buitenruimte beschouwd te kunnen worden.

De Bouwcode legt daarom vast dat er bij nieuwbouw per verblijfsruimte in een woning

minimaal 2 vierkante meter buitenruimte voorzien moet worden. Elke buitenruimte, dus

ook een dakterras dient op een volwaardige manier toegankelijk te zijn. Dit garandeert

dat deze ruimte ook daadwerkelijk makkelijk bruikbaar en toegankelijk is.

Artikel 36: Algemeen§1 Bij nieuwbouw of functiewijziging naar wonen dient elke zelfstandige woning

over een buitenruimte te beschikken. De minimale bruto-vloeroppervlakte van

deze buitenruimte is 2 vierkante meter per verblijfsruimte die in de woning

voorzien wordt.

§2 De buitenruimte kan privé zijn, maar de buitenruimtes kunnen ook gekoppeld

worden tot een collectieve buitenruimte.

49

Page 50: Bouwcode Antwerpen

§3 Een collectieve buitenruimte dient ofwel direct toegankelijk te zijn vanuit

de woningen die er op aangewezen zijn; ofwel toegankelijk te zijn via een

gemeenschappelijke ruimte.

§4 Bestaande buitenruimtes bij woningen mogen niet verkleind worden tot onder

de in §1 genoemde minimale oppervlakte.

Artikel 37: DakterrassenElk dakterras dient toegankelijk te zijn via een volwaardige toegang, zoals een deur,

schuifdeur, draaideur, opengaand raam tot aan de vloer of openschuivende koepels.

Afdeling 6: Opdelen, samenvoegen en functiewijziging van woningen

Toelichting Wonen in de stad is belangrijk. Een aanbod aan verschillende soorten woningen

vormt de beste garantie dat er voor iedereen wel een geschikte woning te vinden is.

Om ook voor gezinnen met kinderen een woonaanbod te kunnen garanderen, moet het

bestaande aanbod aan grote woningen maximaal behouden blijven.

Daarom wil de stad Antwerpen het opdelen van grote woningen of het omvormen

van grote woningen tot louter kantoren of winkels tegengaan. Een grote woning

met een buitenruimte dient zo veel mogelijk beschermd te worden. Om de

woonfunctie van grote woningen te behouden legt de Bouwcode een aantal regels

op voor het opdelen, het samenvoegen en de toegelaten functiewijzigingen van grote

eengezinswoningen. Met grote eengezinswoningen worden woningen bedoeld met

een oppervlakte van meer dan 90 vierkante meter en minder dan 250 vierkante meter

met een buitenruimte van meer dan 15 vierkante meter. Dit is een woningtypologie,

waarvan de woonkwaliteit dient behouden te blijven omdat dit type woning uitermate

geschikt is voor het huisvesten van gezinnen. Daarom wordt er steeds het behoud

van minimum één woonentiteit van meer dan 90 vierkante meter opgelegd bij een

opdeling, samenvoeging of functiewijziging.

Artikel 38: Algemeen§1 Onderstaande artikelen hebben betrekking op eengezinsgebouwen met een

bruto-vloeroppervlakte van meer dan 90 vierkante meter en minder dan 250

vierkante meter en met een buitenruimte van meer dan 15 vierkante meter.

50

Page 51: Bouwcode Antwerpen

Onder buitenruimte worden zowel tuinen op het gelijkvloers als terrassen op de

verdiepingen begrepen. Deze gebouwen worden verder aangeduid als “te behouden

eengezinsgebouw”.

§2 Bij de bruto-vloeroppervlaktes genoemd in Art. 40 tot 42 worden gemeen-

schappelijke circulatieruimtes niet meegeteld.

Artikel 39: Opdelen van een woning§1 Een te behouden eengezinsgebouw kan enkel opgedeeld worden in

meerdere woningen indien na opdeling één zelfstandige woning met een bruto-

vloeroppervlakte van meer dan 90 vierkante meter en een aaneengesloten

buitenruimte van meer dan 15 vierkante meter behouden wordt, en het aantal

bijkomende woningen tot maximaal 3 kamers of één andere zelfstandige woning

beperkt wordt.

§2 Een eengezinsgebouw dat beschikt over een bruto-vloeroppervlakte van meer

dan 250 vierkante meter en over een buitenruimte van meer dan 15 vierkante meter

kan opgedeeld worden in meerdere woningen op voorwaarde dat ten minste één

zelfstandige woning wordt behouden met een bruto-vloeroppervlakte van meer

dan 90 vierkante meter en een aaneengesloten buitenruimte van meer dan 15

vierkante meter

§3 Deze regels voor het opdelen van een bestaande te behouden eengezinsgebouw

zijn eveneens van toepassing op een woning die ontstaat na verbouwing, uitbreiding

of vervanging, ongeacht de oppervlakte van de binnenruimte en de buitenruimte

na de werken.

Artikel 40: Samenvoegen van een woning met andere gebouwen Indien een te behouden eengezinsgebouw wordt samengevoegd met één of

meer andere woningen, gebouwen of percelen, dan kunnen in het gebouw

dat ontstaat na samenvoeging, per gerealiseerde zelfstandige woning met een

bruto-vloeroppervlakte van meer dan 90 vierkante meter en een aaneengesloten

buitenruimte van meer dan 15 vierkante meter, ten hoogste 3 kamers of één andere

zelfstandige woning worden ingericht.

51

Page 52: Bouwcode Antwerpen

Artikel 41: Beperking op functiewijzigingen §1 De functie wonen dient bij een te behouden eengezinsgebouw steeds behouden

te blijven.

§2 Het invoeren van een andere functie dan woning bij een te behouden eengezins-

gebouw kan enkel indien:

1° de andere functie een bruto-vloeroppervlakte van maximum 100 vierkante

meter beslaat of maximaal de helft van de oppervlakte van het gebouw, en

2° er voldoende ruimte blijft voor minstens één zelfstandige woning met een

bruto-vloeroppervlakte van 90 vierkante meter, en

3° deze woning beschikt over een aaneengesloten buitenruimte van meer dan

15 vierkante meter.

Afdeling 7: Afvalverzameling

Toelichting Vanuit het oogpunt van comfort en hygiëne voor bewoners en gebruikers van een

gebouw waar meerdere gezinnen en/of functies samen gebruik van maken, is het

belangrijk dat men over een eigen, afgescheiden en voldoende verluchte afvalberging

beschikt. Dit vergemakkelijkt bovendien de vuilnisophaling en voorkomt grote

opstapelingen van vuilniszakken op het openbaar domein. De afvalberging moet

voldoende groot en kwalitatief zijn.

Artikel 42: Gebouwen met een woonfunctie§1 Meergezinsgebouwen of gemengde gebouwen met minimaal 4 woningen

dienen een gemeenschappelijke afgescheiden ruimte voor afvalverzameling te

hebben die voorzien wordt van verluchting. De bruto-vloeroppervlakte dient

minimaal 4 vierkante meter te bedragen bij een meergezinsgebouw of gemengd

gebouw met maximaal 12 zelfstandige woningen. Per bijkomende schijf van 3

zelfstandige woningen dient een bijkomende ruimte van 1 vierkante meter te worden

voorzien. Deze regel is niet van toepassing indien een afvalbrengsysteem voorzien

wordt of indien de woningen gelegen zijn binnen de bedieningszone van

een bestaand afvalbrengsysteem.

§2 Bij aanvragen van 50 of meer woningen kan het college van burgemeester en

schepenen de aanvrager verplichten tot het aanleggen van een afvalbrengsysteem.

52

Page 53: Bouwcode Antwerpen

Artikel 43: Gebouwen met een andere functie dan wonen§1 Ieder gebouw dient te beschikken over een aparte overdekte ruimte voor

afvalberging die voorzien wordt van verluchting en die minimaal 4 vierkante meter

groot is.

§2 Een afvalberging mag gedeeld worden door verschillende functies en gebruikers,

maar mag nooit samengevoegd worden met afvalbergingen ten behoeve van

woonfuncties.

Hoofdstuk 4: Parkeren en stallen

Toelichting De stad Antwerpen kiest voor duurzame mobiliteit. Daarom wordt fietsgebruik

gestimuleerd. Het gebruik van de fiets aanmoedigen begint bij het voorzien van goede

stal- en parkeermogelijkheden voor fietsers. Vandaar dat in de Bouwcode minimale

eisen naar oppervlakte, inrichting en toegankelijkheid worden gesteld, zodat het kort

en langdurig plaatsen van de fiets op een kwalitatieve manier gebeurt. Door normen

op te leggen met betrekking tot het minimum aantal plaatsen, wordt bovendien

verzekerd dat er voldoende ruimte voorhanden is. Daarbij wordt een gewenst

fietsgebruik gehanteerd per functie. Voor wonen wordt gerekend met één fiets per

bewoner, voor werknemers en bezoekers van bedrijven, kantoren, diensten, horeca,

… met minimaal één fietser op drie gebruikers. Voor basisscholen wordt gerekend

met minimaal één op drie scholieren, maar voor secundair en hoger onderwijs met

minimaal één op twee scholieren die met de fiets komt. Dit mobiliteitsprofiel wordt,

aan de hand van gemiddelde dichtheden van personen per functie, vertaald in een norm

die het aantal fietsstal- en fietsparkeerplaatsen weergeeft per ruimte. Op basis van

een mobiliteitsstudie en een aangetoonde afwijking ten opzichte van de gemiddelde

persoonsbezetting van de functie kan de aanvrager een afwijking aanvragen van de

normen voor het minimaal aantal te voorziene fietsstal- en fietsparkeerplaatsen.

Voor het aantal aan te leggen autoparkeerplaatsen worden geen algemene normen

opgelegd, omdat het gewenste aantal zeer sterk zal afhangen van de kenmerken

van de locatie, zoals de dichtheid aan gebruikers en de aanwezigheid van openbaar

vervoer. Wel worden er een minimumaandeel en minimale afmetingen opgenomen

voor parkeerplaatsen voor mindervaliden, zodat ook zij vlot kunnen parkeren en in-

en uitstappen. Voor inritten wordt een maximum hellingspercentage opgelegd voor

de laatste meters aan het voetpad zodat een omhoog rijdende auto niet te snel komt

afgereden op het voetpad en de veiligheid van voorbijgangers gerespecteerd wordt.

53

Page 54: Bouwcode Antwerpen

Afdeling 1: Fietsen

Artikel 44: Fietsenbergplaats§1 Bij elke functie dient een fietsenbergplaats voorzien te worden. Deze kan ingepast

worden binnen het bouwvolume, in specifieke constructies of bijgebouwen en in

de tuin, rekening houdend met de voorschriften van Art. 35 met betrekking tot het

plaatsen van een fietsenbergplaats achter de voorgevel en met de voorschriften van

Art. 59 met betrekking tot het parkeren en stallen van fietsen in de tuin.

§2 De fietsstalplaats, of de ruimte voor het stallen van een fiets van een gebruiker

van een functie, zijnde een bewoner, werknemer of scholier, dient te voldoen aan

volgende voorwaarden:

1° Een fietsstalplaats heeft een afmeting van minimaal 1,5 vierkante meter

per fiets.

2° Een fietsstalplaats mag voorzien worden als een zelfstandige ruimte,

of kan opgenomen worden in een andere daarvoor geschikte ruimte.

De fietsenstalplaats dient wel afgesloten te kunnen worden en overdekt

te zijn.

3° Een fietsstalplaats mag voor verschillende functies collectief gerealiseerd

worden op voorwaarde dat de fietsen individueel vastgelegd kunnen

worden aan een vast object.

4° Een fietsstalplaats dient vanaf de openbare weg makkelijk bereikbaar

te zijn.

§3 De fietsparkeerplaats, of de ruimte voor het parkeren van een fiets van een

bezoeker van een functie, dient te voldoen aan volgende voorwaarden:

1° Een fietsparkeerplaats heeft een afmeting van minimaal 1 vierkante meter

per fiets.

2° Een fietsparkeerplaats is voorzien van een fietsbeugel, waarbij die fiets

voldoende stabiliteit wordt geboden en waarbij het fietskader met een

fietsslot aan de beugel vastgemaakt kan worden.

3° Een fietsparkeerplaats mag voor verschillende functies collectief

gerealiseerd worden.

4° Een fietsparkeerplaats dient vanaf de openbare weg makkelijk bereikbaar

te zijn.

54

Page 55: Bouwcode Antwerpen

Artikel 45: Aantal stal- en parkeerplaatsen§1 Per gebouwcategorie gelden voor nieuwbouw of functiewijziging volgende

minimaal te realiseren aantallen fietsstal- en fietsparkeerplaatsen:

Functie Fietsstalplaatsen Fietsparkeerplaatsen

Wonen 1 plaats per slaapkamer + 1 extra plaats

-

Kantoren 1 plaats / 75m² BVO* -

Bedrijven en groothandel 1 plaats / 150m² BVO -

Diensten 1 plaats / 150m² BVO 1 plaats / 50m² BVO

Detailhandel en reca 1 plaats / 150m² BVO 1 plaats / 50m² BVO

Hotels 1 plaats / 150m² BVO -

Scholen- kleuteronderwijs:- basisonderwijs:

- overige onderwijsvormen:

1 plaats / 100m² BVO12 plaatsen / 100m² BVO15 plaats / 75m² BVO

Zorginstellingen, sportcomplexen, sociale - culturele instellingen, gemeenschapsvoorzieningen

1 plaats / 150m² BVO Parkeernorm per bouwaanvraag op basis van het aantal bezoekers, de schaal, het type van gebruik, de capaciteit van de openbare weg en de draagkracht van de omgeving

(*BVO = bruto-vloeroppervlakte)

§2 Indien het gebouw voor diensten, detailhandel en reca kleiner is dan 500m²

bruto-vloeroppervlakte en het gaat om een perceel zonder voor- of zijtuin, dan

moeten geen parkeerplaatsen voorzien worden. Dit geldt enkel indien er geen

autoparkeerplaatsen zijn op het eigen perceel.

Afdeling 2: Auto’s

Artikel 46: Algemeen§1 Het stallen en parkeren van auto’s kan enkel binnen het bouwvolume en garages,

rekening houdend met de voorschriften van Art. 34 met betrekking tot het plaatsen

van een garage achter de voorgevel en met Art. 60 met betrekking tot het parkeren

en stallen van auto’s in de tuin.

55

Page 56: Bouwcode Antwerpen

§2 Garages groter dan 10% van de perceelsoppervlakte dienen ofwel binnen het

toegelaten bouwvolume geplaatst te worden, ofwel volledig ondergronds geplaatst

te worden, zodat het plafond zich bevindt onder het aangrenzende maaiveld.

Indien de goede ruimtelijke ordening dit toelaat, mag de garage ook gedeeltelijk

ondergronds worden aangelegd. Indien de garage geheel of gedeeltelijk ondergronds

ligt, dient een grondlaag bovenop de garage voorzien te worden van minimaal

1 meter, zoals gesteld in Art. 82

Artikel 47: InrittenIn- en uitritten mogen de eerste 5 meter, vanaf de openbare weg, maximaal een

helling hebben van 4%.

Hoofdstuk 5: Afsluitingen

Toelichting De afscheiding tussen twee private percelen dient duidelijk en kwalitatief te zijn.

Een te lage afsluiting biedt aan beide percelen geen privacy, een te hoge afsluiting

zorgt voor een beperking van de bezonning van de tuinen. De Bouwcode legt vast hoe

hoog en in welke materialen zowel de afscheiding tussen het openbaar domein en de

voortuin als de afscheiding tussen twee tuinen dient uitgevoerd te worden.

Zeker in het geval van een onbebouwde, braakliggende kavel dient het perceel goed

afgesloten te worden. Aangezien op het perceel geen bewoning of gebruik aanwezig

is, ontbreekt elke controle op onbedoeld gebruik van het perceel. Een goede afsluiting

waarborgt de reinheid van het onbebouwde perceel en de aanpalende openbare

weg, aangezien een bestendige afsluiting sluikstort ontmoedigt. Ook wordt door een

afsluiting de veiligheid van de gebruikers van de aanpalende percelen gewaarborgd,

doordat de tuinzone van het bouwblok niet meer direct toegankelijk is. Vanuit het

oogpunt van het onderhoud van het perceel dient wel een afsluitbare toegang

aanwezig te zijn. Deze mag evenwel niet toegankelijk zijn voor auto’s, omdat het

gebruik als parkeerplaats een bestendige invulling van het perceel met bebouwing

tegengaat.

Ook werven dienen omwille van de veiligheid en het tegengaan van sluikstorten

afgesloten te zijn. Maar de werfafsluiting dient wel voldoende stevig en stofdicht te

zijn. Bovendien is een plaatsing steeds verbonden aan werken. Het hek mag niet te

groot zijn en dient te verdwijnen van wanneer de werken beëindigd zijn. Daarna dient

het bouwterrein ingericht te worden.

56

Page 57: Bouwcode Antwerpen

Artikel 48: Voortuin§1 Onder afsluitingen worden in dit artikel zowel de afsluitingen langs de openbare

weg als tussen de voortuinen onderling begrepen.

§2 Men is verplicht voortuinen van de openbare weg af te scheiden met een levende

afsluiting, een muurtje of een hek. Het deel dat voorzien is voor de noodzakelijke

toegangswegen hoeft niet afgescheiden te worden.

§3 Gesloten voortuinafsluitingen en levende afsluitingen of hekken hebben een

hoogte van maximaal 0,80 meter.

Artikel 49: Zij- en achtertuin§1 Afsluitingen van zij- en/of achtertuinen dienen, voor zover zij niet zichtbaar zijn

vanaf de openbare weg, uitgevoerd te worden in metselwerk, hagen, draad, hout

of schermen. Prikkeldraad of andere materialen die de veiligheid van de naburige

gebruiker en/of van de gebruiker van het perceel in het gedrang kunnen brengen zijn

niet toegelaten.

§2 Afsluitingen van zijtuinen dienen, voor zover zij zichtbaar zijn vanaf de openbare

weg, uitgevoerd te worden in draad of hagen.

§3 De hoogte van de afsluitingen is minimaal 0,80 meter en maximum 2,6 meter.

§4 De afsluitingen dienen op de erfscheiding te worden ingeplant.

Artikel 50: Onbebouwde percelen§1 Elk onbebouwd perceel binnen een aaneengesloten straatwand dient bestendig

afgesloten te worden op de bouwlijn.

§2 Als bestendige afsluiting wordt een muur of schutting aanvaard.

De afsluiting dient aan de volgende eisen te voldoen:

1° De afsluiting is minimaal 2,6 meter hoog;

2° De afsluiting is ondoorzichtig

3° De afsluiting is voorzien van één toegangsdeur met een maximale breedte

van 1,20 meter die afsluitbaar moet zijn met een slot.

57

Page 58: Bouwcode Antwerpen

Artikel 51: WerfafsluitingenNiemand mag bouwen, verbouwen of afbreken zonder de werf voldoende af te

sluiten vanaf de openbare weg. Indien daarvoor een afsluiting geplaatst dient te

worden dan moet deze aan de volgende eisen voldoen:

1° De werfafsluiting moet stevig, duurzaam en stofdicht zijn.

2° De deuren mogen niet over de openbare weg draaien.

3° De werfafsluiting mag enkel geplaatst worden indien er een

stedenbouwkundige vergunning verleend werd voor het uitvoeren van

werken op het perceel of indien de aanvrager een bewijs kan aanleveren

van het uitvoeren van meldingsplichtige of niet-vergunningsplichtige

gevelwerken op het perceel.

4° De werfafsluiting dient beperkt te blijven en mag enkel die ruimte

omsluiten die nodig is voor het uitvoeren van de werken, met inbegrip

van het opslaan van bouwmaterialen. Het uitbreiden van de werfzone om

parkeerplaatsen te voorzien is niet toegelaten.

5° De werfafsluiting mag enkel geplaatst worden bij aanvang van de werken

en dient verwijderd te worden bij oplevering van de werken of, indien dit

eerder zou zijn, bij feitelijk gebruik van het gebouw.

Hoofdstuk 6: Groen karakter

Toelichting GroenbeschermingDe stad is een in hoofdzaak bebouwde en verharde ruimte. Toch komen er nog op veel

plaatsen groenelementen voor. Deze hebben in een verstedelijkte omgeving zeker

evenveel waarde als in de open ruimte en verdienen dus ook in de stad Antwerpen de

nodige aandacht en eventueel zelfs bescherming. Alle waardevolle natuurlijke en/of

culturele landschapselementen dienen daarom zoveel mogelijk behouden te blijven

en eventueel zelfs bijkomend aangeplant te worden. Deze verhogen de leefkwaliteit

en de ecologische waarde van de stad. Vaak zijn het ook overblijfselen van oudere

landschappelijke structuren en hebben ze als herinnering aan voormalige structuren

een belangrijke historische waarde. Hoogstammige bomen in het bijzonder, zijn uit

oogpunt van zowel leefkwaliteit als ecologie van groot belang in een stad. Het is

belangrijk het aantal hoogstammige bomen op peil te houden, omdat deze erg

moeilijk vervangbaar zijn.

De Bouwcode gaat daarom uit van een maximaal behoud van landschappelijke

elementen zoals grote solitaire bomen, boomrijen, klein landschapselementen,

hagen, holle wegen. Naast het behoud kan de Bouwcode ook beplantingsvoorwaarden

58

Page 59: Bouwcode Antwerpen

opleggen. De beplantingsvoorwaarden hebben het herstel van bestaande

landschappelijke elementen of het verwezenlijken van een kwaliteitsvolle terreinaanleg

tot doel. Uit oogpunt van zowel leefkwaliteit als ecologie, is het belangrijk om de

hoeveelheid beplanting op peil te houden en om de aard van nieuwe aanplantingen

te bepalen. Tot slot wil de Bouwcode ook de bestaande beplanting beschermen bij

werkzaamheden. Het is immers niet wenselijk dat de aanwezige beplanting, ten

gevolge van onzorgvuldige werkzaamheden, waaronder ook het bemalen van de

bouwsite, beschadigd of vernietigd zou worden.

Groen karakter van tuinenAangezien de stad al zeer dicht bebouwd is, dienen de onbebouwde delen van een

perceel, de tuin, hun groen karakter zoveel mogelijk te behouden. De Bouwcode

ondersteunt de zo natuurlijk mogelijke inrichting van de niet bebouwde delen van

een perceel. Dit heeft immers verschillende voordelen. Een groene tuin heeft een

aangenamer uitzicht in de straat of binnen in een bouwblok en bevordert daarom

de leefkwaliteit van bewoners en omwonenden. Door de tuin niet te bebouwen of te

verharden blijft een deel beschikbaar voor natuurlijke infiltratie van regenwater in de

bodem, zodat de openbare riolering minder belast wordt en het risico op problemen

met de waterhuishouding vermindert. Bovendien is elke tuin, hoe klein ook een

natuurlijke oase in de bebouwing voor vogels, insecten,… en zorgt ze ervoor dat de

opwarming van de stedelijke omgeving licht verminderd wordt.

De Bouwcode formuleert een aantal inrichtingsregels die het groen karakter van de

tuin en de beeld- en gebruikskwaliteit ervan waarborgen. Alleen de strikt noodzakelijke

verharding is toegestaan voor het bereiken van de toegang tot het gebouw of een

garage en voor het gebruik van de tuin, bijvoorbeeld voor de aanleg van een terras.

Eventuele grotere verharde oppervlaktes, boven de 50 vierkante meter, dienen

minstens voor de helft waterdoorlatend te zijn, om de waterinfiltratie zo weinig

mogelijk te hinderen. Het gebruik van de tuin mag niet gehypothekeerd worden

door de plaatsing van constructies, zoals tuinhuisjes en bergplaatsen. Dit betekent

niet dat dergelijke constructies niet zijn toegelaten in de tuin, maar wel dat deze in

verhouding dienen te staan tot de oppervlakte van de tuin. Het is dus niet toegelaten

het merendeel van de tuin met dergelijke constructies vol te bouwen.

Parkeren en stallen in de tuinHet parkeren en stallen van fietsen en auto’s kan een grote impact hebben op de

inrichting, de beeldkwaliteit en de rust van de tuinen. Om het fietsgebruik te

stimuleren wil de Bouwcode fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen in de voortuin

toelaten als dit nergens anders opgelost kan worden.

Auto’s parkeren in voortuinen is volledig in strijd met het streven naar groene,

59

Page 60: Bouwcode Antwerpen

onverharde voortuinen. Ook wordt hierdoor de beeldkwaliteit zeer nadelig beïnvloed.

Bovendien wordt hiermee een last op het openbaar domein gelegd, doordat een

openbare parkeerplaats wordt geprivatiseerd aangezien deze enkel door de eigenaar

van het perceel gebruikt kan worden. Het parkeren op de voortuin betekent ook dat er

daardoor dwars op de rijweg geparkeerd wordt. Bij het uitrijden moet er eerst over het

voetpad gereden worden en daarna nog op de rijweg gedraaid worden. Dit verhoogt

aanzienlijk de verkeersonveiligheid. Het parkeren in voortuinen wordt daarom niet

toegestaan. In industriegebieden spelen het parkeerprobleem en de beeldkwaliteit

minder een rol. Hier zijn vaak grotere voortuinstroken beschikbaar, zodat een groot

aantal parkeerplaatsen kan worden bediend met een minimum aan in- en uitritten.

Hier mag wel in de open ruimte rond het gebouw geparkeerd worden, op voorwaarde

dat door middel van beplanting een zekere beeldkwaliteit aan de open ruimte gegeven

wordt en de verharde oppervlakte tot een minimum wordt beperkt.

Het in open lucht parkeren van auto’s in binnengebieden is niet wenselijk in verband

met de leefbaarheid van binnengebieden. Geparkeerde auto’s vormen geen aangename

aanblik. Bovendien veroorzaken startende motoren geluids- en geurhinder.

Afdeling 1: Groenbescherming

Artikel 52 Maximaal behoud§1 Met het oog op het bewaren van bestaande waardevolle natuurlijke,

cultuurhistorische of landschappelijke elementen moet de inplanting van de

vergunningsplichtige werken zo worden bepaald dat de aanwezige waardevolle

landschappelijke elementen maximaal behouden kunnen blijven.

§2 Met het oog op het naleven van de zorgplicht moet de inplanting van de

vergunningsplichtige en meldingsplichtige werken zo worden bepaald dat de

aanwezige bomen maximaal behouden kunnen blijven.

Artikel 53: Beplantingsvoorwaarden§1 Bij het verlenen van de vergunning kan de vergunningverlenende overheid bij

gemotiveerde beslissing beplantingsbepalingen opnemen:

1° met het doel aanplantingen aan te leggen en/ of te herstellen.

Deze voorwaarden slaan op de boomsoort, de hoeveelheid bomen,

de kwaliteit en de stamomtrek alsook de wijze van aanleg,

2° met het doel kleinschalige landschapselementen aan te leggen

of te herstellen,

60

Page 61: Bouwcode Antwerpen

3° met het doel beplantingen te voorzien die een gepaste inkleding van het

bouwwerk of van de installatie in de landelijke omgeving tot doel hebben

en als dusdanig als groenbuffers dienst doen,

4° met het doel beplantingszones te voorzien die vrij blijven van onder- en

bovengrondse bouwwerken, zodanig dat nieuwe en bestaande aan-

plantingen mogelijk zijn en afwatering en infiltratie vergemakkelijkt wordt.

§2 Elke opgelegde beplanting of herbeplanting moet uiterlijk in het derde jaar dat

volgt op de stedenbouwkundige vergunning worden uitgevoerd, tenzij anders werd

bepaald in de vergunning.

§3 Wanneer beplantingen of herbeplantingen, uitgevoerd ingevolge van de

bepalingen van deze verordening, niet gedijen, moeten zij het eerstvolgende

plantseizoen heraangeplant te worden. Deze werkwijze moet worden herhaald tot

de beplanting de voorgeschreven aard heeft verkregen.

Artikel 54: Groenbescherming bij de uitvoering van werken§1 Bij het uitvoeren van vergunningsplichtige of meldingsplichtige werken dienen

alle mogelijke voorzorgen genomen te worden om de opgaande beplanting te

beschermen, om deze in goede gezondheid te houden en om schade te voorkomen.

§2 Op bouwwerven moet de ruimte tot 2 meter van de stam van bomen vrij blijven

van bouwwerfverkeer, stapeling of storting van bouwmaterialen, bouwafval,

vuurhaarden, bouwbarakken, schaftwagens, e.d. Deze ruimte moet worden omheind

of omkast. De boomwortels moeten afdoende beschermd worden door ze te

bedekken met een schokdempend materiaal. Het vastspijkeren van latten e.d.

aan bomen is verboden.

§3 Bij het uitvoeren van grondwerken dieper dan 3 meter, mag het bemaalde

grondwater niet in de riolering overlopen, maar dient het terug te vloeien via

een retourbemaling. In sommige gevallen kan het college van burgemeester en

schepenen eisen dat bemaald grondwater naar een welbepaalde plaats (bv een

vijver) wordt afgevoerd.

61

Page 62: Bouwcode Antwerpen

Afdeling 2: Tuinen

Artikel 55: Inrichting van tuinen§1 De tuin dient beschouwd te worden als een open ruimte met een groen karakter.

§2 Voor het bereiken van de toegang tot het gebouw of een garage is alleen de strikt

noodzakelijke verharding toegestaan. Deze verharding is maximaal zo breed als de

breedte van de toegangsdeur of toegangspoort. Daarnaast is het toegestaan een

onderhoudsstrook van maximaal 0,90 meter breed langs de gevel aan te leggen.

§3 Bijkomend is het toegestaan in de tuin verhardingen aan te brengen voor het

gebruik van de tuin als buitenruimte, zoals een terras. Tot 50 vierkante meter moet

de verharding niet waterdoorlatend te zijn, bijkomende verhardingen bovenop de

50 vierkante meter dienen wel waterdoorlatend te zijn.

§4 Het gebruik van de tuin mag niet gehypothekeerd worden door de plaatsing van

constructies, zoals tuinhuisjes, zwembaden en bergplaatsen.

Artikel 56: Beplantingen §1 Minstens de stroken waar niet verhard mag worden en de stroken waar geen

constructies zijn toegelaten, moeten in volle grond beplant worden. Deze regel geldt

bij het oprichten van gebouwen, bij het uitvoeren van een bestemmingswijziging van

het gelijkvloers, evenals bij verbouwingswerken.

§2 De aanleg moet gebeuren ten laatste in het eerste plantseizoen na het beëindigen

van de oprichtings- of verbouwingswerken.

Artikel 57: Voortuin§1 Het is niet toegestaan de voortuinstrook gewoonlijk te gebruiken, aan te leggen of

in te richten voor:

1° Het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande

materialen, materieel of afval.

2° Het plaatsen van één of meer verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning

kunnen worden gebruikt.

3° Het oprichten van bergplaatsen en andere constructies.

§2 Minstens 1/3 van de voortuin dient groen en onverhard te zijn

62

Page 63: Bouwcode Antwerpen

Artikel 58: Parkeren en stallen van fietsen§1 Het aanleggen van fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen is toegelaten

in tuinen, maar in de voortuin mogen deze niet overdekt zijn.

§2 Het is, ten behoeve van een ondergrondse fietsenkelder, toegestaan een

kelderingang in de tuin te plaatsen. De trap of helling mag een maximale vrije

breedte hebben van 1,50 meter en dient te worden ingeplant op minimaal 1 meter

van de zijdelingse perceelsgrenzen.

Artikel 59: Parkeren en stallen van auto’sHet aanleggen van autostal- en parkeerplaatsen in open lucht is verboden in tuinen,

tenzij in zijtuinen waar op diezelfde plaats een garage of carport is toegestaan.

Hoofdstuk 7: Horecaterrassen

Toelichting De vele terrasjes in de stad zijn de publieke plek bij uitstek om wat bij te praten,

mensen te ontmoeten of te ontspannen. Volle terrassen geven een gevoel van sociale

veiligheid en doen de stad dag en nacht leven. Horecaterrassen versterken dus de

aantrekkelijkheid van winkelstraten en pleinen. Daarnaast zijn ze voor de horeca-

ondernemers uiteraard ook een belangrijke bron van extra inkomsten. Wanneer een

terras geplaatst wordt, neemt het een deel van het openbaar domein in (een deel

van een voetpad, de rijweg of een stuk van een plein) of neemt het een deel van

de tuin in. Het bepaalt daardoor sterk het functioneren en het uitzicht van een straat

of plein.

Voor open horecaterrassen op het openbaar domein bestaat een terrassenreglement

dat aan de inplanting en inrichting van het terras een aantal regels oplegt die vooral

een harmonieuze en esthetische inpassing van het terras in het openbaar domein

beogen. Voor open terrassen op privé-terrein gelden deze regels nog niet. De Bouwcode

maakt de inplanting van horecaterrassen in tuinen daarom vergunningsplichtig en

legt vergelijkbare regels op. Voor de terrassen moet er dus een bouwvergunning

aangevraagd worden in plaats van een vergunning inname openbaar domein.

Bovendien blijft het terrassenreglement wel gelden voor de inrichting van het terras

met verplaatsbare voorwerpen. Het terrassenreglement is van toepassing op alle

horecaterrassen en doet uitspraken over de inrichting van het terras met verplaatsbare

objecten zoals meubilair, menuborden, parasols, warmtestralers, ... Het horecaterras

mag enkel gebruikt worden voor het plaatsen van dergelijke objecten. Tapinstallaties,

toestellen voor het bereiden van etenswaren, muziekinstallaties, … moeten zich

bevinden in de eigenlijke horecazaak.

63

Page 64: Bouwcode Antwerpen

Horecaterrassen op privé-terrein dienen het groene karakter van tuinen te

respecteren. Het gedeeltelijk verharden van de tuin is toegestaan voor het plaatsen

van een horecaterras, maar de tuin dient wel een zekere beeldkwaliteit en een zeker

groen karakter te behouden. Het gebruik van de tuin als terras mag bovendien de

toegankelijkheid van andere functies in het pand niet belemmeren.

Artikel 60: Horecaterrassen in tuinen§1 Voor de inplanting van open horecaterrassen in tuinen is het toegelaten

bijkomende verharding aan te brengen, onder de volgende voorwaarden:

1 het groene karakter van de tuin moet zoveel mogelijk behouden worden.

Zo dient minstens 1/3 van het deel van de tuin waarin het horecaterras

ingeplant wordt (voortuin, zijtuin of achtertuin) groen en onverhard te

blijven, en

2 iedere toegang naar de functie(s) die boven de horecazaak gelegen zijn,

moet steeds over de volle lengte van deze toegang en over de volle diepte

van het terras vrij blijven. Het pand moet ten allen tijde ongehinderd

betreden kunnen worden.

§2 Voor de leefbaarheid van het openbaar domein en de visuele rust moeten de

vormgeving, de gebruikte materialen en de kleuren van open horecaterrassen steeds

passen in de omgeving en bij het pand.

§3 De inrichting van het terras zichtbaar vanaf de openbare weg dient te gebeuren

met losse elementen die enkel opgesteld mogen worden binnen de vergunde

terraszone. De inrichting en het aanbrengen van reclame is onderworpen aan de

voorwaarden zoals vermeld in het stedelijk politiereglement voor de privatieve

ingebruikname van de openbare weg voor open horecaterrassen, goedgekeurd

door de gemeenteraad op 17 maart 2008 (jaarnummer 524), en alle latere

wijzigingen hierop.

§4 Alleen een overdekking van het terras in de vorm van een zonnewering in doek is

toegelaten en dit onverminderd de voorschriften van Art. 15. De maximale uitsprong

van de zonnewering zal nooit verder reiken dan de toegestane terraszone. Er mag

geen verbinding gemaakt worden tussen de zonnewering en de terrasschermen.

§5 voor het plaatsen van terrasschermen en afscheidingen in tuinen is het stedelijk

politiereglement zoals vermeld onder Art. 62, §1 van deze verordening niet van

toepassing, maar gelden volgende voorwaarden:

64

Page 65: Bouwcode Antwerpen

1 De afscheiding van het terras met de openbare weg dient in overeen-

stemming met Art. 49 te worden uitgevoerd. In afwijking van dit artikel

dient er een toegang gemaakt te worden met een breedte van minimaal

1 meter en maximaal 1/3 van het terras.

2 De afscheiding van het terras met terrasschermen van de naburige percelen

dient geplaatst te worden met volgende kenmerken:

a) dient haaks op de gevel geplaatst te worden,

b) de hoogte van de terrasschermen wordt beperkt tot maximum

1,60 meter,

c) de totale dikte wordt beperkt tot maximum 8 centimeter,

d) de terrasschermen zullen volledig doorzichtig zijn, met uitzondering

van het onderste gedeelte van maximum 40 centimeter hoogte.

De terrasschermen worden uitgevoerd in splintervrij glas,

e) tussen 2 aangrenzende terrassen mag maximum 1 terrasscherm

of 1 rij terrasschermen worden geplaatst,

f) de terrasschermen zullen zodanig uitgevoerd worden dat ze volledig

stabiel zijn. Ze mogen verankerd worden in de grond,

g) de diepte van de terrasschermen wordt bepaald in functie van de

diepte van de vergunde terraszone en de naastliggende voortuinen

met een maximum diepte van 2,5 meter.

3 In de zij- of achtertuin dienen de afscheidingen van het terras in overeen-

stemming met Art. 50 te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 8: Buitenverlichting

Toelichting Het nachtelijk functioneren van de stad wordt bepaald door allerlei vormen van

verlichting in straten, op pleinen en aan gebouwen. Deze is in hoofdzaak functioneel

en zorgt in functie van verkeersveiligheid en sociale veiligheid voor voldoende

zichtbaarheid. Tegelijk bepaalt ze ook het nachtelijk beeld van de stad. Verlichting

biedt comfort en schept sfeer. In het lichtplan wordt de visie weergegeven op de

publieke verlichting.

Maar ook private initiatieven dragen bij tot het nachtelijke beeld van de stad. Het

plaatsen van verlichting aan gebouwen of in tuinen kan mee een aangename avondlijke

sfeer in de stad creëren en mee zorgen voor sociale veiligheid. Bovendien geeft het

ook in het donker een herkenbaarheid aan gebouwen en functies. Maar een te veel

aan licht of gewoon onoordeelkundig geplaatst licht kan nadelig werken. Het kan

65

Page 66: Bouwcode Antwerpen

voor hinder zorgen door bestuurders te verblinden en de nachtrust van omwonenden

te verhinderen. Ook praktisch kan de plaatsing van armaturen hinder veroorzaken

voor het voetgangersverkeer.

Het verlichten van een gebouw bepaalt bovendien mee de beeldkwaliteit van het

nachtelijke straatbeeld. Lichtexcessen zijn daarin te vermijden.

Een te veel aan licht leidt bovendien tot lichtvervuiling. Het verstoort de normale

biologische cyclus van dag en nacht voor fauna en flora. Het is ook weinig duurzaam

iets te verlichten wat niet verlicht moet worden. Het omhoog richten van verlichting

moet daarom steeds het doel hebben een gebouw of constructie op te lichten en niet

de nachtelijke hemel. Die dient donker te blijven.

Verlichting is dus noodzakelijk maar dient doordacht ingepast te worden. De Bouwcode

legt daarom specifieke regels op om hinder te voorkomen door de hoogte, inplanting,

afstand tot naburige percelen en de straalrichting te regelen.

Artikel 61: AlgemeenHet plaatsen van buitenverlichting zichtbaar vanaf het openbaar domein en

het toepassen van verlichting voor reclamedoeleinden is onderworpen aan de

volgende voorwaarden:

1° Verlichting boven de vensterdorpel van de 1e verdieping of hoger dan

5 meter boven het aangrenzende maaiveld is slechts toegelaten indien

zich geen tegenoverliggende bebouwing bevindt binnen een straal van

40 meter.

2° Belijning van een gebouw door middel van het aflijnen van de contour

van het gebouw met verlichting is niet toegestaan.

3° Indien de onderzijde van de verlichting zich lager dan 2,60 meter boven

het aangrenzende voetpad bevindt, bedraagt de maximale uitsprong

0,15 meter ten opzichte van het gevelvlak.

4° De verlichting dient minimaal 0,30 meter boven het aangrenzende

maaiveld geplaatst te worden.

5° Alle gevel- of voortuinverlichting moet op minimaal 0,50 meter van

de perceelsgrens geplaatst worden.

6° De uitsprong uit het gevelvlak mag niet meer bedragen dan de

voetpadbreedte min 0,75 meter, met een maximum van 0,60 meter.

7° Indien verlichting in de voortuinstrook van woningen geplaatst wordt,

is de maximale hoogte ten opzichte van het maaiveld 0,80 meter

8° Verlichting met een rode of groene kleur of kleurweerkaatsing zijn verboden

binnen een afstand van 75 m van verkeerslichten. Dit verbod geldt niet

voor het groen kruis dat geplaatst wordt aan apotheken.

66

Page 67: Bouwcode Antwerpen

9° Indien een verlichting omhoog gericht wordt, mag deze enkel het object

oplichten. Lichtvervuiling en hinder naar weggebruikers en de omgeving

dient vermeden te worden.

Hoofdstuk 9: Publiciteit

Toelichting Publiciteit is een vast onderdeel van het stadsbeeld. Op verschillende plaatsen en op

verschillende manieren wordt informatie overgebracht over diensten, producten en

activiteiten. Publiciteit komt onder veel vormen en gedaantes voor. Het kan gaan om

de klassieke reclameborden waar de reclameboodschap regelmatig vervangen wordt,

om zaakgebonden uithangborden die voor een lange tijd een boodschap overbrengen

over de activiteiten in het pand zelf maar ook om infoborden en aankondigingen

van de overheid of van socio-culturele en educatieve aard. Elk van deze vormen van

publiciteit breng zijn boodschap op een eigen manier over. Aangezien publiciteit

er juist op gericht is duidelijk in beeld te komen heeft het een grote impact op het

straatbeeld.

De Bouwcode beoogt een harmonische integratie van de publiciteit in het stedelijk

landschap en het vermijden van alle mogelijke vormen van hinder. Publiciteit mag

geen hinder vormen voor de woonfunctie in gebouwen. Publiciteitsinrichtingen mogen

dus niet voor openingen in de gevel geplaatst worden, mogen het openen van ramen

en deuren niet hinderen, en mogen geen lichthinder of geluidshinder veroorzaken.

Panelen met bewegende delen zijn daarom op scheidingsmuren niet toegelaten.

Publiciteit mag geen overlast veroorzaken op de openbare weg en dient steeds een

goede zichtbaarheid voor de gebruikers van de openbare ruimte te garanderen.

Publiciteitsinrichtingen die een gevaar voor de veiligheid inhouden worden verboden.

Publiciteit mag ook geen afbreuk doen aan de beeldwaarde van een gebouw of een

straat. Publiciteit mag daarom geen ornamenten van het gebouw bedekken en de

grootte van de publiciteitsinrichting dient aangepast te zijn aan het gebouw en aan

de straatbreedte. Bij beschermd erfgoed en in waardevolle stads- en dorpsgezichten

is het van belang dat de omgeving niet overstemd raakt door de reclame, vandaar dat

hier strengere beperkingen gelden. De verlichting van publiciteit vergroot nog extra

de impact van publiciteit op de leefbaarheid, veiligheid en beeldkwaliteit en wordt

als weinig kwaliteitsvol en storend voor de omgeving beschouwd. Verlichting wordt

daarom beperkt tot het aanlichten van de publiciteit of tot inwendige verlichting van

losse letters of figuren.

67

Page 68: Bouwcode Antwerpen

De Bouwcode deelt publiciteit op in twee categorieën, namelijk in niet-zaakgebonden

publiciteit en zaakgebonden publiciteit. Niet-zaakgebonden publiciteit wordt enkel

toegelaten op wachtgevels, scheidingsmuren, afsluitingen en steigerdoeken en

zaakgebonden publiciteit op steigerdoeken, op gevels (gelijklopend, haaks of

op uitsprongen), op het dak, op alleenstaande borden en op zonneweringen en

verplaatsbare objecten. In tegenstelling tot andere stedenbouwkundige vergunningen

is de vergunning voor publiciteitsinrichtingen steeds beperkt in de tijd. Bij bouwwerven

(op steigerdoeken of werfafsluitingen) is de termijn steeds beperkt tot de duurtijd

van de bouwwerkzaamheden. Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen dienen te

verdwijnen na het beëindigen van de activiteit waar zij naar verwijzen. Omdat het

bij werven gaat om percelen die daadwerkelijk ontwikkeld worden, en omdat een

werf een zeer tijdelijk karakter heeft, is bij bouwwerven meer reclame toegelaten

dan bij onbebouwde terreinen. Het toelaten van publiciteit op steigerdoeken is een

stimulans voor het verfraaien van gevels en daarmee ook voor de verfraaiing van het

straatbeeld. Bovendien zorgt het, als alternatief voor de laagkwalitatieve werfdoeken,

voor een aantrekkelijke bescherming van de werken.

Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen betekenen een bron van inkomsten en

deze wil de stad Antwerpen graag ingezet zien in de ontwikkeling of herwaardering

van het pand of perceel. Zo kan publiciteit op steigerdoeken een impuls zijn om een

gevel te verfraaien. Maar de inkomsten dienen wel beperkt te blijven zodat het nog

wel loont om het pand of perceel te ontwikkelen en zodoende het laten leegstaan of

braak liggen niet aan te moedigen. Het plaatsen van een publiciteitsinrichting mag

geen rem vormen op de ontwikkeling. De oppervlakte van de publiciteitsinrichting

wordt daarom beperkt bij zijgevels en afsluitingen.

Artikel 62: Algemeen§1 Publiciteit is toegelaten onder twee vormen:

1° Niet-zaakgebonden publiciteit: wordt enkel toegestaan op wachtgevels,

(werf)afsluitingen en steigerdoeken.

2° Zaakgebonden publiciteit: wordt enkel toegestaan op steigerdoeken,

gevels (gelijklopend, haaks of op uitsprongen), op het dak, op alleenstaande

borden, op zonneweringen en verplaatsbare objecten op privé-terrein.

§2 Overheidsinformatie, aankondigingen van socio-culturele en educatieve aard en

publiciteit bij straatmeubilair vallen niet onder deze regelgeving.

§3 Voor de verlichting van publiciteit gelden volgende voorwaarden:

1° publiciteit mag verlicht worden met klemtoonverlichting.

Enkel losse letters of logo’s mogen inwendig verlicht worden,

68

Page 69: Bouwcode Antwerpen

2° lichtpubliciteit voorzien van flits- of knipperlichten en lichtkranten zijn

niet toegelaten,

3° publiciteit dient te voldoen aan de voorschriften van Art. 62 van dit

reglement met betrekking tot buitenverlichting.

Artikel 63:Niet-zaakgebonden publiciteit op wachtgevels§1 Niet-zaakgebonden publiciteit op wachtgevels is niet toegelaten in CHE –

gebied en in een straal van 100 meter van beschermde monumenten en stads-

of dorpsgezichten.

§2 Het plaatsen van niet-zaakgebonden publiciteit op wachtgevels is onderworpen

aan de volgende voorwaarden:

1° het naastliggende perceel is niet in gebruik als parking, tuin, terras of

voor enige andere functie;

2° de maximale oppervlakte van de publiciteitsinrichting bedraagt 36

vierkante meter per gevel en moet in verhouding staan tot de oppervlakte

van de gevel;

3° de publiciteitsinrichting bevindt zich binnen de omtrek van de wachtgevel

en in een zone tussen 3 meter en 10 meter boven het aangrenzende

maaiveld;

4° de publiciteitsinrichting wordt evenwijdig aan de wachtgevel aangebracht;

5° wordt geplaatst op minimaal 0,6 meter van de rand van de wachtgevel.

6° mechanisch bewegende delen zijn niet toegestaan;

7° de publiciteit wordt vergund voor een maximale termijn van 5 jaar.

Artikel 64: Niet-zaakgebonden publiciteit op afsluitingen§1 Het plaatsen van niet-zaakgebonden publiciteit op afsluitingen is enkel

toegestaan bij werfafsluitingen of bij afsluitingen van onbebouwde percelen.

De publiciteitsinrichting is onderworpen aan de volgende voorwaarden:

1° de hoogte bedraagt maximaal 4 meter ten opzichte van het straatniveau;

2° de publiciteitsinrichting wordt evenwijdig aan de omheining aangebracht;

3° de onderrand van de publiciteitsinrichting mag de bovenrand van de

omheining niet overschrijden;

4° de publiciteitsinrichting mag niet meer dan 0,15 meter uitspringen over

de openbare weg;

5° de gezamenlijke lengte van de publiciteitsinrichtingen bedraagt maximaal

1/3 van de lengte van de afsluiting. De minimale lengte die geplaatst mag

worden bedraagt 4 lopende meter.

69

Page 70: Bouwcode Antwerpen

§2 Voor het plaatsen van niet-zaakgebonden publiciteit op de afsluiting van een

onbebouwd perceel gelden volgende bijkomende voorwaarden:

1° het perceel is niet bebouwd, maar komt wel in aanmerking om bebouwd

te worden;

2° het perceel is niet in gebruik als parking, tuin, terras of voor enige

andere functie;

3° er is geen publiciteitsinrichting op de scheidingsmuren geplaatst;

4° de maximale oppervlakte van de publiciteitsinrichting bedraagt

36 vierkante meter;

5° is niet toegelaten in CHE – gebied en in een straal van 100 meter

van beschermde monumenten en stads- of dorpsgezichten.

6° de publiciteit wordt vergund voor een maximale termijn van 5 jaar.

§3 Voor het plaatsen van niet-zaakgebonden publiciteit op een werfafsluiting

gelden volgende bijkomende voorwaarden:

1° er is een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het uitvoeren

van werken op het perceel.

2° de publiciteit wordt vergund voor een maximale termijn van 2 jaar.

De termijn van plaatsing mag de periode van de werken die de

aanwezigheid van de afsluiting vereisen, niet overschrijden;

3° de werfafsluiting dient te voldoen aan de voorschriften uit Art. 52.

Artikel 65: Zaakgebonden of niet-zaakgebonden publiciteit op steigerdoeken§1 Publiciteit op steigerdoeken mag enkel gevoerd worden indien een

stedenbouwkundige vergunning verleend werd voor het uitvoeren van gevelwerken

op het perceel of indien de aanvrager een bewijs kan aanleveren van het uitvoeren

van meldingsplichtige of niet - vergunningsplichtige gevelwerken op het perceel.

De termijn van plaatsing mag de periode van de werken die de aanwezigheid van

het steigerdoek vereisen, niet overschrijden.

§2 Voor de vergunning voor publiciteit op steigerdoeken gelden volgende termijnen:

1° publiciteit op steigerdoeken wordt vergund voor een maximale termijn van

6 maanden;

2° de vergunning is slechts twee jaar geldig;

3° er wordt slechts 1 vergunning per gebouw per 5 jaar verleend.

70

Page 71: Bouwcode Antwerpen

§3 De publiciteit mag de volledige oppervlakte van de steigerdoek beslaan. Enkel bij

beschermde monumenten en stadsgezichten dient minimaal 1/3 van de oppervlakte

van het steigerdoek voorzien te worden van een afbeelding op ware grootte van de te

restaureren gevel.

§4 Steigerdoeken mogen enkel met een klemtoonverlichting verlicht worden van

boven naar beneden.

Artikel 66: Zaakgebonden publiciteit§1 Alle zaakgebonden publiciteit moet worden verwijderd zodra er een einde wordt

gesteld aan de activiteit waarop zij betrekking hebben, behalve wanneer zij een

cultuurhistorische waarde heeft.

§2 Het plaatsen van zaakgebonden publiciteit is onderworpen aan de

volgende voorwaarden:

1° De publiciteitsinrichting mag enkel geplaatst worden op het gevelvlak

op het gelijkvloers en/of de bouwlaag van het gebouw waarin de

zaak gevestigd is. Dit gevelvlak mag maximaal reiken tot net onder de

vensterdorpel van de bovenliggende verdieping.

2° De publiciteitsinrichting mag niet voor gevelopeningen geplaatst worden

en mag het openen van ramen en deuren niet hinderen. Indien ze geplakt

of gespoten wordt op een gevelopening mag ze maximaal 50 % van de

opening bedekken en geen raamkaders bedekken.

3° De publiciteitsinrichting mag geen gevelornamenten bedekken.

4° De grootte dient in overeenstemming te zijn met de maat van het gebouw

(breedte, hoogte) en van de aanliggende openbare weg.

5° Zaakgebonden publiciteit groter dan 0,25 vierkante meter mag niet

geplaatst worden aan of bij panden die uitsluitend een woonfunctie

hebben.

§3 Zaakgebonden publiciteit geplaatst in het gevelvlak:

1° mag slechts uit losse letters en/of logo’s bestaan,

2° dient ten minste 0,6 meter verwijderd te zijn van de grens met het

naburige perceel, en

3° mag maximaal 0,15 meter uitspringen uit het gevelvlak

§4 Zaakgebonden publiciteit geplaatst op uitsprongen aan het gevelvlak:

1° mag de grenzen van de uitsprong waardoor ze wordt gedragen,

niet overschrijden,

2° mag maximaal 0,15 meter uitspringen ten opzichte van de uitsprong

waaraan ze is opgehangen.

71

Page 72: Bouwcode Antwerpen

§5 Zaakgebonden publiciteit geplaatst haaks op het gevelvlak:

1° moet op minimum 2,60 meter boven het aangrenzende maaiveld

geplaatst worden,

2° dient te voldoen aan de voorschriften van Art. 15, §1, §3, §4 met betrekking

tot uitsprongen aan gevels,

3° kan enkel geplaatst worden onder de kroonlijst,

4° mag maximaal 0,6 meter uitsteken uit de gevel, en

5° mag eveneens uitgevoerd worden als vlag of banier

§6 Zaakgebonden publiciteit geplaatst op het dak:

1° is niet toegelaten in CHE – gebied en in een straal van 100 meter

van beschermde monumenten en stads- of dorpsgezichten,

2° loopt gelijk met de kroonlijst, en

3° bestaat uit afzonderlijke letters of tekens, waarbij de bevestigingen

op de drager zo goed mogelijk verborgen zijn.

§7 Zaakgebonden publiciteit op zonneschermen en verplaatsbare objecten,

zichtbaar vanaf de openbare weg is onderworpen aan de voorwaarden zoals

vermeld in het stedelijk politiereglement.

§8 Zaakgebonden publiciteit geplaatst op alleenstaande borden:

1° mag enkel geplaatst worden indien er geen ander middel is om de activiteit

bekend te maken, met name als er geen constructie of gebouw aanwezig is,

het gebouw achteruitspringt of niet zichtbaar is vanaf de openbare weg,

2° wordt beperkt tot één inrichting per gebouw of per weg waaraan de zaak

gelegen is,

3° dient opgesteld te worden op het perceel van de zaak.

72

Page 73: Bouwcode Antwerpen

73

Page 74: Bouwcode Antwerpen

74

Page 75: Bouwcode Antwerpen

Hoofdstuk 1: Bouwtechnische aspecten

Toelichting Elke constructie dient op een degelijke wijze gebouwd te worden, zodat deze

voldoende stevig is en een normaal gebruik en belasting van het gebouw met een

extra veiligheidsmarge kan weerstaan. Bovendien moet elk gebouw aan de geldende

normen en wetten qua energieprestaties, akoestiek en brandveiligheid voldoen,

zodat een duurzaam en veilig gebruik van het gebouw mogelijk is.

De Bouwcode legt slechts beperkte eisen op, op het vlak van bouwtechnische

aspecten en stabiliteit omdat dit enerzijds hoort tot de verantwoordelijkheid van

de bouwheer en anderzijds reeds streng geregeld is in andere wetgeving, zoals in

de EPB-wetgeving, de akoestische norm, de basisnormen inzake brandveiligheid

van gebouwen enz. De Bouwcode doet vooral uitspraken die een bouwtechnische

kwaliteit van het gebouw garanderen om mogelijke schade aan de naburige percelen

en het openbaar domein te vermijden. Zo moeten de funderingen voldoende diep

zijn uitgevoerd om verzakkingsgevaar bij werken aan naburige panden en aan het

openbaar domein te vermijden. De scheidingsmuren dienen draagkrachtig te zijn om

de bouw van de twee aangrenzende percelen te garanderen en dienen een voldoende

brandweerstand te hebben. Werken in en aan scheidingsmuren zoals het inwerken

van constructieonderdelen en leidingen mogen de brandweerstand, de draagkracht

en de akoestische eigenschappen niet nadelig beïnvloeden.

Afdeling 1: Constructie

Artikel 67: Algemeen§1 Alle delen van een bouwwerk of van een constructie waarop de aanvraag

betrekking heeft, zoals funderingen, muren, daken en vloeren:

1° dienen voldoende draagkrachtig opgericht te worden,

2° dienen een voldoende brandweerstand te hebben,

3° dienen voldoende thermisch en akoestisch geïsoleerd te zijn.

§2 De aanvrager moet de nodige voorzorgen nemen om schade aan de omgeving,

zoals verzakking van buurpanden en dit zowel tijdens de uitvoering van de werken

als na de ingebruikname, te voorkomen.

Artikel 68: FunderingenGevels die aan de openbare weg gelegen zijn, moeten op een zodanige diepte

gefundeerd worden dat er geen verzakkingsgevaar bestaat bij wegwerkzaamheden.

Hierbij geldt een diepte van minimaal 1,75 meter onder het straatpeil.

Deel 4: Technische kwaliteit

75

Page 76: Bouwcode Antwerpen

Artikel 69: Bestaande scheidingsmuren§1 Wanneer scheidingsmuren verlengd of verhoogd worden, moet dit gebeuren

met minstens eenzelfde dikte en materiaal als de bestaande muur.

§2 Het is verboden muren op de vereiste dikte te brengen door middel van

metselwerk dat niet op voldoende wijze met de bestaande muren ingebonden is.

Artikel 70: Nieuwe scheidingsmuren§1 Nieuwe scheidingsmuren kunnen ontkoppeld of enkelvoudig zijn. Met ontkoppeld

wordt bedoeld dat de muur is opgebouwd uit twee afzonderlijke dragende bladen,

die gescheiden zijn door een luchtspouw of door isolatiemateriaal. Elk blad draagt

slechts de vloeren en daken van één gebouw. Met enkelvoudig wordt bedoeld dat de

muur uit één enkel blad bestaat dat bedoeld is om de vloeren en daken van de beide

aanpalende gebouwen te dragen.

§2 Enkelvoudige scheidingsmuren dienen steeds in massief, ongeperforeerd

materiaal uitgevoerd te worden.

§3 Scheidingsmuren hebben minstens een brandweerstand gelijk aan Rf 2 uur.

§4 Een scheidingsmuur tussen twee platte daken dient een opstand te hebben

van minimaal 0,30 meter ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak.

Deze opstand mag niet met brandbaar materiaal bekleed worden.

Artikel 71: Inwerken van leidingen in scheidingsmuren§1 In enkelvoudige scheidingsmuren mogen geen aflopen, schouwkanalen,

verluchtingsbuizen en andere leidingen geplaatst worden.

§2 Draadleidingen mogen wel in de scheidingsmuur ingewerkt worden, mits

de scheidingsmuur minimaal 0,18 meter dik is en de scheidingsmuur een dikte

overhoudt van minimaal 54 millimeter.

§3 Draadleidingen en uitzetvoegen mogen in geen geval de vereiste brandweerstand

van de bouwelementen nadelig beïnvloeden.

76

Page 77: Bouwcode Antwerpen

Artikel 72: Inwerken van constructieonderdelen in scheidingsmuren§1 Bestaande enkelvoudige scheidingsmuren met een dikte kleiner dan 0,18 meter

mogen constructieonderdelen niet rechtstreeks dragen.

§2 Constructieonderdelen zoals vloerbalken mogen wel in een scheidingsmuur van

0,18 meter of meer ingewerkt worden indien de scheidingsmuur een dikte overhoudt

van minimaal 54 millimeter.

§3 Ingewerkte constructieonderdelen mogen in geen geval de vereiste brandweer-

stand van de bouwelementen nadelig beïnvloeden.

Afdeling 2: Afvoer van gassen

Toelichting Dampen en gassen kunnen hinder veroorzaken en soms zelfs de gezondheid van

bewoners, gebruikers en omwonenden schaden; Daarom dient de afvoer van gassen,

die niet reeds onder de milieuwetgeving vallen, ook geregeld te worden.

De Bouwcode legt specifieke eisen op voor de uitmondingen van afvoerkanalen voor

schadelijke en niet-schadelijke gassen.

Onder schadelijke gassen worden onder andere verstaan: gassen afkomstig van

verbrandingstoestellen zoals kachels en open haarden, dampen afkomstig uit horeca-

keukens, dampen afkomstig uit industriële wasdrogers en dampen afkomstig

uit mechanische ventilatiesystemen. Ook kunnen hier dampen afkomstig uit

verluchtingspijpen van rioleringen onder vallen, voor zover de verluchtingspijpen niet

afgesloten zijn door een beluchter. De uitmondingen van kanalen van schadelijke gassen

dienen zich op een voldoende afstand te bevinden van naburige percelen en ventilatie-

openingen, en dienen voldoende hoog in de lucht geplaatst te zijn zodat vermenging

met lucht optimaal is. De uitmonding is steeds voorzien op het hoogste dak.

Onder niet-schadelijke gassen wordt verstaan: dampen die afgezogen worden door een

huishoudelijke dampkap, dampen afkomstig uit droogkasten, rookgassen afkomstig

van gasgestookte verwarmingsketels van type C (gesloten systeem). De uitmondingen

mogen zich in dit geval lager en zelfs aan de gevel bevinden. Maar ook hier moet

voldoende afstand tot de naburige percelen en ventilatieopeningen behouden blijven

om visuele en andere hinder te beperken.

77

Page 78: Bouwcode Antwerpen

Artikel 73: Schadelijke en/of hinderlijke gassen§1 Dampen en gassen die (geur)hinder veroorzaken en/of de gezondheid kunnen

schaden, moeten afgevoerd worden via aparte daartoe bestemde kanalen,

die moeten uitmonden in de open lucht.

§2 De uitmondingen van de kanalen dienen aan de volgende eisen te voldoen:

1° de uitmonding bevindt zich op het hoogst gelegen dak van het gebouw,

2° de uitmonding bevindt zich op minstens 0,75 meter boven het dakvlak,

3° de uitmonding bevindt zich op minstens 1 meter afstand van alle aan

dat dak grenzende gevelvlakken,

4° de uitmonding bevindt zich op minstens 1 meter afstand van opgaande

scheidsmuren. Het kanaal mag zich ook op minder dan 1 meter afstand

van opgaande scheidsmuren bevinden of ertegen, op voorwaarde dat de

uitmonding minstens 0,75 meter uitsteekt ten opzichte van de bovenkant

van deze opgaande scheidsmuur,

5° de uitmonding bevindt zich minstens 1 meter boven alle

ventilatieopeningen in het dakvlak of op minstens 1 meter zijdelingse

afstand van elk van deze ventilatieopeningen.

Artikel 74: Niet-schadelijke gassen§1 Voor niet-schadelijke dampen kan de uitmonding zich op een lager gelegen dak

bevinden. De uitmonding dient dan wel te voldoen aan de volgende voorwaarden:

1° de uitmonding is niet zichtbaar vanaf de openbare weg,

2° de uitmonding bevindt zich op minstens 0,75 meter boven het dakvlak,

3° de uitmonding bevindt zich op minstens 1 meter afstand van

de perceelsgrens,

4° de uitmonding bevindt zich op minstens 1 meter afstand van opgaande

gevels. Deze afstand wordt vergroot naar 2 meter indien de opgaande

gevel voorzien is van ventilatieopeningen,

5° de uitmonding bevindt zich minstens 1 meter boven alle

ventilatieopeningen in het dakvlak of op minstens 1 meter zijdelingse

afstand van elk van deze ventilatieopeningen.

§2 Ook kan de uitmonding zich aan een gevel bevinden, voor zover deze niet

zichtbaar is vanaf de openbare weg. De uitmonding dient in dit geval aan de

volgende eisen te voldoen:

1° de uitmonding bevindt zich minstens 1 meter van de perceelsgrens,

2° de uitmonding bevindt zich minstens 1 meter boven alle

ventilatieopeningen in hetzelfde gevelvlak of op minstens 1 meter

zijdelingse afstand van elk van deze ventilatieopeningen,

78

Page 79: Bouwcode Antwerpen

3° indien de uitmonding geplaatst is in een gevel die een binnenhoek vormt

met een aangrenzende gevel, dient de afstand tot deze aangrenzende

gevel minimaal 1 meter te zijn indien de aangrenzende gevel geen

ventilatieopeningen bevat, en minimaal 2 meter indien de aangrenzende

gevel wel ventilatieopeningen bevat,

4° de uitmonding mag zich niet bevinden onder een geveluitsprong van

meer dan 0,50 meter diep. Indien deze uitmonding zich onder een

geveluitsprong bevindt, dient deze zich minstens 1 meter onder de

geveluitsprong te bevinden.

Afdeling 3: Technische zone

Toelichting De recente evoluties van de woonuitrusting brengen dikwijls technische installaties,

zoals machinekamers van liften, klimaatbeheersingssystemen, schotelantennes en

dergelijke met zich mee die zowel voor visuele hinder voor het straatbeeld als voor

reuk- of lawaaihinder voor de omwonenden kunnen zorgen. De Bouwcode wil er in

eerste instantie voor zorgen dat dergelijke technische constructies op daken zo weinig

mogelijk opvallen door ze te groeperen in een technische zone op het dak. De Bouwcode

beperkt tevens de afmetingen van dergelijke technische zones op het dak zodat de

impact van deze zone beperkt blijft.

Artikel 75: Algemeen§1 De technische zone op het hoogst gelegen dak moet gelegen zijn binnen een

verticale hoek van 45° ten opzichte van alle gevelvlakken vertrekkend vanaf de

bovenkant van de kroonlijst. Ze mogen, met inbegrip van alle akoestische isolatie

waaronder de reglementair vereiste akoestische isolatie, niet meer dan 2,50 meter

boven de kroonlijst uitsteken. De technische zone mag nooit uitsteken ten opzichte

van het toegelaten bouwvolume.

§2 Deze regels gelden ook voor energiesystemen, tenzij anders vermeld in afdeling 5

van dit hoofdstuk (energiesystemen).

79

Page 80: Bouwcode Antwerpen

Afdeling 4: Klimaatbeheersingssystemen

Toelichting Klimaatbeheersingssystemen storen in het straatbeeld en kunnen veel geluids- en

visuele overlast geven voor omwonenden. Dergelijke toestellen mogen daarom

niet in het zicht vanaf de openbare weg geplaatst worden en moeten voldoen aan

geluidsnormen om de naburige eigenaars te beschermen.

Artikel 76: AlgemeenKlimaatbeheersingstoestellen en alle bijbehorende leidingen dienen volgens

onderstaande regels geplaatst te worden:

1° ze mogen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, en

2° ze mogen niet uitwendig tegen gevels geplaatst worden, en

3° ze dienen op minstens 2 meter van de perceelsgrenzen geplaatst te worden,

en

4° de specifieke geluidssterkte van het klimaatbeheersingstoestel mag

niet meer dan 43db(A) bedragen aan de perceelsgrens. De specifieke

geluidssterkte is de geluidssterkte ten gevolge van het toestel op de

meetplaats, zonder andere achtergrondgeluiden, en

5° mogelijk condenswater van het klimaatbeheersingssysteem dient naar de

afvoerleidingen van hemelwater van het eigen gebouw afgeleid te worden.

Afdeling 5: Hernieuwbare energiesystemen

Toelichting De stad Antwerpen wil een duurzaam gebruik van energie en een duurzame opwekking

er van stimuleren. Daarom wil zij de toepassing van duurzame energiesystemen zo

veel mogelijk aanmoedigen echter zonder dat deze onnodig hinder veroorzaken voor

de omgeving.

De Bouwcode stelt daarom dat zonnepanelen of zonnecollectoren de omwonenden

niet mogen hinderen bij het onderhouden van hun eigendom. Voor windturbines legt

de Bouwcode een aantal technische voorwaarden op die een goede en veilige werking

van de systemen dienen te waarborgen. Ook voor deze systemen wil de Bouwcode de

hinder voor de omgeving beperken. In woongebieden is er meer sprake van mogelijke

geluids- en visuele overlast, daarom zijn de beperkingen in verband met de plaatsing

van windturbines in de nabijheid van woningen strenger.

80

Page 81: Bouwcode Antwerpen

Artikel 77: Zonnepanelen en zonnecollectoren§1 Indien zonnepanelen of zonnecollectoren op een hellend dak geplaatst worden,

dienen deze geplaatst te worden op minimaal 0,30 meter van de perceelsgrens.

§2 Van §1 kan worden afgeweken indien de installatie n.a.v. een gezamenlijke

investering doorloopt over meerdere daken.

§3 Het plaatsen van zonnepanelen op daken dient de dakvorm te respecteren.

Op platte daken mag de ondersteunende constructie geen nieuw hellend dak

vormen. De panelen dienen achter elkaar op het platte dak geplaatst te worden.

Artikel 78: Windturbines§1 Onderstaande artikels zijn van toepassing op kleine windturbines met een

vermogen kleiner dan 300 kW en een ashoogte van maximaal 15m. De ashoogte

wordt steeds gemeten vanaf de voet van de windturbines. Dit wil zeggen vanaf

het maaiveld indien de windturbine op de grond wordt geplaatst, of vanaf het

gebouwdak wanneer de windturbine op een gebouw wordt geplaatst. Voor verticale

asturbines is de ashoogte gelijk aan de lengte van de as.

§2 De windturbines zijn niet toegelaten in beschermde stads- of dorpsgezichten,

in CHE-gebied, op beschermde monumenten of in ruimtelijk kwetsbare gebieden.

§3 Volgende algemene regels zijn toepasselijk op de plaatsing van windturbines:

1° Horizontale asturbines moeten voldoen aan de norm IEC 61400-2.

Men moet een certificatieattest van een geaccrediteerde instelling

kunnen voorleggen.

2° Verticale asturbines moeten voldoen aan de algemene veiligheidsnormen

voor bouwconstructies en moeten gebouwd worden volgens de normen

van een goede uitvoeringspraktijk.

3° Elke windturbine moet over een remsysteem beschikken dat de windturbine

uitschakelt bij te hoge windsnelheden.

4° Windturbines waarvan de uiterste omtrek zich hoger dan 25 meter boven

het aangrenzende maaiveld bevinden, moeten uitgerust worden met een

bliksemafleider.

5° Indien meerdere windturbines op één perceel geplaatst worden, dan dienen

ze op één lijn geplaatst te worden.

81

Page 82: Bouwcode Antwerpen

§4 Indien de windturbine geplaatst wordt op een perceel met woonfunctie of indien

zich binnen een straal van 40 meter van de turbine een perceel met woonfunctie

bevindt, dan zijn de volgende plaatsingsregels van toepassing:

1° Windturbines mogen slechts geplaatst worden op daken van vergunde

gebouwen met een bouwhoogte van minimaal 9 meter.

2° De turbine moet zich bevinden binnen een verticale hoek van 30°

ten opzichte van alle gevelvlakken vertrekkend vanaf de bovenkant

van de kroonlijst.

3° De maximale uitsprong ten opzichte van het dakvlak of de nok is maximaal

1/3 van de bouwhoogte, met een maximum van 5 meter.

4° De afstand tussen de uiterste begrenzing van de turbine en de

perceelsgrens is minimaal 1 meter.

5° De specifieke geluidssterkte van de windturbine(s) bedraagt bij een

windsnelheid van 8 meter per seconde nooit meer dan 43dB(A) aan de

bron. De specifieke geluidssterkte is de geluidssterkte van de windturbine(s)

zonder achtergrondgeluid. Indien er op één perceel meerdere windturbines

geplaatst worden, mag de gezamenlijke specifieke geluidssterkte van de

turbines op geen enkele plaats de 43 dB(A) overschrijden.

§5 Indien een windturbine geplaatst wordt op een perceel zonder woonfunctie

en indien zich binnen een straal van 40 meter van de turbine geen perceel met

woonfunctie bevindt, dan mag de turbine geplaatst worden op een bestaande

vergunde constructie of op een nieuw op te richten constructie beginnend vanaf

het maaiveld. In dat geval is volgende regel van toepassing:

1° De specifieke geluidssterkte van de windturbine(s) bedraagt bij een

windsnelheid van 8 meter per seconde nooit meer dan 45dB(A) aan de

bron. De specifieke geluidssterkte is de geluidssterkte van de windturbine(s)

zonder achtergrondgeluid. Indien er op één perceel meerdere windturbines

geplaatst worden, mag de gezamenlijke specifieke geluidssterkte van de

turbines op geen enkele plaats de 45 dB(A) overschrijden.

§6 In afwijking op §2, §3 en §4 gelden bijzondere plaatsingsvoorwaarden voor

windturbines met een horizontale as waarvan de lengte groter is dan de hoogte

en groter dan de breedte. Dit type wordt ook wel ‘grasmaaier’ genoemd.

De plaatsingsvoorschriften voor dit type zijn als volgt:

1° Dit type windturbine mag slechts geplaatst worden op gebouwen

met een minimale kroonlijsthoogte van 9 meter in industriegebied en

dienstverleningsgebied en op hoogbouw in alle overige gebieden.

2° De uiterste omtrek van de windturbine dient op minimaal 1 meter afstand

van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen geplaatst te worden.

82

Page 83: Bouwcode Antwerpen

3° De uiterste omtrek van de windturbine mag maximaal 3 meter uitspringen

ten opzichte van het dakvlak.

4° De uiterste omtrek van de windturbine mag niet uitspringen ten opzichte

van het gevelvlak.

5° De specifieke geluidssterkte van de windturbine(s) bedraagt bij een

windsnelheid van 8 meter per seconde nooit meer dan 43 dB(A) aan de

bron. De specifieke geluidssterkte is de geluidssterkte van de windturbine(s)

zonder achtergrondgeluid. Indien er op één perceel meerdere windturbines

geplaatst worden, mag de gezamenlijke specifieke geluidssterkte van de

turbines op geen enkele plaats de 43 dB(A) overschrijden.

Afdeling 6: Installatie

Artikel 79: Algemeen§4 Alle technische installaties, zoals schotelantennes, klimaatsystemen, energie-

systemen, … inclusief alle bijbehorende bedrading, dienen volgens de regels van

de kunst bevestigd te worden. Loshangende draden zijn nergens toegestaan.

Hoofdstuk 2: Hemel- en afvalwater

Afdeling 1: Wateropvang

Toelichting Om het regenwater op te vangen en langer vast te houden wil de stad Antwerpen

dat elk plat dak in de stad een groendak wordt. Een groendak zorgt immers voor een

verbetering van de waterhuishouding van een gebied doordat het water niet gewoon

via waterafvoer en waterlopen weg stroomt. Een groendak vangt het regenwater op

en buffert het en kan zo bij hevige regenbuien, een piek in de waterafvoer vermijden.

Zo helpen groene daken mee om wateroverlast te vermijden. Ook een regenwaterput

helpt om pieken in regenwaterval te bufferen en de Bouwcode laat deze als alternatief

toe voor groendaken.

Maar het aanleggen van een groendak is méér dan een alternatief voor het voorzien

van een hemelwaterput. Groendaken hebben naast de waterbergende functie nog

voordelen: ze helpen om stedelijke opwarming tegen te gaan, ze vangen grote

temperatuurschommelingen op het dak op, ze zorgen voor een langere levensduur

van de dakbedekking, ze zuiveren de lucht van fijn stof, ze versterken de biodiversiteit

in de stad en ze dragen bij tot de thermisch isolatie van het dak. Deze voordelen gelden

83

Page 84: Bouwcode Antwerpen

zowel voor extensieve als voor intensieve groendaken. In het geval van extensieve

vegetatie blijft in de winter de bijdrage tot de thermische isolatie van het dak beperkt.

Groendaken met intensieve vegetatie vertonen omwille van hun grotere dikte wel

een aanzienlijke thermische inertie en kunnen zodoende het energieverbruik van een

gebouw reduceren.

Artikel 80: Groendaken§1 Zonder afbreuk te doen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening

inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en

gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is het verplicht om bij nieuwbouw,

uitbreiding of ingrijpende verbouwing nieuwe daken van gebouwen minimaal aan

te leggen als extensief groendak, indien deze daken een helling hebben van minder

dan 15°.

§2 De verplichting tot het aanleggen van een groendak vervalt voor de dak-

oppervlakte die voorzien wordt van een hemelwaterput waarvan de inhoud

overeenstemt met de grootte van het dakoppervlak:

1° ten minste 1000 liter voor een dakoppervlakte tot 30 vierkante meter

2° ten minste 1500 liter voor een dakoppervlakte tot 50 vierkante meter

3° ten minste 3000 liter voor een dakoppervlak tot 100 vierkante meter

4° ten minste 5000 liter voor een dakoppervlakte tot 150 vierkante meter

5° ten minste 7500 liter voor een dakoppervlakte tot 200 vierkante meter

6° ten minste 10000 liter voor een dakoppervlakte tot 250 vierkante meter

7° ten minste 12500 liter voor een dakoppervlakte tot 300 vierkante meter

8° voor grotere dakoppervlaktes dient de aanvrager de noodzakelijke

buffercapaciteit zelf te bereken en aan te tonen.

§3 Het hergebruik van het in de hemelwaterput opgevangen water is verplicht door

middel van een aangesloten pompinstallatie met een minimale aansluiting van

1 wc of wasmachine. Een pompinstallatie is niet verplicht indien de verschillende

aftappunten gravitair gevoed kunnen worden. Het leidingennet voor hergebruik van

hemelwater, aangesloten op de hemelwaterput, mag geen directe verbinding kennen

met het drinkwaternet.

§4 De overloop van de hemelwaterput wordt bij voorkeur aangesloten op een

infiltratievoorziening. De overloop van de hemelwaterput mag echter ook afgeleid

worden naar een openbare infiltratievoorziening, een kunstmatige afvoerweg voor

hemelwater of een oppervlaktewater. Wanneer een gescheiden stelsel aanwezig

84

Page 85: Bouwcode Antwerpen

is mag de overloop van de hemelwaterput eveneens aangesloten worden op het

gedeelte van de openbare riolering bestemd voor de afvoer van hemelwater.

Slechts bij ontstentenis van een van deze mogelijkheden mag het hemelwater

via een afzonderlijke aansluiting geloosd worden op de openbare riolering.

§5 In afwijking van §1 en §2 moet het dak van ruimtes waarvan het plafond zich

bevindt onder het aangrenzende maaiveld, voorzien worden van een grondlaag

met een dikte van minimaal 1 meter, ongeacht of er wel of geen hemelwaterput

voorzien wordt.

§6 Naar keuze van de aanvrager is maximaal 25% of maximaal 20 vierkante meter

van de dakoppervlakte vrijgesteld van de verplichting een groendak te plaatsen

indien:

1° hierop energieopwekkende systemen, zoals zonnepanelen of -collectoren,

geplaatst worden, of

2° hierop een dakterras aangelegd wordt dat voldoet aan alle van toepassing

zijnde regelgeving.

§7 De volgende daken zijn vrijgesteld van de toepassing van dit artikel:

1° Daken van constructies en gebouwen die als straatmeubilair beschouwd

kunnen worden;

2° Daken van constructies en gebouwen waarvan de vergunning in tijd

beperkt is.

Afdeling 2: Waterafvoer

Artikel 81: Gescheiden stelsel§1 Elk gebouw moet voorzien zijn van:

1° Leidingen voor de droogweerafvoer (DWA), uitgevoerd in een

roodbruin materiaal,

2° en aparte leidingen voor de hemelwaterafvoer (RWA), uitgevoerd in

een grijs materiaal.

§2 Drainageleidingen mogen niet op de afvoer van afvalwater aangesloten worden,

wel op de overloop van de hemelwaterput.

85

Page 86: Bouwcode Antwerpen

Artikel 82: Plaatsing van de leidingen§1 De afvoerleidingen van de privé-riolering dienen met een dusdanige helling

aangelegd te worden dat ze zelfreinigend zijn. Als richtwaarden gelden hierbij :

1° voor zwart afvalwater: min. 2%

2° voor grijs afvalwater: min. 1%

§2 Ingegraven leidingen hebben een minimale diameter van 0,10 meter.

§3 Indien afvoerroosters voor hemelwater van terrassen, opritten en dergelijke

toegepast worden, moeten deze op privé-terrein geplaatst worden.

Artikel 83: Bescherming van de leidingen§1 Overal waar de buizen of leidingen door een muur lopen, moet men ze zodanig

beschermen dat ze beveiligd zijn tegen mogelijke breuken. Ook moet de aansluiting

met de muur voldoende waterdicht gemaakt worden.

§2 De afvoeren van grijs en zwart water mogen niet tegen de buitenzijde van het

gebouw gemaakt worden.

§3 Hemelwaterafvoeren mogen wel tegen de buitenzijde van het gebouw

aangebracht worden, maar hun uitsprong op het openbare domein mag niet meer

dan 0,15 meter bedragen. Het gebruik van waterspuwers als waterafvoer van daken

en terrassen is verboden, tenzij het gaat om noodoverlopen. Tot op een hoogte van

minstens 1,20 meter boven het voetpad dient de buis slagvast te zijn.

Artikel 84: VerluchtingHet privé - riool moet over de gehele lengte ononderbroken en doelmatig verlucht

worden. De hoofdventilatieleiding dient een diameter te hebben van minimaal

60 mm. Indien standleidingen voor grijs en zwart water tot boven het dak verlengd

worden, dient dit te gebeuren conform deel 4 ‘Technische kwaliteit’.

Artikel 85: Maatregelen tegen geur- en wateroverlast§1 De interne riolering van elk gebouw moet zodanig uitgevoerd worden dat

geurhinder vanuit het riool vermeden wordt. Alle sanitaire toestellen dienen via

een geurafsluiter aangesloten te worden op het afvoersysteem.

86

Page 87: Bouwcode Antwerpen

§2 Het interne riool moet beveiligd worden tegen terugslag van water vanuit de

openbare riolering. Indien nodig dient de beveiliging te gebeuren door middel van

een terugslagklep of pomp.

§3 Afvoerleidingen die ruimtes gelegen op meer dan 0,50 meter onder straatniveau

afwateren, dienen via een pomp of terugslagklep aangesloten te worden.

Artikel 86: Verbod op vermalersVermalers met het oog op het afvoeren van vaste stoffen via de openbare riolering,

zijn verboden.

Afdeling 3: Individuele (voor)behandeling van afvalwater

Toelichting Om de impact van het afvalwater op het rioleringsstelsel en op de zuiveringsinstallatie

te beperken dient het afvalwater een (voor)behandeling te ondergaan.

Bij elk gebouw aangesloten op het openbaar rioleringsstelsel dient het afvalwater

eerst aangesloten te zijn op een bezinkput. De Bouwcode formuleert regels voor de

omvang en de constructiewijze van bezinkputten. De bedoeling van een bezinkput is

om te zorgen dat er slechts vloeibare stoffen in de openbare riolering terecht komen,

waardoor de kans verkleind wordt dat de stadsriolering verstopt raakt.

Voor bedrijven die grote hoeveelheden vet afval produceren is, om een verstopping

van het openbaar rioleringsstelsel te voorkomen, de plaatsing van een vetafscheider

verplicht.

Artikel 87: Voorbehandeling bij gebouwen gelegen in individueel te optimaliseren buitengebiedVooraleer het te lozen, moet het afvalwater een behandeling hebben ondergaan in

een IBA of individuele behandeling afvalwater, conform het besluit van de Vlaamse

regering houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne,

kortweg Vlarem II genoemd, of latere vervangende besluiten.

Artikel 88: Voorbehandeling bij gebouwen gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied§1 Alle gebouwen die aangesloten moeten worden op de openbare riolering, dienen

voorzien te zijn van een bezinkput. Deze regel geldt enkel voor zover het gebouw

voorzien is of voorzien moet zijn van toiletten.

87

Page 88: Bouwcode Antwerpen

De bezinkput bestaat uit één compartiment. De minimale inhoud van een bezinkput

bedraagt:

1° 3000 liter voor de eerste 5 gebruikers, met een minimum van 1500 liter;

2° 600 liter per gebruikersequivalent, vanaf de 6e gebruiker.

§2 Het gebruikersequivalent wordt als volgt bepaald:

1° Gebouwen met woonfunctie: 1 gebruikersequivalent per verblijfsruimte.

2° Gebouwen met kantoorfunctie: 1 gebruikersequivalent per 20 vierkante

meter kantoorruimte.

3° Gebouwen met handels-of dienstenfunctie: 1 gebruikersequivalent per

150 vierkante meter handelsruimte.

4° Gebouwen met horecafunctie: 1 gebruikersequivalent per 30 vierkante

meter horecaruimte.

5° Gebouwen met logiesfunctie: 1 gebruikersequivalent per slaapplaats.

6° Gebouwen voor gemeenschapsvoorziening: 2 gebruikersequivalenten

per voorziene toilet.

7° Gebouwen met gezondheids- en zorgfunctie: 4 gebruikersequivalenten

per 3 bedden of, indien geen bedden aanwezig zijn, 2 gebruikersequiva-

lenten per voorziene toilet.

8° Gebouwen voor industrie of ambacht: 1 gebruikersequivalent per

150 vierkante meter industrie- of ambachtsruimte.

9° Gebouwen voor onderwijs en kinderopvang: 25 gebruikersequivalenten

per leslokaal, of 2 gebruikersequivalenten per voorziene toilet.

§3 De bezinkputten moeten ten minste 1,80 meter vrije hoogte hebben. Behoudens

uitvoeringen in kunststof moet de bodem van de put een dikte hebben van tenminste

0,15 meter.

Indien de put vrijstaand gebouwd wordt, moeten de muren van de put op ten minste

0,10 meter afstand gelegen zijn van alle scheidingsmuren, hetzij deze gemeen zijn

of niet. Deze ruimte mag niet aangevuld worden. Indien de ruimte wel aangevuld is,

moet de afstand minstens 0,50 meter bedragen. De kruising tussen vloer en wanden

en de wanden onderling moet afgerond zijn.

§4 Elke bezinkput moet voorzien zijn van een indirect spoelstelsel dat aan de

volgende voorwaarden voldoet:

1° Er mag enkel zwart water naar de put afgevoerd worden.

2° Op ieder aangesloten toilet moet waterspoeling aangebracht zijn.

88

Page 89: Bouwcode Antwerpen

3° De overloop van de put dient zo hoog mogelijk tegen het gewelf

aangebracht, doch onder de inlaat. De overloop moet in de vorm van een

overvloeileiding met T-stuk zijn. De diameter moet ten minste 0,12 meter

bedragen en de onderkant ervan moet minimum 0,20 meter onder het

niveau van de beerstoffen reiken.

§5 Constructiekolommen dienstig voor de stabiliteit van het gebouw mogen geen

deel uitmaken van de bezinkput.

§6 De ruimopening van een bezinkput moet in open lucht liggen en zich juist boven

het diepste punt van de bodem bevinden. Zij moet gemakkelijk langs twee zijden

bereikbaar zijn. Boven de ruimopening moet steeds een vrije hoogte van ten minste

1,80 meter voorzien blijven. Zij moet ten minste 0,60 meter zijkant of 0,70 meter

doorsnede hebben en door middel van een deksel luchtdicht afgesloten worden.

Behalve voor een geprefabriceerde bezinkput mag, indien het niet mogelijk is de

ruimopening in open lucht te leggen, deze binnenshuis aangebracht worden mits:

1° het vertrek waar de ruimopening ligt, rechtstreeks en voldoende verlucht

worden, en

2° de put voorzien is van een onrechtstreeks spoelstelsel, en

3° de ruimopening gesloten is met een dubbel gasdicht deksel en niet

gelegen is in woon- of slaapkamers of lokalen van handelsinrichtingen

waar eetwaren geborgen, verkocht of bewerkt worden.

§7 De verluchting van de bezinkputten moet door een afzonderlijke buis van ten

minste 0,075 meter binnendiameter geschieden. Deze buis mag tevens dienen als

achterverluchting van het hoofdriool. De buis zal tevens op de put vertakt worden

op het hoogste gedeelte onder de afdekking; zij zal boven het dak reiken conform

de huidige artikelen 94 en volgende, en voorzien zijn van gaas om de doorgang van

insecten te beletten.

§8 Putten en riolen die teniet gedaan worden, moeten alvorens gedempt te

worden, gereinigd, geruimd en ontsmet worden. Aarde en metselwerk die met

organische stoffen doortrokken zijn, dienen weggeruimd te worden. De bodem dient

doorgeslagen te worden.

Artikel 89: Vetafscheiders §1 Horeca - inrichtingen en andere bedrijven en instellingen waar voedsel wordt

verwerkt en/of waar warme maaltijden ter plekke worden geconsumeerd, zijn

verplicht hun afvalwater via vetafscheiders te lozen.

89

Page 90: Bouwcode Antwerpen

§2 Een afscheiderinstallatie voor plantaardige en dierlijke oliën en vetten bestaat in

principe uit één of meer afvoerputten met waterslot en de eigenlijke vetafscheider.

Deze omvat een vetafscheider en een controleput. In de vetafscheider wordt de

stroming van het water afgeremd. Hierdoor stijgen de vetten naar de oppervlakte.

Bij de inlaat van de afscheider zijn voorzieningen getroffen om het water rustiger

te laten stromen en gelijkmatig te verdelen. Een schot dat voor de uitlaat van de

afscheider is geplaatst, belemmert het verzamelde vet weg te vloeien. Ieder systeem

dient vooraf ter goedkeuring aan het college van burgemeester en schepenen te

worden voorgelegd.

§3 Alle delen van de afscheider dienen in verband met reinigingswerkzaamheden

makkelijk toegankelijk te zijn. De uitlaat van de afscheider moet voorzien zijn van

een stankafsluiter. Het is verboden afvoerleidingen van een wc of waterplaats, van

mineraalhoudend afvalwater of van hemelwater op de afscheider aan te sluiten.

Afdeling 4: Lozing, inzameling en zuivering van afvalwater

Toelichting De stad Antwerpen wil de vervuiling van het grond- en oppervlaktewater zo veel

mogelijk voorkomen. De stad voorziet daarom op de meeste plaatsen in een openbaar

rioleringsstelsel voor het zuiveren van het afvalwater. Een gescheiden stelsel laat toe

om het hemelwater apart van het afvalwater af te voeren.

De stad is daarbij verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud van de openbare riolering

en bijgevolg ook voor het toelaten en realiseren van gebruikersaansluitingen.

De Bouwcode formuleert de technische vereisten voor de wijze waarop de lozing van

het huishoudelijke afvalwater en het hemelwater in het openbare rioleringsstelsel

gerealiseerd dient te worden voor een efficiënte verwerking van het afval- en

hemelwater.

Indien het huishoudelijk afvalwater niet via de riolering kan afgevoerd worden, dan

mag het afvalwater pas na zuivering in een IBA (individueel behandeling afvalwater),

geloosd worden. De Bouwcode beoogt daarbij een zo weinig nadelig mogelijke

lozing. Indien een aansluiting op het rioleringsnet niet kan, dan is de lozing in het

oppervlaktewater of de afvoer voor hemelwater te verkiezen voor een lozing in de

bodem. Voor het lozen in het bodemwater gelden specifieke technische regels.

Artikel 90: Openbare riolering§1 Openbare rioleringen voor de collectieve inzameling worden aangelegd door de

stad Antwerpen of door de aangestelde gemeentelijke rioolbeheerder.

90

Page 91: Bouwcode Antwerpen

§2 De collectieve zuivering van afvalwater gebeurt door het Vlaamse Gewest of de

door haar aangestelde maatschappij.

§3 Het gemeentelijk zoneringsplan bepaalt welke gebouwen onmiddellijk of

toekomstig aangesloten moeten worden op de openbare riolering en welke zullen

aangesloten worden op een openbare waterzuiveringsinstallatie.

§4 De aansluitingen van de privé-riolen op de openbare riolering worden enkel

gerealiseerd door de stad Antwerpen of door de aangestelde gemeentelijke

rioolbeheerder. Bij twijfel over de lokalisatie van de openbare riolering is het

aanbevolen om reeds in het kader van de opmaak van de bouwplannen contact op

te nemen met de rioolbeheerder. De aanvraag tot realisatie van de aansluiting dient

gericht te worden aan de rioolbeheerder.

§5 Onderhoud en plaatselijke herstellingen van het gedeelte van de aansluiting

gelegen op de openbare weg kunnen aangevraagd worden door de eigenaar, de

gebruiker van de aansluiting of de gemeentelijke rioolbeheerder kan zelf het initiatief

nemen na vaststelling tot noodzaak. De kosten van het onderhoud en de plaatselijke

herstellingen zijn voor rekening van de gemeentelijke rioolbeheerder.

§6 De belanghebbende eigenaars dienen onmiddellijk na de uitvoering van de

rioleringswerken te zorgen voor het reglementair afvoeren van hemelwater en

huishoudelijk afvalwater.

Artikel 91: Lozing door gebouwen gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied§1 Wanneer het gebouw wordt aangesloten op de openbare riolering, moet het

water als volgt worden afgevoerd van het perceel:

1° De afvoer van grijs water en de overloop van de bezinkput worden binnen

het perceel gekoppeld en er wordt op de rooilijn een aansluitpunt voorzien

voor de DWA (droogweerafvoer).

2° De individuele hemelwaterafvoeren worden binnen het perceel gekoppeld

en al dan niet aangesloten op een hemelwaterput. De hemelwaterafvoer

of de overloop van de hemelwaterput wordt bij voorkeur aangesloten

op een infiltratievoorziening. De hemelwaterafvoer of de overloop van

de hemelwaterput mag echter ook afgeleid worden naar een openbare

infiltratievoorziening, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een

oppervlaktewater. Indien dit niet mogelijk is, mag aan de perceelsgrens een

aansluitpunt voor de RWA (hemelwaterafvoer) voorzien worden.

91

Page 92: Bouwcode Antwerpen

3° De aansluitpunten voor DWA en RWA moeten minstens 0,20 meter en

hoogstens 0,50 meter uiteen gelegen zijn.

4° De vloei van afvoerleidingen dient gelegen te zijn op 0,80 meter onder

het maaiveld. Bij de offerte tot aansluiting kan de rioolbeheerder nog

ondiepere afvoerleidingen opleggen in functie van de diepteligging van

de openbare riolering.

5° Elk van de aansluitingspunten moet voorzien zijn van een toezichtsput,

gemerkt DWA of RWA, gelegen op of zo dicht mogelijk bij de perceelsgrens.

Indien de gevellijn en de perceelgrens samenvallen dient zo mogelijk op

particulier domein toch een toezichtsmogelijkheid voorzien te worden,

bijvoorbeeld in de kelder door een afsluitbaar T - stuk op de afvoerleiding.

Indien dit niet mogelijk is, dient de particulier op de openbare weg geen

toezichtsmogelijkheid te voorzien. In dit geval wordt een eventuele

toezichtsput op de openbare weg geplaatst door de rioolbeheerder.

§2 Voor bestaande dakafvoeren is het soms niet mogelijk alle aansluitingen binnen

het perceel te koppelen. In dat geval kan de vergunningverlenende overheid aan de

gemeentelijke rioolbeheerder toestaan dat de aansluiting van de dakafvoer op de

RWA onder de openbare weg gemaakt wordt. De aansluiting mag dan wel niet verder

dan 0,50 meter uitsteken ten opzichte van de rooilijn.

Artikel 92: Lozing door gebouwen gelegen in individueel te optimaliseren buitengebied §1 Het huishoudelijk afvalwater moet alvorens het geloosd wordt, behandeld worden

volgens de voorwaarden van Art 87.

§2 Wanneer het gebouw niet kan worden aangesloten op de openbare riolering,

mag het (voor)behandelde huishoudelijk afvalwater geloosd worden in een

oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater.

§3 Wanneer het gebouw niet kan worden aangesloten op de openbare riolering,

en evenmin de mogelijkheid bestaat om het (voor)behandelde huishoudelijk

afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of kunstmatige afvoerweg voor

hemelwater, mag het voorbehandelde huishoudelijk afvalwater indirect geloosd

worden in de bodem, onder de voorwaarden zoals aangegeven in §3 van dit artikel.

Elke directe lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater is verboden.

92

Page 93: Bouwcode Antwerpen

§4 Een indirecte lozing in het grondwater van huishoudelijk afvalwater kan alleen

worden toegestaan, mits men in het bezit is van een regelmatig afgeleverde

milieuvergunning of melding waarop de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

1° Elke lozingsmethode waarbij het afvalwater rechtstreeks in de bodem of in

een grondwaterlaag wordt gebracht is verboden.

2° De indirecte lozing dient te gebeuren via een besterfput die een maximale

diepte van 10 meter onder het maaiveld mag hebben.

3° De besterfput dient gelegen te zijn op een afstand van tenminste:

a) 50 meter van een oppervlaktewater;

b) 50 meter van elke open kunstmatige afvoerweg voor hemelwater;

c) 100 meter van een grondwaterwinning;

d) 100 meter van elke bron van drinkwater, thermaal water of

mineraal water.

4° De besterfput mag geen overloop hebben.

5° In de besterfput mag enkel huishoudelijk afvalwater geloosd worden.

Elke lozing van huishoudelijk klein gevaarlijk afval, zoals afvalolie,

verfresten, en dergelijke is ten strengste verboden.

6° De besterfput moet uitgerust zijn met een gemakkelijk en veilig bereikbare

opening die toelaat monsters te nemen van de materie die zich in de

besterfput bevindt.

§5 De hemelwaterafvoer of de overloop van de hemelwaterput wordt bij

voorkeur aangesloten op een infiltratievoorziening. De hemelwaterafvoer of de

overloop van de hemelwaterput mag ook afgeleid worden naar een openbare

infiltratievoorziening, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een

oppervlaktewater.

Afdeling 5: Waterlopen

Toelichting Het in stand houden van waterlopen is zeer belangrijk voor het beheersen van

wateroverlast. Het dempen, overwelven, inbuizen en beschoeien van waterlopen

dient vermeden of alleszins tot een minimum beperkt te worden omdat deze

ingrepen een negatieve impact hebben op zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit.

Dergelijke ingrepen wijzigen immers de waterafvoer van het water en reduceren het

bergingsvermogen en de infiltratiemogelijkheden van de gracht of de waterloop en

zorgen bij langdurige en of hevige regenval voor opstuwing. Ze verhogen daardoor de

kans op overstromingen en wateroverlast, verminderen aanzienlijk het zelfreinigend

93

Page 94: Bouwcode Antwerpen

vermogen en werken verontreiniging in de hand. Bovendien schaden dergelijke

ingrepen het beheer van de oever- en bodemvegetatie evenals de oevers zelf en

bemoeilijken ze het onderhoud van de gracht of de waterloop.

De Bouwcode beperkt werkzaamheden aan waterlopen om de verschillende functies

van de waterloop te beschermen. Een open gracht of waterloop heeft een groter

waterbergend vermogen met een vertraagde afvoer waardoor de kans op wateroverlast

verkleint en waardoor het waterinfiltrerend en het zelfreinigend vermogen vergroot.

De gracht of waterloop krijgt een hogere natuurwaarde en meer kansen voor

natuurontwikkeling doordat de structuurkenmerken ervan worden hersteld. Een

waterloop wordt bij voorkeur in een openbare groene ruimte geïntegreerd omdat dit

de beeldkwaliteit van het landschap bevordert.

Bij werken aan niet-geklasseerde waterlopen en waterlopen van 1° categorie is

naast een vergunning ook steeds een machtiging van de VMM afdeling Operationeel

Waterbeheer vereist, voor waterlopen van 2de en 3de categorie is naast een

vergunning ook steeds een machtiging van de deputatie van de provincie vereist

(KB van 28 december 1967).

Artikel 93: Wijzigen van waterlopen§1 Dit artikel is van toepassing op de waterlopen van 3de categorie en de niet

geklasseerde waterlopen.

§2 Het is verboden om:

1° waterlopen geheel of gedeeltelijk te dempen.

2° waterlopen te beschoeien met materialen die de infiltratie van water

naar de bodem kunnen tegenwerken.

3° het stromingsprofiel van de waterloop te wijzigen.

§3 Overwelvingen of inbuizingen worden enkel toegestaan indien het voor de aanleg

van een openbare weg noodzakelijk is of het de enige toegang tot een kadastraal

perceel betreft . Bovendien wordt slecht één overwelving of inbuizing per kadastraal

perceel toegestaan, is de maximale breedte 4 meter en de minimale binnendiameter

0,60 meter. Afwijkingen kunnen enkel na omstandige motivatie worden toegestaan.

§5 In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en schepenen

beslissen dat de levering van het materiaal en het uitvoeren van de werken in het

kader van een door de stad vergunde overwelving of inbuizing, op kosten van de

aanvrager zullen worden uitgevoerd door de stad volgens de tarieven vastgesteld

door het college van burgemeester en schepenen.

94

Page 95: Bouwcode Antwerpen

§6 De stedenbouwkundige vergunning voor het overwelven of inbuizen van een

waterloop bevat technische richtlijnen die bij de uitvoering van de vergunning

moeten worden gevolgd. De vergunningverlenende overheid kan eveneens

bijkomende voorwaarden opleggen zoals het voorzien van kopmuren of

inspectieschouwen.

§7 In alle geval is het verboden om afvalwater- of hemelwaterleidingen aan te

sluiten op de overwelving of de inbuizing.

§8 Indien een waterloop moet worden verlegd, is het dempen van het te verleggen

gedeelte wel toegestaan.

Artikel 94: Waterlopen als onderdeel van een globaal plan§1 Indien op het terrein een waterloop voorkomt die als ruimtelijk structurerend

element in het plan te beschouwen is, dient deze als open waterloop behouden

te worden in het plan.

§2 De waterloop kan niet afgeschaft of ingebuisd worden om het plan te realiseren,

ongeacht de categorie waartoe de waterloop behoort. Enkel beperkte overwelvingen,

die nodig zijn voor de toegang tot het perceel conform Art. 95, en verlegging van de

waterloop kunnen worden toegestaan.

§3 De waterloop dient bij voorkeur als onderdeel van een openbare groene ruimte

in de verkaveling geïntegreerd te worden.

95

Page 96: Bouwcode Antwerpen

96

Page 97: Bouwcode Antwerpen

Toelichting GelijkwaardigheidsprincipeHet gelijkwaardigheidsprincipe biedt de aanvrager van een bouwvergunning de

mogelijkheid om een afwijking aan te vragen op de voorschriften geformuleerd in de

delen 3 en 4 van de Bouwcode. Deze vraag wordt gericht aan de vergunningverlenende

overheid. De aanvrager die een beroep op dit gelijkwaardigheidsprincipe doet moet

aan de vergunningverlenende overheid aantonen dat de voorgestelde werken

dezelfde kwaliteiten met betrekking tot veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en

duurzaamheid realiseren als het betrokken voorschrift waarvan afgeweken wordt.

Het betrokken artikel wordt daarbij niet naar de letter maar naar het achterliggende

principe geïnterpreteerd.

Bijkomende voorwaardenVia het opleggen van bijkomende voorwaarden aan de vergunningsaanvraag kan de

vergunningverlenende overheid te allen tijde er voor zorgen dat de beoogde minimale

kwaliteiten op het vlak van veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid

effectief ook tot stand komen. De vergunningverlenende overheid kan daarom bij elke

bouwaanvraag bijkomende voorwaarden opleggen ten opzichte van de voorschriften

geformuleerd in de delen 3 en 4 van de Bouwcode.

Artikel 95: Gelijkwaardigheidsprincipe§1 De vergunningverlenende overheid kan een afwijking toestaan op de voorschriften

vermeld in deel 3 en 4 van deze verordening.

§2 De afwijking kan pas toegestaan worden indien de vergunningverlenende overheid

oordeelt dat door de afwijking voorgestelde werken minstens gelijkwaardig zijn aan

de toegelaten werken voorgesteld in de voorschriften in deel 3 en 4 van de deze

verordening. De gelijkwaardigheid dient beschouwd te worden over het geheel van

deze voorschriften en dus bijeengenomen minstens dezelfde mate van veiligheid,

leefbaarheid, welstand en duurzaamheid te bieden.

§3 De afwijking dient tevens in overeenstemming te zijn met de goede plaatselijke

ruimtelijke ordening en de historische waarde van het gebouw of het stadsgezicht.

Deel 5: Diverse bepalingen

97

Page 98: Bouwcode Antwerpen

Artikel 96: Bijkomende voorwaarden§1 De vergunningverlenende overheid kan delen uit de aanvraag uitsluiten uit de

vergunning of algemene en specifieke voorwaarden en of lasten opleggen aan de

bouwaanvraag in het kader van de goede plaatselijke ruimtelijke ordening.

Deze voorwaarden hebben betrekking op de aspecten van ruimtelijke en technische

kwaliteit zoals opgesomd in de voorschriften van deel 3 en 4.

§2 De vergunningverlenende overheid kan, op advies van de welstandscommissie

of de stadsbouwmeester, bijkomende voorwaarden opleggen met betrekking tot

de ruimtelijke kwaliteit.

§3 De vergunningverlenende overheid kan, op advies van de brandweer en indien

er door de aard of de functie geen reglementering van toepassing is of indien

geoordeeld wordt dat deze ontoereikend is in functie van bijkomende risico’s,

voorwaarden opleggen met betrekking tot de brandbestrijdingsmiddelen,

de inplanting en toegangswegen, compartimentering en evacuatie, bouwelementen,

constructie van compartimenten en evacuatieruimten, constructie van bijzondere

lokalen en technische ruimten en de uitrusting van het gebouw.

Artikel 97: StrafbepalingenElke inbreuk op deze stedenbouwkundige verordening wordt bestraft zoals bepaald

in titel VI. Handhavingsmaatregelen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;

Artikel 98: OpheffingsbepalingenOp het ogenblik van de inwerkingtreding van deze stedenbouwkundige

verordening zal voor het toepassingsgebied van deze verordening de bouw – en

woningverordening, goedgekeurd door de gemeenteraad van Antwerpen in zitting

van 11 september 1984 worden opgeheven.

98

Page 99: Bouwcode Antwerpen

99

Page 100: Bouwcode Antwerpen

www.antwerpen.be