Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Communicatie als instrument en
obstakel voor vluchtelingen in
Vlaanderen
Een etnografische casestudy
Aantal woorden: 26 520
Jaron Bogaert
Studentennummer : 01508559
Promotor: Prof. dr. Jan Blommaert
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Meertalige Communicatie
(Nederlands – Frans – Spaans)
Academiejaar: 2018 – 2019
Communicatie als instrument en
obstakel voor vluchtelingen in
Vlaanderen
Een etnografische casestudy
Jaron Bogaert
Promotor: Prof. Dr. Jan Blommaert
Verklaring in verband met auteursrecht
De auteur en de promotor geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie
beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van
het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te
vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.
Dankwoord
In de afgelopen periode heb ik dankzij deze masterproef veel bijgeleerd op wetenschappelijk
gebied, maar nog veel meer op persoonlijk vlak. Daarom wil ik graag Prof. Dr. Jan Blommaert
bedanken om me te helpen bij alle fases van dit onderzoek. Ik wil ook Omar en Ali bedanken
om hun pakkende verhalen zo openlijk met mij te delen.
Abstract
In deze etnografische studie, die deel is van een groter project, wordt het communicatiegedrag
van vluchtelingen tijdens en na hun migratie onderzocht. Deze masterproef vult het onderzoek
van Meeus et al. (2019) aan door erop te wijzen dat communicatie een vitale infrastructuur is
voor vluchtelingen. Concreet werd onderzocht welke communicatiemiddelen vluchtelingen
gebruiken tijdens en na hun migratie en welke rol de smartphone en online communicatie-apps
spelen in hun leven. Om te antwoorden op die vragen werden tien semigestructureerde
interviews afgenomen bij twee Palestijnse vluchtelingen die in Gentse asielcentra verblijven. Uit
de gesprekken met die vluchtelingen blijkt dat ze hun smartphone tijdens de migratie gebruiken
om contact te onderhouden met familie en vrienden in hun moederland, om smokkelaars te
contacteren, om te navigeren tijdens de tocht naar Europa en om informatie uit te wisselen met
kennissen die de oversteek al gemaakt hebben. Daarnaast blijkt uit de gesprekken dat
vluchtelingen een erg internationaal relatienetwerk in stand weten te houden via die nieuwe
communicatiemiddelen. Ze zijn ook tegelijkertijd geïntegreerd in verschillende samenlevingen
en hun smartphone vormt een uiterst belangrijk middel om die gemeenschappen te blijven
bereiken. Bovendien blijkt de smartphone ook na de migratie een interessant toestel omdat het
ondersteuning biedt bij taal- en kennisproblemen. Een van de geïnterviewde vluchtelingen is
een rolstoelpatiënt en voor hem lost de smartphone zelfs gedeeltelijk zijn mobiliteitsprobleem
op bij het zoeken naar een nieuwe woning.
Trefwoorden: migratie; communicatie bij vluchtelingen; sociale media; smartphonegebruik bij
vluchtelingen
Inhoud 1 Inleiding ................................................................................................................................. 5
1.1 Wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek ......................................................... 5
1.2 Maatschappelijke relevantie van dit onderzoek ........................................................... 6
1.3 Nieuwe media bij vluchtelingen .................................................................................... 7
1.4 Onderzoeksvragen ........................................................................................................ 8
1.5 Structuur van dit onderzoek ......................................................................................... 9
2 Methodologie ...................................................................................................................... 11
2.1 Het onderzoeksopzet en de voorbereidingen ............................................................. 11
2.2 De vluchtelingen .......................................................................................................... 11
2.3 Semigestructureerde interviews ................................................................................. 12
2.4 De rol van de onderzoeker .......................................................................................... 13
2.5 Opnames ..................................................................................................................... 14
2.6 Dataverwerking ........................................................................................................... 15
2.7 Terminologie ............................................................................................................... 15
3 De vluchtverhalen van Omar en Ali ..................................................................................... 17
3.1 Het vluchtverhaal van Omar ....................................................................................... 17
3.2 Het vluchtverhaal van Ali ............................................................................................ 21
3.3 De vluchtredenen van Omar en Ali ............................................................................. 25
3.4 De keuze voor België ................................................................................................... 25
3.4.1 Omars keuze voor België ..................................................................................... 25
3.4.2 Ali’s keuze voor België ......................................................................................... 26
4 Communicatiemiddelen tijdens de migratie ....................................................................... 29
4.1 Het belang van digitale communicatiemiddelen voor vluchtelingen ......................... 29
4.2 Het communicatiegedrag van Omar ........................................................................... 31
4.2.1 De rol van de smartphone tijdens het vluchtproces ........................................... 31
4.2.2 Communicatiemiddelen ...................................................................................... 36
4.2.3 Het relatienetwerk van Omar ............................................................................. 38
4.3 Het communicatiegedrag van Ali ................................................................................ 42
4.3.1 De rol van de smartphone tijdens het vluchtproces ........................................... 42
4.3.2 Communicatiemiddelen ...................................................................................... 43
4.3.3 Het relatienetwerk van Ali .................................................................................. 44
5 Taalproblemen .................................................................................................................... 47
5.1 Taal en diversiteit ........................................................................................................ 47
5.2 Taalproblemen bij Omar ............................................................................................. 48
5.2.1 Het repertoire van Omar ..................................................................................... 48
5.2.2 Communicatieproblemen bij Omar ..................................................................... 49
5.3 Taalproblemen bij Ali .................................................................................................. 50
6 Huisvesting .......................................................................................................................... 53
6.1 Het gevecht van Omar tegen de discriminatie op de Belgische huurmarkt ............... 53
6.2 Het vinden van een nieuwe thuis ................................................................................ 55
6.2.1 Digitale huisbezoeken ......................................................................................... 55
6.2.2 De opties voor Omar ........................................................................................... 57
6.2.3 De zes-maandenlimiet ......................................................................................... 60
6.3 Ali’s zoektocht naar een huis ...................................................................................... 63
6.4 Het belang van een eigen woning ............................................................................... 64
6.4.1 Het belang van een eigen woning voor Omar ..................................................... 64
6.4.2 Het belang van een eigen woning voor Ali .......................................................... 67
7 Besluit .................................................................................................................................. 71
7.1 Discussie en conclusie ................................................................................................. 71
7.2 Pijnpunten in het Vlaamse asielsysteem ..................................................................... 74
7.3 Verder onderzoek ........................................................................................................ 74
8 Bibliografie .......................................................................................................................... 75
8.1 Werken ........................................................................................................................ 75
8.2 Artikels......................................................................................................................... 81
8.3 Online bronnen ........................................................................................................... 81
1
Lijst van figuren
1 Figuur 1 : Vluchtroute van Omar
2 Figuur 2: Vluchtroute van Ali
2
3 Figuur 3: Het communicatienetwerk van Omar
4 Figuur 4: Het communicatienetwerk van Ali
5 Figuur 5: Het belang van een woning voor Omar
3
6 Figuur 6: Het belang van een woning voor Ali
4
5
1 Inleiding
1.1 Wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek
Wanneer vluchtelingen aankomen in een nieuwe stad, moeten ze hun weg proberen te vinden
in een nieuwe samenleving. Een nieuwe stad, nieuwe mensen en nieuwe gebruiken. Het is voor
hen belangrijk om in al dat nieuws een vorm van stabiliteit te vinden. Nieuwkomers doen
daarom een beroep op verschillende “arrival infrastructures” om hun nieuwe leven vorm te
geven. Meeus et al. (2019) geven een interdisciplinair overzicht van die “arrival infrastructures”
van vluchtelingen. Ze vatten die structuren samen als “those parts of the urban fabric within
which newcomers become entangled on arrival, and where their future local or translocal social
mobilities are produced as much as negotiated” (p. 1). Het begrip arrival infrastructures
benadrukt voor de onderzoekers de continue en veelzijdige manieren waarop migranten vorm
en structuur geven aan hun wereld, niet alleen binnen de staatsinfrastructuur, maar ook
daarbuiten.
Meeus et al. (2019) onderscheiden drie dimensies van die arrival infrastructures: de politics of
directionality, de politics of temporality en de politics of subjectivity. De politics of directionality
verwijzen naar de manier waarop migranten tegelijkertijd geïntegreerd zijn in verschillende
gemeenschappen. Migranten onderhouden relaties met het thuisfront en bouwen tegelijkertijd
nieuwe relaties op tijdens en na hun verhuis. De politics of temporality verwijzen naar de
verschillende officiële statussen die vluchtelingen doorlopen voordat ze officieel erkend
worden. Er zijn enerzijds erkende en anderzijds niet-erkende vluchtelingen, maar daartussenin
zitten ook nog heel wat vluchtelingen met verschillende statussen en bijhorende rechten die
wachten op de goedkeuring van hun asielaanvraag. De politics of subjectivity behandelen dan
weer de identiteit van vluchtelingen en wijzen erop hoe vluchtelingen door hun migratie
veranderen op een persoonlijk niveau. Nieuwkomers creëren hun eigen identiteit en die wordt
sterk beïnvloed door hun levensloop, hun vluchttraject en de mensen die ze onderweg
ontmoeten.
Het onderzoek van Meeus et al. (2019) biedt dus een duidelijk theoretisch inzicht in de arrival
infrastructures en toont aan dat de mobiliteit van vluchtelingen een hele reeks van
infrastructuren vereist. De onderzoekers hebben het in hun studie onder andere over
infrastructuren als opvang, transport en juridische en administratieve kaders die steun bieden,
maar er is een leemte in hun onderzoek. Ze hebben het namelijk niet over communicatie als een
infrastructuur. Nochtans is communicatie voor vluchtelingen één van de belangrijkste
elementen die structuur biedt.
Dat punt wordt wel gemaakt door enkele andere onderzoekers. Larkin (2013) argumenteert
bijvoorbeeld dat infrastructuren ook technologisch en sociaal kunnen zijn. Ook Blommaert
(2014) benadrukt dat taal een cruciale infrastructuur vormt bij superdiversiteit, maar toch vaak
6
over het hoofd gezien wordt in sociale studies. Hij pleit er daarom voor om meer aandacht te
schenken aan taal en communicatie in wetenschappelijk onderzoek over samenlevingen.
Blommaert et al. (2018) herhalen dat taal in de gemeenschap onderzocht moet worden binnenin
de sociologie om de samenleving beter te kunnen begrijpen. Die leemte in het onderzoek van
Meeus et al. (2019) motiveert dit onderzoek.
Uit verschillende studies blijkt ook dat onderzoek naar communicatie bij vluchtelingen erg
belangrijk is. Het gebrek aan aandacht voor taal in migratiedossiers leidt bijvoorbeeld tot
allerhande mistoestanden. Maryns & Blommaert (2006) halen aan dat vluchtelingen de controle
over hun discours kunnen verliezen tijdens interviews met de overheidsinstanties. Ze spreken in
dat geval van “conversational exclusion”. Er worden dan linken gelegd in het discours van de
vluchteling die hij of zij zelf niet geïmpliceerd had. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren bij de
informatieoverdracht tijdens het tolken of wanneer de interviewer het verhaal van de
vluchteling herformuleert en interpreteert met Belgische sociale en culturele normen als
maatstaf. Blommaert (2009) wees er ook op dat het feit of een vluchteling een taal al dan niet
spreekt ervoor kan zorgen dat interviewers zijn of haar vluchtverhaal niet geloven en daarom de
asielaanvraag afkeuren. Taalgebruik in de context van migratie kan dus verstrekkende gevolgen
hebben en daarom is het belangrijk dat er meer onderzoek verricht wordt naar taal en
communicatie bij vluchtelingen.
1.2 Maatschappelijke relevantie van dit onderzoek
Daarnaast is het ook belangrijk om onderzoek te verrichten naar het communicatiegedrag van
vluchtelingen omdat er heel wat misverstanden bestaan. De populariteit van de smartphone en
sociale media bij migranten ging bijvoorbeeld niet onopgemerkt voorbij tijdens de
“vluchtelingencrisis” in Europa. Foto’s van migranten met dure smartphones kregen veel kritiek
(Dekker et al., 2018). Madianou (2014) stelde vast dat verschillende politici, nieuwssites en
extremistische sociale-mediagebruikers vluchtelingen met smartphones of vluchtelingen die
selfies namen toen ze de Griekse kusten bereikten, beschilderden als valse asielzoekers. Die
Europeanen kunnen de link tussen moderne online media en vluchtelingen blijkbaar niet leggen.
De beelden van digitaal geconnecteerde vluchtelingen druisen namelijk in tegen het
Eurocentrische idee van trieste en arme vluchtelingen die vluchten voor de oorlog (Leurs &
Ponzanesi, 2018). Als reactie daarop zijn verschillende nieuwsartikels in België en Nederland
over de kwestie verschenen waarin uitgelegd wordt waarom de smartphone van cruciaal belang
is voor vluchtelingen. De Morgen kopte “Dit is waarom zoveel vluchtelingen een smartphone
hebben” (Van Hauwermeiren, 2015) en Knack publiceerde het artikel “Voor een vluchteling is
een smartphone belangrijker dan voedsel” (Six, 2018). Het Nederlandse NOS verspreidde het
artikel “De smartphone, het nieuwe wapen van de moderne vluchteling” (Kasteleijn, 2015).
7
Ook op politiek niveau wordt het belang van nieuwe communicatiemiddelen voor vluchtelingen
over het hoofd gezien. Eind september 2018 stelde Bart De Wever, voorzitter van de Vlaams-
nationalistische partij N-VA, voor om de smartphones van vluchtelingen af te nemen (Arnoudt,
2018). Hij redeneerde dat op die manier zou rondgaan in het milieu van mensensmokkelaars en
vluchtelingen dat België niet de “place to be” is. Die uitspraak, die Bart De Wever zelf “niet
sympathiek” noemde, zou verstrekkende gevolgen hebben en bewijst dat vaak onderschat
wordt hoe belangrijk een smartphone is voor vluchtelingen.
1.3 Nieuwe media bij vluchtelingen
Het gebruik van nieuwe online media in het algemeen is een populair domein voor
wetenschappelijk onderzoek, maar studies over hoe migranten en vluchtelingen smartphones
en nieuwe online media gebruiken, ontbreken nog grotendeels. Zoals ik eerder aanhaalde werd
ook nog amper onderzoek gevoerd naar hoe communicatie een infrastructuur voor
vluchtelingen vormt. Op het kruispunt van die twee probleemstellingen bevindt zich een
interessant nieuw onderzoeksdomein. Hoe gebruiken vluchtelingen die nieuwe sociale media
als infrastructuur?
Het onderzoek naar digitale media binnenin de etnografie is een tamelijk recent
onderzoeksdomein. Varis & Hou (2017) halen aan dat die onderzoeken verschillende labels
krijgen. Wetenschappers spreken van virtual ethnography (Hine, 2000), internet ethnography
(Boyd, 2008) en digital ethnograpy (Hou 2018; Maly, 2017; Varis, 2016). Dit onderzoeksveld staat
nog in zijn kinderschoenen, maar de voorbije jaren was het gebruik van online media voor
transnationale communicatie in migratienetwerken steeds vaker het onderwerp van
wetenschappelijk onderzoek. Tall onderzocht in 2004 al hoe migranten NICT’s (New Information
and Communication Technologies) gebruiken om contact te houden met hun familie in hun
moederland. Sinds het onderzoek van Tall zijn die technologieën natuurlijk heel wat veranderd.
De opkomst van de online media betekende een belangrijke verandering voor migranten
(Bernal, 2005). Collyer (2007) heeft het over “DIY migrants” (p. 674), vluchtelingen die
zelfstandig migreren en alles zelf in goede banen leiden met de hulp van digitale technologieën.
Smartphones kunnen natuurlijk meer dan enkel sms’en en bellen. Ze bieden ook toegang tot het
internet en zijn uitgerust met een gps-systeem en een camera. Dat maakt van smartphones en
online communicatie-apps erg interessante instrumenten voor vluchtelingen (Dekker et al.,
2018).
Recente studies over het gebruik van sociale media in het kader van migratie tonen aan dat
smartphones een cruciale rol spelen voor vluchtelingen in de 21e eeuw. Het onderzoek dat al
gevoerd werd naar het gebruik van nieuwe technologieën bij migranten focust zich vooral op de
toepassing van die nieuwe media tijdens de migratie. Dekker & Engbersen (2014) menen dat
nieuwe online media de communicatienetwerken van vluchtelingen kunnen veranderen op vier
8
manieren. Ten eerste kunnen migranten met hun smartphone de relaties met familie en
vrienden thuis versterken, ten tweede leren ze mensen kennen die hen kunnen helpen tijdens
de migratie en integratie, ten derde creëren ze dankzij hun smartphone een relatienetwerk en
ten vierde bieden die nieuwe media een rijke bron van “insider knowledge”. Zijlstra & van Liempt
(2018) toonden ook aan dat smartphones een belangrijke bron van informatie zijn voor
vluchtelingen. Ze merkten op dat migranten onderling betrouwbare informatie naar elkaar
doorsturen en dat vluchtelingen met hun smartphone makkelijker smokkelaars kunnen
bereiken. Verder toonden Dekker et al. (2018) aan dat vluchtelingen naast sociale media ook
verschillende andere applicaties gebruiken om te migreren. Ze gebruiken bijvoorbeeld de gps-
functie om de weg te vinden en vertaalapps om zich verstaanbaar te maken. Daardoor staan
asielzoekers sterker in hun schoenen en zijn ze minder afhankelijk van smokkelaars om hun
gewenste bestemming te bereiken. Ook Gillespie et al. (2018) toonden aan dat smartphones
helpen bij het plannen van de reis, bij de navigatie en bij het onderhouden van contact met
familie en vrienden.
Daarnaast is de smartphone ook een nuttig toestel voordat vluchtelingen hun moederland
verlaten. Online media zijn namelijk een populaire manier geworden om meer te weten te
komen over de mogelijkheden om te migreren en over mogelijke bestemmingen (Dekker et al.,
2016; Thulin & Vilhelmson, 2014, Burrell & Anderson, 2008). Ook Latonero (2015) onderstreept
het belang van de smartphone voor vluchtelingen: “Social media, mobile apps, online maps,
instant messaging, translation websites, wire money transfers, cell phone charging stations, and
Wi-Fi hotspots have created a new infrastructure for movement as critical as roads or railways”.
Hij is een van enige onderzoekers die communicatie een infrastructuur voor vluchtelingen
noemt. Latonero (2015) haalt aan dat die nieuwe communicatiemiddelen een “digital passage”
vormen in het vluchtproces van migranten.
1.4 Onderzoeksvragen
Deze masterproef wil verder onderzoeken hoe belangrijk moderne communicatiemiddelen zijn
voor vluchtelingen. Het is de bedoeling om meer te weten te komen over hoe smartphones
vluchtelingen helpen om beter onderbouwde beslissingen te maken tijdens hun migratie en
daarnaast wil deze masterproef ook onderzoeken hoe smartphones vluchtelingen helpen
communiceren eenmaal ze aangekomen zijn in België. Deze studie wil dus licht werpen op hoe
het communicatiegedrag van vluchtelingen eruitziet en onderzoeken welke rol nieuwe media
daarin spelen.
Concreet behandelt deze studie de volgende onderzoeksvragen:
1 Welke middelen gebruiken vluchtelingen om te communiceren tijdens en na hun
migratie?
9
2 Welke invloed hebben de smartphone en nieuwe media op het communicatiegedrag
van vluchtelingen?
Om een antwoord te proberen vinden op die vragen werden twee Palestijnse vluchtelingen die
in Gent verblijven verschillende keren geïnterviewd. We toetsen de bevindingen van recente
onderzoeken aan de verhalen en ervaringen van die twee vluchtelingen om zo nieuwe inzichten
te verwerven. In dit onderzoek komen de vluchtelingen zelf aan het woord en er wordt vanuit
hun ervaringen onderzocht hoe moderne communicatiemiddelen hen helpen. Omdat migratie
zo’n dynamisch gegeven is, is het belangrijk dat er onderzoek verricht wordt vanuit het
standpunt en de ervaringen van de migranten zelf (McAuliffe et al., 2017a).
1.5 Structuur van dit onderzoek
In dit eerste hoofdstuk werd een beknopt theoretisch kader voor dit onderzoek opgesteld en
ook de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van deze masterproef werd
aangetoond. Het tweede hoofdstuk behandelt de methodologie en de precieze aanpak van het
onderzoek. Daarna worden in het derde hoofdstuk de vluchtverhalen van de twee respondenten
uit de doeken gedaan. In het vierde hoofdstuk gaat dit onderzoek vervolgens dieper in op het
online en offline communicatiegedrag van de twee respondenten. Er wordt aandacht
geschonken aan de rol van de smartphone, de communicatiemiddelen die de vluchtelingen
gebruiken en ook aan hun netwerk van contacten. In het vijfde hoofdstuk worden het
taalrepertoire en de taalproblemen van de respondenten behandeld. Het zesde hoofdstuk
bespreekt het probleem van de huisvesting waar de respondenten mee te maken krijgen en ook
het belang van een eigen woning wordt bediscussieerd. De opvallendste bevindingen en
suggesties voor verder onderzoek worden verzameld in het laatste hoofdstuk. De bibliografie
sluit deze masterproef af.
Er ontbreekt in dit onderzoek een hoofdstuk waarin een algemene literatuurstudie uitgevoerd
wordt. Dat was een bewust keuze. Omdat tijdens de gesprekken met de vluchtelingen erg
uitlopende thema’s aangehaald werden, zou een algemene literatuurstudie weinig nuttig zijn.
In de plaats daarvan wordt interessante literatuur aan het begin van elk hoofdstuk aangehaald
of doorheen deze masterproef aan interviewfragmenten gekoppeld. Op die manier worden de
resultaten van deze casestudy op een efficiënte manier vergeleken met de resultaten uit eerdere
onderzoeken.
10
11
2 Methodologie
2.1 Het onderzoeksopzet en de voorbereidingen
De voorbereidingen voor deze masterproef startten in juni 2018. Toen kwamen acht studenten
uit de masteropleiding Meertalige Communicatie aan de Universiteit Gent samen met Prof. Dr.
Jan Blommaert. Hij is de promotor van deze masterproef en begeleidde alle studenten tijdens
deze studie. Tijdens het eerste groepsgesprek gaf Prof. Dr. Jan Blommaert meer informatie over
het onderzoek naar communicatie bij vluchtelingen in Vlaanderen en hij legde ons het
onderzoeksopzet van deze studie uit. Alle acht de studenten focussen op communicatie bij
vluchtelingen, maar de onderzoeken zelf verliepen zelfstandig en los van elkaar. Er werd daarom
in het begin bewust geen duidelijke onderzoeksvraag afgebakend omdat de inhoud van het
onderzoek afhing van de verhalen van ieders respondenten. Daardoor belicht elke studie van dit
project een ander aspect van het communicatiegedrag en de communicatieproblemen van
vluchtelingen in Vlaanderen. De studenten ontmoetten prof. Dr. Jan Blommaert daarna nog
verschillende keren tijdens groepssessies waarin de studenten voorlopige resultaten met elkaar
deelden en het verdere verloop van het onderzoek bepaald werd.
Voor dit onderzoek werden de methodologische richtlijnen uit Ethnographic Fieldworks van
Blommaert & Dong (2010) gevolgd.
2.2 De vluchtelingen
Om de bevindingen van vorige onderzoeken over het communicatiegedrag van vluchtelingen al
dan niet te kunnen staven, werden interviews afgenomen met twee vluchtelingen. Om
respondenten te werven voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de methode cluster
sampling (Harrell & Bradley, 2009). Bij die methode focust het onderzoek op een specifieke
groep uit een bepaalde regio en uit die groep worden enkele respondenten geworven. Om
respondenten te vinden ging ik daarom langs bij de twee lokale asielcentra in Gent. Daar stelde
ik het onderzoeksopzet voor aan de medewerkers van het centrum en zij stelden me daarna
voor aan enkele vluchtelingen die volgens hen zouden willen meewerken aan het onderzoek. Zo
ontmoette ik in het eerste asielcentrum Omar, een Palestijnse vluchteling die in een rolstoel zit.
De medewerkers van het tweede Gentse centrum stelden me voor aan Ali, opnieuw een
Palestijnse vluchteling. Ik vroeg aan hen of ze wilden meewerken aan het onderzoek en daarop
antwoordden beide respondenten positief.
Tussen oktober 2018 en april 2019 sprak ik zes keer af met Omar om interviews af te nemen. In
diezelfde tijdspanne ontmoette ik Ali vier keer. De gesprekken met de vluchtelingen vonden
telkens plaats in hun kamer in het opvangcentrum. Volgens Dearnley (2005) zijn private ruimtes
12
de beste plekken voor interviews omdat de respondenten zich er het veiligst en het meest
comfortabel voelen.
Blommaert & Dong (2010) wijzen erop dat elk interview plaatsvindt binnen een precieze
context. Ook al vinden de gesprekken steeds in dezelfde setting en tussen dezelfde personen
plaats, toch is elk interview verschillend. Enerzijds speelt de microcontext van het interview een
rol. De inhoud van de gesprekken hangt namelijk af van wat er zich op dat moment in het leven
van de gesprekspartners en daarbuiten afspeelt. Anderzijds moet elk interview ook gesitueerd
worden in een ruimere macrocontext, dat is de politieke, historische, sociale en culturele
context waarbinnen het gesprek plaatsvindt. Dit onderzoek situeert zich bijgevolg op een uniek
punt in tijd en ruimte en is enkel relevant wanneer het ook duidelijk gecontextualiseerd wordt.
Dat betekent ook dat de resultaten van deze studie dus eerder interpretatief en subjectief zijn
en nooit exact gerepliceerd zullen kunnen worden in een ander onderzoek. Deze casestudy is
strikt kwalitatief en het is niet de bedoeling om de resultaten die voortkomen uit deze studie te
veralgemenen.
2.3 Semigestructureerde interviews
De gesprekken met de vluchtelingen verliepen semigestructureerd. Dat soort interviews vormen
de meest gebruikte methode voor kwalitatief etnografisch onderzoek (DiCicco-Bloom &
Crabtree, 2006). Bij semigestructureerde interviews wordt data verzameld tijdens interviews die
sterk lijken op normale conversaties. Het is een goede methode voor diepgaand onderzoek over
een specifiek onderwerp (Harrell & Bradley, 2009). Ik stelde tijdens de interviews open vragen
aan de respondenten om zo gedetailleerde antwoorden te krijgen. Die open vragen zorgen er
ook voor dat de respondenten zelf nieuwe onderwerpen kunnen aanhalen of onderwerpen
kunnen vermijden waar ze liever niet over spreken (Dearnley, 2005).
Het doel van dit onderzoek was om het communicatiegedrag van de twee vluchtelingen bloot
te leggen, maar de gesprekken gingen ook over onderwerpen die niet tot het onderzoeksdomein
behoren zoals het weer, de verkiezingen van 26 mei 2019, bepaalde gerechten en zo veel meer.
Die verhalen lijken op het eerste gezicht van het onderzoeksopzet af te wijken, maar later blijken
verschillende elementen die eerst weinig zinvol leken toch interessant voor het onderzoek. Geen
enkel interview is dan ook slechter dan het andere, want elk gesprek geeft meer informatie prijs
over het standpunt en het leven van de twee respondenten, ook al wordt er niet veel gesproken
over het specifieke onderzoeksonderwerp (Blommaert & Dong, 2010).
In het algemeen weerspiegelden de gesprekken chronologisch het verhaal van de geïnterviewde
vluchtelingen. In de eerste gesprekken ging het over het verleden en dan vooral over het
vluchtverhaal van de respondenten. Daarna werd er vooral gesproken over hun huidige leven
als nieuwkomer in België en over de problemen die ze ondervinden. Het gespreksonderwerp
13
van de laatste interviews was het communicatiegedrag van de vluchtelingen, het eigenlijke
onderzoeksonderwerp.
Tijdens de gesprekken zijn vooral de momenten waarop de onderzoeker verrast wordt
belangrijk. Agar (1995) noemt die momenten “rich points” in de etnografie (Dong & Blommaert,
2010). Dat gebeurde in dit onderzoek wanneer de vluchtelingen anekdotes vertelden. Hun
verhalen werden vervolgens gebruikt als de ruggengraat van het onderzoek. Deze studie kreeg
namelijk vorm door die anekdotes over het communicatiegedrag van de respondenten
chronologisch te ordenen en naast elkaar te leggen. Op die manier werd duidelijk hoe belangrijk
moderne communicatiemiddelen zijn voor vluchtelingen.
Dit onderzoek maakt gebruik van een Gumperziaanse “juxtaposition of cases” (Gal, 2014). De
vluchtverhalen, communicatiemiddelen en problemen van beide vluchtelingen worden namelijk
met elkaar vergeleken. Het eindresultaat is een overzicht van hoe de twee vluchtelingen
communicatietools gebruiken tijdens en na hun migratie.
De gesprekken verliepen bovendien telkens in het Engels. Omar spreekt uitstekend Engels en Ali
kan zich verstaanbaar maken. Beide vluchtelingen spreken ook Arabisch en leren Nederlands,
maar omdat beiden het Nederlands onvoldoende beheersen om zich goed te kunnen
uitdrukken, was de keuze voor het Engels evident.
2.4 De rol van de onderzoeker
De onderzoeker is in de beginfase van het onderzoek een outsider. Hij behoort niet tot de sociale
omgeving waar de vluchtelingen wel toe behoren en de kennis van de onderzoeker over die
sociale ruimte is eerder beperkt. Naargelang de interviews vorderen en de onderzoeker en de
respondenten een band met elkaar opbouwen, beweegt de onderzoeker van de rand van die
sociale omgeving naar een inclusievere positie (Dong & Blommaert, 2010). De gesprekken
werden bijgevolg ook steeds vriendschappelijker.
Daarnaast valt het ook op dat zowel Omar als Ali zich in de interviews profileren op verschillende
manieren. Goffman (1981) haalde al aan dat het begrip “spreker” beter opgedeeld wordt in
verschillende, meer subtiele sprekers. We kunnen in interviews namelijk verschillende
“discourse identities” onderscheiden, identiteiten die sprekers aannemen in een conversatie
(De Fina & Georgakopoulou, 2012). In de gesprekken die ik gevoerd heb met Omar en Ali is er
een duidelijke evolutie zichtbaar in die gespreksidentiteiten. Waar de gesprekken in het begin
eerder leken op dialogen tussen een interviewer en een geïnterviewde, evolueerden ze daarna
naar gesprekken tussen een Belg en een vluchteling. De gesprekken met beide respondenten
verliepen heel natuurlijk en leken steeds meer op dialogen die vrienden met elkaar zouden
voeren. De sfeer was telkens ontspannen en informeel. De respondenten vroegen bijvoorbeeld
ook hoe het mij ging of wat mijn mening over een bepaald onderwerp is.
14
Beide vluchtelingen begrepen ook steeds beter waar ik als onderzoeker precies op zoek naar
was. Dat blijkt uit het feit dat de vluchtelingen steeds meer details gaven over onderwerpen
waarvan ze merkten dat die relevant waren voor het onderzoek. Omar schreef de namen van
de Griekse steden waar hij verbleef bijvoorbeeld zelf op om me te helpen en hij sprak ook trager
wanneer hij merkte dat ik uitgebreid notities nam. Omdat de gesprekken zo vriendschappelijk
verliepen en de bevindingen uit dit onderzoek erg persoonlijk van aard zijn, kies ik ervoor om
deze studie in de ik-persoon te schrijven.
Dong & Blommaert (2010) wijzen erop dat het gevolg van dergelijke gemoedelijke gesprekken
is dat de onderzoeker een grote impact heeft op de data die hij verzamelt. De onderzoeker is
daarom onmiskenbaar een belangrijk deel van het interview. De manier waarop de onderzoeker
een vraag stelt en de context waarin die vraag gesteld wordt, beïnvloedt het antwoord van de
respondent. Die reciprociteit tussen de interviewer en de respondenten is typisch voor
semigestructureerde interviews (Galletta, 2012). Mijn eigen woorden worden daarom ook
weergegeven in dit onderzoek omdat de context van de vraag zo duidelijker wordt. De
gesprekken worden bijgevolg als een geheel geanalyseerd en niet als een fictieve monoloog van
de respondenten.
2.5 Opnames
De gesprekken met de respondenten werden telkens opgenomen met een smartphone en
tijdens de interviews werden ook beknopte notities gemaakt.
Blommaert & Dong (2010) halen aan dat opnames maken een indringende ingreep kan zijn voor
respondenten. Dat geldt zeker voor vluchtelingen, want zij bevinden zich in een precaire situatie
en in principe zou alles wat ze zeggen tegen hen gebruikt kunnen worden. Bij de respondenten
uit dit onderzoek bleken de opnames echter geen probleem te vormen. Beide vluchtelingen
waren meteen akkoord met de opnames en ze vertelden ook zonder aarzelen over illegale zaken
zoals het gebruik van valse paspoorten. Voor de opnames werd hen natuurlijk om toestemming
gevraagd en de onderzoeker verzekerde de respondenten ervan dat de opnames uitsluitend
voor academische doeleinden gebruikt zullen worden. Het is ook vanzelfsprekend dat de namen
in dit onderzoek fictief zijn om de anonimiteit van de respondenten te kunnen garanderen.
De opnames zijn niet alleen belangrijke “bewijsstukken” tijdens en na het onderzoek, maar
reflecteren ook het verloop van het onderzoek zelf en het leerproces van de onderzoeker (Dong
& Blommaert, 2010). De opnames bewijzen dat de gespreksonderwerpen evolueerden, dat het
onderzoek steeds duidelijker afgebakend werd en ook dat het leerproces wederzijds was. De
onderzoeker leerde de vluchtelingen niet alleen beter kennen, de vluchtelingen leerden de
onderzoeker ook beter kennen (Blommaert & Dong, 2010).
15
2.6 Dataverwerking
Na de gesprekken werden de interviews getranscribeerd. Blommaert & Dong (2010) halen aan
dat transcripties nooit een exacte kopie van de audiofragmenten kunnen zijn omdat er altijd
informatie verloren gaat en de transcriptie nooit neutraal noch compleet is (Ochs, 1979;
Bucholtz, 2000). In deze studie worden de gesprekken verbatim uitgewerkt. Die woordelijke
transcripties zorgen ervoor dat de gesprekken heel precies weergegeven worden. Aangezien dit
onderzoek niet focust op het taalgebruik van de vluchtelingen zelf is het niet nodig om
gespecialiseerde transcriptiemethodes te hanteren.
Concreet werden de interviews woord voor woord uitgetypt, ook stopwoorden en herhalingen
werden getranscribeerd. Wanneer de respondent een woord luid uitspreekt of beklemtoont,
wordt dat woord in drukletters weergegeven en als de respondent lacht of zucht wordt dat
tussen haakjes opgemerkt. Om aan te geven wie aan het woord is, worden afkortingen gebruikt.
“R” staat voor researcher, “A” staat voor Ali en “O” staat voor Omar.
Eenmaal getranscribeerd werden de interviews inhoudelijk geanalyseerd. Zo kon de
onderzoeker bij het volgende interview gerichte vragen stellen die aansluiten bij het onderzoek.
De mogelijkheid om dergelijke “follow-up questions” te kunnen stellen tijdens het gesprek of bij
een volgend interview is een groot voordeel van semigestructureerde interviews (Rubin &
Ruben, 2005). Op die manier kreeg deze studie een duidelijke richting naargelang meer
interviews afgenomen werden. Bepaalde onderwerpen waar ik meer over te weten wilde komen
kregen meer aandacht in de laatste interviews en ook wanneer iets niet duidelijk was, kon ik
meer uitleg vragen in het volgende interview.
2.7 Terminologie
Er bestaat verwarring over de precieze betekenis van de termen vluchteling, migrant en
asielzoeker.
VRT Taal maakt een onderscheid tussen de drie termen (VRT, 2019). Volgens VRT Taal zijn
vluchtelingen personen die op de vlucht slaan voor geweld of vervolging in hun thuisland. Ze
kunnen niet veilig naar hun thuisland terugkeren en proberen daarom internationaal erkend te
worden en hulp te krijgen van staten, de UNHCR of andere organisaties. Die betekenis van VRT
Taal sluit aan bij de definitie uit de Vluchtelingenconventie van de Verenigde Naties van 1951.
Die tekst definieert een vluchteling als "een persoon die zich omwille van een gegronde angst
vervolgd te zullen worden wegens ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde
sociale groep of politieke overtuiging buiten het land van zijn nationaliteit bevindt en niet in
staat is of net wegens die angst niet bereid is zich te onderwerpen aan de vervolging van dat
land." (Beernaert, 2015).
16
Volgens VRT Taal is een migrant een persoon die om bijvoorbeeld economische of familiale
redenen uit eigen beweging zijn of haar land verlaat. In de regel kunnen ze veilig naar hun
thuisland terugkeren en daar zit volgens VRT Taal het verschil tussen een migrant en een
vluchteling. Asielzoekers zijn volgens VRT Taal dan weer vluchtelingen die een officiële
verblijfsvergunning aanvragen om in een land te kunnen verblijven.
In dit onderzoek worden de termen als synoniemen beschouwd om storende herhalingen te
vermijden en omdat deze termen in de praktijk ook vaak door elkaar gehaald worden. Mountz
(2011) haalt bovendien aan dat de betekenisverschillen tussen die termen ook in
wetenschappelijk onderzoek steeds vager worden (Wall et al., 2015).
17
3 De vluchtverhalen van Omar en Ali
3.1 Het vluchtverhaal van Omar
Ik heb Omar ontmoet in Gent in een van de twee lokale opvangcentra beheerd door Fedasil.
Omar is 34, komt uit Gaza en is samen met een neef naar België gekomen. Het verhaal van Omar
verschilt van dat van de meeste vluchtelingen, want hij zit in een rolstoel. Hij legde de reis van
Gaza naar België af in ongeveer anderhalf jaar.
Om het Europese vasteland te bereiken moest Omar eerst naar Egypte reizen omdat hij vanuit
Caïro een vlucht naar Turkije kon nemen. Om de Sinaïwoestijn tussen Gaza en Egypte over te
steken, maakte hij gebruik van mensensmokkelaars. Omars familie heeft contacten met officiers
die belangrijke posities bekleden. Zij konden zijn naam op de smokkellijst zetten zonder dat hij
daarvoor moest betalen.
R: How did you go to Egypt?
O: It’s not easy to go out of Gaza because of the border between Gaza and Egypt,
between Gaza and Egypt, it’s not easy you need to pay a lot of cash to go through, you
have to give a bribe to an officer, an Egyptian officer, you give them money to put your
name on the list and then you go, in one hour you can go. So we have some contacts in
Gaza, we used this contacts not to pay the cash because it’s a lot of money, we are two
guys, me and my cousin, leaving together actually we were 3, not 2, there is a friend of
ours went with us, and euh (hikt) sorry, we used or contacts not to pay the money, it’s
like 2000 each, for 3 guys it’s 6000 dollars, American dollars, it’s a lot of money, so we
went to cut it out, not to pay and we were using our contacts and the people we know,
the people in high positions, and they put our names on the list for leaving like the nest
opening.
De mensensmokkelaars die Omar gebruikte om de grens over te steken waren Egyptische
officiers. Het is niet vreemd dat Omar geholpen werd door officiële instellingen. Volgens Crawley
et al. (2016) zijn het leger en douanebeambten wel vaker actief betrokken bij smokkelpraktijken.
Een week later kreeg Omar een telefoontje met het nieuws dat hij binnen een half uur aan de
Egyptische grens moest zijn. Hij stak de grens over en bracht de nacht door in een Egyptische
grenspost waar hij moest wachten tot ze de volgende ochtend zijn naam afriepen. Hij werd toen
met enkele anderen meegenomen in een auto. Ze legden de tocht van de grens tot Caïro in één
keer af.
R: And then?
18
O: Next morning, at 5 in the morning, they called my name, gave me my passport,
you’re ready to go, but not now, there is euh, there is something I don’t know how to
say it in English, like nobody is supposed to move in Sinai from like 7 in the evening until
7 in the morning, you had your passport but this period is not over yet, you have to wait
until 7 or 6, I don’t remember very well, so it’s my mistake, 6 or 7 in the morning, we
have to wait until the army says like okay it’s fine now you can leave the border. I took
the bus, no not the bus, I took the car, me and 4, no 5 guys actually, I took a car and we
took all the way from the border to Cairo, just one way.
R: one way?
O: yeah, one way, but there is too many, too many military action in the area, so we
have to not only take the highway, like ways, dirt ways and stuff through the desert
and the mountains and stuff like that.
Tijdens die tocht tussen Gaza en Caïro moest Omar 37 checkpoints van het leger passeren. Twee
daarvan waren erg strikte controles die voor stressvolle situaties zorgden.
O: We took the way, I remember we passed 37 checkpoints, army checkpoints, each
one you have to stop to wait to, they will take your luggage apart and they will search
everything you have and then will let you go and at some point there are 2 checkpoints
that are very very strict, like if you move one sudden move they will kill you
immediately, you should stay still, not even touch the horn of the car, stay put, stay still
until we tell you otherwise, and these 2 checkpoints we stayed like maybe 4 or 5 hours
at the 2 of them, together, 2 at one and 3 at the other. Anyway, the way from the
border to Cairo is 5 hours, we spent from 6 in the morning until 1 in the night, in the
other night, so it’s like more than 20 hours, 25 hours.
R: in the bus.
O: in the bus, no in the car, not the bus I take the car. But it was strictful, stressful, very
stressful, too much attention, too much, like you are exhausted, you are sleepless, you
are terrified, scared and excited at the same time, all these emotions together like
make you like want just a peace of mind, 5 minutes of peace of mind, that’s all (lacht).
When I arrived to Cairo I booked a hotel, immediately, like I think 5 minutes, I was
(fluit) asleep (lacht).
Eigenlijk wou Omar eerst niet in Europa asiel aanvragen, maar in Canada. Eenmaal in Caïro begon
Omar meteen te zoeken naar tickets voor een vlucht naar ergens in Latijns-Amerika. Hij wou
namelijk eerst naar Latijns-Amerika vliegen om daarna op de terugweg een vlucht te boeken van
Latijns-Amerika naar Egypte die een tussenlanding maakte in Canada. In Canada wou hij dan
uitstappen, zijn paspoort kwijtraken en asiel aanvragen.
O: I wasn’t coming all the way here to Europe, my main idea was to go to Canada.
19
R: Canada?
O: Yeah, and I was like have this idea maybe go to Mexico or Venezuela or maybe Cuba
and try to play with this you know this something you maybe you don’t know much
about it like to play on the, euh, airplanes, on the airport itself like to try to cheat them
to let you in that plane going to Canada and then going back to Egypt like if you go, like
you tell them I’m going back home to Egypt, but like the direction of the plane is going
from Mexico to Canada first then going back to Egypt, we do that a lot like smugglers
and refugees do that a lot, and when it’s land in Canada, you lose your passport and
stay in the airport, that, it happens here many times actually with many people I know
them.
Omar slaagde er echter niet in om vluchten te vinden vanuit Egypte die dat traject aflegden. Hij
besloot daarop om de vluchtroute over de Middellandse Zee naar het Europese vasteland te
nemen en asiel aan te vragen in België. Het gebeurt wel vaker dat migranten tijdens hun reis van
mening veranderen over hun bestemming (Collyer, 2007).
Omar boekte een vlucht naar Istanboel en vandaar reisde hij naar de Turkse kuststad Izmir. Ook
daar moest Omar een beroep doen op mensensmokkelaars, deze keer om de Middellandse Zee
over te steken. Hij ging, in zijn rolstoel, aan boord van een bootje samen met een veertigtal
andere mensen.
R: So you were scared I imagine to go on the boat.
O: not much, no I was like determined not to die trying to go back to Gaza, and that’s
exactly what I did, I was very determined, I’m not gonna say I wasn’t scared, no, there
was a slightly scare in me, but it was easy to control, I saw other people like crying,
really crying, they are scared, especially people with kids, they have their whole family
with them so it’s a scare when you have your whole family, you might not be afraid
about yourself, but you’re definitely going to be scared about the children, so I saw a
lot of people were crying at that point, but for me no I wasn’t scared, a little bit maybe
but not scared at all.
R: and were there a lot of people on the boat?
O: yeah 40, 42 I think, around I’m not sure, no, 33 without the kids, but I don’t know
how much are the kids, I don’t know how much, because they don’t charge for kids, so
we know, smugglers only charge for the adults, not the kids, so we know they counted
33 but the kids are more but we don’t know how much are they, I don’t know how
much are they.
Hij kwam aan op het Griekse eiland Chios en verbleef daarna ook nog in Lamia, Korinthe en
Athene. In totaal was hij ongeveer een jaar in Griekenland vooraleer hij zijn tocht naar België
kon verderzetten. Hij ondernam maar liefst negen pogingen om de grens illegaal over te steken
20
om verder te kunnen reizen, maar telkens zonder succes. Hij maakte daarbij ook een keer
gebruik van een valse identiteitskaart. Die poging mislukte waardoor hij een nacht in de cel
moest doorbrengen. Uiteindelijk werd hij in Griekenland officieel als vluchteling erkend
waardoor hij een verblijfskaart kreeg waarmee hij de grens zonder problemen kon oversteken.
Daarna ging zijn tocht veel sneller. Omar reisde eerst naar Athene, waar hij vier dagen verbleef.
Vandaar ging hij naar Igoemonitsa, een Griekse havenstad waar hij een ferry naar het Italiaanse
Bari nam. In vier dagen tijd reisde hij van Bari via Milaan en door Frankrijk naar Antwerpen. In
Antwerpen bezocht hij eerst enkele familieleden die eerder al gevlucht waren om daarna naar
Brussel te gaan en asiel aan te vragen.
Omar wilde niet vertellen over de precieze omstandigheden van het ongeluk waardoor hij in een
rolstoel zit. Hij zegt dat het te gevaarlijk zou zijn om erover te praten.
R: The accident happened a long time ago?
O: Ten years now (zucht) ... I got it at the 23rd of October of the year twenty eight, no
2008 … it’s been 10 years now … yeah long time.
R: was it in the traffic or? If you don’t wanna talk about it, it’s okay.
O: Actually, it’s not a traffic thing … it’s not a business thing, business thing either, but
it’s something, euh … euh, I really really can’t talk about it because like it’s dangerous
for me to talk about it, it’s not action FOR actually, something dangerous to talk about,
even in Palestine dangerous to talk about it, euh, in Palestine, euh, after they knew my
case, they put me on the blacklist (lacht).
Omar is niet van plan om terug te keren naar Gaza. Hij vertelt dat daar niets meer overblijft voor
hem, behalve zijn familie. Met zijn leven in België is hij tevreden. Het is geen goed leven, zegt
hij, maar het is tenminste wel een leven.
R: and can you go back to Palestine?
O: Yeah, I can go back, yeah, just there’s nothing left for me in there, no life, nothing,
just only my family. If, if I can move them to Egypt, that’s my dream, that’s all what I
want, I wanna move them to Egypt to live in Egypt and I don’t want Gaza anymore. Not
because, not I hate Gaza or I hate Palestine, actually I’m very proud to be a Palestinian,
but the one who controls Gaza now, like left us with nothing, nothing, like there is zero
and there is under zero and they left us way much under zero and they don’t care, they
don’t care at all, so why go back in there, to live there, to live the same life I escaped
from? And maybe worse, right now it’s worse. I managed to escape and I have not a
good life in here, but at least it’s a life. So okay, it’s fine by me, it’s fine by me to live
here in Belgium alive, not a good one, but alive. In Gaza I had nothing, nothing really,
really I had nothing.
21
Fig. 1 : Vluchtroute van Omar
3.2 Het vluchtverhaal van Ali
Ali is de andere vluchteling waarmee ik enkele gesprekken gehad heb. Hij is 31 jaar oud en komt
oorspronkelijk uit Gaza, maar hij heeft bijna zijn hele leven in Saoedi-Arabië gewoond. Zijn
ouders emigreerden van Gaza naar Saudi-Arabië en zijn moeder keerde enkel terug naar Gaza
om van hem te bevallen. Ali behaalde een diploma burgerlijk ingenieur in Jemen en kon in
Saoedi-Arabië aan de slag.
Ali is een Palestijn en beschikt niet over de Saoedische nationaliteit, maar hij kon zonder
problemen in Saoedi-Arabië verblijven dankzij zijn werkcontract. Hij moest Saoedi-Arabië echter
verlaten toen hij uit het land werd gezet omdat hij zijn werk verloren had. Daarop besloot hij om
naar Europa te verhuizen, want terugkeren naar Gaza was geen optie door alle problemen daar.
Zijn vrouw en twee kinderen wachten in Egypte tot hij hen naar België kan laten komen.
A: For me, I don’t know where I want to go, I was, you know, I live in Saudi Arabia, so I
cannot go back to Gaza and Saudi Arabia kicked me out because I don’t have the work
contract, after that I think where I can go I can go and I think to country to Belgium
(lacht).
22
Hij deed er in totaal ongeveer twee maanden over om van Saoedi-Arabië naar België te komen.
Hij gebruikte eerst een vals paspoort om van Egypte naar Turkije te vliegen. Vandaar ging hij in
enkele dagen te voet naar de Griekse grens. Hij ging eerst naar Thessaloniki voor hij uiteindelijk
Athene bereikte. Ali verbleef ongeveer twee weken in Athene en nam daar in januari 2018 een
vlucht naar België.
R: And did you go to Athens?
A: Yeah I stayed there maybe 10 or 12 days, two weeks like this.
R: And how long did it take you to go from Turkey to Greece?
A: Euh, normally it will take yeah we walk for 3 days walking from Turkey, or 4 days I
cannot remember exactly, from Turkish to Greece, after that from Greece to
Thessaloniki, after that from Thessaloniki, sorry I go to, what’s the name, I forgot the
name.
R: From Greece to Turkey it took you 3 days.
A: Yeah walking 3 or 4 days like this.
R: And where did you sleep? In tents?
A: No (lacht), on the ground, yeah, on the soil, yeah we sleep on the soil.
R: And from Greece to all the way here, did you then use your smartphone? For gps? Or
not?
A: No, I stayed maybe maximum two weeks in Athena after that by plane, by airport,
by plane, I come to here.
Om de grens tussen Turkije en Griekenland over te steken gebruikte Ali mensensmokkelaars. De
smokkelaars namen een groep van 44 mensen mee op een bootje om de rivier de Maritsa, in
het Grieks de Evros, over te steken die de grens tussen beide landen vormt.
R: And on the way, you used smugglers to help you get across a border?
A: Yeah, from Turkey to Greece.
[…]
R: In the car or in a boat?
A: No, just walking, by walk.
R: And what did he do, he walked with you?
A: No, no, no he sent one with us, we was big group, 44 person.
R: And he sent someone?
23
A: Yeah, he sent two persons with us.
R: And they
A: They crossed the way from Turkey to Greece.
R: With you?
A: Yeah.
R: Okay and what did they say, that they were refugees also?
A: No, when we arrived to Greece, they go back to Turkey.
R: And you didn’t use the boats?
A: No, there is a river between the Greece and Turkey, yeah Turkish, we sit by belem we
say in Arabic, yeah boat it’s like a small boat, just only 5 minutes.
R: To go from the border to
A: Yeah.
R: And there is no police?
A: Yeah, there is police, but this people know from where we can cross.
Toen Ali België bereikt had, kreeg hij een plaats in een opvangcentrum in Brussel. Ali moest daar
elf maanden wachten tot zijn eerste interview. Daarna mocht hij kiezen waar hij wilde verblijven
en hij koos voor het opvangcentrum in Gent. Daar leerde ik Ali kennen. Bij het begin van onze
gesprekken had hij enkel een zogenaamde “orange card”, officieel het Attest van Immatriculatie.
Hij wachtte ondertussen op een afspraak voor zijn tweede interview met de overheidsdiensten
en daarna op de goedkeuring van zijn asielaanvraag. Het duurde tot maart 2019 vooraleer hij
zijn tweede interview mocht gaan afleggen en een maand later kreeg hij uiteindelijk het nieuws
dat zijn asielaanvraag goedgekeurd was.
Voor Belgische burgers, die geboren werden met het burgerschap, blijft het concept van
burgerschap vaak louter binair. Dat blijkt uit het feit dat migranten vaak gecategoriseerd worden
als ofwel permanent ofwel tijdelijk (King et al., 2006). Permanente migranten – die in hun land
van aankomst willen blijven – moeten zich dan zo snel mogelijk integreren (Walters, 2004)
terwijl de tijdelijke migranten zo snel mogelijk weer weg moeten (Meeus et al., 2019). Die
dichotomie komt echter niet overeen met de staat van “permanent temporariness” (Bailey et
al., 2002) waarin vluchtelingen zich bevinden. Zij moeten een hele procedure doorlopen die
bestaat uit verschillende stappen. Het concept van burgerschap is voor migranten dus
allesbehalve een binair systeem – burgerschap of niet –, maar wel een spectrum van
verschillende statussen van burgerschap (Petryna & Follis, 2015). Howard-Hassman & Walton-
Roberts (2015) noemen het burgerschap een “slippery slope”. Bovenaan de helling staan
24
burgers met volledige burgerrechten, onderaan niet-erkende (“illegale”) vluchtelingen. Ergens
daartussen bevinden zich de individuen die asiel aangevraagd hebben en de individuen die asiel
gekregen hebben (“legale” vluchtelingen), maar niet over de volledige burgerrechten
beschikken. Er ontstaat zo dus een systeem waarbij een bevolking bestaat uit burgers, legale
bezoekers, migranten met een tijdelijke verblijfsvergunning en “illegale” residenten (Coutin,
2013).
Uit het verhaal van Ali blijkt ook dat het heel wat tijd kost om die verschillende stappen te
doorlopen. Hij haalt zelf aan dat die lange wachttijden het grootste probleem waren tijdens zijn
asielprocedure. Het duurde bijna een jaar voor hij zijn eerste interview mocht afleggen en
daarna moest hij nog maanden wachten op de uitnodiging voor zijn tweede interview. Zijn broer
had daarentegen meer geluk. Hij kwam aan in Gent in september 2018 en zijn asielaanvraag
werd al na zes maanden goedgekeurd.
Fig. 2: Vluchtroute van Ali
25
3.3 De vluchtredenen van Omar en Ali
In de literatuur die handelt over de redenen waarom migranten hun moederland verlaten, wordt
vaak een onderscheid gemaakt tussen push factoren en pull factoren (Zimmermann, 1996). Push
factoren zetten migranten aan om hun thuisland te verlaten. Voorbeelden van dergelijke push
factoren zijn een slabakkende economie, een slechte politieke situatie of weinig veiligheid in het
land (Adhikari, 2013). Pull factoren daarentegen trekken vluchtelingen aan om naar een bepaald
land te komen. Voorbeelden daarvan zijn een hoge acceptatiegraad van asielaanvragen
(Toshkov, 2012), een bloeiende economie, de geografische nabijheid van het land en de
eventuele aanwezigheid van al geëmigreerde gemeenschappen in een bepaald land (Robinson
& Segrott, 2002; Neumayer, 2004; Castles et al., 2005; Curro, 2014; Maroufof, 2017).
Bij Ali is het duidelijk dat de push factoren veel belangrijker waren dan de pull factoren. Hij moest
Saoedi-Arabië verlaten en gebruikt de woorden “kicked me out” om te onderstrepen dat hij
weinig invloed had op die beslissing. Ook bij Omar speelden push factoren een rol, want hij
vertelt hoe hij niets meer had in Gaza en daarom ergens anders een nieuw leven wilde beginnen.
Toch zijn bij Omar pull factoren belangrijker dan die push factoren. Hij kende namelijk heel wat
familieleden die de oversteek naar België al gemaakt hadden en hij hoopt ook om in België een
carrière als regisseur te kunnen beginnen.
3.4 De keuze voor België
3.4.1 Omars keuze voor België
Ik besprak eerder al dat Omar eigenlijk in Canada asiel wilde aanvragen. Zodra die plannen in
het water vielen, had hij een duidelijke voorkeur voor België. Die keuze werd vooral bepaald
door de informatie die hij kreeg van familieleden die de oversteek al hadden gemaakt. Hij wist
heel goed waar hij precies naartoe wilde komen al voor hij de Middellandse Zee overstak.
Omar wilde niet alleen naar België komen, hij wilde vooral erg graag in Antwerpen gaan wonen.
Saunders besprak het fenomeen van “arrival cities” in zijn boek Arrival City (2011) waarin hij
stelt dat steden vaak de bestemming van migranten zijn en niet zozeer het land waarin die stad
ligt. In zijn werk beschrijft Saunders steden over de hele wereld en hij stelt die niet voor als
getto’s, maar als levendige buurten die hele bevolkingsgroepen uit de armoede kunnen halen
(Meeus et al., 2019). Saunders beschrijft die steden als plekken waar migranten als “urban
entrepreneurs” kunnen opklimmen in de sociale ladder. Er komt wel kritiek op zijn visie. Meeus
(2017) argumenteert bijvoorbeeld dat het idee van “urban entrepreneurs” geen rekening houdt
met de diversiteit van alle vluchtelingen.
Toch komt het concept van een “city of arrival” – en niet een land als bestemming – terug in het
verhaal van Omar. Hij wil absoluut in Antwerpen gaan wonen en daar heeft hij ook zijn eigen
26
redenen voor. De belangrijkste reden die hij aanhaalt is dat er in Antwerpen al heel wat familie
van hem woont. Zoals ik eerder besprak, worden asielzoekers aangetrokken tot landen waar ze
familie of vrienden hebben wonen en dat is duidelijk ook bij Omar het geval. Een tweede reden
waarom hij graag naar Antwerpen wilde komen was omdat hij ervan droomt om filmregisseur
te worden en hij denkt dat Antwerpen de ideale plek is om zijn carrière uit te bouwen.
R: Why Antwerpen?
O: What I need in Antwerpen, because it’s a crowded city, very crowded and there is
too many people I can depend on to build my career and that’s what I need in Antwerp,
I need the people, I don’t need the system. But the system in there, it’s very though. You
might wait like 6 months or so to get paid for your room and stuff like that, but here in
Gent, two weeks, you will get paid. It’s different from city to another city because the
majority. It’s for that I need to be there, otherwise, if I don’t think like this, I would stay
here. I like the city, it’s expensive, okay, but I like it, it’s organized, the system is
organized, everything is cool.
Hij heeft ook andere ideeën waar hij mee aan de slag wil om geld te verdienen. Hij wil
bijvoorbeeld een zaakje beginnen waar hij keffiyehs wil verkopen, maar ook daarvoor moet hij
in Antwerpen zijn omdat daar een grote moslimgemeenschap woont. Hij heeft ook een
naaimachine gekocht die hij wil gebruiken om kledij te herstellen.
O: I have projects, but I need to be INSIDE (lacht). And there is too many things in my
life that I wanna start to initiate my life, to go to the biggest goal which is
moviemaking.
3.4.2 Ali’s keuze voor België
Ali was veel minder zeker over in welk land hij asiel wou aanvragen. Hij heeft geen uitgebreid
netwerk om op terug te vallen of om informatie aan te vragen zoals Omar dat wel heeft. Ali
vertelde me dat hij uiteindelijk voor België had gekozen omdat er veel verschillende culturen
samenleven. Ali wist eigenlijk niet veel over België voordat hij uit Saoedi-Arabië vertrok terwijl
Omar erg goed op de hoogte was van wat hem precies te wachten stond in België.
Gilbert & Koser (2006) onderzochten de beweegredenen van asielzoekers in het Verenigd
Koninkrijk. Zij geven vijf redenen aan waarom vluchtelingen beslissen om naar een land te
vluchten waar ze eigenlijk niet veel over weten. Ten eerste beslisten vluchtelingen soms niet zelf
over het land waar ze heen gingen omdat smokkelaars hen meenamen (zie ook Robinson &
Segrott, 2002). Verder hadden sommigen weinig of misleidende informatie over het Verenigd
Koninkrijk gekregen die hen had aangezet om naar daar te migreren. Aangezien de meeste
respondenten uit hun onderzoek niet over familie of vrienden in het Verenigd Koninkrijk
beschikten, konden ze bovendien niet om informatie over het land vragen. Daarnaast hadden
de meeste asielzoekers uit hun onderzoek slechts beperkt toegang tot school gehad waardoor
27
ze weinig wisten over het Verenigd Koninkrijk in het algemeen. Tot slot moesten sommige
vluchtelingen hun moederland snel verlaten en hadden ze daarom geen tijd om veel informatie
op te zoeken. Die vluchtelingen baseerden zich dan op wat ze al wisten over een bepaald land
om erheen te vluchten. Enkel die laatste reden die Gilbert & Koser (2006) aanhalen, is van
toepassing op het verhaal van Ali. Hij omschrijft duidelijk dat hij Saoedi-Arabië snel moest
verlaten omdat hij geen geldige verblijfsvergunning meer had nadat hij zijn werk had verloren.
Hij liet Saoedi-Arabië achter zich zonder goed te weten waar hij precies naartoe wilde.
R: Why did you choose for Belgium?
A: For me, I don’t know where I want to go, I was, you know, I live in Saudi Arabia, so I
cannot go back to Gaza and Saudi Arabia kicked me out because I don’t have the work
contract, after that I think where I can go I can go and I think to country to Belgium
(lacht).
R: And why did you choose Belgium? Did you know people?
A: No, but I know some information about Europe, yeah, euh, how I will say in English,
yeah, there is many cultures here and many religions and languages also.
R: In Belgium?
A: Yeah, you can say the main language is German, French, Dutch and there is Arabic,
there is Turkey, there is Spanish, there is (lacht).
28
29
4 Communicatiemiddelen tijdens de migratie
4.1 Het belang van digitale communicatiemiddelen voor vluchtelingen
In dit hoofdstuk worden enkele passages uit de vluchtverhalen van Omar en Ali onder de loep
genomen om te onderzoeken welke rol de smartphone en nieuwe communicatiemiddelen
speelden tijdens hun vlucht naar België. Die geanalyseerde passages tonen aan hoe belangrijk
de smartphone en het gebruik van sociale media is voor de moderne vluchteling. Eerst schets ik
hier een beknopt theoretisch overzicht van het onderzoek dat voorlopig al gevoerd werd naar
het gebruik van digitale communicatiemiddelen bij vluchtelingen tijdens de migratie.
In 2004 onderzocht Tall de rol die nieuwe technologieën speelden bij het onderhouden van
langeafstandsrelaties tussen migranten en hun familie in hun thuisland. Hij benoemde die
nieuwe manieren om contact te onderhouden met de term NICT’s (New Information and
Communication Technologies) die hij definieerde als moderne instrumenten (zoals kabel,
satelliet, internet en applicaties) die het verspreiden van ideeën makkelijker maken en zo
mensen en gegevens bijeenbrengen. De NICT’s die Tall in 2004 beschreef zijn ondertussen
natuurlijk heel wat geëvolueerd. Er bestaat tegenwoordig een nog veel uitgebreider gamma aan
communicatiemiddelen die migranten kunnen aanwenden om vrienden en familie te
contacteren. Hoewel in deze masterproef ook kort over minder recente communicatiemiddelen
zoals e-mail gesproken wordt, richt deze studie zich hoofdzakelijk op de technologieën die later
kwamen.
De belangrijkste nieuwe manier van communiceren is ontegensprekelijk via sociale media. Ook
voor migranten zijn die nieuwe media en smartphones erg belangrijk geworden. In 2010
onderzochten Thomas & Lim het belang van gsm’s voor vrouwelijke migranten die in Singapore
werkten. De onderzoekers concludeerden dat de gsm van de geïnterviewde migranten de
belangrijkste bron van contact was met hun families en daarom ook essentieel was voor hun
welzijn. Later werd ook onderzoek gevoerd naar het gebruik van mobiele communicatie bij
asielzoekers. Harney (2013) toonde aan dat mobiele communicatie voor vluchtelingen vooral
belangrijk was om hun vrienden en familie steeds te kunnen bereiken.
Migranten gebruiken die smartphones niet alleen om vrienden en familie te contacteren, maar
ook om onderling te communiceren. Harney (2013) toonde bijvoorbeeld aan dat vluchtelingen
die illegaal werken als straatventers elkaar verwittigen als er politie in de buurt is. Verder
bewezen verschillende onderzoeken al dat smartphones het belangrijkste hulpmiddel zijn
geworden om smokkelaars te bereiken (Petrillo, 2016; Crawley et al., 2016; Gillespie et al.,
2018).
30
Die nieuwe communicatiemiddelen zijn niet alleen van belang om kennissen te contacteren, ze
zorgen er ook voor dat vluchtelingen toegang hebben tot erg uiteenlopende informatie. Thulin
& Vilhelmson (2014) haalden aan dat online informatie zelfs bijna de norm is geworden voor
migranten aangezien traditionele informatiebronnen steeds vaker vervangen worden door
virtuele. Daarnaast gebruiken migranten die vluchten uit oorlogsgebied hun smartphones ook
om iets te vernemen over de situatie in hun eigen dorp of stad. Het algemene televisienieuws
behandelt die onderwerpen niet waardoor vluchtelingen aangewezen zijn op familieleden of
vrienden ter plaatse om op de hoogte te blijven (Internews, 2013). Smartphones kunnen daarom
een oplossing vormen voor het wijdverspreide probleem van “information precarity” bij
vluchtelingen dat Wall et al. (2015) beschrijven. Zij definiëren die information precarity als “a
state in which their [verwijzend naar vluchtelingen] acces to news as well as personal
information is insecure, unstable, and undependable, leading to potential threats to their well-
being”. Voor die definitie bouwen Wall et al. op het concept van “precarity” dat door Butler
(2004, 2009) onderzocht werd. Zij omschrijft precarity als een situatie waarin mensen niet
kunnen rekenen op sociale en economische netwerken die ondersteuning bieden. In het
onderzoek van Butler (2009) wordt de schuld voor precarity voornamelijk gelegd bij gebrekkige
politieke structuren, maar Banki (2013) breidt het concept van precarity uit en legt de schuld
voor situaties van precarity niet alleen bij politieke instellingen, maar ook bij informele sociale
en culturele processen. Banki benadrukt bovendien dat vluchtelingen vaak te maken krijgen met
dergelijke situaties. De information precarity bij vluchtelingen die Wall et al. beschrijven is een
uitbreiding op het concept van Banki.
Bovendien gebruiken migranten het internet ook om informatie op te zoeken voordat ze hun
thuisland verlaten. Ze verzamelen informatie over mogelijke bestemmingen en die informatie
gebruiken ze ook om te beslissen naar welk land ze willen migreren (Hiller & Franz, 2004; Thulin
& Vilhelmson, 2014). Naast het opzoeken van praktische informatie gebruiken migranten het
internet ook om afbeeldingen van bestemmingen op te zoeken. Die informatie en foto’s
beïnvloeden hun verwachtingen en hun beslissing om te vertrekken (Burrell & Anderson, 2008).
In dit onderzoek wordt echter niet gefocust op het gebruik van sociale media voor het vertrek,
maar wel op de communicatiemiddelen die vluchtelingen tijdens en na hun migratie gebruiken.
Ook dan zijn communicatieapps erg belangrijk om informatie uit te wisselen (Dekker et al.,
2016).
Uit recent onderzoek blijkt dus dat digitale middelen cruciaal zijn voor individuen die hun
moederland verlaten. Bernal (2005) wijst er bovendien op dat migranten en de cyberspace zelf
opvallende gelijkenissen hebben. Beide concepten hebben gemeen dat er sprake is van
“displacement”, want bij zowel de cyberspace als bij migranten is het begrip locatie ambigue.
Individuen die elkaar contacteren via sociale media bevinden zich (meestal) niet in elkaars
omgeving en hetzelfde geldt voor migranten en hun families. Bernal (2005) vat het verband
tussen digitale media en migratie samen als volgt: “Diasporas and the Internet are, thus,
homologous, and both reflect the changing social formations of postmodernity.”
31
4.2 Het communicatiegedrag van Omar
4.2.1 De rol van de smartphone tijdens het vluchtproces
In het vluchtverhaal van Omar is de link tussen migratie en digitale media erg duidelijk. Het
spreekt voor zich dat Omar zijn smartphone gebruikt om te communiceren met vrienden en
familie die nog in Gaza wonen, maar de smartphone speelt ook om andere redenen een
prominente rol in zijn vluchtverhaal. In dit hoofdstuk wordt Omar zelf aan het woord gelaten.
Hij vertelt over twee momenten waarop de smartphone een cruciale rol speelde tijdens zijn
vlucht.
4.2.1.1 Smokkelaars lokaliseren en contacteren
De eerste keer dat Omars smartphone een sleutelrol speelt, is wanneer hij in aanraking komt
met smokkelaars in Istanboel. De grote meerderheid van de vluchtelingen lokaliseren
smokkelaars via vrienden, familieleden of kennissen (Crawley et al., 2016). Ook Omar slaagt erin
om smokkelaars op te sporen door met zijn smartphone kennissen te contacteren die de
oversteek al gemaakt hebben en daarbij een smokkelaar gebruikten. Zij gaven hem nuttige
contactgegevens door. Die nieuwe media zijn dus niet alleen erg belangrijk geworden voor
vluchtelingen, ook smokkelaars maken er gebruik van (Petrillo, 2016). Omar vertelt hoe hij
vervolgens zijn smartphone gebruikte om de smokkelaar zelf te contacteren.
O: I was going with the smugglers, yeah.
R: And how did you find them?
O: It’s easy to find them in Istanbul.
R: Really?
O: Yeah, you can find them at the café.
R: And how do you notice?
O: It’s the society, who like, the community who make you notice, because when you go
into Istanbul you have, and the Palestine, the Gaza strook, people know each other, I
told you before.
R: Yeah, you told me.
O: people know each other, you will ask before you leave if anyone knows anyone in
Istanbul, so you gonna find someone eventually, no way, you gonna find a Palestinian
guy in Istanbul, you call him, he will show you the way how to mix up with these
smugglers, you just gonna have to talk them for 5 minutes, tell them I have the money
and I need to go to Greece and that’s it and the next day you are going trying to go to
Greece.
32
Omar geeft bovendien aan dat hij goed nadenkt over welk medium hij aanwendt om
smokkelaars te contacteren. Dekker et al. (2018) wezen erop dat de keuze voor een bepaald
sociaal medium afhangt van wat vluchtelingen precies te weten willen komen en ook van hoe
vertrouwd ze zijn met een specifiek platform. De Syrische vluchtelingen die Gillespie et al. (2018)
interviewden, gebruikten daarnaast ook bewust gecodeerde platforms zoals WhatsApp om
smokkelaars te contacteren. Dat is ook het geval voor Omar. Hij kiest voor WhatsApp om
smokkelaars te bereiken, vertelt hij in een interview, omdat dat volgens hem het minst
traceerbaar is.
De smartphone en online media zijn dus essentieel voor Omar om smokkelaars te bereiken en
om de oversteek naar Europa te kunnen maken. Het verhaal van Omar bevestigt duidelijk de
resultaten uit eerdere studies die al wezen op het belang van de smartphone om smokkelaars
te contacteren (Petrillo, 2016; Crawley et al., 2016; Gillespie et al., 2018).
4.2.1.2 De smartphone als navigatie-instrument
Een tweede passage waarin Omar een beroep doet op relatief nieuwe technologieën is op de
boot tussen Turkije en Griekenland. Aangezien smokkelaars zelf niet meegaan op de boot met
de vluchtelingen - ze riskeren namelijk zware celstraffen als ze opgepakt zouden worden aan de
Griekse kust - moeten de vluchtelingen zelf Griekenland proberen te bereiken. Ze slagen erin
om te navigeren op zee door hun smartphones te gebruiken. Met de ingebouwde gps gaan ze
na waar ze zich bevinden en welke richting ze uit moeten. Gillespie et al. (2018) hebben het ook
over het belang van de smartphone tijdens de oversteek van de Middellandse Zee. Vluchtelingen
gebruiken hun smartphone op zee niet alleen voor de gps-functie, maar ook om eventueel de
kustwacht te bereiken of om hun locatie door te sturen naar familie of vrienden. In het volgende
interviewfragment vertelt Omar over hoe de smartphone cruciaal was tijdens de oversteek van
de Middellandse Zee.
R: And did they say you’re going to that island or that island?
O: Yeah they told you which way to take, they don’t go with you actually, they never go
with you because if the Greek coast guard caught them they will spend 25 years in
prison, so it’s not easy to go, and they never go with us so we just had one of us drive
the boat, you can imagine.
R: They don’t go with you?
O: No.
R: And how do people on the boat know where to go?
O: we use, we used technology of course, we have our phones, it’s not like, actually the,
the Turkish cell ship like for phone call work in the islands, yeah, the reception is very
strong.
R: On the ocean?
33
O: In the island and in the ocean itself it works, so we use the GPS to find out where we
are and where we’re to go, so it works like that, and I had 7 Algerian crazy guys and
they fought inside, with each other, that moment was funny actually, one guy opened
his phone at his GPS and said okay now we are in the Greek part of the sea, okay, and
the other one said no we’re not we are gonna be like in 5 minutes, yes, no, yes, no, and
they fought with each other inside the sea and I was like what the fuck is wrong with
you (lacht) yeah you might do, move very fast in the boat and flip it over.
Omar kan dus bevestigen wat Gillespie et al. (2018) ook al aanhaalden. Vluchtelingen gebruiken
hun smartphone om te navigeren op zee om zo Europa te bereiken. Een smartphone is dus een
absolute noodzaak om de oversteek tot een goed einde te kunnen brengen.
4.2.1.3 Informatie uitwisselen
Die twee momenten zijn natuurlijk niet de enige momenten waarop Omar een beroep heeft
gedaan op de communicatieapps op zijn smartphone. Verschillende familieleden en vrienden
die Omar al kende uit Gaza hadden de tocht naar Europa al gemaakt voordat hij dat deed. Enkele
familieleden wonen in Antwerpen en met hen had hij voor en tijdens zijn tocht al contact. Tijdens
zijn migratie hielpen die kennissen hem voortdurend door hem informatie door te spelen. Ze
communiceerden met Omar over het vluchtproces en ze gaven hem bijvoorbeeld advies over in
welk land hij het beste asiel zou aanvragen. Dankzij dat uitgebreide netwerk van contacten was
Omar erg goed voorbereid op zijn reis naar België en wist hij precies wat hij moest doen om
Antwerpen te bereiken en er asiel aan te vragen.
Het is niet vreemd dat Omar veel informatie bij vrienden en familie haalt. Vluchtelingen wegen
af welke informatie het meest betrouwbaar, relevant en geloofwaardig is (Leurs, 2017) en
informatie afkomstig van familieleden, vrienden en mensen in het veld zoals activisten of andere
vluchtelingen die ze kennen en vertrouwen, beschouwen ze als de meest betrouwbare
informatie (Gillespie et al. 2018). Informatie van mensen waarmee de vluchtelingen een
bestaande sociale relatie hebben, wordt bovendien beschouwd als het meest betrouwbaar
(Dekker et al. 2018). Ook de vluchtelingen die Maroufof (2017) interviewde, gaven aan dat hun
sociale netwerk een cruciale rol speelde tijdens de migratie omdat kennissen die de oversteek
al gemaakt hebben belangrijke informatie aanleverden.
In het volgende fragment vertelt Omar dat hij dankzij dat uitgebreide netwerk van contacten
precies wist wat hij moest doen om Europa te bereiken. Hij beschikte al over alle informatie die
hij nodig had voordat hij uit Gaza vertrokken was door raad te vragen aan degenen die de tocht
al gemaakt hadden. Die kennis over het migratieproces heeft hij niet alleen te danken aan zijn
netwerk van contacten, maar ook aan de Arabische cultuur, zo zegt hij. Omar vertelt dat mensen
in de Arabische wereld veel sneller met elkaar spreken in vergelijking met Europeanen en dat hij
op die manier ook veel over migratie geleerd had voor hij aan zijn tocht begon. Het thema van
emigratie is natuurlijk heel aanwezig in Gaza en er wordt dan ook vaak over gesproken.
34
O: the Arabic world is different than your world. People are more talkative, more
communicative, they communicate too much with each other even if they don’t know
each other. That’s something like in the Latin world, India, the Arabic world, but not
here in Europe. They don’t speak to strangers. We do speak to strangers, just say hi and
say whatever you want. It’s something special. So, before I came here to Belgium, even
before I went to Greece, before I even left Gaza at all, I knew I wanted to come to
Belgium.
R: Because you know people who talked about it?
O: Yes, people talk. You hear stuff, you hear stories, you hear what to do and how to do
it. I knew all, not everything, but almost everything before I came here to Belgium. So I
decided I wanted to come to Belgium, since I was in Gaza. I left Gaza to Egypt. Egypt to
Turkey, Turkey to Greece, then all the way up to here, maybe 14 months, 15 months
after I left Gaza. It was yeah, 14 months until I arrived here, and I knew what to do. I
spent a few days with my cousins in Antwerpen, then I surrender myself to the police.
And that’s it, everybody knows. There is a system actually you have to follow. Because
we are all refugees, we ask the ones before us and ask them what to do and they will
tell us what to do. And if you were a refugee, god forbid of course, you would
definitively know.
De informatie die Omar toegestuurd krijgt, heeft bovendien een grote invloed op de beslissingen
die hij neemt. Op basis van wat zijn kennissen hem vertelden, besliste hij namelijk naar welk
land hij zou komen. De raad die zijn voorgangers hem geven, slaat Omar dus zeker niet in de
wind. Böcker & Havinga (1997) vonden dat vluchtelingen zich sterk laten beïnvloeden bij de
keuze voor een bepaald land door geruchten over de asielprocedure in een land in plaats van
door feitelijke informatie over de asielprocedure daar. Bij Omar is de invloed van die geruchten
over asielprocedures ook duidelijk merkbaar. Omar vertelt dat hij als Palestijn eigenlijk twee
keuzes had. Volgens de informatie uit zijn sociaal netwerk waren België en Zweden de beste
opties omdat de asielaanvragen van Palestijnen daar vaker goedgekeurd zouden worden.
Volgens zijn kennissen krijgen in Nederland en Duitsland daarentegen vooral Syriërs een positief
antwoord op hun asielaanvraag.
R: And most people wanna go to Germany then?
O: Mostly, it depends of the nationality, the Syrians, yeah, their favorite destination is
Germany, the Palestinians, they never choose Germany, they go to Sweden or Belgique,
because of the asylum system itself. In Germany they don’t give asylum for
Palestinians, like it’s rare.
R: For political reasons?
O: Yeah, it’s rare, very rare to give a Palestinian like asylum or recognize them as a
refugee in there, very rare, but for the Syrians, any Syrian can go to Germany and get
35
an asylum, and it’s the same here with us, in Belgium, in Sweden, they accept the
Palestinians more, that’s why you find this destination of people, some people goes to
Germany, some people go to Holland, some people go to, it depends on the nationality
itself.
R: And probably because you knew already people in Belgium, you heard the stories
that they were successful so you thought.
O: Yeah, of course, that’s how it works actually, that’s how it works, you can’t go to like
Holland because you are calling people from Holland and they tell you not to come to
Holland, they repeatedly told you not to come to Holland, Holland will never give you
asylum for a Palestinian so you have to choose between Sweden and Belgium.
De informatie die Omar van zijn netwerk kreeg over asiel in België lijkt ook te kloppen. Uit cijfers
van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS, 2019) blijkt dat
408 van de 470 Palestijnse asielaanvragen in 2018 goedgekeurd werden. De beschermingsgraad
van Palestijnen in België bedroeg in 2018 dus 86,8%. Dat cijfer is hoog, want de totale
beschermingsgraad van vluchtelingen in België bedroeg dat jaar amper 49,1%. De kennissen van
Omar hebben die hoge beschermingsgraad in hun omgeving misschien opgemerkt en
doorgegeven aan Omar. Zoals Toshkov (2012) aantoonde kan een hoge beschermingsgraad een
pull factor zijn om te migreren naar een bepaald land. Het is mogelijk dat meerdere Palestijnen
door die cijfers – of de geruchten erover - aangetrokken werden tot België, want sinds januari
2019 vormen Palestijnen de grootste groep mensen die asiel aanvragen in België terwijl dat in
2018 nog Syriërs waren. In de eerste vier maanden van 2019 kwamen in verhouding ook meer
Palestijnen naar België dan in 2018.
Op 5 december 2018 voerde het CGVS echter een beleidswijziging door (CGVS, 2018). Tot dan
erkende het CGVS personen afkomstig uit Gaza in het algemeen automatisch als vluchteling,
maar er werd besloten om vanaf 5 december 2018 elke Palestijnse asielaanvraag geval per geval
te onderzoeken. Het CGVS gaf aan dat die beslissing tot stand gekomen was omdat de situatie
in de Gazastrook niet meer voor iedereen precair was, maar mogelijk speelde de verhoogde
toestroom van Palestijnen ook een rol. Bijgevolg hield de hoge beschermingsgraad geen stand.
In het eerste trimester van 2019 werden namelijk amper 68 van de 169 Palestijnse
asielaanvragen goedgekeurd, dat is slechts 40,2%. De beschermingsgraad van Palestijnen in
België is in het eerste trimester van 2019 dus meer dan gehalveerd.
Dit zijn interessante migratiepatronen die mogelijk deels beïnvloed werden door de informatie
die vluchtelingen naar elkaar doorsturen. De invloed die online communicatie en smartphones
kunnen hebben op migratiepatronen is dus heel reëel. McAuliffe et al. (2017b) haalden al aan
dat de voorkeur voor Duitsland die vluchtelingen in het algemeen hebben gegroeid is omdat
vluchtelingen positieve informatie over asiel in Duitsland naar elkaar doorsturen.
36
Migranten die de oversteek al gemaakt hadden, hadden dus een grote invloed op de migratie
van Omar. Vooral zijn familieleden die in Antwerpen wonen, leverden hem belangrijke
informatie. Dankzij hun hulp kon hij Europa bereiken en op basis van de informatie die zijn
kennissen hem leverden, besliste Omar dat hij zijn nieuwe leven in België zou beginnen.
4.2.1.4 De smartphone als levenslijn tijdens de migratie
Samengevat blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat Omar zijn smartphone tijdens de
migratie voor vier zaken gebruikte. Ten eerste hield hij met zijn smartphone contact met het
thuisfront. Daarnaast communiceerde hij ook met familieleden of kennissen die de tocht al
gemaakt hadden om informatie te verkrijgen over de beste bestemmingen en de makkelijkste
routes. Verder contacteerde hij smokkelaars met zijn smartphone om de oversteek naar Europa
te kunnen maken. Tot slot gebruikte hij zijn smartphone ook om te navigeren en om zijn route
naar België uit te stippelen.
Die bevindingen bevestigen de resultaten van eerdere gelijkaardige onderzoeken die gevoerd
werden. Het onderzoek van Gillespie et al. (2018) concludeerde dat smartphones voor
vluchtelingen levenslijnen zijn die even belangrijk zijn als water en voedsel. Smartphones
worden volgens hun onderzoek gebruikt voor de planning en documentatie van de tocht, om
onderweg te navigeren en om regelmatig contact te onderhouden met familie, vrienden,
smokkelaars of mensen die willen helpen. Ook Frouws et al. (2016) probeerden het gebruik van
moderne communicatiemiddelen bij vluchtelingen in kaart te brengen. Zij onderscheidden vijf
redenen waarom migranten gebruik maken van nieuwe media. Volgens de resultaten uit hun
onderzoek gebruiken vluchtelingen die moderne communicatiemiddelen om actuele informatie
te verkrijgen over migratieroutes, om smokkelaars te contacteren, om meer informatie te
verkrijgen over het land waar ze naartoe willen gaan, om hulplijnen te bellen wanneer iets
misgaat onderweg en om updates op sociale media te posten over hun migratie en hun nieuwe
leven in Europa. Omar gebruikt zijn smartphone ook om informatie te verkrijgen en om
smokkelaars te contacteren, maar hij postte geen updates op sociale media en hij heeft ook
geen hulplijnen moeten opbellen.
4.2.2 Communicatiemiddelen
Het is duidelijk dat NICT’s voor Omar onmisbaar zijn om de tocht naar Europa tot een goed einde
te brengen. Ik ga nu dieper in op welke communicatiemiddelen Omar precies gebruikt om
relaties te onderhouden met zowel het thuisfront als met nieuwe contactpersonen die hij tijdens
zijn tocht heeft leren kennen.
Welke communicatiemiddelen Omar gebruikt, is afhankelijk van verschillende factoren. Eerder
werd al aangehaald dat Omar bewust koos om WhatsApp te gebruiken om met smokkelaars te
communiceren omdat dat de veiligste manier was. Veiligheid is bij Omar dus een factor die
meespeelt bij het kiezen van een communicatiemiddel, maar welk medium Omar gebruikt,
37
hangt vooral af van hoe duur dat medium is. Omar krijgt in het opvangcentrum vijftig euro per
week en daarmee moet hij zowel voedsel als kledij kopen. Omdat die twee uitgaves het volledige
budget opslorpen, kan Omar zich geen gsm-abonnement veroorloven. Zijn financiële situatie
heeft dus een duidelijke invloed op de communicatiemiddelen die Omar gebruikt. Hij ziet
zichzelf bijgevolg genoodzaakt om enkel via internet te communiceren en dat zorgt ervoor dat
hij afhankelijk is van een draadloze internetverbinding om vrienden en familie te kunnen
contacteren.
O: Yeah, I don’t have a balance on my phone because I don’t have money to pay for a
card. The money is limited in here. Like, think of it, we have maybe like 50 euros a
week.
R: Here at the center?
O: Yes, here at the center. Around 200 in a month. But it’s not enough if you have to
buy clothes. It’s winter now, you wanna buy clothes if you wanna go out, have some
fun, eat, drink, smoke, it’s not enough for all of it. It’s something just to keep you alive.
That’s all. And that’s why I don’t have a credit. Everybody stays connected to the
internet.
R: and they have internet here?
O: Yes, stay connected to internet in case I have to call someone, send someone a
message. For a phone with a prepaid balance, a credit card, I don’t have money. It’s
gonna cost me 15 or 20 euro every month and I have other things to pay for (lacht).
Communiceren via internet is voor hem niet nieuw, hij deed het ook al toen hij nog in Gaza
woonde. De oorlogssituatie heeft daar weerslag gehad op de dagelijkse communicatiepatronen.
In Gaza was er slechts vier uur elektriciteit per dag, zo vertelt hij. Dat wil zeggen dat er ook
slechts vier uur per dag draadloos internet beschikbaar was. De lokale bevolking heeft dat
probleem wel deels kunnen oplossen met batterijen die zes uur lang internet konden voorzien
nadat de stroom uitgevallen was, maar daarna moesten die batterijen weer opladen toen de
stroom in Gaza opnieuw werkte.
Omar haalt ook aan hoe de bevolking in Gaza op zoek ging naar de beste apps om contact te
kunnen houden met elkaar. Hij heeft bijvoorbeeld niet alleen Facebook en WhatsApp
gedownload, maar hij testte ook andere apps uit om te zien of die misschien beter werkten. Hij
vermeldt de apps Viber en Tangle, waar je ook mee kan videochatten. Omar vertelde dat
mensen uit Gaza verschillende sociale media-apps gedownload hadden om te testen welke app
nu precies de sterkste was. Vandaag gebruikt hij enkel nog WhatsApp, Facebook Messenger en
in mindere mate ook Viber omdat die volgens hem het beste werken.
Welke communicatiemiddelen Omar gebruikt, hangt dus af van verschillende factoren. Ten
eerste kan hij het zich financieel niet veroorloven om te sms’en of te bellen waardoor hij moet
38
communiceren via het internet. Daarnaast kiest Omar voor de apps Facebook Messenger,
WhatsApp en Viber om met zijn vrienden en familie te spreken omdat die apps volgens hem het
beste werken. Verder koos hij er bewust voor om WhatsApp te gebruiken om te communiceren
met de smokkelaars in Turkije omdat dat volgens hem minder traceerbaar en dus anoniemer is.
Welke communicatiemiddelen Omar gebruikt hangt dus af van zijn financiële situatie, van de
kwaliteit van bepaalde apps en van het feit of apps zijn anonimiteit al dan niet kunnen
garanderen.
4.2.3 Het relatienetwerk van Omar
4.2.3.1 Een internationaal netwerk
De interviews met Omar bevestigen dat het relatienetwerk van vluchtelingen een grote invloed
heeft op het migratieproces. Zijn contacten leverden hem bijvoorbeeld nuttige informatie over
hoe hij de oversteek tot een goed einde kon brengen. Om een beter inzicht te krijgen in de
communicatiepatronen van vluchtelingen, probeert dit hoofdstuk het netwerk van Omar bloot
te leggen.
Wat vooral opvalt, is hoe internationaal het communicatienetwerk van Omar is. Hij onderhoudt
contacten met mensen verspreid over heel Europa. Verschillende familieleden vluchtten al naar
België, Zweden en Griekenland en hij communiceert ook met vrienden die hij tijdens zijn tocht
maakte. In Griekenland leefde hij bijvoorbeeld samen met drie Syriërs in een appartement en
hij heeft nog steeds contact met hen via Facebook in het Engels. Zijn beste vrienden wonen in
Griekenland, Nederland, Duitsland, Spanje en Finland.
Omar onderhoudt ook contact met zijn familie in Gaza. Sociale media zorgen er niet alleen voor
dat Omar belangrijke informatie kan uitwisselen, maar ook dat hij nog betrokken kan worden bij
familiezaken. NICT’s maken het mogelijk voor migranten om een invloed te hebben op hun
thuisomgeving. Ze kunnen geïntegreerd blijven in hun familienetwerk in hun moederland en zich
zo mengen in het hele familiegebeuren (Tall, 2004). Omar kan op de hoogte blijven van
ontwikkelingen binnen zijn familie door hen te contacteren en dat doet hij ook regelmatig.
De vader van Omar wilde eerst niet dat zijn zoon uit Gaza zou vluchten. De belangrijkste reden
van zijn verzet was dat hij Omar nodig had om de familie bij elkaar te houden. Dat vertelt Omar
in het volgende interviewfragment:
O: […] I told him and he insisted at the beginning that no, it’s a no, you’re not leaving.
Euh, for many reasons, like he depend on me to keeping the family under control, so
that’s the main reason, I told him there’s no room for me in here, so I have to leave,
there’s no future for me, he helped when he listened to my, like, reasons, why do I have
to leave and he got convinced with it so he told me okay we’re gonna find a way how
to go out.
39
NICT’s maken het mogelijk voor migranten om ook dit soort problemen op te lossen. De apps
die hij gebruikt om zijn familie in Gaza te contacteren, maken het makkelijker om zijn banden
met de familie te onderhouden. Nieuwe media en migratie raken verbonden en zorgen er zo
voor dat de drempel om te migreren verlaagd wordt (Madianou, 2014). Migranten slagen er
immers in om dankzij nieuwe online media een “digital togetherness” te creëren met hun familie
in hun thuisland (Marino, 2015).
4.2.3.2 Integratie, een leeg concept
Het feit dat migranten dankzij smartphones zo makkelijk contact kunnen onderhouden met het
thuisfront heeft ook implicaties voor hun leven in het nieuwe gastland. Vluchtelingen blijven
namelijk zweven tussen twee werelden. Ze verplaatsen zich van een land naar een ander land
en bouwen daar een nieuw netwerk op, maar ze blijven ook verbonden met familie en vrienden
in hun moederland (Komito & Bates, 2011). Minder recente media zoals e-mail en Skype zorgden
ervoor dat de migrant verbonden bleef met individuen op het thuisfront via één-op-één-
communicatie, maar sociale media maken het zelfs mogelijk dat de migrant virtueel actief blijft
in grote sociale netwerken. Die groepen blijven samenhangen, ook al verblijven bepaalde leden
van die groep in een ander werelddeel (Komito & Bates, 2011). In 2008 sprak Diminescu al van
de “connected migrant”. Vluchtelingen moeten wanneer ze migreren hun familie en vrienden in
hun moederland niet meer loslaten, want ze kunnen dankzij gsm’s en het internet gewoon met
hen in contact blijven. Diminescu (2008, p. 68) vat het samen als volgt: “Yesterday the motto
was: immigrate and cut your roots; today it would be: circulate and keep in touch”.
Uit de interviews met Omar blijkt ook dat hij geïntegreerd en actief is in verschillende culturen.
Decennialang werd migratie gezien als een sprong die individuen maken van één cultuur naar
een andere, maar dat stemt niet overeen met wat er in de realiteit gebeurt. Er ontstaat namelijk
een “transnationalisme” (Glick Schiller et al., 1992) waarbij de migrant zowel sociale relaties
heeft in zijn moederland als in het land waar hij verblijft. Toch blijft de nationalistische visie op
migratie nog steeds domineren bij het grote publiek. Walters (2004) heeft het over
“domopolitics”, het Westerse politieke systeem waarbij het land als een huis of een gezin wordt
behandeld. Dat huis moeten de inwoners beschermen en buitenstaanders kunnen enkel
binnenkomen met een uitnodiging, anderen zijn niet welkom. “Illegale” migranten moeten
volgens die redenering bijgevolg teruggestuurd worden naar hun eigen huis (Walters, 2004).
Al sinds de jaren 90 benadrukken onderzoekers echter de nood om migratie te formuleren als
een proces waarbij migranten continue aanwezig zijn in verschillende plekken dankzij hun
internationale relaties (Meeus et al. 2019). “Transmigranten” hebben levens op verschillende
plaatsen in verschillende landen en culturen en switchen makkelijk tussen die onzichtbare lokale
en globale netwerken die ze opgebouwd hebben (Schrooten et al. 2016). Dat is ook bij Omar
duidelijk het geval. Hij is geïntegreerd in meerdere culturen.
Ook Blommaert et al. (2018) wezen er recent op dat het leven van vluchtelingen zich niet
afspeelt op één plek. Ze halen aan dat migranten voldoende geïntegreerd moeten blijven – en
40
dus niet volledig geïntegreerd moeten zijn – om mee te kunnen draaien in de samenleving.
Blommaert et al. geven aan dat moderne communicatietechnologieën de sleutel vormen om die
meerzijdige integratie mogelijk te maken. Vluchtelingen staan met één voet in hun moederland
en met hun andere voet in het land waar ze verblijven en via moderne communicatiemiddelen
hebben migranten een invloed in die verschillende gemeenschappen. Wanneer ik het
communicatienetwerk van Omar onderzoek, is het daarom belangrijk dat zowel zijn netwerk in
België als dat in Gaza onder de loep wordt genomen.
4.2.3.3 Het belang van oppervlakkige relaties
Om het complete communicatienetwerk van Omar voor te stellen, is het niet alleen belangrijk
om alle gemeenschappen waarin hij actief is te beschrijven, maar ook om rekening te houden
met zowel sterke als oppervlakkige relaties. Granovetter (1973) maakt een onderscheid tussen
zogenaamde “strong ties” en “weak ties”. De sterkte van een relatie hangt af van de hoeveelheid
tijd, emotie, intimiteit en wederzijdse diensten de twee personen in de relatie elkaar bieden. Of
een relatie sterk of zwak is, wordt het beste intuïtief ingeschat, maar in het kader van
migratieonderzoek worden strong ties meestal geassocieerd met de familiebanden die de
vluchteling al had voor zijn migratie. De weak ties zijn daarentegen relaties met personen die de
vluchteling onderweg of in het nieuwe thuisland heeft leren kennen (Maroufof, 2017).
Granovetter (1973) benadrukt in zijn werk het belang van die “weak ties”. Die zijn volgens hem
essentieel voor de integratie van individuen in gemeenschappen. Ook Palloni et al. (2001) en Liu
(2013) argumenteren dat netwerken die gebaseerd zijn op familie, de strong ties, niet
noodzakelijk de sterkste netwerken zijn. Relaties met vrienden of kennissen zijn voor
vluchtelingen minstens even belangrijk als bloedrelaties. Het belang van die weak ties blijkt ook
duidelijk uit het verhaal van Omar. Hij ontving tijdens zijn vlucht belangrijke informatie van
kennissen die de oversteek al gemaakt hadden en met wie hij uitsluitend contact had via zijn
smartphone. Ook al gaat het vaak om geëmigreerde familieleden en is er dus een bloedband,
toch zijn die relaties eerder weak ties omdat er voor de migratie weinig contact tussen beiden
was. De conclusie van Granovetter (1973) dat weak ties essentieel zijn, geldt dus zeker ook voor
internationale migratienetwerken. Het is daarom vanzelfsprekend dat die relaties ook
bestudeerd worden in dit hoofdstuk.
Er zijn twee grote theorieën over het belang van strong ties en weak ties in internationale
migratienetwerken. De theorie van Massey (1986) houdt in dat migratie start bij een kleine
groep pioniers die migreren uit een bepaald land. Wanneer die migranten erin slagen om
netwerken uit te bouwen in hun nieuwe thuisland, wordt de stap voor de anderen kleiner om
ook te migreren. Naarmate meer mensen de pioniers volgen, worden de connecties tussen het
moederland en het gastland steeds sterker waardoor daarna nog meer mensen de overstap
durven maken. Massey ziet internationale migratienetwerken bijgevolg als gemeenschappen die
hun afkomst delen. Het Massey-model omvat dus enkel de symmetrische relaties tussen
migranten met dezelfde achtergrond en houdt enkel rekening met de strong ties die
41
vluchtelingen al hadden met familie en vrienden uit hun thuisland. Krissman (2005) uit kritiek
op het model van Massey (1986) omdat er in Massey’s onderzoek geen rekening gehouden
wordt met bijvoorbeeld vrienden die de vluchteling in het gastland maakt, smokkelaars of
eventuele werkgevers die migranten naar het gastland lokken. Krissman benadrukt dat het
netwerk van migranten veel internationaler is dan Massey laat uitschijnen en dat er bij het
onderzoek naar migrantennetwerken rekening gehouden moet worden met alle contacten die
de migranten hebben om een realistisch beeld te krijgen van die netwerken. In deze studie
wordt daarom ook rekening gehouden met zo veel mogelijk weak ties omdat die relaties cruciaal
zijn tijdens de migratie van Omar. Dit onderzoek bevestigt zo ook dat migratienetwerken
inderdaad veel internationaler zijn dan hoe Massey ze omschrijft.
Dekker & Engbergsen (2014) halen aan dat sociale media een nieuwe infrastructuur vormen die
het mogelijk maken om die weak ties te verenigen tot één sociaal netwerk. Leden van dat
netwerk van weak ties kunnen elkaar dankzij sociale media rechtstreeks contacteren en insider
knowledge uitwisselen. Bij Omar is dat ook duidelijk het geval. Eerder toonde ik al een
interviewfragment waarin Omar uitlegt hoe hij via andere contacten in zijn netwerk al snel aan
het telefoonnummer van een smokkelaar geraakt was.
O: people know each other, you will ask before you leave if anyone knows anyone in
Istanbul, so you gonna find someone eventually, no way, you gonna find a Palestinian
guy in Istanbul, you call him, he will show you the way how to mix up with these
smugglers, you just gonna have to talk them for 5 minutes, tell them I have the money
and I need to go to Greece and that’s it and the next day you are going trying to go to
Greece.
Omars netwerk is dus heel complex. Hij is geïntegreerd in verschillende gemeenschappen en
onderhoudt zowel strong ties als weak ties tijdens en na zijn migratie. Het netwerk van Omar
kan in een overzicht gegoten worden om zo een overzichtelijk beeld te krijgen van hoe
internationaal zijn netwerk is.
42
Fig. 3: Het communicatienetwerk van Omar
Het valt op dat Omar voor Facebook Messenger kiest om familie te contacteren terwijl hij
WhatsApp en Viber gebruikt om contact te onderhouden met vrienden die hij onderweg heeft
leren kennen. Om te communiceren met zijn advocaat, de overheid en de assistenten van het
Gentse opvangcentrum waar Omar verblijft, gebruikt hij e-mail. Met assistenten communiceert
hij soms ook via WhatsApp. Omars netwerk is dus uiterst internationaal en oppervlakkige
relaties spelen er een belangrijke rol in.
4.3 Het communicatiegedrag van Ali
4.3.1 De rol van de smartphone tijdens het vluchtproces
In het vluchtverhaal van Ali spelen online communicatie-apps een veel minder prominente rol.
Ali moest tijdens zijn migratie namelijk veel minder vaak een beroep doen op zijn smartphone
dan Omar en daar zijn verschillende redenen voor.
Ten eerste had Ali, in tegenstelling tot Omar, amper nood aan de gps op zijn smartphone omdat
hij een andere route nam en van Griekenland met het vliegtuig naar België gekomen is. Ten
tweede beschikte Ali niet over een uitgebreid netwerk van familie en vrienden die de oversteek
al gemaakt hadden. Ali had dus geen contacten waarbij hij terecht kon om praktische informatie
te vragen. Hij gebruikte zijn smartphone net als Omar natuurlijk wel om in contact te blijven met
zijn familie en vrienden in Saoedi-Arabië.
Wat beide verhalen wel gemeenschappelijk hebben, is dat zowel Omar als Ali een beroep doen
op smokkelaars in Turkije. Het is interessant om te zien dat Ali dat op een andere manier aanpakt
dan Omar. Omar kon terugvallen op zijn uitgebreid relatienetwerk om te weten te komen wat
hij precies moest doen om een mensensmokkelaar te contacteren. Hij had zelfs al een
telefoonnummer te pakken gekregen voordat hij Turkije bereikte. Bij Ali was dat helemaal
anders. Hij beschikte niet over een dergelijk netwerk en moest dus op een andere manier een
smokkelaar zien te vinden. Crawley et al. (2016) menen dat vluchtelingen die niet kunnen
terugvallen op een uitgebreid sociaal netwerk om informatie over smokkelaars te verkrijgen een
persoonlijke aanbeveling zoeken in de stad waar ze zich bevinden. Vluchtelingen zoeken in dat
geval vooral contact met smokkelaars op plekken waar mensen zijn die dezelfde nationaliteit als
zijzelf hebben. Crawley et al. (2016) ondervonden bijvoorbeeld dat Afghanen op zoek gingen
naar contacten in de Zeytinburnu-wijk van Istanboel terwijl Irakezen zich wendden tot de Iraakse
gemeenschap in de Aksaray-wijk. Daar vonden ze smokkelaars in onder andere cafés of
restaurants, op pleinen en in hotels. Die bevindingen stemmen overeen met het verhaal van Ali.
Ali bezocht een Arabisch restaurant waar hij rondvroeg of iemand hem in contact kon brengen
met een smokkelaar. Zij verwezen hem door naar een bepaald café waar hij inderdaad iemand
43
leerde kennen die hem over de grens met Griekenland kon brengen. Hij slaagde er dus op een
heel andere manier dan Omar in om een smokkelaar te vinden.
R: And how do you find them, via other people?
A: No, I ask there because there is many Arabic restaurants, yeah I ask there and they
sent me to, I forget the name, there is one coffee shop like this and yeah they told me
you can ask there.
R: In Turkey?
A: Yeah you can ask there and you will find one. I go there and I find one there.
Het is voor vluchtelingen bovendien heel belangrijk om een “goede” smokkelaar te contacteren.
Een “goede” smokkelaar is volgens migranten iemand die de vluchtelingen veilig naar hun
bestemming kan brengen (Crawley et al., 2016). Migranten zijn zich ervan bewust dat ze hun
leven in de handen van een vreemde persoon leggen en daarom is het belangrijk om
contactgegevens te kunnen verzamelen van een betrouwbare smokkelaar. Sanchez (2014) wijst
erop dat mensen die niet beschikken over een uitgebreid contactennetwerk om smokkelaars te
contacteren bijgevolg een hoger risico lopen tijdens hun oversteek. Zij hebben namelijk geen
vrienden die hen een bepaalde “goede” smokkelaar kunnen aanbevelen.
4.3.2 Communicatiemiddelen
Ook de communicatiemiddelen die Ali gebruikt, verschillen van de middelen die Omar gebruikt.
Het opvallendste verschil is dat Ali wel gebruik maakt van sms-berichten om te communiceren
in België. Ali heeft een gsm-abonnement waarmee hij onbeperkt kan sms’en. Hij sms’t en belt
vooral met zijn broer, die ook naar Gent verhuisd is, en met vrienden die hij hier in
vluchtelingencentra in Brussel en Gent heeft leren kennen. Om met het thuisfront te
communiceren gebruikt hij wel FaceTime, Facebook of WhatsApp omdat je met die apps kan
videobellen.
A: I use it like a normal phone, but yeah there is a lot of applications if I want to call my
family with video only I can use for example Facetime or Facebook or WhatsApp or
anything.
R: And what do you use the most?
A: Facetime.
R: With Apple?
A: Yeah.
R: because your family there also has Apple?
44
A: Yeah, also Apple.
[…]
A: yeah sometimes WhatsApp sometimes Facebook, Facetime it changes, for example if
I open the Facebook now maybe I can call to anyone if I open the Facetime I can call
anyone, I don’t have application exactly I can call anyone
R: And friends here, what do you use?
A: normal phone.
R: You just use text?
A: Yeah, gsm.
Ali vertelt hoe zijn ouders in Saoedi-Arabië zich moesten aanpassen aan die nieuwe
technologieën. Om contact te kunnen houden, videobellen ze af en toe. Ali’s andere broer, die
nog in Saoedi-Arabië woont, heeft zijn ouders geholpen om die moderne manier van
communiceren onder de knie te krijgen.
R: How do you contact your parents?
A: Only by phone.
R: You video call?
A: Yeah sometimes we video call.
R: And your parents know how to do that?
A: Yeah, because of my brother there.
R: He helped?
A: Yeah (lacht).
Frouws et al. (2016) halen aan dat er ook Facebookgroepen bestaan die asielzoekers gebruiken
om praktische informatie uit te wisselen. Omar noch Ali hebben vermeld dat ze dergelijke
Facebookgroepen gebruikt hebben tijdens hun migratie.
4.3.3 Het relatienetwerk van Ali
Het grootste verschil tussen het verhaal van Ali en dat van Omar is dus dat Omar contact had
met heel wat mensen die de vlucht naar België al gemaakt hadden. Hij kreeg van hen veel
informatie over wat hij precies moest doen om Europa veilig te bereiken. Ali kende daarentegen
niemand in België en hij had bijgevolg geen toegang tot dergelijke informatie. Wanneer Omar
45
uiteindelijk in België aangekomen was, had hij ook meteen een sociaal netwerk om op terug te
vallen terwijl Ali er alleen voor stond.
R: Did you know some friends before that said Belgium is a good place to come or?
A: No, when I come here I don’t have any friends here.
R: And did you make friends along the way when you came here?
A: No, for me, I make a friends here, but I don’t have before when I come here.
Ali haalt ook zelf een reden aan waarom hij geen andere vluchtelingen kende voor hij uit Saoedi-
Arabië vertrok. Hij vertelt dat veel Palestijnen mensen kennen die de vlucht al gemaakt hebben,
maar Ali woonde in Saoedi-Arabië en niet in Palestina. Daardoor had hij geen contact met
Palestijnen zoals Omar dat wel had. Hij kreeg voor zijn vertrek dan ook geen informatie over in
welk land hij het beste asiel zou aanvragen.
R: And did you have any other option instead of Belgium?
A: No, because I don’t have good contact with the Palestinian people because I live in
Saudi Arabia, I don’t have many friend there, only I left from there to Europe, on the
way I think to go to Belgium.
Een ander verschil tussen beide verhalen is dat Omar een ruim netwerk van vrienden en familie
heeft waarmee hij vaak communiceert. Bij Ali is dat netwerk heel wat kleiner. Ali heeft nog
contact met slechts één vriend die hij onderweg heeft leren kennen terwijl Omar nog contact
heeft met meerdere mensen. Dat komt waarschijnlijk omdat Ali er veel minder lang over gedaan
heeft dan Omar om België te bereiken. Omar heeft de meeste van zijn vrienden in Griekenland
leren kennen toen hij daar bijna een jaar verbleef. Ali was daarentegen veel minder lang in
Griekenland waardoor hij ook minder tijd had om vrienden te maken en dat waarschijnlijk ook
geen prioriteit was.
R: And from Turkey to Belgium on the way, did you make any friends?
A: Yeah, I make friends on the way.
R: And you still have contact with them?
A: Not all, not all, just in contact with one friend only.
R: And where is he from?
A: Also Palestinian, he’s here in Belgium now.
Ook Ali’s communicatienetwerk kan in een overzicht gegoten worden. Zijn netwerk is veel
minder uitgebreid dan dat van Omar, maar toch is duidelijk merkbaar dat ook hij in verschillende
samenlevingen geïntegreerd is. Hij houdt contact met zijn familie en vrienden in Egypte en
Saoedi-Arabië, maar heeft ook nieuwe vrienden gemaakt in België.
46
Fig. 4: communicatienetwerk Ali
In de figuur is duidelijk te zien dat Ali vooral communiceert met familie in Saoedi-Arabië, met
zijn gezin in Egypte en met de verschillende vrienden die hij gemaakt heeft sinds hij in België
aangekomen is. Met familie communiceert Ali vooral online omdat hij dan kan videobellen. Voor
zijn vrienden, allemaal vluchtelingen die hij in België heeft leren kennen en die ook in België
wonen, gebruikt hij sms.
47
5 Taalproblemen
5.1 Taal en diversiteit
Tijdens de migratie van Ali en vooral tijdens die van Omar speelde de smartphone een cruciale
rol, maar ook daarna blijven nieuwe communicatietechnologieën erg belangrijk voor
vluchtelingen. In de volgende twee hoofdstukken worden twee problemen onder de loep
genomen waarmee vluchtelingen te maken krijgen eenmaal ze aangekomen zijn in het gastland.
Zowel Ali als Omar kregen enerzijds te maken met het Nederlands als vreemde taal en anderzijds
vonden ze beiden moeilijk een huurwoning. Die problemen hebben op het eerste gezicht weinig
te maken met nieuwe communicatietechnologieën, maar toch speelt ook hier de smartphone
een rol.
Het probleem dat in dit hoofdstuk besproken wordt, is het taalprobleem waarmee zowel Omar
als Ali te maken krijgen. Eerst wordt de talenkennis van de twee respondenten besproken, hun
zogenaamde repertoire, en daarna wordt ook een concreet communicatieprobleem van Omar
onderzocht.
Blommaert & Backus (2011) buigen zich over de notie “repertoire” en argumenteren dat er bij
het beschrijven van repertoires rekening gehouden moet worden met de mobiliteit van de
moderne mens. Voor hen omvat een repertoire elke vorm van taal die iemand opneemt, hoe
klein de kennis ook is. Blommaert & Backus menen dat het repertoire van een persoon een
weerspiegeling is van de weg die hij of zij afgelegd heeft tijdens zijn of haar leven. Aangezien
vluchtelingen een hele weg afleggen om in Europa te raken, komen ze in aanraking met
verschillende talen tijdens hun tocht en dat weerspiegelt zich ook in hun talige repertoire.
Er zijn verschillende manieren om een taal te leren. Dat kan natuurlijk door taallessen te nemen,
maar ook tijdens erg informele of kortstondige ontmoetingen met een bepaalde taal. Er bestaan
daarnaast ook tal van manieren waarop iemand zelfstandig een taal kan leren en de rol van het
internet bij taalwerving wordt ook steeds groter (Blommaert & Backus, 2011). Bij vluchtelingen
is vooral het concept van “temporary language learning” interessant (Blommaert & Backus).
Mensen die op een nieuwe plaats terechtkomen, leren al snel kleine stukjes van de lokale taal,
soms voldoende om korte conversaties te kunnen voeren. Vluchtelingen verwerven
bijvoorbeeld een specifiek stukje van een vreemde taal dat ze nodig hebben om in de lokale
supermarkt iets te kunnen kopen, maar ze zouden in die taal geen formele brief kunnen
schrijven.
Aangezien Omar en Ali in Vlaanderen wonen, verwachten de autoriteiten van hen dat ze
Nederlands leren. De officiële instanties houden namelijk vaak vast aan hun homogeneïstische
visie waarbij men ervan uitgaat dat er in één cultuur slechts één taal gesproken wordt. Het
kennen van die taal is een noodzakelijke voorwaarde om als normaal beschouwd te kunnen
48
worden in die cultuur. Je hoort er niet bij als je de taal niet (goed) spreekt (Blommaert, 2008).
Dat homogeneïsme geldt in België ook – en vooral – voor vluchtelingen. Het Nederlands wordt
door de Vlaamse regering namelijk gezien als een absolute voorwaarde om te “integreren” in
de samenleving (Blommaert, 2008). Vluchtelingen moeten daarom verplicht een
inburgeringscursus en taallessen volgen. Dat homogeneïsme staat echter diametraal tegenover
onze moderne maatschappij die gekenmerkt wordt door een “super-diversity” (Vertovec, 2006),
een grote diversiteit binnenin bevolkingsgroepen. Die diverse bevolking brengt vanzelfsprekend
ook een grotere diversiteit in taalkeuzes en communicatiegedrag met zich mee en zorgt ook
voor nieuwe variëteiten van talen en voor nieuwe taalgemeenschappen (Blommaert, 2008).
Toch houden natiestaten geen rekening met die superdiverse realiteit.
In wat volgt worden de talige repertoires voorgesteld waarover Omar en Ali beschikken. Daarbij
valt op dat hun levensloop weerspiegeld wordt in hun talenkennis.
5.2 Taalproblemen bij Omar
5.2.1 Het repertoire van Omar
Het doel van dit hoofdstuk is niet om het hele repertoire van Omar bloot te leggen, maar wel
om de relevantste talen uit zijn repertoire te bespreken. Omars moedertaal is Arabisch en
daarnaast spreekt hij ook erg vloeiend Engels. Dat komt enerzijds omdat hij Engelse lessen
gekregen heeft in school, maar hij wijst zelf ook op het belang van informele leeromgevingen.
Omar haalt aan dat hij de taal vooral leerde door films te bekijken en door contact te hebben
met mensen buiten Gaza.
O: Because I learnt from the movies. I started actually when I went to China. Before
that, in the school, they give us the basics. It’s a language you have to study.
R: Yes, and French, right?
O: Yes, five years ago, they added the French. It’s a language you have to study, they
give us the basics, the grammar, some words, stuff like that. But it’s not enough to
speak. What I want to, go outside Gaza, I started to learn more with my movies,
contacting people from here and there, and here I am (lacht).
Omar gebruikte het Engels om te communiceren tijdens zijn tocht van Gaza naar België, maar
ook eenmaal hij in België aangekomen was. Hij spreekt Engels met de assistenten in het
opvangcentrum en met bewoners die geen Arabisch spreken.
Daarnaast leert Omar ook Nederlands. Hij was verplicht om een inburgeringscursus en
Nederlandse lessen te volgen, maar daarvoor was hij al zelfstandig Nederlands beginnen leren
met de app DuoLingo. Ook na de migratie blijkt de smartphone dus opnieuw een rol te spelen.
49
Omar verbleef ook bijna een jaar in Griekenland en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij
vertelt dat hij toen enkele woordjes Grieks had opgepikt. Blommaert & Backus (2011)
onderstrepen ook dat repertoires continue veranderen. Wanneer een vluchteling een stukje taal
niet vaak meer nodig heeft omdat hij of zij het land verlaten heeft, zal dat stukje taal stilaan
verdwijnen uit het repertoire van die persoon. Omar zal het beetje Grieks dat hij opgepikt had
dus waarschijnlijk langzaamaan vergeten.
5.2.2 Communicatieproblemen bij Omar
Omar kan zich perfect behelpen in het Engels, maar dat betekent niet dat hij geen
communicatieproblemen ondervindt in België. Voordat Omar een plaats in het opvangcentrum
in Gent toegewezen kreeg, verbleef hij in een opvangcentrum in Charleroi. De communicatie
verliep daar iets moeilijker aangezien Omar geen Frans spreekt.
O: When I arrived here, at the first time, they send me to the French part.
R: Yes, Charleroi?
O: Charleroi, yeah. There everybody speaks French and French people are not like
speaking too much English, only a few people, like assistants. Most of them don’t speak
English, the assistants, the managers, only specific people can speak English. So I had
too much difficulties to communicate with them, to understand them. They were nice,
very nice people, but in the communication were, like limited. Whenever I need
something, I tried to explain for them in English, to tell them what I need exactly and if
they understand me, they will get it back for me, but that’s it. There’s no connection
between me and them, except for the things I need, that’s all.
Nadat de asielaanvraag van Omar goedgekeurd was, kreeg hij een plekje in een Gents
asielcentrum omdat het gebouw daar aangepast is aan mensen met mobiliteitsproblemen.
Omar vertelde ook dat de communicatie veel beter verliep in het Gentse centrum.
R: And whas it the same here in Ghent?
O: It’s different. Here, I think, most people speak English in the Flemish part.
De communicatie in het opvangcentrum verliep in Gent zonder problemen, maar communicatie
beperkt zich natuurlijk niet tot het centrum alleen. Omar vertelde over een
communicatieprobleem toen hij documenten naar het thuisfront in Gaza wilde sturen.
O: I had an accident yesterday, not an accident, something happened, two days ago. I
told you I went to Zwijnaarde and before I went to Zwijnaarde I went to bpost like 500
metres from here. I went to bpost to send some documents to Gaza and I was shocked
by no one of the people speaking English. So I tried to tell them that I need to send the
documents to Gaza, Palestina, and they said no. Okay, I felt at the moment, maybe
50
they don’t send documents to Palestina. So I went somewhere else to look for DHL
express, I went to Zwijnaarde, it was freezing cold and ugly, it was too far away, and
when I came back a friend told me that I can send things to Gaza in bpost. I was like
what, I went to the bpost, but they didn’t understand me. And that’s something with
the communication (lacht).
R: Were it older people or younger people who served you? Because I think most young
people know English here.
O: Yeah, they were older people. Yeah, young people speak English, but older people
no.
Het is opvallend dat Omar eerst dacht dat bpost geen post kon sturen naar Gaza. Het schoot
hem niet te binnen dat een taalprobleem de oorzaak was. Hij ging ervan uit dat bedienden bij
bpost wel Engels zouden spreken en hem zouden kunnen begrijpen. Toen zij negatief
antwoordden op zijn verzoek dacht Omar dat ze zijn vraag niet konden inwilligen omdat ze de
bevoegdheid niet hadden om post naar Gaza te sturen. Het was pas achteraf toen hij over het
probleem vertelde aan een vriend dat hij besefte dat de taal het probleem veroorzaakt had.
Toen ik hem daarna vroeg hoe dat probleem voorkomen zou kunnen worden, antwoordde hij
dat hij nog meer Nederlands moest leren. Hij legde de schuld voor het communicatieprobleem
dus niet bij de bedienden van bpost, maar wel bij zichzelf.
R: And do you think there would be a solution for that?
O: Yeah, always there is a solution, I need to study, I need to know the language of this
country.
R: Or they need to speak English. There’s a lot of tourists and other people who speak.
O: Yeah, but they don’t have to. When you are in Rome, you have to speak Italian. Here
in Belgium, I have to speak Dutch or French. So, they don’t have to speak English, I have
to speak their language. I have to learn, go to school and learn the language.
5.3 Taalproblemen bij Ali
Ook Ali spreekt Arabisch, Engels en leert Nederlands. Het Engels van Ali is niet van hetzelfde
niveau als het Engels van Omar en dat werd duidelijk tijdens de interviews. Ali heeft soms moeite
om zich uit te drukken in het Engels en af en toe moet hij nadenken over woorden. Ook daarbij
komt de smartphone van pas. Wanneer hij tijdens een interview een woord niet kende in het
Engels greep hij namelijk naar Google Translate. Zo slaagt Ali erin om zich dankzij zijn
smartphone verstaanbaar te maken. Die applicatie is echter geen garantie voor succes, dat blijkt
uit het volgende interviewfragment.
51
A: Yeah, because there is I don’t know how I will say in English, but you can say, I don’t
know in English.
R: You can try it’s okay.
(gebruikt Google Translate)
R: What did you try, Google Translate?
A: Yeah, I don’t know it gave me some wrong word.
Zowel Omar als Ali krijgen dus te maken met taalproblemen die ze onder andere proberen op
te lossen met hun smartphone. Omar gebruikt de app DuoLingo om zelfstandig Nederlands te
leren en Ali gebruikt Google Translate om zichzelf verstaanbaar te maken. Beide vluchtelingen
spreken Arabisch, Engels en Nederlands en Omar ook een heel klein beetje Grieks. Die
repertoires weerspiegelen hun levenstraject.
52
53
6 Huisvesting
Nadat Omar in België aangekomen was, staken nieuwe problemen de kop op. Zoals ik eerder
vermeldde, vormde niet alleen de taal een struikelblok, ook het vinden van een woning bleek
een grote uitdaging. Huisvesting is een terugkerend probleem, ook Ali heeft het er moeilijk mee.
In dit hoofdstuk bespreek ik het huisvestingsprobleem waarmee Omar en Ali te maken kregen
eenmaal ze in België aangekomen waren.
6.1 Het gevecht van Omar tegen de discriminatie op de Belgische huurmarkt
Tijdens de gesprekken met Omar bleek dat het vinden van een huis zijn grootste probleem
vormde sinds hij in België aangekomen was. Het is voor hem erg moeilijk om een geschikte
woning te vinden en dat heeft verschillende oorzaken.
Ten eerste werd Omar niet in België geboren en dat speelt in zijn nadeel. Van der Bracht et al.
(2013) concludeerden dat etnische discriminatie sterk aanwezig is op de Belgische huurmarkt.
Ze ontdekten dat één vijfde van de mensen met een migratieachtergrond die reageerden op een
zoekertje niet uitgenodigd werden om de woning te komen bezoeken.
Een tweede obstakel dat Omar ondervindt, is dat huiseigenaars vaak niet bereid zijn om hun
appartement aan iemand in zijn socio-economische positie te verhuren. Vaak willen de
huisbazen niet verhuren aan iemand die een leefloon van het OCMW krijgt. Heylen & Van den
Broeck (2015) bevestigden niet alleen de etnische discriminatie die Van der Bracht et al. (2013)
aankaartten, ze toonden ook aan dat mensen met beperkte financiële middelen het vaakst
gediscrimineerd worden op de Belgische huurmarkt. Omar vertelt over dat soort discriminatie
in het volgende interviewfragment.
O: Whenever I see the house, if it’s okay, if it’s okay I will agree with the house and then
the terms, like what he needs, most of people after we see the house they told them,
we talk about the agreement itself and they say we’re sorry, like we are sorry we can’t
accept OCMW. And that’s the main problem, most of people don’t accept OCMW.
That’s the major problem and the other problem is like the house itself, if it’s accessible
or not.
Omar had ook al over dat probleem verteld in een eerder interview:
O: I’m still looking for a house in Antwerpen and it’s a complete disaster (lacht).
R: Really?
54
O: You know, because, we are someway, I’m not working in a company or something, I
need some help from the government. Houses owners don’t like that. They don’t like to
rent an apartment or a house or something like that to someone who’s still some way.
Because at some point if he messes up, if he messes up, someone will cut the fund on
him and who’s gonna pay the house. So they don’t like to rent apartments to people
like me, still in some way.
De derde moeilijkheid is dat Omar in een rolstoel zit. De woningen moeten dus
rolstoeltoegankelijk zijn zodat Omar op een comfortabele manier kan leven. Het appartement
bevindt zich het beste op het gelijkvloers, de deuren moeten wijd genoeg zijn en de badkamer
moet makkelijk toegankelijk zijn. Die appartementen blijken moeilijk te vinden. Bovendien wil
Omar in Antwerpen gaan wonen, maar het is voor hem onmogelijk om vanuit het asielcentrum
in Gent telkens heen en weer naar Antwerpen te reizen in zijn rolstoel om ter plekke een woning
te zoeken.
Onderzoeken over de link tussen discriminatie op de huurmarkt en het spreken van het
Nederlands in Vlaanderen of het Frans in Wallonië zijn ietwat tegenstrijdig. Van der Bracht et al.
(2013) concludeerden dat migranten die het Nederlands machtig zijn even vaak gediscrimineerd
worden als migranten die geen Nederlands spreken. Heylen & Van den Broeck (2015) konden
daarentegen wel een link tussen taalvaardigheid en discriminatie aantonen. Ze vonden dat 13%
van de mannen met Turkse of Marokkaanse namen die vloeiend Nederlands of Frans spreken
gediscrimineerd worden wanneer ze per mail reageren op een zoekertje. Wanneer ze
telefonisch contact opnemen, is er geen sprake van discriminatie.
Omar kan natuurlijk niets doen aan de etnische en socio-economische discriminatie waarmee
hij te maken krijgt. Bij zijn zoektocht naar een huis krijgt Omar wel hulp van een assistente van
het centrum en daar is hij heel tevreden over.
R: Someone helps you?
O: Yes, there’s an assistant here called XXX, she does a great help for me, but still no
luck.
R: Does she work for Fedasil?
O: Yeah she’s an assistant here in the camp. Most of the assistants have more contacts
here in Ghent than in Antwerp. It’s a difficult situation, but maybe if I’m there in
Antwerpen it will be like more easy for me to find a house, it will be me moving around
physically and if I see a house I will call it immediately.
55
6.2 Het vinden van een nieuwe thuis
6.2.1 Digitale huisbezoeken
Zoals ik eerder aanhaalde, wil Omar graag in Antwerpen wonen, maar omdat hij in een rolstoel
zit en in een opvangcentrum in Gent verblijft, is het voor hem moeilijk om daar huizen te
bezoeken. In zijn zoektocht naar een rolstoelvriendelijk appartement in Antwerpen heeft Omar
wel een inventieve oplossing gevonden om zijn mobiliteitsprobleem deels op te lossen. Dankzij
zijn smartphone en de hulp van familieleden die in Antwerpen wonen, slaagt Omar erin om het
appartement op afstand te bezoeken via apps als Facebook en WhatsApp.
R: So you go to Antwerp with the train?
O: No, no, no, I send somebody and then they check. Yeah, I have a large family
members, so I send a family member to the house and then they check so I see the
house inside. And that’s about it.
Omar zoekt eerst op het internet naar appartementen in Antwerpen die binnen zijn budget
vallen. Zelf naar Antwerpen reizen om woningen te zoeken is uitgesloten aangezien het niet
makkelijk is voor hem om zich in een rolstoel naar Antwerpen te verplaatsen en ook omdat
treintickets een grote hap uit zijn weekbudget zouden nemen. Hij gebruikt daarom in de plaats
Nederlandstalige immobiliënsites om woningen te zoeken. Daarnaast krijgt hij ook hulp van
familieleden die in Antwerpen wonen. Wanneer zij een woning zien die te huur staat, nemen ze
een foto en sturen ze die door naar Omar.
Daarna contacteert Omar de verhuurder om hem meer informatie te vragen. Het is voor Omar
erg belangrijk om te weten of het appartement nog steeds te huur staat en vooral of het
rolstoelvriendelijk is.
O: First I contacted the landlord.
R: Via internet as well?
O: Via internet, via phone, any contacting details available, I contact them.
R: And where do you find the houses? On the internet as well?
O: On the internet yeah, and some houses like euh they have advertisements on the
house so when somebody finds a house for me they shoot, euh take a picture of that
advertisement and they send it to me.
R: Via WhatsApp or Facebook?
O: Yes, WhatsApp, Facebook, whatever. I make the call to the landlord and ask for if it’s
available, if the house is still available if it has no one in it yet.
R: Websites in Dutch?
56
O: In Dutch, yeah, normally in Dutch. I just take the phone number. After I saw the
pictures of the house and I like it, I just grab the number and call it, ask for several
things like if it’s on the ground, I ask if it’s easy mobility like I can go inside the house,
the doors is like wide enough to go inside the house, the bathroom is wide enough to
go inside.
Indien dat zo is, maakt hij een afspraak met de huisbaas om de woning te gaan bezoeken. Omar
zelf raakt moeilijk in Antwerpen en dus schakelt hij hier de hulp van zijn familieleden in. Hij stuurt
een familielid een berichtje op WhatsApp of Facebook Messenger om te vragen of die persoon
het huis voor hem wil gaan bekijken. Tijdens het huisbezoek gebruikt Omar dan Facebook
Messenger om met het familielid te videochatten. Zo kan hij het appartement op afstand
bezoeken.
O: If that’s okay I send someone to see the house itself, to see the location, to see the
nearest bus, schools, everything.
R: and you also ask them via Facebook or Messenger again? The friends you have there
or family?
O: Yes, friends and family I have there I just call them, whatever. I call them, tell them
to go to see the house and whenever they go see the house they just open the camera
and I told them to open the camera for me so I’ll be able to see the house.
Omar slaagt er dus in om met de hulp van digitale middelen een probleem op te lossen. Hij
gebruikt apps als Facebook Messenger en WhatsApp om huizen te kunnen bezoeken op afstand
en de hulp van familieleden is daarbij cruciaal. Omar heeft een uitgebreid netwerk waarop hij
kan terugvallen en dat was niet alleen een groot voordeel tijdens zijn migratie, maar dat netwerk
blijkt dus ook erg nuttig te zijn eenmaal hij in België aangekomen is.
Taalproblemen ondervindt Omar niet bij zijn zoektocht. Wanneer de huisbaas geen Engels
spreekt, schakelt hij opnieuw de hulp van een familielid in. Enkelen van hen spreken Nederlands
en kunnen de huisbaas te woord staan.
R: And how do you talk to the landlord? It’s the family member who talks to them?
O: No some of them I talk to them directly.
R: in the video?
O: No, phone call, if he speaks English I talk to them, if not I send someone who can
speak Dutch and speak with them. If he’s Turkish for sure he’s not speaking English, at
least most of them don’t speak English. Turkish, Dutch, French maybe, but not English.
So if they don’t speak English I send a family member.
Hij haalt zelf aan dat andere mensen in zijn situatie die amper Engels en geen Nederlands
spreken het nog moeilijker hebben om een woning te vinden. Zij moeten gebruik maken van
57
tussenpersonen zoals mensen van een immobiliënkantoor of van een tolk en dat kost natuurlijk
geld.
R: How do you think the government could make it easier for you to find a house?
O: It’s better if like Germany or Sweden or Netherlands they choose for you, they give
you the house and you don’t have to go looking, it’s better that way. But here, it’s a
little bit different and they give you the money and you are free to go wherever you
want. But, this is a huge problem because … there’s a problem in this, too many brokers
and the brokers pick the houses sell it like went from 300 euros to 600-700 euros and
there’s office for that, you can ask, if you don’t want this you can go yourself and look
in the streets and if you don’t speak the language it’s impossible for you to contact the
people, to bring interpreter so it gets very complicated to find a house. Not for me,
because I have situation, but for other people who have no languages it’s impossible
for them, they need to have someone in the middle and this guy will take a huge
amount of money, like 300, 500 euros, just to take you there to a house, to show you a
house. They’re called real estate, I think, or something, so it’s impossible, it’s better if
the government decides okay we have a house for you you have to accept it and it’s
okay, like that is much better.
Omar vertelt verder ook dat hij geen taalproblemen ondervindt op de Nederlandstalige
immobiliënwebsites die hij gebruikt omdat die websites er in elke taal ongeveer hetzelfde
uitzien, zo zegt hij.
R: and the website isn’t it difficult if it’s all in Dutch.
O: Not really, it’s all the same in every language, it’s not something weird, you can see
the pictures, choose the houses with the amount of money you can afford. So you just
look for prices lower than 650, that’s the top of it, you look in this period and whenever
you decide if it’s okay.
6.2.2 De opties voor Omar
Hoewel Omar erin slaagt om via digitale media huizen te bezoeken en hij geen taalproblemen
ondervindt, blijkt de zoektocht naar een huis een loodzware opdracht door de discriminatie op
de Belgische huurmarkt. Omar slaagt er niet in om een geschikt huis te vinden in Antwerpen en
hij haalt zelf drie mogelijkheden aan wat hij kan doen indien hij geen geschikte woning vindt.
O: The options, I have three options. First, to insist that they give me something, euh,
find me a house, euh, Fedasil finds me a house or something. Second choice is to euh
lower my standards and to accept any house I could find.
R: But then you have the problem with the bathroom.
58
O: And the third choice, which is the difficult one, is to live with someone else.
Een eerste optie was extra hulp vragen aan Fedasil. Dat heeft Omar geprobeerd, maar zonder
succes. Hij heeft Fedasil gevraagd of ze hem niet konden helpen bij zijn zoektocht aangezien hij
geen enkel huis vond dat rolstoelvriendelijk was en waarbij de huiseigenaar iemand met een
leefloon een huurcontract wou geven. Medewerkers van Fedasil hadden hem gezegd dat ze een
huis tussen Antwerpen en Brussel beschikbaar hadden voor hem, maar later zijn ze op die
woorden teruggekeerd.
R: And do you have any new appointments planned?
O: No, not yet, euh Fedasil told me, euh that they have house for me, but not in
Antwerp, somewhere between Antwerpen and Brussels, which is euh, I would consider
it right now. Next week … if I had a good look at the house and the area itself, the city, I
don’t know what city actually until now.
R: They haven’t told you yet?
O: No, next week they will told me the city … so … if it’s okay, you know, I’ll go. We’ll
gonna have to wait and see. If not, I’m gonna have to find something else.
Hij kon er ten tweede voor kiezen om in een appartement te gaan wonen dat eigenlijk niet
rolstoelvriendelijk is. Die optie wil hij liever vermijden, want het is voor hem niet veilig. Toen hij
tijdens zijn migratietocht in Griekenland verbleef, kreeg hij voor iets langer dan een maand een
hotelkamer toegewezen. Die was niet rolstoelvriendelijk en dat had heel wat gevolgen. Hij kon
met zijn rolstoel bijvoorbeeld niet onder de douche gaan staan. De enige manier waarop hij zich
kon wassen, was door op het toilet te gaan zitten met de douchekraan in zijn hand. Zo stroomde
de badkamer telkens vol water en zeep. Omar is op een dag uitgegleden en heeft zo zijn been
gebroken.
O: They put me in a hotel room, for like 40 days I think. The bathroom was like very
tiny, I think 1,5 by 1,5. I had to have a shower while sitting on the toilet chair so one
day I fell. I slide and I broke my leg, that’s something I don’t want to happen again. It’s
not easy for me, because I don’t move my legs and now I have them broken (lacht).
Een derde optie is om bij iemand van zijn familie in te trekken, maar ook dat wil hij liever
vermijden. Hij haalt verschillende redenen aan waarom hij niet bij een familielid wil of kan gaan
wonen. De belangrijkste reden is dat Omar vreest dat niemand hem zou willen opvangen. Hij
spreekt daar bovendien opvallend traag over en er vallen vaak stiltes tussen woorden terwijl hij
normaal steeds op een kalme toon en met een regelmatige snelheid spreekt. Hij zegt al snel dat
hij waarschijnlijk een appartement zal nemen dat eigenlijk niet rolstoelvriendelijk is.
O: And the third choice, which is the difficult one, is to live with someone else and …
nobody will accept like … nobody would accept to … to share. Yeah. And this is a hard
choice … maybe I would lower my standards and accept anything.
59
In een volgend interview vijf weken later polste ik opnieuw of Omar bij familie kon intrekken.
Hij haalde toen een andere reden aan waarom dat moeilijk zou gaan. Op een veel lichtere toon
vertelde hij dat zijn familie op hoge verdiepen woonde en dat dat voor hem nogal moeilijk is en
dat de badkamers er ook te klein zijn.
R: And then where are you gonna go? With family?
O: yeah and it’s though, most of my family lives in upstairs which is something (lacht) I
hate too much, yeah … even bathrooms are very tiny in there.
De familieleden waar hij contact mee heeft, zijn ook niet allemaal mensen waar hij een nauwe
band mee heeft. Hij legde me uit dat zijn idee van wat familie is heel erg verschilt van wat Belgen
doorgaans als familie beschouwen. Familie is voor hem iedereen die dezelfde familienaam heeft
en in de buurt woont. Omar vertelde me dat er in Gaza 35 duizend familieleden wonen en er
wonen ook negentig familieleden in Antwerpen. Het is natuurlijk onmogelijk om met al die
mensen een sterke familieband op te bouwen en dat zou kunnen verklaren waarom hij vreest
dat zijn familieleden hem liever niet zouden opvangen.
Daarnaast valt het ook op dat Omar graag alleen leeft en het moeilijk heeft om hulp te
aanvaarden. Omar zit in een rolstoel en het lijkt alsof hij wil bewijzen dat hij niemand nodig heeft
om een comfortabel leven te kunnen leiden. Dat blijkt uit het volgende fragment waarin hij
vertelt over zijn neef met wie hij de hele tocht van Gaza naar België samen heeft afgelegd. Zijn
neef had meer geluk bij zijn zoektocht naar een huis. Hij woont ondertussen in een appartement
in Antwerpen en probeert zijn gezin op bezoek te laten komen. Omar zegt duidelijk dat hij de
hulp van zijn neef niet nodig heeft.
R: You have your cousin here, he’s a good friend, he’s always with you.
O: Yeah, but he is moving, maybe at the first of December.
R: Really? In Ghent or?
O: In Antwerp, he found a house, we are hoping that Friday we are gonna sign the
contract and until then I can’t trust it, until he has signed the contract (lacht).
R: And you are gonna move with him?
O: No, I’m staying. I told him to do so, because he has a family, he has a wife and three
children, so he has to start to make a reunion file and give it to the commissary general
to give him the decision, the approval, to get his family here.
R: You have to have approval for that?
O: Yes, you have to. So, the first thing you have to do is to have an apartment. He can’t
stay here, because he’s bringing his children, so I told him to go, to stay. I don’t want
him with me, not I don’t want him with me because I hate him, but because I don’t
60
need him. I can go outside, bring my stuff, come back here, it’s no big deal for me, he is
missing his wife, of course, two years away from his wife, he’s gonna miss his wife and
children so I told him go.
6.2.3 De zes-maandenlimiet
Het grootste obstakel dat Omar moet overwinnen is dus het vinden van een geschikt huis. Tijd
is echter zijn grootste vijand. Vluchtelingen die asiel gekregen hebben, krijgen zes maanden de
tijd om een appartement te vinden. Ze mogen nadat hun asielaanvraag goedgekeurd is namelijk
slechts zes maanden in het centrum blijven omdat er van hen verwacht wordt dat ze in die
periode een eigen woning moeten kunnen vinden. Die zes maanden zitten er voor Omar op,
maar zijn zoektocht heeft nog steeds geen vruchten afgeworpen. Omar bevindt zich dus in een
benarde situatie, want hij dreigt zijn bed in het Gentse asielcentrum te verliezen voordat hij een
geschikte woning heeft kunnen vinden. Omar vertelde me dat hij al meer dan twintig huizen
virtueel bezocht heeft, maar telkens zonder resultaat.
R: How is the housing going?
O: It’s impossible for me. I have one problem in every house I see. The bathrooms are
really tiny, I can’t fit in with the wheelchair. I’ve seen maybe 20, 25 houses.
Hij heeft het er ook moeilijk mee dat het hem niet lukt om een geschikte woning te vinden. Toen
hij na zes maanden nog steeds geen huis had gevonden, kreeg hij van Fedasil het nieuws dat hij
het opvangcentrum moest verlaten. Er was een duidelijke verandering merkbaar in zijn toon
wanneer hij toen vertelde over zijn huizenjacht. Tijdens de interviews die ik afnam met Omar
was hij steeds rustig en sprak hij op een kalme toon. Zelfs wanneer hij over traumatische
gebeurtenissen sprak, zoals het oversteken van de Middellandse Zee op een kleine boot, bleef
hij op een duidelijke en nuchtere manier vertellen. Wanneer hij echter over het
huisvestingsprobleem begint te spreken, klinkt hij veel gelatener en wanhopiger.
R: Did you hear anything from the Fedasil house?
O: No … nothing happened. It is actually Fedasil who asked me to leave this building for
Fedasil.
R: What did you say?
O: This building is for Fedasil so Fedasil is the one responsible in here, they asked me to
move out. I don’t know what’s happening but [sighs] they asked me to move out, I
don’t know where I’m moving or maybe … I asked for an abele, like keep me here for a
while … I don’t know if they’re accepting that or not.
O: and they had a house for you they said between Brussels and Antwerp?
61
R: nothing … you just have to move out. That’s all, that’s all, just like that. That’s it. I
don’t know what’s gonna happen next, but I … maybe … I don’t know what’s gonna
happen next, really, but … let’s hope for the best.
[…]
R: Did you go see another house in Antwerpen?
O: I’m looking, still looking, but there’s no luck for me. Actually, tens of houses, send by
mail, I mailed them, and no replies. We’re gonna wait and see. If they accept me in
here I’m gonna keep looking, if not I will move to Antwerpen and from there it … maybe
it’s easier to look around … I don’t know yet we gonna have to wait and see.
Enkele minuten later in het gesprek ruimt die gelatenheid plaats voor een andere toon. Hij
vertelt hoe hij het beu is om zonder succes te moeten blijven zoeken naar een huis. Omar zegt
dat het hem eigenlijk niet veel meer kan schelen.
R: So you don’t know what you gonna do after?
O: I really don’t know, but at this point I lost the sense of caring (lacht).
R: You’ll see what happens.
O: I have my id card, I can live wherever I want in life, so it’s no problem, whenever I
find a house I will move to that house. […] it’s not easy, but I don’t care anymore.
Nog even later drukt hij die gevoelens nog eens uit.
O: I have too much to bear with this, it’s like a circle.
En nog even later drukt hij opnieuw zijn gelatenheid uit:
O: I don’t know. At this point, I’m confused, I had too much hopes and I had too much
dreams, we’ll see what’s gonna happen later.
Zijn wanhoop blijkt ook uit het feit dat hij grotere middelen wil inschakelen om te voorkomen
dat hij uit het centrum gezet wordt. Hij denkt eraan om de pers in te schakelen om zo de
aandacht te vestigen op zijn situatie. Hij hoopt zo druk uit te oefenen om ervoor te zorgen dat
hij toch hulp krijgt bij het vinden van een huis.
O: I don’t know what’s gonna happen, but we gonna wait and see. I refuse to be shifted
from here, I might make some troubles, I don’t know, I’m considering that right now.
The bathroom is a problem, big problem for me, because I had this problem in Greece.
R: they can’t just put you out.
O: I think they can, but I might cause some trouble. Actually you can help me with this.
R: I can help.
62
O: If you can, I don’t want to put you in this, no, not like that, I just want you to give
me, if you know some activist, human euh activist, if you can give me some numbers of
them I can call them and tell them about my situation.
R: So it can go to the press for example?
O: Yes, that’s what I’m looking for. I just need the numbers from some activists, that’s
all. […] they have to help in here, like, okay you have to do it yourself, it’s not like that,
it’s not easy for me to be mobile everywhere and go after houses I’m not like a man
who walks on his legs. I can’t even bare the cold, I have to do it on the internet and it’s
not easy.
Omar haalde tijdens onze gesprekken zelf een mogelijke oplossing aan om het
huisvestingsprobleem op te lossen. Hij pleit voor meer hulp van de overheid. Hij haalt aan dat
het voor een rolstoelpatiënt helemaal niet makkelijk is om een huis te vinden. Het is ten eerste
moeilijk om online een woning te vinden die rolstoelvriendelijk is en ten tweede kan hij zelf de
straat niet optrekken om te-huurbordjes te gaan zoeken. De overheid zou hem beter moeten
begeleiden bij die zoektocht.
O: I know what I want, but I’m still trapped here, waiting to have a house. And it’s not
easy for me to roll in the roads to find advertisements, it’s not easy for someone like
me. The government should, or the system should help me with that.
Hij heeft een aanvraag ingediend om op de wachtlijst voor een sociale woning te komen, maar
die zijn veel langer dan de zes maanden die Omar krijgt om een huis te vinden.
O: For me, there’s like something called social house, this is supposed to be for senior,
euh, old people and for people with disabilities, but there’s a very, very a few places, if
you wanna be listed in this, you have to do a lot of things before. Like for me they asked
me to do something like the percentage, they need to know how much, my disability is
like 60 percent or 70 percent and 100 percent and I applied for that euh comity and I
still wait for an answer and maybe I’m gonna wait six months later for an answer
(lacht).
Omar haalt ook aan dat die lange wachttijden hem niet bepaald motiveren om zelf actie te
ondernemen. Dat geldt in deze context voor de lange wachtlijsten van de sociale woningen,
maar die lage wachttijden slaan ook op de hele asielprocedure in het algemeen. Omar vertelt
dat het vuur in hem gedoofd is door telkens zo lang te moeten wachten.
O: Yes … the procedure in here is very … very low, like they don’t go very fast, you have
to wait and wait and wait and that’s like, I’m not sure, but that kills the guts in it, the
fire, the desire to go and explore the life, that kills it, you have to wait and wait for
every procedure, after one year or two years of waiting okay I’m getting used to being
comfortable, sleeping all the time (lacht) it’s not easy to go back to the life again.
63
Uit de gesprekken met Omar valt te besluiten dat de discriminatie die Van der Bracht et al.
(2013) en Heylen & Van den Broeck (2015) vaststelden een grote invloed heeft op zijn zoektocht
naar een geschikte woning. Omar krijgt vooral te maken met socio-economische discriminatie
en ook zijn rolstoel speelt hem parten. Hij moet namelijk niet alleen een rolstoelvriendelijke
woning vinden, maar hij kan ook niet zelf op zoek gaan naar een appartement in het Antwerpse.
Hij slaagde er echter in om dat mobiliteitsprobleem deels op te lossen door familieleden in te
schakelen om de woning te gaan bezoeken en door de rondleiding op afstand mee te volgen via
een online videogesprek. Ook al werkt die oplossing goed en heeft Omar zo al tientallen
woningen virtueel bezocht, toch blijkt het voor hem heel moeilijk om een appartement te
vinden. Hij krijgt daarbij weinig hulp van Fedasil en kan ook niet rekenen op een sociale woning
omdat de wachtlijsten te lang zijn.
6.3 Ali’s zoektocht naar een huis
De zoektocht naar een woonst verloopt voor Omar dus erg stroef en sleept al heel lang aan. Ali
daarentegen is nog maar pas beginnen zoeken naar een nieuwe woonst. Hij wil in tegenstelling
tot Omar graag in Gent blijven wonen. Ali is zich heel bewust van het feit dat het moeilijk is om
een huis te vinden. Zijn broer is Saoedi-Arabië ook ontvlucht en woont ondertussen in Gent. Zijn
asielprocedure werd veel sneller afgerond dan die van Ali en hij heeft ondertussen een
appartement in Gent gevonden. Dat ging niet makkelijk voor hem en Ali verwacht zich dus aan
dezelfde problemen.
A: Yeah, because my brother before he was looking to find apartment.
R: And it was also difficult?
A: yeah, to take long time to find house, maybe 5 months like this or 6 months yeah.
Ali botst op hetzelfde probleem dat Omar ervaart. Huiseigenaars willen hun appartement niet
verhuren aan vluchtelingen of aan mensen die leven van een uitkering van het OCMW.
R: And what’s the main problem?
A: Not easy to find, euh, apartment, if you find it, maybe there is some others ask you if
you have work contract or like this yeah because many others refuse to give the house
or the apartment to refugees because no work.
R: To OCMW.
A: Yeah, because our problem.
[…]
R: Do you have a region you would like to live in in Ghent?
64
A: For me I don’t know will I find it I will take it.
R: Whenever you find something you will.
A: Yeah because not easy if I find one I will catch it direct (lacht), if I want to stay to in
apartment here in the center, it’s not easy it will take more than one year (lacht).
Ook Ali is dus op de hoogte van de socio-economische discriminatie die Heylen & Van den Broeck
(2015) vaststelden. Hij vertelt dat hij zal proberen om een huurcontract te pakken te krijgen
zodra een woning vrijkomt in Gent die hij kan betalen. Ali’s broer had het moeilijk om een
appartement in Gent te vinden en hij weet dus dat hij zich aan een moeilijke zoektocht kan
verwachten.
6.4 Het belang van een eigen woning
6.4.1 Het belang van een eigen woning voor Omar
Het is voor vluchtelingen erg belangrijk om een eigen woning te hebben. Omar wil hier graag
een nieuw leven opbouwen, maar daarvoor moet hij eerst een appartement en daarna werk
vinden, zo zegt hij. Hij wil zich ook pas helemaal toeleggen op het Nederlands wanneer hij een
geschikte woning gevonden heeft, want pas dan kan hij zijn leven hier op poten zetten en vorm
geven. Omar heeft duidelijk een precies idee van wat een stabiel leven voor hem inhoudt. Eerst
wil hij een woning vinden en daarna pas wil hij de nieuwe taal onder de knie krijgen en werk
vinden om de projecten die hij in gedachten heeft uit te werken. Die volgorde ligt vast voor
Omar. Het is interessant om te zien hoe het Nederlands daar een plaats in krijgt. Taalwerving is
voor hem dus een gevolg van de procedure en niet een voorwaarde ervoor of een instrument
erin.
R: If you had any other problems when you arrived, things you say that maybe that can
be better.
O: So the way to go out of this is to defend yourself. You have to find your work, your
own work, your own house, your own life, you are a must of you own life. You have
your life wherever you want, but here if you stay under the government umbrella, you
gonna have a specific road and the end of that road is darkness. You have to control
your life, you have to defend yourself, you have to do whatever you want, like, you
have to think a lot about what you gonna do. Like for me, I’m looking for one thing
only, to move on with my life. I’m waiting to find a house. If I find a house any time
soon, I’m gonna go to the school, in 8 months I think I will be speaking, not perfectly or
native Flemish, Nederlands, no, but I will be able to express myself, to say whatever I
want to say. 8 months, one year, at the end of it. The maximum time I need is one year
to be talking. Whenever I talk, Shallah, I will start my own projects. I know what I want,
65
but I’m still trapped here, waiting to have a house. And it’s not easy for me to roll in the
roads to find advertisements, it’s not easy for someone like me. The government
should, or the system should help me with that.
Op een ander moment in het interview herhaalt Omar dat idee. Hij wil eerst een woning hebben
vooraleer hij zich kan integreren. Pas dan kan hij zijn leven hier opbouwen.
O: And that’s something difficult, very difficult for me, to stay here in this centre. It’s
good, this centre, it’s something in the middle. Not very good, not very bad, but you
can’t be, you can’t move on with your life without being settled some way in your own
house.
R: Yeah, I understand.
O: Yeah, you can’t move on in your life without, so, it’s difficult.
Het is voor Omar duidelijk dat een eigen woning hebben de eerste stap is in zijn integratieproces.
Ik vertelde eerder al dat Omar er bewust mee wacht om zich toe te leggen op het Nederlands of
om werk te zoeken totdat hij een appartement gevonden heeft, maar het gebrek aan een eigen
woning heeft daarnaast ook een invloed op zijn sociaal leven. Omar vertelt namelijk dat hij
bewust geen vriendschappen opbouwt omdat hij weet dat die mensen waarschijnlijk niet veel
langer in zijn leven zullen blijven. Mensen komen en gaan in het opvangcentrum en het is
moeilijk om daar vriendschappen te onderhouden. Omar vindt het dus makkelijker om geen
vrienden te maken dan om telkens opnieuw afscheid te moeten nemen. Vluchtelingen hebben
zoals ik aantoonde wel behoefte aan sociale netwerken om hun concrete problemen op te
lossen, maar blijkbaar valt dat niet samen met “vrienden maken”.
R: And when you came here was it easy to make friends?
O: I haven’t started to make friends yet, but I’m glad I didn’t.
R: That’s for once your settled and you have your house?
O: Yes, you can’t make friends if you don’t have a place to live. But for some people,
they don’t care, they will make friends. For example, when I was in Greece I made a lot
of friends. A huge amount of people, friends of mine. From all nationalities, Pakistani,
Iraqi, Afghani, Arabic, Greek, American, you name it, Spanish people, but I was living in
a house. So it was easy for me to have people over, to have a party, to have a
conversation. While I’m here? No.
R: And here the people change probably, there are other people coming and going
away.
O: For here, everybody knows everybody, it’s good, the assistants and we know each
other, but it’s not what we want. We know we’re moving apart very soon, like everyone
66
is going somewhere else and we’re not seeing each other for a long time maybe, so
we’ll keep it lower.
R: Not too close.
O: Not too close, not too far.
R: Because what’s the point, you’re not gonna see each other again?
O: Exactly, yeah. That’s all the people, all the people here do that, not too close, not too
far away.
Hoe belangrijk die eigen woning is voor Omar blijkt ook uit het feit dat hij Griekenland zelfs mist.
Hij had daar nochtans een minder comfortabel leven en hij heeft er ook veel problemen gehad.
Een goede opvangplek zoals in Gent blijkt dus niet het enige te zijn wat zijn levenskwaliteit
bepaalt. Voor Omar is een eigen woning en een vriendenkring hebben erg belangrijk en dat had
hij wel in Griekenland.
O: I really really really liked Greece, I had too much trouble in Greece, but I’m really
missing Greece, maybe because my life is not settled in here, maybe, and maybe the
weather.
Een vaste plek is voor hem niet alleen noodzakelijk om zijn leven op poten te kunnen zetten en
om een degelijk sociaal leven op te bouwen, maar ook om op economisch vlak vooruit te gaan.
Omar heeft verschillende ideeën en projecten in gedachten waarmee hij geld zou kunnen
verdienen, maar voor die ideetjes heeft hij een eigen woning nodig. Zoals ik eerder al vertelde
zou Omar graag een klein zaakje oprichten waar hij keffiyehs wil verkopen, dat zijn de
traditionele hoofddoeken die door mannen gedragen worden in Arabische landen. Daarnaast
heeft hij ook een naaimachine gekocht waarmee hij kledij wil herstellen.
O: I have projects, but I need to be INSIDE (lacht). And there is too many things in my
life that I wanna start to initiate my life, to go to the biggest goal which is
moviemaking.
67
Fig. 5: het belang van een woning voor Omar
Deze figuur beeldt uit hoe belangrijk een woning is voor Omar om zijn leven in België te kunnen
beginnen. Omar wil eerst een woning hebben vooraleer hij zich toelegt op het Nederlands. Met
die talenkennis kan hij dan aan de slag op de arbeidsmarkt. Een eigen woning is ook essentieel
voor Omar om een sociaal leven op te bouwen en om de projecten en ideeën die hij heeft uit te
werken.
6.4.2 Het belang van een eigen woning voor Ali
Toen mijn eerste gesprekken met Ali plaatsvonden, was hij nog aan het wachten op de
uitnodiging voor zijn tweede gesprek met de overheidsinstanties. Op dat moment was hij
daarom nog niet bezig met het zoeken naar een woning. De belangrijkste voorwaarde om zijn
leven in België te kunnen starten, was op dat moment natuurlijk de goedkeuring van zijn
asielaanvraag. Hij vertelde toen ook dat hij graag Nederlands wil leren en dat hij ook taallessen
volgde, maar hij wachtte er bewust mee om zich helemaal toe te leggen op de taal tot hij er
zeker van was dat hij in België zou mogen blijven.
R: Is it every week?
A: For me two days a week, for Bilal four days.
R: Do you learn a lot there?
A: Because I have the second interview I take two days (lacht).
R: Otherwise you just take one?
A: Yeah, if I don’t have second interview, if I have more time free I will take, yeah, 4 or 5
days.
68
Hij vindt het wel belangrijk om het Nederlands te leren omdat hij graag aan de slag zou willen
gaan met zijn diploma als burgerlijk ingenieur. Ali ziet taalverwerving dus net als Omar niet als
een voorwaarde voor de integratieprocedure, maar als een gevolg ervan.
A: First I want to speak the Dutch, after that I can find the work.
R: And do you know what you would like to do?
A: I am civil engineer I want to work by my university degree, I don’t know.
R: But first the Dutch.
A: Yeah, the Dutch is very important.
Toen Ali het nieuws had gekregen dat zijn asielaanvraag goedgekeurd was, werd zijn prioriteit
het vinden van een geschikte woning. Hij wilde zich ook meer gaan toeleggen op het Nederlands,
zelfs als de lessen dan niet meer gratis zouden zijn.
R: And is it still free then?
A: I don’t know really, I don’t know, if it free okay if not free we will pay to study (lacht)
we cannot stay like this.
Een verschil tussen het verhaal van Omar en dat van Ali is dat Ali’s vrouw en twee kinderen in
Egypte wachten tot ze ook naar België kunnen komen. Een voorwaarde om de procedure voor
een gezinshereniging op te starten, is dat Ali een vaste woonplaats moet hebben. Hoe sneller
Ali er dus in slaagt om een woning te vinden, hoe sneller hij zijn gezin opnieuw kan zien.
R: How do you think it will change when you have your own house, your own place
here? How do you think your life will change? Bring your family for example?
A: Yeah, I will start the procedure to bring my family to here, but you know it will
maybe take long time, but I will feel better also, you can start your life, I can find a
house, so I can go to school, I can, yeah, I can do anything yeah because I have house.
Fig. 6: het belang van een woning voor Ali
Deze figuur toont het belang van een woning voor Ali. Voor Ali was het belangrijkste dat eerst
zijn asielaanvraag goedgekeurd werd. Toen hij asiel had gekregen, wilde hij meteen beginnen
69
zoeken naar een woning om zo zijn nieuwe leven in België te kunnen beginnen. Eenmaal Ali
gesetteld is, wil hij zich toeleggen op het Nederlands omdat hij met het Nederlands aan de slag
wil gaan als ingenieur op de Vlaamse arbeidsmarkt. Daarnaast is een woning voor Ali ook erg
belangrijk omdat hij dan de procedure kan aanvatten om zijn familie naar België op bezoek te
laten komen.
70
71
7 Besluit
7.1 Discussie en conclusie
Deze masterproef vormt een onderdeel van een groter project van acht studenten Meertalige
Communicatie aan de Universiteit Gent. Het doel van deze studie was enerzijds om na te gaan
welke communicatiemiddelen vluchtelingen tijdens en na hun migratie gebruiken en anderzijds
om te onderzoeken welke rol de smartphone en online communicatie-apps daarbij spelen. Dit
onderzoek kwam tot stand als een aanvulling op het onderzoek van Meeus et al. (2019) waarin
geen aandacht geschonken wordt aan communicatie als een infrastructuur voor vluchtelingen.
Daarnaast wou deze studie ook een antwoord bieden op de misvattingen die bij het brede
publiek bestaan over het belang van de smartphone voor migranten. Daarvoor werden tien
semigestructureerde interviews afgenomen bij Omar en Ali, twee Palestijnse vluchtelingen die
in Gentse asielcentra verblijven.
Ten eerste wou dit onderzoek licht werpen op welke communicatiemiddelen vluchtelingen
tijdens en na hun migratie gebruiken om te communiceren. Het bleek al snel dat de NICT’s die
Tall beschreef in 2004 vandaag al sterk verouderd zijn en dat smartphones en sociale media de
belangrijkste communicatiemiddelen voor de moderne vluchteling vormen. Voor zowel Omar
als Ali vormt hun smartphone een soort digitale brug tussen hun moederland en het land waar
ze een nieuw leven beginnen. Toch zijn er grote verschillen tussen de communicatiegewoontes
van Omar en Ali. Beide vluchtelingen gebruiken hun smartphone namelijk op een andere manier
en ze doen een beroep op andere communicatiemiddelen. Omar kan zich geen gsm-
abonnement veroorloven waardoor hij afhankelijk is van wifinetwerken en sociale media om te
kunnen communiceren. Welke applicatie Omar gebruikt, hangt af van wie hij wil bereiken. Omar
contacteerde smokkelaars bijvoorbeeld via WhatsApp omdat dat volgens hem het meest
anonieme netwerk is. Het viel ook op dat Omar Facebook Messenger gebruikt om met
familieleden te spreken terwijl hij voor WhatsApp of Viber kiest om contact te onderhouden met
vrienden die hij onderweg heeft leren kennen. Hij kiest vooral voor WhatsApp en Facebook
Messenger omdat die apps volgens hem het beste werken. De communicatiemiddelen die Ali
daarentegen gebruikt, zijn heel verschillend van die van Omar. Het opvallendste verschil is dat
Ali wel een gsm-abonnement heeft. Hij gebruikt voornamelijk sms om te communiceren met
zijn broer die in Gent woont en om zijn nieuwe vrienden die ook in België wonen te contacteren.
Ali gebruikt enkel WhatsApp of Facebook Messenger om te videobellen met zijn familie in
Saoedi-Arabië en met zijn gezin in Egypte. Uit dit onderzoek blijkt dus duidelijk dat elke
vluchteling andere communicatiegewoontes heeft, maar wel staat vast dat de smartphone voor
beide vluchtelingen een cruciale rol speelt. Zowel Omar als Ali gebruiken bovendien sociale
media om met hun familie te communiceren. In het algemeen kunnen we stellen dat welke
communicatiemiddelen vluchtelingen gebruiken, afhangt van hun financiële situatie, van de
72
kwaliteit van de apps, van de mogelijkheid om te videobellen en wanneer ze smokkelaars
contacteren is het ook belangrijk dat de app hun anonimiteit kan garanderen.
Ten tweede werd in deze studie onderzocht welke invloed de smartphone en nieuwe online
media hebben op het communicatiegedrag van beide vluchtelingen. Uit de interviews met Omar
en Ali blijkt dat de smartphone een erg belangrijk instrument is voor vluchtelingen, zowel tijdens
als na de migratie. Volgens de resultaten uit dit onderzoek gebruiken vluchtelingen hun
smartphone tijdens de migratie voornamelijk voor vier zaken. Ten eerste onderhouden ze met
hun smartphone contact met vrienden en familie die in hun moederland wonen. Sociale media
zorgen ervoor dat vluchtelingen op die manier nog betrokken kunnen worden bij familiezaken.
Ze staan met één voet in hun moederland en met hun andere voet in het land waar ze verblijven
en via moderne communicatiemiddelen hebben ze een invloed in die verschillende
gemeenschappen. Ten tweede gebruikte Omar de gps-functie op zijn smartphone om te
navigeren en zo de weg naar België te vinden. Ali maakte daar veel minder gebruik van omdat
hij niet op een bootje de Middellandse Zee heeft overgestoken en omdat hij vanuit Athene met
het vliegtuig naar België is gekomen. Ten derde bleek de smartphone een cruciaal toestel om
smokkelaars te lokaliseren en te contacteren. Omar deed een beroep op zijn uitgebreid netwerk
van kennissen om zo het telefoonnummer van een betrouwbare smokkelaar te pakken te krijgen
met wie hij via WhatsApp communiceerde. Ten vierde gebruikte Omar sociale media om
praktische informatie te verkrijgen bij familieleden die de oversteek naar Europa al gemaakt
hadden. Hierbij valt wel een groot verschil op tussen de verhalen van Omar en Ali. Omar had
namelijk contact met heel wat mensen die de oversteek naar België al gemaakt hadden terwijl
Ali geen enkele andere migrant kende. Daardoor kreeg Omar van die contacten veel praktische
informatie waar Ali door zijn beperkte relatienetwerk geen toegang tot had. De resultaten uit
dit onderzoek stroken met de resultaten uit de eerdere studies van Gillespie et al. (2018) en
Frouws et al. (2016).
Het belang van de smartphone stopt echter niet na de tocht naar België. De geïnterviewde
vluchtelingen blijven hun smartphone gebruiken om contact te onderhouden met hun families,
maar het toestel wordt ook voor andere doeleinden gebruikt. Ten eerste gebruiken beide
vluchtelingen hun smartphone ook om nieuwe relatienetwerken in stand te houden. Omar
gebruikt online communicatie-apps om contact te onderhouden met vrienden die hij in
Griekenland had leren kennen en Ali gebruikt sms om zijn nieuwe vrienden die hij in België heeft
leren kennen te contacteren. Ten tweede kan de smartphone een oplossing bieden voor de
taalproblemen waarmee nieuwkomers geconfronteerd worden. Omar gebruikt een applicatie
om het Nederlands onder de knie te krijgen en Ali gebruikt Google Translate om zichzelf
verstaanbaar te kunnen maken.
Het Nederlands bleek echter niet het grootste struikelblok voor Omar en Ali. Uit deze studie
kwam ook naar voren hoe moeilijk het voor nieuwkomers is om een woning te vinden in
Vlaanderen. Omar krijgt met discriminatie te maken op vier verschillende niveaus. Huisbazen
73
zullen hem minder snel een huurcontract aanbieden omdat hij niet in België geboren werd,
omdat hij van een uitkering leeft, omdat hij geen Nederlands spreekt en daarnaast zit hij in een
rolstoel waardoor het voor hem moeilijk is om een aangepaste woning te vinden. Beide
vluchtelingen halen bovendien aan dat ze het heel erg belangrijk vinden om een nieuwe woning
te vinden om hier hun leven te kunnen beginnen. Omar vertelt dat hij eerst een eigen
appartement wil hebben vooraleer hij zich toelegt op het Nederlands om daarna werk te kunnen
vinden op de Vlaamse arbeidsmarkt. Een eigen woning is voor hem ook essentieel om een nieuw
sociaal netwerk op te bouwen en om zijn projecten en ideeën uit te werken om geld te
verdienen. Ook voor Ali betekent een eigen woning de start van zijn nieuwe leven. Net als Omar
wil hij zich toeleggen op het Nederlands omdat hij met die taal aan de slag wil gaan als ingenieur,
maar vooraleer hij dat doet, wil hij wel eerst een eigen appartement in Gent vinden. Daarnaast
is een woning voor Ali ook erg belangrijk omdat hij dan de procedure kan opstarten om zijn gezin
naar België op bezoek te laten komen. De discussie over het probleem van de huisvesting in deze
studie lijkt op het eerste gezicht misschien los te staan van dit communicatieonderzoek, maar
toch blijkt er een link. Zowel Omar als Ali vinden namelijk dat Nederlands leren een gevolg is van
de integratie en geen voorwaarde ervan. Integratie begint voor hen duidelijk bij het hebben van
een eigen woonst en niet bij het leren van het Nederlands. Bovendien bleek de smartphone voor
rolstoelpatiënt Omar een belangrijke hulplijn om een huis te kunnen vinden. Hij schakelt
familieleden in om woningen te gaan bezoeken in Antwerpen in zijn plaats terwijl hij de
rondleiding vanuit Gent meevolgt via videogesprekken.
Het verhaal van Omar is uitzonderlijk omdat hij in een rolstoel zit, maar zijn verhaal toont wel
aan in welke mate een smartphone cruciaal kan zijn. Dankzij zijn smartphone staat Omar op het
gebied van communicatie op gelijke hoogte met andere vluchtelingen terwijl hij op andere
vlakken vaak een streepje tegen heeft door zijn rolstoel. Door zijn extreme verhaal te analyseren
wordt het volledige potentieel van de smartphone blootgelegd.
Het valt bijgevolg niet te ontkennen dat communicatie een belangrijke infrastructuur is die
Meeus et al. (2019) over het hoofd hebben gezien. De smartphone is voor vluchtelingen de enige
link tussen enerzijds hun moederland en anderzijds het land waar ze een nieuw leven beginnen
en ze gebruiken het toestel ook om hun nieuwe leven in België te starten. De smartphone van
migranten afnemen, zoals Bart De Wever voorstelde, zou dus erg zware gevolgen hebben voor
die vluchtelingen. Met de resultaten uit dit onderzoek kan ook aangetoond worden dat de
sociale-mediagebruikers die zich vragen stelden bij de smartphones van vluchtelingen het niet
bij het rechte eind hebben. De smartphones zijn een belangrijke levenslijn voor migranten,
zowel tijdens als na de migratie. Het zou daarom absurd zijn om de smartphone als een
luxeproduct te bestempelen, want het toestel is een echte noodzaak geworden om te migreren.
Indien Omar en Ali geen smartphone gehad zouden hebben, zou hun traject er ongetwijfeld heel
anders hebben uitgezien.
74
7.2 Pijnpunten in het Vlaamse asielsysteem
Deze studie legt enkele pijnpunten bloot in het Vlaamse asielsysteem. Uit de gesprekken met
Omar en Ali kwam duidelijk naar voren dat de asielprocedures heel lang aanslepen. Ali moest
bijvoorbeeld bijna een jaar wachten vooraleer hij uitgenodigd werd om een eerste interview
met de overheidsinstanties te komen afleggen.
Een tweede groot probleem bleek de huisvesting. Discriminatie op de Vlaamse huurmarkt is
reëel en bemoeilijkt de situatie voor vluchtelingen in Vlaanderen. Vooral voor vluchtelingen in
een rolstoel zoals Omar zou extra hulp zeker welkom zijn. Hij krijgt weinig ondersteuning bij
het vinden van een geschikt appartement en ook de lange wachtlijsten voor sociale woningen
spelen hem parten.
7.3 Verder onderzoek
De inzichten uit deze masterproef lenen zich voor nieuwe studies in dit recente onderzoeksveld.
Ten eerste zullen er ongetwijfeld interessante patronen naar boven komen wanneer de
resultaten van de acht studies uit dit project met elkaar vergeleken kunnen worden. De
resultaten zullen ons een idee geven van hoe communicatie zowel een instrument als een
struikelblok is voor vluchtelingen in Vlaanderen.
Daarnaast legt deze studie bloot waarvoor vluchtelingen moderne communicatiemiddelen
gebruiken, maar hoe ze die online media precies aanwenden, blijft grotendeels onduidelijk. Er
kan bijvoorbeeld nog heel wat onderzoek gevoerd worden naar hoe vluchtelingen het
aanpakken om smokkelaars te contacteren.
Verder bleek ook uit de gesprekken met Omar dat de adviezen van kennissen die de oversteek
al gemaakt hadden erg belangrijk waren. Hij besliste zelfs op basis van de informatie die zij hem
aanleverden dat hij naar België zou komen. Verder onderzoek kan zich toeleggen op hoe die
onderlinge communicatie tussen vluchtelingen migratiestromen beïnvloedt.
Vervolgstudies zouden ook kunnen focussen op één categorie vluchtelingen. Er zou bijvoorbeeld
onderzoek gevoerd kunnen worden om te achterhalen of er verschillen bestaan op het vlak van
communicatiegewoontes tussen vluchtelingen uit verschillende landen. Daarnaast kan het ook
interessant zijn om dieper in te gaan op hoe de communicatiepatronen van vluchtelingen in een
rolstoel verschillen van die van andere vluchtelingen.
75
8 Bibliografie
8.1 Werken
Adhikari, P. (2013). Conflict induced displacement, understanding the causes of flight.
American Journal of Political Science, 57, 82–89. https://doi.org/10.1111/j.1540-
5907.2012.00598.x
Agar, M. (1995) Ethnography. In J. Verschueren, J-O. Östman en J. Blommaert (eds) Handbook
of Pragmatics: Manual, 583–590. Amsterdam: John Benjamins
Bailey, A., Wright, R., Mountz, A. & Miyares, I.M. (2002). (Re)producing Salvadoran
transnational geographies. Annals of the Association of American Geographers, 92, 125–144.
Banki, S. (2013). The paradoxical power of precarity: refugees and homeland activism. Refugee
Review: Social Movement, 1(1), 1–18. Beschikbaar op:
https://refugeereview.wordpress.com/working-papers/paradoxical-power-and-precarity/
Bernal, V. (2005). Eritrea on-line: diaspora, cyberspace, and the public sphere. American
Ethnologist, 32(4), 660–675.
Blommaert, J. (2008). Bernstein and poetics revisited: voice, globalization and education.
Discourse & Society, 19(4), 425–451.
Blommaert, J. (2009) Language, asylum, and the national order. Current Anthropology, 50(4),
415-441.
Blommaert, J. & Dong, J. (2010). Etnographic Fieldwork A beginner’s guide. Bristol: Multilingual
Matters.
Blommaert, J., & Backus, A. (2011). Repertoires revisited: ‘Knowing language’ in superdiversity.
Working Papers in Urban Language and Literacies, 67, 1–26
Blommaert, J. (2014). Infrastructures of superdiversity: Conviviality and language in an
Antwerp neighborhood. European Journal of Cultural Studies, 17(4), 431–451.
Blommaert, J., Brandehof, J. & Nemcova, M. (2018). New modes of interaction, new modes of
integration: A sociolinguistic perspective on a sociological keyword. Plenary paper,
International Congress of Linguists (ICL20).
Böcker, A., & Havinga, T. (1997). Asylum Applications in the European Union: Patterns and
Trends and the Effects of Policy Measures. Journal of Refugee Studies, 11(3), 245–66.
Boyd, D. (2008). Taken out of context: American teen sociality in networked publics. Doctoral
dissertation. Berkeley, CA: University of California.
76
Bucholtz, M. (2000). The politics of transcription. Journal of Pragmatics, 32, 1439–1465.
Burrell, J. & Anderson, K. (2008). I have great desires to look beyond my world: trajectories of
information and communication technology use among Ghanaians living abroad. New Media
Society, 10(2), 203–224.
Butler, J. (2004). Precarious Life: The Powers of Mourning and Violence. New York: Verso.
Butler, J. (2009). Frames of War: When Is Life Grievable?. New York: Verso.
Castles, S., Miller, M.J. & Ammendola, G. (2005). The Age of Migration: International
Population Movements in the Modern World. American Foreign Policy Interests, 27(6), 537-
542. https://doi.org/10.1080/10803920500434037
Collyer, M. (2007). In-Between places: Trans-Saharan transit migrants in Morocco and the
fragmented journey to Europe. Antipode, 39(4), 668–690.
Coutin, S. (2013). In the Breach: Citizenship and its Approximations. Indiana Journal of Global
Legal Studies, 20(1), 109-140.
Crawley, H., Düvell, F., Jones, K., McMahon, S. & Sigona, N. (2016). Destination Europe?
Understanding the dynamics and drivers of Mediterranean migration in 2015. MEDMIG Final
Report. Beschikbaar op: www.medmig.info/research-brief-destination-europe.pdf
Curro, C. (2014). A ‘gift from God’? Georgian hospitality between tradition and pragmatism.
Hospitality & Society, (4)3, 293-310.
Dearnley, C. (2005). A reflection on the use of semi-structured interviews. Nurse Researcher
13(1), 19–28. https://doi.org/doi:10.7748/nr2005.07.13.1.19.c5997
De Fina, A. & Georgakopoulou, A. (2012). Analyzing Narrative: Discourse and Sociolinguistic
Perspectives. Cambridge: Cambridge University Press
Dekker R, Engbersen, G. (2014). How social media transform migrant networks and facilitate
migration. Global Networks, 14(4), 401–418.
Dekker, R., Engbersen, G., & Faber, M. (2016). The use of online media in migration networks.
Population, Space and Place, 22, 539–551.
Dekker, R., Engbersen, G., Klaver, J., & Vonk, H. (2018). Smart refugees. How Syrian asylum
migrants use social media information in migration decision-making. Social Media + Society,
(4)1. https://doi.org/doi:10.1177/2056305118764439
DiCicco-Bloom, B. & Crabtree, B.F. (2006). The qualitative research interview. Medical
Education, 40(4), 314–321. https://doi.org/doi:10.1111/j.1365-2929.2006.02418.x
Diminescu, Dana. 2008. The connected migrant. An epistemological manifesto. Social Science
Information, 47(4), 565-579.
77
Frouws, B., M. Phillips, A. Hassan & Twigt, M.A. (2016). Getting to Europe the Whatsapp Way:
The Use of ICT in Contemporary Mixed Migration Flows to Europe. Regional Mixed Migration
Secretariat Briefing Paper, nr. 2. Beschikbaar op: https://ssrn.com/abstract=2862592.
Gal, S. (2014). John J. Gumperz’s Discourse Strategies. Journal of linguistic anthropology, 23(3),
115-126.
Galletta, A. (2012). Mastering the Semi-structured Interview and Beyond: From Research
Design to Analysis and Publication. New York: New York University Press.
Gilbert, A. & Koser, K. (2006). Coming to the UK: What do Asylum Seekers Know About the UK
before Arrival?. Journal of Ethnic and Migration Studies, 32(7), 1209-1225.
https://doi.org/10.1080/13691830600821901
Gillespie, M., Osseiran, S., & Cheesman, M. (2018). Syrian Refugees and the Digital Passage to
Europe: Smartphone Infrastructures and Affordances. Social Media + Society, 4(1).
https://doi.org/10.1177/2056305118764440
Glick Schiller, N., Basch, L. & Blanc-Szanton, C. (1992). Transnationalism: A New Analytic
Framework for Understanding Migration. Annals of the New York Academy of Sciences, 645(1),
1–24.
Goffman, E. (1981). Forms of Talk. Oxford: Blackwell.
Granovetter, M.S. (1973). The Strength of Weak Ties. American Journal of Sociology, 78(6),
1360–1380.
Harney, N. (2013). Precarity, affect and problem solving with mobile phones by asylum
seekers, refugees and migrants in Naples, Italy. Journal of Refugee Studies, 26(4), 541–557.
Harrell, M.C., Bradley, M.A. (2009). Data Collection Methods: Semi-Structured Interviews and
Focus Groups. Santa Monica: RAND Corporation.
Heylen, K. & Van den Broeck, K. (2015). Discrimination and selection in the Belgian private
rental market. Housing Studies, 31(2), 223-236.
https://doi.org/10.1080/02673037.2015.1070798
Hiller, H.H. & Franz, T.M. (2004). New ties, old ties and lost ties: the use of the Internet in
diaspora. New Media & Society, 6(6), 731–752
Hine, C. (2000). Virtual ethnography. London: Sage.
Hou, M. (2018). Social media celebrity. An investigation into the latest metamorphosis of fame.
Doctoral dissertation, Tilburg University.
Howard-Hassman, R., Walton-Roberts, M. (2015). The Human Right to Citizenship: A Slippery
Concept. Philadelphia: University of Penssylvania Press.
78
Internews (2013). Lost: Syrian refugees and the information gap. Beschikbaar op:
https://internews.org/sites/default/files/resources/Internews_Lost_SyriaReport_Nov2013_we
b.pdf
King, R., Thomson, M., Fielding, T. & Warnes, T. (2006). Time, generations and gender in
migration and settlement. In The Dynamics of International Migration and Settlement in
Europe door Penninx, R., Berger, M. & Kraal, K., 233-267. Amsterdam: Amsterdam University
Press.
Komito, L. & Bates, J. (2011). Migrants’ information practices and use of social media in
Ireland: networks and community. Proceedings of the 2011 iConference (iConference '11), 289-
295. New York: ACM Press.
Krissman, F. (2005). Sin coyote ni patrón: why the ‘‘migrant network’’ fails to explain
international migration. International Migration Review, 39(1): 4-44.
Larkin, B. (2013). The politics and poetics of infrastructure. Annual Review of Anthropology, 42,
327–343.
Leurs, K. (2017). Communication rights from the margins: politicising young refugees’
smartphone pocket archives. International Communication Gazette, 79(6–7), 674–698.
Leurs, K., & Ponzanesi, S. (2018). Connected migrants: Encapsulation and cosmopolitanization.
Popular Communication, 16, 4–20.
Liu, M.M. (2013). Migrant networks and international migration: Testing weak ties.
Demography, 50, 1243-1277.
Madianou, M. (2014). Polymedia communication and mediatized migration: An ethnographic
approach. In: Lundby, K. (ed.) Mediatization of Communication, 323-348. Berlijn: De Gruyter.
Maly, I. (2017). Saabism and saabists. A digital ethnographic analysis of Saab culture. Tilburg
Papers in Culture Studies, paper 188.
Marino, S. (2015). Making space, making place: Digital togetherness and the redefinition of
migrant identities online. Social Media + Society, 1(2), 1–9.
Maroufof, M. (2017). The role of social networks in Georgian migration to Greece. European
Journal of Migration and Law, 19(1), 34–56.
Maryns, K. & Blommaert, J. (2006). Conducting dissonance: Codeswitching and differential
access to context in the Belgian asylum process. In Clare Mar-Molinero & Patrick Stevenson,
eds. Language ideologies, policies and practices, 177-190. London: Palgrave Macmillan.
Massey, D.S. (1986). The settlement process among Mexican migrants to the United States.
American Sociological Review, 51, 670-685.
79
McAuliffe, M., Kitimbo, A., Goossens, A.M. & Ullah, A.A. (2017). Understanding Migration
Journeys from Migrants' Perspectives. IOM (2017) World Migration Report 2018. Geneva: IOM.
McAuliffe, M., A.M. Goossens and A. Sengupta (2017). Mobility, Migration and Transnational
Connectivity. IOM (2017) World Migration Report 2018. Geneva: IOM.
Meeus, B. (2017). Challenging the Figure of the ‘Migrant Entrepreneur’. Place-based Solidarity
in the Romanian Arrival Infrastructure in Brussels. Place, Diversity and Solidarity, door
Oosterlynck, S., Loopmans, M. & Schuermans, N., 91–108. London & New York: Routledge.
Meeus B., Van Heur B. & Arnaut, K. (2019). Migration and the Infrastructural Politics of Urban
Arrival. In Meeus B., Arnaut K., van Heur B. (eds) Arrival Infrastructures. Palgrave Macmillan,
Cham. https://doi.org/10.1007/978-3-319-91167-0_1
Mountz, A. (2011). Refugees–performing distinction: paradoxical positionings of the displaced.
In Cresswell, T. & Merriman, P. (eds) Geographies of Mobilities: Practices, Spaces, Subjects, pp.
225-271. Farnham & Burlington, Vermont: Ashgate.
Neumayer, E. (2004). Asylum destination choice: What makes some West European countries
more attractive than others?. European Union Politics, 5(2), 155-80.
https://doi.org/10.1177/1465116504042444
Ochs, E. (1979). Transcription as theory. In E. Ochs and B. Schieffelin (eds) Developmental
Pragmatics (pp. 43–72). New York: Academic Press.
Palloni, A., Massey, D., Ceballos, M., Espinosa, K., & Spittel, M. (2001). Social capital and
international migration: A test using information on family networks. The American Journal of
Sociology, 106, 1262–1298.
Petrillo, E.R. (2016). The Securitization of the EU External Borders and the Rise of Human
Smuggling along the Eastern Mediterranean Route: The Case of Afghan Unaccompanied
Minors.” In Migration in the Mediterranean: Socio-Economic Perspectives, door Ambrosetti, E.
& Strangio, D., 105-125. London: Routledge.
Petryna, A., & Follis, K. (2015). Risks of citizenship and fault lines of survival. Annual Review of
Anthropology, 44, 401–417.
Robinson, V. & Segrott., J. (2002). Understanding the Decision-Making of Asylum Seekers.
Home Office Research, study 243. Londen: Home Office Research, Development and Statistics
Directorate.
Rubin, H.J. & Ruben, I.S. (2005). Qualitative interviewing: The art of hearing the data. Londen:
Sage.
Sanchez, G. (2014). Human Smuggling and Border Crossings. Oxon: Routledge
Saunders, D. (2010) Arrival City. Londen: Blessing.
80
Schrooten, M., Geldof, D. & Withaeckx, S. (2016). Transmigration and Urban Social Work:
Towards a Research Agenda. European Journal of Social Work, 19(1), 18–30.
Tall, S.M. (2004). Senegalese émigrés: new information & communication technologies. Review
of African Political Economy, 31(99), 31-48
Thomas, M. & Lim, S. S. (2010). On maids and mobile phones: ICT use by female migrant
workers. in Singapore and its policy implications. In J. Katz (2011) Mobile communication:
Dimensions of social policy, 175-190. New Jersey: Transaction.
Thulin, E. and Vilhelmson, B. (2014), Virtual Practices and Migration Plans: a Qualitative Study
of Urban Young Adults. Population, Space and Place, 20, 389–401.
Toshkov, D. (2012). The dynamic relationship between asylum applications and recognition
rates in Europe (1987-2010). European Union Politics, 15(2), 192–214.
https://doi.org/10.1177/1465116513511710
Van der Bracht, K. & Van de Putte, B. (2013). Het not-in-my-property-syndroom: Etnische
discriminatie op de huisvestingsmarkt. Gent: Universiteit Gent.
Varis, P. (2016). Digital Ethnography. In The Routledge Handbook of Language and Digital
Communication, edited by Alexandra Georgakopoulou and Tereza Spilioti, 55–68. London:
Routledge.
Varis, P. & Hou, M. (2017). Digital approaches in linguistic ethnography. In The Routledge
Handbook of Linguistic Ethnography, edited by Karin Tusting. Abingdon: Routledge.
Vertovec, S. (2006). The Emergence of Super-diversity in Britain. Oxford University, Centre on
Migration, Policy and Society, Working Paper 25.
Wall, M., Campbell M.O. & Janbek, D. (2015). Syrian refugees and information precarity. New
Media & Society, 19(2), 240–254.
Walters, W. (2004). Secure Borders, Safe Haven, Domopolitics. Citizenship Studies 8(3), 237–
260.
Zijlstra, J. & van Liempt, I. (2017). Smart(phone) travelling: understanding the use and impact
of mobile technology on irregular migration journeys. International Journal of Migration and
Border Studies, 3(2/3), 174–191.
Zimmermann, K. F. (1996). European Migration: Push and Pull. International Regional Science
Review, 19(1–2), 95–128. https://doi.org/10.1177/016001769601900211
81
8.2 Artikels
Arnoudt, R. (2015, 20 september). Bart De Wever (N-VA): "Neem systematisch de smartphones
van de transmigranten in beslag”. VRT NWS. Ontleend aan:
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/09/20/bart-de-wever-n-va-durven-doorpakken-in-
probleem-transmigrat/ (geraadpleegd op 13 april 2019).
Beernaert, L. (2015, 2 september). Zeg niet migrant tegen een vluchteling. En ja, het
onderscheid is belangrijk. De Morgen. Ontleend aan: https://www.demorgen.be/nieuws/zeg-
niet-migrant-tegen-een-vluchteling-en-ja-het-onderscheid-is-belangrijk~b7f3edaa/
(geraadpleegd op 18 mei 2019).
Latonero, M. (2015, 27 december). For refugees, a digital passage to Europe. Thomas Reuters
News. Ontleend aan http://news.trust.org/item/20151227124555-blem7/ (geraadpleegd op
22 februari 2019).
Six, R. (2018, 17 oktober). Voor een vluchteling is een smartphone belangrijker dan voedsel.
Knack. Ontleend aan https://www.knack.be/nieuws/boeken/voor-een-vluchteling-is-een-
smartphone-belangrijker-dan-voedsel/article-longread-1380847.html (geraadpleegd op 15
april 2019).
Van Hauwermeiren, A. (2015, 8 september). Dit is waarom zoveel vluchtelingen een
smartphone hebben. De Morgen. Ontleend aan https://www.demorgen.be/nieuws/dit-is-
waarom-zoveel-vluchtelingen-een-smartphone-hebben~bac0434b/ (geraadpleegd op 15 april
2019).
Kasteleijn, N. (2015, 29 augustus). De smartphone, het nieuwe wapen van de moderne
vluchteling. NOS. Ontleend aan https://nos.nl/artikel/2054870-de-smartphone-het-nieuwe-
wapen-van-de-moderne-vluchteling.html (geraadpleegd op 15 april 2019).
8.3 Online bronnen
VRT Taal. Vluchteling / migrant / asielzoeker. Ontleend aan https://vrttaal.net/taaladvies-
taalkwestie/vluchteling-migrant-asielzoeker (geraadpleegd op 18 mei 2019).
CGVS (2018). Beleidswijziging asielverzoeken van Palestijnen uit Gaza. Ontleend aan
https://www.cgvs.be/nl/actueel/beleidswijziging-asielverzoeken-van-palestijnen-uit-gaza
(geraadpleegd op 19 mei 2019).
CGVS (2019). Asielstatistieken 2018 december. Ontleend aan
https://www.cgvs.be/sites/default/files/asielstatistieken_2018_december_nl.pdf
(geraadpleegd op 19 mei 2019).
82
CGVS (2019). Asielstatistieken 2019 januari. Ontleend aan
https://www.cgvs.be/sites/default/files/asielstatistieken_2019_januari_nl.pdf (geraadpleegd
op 19 mei 2019).
CGVS (2019). Asielstatistieken 2019 februari. Ontleend aan
https://www.cgvs.be/sites/default/files/asielstatistieken_2019_februari_nl.pdf (geraadpleegd
op 19 mei 2019).
CGVS (2019). Asielstatistieken 2019 maart. Ontleend aan
https://www.cgvs.be/sites/default/files/asielstatistieken_2019_maart_nl.pdf (geraadpleegd
op 19 mei 2019).
CGVS (2019). Asielstatistieken 2019 april. Ontleend aan
https://www.cgvs.be/sites/default/files/asielstatistieken_2019_april_nl.pdf (geraadpleegd op
19 mei 2019).