83
Academiejaar 2014 - 2015 Eerstesemesterexamenperiode De beleving van vrijwillige terugkeer naar Kosovo: Het leven na terugkeer Hannah Vandenberghe - 00803841 Promotor: Prof. Dr. Ilse Derluyn Begeleidster: Ine Lietaert Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek

De beleving van vrijwillige terugkeer naar Kosovo: Het ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/216/278/RUG01-002216278_2015_0001... · De beleving van vrijwillige terugkeer naar Kosovo

  • Upload
    habao

  • View
    212

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Academiejaar 2014 - 2015

Eerstesemesterexamenperiode

De beleving van vrijwillige terugkeer naar Kosovo:

Het leven na terugkeer

Hannah Vandenberghe - 00803841

Promotor: Prof. Dr. Ilse Derluyn

Begeleidster: Ine Lietaert

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek

ii

‘For now the biggest difficulties are the lack of tools

for work. I consider myself as a hard working person

but I don’t have sufficient equipment. If you have

enough money to buy proper tools, my business could

grow. I would be able to hire more people and earn

much more than I’m doing now.’

iii

Ondergetekende, Hannah Vandenberghe, geeft toelating tot het raadplegen van deze masterproef

door derden.

iv

ABSTRACT

Deze masterproef belicht de ervaringen van Kosovaarse migranten die met ondersteuning van

Caritas International vrijwillig terugkeerden naar hun thuisland. Uit de literatuurstudie blijkt dat er

nog een tekort aan onderzoek is naar de ervaringen van vrijwillige terugkeerders (Carr, 2014). Bij dit

onderzoek wordt vooral gefocust op de positieve en negatieve ervaringen die terugkeerders

ondervinden tijdens de fase na terugkeer. Door deze ervaringen in beeld te brengen, kan dit

onderzoek hopelijk bijdragen tot een migratiebeleid dat zich aanpast aan de noden van de

terugkeerder. Daarnaast tracht het de kijk op migratie te vergroten. Uit de kwalitatieve bevraging

van de terugkeerders blijkt dat de beslissing om terug te keren niet bij iedereen de eigen keuze was.

Ondanks dat ze vaak het gevoel hadden geen alternatief te hebben om terug te keren, voelden de

meesten zich na hun terugkeer wel thuis. Vervolgens bleek dat vooral de slechte economische

situatie in Kosovo een invloed heeft op hun inbedding. Over de sociale contacten waren de

terugkeerders meer tevreden. Toch woog de economische dimensie van inbedding het zwaarst door

op de psychosociale dimensie. Zo ontstond er bij hen stress door hun werkloosheid. De

ondersteuning moet volgens de terugkeerders nog meer gericht zijn op het economische

aspect. Ondanks de slechte economische situatie, had slechts één migrant het plan om opnieuw te

migreren. Bij de anderen moest er eerst aan voorwaarden voldaan zijn vooraleer Kosovo opnieuw te

verlaten. Het besluit van dit onderzoek is dat vooral de economische situatie van de Kosovaren om

meer aandacht vraagt. Zeker doordat deze de inbedding van de terugkeerders afremt.

v

VOORWOORD

Het migratiethema is erg actueel. Bijna elke dag lees of hoor ik er iets over in de media. Vaak komt

hierbij het politieke aspect aan bod, maar gaat er weinig aandacht naar de ervaringen van de

migranten zelf. In deze masterproef komen verschillende Kosovaren aan bod die vanuit België met

het Return and Emigration of Asylum Seekers ex-Belgium (REAB) terugkeerden naar hun thuisland.

Het op zoek gaan naar hun, dromen, verwachtingen, moeilijkheden, maar ook soms positieve

ervaringen, was de grootste motivatie om de uitdaging van deze masterproef aan te gaan. Door ook

de stem van de migrant te laten horen, hoop ik dat hun ervaringen en verzuchtingen meer aandacht

krijgen.

Graag wil ik ook enkele mensen bedanken zonder wie het resultaat van deze masterproef er niet zou

zijn gekomen. Als eerste zijn dit de Kosovaarse terugkeerders zelf. Zonder hun openheid en

eerlijkheid tijdens onze gesprekken was deze masterproef er niet. Ook hartelijke dank aan mijn

promotor Ilse Derluyn en mijn begeleidster Ine Lietaert voor het nalezen van mijn werk, de bruikbare

opmerkingen en het in contact brengen met Caritas International. Stefanie van Caritas België wil ik

bedanken om mijn vragen te beantwoorden en me in contact te brengen met terugkeerders. Ook

dank aan de medewerkers van Caritas Kosovo, in het bijzonder aan Jakup voor de praktische regeling

en Edona voor het tolken. Verder wil ik ook de zusters van het ‘Sister House’ bedanken voor hun

gastvrijheid en hun warm onthaal. Tenslotte wil ik mijn familie en mijn vrienden bedanken voor de

morele steun en hulp. Speciale dank gaat uit naar mijn schoonzus Marjan, voor het kritische nalezen

van de teksten en om me te blijven motiveren. Ook mijn vriend, broers en ouders verdienen heel wat

dank voor hun grenzeloos vertrouwen en geduld.

Voor het citeren van en refereren naar bronnen worden de normen van de American

Psychological Association (APA) gebruikt.

vi

GEASSOCIEERDE MASTERPROEF

Dit is een geassocieerde masterproef. Voor de dataverzameling werkte ik samen met Lien

Baekelandt. Samen trokken we drie weken naar Kosovo om terugkeerders te bevragen. De interviews

zijn door ons afwisselend afgenomen en uitgetikt. De uitgeschreven interviews deelden we,

waardoor we tot een grotere gegevensverzameling kwamen. Het verwerken van deze gegevens en

het uitschrijven van het onderzoek gebeurde individueel.

vii

INHOUDSOPGAVE

ABSTRACT ................................................................................................................................................ iv

VOORWOORD ........................................................................................................................................... v

Geassocieerde masterproef .................................................................................................................... vi

INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................................... vii

Afkortingen ............................................................................................................................................... x

I Inleiding ............................................................................................................................ 1

II Theoretische achtergrond .................................................................................................. 3

1 Migratie ................................................................................................................................... 3

1.1 Terminologie.................................................................................................................... 3

2 De migratiecyclus .................................................................................................................... 4

3 Terugkeermigratie ................................................................................................................... 5

3.1 Vormen van terugkeer .................................................................................................... 6

3.2 Vrijwilligheid .................................................................................................................... 6

3.3 Redenen tot terugkeer .................................................................................................... 7

4 Na terugkeer ............................................................................................................................ 8

4.1 Re-integratie – Inbedding .............................................................................................. 10

4.2 Duurzaamheid ............................................................................................................... 11

5 Het terugkeerbeleid .............................................................................................................. 13

5.1 Ondersteuning van vrijwillige terugkeer na een verblijf in België ................................ 13

5.1.1 Return and Emigration of Asylum seekers ex-Belgium (REAB) ............................. 13

5.1.2 Caritas International .............................................................................................. 15

III Probleemstelling ............................................................................................................. 17

1 Onderzoeksdoelen ................................................................................................................ 17

2 Onderzoeksvraag ................................................................................................................... 18

IV Methodologie ................................................................................................................. 19

1 Dataverzameling .................................................................................................................... 19

1.1 Kwalitatief onderzoek.................................................................................................... 19

1.2 Respondenten ............................................................................................................... 19

1.3 Onderzoekscontext ....................................................................................................... 20

1.4 Semi-gestructureerd interview ..................................................................................... 20

viii

1.4.1 Het verloop van de dataverzameling .................................................................... 20

2 Methodologische kwaliteit .................................................................................................... 21

2.1 Betrouwbaarheid ........................................................................................................... 22

2.1.1 Interne betrouwbaarheid ...................................................................................... 22

2.1.2 Externe betrouwbaarheid ..................................................................................... 22

2.2 Validiteit ........................................................................................................................ 23

2.2.1 Interne validiteit .................................................................................................... 23

2.2.2 Externe validiteit ................................................................................................... 23

3 Ethische overwegingen ......................................................................................................... 23

4 Data-analyse .......................................................................................................................... 24

V Resultaten ...................................................................................................................... 26

1 Achtergrondkenmerken terugkeerders ................................................................................ 26

2 Thema 1: Persoonlijke levensomstandigheden .................................................................... 27

2.1 Eigen beschouwing ........................................................................................................ 27

2.2 Huisvesting .................................................................................................................... 28

2.3 Financieel ....................................................................................................................... 28

2.4 Opleiding ....................................................................................................................... 29

2.5 Gezondheid ................................................................................................................... 29

3 Thema 2: Ondersteuning ....................................................................................................... 29

3.1 Informatie ...................................................................................................................... 29

3.2 Gebruik re-integratiebudget ......................................................................................... 30

3.3 Rol Caritas Kosovo ......................................................................................................... 30

3.4 Suggesties ...................................................................................................................... 31

4 Thema 3: Psychosociaal ......................................................................................................... 31

4.1 Gemoedstoestand ......................................................................................................... 31

4.2 Identiteit ........................................................................................................................ 32

4.3 Veiligheid ....................................................................................................................... 32

4.4 Vertrouwen ................................................................................................................... 32

5 Thema 4: Sociale contacten .................................................................................................. 33

5.1 Relatie met familie en vrienden .................................................................................... 33

5.2 Reactie op terugkeer ..................................................................................................... 33

5.3 Verschil met omgeving .................................................................................................. 34

5.4 Sociale contacten in buitenland .................................................................................... 34

5.5 Contact met andere terugkeerders ............................................................................... 35

ix

6 Thema 5: Terugkomst ............................................................................................................ 35

6.1 Redenen tot terugkeer .................................................................................................. 35

6.2 Vrijwilligheid .................................................................................................................. 36

6.3 Eerste periode ............................................................................................................... 36

6.4 Tevredenheid over terugkeer ........................................................................................ 37

6.5 Situatie Kosovo .............................................................................................................. 37

6.6 Grootste moeilijkheden na terugkomst ........................................................................ 38

6.7 Succesvol indien….......................................................................................................... 38

6.8 Advies ............................................................................................................................ 39

7 Thema 6: Toekomst ............................................................................................................... 39

7.1 Optimisme ..................................................................................................................... 40

7.2 Plannen .......................................................................................................................... 40

VI Discussie ......................................................................................................................... 41

1.1 Hoe wordt de terugkeer ervaren? ................................................................................. 41

1.2 Hoe ervaren terugkeerders hun economische situatie? ............................................... 43

1.3 Hoe ervaren terugkeerders hun sociale contacten? ..................................................... 44

1.4 Hoe ervaren terugkeerders hun psychosociale situatie? .............................................. 46

1.5 Hoe ervaren de terugkeerders de ondersteuning na terugkeer? ................................. 47

1.6 Wat is het toekomstperspectief van de terugkeerders? ............................................... 49

VII Conclusie ........................................................................................................................ 50

1 Sterktes en beperkingen ....................................................................................................... 51

2 Implicaties en aanbevelingen voor verder onderzoek .......................................................... 52

Referentielijst ........................................................................................................................................ 53

Bijlagen .................................................................................................................................................. 59

Bijlage 1: Ondersteuning ......................................................................................................... 59

Bijlage 2: Vragenlijst ............................................................................................................... 60

Bijlage 3: Informed Consent .................................................................................................... 70

Bijlage 4: Boomstructuur ........................................................................................................ 71

Bijlage 5: Tabellen en figuren .................................................................................................. 72

x

AFKORTINGEN

Caritas Caritas International Belgium

Caritas Kosovo Caritas International Kosovo

Cgvs Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen

EMN Europees Migratienetwerk

Fedasil Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers

IOM International Organization for Migration

NGO Niet-gouvernementele organisatie

REAB Return and Emigration of Asylum Seekers Ex-Belgium

UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees

VWV Vluchtelingenwerk Vlaanderen

1

I INLEIDING

Het algemene doel van dit onderzoek is om een beter inzicht te krijgen in de ervaringen van

Kosovaarse migranten die met het programma Return and Emigration of Asylum Seekers ex-Belgium

terugkeren naar hun gastland. In het bijzonder focust deze masterproef zich op de positieve en

negatieve ervaringen van migranten na hun terugkeer.

Kosovo behoort tot de top tien van de landen waar de meeste asielzoekers in België vandaan komen

(VWV, 2013; cgvs, 2014). Het land is wel niet te vinden in de top tien van landen waar asielzoekers

een erkenning krijgen van een vluchtelingenstatuut (cgvs, 2014). Voor hen dreigt een uitwijzing, een

terugkeer naar het thuisland, of een illegaal verblijf. Sinds 2011 voert de federale overheid een

actiever terugkeerbeleid waarbij men migranten aanmoedigt om vrijwillig terug te keren

(kruispuntmi, 2014). De UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, stelt dat dit de

beste oplossing is voor het grootste aantal vluchtelingen (van Houte & de Koning, 2008; Tete, 2012;

UNHCR, 2013a). Toch is terugkeer niet zo eenvoudig als het lijkt. Uit verschillend onderzoek blijkt dat

terugkeerders moeilijkheden ervaren na hun terugkomst (Tannenbaum, 2007; Barret & Mosca, 2013;

Yehuda-Sternfeld & Mirsky, 2014). De moeilijkheden die vrijwillige terugkeerders ervaren, blijken

echter nog weinig besproken (Carr, 2014). Binnen dit onderzoek wil ik mij dan ook focussen op deze

doelgroep en hun ervaringen. Volgens IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie, (2013a) kan

de aandacht voor deze ervaringen bijdragen tot een beter migratiebeleid.

In wat volgt wordt eerst de theoretische achtergrond van dit onderzoek besproken. Hierin wordt

dieper ingegaan op het migratiethema, met in het bijzonder de terugkeermigratie. Uit deze

theoretische achtergrond vloeien de onderzoeksdoelen -en vragen voort. In het vierde hoofdstuk

komen de werkwijze, de methodologische kwaliteit en de ethische overwegingen van dit onderzoek

aan bod. Daarna volgen de resultaten uit de analyse. In de discussie zijn de bevindingen gebundeld.

Tot slot van deze masterproef is er de conclusie, met een sterkte-zwakteanalyse en daarbij ook

implicaties voor verder onderzoek.

2

3

II THEORETISCHE ACHTERGROND

1 Migratie

1.1 Terminologie

Het concept migratie verwijst naar elke beweging van mensen, ongeacht de beweegredenen of de

tijdsduur (EMN, 2012). In dit deel wens ik de verschillende terminologieën binnen het migratiethema

te bespreken aan de hand van de bovenstaande tweedeling.

Naargelang de beweegredenen worden er verschillende termen gebruikt voor mensen die migreren.

Zo is er een onderscheid tussen vluchtelingen en arbeidsmigranten. Voor de omschrijving van een

vluchteling is er de juridische definiëring uit de Conventie van Genève van 1951 (Meireman et al.,

2004): ‘Een persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het

behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land

waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van

bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten

het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van de

bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren’ (Fedasil, 2014a, para. 2). Schell & Muller (2000) wijzen er

in hun boek op dat vluchtelingen op mondiaal vlak ruimer gedefinieerd worden: ‘Alle mensen die zich

vanwege bestaansonzekerheid gedwongen zien het herkomstland te verlaten’ (p. 14). Bij

arbeidsmigranten zijn de beweegredenen van economische aard. Zij zouden in tegenstelling tot

vluchtelingen eerder vrijwillig migreren (Al-Ali, Black & Koser, 2001; Foblets & Vanbeselaere, 2006).

Al is de vrijwilligheid een moeilijk te bepalen begrip (Ottonelli en Torresi, 2013) (cfr. 3.2). Vaak zorgt

een combinatie van uiteenlopende factoren voor de uiteindelijke beslissing om te migreren (Schell &

Muller, 2000; Al-Ali, Black & Koser, 2001; Foblets & Vanbeselaere, 2006,). Een onderscheid maken

tussen vluchtelingen en migranten blijkt bijna onmogelijk en meestal niet relevant (Guarnaccia &

Lopez, 1998, in Derluyn et al., 2009).

Net als de beweegredenen, worden er in de literatuur ook verschillende terminologieën gebruikt

naargelang de tijdsintentie van migratie (Gmelch, 1980; Sussman, 2011). Zo heeft Sussman (2011)

het in haar onderzoek over een immigrant, een expatriate en een transnational. Een immigrant is

iemand die voor altijd naar een ander land verhuist, een expatriate verhuist met de intentie om later

terug te keren en een transnational neemt van op afstand deel aan het thuisleven door middel van

technologie en financiële ondersteuning. Ook hier zijn de grenzen tussen de verschillende

categorieën in de praktijk vaag en onduidelijk (Sussman, 2011). De meeste migranten hebben

4

namelijk geen concrete plannen en laten hun beslissing om later al dan niet terug te keren afhangen

van de kansen die ze tijdens hun verblijf krijgen (Gmelch, 1980). Doordat de levensomstandigheden

van migranten doorheen de tijd veranderen, kan één migrant tot verschillende categorieën behoren

(Sussman, 2011).

Het is dus duidelijk dat de terminologie binnen migratie moeilijk af te bakenen is. Omdat elke

respondent van dit onderzoek een eigen verhaal, achtergrond, ervaring en geschiedenis heeft, wens

ik de interpretatie van de terminologie zo breed mogelijk te houden. Ik opteer dan ook om ‘migrant’

te gebruiken bij het verwijzen naar een respondent van dit onderzoek. Van Geertruyen (2000, p. 14)

omschrijft een migrant als ‘iemand die zijn vertrouwde omgeving verlaat om zich elders, dikwijls in

een ander land, te gaan vestigen.’ Dit is dan ook de definitie die ik verder in deze masterproef zal

volgen.

Omdat de migranten die in het kader van dit onderzoek bevraagd werden, allemaal terugkeerden

naar hun land van oorsprong, wordt naast de term ‘migrant’ ook de term ‘terugkeerder’ gebruikt.

Onder punt drie van deze theoretische achtergrond zal de terugkeermigratie verder worden

besproken.

2 De migratiecyclus

Het migratieproces wordt in de literatuur door verschillende onderzoekers onderverdeeld in

verschillende fases, met een groeiende nadruk op de terugkeerfase.

Schell en Muller (2000) onderscheiden vijf fases tijdens het migratieproces. De eerste fase is de breuk

met het normale leven. De tweede fase omvat de vlucht en de eventuele eerste opvang in de regio.

In de derde fase vindt de asielprocedure en de centrale opvang in het gastland plaats. Fase vier

houdt de toekenning van de verblijfsvergunning of de afwijzing in en fase vijf tenslotte, beschrijft de

terugkeer en de herintegratie in het thuisland.

Ondanks de aandacht die Schell en Muller (2000) reeds hadden voor de fase van terugkeer en de re-

integratie in het thuisland, onderscheiden Boyd en Grieco (2003) slechts drie fases binnen de

migratiecyclus: de pre-migratiefase, de fase van transitie over de staatsgrenzen en de post-

migratiefase in het gastland. Later kreeg de fase van terugkeer binnen de literatuur steeds meer

aandacht en deze is dan ook toegevoegd aan de fases van Boyd en Grieco (van houte & de Koning,

2008; Ruben et al., 2009). Aanvankelijk werd deze fase in verschillende studies opgevat als het einde

van het migratieproces (Black & Koser, 1999). De terugkeer werd dan ook gezien als een beweging

5

waarbij mensen terugkeren naar hun thuisland om zich daar, na een periode in een ander land,

opnieuw te vestigen (Gmelch, 1980; King, 2000). Tegenwoordig wordt terugkeer niet langer

beschouwd als het einde van de migratiecyclus (van Houte & de Koning, 2008; Ruben et al., 2009). De

omstandigheden in het thuisland zijn vaak volledig anders dan voor het vertrek waardoor van

‘thuiskomen’ geen sprake meer is (Black & Gent, 2004; van Houte, 2006). Bovendien keren mensen

binnen hun thuisland niet altijd terug naar hun plaats van herkomst (Black & Koser, 1999).

Terugkeermigratie kan dus het best begrepen worden als een nieuwe fase binnen de migratiecyclus

(De Bree et al., 2010).

3 Terugkeermigratie

Na de toenemende immigratie-instroom vanaf de jaren ’70 begon de United Nations High

Commissioner for Refugees (UNHCR) de terugkeer van migranten als de beste en meest duurzame

oplossing te zien. De overtuiging was namelijk dat naar ‘huis’ terugkeren de meest natuurlijke

oplossing was (Ruben et al., 2009).

Toch is terugkeer niet zo eenvoudig als het lijkt. Zo is het niet altijd een proces van gewoon

‘thuiskomen’ (Davids en van Houte, 2008a, 2008b). Ghanem (2003, in Davids en van Houte, 2008b)

stelt zich de vraag hoe aangenomen kan worden dat migranten terugkeren naar ‘huis’ als ze zich niet

meer thuis voelden en dat net de reden was waarom ze vertrokken. Migranten keren vaak terug

omdat dit voor hen nog de enige oplossing is, bij gebrek aan (juridische) alternatieven (Noll, 1999).

Deze terugkeer is volgens Ottonneli & Torresi (2013) dan ook niet vrijwillig. Daarnaast kunnen ook de

evoluties in het thuisland en veranderingen bij familie en vrienden tijdens de migratie van de

terugkeerder een invloed uitoefenen op het thuisgevoel (Ruben et al., 2009). De herinneringen die

migranten hebben zijn immers vaak anders dan de realiteit (Tannenbaum, 2007). Toch blijkt uit

onderzoek dat terugkeerders hier tegenwoordig minder mee af te rekenen hebben. Een reden

hiervoor zou het contact met het thuisland via technologische middelen, zoals gsm, internet en

sociale media kunnen zijn (Sussman, 2011).

In wat volgt komen eerst de verschillende vormen van terugkeer aan bod. Daarna wordt de

vrijwilligheid van terugkeer besproken. En als laatste worden de terugkeerredenen van de migranten

verkend.

6

3.1 Vormen van terugkeer

Migranten kunnen er volgens de International Organization for Migration, de grootste organisatie op

vlak van migratie, voor kiezen om vrijwillig terug te keren, al dan niet met ondersteuning. Als de

terugkeer met ondersteuning gebeurt, gaat het om begeleide vrijwillige terugkeer 1 (IOM, 2004). Die

ondersteuning kan bijvoorbeeld gaan naar het opzetten van een bedrijfje in het thuisland (VWV,

2014). Aan de andere kant kunnen migranten, indien ze uitgeprocedeerd zijn of geen papieren

hebben, het land worden uitgezet door de Dienst Vreemdelingenzaken. Deze uitwijzing gebeurt

onder dwang en wordt ook wel deportatie genoemd (VWV, 2014; IOM, 2004).

IOM (2004) omschrijft vrijwillige terugkeer als een weloverwogen en vrij genomen individuele

beslissing. Deze beschrijving komt niet altijd overeen met de realiteit en de ervaringen van de

respondenten (Black, 2002 in Black et al., 2004; Lietaert, 2009). Meestal is er geen alternatief voor de

migrant en kan de terugkeer dus niet echt vrijwillig zijn (Noll, 1999; van Houte & de Koning, 2008).

De respondenten van dit onderzoek kozen er voor om met behulp van het Return and Emigration of

Asylum Seekers ex-Belgium -programma terug te keren naar hun thuisland. Dit programma wordt

door NGO’s en de overheid als begeleide vrijwillige terugkeer beschouwd. De respondenten kunnen

dit dus wel op een andere manier ervaren (Lietaert, 2009). De vrijwilligheid wordt hieronder verder

besproken.

3.2 Vrijwilligheid

Binnen de literatuur wordt de vrijwilligheid van terugkeer vaak in vraag gesteld (Black & Koser, 1999;

Chimni, 2004; Black et al., 2004; Black & Gent, 2004, 2006; Davids & van Houte, 2008b; van Houte &

de Koning, 2008; Tete, 2012; Ottonelli en Torresi, 2013).

In de migratiecontext wordt het begrip ‘vrijwilligheid’ vaak niet afgebakend en krijgt het een veelheid

aan betekenissen. Nochtans speelt het een cruciale rol in de huidige migratiedebatten. Door de

vaagheid van de term ‘vrijwilligheid’, dreigt het vaak misbruikt te worden, afhankelijk van de

politieke agenda waartoe het moet dienen. Een betere definiëring kan het migratiedebat en de

migranten ten goede komen (Ottonelli en Torresi, 2013).

Morrison (2000, in Foblets en Vanbeselaere, 2006) onderscheidt drie gradaties van vrijwilligheid. Als

eerste kan een migrant duidelijk en open kiezen om ofwel terug te keren naar het thuisland ofwel om

1 De respondenten van dit onderzoek besloten om begeleid vrijwillig terug te keren naar hun land van

herkomst. Ze maakten hierbij gebruik van het Return and Emigration of Asylum Seekers ex-Belgium -programma. Dit programma wordt later in deze masterproef besproken (cfr. 5.1.1).

7

zich te vestigen in het gastland. Daarnaast kan de migrant kiezen om op vrijwillige basis terug te

keren naar zijn thuisland of om in het gastland te blijven en het risico te lopen later alsnog

gedwongen te moeten terugkeren. Tot slot kan de migrant ook kiezen om zich niet te verzetten

tegen de uitwijzing.

Ottonelli en Torresi (2013) maken geen gradaties, maar onderscheiden wel vier noodzakelijke

voorwaarden bij vrijwilligheid. De eerste voorwaarde is dat er geen sprake mag zijn van fysieke of

psychologische dwang. Vervolgens moeten er voldoende alternatieven zijn waarbij migratie met

andere woorden dus niet de enige optie is. Dit komt overeen met de voorwaarde die Noll (1999)

stelt. Ten derde moeten migranten, zowel fysiek als financieel de mogelijkheid hebben om opnieuw

te vertrekken. De laatste voorwaarde wijst op het belang van voldoende en adequate informatie,

zodat de keuze om te migreren in de beste omstandigheden kan worden gemaakt. Ook deze

voorwaarde komt in ander onderzoek aan bod (Dimitrijevic et al., 2004 in Davids & van Houte,

2008b). Bij het verwerken van de resultaten wordt teruggekoppeld naar deze gradaties en de

voorwaarden van vrijwilligheid.

3.3 Redenen tot terugkeer

Net zoals migranten verschillende redenen hebben om te migreren, wordt hun beslissing om terug te

keren ook beïnvloed door een combinatie van verschillende factoren (King, 2000). In de literatuur

wordt er een onderscheid gemaakt tussen pullfactoren uit het thuisland en pushfactoren uit het

gastland (King, 2000; Schell & Muller, 2000; Black et al., 2004; Carr, 2014). De pullfactoren verwijzen

naar positieve aantrekkingen van de thuissamenleving. De pushfactoren duwen de kandidaat-

terugkeerders eerder weg uit het gastland (Touquet & Wets, 2013).

Op basis van literatuuronderzoek maakt King (2000) een overzicht van de belangrijkste factoren die

de beslissing om terug te keren beïnvloeden. Hierbij zijn er zowel economische, sociale, persoonlijke

als politieke motieven. Deze hebben allen een invloed op het pull– en pushmechanisme. De niet-

economische factoren zouden zwaarder doorwegen dan de economische factoren. En in het

algemeen zijn de pull-factoren in het thuisland eerder dan de push-factoren in het gastland van

groter belang bij het maken van een beslissing (King, 2000; Foblets en Vanbeselaere, 2006). Carr

(2014) somt in haar studie pull -en pushfactoren op uit verschillende onderzoeken. Ook hieruit blijkt

dat een pull-factor het zwaarste doorweegt bij het nemen van de terugkeerbeslissing, namelijk de

gegarandeerde veiligheid in het thuisland. Verder worden nog enkele factoren opgesomd. Deze zijn

een veranderende economische situatie in het thuisland, familiale factoren, strenge

8

familieherenigingsregels, heropbouw van bijstand, de nood aan een sterker gemeenschapsleven en

het niet spreken van de taal van het gastland.

Ook Black et al. (2004) gaan in hun onderzoek op zoek naar motieven om terug te keren. Zij

onderscheiden drie sleutelfactoren. Als eerste, de structurele omstandigheden die bestaan uit de

politieke, economische en sociale factoren in het thuis- en gastland. Ten tweede spelen de

individuele en de familiale omstandigheden van de kandidaat-terugkeerder een rol. Tenslotte kan

ook het beleid de migrant al dan niet motiveren om terug te keren.

Zowel in het onderzoek van King (2000) als in het onderzoek van Black et al. (2004) zijn de

economische, sociale, politieke en de persoonlijke factoren dus elementen die de beslissing om al

dan niet terug te keren beïnvloeden.

Efstratios et al. (2014) onderscheiden naargelang de vertrekredenen drie clusters van

terugkeermigranten. Vooreerst zijn er de onsuccesvolle migranten. Zij zijn tijdens hun migratie

geconfronteerd met racisme, een gebrek aan integratie of werkloosheid. De tweede cluster zijn de

migranten die terugkeren omwille van familiale redenen of hun pensioen. En als laatste zijn er de

jonge en succesvolle migranten. Zij keren terug omdat ze voldoende geld voor zichzelf en hun

kinderen hebben.

Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat heel wat factoren een invloed kunnen uitoefenen op de

terugkeerbeslissing. In de discussie wordt ingegaan op de redenen die de terugkeerders van dit

onderzoek aanhalen. Deze redenen kunnen namelijk een invloed hebben op de mogelijkheden en

beperkingen van het leven na terugkeer (Ruben et. al, 2009).

4 Na terugkeer

De fase van terugkeer bleef binnen het migratieonderzoek een lange tijd een verwaarloosd gebied

(Davids & van Houte, 2008a). Ook hoe de migranten het leven na terugkeer ervaren, bleef lang

onderbelicht. Hierdoor was maar weinig geweten over hoe migranten hun leven na terugkeer

opnieuw opbouwen (Black & Koser, 1999; Black & Gent, 2006; van Houte & de Koning, 2008; Ruben

et al., 2009). Volgens Hammond (1999) eindigt de aandacht van onderzoekers na terugkeer snel door

de veronderstelling dat deze terugkeer een goede en gemakkelijke oplossing is voor de migrant.

De laatste jaren kreeg de fase na terugkeer groeiende aandacht binnen de literatuur. Heel wat

onderzoekers verkenden deze fase met de ervaringen van terugkeerders (van Houte, 2006;

9

Tannenbaum, 2007; Ruben et al., 2009; Davids en van Houte, 2008b; Bartram, 2011; Barrett &

Mosca, 2013; Yehuda-Sternfeld & Mirsky, 2014). Uit deze onderzoeken komen enkele interessante

bevindingen naar boven.

Migranten ondervinden na terugkeer verschillende aanpassingsmoeilijkheden (Barret & Mosca,

2013; Yehuda-Sternfeld & Mirsky, 2014). Tannenbaum (2007) concludeerde dat de migranten na

terugkeer persoonlijke, emotionele en sociale moeilijkheden ervaren die op vele vlakken gelijklopen

met ervaringen bij migratie naar het gastland. Verschillende onderzoeken komen tot het besluit dat

terugkeerders zich anders voelen dan mensen die niet migreerden. Zo toonden Barrett en Mosca

(2013) aan dat teruggekeerde oudere migranten een hoger gevoel van sociale isolatie en

eenzaamheid ervaren dan mensen die niet migreerden. Daarnaast zouden terugkeerders zich minder

gelukkig voelen dan thuisblijvers (Bartram, 2011).

Vervolgens geven verschillende onderzoekers aan dat migranten ook moeilijkheden kunnen

ondervinden rond hun eigen identiteit (Sussman, 2011; Yehuda-Sternfeld & Mirsky, 2014). Tijdens

hun migratie leren ze nieuwe omgevingen, met een eigen cultuur kennen (Ruben et al., 2009; Hall,

2008 in Werbner, 2013). Deze ervaringen kunnen het gedrag, de waarden en de identiteit van de

migrant veranderen (Sussman, 2011). De combinatie van ervaringen uit verschillende gebieden kan

ervoor zorgen dat de migrant een transnationale identiteit ontwikkelt. Deze identiteit kan ontstaan

door een beïnvloeding van verschillende culturen (Appadurai 1996, Escobar 1995 in Bryceson &

Vuorela, 2003). Dit kan zorgen voor zowel voor- als nadelen. Migranten kunnen er van profiteren

door het beste van de twee werelden te combineren (Ghorashi, 2003, in Davids en van Houte,

2008b). Maar deze transnationale identiteit kan in het slechtste geval ook leiden tot een gevoel van

‘in-betweenness’. Dit gevoel geeft ook een invloed op het thuisgevoel en kan er voor zorgen dat de

migrant zich nergens meer thuis voelt (Ghorashi, 2001, in Davids en van Houte, 2008b).

Verder hebben terugkeerders bij hun terugkomst vaak te maken met een samenleving van ingestorte

infrastructuur en hoge werkloosheid (Davids & van Houte, 2008b). Op economisch vlak ondervinden

ze dan ook moeilijkheden. Uit het rapport van Danish Refugee Council (2011) blijkt dat de

meerderheid van de Kosovaarse terugkeerders negatief kijkt naar zijn economische situatie. Zo

hebben ze te kampen met werkloosheid, een grote onzekerheid over hun job en zijn sommigen

economisch volledig afhankelijk van hun familie. Ook wat betreft toegang tot de gezondheidzorg en

onderwijs ondervinden zij problemen.

De moeilijkheden die terugkeerders ondervinden hebben volgens verschillende onderzoekers een

invloed op de inbedding na terugkeer (van Houte, 2006; Davids en van Houte, 2008b; Ruben et al.

2009). Hier wordt in het volgende deel verder op ingegaan (cfr. 4.1.1).

10

4.1 Re-integratie – Inbedding

De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) beschouwt re-integratie als het terug

toetreden van voormalige migranten tot de sociale, economische en culturele structuren van de

oorspronkelijke gemeenschap (Dimitrijevic et al., 2004 in Ruben et al., 2009). Binnen deze definitie

van re-integratie is er weinig ruimte voor een veranderende identiteit, positie en interesses van de

terukgeermigranten in hun thuisland. Deze definitie geeft dus aan dat de terugkeerder zich bij een

re-integratie zou moeten aanpassen aan de dominante structuur (Ruben et al., 2009).

Preston (1993, in Arowolo, 2000) beschrijft integratie in het thuisland als de aanpassing tussen

degenen die terugkeerden en degene die thuisbleven tijdens hun afwezigheid. De mate van

integratie hangt volgens haar af van de veranderde contextuele factoren, zoals de verandering van

de omgeving tot de sociale en economische omstandigheden (Arowolo, 2000).

Omdat er binnen de definiëring van re-integratie weinig ruimte is voor verandering bij de

terugkeerder, wordt er binnen dit onderzoek gekozen om de term ‘inbedding’ te gebruiken (Davids &

van Houte, 2008b). Inbedding verwijst namelijk naar de mate waarin een migrant zijn of haar positie

in de maatschappij kan vinden en het gevoel van er toe te behoren en er aan deel te nemen.

Inbedding wordt dus ruimer opgevat dan re-integratie. Vanuit deze definiëring hoeft de migrant zich

namelijk niet aan te passen aan de dominante samenleving en is er aandacht voor zijn of haar eigen

identiteit (van houte, 2006; Davids & van Houte, 2008a).

De inbedding van een migrant wordt beschouwd als een continu proces dat zowel van economische,

sociale, als van psychosociale factoren afhankelijk is (van Houte, 2006; Davids & van houte, 2008a;

van Houte & de Koning, 2008). Het is dus een multidimensioneel concept waarbij deze factoren niet

los van elkaar gezien kunnen worden (van Houte & de Koning, 2008).

De economische dimensie beschrijft de mate waarin de terugkeerder in staat is om zijn eigen

middelen en bestaan te verzekeren (van Houte, 2006). Bij de sociale dimensie wordt de kwaliteit van

de sociale contacten van de migranten achterhaald. De psychsociale inbedding wordt aan de hand

van verschillende zaken gemeten, namelijk het uitdrukken van de eigen identiteit, het psychosociaal

welzijn en de veiligheid van de migrant (Davids & van Houte, 2008a).

Vervolgens onderscheiden van Houte en de Koning (2008) in hun onderzoek in navolging van Black et

al. (2004) verschillende factoren die de dimensies van de inbedding kunnen beïnvloeden. Deze

factoren delen zij in twee groepen op: de individuele karakteristieken van de terugkeerder en de

verschillende fases van de migratiecyclus. Als derde groep voegen zij de mogelijke invloed van de

ondersteuning toe.

11

Het nagaan van de inbedding van een terugkeerder is een mogelijkheid om de duurzaamheid (cf.

4.1.2) van terugkeer te vatten. Het complex en samenhangend proces van terugkeer kan in volgend

schema samengevat worden (van Houte & de Koning, 2008):

Figuur 1: Factoren die de inbedding beïnvloeden (van Houte & de Koning, 2008, p.11)

4.2 Duurzaamheid

Inbedding wordt door onderzoekers aangeraden als conceptueel kader om de duurzaamheid van

terugkeer in kaart te brengen (Ruben et al., 2009; Davids & van Houte, 2008b). Duurzaamheid is

binnen de literatuur wel een moeilijk definieerbaar begrip (Black & Gent, 2004; Vande Voorde en

Vandycke, 2008). Dit concept kan dan ook op verschillende manieren worden verklaard.

Black et al. (2004) maken een onderscheid tussen de individuele duurzaamheid en de algemene

duurzaamheid voor de samenleving. Deze twee niveaus van duurzaamheid kunnen elkaar

beïnvloeden. Zo kan een duurzame terugkeer op individueel niveau een positieve invloed hebben op

het algemene niveau van de maatschappij. Anderzijds kan een goed maatschappelijk beleid een

positieve invloed hebben op de individuele terugkeerder.

Nog volgens Black et al. (2004) kan duurzaamheid vanuit drie verschillende standpunten worden

bekeken. Zo kan duurzaamheid vorm krijgen vanuit de subjectieve perceptie en de objectieve

omstandigheden van de terugkeerder of aan de hand van de algemene omstandigheden van het

thuisland. Daarnaast kan duurzaamheid zich uiten op fysisch, socio-economisch en politiek vlak. Zo

ontstaan er negen indicatoren om duurzaamheid te definiëren.

12

Fysisch Socio-economisch Politiek-veiligheid

Subjectieve perceptie

van de terugkeerder

(gebrek aan) de wens

om terug te keren

Perceptie van de socio-

economische status

Perceptie van veiligheid,

bedreigingen

Objectieve condities

van de terugkeerder

Proportie van

terugkeerders die (niet)

remigreren

Actuele socio-

economische status van

terugkeerders

Actuele vervolging of

geweld tegenover

terugkeerders

Algemene conditie van

het thuisland

Trends in de mate van

migratie- en asielzoeken

in het buitenland

Trends in de mate van

armoede en welzijn

Trends in de mate van

vervolging, conflict en

geweld

Tabel 1: Elementen en potentiële metingen van de duurzaamheid van terugkeer (Black et al., 2004, p.25)

Omdat het niet altijd mogelijk was om al deze indicatoren te meten, moesten Black et al. (2004) hun

definitie vereenvoudigen:

‘Return migration is sustainable for individuals if returnees’ socio-economic status and fear of

violence or persecution is no worse, relative to the population in the place of origin, one year after

their return.’ (Black et al., 2004, p. 39)

Een andere manier om de duurzaamheid van terugkeer beter te begrijpen kan ook door situaties te

zoeken waarbij er net geen sprake is van duurzaamheid. Dit kan als een terugkeerder opnieuw

emigreert, of alleen maar in het land blijft als men ertoe gedwongen wordt (Black & Gent, 2004). Er is

dus ook aandacht nodig voor het idee dat opnieuw migreren na een terugkeer meer duurzaam kan

zijn dan een definitieve terugkeer naar het thuisland (Black & Gent, 2006). Geen job of inkomen, een

verlies van bestaansmiddelen en een gebrekkige toegang tot veiligheidsdiensten zijn enkele andere

factoren die ervoor kunnen zorgen dat de terugkeer niet duurzaam is (Black et al., 2004).

Duurzaamheid is een vaak besproken term (Black et al., 2004; Black & Gent, 2004, 2006; Davids &

van Houte, 2008a; Stancova, 2010). Doordat alle aspecten in het leven constant een invloed hebben

op elkaar is het moeilijk om duurzaamheid te definiëren (Davids & van Houte, 2008a). Dit onderzoek

heeft dan ook niet het doel om de duurzaamheid van de terugkeer te achterhalen. Deze

literatuurstudie toont wel aan dat heel wat elementen invloed hebben op de duurzaamheid. In de

discussie komen de beïnvloedende factoren die de terugkeerders aanhalen, aan bod.

13

5 Het terugkeerbeleid

Reeds in de jaren ’70 ontwikkelde het Westen een restrictieve of beperkende houding tegenover

migratie (Black & Koser, 1999). Dit doordat ook steeds meer vluchtelingen hun weg vonden naar

Europa. Er waren toen al terugkeerprogramma’s voor economische migranten (Black & Gent, 2004,

2006). Na de koude oorlog, begin de jaren ’90, kreeg de terugkeer van vluchtelingen een steeds

grotere internationale aandacht (Black & Koser, 1999; Chimni, 2004; Black & Gent, 2004, 2006).

Terugkeer werd in het vluchtelingenbeleid als de meest haalbare en duurzame oplossing beschouwd

voor het vluchtelingenprobleem. In de jaren ’90 keerden dan ook meer mensen terug dan in de

voorgaande decennia (Black & Koser, 1999).

UNHCR speelt een belangrijke rol in de hedendaagse politiek van repatriëring (Black & Koser, 1999).

In de praktijk werkt deze organisatie van de Verenigde Naties wereldwijd samen met de overheden,

NGO’s en andere partners om vrijwillige terugkeer te stimuleren (UNHCR, 2013b). Deze organisatie

stelt dan ook dat vrijwillige terugkeer de beste oplossing is voor het grootste aantal vluchtelingen

(van Houte & de Koning, 2008; Tete, 2012; UNHCR, 2013a). Volgens de UNHCR (2013a) is het ook

belangrijk dat het thuisland zijn burgers beschermt en helpt bij de re-integratie.

Uit onderzoek blijkt dat de ervaringen van terugkeerders te weinig aandacht krijgen bij het

ontwikkelen van het beleid (Koser,1999). Zo betoogt Newman (2003) dat binnen het beleid nog te

weinig rekening gehouden wordt met de subjectieve ervaringen van de terugkeerders. Volgens de

International Organisation for Migration (2013a) kunnen de ervaringen van de migranten nochtans

een positieve invloed uitoefenen op het bepalen van dat beleid.

Hieronder wordt het ondersteuningsaanbod dat de terugkeerders van dit onderzoek kregen,

beschreven. Tijdens het bevragen van de terugkeerders komt hun perceptie en mening bij het

terugkeerbeleid dan ook aan bod.

5.1 Ondersteuning van vrijwillige terugkeer na een verblijf in België

5.1.1 Return and Emigration of Asylum seekers ex-Belgium (REAB)

In ons land is in 1984 het REAB-programma opgericht (IOM, 2011; IOM, 2013b). Het programma

biedt bijstand aan migranten in nood die vrijwillig naar hun thuisland willen terugkeren en die niet

over de middelen beschikken om dit te doen (IOM, 2013b; IOM, 2014b). Het programma wordt

gefinancierd door de federale staat (Fedasil, 2014b). De praktische uitvoering van het REAB-

14

programma gebeurt door een netwerk van REAB-partners: lokale autoriteiten, niet-gouvernementele

organisatie (NGO’s) en gouvernementele instellingen voor de opvang van asielzoekers (IOM, 2014b).

De NGO Caritas International is een van deze REAB-partners.

In de eerste plaats zorgt het REAB-programma voor de praktische ondersteuning. Zo wordt

ondermeer voor de juiste documenten gezorgd, de reis naar huis geregeld en indien nodig medische

begeleiding voorzien. Daarnaast krijgt de terugkeerder in de luchthaven een terugkeerpremie2. De

REAB-partners (NGO’s, initiatieven van de federale overheid en lokale bestuursorganen) dienen

kandidaat-terugkeerders goed te informeren over de werking van het terugkeerprogramma (VWV,

2008).

Er komen drie categorieën van migranten in aanmerking voor dit programma (IOM, 2013b). Hierbij

gaat het om (1) asielzoekers die hun asielaanvraag introkken, (2) asielzoekers waarvan hun

asielaanvraag geweigerd werd en (3) alle buitenlandse migranten die kunnen rekenen op steun van

de Belgische Overheid en die een aanvraag indienen om terug te keren naar hun thuisland. Erkende

vluchtelingen, burgers van de EU of de Schengenzone kunnen hier geen beroep op doen.

5.1.1.1 Re-integratieondersteuning

In 2004 is het re-integratieprogramma gestart als aanvulling bij het REAB-programma (Caritas, 2014).

Wanneer de ondersteuning van het REAB-programma onvoldoende blijkt, kunnen de REAB-partners

IOM of Caritas contacteren (Fedasil, 2009 in Lietaert, 2009). Deze twee organisaties realiseren de re-

integratieondersteuning voor Belgische terugkeerders. Beide service providers kunnen hiervoor in de

landen van herkomst rekenen op de lokale partners om deze ondersteuning goed te laten verlopen

(Fedasil, 2014c).

De terugkeerders die in aanmerking komen voor het re-integratieprogramma3 krijgen enkele

maanden begeleiding en financiële steun (Caritas, 2014). Die steun moet een persoonlijk project

financieren om de integratie te bevorderen. Zo kan de terugkeerder een micro-onderneming

2 Deze terugkeerpremie maakt deel uit van de REAB-ondersteuning. Deze premie bedraagt 250 euro voor een

volwassene en tussen 125 euro voor een kind (Fedasil, 2014c). 3 “Vanaf 15 mei 2012 gelden nieuwe criteria voor het recht op re-integratiebijstand (zie bijlage1): Asielzoekers,

geweigerde asielzoekers en irreguliere migranten komen hiervoor nog steeds in aanmerking; migranten afkomstig uit landen waarvoor geen visum vereist is kunnen niet langer aanspraak maken op deze bijstand; kwetsbare groepen, ongeacht hun administratief statuut of de duur van hun verblijf, kunnen rekenen op speciale bijstand voor onkosten verbonden aan hun kwetsbaarheid” (IOM, 2013b, p. 8). De bevraagde migranten keerden voor aanvang van deze nieuwe criteria terug naar Kosovo. Zij hadden dus nog recht op de terugkeerpremie en de re-integratiebijstand.

15

opstarten of een huis renoveren of huren. Daarnaast is er ook hulp mogelijk bij het zoeken naar een

job of bij medische bijstand (Fedasil, 2014c).

5.1.2 Caritas International

Caritas International is een organisatie die hulp biedt aan mensen in nood over heel de wereld. Er

gaat speciale aandacht naar de zwaksten onder hen. Het gaat hierbij niet enkel om crisishulp, maar

ook om heropbouw -en ontwikkelingsprojecten. Streven naar het opbouwen van menswaardig leven

is hierbij van belang (Caritas, 2014).

In België probeert Caritas International migranten te helpen met opvang en begeleiding en met

individuele sociale en juridische bijstand. Hierbij vormt het migratietraject de leidraad. Het

uiteindelijke doel is om tot een duurzame oplossing te komen, in België of elders (Caritas, 2014).

Al sinds het begin van het REAB-programma in 1984, zet Caritas International zich als partner in voor

migranten die vrijwillig terugkeren vanuit België. Tot 2004 was Caritas International enkel een REAB-

partner(EMN, 2009). Daarna ontwikkelde de organisatie zich ook tot een service provider die re-

integratieondersteuning aanbiedt na de vrijwillige terugkeer. Deze ondersteuning kwam er als

aanvulling op het REAB-programma (Caritas, 2014). Bij deze re-integratieondersteuing doet Caritas

International net zoals IOM beroep op hun lokale afdelingen in de landen van herkomst (EMN, 2009).

5.1.2.1 Cijfers

Om een meer globaal beeld te geven van het gebruik van het REAB-programma volgen hier nog

enkele cijfers. Hierbij wordt er gefocust op de doelgroep van dit onderzoek, namelijk Kosovaren die

vanuit België terugkeren naar hun land van herkomst. Deze cijfers komen uit het Jaarverslag van

2012 van IOM. De meeste participanten van dit onderzoek keerden in 2012 terug naar Kosovo.

In 2012 keerden 315 Kosovaren vrijwillig terug met behulp van het REAB-programma. Dit is 7 % van

alle terugkeerder vanuit België. Kosovo staat hiermee op de vijfde plaats van landen van

bestemming. Hieruit blijkt dat er een groot deel van alle terugkeerders, vrijwillig naar Kosovo

terugkeerden. Uiteraard moet alles tot zijn ware proportie worden herleid. Landen met meer

inwoners kunnen in verhouding meer terugkeerders tellen. In die zin is het aantal terugkeerders naar

Kosovo wellicht nog opmerkelijker. Brazilië met 15% terugkeerders telt 200 miljoen inwoners terwijl

Kosovo met nog geen 2 miljoen inwoners 7% terugkeerders telt.

16

Tabel 2: REAB-Vrijwillige terugkeer: Top 10 landen van bestemming (IOM, 2013b, p.12)

157 Kosovaren maakten in 2012 ook gebruik van de bijkomende re-integratieondersteuning. Zij

komen hiermee op de derde plaats. Ondanks er velen gebruik maakten van deze ondersteuning

hebben terugkeerders naar Kosovo sinds 15 mei 2012 geen recht meer op deze bijstand. De

participanten van dit onderzoek keerden nog terug voordat deze regeling werd doorgevoerd. In

bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de migranten die voor welke ondersteuning binnen het

vrijwilligeterugkeerprogramma in aanmerking komen.

Tabel 3: REAB-Bijstand bij re-integratie: Top 10 landen van bestemming (IOM, 2013b, p.12)

Bestemming Vertrokken %

BRAZILIË 683 15 %

RUSSISCHE FEDERATIE 554 12 %

OEKRAÏNE 403 9 %

IRAK 359 8 %

KOSOVO/UNSC 1244 315 7 %

ARMENIË 228 5 %

ALBANIË 207 4 %

SERVIË 207 4 %

MONGOLIË 190 4 %

KAZACHSTAN 125 3 %

TOP 10 LANDEN 3271 70 %

ANDERE LANDEN 1423 30 %

TOTAAL AANTAL vertrekken 2012 4694

Bestemming Vertrokken %

RUSSISCHE FEDERATIE 365 27 %

IRAK 245 18 %

KOSOVO/UNSC 1244 157 12 %

ARMENIË 124 9 %

KAZACHSTAN 56 4 %

GEORGIË 39 3 %

AFGHANISTAN 39 3 %

BANGLADESH 35 3 %

NEPAL 26 2 %

PAKISTAN 25 2 %

TOTAAL 1110 82 %

TOTAAL AANTAL vertrekken 2012 1354

17

III PROBLEEMSTELLING

1 Onderzoeksdoelen

De terugkeerfase was lange tijd een verwaarloosd gebied binnen het migratieonderzoek (van Houte

& De Koning, 2008; Ruben et al., 2009). Er bleek nog maar weinig relevante informatie beschikbaar

over hoe terugkeerders hun leven na terugkeer ervaren en opnieuw opbouwen (Black & Koser, 1999;

Black & Gent, 2006; van Houte & de Koning, 2008; Ruben et al., 2009). Uit de literatuurstudie blijkt

dat er intussen groeiende aandacht is voor de fase na terugkeer. Nochtans wordt in recente

literatuur nog aangegeven dat er een tekort is aan onderzoek naar de ervaringen van terugkeerders

(Barrett & Mosca, 2013) en in het bijzonder naar ervaring van vrijwillige terugkeerders (Carr, 2014).

Meer aandacht voor de ervaringen van terugkeerders kan hopelijk bijgedragen tot het

migratiebeleid. Enkel op die manier kan een goede ondersteuning ontwikkeld worden (IOM, 2013a;

Carr, 2014). Er werd lang aangenomen dat terugkeren naar ‘huis’ het meest natuurlijke zou zijn en

dus de beste oplossing zou zijn. Toch blijkt dat dit niet altijd het geval is (Ruben et al., 2009). Er is

meer aandacht nodig voor een betere ondersteuning na terugkeer (Ruben et al., 2009; Stancova,

2010; Carr, 2014). Door de terugkeerders te bevragen naar hun positieve en negatieve ervaringen na

terugkeer en deze terug te koppelen naar de bevoegde instanties en organisaties, kan het beleid zich

aanpassen aan de noden van de terugkeerders.

Vervolgens probeert dit onderzoek de kijk op migratie te vergroten. Zo is het algemeen beeld over

migratie vaak ten onrechte negatief. Door de migranten meer aan het woord te laten, kan de

samenleving een beter inzicht krijgen in de ervaringen van de migrant, waardoor de negatieve

beeldvorming kan afnemen (IOM, 2013a).

Het is een meerwaarde om terugkeerders naar hun thuisland te volgen om na te gaan hoe het hen

daar vergaat (Davids & van Houte, 2008b). Binnen dit onderzoek worden vijfentwintig Kosovaarse

terugkeerders naar hun thuisland gevolgd. De Kosovaren vormen een grote groep van zij die vanuit

België terugkeren naar hun thuisland (IOM, 2013b). Door hen te bevragen, is het met deze

masterproef de bedoeling om een bijdrage te leveren aan het kwalitatieve onderzoek over

terugkeermigratie. Hierbij staat het verhaal en de ervaringen van de terugkeerders in hun thuisland

centraal. Deze ervaringen zijn persoonlijk en dus niet veralgemeenbaar voor een grotere populatie.

Binnen de literatuurstudie is gekozen om inbedding als theoretisch kader te gebruiken om inzicht te

verkrijgen in het leven na terugkeer. Inbedding verwijst namelijk naar de mate waarin een migrant

18

zijn of haar positie in de maatschappij kan vinden en het gevoel van er toe te behoren en er aan deel

te nemen (van Houte, 2006; Davids & van Houte, 2008). Het gaat hier dan ook om een onderzoek

naar de ervaring die terugkeerders hebben op sociaal, psychosociaal en economisch vlak.

Veel studies geven aan dat terugkeer niet de finale stap is binnen het migratieproces (van Houte &

de Koning, 2008; Ruben et al., 2009; De Bree et al., 2010; Carr, 2014). Dit onderzoek peilt dan ook

naar het toekomstbeeld van de terugkeerders. Op deze manier worden de mogelijke volgende

stappen binnen de migratiecyclus in kaart gebracht.

Vervolgens gaat ook aandacht naar de duurzaamheid van terugkeer. Uit de literatuurstudie blijkt dat

duurzaamheid een zeer moeilijk te definiëren en complex begrip is (Black & Gent, 2004; Vande

Voorde en Vandycke, 2008). Hierdoor is het geen doel op zich om de duurzaamheid van terugkeer te

meten. Wel tracht het onderzoek elementen in kaart te brengen die deze duurzaamheid vanuit het

perspectief van de terugkeerders mogelijk kunnen bevorderen.

2 Onderzoeksvraag

Vanuit bovenstaande onderzoeksdoelen wordt de onderzoeksvraag als volgt geformuleerd:

Welke positieve en negatieve ervaringen ondervinden migranten na hun terugkeer naar

Kosovo?

Om een antwoord te kunnen bieden op deze vraag worden volgende deelvragen opgesteld:

Hoe wordt de terugkeer ervaren?

Hoe ervaren de terugkeerders hun economische situatie, hun sociale contacten en hun

psychosociale situatie?

Hoe ervaren de terugkeerders de ondersteuning na terugkeer?

Wat is het toekomstperspectief van de terugkeerders?

19

IV METHODOLOGIE

Dit deel behandelt de methodologie van het onderzoek. Binnen dit luik wordt zowel de

dataverzameling, de data-analyse, het belang van de ethische overwegingen bij de aanpak van het

onderzoek als het belang van de methodologische kwaliteit besproken.

1 Dataverzameling

1.1 Kwalitatief onderzoek

Deze masterproef sluit aan bij het onderzoek over ‘De beleving van vrijwillige terugkeer’ van Ine

Lietaert (2009). Omdat de beleving van mensen centraal staat, was de keuze voor een kwalitatief

onderzoek snel gemaakt (Baarda, de Goede & Teunissen, 2001; Verhoeven, 2010). Bij een kwalitatief

onderzoek is het van belang om te focussen op de persoonlijke verklaringen die de respondenten

hebben over een bepaalde situatie (Verhoeven, 2010).

Binnen dit onderzoek zijn terugkeerders bevraagd naar hun gevoelens, hun percepties en ervaringen

rond hun vrijwillige terugkeer. De focus ligt hierbij dus op de stem van de terugkeerder. Op deze

manier wordt er geprobeerd om in dit onderzoek inzicht te krijgen in hun belevingen.

1.2 Respondenten

Dit onderzoek richt zich specifiek op Kosovaren die met het REAB-programma vrijwillig terugkeren

naar hun land en die hierbij re-integratieondersteuning kregen van Caritas International. Zowel de

situatie in het land van herkomst als de migratiegeschiedenis hebben een grote invloed op de

ervaring bij de terugkeer (van Houte & de Koning, 2008). Omwille van deze redenen zijn de

resultaten van dit onderzoek niet veralgemeenbaar.

Bij het selecteren van de respondenten is in eerste instantie gebruik gemaakt van purpose sampling.

De selectie gebeurde namelijk doelbewust en aan de hand van specifieke kenmerken (Boeije, 2005;

Neuman, 2010). Zo moesten de respondenten Kosovaren zijn die gebruik maakten van het REAB-

programma en re-integratieondersteuning kregen Caritas International.

Vervolgens gebeurde de selectie naargelang de bereikbaarheid van de respondenten. Heel wat

respondenten waren telefonische niet bereikbaar of hun adres was gewijzigd. Ook wilden enkelen

20

liever niet deelnemen aan het onderzoek. In totaal zijn 25 Kosovaren na hun terugkomst in Kosovo

bevraagd aan de hand van een semi-gestructureerd interview.

1.3 Onderzoekscontext

Kosovo kent een zeer moeilijke economische en sociale situatie. Er is een hoog werkloosheidcijfer,

versterkt door de politieke situatie (Danish Refugee Council, 2008). In 2008 riep Kosovo de

onafhankelijkheid uit. Heel wat landen erkennen dit, maar Servië weigert. Ook de etnische Serviërs

die in het noorden van Kosovo leven, weigeren de erkenning van Kosovo en zijn regering. Dit leidt tot

spanningen in het land. Toch lijkt de rust de laatste jaren te zijn toegenomen (VWV, 2013).

1.4 Semi-gestructureerd interview

Om een antwoord te krijgen op mijn onderzoeksvraag wil ik weten wat mensen denken, voelen en

ervaren bij hun vrijwillige terugkeer. De beste manier om deze data te verzamelen is een interview

(Baarda, et al., 2013). Bij een kwalitatief interview kan de geïnterviewde vrijuit praten over

onderwerpen die de onderzoeker aangereikt. In dit onderzoek is geopteerd om aan de hand van een

semigestructureerd interview tot inzichten van de respondenten te komen. Dit is een vorm van een

kwalitatief interview waarbij de belangrijkste vragen vastliggen. Toch heb je als onderzoeker de

mogelijkheid om dieper in te gaan op bepaalde antwoorden (Baarda et al., 2013).

De vragenlijst4 is overgenomen uit het reeds eerder uitgevoerd onderzoek van Ine Lietaert (2009). De

opgestelde vragen hebben als voordeel dat er een sterkere standaardisering van het interview is over

de verschillende respondenten heen (Mortelmans, 2013; Verhoeven, 2010). Ook biedt de

interviewleidraad een houvast voor een beginnend interviewer. Toch moet er voldoende ruimte

blijven voor het verhaal van de respondent (Mortelmans, 2013).

1.4.1 Het verloop van de dataverzameling

In september 2012 reisde ik samen met een medestudente, Lien, voor een maand naar Kosovo.

Caritas België maakte een lijst op met mogelijke respondenten. Al snel bleek dat heel wat van deze

respondenten niet bereikbaar waren. Caritas Kosovo besliste dus om ook andere terugkeerders te

contacteren. In totaal interviewden we 25 Kosovaren die in 2011 of in 2012 terugkeerden naar hun

land van herkomst. Twee van hen kwamen naar het kantoor van Caritas in Ferizaj. Bij deze interviews

4 Zie bijlage 2

21

tolkte een medewerkster van Caritas Kosovo die vloeiend Engels sprak. Voor de overige interviews

gingen we telkens zelf tot bij de respondent. Zo maakten we kennis met hun verblijfplaats en leerden

we Kosovo kennen. Deze interviews zijn vaak afgenomen op café, maar ook soms op een plaats die

de respondent zelf koos. De respondenten leken zich op deze plaatsen op hun gemak te voelen. De

tolk was ook hier een plaatselijke medewerker van Caritas Kosovo. Het gebrekkige Engelse zorgde

soms voor moeilijkheden bij het afnemen van het interview. We probeerden hieraan tegemoet te

komen door voldoende tijd te nemen voor het interview en de vragen op verschillende manieren te

formuleren. Toch zijn bij sommige respondenten enkele vragen overgelaten omwille van de

onverstaanbaarheid.

Bij aanvang van de interviews zijn de doelen van het onderzoek overlopen en is het informed

consent5 ondertekend. De interviews zijn afwisselend door mezelf en door Lien afgenomen. Toen

Lien interviewde, observeerde ik. Dit gebeurde na toestemming van de respondent. Op die manier

maakte ook de observeerder een eerste keer kennis met de data. Daarnaast kan de interviewer zich

volledig concentreren op de vragen, terwijl de andere fieldnotes maakt. Deze fieldnotes zijn

toegevoegd aan de data.

2 Methodologische kwaliteit

Om de objectiviteit van het onderzoek na te gaan wordt vaak gebruik gemaakt van betrouwbaarheid

en validiteit als kwaliteitscriteria (Van Zwieten & Willems, 2004; Maso & Smaling, 2004). Binnen een

kwantitatief onderzoek wordt aan deze criteria voldaan door de rol van de onderzoeker te

minimaliseren. Bij een kwalitatief onderzoek hebben de indrukken, waarnemingen, communicatie en

interpretatie van een onderzoeker een invloed op het onderzoek. Deze rol van de onderzoeker hoeft

binnen dit soort onderzoek zeker niet uitgeschakeld te worden, maar moet wel zo zichtbaar mogelijk

zijn (Van Zwieten & Willems, 2004). Hieronder volgt een beschrijving van de betrouwbaarheid en

validiteit van dit kwalitatief onderzoek.

5 Dit begrip wordt bij 3. Ethische overweging verder uitgelegd. Het informed Consent van dit onderzoek is te

vinden bij bijlage 3.

22

2.1 Betrouwbaarheid

Bij betrouwbaarheid gaat het om de kwaliteit bij de uitvoering van het onderzoek. Hierbij wordt er

naar gestreefd om toevallige vertekeningen te vermijden. Om een beter zicht te krijgen op de

voorwaarden van de betrouwbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de externe en interne

betrouwbaarheid (Van Zwieten & Willems, 2004).

2.1.1 Interne betrouwbaarheid

Bij interne betrouwbaarheid gaat het om de betrouwbaarheid binnen een onderzoeksproject (Maso

& Smaling, 2004). De interne betrouwbaarheid moet worden bewaakt wanneer verschillende

onderzoekers binnen hetzelfde onderzoek werken (Van Zwieten & Willems, 2004). Binnen dit

onderzoek zijn de interviews door twee personen afgenomen. Om tegemoet te komen aan de

interne validiteit is er na elk individueel interview een mondeling of schriftelijk verslag doorgegeven

aan de tweede onderzoeker. In Kosovo nam één iemand het interview af, terwijl de andere

observeerde. Op deze manier hebben beide onderzoekers een goed beeld van het verloop van het

interview. Ook door de interviews met een audio-opname te registreren werd tegemoet gekomen

aan de betrouwbaarheid (Maso & Smaling, 2004). Verder leidt het gebruik van verschillende

methodes zoals literatuurstudie, interviews, fieldnotes en observaties tot datatriangulatie. De

gegevens worden hierbij namelijk uit verschillende bronnen gehaald. Binnen dit onderzoek is het

softwareprogramma Nvivo 10 gebruikt om de data te analyseren. Al deze zaken hebben een

positieve invloed op de interne betrouwbaarheid (Van Zwieten & Willems, 2004; Maso & Smaling,

2004).

2.1.2 Externe betrouwbaarheid

Externe betrouwbaarheid wijst op de herhaalbaarheid van het onderzoek als geheel door andere

onderzoekers (Maso & Smaling, 2004; Van Zwieten & Willems, 2004). Zoals vaak bij een kwalitatief

onderzoek is bij dit onderzoek een feitelijke herhaalbaarheid niet realiseerbaar. De

onderzoekssituatie is hier te veranderlijk voor. Om binnen dit onderzoek de externe

betrouwbaarheid na te streven, wordt de virtuele herhaalbaarheid als norm gesteld (Maso &

Smaling, 2004). Het verloop van het onderzoek, de onderzochte personen, de rol van de

onderzoeker en de gebruikte methoden worden in dit deel uitvoerig besproken zodat het voor

derden inzichtelijk wordt op welke wijze de onderzoeksgegevens verkregen zijn. Ook zijn alle

geluidsfragmenten, uitgeschreven interviews, bijkomende informatie en fieldnotes samengevoegd

23

per respondent om zo een goed overzicht te bieden en de externe betrouwbaarheid te bevorderen

(Van Zwieten & Willems, 2004).

2.2 Validiteit

Bij validiteit wordt er van een afwezigheid van systematische vertekeningen uitgegaan (Van Zwieten

& Willems, 2004). Hierbij gaat het dus over de mate waarin de onderzoeksresultaten de bestaande

werkelijkheid weergeven (Baarda, et.al., 2013).

2.2.1 Interne validiteit

Bij interne validiteit is het van belang dat de onderzoeker onderzoekt wat hij zegt te onderzoeken

(Van Zwieten & Willems, 2004). Dit is verduidelijkt in de beschrijving van het onderzoeksopzet. Ook

zijn alle resultaten nagelezen, zowel door mijn begeleidster, als door vrienden en familie die buiten

het onderzoek staan. Daarnaast wordt de interne validiteit bevorderd door de datatriangulatie. Door

gebruik te maken van interviews, fieldnotes, observaties en gesprekken met medewerkers van

Caritas, wordt de werkelijkheid vanuit verschillende invalshoeken bekeken (Baarda, et al., 2013). Ook

het verblijf in Kosovo heeft ertoe bijgedragen een beter inzicht te krijgen in de context van de

respondenten en hun verhalen. Tot slot is tijdens het interview veel tijd geïnvesteerd in het

herformuleren van de vragen en het terugkoppelen van de antwoorden. Zo zijn vertekende

interpretaties zoveel mogelijk vermeden.

2.2.2 Externe validiteit

Externe validiteit duidt op de veralgemening van de onderzoeksconclusies naar andere personen,

situaties, verschijnselen en tijdstippen van het onderzoek (Van Zwieten & Willems, 2004; Maso &

Smaling, 2004). Omdat de beleving van de individuele terugkeerder centraal staat is deze

veralgemening geen doel van dit onderzoek.

3 Ethische overwegingen

Op ethisch vlak is het van belang om een evenwicht te vinden tussen het opdoen van

wetenschappelijke kennis en de rechten van de respondenten (Neuman, 2010; Van Hove & Claes,

2011). Een vrijwillige deelname aan het onderzoek is een noodzaak. De respondenten kunnen

24

expliciet toestemming geven aan de hand van een informed consent6 (Baarda, et al., 2013). De

respondenten van dit onderzoek tekenden dit document uit vrije wil. Hierbij gingen ze zowel akkoord

met de doeleinden van het onderzoek als met de anonieme verwerking van de data.

Het informeren over het doel van het onderzoek is een must. Binnen dit onderzoek zijn de

respondenten bij aanvang van het interview op de hoogte gebracht van de doelen. Ook kregen ze de

ruimte om vragen te stellen. De data van dit onderzoek zijn anoniem verwerkt. Op deze manier is de

vertrouwelijkheid gegarandeerd. Er wordt namelijk voor gezorgd dat niemand uit het verslag kan

opmaken van wie de weergegeven data afkomstig zijn (Maso & Smaling, 2004).

4 Data-analyse

Na het afnemen van de interviews zijn de interviews uitgetikt. Dit is het proces van de transcriptie.

Voor een vlotte leesbaarheid is de zinsbouw van het Engels soms aangepast. Ook zijn uitingen van

emoties of opmerkingen van de observeerder tussen vierkante haakjes geplaatst. De inhoud van de

interviews is nooit gewijzigd. Tijdens deze fase krijgt de onderzoeker voeling met de data. Zo zijn de

eerste mogelijke verbanden merkbaar (Van Hove & Claes, 2011).

Omdat er na het uitschrijven of de transcriptie van de opnames heel wat gedetailleerd en complex

schriftelijk materiaal ter beschikking was, is er beslist om een thematische analyse uit te voeren. De

thematische analyse is een methode waarbij er thema’s afgeleid worden uit de complexe data. Bij

deze analyse is wat er gezegd wordt belangrijk dan hoe het gezegd wordt. Binnen dit onderzoek

wordt er gefocust op de inhoud van de interviews (Van Hove & Claes, 2011). Met deze thematische

analyse kan dus nagegaan worden welke overkoepelende thema’s de bevraagde Kosovaren

aanhaalden over hun terugkeer.

Om tot deze thema’s te komen zijn de uitgetikte teksten aandachtig gelezen om vervolgens over te

gaan tot het coderen. De data horende bij eenzelfde code zijn gegroepeerd met het

softwareprogramma Nvivo 10. Hierbij is het van belang dat de code zo nauw mogelijk aansluit bij de

inhoud van de data (Van Hove & Claes, 2011). Na het importeren van drie interviews in Nvivo zijn

deze coderingen herbekeken en zijn er voorlopige thema’s opgesteld. Hierbij is rekening gehouden

met de eerder opgedane inzichten tijdens de literatuurstudie. Vervolgens zijn de andere interviews

aan de hand van de boomstructuur7 gecodeerd. Hierbij zijn sommige codes toegevoegd of anders

6 In bijlage 3 vindt u het informed consent dat binnen dit onderzoek gebruikt werd.

7 De boomstructuur wordt afgebeeld in bijlage 4

25

geformuleerd. Nadat alle bruikbare data toegekend waren aan een code, is alles nog eens nagelezen.

Zo zijn mogelijke overlappingen of hiaten opgespoord en sommige data geschrapt of verplaatst naar

andere codes.

De laatste fase van de data-analyse betreft het identificeren van de thema’s. Hierbij zijn de

verschillende codes samengevoegd om tot de definitieve thema’s te komen. Het clusteren van de

codes vormde heel wat puzzelwerk. Uiteindelijk zijn volgende thema’s vastgelegd:

1. Persoonlijke levensomstandigheden

2. Ondersteuning

3. Psychosociaal

4. Sociale contacten

5. Terugkomst

6. Toekomst

Bij het uitschrijven van de resultaten krijgen alle thema’s een toelichting met daarbij een illustratie

van citaten van terugkeerders.

26

V RESULTATEN

De interviews met de terugkeerders zijn geanalyseerd aan de hand van thematische analyse. Hierbij

zijn de verschillende coderingen tot zes thema’s herleid. Elke thema heeft enkele subthema’s. Bij het

beschrijven van deze thema’s staat de beleving van de terugkeerders voorop. Elke beleving is

persoonlijk en uniek, toch werden er gelijkenissen gevonden in het verhaal van deze terugkeerders.

Bij de inleiding van deze thema’s zijn de achtergrondkenmerken van de terugkeerders beschreven.

Daarna wordt elke thema kort toegelicht en geïllustreerd met citaten.

1 Achtergrondkenmerken terugkeerders

De groep Kosovaren die aan dit onderzoek deelnamen is een heterogene groep. Het ging dan ook om

jongere en oudere mensen. Sommigen waren alleen, anderen hadden een partner of een gezin. Ook

de duur van hun verblijf in ons land varieerde.

Er werden 25 Kosovaarse migranten geïnterviewd na hun terugkeer naar Kosovo. Drie van hen zijn

vrouwen, de anderen zijn mannen. Twintig participanten hadden op het moment van de bevraging

een partner, negentien van hen ook kinderen. Vijf terugkeerders waren alleenstaand. De leeftijd van

de participanten lag tussen de 23 en de 57 jaar. De meeste terugkeerders waren tussen de 30 tot 40

jaar oud (n=9).

Gezinssituatie Man Vrouw Totaal

Alleenstaand

Partner

Partner + kinderen

5

1

16

0

0

3

5

1

19

Totaal 22 3 25

Tabel 4: Gezinssituatie

Tien participanten keerden alleen terug. Twee participanten waren neven en gingen samen naar

België en keerden ook samen terug. Eén vrouw ging samen met haar kinderen terug naar haar

thuisland. De restgroep migreerde samen met hun partner en kind(eren).

27

Tussen begin 2009 en einde 2011 migreerden de respondenten uit Kosovo om dan terug te keren

tussen begin 2010 en oktober 2012. Het kortste verblijf van een participant duurde vier maanden en

het langste ongeveer drie jaar en zes maanden. De gemiddelde tijd die de participanten in België

doorbrachten was ongeveer twintig maanden8.

Op het ogenblik van de bevraging waren dertien respondenten minder dan een jaar terug in Kosovo.

Acht respondenten waren reeds langer dan een jaar terug en vier langer dan twee maanden.

2 Thema 1: Persoonlijke levensomstandigheden

Binnen dit thema wordt gepeild naar de persoonlijke beleving van hun levenssituatie in Kosovo.

Hierbij komt eerst het algemeen gevoel aan bod bij hun persoonlijke levensomstandigheden na de

terugkeer. Uit de antwoorden komt ook informatie over de huisvesting, de financiële toestand, de

opleidingskansen en de persoonlijke gezondheid of die van hun kinderen.

2.1 Eigen beschouwing

De meeste terugkeerders beschouwden hun persoonlijke levensomstandigheden als slecht (n= 11).

Zes participanten vonden hun levensomstandigheden gemiddeld. De anderen (n=8) omschreven dit

als zeer slecht. Vooral het gebrek aan werk en een inkomen kwam hierbij aan bod.

‘Catastrophe. I don’t have an income. I had some cows that I sold when I left the country. It’s

impossible to find a job.’ (man, 30 jaar)

In vergelijking met hun omgeving beschouwde slechts één terugkeerder zijn eigen

levensomstandigheden als beter. Een grote groep (n=10/21) van de bevraagden vond dat ze het

slechter hadden dan hun omgeving. Nog anderen dachten dat ze zich ergens tussenin bevonden(n=

10/21).

‘It’s a bit better, it’s a bit better because I still know friends who are in a worse situation than

me. I still know friends who are in a worse situation than me and I still know friends who are

in a better situation than me. And I can place myself somewhere in the middle. Not worse .‘

(Man, 35 jaar)

8 Deze berekening gebeurde aan de hand van afgeronde cijfers.

28

2.2 Huisvesting

Vier van de participanten hadden een eigen woning. Twee van hen waren hier tevreden mee. De

anderen woonden bij hun familie (n= 13), of huurden een appartement (n=7). Eén iemand kreeg een

huis toegewezen van de overheid. Van zij die geen een eigen woonst hadden, was de helft tevreden

en de andere helft ontevreden over hun huisvesting. Zeven van hen waren er van overtuigd dat ze

gelukkiger zouden zijn met een eigen woonst.

‘If that house would be my own house, of course I would be more satisfied.’ (man, 35 jaar)

2.3 Financieel

Bij de moeilijkheden waarmee de terugkeerders te kampen hadden, komt de financiële situatie vaak

aan bod (n=12). De grote helft van de participanten (n=14) waren werkloos en hadden dus geen

eigen inkomen. De reden die zij hiertoe aanhaalden is vooral het hoge werkloosheidscijfer in Kosovo

(n=8). Vier mensen gaven hun zwakke gezondheid als reden op. Eén andere terugkeerder was oud en

zag zichzelf niet meer in staat om te werken. Eén iemand wou graag verder studeren. Twee

werklozen gaven aan dat hun migratie naar België hun werkloosheid mee heeft bepaald. Zo had

iemand voordien een zaak maar gaf hij die op om naar België te vertrekken. Een andere had door zijn

lange verblijf in het buitenland veel vrienden verloren, waardoor hem niemand kon helpen om een

job te zoeken. Zeven werklozen zouden om het even welke job aanvaarden.

‘Any kind of job. Because now I’m in desperate need of work. I don’t care what kind of job it

is.’ (man, 35 jaar)

De anderen (n= 11) hadden wel een inkomen en ook een eigen zaak. Er was ondermeer een garagist,

een kapper en een loodgieter. Slechts vier personen waren tevreden met hun inkomen. Ook gaven

twee mensen aan dat het leven in Kosovo duurder is dan in België. Ondermeer de gezondheidszorg

en het onderwijs werden omschreven als duur. Vier terugkeerders gaven hierbij aan dat de sociale

zekerheid hun financiële moeilijkheden onvoldoende opving.

‘Yes. To be honest. I have problems to buy the books. We are trying to copy the books for the

three children. I want to buy them, but I can’t complete al the conditions for my children to go

to school. We have to survive.’ (man, 40 jaar)

29

2.4 Opleiding

Op het tijdstip van de bevraging volgde geen enkele van de participanten een opleiding. vijf van hen

vonden het onderwijs duur. Anderen gaven aan dat een studie niet met werken te combineren valt

(n=7). Enkelen vonden zichzelf te oud om nog aan een opleiding te beginnen. Eén participant zei dat

de scholen te veraf liggen.

De meeste kinderen van de participanten (n=12/19) gingen naar school. Bij vier participanten waren

de kinderen nog te jong, bij één participant waren ze al afgestudeerd. Eén vader gaf aan dat zijn

blinde dochter niet terecht kan in het onderwijs van Kosovo.

2.5 Gezondheid

Op gezondheidsvlak voelden elf participanten zich goed. Veertien terugkeerders hadden klachten

over hun gezondheid, zij hadden onder andere last van de maag, rug, handen, ogen, hoge bloeddruk,

hartproblemen, MS en reuma. Acht mensen gaven aan dat ze toegang hadden tot de

gezondheidszorg die ze nodig hadden. Ze vertelden hier wel bij dat alle zorg betalend is. Meer dan de

helft van de participanten zeiden dat ze geen toegang hadden tot gepast zorg (n=15). De hoofdreden

was hiervoor dat ze het zich financieel niet konden veroorloven. Bij enkelen was de noodzakelijke

medicatie of hulp in Kosovo niet beschikbaar.

3 Thema 2: Ondersteuning

Bij dit thema brengen de terugkeerders aan hoe en door wie ze steun hebben gekregen bij hun

terugkeer naar Kosovo. Het gaat hierbij zowel over de informatie en de voorbereiding voorafgaand

aan de terugkeer, het re-integratiebudget en de rol van Caritas Kosovo.

3.1 Informatie

Zeventien participanten vonden dat de informatie die ze in België over de terugkeerondersteuning

verkregen duidelijk was. Eén van hen was heel tevreden over de uitleg over de terugkeer, maar was

wel wat teleurgesteld dat Caritas België onterecht aan gaf dat er een school voor zijn blinde dochter

was in Kosovo. Vijf terugkeerders vonden dat alles meteen goed en gedetailleerd was uitgelegd over

de terugkeer. Iemand gaf ook aan dat wat Caritas België beloofde, ook deed. Drie participant waren

niet tevreden over de informatie die ze kregen. Eén persoon gaf aan dat er een

communicatieprobleem was doordat Caritas België geen tolk had voorzien. Hij kreeg ook niet het

beloofde bedrag. Een andere persoon zei dat ze te laat informatie kregen. Een andere persoon vond

30

dan weer dat er geen goede instructies werden gegeven bij het vertrek. Vijf participanten gaven geen

antwoord op deze vraag.

3.2 Gebruik re-integratiebudget

Tweeëntwintig participanten hadden op het ogenblik van de bevraging hun budget reeds ontvangen.

Zestien van hen investeerden het in materiaal in hun job. Zo werd er gereedschap gekocht om hun

beroep als garagist, loodgieter of lasser uit te oefenen. Ook kocht men een paardenkar of een taxi.

Vier mensen kochten koeien. Verder werd het budget ook nog gebruikt om het huis opnieuw op te

bouwen. Drie respondenten hadden op het ogenblik van de bevraging hun budget nog niet

(helemaal) ontvangen. Eén van hen wilde er een taxi mee kopen. De andere twee wilden het geld

voor hun gezondheidszorg gebruiken.

3.3 Rol Caritas Kosovo

De meeste participanten waren tevreden over de hulp die ze van Caritas Kosovo kregen (n=20/25).

‘I am very satisfied with caritas in Belgium and Kosovo. My expectations of what Belgium said

in Belgium, Caritas Kosovo is totally the same. It is normal that they say the same. I wish to

have more than one Caritas in the future. I had a very good experience with Caritas Kosovo.‘

(Man, 31 jaar)

Vier bevraagden vonden dat de hulp niet voldeed aan hun verwachtingen. Twee van hen hadden

meer hulp verwacht. Eén terugkeerder kreeg zijn geld te laat en nog een andere persoon zei dat hij

geen ondersteuning kreeg.

De meerderheid van de participanten vond het budget dat ze kregen onvoldoende (n=22). Negen van

hen gaven aan dat dit budget slechts voldoende was om de eerste periode door te komen. Drie

terugkeerders vonden dat het budget volstond. Alle respondenten gaven aan dat de re-

integratieondersteuning de terugkeer gemakkelijker maakte (n=14/25).

‘No, no. This was the only thing that they have offered me, Caritas from Belgium. I have told

them that this is not enough at all. But they say that it is the maximum we can give you.’

(man, 35 jaar)

31

3.4 Suggesties

Negen van de 25 bevraagde terugkeerders formuleerden tijdens het interview suggesties voor de

terugkeerondersteuning. Drie vonden dat er meer nadruk moet liggen op het zoeken en vinden van

een job. Nog drie anderen vonden dat er meer financiële hulp moet zijn. Eén van hen vermeldde dat

hij ook nood heeft aan hulp op mentaal vlak. Volgens anderen was het beter geweest om machines,

materialen en werktuigen te voorzien. Ook werd een betere samenwerking tussen de overheden en

organisaties van België en Kosovo aanbevolen.

‘If they want to help someone to return, it is important that for everyone who returns there is

a job. Which can be monthly based and then at least you have something from the beginning

and you can get integrated in one of the fields.’ (man, 23 jaar)

4 Thema 3: Psychosociaal

Vele terugkeerders hadden bij terugkomst last van stress. Ook de identiteit van de meerderheid van

de participanten werd beïnvloed. Daarnaast worden ook bevindingen over het veiligheidsgevoel en

het vertrouwen in anderen weergegeven.

4.1 Gemoedstoestand

Tijdens de eerste weken hadden veel terugkeerders last van stress (n=16/18). De financiële

moeilijkheden was bij de helft van hen de oorzaak. Ook het aantreffen van een vernield huis en de

onzekere opvolging van de gezondheid waren factoren die stress veroorzaakten. Op het ogenblik van

de bevraging uitten 23 personen hun gemoedstoestand. Elf van hen voelden zich niet goed. Stress

was hier bij drie personen nog steeds de oorzaak van. Vooral de economische situatie was hierbij

belastend. Anderen gaven aan dat ze zeer teleurgesteld en wanhopig waren omdat ze moesten

terugkeren (n=5/11). Eén persoon gaf aan kwaad te zijn omdat hij nog een operatie nodig had in

België.

‘That’s a problem because now I can’t feel good here. Because I saw life there. I can’t adapt

here.’ (man, 30 jaar)

‘I’m not satisfied here. If one of the people who returned told me that he is happy, I will give

him one million dollar.’ (man, 33 jaar)

32

Ook personen die zich wel goed voelden(n=9/23), hadden soms wel last van stress (n=4/9). Bij drie

personen was hun gemoedstoestand zeer goed.

4.2 Identiteit

Negentien van de 25 respondenten beantwoordden de vraag of ze zich al dan niet wat Belg voelden

door hun verblijf. Vijftien van hen voelden zich wat Belg, waarvan vier vermeldden dat ze zichzelf niet

meer kunnen vinden in Kosovo doordat nu ze weten hoe het ook anders kan. Drie personen vonden

het een meerwaarde voor het verdere verloop van hun leven dat ze zich wat Belg voelen. Vervolgens

vertelden nog enkele respondenten dat ze zich in het begin dat ze terug in Kosovo waren wel wat

Belg voelden, maar nu niet meer (n=2/19). Twee bevraagde Kosovaren hadden helemaal niet het

gevoel dat ze wat Belg geworden waren.

‘I’m of different mentality now. Which is positive for the people here. I feel myself a little

Belgian.’ (man, 23 jaar)

4.3 Veiligheid

Negen participanten voelden zich veilig in Kosovo. Vijf terugkeerders voelden zich niet helemaal

veilig, vooral omwille van hun gezondheid of werkloosheid. Tien Kosovaren voelden zich totaal niet

veilig. Drie van hen omwille van hun gezondheid en twee omwille van problemen met hun

gemeenschap. Eén participant voelde zich onveilig omdat hij geen job had. Een persoon gaf expliciet

aan dat de veiligheid wel verbeterd was in vergelijking met de situatie voor zijn vertrek.

‘What kind of safety can you find in Kosovo? You can’t find safety. No one cares about me.’

(man, 30 jaar)

4.4 Vertrouwen

Twee respondenten hadden vertrouwen in hun medemens. Elf respondenten zeiden dat ze sommige

mensen wel, en anderen niet vertrouwen. De meeste terugkeerders (n=12) hadden geen vertrouwen

in hun medemens. Drie spraken over corruptie als reden van hun wantrouwen. Ook het vertrouwen

in de overheid was miniem (n=10).

‘There is a lot of corruption. I’m 100% sure, without a doubt.’ (man, 33 jaar)

33

5 Thema 4: Sociale contacten

Door de migratie was de relatie met familie en vrienden in Kosovo vaak veranderd. Bij sommigen was

het beter, bij anderen niet. Ook de reacties op hun terugkeer variëren. De meesten hielden nog

contact met lotgenoten of met kennissen in het buitenland.

5.1 Relatie met familie en vrienden

Een kleine helft van de terugkeerders zei dat de relatie met hun familie en vrienden veranderd was

door hun migratie (n=11/23). Sommigen zeiden dat hun relatie verbeterd was, terwijl die bij anderen

net minder goed was. Zo gaf iemand aan dat zijn vrienden ondertussen getrouwd waren en kinderen

hadden, waardoor ze elkaar niet zoveel meer zagen. Door de lange tijd die hij in België doorbracht,

was hij niet meer zo sterk verbonden met de familie. Iemand anders zei dat zijn omgeving hem op

een andere manier behandelde, omdat ze dachten dat hij toch opnieuw zou migreren.

‘I don’t know, family stays family. But after 4 years, that I haven’t seen them. Of course it’s a

little bit different and we are not connected like before, but we still are a good family.’ (man,

35 jaar)

De meeste terugkeerders waren tevreden over hun sociale contacten (n=16/24). Eén persoon zei dat

hij veel mensen leerde kennen door zijn job. Een andere vertelde dat hij soms wel eens iemand

miste, maar dat hij over het algemeen wel tevreden was met zijn sociale contacten. Nog iemand was

wel tevreden over het contact met zijn familie, maar minder over dat met zijn vrienden. Twee

anderen gaven aan niet tevreden te zijn over hun sociale contacten. Bij één van hen lag de oorzaak

bij het verhuizen.

‘In general yes, maybe I have some cases that I miss someone, but in general I have contacts

with all my family, my friends.’ (man, 35 jaar)

5.2 Reactie op terugkeer

De familie en vrienden reageerden vaak heel gelukkig op de terugkomst van de Kosovaren (n=9/21).

Eén van hen was eigenlijk ook wat triest omdat haar zoon niet in België kon blijven. Eén terugkeerder

zei dat zijn moeder heel gelukkig was dat hij terug was. Zijn vrienden begrepen niet waarom hij was

34

teruggekeerd. Bij tien andere participanten vroegen zowel familie als vrienden zich af waarom hij of

zij was teruggekeerd. Ze hadden namelijk op een betere toekomst voor de participanten gehoopt.

‘Mostly they said “Why did you come back?” they wanted to see me but why? You see, it is

bad here.’ (man, 31 jaar)

Ook de omgeving reageerde overwegend goed op de terugkeer van de respondenten (n=11/24). Eén

iemand vermeldde een gemengde reactie van de omgeving. Twee Kosovaren vertelden dat de

omgeving geen mening had over hun terugkomst. Daarnaast reageerde de omgeving van een grote

groep (n=10/24) niet zo positief op de terugkomst. Zij vroegen zich af waarom deze personen

terugkeerden. Zo dacht de omgeving van een persoon dat je in België sowieso veel geld kan

verdienen. Het begrip voor de terugkomst was dan ook niet altijd even groot.

‘Some said, “ok, It’s ok here’s and it is ok to see you”. Some others said “oh no, why did you

come here, why did you return. It is very hard here and you can’t find a job.’ (man, 25 jaar)

5.3 Verschil met omgeving

Negen participanten ondervonden dat ze anders stonden tegenover hun omgeving. Twee van hen

vertelden dat de migratie een grote leerschool was. Een andere terugkeerder vond dan weer dat zijn

manier van denken veranderd was. Ook voelde iemand zich speciaal of anders, maar dan wel in

negatieve zin. Elf Kosovaren voelden helemaal geen verandering in relatie tot hun omgeving.

‘There is a difference between me and people who haven’t been abroad. I moved to Belgium

because it is a good lesson. All people have to move to somewhere because it is a lesson. ‘

(man, 31 jaar)

5.4 Sociale contacten in buitenland

Bijna alle terugkeerders hadden familie of vrienden in het buitenland (n=24). Ze verbleven in

Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Nederland, US, de buurlanden van Kosovo, maar vooral ook in

België. Zo hadden drieëntwintig Kosovaren vrienden of familie in België. Bijna allen hadden ze nog

contact met deze mensen. Vijftien participanten hadden ook nog contact met familie en vrienden die

in de andere landen verblijven. De contacten met mensen uit het buitenland werden door de

35

meesten als positief ervaren (n=18/19). Slechts drie van hen kregen financiële hulp van deze

buitenlandse vrienden en familie.

‘I’m saving these contacts because I hope one day it will be possible to send my daughter

there.’ (man, 30 jaar)

5.5 Contact met andere terugkeerders

Tien respondenten hadden contact met andere terugkeerders. Enkelen vermeldden dat gesprekken

met deze terugkeerders hen deugd doen. Doordat ze lotgenoten waren, hadden ze het gevoel elkaar

te begrijpen.

‘Because they understand me. They are the only ones who really understand me how I feel

and what I mean about returning.‘ (man, 35 jaar)

6 Thema 5: Terugkomst

De motieven van terugkeer liepen bij de respondenten uiteen en bij lang niet iedereen was het de

eigen keuze om terug te keren. Terugkomst wordt door sommigen als thuiskomen ervaren, anderen

hebben niet dat gevoel. Daarnaast wordt ook de overwegend negatieve ervaring rond de situatie in

Kosovo meegegeven. Tenslotte worden de moeilijkheden en adviezen rond terugkeer verwoord.

6.1 Redenen tot terugkeer

Bij heel wat terugkeerders was de grootste reden tot terugkeer een negatief antwoord op een

asielaanvraag (n=19/24). Drie personen gaven aan dat het leven in België erg moeilijk en anders dan

gedacht was. Zo konden zij er geen werk vinden. Nog een andere persoon had geen financiële

middelen meer om in België te blijven. Als laatste was er een persoon die terugkeerde omdat hij

dacht dat de situatie in Kosovo voor hem en zijn gezin veilig geworden was.

‘The moment I decided to come back was because I heard some policeman here were in jail.

Because they did some terrible things. For that I decided to come back. The policemen are

from Kosovo. I thought everyone was in jail. But some aren’t.’ (vrouw, 36 jaar)

36

6.2 Vrijwilligheid

De beslissing om terug te keren was niet bij elke terugkeerder de eigen keuze. Van de veertien

bevraagden gaven slechts vijf respondenten aan dat het de eigen vrije beslissing was om vrijwillig

terug te keren. Hierbij gaf één iemand aan dat hij naar België was vertrokken omdat hij een probleem

had met iemand anders in Kosovo. Deze persoon zou nu in de gevangenis zitten en daarom was hij

teruggekeerd. Negen hadden er niet zelf voor gekozen om terug te keren. Vier migranten zeiden dat

ze geen andere keuze hadden. Hier gaven twee mensen aan dat het leven in België heel moeilijk was,

geen job, geen huis, geen geld en weinig hulp. Iemand gaf aan dat hij zich als in een gevangenis

voelde in België en dat het dus beter was om terug te keren. Daarnaast zorgden negatieve

asielaanvragen ook vaak voor de beslissing.

6.3 Eerste periode

Bij veel terugkeerders voelde de terugkomst als thuiskomen aan (n=15). Hierbij zorgde vooral het

eigen huis en de familie voor dit thuisgevoel.

‘Yes, of course it feels like home, because I born here. I have my family, I have my brothers it

feels like home. It feels like home’ (man, 35 jaar)

Tien Kosovaren voelden zich niet thuis bij terugkomst. Een terugkeerder gaf aan dat het aanvoelde

alsof hij in iemand anders zijn ‘thuis’ toekwam. Daarnaast vermeldde een andere respondent dat hij

niemand om zich heen had en zich daarom niet kon thuisvoelen. Een andere terugkeerder zei dat het

moeilijk was om je ergens thuis te voelen als je er geen huis hebt en helemaal opnieuw moet

beginnen.

Tien terugkeerders vertelden dat ze tijdens de eerste week hun familie en vrienden zagen. Twee

respondenten gingen in de eerste dagen voornamelijk op zoek naar een woonst. Eén iemand ging op

zoek naar voedsel en een school voor zijn kinderen. Verder hadden enkelen het gevoel dat ze

opnieuw van nul moesten beginnen (n=3). Twee personen verbleven niet lang in België waardoor ze

geen problemen ondervonden om hun leven in Kosovo opnieuw op te starten. Een andere persoon

opende opnieuw zijn garage. Drie anderen voelden zich ziek en maakten zich zorgen over de

toekomst. Twee terugkeerders waren nog met hun gedachten in België. Bij een van hen was de

periode net na terugkeer zeer zwaar omdat zijn vader net was overleden.

‘For me the first week after return was a bit difficult, because I was stressed about the future,

about the work. I didn’t know how everything was going to be. I got the funds, but I didn’t

know if things were going the way I want.’ (man, 37 jaar)

37

6.4 Tevredenheid over terugkeer

Op het ogenblik van de bevragen waren zestien terugkeerders niet tevreden over hun terugkeer.

Twee personen vertelden dat het leven in Kosovo heel moeilijk was. Nog twee andere personen

zeiden dat ze niet tevreden waren omdat ze geen goede toekomst voor hun kinderen konden

verzekeren. Ook omwille van gezondheidsredenen was iemand niet blij met de terugkeer.

‘After coming back here, life was harder here than in Belgium.’ (vrouw, 40 jaar) ‘No, because the life here is very difficult and hard and expensive, so I’m not happy to come

back.’ (man, 52 jaar)

Negen participanten waren wel tevreden met hun terugkeer. Eén van hen zei dat hij geen reden had

om in België te blijven, omdat hij enkel moest betalen en geen werk had. Drie anderen waren vooral

tevreden omdat ze nu opnieuw bij hun familie konden zijn.

Elf personen werden gevraagd of ze nog steeds het gevoel hadden dat ze zich hier moesten

aanpassen. Allen zeiden dat dit nog het geval was.

‘It’s a problem to adapt here. If It’s possible to adapt in jungle, than you can adapt here. Is it

possible to adapt in jungle? No! So it isn’t possible to adapt here. ‘ (man, 36 jaar)

6.5 Situatie Kosovo

De meeste Kosovaren (n=18) beschouwden de algemene samenleving als slecht. De redenen waarom

ze dit vonden waren onder andere de slechte politiek (n=4), de werkloosheid (n=4), de lage lonen

(n=3), de slechte gezondheidszorg (n=4) en een gebrek aan veiligheid (n=1). Twee mensen die tot de

Romagemeenschap behoorden, zeiden dat anderen hen niet vertrouwden. Daarnaast gaven enkelen

ook aan dat het land een algemene achterstand had.

‘I feel sorry to talk about this topic. If you stay for two days, you will see the situation. It’s so

hard to talk about the real situation in my country. Because as you can see it is beautiful, but

the conditions are very bad. Here, people are fighting to survive in this conditions.’ (man, 56

jaar.)

Vier terugkeerders omschreven de algemene samenleving als niet slecht, maar hebben toch enkele

bedenkingen. Zo zijn er twee die aanhaalden dat er te weinig werkgelegenheid was. Daarnaast was

het verkrijgen van noodzakelijke medicatie moeilijk (n=1). Een andere vond de kwaliteit van de

38

samenleving in Kosovo slechter dan die van Europese landen, maar wel beter dan bijvoorbeeld

Afghanistan. Drie terugkeerders omschreven de algemene samenleving van Kosovo als positief.

De meerderheid van de terugkeerders vond dat de algemene situatie van Kosovo veranderd was in

vergelijking met de situatie van voor hun migratie (n=16). Negen van hen vonden dat de algemene

situatie verslechterd was. Zo zouden verschillende fabrieken hun deuren hebben moeten sluiten,

waardoor er veel mensen op straat stonden. Zeven terugkeerders zeiden dan weer dat de situatie

positief was geëvolueerd. Wat hen vooral opviel, na hun terugkeer, was dat er nieuwe wegen

aangelegd waren en nieuwe gebouwen stonden. De andere terugkomers vonden dat er niets

veranderd was. Eén terugkeerder zei dat dezelfde problemen er nog steeds waren, zoals

werkloosheid, onveiligheid, …

‘Yes, the situation changed, but this change made it worse. Not better. Those factories that were

in Kosovo, are all closed now. Other factories are not working, they do not work anymore. The

main mistake the politicians did here was privatization. I can see the situation, I can see the

people. There were many who worked in those factories and that are now unemployed. ‘ (man,

56 jaar.)

6.6 Grootste moeilijkheden na terugkomst

De meeste terugkeerders ondervonden moeilijkheden met hun gezondheid (n=8). Twee van hen

voelden zich ziek bij aankomst en gaven hierbij het koude weer als oorzaak. De anderen maakten zich

vooral zorgen dat ze geen toegang kregen tot de zorg die ze nodig hadden. Zes terugkeerders

maakten zich vooral zorgen bij het vinden van een job. Bij de anderen zorgden verschillende zaken

voor moeilijkheden: een beschadigd huis , ouders verloren , geen contact met familie. Daarnaast

ondervonden vier personen algemene moeilijkheden bij het zich opnieuw aanpassen aan de

maatschappij. Tot slot ondervonden twee personen geen moeilijkheden en ontbreekt van één

persoon het antwoord.

6.7 Succesvol indien…

Vijftien terugkeerders gaven hun mening over wat voor hen nodig was om van een succesvolle

terugkeer te kunnen spreken. De meerderheid gaf aan dat een job hebben erg belangrijk is. Eén van

hen zei dat je enkel veel geld kon verdienen als je voor de overheid kon werken. Ook veiligheid

verzekeren en morele steun krijgen werd als belangrijk ervaren. Ook moest er nog beter worden

39

ingezet op re-integratieondersteuning, in samenwerking met de overheid van Kosovo. Iemand vond

ook dat de mentaliteit in Kosovo zou moeten veranderen om een beter leven te kunnen hebben. Tot

slot hadden drie terugkeerders geen hoop en wist één iemand niet wat er zou moeten gebeuren om

terugkeer als succesvol te kunnen beschouwen.

‘To be honest, there is not so much hope left. It is difficult here, it’s crisis here. There is hope

that something will happen here, but for now it is very difficult.’ (man, 40 jaar)

6.8 Advies

Twintig Kosovaren gaven advies over de terugkeer. Drie van hen gaven het advies aan de Belgische

overheid om geen mensen terug te sturen naar Kosovo. Bij alle anderen was het advies gericht tot

andere migranten. Elf participanten raadden mensen aan om niet terug te komen. Eén van hen

richtte zich hierbij enkel naar niet getrouwde mensen.

‘My message is, to not to return, to stay there. Because it is difficult to find a job here. The

unemployment is high for all people who live in Kosovo, not just for minorities. Who know,

maybe the can find a way or marry any Belgian and stay there and have a better live .’ (man,

23 jaar)

Vier Kosovaren vonden het beter dat migranten wel terugkeerden naar hun thuisland. Hierbij maakte

één iemand een uitzondering voor mensen met speciale noden. Een andere persoon raadde aan om

goed na te denken over de situatie in Kosovo vooraleer men een beslissing nam. Tenslotte wou één

terugkeerder graag zijn verhaal over hoe hij terugkeerde naar Kosovo, delen met kandidaat-

terugkeerders.

‘Come back! We will move from Europe. Things will get better. I think the things in Kosovo will

get better, you know. ‘ (man, 28 jaar)

7 Thema 6: Toekomst

De teruggekeerde Kosovaren maken veelal plannen over hun toekomst. Die varieerden volgens hun

eigen situatie. Opmerkelijk is dat velen opnieuw zouden migreren indien zij daartoe de kans zouden

krijgen. Maar dat zouden ze wel niet onvoorwaardelijk doen.

40

7.1 Optimisme

Tien terugkeerders waren optimistisch over hun toekomst.

‘Yes, I am optimistic. I am still young and I still hope that I can work and that I can have a

good future.’ (man, 35 jaar)

Twee participanten wisten niet wat ze konden verwachten van de toekomst. Acht personen waren

niet optimistisch over de toekomst. De reden hiervoor was vooral dat ze geen job vonden.

7.2 Plannen

De meeste terugkeerders hadden allemaal een toekomstplan voor ogen(n=20). Hierbij was onder

meer sprake van hard werken om hun gezin te onderhouden, een job vinden, behouden of

uitbouwen en trouwen. Eén iemand vond het vooral belangrijk dat haar kinderen een job zouden

vinden. Nog iemand vertelde dat hij de kans kreeg om koeien te kopen en hij later melkproducten

wou verkopen. Twee personen wilden zich proberen in te bedden, maar als dit niet zou lukken,

zouden ze opnieuw migreren. Een iemand had het plan om naar België terug te keren. Een andere

terugkeerder hoopte dan weer op een algemeen beter leven. Tenslotte hadden drie mensen geen

toekomstplannen en waren er twee die hun plannen voor de toekomst niet meedeelden.

Tweeëntwintig terugkeerders zouden indien zij daartoe de mogelijkheid hadden, opnieuw migreren.

Hierbij hadden velen een voorwaarde. Zo zouden enkele participanten enkel migreren indien ze een

verblijfsvergunning of een job kregen. Twee participanten zouden enkel migreren indien hun gezin

mee kon. Vier participanten zouden dit enkel doen om hun kinderen een betere toekomst te kunnen

geven. Vier terugkeerders zouden enkel opnieuw naar België migreren, terwijl drie Kosovaren

helemaal niet meer willen migreren.

‘If I had the possibility to live abroad with my family yes, but not alone. (man, 35 jaar)

No, never. Just like tourist. I would like to visit Europe. But migrate, never! No, it’s enough.’

(man, 28 jaar)

41

VI DISCUSSIE

Bij de terugkoppeling naar de onderzoeksvragen wordt vooreerst ingegaan op de ervaringen bij de

terugkomst van de Kosovaren, met vooral aandacht voor de vrijwilligheid van terugkeer en het

thuisgevoel. Ook kunnen migranten na terugkeer nog andere positieve en negatieve ervaringen

ondervinden. Deze ervaringen komen bij vraag twee, drie en vier aan bod. Hierbij worden de

ervaringen op economisch, sociaal en psychosociaal vlak, naar analogie van de drie aspecten van

inbedding, in kaart gebracht (van Houte, 2006; Davids & van Houte, 2008a; van Houte & de Koning,

2008). Daarna worden de ervaringen die de terugkeerders bij de ondersteuning hadden, besproken.

En tot slot komt het toekomstperspectief van de terugkeerders aan bod.

1.1 Hoe wordt de terugkeer ervaren?

Uit de resultaten komen enkele thema’s naar voor die een antwoord kunnen bieden op de vraag hoe

migranten hun terugkomst ervaren. Als eerste wordt de vrijwilligheid van de terugkeer besproken.

Vervolgens wordt het thuisgevoel nagegaan, om daarna over te gaan tot aanpassingsproblemen die

zij ondervonden.

In tegenstelling tot hoe IOM (2004) vrijwillige terugkeer definieert, gaven de meeste respondenten

van dit onderzoek aan dat het niet hun individuele beslissing was om terug te keren. Enkelen

vermeldden dat ze geen andere keuze hadden. Velen beslisten dan ook om terug te keren na een

negatieve asielaanvraag. Er wordt hierbij niet voldaan aan de vier noodzakelijke voorwaarden van

Ottonelli & Torresi (2013)om te kunnen spreken van vrijwillige migratie. Er waren namelijk niet

voldoende alternatieven voorhanden bij het nemen van de beslissing (Noll, 1999; van Houte & de

Koning, 2008). Desondanks tekenden de respondenten wel in om via het REAB-programma terug te

keren. Op basis van deze criteria kunnen de ervaringen van de terugkeerders binnen de tweede

gradatie van vrijwilligheid van Morrison (2000, in Foblets & Vanbeselaere, 2006) worden geplaatst.

De NGO’s die terugkeer begeleiden, streven er naar om van de eerste gradatie hun norm te maken,

waarbij een migrant duidelijk en open kan kiezen om terug te keren (Morrison, 2000 in Foblets &

Vanbeselaere, 2006; Black et al., 2004). Uit dit onderzoek blijkt dat hoewel migranten de individuele

beslissing nemen om vrijwillig in te tekenen op het REAB-programma, men evenwel niet van een

volledig vrijwillige terugkeer kan spreken, als uitwijzing of onderduiken in de illegaliteit de enige

alternatieven zijn. Deze laatste kunnen dan ook als push-factoren aangeduid worden die hun

beslissing om terug te keren beïnvloeden.

42

Doordat de terugkeer vaak niet als volledig vrijwillig werd ervaren, kunnen deze migranten meer

obstakels ondervinden (Ruben et al., 2009). Zo voelden tien terugkeerders zich bij aankomst niet

thuis in Kosovo. Enkelen van hen omdat ze opnieuw van nul moesten beginnen. Vier terugkeerders

konden zichzelf niet meer vinden in Kosovo omdat ze nu wisten hoe het er in België aan toe ging.

Deze bevinding kan gekoppeld worden aan die van Hall (2008, in Webner, 2013). De nieuwe

ervaringen die terugkeerders in het buitenland hadden, kunnen de manier van denken en de

verwachtingen van de migrant namelijk veranderen. Dit kan op zijn beurt ook een invloed hebben op

het thuisgevoel. Hieruit blijkt dat invloed van voorgaande fases uit de migratiecyclus op de volgende

fases niet onderschat mag worden (Davids & van Houte, 2008b).

Een andere mogelijke reden van het zich niet thuisvoelen, kan als oorzaak hebben dat de

terugkeerders niet op de hoogte waren van de veranderingen die tijdens hun migratie plaatsvonden

(Ruben et al., 2009). Hierdoor kunnen hun verwachtingen ook niet stroken met de realiteit

(Tannenbaum, 2007). Nochtans wordt aangegeven dat dit tegenwoordig minder het geval is, doordat

het tijdens de migratie makkelijker is om contact te leggen met het thuisland door de opkomst van

digitale communicatiemiddelen (Sussman, 2011). Aan –of afwezigheid van dit soort contacten met

het thuisland kan niet afgeleid worden uit de resultaten van dit onderzoek.

Globaal gezien voelde de terugkomst bij de meeste respondenten wel aan als thuiskomen. Net zoals

in bovenstaand onderzoek werd het opnieuw samenzijn met familie en vrienden aangeduid als een

van de belangrijkste factoren voor het ervaren van dit gevoel (Danish Refugee Council, 2011). Eén

persoon ondervond moeilijkheden na terugkeer door een gebrek aan contact met de familie. Familie

en vrienden blijken dus van cruciaal belang te zijn bij het zich al dan niet thuisvoelen.

Een ander obstakel waarmee terugkeerders mogelijk geconfronteerd worden zijn

aanpassingsproblemen (Yehuda-Sternfeld & Mirsky, 2014). Binnen dit onderzoek ondervonden de

meeste respondenten praktische moeilijkheden, vooral op vlak van huisvesting en het opvolgen van

hun gezondheid. Twee personen gaven echter aan geen problemen te ondervinden, omdat hun

verblijf in het gastland eerder kort was. We kunnen hieruit voorzichtig concluderen dat de duur van

migratie een invloed heeft op de aanpassing bij thuiskomst. Door de kleine groep bevraagden dient

deze veronderstelling wel verder te worden onderzocht.

Ook uit dit onderzoek blijkt dat vrijwilligheid een subjectief begrip is. De terugkeer is in veel gevallen

eerder te wijten aan het gebrek aan alternatieven. Ondanks het feit dat de meeste terugkeerders

aanpassingsproblemen ondervonden, voelde de meerderheid zich bij aankomst thuis. Hereniging

met familie en vrienden spelen hier binnen dit onderzoek een belangrijke rol in.

43

1.2 Hoe ervaren terugkeerders hun economische situatie?

Zoals in verschillende onderzoeken aangegeven, hadden ook de terugkeerders van dit onderzoek het

niet eenvoudig op economisch vlak (van Houte, 2006; Ruben et al., 2009; Danish Refugee Council,

2011).

De terugkeerders gaven aan dat het zeer moeilijk is om een job te vinden. Het werkloosheidscijfer bij

de participanten lag dan ook hoog, waardoor velen geen eigen inkomen hadden. Nochtans waren ze

gemotiveerd om te werken. Uit literatuur blijk dat terugkeerders op dit vlak moeilijkheden kunnen

ondervinden ten opzichte van mensen die niet migreerden. Zo hebben terugkeerders omwille van

hun migratie vaak een minder groot sociaal netwerk dat hen met de arbeidsmarkt in contact kan

brengen (van Houte, 2006). Binnen dit onderzoek zag slechts één respondent dit als oorzaak. De

grootste reden volgens de terugkeerders was de algemene slechte economische situatie van Kosovo.

Enkele andere respondenten haalden net zoals in het onderzoek van van Houte (2006) persoonlijke

redenen aan waarom ze niet konden werken. Twee van hen ondervonden gezondheidsproblemen,

een andere voelde zich te oud.

Ook belangrijk om te vermelden is dat de voorgaande fases uit de migratiecyclus invloed hebben op

de inbedding (Davids & van Houte, 2008b). Enkele werkloze terugkeerders gaven aan dat hun

migratie er voor zorgde dat ze nu geen job hadden. Eén van hen vertelde dat hij heel wat vrienden

verloren had, waardoor hij minder snel met een job in aanraking kon komen. De verwevenheid

tussen de sociale en de economische dimensie wordt hierbij duidelijk.

Ondanks de moeilijkheden die ze na terugkeer ervaren, wordt in verschillende onderzoeken

aangehaald dat Kosovaarse terugkeerders zich op economisch vlak over het algemeen niet

benadeeld voelen ten opzichte van de rest van de bevolking (Black et al., 2004; Danish Refugee

Council, 2011). Binnen dit onderzoek zijn de ervaringen hierover echter verdeeld. De ene helft vond

dat zijn situatie slechter was dan zijn omgeving in Kosovo en de andere helft vond dat deze te

vergelijken was. Deze bevinding wijkt af van wat vroeger onderzoek aan het licht bracht. Daarnaast is

ze opmerkelijk omdat thuisblijvers het door de slechte economische toestand in Kosovo over het

algemeen al zeer moeilijk hebben (Danish Refugee Council, 2008). Vanuit deze bevindingen, en zeker

omdat ze afwijken van voorgaand onderzoek, lijkt het aangewezen om na te gaan welke elementen

voor de extra moeilijkheden zorgen voor terugkeerders. In het licht van de bevindingen van het

Danish Refugee Council (2011) waarbij terugkeerders geen nadeel ondervonden ten opzicht van hun

omgeving, dringt zich misschien een vergelijking op van het Deense terugkeerprogramma voor

Kosovaren en het Belgische. Hierdoor kunnen misschien inzichten worden verworven die dit gevoel

kunnen verklaren.

44

Weinig participanten van dit onderzoek beschikten over een eigen woning. Deze bevindingen komen

wel overeen met die van een Deens onderzoek over de terugkeer van afgewezen Kosovaarse

asielzoekers (Danish Refugee Council, 2011). Dit rapport geeft ook aan dat het gebrek aan een eigen

woning een negatieve invloed heeft op inbedding.

Het gebrek aan financiële middelen had ook een gevolg voor de gezondheid van de terugkeerders. Zo

gaven de participanten van dit onderzoek net zoals in andere studies aan dat ze geen toegang

hadden tot de gezondheidszorg die ze nodig hadden (Davids & van Houte, 2008a; Danish Refugee

Council, 2011). De belangrijkste redenen die zij hiertoe aanhaalden, was dat deze zorg in Kosovo niet

gratis is en zij zelf geen financiële middelen hadden. Zoals hierboven gesteld was de gezondheid

soms een reden waarom terugkeerders niet konden werken. Het lijkt erop dat iemand die

gezondheidsproblemen heeft, moeilijk uit een negatieve economische situatie kan raken. Om een

betere inbedding te verzekeren is dit een aspect waar ondersteuningsprogramma’s meer aandacht

aan kunnen geven.

Davids & van Houte (2008b) geven aan dat financiële steun van mensen uit het buitenland van

belang is voor de economische situatie van veel terugkeerders. Nochtans wezen slechts drie

respondenten van dit onderzoek er op dat ze financiële hulp kregen van contacten uit het

buitenland. Dit is niet per se positief voor de terugkeerders. Deze bron van inkomsten is namelijk

zeer gevoelig aan veranderingen en stimuleert de terugkeerders niet om zelf voor een inkomen te

zorgen (Davids & van Houte, 2008b).

Uit de bevindingen van dit onderzoek blijkt de economische inbedding van de terugkeerders eerder

laag te zijn. Net zoals Carr (2014) stelt, blijkt ook uit dit onderzoek dat een geslaagde economische

inbedding in grote mate afhankelijk is van voldoende financiële middelen. Zelf kunnen instaan voor

het eigen levensonderhoud zou bij de respondenten niet alleen voor minder problemen zorgen met

betrekking tot huisvesting en gezondheid, maar zou hen ook een groter gevoel van onafhankelijkheid

kunnen bezorgen. De algemene economische situatie in Kosovo en de hoge werkeloosheidsgraad in

het land, laten dit echter niet zomaar toe. Het is dan ook aanbevolen dat terugkeerprogramma’s

rekening houden met het economische klimaat in het thuisland als ze willen slagen in hun opzet om

terugkeerders zo goed mogelijk te begeleiden naar hun inbedding.

1.3 Hoe ervaren terugkeerders hun sociale contacten?

Sociale contacten zijn zeer belangrijk om zich opnieuw thuis te kunnen voelen (van Houte, 2006;

Danish Refugee council, 2011). Deze kunnen ook functioneel zijn, zo kunnen mensen met elkaar

praten over hun problemen of kunnen ze elkaar helpen (van Houte, 2006). De resultaten van dit

45

onderzoek tonen aan dat meer dan de helft van de respondenten na terugkeer bij familie kon

intrekken. Voor mensen die hun leven opnieuw moeten opbouwen vanuit het niets, zijn deze sociale

contacten noodzakelijk (Davids & van Houte, 2008b).

De meeste terugkeerders waren over het algemeen tevreden over hun sociale contacten. Hierbij

haalde één persoon aan dat hij via zijn job mensen leerde kennen. Het uitvoeren van een job heeft

dus niet alleen een invloed op het economische aspect van inbedding, maar ook op het sociale. Deze

bevinding sluit aan bij de verwevenheid van de verschillende dimensies van de inbedding (Davids &

van Houte, 2008b). Opvallend is ook dat bijna alle participanten contact hadden met familie of

vrienden uit het buitenland, waaronder ook in België. Deze contacten waren voor hen belangrijk.

Zoals aangegeven in de literatuur vonden ook elf terugkeerders van dit onderzoek dat de relatie met

hun familie en vrienden veranderd was door migratie (Tannenbaum, 2007). Zoals Tannenbaum

(2007) aangeeft, werden enkelen geconfronteerd met het feit dat thuisblijvers hun eigen weg zijn

gegaan. Zo waren vrienden ondertussen al getrouwd en hadden ze kinderen. Hierdoor kunnen

terugkeerders moeilijkheden ondervinden om zich terug aan te passen aan de omgeving (Van Houte

en De koning, 2008). Bij de veranderingen van de relatie legden de terugkeerders de oorzaak vooral

bij zichzelf. Zij zagen de migratie als een leerschool of vonden dat zij een andere manier van denken

ontwikkeld hadden. Ze vonden deze verandering dan ook niet noodzakelijk negatief.

Binnen onderzoek wordt vermeld dat terugkeerders vaak niet goed onthaald worden bij hun

terugkomst (van Houte en De koning, 2008b; Tannenbaum, 2007). Binnen dit onderzoek waren de

reacties van vrienden, familie van de participanten gemengd. De meeste negatieve reacties kwamen

voort uit het ongeloof dat de migranten waren teruggekeerd naar een land in zo’n slechte

economische toestand. Ze hadden hierbij vooral spijt voor de terugkeerder. Er kan dus gesteld

worden dat familie en vrienden gehoopt hadden op een beter leven voor de respondent, ondanks

het gemis. Ook de reacties in de omgeving waren gemengd. Hierbij waren wel meer negatieve

reacties te horen. In vergelijking met ander onderzoek (ECRE, 2005; Muggerdige & Dona, 2006;

Riskjaerd & Nielsson, 2008 in Carr, 2014) gaf slechts één respondent aan dat zijn omgeving dacht dat

er in België veel geld kon worden verdiend.

Drie respondenten misten sociale contacten. Deze verbleven allen voor langer dan twee jaar in het

buitenland. Twee van hen waren nog maar recent terug in Kosovo. Net zoals aangegeven in

onderzoek, blijkt dat het gevoel van eenzaamheid bij mensen die lang in het buitenland verbleven en

recent terugkeerden sterker is dan bij diegenen die voor een korte tijd in het buitenland waren en al

een lange tijd terug zijn (Barrett & Mosca, 2013). Het is aangewezen om binnen de ondersteuning

aandacht te hebben voor deze gevoelens van eenzaamheid. Vanuit deze gevoelens kunnen namelijk

46

fysieke en mentale gezondheidsproblemen voortvloeien (Barrett & Mosca, 2013). De sociale

inbedding blijkt dus ook nauw in verband te staan met de psychosociale inbedding.

De respondenten van dit onderzoek lijken minder negatieve ervaringen te hebben op vlak van sociale

contacten dan op economisch vlak. In het beste geval kunnen de sociale contacten er in de toekomst

voor zorgen dat hun kansen op economische inbedding verhogen. Zo gaf een respondent aan dat

sociale contacten ervoor kunnen zorgen dat je sneller een job vindt. Bij een negatief scenario kan de

slechte economische situatie er voor zorgen dat de terugkeerders thuisblijven, waardoor hun sociale

contacten niet uitbreiden, en het sociale leven niet verder reikt dan de familie. Dit kan de familiale

relaties onder druk zetten. Het is dus van belang dat terugkeerders gemotiveerd worden om hun

sociale netwerken uit te breiden (Danish Refugee Council, 2011). Dit kan zowel hun sociale als hun

economisch, als hun psychosociale inbedding ten goede komen.

1.4 Hoe ervaren terugkeerders hun psychosociale situatie?

De meerderheid van de bevraagden voelden zich niet gelukkig. Geluk wordt sterkt bepaald door

factoren, zoals gezondheid, werk en het sociaal leven van mensen (Diener et al., 1999; Diener &

Seligman, 2004 in Bartram, 2011). Ook bij de respondenten van dit onderzoek is de verwevenheid

tussen de economische en de psychosociale dimensie op dat vlak duidelijk. Uit de resultaten van dit

onderzoek blijkt dat vooral de gezondheid en de financiële situatie tot een ongelukkig gevoel leidden.

Vervolgens zouden migranten in het algemeen veel stress ervaren (Yakushko, Watson, & Thompson,

2008). Ook de bevraagde terugkeerders ondervonden heel wat stress , vooral na hun terugkomst.

Een mogelijke oorzaak hiervoor kan zijn dat ze bang waren voor negatieve reacties van hun familie of

hun gemeenschap (Stancova, 2010), of omdat ze zich mislukt voelden in het verbeteren van de

sociaal-economische omstandigheden van hun familie (IOM, 2002 in IOM, 2011). De respondenten

van dit onderzoek haalden niet aan dat ze bang waren voor de reacties van de omgeving. Wel

zorgden vooral de financiële moeilijkheden voor de stress. Opnieuw heeft het economische aspect

van inbedding een grote invloed op het psychosociale. De goede sociale contacten lijken deze invloed

niet te kunnen verminderen.

Ook ervaringen uit fases voorgaand aan de fase van terugkeer blijken een invloed te kunnen hebben

op de stress na terugkeer. Zo stelt één persoon heel duidelijk, net zoals binnen het onderzoek van

Tannenbaum (2007), dat de herkenning van de verschillen tussen het thuisland en het gastland voor

een aanpassingsproces kan zorgen, waarbij stress kan ontstaan.

47

‘That’s a problem because now I cannot feel good here. Because I saw life there. I cannot

adapt here.’ (man, 30 jaar)

Meer dan de helft van de bevraagden vermeldde zich wat Belg te voelen door hun verblijf in ons

land. In de literatuur wordt aangegeven dat de identiteit een dynamisch proces is dat wordt

beïnvloed door verschillende andere processen (Ghorashi, 2001 in Davids & van Houte, 2008a). Het

migratie en-terugkeerproces kan één van deze processen zijn (Nagel & Staheli, 2004 in Davids & van

Houte, 2008a). De migratie naar België kan bij de terugkeerders dus tot een transnationale identiteit

leiden. Bij vier respondenten van dit onderzoek leidde deze identiteit tot een slecht gevoel. Ze gaven

aan dat ze zichzelf in Kosovo niet meer konden vinden doordat ze nu wisten hoe het anders kan. Drie

anderen zeiden dat wat ze in België meegemaakt hadden, als positief beschouwden voor de rest van

hun leven. De ervaringen in België kunnen dus zowel een positieve als negatieve invloed hebben op

de identiteit na terugkomst. Deze bevinding strookt met wat in onderzoek wordt aangetoond

(Ghorashi, 2003, in Davids en van Houte, 2008b).

Een veiligheidsgevoel kan een positieve invloed hebben op de inbedding op psychosociaal vlak

(Davids & van Houte, 2008a; Ruben et al., 2009). Binnen dit onderzoek gaven vijftien respondenten

aan dat ze zich onveilig voelden in Kosovo. Net zoals in het onderzoek van Davids & van Houte

(2008a) haalden de respondenten hiervoor economische elementen aan. Daarnaast voelde een

kleine groep zich ook onveilig omwille van gezondheidsredenen. Nog twee andere personen hadden

problemen in hun gemeenschap. Opnieuw lijkt het economische aspect het zwaarst door te wegen.

Een geslaagde psychosociale inbedding lijkt bij deze respondenten in grote mate afhankelijk van

economische factoren. Problemen met een veranderde identiteit lijken hier minder aan de orde. Op

psychosociaal vlak valt bij deze respondenten op dat de economische factoren hier een negatieve

impact hebben en zelfs stress veroorzaken. Ook vanuit deze bevinding kan aangenomen worden dat

nog sterker moet ingezet worden op de economische inbedding. Vanuit het perspectief van de

terugkeerders, kan dit de duurzaamheid van hun terugkeer verhogen.

1.5 Hoe ervaren de terugkeerders de ondersteuning na terugkeer?

Over de terugkeerondersteuning waren de meeste Kosovaren positief. Twee participanten vonden

dat de hulp in het begin van de terugkomst goed was, maar dat de opvolging niet goed verliep. In

verschillende studies wordt de nood aan blijvende opvolging na terugkeer besproken (Ruben et

al.,2009; Stancova, 2010; Carr, 2014). Deze hulp is namelijk heel belangrijk in het kader van een

duurzame terugkeer (Ruben et al., 2009; Stancova, 2010).

48

Een duidelijke en objectieve uitleg over de ondersteuning kan de duurzaamheid van de terugkeer

bevorderen (van Houte, 2006; Stancova, 2010). Ondanks dat de meesten de uitleg duidelijk vonden,

was dit toch bij vier personen niet het geval. Vanuit deze bevindingen lijkt het aangewezen om hier in

de toekomst nog meer op in te zetten. Er werden namelijk slechts vijfentwintig Kosovaren bevraagd,

waardoor het aantal ontevreden terugkeerders bij een grotere groep toch snel kan oplopen.

Het samen op zoek gaan naar een job kan een onderdeel zijn van de re-integratieondersteuning

(2014c). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat dit soort hulp niet werd gegeven aan de

terugkeerders. Nochtans was dit wel de vraag van enkelen van hen. Ook Davids en van Houte (2008a)

bespreken deze alternatieve vorm van ondersteuning. Toch kan hierbij de vraag gesteld worden of de

participanten hun job zouden kunnen behouden, nadat de subsidies voor de werkgever die de

terugkeerder in dienst nam, afgelopen is. Zeker in een land met een hoge werkloosheidsgraad is dit

twijfelachtig. In het licht van deze bevindingen, is het daarom aangewezen om toch extra in te zetten

op het opstarten van eigen bedrijfjes. In een land met een hoog werkloosheidscijfer en een slechte

economische situatie lijkt het investeren in een winkeltje, landbouw of dieren meer kans te geven op

een (beperkt) inkomen. Deze eigen bron van inkomen kan zorgen voor een grotere zelfstandigheid,

los van de broze arbeidsmarkt.

De meerderheid van de terugkeerders investeerden hun budget dan ook in materiaal om een eigen

zaak uit te bouwen. Uit de literatuur blijkt dat het opzetten van een zaak een positieve invloed heeft

op inbedding. Een eigen zaak zou namelijk kunnen leiden tot een onafhankelijk inkomen (Davids &

van Houte, 2008a). Toch vond de meerderheid van de participanten het ontvangen budget

onvoldoende en moesten drie van hen hun zaak na minder dan een half jaar al sluiten. Een grotere

inzet van ondersteuning bij het uitbouwen van een eigen zaak is aangeraden. De economische

inbedding van de respondenten verloopt zeer moeilijk, waardoor het verzekeren van een (beperkt)

inkomen van groot belang is.

Ondanks de vele aandacht in de literatuur voor het belang van psychosociale ondersteuning na

terugkeer, meldde slechts één persoon dat hij daar nood aan heeft. Net zoals aangegeven door

Davids en van Houte (2008a) blijken ook de participanten van dit onderzoek eerst nood te hebben

aan financiële hulp.

De respondenten reageerden overwegend positief op de ontvangen ondersteuning. Op lange termijn

bleek ze ontoereikend. Voor de grote helft was het budget onvoldoende en zagen ze zich

genoodzaakt terug te vallen op de hulp van familie en vrienden. Ook is opvallend dat slechts één

persoon nood had aan psychosociale hulp. Hieruit kan aangenomen worden dat terugkeerders

voorrang geven aan economische ondersteuning.

49

1.6 Wat is het toekomstperspectief van de terugkeerders?

Binnen dit onderzoek blijken Kosovaarse terugkeerders overwegend positief te zijn over hun

toekomst. Dit komt overeen met de bevindingen van terugkeerders uit Sri Lanka (Bryan en Cocke,

2010) Bij de Sri Lankezen hangt dit optimisme af van de veiligheidssituatie binnen het land. Binnen

dit onderzoek was dit slechts bij één participant het geval. Uit de resultaten blijkt dat vooral

werkloosheid een negatieve invloed had op de toekomstvisie. Drie personen hadden geen plannen

voor de toekomst. Zoals Ruben et al. (2009) stellen, kan ook dit het gevolg zijn van de economische

toestand waarin de migrant zich bevindt.

De meeste terugkeerders hadden wel een toekomstplan voor ogen. Zij wilden op zoek gaan naar een

job, of hard werken om zo hun familie te onderhouden. In tegenstelling tot vele andere

onderzoeken, gaf slechts één terugkeerder aan reeds plannen te hebben om opnieuw naar België te

migreren (Black et al., 2004).

In contrast daarmee staat dat vele teruggekeerde Kosovaren opnieuw zouden migreren indien zij

daar de mogelijkheid toe hadden. Hierbij stelden zij echter wel enkele voorwaarden. Er kan dus met

andere woorden gesproken worden van een voorwaardelijke terugkeer. In onderzoek wordt

aangegeven dat terugkeerders vaak illegaal zouden migreren met hun opgedane kennis (Davids &

van Houte, 2008a). Toch zeiden drie participanten van dit onderzoek dat het hebben van een

verblijfsvergunning net een voorwaarde is tot migratie. Ook de nabijheid van het gezin en het

hebben van een job was voor hen een must. Volgens de resultaten van dit onderzoek is het dus van

belang om de nuance te maken tussen het daadwerkelijk opnieuw willen migreren en het

voorwaardelijk migreren.

De kanttekening moet worden gemaakt dat het opnieuw migreren van terugkeerders niet per se

duidt op een onduurzame terugkeer. Black & Gent (2006) stellen namelijk dat er aandacht nodig is

voor het idee dat verder migreren na een terugkomst meer duurzaam kan zijn dan een definitieve

terugkeer. Zo kan, als aan de voorwaarden van de terugkeerders is voldaan, het opnieuw migreren

vanuit hun perspectief van de terugkeerder net meer duurzaam zijn dan in het thuisland blijven.

Ook binnen dit thema blijkt de economische context in het thuisland doorslaggevend te zijn voor de

graad van optimisme over de toekomst. Ondanks de moeilijke economische situatie in hun thuisland,

stelden migranten voorwaarden om opnieuw te migreren. Wanneer ze daadwerkelijk opnieuw de

stap zetten om te migreren, dienen deze voorwaarden vervuld te zijn. Dit impliceert een

weloverwogen keuze.

50

VII CONCLUSIE

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het niet altijd een vrije keuze was om terug te keren.

Vooral het gebrek aan alternatieven vormde de doorslaggevende factor tot terugkeer. Ondanks het

feit dat respondenten zelf beslisten om in te tekenen op het REAB-programma, voelde de terugkeer

vaak niet als vrijwillig aan. Toch lijkt deze terugkeer geen afbreuk te doen aan het thuisgevoel. Het

hernieuwde contact met familie en vrienden speelt hierbij een belangrijke rol. De sociale contacten

worden door de meesten dan ook als positief ervaren. Daarnaast blijkt dat de terugkeerders die wel

nood hadden aan meer sociaal contact een lange tijd in België verbleven. De verblijfsduur in België

lijkt dus binnen dit onderzoek een indicatie voor de sociale inbedding.

Ondanks het thuisgevoel en de positieve ervaringen op sociaal vlak zijn de meeste respondenten niet

tevreden over hun terugkeer. Doorheen de resultaten van dit onderzoek blijkt dat vooral de

economische situatie van de Kosovaarse terugkeerders van doorslaggevend belang is voor de

inbedding. Na terugkeer hebben de respondenten te weinig middelen ter beschikking om zelfstandig

te leven. De economische context van Kosovo doet hier weinig goed aan.

Dit onderzoek bevestigt de verwevenheid van de dimensies van inbedding (Davids & van Houte,

2008b). Hierbij weegt de economische dimensie zwaarder door op de psychosociale dimensie dan de

sociale dimensie. Zo zorgden vooral de economische situatie en hun gezondheidsproblemen voor

stress bij de respondenten. Daarnaast gaf de migratie bij heel wat migranten het gevoel wat Belg te

zijn. Deze ervaring had bij enkele terugkeerders eerder een negatief effect op de identiteit, terwijl dit

bij de anderen net positief was. Hieruit blijkt de invloed van de voorgaande migratiefase op de

psychosociale dimensie.

Slechts één respondent van dit onderzoek heeft nood aan psychosociale hulp. Dit is opmerkelijk in

vergelijking met ander onderzoek. Vooral de beperkte economische inbedding blijkt uit de

aanbeveling die de respondenten formuleerden over de ondersteuning. Extra economische steun en

het op zoek gaan naar een job staan voor hen voorop. In het licht van de slechte economische

situatie en de hoge werkloosheid in Kosovo is extra steun bij het opbouwen van een eigen bedrijf

meer aangewezen. Op die manier zijn ze minder afhankelijk van de schaarse werkgelegenheid die

zich aanbiedt op de arbeidsmarkt.

Er kan geconcludeerd worden dat vooral de economische factoren de inbedding verstoren. Bij acht

personen zorgden deze ook voor een negatief toekomstperspectief. Toch kan deze bevinding zeker

niet veralgemeend worden. De meerderheid heeft namelijk wel een positief toekomstperspectief

51

voor ogen. Hun plannen staan dan ook in het teken van het verzekeren van een economische

onafhankelijkheid in Kosovo. Slechts één terugkeerder heeft het plan om opnieuw te migreren. Vele

anderen zouden dit enkel voorwaardelijk doen. De voorwaarden die zij hierbij stellen, liggen in de lijn

van de reeds opgedane inzichten, waarbij vooral de nabijheid van familie en het hebben van een job

zeer belangrijk zijn.

1 Sterktes en beperkingen

Bij het afnemen van de interviews is telkens een tolk ingeschakeld. Tijdens het interview moest de

tolk luisteren, antwoorden verwerken en daarna omzetten. Door deze intensieve processen die zich

gelijktijdig afspeelden, kunnen vertekeningen van de informatie ontstaan (Reijen & van den Reijen,

2009). Ook is wellicht informatie verloren gegaan doordat de Engelse talenkennis van de tolk niet

altijd voldeed. Daarnaast was de tolk vaak een medewerker van Caritas Kosovo. Hierdoor kunnen de

respondenten zich geremd voelen om eerlijk te antwoorden op de vragen rond de hulp van Caritas

International.

Sommige respondenten kozen de interviewplaats zelf. Een voordeel hiervan kan zijn dat ze zich

hierdoor meer op hun gemak voelden(Van Hove & Claes, 2011). Omdat we vaak ook op café

afspraken, was muziek of omgevingslawaai soms een stoorzender. Het was in sommige gevallen

meer aangewezen om op een geschikte en rustige plaats af te spreken (Van Hove & Claes, 2011).

Het maken van een afspraak met de respondenten verliep niet altijd vlekkeloos. Soms verschenen

vier mensen op hetzelfde tijdstip, terwijl er maar één tolk beschikbaar was. Sommige respondenten

hadden onvoldoende tijd voorzien om deel te nemen aan het onderzoek. Hierdoor zijn soms vragen

weggelaten waardoor informatie verloren is gegaan.

In 2012 keerden volgens IOM 315 Kosovaren terug naar Kosovo (IOM, 2013b). Binnen dit onderzoek

werden slechts 25 terugkeerders bevraagd. Het aantal bevraagde participanten is dus klein. Twee

van hen waren ook nog maar net terug in hun thuisland. Zij konden vooral informatie geven over hun

thuisgevoel, hun eerste fase na terugkomst en hun toekomst. Over hun inbedding konden zij minder

toelichting geven.

Het afnemen en het uittikken van de interviews gebeurde door twee verschillende onderzoekers. Dit

zorgde voor twee verschillende interviewstijlen met soms andere accenten. Na overleg is hier

bijgestuurd. Hierbij was het een voordeel dat bijna altijd beide onderzoekers aanwezig waren bij de

interviews.

52

2 Implicaties en aanbevelingen voor verder onderzoek

Dit onderzoek focust op een specifieke doelgroep van Kosovaren die vrijwillig vanuit België naar

Kosovo terugkeren. Verder onderzoek om verschillende migratiecontexten in kaart te brengen zijn

dan ook aangewezen. Vooral onderzoek bij terugkeerders naar andere landen waarbij Caritas

International hulp voorziet, zou een mooie aanvulling zijn. De indicaties die uit dit onderzoek blijken,

kunnen dan getoetst worden aan de bevindingen bij terugkeerders naar andere thuislanden.

Mogelijke gelijkenissen bij de algemene ervaringen van terugkeerders kunnen dan bijdragen tot een

beter migratiebeleid.

Het zou ook een meerwaarde zijn om dezelfde respondenten over enkele jaren opnieuw op te

zoeken om na te gaan hoe het leven hen vergaat. Op die manier kan de evolutie van hun situatie en

inbedding in kaart worden gebracht. Ook kan dan nagegaan worden of het toekomstperspectief die

ze hadden, klopt met de realiteit.

Dit onderzoek focust vooral op het leven na de terugkeer. Om het totaalbeeld te vervolledigen kan

het verband tussen de levensaspecten voor de terugkeer en erna nog meer in onderzoek aan bod

komen. Het is dus een aanbeveling om migranten zowel voor als na terugkeer te bevragen.

Ondanks dat het begrip duurzaamheid een moeilijk te definiëren en complex gegeven is, blijft het

belangrijk om er aandacht voor te hebben (Black & Gent, 2004; Vande Voorde en Vandycke, 2008).

Volgens verschillende onderzoekers is er maar sprake over duurzaamheid één jaar na terugkeer

(Black et al., 2004; Sussman, 2011). Binnen dit onderzoek waren heel wat respondenten nog niet

langer dan één jaar terug. Het is dan omwille van de duurzaamheid aan te bevelen om ook

terugkeerders te bevragen die reeds langer dan één jaar terug in het thuisland zijn.

53

REFERENTIELIJST

Al-Ali, N., Black, R., Koser, K. (2001). Refugees and transnationalism. The experience of Bosnians and

Eritreans in Europe. Journal of Ethnic and migration studies, 27(4), 615-634.

Arowolo, O. (2000). Return Migration and the Problem of Reintegration. International Migration, 38

(5), 59-82.

Baarda, B. Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., van der Velden, T. & de Goede, M. (2013).

Basisboek kwalitatief onderzoek: een handleiding voor het opzetten en uitvoeren van

kwalitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Noordhoff.

Baarda, D.B., de Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2001). Basisboek kwalitatief onderzoek: praktische

handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Stenfert

Kroese.

Barrett, A. & Mosca, I. (2013). Social Isolation, Loneliness and Return Migration: Evidence from Older

Irish Adults. Journal of Ethnic and Migration Studies, 39 (10), 1659-1677.

Bartram, D. (2011). Migration, return, and happiness: on seeking one’s fortune in a wealthier country.

Leicester, United Kingdom: University of Leicester.

Black, R. & Gent, S. (2004). Defining, Measuring and Influencing Sustainable Return: The Case of the

Balkans. Geraadpleegd op 13 maart, 2014, via

http://www.migrationdrc.org/publications/working_papers/WP-T7.pdf

Black, R., & Gent, S. (2006). Sustainable return in Post-conflict Contexts. International Migration, 44

(3), 15-38.

Black, R., & Koser, K. (1999). The End of the Refugee Cycle? Refugee Repatriation & Reconstruction.

Oxford: Berghahn.

Black, R., Koser, K., & Munk, K. (2004). Understanding voluntary return. Geraadpleegd op 7 juli 2014

via,

http://webarchive.nationalarchives.gov.uk/20110220105210/rds.homeoffice.gov.uk/rds/pdf

s04/rdsolr5004.pdf

Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Amsterdam: Boom

Onderwijs.

Boyd, M. & Grieco, E. (2003). Women and Migration: Incorporating Gender into International

Migration Theory. Geraadpleegd op 20 januari 2014, via

54

http://www.migrationpolicy.org/article/women-and-migration-incorporating-gender-

international-migration-theory/

Bryan, R. and Cocke, B. (2010). Research Report 30: The Voluntary Assisted Return and Reintegration

Programme (VARRP) 2004 and 2004 extension: Monitoring Report. Geraadpleegd op 26

december 2014 via, http://socialwelfare.bl.uk/subject-areas/services-client-groups/asylum-

seekers-refugees/homeoffice/141527horr30c.pdf

Bryceson, D.F. & Vuorela, U. (2003). The Transnational Family: New European Frontiers and Global

Networks, Oxford: Berg Publishers.

Caritas International. (2014a). Globaal. Geraadpleegd op 25 februari, 2014, via http://www.caritas-

int.be/nl/regio/global

Carr, H. (2014). Returning ‘Home’: Experiences of Reintegration for Asylum Seekers and Refugees.

British Journal of Social Work, 44 (1), 140-156.

Chimni, B.S. (2004). From resettlement to voluntary return: Towards a critical history of durable

solutions to refugee problems. Refugees Survey Quarterly, 23 (3), 55-73.

Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. (2014). Statistieken. Geraadpleegd

op 2 maart 2014, via http://www.cgvs.be/nl/cijfers

Danish Refugee Council. (2008). Recommendations for the Return and Reintegration ofRejected

Asylum Seekers. Geraadpleegd op 2 maart 2014, via

http://www.refworld.org/pdfid/484022172.pdf

Danish Refugee Council. (2011a). Long-term sustainability of return of rejected asylum-Seekers to

Kosovo: Evaluation of the Kosovo return programme implemented by Danish Refugee Council

2006-2009. Copenhagen: Danish Refugee Council

Davids, T., & van Houte, M. (2008a). Development and Return Migration: from policy panacea to

migrant perspective sustainability. Third World Quarterly, 29 (7), 1411-1429.

Davids, T., & van Houte, M. (2008b) Remigration, Development and Mixed Embeddedness. An

Agenda for Qualitative Research? International Journal on Multicultural Societies, 10 (2), 169-

193.

De Bree, J., Davids, T. & De Haas, H. (2010). Post-return experiences and transnational belonging of

return migrants: a Dutch–Moroccan case study. Global Network, 10 (4), 489-509.

De Haas, H. (2005). International Migration, Remittances and Development: myths and facts. Third

World Quarterly, 26 (8), 1243 – 1258.

55

Derluyn, I., Mels, C., & Broekaert, E. (2009). Mental Health Problems in Separated Refugee

Adolescents. Journal of Adolescent Health, 44 (3), 291–297.

Efstratios, L., Anastasios, M. & Anastasios, K. (2014). Return migration: Evidence from a reception

country with a short migration history. European Urban and Regional Studies, 21(2), 161–

174.

European Migration Network. (2009). Programma’s en strategieën in België betreffende begeleide

vrijwillige terugkeer en herintegratie in derde landen. Geraadpleegd op 13 september 2014,

via http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-

do/networks/european_migration_network/reports/docs/emn-studies/assisted-

return/02c._belgium_national_report__assisted_return__reintegration_study_final_version_

10dec09_nl.pdf

European Migration Network. (2012). Asylum and Migration Glossary 2.0. Geraadpleegd op 13

september 2014, via

http://rem.sef.pt/PagesPT/DocsPT/GlossarioThesaurus/asylum_and_migration_glossary.pdf

Fedasil. (2014a). Asiel in België. Geraadpleegd op 15 januari, 2014, via

http://fedasil.be/nl/inhoud/asiel-belgie

Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoeker (2014b). Financiering. Geraadpleegd op 23

december, 2014, via http://fedasil.be/nl/inhoud/financiering

Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoeker (2014c). Re-integratie. Geraadpleegd op 10

oktober 2014, via http://fedasil.be/nl/inhoud/re-integratie

Foblets, M. & Vanbeselaere, N. (2006). Asielzoekers en terugkeer: Een kwalitatief en kwantitatief

onderzoek. Brussel: Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.

Gmelch, G. (1980). Return migration. Annual Review of Anthropology, 9 (1), 135-159.

Hammond, L. (1999). Examining the discourse of repatriation: towards a more proactive theory of

return migration. In R. Black & K. Koser (red.), The End of the Refugee Cycle? Refugee

Repatriation & Reconstruction (227 – 244). Oxford: Berghahn.

International Organisation for Migration. (2004). Return Migration: Policies & Practices in Europe.

Genève: International Organization of Migration.

International Organization for Migration. (2011). World Migration Report 2011: Communicating

effectively about migration. Geneva: International Organization for Migration.

International Organization for Migration. (2013a). World Migration Report 2013. Geneva:

International Organization for Migration.

56

International Organization for Migration. (2013b). Jaarverslag 2012: IOM België en Luxemburg.

Brussel: Internationale Organisatie voor Migratie.

International Organization for Migration. (2014b). Wat is REAB? Geraadpleegd op 20 februari 2014,

via http://avrr.belgium.iom.int/nl/over-reab/wat-is-reab.html

King, R. (2000). Generalizations from the History of Return Migration. In B. Ghosh (red.), Return

Migration: Journey of Hope or Despair (7 – 56). Genève: International Organisation of

Migration.

Koser, K. (1997). Social Networks and the Asylum Cycle: The Case of Iranians in The Netherlands. The

International Migration Review, 31 (3), 591-611.

Kruispunt Migratie-Integratie Vlaanderen – Brussel. (z.j.). Mensen zonder wettig verblijf.

Geraadpleegd op 27 december 2014, via http://www.kruispuntmi.be/thema/bijzondere-

groepen/mensen-zonder-wettig-verblijf

Lietaert, I. (2009). Onderzoek naar de beleving van vrijwillige terugkeer naar Nepal. Gent, België:

Universiteit Gent.

Maso, I. & Smaling, S. (2004). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.

Meireman, K., Meuleman, B., Billiet, J., De Witte, H., Wets, J. (2004). Tussen aanvaarding en

Weerstand. Gent: Academia Press.

Mortelmans, D. (2013). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.

Neuman, W.L. (2010). Social research methods: qualitative and quantitative approaches. Boston:

Pearson.

Newman, J. (2003). Narrating displacement: Old Histories of Sri Lankan Women. University of Oxford

Refugees Studies Centre, Working Paper 15.

Noll, G. (1999). Rejected Asylum Seekers: The Problem of Return. International Migration, 37 (1),

267-288.

Ottonelli, V. & Torresi, T. (2013). When is migration voluntary? International Migration Review, 24(4),

783-813.

Reijen, L.G. & van den Reijen, M.K.J.G. (2009). Tolk en taal in strafzaken. Een kwestie van

interpretatie. Deventer: Kluwer

Ruben, R., van Houte, M., & Davids, T. (2009). What determines the embeddedness of Forced-Return

Migrants? Rethinking the role of pre- and post-return assistance. International Migration

Review, 43 (4), 908-937.

57

Schell, P. & Muller, P. (2000). Terugkeren: een levenslang dilemma. Methodiek voor psychosociale

ondersteuning van vluchtelingen. Utrecht: Stichting Pharos.

Stancova, K. (2010). Assisted Voluntary Return of Irregular Migrants: Policy and Practice in the Slovak

Republic. International Migration, 48 (4), 186-200.

Sussman, N. (2011). Return Migration and Identity: Global Phenomen. International Journal of

Intercultural Relations, 35 (1), 135-137.

Tannenbaum, M. (2007). Back and Forth: Immigrants’ Stories of Migration and Return. International

Migration, 45 (5), 147- 174.

Tete, S. (2012). ‘Any place could be home’: Embedding refugees’ voices into displacement resolution

and state refugee policy. Geoforum, 43 (1), 106-115.

Touquet, H., & Wets, J. (2013). Context, drijfveren en opportuniteiten van Midden en Oost-Europese

immigratie. Een exploratief onderzoek met focus op Roma. Leuven: HIVA -KU Leuven.

United Nations High Commissioner for Refugees . (2013b). Statistical yearbook 2012. Geraadpleegd

op 21 januari 2014, via http://reliefweb.int/report/world/unhcr-statistical-yearbook-2012

United Nations High Commissioner for Refugees. (2013a). Global trends 2012: Displacement: The new

21st Century Challenge. Geraadpleegd op 21 januari 2014, via

http://www.unhcr.org/51bacb0f9.html

Van Geerttruyen , G. (2000). Snelwegen of wegblokkades. Woordgebruik in het migrantendebat.

Gent: Provinciale Dienst Minderheden.

Van Houte, M. (2006). Remigratie naar Bosnië-Herzegovina, een duurzame ontwikkeling? Nijmegem:

Universiteit Nijmegem.

Van Houte, M., & de Koning, M. (2008). Towards a better embeddedness? Monitoring assistance to

involuntary returning migrants from Western Countries. Den Haag: Bureau Maatwerk bij

Terugkeer.

Van Hove, G. & Claes, L. (2011). Qualitative research and educational sciences: A reader about useful

strategies and tools. Essex: Pearson Education Limited.

Van Zwieten, M. & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. Huisarts en

wetenschap, 47, 38-43.

Vande Voorde, F. & Vandycke. (2008). Re-integratieondersteuning: een referentiekader.

Geraadpleegd op 18 februari 2014, via

58

http://www.vluchtelingenwerk.be/bestanden/publicaties/VWV_Reintegratieondersteuning_

Een_Referentiekader.pdf

Verhoeven, N. (2010). Onderzoeken doe je zo! Den haag: Boom Lemma.

Vluchtelingenwerk Vlaanderen. (2008). Re-integratieondersteuning Een referentiekader.

Geraadpleegd op 25 februari 2014, via

http://www.vluchtelingenwerk.be/bestanden/publicaties/VWV_Reintegratieondersteuning_

Een_Referentiekader.pdf

Vluchtelingenwerk Vlaanderen. (2013). Infodoc Kosovo. De Belgische praktijk in Kosovaarse

asieldossiers 2012-2013. Brussel: Vluchtelingwerk Vlaanderen

Vluchtelingenwerk Vlaanderen. (2014). Terugkeer & Detentie. Geraadpleegd op 25 december 2014,

via http://www.vluchtelingenwerk.be/terugkeer-detentie

Werbner, P. (2013). Mothers and Daughters in Historical Perspective: Home, Identity and Double

Consciousness in British Pakistanis' Migration and Return. Journal of Historical Sociology, 26

(1), 41–61.

Yehuda-Sternfeld, S.B. & Mirsky, J. (2014).Return migration of Americans: Personal narratives and

psychological perspectives. International Journal of Intercultural Relation, 42 (2014), 53–64.

59

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: Wie komt er in aanmerking voor het vrijwilligeterugkeerprogramma? (2014)

* Tot deze categorie behoren ook de landen die recent lid zijn geworden van de Europese Unie en de Balkanlanden, Kosovo inbegrepen. ** Steun van het Europees Terugkeerfonds *** Bevel om het Grondgebied te Verlaten

TOEGANG TOT

TERUGKEER

TOEGANG TOT

REÏNTEGRATIESTEUN

Terugkeerreis

Terugkeerpremie

(wordt gegeven op de luchthaven, net voor vertrek)

Reïntegratie basisniveau

Reïntegratie aanvullend Uitzonderlij e bij

niveau** (micro-busi- voor kwetsbare

ness of loonsubsidie) personen

Migranten afkomstig van een land

zonder visumverplichting *

JA

NEE

NEE

NEE

JA

Migranten

afkomstig

van een land

met visum-

verplichting

(Afgewezen)

asielzoekers, NBMV

Tijdens de asielprocedure

of binnen de termijn van

het BGV ***

JA

JA

JA

JA

JA

Afgewezen Na de termijn van het BGV

asielzoekers en andere (tot 12 maanden), ook

zonder asielprocedure

JA

JA

JA

NEE

JA

Migranten die geen BGV hebben gekregen,

of die een terugkeer aanvragen na 12 maanden

JA

JA

NEE

NEE

JA

250 EUR per volwassene

125 EUR per kind

700 EUR per volwassene 1.500 EUR per dossier Tussen 500 EUR

350 EUR per kind (Migranten afkomstig

van een land zonder

visumverplichting*)

en 1.500 EUR** per

kwetsbare persoon

Fedasil (2014c)

60

BIJLAGE 2: VRAGENLIJST

Date: …/…/…

Researcher: ……………………

Questions after return

This information is confidential and is part of a research carried out by Ghent University in Belgium

and Caritas International. This research aims at a better understanding the situation of returnees and

tries to reveal factors influencing returnees’ current situation. The answers that you will give will not

affect your personal situation in a positive or a negative way, and the information that you provide

will be treated anonymously. Meaning that we will not use your name and it will not be possible to

identify you afterwards. The interview will take about 45 minutes to one hour and questions will be

asked about:

- your situation now, after return

- your reintegration project and the reintegration assistance

- your life before migration

- your life in Belgium

- General questions about return

I have a list with specific questions about your situation, about your return but we can talk about all

things that you find important or want to talk about. If I ask questions you don’t want to answer, just

tell me, that is no problem.

1. Situation in CoO after Return

First weeks after return

1. Can you explain what happened when you returned to [country]? [General open question]

Was it easy or difficult during the first weeks?

Did you find this first period stressful?

What was the biggest difficulty during the first weeks?

Who helped you, what things helped you during this first period?

2. How did it feel for you to return to your country? How did you feel?

[vragen naar hoe het voelde om terug te keren, hoe terugkeer ervaren werd]

61

Situation now

General situation

3. What do you think about the general situation in [country]?

4. Did the general situation in your country change during the time you were abroad?

When yes – How did it change? When no – why do you think it is the same?

Is the general situation in your country like you expected it to be (when you were still in

Belgium)? Is het better – same – worse than expected?

Did it feel ‘like home’ when you returned?

5. How do you personally evaluate the quality of your society when you think about the trust you

have in, and the quality of the government, social benefits, public services (health services,

transport, education system, pension etc.) of your country in general? [Explanation + figure: (1)

very bad – (2)bad – (3) not good, not bad – (4) good – (5) very good]

6. Generally speaking, would you say that most people can be trusted, or that you can’t bee too

carful in dealing with people?

Personal situation

7. How is your personal situation/ the situation of your family now, after the return? Can you

describe your living conditions? [General open question]

6.1 Economical

HOUSING

[when not:] In what type of house are you living? (own, rented, apartment, living with family

…)

With whom do you live together in this house?

Are you satisfied with the house?

62

INCOME

Do you have an income at the moment?

Who do you have to support with this income?

Do other family members with whom you are living together [see previous question] have an

income?

Is the income at this moment sufficient for you and your family?

Are you satisfied with the income?

JOB

[when people indicated they have a job]:

Can you describe what kind of job you have?

Are you satisfied with this job? Is it a good job?

Was it easy/difficult to find a job?

Does the fact that you migrated make a difference for your job? For finding a job? For the

way you are doing your work.

[when people indicated they have no job]:

How come you don’t have a job?

What kind of job you would want to do?

Does the fact that you migrated make a difference for finding a job?

EDUCATION

Are you following/would you like to follow any kind of education/schooling at the moment?

Do you have access to it?

[when applicable] Do you your children go to school? Do you believe they have access to the

education they need?

HEALTH

How do you evaluate your health at the moment?

Do you have access to the health care you need?

63

6.2 Psycho-social

How do you feel at this moment (good – bad)?

How do the people in your community react on your return? How do they behave towards

you?

What do you think they think about your migration and return?

Do you feel there is a difference between you and the people of the community? Did

something change during your time abroad? Did you become a bit ‘Belgian’? Did your

mentality change due to your stay in Belgium?

Do you heel safe here? Is it different than before?

Do you your home is here in [country].

Do you have the feeling the contact with family and/or friends changed since you returned?

6.3 Social contacts

How did your family and friends react on your return?

Do you feel you have enough social contacts (with family, friends) since your return?

Is the contact with family/friends different than before?

If you have a problem, who can you/do you ask for help? [material supprt: money, house,

finding a job; emotional support; practical: information, arranging things etc.]

Do you still have family/friends abroad? When yes, (how) are they supporting you?

Do you still have contact with people abroad? What do these contacts mean to you? [!!!]

8. [use card] If you think about your personal living condition in general, in total – were would you

place yourself (from very bad – to very good) – Why at that place?

When do you think people have a good life in [country]? Is this the same for you?

9. If you would compare your situation this with people you know, your situation is different,

better, worse?

Why?

With whom do you compare yourself?

10. If you would compare your situation when you were in Belgium, your situation is different,

better, worse?

64

11. If you would compare your life now with your life in [country] before you migrated, your

situation is different, better, worse?

12. What are the things that are going good/that are positive at this moment?

13. What are the biggest difficulties you are faced with right now?

If you could, what would you like to change first? Do you think it is possible?

What helps you coping with/deal with these difficulties?

14. Is your personal situation different than you had thought it would be? Different then you

thought when leaving Belgium?

2. Reintegration project – reintegration assistance

15. Can you describe what kind of assistance you received after return?

16. Can you describe how you used the reintegration budget you received?

Could you realize what you had expected before?

Could you realize something realistic with this budget?

Did you have the feeling you have time enough to realise the project?

Were you enough prepared, were you capable to realize your plan? Looking back, you

should have been better prepared before returning?

Could you realize something that is really useful for you?

17. Did you changed your plans compared what you wanted to do before returning? Why? Who

advised you to change?

18. Which kind of support really helped you (business – medical – rent – social support – moral

support)?

19. Are you pleased with the way you spend the money you received or would you spend it now in a

different way? Why?

65

20. If you had been totally free to use the money in the way you would want, how would you have

used it?

21. Do you think that this kind of support sufficient/enough?

What did the support mean to you? How was it for you to receive this support?

Did the fact that you received support make thinks different you think?

Did the assistance that you received make it easier to return, to build up your life, and

feel at home again in the country?

Do you have any remarks about it? How can it be improved?

22. If you could have chosen what kind of support you wanted, how would the support have looked

like?

ASSISTANCE IN BELGIUM

23. What kind of help did you received before return?

24. How do you feel about the help received before return

Was the information, advice or assistance, given useful and clear enough?

What can be improved in the way migrants are assisted before return?

Did you have confidence in the information that was given?

LOCAL PARTNER COUNTRY OF ORIGIN

25. Did the assistance meet your expectations? Are you satisfied with the kind of help you received?

From the local partner? What was useful and what not?

From the business consultant? What was useful and what not?

26. How was your relation with the local partner?

27. Where there difficulties/problems with the assistance? With the local partner? With the business

consultant?

66

3. Life before migration

28. How was your life in your country before you left? Can you describe your situation before you

left/before the troubles started?

Living place (city/village)

In what kind of house did you life?

Family composition

Education

Work (you and your partner/parents) – did you have a job the moment left? Was it a

good job?

Financial situation – did you earn enough to maintain the family?

Was it a good life for you and your family? Why (not)?

Where you satisfied with your life at that moment?

29. For what reason did you leave your country?

Was it a difficult to make the final decision to leave? Did you think about it for a long

time? What were your doubts about leaving?

Did you discuss it with other people? What was their advice?

Was it your personal decision to migrate? Or you felt you had not choice?

You still think, at that moment, it was the good decision to leave?

How did you decide to which country you wanted to migrate?

How did you finance your travel?

Did friends or family help you with organization the migration (practically, financially)?

When did you leave (country) exactly? [date]

30. Did you wanted to stay permanently abroad/or how long did you planed to stay abroad? Are you

always thought to return some day? Which circumstances were necessary to return?

31. What did you expect or desire from the emigration? If the migration would be successful, how

did you would your life to look like abroad?

32. What did you think about life in Europe, life abroad?

4. Migration history

67

33. Was it the first time you left your country to apply for asylum/ to live or work in another

country?

34. In which countries did you stay? Did you work there/asked asylum?

35. Why did you choose Belgium?

36. When did you arrive in Belgium? How long did you stay there?

5. Life in Belgium

37. How was your living situation in Belgium?

Where did you live? [CHECK together the information you have about the living places,

asylum trajectory in Belgium]

Did you apply for asylum? Did you have legal papers?

Did you work?

Did you have much contact with other people?

Did you learn the language?

38. Looking back, what do you think/how do you feel about your stay in Belgium? How was life in

Belgium?

Where the living conditions good for you and your family? Where you satisfied with the

way you and your family were living here?

What is needed according to you to have a good life in Belgium?

What was positive during your stay in Belgium?

What were the biggest difficulties?

Did you feel at home in Belgium?

39. How was your life there compared with life before you left [country]?

40. Were there persons you could rely on in Belgium? You could ask for help (and what kind of help:

financial, finding a job, finding a place, etc.)?

41. Could you send some money to relatives at home? (if not: who was maintaining supporting the

family that stayed behind)?

68

42. When did you start thinking about returning? When did you decided then to really return?

43. What were the most important factors in you decision to return? (=why)

Why did you return exactly at that moment? Did you feel ready to go back?

Did you really want to return at that moment? (You wanted to return earlier, later, you

were not sure, you did not want to return at all). Were you convinced of your decision?

Was it your personal decision to return?

Were you happy/relieved you could return?

44. How did you hear that you could apply for assistance to return?

Did the possibility of the REAB program/the reintegration support have any influence on

your decision to return?

45. Do you have friends or family who are still in Belgium?

You still have contact with friends abroad? From which countries– what kind of contact

you have? About what do you talk with them? What do these contacts mean to you?

6. General questions about return/evaluation/Looking back & ahead

46. [use card] All things considered, how satisfied you would say you are with your life these days?

47. What do you personally have to realize/reach to consider your return as good for you and your

family? When do you/will you consider your return as good?

48. In general, when do you think that someone’s return to [country] can be considered as a

success?

49. Do you have the feeling you still have to adapt to the life in [country] or everything is normal?

50. What do you think about return assistance in general? Do you think that refugees need

assistance to return?

What kind of help is most needed?

When is most needed?

According to you, how should returnees be supported?

69

51. Looking back, do you regret you have migrated (economical migrants: do you regret you have

tried it)?

Do you consider your migration as something positive?

Is your life now better than before the migration, are you a step further now than before

migration?

Did you learn something (gained experiences) you can use now? For your job or in

general?

What are for you personally the biggest costs and benefits of your migration?

Would you advise other people, who are in the same situation as you were, to migrate or

not?

Would your life had been different if you didn’t migrate, you think? Does the fact that

you have migrated still have an influence on your daily life? How?

How is your situation compared with others who did not migrate?

52. Looking back, are you satisfied you returned?

What was for you positive/negative about returning to [country]?

Would you advise return to your country to migrants who live abroad or not?

53. Do you know other people who have returned? If yes, was it useful for you to talk to them?

54. If you had the possibility to leave your country again, would you do so? Why?

[if people say they want to visit Belgium as tourist – why do they want this? Why is that important?]

55. What or your plans for the future now? Are you optimistic about the future?

56. Is there anything you want to add? Is there anything you want people to know about returning?

70

BIJLAGE 3: INFORMED CONSENT

I am prepared to participate in an interview as part of a thesis about the experiences and

perceptions from Kosovar migrants of voluntary return to their country of origin.

I have been informed about the aims and goals of the investigation and give the permission

to the investigator to incorporate the information from our conversation anonymously in a

report.

Name Signature

…………………………………. …………………………………….

_________________________________________________________________________________

71

BIJLAGE 4: BOOMSTRUCTUUR

Achtergrondkenmerken

Ondersteuning

Caritas België

Caritas Kosovo

Re-integratieondersteuning

Project

Tevredenheid

Suggesties

Psychosociaal

Gemoedstoestand

Identiteit

Veiligheid

Vertrouwen

Persoonlijke leefomstandigheden

Eigen beschouwing

Huisvesting

Financieel

Inkomen

Job

Opleiding

Zichzelf

Kinderen

Sociale contacten

Familie en vrienden

Reactie op terugkeer

Relatie

In buitenland

Omgeving

Reactie op terugkeer

Verschil met omgeving

Terugkeerders

Terugkomst

Situatie Kosovo

Thuisgevoel

Redenen tot terugkeer

Aanpassing

Moeilijkheden

Steun

Advies

Toekomst

Optimisme

Plannen

migratieplannen

72

BIJLAGE 5: TABELLEN EN FIGUREN

Figuur 1: Factoren die de inbedding beïnvloeden (van Houte & de Koning, 2008, p.11)

Fysisch Socio-economisch Politiek-veiligheid

Subjectieve perceptie

van de terugkeerder

(gebrek aan) de wens

om terug te keren

Perceptie van de socio-

economische status

Perceptie van veiligheid,

bedreigingen

Objectieve condities

van de terugkeerder

Proportie van

terugkeerders die (niet)

remigreren

Actuele socio-

economische status van

terugkeerders

Actuele vervolging of

geweld tegenover

terugkeerders

Algemene conditie van

het thuisland

Trends in de mate van

migratie- en asielzoeken

in het buitenland

Trends in de mate van

armoede en welzijn

Trends in de mate van

vervolging, conflict en

geweld

Tabel 1: Elementen en potentiële metingen van de duurzaamheid van terugkeer (Black et al., 2004, p.25)

73

Tabel 2: REAB-Vrijwillige terugkeer: Top 10 landen van bestemming (IOM, 2013b, p.12)

Tabel 3: REAB-Bijstand bij re-integratie: Top 10 landen van bestemming (IOM, 2013b, p.12)

Gezinssituatie Man Vrouw Totaal

Alleenstaand

Partner

Partner + kinderen

5

1

16

0

0

3

5

1

19

Totaal 22 3 25

Tabel 4: Gezinssituatie

Bestemming Vertrokken %

BRAZILIË 683 15 %

RUSSISCHE FEDERATIE 554 12 %

OEKRAÏNE 403 9 %

IRAK 359 8 %

KOSOVO/UNSC 1244 315 7 %

ARMENIË 228 5 %

ALBANIË 207 4 %

SERVIË 207 4 %

MONGOLIË 190 4 %

KAZACHSTAN 125 3 %

TOP 10 LANDEN 3271 70 %

ANDERE LANDEN 1423 30 %

TOTAAL AANTAL vertrekken 2012 4694

Bestemming Vertrokken %

RUSSISCHE FEDERATIE 365 27 %

IRAK 245 18 %

KOSOVO/UNSC 1244 157 12 %

ARMENIË 124 9 %

KAZACHSTAN 56 4 %

GEORGIË 39 3 %

AFGHANISTAN 39 3 %

BANGLADESH 35 3 %

NEPAL 26 2 %

PAKISTAN 25 2 %

TOTAAL 1110 82 %

TOTAAL AANTAL vertrekken 2012 1354