77
DE GEBRUIKER CENTRAAL? GEMEENTELIJKE ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING IN VLAANDEREN VANUIT EEN GEBRUIKERSPERSPECTIEF Aantal woorden: 23180 Anouk De Meester Stamnummer : 01303310 Promotor: Prof. dr. Joris Voets Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in de Bestuurskunde en het Publiek Management Academiejaar: 2016 - 2017

DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

DE GEBRUIKER CENTRAAL? GEMEENTELIJKE ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING IN

VLAANDEREN VANUIT EEN GEBRUIKERSPERSPECTIEF Aantal woorden: 23180

Anouk De Meester Stamnummer : 01303310

Promotor: Prof. dr. Joris Voets

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in de Bestuurskunde en het Publiek Management Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

II

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare that the content of this Master’s Dissertation may be consulted and/or reproduced, provided that the source is referenced. Naam student/name student Anouk De Meester: Handtekening/signature

Page 3: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

III

VOORWOORD

Als sluitstuk van mijn vierjarige opleiding Bestuurskunde en Publiek Management, presenteer

ik in deze masterproef een onderzoek naar gebruikersgerichte elektronische dienstverlening

bij Vlaamse gemeenten. Zonder de samenwerking met en ondersteuning van alle betrokkenen

zou ik dit resultaat niet hebben bereikt, daarom is een kort dankwoord op zijn plaats.

In de eerste plaats wil ik graag alle respondenten van gemeenten Grobbendonk, Genk,

Oudenaarde, Maldegem, Roeselare, Schilde en Schoten bedanken. Dankzij hun tijd en

medewerking kon ik de nodige informatie verzamelen voor mijn analyse. Vervolgens wil ik ook

Jolien Dewaele en Simon Vander Elst bedanken, met behulp van hun ervaring en inzichten

kon de probleemstelling van dit onderzoek worden afgebakend.

Daarnaast wil ik mijn promotor Dr. Joris Voets bedanken voor de goede samenwerking tijdens

deze periode. Zijn opbouwende feedback zorgde ervoor dat ik alert bleef en afgewogen keuzes

maakte. Zonder zijn omkadering zou dit resultaat er niet gekomen zijn.

Ten slotte kunnen ook Alexander, mijn ouders en vriendinnen niet ontbreken in dit lijstje.

Dankzij hun dagelijkse aanmoediging, betrokkenheid, interesse en ondersteuning legde ik de

lat hoog en bleef ik doorzetten.

Page 4: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

IV

INHOUDSTAFEL

1 Inleiding 1

2 Conceptualisering en theoretisch kader 4

2.1 Wat is elektronische dienstverlening? ......................................................................... 4 2.1.1 E-government ....................................................................................................... 4 2.1.2 Kenmerken elektronische dienstverlening ........................................................... 5

2.2 Uitdagingen voor e-dienstverlening ............................................................................. 6 2.3 Citizen-centered e-government ................................................................................... 7

2.3.1 Principes van citizen-centered e-government ..................................................... 8 2.3.2 Instrumenten voor gebruikersonderzoek ........................................................... 16 2.3.3 Beïnvloedende factoren op de mate van gebruikersgerichtheid ....................... 18

3 Methodologie 21

3.1 Onderzoeksmethode ................................................................................................. 21 3.1.1 Selectiecriteria .................................................................................................... 22 3.1.2 Interviews ........................................................................................................... 24 3.1.3 Documentenanalyse........................................................................................... 25

3.2 Methodologische beperkingen en kwaliteitsbewaking .............................................. 25

4 Empirische analyse 27

4.1 Overzicht cases ......................................................................................................... 27 4.2 Ontwikkeling en beheer elektronische dienstverlening ............................................. 28

4.2.1 Startbeslissing en aanleiding nieuwe website ................................................... 28 4.2.2 Het ontwikkelingsproces .................................................................................... 30 4.2.3 Beheer elektronische dienstverlening ................................................................ 35

4.3 Principes gebruikersgerichte elektronische dienstverlening ..................................... 39 4.3.1 Behoeften en verwachtingen als uitgangspunt .................................................. 39 4.3.2 Meten is weten: gebruikersonderzoek ............................................................... 41 4.3.3 Vooronderstellingen ........................................................................................... 46 4.3.4 Functionality en usability .................................................................................... 47 4.3.5 Webtoegankelijkheid .......................................................................................... 48 4.3.6 Iteratief proces .................................................................................................... 49 4.3.7 Communicatie en kanaalverleiding .................................................................... 49

4.4 Beïnvloedende factoren............................................................................................. 50 4.4.1 Projectplan .......................................................................................................... 50 4.4.2 Politieke betrokkenheid ...................................................................................... 50 4.4.3 Organisatiestructuur ........................................................................................... 52 4.4.4 Cultuur van de organisatie en medewerkers ..................................................... 52 4.4.5 Technologische, maatschappelijke en beleidsontwikkelingen .......................... 54 4.4.6 Relatie met de leverancier ................................................................................. 55

5 Conclusie 56

6 Aanbevelingen 58

7 Suggesties voor verder onderzoek 61

8 Literatuurlijst 61

9 Bijlagen 69

Page 5: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

V

LIJST GEBRUIKTE AFKORTINGEN

UX User experience

UCD User-Centered Design

KING Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VVSG Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten

V-ICT-OR Vlaamse ICT Organisatie

CMS Content Management Systeem

GDPR General Data Protection Regulation

Page 6: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

VI

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Afbeelding 1: Principes e-dienstverlening vanuit gebruikersperspectief ................................... 8

Afbeelding 2: Iterative user-centered design and development process (Bevan & Petrie,

2009) ................................................................................................................................. 14

Afbeelding 3: Beïnvloedende factoren gebruikersperspectief ................................................. 18

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: Vormen van user involvement (Kujala, 2009) ........................................................... 13

Tabel 2: Instrumenten voor gebruikersonderzoek ................................................................... 17

Tabel 3: Steekproef caseselectie ............................................................................................. 23

Tabel 4: Schets case-gemeenten ............................................................................................ 27

Tabel 5: Startbeslissing en aanleiding nieuwe website ........................................................... 29

Tabel 6: Cycli in het ontwikkelingsproces ................................................................................ 31

Tabel 7: Decentraal of centraal beheersysteem ...................................................................... 35

Tabel 8: Voor- en nadelen centraal beheersysteem ............................................................... 36

Tabel 9: Voor- en nadelen decentraal beheersysteem ........................................................... 37

Tabel 10: Gebruikersonderzoeken met input van burger ........................................................ 44

Tabel 11: Gebruikersonderzoek zonder input van burgers ..................................................... 45

Tabel 12: Citaten bewustwording vooronderstellingen............................................................ 46

Tabel 13: Webtoegankelijkheid bij case-gemeenten ............................................................... 48

Tabel 14: Personeelswissels tijdens het ontwikkelingsproces ................................................ 54

Page 7: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

1

1 INLEIDING

Doorheen de jaren is de gemeentewebsite geëvolueerd tot een belangrijk communicatiekanaal

tussen burger en overheid. Via deze weg bieden overheden informatie-, interactie- en

transactiediensten aan waar burgers 24/7 beroep op kunnen doen. In zekere zin is

overheidsdienstverlening plaats- en tijdsonafhankelijk geworden (Bekkers & Victor, 1998). Ook

in Vlaanderen heeft men die draad opgepikt en worden onder andere lokale besturen via het

programma “Radicaal Digitaal” aangemoedigd om sterk in te zetten op online dienstverlening.

Het programma heeft de ambitie om tegen 2020 alle transacties tussen burgers en overheid,

ondernemingen en overheid en tussen overheden onderling digitaal mogelijk te maken

(Vlaanderen, 2015).

Bij die tendens naar digitale profilering worden gemeenten geconfronteerd met de hoge

verwachtingen en eisen dat burgers stellen aan overheidsdienstverlening. Vanuit de

ervaringen met private bedrijven zijn burgers het gewoon geworden om snel, foutloos en op

maat bediend te worden. Gebruikersgerichte online dienstverlening is al jaren het vertrekpunt

bij private bedrijven zoals Coolblue, bol.com en Amazon. Bijgevolg heeft dit gedachtengoed

ook zijn intrede gemaakt bij overheden onder de term “citizen-centered e-government”. Dit

paradigma zet de behoeften en verwachtingen van burgers centraal tijdens de ontwikkeling

van elektronische dienstverlening (Bertot & Jaeger, 2010).

Landen als de Verenigde Staten, Nederland en het Verenigd Koninkrijk sporen hun overheden

aan om e-dienstverlening te organiseren vanuit het gebruikersperspectief en om belang te

hechten aan usability. Dit doen ze door tal van ontwerpprincipes, standaarden, instrumenten

voor gebruikersonderzoek en handleidingen ter beschikking te stellen. Een concreet voorbeeld

is de Digitale Agenda 2020 in Nederland door het Kwaliteitsinstituut voor Nederlandse

Gemeenten (KING). Dit programma biedt inzichten en ondersteuning aan gemeenten op vlak

van digitale dienstverlening. Ze hebben bijvoorbeeld een overzicht opgesteld met de

technologische en beleidsontwikkelingen die op de Nederlandse gemeenten zullen afkomen

(VNG & KING, 2017). Ook in Vlaanderen is de idee niet nieuw. Vanuit de Vlaamse overheid

wordt er bijvoorbeeld vier keer per jaar het netwerkmoment “Broodje burger” georganiseerd

waarbij er telkens een vereenvoudigingsthema wordt besproken. Onderwerpen als UX design

en het betrekken van de eindgebruiker bij e-dienstverlening kwamen hier al aan bod

(Vlaanderen, 2016). Bovendien reikt de Vlaamse overheid ook handvaten aan om te komen

tot een gebruiksvriendelijke digitale dienstverlening. Zo vind je bijvoorbeeld een lijst terug met

de meest voorkomende gebruikersonderzoeken (Vlaanderen, 2016).

Page 8: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

2

Stimulansen van bovengemeentelijke overheden en overkoepelende platformen zijn geen

bewijs dat de gebruikersgedachte ook effectief wordt toegepast door gemeenten. Dergelijk

inzicht over het ontwikkelingsproces en het beheer van de gemeentelijke website ontbreekt in

de literatuur.

In het geval van Vlaanderen bestaan er onderzoeken waarin dit aspect wordt aangehaald maar

vaak slechts als deelcomponent. De nodige diepgang ontbreekt om uitspraken te kunnen doen

over de gebruikersgerichtheid van gemeentelijke websites. Een voorbeeld is de i-monitor die

in 2016 werd uitgevoerd. Onder het luik elektronische dienstverlening werd er via een survey

gevraagd aan gemeenten om het volwassenheidsniveau van veertien producten en diensten

te scoren op een schaal van louter informatie tot end-to-end digitalisering. Daarnaast werd er

ook gevraagd in welke mate de gemeenten klantbevragingen afnemen en statistieken

bijhouden met betrekking tot de e-dienstverlening (Vlaanderen, 2016). De resultaten geven

een indicatie van de mate waarin gebruikersonderzoek wordt uitgevoerd en zal dan ook

worden gebruikt voor de selectie van de cases. Desondanks kunnen er op basis van deze

resultaten geen conclusies worden getrokken over de gebruikersgerichtheid van de websites.

Ten eerste reikt gebruikersgerichtheid verder dan de volwassenheid van online diensten en

ten tweede zijn er meerdere vormen van gebruikersonderzoek mogelijk.

Een tweede soort onderzoek gaat de gebruiksvriendelijkheid van websites na.Tot enkele jaren

geleden organiseerde Indigov jaarlijks de “Website monitor voor lokale besturen”, een self-

screening vragenlijst voor Vlaamse en Brusselse gemeentelijke websites. Zaken als

interactiviteit en kwaliteit van de informatie werden hierbij onderzocht. Enkele jaren later heeft

Het Nieuwsblad (2016) aan de hand van 32 criteria onderzocht in welke mate

gemeentewebsites gebruiksvriendelijk zijn en hoe snel informatie is terug te vinden. Hier past

dezelfde opmerking als bij de i-monitor, gebruiksvriendelijkheid is slechts een onderdeel van

gebruikersgerichtheid en is niet allesomvattend.

Een derde studie is een onderzoek door Duo (web agency) die naging hoe mobielvriendelijk

Vlaamse gemeentewebsites zijn (Kortom, 2015). Hier werd vooral de toegankelijkheid van de

website getest.

Bij de drie soorten studies is de opmerking telkens dat het slechts een deelaspect bestudeerd

van gebruikersgerichtheid. De literatuur mist een benadering waarbij wordt uitgezoomd en het

totaal plaatje in kaart wordt gebracht.

Page 9: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

3

Deze leemte willen we opvullen door een antwoord te formuleren op volgende

onderzoeksvragen:

HV: In welke mate ontwikkelen Vlaamse gemeenten hun elektronische dienstverlening

vanuit een gebruikersperspectief?

DV1: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces en het beheer van elektronische

dienstverlening?

DV2: Op welke manier integreren gemeenten het gebruikersperspectief tijdens de

ontwikkeling en het beheer van de elektronische dienstverlening?

DV3: Welke factoren hebben invloed op de mate waarin elektronische

dienstverlening vanuit een gebruikersperspectief wordt georganiseerd?

Om een antwoord te kunnen formuleren op deze vragen volgt er eerst een theoretisch kader

die het gebruikersperspectief bij elektronische dienstverlening toelicht. Het citizen-centered

paradigma wordt afgebakend en geoperationaliseerd aan de hand van principes en

beïnvloedende factoren. Met dat kader kon de stap worden gezet naar het empirische luik.

Deze bestond uit een multiple casestudy met zeven Vlaamse gemeenten. Door middel van

een documentenanalyse en interviews werd data verzameld over het ontwikkelingsproces en

het beheer van de website. De analyse zelf is opgesplitst in drie delen. Ten eerste worden het

ontwikkelingsproces en het beheer van de website gereconstrueerd. Vervolgens wordt er

gekeken welke principes terugkwamen bij de gemeenten en hoe ze daar invulling aan gaven.

Ten slotte werd er gezocht naar factoren die de mate van gebruikersgerichtheid beïnvloeden.

Het resultaat van deze masterproef is driedelig. Ten eerste levert het theoretisch kader een

overzicht van de literatuur rond citizen-centered e-government. Daarnaast is de empirische

analyse een interessante benchmark voor de case-gemeenten en wordt er gewezen op

aandachtspunten. Ten slotte konden er op basis van de analyse aanbevelingen worden

geformuleerd voor andere gemeenten die zich in dezelfde situatie bevinden.

Page 10: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

4

2 CONCEPTUALISERING EN THEORETISCH KADER

Door middel van een uitgebreide literatuurstudie konden we grip krijgen op het paradigma.

Ten eerste wordt het begrip elektronische dienstverlening afgebakend, voor dit onderzoek

wordt er enkel gekeken naar de website en de relatie ten opzichte van de burger. Vervolgens

worden de uitdagingen van elektronische dienstverlening toegelicht. De vraag naar online

diensten volgt het aanbod niet en de voornaamste reden hiervoor is het gebrek aan inzicht

over wat burgers wensen. Ten derde wordt er gekeken naar het paradigma die is ontstaan als

reactie op die kritieken. De denkwijze wordt ontleed in principes waarop een citizen-centered

e-government steunt. Het theoretisch kader wordt afgesloten met een opsomming van factoren

die een invloed kunnen hebben op de mate waarin gemeenten het gebruikersperspectief

introduceren.

2.1 WAT IS ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING?

Om een goede kijk te hebben op het begrip elektronische dienstverlening, moet er eerst

worden stilgestaan bij het overkoepelende concept e-government. Vervolgens kan er een

onderscheid worden gemaakt tussen verschijningsvormen, kanalen en gebruikers van

elektronische dienstverlening.

2.1.1 E-GOVERNMENT

Het begrip e-dienstverlening moet worden geplaatst in het breder kader van e-government.

Als we uitgaan van de definitie van de Vlaamse overheid, dan is e-government: “het gebruik

van IT bij overheidsdiensten in combinatie met organisatorische veranderingen en nieuwe

vaardigheden om te komen tot een efficiëntere werking van de overheid gericht op een betere

dienstverlening aan de klant” (Boudry, De Rynck, Janssens & Rotthier, 2009). E-government

is naar verloop van tijd een containerbegrip geworden en krijgt invulling naargelang de context

waarin het wordt gebruikt. Bij de ene overheid kan e-government verwijzen naar de interne

informatisering van de organisatie en bij de andere zal de nadruk liggen op de digitalisering

van het dienstenaanbod (Boudry et al., 2009). In bovenstaande definitie is het een combinatie

van de twee. Als gevolg van die verschillende invullingen, worden de termen e-government en

e-dienstverlening in de literatuur vaak door elkaar gebruikt. Om verwarring te voorkomen wordt

gedurende dit onderzoek de term e-government gebruikt in de betekenis van het online

aanbieden van informatie, producten en diensten door de overheid. De interne

vereenvoudiging van processen en back-office worden hier buiten beschouwing gelaten.

Doorheen het onderzoek worden online dienstverlening, elektronische dienstverlening of

digitale dienstverlening als synoniemen gebruikt.

Page 11: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

5

2.1.2 KENMERKEN ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING

Definities van het begrip elektronische dienstverlening worden voornamelijk gestructureerd

volgens de verschillende elektronische diensten die een overheid kan aanbieden. In de

literatuur verschillen de indelingen onderling volgens het aantal categorieën en de

benamingen. Ondanks de variatie komen dezelfde karakteristieken per dienst regelmatig terug

(Belanger & Hiller, 2001; Layne & Lee, 2001; Long & Siau, 2005; Van Sebroeck, 2001; Wang,

2009). Voor dit onderzoek wordt er indeling gebruikt die het dichtst aanleunt bij de

elektronische diensten die kunnen worden aangeboden op een overheidswebsite. Er kan een

onderscheid worden gemaakt tussen informatiediensten, interactiediensten en

transactiediensten (Bekkers, 2001; Berntzen, 2013). Bij de eerste, stelt de overheid informatie

ter beschikking dat burgers vrij kunnen raadplegen op de website. Er is sprake van een

interactiedienst als de burger contact kan opnemen met de overheid via de site, een klacht

kan indienen, een melding kan doen en vragen kan stellen. Bij de derde categorie maakt de

overheid het mogelijk voor de burger om elektronisch diensten en producten aan te vragen en

indien mogelijk af te handelen (Bekkers, 2001; Berntzen, 2013). We beschouwen dit als

verschijningsvormen die naast elkaar kunnen bestaan op een website.

Het volgende aspect zijn de verschillende kanalen waarlangs elektronische diensten kunnen

worden aangeboden aan de burger. Naast de website bestaan er ook andere zoals

smartphone-applicaties, bedieningszuilen, digitale televisie, sms, e-mail, sociale media, ...

Voor dit onderzoek wordt er enkel gekeken naar de (mobiele) website van de Vlaamse

gemeenten. Hiervoor zijn er twee fundamentele redenen. Ten eerste geniet de website vanuit

de gemeente nog steeds de meeste voorkeur om informatie en diensten ter beschikking te

stellen aan de burger (Noels, 2012). Bovendien is de gemeentewebsite ook de meest zichtbare

vorm van elektronische dienstverlening (Devlieghere, 2016; Bekkers, 2001).

Een laatste punt zijn de mogelijke gebruikers van overheidsdienstverlening. We gebruiken hier

het onderscheid van Van Sebroeck (2011) omdat die het best aansluit bij elektronische

dienstverlening. Zowel burgers, bedrijven, andere overheden en werknemers kunnen gebruik

maken van elektronische dienstverlening. Daaraan kan er nog een extra categorie worden

toegevoegd namelijk de maatschappelijke organisaties of non-profit sector (Bekkers, 2001;

Verdegem, 2010). Voor dit onderzoek wordt de scope verengd naar de relatie tussen de

individuele burger en de overheid (government-to-citizen). Binnen de groep burgers kunnen

er op zijn beurt ook verschillende doelgroepen of profielen worden geïdentificeerd (op basis

van leeftijd, origine, ..). Dé burger bestaat niet en het is een uitdaging voor overheden om in

te spelen op de verschillende noden en verwachtingen van de gebruikers (Verdegem, 2010).

Page 12: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

6

2.2 UITDAGINGEN VOOR E-DIENSTVERLENING

Overheden zijn steeds meer aanwezig op het internet en maken gebruik van ICT ter

ondersteuning van hun dienstverlening. Gemeenten worden hiervoor aangemoedigd vanuit

verschillende invalshoeken: andere gemeenten, de Vlaamse overheid en de burgers.

Naarmate er steeds meer Vlaamse gemeenten zich online profileren ontstaat er een soort

groepsdruk die andere gemeenten ook de stap doen zetten (Devlieghere, 2016). Ten tweede

zet de Vlaamse overheid in op Radicaal Digitaal en worden gemeenten aangemoedigd om

hetzelfde te doen (Devlieghere, 2016). Er komt ten slotte ook een niet te negeren druk vanuit

de private sector, burgers ondervinden aan den lijve dat dienstverlening wel efficiënt en

klantgericht kan worden georganiseerd en verwachten diezelfde service van de overheid

(Hauttekeete & Verdegem; Nath Gupta). Naast de verschillende externe invloeden, zijn er ook

andere redenen om te investeren in elektronische dienstverlening. Gemeenten zetten internet

en ICT in om een bepaalde toegevoegde waarde te realiseren zoals transparantie van de

overheid, kostenefficiëntie, kwaliteitsvollere dienstverlening, een toegankelijke overheid, …

(Bekkers, 2001; Decaluwe & Van Dooren, 2011; Devlieghere, 2016; Verdegem, 2010).

Om deze return on investment te recupereren, moeten de elektronische diensten ook effectief

worden gebruikt. Een geavanceerde website met veel mogelijkheden dat amper wordt

gebruikt, zal niet de beoogde effecten opleveren. Deze laatste blijkt een uitdaging voor

meerdere Westerse landen: het effectieve gebruik wijkt af van het potentiële gebruik

(Anthopoulos, Siozos & Tsoukalas, 2007; Van Deursen et al., 2006; Verdegem & hautteketee).

Dit blijkt niet alleen te gelden voor de transactiediensten, ook voor de informatie- en

interactiediensten valt het gebruik tegen (De Kramer & Pieterson, 2009). Van Deursen et al.

(2006) onderzochten de oorzaken van deze discrepantie zoals fysieke toegang en motivatie

van de gebruiker. De voornaamste verklaring in die studie was het gebrek aan inzicht in de

wensen van burgers en de effecten van e-dienstverlening op de burgers. Men stelde dit vast

voor Nederland maar ook in andere Europese landen blijkt dit het geval te zijn (Van Deursen

et al., 2006; Bertot & Jaeger, 2006).

In plaats van de burger als uitgangspunt te nemen, wordt elektronische dienstverlening

voornamelijk aangestuurd door het aanbod en het technologisch determinisme (Van Deursen

et al., 2006; Verdegem & verleye; 2009, hautteketee & verdegem). De eerste houdt in dat

overheden bij de ontwikkeling van e-dienstverlening focussen op het aanbod van diensten in

plaats van de vraag naar diensten. Van Deursen et al. (2006) maken hierin een onderscheid

tussen respectievelijk de kwantitatieve en kwalitatieve benadering van e-dienstverlening.

Overheden willen zoveel mogelijk diensten online aanbieden (kwantitatief, aanbod), maar

Page 13: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

7

staan hier niet stil bij wat de burgers verwachten van elektronische dienstverlening (kwalitatief,

vraag). Een gevolg hiervan kan zijn, dat de online dienstverlening een identieke kopie wordt

van de offline-dienstverlening (Hautteketee & Verdegem, 2010). Dit betekent bijvoorbeeld dat

de website de structuur van de organisatie overnam en de diensten werden geordend per

departement. Als burger moet men dan een basiskennis hebben over de structuur van de

overheid, vooraleer men de gewenste informatie- of transactiedienst kan terugvinden. Een

andere illustratie van aanbodgerichtheid is het feit dat overheden in hun ICT-beleid uitgaan

van bepaalde vooronderstellingen over burgers (Boland, Van Deursen & Van Dijk, 2007;

Oostveen & Van Den Besselaar, 2005). Één van de vooronderstellingen was bijvoorbeeld dat

het gebruik van elektronische diensten automatisch zou blijven stijgen naargelang er meer

online diensten werden aangeboden (OECD, 2005). In realiteit bleek dit niet het geval te zijn

en bleef de vraag naar elektronische dienstverlening achter op het aanbod (De Kramer &

Pieterson, 2009). Het technologisch determinisme is een tweede uitdaging die de literatuur

naar voor schuift. Hieronder wordt verstaan, dat de ontwikkeling van elektronische

dienstverlening wordt aangestuurd door de technologische mogelijkheden in plaats van door

de noden van de gebruikers (Hauttekeete & Verdegem, 2010; Bertot & jaeger, 2010).

2.3 CITIZEN-CENTERED E-GOVERNMENT

Bovenstaande maakt duidelijk dat de wensen en noden van burgers niet op de eerste plaats

kwamen in de beginperiodes van elektronische dienstverlening. Als reactie op deze kritieken,

werd de focus verlegd van het aanbod naar de vraag van e-dienstverlening. Er ontsprong een

nieuw paradigma dat bij de ontwikkeling van e-dienstverlening de gebruiker als vertrekpunt

neemt: user-centered e-government.

De idee is overgewaaid vanuit de private sector waar concepten als user-centered design

(UCD) en user experience (UX) al langer circuleerden (Hautteketee & Verdegem, 2010). Door

de globalisering en bijgevolg toenemende competitie, proberen ondernemingen zich te

onderscheiden van hun concurrenten door in te zetten op de gebruikerservaring. Bedrijven

anticiperen op de noden en verwachtingen van hun klanten en zorgen zo voor een optimale

klantbelevenis. Denk bijvoorbeeld maar aan e-commerce websites zoals bol.com, Amazon,

Coolblue, enz. waarbij je het volledige bezorgingsproces kan meevolgen vanachter je

computer (Den Hoedt, 2016). Onderzoekers hebben hierop ingepikt en het paradigma wordt

geleidelijk aan ook overgenomen door de openbare besturen (Verdegem, 2010).

In de e-government literatuur wordt er een onderscheid gemaakt tussen user-centered en

citizen-centered (Bertot & Jaeger, 2010). Het verschil tussen beide hangt samen met de

verschillende gebruikers van overheidsdienstverlening. Het moet worden benadrukt dat niet

Page 14: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

8

enkel burgers te winnen hebben bij een betere e-dienstverlening. Ook werknemers, bedrijven

en andere overheden hebben er baat bij. Voor de werknemers bijvoorbeeld, draagt een

gebruiksvriendelijk en foutloos systeem bij tot een betere werkkwaliteit en kan het uiteindelijk

veel tijd besparen (Opperman, 2005). Dit onderzoek focust zich enkel op de burger als

gebruiker van e-dienstverlening, waardoor verder enkel de term citizen-centered e-

government of elektronische dienstverlening vanuit gebruikersperspectief zal worden gebruikt.

Verder in het onderzoek worden de termen gebruiker en burger door elkaar gebruikt.

2.3.1 PRINCIPES VAN CITIZEN-CENTERED E-GOVERNMENT

In de literatuur wordt het paradigma vanuit verschillende invalshoeken benaderd. Berntzen

(2006) bijvoorbeeld verengde citizen-centered naar het betrekken van burgers tijdens elke fase

van ontwikkeling (Berntzen,2006). In het onderzoek van Verdegem (2010) wordt er gekeken

naar e-dienstverlening door de ogen van de burger. Bijvoorbeeld wat zijn hun noden en

verwachtingen, wat zijn de belangrijkste parameters voor e-government acceptatie en welke

impact hebben de diensten op de gebruikers. Een andere insteek kwam van Bertot & Jaeger

(2008) die elementen en strategieën aanreiken die terugkomen bij een citizen-centered e-

government.

Er is bewust gekozen voor een gelijkaardige insteek als van Bertot en Jaeger (2008). Een

brede benadering van het paradigma vanuit het standpunt van de overheid. Met welke zaken

hoort een organisatie rekening te houden als ze de burger centraal wil stellen bij hun

elektronische dienstverlening? Door de literatuur rond citizen-centered e-government samen

te brengen kwamen we tot zeven principes: behoeften en verwachtingen, you are not your

user, functionality & usability, webtoegankelijkheid, burgers betrekken, iteratief proces en

communicatie (zie Afbeelding 1). Het aantal principes zijn niet eindig, maar geven een

algemeen beeld van wat wordt bedoeld met citizen-centered en hoe een overheid zich ernaar

kan organiseren. Hieronder volgt een toelichting van elk principe.

Afbeelding 1: Principes e-dienstverlening vanuit gebruikersperspectief

Page 15: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

9

2.3.1.1 BEHOEFTES EN VERWACHTINGEN ALS UITGANGSPUNTEN

Een eerste principe wordt vaak ook opgenomen als definitie van citizen-centered e-

government: overheden moeten de behoeftes en verwachtingen van burgers als

uitgangspunten nemen bij de ontwikkeling van elektronische diensten (Wang, 2009; Bertot &

Jaeger, 2010; Blakemore & Undheim, 2007). Hierin kan er een onderscheid worden gemaakt

tussen de technologische en informatiebehoeften.

Om zicht te krijgen op de technologische behoeften, moet de overheid kennis verzamelen over

de fysieke toegang van burgers tot het internet en over de digitale vaardigheden van haar

burgers (Bertot & Jaeger, 2010; Hautteketee & Verdegem, 2010; Van Deursen & Van Dijk,

2006). Het verschil kan worden geïllustreerd aan de hand van de digitale kloofproblematiek

(De Caluwe & Van Dooren, 2007). In de beginjaren werd het probleem omschreven als de

kloof tussen mensen met en zonder internettoegang en computers. De digitale kloof werd

gezien als een probleem van fysieke toegang, men zag later echter in dat het probleem niet

kon worden opgelost door simpelweg iedereen van internettoegang te voorzien. Er ontstond

een digitale kloof van de tweede graad, verwijzend naar de kloof tussen mensen die wel of

niet beschikken over digitale vaardigheden om het internet en een computer te gebruiken

(Verdegem, 2010; Van Deursen & Van Dijk, 2012; De Caluwe & Van Dooren, 2007). Eens de

overheid zicht heeft op de technologische behoeften, kan men het systeem afstemmen op die

noden en kan men de nodige opleidingen voorzien. Het komt bijvoorbeeld vaak voor dat

gemeenten in samenwerking met bibliotheken cursussen organiseren waarbij de digitale

basisvaardigheden worden aangeleerd aan digibeten (Toonen, 2017).

Overheden moeten naast de technologische noden ook oog hebben voor de

informatiebehoeften en verwachtingen van burgers (NAO, 2007). Dit houdt in dat er

bijvoorbeeld wordt nagegaan via welke zoektermen burgers informatie zoeken op interne en

externe zoekmachines, via welke bronnen men informatie zoekt (website, sociale media,

blogs, digitale nieuwsbrief,..), op welke manier ze door de site navigeren, naar welke informatie

men op zoek gaat en wat men verwacht van de elektronische dienstverlening (Bertot & Jaeger,

2010; Grooten & van den Heuvel, 2012). Met deze informatie kunnen overheden op zoek gaan

naar manieren om de gebruiker te ondersteunen in het bereiken van zijn doel (Grooten & van

den Heuvel, 2012). Daarnaast zijn die behoeften ook een bron van informatie om te weten te

komen waar de prioriteiten van de website horen te liggen, hoe de structuur van de website er

hoort uit te zien en welke functionaliteit op welke manier moet worden ontwikkeld (Den Hoedt,

2016; Grooten & van den Heuvel, 2012).

Page 16: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

10

2.3.1.2 YOU ARE NOT YOUR USER

Een volgend principe is dat overheden bij de ontwikkeling van elektronische dienstverlening

niet mogen vertrekken vanuit aannames. Gebaseerd op hun eigen overtuigingen, hebben

ontwikkelaars en overheden een beeld van de burger en hoe hij de website zal gebruiken (De

Rynck et al, 2013). In realiteit blijkt dat vaak niet te kloppen met hoe gebruikers effectief tewerk

gaan (Den Hoedt, 2016; Oostveen & van den Besselaar, 2005; Gebruikercentraal, 2017). Dit

moet vermeden worden want makers van de website hebben een andere achtergrond dan de

eindgebruikers en starten met een soort bias (Gócza, 2015). Ze weten veel meer over het

onderwerp en hebben niet dezelfde vragen of doelen als de uiteindelijke bezoeker. Deze

persoonlijke preferenties kunnen ervoor zorgen dat het resultaat te weinig is afgestemd op de

gebruiker en men dingen over het hoofd ziet (Den Hoedt, 2016; Gebruiker Centraal, 2017;

Oostveen & Van den Besselaar, 2005). Dit kan men voorkomen door beslissingen te nemen

op basis van feiten en data uit gebruikersonderzoek (Den Hoedt, 2016; Noels, 2012; Gebruiker

Centraal, 2017; Oostveen & Van den Besselaar, 2005).

2.3.1.3 FUNCTIONALITY EN USABILITY

Het derde principe gaat voornamelijk over de gebruiksvriendelijkheid van de website. Dit is

noodzakelijk om de bezoeker enthousiast te maken om het digitaal kanaal te gebruiken en ook

te blijven gebruiken in de toekomst (gebruikercentraal, 2017). Als een gemeentewebsite fouten

bevat of geen volledig antwoord geeft op de vraag van de burger, bestaat het risico dat de

gebruiker zal overstappen naar andere kanalen (telefoon, loket,..). Door te investeren in een

gebruiksvriendelijke website die beantwoordt aan de noden van de burger, kunnen deze

voorvallen worden voorkomen. Bertot & Jaeger (2008) maken hierbij het onderscheid tussen

functionality en usability.

Functionality verwijst naar de mate waarin de dienst doet waarvoor ze is opgemaakt

(Hautteketee & Verdegem, 2010). Factoren waarop moet worden gelet zijn dan: werken alle

links die doorverwijzen naar een andere site? Hoe snel kan een product worden gedownload?

Hoe lang duurt het vooraleer de pagina geladen is? (Abu-Shanab & Abu Akbar, 2011;

Koopman & Pinxten, 2016).

De usability van een overheidswebsite verwijst naar de mate waarin hij makkelijk en

aangenaam te gebruiken is (Nielsen, 1999; usability.gov, 2017). Nielsen (1999) onderscheidde

hieronder vijf kwaliteitsvoorwaarden die het concept pakbaar en meetbaar maken:

leerbaarheid, efficiëntie, onthoudbaarheid, fouten en tevredenheid. Deze

kwaliteitsvoorwaarden van Nielsen (1999) schetsen de basis van usability. Leerbaarheid houdt

Page 17: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

11

in dat de gebruiker gemakkelijk en snel kan leren werken met het systeem. Heeft de website

een lay-out die zichzelf uitwijst en kan je als gebruiker makkelijk je weg vinden (Abu-Shanab

& Abu Akbar, 2011; Hautteketee & Verdegem, 2010; Usability.gov, 2017)? Efficiëntie sluit

hierop aan. Eens dat de gebruiker het systeem leert te gebruiken, hoort hij ook snel zijn taken

te kunnen uitvoeren. Hoe lang duurt het bijvoorbeeld vooraleer een getrainde gebruiker een

uittreksel uit het strafregister aanvragen? Het volgende kenmerk is de onthoudbaarheid. Dit

betekent dat, als de persoon na een lange tijd de website terug gebruikt, hij niet alles opnieuw

moet aanleren maar meteen terug aan de slag kan. Vervolgens hoort het systeem een lage

foutenmarge te hebben, zodat gebruikers zo min mogelijk fouten kunnen maken en als er toch

fouten voorkomen dat ze zonder veel moeite kunnen worden hersteld. De laatste is het

subjectieve gevoel van tevredenheid, is de website aangenaam om te gebruiken

2.3.1.4 WEBTOEGANKELIJKHEID

Een vierde principe is webtoegankelijkheid. Doorheen het volledige ontwikkelingsproces moet

er rekening worden gehouden met de verschillende groepen van burgers (Bevan & Petrie,

2009; Bertot, McClure & Thompson, 2003; Verdegem, 2010). Overheden moeten inzicht

verwerven in de totale gebruikerspopulatie en oog hebben voor mensen met verschillende

opleidingsniveaus, leeftijden, talen, digitale vaardigheden en gezondheid (gebruikercentraal,

2017; Bertot & Jaeger, 2010). Verschillende groepen betekent ook andere prioriteiten, andere

verwachtingen en andere behoeften (Gupta, 2008). Bij het design van de website moet er

nadrukkelijk aandacht gaan naar de groeiende groep senioren en mensen met een beperking.

Zonder gerichte maatregelen is de elektronische dienstverlening niet bruikbaar voor die

groepen en ontglip je als overheid een groot deel van de bevolking (Hauttekeete & Verdegem,

2010). Voorbeelden zijn dan bijvoorbeeld schermvergroting, het mogelijk maken om een groter

lettertype te selecteren of screenreaders die het mogelijk maken om de tekst te laten voorlezen

of in braille te vertalen (Abu-Shanab & Abu Akbar, 2011).

Door de technologische ontwikkelingen en veranderingen in de regelgeving krijgt het concept

webtoegankelijkheid een bredere betekenis. Ten eerste gaat het ook om de mogelijkheid om

de website te gebruiken vanaf mobiele apparaten en dus een responsive design te hebben

(Hulscher, 2011). Ten tweede wordt er met toegankelijkheid ook verwezen naar de mate

waarin de websites vindbaar zijn bij zoekmachines (Den Hoedt, 2016; Hulscher, 2011). De

Europese richtlijn inzake toegankelijkheid van overheidswebsites omvat meerdere

standaarden die deze elementen integreren. In september 2018 moet deze richtlijn worden

omgezet in de wetgeving van de lidstaten (Vlaanderen, 2017).

Page 18: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

12

2.3.1.5 BURGERS BETREKKEN

Als vijfde punt spoort de literatuur aan om niet enkel te denken vanuit het standpunt van de

gebruiker, maar om ook de burgers effectief te betrekken bij de ontwikkeling van de

dienstverlening (Bertot & Jaeger, 2010; Berntzen, 2006; Noels, 2010; Oostveen & Van Den

Besselaar, 2005). Ook al beschikken overheden zelf over heel veel informatie over de

gebruikers (bijvoorbeeld transactiegegevens), toch is het interessant om burgers ook actief te

betrekken bij de elektronische dienstverlening (Noels, 2010; Noels, 2012). Hieronder wordt

eerst de meerwaarde toegelicht. Vervolgens worden er dimensies toegelicht die het mogelijk

maken om gebruikersonderzoeken onder te verdelen.

In de literatuur worden er hiervoor meerdere redenen naar voor geschoven. Een eerste reden

is dat als een website ontwikkeld is vanuit een top-down benadering, hij mogelijks niet

beantwoordt aan de noden en wensen van de burgers. De website kan een structuur hebben

die niet logisch is voor de gebruiker of kan functies bevatten die de burger eigenlijk niet nodig

heeft of niet kan gebruiken (Bertot & Jaeger, 2008; Damodaran, 1996; Oostveen & Van Den

Besselaar, 2005). Ten tweede kunnen gebruikers bijdragen tot een efficiënter

ontwikkelingsproces en kunnen onnodige kosten worden vermeden (Kujala, 2008). Als fouten

in het systeem en onduidelijkheden pas worden ontdekt eens de website live is, kunnen de

kosten voor de bijsturingen hoog oplopen (Damodaran & Olphert, 2007). Door burgers te

betrekken kan men hier een stap op voor zijn, want gebruikers voelen snel aan wanneer iets

te technisch wordt of te veel op de structuur van de organisatie gebaseerd is (Berntzen, 2006;

Kujala, 2008; Memori, 2009). Een derde pluspunt is dat burgers suggesties kunnen

aanbrengen met betrekking tot de navigatiestructuur, lay-out, gebruiksvriendelijkheid,.. (De

Rynck et al, 2013; Memori, 2009). Zij hebben vaak een andere kijk op hoe een website er hoort

uit te zien dan een designer. Dat inzicht kan leerrijk zijn voor verdere ontwikkeling en kan de

elektronische dienstverlening verbeteren (Oostveen & Van den Besselaar, 2005). Een laatste

meerwaarde van de participatie is de vertrouwdheid met elektronische dienstverlening.

Betrokken burgers weten wat er schuilt achter de digitale diensten en leren zo het systeem

beter kennen. Dit kan het gebruik en vertrouwen in het systeem doen toenemen en burgers

zullen vermoedelijk ook (meer) realistische verwachtingen stellen ten opzichte van

elektronische dienstverlening (Berntzen, 2006; Kujala, 2008; Oostveen & Van Den Besselaar,

2005).

Page 19: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

13

Burgers kunnen op verschillende manieren en tijdstippen rechtstreeks betrokken worden bij

de ontwikkeling van elektronische dienstverlening. Er kan een onderscheid worden gemaakt

op basis van de fase in het ontwikkelingsproces en op basis van de intensiteit. Bij fases kan

er een onderverdeling worden gemaakt bij het leren kennen van de gebruiker, bij het

ontwerpen van de elektronische diensten, het testen van prototypes en bij de evaluatie of

onderhoud (Bevan & Petrie, 2009; Følstad, 2005; KING, 2017). Onder punt 2.3.1.6 komt het

ontwikkelingsproces uitgebreid aan bod. De literatuur spoort aan om de burger doorheen het

volledige ontwikkelingsproces te betrekken en dit liefst zo vroeg mogelijk (Berntzen, 2006;

Noels, 2010; VNG, 2015). Op die manier kan de dienstverlening vanaf de beginfase worden

afgestemd op de vraag van de burger. Den Hoedt (2016) omschrijft het als volgt: “Hoe later je

de eindgebruikers betrekt, hoe duurder het is om aanpassingen te doen”.

Informative Consultative Participative

Users provide information Users comment on a predefined

service or range of facilities

Users influence decisions

relating to the whole system

Tabel 1: Vormen van user involvement (Kujala, 2009)

Als tweede is er de intensiteit van de betrokkenheid, de vormen kunnen worden geplaatst op

volgend continuüm: informatief, consultatief en participatie (zie tabel 1; Damodaran, 1996;

Kujala, 2008). Bij het informatieve verlenen de gebruikers enkel informatie zoals

webstatistieken. Bij het consultatieve geven gebruikers hun mening over een (elektronische)

dienst, bijvoorbeeld via usability testing. Bij participatie worden de gebruikers het nauwst

betrokken bij de ontwikkeling. Het is hierbij niet langer meer een advies, maar de burgers

nemen actief deel aan het ontwikkelingsproces (Kujala, 2008). Een voorbeeld is dat een

gebruiker plaatsneemt in het projectteam, dit wordt ook weleens met de overkoepelende term

co-design benoemd (Noels, 2012). Later bij punt 2.3.2 volgt er een overzicht van mogelijke

gebruikersonderzoeken die gemeenten kunnen inzetten.

Page 20: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

14

2.3.1.6 HET IS EEN ITERATIEF PROCES Als ontwikkelaars tegemoet willen komen aan de noden van de burger, dan moet dit volgens

Bevan en Petrie (2009) voorafgaan door een iteratief en user-centered ontwikkelingsproces.

Dit houdt enerzijds in dat het proces niet lineair is maar uit opeenvolgende cyclussen bestaat

van design, prototype en evaluatie. Anderzijds moeten de behoeften en verwachtingen van de

burger tijdens het volledige proces centraal staan (Bertot, Jaeger & McClure, 2003; Berntzen,

2006; Verdegem & Verleye, 2009; Noels, 2010). Bevan & Petrie (2009) illustreren dat idee en

hebben een ontwikkelingsproces ontwikkeld die van toepassing is op allerlei vormen van e-

systemen, waaronder websites. Het model schetst enkel de basis van het proces, afhankelijk

van de context kunnen er meerdere stappen onderliggen.

Afbeelding 2: Iterative user-centered design and development process (Bevan & Petrie, 2009)

Page 21: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

15

Eerst en vooral moet men de gebruikers leren kennen en zicht krijgen op hun behoeften en

verwachtingen (zie het eerste principe). De volgende stap in het proces is de design-fase. Op

basis van de informatie kunnen de eerste structuren worden uitgedacht. Hierbij is het van

belang de opties worden opengehouden en er niet meteen wordt vastgepind op één ontwerp.

Vervolgens kan het ontwerp worden getest in de vorm van een prototype. Dit hoeft geen

afgewerkt geheel te zijn en moet ruimte laten voor wijzigingen. Het prototype kan bijvoorbeeld

op papier worden uitgewerkt in de vorm van mock-ups (grafische voorstelling structuur) (Den

Hoedt, 2016; Bevan & Petrie, 2009).

Centraal in de figuur en dus ook in het proces staat de evaluatie. De ontwikkelde prototypes

kunnen worden geëvalueerd door experts en eindgebruikers. Vanuit de evaluatie kan er

teruggekoppeld worden naar zowel de designfase als naar het begrijpen van de gebruikers.

De kans is klein dat het eerste prototype meteen gebruiksvriendelijk is en voldoet aan de

behoeften van de burger. Deze cyclus van evaluatie, design en prototype zullen meermaals

moeten worden doorlopen vooraleer de site voldoet aan de verschillende vereisten (o.a.

usability, functionality, noden van de burger,..) (Bevan & Petrie, 2009; Gebruiker Centraal,

2017).

Eens men een gepaste structuur heeft gevonden, kan men overgaan naar de integratie en

implementatie. Integratie komt voor als er verschillende deelcomponenten samen worden

gebracht en hiervoor eerst moeten worden afgestemd. Vervolgens is het aangeraden om de

functionaliteiten van het systeem nogmaals te testen.

Na de lancering en eens de website wordt gebruikt door de burgers, moet er blijven worden

ingezet op evaluatie. In het model wordt dat geïllustreerd door de stippenlijn. Op basis van de

evaluatie kan er worden teruggekoppeld naar het begrijpen van de gebruiker of naar de

designfase. Opvolging is noodzakelijk want de technologische en beleidsontwikkelingen staan

niet stil. Daarnaast wijzigen ook de behoeften en het gedrag van burgers doorheen de tijd

(Bevan & Petrie, 2009; Gebruiker Centraal, 2017; Blakemore & Undheim, 2007). De website

moet voortdurend worden bijgestuurd en de informatiebehoeften van de gebruikers moeten op

regelmatige basis worden geactualiseerd (Verdegem & Verleye, 2009; McGovern, 2014).

Page 22: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

16

2.3.1.7 COMMUNICATIE EN KANAALVERLEIDING

Het louter aanbieden van elektronische diensten volstaat niet om gebruikers te lokken naar

het digitale kanaal. In punt 2.2 kwam reeds aan bod dat de vraag niet zomaar het aanbod

volgt. Onderzoek heeft aangetoond dat burgers vaak niet weten dat er een digitaal alternatief

bestaat en welke voordelen ze daaruit kunnen halen (AGIMO, 2005; van Dijk, Pieterson, Van

Deursen & Ebbers, 2008; Reddick, 2005). Hierop kan men inspelen door actief te informeren

via verschillende (media)kanalen. Zoals een gedrukte campagne, een verwijzing op sociale

media, een nieuwsbrief, e-mailverkeer, de lokale krant, aan het loket, enz. (Optimaal Digitaal,

2017).

2.3.2 INSTRUMENTEN VOOR GEBRUIKERSONDERZOEK

Er zijn verschillende instrumenten voor gebruikersonderzoek die een gemeente kan inzetten.

Niet enkel tijdens het ontwikkelingsproces maar ook in het kader van onderhoud (zie 2.3.1.5).

Welke methode er gekozen wordt, hangt af van een aantal factoren. Eerder werden de

intensiteit en de fase in het ontwikkelingsproces reeds aangehaald. Verder spelen ook het

budget, de tijd, de doelgroep en interne expertise een rol (Berntzen, 2013; Den Hoedt, 2016;

KING, 2016). Onderstaande tabel is een overzicht van onderzoeken die het meest

terugkwamen in de literatuur, met telkens een korte omschrijving. In de praktijk kunnen ze

verschillende vormen aannemen waardoor een opdeling volgens fase en intensiteit hier nog

niet interessant is. In het empirische gedeelte wordt dat onderscheid wel gemaakt (zie

4.3.2.1.).

Onrechtstreeks

Gebruikersonderzoek Beschrijving Literatuur

Webstatistieken en

transactiegegevens

Webstatistieken zijn de gegevens die je

verzamelt over het gebruik van je digitale

kanalen. bv Google Analytics

Berntzen, 2013;

Bertot & Jaeger,

2010; Den Hoedt,

2016

Persona’s Een persona is een fictief maar realistische

persoon die wordt ingezet door ontwerpers om

zich in te leven in typische gebruikersrollen.

Den hoedt, 2016;

Noels, 2012

Klantreizen of customer

journey mapping

Hierbij wordt het pad gevolgd van een gebruiker

die een product of dienst wilt bekomen. De

contactpunten met de eigen organisatie maar

ook met andere worden in kaart gebracht.

Den Hoedt, 2016;

Noels, 2012

Page 23: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

17

Rechtstreeks

Gebruikersonderzoek Beschrijving Literatuur

Focus groepen en

interviews

Allerhande gesprekken en interviews met

gebruikers of experts

Berntzen, 2013;

Bertot & Jaeger,

2010;

De Rynck et al,

2013,

Den Hoedt, 2016

Usabilityonderzoek

Thinking aloud

Eindgebruikers moeten enkele taken uitvoeren

(bv.”vraag een uittreksel van het strafregister

aan”). De personen die observeren kijken mee

naar de interactie van de gebruiker met de

website. Vanuit de observaties worden

bevindingen vastgelegd.

Een variatie hierop is wanneer de gebruiker

tijdens de uitvoering hardop nadenkt.

Berntzen, 2013;

Bertot & Jaeger,

2010;

De Rynck et al,

2013;

Den Hoedt, 2016

Behoefteonderzoek of

taakanalyse

Op zoek gaan naar de behoeften, gevoelens,

het gedrag en de motivatie van gebruikers. Dit

door te vragen wat ze doen, welke stappen ze

doorlopen, op welk apparaat, waar ze tegenaan

lopen en wat ze zouden willen veranderen.

De Rynck et al,

2013;

Den Hoedt, 2016,

Koopman &

Pinxten, 2016

Klachten- en

meldingssystemen

Screening van inkomende klachten en

meldingen met betrekking tot de website. Op

basis van die info aanpassingen aanbrengen.

De Rynck et al,

2013

Klanttevredenheids-

onderzoek

Bij een klanttevredenheidsonderzoek wordt de

gebruiker bevraagd en kan worden achterhaald

of men goed geholpen wordt en wat de

pijnpunten zijn.

De Rynck et al,

2013;

Den Hoedt, 2016;

KING, 2017

Tabel 2: Instrumenten voor gebruikersonderzoek

E-dienstverlening ontwikkelen vanuit een gebruikersperspectief betekent niet dat er

onmiddellijk een grootschalig onderzoek moet worden opgezet. Er circuleren veel gegevens

in de organisatie die relevante informatie kunnen opleveren over de gebruikers (Noels, 2012;

Den Hoedt, 2016). Bewust of onbewust verzamelen overheden data over het gedrag van de

gebruiker. Om die reden wordt gebruikersonderzoek in dit onderzoek heel ruim

geïnterpreteerd: verzamelen van input over of van de gebruikers. Dit betekent dat de burger

Page 24: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

18

niet altijd rechtstreeks moet betrokken worden, het kan ook onrechtstreeks zoals via

transactiegegevens (telefoon, website, loket,..), klantreizen of persona’s (Den Hoedt, 2016).

2.3.3 BEÏNVLOEDENDE FACTOREN OP DE MATE VAN GEBRUIKERSGERICHTHEID

De ene organisatie slaagt er beter in dan de andere om de wensen van de gebruiker te

integreren in het ontwikkelingsproces (De Jong, 2016). De verklarende factoren voor de

verschillen hangen nauw samen met de werking van de organisatie en de context waarin

gemeenten zich bevinden (Jaeger et al., 2003). De verklarende elementen uit praktische

handleidingen en wetenschappelijk onderzoek konden worden opgedeeld in vijf groepen (zie

Afbeelding 3).

2.3.3.1 PROJECTPLAN

De eerste factor is de aanwezigheid van een projectplan. Het al dan niet hebben van een plan

is bepalend voor het succes van de elektronische dienstverlening (VNG, 2015). Gemeentelijke

dienstverlening digitaliseren leidt niet automatisch tot succes (VNG, 2015). Intuïtief van start

gaan, zonder een plan, dreigt diensten en producten van lage kwaliteit op te leveren die maar

in beperkte mate tegemoetkomen aan de informatienoden (Bertot, Jaeger & McClure, 2008).

In het algemeen omschrijft een projectplan wat een overheid wil bereiken, hoe ze dat zullen

doen en op welke manier het zal worden gemeten (Noels, 2010). Als resultaat geeft het plan

sturing aan het ontwikkelingsproces en is een leidraad voor het projectteam en de

Afbeelding 3: Beïnvloedende factoren gebruikersperspectief

Page 25: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

19

stakeholders. Het is tegelijk ook een houvast bij het nemen van beslissingen met betrekking

tot de doelen, planning en middelen (usability.gov, 2017).

2.3.3.2 POLITIEKE BETROKKENHEID

Vaak groeit de gebruikersgerichte focus van onderuit in de organisatie, bij de personen die

nauw zijn betrokken bij de digitale dienstverlening (De Jong, 2016; Den Hoedt, 2016). Om het

idee te integreren in de werking en cultuur van de organisatie, is het wenselijk dat men

gesteund wordt door het hoger management en de bestuurders (VNG; De Jong, 2016). De

middelen die kunnen worden vrijgemaakt voor onder andere gebruikersonderzoek zijn

afhankelijk van de beleidsprioriteiten van de bestuurders (Verdegem, 2010). De gebruiker

centraal stellen in het ontwikkelingsproces vraagt op korte termijn grote investeringen en is

arbeidsintensief (Bertot & Jaeger, 2008). Bestuurders moeten daarom ook overtuigd zijn van

de meerwaarde van een gebruiksgerichte e-dienstverlening, zodanig dat men ook de interesse

heeft om het op de agenda te plaatsen (Verdegem, 2010). Bovendien volstaat eenmalige

financiering niet, want de website moet ook worden onderhouden (De Jong, 2016). De

webbeheerders moeten ruimte krijgen om bij te sturen en de informatienoden te actualiseren.

Het hoger management kan hierin een belangrijke functie vervullen door draagvlak te creëren

op het bestuurlijk niveau (De Jong, 2016).

2.3.3.3 STRUCTUUR VAN DE ORGANISATIE

De derde beïnvloedende factor is de structuur van de organisatie. De manier waarop het

beheer en de ontwikkeling van de website wordt georganiseerd heeft invloed op de kwaliteit

van de website (De Jong, 2016; Jaeger et al, 2003). Hiervoor worden in de literatuur een aantal

verklaringen gegeven. Een eerste is de mate waarin gebruikersonderzoek verankerd is in het

ontwikkelingsproces. Worden deze methoden standaard ingezet, of hangt het af van de

persoonlijke interesses van projectleiders en andere medewerkers (De Jong, 2016). In het

laatste geval bestaat het risico om stappen zoals het testen van een prototype of het

verzamelen van informatienoden over te slaan als de deadline nadert (De Jong, 2016; Den

Hoedt, 2016). De steun van de bestuurders en van het hoger management kan hier een

meerwaarde zijn (zie 2.3.3.2).

Een tweede heeft betrekking op het aantal diensten die de website opvolgen en de

taakverdeling tussen de betrokkenen (Memori, 2009). Volgens De Jong (2016) kan het een

remmende factor zijn op de toepassing van gebruikersonderzoek als de ontwikkelaars en de

experts op vlak van usability niet tot dezelfde afdeling behoren.

Page 26: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

20

Het derde voorbeeld gaat over de samenstelling van het projectteam. Er is nood aan een

projectgroep met voldoende competenties, verantwoordelijkheid en enthousiasme om de

organisatie te sturen naar een betere digitale dienstverlening (Wang, 2009; Den Hoedt, 2016).

De projectmanagers moeten in staat zijn om de andere werknemers te informeren over het

nut van het project en moet hen aanmoedigen (Wang, 2009).

2.3.3.4 CULTUUR VAN DE ORGANISATIE EN MEDEWERKERS

Ten vierde speelt de organisatiecultuur ook een rol. Gebruikersgerichte e-dienstverlening

impliceert een andere manier van werken én denken. Die oriëntatie naar de gebruiker in plaats

van dienst georiënteerd verlangt een andere focus van de medewerkers. Dit geldt niet alleen

voor de ontwikkelaars van digitale dienstverlening en het bestuur, maar ook voor de diensten

en de mensen die dagelijks in contact staan met de gebruiker (Den Hoedt, 2016).

Ook al schakelt de organisatie een externe partij in om de gebruikers te betrekken, dan nog is

er een belangrijke rol weggelegd voor de medewerkers van de organisatie (Følstad, Jørgensen

& Krogstie, 2004). Bijvoorbeeld, medewerkers van het klantencontactcentra kunnen na een

eventuele opleiding worden ingezet om inzichten te verkrijgen van de gebruiker (Den Hoedt,

2016, Følstad et al, 2004; Noels, 2012).

2.3.3.5 REGELGEVING EN BELEID VAN BOVENGEMEENTELIJKE OVERHEDEN

De laatste factor is het beleid van bovengemeentelijke overheden die invloed heeft op de

werking van gemeenten (De Rynck et al, 2013). Dit kan de mate waarin elektronische

dienstverlening gebruikersgericht wordt ingevuld zowel bevorderen als belemmeren. Zowel de

beleidsprioriteiten als de decreet- en wetgeving spelen hierbij een rol (Jaeger, McClure &

Thompson). Enerzijds kan het wettelijk kader achterlopen op de technologische en

maatschappelijke ontwikkelingen (Verdegem, 2010). Anderzijds kan het gevoerde beleid de

gemeenten ook aansporen om meer gebruikersgericht te gaan werken.

Anno 2017 zijn er meerdere Europese en nationale beleidskeuzes die een invloed (kunnen)

hebben op de gemeenten. Een eerste voorbeeld is de Europese richtlijn inzake

toegankelijkheid van overheidswebsites. De websites en mobiele applicaties moeten

toegankelijker zijn voor slechtzienden en slechthorenden (zie 2.3.1.4). Een tweede is de

General Data Protection Regulation, Europese regelgeving die ervoor zorgt dat persoonlijke

gegevens worden beschermd (EUGDPR, 2017). Elektronische dienstverlening in al zijn

vormen vereist transparantie en openheid van overheden. Ook andere regelgeving rond

Page 27: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

21

privacy, gegevensbescherming en verplichte processen hebben een invloed op de

mogelijkheden (De Rynck et al, 2013). Het uitgestippelde beleid en acties van de Vlaamse

overheid kunnen ook hun weerslag hebben op de lokale elektronische dienstverlening, zoals

het Radicaal Digitaal programma. Voorbeelden van projecten zijn het MAGDA-platform voor

de uitwisseling van authentieke bronnen, de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus,

enz. In welke mate de Vlaamse en ander overheden invloed hebben op de elektronische

dienstverlening van gemeenten zal verder moeten blijken uit het onderzoek.

3 METHODOLOGIE

De verschillende keuzes met betrekking tot de empirische benadering van dit onderzoek

worden hieronder toegelicht. Met deze studie wordt in kaart gebracht hoe Vlaamse gemeenten

hun elektronische dienstverlening op een gebruikersgerichte manier inrichten en

onderhouden. Concreet worden volgende onderzoeksvragen beantwoord:

HV: In welke mate ontwikkelen Vlaamse gemeenten hun elektronische dienstverlening

vanuit een gebruikersperspectief?

DV1: Hoe verloopt het ontwikkelingsproces en het beheer van de elektronische

dienstverlening?

DV2: Op welke manier integreren gemeenten het gebruikersperspectief tijdens de

ontwikkeling en het beheer van de elektronische dienstverlening?

DV3: Welke factoren hebben invloed op de mate waarin elektronische

dienstverlening vanuit een gebruikersperspectief wordt georganiseerd?

3.1 ONDERZOEKSMETHODE Als onderzoeksmethode is er gekozen voor een multiple casestudy. Als cases werd er

gekozen voor Vlaamse gemeenten omdat zij het dichtst staan bij de gebruiker. Bovendien zijn

gemeenten verantwoordelijk voor een groot deel van de dienstverlening aan de burger. Deze

methode maakt het mogelijk om het ontwikkelingsproces in zijn context te bestuderen en zicht

te krijgen op factoren die daar invloed op hebben (Van Thiel, 2013; Yin, 2009). Er is gekozen

voor meerdere Vlaamse gemeenten als cases om toch in zekere zin te kunnen vergelijken en

om de externe validiteit te verhogen (Yin, 2009).

Tijdens het keuzeproces werd er naast de casestudy overwogen om een survey af te nemen

bij alle Vlaamse gemeenten, maar dat bleek niet optimaal om verschillende redenen. Ten

eerste is er nog onvoldoende gekend over gebruikersgerichte elektronische dienstverlening in

Vlaanderen en hoe dat invulling krijgt, waardoor het onderwerp onvoldoende kon worden

Page 28: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

22

afgebakend (Yin, 2009). Naast het feit dat nog niet alle relevante variabelen gekend zijn,

konden de variabelen die wel al terugkwamen in de literatuur niet worden geïsoleerd van hun

context. Ten slotte, zorgt de standaardisatie bij een survey voor een oppervlakkigheid van de

verzamelde resultaten. Er kan achterhaald worden wat de respondent doet of v indt, maar de

onderzoeker weet niet waarom ze het doen en waarom dat ze dat antwoord geven (Fowler,

2002). Voor dit onderzoek wilden we in de diepte onderzoeken en inzicht krijgen op

achterliggende motivatie van bepaalde keuzes, daarom was een casestudy interessanter.

3.1.1 SELECTIECRITERIA De selectie van de case-gemeenten gebeurde gericht en vloeit voort uit de combinatie van

twee onderzoeken die in 2016 werden afgerond. De ene studie werd georganiseerd door Het

Nieuwsblad waarbij men begeleid werd door Eric Goubin, een onderzoeker aan Thomas More

Hogeschool en het platform Kortom. Er werd voor deze studie gekozen omdat deze vrij recent

is en meteen een globaal beeld geeft over de Vlaamse gemeentewebsites. Aan de hand van

32 criteria hebben ze op een gestandaardiseerde manier de gemeentewebsites beoordeeld

op gebruiksvriendelijkheid. Een voorbeeld van een criteria is: “zoeken naar (niet via

zoekfunctie): afvalkalender (binnen 4 clicks)” (Het Nieuwsblad, 2016). De resultaten werden

opgedeeld in vijf groepen, de categorie met de hoogste scores (>= 8,2/10) werden

meegenomen (in totaal: 47).

De andere studie is de i-monitor die de digitale maturiteit van gemeenten in kaart bracht en

werd georganiseerd door Agentschap Informatie Vlaanderen, Vereniging van Vlaamse

Gemeenten en Steden (VVSG) en de Vlaamse ICT Organisatie (V-ICT-OR). In de survey van

de i-monitor was er een apart luik opgenomen over de elektronische dienstverlening en werd

er gepolst naar de mate waarin bepaalde producten of diensten online af te handelen waren.

Bovendien werd er ook gevraagd naar de mate waarin de gemeente webstatistieken bijhoudt

en klanttevredenheidsonderzoeken afneemt. We hebben gekozen om ons niet enkel te

baseren op de i-monitor voor de selectie, omdat de bevraging met betrekking tot e-

dienstverlening vooral aanbod- en e-loketgericht was en onvoldoende zicht gaf op

gebruikersgerichte e-dienstverlening. De selectie van de studie door Het Nieuwsblad werd

eerst gecombineerd met gemeenten die type vier of vijf van digitale maturiteit kregen

toegewezen (in totaal: 32). De types van digitale maturiteit verwijzen naar de totaalscore van

de gemeente op de verschillende deeldomeinen, een gemeente met type vijf scoort het hoogst.

Uit de combinatie kwamen negen gemeenten maar werd er besloten om de scope te

verruimen, rekening houdende met mogelijke non-respons. Een hoge type digitale maturiteit

betekent niet altijd een hoge score op het thema e-dienstverlening. Er werd vervolgens ook

rekening gehouden met gemeenten die in de i-monitor type twee of drie hadden van digitale

Page 29: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

23

maturiteit, maar wel hoger scoorden dan 60% op het onderdeel elektronische dienstverlening.

Dit leverde uiteindelijk een steekproef op van dertien Vlaamse gemeenten. Tabel 3 geeft een

overzicht van de scores.

TY

PE

SC

OR

E E

-

DIE

NS

TV

ER

LE

NIN

G

KLA

CH

TE

N E

N

ME

LD

ING

EN

GE

BR

UIK

WE

BS

ITE

GE

BR

UIK

E-D

VL

KLA

NT

BE

VR

AG

ING

FR

EQ

UE

NT

IE

KLA

NT

BE

VR

AG

ING

SC

OR

E N

IEU

WS

BLA

D

(OP

10)

BORNEM 4 61% Altijd Altijd Ja Nee 9,2

DENDERMONDE 4 80% Soms Altijd Ja Ja Op ad hoc basis 8,2

EDEGEM 4 67% Altijd Altijd Ja Ja 1 x per legislatuur 8,4

GENK 4 64% Altijd Altijd Ja Ja Tweejaarlijks 8,2

GROBBENDONK 4 49% Altijd Altijd Ja Nee 8,7

LOKEREN 4 56% Altijd Altijd Ja Nee 8,4

MALDEGEM 4 50% Altijd Altijd Ja Nee 8,2

OUDENAARDE 4 75% Meestal Meestal Ja Ja Tweejaarlijks 8,2

SCHILDE 4 63% Meestal Altijd Ja Ja Op ad hoc basis 8,7

ERPE-MERE 3 62% Meestal Meestal Ja Ja Op ad hoc basis 8,9

OVERIJSE 3 65% Weet

niet

Weet

niet

Nee Weet

niet

8,2

ROESELARE 3 65% Soms Meestal Ja Ja 1 x per

legislatuur

8,2

SCHOTEN 3 62% Meestal Altijd Ja Nee 9,2

Tabel 3: Steekproef caseselectie

Er is gekozen voor gemeenten die hoge scores behaalden omdat uit verkennende gesprekken

met experts bleek dat het bij Vlaamse gemeenten geen gewoonte is om gebruikersonderzoek

te organiseren tijdens de ontwikkeling van e-dienstverlening (zie bijlage 1). Om zicht te krijgen

op hoe gebruikersgerichte dienstverlening wordt opgemaakt, was het toch enigszins belangrijk

dat de case-gemeenten al vertrouwd waren met het concept of stappen in die richting hadden

gezet. Citizen-centered of gebruikersgericht gaat verder dan het uitvoeren van

gebruikersonderzoek, maar gaat ook over de visie van de organisatie en bijvoorbeeld

toegankelijkheid van de website. De experts raadden aan om te kijken naar de centrumsteden,

maar de combinatie van de studies leverde toch een diverse groep aan gemeenten op. Vanuit

de best-practices zullen er lessen getrokken worden die ook relevant kunnen zijn voor andere

gemeenten.

Page 30: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

24

3.1.2 INTERVIEWS Naar de secretarissen van de gemeenten die uit de selectie voortkwamen werd een uitnodiging

verstuurd via mail voor deelname aan het onderzoek. Bovendien werd de vraag gesteld om

mij door te verwijzen naar de persoon die het nauwst betrokken was bij het

ontwikkelingsproces van de website. Uiteindelijk kon er worden afgeklopt op zeven gemeenten

en werd er verder gecommuniceerd met de betrokkenen voor het vastleggen van een

interview. De case-gemeenten zijn: Genk, Grobbendonk, Maldegem, Oudenaarde, Schilde,

Roeselare en Schoten (zie vetgedrukt tabel 3). Van de overige vijf, was er bij drie gemeenten

sprake van tijdsgebrek en zijn twee gemeenten niet ingegaan op onze vraag. Op voorhand

hadden we al een vermoeden dat niet alle dertien gemeenten zouden toehappen. Voor onszelf

hadden we een minimum gezet op zes gemeenten om zo toch voldoende data te kunnen

verzamelen.

Per gemeente vond er een semigestructureerd interview plaats met één of meerdere

personen. Als het meerdere personen waren, was het ofwel de webmaster en het hoofd van

de communicatiedienst, of iemand uit de communicatiedienst en de IT-afdeling (zie bijlage 1).

Meestal was dat omdat de ene niet het volledige ontwikkelingsproces had meegemaakt, maar

pas later deel uitmaakte van de organisatie (zie 4.4.3). Doordat zij zo dicht stonden bij de

praktijk, hadden de personen telkens voldoende kennis over de interne werking, uitdagingen

en verloop. Een gesprek met andere personen uit de organisatie zou niet veel aanvullende

informatie kunnen opleveren. Er werd gewerkt met een vragenlijst die voortvloeide uit de

onderzoeksvragen en het theoretisch kader (van Thiel, 2013). Het gesprek was praktisch

gericht en startte met open vragen (zoals “wat doet u binnen de organisatie” of “hoe verliep

het ontwikkelingsproces”). Om de vlotte lezing van het empirisch gedeelte te bevorderen,

wordt er steeds verwezen naar de gemeente of de stad. Voor de namen van de respondenten,

datum en duur van de interviews zie bijlage 1.

In een interview kunnen er aanvullende vragen worden gesteld, kan er worden gepolst naar

de redenering die schuilt achter de antwoorden die respondenten geven en kan men

voorbeelden geven ter illustratie (van Thiel, 2013). Via een interview kunnen de vragen ook

verduidelijkt worden en kan er worden gezorgd dat de vragen en concepten op eenzelfde

manier geïnterpreteerd worden. De ene ziet gebruikersonderzoek heel eng zoals een

klantbevraging, terwijl de ander dat heel ruim interpreteert en indirecte informatie van de

burger ook in rekening neemt. Zelf over de website kan er misinterpretatie zijn: deelsites

inbegrepen of niet, zelfde voor e-loket. De benaming die men heeft in praktijk kan ook

verschillen van de theorie, terwijl hetzelfde wordt bedoeld. Een duidelijke definitie volstaat

Page 31: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

25

soms niet en zijn er meer voorbeelden of achtergrondinformatie nodig. Bovendien is het

ontwikkelingsproces van de website voor sommigen al een enkele jaren geleden. Voor

respondenten was het soms moeilijker om het proces volledig te reconstrueren, vaak omdat

het organisch is gegroeid en niet verliep volgens een vaste planning. Door erover te praten en

na te denken, kwamen er in het gesprek zaken terug waar men op het eerste zicht niet aan

had gedacht. In een korte survey zou men misschien sneller een antwoord geven en pas na

het invullen doorhebben dat er meer is gebeurd op dat vlak.

3.1.3 DOCUMENTENANALYSE Het semigestructureerde interview is een flexibele methode om informatie te verzamelen, maar

net daardoor is ook elk gesprek verschillend en dat kan de betrouwbaarheid schaden (van

Thiel, 2013). Om die reden is er gekozen om ook documenten op te vragen bij de

respondenten om zo enkele zaken te kunnen aftoetsen (triangulatie). De types documenten

waren bijvoorbeeld het bestek, een presentatie, verslagen van vergaderingen, enz. (zie bijlage

2). De documenten werden doorgestuurd na het interview waardoor de personen meer zicht

hadden op wat relevant zou zijn of niet.

De gesprekken werden telkens opgenomen en getranscribeerd. De verwerking van de

documenten en de transcripties gebeurde via Nvivo. Op die manier kon er systematisch te

werk worden gaan en hielp dit om het overzicht te behouden tijdens de analyse (van Thiel,

2013). Voor het codeerschema zie bijlage 3.

3.2 METHODOLOGISCHE BEPERKINGEN EN KWALITEITSBEWAKING

Even op een rijtje de bedenkingen over de methode die gebruikt werd en hoe deze werden

verholpen. Een eerste is de validiteit van het onderzoek. De interne validiteit is hoog door de

veelheid aan informatie, er wordt gemeten wat er moet worden gemeten. De externe validiteit

bij casestudies is beperkt en resultaten generaliseren is moeilijker. Door meerdere cases te

onderzoeken kon er toch worden vergeleken en kunnen er inzichten worden verworven die

waarschijnlijk ook voor andere gemeenten in dezelfde situatie van toepassing zullen zijn (van

Thiel, 2013; Yin, 2009).

Ten tweede is er de betrouwbaarheid. De interviews verliepen semigestructureerd en er werd

telkens verder gegaan op wat de respondent zei. Soms was het moeilijker om bij te houden

wat er reeds werd behandeld en soms werd er bij het ene aspect langer stilgestaan dan bij het

andere. Deze laatste kwam bijvoorbeeld voor bij de reconstructie van het ontwikkelingsproces.

Page 32: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

26

De ene gemeente stond langer stil bij het onderdeel evaluatie dan de andere en kon hierdoor

een completer beeld weergeven (zie 4.2.2.2). Hier werd tegenwicht aan geboden door in te

zetten op de documentenanalyse.

Vervolgens kan er iets worden gezegd over “the lack of rigor” van casestudies (Yin, 2009).

Door telkens alle keuzes te motiveren en systematisch tewerk te gaan (cfr. Nvivo), kan de

lezer de redenering meevolgen. Vragen zoals “wat ik ging doen”, “hoe is het uiteindelijk

gebeurd” en “welke informatie is eruit gekomen” zullen worden beantwoord (Yin, 2009). Om

conclusies te staven wordt er ook gebruikgemaakt van citaten uit de interviews.

Voor de kwaliteit van de data te bewaken, werd er gebruik gemaakt van triangulatie: de

interviews werden aangevuld met de documentenanalyse. Voor de kwaliteit van de

interpretatie werden de resultaten voorgelegd aan de respondenten ter controle van de feiten

(Wester & Peters, 2009).

Page 33: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

27

4 EMPIRISCHE ANALYSE

Het empirisch luik beschrijft en analyseert de resultaten van het multiple casestudy onderzoek.

Als inleiding worden de cases schematisch voorgesteld. De analyse zelf is opgebouwd volgens

de drie deelvragen. Ten eerste wordt het ontwikkelingsproces en beheer van de elektronische

dienstverlening uitgebreid toegelicht. Vervolgens wordt er gepeild naar de mate waarin de

principes van citizen-centered e-governement terugkwamen bij de cases. Het derde en laatste

onderdeel is de bespreking van de factoren die bijdragen tot een gebruikersgerichte

dienstverlening of die het net in de weg staan.

4.1 OVERZICHT CASES

De analyse steunt op de ervaringen van zeven Vlaamse gemeenten. Doorheen de analyse zal

duidelijk worden hoe zij telkens tewerk zijn gegaan en in welke context de nieuwe website

werd opgebouwd. Om toch al enige richting en structuur te geven, volgt hieronder een

schematisch overzicht van de cases.

Aantal inwoners

(ABB, 2016)

Ontwikkelingsproces en

lancering Consultancy

Leverancier

webbouwer

Genk 65 691 Huidige website: 2009

Website in ontwikkeling:

voorzien eind 2018

– UX Consult

– Inventis (wire

frames)

LCP

Grobbendonk 11 204 2016 AG Consult LCP

Maldegem 23 452 2016 / Tobania

Oudenaarde 30 990 2015 / End-to-end

Roeselare 60 999 2015 AG Consult Coworks

Schoten 34 063 2016 / End-to-end

Schilde 19 434 2015 AG Consult Coworks

Tabel 4: Schets case-gemeenten

Zoals in het schema wordt weergegeven bevindt stad Genk zich momenteel in het

ontwikkelingsproces van een nieuwe website. Ondertussen is de voorbereidende fase

afgerond en heeft men een webbouwer aangesteld. Doorheen de analyse ligt de focus op het

beheer van de huidige website, voor het ontwikkelingsproces wordt er gekeken naar het traject

Page 34: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

28

van de nieuwe website. De stad Roeselare is momenteel de webstructuur aan het herbekijken,

om zo nog meer in thema’s te werken en afstand te nemen van de dienstenstructuur.

Het is opvallend dat de meeste websites recent werden vernieuwd. Bovendien is het ook mooi

meegenomen dat de gemeenten verschillende leveranciers hebben ingeschakeld, wat toch

een meer divers beeld geeft.

4.2 ONTWIKKELING EN BEHEER ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING

Als antwoord op de eerste deelvraag wordt het ontwikkelingsproces en beheer van de case-

gemeenten van naderbij bekeken. Ten eerste wordt de startbeslissing en aanleiding van de

nieuwe website gesitueerd. Voor het ontwikkelingsproces zelf werd er vertrokken vanuit het

model van Bevan en Petrie (2009) en werd deze verder gespecifieerd voor de situatie van de

case-gemeenten. Ten slotte komt het beheer aan bod en kon er op basis van de interviews en

documenten een onderscheid worden gemaakt tussen twee beheersystemen: centraal en

decentraal.

4.2.1 STARTBESLISSING EN AANLEIDING NIEUWE WEBSITE

Hieronder worden de startbeslissing en de aanleiding naar de nieuwe website toegelicht. Ten

eerste komen de initiatiefnemers aan bod. Daarna komen de redenen waarom er werd

overgeschakeld naar een nieuwe website aan bod. Meestal was dat door een samenloop van

omstandigheden. Ten derde wordt er extra context gegeven over de betrokken diensten tijdens

het proces, meer bepaald de verhouding tussen Communicatie en ICT.

Initiatiefnemers

Het startschot voor een nieuwe website kwam bij de cases vanuit twee verschillende hoeken:

enerzijds de diensten, anderzijds het bestuur. Bij Grobbendonk en Oudenaarde kwam de

vraag vanuit het bestuur en/of hoger management. Volgende quote uit het interview in

Oudenaarde illustreert dit: “Het bestuur samen met de stadssecretaris vonden dat het tijd was

voor een nieuwe website. Ik kon mij daar enkel bij aansluiten want dat was echt nog diensten

die “wij zijn dienst huppeldepup wij doen dit.. wij doen dat”. Bij de andere cases kwam het

initiatief van de diensten zelf (zie tabel 5). Volgend citaat van het diensthoofd communicatie in

Schoten illustreert dat: “Het is eigenlijk meer de dienst zelf geweest die de aanzet heeft

gegeven, maar er was niet echt veel duwtje nodig om het beleid te overtuigen. Allé iedereen

zag het wel dat het nodig was”. Voor de rol van het bestuur hierin, zie punt 4.4.2.

Page 35: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

29

Aanleiding

Verschillende elementen zorgden ervoor dat de stap naar een nieuwe website werd gezet. (zie

tabel 5).

Ten eerste, de website was gebruiksonvriendelijk. Er werd gesproken over een statische

website, met een onduidelijke navigatiestructuur, die volledig nog gebaseerd was op de

dienstenstructuur, waarbij dubbele inhoud en fouten geregeld voorkwamen en met een look &

feel die sterk verouderd was (Oudenaarde, Schoten en Genk).

Daarbij aansluitend kwam ook naar boven dat de website niet was aangepast aan de moderne

mogelijkheden van vandaag, zoals responsive design, de mogelijkheid tot online transacties

en eenvoudige tools om bevragingen en invulformulieren op te stellen (Schilde, Roeselare en

Grobbendonk).

Voor gemeente Maldegem was het beheerssysteem van de vorige website een bijkomende

stimulans. Voordien werd de website beheerd door vrijwilligers in de gemeente onder leiding

van de IT-dienst. Men wilde de stap zetten naar een Content Management Systeem (CMS)

Initiatief Aanleiding

Genk Diensten Communicatie, ICT en

Ontwikkeling en Dienstverlening

(mid-office)

Gebruiksvriendelijkheid

Grobbendonk Bestuur Gebruiksvriendelijkheid en moderne

mogelijkheden

Maldegem Dienst Communicatie en ICT Gebruiksvriendelijkheid, moderne

mogelijkheden en beheersysteem

Oudenaarde Bestuur en gemeentesecretaris Gebruiksvriendelijkheid

Roeselare Diensten Communicatie en ICT Relatie met de leverancier, onafhankelijk

maken van één leverancier, moderne

mogelijkheden en beheersysteem

Schoten Dienst Communicatie Gebruiksvriendelijkheid en moderne

mogelijkheden

Schilde Dienst Communicatie Gebruiksvriendelijkheid, moderne

mogelijkheden en resultaten

communicatieonderzoek

Tabel 5: Startbeslissing en aanleiding nieuwe website

Page 36: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

30

waardoor men kon evolueren naar een decentraal beheerssysteem waarbij de diensten

telkens zelf hun pagina’s actualiseren.

In Roeselare was de stroeve relatie met de leverancier doorslaggevend. Het systeem had te

veel gebreken en wijzigingen konden niet vlot worden doorgevoerd. Als reactie hebben ze

ingezet op open standaarden, waardoor ze gemakkelijk kunnen overstappen van de ene naar

de andere leverancier. Het overzicht in tabel 5 geeft de voornaamste redenen weer voor elke

gemeente.

Verhouding ICT en communicatiedienst tijdens het ontwikkelingsproces

De technische kennis van de ICT-dienst werd bij gemeenten Schoten, Oudenaarde, Genk,

Schilde en Roeselare enkel ingeschakeld bij de aanbesteding van de webbouwer. Verder

wordt de ICT-dienst enkel ingeroepen als er technische problemen zijn die men zelf niet kan

oplossen met de leverancier. In Maldegem is de ICT-dienst meer betrokken bij het proces

aangezien de vorige website beheerd werd door hen. Naar onderhoud toe geldt dezelfde

verhouding als hierboven. De communicatieambtenaar beschreef de huidige relatie als volgt:

“Wij focussen ons op de teksten en de inhoud, als het technisch lukt zoals het systeem toelaat

dan rolt het vanzelf. Als we merken dat er technische dingen nodig zijn of bijvoorbeeld niet

lukken, ja dan toetsen we af bij ICT om eventueel in overleg te gaan met de firma”. Bij

Grobbendonk treedt de ICT-dienst meer op de voorgrond en komt hij op gelijke voet te staan

met de communicatieambtenaar.

4.2.2 HET ONTWIKKELINGSPROCES

In dit gedeelte wordt het ontwikkelingsproces van de gemeente gereconstrueerd volgens het

model van Bevan & Petrie (2009). De toelichting van het model zelf is terug te vinden onder

2.3.1.6. De ontwikkeling van een nieuwe gemeentewebsite is een proces van lange adem en

neemt snel een anderhalf of twee jaar tijd in beslag. Tijdens de interviews werd er gevraagd

aan de betrokkenen om het verloop van dat traject te schetsen.

Er wordt eerst gekeken naar hoe de gemeenten hoogte kregen van de gebruikers hun

behoeften en verwachtingen. Vervolgens wordt er gekeken naar de verschillende cycli van

design, prototype en evaluatie dat de gemeenten hebben doorlopen. Als derde punt komen de

invulling van de website en de testfase aan bod. Daarna wordt er stilgestaan bij de initiatieven

dat de gemeenten vandaag nemen om de website te actualiseren. Ten slotte volgen er nog

enkele specifieke vaststellingen over het ontwikkelingsproces.

Page 37: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

31

4.2.2.1 DE GEBRUIKER LEREN KENNEN

Binnen de gemeenten werd er via een vooronderzoek input verzameld voor de structuur van

de nieuwe website. Hierbij werden er gebruikersonderzoeken georganiseerd om zicht te

krijgen op de informatiebehoeften en -verwachtingen van de burgers. Die informatie werd

gegenereerd op basis van verschillende methodes waarbij de burger rechtstreeks of

onrechtstreeks werd betrokken. Alle cases hebben op die manier gepolst naar de

informatiebehoeften- en noden van de gebruiker (zie 4.3.1 en 4.3.2.1)

4.2.2.2 DESIGN, PROTOTYPE EN EVALUATIE

Net zoals Bevan en Petrie (2009) het illustreerden, werden er ook bij de gemeenten meerdere

cycli van design, prototype en evaluatie doorlopen. Deze cyclus werd bij alle case-gemeenten

driemaal herhaald. De eerste cyclus vond plaats vooraleer een aanbesteding werd

uitgeschreven voor de webbouwer. Hierbij werken de projectleiders een eerste structuur uit en

wordt het prototype voorgelegd aan de diensten en/of burgers. Bij de tweede cyclus wordt de

structuur van de website samen met de webbouwer verder uitgewerkt en opnieuw

geëvalueerd. De cyclus wordt voor een derde keer doorlopen tijdens het redactionele luik.

Terwijl de diensten invulling gaven aan de websitestructuur, kwamen er nieuwe vragen naar

boven en gebeurden er nog aanpassingen. Tabel 6 geeft de verschillende cycli schematisch

weer. De drie cycli werden bij elke case-gemeente herkend, maar de intensiteit verschilt. Zoals

in het schema en bij de toelichting duidelijk zal worden, kwam het evaluatie-gedeelte niet bij

elke gemeente voor of werd het niet expliciet vermeld (zie 3.2).

Cyclus I: voorstudie

Design Mogelijkheden verkennen en structuur uitdenken

Protoype Eerste sjabloon webpagina’s en navigatiestructuur

Evaluatie door..

Diensten (Grobbendonk en Genk)

Burgers (Roeselare)

Cyclus II: structuur met webbouwer

Design Operationele sessies met webbouwer

Prototype Sjabloon webpagina’s en navigatiestructuur

Evaluatie door..

Diensten (Maldegem, Oudenaarde, Schilde en Grobbendonk)

Burgers (Schilde)

Cyclus III: redactionele luik

Design Content invoeren in CMS

Prototype Volledige webstructuur

Evaluatie door..

Diensten (Grobbendonk en Maldegem)

Tabel 6: Cycli in het ontwikkelingsproces

Page 38: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

32

Cyclus I: voorstudie

Naar aanleiding van de nieuwe website hebben de gemeenten eerst een voorstudie gedaan.

In die denkoefening werd er informatie verzameld en werd er nagedacht over hoe de nieuwe

website eruit hoorde te zien. Gemeenten Grobbendonk, Schilde, Roeselare en Genk werden

tijdens deze voorbereiding bijgestaan door een consultancy (zie tabel 4). Het resultaat van die

voorbereiding was een eerste prototype van de website. Deze werd gebruikt als input voor de

aanbestedingsprocedure van de webbouwer. Concreet verliep deze cyclus als volgt.

Vooraleer ze naar deze ontwerpfase konden overgaan, moesten de projectleiders eerst zicht

krijgen op wat de mogelijkheden waren. Hiervoor ging men ten eerste horen naar de behoeften

en verwachtingen van de burger (zie 4.2.2.1). Vervolgens werd er ook aan de diensten

gevraagd wat er voor hun vakgebied op de website zou moeten komen en wat hun globale

verwachtingen waren. Dit gebeurde bij alle gemeenten, uitgenomen in Schilde (zie 4.3.2.2)

Een derde bron van inspiratie waren de websites van andere gemeenten. Door te kijken naar

de varianten, konden de gemeenten selecteren wat ze wel en niet wilden. Alle case-

gemeenten hebben dergelijke benchmark uitgevoerd. De usability-opleidingen en presentaties

waren een vierde input (zie 4.3.4).

Eens ze het landschap hadden verkend, werd er gebrainstormd over de navigatiestructuur en

de opbouw van de webpagina’s. Die designfase is heel dynamisch, zo blijkt uit volgend citaat:

“Maar dat is ook geven en nemen en een compromis proberen te vinden hé, want iedereen wil

uiteindelijk op de homepagina staat. Dat gaat natuurlijk niet hé. Dus hoe breng je de informatie

zo makkelijk mogelijk naar de mensen toe, uhm ja dat is een uitdaging (Genk)”. Een eerste

ontwerp werd bediscussieerd en samengesteld door de projectleiders en eventueel een

consultant. Tussentijds en achteraf werden de prototypes intern besproken en werd er

feedback verzameld. Bijvoorbeeld binnen stad Genk en Grobbendonk werd de opbouw

voorgelegd aan de diensten voor feedback. In gemeente Roeselare werden hierbij ook de

burgers betrokken. De voorlopige informatiearchitectuur werd aan de hand van de eyetracking-

methode geëvalueerd (zie 4.3.2.1).

Nadat de nodige wijzigingen werden aangebracht, kon het ontwerp worden opgenomen in het

bestek. In het document stonden er concrete richtlijnen voor de structuur en werden

voorwaarden opgesomd waaraan de website moest voldoen (bv. responsive design).

Bovendien werd daarin ook omschreven wat ze verwachtten van de leverancier op vlak van

onderhoud, ondersteuning en opleidingen (interview Genk, Oudenaarde en Schilde). Bij

Page 39: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

33

gemeenten Maldegem, Schilde en Genk kwamen de kandidaten langs en werd er een demo

gepresenteerd. Zie tabel 4 voor een overzicht van de geselecteerde leveranciers.

Cyclus II: structuur met de webbouwer

Bij de tweede cyclus kwam de webbouwer in beeld. In de vorm van sessies werd er verder

nagedacht over de structuur van de website. Deze sessies gingen dan eerder over het

operationele zoals “hoe groot moet dit vak”, “hoe hoog moeten de nieuwsberichten komen op

de hoofdpagina”, “waar staan de contactgegevens”. De sessies zelf gebeurden enkel in

samenspraak met de leverancier en de dienst communicatie. In Grobbendonk werd de ICT-

dienst daar ook bij betrokken. Vervolgens werden de sjablonen gepresenteerd en toegelicht

voor de diensten en het college. Na de presentatie kon men opmerkingen geven en

aanpassingen doen (interview Maldegem, Oudenaarde, Schilde en Grobbendonk). Bij stad

Genk staat men aan de start van deze fase voor de nieuwe website. Hierbij zullen ze de nieuwe

structuur aftoetsen bij de webredactie, de diensten en het hoger management. Bij gemeente

Schilde werden hierbij ook burgers betrokken. Men heeft de structuur voorgelegd aan het

inwonerspanel en de aanwezigen konden hun feedback geven.

Cyclus III: het redactionele luik

De vorige cyclus levert een leeg kader op die moet worden ingevuld. De content hiervoor wordt

aangeleverd door de diensten zelf. Gemeenten Maldegem, Genk, Grobbendonk, Oudenaarde,

Roeselare en Schoten werkten met een decentraal beheerssysteem waarbij de diensten zelf

hun pagina’s invulden (zie 4.2.3.1). Hiervoor genoten ze eerst een technische opleiding van

de webbouwer om voeling te krijgen met het CMS-systeem. Binnen gemeente Schilde wordt

er gewerkt met een centraal systeem en was de opleiding enkel voorzien voor de

webbeheerders. In steden Roeselare, Genk en gemeente Grobbendonk kregen de diensten

ook een opleiding over “schrijven voor het web”. Op een website moeten teksten vlot leesbaar

en toegankelijk zijn, ellelange teksten en vakjargon worden hierbij best vermeden.

Tijdens deze laatste ontwerpfase konden er nog steeds aanpassingen gebeuren aan de

structuur. Doordat de diensten zelf aan het werken waren in de website, merkten ze op dat er

nog een herschikking nodig was van de thema’s (interview Grobbendonk). Als de

communicatiedienst de leiding nam, gebeurde er achteraf een controle door de diensten

(interview Maldegem).

Page 40: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

34

4.2.2.3 TESTFASE EN IMPLEMENTATIE

Eens de website een zekere vorm had aangenomen en alle koppelingen werden gemaakt

(integrate), kon de stap naar de testfase worden gezet. De gemeenten gingen hier verschillend

in te werk en legden de nadruk op andere zaken. Enerzijds werd er een testversie ter

beschikking gesteld voor burgers. Daarbij werd gevraagd om eens door de website te scrollen

of om specifieke taken uit te voeren (zie 4.3.2.1). Niet alle gemeenten hebben de burgers

betrokken in de testfase, enkel gemeenten Maldegem, Schoten, Roeselare en Schilde.

Anderzijds werd er bij gemeenten Maldegem, Schoten, Oudenaarde, Schilde en Grobbendonk

ook beroep gedaan op de diensten. Er werd hen gevraagd om in de testversie de eigen en

andere pagina’s nog eens te controleren, zowel op inhoud als op de structuur. Deze testfase

was belangrijk om technische gebreken en inhoudelijke fouten eruit te halen. Al kunnen niet

alle problemen voorkomen worden door te testen, vaak komt men ze pas tegen eens de

website effectief gebruikt wordt (interview Oudenaarde en Maldegem). Na de implementatie

moesten de gemeenten nog geregeld terugkoppelen naar de leverancier om zaken aan te

passen.

4.2.2.4 EVALUATIE NA DE LANCERING

In de literatuurstudie werd benadrukt dat de website regelmatig moet worden geëvalueerd na

de lancering. De case-gemeenten hebben ook deze draad opgepikt en evalueren met behulp

van benchmark, webstatistieken, (globale) klanttevredenheidsonderzoeken, enz. (zie 4.3.2.1).

Op basis van de evaluaties doen de gemeenten aanpassingen om nog meer in te spelen op

de behoeften en verwachtingen. Bijvoorbeeld in stad Roeselare werd er op basis van

benchmark beslist om een jaar na de lancering de voorleesfunctie toe te voegen aan de

gemeentewebsite.

In stad Genk zag men bijvoorbeeld via de webstatistieken dat er seizoen afhankelijke pieken

te herkennen zijn. In het seizoen van de personenbelasting worden er heel wat pin- en

pukcodes opgevraagd, de stad speelt hierop in door actief prikacties te organiseren via sociale

media. In Grobbendonk heeft men op basis van de webstatistieken beslist om enkele attesten

offline te halen omdat ze in de afgelopen twee jaar geen enkele keer werden geraadpleegd.

Page 41: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

35

4.2.3 BEHEER ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING

Onder de eerste deelvraag valt naast het ontwikkelingsproces ook het beheer van de

elektronische dienstverlening. Ten eerste wordt er hierbij gekeken naar het beheersysteem.

Ten tweede wordt er stilgestaan bij het gebruik van de elektronische dienstverlening en de

verhouding tot andere dienstverleningskanalen.

4.2.3.1 HET BEHEERSYSTEEM Bij de case-gemeenten werden er twee verschillende beheersystemen vastgesteld: decentraal

en centraal. Aan beide manieren zijn zowel voor- als nadelen verbonden.

Decentraal of centraal beheerssysteem

Voor het beheer en het onderhoud van de website werken twee gemeenten met een centraal

beheerssysteem en vijf met een decentraal systeem (zie overzicht tabel 7).

Beheerssysteem Overleg met diensten?

Genk Decentraal Tweemaandelijks overleg

met webredactie (diensten)

Grobbendonk Decentraal Hebben een webteam

(diensten) maar komen

sporadisch samen

Maldegem Decentraal /

Oudenaarde Decentraal/centraal /

Roeselare Decentraal (laatste woord ligt

bij communicatiedienst)

In de toekomst een

projectgroep met

webredacteurs

Schilde Centraal Redactieraad komt

tweemaandelijks samen met

iemand van elke dienst

Schoten Combinatie centraal en

decentraal

/

Tabel 7: Decentraal of centraal beheersysteem

Page 42: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

36

Een gecentraliseerd beheerssysteem betekent dat de ICT- of communicatiedienst

(webbeheerder) zelf alle aanpassingen doorvoert. Binnen de dienst wordt er iemand

aangesteld als editor, als contactpersoon die de wijzigingen telkens doorgeeft aan de

communicatiedienst. Deze vorm komt voor in gemeenten Schilde en Schoten. In gemeente

Schoten zijn er kenmerken van het decentraal systeem want de editors hebben toegang en

kunnen zaken aanpassen, maar in de praktijk neigt het naar een gecentraliseerd systeem want

alle wijzigingen worden doorgegeven aan de webmaster.

Bij een gedecentraliseerd systeem worden er rechten toegekend aan de webredacteurs via

het CMS. Door die rechten krijgen ze toegang tot onderdelen van de website en doen ze zelf

de inhoudelijke aanpassingen. De eindverantwoordelijkheid ligt nog steeds bij de

communicatiedienst en/of ICT-dienst. Bovendien beheren zij de grijze zone die niet onder een

bepaalde dienst valt en doen ze zelf ook aanpassingen aan de website. Bij het decentrale

beheer bestaan er verschillende gradaties in de case-gemeenten. In gemeente Maldegem en

Roeselare moeten de gewijzigde en nieuwe tekstpagina’s ter controle worden voorgelegd aan

de communicatiedienst. Als de taal- en volledigheidscheck is afgerond, dan is het aan de

communicatiedienst om te valideren en dus live te plaatsen. In stad Oudenaarde hebben de

diensten hierin meer vrijheid. Enkele diensten hebben een eigen deelsites die ze volledig zelf

onderhouden (sportdienst, jeugdhuis, kunstacademie,..). Daarnaast passen de diensten zelf

de productfiches aan en moet men hiervoor niet langs de communicatieambtenaar passeren

voor controle. Ook in Grobbendonk en Genk wordt het onderhoud toevertrouwd aan de

decentrale webredactie en wordt er sporadisch gecontroleerd. Hieronder een overzicht per

gemeente:

Voor- en nadelen beheersysteem Voor beide systemen ondervinden de gemeenten voor- en nadelen. Bij het decentrale

systemen worden er al enkele aanknopingspunten gegeven om die nadelen te vermijden.

Ten eerste de gecentraliseerde aanpak. Een voordeel is dat ze zelf de controle hebben en

ervoor zorgen dat elke pagina op een uniforme manier wordt geschreven en gestructureerd

(interview Schilde en Schoten). Bovendien is er ook het gevoel van geruststelling omdat je zo

Voordelen Nadelen

Uniforme aanpak en zelfde schrijfstijl Verantwoordelijkheid rust op één persoon

Overzicht behouden Tijdrovend

Tabel 8: Voor- en nadelen centraal beheersysteem

Page 43: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

37

overzicht krijgt van wat er wel en niet is gebeurd. Langs de andere kant worden de

webbeheerders ook verantwoordelijk gehouden en vertrouwen de diensten erop dat zaken

meteen worden aangepast (Interview Maldegem en Schoten). Een tweede nadeel is dat het

heel tijdrovend is voor de webmaster om alles zelf aan te passen (interview Maldegem,

Schoten, Schilde en Genk).

Tijdens de interviews kwamen er ook voor- en nadelen terug over het decentrale systeem. Een

eerste voordeel bij het decentrale systeem is dat de diensten zo voeling krijgen met de website

en zich betrokken voelen. Hierdoor wordt de website eerder beschouwd als een instrument

van de volledige organisatie en niet enkel van de communicatiedienst (interview Maldegem en

Genk). Een ander voordeel is dat diensten zelf goed op de hoogte zijn van de inhoudelijke

zaken die moeten worden aangepast of wetgeving die is gewijzigd.

Een eerste nadeel van het decentrale systeem is dat de eindverantwoordelijkheden moeilijk

een zicht krijgen op wie er aanpassingen doet aan de website. De log-ins worden onderling

doorgegeven waardoor het aantal personen snel oploopt en de webbeheerders daar geen

controle meer over hebben. Bovendien ontstaan er binnen de dienst ook misverstanden omdat

er geen duidelijke taakverdeling is tussen de betrokkenen. Situaties zoals “de ander zal het

wel gedaan hebben” komen hierbij regelmatig terug. Zowel in Maldegem als in Genk willen ze

het aantal webredacteurs inperken zodat de website door een eerder beperkte groep wordt

beheerd en de kwaliteit van de website kan worden gegarandeerd.

Een tweede nadeel is dat het veel energie vraagt van de webbeheerders om de diensten aan

te sporen voor hun aanpassingen te doen en om ze te overtuigen van een gebruiksvriendelijke

aanpak (werken volgens thema en niet volgens dienst, gepast taalgebruik,..). Bij de

gemeenten kwam telkens terug dat de ene dienst een betere leerling is dan de ander. Het is

vooral afhankelijk van persoon tot persoon, de ene hecht veel belang aan de website terwijl

de ander dat eerder als een bijzaak ziet (interview in Roeselare, Genk en Maldegem). Een

reactie die hier dan uit voortvloeit is dat de webbeheerders terug zullen neigen naar een eerder

gecentraliseerd systeem waarbij de taak wordt overgenomen van de diensten. Volgend citaat

uit het interview in Schoten vat dit goed samen: “Ik moest die sowieso nalezen en het was voor

Voordelen Nadelen

Draagvlak Gebrek aan overzicht

Inhoudelijke kennis Continu proces om diensten aan te sporen

Tabel 9: Voor- en nadelen decentraal beheersysteem

Page 44: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

38

mij meer werk om het na te lezen dan effectief te zeggen van: stuur het maar naar mij door.

Dan kan ik het naar mijn hand zetten, naar de stijl die we hanteren naar de website”.

De case-gemeenten passen verschillende technieken toe om deze nadelen in te perken. Ze

kunnen deels worden verholpen door regelmatig een opfrissingscursus te geven over zowel

het technische als het inhoudelijke gedeelte. Als er binnen de diensten een verloop van

personeel is, geldt het principe van train the trainer, maar is de korte toelichting onvoldoende

om het systeem voldoende te beheersen. In Maldegem moet de communicatieambtenaar

regelmatig terugkoppelen naar de diensten omdat ze niet alle aspecten hebben ingevuld.

Daarnaast wordt ze ook regelmatig opgebeld door diensten waar het niet lukt om een pagina

aan te passen doordat men het systeem niet kent. Naast de technische is een inhoudelijke

opfrissingscursus ook van belang, er moet continu op worden gehamerd dat de website ten

behoeve moet staan van de burger en niet dienstgericht kan worden ingevuld. De

communicatieambtenaar kan bijvoorbeeld de webredacteurs samenbrengen en de

belangrijkste elementen van usability meegeven (naar voorbeeld van stad Genk).

Daarop aansluitend is het aangeraden om regelmatig een overleg te organiseren met de

verantwoordelijke editors of webredacteurs per dienst (zie tabel 7 en punt 4.4.3). Hierin kunnen

problemen of bezorgdheden worden aangehaald en ideeën worden uitgewisseld. Bovendien

wordt men via het overleg herinnerd om tekstpagina’s actueel te houden en te schrijven met

een gepaste stijl. In enkele gemeenten bestaat dit overleg al en heeft het zijn nut al bewezen

(interview in Schilde en Genk).

Een derde mogelijkheid is ervoor zorgen dat binnen de diensten, de taak wordt doorgegeven

aan iemand die daar enige voeling voor heeft en mee is in het verhaal over gebruikersgerichte

dienstverlening.

4.2.3.2 GEBRUIK EN VERHOUDING TOT ANDERE KANALEN

Een bijkomend inzicht met betrekking tot het beheer van de website is het effectieve gebruik

van de elektronische dienstverlening en de mate waarin gemeenten daar zicht op hebben. Als

het gaat om gebruikersgerichte e-dienstverlening, moet er ook worden gekeken naar het

volledige plaatje van overheidsdienstverlening.

Via webstatistieken en andere transactiegegevens zien de webbeheerders telkens hoeveel

mensen er gebruik maken van de website. Het moeilijke schuilt erin om die data te

interpreteren, zijn dat nu veel bezoekers of niet? Moeten we tevreden zijn of niet? Ze zien het

Page 45: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

39

gebruik wel stijgen in vergelijking met vroeger, maar weten niet of ze er goed voor staan of

niet. De oefening die gemeenten kunnen maken, is kijken naar de verhouding tussen het

gebruik van de website en andere (digitale) kanalen. Zijn er effectief minder informatieve

telefoontjes naar de diensten dan voordien? Is er een verschil te merken in de

transactiegegevens, worden attesten nu veel meer online aangevraagd dan aan het loket?

Daarnaast wordt er ook maar in beperkte mate gekeken wat de effecten zijn van acties en

campagnes. De resultaten worden ad hoc opgevolgd, maar niet op een systematische manier.

Als er bijvoorbeeld een nieuwsbrief of persbericht werd uitgestuurd, wordt er af en toe gekeken

hoeveel personen er kort daarna op de website komen (interview in Schilde en Maldgem). Een

ander voorbeeld is dat gemeenten Maldegem en Oudenaarde beide een filmpje op de website

hebben geplaatst om de burgers te ondersteunen tijdens de online afname van diensten. Na

de lancering werd amper opgevolgd hoeveel keer het filmpje werd bekeken.

4.3 PRINCIPES GEBRUIKERSGERICHTE ELEKTRONISCHE DIENSTVERLENING

In het theoretisch kader werd citizen-centered e-government gedefinieerd aan de hand van

zeven principes. Op basis van deze kenmerken kon achterhaald worden in welke mate en hoe

gemeenten de gebruiker centraal stellen bij de ontwikkeling van elektronische dienstverlening.

Zoals eerder omschreven zijn deze principes niet eindig, maar geven ze wel een indicatie.

4.3.1 BEHOEFTEN EN VERWACHTINGEN ALS UITGANGSPUNT

De behoeften en verwachtingen kennen van de toekomstige gebruikers, kan worden

beschouwd als de kern van het citizen-centered paradigma (Bertot & Jaeger, 2010). In de

literatuur werd het onderscheid gemaakt tussen technische en informatiebehoeften.

Informatiebehoeften

Op vlak van de informatiebehoeften kon worden vastgesteld dat de case-gemeenten daar

effectief belang aan hechten. Voordat de projectleiders rond de designtafel gingen zitten,

leerden ze eerst de gebruiker kennen (zie 4.2.2.1) De twee meest voorkomende vormen zijn

het behoefteonderzoek zelf en de webstatistieken (zie 4.3.2.1). Vooraleer men begon aan de

opbouw van de nieuwe website, hebben vijf van de zeven gemeenten een behoefteonderzoek

of taakanalyse uitgevoerd. Gemeente Grobbendonk en stad Oudenaarde hebben de burgers

niet rechtstreeks betrokken, maar hebben vooraf wel een analyse uitgevoerd op de

webstatistieken van de vorige website. De gebruikersonderzoeken belichtten waar de burgers

Page 46: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

40

naar op zoek zijn, wie ze zijn en waar ze tegenaan lopen. De resultaten vormden de kapstok

voor de nieuwe website. Hierdoor kwamen openingsuren, recyclagepark, contactgegevens en

productfiches centraal te staan op de websites en kwamen nieuwsberichten of informatie over

het bestuur meer op de achtergrond te staan. Niet enkel tijdens het ontwikkelingsproces maar

ook na de lancering blijven gemeenten de informatiebehoeften actualiseren met behulp van

gebruikersonderzoek (zie 4.3.2.1).

Als de vergelijking tussen de gemeenten werd gemaakt, valt op dat twee case-gemeenten

extra veel belang hebben gehecht aan de behoeften en verwachtingen van de burger. Naast

het behoefteonderzoek, heeft gemeente Schilde ook een rondvraag gedaan op het

inwonerspanel en hebben ze diensten laten turven waarom burgers belden (zie 4.3.2.1). In

Genk heeft men vooraf een usability test georganiseerd op de huidige website. De resultaten

werden gebruikt voor de opmaak van de eerste structuur. De factoren die hier een mogelijke

verklaring voor kunnen zijn worden besproken onder het punt 4.4.2.

Tijdens de interviews werd het nut van de behoefteonderzoeken wel in vraag gesteld. Is het

effectief wel nodig om voor de eigen burgers de behoeften en verwachtingen in kaart te

brengen? Voor stad Oudenaarde volstond het bijvoorbeeld om zich voor de structuur te

baseren op andere gemeentewebsites en zo de toptaken naar voren te schuiven op de

homepagina1. Om die reden was er ook onvoldoende draagvlak bij het bestuur en de secretaris

om een behoefteonderzoek of taakanalyse uit te voeren. Er werd wel rekening gehouden met

google analytics, maar de burger werd niet rechtstreeks betrokken. De redenering erachter is

dat gemeentelijke dienstverlening gelijk is over heel Vlaanderen en dat burgers

hoogstwaarschijnlijk op zoek zijn naar gelijkaardige zaken op de website zoals de

openingsuren en contactgegevens. Volgend citaat van het interview in Schoten maakt dit

duidelijk: “Elke burger zoekt elk binnen elke gemeente hetzelfde. Dus de bevraging had zijn

nut maar om heel eerlijk te zijn, hadden we ook gekeken naar de drie recentste websites

hadden we dezelfde gehad. Gemeente Schoten heeft uiteindelijk toch een behoefteonderzoek

georganiseerd omdat men het belangrijk vond om te horen van de eigen burgers waarom ze

naar de website komen. Daar werd aan toegevoegd dat dergelijk behoefteonderzoek ook een

teken is naar de burger dat er binnen de gemeente rekening wordt gehouden met hun wensen

en behoeften.

1 Bij gemeente Grobbendonk was de huidige website nog maar enkele jaren vernieuwd en

vertrouwde men nog op de inzichten van toen.

Page 47: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

41

Technische behoeften

Als het op de technische behoeften neerkomt, dus met betrekking tot de fysieke toegang tot

het internet en de digitale vaardigheden van burgers, hebben de case-gemeenten minder

voeling. Als de vraag werd gesteld of ze binnen de gemeente zicht hebben op hoeveel

inwoners er toegang hebben tot het internet, werd er een negatief antwoord gegeven. Wat er

wel voorkomt in gemeente Grobbendonk en Schilde zijn computerlessen voor senioren en

andere doelgroepen die worden georganiseerd door de bibliotheek. Al worden deze niet

georganiseerd met het idee om zo meer mensen te kunnen bereiken via het digitale kanaal.

4.3.2 METEN IS WETEN: GEBRUIKERSONDERZOEK

Een ander principe voor gebruikersgerichte e-dienstverlening was “betrek de burger”. De

verkennende gesprekken met onderzoekers lieten uitschijnen dat Vlaamse gemeenten amper

beroep doen op de gebruiker tijdens de ontwikkeling van e-dienstverlening. Tijdens de

dataverzameling werd al snel duidelijk dat deze verwachting niet bleek te kloppen.

In dit onderdeel komt er een beschrijving van de gebruikersonderzoeken die de gemeenten

hebben afgenomen waarbij de burgers (on)rechtstreeks werden betrokken. Vervolgens

worden ook andere methodes toegelicht waar dat niet zo was, maar die wel van belang zijn

geweest voor de opmaak van een gebruikersgerichte website. Tussendoor worden er ook

enkele kritische reflecties gemaakt.

4.3.2.1 GEBRUIKERSONDERZOEK MET INPUT VAN BURGERS Als eerste de gebruikersonderzoeken waar de burgers deel van uitmaakten. Een

gebruikersonderzoek is in dit opzicht alle soorten onderzoek die steunt op input van de burger.

Dit betekent niet dat de burger rechtstreeks moet worden betrokken, ook onrechtstreekse

benaderingen worden meegeteld. Vooraleer er wordt overgegaan naar de onderzoeken die de

case-gemeenten effectief hebben uitgevoerd, eerst een woordje over de vormen die de

eindmeet niet hebben gehaald.

Gemeente Maldegem en Schoten hadden beide de intentie om verschillende soorten

gebruikersonderzoek uit te voeren. In de eerste gemeente had men ook het idee om card

sorting en een tweede toptaken analyse uit te voeren. Bij gemeente Schoten waren de eerste

stappen gezet naar een inwonerspanel. Bij het eerste behoefteonderzoek heeft men gepolst

naar de bereidheid van de deelnemers om deel uit te maken van een referentiegroep. Voor

beide gemeenten was een gebrek aan tijd hiervoor de hoofdreden, zie ook punt 4.4.2.

Page 48: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

42

Bovendien had men in gemeente Schoten ook schrik dat het vertraging zou opleveren en de

structuur op de helling zou zetten.

Tabel 10 is een overzicht van de afgewerkte gebruikersonderzoeken. Er wordt hierbij een

onderscheid gemaakt tussen fase en intensiteit2. Opmerkelijk is dat de vorm persona’s vaak

in de literatuur werd vermeld, maar niet worden gebruikt bij de gemeenten. In onderstaande

lijst komen er enkele methodes voor die niet in het theoretisch kader werden opgenomen, deze

worden eerst toegelicht:

• Een eerste is de eye tracking die in Roeselare werd uitgevoerd. Bij deze methode

moesten gebruikers enkele taken uitvoeren en werden de oogbewegingen

geregistreerd. De personen die observeerden trokken hieruit hun conclusies. In

Roeselare gebeurde dit nadat er samen met de consultant een eerste structuur was

uitgewerkt.

• Een tweede vorm van onderzoek is “input van de medewerkers”. Dit houdt in dat

dienstmedewerkers informatie doorgeven aan de webmaster. Zo heeft men in

gemeente Schilde gevraagd aan de dienstmedewerkers om twee maanden bij te

houden waarvoor burgers belden, dit was om zicht te krijgen op de informatiebehoeften

van de burger en hoe men de burger daarin verder zou kunnen helpen. Andere

voorbeelden zijn wanneer medewerkers een klacht ontvangen van een burger en ze

dit doorspelen aan de webmaster

• Vervolgens is er het inwonerspanel van gemeente Schilde. De groep komt

driemaandelijks samen, tijdens de vergaderingen worden de thema’s besproken

waaraan de gemeente op dat moment aan het werken is. Tijdens de ontwikkeling van

de website werd het panel telkens betrokken en konden ze hun feedback geven

.

• Screening houdt in dat de gebruikers vrij door de website mogen scrollen zonder dat

ze hiervoor een bepaalde taak opgelegd kregen. Nadeel aan deze methode is dat

burgers niet weten op wat ze horen te letten en er vaak feedback terugkomt zoals “het

is een mooie website”. Om die reden is het misschien beter de burgers bepaalde taken

te laten uitvoeren zodat ze gericht feedback kunnen geven over bijvoorbeeld een link

die niet werkt of een product dat men niet meteen terugvindt.

2 Fase: gebruiker leren kennen, ontwerp, testen en onderhoud;

intensiteit: onrechtstreeks, informatief, consultatief of participatief

Page 49: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

43

• Een laatste vorm zijn de globale communicatieonderzoeken. Dit zijn

tevredenheidsbevragingen bij de burger voor alle communicatiekanalen. Als belangrijk

kanaal maakt de website hier deel van uit en komen er nuttige zaken naar boven. In

gemeente Schilde kwam de website naar voren als één van de belangrijkste

communicatiekanalen, als reactie is men sterker gaan inzetten op de website en was

het een stimulans op de website te vernieuwen. Op basis van het

communicatieonderzoek in Roeselare kwam men bijvoorbeeld te weten dat er beter

wordt ingezet op één website in plaats van vier verschillende deelwebsites.

Zoals de grootte van de tabel het al doet uitschijnen, werden er bij de gemeenten meerdere

gebruikersonderzoek ingezet. Naar intensiteit toe gaat het globaal gezien voornamelijk om

consultatieve vormen waarbij de burgers hun mening kunnen geven over de website. Zoals bij

klanttevredenheidsonderzoeken en meldingsformulieren. Bij de informatieve vormen zoals de

taakanalyses wordt er gevraagd aan de burgers waarvoor ze naar de website komen en tot

welke doelgroep ze behoren. De participatieve variant kwam maar een keer voor in de vorm

van het inwonerspanel bij gemeente Schilde. Bij onrechtstreekse vormen wordt de burger niet

bevraagd, maar wordt er gebaseerd op transactiegegevens of ervaringen van medewerkers.

De tabel maakt duidelijk dat dezelfde gebruikersonderzoeken op verschillende momenten in

het proces kunnen worden ingezet. De gemeenten grijpen vooral naar gebruikersonderzoeken

tijdens de voorstudie en het onderhoud van de website. De eerste om richting te kunnen geven

aan het ontwerp en de tweede om te controleren of men nog steeds op het juiste spoor zit.

De vormen die de meeste gemeenten inzetten zijn enerzijds de behoefteonderzoeken. Aan de

start van het proces wordt er nagegaan waarom de burger langskomt op de website en wat

hun verwachtingen zijn. Anderzijds maken alle gemeenten gebruik van op Google Analytics.

Tijdens de ontwikkeling zijn de webstatistieken een continue bron van informatie. Zo zien ze

het aantal bezoekers, de bounce rate, via welke kanalen de burgers instromen, welke

zoektermen er worden ingegeven, enz. Beide vormen zijn manieren om de gebruiker beter te

leren kennen en zicht te krijgen op hun informatiebehoeften (zie 4.3.1).

Page 50: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

44

Onderzoek Gemeente Fase Intensiteit

Behoefteonderzoek

/taakanalyse

Maldegem, Schoten,

Roeselare, Schilde en

Genk

Gebruiker leren kennen

(voorstudie)

Informatief

Eye tracking Roeselare Ontwerp Informatief

Input medewerkers

Schilde Gebruiker leren kennen

(voorstudie)

Onrechtstreeks

Maldegem, Schoten en

Oudenaarde

Onderhoud Onrechtstreeks

Inwonerspanel

Schilde Gebruiker leren kennen

(voorstudie), ontwerp

en testfase

Participatief

Klacht- en/of

meldingsformulier

Maldegem, Schoten en

Schilde

Onderhoud Consultatief

Klanttevredenheids-

onderzoek

Roeselare en

Oudenaarde

Onderhoud Consultatief

Screening Schoten en Roeselare Testfase Consultatief

Thinking aloud

/usability test

Genk Gebruiker leren kennen

(voorstudie)

Informatief/cons

ultatief

Schilde, Maldegem en

Roeselare

Testfase Informatief/cons

ultatief

Webstatistieken

Genk, Oudenaarde,

Roeselare en

Grobbendonk

Gebruiker leren kennen

(voorstudie)

Onrechtstreeks

Schoten, Oudenaarde,

Genk, Roeselare,

Schilde en

Grobbendonk

Onderhoud Onrechtstreeks

Globaal

(communicatie)onderzoek

Genk, Schoten,

Oudenaarde (nabije

toekomst), Roeselare

en Schilde

Onderhoud Consultatief

Tabel 10: Gebruikersonderzoeken met input van burger

Page 51: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

45

4.3.2.2 GEBRUIKERSONDERZOEK ZONDER INPUT VAN BURGERS Zoals eerder omschreven hoort de burger rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken te worden

om van een gebruikersonderzoek te kunnen spreken. Bij de case-gemeenten kwamen er ook

onderzoeken voor waarbij de input van de burger niet werden gevraagd, maar die wel

noemenswaardig zijn om te vermelden (zie tabel 11).

Een korte toelichting van de verschillende vormen:

• In deze context betekent benchmark dat er een vergelijking wordt gemaakt met andere

gemeentewebsites in Vlaanderen of in het buitenland. Elke case-gemeente is op die

manier tewerk gegaan en heeft inspiratie gehaald uit websites van andere gemeenten

(zie 4.2.2.2). De tabel toont ook aan dat dit in verschillende fases van het

ontwikkelingsproces kan worden ingezet. Zowel tijdens het voorbereidend luik als de

uitbouw van de structuur, maar ook bij het onderhoud.

• Een expert review houdt in dat een usability-expert de website bekijkt en tips aanreikt

hoe het beter kan. Zowel in Roeselare als in Genk gebeurde dit door een consultant

dat ze hadden ingeschakeld.

• De laatste vorm zijn de interne bevragingen en overleggen met de diensten zelf (zie

4.2.2.2). In Roeselare zet men ondertussen terug stappen om de structuur van de

website aan te passen, hiervoor gaat men in overleg met de diensten om te weten wat

hun zicht is daarop.

Onderzoek Gemeente Fase

Benchmark Genk, Maldegem, Schoten, Schilde Voorstudie

Schoten, Oudenaarde, Grobbendonk Ontwerp (structuur met

webbouwer)

Roeselare Onderhoud

Expert review Roeselare, Genk Voorstudie

Overleg diensten Roeselare, Grobbendonk, Maldegem,

Schoten, Oudenaarde en Genk

Voorstudie

Grobbendonk, Oudenaarde, Maldegem, Genk

en Schilde

Ontwerp

Oudenaarde, Schoten, Maldegem, Schoten en

Grobbendonk

Testfase

Tabel 11: Gebruikersonderzoek zonder input van burgers

Page 52: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

46

4.3.3 VOORONDERSTELLINGEN

Het derde principe heeft betrekking op aannames en vooronderstellingen. In het theoretisch

kader werd omschreven dat webbeheerders en –ontwikkelaars beter niet afgaan op hun

persoonlijke ervaringen en preferenties. Personen binnen de ICT- en communicatiedienst zijn

zo sterk bezig rond elektronische dienstverlening waardoor ze een voorsprong hebben op een

doorsnee burger. De projectleiders erkennen dat ook en tijdens de interviews kwam het dan

ook enkele keren spontaan naar boven. Niet onbelangrijk, hier werd niet nadrukkelijk naar

gevraagd. Dit kan het best worden geïllustreerd door een aantal citaten (zie tabel 12).

Om die reden zetten de gemeenten ook in op gebruikersonderzoek om te toetsen wat zij

denken, of dat wel effectief klopt en hoe de burger daarnaar kijkt (interview Maldegem, Schilde

en Schoten). Naast het betrekken van de burger, proberen ze dat ook te verhelpen door intern

een rondvraag te doen bij de diensten en het bestuur (zie tabel 11).

Genk “Soms hebben we, soms denken we dat we de waarheid alleen maar in pacht

hebben en dat is natuurlijk niet altijd zo”

“Wij gaan ervan uit dat mensen dagelijks op onze website zitten dat is niet zo”

Maldegem “Ja je mag ook niet uitgaan van waar je zit of dat nog altijd het goede is want ja”

“Ja je kijkt erover hé, soms zie je het niet meer. Allé voor jou is het duidelijk maar

voor een..”

“Ja we zitten zodanig.. misschien focussen we meer op één ding maar is net het

andere dat dan niet duidelijk genoeg is of een stap eerder of een stap later uhm”

Schoten “Ja maar ik.. ik kan het niet doen natuurlijk. Ik ken de website van binnen en van

buiten. Als ik iets moet opzoeken weet ik perfect welke zoektermen ik moet

invoegen”

“Ik denk ook we zitten hier met een communicatiedienst met allemaal jonge

mensen, dat is ook maar een bepaald deel van de Schotense bevolking en mijn

reflecties ook effectief om op google in te tikken”

Oudenaarde “Uhm ja voor de.. voor de inwoners of de bezoeker kan ik het misschien niet altijd

even goed inschatten omdat ik daar al veel mee bezig geweest ben”

Tabel 12: Citaten bewustwording vooronderstellingen

Niettemin komt het nog steeds voor dat webbeheerders vertrouwen op hun eigen positie en

ideeën over de burger. Een gekend voorbeeld is de veronderstelling dat de navigatiestructuur

amper wordt gebruikt en dat het merendeel van de burgers zoekt via de zoekbalk of via een

Page 53: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

47

zoekmachine. Als ze vervolgens naar de webstatistieken kijken, zien ze echter aan dat de

navigatiestructuur belangrijk blijft en dat burgers nog steeds klikken doorheen de website om

hun taak te vervullen. Door in te zetten op gebruikersonderzoeken in allerlei vormen, worden

dergelijke aannames tegengesproken of eventueel bevestigd. Zowel in Schoten als in

Grobbendonk hebben ze op basis van webstatistieken hun mening kunnen bijstellen.

4.3.4 FUNCTIONALITY EN USABILITY

Het vierde principe gaat over de aandacht die gemeenten hebben voor de functionality en

usability van hun websites. De eerdere punten in de analyse hebben al aangetoond dat

usability het vertrekpunt is voor de gemeenten (zie 4.2.2.2). De burger zo snel en goed

mogelijk proberen te begeleiden naar wat ze zoeken op de website, dat is het streefdoel. Zowel

tijdens de interviews als in de bestekken voor de webbouwer kwam het uitgangspunt

regelmatig terug. In dit onderzoek kan er enkel worden uitgegaan van wat gemeenten hebben

gedaan met betrekking tot usability en kan er niet worden gekeken of de website daar ook

effectief aan beantwoordt (zie punt 7). De studie naar gebruiksvriendelijke gemeentewebsites

van Het Nieuwsblad is hiervoor een goed alternatief.

De projectleiders kregen op drie manieren voeling met het concept en hoe een website best

wordt gestructureerd. Met behulp van een presentatie of opleidingen leerden gemeente

Schilde, Genk, Roeselare Grobbendonk en Oudenaarde de knepen van het vak. Bovendien

hebben de eerste drie gemeenten ook een screening van de vorige website laten uitvoeren

door een consultant. Dit houdt in dat de consultant de vorige website analyseerde op

gebruiksvriendelijkheid en tips gaf hoe het beter kon. Voor die gemeenten waren dat telkens

eyeopeners en stimuleerde hen dat om de gebruikersbril op te zetten. Een derde aanpak rond

usability waren de testen met de burgers en de eyetracking (zie 4.3.2.1). Doordat de

eindgebruikers op een testversie of de bestaande website een bepaalde taak moesten

uitvoerden, konden de ontwikkelaars meekijken hoe ze tewerk gingen. Dit leidde tot

verschillende inzichten zoals de positie van de tekstblokken of logica van de

navigatiestructuur.

Het tweede punt is de functionality van de website. Tijdens de testfase werden technische

fouten op voorhand zoveel mogelijk eruit gepikt (zie 4.2.2.3). Ook kort na de lancering kwamen

er regelmatig zaken aan het licht en moest er worden teruggekoppeld naar de leverancier

(interview Oudenaarde, Maldegem,..). Als er vandaag problemen opduiken kunnen de burgers

bij alle gemeenten via een algemeen formulier daar melding van maken. Bij gemeente

Page 54: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

48

Oudenaarde verschijnt er bij foutmeldingen bijvoorbeeld ook een pop-up bericht met

contactgegevens en kunnen de burgers de verantwoordelijke om hulp vragen.

4.3.5 WEBTOEGANKELIJKHEID

Als vijfde principe kan webtoegankelijkheid worden opgesplitst in drie onderdelen: toegankelijk

voor mindervaliden en anderstaligen, responsive design (tablet en smartphones) en

vindbaarheid van de website bij zoekmachines (zie 2.3.1.4). Bij de case-gemeenten werd in

deze context gesproken over het AnySurfer label. Het kwaliteitslabel heeft een checklist

opgemaakt waaraan een website moet voldoen om zichzelf toegankelijk te kunnen noemen

(Anysurfer, 2017). In de bestekken dat we konden inkijken, wordt er telkens vermeld dat ofwel

de website moet voldoen aan het AnySurfer label, ofwel dat ze een toegankelijke website

wensen. Bij gemeente Schoten kon uit het interview worden afgeleid dat ze het label kennen

en rekening hebben gehouden met de checklist, of toch enigszins hebben overwogen.

Voorleesfunctie Meertalig Responsive

Genk - Ja Ja

Grobbendonk - - Ja

Maldegem - - Ja

Oudenaarde - - Ja

Roeselare Ja - Ja

Schilde - - Ja

Schoten - - Ja

Tabel 13: Webtoegankelijkheid bij case-gemeenten

In de praktijk blijkt die webtoegankelijkheid toch nog niet op punt te staan. Elke website heeft

wel een responsive design3, maar de maatregelen met betrekking tot mindervaliden en

anderstaligen zijn beperkt. Met betrekking tot een voorleesfunctie voor slechtzienden

(ReadSpeaker), hebben gemeenten Schoten, Schilde, Maldegem, Grobbendonk en stad Genk

het overwogen maar daar bewust niet voor gekozen. De achterliggende motivatie was, dat

slechtzienden al softwareprogramma’s hebben waarin deze functies zijn verwerkt. In stad

Roeselare hebben ze de voorleesfunctie wel geïntroduceerd. Deze werd een jaar na lancering

van de website ingeroepen op aandringen van de strategische cel binnen de stad. Bij stad

Oudenaarde maakte het AnySurfer label deel uit van het bestek, maar werd daar verder niet

op ingespeeld. Een website in meerdere talen komt enkel voor bij stad Genk. De andere cases

3 De huidige website van stad Genk staat dit niet op punt, voor de nieuwe website zal dat wel

zo zijn.

Page 55: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

49

beschouwden het als onhaalbaar door de vele tijd die erin kruipt in verhouding met de

capaciteit van de communicatiedienst. Met betrekking tot grotere lettertypes hebben zowel

stad Genk als Roeselare deze functie geïntegreerd in de website (zie tabel 13).

4.3.6 ITERATIEF PROCES

Het feit dat de ontwikkeling en het beheer van een website een iteratief proces is, met veel

terugkoppeling en ontwerp-design-evaluatie cyclussen kan ondertussen worden bevestigd.

Continu gebeuren er aanpassingen en moeten de gemeenten inspelen op de ontwikkelingen

van het moment. Dagelijks worden er wijzigingen doorgevoerd en ook na de lancering

monitoren gemeenten de website met behulp van allerlei (gebruikers)onderzoeken (zie punten

4.3.2.1).

4.3.7 COMMUNICATIE EN KANAALVERLEIDING

De literatuurstudie toonde reeds aan dat de vraag naar elektronische dienstverlening het

aanbod niet automatisch volgt. Er is om die reden een impuls nodig die de burgers op de

hoogte brengt. Die prikkels vanuit het gemeentebestuur kwamen slechts in enkele case-

gemeenten voor.

In stad Genk heeft men een campagne op poten gezet met de slogan “klik, bel, kom”. Hiermee

willen ze burgers aansporen om informatie eerst te zoeken op de website, daarna te bellen en

ten slotte pas naar het balieplein te komen. In Roeselare wordt er momenteel ook gewerkt aan

een campagne rond digitale dienstverlening. Bij gemeente Schilde hebben ze dat bewust niet

gedaan: “Denk dat dat ook allemaal een beetje een vanzelfsprekendheid is en dat je niet moet

extra communicatie creëren waar dat voor 99% van de mensen overlast is”. Ook in

Grobbendonk kiest men daar bewust niet voor: “voor echt een actieve campagne te doen om

echt mensen naar de website te krijgen, daar denk ik dat we in se te veel of genoeg gebruikers

hebben om dat niet gaan te doen.

Wat er wel gebeurt binnen de gemeenten is dat de website via andere kanalen in de kijker

wordt gezet. Als er bijvoorbeeld mensen langskomen aan het loket of er wordt gebeld, zullen

de medewerkers hen vertellen dat ze het ook online kunnen aanvragen of nakijken (interview

in Grobbendonk en Schilde). Ook via gedrukte communicatie wordt de boodschap

overgebracht. In Roeselare werd er een persbericht gelanceerd om de burgers op de hoogte

te brengen over de uitbreiding van het online aanbod. Bij gemeente Grobbendonk wordt er in

het gemeentemagazine telkens bij elk bericht de link geplaatst van de bijhorende pagina op

de website. Diezelfde techniek wordt ook gebruikt op de sociale media. Als burgers

Page 56: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

50

nieuwsberichten willen lezen, worden ze automatisch doorverwezen naar de website

(interview in Grobbendonk en Schoten).

4.4 BEÏNVLOEDENDE FACTOREN

In het laatste gedeelte van deze analyse wordt er gekeken naar de beïnvloedende factoren.

Meer bepaald die factoren die een invloed hebben op de mate waarin een gemeente zijn

website gebruikersgericht kan opstellen. Er wordt stilgestaan bij de factoren die terugkwamen

in het theoretisch kader en in welke mate deze van toepassing zijn op de Vlaamse context.

Vervolgens worden er nog een extra factor toegevoegd namelijk de relatie met de leverancier.

4.4.1 PROJECTPLAN

De eerste factor die terugkwam in de literatuur was het hebben van een projectplan met een

duidelijke visie over de website. Bij de case-gemeenten bleek dat geen doorslaggevende

factor te zijn. Enkel bij gemeente Roeselare en stad Genk gebruikten ze een neergeschreven

visie of plan. De andere gemeenten hadden wel voor ogen waar men naartoe wilde, maar dat

werd niet nadrukkelijk gedocumenteerd. In verslagen of presentaties werden het uitgangspunt

en de planning wel meegegeven, maar niet in de vorm zoals bij de steden Genk en Roeselare.

De planning en de visie hebben geholpen bij de twee cases, in die zin dat het ervoor heeft

gezorgd dat ze een duidelijke richting uitgingen en wisten wat op hun af zou komen. Het

projectplan heeft echter niet geleid tot een website die in vergelijking met de andere cases

meer vanuit het gebruikersperspectief werd ontwikkeld. De andere cases gingen ook uit van

de behoeften en verwachtingen van de burger, betrokken de burger, hielden rekening met

webtoegankelijkheid, usability, enz.

4.4.2 POLITIEKE BETROKKENHEID

Eerder in de analyse werd al aangehaald dat de startbeslissing voor een nieuwe website voor

vijf van de zeven gevallen vanuit de diensten kwam. Daarbij werd ook vermeld dat het bestuur

vlot meeging in dat verhaal. De betrokkenheid en steun van de politiek zijn bepalend voor

verschillende redenen. Vervolgens worden ook enkele hulpmiddelen aangereikt die het

draagvlak kunnen vergroten. Ten slotte wordt er stilgestaan bij hoe die betrokkenheid invulling

krijgt

Page 57: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

51

Redenen voor beïnvloedende kracht

Het bestuur en het hoger management nemen de eindbeslissing en bepalen hoeveel budget

er kan worden vrijgemaakt. Enerzijds het budget: voor de aanbesteding van de webbouwer

en/of consultancy, als voor de financiering van extra personeel (zie 4.4.4). Bij de gemeenten

gaf dit geen problemen en was er reeds budget voorzien voor digitale dienstverlening.

Anderzijds moet men er ook de tijd, capaciteit en ruimte voor krijgen om het proces te kunnen

doorlopen. Als het bestuur (te) veel druk uitoefende op de projectleiders om de website te

lanceren, dan werden de testfase en het aantal gebruikersonderzoeken ingeperkt (interview in

Schoten, Oudenaarde, Genk en Maldegem). Volgende quote illustreert dat voor de testfase in

Maldegem: “Ja en politiek gezien ook.. Ze willen ook naar buitenkomen als ze al een anderhalf

jaar aankondigen: er komt een nieuwe site (…) en was er ook gezegd van kijk dat is de datum

van lanceren. Ja dan hebben wij nog serieus doorgedaan om toch tegen de datum.. wat is er

nu belangrijk, wat moet er zeker in orde zijn. Dan bepaalde maanden na de lancering weet ik,

ik heb nog heel veel zaken ook inhoudelijk veranderd en had ik toen wel al redelijk wat punten

technisch”. Het zijn net de gebruikersonderzoeken en de testfase die ervoor zorgen dat de

website is afgestemd op de behoeften van de burger en die de aanpassingen achteraf

inperken (zie 4.2.2.3 en 4.3.4).

Een derde aspect is het draagvlak voor gebruikersonderzoeken. In stad Oudenaarde was die

bereidheid er niet, waardoor er tijdens het ontwikkelingsproces, met uitzondering van de

webstatistieken, geen gebruikersonderzoek werd georganiseerd (zie 4.3.1).

Creatie draagvlak

Om het college te overtuigen van de gebruikersgerichte focus en de nood aan

gebruikersonderzoeken, legde volgens gemeenten Schilde en Grobbendonk de komst van

een externe spreker meer gewicht in de schaal. Een consultant die kan inspireren brengt

volgens de gemeenten een geloofwaardiger verhaal. Volgens de communicatiedienst in stad

Roeselare is het ook een extra stimulans als de uitspraken werden onderbouwd met objectieve

onderzoeksresultaten.

Invulling betrokkenheid

De effectieve betrokkenheid van het bestuur bij de website vertaald zich naar een stand van

zaken op commissievergaderingen of de gemeenteraad. In gemeente Schilde en Maldegem

werden ze ook betrokken tijdens de testfase van de website (zie 4.2.2.3). Achteraf wordt er

ook regelmatig teruggekoppeld naar de gemeenteraad en worden de gebruikscijfers

gepresenteerd (interview en documenten Schilde, Oudenaarde en Schoten).

Page 58: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

52

4.4.3 ORGANISATIESTRUCTUUR

Met betrekking tot de organisatiestructuur kan er voor de cases iets worden gezegd over het

belang van een projectgroep en het beheerssysteem. Een projectgroep is een overlegorgaan

waarnaar tijdens het ontwikkelingsproces geregeld wordt teruggekoppeld over een stand van

zaken of met een prototype. Na de lancering van de website blijft deze groep geregeld

samenkomen. Bij de cases worden ook wel de benamingen “webteam” of

“redactievergadering” gebruikt (4.2.3.1). Deze werkgroepen bestaan uit personen van

verschillende diensten (de webredacteurs) en de projectleider(s). Die projectleiders zijn bij de

case-gemeenten dan het hoofd communicatie en de webmaster, of de

communicatieambtenaar en de ICT-dienst. Hun rol hierin mag niet onderschat worden, de

projectleider moet een persoon zijn met overtuigingskracht en die het been kan stijf houden

waar nodig. Als diensten bijvoorbeeld tijdens de ontwikkeling en onderhoud neigen naar het

dienstenperspectief, is het aan de projectleider om ze te sturen naar het gebruikersperspectief.

Gemeente Maldegem heeft momenteel geen zo’n structuur, maar schoven dit wel naar voor

als een belangrijk aandachtspunt voor in de toekomst. Ook in Roeselare zal er in de nabije

toekomst een projectgroep worden ingeroepen, die regelmatig samenkomt om thema’s met

betrekking tot de website te bespreken. Het nut van een projectgroep werd eerder onder punt

4.2.3.1 aangehaald.

Het tweede punt heeft betrekking op het beheersysteem. De Jong (2016) vond in haar

onderzoek dat het een remmende factor kan zijn als de ontwikkelaars en de usability-expert

niet in dezelfde afdeling zitten (zie 2.3.3.3). Dit valt samen met de discussie over een

gecentraliseerd of gedecentraliseerd beheerssysteem (zie 4.2.3.1). Welke van de twee het

wordt is een afweging die het gemeentebestuur voor zichzelf moet maken. Dit is afhankelijk

van een specifieke context zoals ervaringen in het verleden en persoonlijke voorkeur

4.4.4 CULTUUR VAN DE ORGANISATIE EN MEDEWERKERS

De vierde factor is de organisatiecultuur. Dat blijkt ook bij de case-gemeenten een belangrijk

aspect te zijn. We staan hierbij stil bij het belang van draagvlak en de belangrijke rol die

hiervoor is weggelegd voor de projectleider(s). Vervolgens vergeleken de gemeenten de

opmaak van een website met een evenwichtsoefening. Ten slotte kan er nog iets worden

gezegd over de impact van personeelswissels bij de case-gemeenten.

Page 59: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

53

Draagvlak en belang projectleider

Tijdens het proces worden de diensten ingezet bij het voorbereidende luik, de structuur en het

redactionele luik. Ook tijdens het onderhoud wordt er gerekend op de inbreng van diensten.

Zoals eerder vermeld hangt het van persoon tot persoon en dienst tot dienst af in welke mate

ze de gebruikersgedachte volgen. Als dat draagvlak er is, heeft dat zeker een positief effect

(interview in Genk en Schilde).

De projectleider vervuld hierbij een belangrijke rol door continu medewerkers aan te sporen

en de gebruikersgerichte boodschap over te brengen. Volgend citaat vanuit het interview met

gemeente Grobbendonk illustreert dat: “De trekker in heel dat project is wel heel belangrijk. Er

moet wel iemand verantwoordelijk blijven en zich aangesproken voelen, ook al heeft hij het er

niet opgezet”.

Evenwichtsoefening

Die boodschap overbrengen naar de diensten blijkt niet eenvoudig te zijn. Bij de gemeenten

kwam het verschillende keren terug dat de invulling van de website een moeilijke

evenwichtsoefening is. Het is zoeken naar een balans tussen enerzijds wat het best is voor de

burger en anderzijds de eisen die de diensten stellen. De diensten willen nog steeds hun

eigenheid behouden en om de goede relatie en medewerking te behouden doen de

webbeheerders hier en daar toegevingen (interview Schoten, Grobbendonk, Oudenaarde,

Roeselare en Maldegem).

De webbeheerders zijn er zich van bewust dat er pagina’s op de website staan die niet worden

gelezen door de burger, maar die er zijn op aandringen van de diensten. Daarbovenop komt

ook nog dat een gemeente en meer bepaald het bestuur zich willen profileren via de website.

Volgens de statistieken worden de nieuwsberichten amper geraadpleegd, maar blijven de

gemeenten daarop inzetten omdat ze het belangrijk vinden zich te kunnen uiten naar de burger

en andere bezoekers. De webbeheerders erkennen dat en werken eraan om het

gebruikersperspectief over te brengen naar de diensten. Zoals meerdere gemeenten het

aangaven is het een proces die continu aandacht vereist. Geleidelijk aan zien ze ook dat het

aandringen effect heeft (Interview in Schoten, Grobbendonk en Genk).

Personeelswissel en nieuwe werkkrachten

Een tweede vaststelling was dat de nieuwe website bij de gemeenten Maldegem, Genk,

Oudenaarde en Schoten een scharnierpunt was op vlak van personeel (zie tabel 14). Bij

gemeente Genk en Oudenaarde was er een personeelswissel op de communicatiedienst en

was een van de eerste projecten de nieuwe website. In Maldegem en in Schoten kwam het

Page 60: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

54

nieuwe personeelslid de organisatie vervoegen wanneer men van start ging met het

redactionele luik. Bij gemeente Maldegem was dit een wissel van de communicatieambtenaar,

in gemeente Schoten was het een extra personeelslid die werd aangeworven als webmaster.

Deze nieuwe personeelsleden zorgden telkens voor een frisse blik op de organisatie en op het

ontwikkelingsproces. Zowel in Genk als in Maldegem hadden beide personen al ervaring met

betrekking tot de communicatiedienst van een andere gemeente.

Gemeente Personeelswissel of nieuwe werkkracht

Maldegem Wissel communicatieambtenaar

Genk Wissel webmaster

Oudenaarde Wissel communicatieambtenaar

Schoten Nieuwe werkkracht: webmaster

Tabel 14: Personeelswissels tijdens het ontwikkelingsproces

4.4.5 TECHNOLOGISCHE, MAATSCHAPPELIJKE EN BELEIDSONTWIKKELINGEN

Het vijfde aspect zijn de technologische, sociale en beleidsontwikkelingen in de omgeving die

een invloed hebben op de elektronische dienstverlening. Niet enkel bovengemeentelijke

overheden hebben invloed, ook de technische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben

effect.

Een voorbeeld van een technische ontwikkeling is de introductie van de eGovFlow. De

gemeenten Schilde, Roeselare en Schoten hebben deze software aangekocht waardoor

attesten en documenten automatisch kunnen worden gegenereerd zonder tussenkomst van

de administratie. Hierdoor krijgen de burgers meteen het opgevraagde document in hun

mailbox en worden ze sneller bediend dan voorheen.

Een tweede ontwikkeling verwijst naar de druk die gemeenten ondervinden om

gebruikersgericht te werken vanuit de private sector en de stijgende verwachtingen van de

burgers. De ICT-coördinator van Grobbendonk beschouwt het als een algemene tendens en

ziet dat steeds meer gemeenten focussen op usability.

De beleidsontwikkelingen verwijzen naar het beleid van bovengemeentelijke overheden die

invloed hebben op de gebruikersgerichtheid. Wanneer tijdens de interviews werd gevraagd of

de gemeenten invloed ondervinden van het Radicaal Digitaal programma van Vlaanderen,

konden ze niet meteen plaatsen wat dat inhield. Daarentegen maken de gemeenten wel

gebruik van de interbestuurlijke producten- en dienstencatalogus of laten ze zich daardoor

inspireren. Op vlak van Europese regelgeving staan ze voor de uitdagingen rond de

Page 61: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

55

regelgeving van webtoegankelijkheid en GDPR (zie 2.3.3.5). Momenteel worden daarrond nog

geen maatregelen genomen, maar weten de gemeenten wel wat op hun afkomt (interview in

Roeselare, Genk en Grobbendonk).

4.4.6 RELATIE MET DE LEVERANCIER

Een laatste factor die invloed heeft is de relatie met de leverancier. Als er aanpassingen

moeten gebeuren aan de structuur of er moet een extra module worden toegevoegd, dan

moeten de gemeenten telkens contact opnemen met de webbouwer. Een stroeve relatie met

de leverancier zou tot gevolg kunnen hebben dat de gemeente niet kan inspelen op de

veranderende wensen van de burger. Bij de case-gemeenten is die relatie met de leverancier

stabiel en worden de aangevraagde wijzigingen tijdig doorgevoerd of kan men de extra module

aankopen (interview in Maldegem, Grobbendonk en Oudenaarde).

Stad Roeselare, gemeente Schoten en Schilde hebben bewust gekozen voor Drupal als CMS

en niet een systeem van de leverancier zelf. De motivatie hierachter is dat er zo snel kan

worden overgeschakeld naar een andere leverancier zonder dat ze hiervoor terug van nul

hoeven te beginnen. De case-gemeenten hebben ook telkens gekozen voor een webbouwer

die ervaring heeft op vlak van gemeentewebsites, waarbij de modules al werden ontwikkeld

en die de kennis vanuit andere gemeenten met hen kan delen (interview in Genk en Schoten).

Page 62: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

56

5 CONCLUSIE

Het user-centered denken is overgewaaid uit de private sector en heeft invloed op hoe

overheden kijken naar elektronische dienstverlening. Bij deze denkwijze staan de behoeften

en verwachtingen van de burger of gebruiker centraal tijdens de ontwikkeling van e-

dienstverlening (Bertot & Jaeger, 2010). Hierbij moet er binnen overheden de overgang

worden gemaakt van organisatie-georiënteerd naar burger-georiënteerd. In de literatuur

ontbrak een overzicht van wat het paradigma inhoudt en hoe het invulling krijgt in de praktijk.

Deze masterproef biedt daarop een antwoord.

In het theoretisch kader werd de context geschetst en het paradigma afgebakend. Door de

principes en de beïnvloedende factoren werd er een bril ontwikkeld waarmee er naar de

praktijk kan worden gekeken. Het maakte het paradigma behapbaar en de stap kon worden

gezet naar een empirische analyse. Door middel van interviews en een documentenanalyse,

werd het ontwikkelingsproces en beheer van zeven Vlaamse gemeenten bestudeerd.

Om de eerste deelvraag te kunnen beantwoorden werd het ontwikkelingsproces en

beheersysteem van de case-gemeenten met elkaar vergeleken. De case-gemeenten hebben

telkens een gelijkaardig traject afgelegd om de nieuwe website te bekomen. De verschillen

tussen de gemeenten kwamen vooral terug bij de mate waarin er tussendoor werd

teruggekoppeld naar de diensten en de burgers. Bij de ene gemeenten werd er bij elke stap

feedback gevraagd, terwijl bij de andere gemeenten de nadruk lag op de voorstudie en de

testfase. Het tweede onderdeel was het beheer van de website. Er kon een onderscheid

worden gemaakt tussen een centraal of decentraal beheersysteem. Aan beide manieren zijn

voor- en nadelen verbonden De keuze voor de een of de ander hangt af van persoonlijke

voorkeur en ervaringen uit het verleden. Vijf van de zeven case-gemeenten kozen voor een

decentrale webredactie waarbij de diensten zelf de content aanpassen. De hoofdredenen

hiervoor waren ten eerste omdat gemeentelijke dienstverlening heel divers is en de diensten

hun eigen vak het beste kennen. Ten tweede kan de werklast zo ook worden verdeeld. Ten

slotte werd er een kritische bedenking gemaakt over het inzicht dat de case-gemeenten

hebben over het gebruik van de elektronische dienstverlening en de verhouding tussen de

website en andere dienstverleningskanalen.

Om inzicht te krijgen in de manier waarop gemeenten het gebruikersperspectief integreren

tijdens de ontwikkeling, werd er gebruikgemaakt van de zeven principes uit het theoretisch

kader. De belangrijkste vaststelling is dat de case-gemeenten wel degelijk inzetten op

Page 63: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

57

gebruikersonderzoek en de burger betrekken tijdens de ontwikkeling van de website. Het

behoefteonderzoek en de webstatistieken waren de methodes waar de meeste gemeenten

gebruik van maakten. Het is opvallend dat net deze technieken polsen naar de

informatiebehoeften van de gebruikers, waardoor kan worden geconcludeerd dat de

gemeenten tijdens de ontwikkeling de burger als uitgangspunt nemen. Een tweede vaststelling

die voortvloeit uit de gebruikersonderzoeken, is dat de projectleiders zich wilden distantiëren

van de eigen vooronderstellingen. Om aannames te vermijden, vragen ze naar feedback van

burgers en medewerkers. Daarnaast werden ook andere principes herkend, zoals de aandacht

voor usability en het iteratief proces. Er waren ook kenmerken waar de gemeenten minder

aandacht voor hadden. Ten eerste was dat de webtoegankelijkheid voor personen met een

beperking. De eis werd gesteld in het bestek maar kwam in het eindresultaat amper voor.

Daarmee samenhangend is er ook een gebrek aan inzicht op de technische behoeften van de

burgers. Het derde en laatste werkpunt is de communicatie naar de burgers en bekendmaking

van het digitale kanaal.

Als antwoord op de derde deelvraag werd er gevraagd naar de factoren die invloed hebben

op de mate waarin elektronische dienstverlening vanuit een gebruikersperspectief wordt

georganiseerd. De meeste elementen die voorkwamen in de literatuur waren ook van

toepassing bij de gemeenten, uitgenomen voor het projectplan en ook in mindere mate het

beleid van bovengemeentelijke overheden. De meest doorslaggevende aspecten die door de

gemeenten naar voren werden geschoven, waren de organisatiecultuur en de politieke

betrokkenheid. Het draagvlak bij zowel de diensten als bij het bestuur is belangrijk om het

gebruikersperspectief vast te kunnen houden. Op vlak van cultuur is het bij de case-

gemeenten vooral nog een evenwichtsoefening tussen het gebruikers- en dienstenperspectief

en wordt de kanteling geleidelijk aan gemaakt. Vervolgens is de betrokkenheid van het bestuur

bepalend voor het budget, de tijd en de ruimte die men krijgt voor gebruikersonderzoeken uit

te voeren. Ten slotte spelen ook de organisatiestructuur, de technologische en

maatschappelijke ontwikkelingen en de relatie met de leverancier een rol.

Tot slot, het opzet van deze masterproef was om beeld te krijgen van de mate waarin Vlaamse

gemeenten hun elektronische dienstverlening vanuit een gebruikersperspectief ontwikkelen

en beheren. Voor de zeven onderzochte gemeenten kan worden gezegd dat het

gebruikersperspectief zeker zijn intrede heeft gemaakt. Het uitgangspunt was bij elke

gemeente een gebruiksvriendelijke website die een antwoord biedt op de behoeften en

verwachtingen van de burger. De uitdaging is om die vertaalslag waar te kunnen maken in de

organisatie. De intentie is er bij de start van het ontwikkelingsproces, maar enkele factoren

zorgen ervoor dat het niet volledig wordt gerealiseerd.

Page 64: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

58

6 AANBEVELINGEN

Als sluitstuk van deze masterproef konden er op basis van de analyse een aantal

aanbevelingen worden geformuleerd voor een gebruikersgerichte e-dienstverlening. Deze zijn

zowel nuttig voor de case-gemeenten als voor gemeenten die ook de stap willen zetten naar

een meer gebruikersgerichte manier van werken. De suggesties zijn opgedeeld in vijf blokken.

Aanbeveling 1: investeer in een uitgebreide voorstudie

De eerste aanbeveling verwijst naar het belang van een goede voorbereiding. Vooraleer de

webbouwer in beeld kwam, hadden de case-gemeenten reeds een gans traject afgelegd. Om

de overheidsopdracht uit te schrijven, moet je als gemeente al een beeld hebben over de

toekomstige website. In het bestek werden er telkens specifieke richtlijnen meegegeven voor

de structuur en de functionaliteiten van de website. Als je van bij het begin meteen een

duidelijke richting voor ogen hebt en heel concreet kan zijn in het bestek, kom je later in het

proces minder voor verrassingen te staan.

Tijdens deze voorstudie wordt er input verzameld aan de hand van gebruikersonderzoeken,

benchmark, opleidingen en interne overleggen met de diensten. Die informatie wordt gebruikt

om een eerste structuur op te maken. Nadien wordt deze best ook geëvalueerd door de

diensten, burgers of externen. Het is aangeraden om alle betrokkenen zo vroeg mogelijk mee

te nemen in het proces en mee te laten nadenken. De denkoefening zorgt ervoor dat iedereen

van bij de start in dezelfde richting kijkt en er een draagvlak wordt gecreëerd.

Aanbeveling 2: eerst draagvlak, de rest komt later

De tweede vaststelling bouwt verder op het vorige en benadrukt het belang van draagvlak.

Zorg ervoor dat je bij de start onmiddellijk alle betrokkenen aan boord hebt. Dit geldt zowel

voor het bestuur als voor de diensten.

Het bestuur is een belangrijke actor omdat zij de eindbeslissing neemt over het budget en de

tijd die kan worden voorzien voor de nieuwe website. Als het bestuur liefst zo snel mogelijk

resultaat wil zien en de projectleiders onvoldoende ruimte geven, kan dat een negatieve

invloed hebben op de mate van gebruikersgerichtheid. Als de deadline nadert zijn het de

testfase en het aantal gebruikersonderzoeken die daardoor moeten inboeten. De citizen-

centered aanpak is tijdrovend omdat er voldoende feedback moet worden ingewonnen en de

burger deel moet uitmaken van het proces. Niettemin overtreffen de baten wel de kosten. Een

website die afgestemd is op de gebruiker, bespaart op onnodige kosten en grote aanpassingen

achteraf. Om het bestuur te overtuigen reikten de responenten twee hulpmiddelen aan. Ten

Page 65: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

59

eerste legt de komst van een externe spreker meer gewicht in de schaal. Door hun expertise

en enthousiasme brengen ze een geloofwaardig verhaal en gaat het bestuur daar sneller mee.

Ten tweede helpt het als de uitspraken kunnen worden onderbouwd met voorbeelden en cijfers

uit gebruikersonderzoek. Bijvoorbeeld: “het globale communicatieonderzoek heeft aangetoond

dat de website het populairste kanaal is”.

Ongeacht het beheersysteem (centraal of decentraal) vervullen de diensten een belangrijke

rol. De diensten leveren input voor de website en moeten de reflex hebben om wijzigingen

door te geven of zelf aan te passen in het CMS. Om die reden moeten niet enkel de ICT en

communicatiedienst overtuigd zijn van de gebruikersgedachte, maar ook de diensten moeten

mee zijn in dat verhaal. Dit vraagt soms nog een kanteling van de organisatiecultuur: van

dienstenperspectief naar gebruikersperspectief. Het bestuur kan de nodige tijd en budget ter

beschikking stellen. Maar als de motivatie er intern niet is wordt het moeilijk om die vertaalslag

van de projectleiders naar de diensten te maken. Vermijd daarom het wij/zij-verhaal en betrek

de diensten zoveel mogelijk tijdens het ontwikkelingsproces. Zie hiervoor ook het belang van

de projectgroep (aanbeveling 4).

Aanbeveling 3: baseer op feiten en betrek de burger

Om een gebruikersgerichte website te kunnen maken, moet de burger onrechtstreeks of

rechtstreeks worden betrokken. Het klinkt logisch maar is uiteindelijk niet zo evident.

Bovendien is het ook aangeraden om beslissingen zoveel mogelijk te baseren op feiten en niet

op aannames van de ontwikkelaars. Enkel op die manier kan je als gemeente beantwoorden

aan de behoeften en verwachtingen van de burger.

Start met de informatie die je al hebt in de organisatie. Webstatistieken en andere

transactiegegevens waren voor de gemeenten een belangrijke bron van informatie. Een

andere variant is dat medewerkers bijhouden waarom burgers bellen en langskomen. Beide

methodes geven een indicatie van de informatiebehoeften van de burgers.

Als gemeenten een stap verder willen zetten, raden we aan om taakanalyses en usability-

onderzoek uit te voeren. De eerste aan de start van de ontwikkeling, via een korte bevraging

vraag je aan de burger waarom ze naar de website komen en wat ze missen. Een tweede

techniek is een usability-test die best halverwege het proces wordt ingezet. Als deze te laat

wordt toegepast, dan wordt het moeilijker om aanpassingen te doen. Daarom is het beter om

deze rond de tweede designcyclus te organiseren, zodat men nog voldoende ruimte en vrijheid

heeft. Een vaststelling hierbij is dat het beter is om de burgers effectief een taak te geven en

Page 66: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

60

niet vrij in de website te laten scrollen. Zo zie je als onderzoeker het patroon die de burgers

volgen en levert dat de interessantste informatie op voor de verdere ontwikkeling.

Ook na de lancering komen gebruikersonderzoeken nog steeds van pas. Er moet constant

worden geëvalueerd en worden bijgestuurd. De technologische en maatschappelijke

ontwikkelingen staan niet stil, waardoor de behoeften en verwachtingen van burgers

allesbehalve statisch zijn.

Aanbeveling 4: gebruikersgerichte e-dienstverlening is een continu proces

De vierde aanbeveling is dat gebruikersgerichte e-dienstverlening een continu proces is. De

lancering van de website is niet het eindpunt en levert niet automatisch een gebruikersgerichte

e-dienstverlening op. Gemeenten moeten blijven actualiseren, wijzigingen aanbrengen en de

trends in het oog houden. Er zullen steeds zaken zijn die men over het hoofd heeft gezien of

die vandaag de dag wel interessant zijn om te introduceren (zie webtoegankelijkheid).

Als er wordt gewerkt met een decentraal beheersysteem, is het een belangrijke taak van de

projectleider om de diensten te blijven aansporen en ondersteunen. Deze persoon behoudt

het overzicht en waakt erover dat de gebruiker altijd centraal staat. Gebeurt dat niet, dan

bestaat het risico dat de diensten terug hun oude gewoontes hernemen. Dit kan resulteren in

een website waar te veel informatie op staat en niet meer overzichtelijk is voor de bezoekers.

Ten eerste kunnen ze dat doen door systematisch een overleg te organiseren met de

webredacteurs of editors afkomstig van de verschillende diensten. Zo komt men automatisch

tot een selecte projectgroep die onderling ervaringen kunnen uitwisselen en waar de usability-

inzichten worden opgefrist. Deze personen kunnen zich ook voordoen als ambassadeurs van

de gebruikersgedachte, die hun diensten overtuigen van het idee. Een tweede manier is om

regelmatig een inhoudelijke en technische opfrissingscursus te organiseren.

Aanbeveling 5: heb oog voor overheidsdienstverlening in zijn totaliteit

Met de laatste aanbeveling willen we gemeenten aansporen om het groter plaatje te zien. Kijk

naar de totale dienstverlening en vereng de blik niet enkel tot het digitale kanaal. Wat is

uiteindelijk de verhouding tussen het gebruik van de website en andere

dienstverleningskanalen? Zijn er sinds de nieuwe website minder informatieve vragen gesteld

aan het loket en aan de telefoon? Zo niet, moet er meer worden ingezet op de communicatie

naar de burger en moet men reclame maken voor het digitale kanaal. Deze en andere

verhoudingen kunnen een agendapunt zijn op de webredactievergaderingen.

Page 67: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

61

7 SUGGESTIES VOOR VERDER ONDERZOEK

Ten slotte nog enkele suggesties voor verder onderzoek. De methodologische bedenkingen

onder punt 3.2 gaven al een indicatie, hier wordt daarop verder gebouwd:

– De analyse bij deze zeven best practices bleek positiever uit te vallen dan verwacht.

Naar toekomstig onderzoek is het interessant om verder te kijken en ook gemeenten

die minder scoorden onder de loep te nemen. In welke mate spelen dezelfde

beïnvloedende factoren een rol en in welke mate wordt voldaan aan de citizen-centered

principes?

– Deze studie was voornamelijk verkennend. Doordat er nog weinig gekend was over de

Vlaamse situatie, is er gekozen om het thema breed te benaderen en verschillende

aspecten te belichten. Door het algemene niveau kon de vergelijking niet altijd in detail

worden gemaakt. In de toekomst is het interessant om het ontwikkelingsproces meer

in detail te bestuderen en dat voor meerdere gemeenten.

– In dit onderzoek werd er gekeken naar hoe er vanuit de organisatie invulling wordt

gegeven aan het gebruikersperspectief. Het zou een mooie aanvulling zijn moest er

een vergelijking kunnen worden gemaakt met wat voorkwam in deze analyse en hoe

dat is vertaald naar de website. Aan de hand van een websiteanalyse zou men de

gemeenten kunnen vergelijken op basis van usability en webtoegankelijkheid. In deze

studie werd die methode niet gekozen door een gebrek aan technische kennis.

8 LITERATUURLIJST

ABB (2016). Gemeentelijke profielschetsen editie najaar 2016. Geraadpleegd op 25 mei

2017 via http://regionalestatistieken.vlaanderen.be/monitor-gemeentelijke-profielschetsen

Abu-Shanab, E. A., & Baker, A. A. N. A. (2011). Evaluating Jordan's e-government website:

a case study. Electronic Government, an International Journal, 8(4), 271-289.

AGIMO (2005). Australians' use of and satisfaction with e-government services. Barton:

Commonwealth of Australia.

Anthopoulos, L. G., Siozos, P., & Tsoukalas, I. A. (2007). Applying participatory design and

collaboration in digital public services for discovering and re-designing e-Government

services. Government Information Quarterly, 24(2), 353-376.

Page 68: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

62

Axelsson, K., Melin, U., & Lindgren, I. (2010). Exploring the importance of citizen

participation and involvement in e-government projects: practice, incentives, and

organization. Transforming Government: People, Process and Policy, 4(4), 299-321.

Anysurfer (2017). Anysurfer voor een toegankelijker internet. Geraadpleegd op 23 mei 2017

via http://www.anysurfer.be/nl

Bekkers, V.J.J.M. (2001). De mythen van de elektronische overheid. Over retoriek en

realiteit. Bestuurswetenschappen, nr. 4., 277-295.

Bekkers, V.J.J.M., (2009). De elektronische overheid is dood? Lang leve de elektronische

overheid! Een terugblik en perspectief. Gedownload op 20 maart van

https://www.researchgate.net/profile/V_Bekkers/publication/254805271_De_elektronische

_overheid_is_dood_Lang_leve_de_elektronische_overheid/links/53f750d20cf2823e5bd63

aa4/De-elektronische-overheid-is-dood-Lang-leve-de-elektronische-overheid.pdf

Bekkers, Victor J.J.M. (1998). De grenzeloze overheid: over informatisering en

grensveranderingen in het openbaar bestuur. Alphen aan den Rijn: Samsom

Bélanger, F. & Carter, L. (2005). The utilization of e‐government services: citizen trust,

innovation and acceptance factors. Information systems journal, 15(1), 5-25.

Berntzen, L. (2013). Citizen-centric eGovernment Services: use of indicators to measure

degree of user involvement in eGovernment service development. The Sixth International

Conference on Advances in Human oriented and Personalized Mechanisms, Technologies,

and Services, 132-136.

Bertot, J. C., & Jaeger, P. T. (2006). User-centered e-government: Challenges and

benefits for government Web sites. Government Information Quarterly, 23(2), 163-168.

Bertot, J. C., & Jaeger, P. T. (2008). The e-government paradox: Better customer service

doesn't necessarily cost less. Government Information Quarterly, 25, 149−154.

Bertot, J. & Jaeger, P. (2010). Designing, implementing and evaluating User-Centered and

Citizen-Centered E-Government. In, Reddick, C.G, (Ed.), Citizens and e-government:

evaluating policy and management (pp. 450). New York: Information science reference.

Page 69: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

63

Boudry, E., De Rynck, F., Janssens, S., & Rotthier, S. (2009). E-government : nieuwe kans

of nieuw probleem : achter de schermen in Vlaamse gemeenten. Brugge: Die Keure.

Bretschneider, S., Gant, J., Wang, L. (2005). Evaluating Web-based e-government services

with a citizen-centric approach. Gedownload op 3 februari 2017 via

http://ieeexplore.ieee.org/abstract/document/1385498/

Damodaran, L. & Olphert, W. (2007). Citizen participation and engagement in the design of

e-government services: The missing link in effective ICT design and delivery. Journal of the

Association for Information Systems, 8(9), 491.

de Kramer, J. & Pieterson, W. (2009). De burger is een gewoontedier. Gedownload op 2

maart 2017, via http://purl.utwente.nl/publications/94542

De Rynck, F., Sellenslagh, P. & Vander Elst, S. (2013). De stad als individuele

dienstenaanbieder: een verkennend onderzoek naar de rol van technologische

toepaasingen voor de organisatie van de stedelijke indivduele dienstverlening. Gedownload

op 22 oktober 2016, van https://overheid.vlaanderen.be/nieuws/de-stad-als-individuele-

dienstenaanbieder- een-verkennend-onderzoek-naar-de-rol-van

Den Hoedt, E. (2016). Van Den Haag centraal naar gebruiker centraal. Den Haag: Dienst

Publiek en Communicatie.

Devlieghere, J., (2016). Elektronische dienstverlening meer dan een e-loket. Stuur, 5 (2),

25-28.

Devlieghere, J., (2016). Elektronische dienstverlening meer dan een e-loket. Stuur, 5 (3),

14-17.

EUGDPR (2017). GDPR Portal: Site Overview. Geraadpleegd op 23 mei 2017 via

http://www.eugdpr.org

Page 70: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

64

Følstad, A., Jørgensen, H. D., & Krogstie, J. (2004). User involvement in e-Government

development projects. Proceedings of the third Nordic conference on Human-computer

interaction, 217-224.

Følstad, R. (2005). Why do we involve users? The role of the HCI practitioner in e-

Government projects. User Involvement in e-Government development projects, 23.

Fowler, F. (2002). Survey research methods. Applied Social Research Methods, Volume 1.

California: SAGE.

Gócza, Z. (2015). Myth #14: you are like your users. Geraadpleegd op 20 mei 2017 via

http://uxmyths.com/post/715988395/myth-you-are-like-your-users

Grooten, J. & van den Heuvel, W. (2012). Gebruikersonderzoek website DEN,

eindrapportage. Den Haag: Stichting DEN.

Gupta, D. N. (2008). Citizen-centric Approach for e-Governance. Foundations of e-

Governance: Proceedings of the 5th International Conference on e-Governance,

Hyderabad, 28-30.

Hamner, M. & Al-Qahtani, R. (2009). Enhancing the case for electronic government in

developing nations: a people-centric study focused in Saudi Arabia. Government Information

Quartely, 26, 118-127. Doi: 10.1016/j.giq.2006.06.005

Het Nieuwsblad (2016). Soms een pareltje, soms een onding. OVERZICHT. Hoe scoort de

website van uw gemeente? Geraadpleegd op 23 april 2017 via

http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20160622_02351627

Hiller, J. S., & Belanger, F. (2001). Privacy strategies for electronic government. E-

government, 200, 162-198.

Hulscher, J. (2011). Toegankelijkheid van websites: mythe of noodzaak? Geraadpleegd op

3 april 2017 via https://www.frankwatching.com/archive/2011/11/10/toegankelijkheid-van-

websites-mythe-of-noodzaak/

Page 71: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

65

Keng Siau, Yuan Long, (2005) Synthesizing e‐government stage models – a meta‐synthesis

based on meta‐ethnography approach. Industrial Management & Data Systems, 105 (4),

443 – 458

KING (2017). Catalogus gebruikersperspectief. Geraadpleegd op 25 april 2017 via

https://www.kinggemeenten.nl/secties/kenniscentrum-dienstverlening/producten/catalogus-

gebruikersperspectief?f[0]=im_field_eindgebruikers_betrokke%3A0&f[1]=sm_field_ontwikk

elfase%3AOnderhoud

KING & VNG (2017). Digitale Agenda 2020. Geraadpleegd op 22 mei 2017 via

https://www.da2020.nl/homepage

Koopman, R. & Pinxten, P. (2016). De top diensten van gemeentelijke websites landelijk in

beeld obv het gedrag van inwoners en ondernemers. De Bilt: GBBO

Kortom (2015). Sites zonder mobiele versie komen onderaan op Google-ladder.

Geraadpleegd op 23 mei 2017 via https://www.kortom.be/nieuws/6794/sites-zonder-

mobiele-versie-komen-onderaan-op-google-ladder

Layne, K., & Lee, J. (2001). Developing fully functional e-government: a four stage model.

Government Information Quartely, 18(2), 122-136. Doi:10.1016/S0740-624X(01)00066-1

McGovern, G. (2014). Web Self-Service Management Principles and Business Case.

Geraadpleegd via Customer Carewords: http://www.customercarewords.com/web-self-

service-management-principles-and-business-case/

Mortelmans, D. (2011). Kwalitatieve analyse met Nvivo. Leuven: Acco.

Nielsen, J. (1999). Usability engineering. Cambridge: AP professional

Noels, B. (2010). Dienstverlening: impact met een glimlach. Lessen over dienstverlening

regio Kortrijk 2009-2010. Kortrijk: Intercommunale Leiedal.

Noels, B. (2012). Toekomst voor dienstverlening. Inspiratie voor het vormgeven en

organiseren van dienstverlening in lokale besturen. Politeia, VVSG.

Page 72: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

66

Oostveen, A & van den Besselaar, P. (2005). User involvement in large-scale e-Government

projects: finding an effective combination of strategies and methods. User Involvement in e-

Government development projects, 11.

Oppermann, R. (2005). User participation supported by usability engineering experts in e-

Government projects2. User Involvement in e-Government development projects, 19.

Ongena, G., te Velde, R., van den Berg, B. & Verweijen, J. (2009). Begrijpelijke websites:

vuistregels en beleidsaanbevelingen voor het verhogen van de gebruiksvriendelijkheid van

overheidswebsites. Utrecht: dialogic.

Optimaal Digitaal (2017). Maak digitaal gebruiksvriendelijk. Geraadpleegd op 24 maart 2017

via http://optimaaldigitaal.gebruikercentraal.nl/optimaaldigitaal/maak-digitaal-

gebruiksvriendelijk/

Optimaal Digitaal (2017). Laat weten dat je digitaal bestaat. Geraadpleegd op 26 mei 2017,

via http://optimaaldigitaal.gebruikercentraal.nl/optimaaldigitaal/laat-weten-dat-digitaal-

bestaat/

Peters, V. & Wester, F. (2009). Kwalitatieve analyse : uitgangspunten en procedures. 2e

opl. Bussum: Coutinho.

Reddick, C. G. (2005). Citizen interaction with e-government: from the street to servers?

Government Information Quarterly, 22(1), 38-57.

Thompson, K. M., McClure, C. R., & Jaeger, P. T. (2003). Evaluating federal websites:

Improving e-government for the people. Computers in society: Privacy, ethics, and the

Internet, 400-412.

Toonen, M. (2017). Werken aan digitale basisvaardigheden in Nederlandse bibliotheken.

Geraadpleegd op 15 maart 2017 via https://mediawijs.be/dossiers/dossier-mediawijze-

bibliotheken/de-rol-van-bibliotheken-bij-het-bevorderen-van-digitale

Usability.gov (2017). Usability evaluation basics. Geraadpleegd op 20 april 2017 via

https://www.usability.gov/what-and-why/usability-evaluation.html

Page 73: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

67

Usability.gov (2017). Develop a Project Plan. Geraadpleegd op 26 april via

https://www.usability.gov/how-to-and-tools/methods/develop-plan.html

Undheim, T. A., & Blakemore, M. (2007). A Handbook for Citizen-Centric e-Government.

Brussels: European Commission, e-government Unit.

Van Deursen, A. & Van Dijk, J. (2006). Van Aanbod naar Vraag, tijd voor een

perspectiefwisseling. Twente: Universiteit Twente

Van Deursen, A., Van Dijk, J., & Ebbers, W. (2006). Why E-government Usage lags behind:

explaining the gap between potential and actual usage of electronic public services in the

Netherlands. EGOV 2006, LNCS 4084, 269 -280.

Van Deursen, A.J.A.M. & Van Dijk, J.A.G.M. (2012). Trendrapport internetgebruik 2012. Een

Nederlands en Europees perspectief. Enschede: Universiteit Twente.

Van Deursen, A.J.A.M., van Dijk, J.A.G.M.. & Boland, D. (2007). Elektronische publieke

dienstverlening in de toekomst. Enschede: Universiteit Twente.

van Dijk, J. A. G. M., Peters, O., & Ebbers, W. (2008). Explaining the acceptance and use

of government internet services: a multivariate analysis of 2006 survey data in the

Netherlands. Government Information Quarterly, 25(3), 379-399.

Van Sebroeck, H. (2001). E-GOV naar een elektronische overheid in België (4-01). Brussel:

Federaal planbureau.

Van Thiel, S. (2013). Bestuurskundig onderzoek: een methodologische inleiding. Bussum:

uitgeverij Coutinho.

Verdegem, P. & Hauttekeete, L. (2010). A User-Centric Approach in E-Government Policies:

the path to Effectiveness?. In, Reddick, C.G, (Ed.), Citizens and e-government: evaluating

policy and management (pp. 450). New York: Information science reference.

Page 74: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

68

Verdegem, P., & Verleye, G. (2009). User-centered E-Government in practice: A

comprehensive model for measuring user satisfaction. Government information

quarterly, 26(3), 487-497.

Vlaanderen. (2016). I-monitor 2016: Digitale maturiteit van de gemeenten en OCMW’s in

Vlaanderen. Gedownload op 18 oktober 2016, van https://overheid.vlaanderen.be/i-monitor.

Vlaanderen. (2016). Vlaanderen Radicaal Digitaal. Gedownload op 20 maart 2017, van

https://overheid.vlaanderen.be/informatie-vlaanderen/radicaal-digitaal

Vlaanderen. (2017). Aan welke toegankelijkheidscriteria moet je website voldoen?

Geraadpleegd op 3 april 2017 via https://overheid.vlaanderen.be/aan-welke-

toegankelijkheidscriteria-moet-je-website-voldoen

VNG. (2015). Tien elementen voor succesvolle digitalisering van dienstverlening.

Gedownload op 20 maart 2017 via https://kinggemeenten.nl/kenniscentrum-

dienstverlening/nieuws/tien-elementen-voor-succesvolle-digitale-dienstverlening

Wang, J. F., & Zeng, T. (2009). Citizen-centered E-Government strategy governance

framework: case of China. Web Information Systems and Mining, International Conference,

589-593.

Wissink, M. & van Montfort, A.J.G.M. (2004). Are you being served? De kwaliteit van de

elektronische dienstverlening van gemeenten. Bestuurskunde, 13 (2), 77-86.

Xue, S. (2004). Web usage statistics and Web site evaluation: a case study of a government

publications library Web site. Online Information Review, 28(3), 180 – 190.

Yin, R. K. (2009). Case study research: design and methods. 4th ed. Los Angeles, Calif.:

Sage Publications.

Page 75: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

69

9 BIJLAGEN

BIJLAGE 1: OVERZICHT INTERVIEWS

Datum Respondent verkennend gesprek Organisatie

14/12/2017 Jolien Dewaele VVSG

09/02/2017 Simon Vander Elst Vlaams kabinet e-government

Datum Duur Gemeente Respondent(en) Functie in de organisatie

04/05/2017 1:18:41 Genk (1) Jos Simons

(2) Luc Stinissen

(1) Dienst Communicatie (webmaster)

(2) Afdeling Ontwikkeling Dienstverlening

26/04/2017 1:35:57 Grobbendonk (1) Raoul Leysen (1) ICT en GIS-coördinator

08/05/2017 1:29:37 Maldegem (1) Isabel Rys

(2) Christine Blondeel

(1) Dienst communicatie

(2) ICT-dienst

12/05/2017 1:26:11 Oudenaarde (1) Jelle Didier (1) Dienst Communicatie

12/05/2017 1:03:11 Roeselare (1) Nancy Cools

(2) Veronique Degryse

(1) Dienst Communicatie (webmaster)

(2) Diensthoofd Communicatie

26/04/ 2017 1:17:21 Schilde (1) Katrien Dierckx (1) Diensthoofd Communicatie

08/05/2017 1:45:52 Schoten (1) Siebe Nicolaï

(2) Dominiek Diliën

(1) Webmaster (dienst Communicatie)

(2) Diensthoofd Communicatie

Page 76: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

70

BIJLAGE 2: OVERZICHT INTERNE DOCUMENTEN

Genk – Bestek (2017)

– Stuurgroep meeting UX Consult (2017)

– Voorstelling wireframes aan diensten (2017)

Grobbendonk - Bestek

- Rondvraag website

- Vragenlijst diensthoofden

- Vragenlijst website

Oudenaarde - Verslag vergadering LPDC

- Verslag vergadering demo E2E

- Boomstructuur

- Verslag vergadering stavaza website

Maldegem - Bestek

- Presentatie commissie

Roeselare - Persmededeling

- Offerte Coworks

- Eindpresentatie fase 1 (AG Consult)

- Expert review (AG Consult)

- Visiedocument

Schilde - Bestek

- Verslag werkgroep website en intranet

- Inventarisatie vragen aan loket

- Nieuwe website testomgeving gebruikerspanel

- Printscreen enquête

Schoten - Mailing focusgroep testversie

- Rapport website digitale formulieren

- Uitnodiging inspraak diensthoofden

- Vragen diensten ontwikkeling website

- Werkbestand enquête website

Page 77: DE GEBRUIKER CENTRAAL?€¦ · II PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding. I declare

71

BIJLAGE 3: CODEBOOM NVIVO