8
DE KRACHT VAN VERANDERING Bespreking van Brigitte Raskin, De taalgrens. Of wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt Leuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 330 blz., € 27,50 [excl. € 10,- verzendkosten] door Piet Offermans Tussen de Vlaming en de Waal Staan Bourgeois en Fransquillons En die lachen zich een breuk Om de taalmuur tussen ons [1] Brigitte Raskin woont naar eigen zeggen ‘in de gemeente Overijse, gehucht Maleizen, wijk Bakenbos, pal op de sinds 1962 vastgelegde taalgrens, in een straat die aan haar Vlaamse kant Hoeilaartsesteenweg heet en aan haar Waalse kant rue Pierre Van Dijck (‘Dank’), inderdaad een ‘bizarre Belgische toestand’. Het Nederlands van de schrijfster is behalve trefzeker, literair en humoristisch ook nogal Vlaams. Het boek gaat over Belgen, over wellicht hun langdurigste ruzie. En de grens die beschreven wordt ligt uitsluitend in België (op een klein stukje Frankrijk na). Allemaal redenen om er buiten België geen aandacht aan te besteden zou je denken. Het boek van Brigitte Raskin is één doorlopend argument voor het tegendeel. De taalgrens is geen puur Belgische aangelegenheid, ook al deelt hij dat land netjes doormidden, van west naar oost. België is een jonge natie, die in de korte tijd van haar bestaan (zo’n 180 jaar) een paar keer aan de rand van de afgrond heeft gestaan en die afgrond liep, indirect en een klein beetje, gelijk aan de taalgrens. Misschien leeft het land nog lang en gelukkig, maar het kan zomaar zijn langste tijd gehad hebben. Dat hangt af van de kracht van verandering. [2] In elk geval is de taalgrens minstens tien keer zo oud als België, is hij het meest westelijke deel van een taalgrens die door West- en Midden- Europa loopt en gaat hij dus menig volk aan. In elk geval de Nederlanders, en als de Fransen eindelijk gaan beseffen dat zij en hun taal niet het centrum van het heelal zijn, zou ook daar best wat van Raskins boek opgestoken kunnen worden. Bijvoorbeeld hoe het voelt door een economisch-politiek-culturele powertaal overvleugeld te worden. De Nederlanden, geschiedenis in een notendop Voor een goed begrip van de taalkwestie is een kort overzicht van de geschiedenis onontbeerlijk. In vogelvlucht dus. Het laagland langs de Noordzee heeft nogal wat benamingen gekregen, afhankelijk van wie er woonde en/of binnentrok. Vooral door de Romeinen kennen we ze. Niet bijzonder creatief, maar onmiskenbaar was de benaming ‘lage landen bij de zee’, of, wat dichter bij huis, ‘de nederlanden’. En door die nederlanden liep de taalgrens, de kloof die volgens Raskin veel meer is dan louter een taalgrens. Wij, Noord-Nederlanders, hebben er evengoed mee te maken. De taalgrens is ook van ons, zeker sinds de Bourgondische hertogen als graven van Vlaanderen steeds meer lage landen in hun bezit brachten als ‘Landen van herwaarts over’ (zie afbeelding volgende pagina). Karel de Stoute (1433-1477) completeerde de verzameling lage landen van zijn vader Philips de Goede. Zo bestond vanaf midden vijftiende eeuw van Groningen tot Picardië een staatkundige eenheid die ook al meer en meer ‘de Nederlanden’ werd genoemd. De Bourgondiërs hebben niet erg lang van hun erflanden kunnen profiteren. De soevereiniteitsaspiraties van Karel de Stoute voerden hem van het ene militaire avontuur naar het andere, en dat liep in 1477 bij Nancy slecht voor hem af. Door zijn dood verzwakte de centrale Bourgondische macht. Karels erfgenaam Maria was door het bezit van de

DE KRACHT VAN VERANDERING Bespreking van Brigitte Raskin

Embed Size (px)

Citation preview

DE KRACHT VAN VERANDERING

Bespreking van Brigitte Raskin, De taalgrens. Of wat de Belgen zowel verbindt als verdeeltLeuven, Davidsfonds Uitgeverij, 2012, 330 blz., € 27,50 [excl. € 10,- verzendkosten]

door Piet Offermans

Tussen de Vlaming en de WaalStaan Bourgeois en FransquillonsEn die lachen zich een breukOm de taalmuur tussen ons [1]

Brigitte Raskin woont naar eigen zeggen ‘in de gemeente Overijse, gehucht Maleizen, wijkBakenbos, pal op de sinds 1962 vastgelegde taalgrens, in een straat die aan haar Vlaamse kantHoeilaartsesteenweg heet en aan haar Waalse kant rue Pierre Van Dijck (‘Dank’), inderdaadeen ‘bizarre Belgische toestand’. Het Nederlands van de schrijfster is behalve trefzeker,literair en humoristisch ook nogal Vlaams. Het boek gaat over Belgen, over wellicht hunlangdurigste ruzie. En de grens die beschreven wordt ligt uitsluitend in België (op een kleinstukje Frankrijk na). Allemaal redenen om er buiten België geen aandacht aan te besteden zouje denken.

Het boek van Brigitte Raskin is één doorlopend argument voor het tegendeel. Detaalgrens is geen puur Belgische aangelegenheid, ook al deelt hij dat land netjes doormidden,van west naar oost. België is een jonge natie, die in de korte tijd van haar bestaan (zo’n 180jaar) een paar keer aan de rand van de afgrond heeft gestaan en die afgrond liep, indirect eneen klein beetje, gelijk aan de taalgrens. Misschien leeft het land nog lang en gelukkig, maarhet kan zomaar zijn langste tijd gehad hebben. Dat hangt af van de kracht van verandering.[2] In elk geval is de taalgrens minstens tien keer zo oud als België, is hij het meest westelijkedeel van een taalgrens die door West- en Midden- Europa loopt en gaat hij dus menig volkaan. In elk geval de Nederlanders, en als de Fransen eindelijk gaan beseffen dat zij en hun taalniet het centrum van het heelal zijn, zou ook daar best wat van Raskins boek opgestokenkunnen worden. Bijvoorbeeld hoe het voelt door een economisch-politiek-culturele powertaalovervleugeld te worden.

De Nederlanden, geschiedenis in een notendopVoor een goed begrip van de taalkwestie is een kort overzicht van de geschiedenisonontbeerlijk. In vogelvlucht dus.

Het laagland langs de Noordzee heeft nogal wat benamingen gekregen, afhankelijkvan wie er woonde en/of binnentrok. Vooral door de Romeinen kennen we ze. Niet bijzondercreatief, maar onmiskenbaar was de benaming ‘lage landen bij de zee’, of, wat dichter bijhuis, ‘de nederlanden’. En door die nederlanden liep de taalgrens, de kloof die volgens Raskinveel meer is dan louter een taalgrens. Wij, Noord-Nederlanders, hebben er evengoed mee te maken. De taalgrens is ook vanons, zeker sinds de Bourgondische hertogen als graven van Vlaanderen steeds meer lagelanden in hun bezit brachten als ‘Landen van herwaarts over’ (zie afbeelding volgendepagina). Karel de Stoute (1433-1477) completeerde de verzameling lage landen van zijn vaderPhilips de Goede. Zo bestond vanaf midden vijftiende eeuw van Groningen tot Picardië eenstaatkundige eenheid die ook al meer en meer ‘de Nederlanden’ werd genoemd.

De Bourgondiërs hebben niet erg lang van hun erflanden kunnen profiteren. Desoevereiniteitsaspiraties van Karel de Stoute voerden hem van het ene militaire avontuur naarhet andere, en dat liep in 1477 bij Nancy slecht voor hem af. Door zijn dood verzwakte decentrale Bourgondische macht. Karels erfgenaam Maria was door het bezit van de

Nederlanden weliswaar rijk, maar tegelijk als vrouw en zonder leger vrijwel machteloos. Daar maakten haar landen graag gebruik van. Sommige verlieten het Bourgondische rijk, anderedwongen met het Groot Privilege (1477) aanzienlijke vrijheden af. De Franse koningprofiteerde van het Bourgondische machtsvacuüm met de zoveelste poging het rijkegraafschap Vlaanderen in te pikken. Dat dit niet lukte komt doordat er een verbintenis tussenhet Bourgondische en het Habsburgse Huis tot stand kwam. Maria de Rijke huwdeMaximiliaan van Oostenrijk; deze stuurde de Franse koning en de Nederlandse gewestenterug in hun hok, en de Habsburgers hadden nu voet aan grond in het Bourgondische Rijk.

Troonopvolger Philips (1478-1506), bijgenaamd de Schone, groeide op in Brusssel enbesteeg op zijn zestiende de troon der Nederlanden nadat zijn vader Maximiliaan tot Duitskeizer was gekozen en naar Oostenrijk verhuisde. De Bourgondische Philips de Schone lachteeen stralende toekomst toe: hij was al heer der Nederlanden, werd op zijn achttiende door hethuwelijk met Johanna van Castilië toekomstig koning van centraal Spanje, en zou als zoonvan Maximiliaan op den duur heer van Oostenrijk en keizer van het Heilige Roomse Rijkworden. Maar het noodlot besliste anders: net als zijn grootvader Karel en zijn moeder Mariahaalde de dood hem op jonge leeftijd. Slechts 28 jaar oud stierf hij in het Castiliaanse Burgosonder mysterieuze omstandigheden. De mythe van de jarenlange zwerftocht van Johanna deWaanzinnige met het lijk van haar mooie man was geboren.

Voor de toekomst van de Nederlanden werd de Spaanse oriëntatie van de Habsburgersdoorslaggevend. Zo werd Philips zoon Karel (1500-1558), in de Nederlanden opgegroeid,

weliswaar heer van die landen, maar ook koning van Aragon en Castilië (de ‘coninck vanHispanje’. De kennis van dit stuk geschiedenis is hier in Noord-Nederland verplichte kost: hetbegin van de onafhankelijkheidsstrijd onder leiding van de Oranje-dynastie die na tachtigjaren oorlog uitmondde in de glorieuze Republiek en een Gouden Eeuw. Veel mindergemeengoed is dat de Opstand begon in de Zuidelijke Nederlanden, het politieke,maatschappelijke en religieuze verzet zich concentreerde in het Zuiden, en dat toen daar demilitaire strijd uitzichtloos werd het vooral zuidelijke refugiés waren die het Noorden dekrachtige impuls tot de Gouden Eeuw bezorgden.

Te veel taal, te weinig landBrigitte Raskin volgt in haar boek de internationale geschiedenis van ‘België’, vanaf devroege Germaanse stammentochten tot de stichting van België in 1830. En terecht, wantalleen zo laat de taalgeschiedenis van het land zich verklaren. Een land, zou je kunnenzeggen, met te veel talen. Een vergelijkbare abnormaliteit komt aan bod in een ander boekover België uit 2012: België. Een geschiedenis zonder land van Rolf Falter [3]. Raskin enFalter beginnen beiden met Julius Caesar en analyseren de geschiedenis van hun land tot hieren nu. Hun conclusie: België heeft nooit de kans gehad uit te groeien tot een harmonischepolitieke, economische en culturele entiteit. Te veel talen, te weinig land.

Raskins beschrijving van achttien eeuwen geschiedenis van de Nederlanden moet in het kadervan haar onderwerp uiteraard beknopt zijn, en ik vind het een knappe prestatie dat dit nietheeft geleid tot een relaas van geïsoleerde feiten. Enkele van haar thema’s zijn: hoe kwamenhet Romaans en het Germaans met elkaar in botsing? Waarom en waar ontstond het fronttussen beide? Welke politiek-economische oorzaken legden de taalgrens, met uitzonderingvan een stukje Noord-Frankrijk (Picardië), al heel vroeg vast – vroeger dan een leek als ik zouverwachten? Waarom gaat, als de stellingen betrokken zijn, en ondanks heftig Vlaams verzet(de Guldensporenslag 1302) dat deze landen politiek onafhankelijk hield, de Fransetaalopmars gestaag door? Hoe kan de culturele erfenis van de op één na rijkste regio vanEuropa, de Vlaamse, Brabantse, Limburgse letterkunde, de polyfone Nederlandse scholen, deVlaamse schilderkunst, hoe kan die in de eeuwen daarna zo onder het stof raken? Raskin

verklaart het beknopt maar met verve, en als we via de Spaanse tijd in de Oostenrijkse zijnbeland, dan snapt de lezer: zó, als speelbal van de grootmachten, zo zijn deze fiere landen inde achterbuurt van de geschiedenis beland.

Sociale grensDat hierboven kort aandacht is geschonken aan de Bourgondische periode heeft vooral temaken met een van de fundamentele uitgangspunten in Raskins boek: de taalgrens is nietalleen een geografische scheiding, er is ook een sociale taalgrens en die is ‘alom-tegenwoordig’, het is een taalbarrière tussen arm en rijk, ‘tussen de hogere klassen die Fransspraken en de lagere klassen die Fransonkundig waren (‘Welkom of bienvenue’,ongepagineerd). Die sociale scheiding was er vanaf het begin, maar is in de Bourgondischetijd nadrukkelijk geïnstitutionaliseerd.

De strijd tussen de Zuid-Nederlandse gewesten en hun leenheer, eerst de Fransekoning, later de hertog van Bourgondië, was een politiek-economisch gevecht. De landen, endan met name de steden, verdedigden hardnekkig hun vrijheden, conditio sine qua non voorhun voorspoed. Philips de Goede (1396-1467) beslechtte de strijd in zijn voordeel. Hijvestigde een sterk centraal gezag over zijn landen en daarmee een overheersende positie voorhet Frans. Onder de Spaanse Habsburgers en ook de Oostenrijkers was het Frans debestuurstaal. Koning Willem I heeft in de hem gegeven vijftien jaren tussen 1815 en 1830krachtige pogingen ondernomen om het Nederlands een plaats te geven in bestuur enoverheid, maar het resultaat van zijn autoritair bewind versterkte de Zuidelijke afkeer tegendie taal van het protestantisme alleen maar. Gevolg: het koninkrijk België werd, ook om deeenheid te benadrukken, formeel een Frans, ééntalig land.

Natuurlijk is de taal van het volk niet uitgeroeid, diebleef bestaan in het dialect van de gewone man. Eenminderwaardig communicatiemiddel, waar de Walengeen probleem mee kregen, want die konden hun‘Walsch’ gemakkelijk inruilen voor het verwanteFrans, de officiële Belgische standaardtaal. En dusspeelde de sociale taalgrens in Wallonië nauwelijkseen rol, en werd Vlaanderen er hard door getroffen.Ook daar was de taal van bestuur, rechtspraak,economische structuur, onderwijs, kortom van de heleformele samenleving Frans. De Vlaamse Jan met depet (‘oproerige laet’ bij Hendrik Conscience) moestmaar zien dat hij zich in zijn eigen samenlevingstaande hield. [4] Zo verbreedde zich in Vlaanderende kloof tussen de Vlaming die vooruit wilde komenen dus noodgedwongen verfranste en het gewone volkdat ‘fransonkundig’ bleef. Later, toen het verzet tegenzoveel flagrant onrecht zich begon te ontwikkelen,bleef een aanzienlijk deel van de ontwikkeldeVlamingen vasthouden aan zijn bevoorrechte positieen dus francofoon en francofiel. Gegeven de politiekeen culturele scheidslijnen in Vlaanderen vond die

fransgezindheid vooral onderdak in de antiklerikale liberale stroming ! de Bourgeois in hetBelgisch liedje ! en de Vlaamse emancipatiestrijd (in elk geval aanvankelijk) in de katholiekebeweging: Franskiljon tegenover Flamingant.

Taal en machtOver dat gevecht voor behoud van bevoorrechting contra de Vlaamse emancipatiestrijd gaathet tweede deel van Raskins boek: anderhalve eeuw knokken voor gelijkberechtiging eindigt

voorlopig in een federatie van autonome landsdelen. Voor een goed begrip van dieontwikkeling, vooral voor de Nederlandse lezer, is het zinvol het door Raskin vastgesteldepolitieke en sociale karakter van de taalstrijd te benadrukken. Volgens haar was de taalgrensgeen probleem totdat hij een machtsfactor werd. Het was en is niet simpelweg: Walen tegenVlamingen, buren aan de taalgrens die elkaar toch wel verstaan ook al spreken ze een anderetaal (vroeger: dialect). Toen de taalgrens eenmaal rechtens vastlag verplaatste de strijd zichnaar die gebieden waar nog macht te halen respectievelijk te verdedigen was, en dan vooralnaar Brussel, hoofdstad, randgemeenten en arrondissement. En verder valt op dat de strijdsteeds politieker wordt. Vanaf 1860 was het een taalstrijd, toen werd het een cultuurstrijd, ennu is het allang een politieke machtsstrijd. Waar het echt om gaat, wordt nu onomwondengezegd. Bart de Wever van de N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie), het jongste format van hetflamingantisme streeft niet naar een confederatie van zelfstandige Belgische naties om hetNederlands te promoten. Hij wil af van de transferconstructie tussen Vlaanderen en de rest(Wallonië en Brussel). Inzet is politieke macht, waar het eigenlijk vanaf het begin om ging.Om suprematie zegt de een, eerlijkheid zegt de ander. Hoe dan ook: om de centen, platgezegd.

Belgische identiteitHet zou taaie kost kúnnen zijn, 200 bladzijden over 150 jaren Belgische hervormingen,tientallen wetsvoorstellen, ontwerpen, wetten, regelingen en regeringen. Maar het blijktspannende lectuur vanwege de frappante inhoud en de ironische verteltrant. Typisch Belgischnoemt Raskin de politieke (koe-)handel en inderdaad, wie van buiten de huidige Belgischepolitiek een beetje probeert te volgen, heeft veel baat bij lezing van haar boek. Nederland kentpolitieke stromingen genoeg: de obligate (‘extreme’) flanken, progressief en conservatief,

religieus en atheïst, links en rechts. België ook. Maar er is één wezenlijk verschil. Nederlandis een logisch geheel, België is dat niet. Hoe raar en onbeholpen ook bij ons vaak politiekbedreven wordt, hoeveel schande politici ook van elkaar spreken, hoe onstabiel regeringendikwijls zijn, onze politiek wordt toch nooit als on-Nederlands ervaren. Wij zijn wie we zijn. Belgen zijn dat niet. Raskin komt als volgt tot dezelfde conclusie (pp. 284-285): deNederlanden waren aan het begin van hun geschiedenis gedoemd om verschillende naties tebevatten, alleen al door hun Romaanse en Germaanse oorsprong. De loop van de geschiedenisdwong de Zuidelijke Nederlanden steeds meer naar een groepsidentiteit. De godsdienstigetegenstellingen in de zestiende eeuw en de politieke onderwerping aan het restauratieve enprotestantse Nederland in 1815 drijven de Zuid-Nederlanders in elkaars armen. Ze zijnBelgen! Volgens Louis Vos [5] die Raskin in dezen met instemming aanhaalt, zijn de eersteflamingantische activisten hun taalstrijd begonnen ter versterking niet van de Vlaamse, maarvan de Belgische identiteit. Die zou een synthese moeten zijn van Romaanse en Germaansecultuurelementen, en dus moest het Germaanse Nederlands een volwaardige plaats krijgen inde Belgische identiteit. Maar de feiten van de Belgische geschiedenis achterhaalden dezeeenheidsideologie. De vaak keiharde strijd van de gemeenschappen dreef ze uit elkaar. DeBelgische natie verwaterde en de subnationale identiteiten werden steeds sterker, om teeindigen in een bovennationale staatkundige eenheid die twee volwassen naties ‘overkapt’.

Op zijn BelsLogisch dat je dan op zijn Belgisch aan politiek doet. Er is verongelijkte onvrede aanVlaamse kant. Flaminganten komen in actie en zetten politieke middelen in om hun volkstaal‘niet alleen in keukens, stallen en fabrieken te laten opklinken, maar ook in rechtszalen enscholen’ (p. 132). Tussen 1870 en 1900 gaat het vooral om taalwetten. De procedure:activisme, wetsvoorstellen, tegenwerking, compromissen, verwaterde wetten. Toch was ervooruitgang. Rond de eeuwwisseling bepaalde de Gelijkheidswet (1898) dat de Nederlandseversie van wetten en Koninklijke Besluiten dezelfde rechtskracht had als de Franse tekst. Inhet belfort van Brugge luidden de feestklokken.

In de eerste helft van de twintigste eeuw gaat de Vlaamse taalstrijd onverdroten voort.Want het Franstalige verzet gaf zich niet gewonnen en probeerde de uitvoering van de wettenzoveel mogelijk tegen te werken. Hoe meer Vlaams succes, hoe feller de tegenstand vanWaalse zijde, maar evengoed van de Franskiljons, de verfranste Vlaamse bovenlaag die aandie taal zijn status ontleende. Toch was de Vlaamse emancipatiestrijd succesvol, zij het dat detwee wereldoorlogen er een zwarte schaduw over wierpen. In beide oorlogen werd België !in de Eerste Wereldoorlog grotendeels ! bezet. Beide keren voerde de Duitse bezetter eenFlamenpolitik die de Vlaamse positie sterk bevoordeelde. Veel flaminganten, onder wiebekende personen, trapten in de val, meest uit Vlaams opportunisme, maar ze werden na deoorlog als collaborateurs en landverraders beschouwd en berecht. Vooral de collaboratietijdens de Tweede Wereldoorlog heeft letterlijk een zwarte bladzijde toegevoegd aan hetflamingantisme.

Mijl- en hinderpalenNa de oorlog raakt desondanks de strijd voor gelijkberechtiging in een stroomversnelling.Mijlpaal: de wet die op 31 oktober 1962 de taalgrens wettelijk vastlegde. Vast op zijnBelgisch: tientallen jaren is gesleuteld aan grenscorrecties, enclaves en statuut-nuanceringen.Altijd strijd, en dan is het woord strijd hier soms letterlijk te nemen, getuige bijvoorbeeld de‘battle om de Voerstreek’. Maar langzaamaan werd het landelijk stil en vredig aan de grens,in elk geval volgens Brigitte Raskin: ‘Maar geen vierdubbele grens belet de bewoners aanweerszijden van zo’n straat om in de beste verstandhouding elkaars buren te zijn envoorbeeldige twee- of meertalige landgenoten’ (p. 327).

Wezenlijk in het streven naar taalgelijkheid was de gelijkberechtiging van hetVlaamse, dit is Nederlandstalige onderwijs. Dat is een lange mars door de institutiesgeworden, maar deze werd uiteindelijk bekroond met de splitsing van de universiteit van

Leuven. Er waren al Frans- en Nederlandstalige rijksuniversiteiten, maar de katholiekeuniversiteit Leuven, midden in Vlaams gebied, was niet Nederlandstalig, wat de factobetekende dat ze Frans was. Uiteindelijk pikten studenten en (een aantal) docenten dat niet.Belgische oplossing: Leuven wordt niet Nederlandstalig maar de katholieke universiteit wordtgesplitst, dat wil zeggen de Katholieke Universiteit Leuven blijft in Leuven, en de UniversitéCatholique de Louvain verhuist naar Wallonië, naar: Louvain-la-Neuve (inderdaad: nieuw).In 1968 werd Leuven dus Nederlandstalig op een manier die de Belgen waarschijnlijk heelgewoon vinden.

Werk in uitvoeringNog belangrijker dan de wettelijkevaststelling van de taalgrens was destaatshervorming, die het unitaireBelgië omvormde tot een federale staat(in 1970 begonnen, travaux). Belgiëwas voortaan een Franse, Duitse enNederlandse taalgemeenschap, nee, hetwaren er vier, want Brussel was eentweetalige taalgemeenschap. Belgiëwerd geregionaliseerd, dus er warentwee gewesten, Vlaanderen enWallonië. Nee, drie gewesten, wantBrussel zou een apart gewest worden,eisten de Franstaligen, en ze kregen hunzin. En toen dat allemaal in kannen enkruiken was, toen barstte wat onzezuiderburen aan beide zijden van detaalgrens met de Franse term

communautaire kwestie aanduiden pas goed los. Akkoorden, nieuwe akkoorden,regeringsvoorstellen, regeringswisselingen. Al veertig jaar lang en de oplossing (waarvaneigenlijk?) is er nog niet. Voorbeeldje? Er is een akkoord over het probleem Brussel, dehoofdstad, het gewest Brussel met zijn rand en faciliteitengemeenten (splitsing BHV =Brussel Halle Vilvoorde) en het arrondissement Brussel (het rechtsgebied). Dus is er nu volopruzie over de taalverdeling van het gerechtelijk personeel.

Op één punt zijn wellicht alle Belgische politici het eens: België is nooit af,hervorming is een permanent proces, werk in uitvoering. Wilt u dat enigszins doorgronden,lees dan dit boek.

De kracht van veranderingDe taalgrens. Of wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt is ook een leerzaam boek voor wiegeïnteresseerd is in regionale conflicten in Europa. Dat zijn er nogal wat, en ze manifesterenzich steeds nadrukkelijker. Wellicht wordt dat gestimuleerd doordat de regio’s zonodig in hetgrote EU-hotel een kamer kunnen huren. Maar waar de Europese trein ook naar toe rijdt, hetis minstens zo relevant om te weten waar de passagiers vandaan komen en waarom zeopgestapt zijn. België wordt wel eens Europa in het klein genoemd. Als dat ook maar eenbeetje klopt, dan is De taalgrens dubbel interessant, want dan geeft deze historische doorkijkop het ontstaan en de wederwaardigheden van een gespleten volk wellicht een beeld van detoekomst, van België en Europa. Kortom, een boek dat je wel kunt missen, maar eigenlijktoch moet hebben.

Is er dan niets onaardigs over De taalgrens te melden? Nou, het had er wataantrekkelijker kunnen uitzien. Vooral de kaders met een donkergrijze achtergrond ! dieinhoudelijk nou juist zo grondig, informatief en toch vlot geschreven zijn ! benamen mij delust tot lezen een weinig. De vette intertekstuele titels werken ook wat primitief. Het geheel

oogt als een voordelig middelbare school-boek. De uitstekende en ruim aanwezige kaartenmaken weer veel goed.

Voor Brigitte Raskin heeft het verhaal van België een ‘Open einde’. Het land raaktsteeds meer gespleten en wat er aan samenhang overblijft tussen gewesten onderling en tenopzichte van de federale overheid is misschien het best te karakteriseren in die andere taal:bien étonné de se trouver ensemble. En de hoofdstad? Die is ‘nog hybrider dan België zelf’(p. 326). Er is dus een permanente verandering gaande, maar wat zal het resultaat van dekracht van verandering zijn? Twee naties die tenslotte als goede buren gaan samenlevenomdat ze eindelijk ieder een eigen huis hebben betrokken? Of bestaat er, zoals Raskin hetnoemt, toch een soort ‘belgitude, een eigenheid die de Belgen bindt en van anderenonderscheidt […] [die] niet zit ingebakken in België maar in zijn bewoners, misschien al vantoen ze nog Belgae waren, of Franken of Gallo-Romeinen.’ (p. 327)

Utopia, zou de Latijnminnende Bart de Wever zeggen. Lezer, lees en kies zelf.

Noten

[1] Couplet uit Belgisch liedje van André Bialek in de bewerking van Paul Claes, opgenomenin besproken boek.[2] Leuze waarmee de Nieuw-Vlaamse Alliantie van Bart de Wever de gemeente-raadsverkiezingen van 2012 inging en won.[3] Rolf Falter (1958) is onder meer journalist bij het Belgisch dagblad De Standaard. Auteurvan verschillende publicaties over politieke geschiedenis en actualiteit van België. In België.Een geschiedenis zonder land (De Bezige Bij, Amsterdam 2012) betoogt hij dat geschiedeniseen aaneenschakeling van toevalligheden is, en het resultaat daarvan ook. België, zo stelt hij,is alleen maar ontstaan omdat Frankrijk en Engeland het na 150 jaar beu waren er voor tevechten.[4] Brigitte Raskin vermeldt het niet, maar op gezag van geboekstaafde getuigenissen vanVlaamse soldaten aan het IJzerfront herinner ik eraan dat er doden gevallen zijn omdat deVlaamse soldaat de Franse bevelen van zijn meerderen (vaak Vlamingen!) niet kon(op)volgen.[5] Louis Vos (1945) is emeritus hoogleraar geschiedenis aan de KU Leuven, met alsspecialisaties De Vlaamse Beweging en Vlaams nationalisme. Vos is een graag geziene gastin tv-programma’s over Vlaamse, met name communautaire kwesties.

Afbeeldingen

p. 2: ‘Bourgondisch gebied onder Philips de Goede, 15de eeuw’, uit besproken boek, p. 48.p. 3: Rogier van der Weyden (?), 1448, presentatie van de Chroniques de Hainaut aan Philipde Goede, uit: Maurits Smeyers, Flemish miniatures from the 8th to the mid-16th century. Themedieval world on parchment (Davidsfonds, Leuven 1999), p. 288.p. 4: Omslag Amstel-pocket van Consciences De Leeuw van Vlaanderen, 1961, bewerkt doorJ.M. Devos.p. 5: Knipsel uit de NRC van 26 augustus 1983, bewaard in H.T. Colenbrander, Deafscheiding van België (Meulenhoff, Amsterdam 1936).p. 7: ‘Brussel, de Vlaamse randgemeenten en het Brussels arrondissement (of de kieskringBrussel-Halle-Vilvoorde)’, uit besproken boek, p. 251.

© Piet Offermans en rabelais.nl, december 2012