Upload
robert-roes
View
264
Download
2
Embed Size (px)
Citation preview
Topsport, stress en voeding.
De invloed van stress op het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van een topsporter.
Dit onderzoeksartikel is het eindproduct ter afronding van de opleiding Sport, Gezondheid &
Management aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
Auteurs: Yorick Slangewal en Robert Roes
Opdrachtgever: Heleen van der Wilt van het HAN Seneca Sports and Exercise Nutrition.
Abstract
Background: Stress can significantly influence the nutrition behavior and the food choices of people.
Stress can lead to more or less food intake. A substantial increase of stress results in the fact that
people choose more often unhealthy food with high levels of sugar and fat instead of healthy
alternatives.
Objective: The purpose of this research study was to explore and to describe what the influence of
stress is on the dietary behavior and the food choices of an elite athlete.
Method: This research study is carried out through semi structured interviews among 11 elite
athletes and 3 sports dieticians.
Findings: 4 of the 11 elite athletes who are interviewed recognize that negative stress leads to more
or less food intake. 3 of the 11 elite athletes explain that they are going to eat more and unhealthy
during a stressful period. For 1 athlete negative stress leads to a significant reduction of appetite as
result this athlete is eating less. Negative stress among 3 athletes results in a relapse which leads to
old unhealthy food habits.
4 of the elite athletes who actually eat less or more among negative stress are all women. All the 3
male athletes suffer minimal changes is their nutritional behavior as a result of stress.
Conclusion: According to the findings it can be stated that negative stress can lead to more or less
food intake. It also can be stated that the nutritional behavior of female elite athletes is more
influenced by negative stress. The nutritional behavior among male elite athletes is rather less
influenced during stress.
Main recommendations:
1) Encourage an interdisciplinary cooperation
2) Follow-up research
3) To include stress and nutritional behavior into to existing educational program
4) Study pressure attention
5) Increasing the structure and the predictability of the nutritional guidance
Samenvatting
Achtergrond: Stress kan het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van mensen aanzienlijk
beïnvloeden. Stress kan lijden tot zowel over als ondervoeding. Een aanzienlijke verhoging van het
stressniveau resulteert in het gegeven dat mensen sneller kiezen voor voedingsmiddelen die rijk zijn
aan vet en suikers in plaats van gezonde alternatieven.
Doelstelling: Het doel van deze onderzoeksstudie was te verkennen en te beschrijven wat de invloed
is van stress op het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van een topsporter.
Methode: Deze onderzoeksstudie is uitgevoerd middels semigestructureerde interviews bij 11
topsporters en 3 sportdiëtisten.
Bevindingen: 4 van de 11 geïnterviewde topsporters onderkennen dat negatieve stress leidt tot over-
of ondervoeding. 3 van de 11 geïnterviewde topsporters verklaren meer en tevens ongezonder te
gaan eten. Voor 1 topsporter leidt negatieve stress tot een aanzienlijke vermindering van de eetlust
en gaat als gevolg hiervan beduidend minder eten. Voor 3 topsporters leidt negatieve stress tot terug
val in oude voedingsgewoontes.
De 4 topsporters waarbij daadwerkelijk over- of ondervoeding is geconstateerd waren allen vrouw.
De 3 mannelijke topsporters ondervinden minimale veranderingen in hun voedingsgedrag als gevolg
van stress.
Conclusie: Op grond van de resultaten kan gesteld worden dat negatieve stress kan leiden tot zowel
over- als ondervoeding. Tevens kan gesteld worden dat het voedingsgedrag van de vrouwelijke
topsporter meer wordt beïnvloed door negatieve stress dan het voedingsgedrag van de mannelijke
topsporter.
Aanbevelingen:
1) Stimuleer een interdisciplinaire samenwerking
2) Vervolg onderzoek
3) Het thema stress en voedingsgedrag inpassen in bestaande opleiding
4) Aandacht voor studiebelasting
5) Verhogen van structuur en voorspelbaarheid van de voedingsbegeleiding
Kernbegrippen: stress, topsport, voedingsgedrag, stressor, cortisol, fight-or-flight respons
Inleiding
Achtergrond
Topsporters staan voortdurend onder hoge
druk om optimale prestaties te leveren.
Topsport kan daarom worden beschouwd als
een psychosociale stressor (www.nlcoach.nl,
2012). Prestatieverwachtingen, ouderlijke
druk, coachproblematiek en teamdruk zijn
psychosociale stressoren binnen de omgeving
van de topsporter (Thompson & Sherman,
2004). Voor zowel topsporters als de
begeleiding is omgaan met stress
onontbeerlijk om tot prestaties te komen
(www.purekracht.nl, 2012).
Om optimaal te kunnen presteren en na een
inspanning te herstellen is het voor een
topsporter eveneens belangrijk om de juiste
voeding tot zich te nemen. Echter kan stress
het voedingsgedrag en de voedingskeuzes
aanzienlijk beïnvloeden (Michou & Costarelli,
2011; Yates, Edman, Crago & Crowell, 2003).
Dit onderzoek bestaat uit een verkennende
empirische studie naar de invloed van stress
op het voedingsgedrag en voedingskeuzes van
topsporters.
Aanleiding
Dit onderzoek heeft plaats gevonden in
opdracht van het kennisteam HAN Seneca
Sports and Excercise Nutrition. Sinds het begin
van deze eeuw is sportvoeding een van de
inhoudelijke speerpunten van het Instituut
voor Sport en Bewegingsstudies (ISBS) van de
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
Binnen het kennisteam HAN Seneca Sports
and Excercise Nutrition is er vrij weinig kennis
aanwezig met betrekking tot stress en de
relatie met voeding en gedrag. Men heeft de
ambitie om de voedingsbegeleiding van de
(top)sporters zo optimaal mogelijk te maken
en wil zodoende meer weten over stress en de
relatie met voeding en gedrag.
ProbleemstellingDoelstelling
Mevrouw van der Wilt van het HAN Seneca
Sports and Exercise Nutrition concrete en
implementeerbare aanbevelingen aandragen
voor de optimalisatie van de
voedingsbegeleiding van topsporters. Dit door
te onderzoeken wat de invloed is van stress op
het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van
een topsporter, en door tevens te
inventariseren op welke wijze binnen de
huidige voedingsbegeleiding aandacht wordt
geschonken aan stress en de relatie met
voeding en gedrag.
Vraagstelling
Centrale hoofdvraag:
Wat is de invloed van stress op het
voedingsgedrag van topsporters?
Theoretische hoofdvraag: Wat is vanuit de
theorie bekend over stress met betrekking tot
voedingsfysiologie, voeding en gedrag?
Empirische hoofdvraag: Op welke wijze
beïnvloedt stress het voedingsgedrag en de
voedingskeuzes bij topsporters.
Analytische hoofdvraag: Hoe kan de
voedingsbegeleiding van (top)sporters
geoptimaliseerd worden op basis van de
bevindingen uit de theorie en de bevindingen
uit de praktijk?
Theoretische achtergrond
Stress
Stress is een fundamenteel onderdeel van het
leven van de mens, het is een biologisch
verschijnsel waarmee ieder organisme
geconfronteerd wordt. Elk organisme
ontvangt uitdagingen vanuit zijn externe
omgeving en persoonlijke behoeften. Om aan
deze uitdagingen te kunnen voldoen is een
zekere vorm van stress vereist (Zimbardo,
Weber & Johnson, 2007).
Krantz, Grunberg & Baum (1985) benaderen
het begrip stress vanuit psychologisch
oogpunt. De term stress wordt vanuit de
psychologie gedefinieerd als fysieke en
psychische veranderingen die optreden in een
reactie die of uitdagend of bedreigend is.
Externe prikkels kunnen een stressreactie op
gang brengen, de bron van de prikkels wordt
gedefinieerd als stressor. De fysieke en
psychische reactie op de prikkels van deze
stressoren wordt gedefinieerd als stress of de
stressrespons (Zimbardo, Weber & Johnson,
2007).
Vormen van stress
Stress is niet per definitie een negatief
verschijnsel (Kuiper et. a., 2005). In dit kader
zijn twee vormen van stress te onderscheiden:
eustress en distress.
Eustress is de vorm van stress die door een
persoon niet als problematisch maar louter als
uitdagend en motiverend wordt ervaren.
Hierdoor is de persoon in staat om korte tijd
beter te presteren.
Distress is de vorm van stress die louter als
problematisch en belemmerd wordt ervaren.
In dit geval ontstaat een disbalans tussen
belasting en belastbaarheid. Dit heeft
negatieve gevolgen op fysiologisch,
psychologisch, cognitief en emotioneel vlak
(Selye, 1956; Schreuder-Peters & Boomkamp,
2008).
Stresssystemen
De universele en biologische reactie op de
prikkels van een stressor wordt gedefinieerd
als fight-or-flight respons (Selye, 1956). De
fight-or-flight respons brengt verschillende
lichamelijke reacties op gang. De fysiologische
respons op de prikkels van een stressor heeft
als kenmerk de activatie van het sympathische
zenuwstelsel. Het sympathische zenuwstelsel
is onderdeel van het autonome zenuwstelsel
en is verantwoordelijk voor de response in
stressvolle of bedreigende situaties (Zimbardo,
Weber & Johnson, 2006). Dit deel van het
zenuwstelsel is essentieel in situaties waarbij
een organisme in staat moet zijn om snel en
krachtig te handelen. In het kader van de
fight-or-flight respons vervullen twee
hormoonsystemen een essentiële functie: het
adrenalinesysteem en het cortisolsysteem.
Het adrenalinesysteem is verantwoordelijk
voor de regulatie van adrenaline en
noradrenaline. Dit hormoon zorgt ervoor dat
het lichaam in toestand van alertheid wordt
gebracht, verhoging van hartslag, verwijding
van pupillen en versnelling van ademhaling
zijn de meest prominente fysiologische
reacties (Karsten, 2000). Tevens zorgt
adrenaline voor een verhoging van het
metabolisme en verhoging van de bloeddruk
(Marieb, 2004). Het cortisolsysteem is
verantwoordelijk voor de regulatie van het
hormoon cortisol. Het hormoon cortisol, alias
het stresshormoon, is verantwoordelijk voor
gluconeogenese. Dit proces zorgt ervoor dat
de samenstelling van het bloed veranderd, het
zet vet- en eiwitcellen afkomstig uit
spierweefsel om in glucose (Marieb, 2004). Dit
met als functie om glucose op te slaan voor de
hersenen. Hierdoor is het mogelijk om bij een
fight-or-flight respons direct energie te
kunnen genereren. Als cortisol langdurig in het
bloed aanwezig is heeft dit aanzienlijke
negatieve fysiologische gevolgen.
Vermindering van het immuunsysteem,
afname van kraakbeen- en botvorming,
vermindering herstelvermogen wonden en
diabetes (Cohen et. al, 2012).
Stressrespons
De wijze waarop stress zich uit wordt
gedefinieerd als stressrespons (Philip,
Zimbardo, Ann, Weber & Robert, Johnson,
2007). In het kader van de stressrespons zijn
er een viertal vormen te onderscheiden: de
fysiologische, gedragsmatige, emotionele en
cognitieve stressrespons. De fysiologische
respons heeft betrekking op louter
lichamelijke reacties: verhoogde bloeddruk,
verhoogd cholesterolgehalte, verhoogde
gevoeligheid voor infectieziekten,
aandoeningen van het maag-darmkanaal,
rugklachten en hart- en vaatziekten (Philip,
Zimbardo, Ann, Weber & Robert, Johnson,
2007). De gedragsmatige respons heeft
betrekking op reacties die verwant zijn aan het
menselijk gedrag: overmatig roken, eten of
drinken, persoonlijke isolatie, fouten maken
en gejaagd of opvliegend gedrag vertonen
(Schreuder-Peters, & Boomkamp, 2008). De
emotionele respons heeft betrekking op de
menselijke gevoelens: angst, wanhoop,
uitputting, gevoel van onbekwaamheid en
gevoel van isolatie en uitsluiting. De cognitieve
respons heeft betrekking op het menselijk
denkproces: introspectief vermogen,
veranderde interpretatie van de waarneming,
zwart-wit denken en het ontwikkelen van
dwanggedachten (Krimpen, 1993). In het
kader van de stressrespons is er een verschil
te herkennen tussen man en vrouw. De
stressrespons van mannen uit zich
voornamelijk op gedragsmatige vlak. De
stressrespons bij de vrouwen uit zich
voornamelijk op emotioneel en cognitief vlak.
(Compernolle, 2006; Brody & Hall 1993)
Voedingsfysiologie
Stress en voeding hebben een interactieve
samenwerking. Stress zorgt enerzijds voor een
versnelling van het metabolisme, anderzijds
wordt het immuunsysteem aanzienlijk
verzwakt (Gonnissen & Goudsmet, 2005). In
het kader van de voedingsfysiologie zijn er
enkele effecten toe te schrijven aan stress.
Stressvolle situaties beïnvloeden de
peristaltiek van maag en darmen- en de
uitscheiding van maag en darmsappen die het
voedsel afbreken en verteren. Bij een
stressvolle situatie is het maag- en darmstelsel
ook niet in staat om voldoende vitaminen en
mineralen op te nemen, dit omdat de
spijsvertering in een stressvolle situatie
minder efficiënt is en hierdoor essentiële
voedingsstoffen verloren gaan (Dale, 2008).
Hierdoor is het van belang om tijdens
stressvolle periodes te zorgen voor een
verhoogde inname van vitaminen en
mineralen (Rumke, 2008).
Voedingsgedrag
Stress beïnvloedt de menselijke eetlust
tweeledig, enerzijds kan het aanleiding geven
tot overvoeding en anderzijds tot
ondervoeding. Een chronische en verhoogde
cortisolafscheiding van de bijnieren heeft een
tweeledige werking op de eetlust, enerzijds
werkt het bevorderlijk en anderzijds werkt het
temperend (Bjorntorp, 1999; Wardle & Oliver
1999). Chronische stress zou ook de zin in de
consumptie van energierijke
voedingsmiddelen rijk aan suikers, zout en vet,
doen toenemen. Tevens bestaat er een relatie
tussen de hoogte van de chronische stress en
de hoeveelheid voeding die er wordt
ingenomen, hoe hoger de chronische stress
des te meer vetrijke producten er gegeten
worden. (Takeda et. al, 2004).
De invloed van stress op het voedingsgedrag
van mensen is significant bewezen (Michou &
Costarelli, 2011; Yates, Edman, Crago &
Crowell, 2003). Op grond van diverse studies
kan gesteld worden dat stress een aanzienlijke
verandering van voedingskeuze te weeg kan
brengen. Een aanzienlijke verhoging van het
stressniveau resulteert in het feit dat er
sneller wordt gekozen voor voedingsmiddelen
die rijk zijn aan vet en suikers in plaats van
gezonde alternatieven (Habhab, Sheldon &
Loeb, 2009; Zellner et. al, 2006). Tevens kan
gesteld worden dat de voedingskeuze van een
vrouw meer afhankelijk is van het stressniveau
dan die van de man (Zellner et. al, 2006).
Topsport kan worden beschouwd als een
psychosociale stressor (www.nlcoach.nl,
2012). Topsport als psychosociale stressor kan
beschouwd worden als een bepalende factor
bij het ontwikkelen van verstoord eetgedrag
(Sundgot-Borgen & Torstveit, 2004).
Vrouwelijke atleten op wedstrijdniveau
hebben een verhoogde kans op
eetstoornissen (Sundgot-Borgen & Torstveit,
2004; Greenleaf, C., Petrie, T., Carter, J., &
Reel, J. 2009). Een onderzoek van Ball & Lee
(2000) toont aan dat 3 op de 5 vrouwelijke
atleten een eetstoornis ontwikkelt als gevolg
van psychosociale stress. Gesteld kan worden
dat de zogeheten risicosporten: esthetische
sporten, sporten met diverse gewichtsklassen,
duursporten en sporten waarin een sterke
nadruk op het lichaam ligt of waar de kleding
het lichaam benadrukt, een verhoogde
risicofactor vormen voor het ontwikkelen van
verstoord eetgedrag en eetstoornissen (Cook
& Hausenblas, 2001; Resch & Haasz, 2009;
Smolak, Murnen & Ruble, 1999).
Methode
Onderzoekspopulatie
Topsporters
In deze onderzoeksstudie hebben 7
spelsporters, 2 duursporters en 2
krachtsporters geparticipeerd.
Geslachtsverhouding
In deze onderzoeksstudie hebben 8
vrouwelijke en 3 mannelijke topsporters
geparticipeerd.
Leeftijd
De topsporters vallen binnen de
leeftijdscategorie van 18 t/m 23 jaar.
Inclusiecriteria
Het inclusiecriterium van de doelgroep
topsporters volgt uit de definitie die het
Nederlands Olympisch Comité* Nederlandse
Sport Federatie (NOC*NSF) hanteert: "Een
topsporter beoefent sport op het hoogste
internationale seniorenniveau (EK's, WK's en
Olympische Spelen) en is tevens actief binnen
erkend topsportprogramma (www.nocnsf.nl,
2012)".
De motivatie om enkel topsporters te laten
deel nemen aan dit onderzoek vloeit voort
uit het gegeven dat het topsportbestaan vele
psychosociale stressoren kent (Thompson &
Sherman, 2004). Gesteld kan worden dat
stressniveau van een topsporter aanzienlijk
hoger ligt in vergelijking met een recreatief
sporter.
Voor de sportdiëtisten gold het
inclusiecriterium dat men topsporters
begeleidt moest hebben
Onderzoeksmethodiek
Om alle empirische deelvragen te kunnen
beantwoorden is er gekozen voor kwalitatief
onderzoek. Stress is een heel subjectief
gegeven en is daarom heel moeilijk te meten.
Door te kiezen voor kwalitatief onderzoek kon
de stressbeleving van de topsporter met een
bepaalde diepgang beschreven worden.
Vervolgens kon deze stressbeleving gekoppeld
worden aan het voedingsgedrag om zodoende
de relatie te beschrijven.
Onderzoekstype
Op grond van de doel- en vraagstelling kan
gesteld worden dat de onderzoeksfunctie van
deze studie van zowel verkennend als
beschrijvend van aard is.
Procedure
Voor werving van topsporters is
samengewerkt met twee topsportinstellingen:
Topsport Gelderland en Sporttop. Sporttop is
een sportorganisatie die zich richt op de
begeleiding en ontwikkeling van jong
Olympisch talent (www.sporttop.nl, 2012).
Tevens zijn er topsporters geworven via
Topsport Gelderland
(www.Topsportgelderland.nl, 2012).
Aansluitend zijn er diverse social media
ingezet om topsporters te werven. Via een e-
mail inclusief officiële informatiebrief zijn de
topsporters benaderd en geïnformeerd over
de inhoud van de onderzoeksstudie. De
semigestructureerde interviews zijn
afgenomen in aanwezigheid van twee
onderzoekers die beiden actief deel namen.
De interviews zijn allen opgenomen op een
audio-instrument en vervolgens volledig
uitgeschreven in een transcript.
Methode van dataverzamelingHet meetinstrument dat is ingezet binnen
deze onderzoeksstudie betreft het
semigestructureerd interview.
Semigestructureerde interviews zijn
betrouwbare meetinstrumenten die de
zekerheid kunnen bieden dat alle
noodzakelijke topics aan bod komen. De
topics die in de semigestructureerde
interviews gehanteerd zijn, zijn te herleiden
naar het theoretisch kader.
Steekproefgrootte
In deze onderzoeksstudie betrof de omvang
van de totale onderzoekspopulatie 14
personen: 11 topsporters en 3 sportdiëtisten.
De steekproeftrekking van de totale
onderzoekspopulatie is sterk afhankelijk
geweest van de beschikbaarheid en
toegankelijkheid.
Onderzoeksvariabelen
In deze onderzoeksstudie zijn twee expliciete
variabelen tegenover elkaar geplaatst: stress
en het voedingsgedrag. In de context van deze
studie fungeerde stress als de onafhankelijke
variabele en het voedingsgedrag als
afhankelijke variabele.
Dataverwerkingsmethode
Het analyseren van kwalitatieve data is een
gestructureerd proces bestaande uit een
drietal stappen: verzamelen, ordenen en
analyseren (van Thiel, 2007). De
semigestructureerde interviews zijn
opgenomen op een audio-instrument, om
deze vervolgens volledig uit te schrijven in de
vorm van een transcript. Het analyse-
instrument betrof het model van Baar (2002).
Op grond van dit analyse-model zijn alle
semigestructureerde interviews systematisch
geanalyseerd.
Validiteit & Betrouwbaarheid
Interne validiteit
Interne validiteit betreft aannemelijkheid en
geldigheid van het onderzoek. Binnen
kwalitatief onderzoek is het aannemelijk dat
bevindingen vooral interpretaties zijn van de
onderzoeker (van Thiel, 2007). Om interne
validiteit te waarborgen zijn er binnen deze
onderzoeksstudie enkele maatregelen
getroffen.
Om de interne validiteit te waarborgen zijn er
kritische inclusiecriteria geformuleerd. Op
deze wijze is geprobeerd de meest gunstige
onderzoekspopulatie samen te stellen om
zodoende tot een aannemelijke conclusies te
komen.
Binnen de interviews is sterk rekening
gehouden met het geven van sociaal
wenselijke antwoorden. Dit zou voor storing
kunnen zorgen. Om de kans hiertoe te
minimaliseren is de anonimiteit van iedere
respondent gewaarborgd. De respondenten
werden op deze manier gestimuleerd om
waarheidsgetrouwe antwoorden te geven.
Om de interne validiteit te waarborgen zijn er
verschillende gesprekstechnieken ingezet
door de onderzoekers. Zo zijn er bewust
variaties aangebracht in de vraagstelling, dit
met als doel om sociaal wenselijke
antwoorden te voorkomen en tevens de
consistentie van de gegeven antwoorden te
toetsen. (Hart, van Dijk, de Goede, Jansen &
Teunissen, 1998). Aansluitend zijn er
gesprekstechnieken als doorvragen,
parafraseren en actief luisteren ingezet tijdens
de interviews.
Tot slot zijn er 4 pilots uitgevoerd bij een
vergelijkbare groep van respondenten. De
pilots hadden als doel om de kwaliteit van
zowel de topiclijsten als de
gesprekstechnieken van de interviewers te
toetsen en waar nodig aan te scherpen.
Externe validiteit
Externe validiteit betreft de
generaliseerbaarheid van het onderzoek.
Generaliseerbaarheid is gebaat bij grote
aantallen respondenten (van Thiel, 2007).
Echter hebben de geringe beschikbaarheid
van topsporters en de tijdsplanning van het
onderzoek er toe geleidt dat er slechts een
beperkt aantal interviews afgenomen kon
worden.
Betrouwbaarheid
Voor de betrouwbaarheid is het van essentieel
belang dat het principe van herhaalbaarheid in
acht wordt genomen. Voor ieder interview is
hetzelfde protocol gehanteerd. Het interview
is bij iedere respondent op dezelfde wijze
opgebouwd, dit had als doel om de
navolgbaarheid te waarborgen. (Gratton &
Jones, 2007).
Het tweede criterium dat in acht is genomen
betreft de objectieve verslaglegging van alle
semigestructureerde interviews. Van ieder
interview is middels een audio-instrument een
geluidsopname gemaakt. Deze geluidsopname
is vervolgens volledig uitgeschreven en
verwerkt tot transcript.
Resultaten
De empirische hoofdvraag van deze
onderzoeksstudie was: op welke wijze
beïnvloedt stress het voedingsgedrag en de
voedingskeuzes bij topsporters?
Stressbeleving
De eerste empirische deelvraag was: hoe
ziet de stressbeleving eruit vanuit het oogpunt
van de topsporter?
Stressoren
In het kader van de stressbeleving werden de
geïnterviewde topsporters gevraagd om te
beschrijven welke factoren in de context van
hun topsportbestaan en mogelijk gerelateerd
daaraan stress veroorzaken, de zo
gedefinieerde stressoren. In deze context is er
een onderscheid gemaakt tussen eustress en
distress.
Eustress
Wedstrijdspanning
10 van de 11 geïnterviewde topsporters
ervaart wedstrijdspanning louter als een
positieve vorm van stress. Men beschrijft
wedstrijdspanning als een noodzakelijke
prikkel om te kunnen presteren. Het
onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Ik denk dat ik dat over het algemeen juist wel
kan. Ik heb juist een dosis wedstrijdspanning
nodig om goed te kunnen rijden. Dat heb ik
later in het seizoen ook gedaan, toen heb ik
bewust de spanning opgezocht om dat om te
zetten in concentratie.”
Intrinsieke prestatiedruk
Een tweede aspect dat veelvuldig wordt
aangehaald is de druk die de topsporters zich
zelf opleggen, de zo geheten intrinsieke
prestatiedruk. 7 van de 11 geïnterviewde
topsporters ervaren de intrinsieke motivatie
om te presteren of te winnen louter als een
positieve vorm van stress.
Distress
Studiebelasting
6 van de 11 topsporters verklaren negatieve
stress te ervaren als gevolg van
studiebelasting. Men beschrijft de relatie
tussen het topsportbestaan en het leven als
student te ervaren als negatieve stressor. Het
onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Nou ik stress eigenlijk best wel vaak, voor
mijn studie heb ik iedere maand een tentamen
en dat levert altijd wel wat stress op ja. En als
ik in het seizoen zit leveren wedstrijden ook
wel spanning op maar niet echt stress, dit is
wel zo als ik naar een meerdaagse moet. Dan
ben ik lang weg en moet ik veel regelen voor
de tijd. Stress is voor mij vooral de relatie
tussen studie en sport, en de tijdsverdeling
daartussen”
Prestatiedruk en prestatieverwachtingen
6 van de 11 topsporters ervaren de
prestatiedruk en prestatieverwachtingen als
negatieve stressfactor. Men onderkent dat de
druk om te presteren uitgeoefend door
partijen in hun omgeving een stressfactor
vormt. Hierin werden sponsorverwachtingen
en groepsdruk van teamgenoten veelvuldig
aangehaald. Het onderstaande citaat
illustreert de gegeven antwoorden aangaande
dit thema:
“Dan komt ook de druk van sponsors erbij”
Verlies van routine en structuur
Tot slot levert voor 5 van de 11 topsporters
het verlies van de dagelijkse routine en
structuur negatieve stress op. Men beschrijft
dat men als topsporter zijnde veel behoefte
heeft aan structuur en voorspelbaarheid.
Verlies van dagelijkse structuur en routine is in
de beleving van de geïnterviewde topsporters
een prominent aanwezige stresfactor.
Stressrespons
Binnen de stressbeleving is er specifiek
gekeken naar de wijze waarop stress zich bij
topsporters uit, de stressrespons.
Gedragsrespons
Nonchalant
6 van de 11 topsporters verklaren als gevolg
van negatieve stress minder zorgvuldig bezig
te zijn met het topsportbestaan. Men
onderkent dat stress een bepalende factor is
die ervoor zorgt dat men in mindere mate in
staat is om bepaalde facetten van topsport
zorgvuldig uit te voeren. Een voorbeeld dat
meermaals wordt aangehaald is het gegeven
minder geconcentreerd bezig te zijn met
trainingen.
Gejaagdheid
5 van de 11 topsporters verklaren meer
gejaagd te zijn als gevolg van negatieve stress.
Dit uit zich met name in
concentratieproblemen.
Emotionele respons
Onzekerheid
In de context van de emotionele respons
beschrijft 7 van de 11 topsporters een gevoel
van onzekerheid als het voornaamste
resultaat van negatieve stress. Het
onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Dat vind ik lastig om aan te geven. Ik denk
dat ik dan minder vertrouwen in mezelf heb. Ik
kan soms wel verdrietig of boos zijn, maar
negatieve stress uit zich meer in persoonlijke
onzekerheid.”
Cognitieve respons
Negatief denkpatroon
7 van de 11 geïnterviewde topsporters
beschrijven ten tijde van stress een negatief
denkpatroon te ontwikkelen. Het
onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Ja, dat klopt, en dan ga je in een neerwaartse
spiraal en dan wordt het alleen maar erger. En
dan belandt je steeds meer in negatieve stress
en spanning.”
Mannen en vrouwen
Een opmerkelijke bevinding aangaande de
stressbeleving betreft het verschil tussen
mannen en vrouwen. Zowel de mannelijke als
vrouwelijke topsporters onderkennen
gevolgen van negatieve stress te ondervinden.
Echter verschilt de stressrespons tussen
mannen en vrouwen aanzienlijk. Het
mannelijk deel van de geïnterviewde
topsporters laat zich naar eigen zeggen vooral
op gedragsmatig vlak beïnvloeden door stress.
De stressrespons bij het vrouwelijk deel uit
zich op gedragsmatig, cognitief en emotioneel
vlak.
Voeding en stress
De tweede empirische deelvraag was: op
welke wijze beïnvloedt stress het
voedingsgedrag en de voedingskeuzes van de
doelgroep topsporters?
Voor beantwoording van deze empirische
deelvraag is de koppeling gemaakt met de
eerste empirische deelvraag. Dit met de
intentie om te ontdekken op welke wijze
stress en de beleving ervan van invloed is op
het voedingsgedrag van topsporters.
Bewustzijn voedingsgedrag
De geïnterviewde topsporters zijn gevraagd in
welke mate zij bezig zijn met hun
voedingsgedrag en de voedingskeuzes die zij
maken. 7 van de 11 topsporters verklaren
uiterst bewust bezig te zijn met hun
voedingsgedrag. Naar eigen zeggen beseft
men terdege welke rol voeding speelt binnen
de context van hun topsportbestaan. Het
onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Ik ben wel heel bewust bezig met mijn
eetpatroon, ik denk dat het ook wel moet. Het
is in mijn ogen zeker een vereiste als
topsporter zijnde”
Voedingskeuzes
7 van de 11 geïnterviewde topsporters
onderkennen dat negatieve stress van invloed
is op hun voedingsgedrag en voedingskeuzes.
Deze groep is in drie categorieën te verdelen.
3 topsporters verklaren de neiging te hebben
om ongezond te gaan eten, dit blijft echter bij
de neiging. 3 topsporters verklaren aanzienlijk
meer en ongezonder te gaan eten als gevolg
van negatieve stress. Tot slot verklaart 1
topsporter aanzienlijk minder te gaan eten als
gevolg van negatieve stress.
De geïnterviewde topsporters definiëren
ongezonde voedingskeuzes als bijvoorbeeld
snoep- en snackgedrag, voedingskeuzes die
disfunctioneel en nadelig zijn voor een
topsporter.
Het onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Positieve stress niet maar negatieve wel, ik ga
dan bijvoorbeeld veel meer eten dan normaal
gesproken en ook vooral ongezond. En dit doe
ik normaal niet.”
Terugval in oude voedingsgewoontes
3 van de 11 geïnterviewde topsporters
verklaren moeite te hebben om ten tijde van
negatieve stress gedisciplineerd en
consequent bezig te blijven met hun
voedingsgedrag. Men verklaart in zekere mate
terug te vallen in oude voedingsgewoontes.
Het onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Hij had dan een schema gemaakt en ik vond
het heel moeilijk om er ook goed mee bezig te
zijn en bepaalde dingen te snappen, ook
merkte ik dat ik ten tijde van stress terug viel
in mijn oude eetgewoontes.”
Regulering voedingsgedrag
8 van de 11 van de geïnterviewde topsporters
verklaren doorgaans zeer goed in staat te zijn
om hun voedingsgedrag en voedingskeuzes te
reguleren, ook ten tijden van negatieve stress.
7 van de 11 geïnterviewde topsporters
onderkennen dat hun voedingsgedrag wordt
beïnvloedt door negatieve stress. Deze groep
is te verdelen in twee categorieën. De eerste
groep verklaart bewust te kiezen voor
gezonde alternatieven zoals fruit, op het
moment dat men de neiging voelt om
ongezonde voedingskeuzes te maken. De
tweede categorie bestaande uit 3 topsporters
onderkent ook dat stress het voedingsgedrag
beïnvloedt, echter is men minder bekwaam
om hun voedingsgedrag te reguleren. Deze
topsporters gaan daadwerkelijk meer en
ongezonder eten.
Mannen en vrouwen
Een opvallende bevinding binnen dit thema
betreft de verschillen tussen de mannelijke en
vrouwelijke topsporters. Het deel van
geïnterviewde topsporters die onderkent dat
negatieve stress van invloed is op hun
voedingsgedrag betreft enkel vrouwelijke
topsporters. Het mannelijk deel verklaart
minimale tot geen veranderingen te
herkennen in hun voedingsgedrag als gevolg
van stress. Vanuit hun persoonlijke
stressbeleving heeft zowel positieve als
negatieve stress een minimale tot geen
invloed op hun voedingsgedrag en
voedingskeuzes.
Inrichting voedingsbegeleiding
De derde empirische deelvraag was: op welke
wijze wordt er binnen de huidige
voedingsbegeleiding aandacht geschonken
aan stress en de relatie met voeding en
gedrag?
Kennis
In de interviews is gevraagd of de
sportdiëtisten konden beschrijven wat zij
wisten over de effecten van stress op zowel
voedingsfysiologisch als gedragsmatig vlak.
Stress en voedingsfysiologie
De geïnterviewde sportdiëtisten verklaren dat
ze geen concrete en parate theoretische
kennis bezitten aangaande stress en de
mogelijke voedingsfysiologische effecten die
het te weeg kan brengen. De kennis is
voornamelijk afkomstig uit het werkveld en
niet zozeer uit de genoten opleiding of
wetenschappelijk literatuur. Alle
geïnterviewde sportdiëtisten kwamen met
een gelijkwaardig antwoord op de vraag wat
zij wisten over de mogelijke
voedingsfysiologische effecten van stress. Ze
verklaarden dat er vanuit de reguliere
opleidingen geen specifieke aandacht wordt
geschonken aan stress en de relatie met
voedingsfysiologie. Het onderstaande citaat
illustreert de gelijkwaardige antwoorden van
de sportdiëtisten:
“Laat ik het zo zeggen, in de reguliere
opleidingen wordt daar geen aandacht aan
besteed”
Stress en voedingsgedrag
De geïnterviewde sportdiëtisten zijn gevraagd
wat men weet over stress en de mogelijke
invloed op het voedingsgedrag. De
sportdiëtisten onderkennen in de praktijk wel
enkele gedragsmatige effecten te herkennen
die mogelijk verband houden met stress. Men
vertelt dat ze in specifieke gevallen niet
kunnen verklaren waarom bepaalde
voedingsadviezen geen rendement opleveren,
voedingstechnisch zou het wel moeten. Men
beseft terdege dat voeding en gedrag
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en
dat stress mogelijkerwijs van invloed kan zijn
hierop. Echter verklaart men relatief weinig
kennis te bezitten over zowel stress als
(voedings)gedrag en de mogelijke relatie hier
tussen. Het onderstaande citaat illustreert de
gegeven antwoorden aangaande dit thema:
Aandacht voor stress
Aansluitend op het thema kennis zijn de
sportdiëtisten gevraagd op welke wijze zij
aandacht schenken aan de relatie tussen
stress, voeding en gedrag in de
voedingsbegeleiding van topsporters.
Stress en voedingsfysiologie
De geïnterviewde sportdiëtisten onderkennen
in de praktijk enkele voedingsfysiologische
effecten tegen te komen die mogelijk verband
houden met stress. Ze verklaren hier zeer
zeker rekening mee te houden. Men geeft aan
te weten dat bijvoorbeeld wedstrijdspanning
een stressfactor vormt die bepaalde klachten
teweeg kan brengen. In deze context houdt
men naar eigen zeggen wel rekening met
stress en de mogelijke voedingsfysiologische
effecten ervan. Het onderstaande citaat
illustreert de gegeven antwoorden aangaande
dit thema:
“Ik houd er bijvoorbeeld rekening mee als
sporters gevoelig zijn voor het maag- en
darmstelsel, dat kan immers een gevolg zijn
van stres en spanning. Dan houd ik er wel
rekening mee wat ze eten op een wedstrijd
dag. Wat ze bijvoorbeeld eten 3 uur voor een
wedstrijd en hoe ze dat inrichten op een
wedstrijd dag. Maar dat is heel individueel.”
Stress en voedingsgedrag
De sportdiëtisten verklaren dat ze in de
praktijk in mindere mate aandacht schenken
aan stress en de relatie met voeding en
gedrag. De sportdiëtisten onderkennen dat
voeding en gedrag onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn en dat stress het
(voedings)gedrag behoorlijk kan beïnvloeden.
Men verklaart in de praktijk wel enkele
gedragsmatige effecten te herkennen bij
topsporters die mogelijk verband houden met
stress. Ze verklaren echter dat ze het moeilijk
vinden om hier structureel aandacht aan te
schenken omdat ze naar eigen zeggen weinig
deskundigheid hebben op zowel het gebied
van stress als gedrag. Het onderstaande citaat
illustreert de gegeven antwoorden aangaande
dit thema:
“Sporters die ongeremd eetgedrag hebben,
daar waar tenminste het mentale aspect
aanzit. Ik weet niet goed hoe ik daar mee moet
omgaan of inspelen. Ik kom niet veel verder
als: zoek afleiding of maak een strategie. Veel
verder dan dat kom ik niet.”
Interdisciplinariteit
De sportdiëtisten werden gevraagd of er
binnen de voedingsbegeleiding deskundigheid
van andere disciplines werd geïntegreerd.
Interdisciplinaire samenwerking
De geïnterviewde sportdiëtisten verklaren dat
ze topsporters voornamelijk
voedingstechnisch adviseren. Men verklaart
dat er binnen de huidige voedingsbegeleiding
weinig tot geen interactie aanwezig is tussen
sportdiëtisten en deskundigen op het gebied
van stress en (voedings)gedrag, bijvoorbeeld
sportpsychologen en mental coaches. Het
onderstaande citaat illustreert de gegeven
antwoorden aangaande dit thema:
“Ik zou het wel fijn vinden als ik meer
handvatten heb om te herkennen waar die
stress vandaan komt. Want daar is volgens mij
te weinig aandacht voor, er is wel een
fysiotherapeut en een trainer aangesteld maar
een sportpsycholoog is nog heel erg vreemd”
Visie op interdisciplinair samenwerken
Ter afsluiting van het thema
interdisciplinariteit werden de sportdiëtisten
gevraagd naar hun visie op interdisciplinair
samenwerken. Men onderkent dat er in de
praktijk weinig interactie aanwezig is met een
deskundige op het gebied van stress en
(voedings)gedrag, te weten een
sportpsycholoog of mental coach. Men is
echter van mening dat het voor de
voedingsbegeleiding van topsporters zeer
waardevol zou zijn om meer interactie te
creëren tussen een sportdiëtist en een
sportpsycholoog of een mental coach. Men is
ervan overtuigd dat middels een dergelijke
interdisciplinaire samenwerking het
rendement van de voedingsbegeleiding
verhoogd kan worden. Het onderstaande
citaat illustreert de gegeven antwoorden
aangaande dit thema:
“Ik denk dat er nog meer winst gehaald kan
worden als er nog meer naar het totale gedrag
wordt gekeken. En dan kan misschien wel een
mental coach of een psycholoog er beter voor
zorgen dat een atleet gezonder gaat eten dan
een diëtist”
Conclusie
Hoe ziet de stressbeleving eruit vanuit het
oogpunt van de topsporter?
Vanuit de stressbeleving van de topsporter
worden met name wedstrijdspanning en
intrinsieke prestatiedruk genoemd als
stressoren die leiden tot positieve stress. In
het kader van negatieve stress worden met
name studiebelasting, prestatiedruk en
prestatieverwachtingen en het verlies van
routine en structuur genoemd als stressoren.
De stressrespons van topsporters uit zich op
verschillende manieren. De gedragsmatige
respons uit zich voornamelijk in nonchalance
en gejaagdheid. De emotionele respons uit
zich met name in persoonlijke onzekerheid. De
cognitieve respons uit zich voornamelijk in het
ontwikkelen van een negatief denkpatroon.
Het mannelijk deel van de geïnterviewde
topsporters laat zich naar eigen zeggen vooral
op gedragsmatig vlak beïnvloeden door stress.
De stressrespons bij het vrouwelijk deel uit
zich op gedragsmatig, cognitief en emotioneel
vlak.
Op welke wijze beïnvloedt stress het
voedingsgedrag en de voedingskeuzes van
topsporters?
De resultaten maken inzichtelijk dat stress op
verschillende manieren van invloed is op het
voedingsgedrag van topsporters. 3 van de 11
topsporters hebben de neiging om
ongezonder te gaan eten, dit wordt echter
niet omgezet tot gedrag. 3 van de 11
topsporters gaan aanzienlijk meer en
ongezonder eten als gevolg van negatieve
stress. Tevens verklaart 1 topsporter
aanzienlijk minder te gaan eten als gevolg van
negatieve stress.
Tot slot leidt voor 3 van de 11 topsporters
stress tot terugval in oude
voedingsgewoontes.
De 4 topsporters waarbij daadwerkelijk over
of ondervoeding is geconstateerd waren allen
vrouw. De 3 mannelijke topsporters
ondervinden minimale veranderingen in hun
voedingsgedrag als gevolg van stress.
Op welke wijze wordt er binnen de huidige
voedingsbegeleiding aandacht geschonken
aan stress en de relatie met voeding en
gedrag?
De resultaten van deze onderzoeksstudie
maken inzichtelijke dat binnen de
voedingsbegeleiding van topsporters in zekere
mate aandacht wordt geschonken aan stress
en de relatie met voeding en gedrag. Echter is
dit niet heel bewust en consequent. De
sportdiëtisten verklaren niet de juiste kennis
en achtergrond te hebben om hier structureel
aandacht aan te schenken. Echter zien ze hier
wel de noodzaak en meerwaarde van in. De
sportdiëtisten dragen unaniem de visie om de
voedingsbegeleiding completer te maken.
Hierin zien zij duidelijk de meerwaarde om
meer interdisciplinair samen te werken met
een sportpsycholoog of mental coach.
Beantwoording hoofdvraag
De hoofdvraag was: wat is de invloed van
stress op het voedingsgedrag en
voedingskeuzes van topsporters?
Gesteld kan worden dat negatieve stress kan
leiden tot zowel over- als ondervoeding. Voor
3 van de 11 topsporters geldt dat ze
aanzienlijk meer en ongezonder gaan eten als
gevolg van negatieve stress. Voor 1 topsporter
leidt negatieve stress tot een aanzienlijke
vermindering van de eetlust en gaat als gevolg
hiervan beduidend minder eten. Voor 3
topsporters leidt negatieve stress tot terug val
in oude voedingsgewoontes.
Tot slot kan gesteld worden dat het
voedingsgedrag van de vrouwelijke topsporter
meer wordt beïnvloedt door negatieve stress
dan het voedingsgedrag van de mannelijke
topsporter.
Discussie
Theoretische relevantie
Stressrespons
Compernolle (2006) en Brody & Hall (1993)
stellen dat er een verschil is in stressrespons
tussen mannen en vrouwen. Mannen uiten
stress meer op gedragsmatig vlak en vrouwen
meer op emotioneel en cognitief vlak.
Uit dit onderzoek bleek eveneens een verschil
tussen mannen en vrouwen als het gaat om de
stressrespons. Mannelijke topsporters worden
met name op het gedragsmatig vlak
beïnvloedt daar waar vrouwelijke topsporters
vooral op emotioneel en cognitief vlak worden
beïnvloedt. Dit komt overeen met de
gevonden literatuur.
Stress en voedingsgedrag
Stress beïnvloedt de eetlust van de mens
tweeledig, enerzijds kan het aanleiding zijn
voor overvoeding en anderzijds voor
ondervoeding (Bjorntorp, 1999; Wardle &
Oliver, 1999). In een onderzoek van Wallis en
Hetherington (2009) onder 98 vrouwen is
aangetoond dat vrouwen onder invloed van
stress meer voedingsmiddelen eten die rijk
zijn aan vet en suikers en minder geneigd zijn
om te kiezen voor gezonde alternatieven. In
een vergelijkbaar onderzoek van Habhab
(2008) onder 40 vrouwen is aangetoond dat
een hoger niveau van stress resulteert in
verhoogde inname van zoet voedsel. Een
onderzoek van Zellner, Loaiza, Gonzalez, Pita,
Morales, Pecora & Wolf (2006) onder 34
vrouwelijke studenten toont eveneens aan dat
stress een verandering van voedselkeuze
weeg brengt. Bij mannen werd aanzienlijk
minder verandering van voedselkeuze onder
invloed van stress waargenomen (Zellner et.
al, 2006; Laitinen, Ek & Sovio 2002) Een
onderzoek van Wardle & Oliver (1999) onder
212 mannelijke en vrouwelijke studenten
toont aan dat stress met name een toename
van snack gedrag veroorzaakt.
Uit dit onderzoek bleek eveneens dat stress
van invloed is op het voedingsgedrag van
topsporters. 3 van de 11 geïnterviewde
topsporters verklaren meer en tevens
ongezonder te gaan eten. Voor 1 topsporter
leidt negatieve stress tot een aanzienlijke
vermindering van de eetlust en gaat als gevolg
hiervan beduidend minder eten. De
resultaten uit dit onderzoek komen overeen
met de bevindingen uit de gevonden
literatuur. Echter moet er wel een kritische
noot geplaatst worden. In vergelijking met de
gevonden literatuur betreft het hier een zeer
kleine onderzoeksgroep waardoor de
bevindingen enigszins vertekenend en
geflatteerd kunnen zijn. Hierdoor is het
moeilijk om de conclusies uit dit onderzoek
verder te generaliseren naar een bredere
groep van topsporters.
Mannen en vrouwen
Het onderzoek van Zellner et. al, (2006) toont
aan dat het voedingsgedrag van de vrouw
meer wordt beïnvloed door stress dan het
voedingsgedrag van de man. Dit wordt
eveneens geconcludeerd in het onderzoek van
Laitinen, Ek & Sovio (2002).
Deze onderzoeksstudie toont
overeenkomstige resultaten. De resultaten
laten zien dat enkel de vrouwelijk topsporters
ander voedingsgedrag vertonen als gevolg van
stress. De mannelijke topsporters verklaren
minimale tot geen veranderingen te
herkennen in hun voedingsgedrag als gevolg
van stress. De geslachtsverhouding binnen dit
onderzoek was niet heel evenwichtig. Dit
heeft als gevolg dat de resultaten mogelijk
een vertekenend beeld weergeven over de
verschillen tussen mannen en vrouwen.
Verstoord eetgedrag
Een onderzoek van Sundgot-Borgen &
Torstveit (2004) onder 1620 atleten (660
vrouwen, 960 mannen) toont aan dat er een
verband bestaat tussen sportbeoefening op
wedstrijdniveau en het ontwikkelen verstoord
eetgedrag en mogelijke eetstoornissen. Dit
onderzoek toont aan dat verstoord eetgedrag
onder (top)sporters bij zowel mannen (8%) als
bij vrouwen (20%) voor komt. Een
vergelijkbaar onderzoek van Ball & Lee (2000)
toont aan dat 3 op de 5 vrouwelijke atleten
een eetstoornis ontwikkelt als gevolg van
psychosociale stress. Een onderzoek van
Turnbull, Ward, Treasure Jick & Derby (1996)
toont aan verstoord eetgedrag bij zowel
mannen als vrouwen voor komt, echter ligt
het percentage onder vrouwelijke atleten
aanzienlijk hoger. Dit onderzoek stelt dat
tussen 1 op de 10 vrouwelijke atleten een
eetstoornis ontwikkeld. In het geval van
mannelijke atleten bedraagt dit cijfer tot 1 op
de 20.
In dit onderzoek laten de resultaten wel zien
dat stress van invloed is op het
voedingsgedrag van topsporters. Echter kan er
niet gesproken worden over ernstig verstoord
eetgedrag of eetstoornissen. Geen van de
geïnterviewde topsporters verklaart dat
negatieve stress leidt tot ernstige ontwrichting
van het voedingsgedrag. De resultaten van
deze onderzoeksstudie wijken op dit vlak af
van de gevonden literatuur. Dit kan als
oorzaak hebben dat de geïnterviewde
topsporters dit bewust niet hebben verteld
omdat er nog geen sterke vertrouwensrelatie
was tussen de respondenten en de
onderzoekers. Een andere mogelijk oorzaak
zou kunnen zijn dat de onderzoeksgroep te
beperkt was.
Praktische relevantie
De doelstelling van deze onderzoeksstudie
was het beschrijven van de invloed van stress
op het voedingsgedrag en voedingskeuzes van
topsporters en dit te vertalen naar
implementeerbare aanbevelingen. Door de
geringe onderzoekspopulatie is het moeilijk
om enkel op basis van deze onderzoeksstudie
hele gefundeerde conclusies te trekken.
Echter geven de resultaten een goed beeld
weer over stress en de invloed ervan op het
voedingsgedrag van topsporters. Dit
onderzoek maakt tevens inzichtelijk welke
factoren leiden tot stress en hoe dit zich uit bij
topsporters. Hierdoor kunnen sportdiëtisten
stress bij topsporters mogelijk eerder
herkennen om zodoende de gevolgen op het
voedingsgedrag te beperken. Dit onderzoek
leidt overigens ook tot enkele aanbevelingen
die sportdiëtisten kunnen helpen om de
voedingsbegeleiding te verbeteren. Dit alles
zal uiteindelijk moeten leiden tot een
efficiëntere voedingsbegeleiding en betere
sportieve prestaties van (top)sporters.
Begrenzingen en kritische reflectie
Omvang onderzoekspopulatie
De eerste onderzoeksbeperking heeft
betrekking op de omvang van de
onderzoekspopulatie. In totaal hebben 11
topsporters deelgenomen aan deze
onderzoeksstudie. Dit gaat in zeker mate ten
kosten van de representativiteit van de
resultaten. Ook zijn de uitkomsten van dit
onderzoek moeilijk te generaliseren onder
jonge topsporters die geen vol- of deeltijd
studie volgen.
Geslachtsverhouding
De tweede onderzoeksbeperking betreft de
geslachtsverhouding binnen de
onderzoekspopulatie. Om een betrouwbaar
beeld te krijgen tussen mannen en vrouwen
was bij aanvang van het onderzoek het
streven om geslachtsverhouding van 50/50 te
realiseren, hierin zijn de onderzoekers niet
volledig in geslaagd. Het wervingstraject van
geschikte topsporters verliep vrij moeizaam en
zodoende was het erg moeilijk een optimale
geslachtsverhouding te realiseren. Mede
hierdoor is er minder kritisch gekeken naar de
geslachtsverhouding van de
onderzoekspopulatie.
Leeftijd
De derde onderzoeksbeperking heeft
betrekking op de leeftijd van de topsporters.
De leeftijd van de geparticipeerde topsporters
lag tussen de 18 en 23 jaar. Hierin zijn twee
groepen te onderscheiden. De eerste groep
omvat 4 topsporters die nog binnen de
jeugdcategorieën van hun sport actief zijn. De
tweede groep bestaat uit 7 topsporters die
allen actief zijn op het professioneel
topsportniveau. Desalniettemin zijn allen
topsporters nog relatief jong en volgen ze 1 na
allemaal nog een vol- of deeltijd studie. 6 van
de 11 topsporters beschrijven de relatie
tussen het leven als topsporter en student te
ervaren als negatieve stressor. Dit bemoeilijkt
het generaliseren van de
onderzoeksresultaten voor een grote groep
van topsporters. Een vol- of deeltijd studie
duurt in veel gevallen maar 4 of 5 jaar en
topsporters maken op een bepaald moment
de keuze tussen een maatschappelijke of
topsportcarrière. Gesteld kan worden dat
studie als negatieve stressor op een dergelijk
moment komt te vervallen.
Voedingsbegeleiding
De vierde onderzoeksbeperking betreft het
gegeven dat niet alle geparticipeerde
topsporters voedingsbegeleiding hebben
gehad. Een vrij belangrijke inclusiecriterium
was het gegeven dat de participerende
topsporters voedingsbegeleiding gehad
dienden te hebben. Het wervingstraject van
topsporters verliep uiterst moeizaam, het
kostte veel tijd en energie om topsporters te
vinden die beschikbaar en toegankelijk waren
en tevens voldeden aan dit inclusiecriterium.
Mede hierdoor is de keuze gemaakt om dit
niet als hard inclusiecriterium te stellen.
Uiteindelijk heeft slechts een zeer beperkt
deel van de geparticipeerde topsporters een
vorm van voedingsbegeleiding gehad.
Suggesties voor vervolgonderzoek
Dit onderzoek had een verkennende en
beschrijvende functie. Op grond van de
resultaten en de onderzoeksbegrenzingen kan
gesteld worden dat er nog zeker
mogelijkheden liggen om dit
onderzoeksthema verder uit te diepen.
De onderzoeksstrategie van dit onderzoek was
kwalitatief van aard. Inherent hieraan is het
gegeven dat het empirische onderzoek is
uitgevoerd bij een relatief kleine en
homogene onderzoeksgroep. Om een
completer beeld te schetsen is het sterk
aanbevolen om een kwantitatief onderzoek te
doen waarin een grotere en meer gevarieerde
onderzoekspopulatie participeert.
Bij eventueel vervolgonderzoek is het aan te
bevelen om de geslachtsverhouding van de
onderzoekspopulatie evenwichtiger te maken.
Zo kunnen de verschillen met betrekking tot
stress en het voedingsgedrag tussen mannen
en vrouwen inzichtelijker worden gemaakt.
De leeftijd van de topsporters die hebben
deelgenomen aan dit onderzoek lag tussen de
18 en 23 jaar. In een vervolgonderzoek is het
aan te bevelen om topsporters te werven die
binnen de leeftijdscategorie vallen van 18 tot
circa 35 jaar. Deze leeftijdscategorie
vertegenwoordigt zowel studerende als voltijd
topsporters. Dit vereenvoudigt het
generaliseren van de onderzoeksresultaten.
In dit onderzoek zijn er drie sportdisciplines
vertegenwoordigd: 7 spelsporters, 2
duursporters en 2 krachtsporters. In een
mogelijk vervolgonderzoek is het aan te
bevelen om ook andere sportdisciplines te
laten deel nemen. Hierbij kan gedacht worden
aan esthetische sporten (turnen, dansen,
synchroon zwemmen) en sporten met
verschillende gewichtsklassen (judo, boksen
etc.).
Aanbevelingen
Naar aanleiding van de resultaten is het
mogelijk om een aantal aanbevelingen te
formuleren. Voor een uitgebreide beschrijving
van de aanbevelingen zie bijlage 2.
Bibliografie
Baar, P. (2002). Cursushandleiding training kwalitatieve analyse. Utrecht: Universiteit
Utrecht, opleiding pedagogiek.
Ball, K., & Lee, C. (2000). Relationships between psychosocial stress, coping, and disorders
eating. Newcastle: a Womens’s Health Australia, University of Newcastle.
Bjorntorp, P. (2001). Do stress reactions cause abdominal obesity and comorbidities? Obesity
Reviews
Brody, L. & Hall, A. (1993) Gender and emotion in context. New York: Guilford publications
Compernolle, T. (2006) Stress, vriend en vijand: De aanpak van stress, thuis en op het werk.
Tielt: Uitgeverij Lannoo
Dale, R. (2008) The handbook of stress science. New York: Springer Publishing Company
Gonnissen, K. & Goudsmet, A. (2005). De bedrijfsatleet. Mechelen: Kluwer.
Gratton, C. & Jones, I. (2007) Onderzoeksmethoden voor sportstudies. Groningen: Knowledge
centre for sport studies.
Habhab, S., Sheldon, J. & R, Loeb. (2009) The relationship between stress, dietary restraint
and food preferences in woman. University of Michigan, Dearborn USA.
Hart, H. ‘t, J. van Dijk, M. de Goede, W. Jansen & J. Teunissen (1998). Onderzoeksmethoden.
Amsterdam: Boom
Hetherington, M. & Wallis, D. (2009) Emotions and eating. Self-reported and experimentally
induces changes in food intake under stress. Loughborough University Centre for Research
into Eating Disorders, Department of Human Sciences, Loughborough University,
Leicestershire UK.
Karsten, C. (2000). Omgaan met burnout. Rijswijk: Elmar.B.V.
Krantz, D.S., Grunberg, N.E., & Baum, A. (1985). Health psychology. Annual review of
psychology, 36, 349-383.
Krimpen, V. H. (1993). Stress een kwestie van inzet. Assen: Van Gorcum.
Laitinen, J., Ek, E,.& Sovio, U. (2002) Stress-related eating and drinking behavior and body
mass index and predictors of this behavior. Oulu Regional institute of occupational Health.
Oulu Finland.
Marieb, E. (2004). Human anatomy & Physiology. San Francisco: Pearson education.
Michou, M. & Costarelli, V. (2011) Disorder eating attitudes in relation to anxiety levels, self-
esteem and body image on female basketball players. Human ecology laboratory,
department of economics and ecology, Harokopio University Athens, Greece.
Oliver, G. & Wardle, J. (1999) Perceived effects of stress on food choice, psysiology &
behavior. University College London, Health Behavior Unit, Depart of Epidemiology and
Public Health London.
Oliver, G. & Wardle, J. (1999) Perceived effects of stress on food choice, psysiology &
behavior. University College London, Health Behavior Unit, Depart of Epidemiology and
Public Health London.
Petrie, T., Greenleaf, C. Reel, J. & Carter, J. (2009) An examinaton of psychosocial correlates
of eating disorders among female collegiate athletes. Department of psychology, University
of North Texas, Denton USA
Resch, M., & Haasz, P. (2009). The first epidemiologic survey among Hungarian elite athletes:
eating disorders, depression and risk factors. Orv Hetil.
Rumpke, A. (2008). Als een feniks uit de as. Zeist: Uitgeverij Christofoor.
Schreuder-Peters, R., & Boomkamp, J. (2008). Psychologie de hoofdzaak. Houten: Wolters-
Noordhoff.
Selye, H. (1956). The stress of life. New York. MacGraw Hill..
Smolak, L., Murnen, S., & Ruble, A. (1999). Female Athletes and Eating Problems A Meta-
Analysis. Tucson: Department of Psychology.
Sundgot-Borgen, J. & Torstveit, M. (2004) Eating disorders among athletes. Sports Medicine
Section Ulleval Stadion Oslo.
Takeda, E., Terao, J., Nakaya, Y., Miyamoto, K., Baba, Y., Hirochichuman, R,. Tetsuro, O., &
Rokutan. (2004) Stress control and human nutrition. Project team of the 21st century COE
program “Human Nutritional Science on Stress control”. Institute of Health Biosciences, the
University of Tokushima Graduate School. Tokushima Japan.
Thiel, S., van. (2007). Bestuurkundig onderzoek. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Thompson, R., & Sherman, R. (2004). The female athlete triad. Bloomington: Bloomington
Center for Counseling and Human Development.
Turnbull, S., Ward, A., Treasure, J., Jick, H. & Derby, L. (1996) Handbook of eating disorders.
Chichester: John Wiley & Sons ltd.
Yates, A., Edman, J., Crago, M. & Crowell, D. (2003) Eating disorder symptoms in runners,
cyclists and paddlers. Department of psychiatry, University of Hawai, Honolulu, HI. USA.
Zellner, D., Loaiza, S., Gonzalez, Z., Pita, J., Morales, J., Pecora, D & Wolf, A. (2006) Food
selection changes under stress. Department of Psychology, Montclair State University,
Montclair USA.
Zimbardo, G.P.,Weber L,A., & Johnson L.R. (2007). Psychologie de essentie. Amsterdam:
Pearson education Benelux.
Zimbardo, P,. Johnson, V., & McCann, V. (2006) Psychologie, een inleiding. Amsterdam:
Pearson education Benelux.
Websites
Han, Hoge school Arnhem en Nijmegen. Geraadpleegd op 5 september 2012
http://blog.han.nl/hansportnutrition/effect-van-stress-op-het-voedingsgedrag-van-
topsporters/
NL-coach. Geraadpleegd op 11 oktober 2012
http://www.nlcoach.nl/kenniscentrum/voeding/voedingssupplementen-en-de-controle-op-
wat-erin-zit/
Pure kracht. Geraadpleegd op 7 september 2012 http://www.purekracht.nl/mentaal/stress
Bijlage 1: Authenticiteitverklaring
Verklaring van origineel ingeleverd werkstuk/rapport/scriptie.
Door ondertekening van deze verklaring, geef ik aan dat het door mij ingeleverd(e)
werkstuk/rapport/scriptie
***Afstudeeronderzoek: Invloed van stress op het voedingsgedrag van
topsporters***
zelfstandig en zonder enige externe hulp door mij is vervaardigd.
In delen van het product, die letterlijk of bijna letterlijk zijn geciteerd uit externe bronnen (zoals
internet, boeken, vakbladen etc.) is dit door mij via een verwijzing (bv. voetnoot) expliciet
kenbaar gemaakt in het geciteerde tekstdeel (cursief gedrukt).
Verder verklaar ik dat het product (resp. delen daarvan) nooit eerder door mij is (zijn)
aangeboden aan deze of een andere examencommissie.
Door het afleggen van deze verklaring geef ik expliciet aan dat ik mij bewust ben van de fraude-
sancties zoals vastgelegd in de Uitvoeringsregeling van het HAN-reglement examencommissies.
Plaats: Nijmegen
Datum: 21-01-2013
HBO-bacheloropleiding/HAN: Sport, gezondheid & management
Naam en studentnummer: Yorick Slangewal (450949) Robert Roes (458811)
Bijlage 2: Aanbevelingen.
Naar aanleiding van de resultaten van deze onderzoeksstudie is het mogelijk om een aantal
aanbevelingen te formuleren. Deze aanbevelingen zijn in eerste instantie gericht aan mevrouw van
der Wilt van het kennisteam HAN Seneca Sports and Exercise Nutrition. Echter kunnen deze
aanbevelingen voor een brede groep van sportdietisten gebruikt worden.
1) Interdisciplinaire samenwerking:
Uit dit onderzoek kwam naar voren dat sportdiëtisten voornamelijk voedingstechnisch onderlegd zijn
en het moeilijk vinden om structureel aandacht te schenken aan stress en (voedings)gedrag. Men
onderkent dat voeding en gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Echter verklaart men
weinig parate kennis te hebben op het gebied van stress en gedrag. Tevens verklaart men in de
praktijk weinig samen te werken met een deskundige op het gebied van stress en gedrag,
bijvoorbeeld een sportpsycholoog of een mental coach. De eerste aanbeveling richt zich op de
stimulering van een interdisciplinaire samenwerking waarin meer interactie aanwezig is met een
sportpsycholoog of mental coach. Op deze wijze kan de deskundigheid van een sportpsycholoog of
mental coach geïntegreerd worden in de huidige voedingsbegeleiding. Dit met als doel om de
doeltreffendheid en efficiëntie van de voedingsbegeleiding te verhogen.
De sportdiëtisten dragen de visie dat het voor de voedingsbegeleiding zeer waardevol zou zijn om
meer interdisciplinair te gaan samenwerken met een sportpsycholoog of mental coach. Het is aan te
bevelen om een interdisciplinaire samenwerking te stimuleren waarin sportpsychologen,
sportdietisten en trainers nauw met elkaar samenwerken. In deze interdisciplinaire samenwerking
draagt de sportpsycholoog bij aan de deskundigheid op het gebied van stress en gedrag. De
sportdiëtist draagt bij aan de deskundigheid op het gebied van voeding. Tot slot is de trainer vaak de
professional die het dichts bij de sporter staat en zodoende de meeste invloed kan uitoefenen. De
trainer kan in een dergelijke interdisciplinaire samenwerking een sleutelrol vervullen. Om een
praktische vertaalslag te maken is het belangrijk dat de sportdiëtisten weten wie ze kunnen
raadplegen als het gaat om stress en (voedings)gedrag. Nederland kent al geruime tijd een vereniging
van sportpsychologen (VSPN), deze heeft als doelstelling om de ontwikkeling van sportpsychologie te
stimuleren, ook wil men meer toepassing van psychische kennis in de praktijk. Voor de sportdiëtisten
die vooral een voedingstechnische achtergrond hebben kan deze vereniging met haar aangesloten
sportpsychologen wellicht enkele handvatten bieden. Deze vereniging is te bereiken via de website
www.vspn.nl. Via deze website kan er gemakkelijk informatie worden aangevraagd, men kan
sportpsychologen in alle regio’s van het land vinden doormiddel van de uitgebreide zoekfunctie. Er
kan direct contact gezocht worden doormiddel van de volgende contactgegevens: [email protected] of
via het volgende telefoonnummer: 06-50893960. Daarnaast kent Nederland een organisatie die zich
qua mental coaching onder andere richt op talenten en topsporters. Deze organisatie is gevestigd in
Haarlem en is via de website www.mentalcoach.com te bereiken of via het volgende
telefoonnummer: 06-48080900
2) Vervolgonderzoek,
De resultaten uit dit onderzoek zijn relevant voor sportdiëtisten, echter liggen er nog zeker
mogelijkheden om dit onderzoeksthema verder uit te diepen. Om een completer beeld te schetsen is
het sterk aanbevolen om een kwantitatief onderzoek uit te zetten waarin een grotere en meer
variërende onderzoekspopulatie participeert. Dit onderzoek heeft plaats gevonden bij een relatieve
kleine onderzoeksgroep, waardoor het moeilijk is om de resultaten voor een grote groep te
generaliseren. Desondanks kunnen de conclusies uit dit onderzoek als uitgangspunt dienen een
kwantitatief vervolgonderzoek. De tweede aanbeveling richt zich op het stimuleren van
vervolgonderzoek binnen dit onderzoeksthema. Het zou wederom een afstudeeropdracht kunnen
zijn voor studenten van de opleidingen: Sport, Gezondheid en Management (SGM), Leraar
Lichamelijke Opvoeding (ALO) en Voeding en Dietetiek. Op grond van de resultaten en de ervaringen
van de onderzoekers zijn enkele punten die in eventueel vervolgonderzoek in oogschouw genomen
dienen te worden:
Omvang
Om de relatie tussen stress en voedingsgedrag verder uit te diepen is het raadzaam om in een
vervolgonderzoek een grotere onderzoekspopulatie te laten deel nemen. Nederland telt ruim 4600
topsporters (www.sportknowhowxl.nl). Dit biedt mogelijkheden om een dergelijk onderzoek ook op
grote schaal uit te voeren.
Geslachtsverhouding
Bij eventueel vervolgonderzoek is het aan te bevelen om de geslachtsverhouding tussen mannen en
vrouwen evenwichtiger te maken. Op grond van de literatuur kan gesteld worden dat er een
aanzienlijk verschil tussen mannen en vrouwen als het gaat om stress en de invloed ervan op het
voedingsgedrag. Door de geslachtsverhouding nog beter in oogschouw te nemen kan het verschil
tussen mannen en vrouwen nog inzichtelijker worden gemaakt.
Leeftijd
In een vervolgonderzoek is het ook raadzaam om topsporters te werven die binnen de
leeftijdscategorie vallen van 18 tot circa 35 jaar. Deze leeftijdscategorie vertegenwoordigt zowel
studerende als voltijd topsporters. Dit vereenvoudigt het generaliseren van de onderzoeksresultaten.
Sportdisciplines
In dit onderzoek zijn er drie sportdisciplines vertegenwoordigd: 7 spelsporters, 2 duursporters en 2
krachtsporters. In een mogelijk vervolgonderzoek is het aan te bevelen om ook andere
sportdisciplines te laten deel nemen. Hierbij kan gedacht worden aan esthetische sporten (turnen,
dansen, synchroon zwemmen) en sporten met verschillende gewichtsklassen (judo, boksen etc.).
3) Aandacht voor stress binnen de reguliere opleidingen
Als het gaat om stress is de kennis van sportdiëtisten afkomstig uit het werkveld en niet zozeer uit de
genoten opleiding of wetenschappelijke literatuur. Men verklaarde dat er vanuit de reguliere
opleidingen geen specifieke aandacht wordt geschonken aan stress en de relatie met fysiologie en
gedrag. De derde aanbeveling richt zich op het stimuleren van aandacht voor stress binnen de
reguliere opleidingen. Het zou bijvoorbeeld in de opleiding Voeding en Dietetiek en de minor Sport &
Voeding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) geïntegreerd kunnen worden.
Om de voedingsbegeleiding te optimaliseren is van belang dat de huidige sportdiëtisten en de
sportdiëtisten in wording meer te weten komen over stress en de invloed ervan op het
(voedings)gedrag. Net als bij de eerste aanbeveling, kan de vereniging van sportpsychologen
uitkomst bieden. Behalve het aanbieden van hun diensten bieden deze opleidingen en cursussen aan
wat betreft sportpsychologie. Deze vereniging bestaat uit sportpsychologen die allemaal een licentie
bezitten voor zowel professionele ondersteuning als in het opleiden van derden, en in dit geval de
sportdiëtisten. Het stimuleren van kennis kan een goed uitgangspunt zijn om de voedingsbegeleiding
van (top)sporters zo efficiënt mogelijk te maken. Direct contact kan gezocht worden doormiddel van
de volgende contactgegevens: [email protected] of via het volgende telefoonnummer: 06-50893960.
4) Aandacht voor studie
Sportdiëtisten krijgen in de praktijk te maken met topsporters die het topsportbestaan combineren
met een vol- of deeltijd studie. Uit dit onderzoek blijkt dat relatie tussen het topsportbestaan en het
leven als student als stressvol wordt ervaren. Voor de sportdietisten is het aan te bevelen om te
kijken of de topsporter die begeleidt wordt een vol- of deeltijdstudie volgt. Het is raadzaam om als
sportdiëtist zijnde zoveel mogelijk over de studie te weten te komen, denk hierbij aan tentamens,
studielasturen en contactmomenten.
5) Stimuleren van structuur en voorspelbaarheid van de voedingsbegeleiding
Uit dit onderzoek is gebleken dat verlies van dagelijkse routine en structuur negatieve stress op
levert. Topsporters zijn dus gebaat bij voorspelbaarheid en structuur. De vijfde aanbeveling richt zich
op het stimuleren van structuur en voorspelbaarheid van de voedingsbegeleiding. Sportdietisten
kunnen hier ook aan bijdragen door de voedingsbegeleiding zo veel mogelijk voorspelbaar en
gestructureerd uit te voeren. Om de voorspelbaarheid te verhogen is het aan te bevelen om
bijvoorbeeld consult momenten op vaste dagen en vaste tijdstippen te plannen. Tevens dient de
voedingsadvisering aan te sluiten op de praktische mogelijkheden van de topsporter. Hierbij dient
bijvoorbeeld gekeken te worden naar factoren als reistijd, thuissituatie en werk of andere factoren
die de dagelijkse structuur en routine beïnvloeden.