47
Topsport, stress en voeding. De invloed van stress op het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van een topsporter.

Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Topsport, stress en voeding.

De invloed van stress op het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van een topsporter.

Dit onderzoeksartikel is het eindproduct ter afronding van de opleiding Sport, Gezondheid &

Management aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Auteurs: Yorick Slangewal en Robert Roes

Opdrachtgever: Heleen van der Wilt van het HAN Seneca Sports and Exercise Nutrition.

Page 2: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Abstract

Background: Stress can significantly influence the nutrition behavior and the food choices of people.

Stress can lead to more or less food intake. A substantial increase of stress results in the fact that

people choose more often unhealthy food with high levels of sugar and fat instead of healthy

alternatives.

Objective: The purpose of this research study was to explore and to describe what the influence of

stress is on the dietary behavior and the food choices of an elite athlete.

Method: This research study is carried out through semi structured interviews among 11 elite

athletes and 3 sports dieticians.

Findings: 4 of the 11 elite athletes who are interviewed recognize that negative stress leads to more

or less food intake. 3 of the 11 elite athletes explain that they are going to eat more and unhealthy

during a stressful period. For 1 athlete negative stress leads to a significant reduction of appetite as

result this athlete is eating less. Negative stress among 3 athletes results in a relapse which leads to

old unhealthy food habits.

4 of the elite athletes who actually eat less or more among negative stress are all women. All the 3

male athletes suffer minimal changes is their nutritional behavior as a result of stress.

Conclusion: According to the findings it can be stated that negative stress can lead to more or less

food intake. It also can be stated that the nutritional behavior of female elite athletes is more

influenced by negative stress. The nutritional behavior among male elite athletes is rather less

influenced during stress.

Main recommendations:

1) Encourage an interdisciplinary cooperation

2) Follow-up research

3) To include stress and nutritional behavior into to existing educational program

4) Study pressure attention

5) Increasing the structure and the predictability of the nutritional guidance

Page 3: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Samenvatting

Achtergrond: Stress kan het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van mensen aanzienlijk

beïnvloeden. Stress kan lijden tot zowel over als ondervoeding. Een aanzienlijke verhoging van het

stressniveau resulteert in het gegeven dat mensen sneller kiezen voor voedingsmiddelen die rijk zijn

aan vet en suikers in plaats van gezonde alternatieven.

Doelstelling: Het doel van deze onderzoeksstudie was te verkennen en te beschrijven wat de invloed

is van stress op het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van een topsporter.

Methode: Deze onderzoeksstudie is uitgevoerd middels semigestructureerde interviews bij 11

topsporters en 3 sportdiëtisten.

Bevindingen: 4 van de 11 geïnterviewde topsporters onderkennen dat negatieve stress leidt tot over-

of ondervoeding. 3 van de 11 geïnterviewde topsporters verklaren meer en tevens ongezonder te

gaan eten. Voor 1 topsporter leidt negatieve stress tot een aanzienlijke vermindering van de eetlust

en gaat als gevolg hiervan beduidend minder eten. Voor 3 topsporters leidt negatieve stress tot terug

val in oude voedingsgewoontes.

De 4 topsporters waarbij daadwerkelijk over- of ondervoeding is geconstateerd waren allen vrouw.

De 3 mannelijke topsporters ondervinden minimale veranderingen in hun voedingsgedrag als gevolg

van stress.

Conclusie: Op grond van de resultaten kan gesteld worden dat negatieve stress kan leiden tot zowel

over- als ondervoeding. Tevens kan gesteld worden dat het voedingsgedrag van de vrouwelijke

topsporter meer wordt beïnvloed door negatieve stress dan het voedingsgedrag van de mannelijke

topsporter.

Aanbevelingen:

1) Stimuleer een interdisciplinaire samenwerking

2) Vervolg onderzoek

3) Het thema stress en voedingsgedrag inpassen in bestaande opleiding

4) Aandacht voor studiebelasting

5) Verhogen van structuur en voorspelbaarheid van de voedingsbegeleiding

Kernbegrippen: stress, topsport, voedingsgedrag, stressor, cortisol, fight-or-flight respons

Page 4: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Inleiding

Achtergrond

Topsporters staan voortdurend onder hoge

druk om optimale prestaties te leveren.

Topsport kan daarom worden beschouwd als

een psychosociale stressor (www.nlcoach.nl,

2012). Prestatieverwachtingen, ouderlijke

druk, coachproblematiek en teamdruk zijn

psychosociale stressoren binnen de omgeving

van de topsporter (Thompson & Sherman,

2004). Voor zowel topsporters als de

begeleiding is omgaan met stress

onontbeerlijk om tot prestaties te komen

(www.purekracht.nl, 2012).

Om optimaal te kunnen presteren en na een

inspanning te herstellen is het voor een

topsporter eveneens belangrijk om de juiste

voeding tot zich te nemen. Echter kan stress

het voedingsgedrag en de voedingskeuzes

aanzienlijk beïnvloeden (Michou & Costarelli,

2011; Yates, Edman, Crago & Crowell, 2003).

Dit onderzoek bestaat uit een verkennende

empirische studie naar de invloed van stress

op het voedingsgedrag en voedingskeuzes van

topsporters.

Aanleiding

Dit onderzoek heeft plaats gevonden in

opdracht van het kennisteam HAN Seneca

Sports and Excercise Nutrition. Sinds het begin

van deze eeuw is sportvoeding een van de

inhoudelijke speerpunten van het Instituut

voor Sport en Bewegingsstudies (ISBS) van de

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

Binnen het kennisteam HAN Seneca Sports

and Excercise Nutrition is er vrij weinig kennis

aanwezig met betrekking tot stress en de

relatie met voeding en gedrag. Men heeft de

ambitie om de voedingsbegeleiding van de

(top)sporters zo optimaal mogelijk te maken

en wil zodoende meer weten over stress en de

relatie met voeding en gedrag.

ProbleemstellingDoelstelling

Mevrouw van der Wilt van het HAN Seneca

Sports and Exercise Nutrition concrete en

implementeerbare aanbevelingen aandragen

voor de optimalisatie van de

voedingsbegeleiding van topsporters. Dit door

te onderzoeken wat de invloed is van stress op

het voedingsgedrag en de voedingskeuzes van

een topsporter, en door tevens te

inventariseren op welke wijze binnen de

huidige voedingsbegeleiding aandacht wordt

geschonken aan stress en de relatie met

voeding en gedrag.

Vraagstelling

Centrale hoofdvraag:

Wat is de invloed van stress op het

voedingsgedrag van topsporters?

Theoretische hoofdvraag: Wat is vanuit de

theorie bekend over stress met betrekking tot

voedingsfysiologie, voeding en gedrag?

Page 5: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Empirische hoofdvraag: Op welke wijze

beïnvloedt stress het voedingsgedrag en de

voedingskeuzes bij topsporters.

Analytische hoofdvraag: Hoe kan de

voedingsbegeleiding van (top)sporters

geoptimaliseerd worden op basis van de

bevindingen uit de theorie en de bevindingen

uit de praktijk?

Theoretische achtergrond

Stress

Stress is een fundamenteel onderdeel van het

leven van de mens, het is een biologisch

verschijnsel waarmee ieder organisme

geconfronteerd wordt. Elk organisme

ontvangt uitdagingen vanuit zijn externe

omgeving en persoonlijke behoeften. Om aan

deze uitdagingen te kunnen voldoen is een

zekere vorm van stress vereist (Zimbardo,

Weber & Johnson, 2007).

Krantz, Grunberg & Baum (1985) benaderen

het begrip stress vanuit psychologisch

oogpunt. De term stress wordt vanuit de

psychologie gedefinieerd als fysieke en

psychische veranderingen die optreden in een

reactie die of uitdagend of bedreigend is.

Externe prikkels kunnen een stressreactie op

gang brengen, de bron van de prikkels wordt

gedefinieerd als stressor. De fysieke en

psychische reactie op de prikkels van deze

stressoren wordt gedefinieerd als stress of de

stressrespons (Zimbardo, Weber & Johnson,

2007).

Vormen van stress

Stress is niet per definitie een negatief

verschijnsel (Kuiper et. a., 2005). In dit kader

zijn twee vormen van stress te onderscheiden:

eustress en distress.

Eustress is de vorm van stress die door een

persoon niet als problematisch maar louter als

uitdagend en motiverend wordt ervaren.

Hierdoor is de persoon in staat om korte tijd

beter te presteren.

Distress is de vorm van stress die louter als

problematisch en belemmerd wordt ervaren.

In dit geval ontstaat een disbalans tussen

belasting en belastbaarheid. Dit heeft

negatieve gevolgen op fysiologisch,

psychologisch, cognitief en emotioneel vlak

(Selye, 1956; Schreuder-Peters & Boomkamp,

2008).

Stresssystemen

De universele en biologische reactie op de

prikkels van een stressor wordt gedefinieerd

als fight-or-flight respons (Selye, 1956). De

fight-or-flight respons brengt verschillende

lichamelijke reacties op gang. De fysiologische

respons op de prikkels van een stressor heeft

als kenmerk de activatie van het sympathische

zenuwstelsel. Het sympathische zenuwstelsel

is onderdeel van het autonome zenuwstelsel

en is verantwoordelijk voor de response in

stressvolle of bedreigende situaties (Zimbardo,

Page 6: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Weber & Johnson, 2006). Dit deel van het

zenuwstelsel is essentieel in situaties waarbij

een organisme in staat moet zijn om snel en

krachtig te handelen. In het kader van de

fight-or-flight respons vervullen twee

hormoonsystemen een essentiële functie: het

adrenalinesysteem en het cortisolsysteem.

Het adrenalinesysteem is verantwoordelijk

voor de regulatie van adrenaline en

noradrenaline. Dit hormoon zorgt ervoor dat

het lichaam in toestand van alertheid wordt

gebracht, verhoging van hartslag, verwijding

van pupillen en versnelling van ademhaling

zijn de meest prominente fysiologische

reacties (Karsten, 2000). Tevens zorgt

adrenaline voor een verhoging van het

metabolisme en verhoging van de bloeddruk

(Marieb, 2004). Het cortisolsysteem is

verantwoordelijk voor de regulatie van het

hormoon cortisol. Het hormoon cortisol, alias

het stresshormoon, is verantwoordelijk voor

gluconeogenese. Dit proces zorgt ervoor dat

de samenstelling van het bloed veranderd, het

zet vet- en eiwitcellen afkomstig uit

spierweefsel om in glucose (Marieb, 2004). Dit

met als functie om glucose op te slaan voor de

hersenen. Hierdoor is het mogelijk om bij een

fight-or-flight respons direct energie te

kunnen genereren. Als cortisol langdurig in het

bloed aanwezig is heeft dit aanzienlijke

negatieve fysiologische gevolgen.

Vermindering van het immuunsysteem,

afname van kraakbeen- en botvorming,

vermindering herstelvermogen wonden en

diabetes (Cohen et. al, 2012).

Stressrespons

De wijze waarop stress zich uit wordt

gedefinieerd als stressrespons (Philip,

Zimbardo, Ann, Weber & Robert, Johnson,

2007). In het kader van de stressrespons zijn

er een viertal vormen te onderscheiden: de

fysiologische, gedragsmatige, emotionele en

cognitieve stressrespons. De fysiologische

respons heeft betrekking op louter

lichamelijke reacties: verhoogde bloeddruk,

verhoogd cholesterolgehalte, verhoogde

gevoeligheid voor infectieziekten,

aandoeningen van het maag-darmkanaal,

rugklachten en hart- en vaatziekten (Philip,

Zimbardo, Ann, Weber & Robert, Johnson,

2007). De gedragsmatige respons heeft

betrekking op reacties die verwant zijn aan het

menselijk gedrag: overmatig roken, eten of

drinken, persoonlijke isolatie, fouten maken

en gejaagd of opvliegend gedrag vertonen

(Schreuder-Peters, & Boomkamp, 2008). De

emotionele respons heeft betrekking op de

menselijke gevoelens: angst, wanhoop,

uitputting, gevoel van onbekwaamheid en

gevoel van isolatie en uitsluiting. De cognitieve

respons heeft betrekking op het menselijk

denkproces: introspectief vermogen,

veranderde interpretatie van de waarneming,

zwart-wit denken en het ontwikkelen van

dwanggedachten (Krimpen, 1993). In het

kader van de stressrespons is er een verschil

te herkennen tussen man en vrouw. De

stressrespons van mannen uit zich

voornamelijk op gedragsmatige vlak. De

Page 7: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

stressrespons bij de vrouwen uit zich

voornamelijk op emotioneel en cognitief vlak.

(Compernolle, 2006; Brody & Hall 1993)

Voedingsfysiologie

Stress en voeding hebben een interactieve

samenwerking. Stress zorgt enerzijds voor een

versnelling van het metabolisme, anderzijds

wordt het immuunsysteem aanzienlijk

verzwakt (Gonnissen & Goudsmet, 2005). In

het kader van de voedingsfysiologie zijn er

enkele effecten toe te schrijven aan stress.

Stressvolle situaties beïnvloeden de

peristaltiek van maag en darmen- en de

uitscheiding van maag en darmsappen die het

voedsel afbreken en verteren. Bij een

stressvolle situatie is het maag- en darmstelsel

ook niet in staat om voldoende vitaminen en

mineralen op te nemen, dit omdat de

spijsvertering in een stressvolle situatie

minder efficiënt is en hierdoor essentiële

voedingsstoffen verloren gaan (Dale, 2008).

Hierdoor is het van belang om tijdens

stressvolle periodes te zorgen voor een

verhoogde inname van vitaminen en

mineralen (Rumke, 2008).

Voedingsgedrag

Stress beïnvloedt de menselijke eetlust

tweeledig, enerzijds kan het aanleiding geven

tot overvoeding en anderzijds tot

ondervoeding. Een chronische en verhoogde

cortisolafscheiding van de bijnieren heeft een

tweeledige werking op de eetlust, enerzijds

werkt het bevorderlijk en anderzijds werkt het

temperend (Bjorntorp, 1999; Wardle & Oliver

1999). Chronische stress zou ook de zin in de

consumptie van energierijke

voedingsmiddelen rijk aan suikers, zout en vet,

doen toenemen. Tevens bestaat er een relatie

tussen de hoogte van de chronische stress en

de hoeveelheid voeding die er wordt

ingenomen, hoe hoger de chronische stress

des te meer vetrijke producten er gegeten

worden. (Takeda et. al, 2004).

De invloed van stress op het voedingsgedrag

van mensen is significant bewezen (Michou &

Costarelli, 2011; Yates, Edman, Crago &

Crowell, 2003). Op grond van diverse studies

kan gesteld worden dat stress een aanzienlijke

verandering van voedingskeuze te weeg kan

brengen. Een aanzienlijke verhoging van het

stressniveau resulteert in het feit dat er

sneller wordt gekozen voor voedingsmiddelen

die rijk zijn aan vet en suikers in plaats van

gezonde alternatieven (Habhab, Sheldon &

Loeb, 2009; Zellner et. al, 2006). Tevens kan

gesteld worden dat de voedingskeuze van een

vrouw meer afhankelijk is van het stressniveau

dan die van de man (Zellner et. al, 2006).

Topsport kan worden beschouwd als een

psychosociale stressor (www.nlcoach.nl,

2012). Topsport als psychosociale stressor kan

beschouwd worden als een bepalende factor

bij het ontwikkelen van verstoord eetgedrag

(Sundgot-Borgen & Torstveit, 2004).

Vrouwelijke atleten op wedstrijdniveau

hebben een verhoogde kans op

eetstoornissen (Sundgot-Borgen & Torstveit,

Page 8: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

2004; Greenleaf, C., Petrie, T., Carter, J., &

Reel, J. 2009). Een onderzoek van Ball & Lee

(2000) toont aan dat 3 op de 5 vrouwelijke

atleten een eetstoornis ontwikkelt als gevolg

van psychosociale stress. Gesteld kan worden

dat de zogeheten risicosporten: esthetische

sporten, sporten met diverse gewichtsklassen,

duursporten en sporten waarin een sterke

nadruk op het lichaam ligt of waar de kleding

het lichaam benadrukt, een verhoogde

risicofactor vormen voor het ontwikkelen van

verstoord eetgedrag en eetstoornissen (Cook

& Hausenblas, 2001; Resch & Haasz, 2009;

Smolak, Murnen & Ruble, 1999).

Methode

Onderzoekspopulatie

Topsporters

In deze onderzoeksstudie hebben 7

spelsporters, 2 duursporters en 2

krachtsporters geparticipeerd.

Geslachtsverhouding

In deze onderzoeksstudie hebben 8

vrouwelijke en 3 mannelijke topsporters

geparticipeerd.

Leeftijd

De topsporters vallen binnen de

leeftijdscategorie van 18 t/m 23 jaar.

Inclusiecriteria

Het inclusiecriterium van de doelgroep

topsporters volgt uit de definitie die het

Nederlands Olympisch Comité* Nederlandse

Sport Federatie (NOC*NSF) hanteert: "Een

topsporter beoefent sport op het hoogste

internationale seniorenniveau (EK's, WK's en

Olympische Spelen) en is tevens actief binnen

erkend topsportprogramma (www.nocnsf.nl,

2012)".

De motivatie om enkel topsporters te laten

deel nemen aan dit onderzoek vloeit voort

uit het gegeven dat het topsportbestaan vele

psychosociale stressoren kent (Thompson &

Sherman, 2004). Gesteld kan worden dat

stressniveau van een topsporter aanzienlijk

hoger ligt in vergelijking met een recreatief

sporter.

Voor de sportdiëtisten gold het

inclusiecriterium dat men topsporters

begeleidt moest hebben

Page 9: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Onderzoeksmethodiek

Om alle empirische deelvragen te kunnen

beantwoorden is er gekozen voor kwalitatief

onderzoek. Stress is een heel subjectief

gegeven en is daarom heel moeilijk te meten.

Door te kiezen voor kwalitatief onderzoek kon

de stressbeleving van de topsporter met een

bepaalde diepgang beschreven worden.

Vervolgens kon deze stressbeleving gekoppeld

worden aan het voedingsgedrag om zodoende

de relatie te beschrijven.

Onderzoekstype

Op grond van de doel- en vraagstelling kan

gesteld worden dat de onderzoeksfunctie van

deze studie van zowel verkennend als

beschrijvend van aard is.

Procedure

Voor werving van topsporters is

samengewerkt met twee topsportinstellingen:

Topsport Gelderland en Sporttop. Sporttop is

een sportorganisatie die zich richt op de

begeleiding en ontwikkeling van jong

Olympisch talent (www.sporttop.nl, 2012).

Tevens zijn er topsporters geworven via

Topsport Gelderland

(www.Topsportgelderland.nl, 2012).

Aansluitend zijn er diverse social media

ingezet om topsporters te werven. Via een e-

mail inclusief officiële informatiebrief zijn de

topsporters benaderd en geïnformeerd over

de inhoud van de onderzoeksstudie. De

semigestructureerde interviews zijn

afgenomen in aanwezigheid van twee

onderzoekers die beiden actief deel namen.

De interviews zijn allen opgenomen op een

audio-instrument en vervolgens volledig

uitgeschreven in een transcript.

Methode van dataverzamelingHet meetinstrument dat is ingezet binnen

deze onderzoeksstudie betreft het

semigestructureerd interview.

Semigestructureerde interviews zijn

betrouwbare meetinstrumenten die de

zekerheid kunnen bieden dat alle

noodzakelijke topics aan bod komen. De

topics die in de semigestructureerde

interviews gehanteerd zijn, zijn te herleiden

naar het theoretisch kader.

Steekproefgrootte

In deze onderzoeksstudie betrof de omvang

van de totale onderzoekspopulatie 14

personen: 11 topsporters en 3 sportdiëtisten.

De steekproeftrekking van de totale

onderzoekspopulatie is sterk afhankelijk

geweest van de beschikbaarheid en

toegankelijkheid.

Onderzoeksvariabelen

In deze onderzoeksstudie zijn twee expliciete

variabelen tegenover elkaar geplaatst: stress

en het voedingsgedrag. In de context van deze

studie fungeerde stress als de onafhankelijke

variabele en het voedingsgedrag als

afhankelijke variabele.

Page 10: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Dataverwerkingsmethode

Het analyseren van kwalitatieve data is een

gestructureerd proces bestaande uit een

drietal stappen: verzamelen, ordenen en

analyseren (van Thiel, 2007). De

semigestructureerde interviews zijn

opgenomen op een audio-instrument, om

deze vervolgens volledig uit te schrijven in de

vorm van een transcript. Het analyse-

instrument betrof het model van Baar (2002).

Op grond van dit analyse-model zijn alle

semigestructureerde interviews systematisch

geanalyseerd.

Validiteit & Betrouwbaarheid

Interne validiteit

Interne validiteit betreft aannemelijkheid en

geldigheid van het onderzoek. Binnen

kwalitatief onderzoek is het aannemelijk dat

bevindingen vooral interpretaties zijn van de

onderzoeker (van Thiel, 2007). Om interne

validiteit te waarborgen zijn er binnen deze

onderzoeksstudie enkele maatregelen

getroffen.

Om de interne validiteit te waarborgen zijn er

kritische inclusiecriteria geformuleerd. Op

deze wijze is geprobeerd de meest gunstige

onderzoekspopulatie samen te stellen om

zodoende tot een aannemelijke conclusies te

komen.

Binnen de interviews is sterk rekening

gehouden met het geven van sociaal

wenselijke antwoorden. Dit zou voor storing

kunnen zorgen. Om de kans hiertoe te

minimaliseren is de anonimiteit van iedere

respondent gewaarborgd. De respondenten

werden op deze manier gestimuleerd om

waarheidsgetrouwe antwoorden te geven.

Om de interne validiteit te waarborgen zijn er

verschillende gesprekstechnieken ingezet

door de onderzoekers. Zo zijn er bewust

variaties aangebracht in de vraagstelling, dit

met als doel om sociaal wenselijke

antwoorden te voorkomen en tevens de

consistentie van de gegeven antwoorden te

toetsen. (Hart, van Dijk, de Goede, Jansen &

Teunissen, 1998). Aansluitend zijn er

gesprekstechnieken als doorvragen,

parafraseren en actief luisteren ingezet tijdens

de interviews.

Tot slot zijn er 4 pilots uitgevoerd bij een

vergelijkbare groep van respondenten. De

pilots hadden als doel om de kwaliteit van

zowel de topiclijsten als de

gesprekstechnieken van de interviewers te

toetsen en waar nodig aan te scherpen.

Externe validiteit

Externe validiteit betreft de

generaliseerbaarheid van het onderzoek.

Generaliseerbaarheid is gebaat bij grote

aantallen respondenten (van Thiel, 2007).

Echter hebben de geringe beschikbaarheid

van topsporters en de tijdsplanning van het

onderzoek er toe geleidt dat er slechts een

Page 11: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

beperkt aantal interviews afgenomen kon

worden.

Betrouwbaarheid

Voor de betrouwbaarheid is het van essentieel

belang dat het principe van herhaalbaarheid in

acht wordt genomen. Voor ieder interview is

hetzelfde protocol gehanteerd. Het interview

is bij iedere respondent op dezelfde wijze

opgebouwd, dit had als doel om de

navolgbaarheid te waarborgen. (Gratton &

Jones, 2007).

Het tweede criterium dat in acht is genomen

betreft de objectieve verslaglegging van alle

semigestructureerde interviews. Van ieder

interview is middels een audio-instrument een

geluidsopname gemaakt. Deze geluidsopname

is vervolgens volledig uitgeschreven en

verwerkt tot transcript.

Resultaten

De empirische hoofdvraag van deze

onderzoeksstudie was: op welke wijze

beïnvloedt stress het voedingsgedrag en de

voedingskeuzes bij topsporters?

Stressbeleving

De eerste empirische deelvraag was: hoe

ziet de stressbeleving eruit vanuit het oogpunt

van de topsporter?

Stressoren

In het kader van de stressbeleving werden de

geïnterviewde topsporters gevraagd om te

beschrijven welke factoren in de context van

hun topsportbestaan en mogelijk gerelateerd

daaraan stress veroorzaken, de zo

gedefinieerde stressoren. In deze context is er

een onderscheid gemaakt tussen eustress en

distress.

Eustress

Wedstrijdspanning

10 van de 11 geïnterviewde topsporters

ervaart wedstrijdspanning louter als een

positieve vorm van stress. Men beschrijft

wedstrijdspanning als een noodzakelijke

prikkel om te kunnen presteren. Het

onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Ik denk dat ik dat over het algemeen juist wel

kan. Ik heb juist een dosis wedstrijdspanning

nodig om goed te kunnen rijden. Dat heb ik

later in het seizoen ook gedaan, toen heb ik

bewust de spanning opgezocht om dat om te

zetten in concentratie.”

Intrinsieke prestatiedruk

Een tweede aspect dat veelvuldig wordt

aangehaald is de druk die de topsporters zich

Page 12: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

zelf opleggen, de zo geheten intrinsieke

prestatiedruk. 7 van de 11 geïnterviewde

topsporters ervaren de intrinsieke motivatie

om te presteren of te winnen louter als een

positieve vorm van stress.

Distress

Studiebelasting

6 van de 11 topsporters verklaren negatieve

stress te ervaren als gevolg van

studiebelasting. Men beschrijft de relatie

tussen het topsportbestaan en het leven als

student te ervaren als negatieve stressor. Het

onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Nou ik stress eigenlijk best wel vaak, voor

mijn studie heb ik iedere maand een tentamen

en dat levert altijd wel wat stress op ja. En als

ik in het seizoen zit leveren wedstrijden ook

wel spanning op maar niet echt stress, dit is

wel zo als ik naar een meerdaagse moet. Dan

ben ik lang weg en moet ik veel regelen voor

de tijd. Stress is voor mij vooral de relatie

tussen studie en sport, en de tijdsverdeling

daartussen”

Prestatiedruk en prestatieverwachtingen

6 van de 11 topsporters ervaren de

prestatiedruk en prestatieverwachtingen als

negatieve stressfactor. Men onderkent dat de

druk om te presteren uitgeoefend door

partijen in hun omgeving een stressfactor

vormt. Hierin werden sponsorverwachtingen

en groepsdruk van teamgenoten veelvuldig

aangehaald. Het onderstaande citaat

illustreert de gegeven antwoorden aangaande

dit thema:

“Dan komt ook de druk van sponsors erbij”

Verlies van routine en structuur

Tot slot levert voor 5 van de 11 topsporters

het verlies van de dagelijkse routine en

structuur negatieve stress op. Men beschrijft

dat men als topsporter zijnde veel behoefte

heeft aan structuur en voorspelbaarheid.

Verlies van dagelijkse structuur en routine is in

de beleving van de geïnterviewde topsporters

een prominent aanwezige stresfactor.

Stressrespons

Binnen de stressbeleving is er specifiek

gekeken naar de wijze waarop stress zich bij

topsporters uit, de stressrespons.

Gedragsrespons

Nonchalant

6 van de 11 topsporters verklaren als gevolg

van negatieve stress minder zorgvuldig bezig

te zijn met het topsportbestaan. Men

onderkent dat stress een bepalende factor is

die ervoor zorgt dat men in mindere mate in

Page 13: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

staat is om bepaalde facetten van topsport

zorgvuldig uit te voeren. Een voorbeeld dat

meermaals wordt aangehaald is het gegeven

minder geconcentreerd bezig te zijn met

trainingen.

Gejaagdheid

5 van de 11 topsporters verklaren meer

gejaagd te zijn als gevolg van negatieve stress.

Dit uit zich met name in

concentratieproblemen.

Emotionele respons

Onzekerheid

In de context van de emotionele respons

beschrijft 7 van de 11 topsporters een gevoel

van onzekerheid als het voornaamste

resultaat van negatieve stress. Het

onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Dat vind ik lastig om aan te geven. Ik denk

dat ik dan minder vertrouwen in mezelf heb. Ik

kan soms wel verdrietig of boos zijn, maar

negatieve stress uit zich meer in persoonlijke

onzekerheid.”

Cognitieve respons

Negatief denkpatroon

7 van de 11 geïnterviewde topsporters

beschrijven ten tijde van stress een negatief

denkpatroon te ontwikkelen. Het

onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Ja, dat klopt, en dan ga je in een neerwaartse

spiraal en dan wordt het alleen maar erger. En

dan belandt je steeds meer in negatieve stress

en spanning.”

Mannen en vrouwen

Een opmerkelijke bevinding aangaande de

stressbeleving betreft het verschil tussen

mannen en vrouwen. Zowel de mannelijke als

vrouwelijke topsporters onderkennen

gevolgen van negatieve stress te ondervinden.

Echter verschilt de stressrespons tussen

mannen en vrouwen aanzienlijk. Het

mannelijk deel van de geïnterviewde

topsporters laat zich naar eigen zeggen vooral

op gedragsmatig vlak beïnvloeden door stress.

De stressrespons bij het vrouwelijk deel uit

zich op gedragsmatig, cognitief en emotioneel

vlak.

Voeding en stress

De tweede empirische deelvraag was: op

welke wijze beïnvloedt stress het

voedingsgedrag en de voedingskeuzes van de

doelgroep topsporters?

Voor beantwoording van deze empirische

deelvraag is de koppeling gemaakt met de

eerste empirische deelvraag. Dit met de

intentie om te ontdekken op welke wijze

Page 14: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

stress en de beleving ervan van invloed is op

het voedingsgedrag van topsporters.

Bewustzijn voedingsgedrag

De geïnterviewde topsporters zijn gevraagd in

welke mate zij bezig zijn met hun

voedingsgedrag en de voedingskeuzes die zij

maken. 7 van de 11 topsporters verklaren

uiterst bewust bezig te zijn met hun

voedingsgedrag. Naar eigen zeggen beseft

men terdege welke rol voeding speelt binnen

de context van hun topsportbestaan. Het

onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Ik ben wel heel bewust bezig met mijn

eetpatroon, ik denk dat het ook wel moet. Het

is in mijn ogen zeker een vereiste als

topsporter zijnde”

Voedingskeuzes

7 van de 11 geïnterviewde topsporters

onderkennen dat negatieve stress van invloed

is op hun voedingsgedrag en voedingskeuzes.

Deze groep is in drie categorieën te verdelen.

3 topsporters verklaren de neiging te hebben

om ongezond te gaan eten, dit blijft echter bij

de neiging. 3 topsporters verklaren aanzienlijk

meer en ongezonder te gaan eten als gevolg

van negatieve stress. Tot slot verklaart 1

topsporter aanzienlijk minder te gaan eten als

gevolg van negatieve stress.

De geïnterviewde topsporters definiëren

ongezonde voedingskeuzes als bijvoorbeeld

snoep- en snackgedrag, voedingskeuzes die

disfunctioneel en nadelig zijn voor een

topsporter.

Het onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Positieve stress niet maar negatieve wel, ik ga

dan bijvoorbeeld veel meer eten dan normaal

gesproken en ook vooral ongezond. En dit doe

ik normaal niet.”

Terugval in oude voedingsgewoontes

3 van de 11 geïnterviewde topsporters

verklaren moeite te hebben om ten tijde van

negatieve stress gedisciplineerd en

consequent bezig te blijven met hun

voedingsgedrag. Men verklaart in zekere mate

terug te vallen in oude voedingsgewoontes.

Het onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Hij had dan een schema gemaakt en ik vond

het heel moeilijk om er ook goed mee bezig te

zijn en bepaalde dingen te snappen, ook

merkte ik dat ik ten tijde van stress terug viel

in mijn oude eetgewoontes.”

Regulering voedingsgedrag

8 van de 11 van de geïnterviewde topsporters

verklaren doorgaans zeer goed in staat te zijn

om hun voedingsgedrag en voedingskeuzes te

Page 15: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

reguleren, ook ten tijden van negatieve stress.

7 van de 11 geïnterviewde topsporters

onderkennen dat hun voedingsgedrag wordt

beïnvloedt door negatieve stress. Deze groep

is te verdelen in twee categorieën. De eerste

groep verklaart bewust te kiezen voor

gezonde alternatieven zoals fruit, op het

moment dat men de neiging voelt om

ongezonde voedingskeuzes te maken. De

tweede categorie bestaande uit 3 topsporters

onderkent ook dat stress het voedingsgedrag

beïnvloedt, echter is men minder bekwaam

om hun voedingsgedrag te reguleren. Deze

topsporters gaan daadwerkelijk meer en

ongezonder eten.

Mannen en vrouwen

Een opvallende bevinding binnen dit thema

betreft de verschillen tussen de mannelijke en

vrouwelijke topsporters. Het deel van

geïnterviewde topsporters die onderkent dat

negatieve stress van invloed is op hun

voedingsgedrag betreft enkel vrouwelijke

topsporters. Het mannelijk deel verklaart

minimale tot geen veranderingen te

herkennen in hun voedingsgedrag als gevolg

van stress. Vanuit hun persoonlijke

stressbeleving heeft zowel positieve als

negatieve stress een minimale tot geen

invloed op hun voedingsgedrag en

voedingskeuzes.

Inrichting voedingsbegeleiding

De derde empirische deelvraag was: op welke

wijze wordt er binnen de huidige

voedingsbegeleiding aandacht geschonken

aan stress en de relatie met voeding en

gedrag?

Kennis

In de interviews is gevraagd of de

sportdiëtisten konden beschrijven wat zij

wisten over de effecten van stress op zowel

voedingsfysiologisch als gedragsmatig vlak.

Stress en voedingsfysiologie

De geïnterviewde sportdiëtisten verklaren dat

ze geen concrete en parate theoretische

kennis bezitten aangaande stress en de

mogelijke voedingsfysiologische effecten die

het te weeg kan brengen. De kennis is

voornamelijk afkomstig uit het werkveld en

niet zozeer uit de genoten opleiding of

wetenschappelijk literatuur. Alle

geïnterviewde sportdiëtisten kwamen met

een gelijkwaardig antwoord op de vraag wat

zij wisten over de mogelijke

voedingsfysiologische effecten van stress. Ze

verklaarden dat er vanuit de reguliere

opleidingen geen specifieke aandacht wordt

geschonken aan stress en de relatie met

voedingsfysiologie. Het onderstaande citaat

illustreert de gelijkwaardige antwoorden van

de sportdiëtisten:

Page 16: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

“Laat ik het zo zeggen, in de reguliere

opleidingen wordt daar geen aandacht aan

besteed”

Stress en voedingsgedrag

De geïnterviewde sportdiëtisten zijn gevraagd

wat men weet over stress en de mogelijke

invloed op het voedingsgedrag. De

sportdiëtisten onderkennen in de praktijk wel

enkele gedragsmatige effecten te herkennen

die mogelijk verband houden met stress. Men

vertelt dat ze in specifieke gevallen niet

kunnen verklaren waarom bepaalde

voedingsadviezen geen rendement opleveren,

voedingstechnisch zou het wel moeten. Men

beseft terdege dat voeding en gedrag

onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en

dat stress mogelijkerwijs van invloed kan zijn

hierop. Echter verklaart men relatief weinig

kennis te bezitten over zowel stress als

(voedings)gedrag en de mogelijke relatie hier

tussen. Het onderstaande citaat illustreert de

gegeven antwoorden aangaande dit thema:

Aandacht voor stress

Aansluitend op het thema kennis zijn de

sportdiëtisten gevraagd op welke wijze zij

aandacht schenken aan de relatie tussen

stress, voeding en gedrag in de

voedingsbegeleiding van topsporters.

Stress en voedingsfysiologie

De geïnterviewde sportdiëtisten onderkennen

in de praktijk enkele voedingsfysiologische

effecten tegen te komen die mogelijk verband

houden met stress. Ze verklaren hier zeer

zeker rekening mee te houden. Men geeft aan

te weten dat bijvoorbeeld wedstrijdspanning

een stressfactor vormt die bepaalde klachten

teweeg kan brengen. In deze context houdt

men naar eigen zeggen wel rekening met

stress en de mogelijke voedingsfysiologische

effecten ervan. Het onderstaande citaat

illustreert de gegeven antwoorden aangaande

dit thema:

“Ik houd er bijvoorbeeld rekening mee als

sporters gevoelig zijn voor het maag- en

darmstelsel, dat kan immers een gevolg zijn

van stres en spanning. Dan houd ik er wel

rekening mee wat ze eten op een wedstrijd

dag. Wat ze bijvoorbeeld eten 3 uur voor een

wedstrijd en hoe ze dat inrichten op een

wedstrijd dag. Maar dat is heel individueel.”

Stress en voedingsgedrag

De sportdiëtisten verklaren dat ze in de

praktijk in mindere mate aandacht schenken

aan stress en de relatie met voeding en

gedrag. De sportdiëtisten onderkennen dat

voeding en gedrag onlosmakelijk met elkaar

verbonden zijn en dat stress het

(voedings)gedrag behoorlijk kan beïnvloeden.

Men verklaart in de praktijk wel enkele

gedragsmatige effecten te herkennen bij

topsporters die mogelijk verband houden met

stress. Ze verklaren echter dat ze het moeilijk

vinden om hier structureel aandacht aan te

schenken omdat ze naar eigen zeggen weinig

Page 17: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

deskundigheid hebben op zowel het gebied

van stress als gedrag. Het onderstaande citaat

illustreert de gegeven antwoorden aangaande

dit thema:

“Sporters die ongeremd eetgedrag hebben,

daar waar tenminste het mentale aspect

aanzit. Ik weet niet goed hoe ik daar mee moet

omgaan of inspelen. Ik kom niet veel verder

als: zoek afleiding of maak een strategie. Veel

verder dan dat kom ik niet.”

Interdisciplinariteit

De sportdiëtisten werden gevraagd of er

binnen de voedingsbegeleiding deskundigheid

van andere disciplines werd geïntegreerd.

Interdisciplinaire samenwerking

De geïnterviewde sportdiëtisten verklaren dat

ze topsporters voornamelijk

voedingstechnisch adviseren. Men verklaart

dat er binnen de huidige voedingsbegeleiding

weinig tot geen interactie aanwezig is tussen

sportdiëtisten en deskundigen op het gebied

van stress en (voedings)gedrag, bijvoorbeeld

sportpsychologen en mental coaches. Het

onderstaande citaat illustreert de gegeven

antwoorden aangaande dit thema:

“Ik zou het wel fijn vinden als ik meer

handvatten heb om te herkennen waar die

stress vandaan komt. Want daar is volgens mij

te weinig aandacht voor, er is wel een

fysiotherapeut en een trainer aangesteld maar

een sportpsycholoog is nog heel erg vreemd”

Visie op interdisciplinair samenwerken

Ter afsluiting van het thema

interdisciplinariteit werden de sportdiëtisten

gevraagd naar hun visie op interdisciplinair

samenwerken. Men onderkent dat er in de

praktijk weinig interactie aanwezig is met een

deskundige op het gebied van stress en

(voedings)gedrag, te weten een

sportpsycholoog of mental coach. Men is

echter van mening dat het voor de

voedingsbegeleiding van topsporters zeer

waardevol zou zijn om meer interactie te

creëren tussen een sportdiëtist en een

sportpsycholoog of een mental coach. Men is

ervan overtuigd dat middels een dergelijke

interdisciplinaire samenwerking het

rendement van de voedingsbegeleiding

verhoogd kan worden. Het onderstaande

citaat illustreert de gegeven antwoorden

aangaande dit thema:

“Ik denk dat er nog meer winst gehaald kan

worden als er nog meer naar het totale gedrag

wordt gekeken. En dan kan misschien wel een

mental coach of een psycholoog er beter voor

zorgen dat een atleet gezonder gaat eten dan

een diëtist”

Page 18: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Conclusie

Hoe ziet de stressbeleving eruit vanuit het

oogpunt van de topsporter?

Vanuit de stressbeleving van de topsporter

worden met name wedstrijdspanning en

intrinsieke prestatiedruk genoemd als

stressoren die leiden tot positieve stress. In

het kader van negatieve stress worden met

name studiebelasting, prestatiedruk en

prestatieverwachtingen en het verlies van

routine en structuur genoemd als stressoren.

De stressrespons van topsporters uit zich op

verschillende manieren. De gedragsmatige

respons uit zich voornamelijk in nonchalance

en gejaagdheid. De emotionele respons uit

zich met name in persoonlijke onzekerheid. De

cognitieve respons uit zich voornamelijk in het

ontwikkelen van een negatief denkpatroon.

Het mannelijk deel van de geïnterviewde

topsporters laat zich naar eigen zeggen vooral

op gedragsmatig vlak beïnvloeden door stress.

De stressrespons bij het vrouwelijk deel uit

zich op gedragsmatig, cognitief en emotioneel

vlak.

Op welke wijze beïnvloedt stress het

voedingsgedrag en de voedingskeuzes van

topsporters?

De resultaten maken inzichtelijk dat stress op

verschillende manieren van invloed is op het

voedingsgedrag van topsporters. 3 van de 11

topsporters hebben de neiging om

ongezonder te gaan eten, dit wordt echter

niet omgezet tot gedrag. 3 van de 11

topsporters gaan aanzienlijk meer en

ongezonder eten als gevolg van negatieve

stress. Tevens verklaart 1 topsporter

aanzienlijk minder te gaan eten als gevolg van

negatieve stress.

Tot slot leidt voor 3 van de 11 topsporters

stress tot terugval in oude

voedingsgewoontes.

De 4 topsporters waarbij daadwerkelijk over

of ondervoeding is geconstateerd waren allen

vrouw. De 3 mannelijke topsporters

ondervinden minimale veranderingen in hun

voedingsgedrag als gevolg van stress.

Op welke wijze wordt er binnen de huidige

voedingsbegeleiding aandacht geschonken

aan stress en de relatie met voeding en

gedrag?

De resultaten van deze onderzoeksstudie

maken inzichtelijke dat binnen de

voedingsbegeleiding van topsporters in zekere

mate aandacht wordt geschonken aan stress

en de relatie met voeding en gedrag. Echter is

dit niet heel bewust en consequent. De

sportdiëtisten verklaren niet de juiste kennis

en achtergrond te hebben om hier structureel

aandacht aan te schenken. Echter zien ze hier

wel de noodzaak en meerwaarde van in. De

sportdiëtisten dragen unaniem de visie om de

voedingsbegeleiding completer te maken.

Hierin zien zij duidelijk de meerwaarde om

Page 19: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

meer interdisciplinair samen te werken met

een sportpsycholoog of mental coach.

Beantwoording hoofdvraag

De hoofdvraag was: wat is de invloed van

stress op het voedingsgedrag en

voedingskeuzes van topsporters?

Gesteld kan worden dat negatieve stress kan

leiden tot zowel over- als ondervoeding. Voor

3 van de 11 topsporters geldt dat ze

aanzienlijk meer en ongezonder gaan eten als

gevolg van negatieve stress. Voor 1 topsporter

leidt negatieve stress tot een aanzienlijke

vermindering van de eetlust en gaat als gevolg

hiervan beduidend minder eten. Voor 3

topsporters leidt negatieve stress tot terug val

in oude voedingsgewoontes.

Tot slot kan gesteld worden dat het

voedingsgedrag van de vrouwelijke topsporter

meer wordt beïnvloedt door negatieve stress

dan het voedingsgedrag van de mannelijke

topsporter.

Discussie

Theoretische relevantie

Stressrespons

Compernolle (2006) en Brody & Hall (1993)

stellen dat er een verschil is in stressrespons

tussen mannen en vrouwen. Mannen uiten

stress meer op gedragsmatig vlak en vrouwen

meer op emotioneel en cognitief vlak.

Uit dit onderzoek bleek eveneens een verschil

tussen mannen en vrouwen als het gaat om de

stressrespons. Mannelijke topsporters worden

met name op het gedragsmatig vlak

beïnvloedt daar waar vrouwelijke topsporters

vooral op emotioneel en cognitief vlak worden

beïnvloedt. Dit komt overeen met de

gevonden literatuur.

Stress en voedingsgedrag

Stress beïnvloedt de eetlust van de mens

tweeledig, enerzijds kan het aanleiding zijn

voor overvoeding en anderzijds voor

ondervoeding (Bjorntorp, 1999; Wardle &

Oliver, 1999). In een onderzoek van Wallis en

Hetherington (2009) onder 98 vrouwen is

aangetoond dat vrouwen onder invloed van

stress meer voedingsmiddelen eten die rijk

zijn aan vet en suikers en minder geneigd zijn

om te kiezen voor gezonde alternatieven. In

een vergelijkbaar onderzoek van Habhab

(2008) onder 40 vrouwen is aangetoond dat

een hoger niveau van stress resulteert in

verhoogde inname van zoet voedsel. Een

onderzoek van Zellner, Loaiza, Gonzalez, Pita,

Morales, Pecora & Wolf (2006) onder 34

vrouwelijke studenten toont eveneens aan dat

stress een verandering van voedselkeuze

weeg brengt. Bij mannen werd aanzienlijk

minder verandering van voedselkeuze onder

invloed van stress waargenomen (Zellner et.

al, 2006; Laitinen, Ek & Sovio 2002) Een

onderzoek van Wardle & Oliver (1999) onder

Page 20: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

212 mannelijke en vrouwelijke studenten

toont aan dat stress met name een toename

van snack gedrag veroorzaakt.

Uit dit onderzoek bleek eveneens dat stress

van invloed is op het voedingsgedrag van

topsporters. 3 van de 11 geïnterviewde

topsporters verklaren meer en tevens

ongezonder te gaan eten. Voor 1 topsporter

leidt negatieve stress tot een aanzienlijke

vermindering van de eetlust en gaat als gevolg

hiervan beduidend minder eten. De

resultaten uit dit onderzoek komen overeen

met de bevindingen uit de gevonden

literatuur. Echter moet er wel een kritische

noot geplaatst worden. In vergelijking met de

gevonden literatuur betreft het hier een zeer

kleine onderzoeksgroep waardoor de

bevindingen enigszins vertekenend en

geflatteerd kunnen zijn. Hierdoor is het

moeilijk om de conclusies uit dit onderzoek

verder te generaliseren naar een bredere

groep van topsporters.

Mannen en vrouwen

Het onderzoek van Zellner et. al, (2006) toont

aan dat het voedingsgedrag van de vrouw

meer wordt beïnvloed door stress dan het

voedingsgedrag van de man. Dit wordt

eveneens geconcludeerd in het onderzoek van

Laitinen, Ek & Sovio (2002).

Deze onderzoeksstudie toont

overeenkomstige resultaten. De resultaten

laten zien dat enkel de vrouwelijk topsporters

ander voedingsgedrag vertonen als gevolg van

stress. De mannelijke topsporters verklaren

minimale tot geen veranderingen te

herkennen in hun voedingsgedrag als gevolg

van stress. De geslachtsverhouding binnen dit

onderzoek was niet heel evenwichtig. Dit

heeft als gevolg dat de resultaten mogelijk

een vertekenend beeld weergeven over de

verschillen tussen mannen en vrouwen.

Verstoord eetgedrag

Een onderzoek van Sundgot-Borgen &

Torstveit (2004) onder 1620 atleten (660

vrouwen, 960 mannen) toont aan dat er een

verband bestaat tussen sportbeoefening op

wedstrijdniveau en het ontwikkelen verstoord

eetgedrag en mogelijke eetstoornissen. Dit

onderzoek toont aan dat verstoord eetgedrag

onder (top)sporters bij zowel mannen (8%) als

bij vrouwen (20%) voor komt. Een

vergelijkbaar onderzoek van Ball & Lee (2000)

toont aan dat 3 op de 5 vrouwelijke atleten

een eetstoornis ontwikkelt als gevolg van

psychosociale stress. Een onderzoek van

Turnbull, Ward, Treasure Jick & Derby (1996)

toont aan verstoord eetgedrag bij zowel

mannen als vrouwen voor komt, echter ligt

het percentage onder vrouwelijke atleten

aanzienlijk hoger. Dit onderzoek stelt dat

tussen 1 op de 10 vrouwelijke atleten een

eetstoornis ontwikkeld. In het geval van

mannelijke atleten bedraagt dit cijfer tot 1 op

de 20.

Page 21: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

In dit onderzoek laten de resultaten wel zien

dat stress van invloed is op het

voedingsgedrag van topsporters. Echter kan er

niet gesproken worden over ernstig verstoord

eetgedrag of eetstoornissen. Geen van de

geïnterviewde topsporters verklaart dat

negatieve stress leidt tot ernstige ontwrichting

van het voedingsgedrag. De resultaten van

deze onderzoeksstudie wijken op dit vlak af

van de gevonden literatuur. Dit kan als

oorzaak hebben dat de geïnterviewde

topsporters dit bewust niet hebben verteld

omdat er nog geen sterke vertrouwensrelatie

was tussen de respondenten en de

onderzoekers. Een andere mogelijk oorzaak

zou kunnen zijn dat de onderzoeksgroep te

beperkt was.

Praktische relevantie

De doelstelling van deze onderzoeksstudie

was het beschrijven van de invloed van stress

op het voedingsgedrag en voedingskeuzes van

topsporters en dit te vertalen naar

implementeerbare aanbevelingen. Door de

geringe onderzoekspopulatie is het moeilijk

om enkel op basis van deze onderzoeksstudie

hele gefundeerde conclusies te trekken.

Echter geven de resultaten een goed beeld

weer over stress en de invloed ervan op het

voedingsgedrag van topsporters. Dit

onderzoek maakt tevens inzichtelijk welke

factoren leiden tot stress en hoe dit zich uit bij

topsporters. Hierdoor kunnen sportdiëtisten

stress bij topsporters mogelijk eerder

herkennen om zodoende de gevolgen op het

voedingsgedrag te beperken. Dit onderzoek

leidt overigens ook tot enkele aanbevelingen

die sportdiëtisten kunnen helpen om de

voedingsbegeleiding te verbeteren. Dit alles

zal uiteindelijk moeten leiden tot een

efficiëntere voedingsbegeleiding en betere

sportieve prestaties van (top)sporters.

Begrenzingen en kritische reflectie

Omvang onderzoekspopulatie

De eerste onderzoeksbeperking heeft

betrekking op de omvang van de

onderzoekspopulatie. In totaal hebben 11

topsporters deelgenomen aan deze

onderzoeksstudie. Dit gaat in zeker mate ten

kosten van de representativiteit van de

resultaten. Ook zijn de uitkomsten van dit

onderzoek moeilijk te generaliseren onder

jonge topsporters die geen vol- of deeltijd

studie volgen.

Geslachtsverhouding

De tweede onderzoeksbeperking betreft de

geslachtsverhouding binnen de

onderzoekspopulatie. Om een betrouwbaar

beeld te krijgen tussen mannen en vrouwen

was bij aanvang van het onderzoek het

streven om geslachtsverhouding van 50/50 te

realiseren, hierin zijn de onderzoekers niet

volledig in geslaagd. Het wervingstraject van

geschikte topsporters verliep vrij moeizaam en

Page 22: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

zodoende was het erg moeilijk een optimale

geslachtsverhouding te realiseren. Mede

hierdoor is er minder kritisch gekeken naar de

geslachtsverhouding van de

onderzoekspopulatie.

Leeftijd

De derde onderzoeksbeperking heeft

betrekking op de leeftijd van de topsporters.

De leeftijd van de geparticipeerde topsporters

lag tussen de 18 en 23 jaar. Hierin zijn twee

groepen te onderscheiden. De eerste groep

omvat 4 topsporters die nog binnen de

jeugdcategorieën van hun sport actief zijn. De

tweede groep bestaat uit 7 topsporters die

allen actief zijn op het professioneel

topsportniveau. Desalniettemin zijn allen

topsporters nog relatief jong en volgen ze 1 na

allemaal nog een vol- of deeltijd studie. 6 van

de 11 topsporters beschrijven de relatie

tussen het leven als topsporter en student te

ervaren als negatieve stressor. Dit bemoeilijkt

het generaliseren van de

onderzoeksresultaten voor een grote groep

van topsporters. Een vol- of deeltijd studie

duurt in veel gevallen maar 4 of 5 jaar en

topsporters maken op een bepaald moment

de keuze tussen een maatschappelijke of

topsportcarrière. Gesteld kan worden dat

studie als negatieve stressor op een dergelijk

moment komt te vervallen.

Voedingsbegeleiding

De vierde onderzoeksbeperking betreft het

gegeven dat niet alle geparticipeerde

topsporters voedingsbegeleiding hebben

gehad. Een vrij belangrijke inclusiecriterium

was het gegeven dat de participerende

topsporters voedingsbegeleiding gehad

dienden te hebben. Het wervingstraject van

topsporters verliep uiterst moeizaam, het

kostte veel tijd en energie om topsporters te

vinden die beschikbaar en toegankelijk waren

en tevens voldeden aan dit inclusiecriterium.

Mede hierdoor is de keuze gemaakt om dit

niet als hard inclusiecriterium te stellen.

Uiteindelijk heeft slechts een zeer beperkt

deel van de geparticipeerde topsporters een

vorm van voedingsbegeleiding gehad.

Suggesties voor vervolgonderzoek

Dit onderzoek had een verkennende en

beschrijvende functie. Op grond van de

resultaten en de onderzoeksbegrenzingen kan

gesteld worden dat er nog zeker

mogelijkheden liggen om dit

onderzoeksthema verder uit te diepen.

De onderzoeksstrategie van dit onderzoek was

kwalitatief van aard. Inherent hieraan is het

gegeven dat het empirische onderzoek is

uitgevoerd bij een relatief kleine en

homogene onderzoeksgroep. Om een

completer beeld te schetsen is het sterk

aanbevolen om een kwantitatief onderzoek te

doen waarin een grotere en meer gevarieerde

onderzoekspopulatie participeert.

Page 23: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Bij eventueel vervolgonderzoek is het aan te

bevelen om de geslachtsverhouding van de

onderzoekspopulatie evenwichtiger te maken.

Zo kunnen de verschillen met betrekking tot

stress en het voedingsgedrag tussen mannen

en vrouwen inzichtelijker worden gemaakt.

De leeftijd van de topsporters die hebben

deelgenomen aan dit onderzoek lag tussen de

18 en 23 jaar. In een vervolgonderzoek is het

aan te bevelen om topsporters te werven die

binnen de leeftijdscategorie vallen van 18 tot

circa 35 jaar. Deze leeftijdscategorie

vertegenwoordigt zowel studerende als voltijd

topsporters. Dit vereenvoudigt het

generaliseren van de onderzoeksresultaten.

In dit onderzoek zijn er drie sportdisciplines

vertegenwoordigd: 7 spelsporters, 2

duursporters en 2 krachtsporters. In een

mogelijk vervolgonderzoek is het aan te

bevelen om ook andere sportdisciplines te

laten deel nemen. Hierbij kan gedacht worden

aan esthetische sporten (turnen, dansen,

synchroon zwemmen) en sporten met

verschillende gewichtsklassen (judo, boksen

etc.).

Aanbevelingen

Naar aanleiding van de resultaten is het

mogelijk om een aantal aanbevelingen te

formuleren. Voor een uitgebreide beschrijving

van de aanbevelingen zie bijlage 2.

Page 24: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Bibliografie

Baar, P. (2002). Cursushandleiding training kwalitatieve analyse. Utrecht: Universiteit

Utrecht, opleiding pedagogiek.

Ball, K., & Lee, C. (2000). Relationships between psychosocial stress, coping, and disorders

eating. Newcastle: a Womens’s Health Australia, University of Newcastle.

Bjorntorp, P. (2001). Do stress reactions cause abdominal obesity and comorbidities? Obesity

Reviews

Brody, L. & Hall, A. (1993) Gender and emotion in context. New York: Guilford publications

Compernolle, T. (2006) Stress, vriend en vijand: De aanpak van stress, thuis en op het werk.

Tielt: Uitgeverij Lannoo

Dale, R. (2008) The handbook of stress science. New York: Springer Publishing Company

Gonnissen, K. & Goudsmet, A. (2005). De bedrijfsatleet. Mechelen: Kluwer.

Gratton, C. & Jones, I. (2007) Onderzoeksmethoden voor sportstudies. Groningen: Knowledge

centre for sport studies.

Habhab, S., Sheldon, J. & R, Loeb. (2009) The relationship between stress, dietary restraint

and food preferences in woman. University of Michigan, Dearborn USA.

Hart, H. ‘t, J. van Dijk, M. de Goede, W. Jansen & J. Teunissen (1998). Onderzoeksmethoden.

Amsterdam: Boom

Hetherington, M. & Wallis, D. (2009) Emotions and eating. Self-reported and experimentally

induces changes in food intake under stress. Loughborough University Centre for Research

into Eating Disorders, Department of Human Sciences, Loughborough University,

Leicestershire UK.

Karsten, C. (2000). Omgaan met burnout. Rijswijk: Elmar.B.V.

Krantz, D.S., Grunberg, N.E., & Baum, A. (1985). Health psychology. Annual review of

psychology, 36, 349-383.

Krimpen, V. H. (1993). Stress een kwestie van inzet. Assen: Van Gorcum.

Laitinen, J., Ek, E,.& Sovio, U. (2002) Stress-related eating and drinking behavior and body

mass index and predictors of this behavior. Oulu Regional institute of occupational Health.

Oulu Finland.

Marieb, E. (2004). Human anatomy & Physiology. San Francisco: Pearson education.

Michou, M. & Costarelli, V. (2011) Disorder eating attitudes in relation to anxiety levels, self-

esteem and body image on female basketball players. Human ecology laboratory,

department of economics and ecology, Harokopio University Athens, Greece.

Page 25: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Oliver, G. & Wardle, J. (1999) Perceived effects of stress on food choice, psysiology &

behavior. University College London, Health Behavior Unit, Depart of Epidemiology and

Public Health London.

Oliver, G. & Wardle, J. (1999) Perceived effects of stress on food choice, psysiology &

behavior. University College London, Health Behavior Unit, Depart of Epidemiology and

Public Health London.

Petrie, T., Greenleaf, C. Reel, J. & Carter, J. (2009) An examinaton of psychosocial correlates

of eating disorders among female collegiate athletes. Department of psychology, University

of North Texas, Denton USA

Resch, M., & Haasz, P. (2009). The first epidemiologic survey among Hungarian elite athletes:

eating disorders, depression and risk factors. Orv Hetil.

Rumpke, A. (2008). Als een feniks uit de as. Zeist: Uitgeverij Christofoor.

Schreuder-Peters, R., & Boomkamp, J. (2008). Psychologie de hoofdzaak. Houten: Wolters-

Noordhoff.

Selye, H. (1956). The stress of life. New York. MacGraw Hill..

Smolak, L., Murnen, S., & Ruble, A. (1999). Female Athletes and Eating Problems A Meta-

Analysis. Tucson: Department of Psychology.

Sundgot-Borgen, J. & Torstveit, M. (2004) Eating disorders among athletes. Sports Medicine

Section Ulleval Stadion Oslo.

Takeda, E., Terao, J., Nakaya, Y., Miyamoto, K., Baba, Y., Hirochichuman, R,. Tetsuro, O., &

Rokutan. (2004) Stress control and human nutrition. Project team of the 21st century COE

program “Human Nutritional Science on Stress control”. Institute of Health Biosciences, the

University of Tokushima Graduate School. Tokushima Japan.

Thiel, S., van. (2007). Bestuurkundig onderzoek. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Thompson, R., & Sherman, R. (2004). The female athlete triad. Bloomington: Bloomington

Center for Counseling and Human Development.

Turnbull, S., Ward, A., Treasure, J., Jick, H. & Derby, L. (1996) Handbook of eating disorders.

Chichester: John Wiley & Sons ltd.

Yates, A., Edman, J., Crago, M. & Crowell, D. (2003) Eating disorder symptoms in runners,

cyclists and paddlers. Department of psychiatry, University of Hawai, Honolulu, HI. USA.

Zellner, D., Loaiza, S., Gonzalez, Z., Pita, J., Morales, J., Pecora, D & Wolf, A. (2006) Food

selection changes under stress. Department of Psychology, Montclair State University,

Montclair USA.

Zimbardo, G.P.,Weber L,A., & Johnson L.R. (2007). Psychologie de essentie. Amsterdam:

Page 26: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Pearson education Benelux.

Zimbardo, P,. Johnson, V., & McCann, V. (2006) Psychologie, een inleiding. Amsterdam:

Pearson education Benelux.

Websites

Han, Hoge school Arnhem en Nijmegen. Geraadpleegd op 5 september 2012

http://blog.han.nl/hansportnutrition/effect-van-stress-op-het-voedingsgedrag-van-

topsporters/

NL-coach. Geraadpleegd op 11 oktober 2012

http://www.nlcoach.nl/kenniscentrum/voeding/voedingssupplementen-en-de-controle-op-

wat-erin-zit/

Pure kracht. Geraadpleegd op 7 september 2012 http://www.purekracht.nl/mentaal/stress

Page 27: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Bijlage 1: Authenticiteitverklaring

Verklaring van origineel ingeleverd werkstuk/rapport/scriptie.

Door ondertekening van deze verklaring, geef ik aan dat het door mij ingeleverd(e)

werkstuk/rapport/scriptie

***Afstudeeronderzoek: Invloed van stress op het voedingsgedrag van

topsporters***

zelfstandig en zonder enige externe hulp door mij is vervaardigd.

In delen van het product, die letterlijk of bijna letterlijk zijn geciteerd uit externe bronnen (zoals

internet, boeken, vakbladen etc.) is dit door mij via een verwijzing (bv. voetnoot) expliciet

kenbaar gemaakt in het geciteerde tekstdeel (cursief gedrukt).

Verder verklaar ik dat het product (resp. delen daarvan) nooit eerder door mij is (zijn)

aangeboden aan deze of een andere examencommissie.

Door het afleggen van deze verklaring geef ik expliciet aan dat ik mij bewust ben van de fraude-

sancties zoals vastgelegd in de Uitvoeringsregeling van het HAN-reglement examencommissies.

Plaats: Nijmegen

Datum: 21-01-2013

HBO-bacheloropleiding/HAN: Sport, gezondheid & management

Naam en studentnummer: Yorick Slangewal (450949) Robert Roes (458811)

Page 28: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Bijlage 2: Aanbevelingen.

Naar aanleiding van de resultaten van deze onderzoeksstudie is het mogelijk om een aantal

aanbevelingen te formuleren. Deze aanbevelingen zijn in eerste instantie gericht aan mevrouw van

der Wilt van het kennisteam HAN Seneca Sports and Exercise Nutrition. Echter kunnen deze

aanbevelingen voor een brede groep van sportdietisten gebruikt worden.

1) Interdisciplinaire samenwerking:

Uit dit onderzoek kwam naar voren dat sportdiëtisten voornamelijk voedingstechnisch onderlegd zijn

en het moeilijk vinden om structureel aandacht te schenken aan stress en (voedings)gedrag. Men

onderkent dat voeding en gedrag onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Echter verklaart men

weinig parate kennis te hebben op het gebied van stress en gedrag. Tevens verklaart men in de

praktijk weinig samen te werken met een deskundige op het gebied van stress en gedrag,

bijvoorbeeld een sportpsycholoog of een mental coach. De eerste aanbeveling richt zich op de

stimulering van een interdisciplinaire samenwerking waarin meer interactie aanwezig is met een

sportpsycholoog of mental coach. Op deze wijze kan de deskundigheid van een sportpsycholoog of

mental coach geïntegreerd worden in de huidige voedingsbegeleiding. Dit met als doel om de

doeltreffendheid en efficiëntie van de voedingsbegeleiding te verhogen.

De sportdiëtisten dragen de visie dat het voor de voedingsbegeleiding zeer waardevol zou zijn om

meer interdisciplinair te gaan samenwerken met een sportpsycholoog of mental coach. Het is aan te

bevelen om een interdisciplinaire samenwerking te stimuleren waarin sportpsychologen,

sportdietisten en trainers nauw met elkaar samenwerken. In deze interdisciplinaire samenwerking

draagt de sportpsycholoog bij aan de deskundigheid op het gebied van stress en gedrag. De

sportdiëtist draagt bij aan de deskundigheid op het gebied van voeding. Tot slot is de trainer vaak de

professional die het dichts bij de sporter staat en zodoende de meeste invloed kan uitoefenen. De

trainer kan in een dergelijke interdisciplinaire samenwerking een sleutelrol vervullen. Om een

praktische vertaalslag te maken is het belangrijk dat de sportdiëtisten weten wie ze kunnen

raadplegen als het gaat om stress en (voedings)gedrag. Nederland kent al geruime tijd een vereniging

van sportpsychologen (VSPN), deze heeft als doelstelling om de ontwikkeling van sportpsychologie te

stimuleren, ook wil men meer toepassing van psychische kennis in de praktijk. Voor de sportdiëtisten

die vooral een voedingstechnische achtergrond hebben kan deze vereniging met haar aangesloten

sportpsychologen wellicht enkele handvatten bieden. Deze vereniging is te bereiken via de website

www.vspn.nl. Via deze website kan er gemakkelijk informatie worden aangevraagd, men kan

sportpsychologen in alle regio’s van het land vinden doormiddel van de uitgebreide zoekfunctie. Er

kan direct contact gezocht worden doormiddel van de volgende contactgegevens: [email protected] of

Page 29: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

via het volgende telefoonnummer: 06-50893960. Daarnaast kent Nederland een organisatie die zich

qua mental coaching onder andere richt op talenten en topsporters. Deze organisatie is gevestigd in

Haarlem en is via de website www.mentalcoach.com te bereiken of via het volgende

telefoonnummer: 06-48080900

2) Vervolgonderzoek,

De resultaten uit dit onderzoek zijn relevant voor sportdiëtisten, echter liggen er nog zeker

mogelijkheden om dit onderzoeksthema verder uit te diepen. Om een completer beeld te schetsen is

het sterk aanbevolen om een kwantitatief onderzoek uit te zetten waarin een grotere en meer

variërende onderzoekspopulatie participeert. Dit onderzoek heeft plaats gevonden bij een relatieve

kleine onderzoeksgroep, waardoor het moeilijk is om de resultaten voor een grote groep te

generaliseren. Desondanks kunnen de conclusies uit dit onderzoek als uitgangspunt dienen een

kwantitatief vervolgonderzoek. De tweede aanbeveling richt zich op het stimuleren van

vervolgonderzoek binnen dit onderzoeksthema. Het zou wederom een afstudeeropdracht kunnen

zijn voor studenten van de opleidingen: Sport, Gezondheid en Management (SGM), Leraar

Lichamelijke Opvoeding (ALO) en Voeding en Dietetiek. Op grond van de resultaten en de ervaringen

van de onderzoekers zijn enkele punten die in eventueel vervolgonderzoek in oogschouw genomen

dienen te worden:

Omvang

Om de relatie tussen stress en voedingsgedrag verder uit te diepen is het raadzaam om in een

vervolgonderzoek een grotere onderzoekspopulatie te laten deel nemen. Nederland telt ruim 4600

topsporters (www.sportknowhowxl.nl). Dit biedt mogelijkheden om een dergelijk onderzoek ook op

grote schaal uit te voeren.

Geslachtsverhouding

Bij eventueel vervolgonderzoek is het aan te bevelen om de geslachtsverhouding tussen mannen en

vrouwen evenwichtiger te maken. Op grond van de literatuur kan gesteld worden dat er een

aanzienlijk verschil tussen mannen en vrouwen als het gaat om stress en de invloed ervan op het

voedingsgedrag. Door de geslachtsverhouding nog beter in oogschouw te nemen kan het verschil

tussen mannen en vrouwen nog inzichtelijker worden gemaakt.

Page 30: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

Leeftijd

In een vervolgonderzoek is het ook raadzaam om topsporters te werven die binnen de

leeftijdscategorie vallen van 18 tot circa 35 jaar. Deze leeftijdscategorie vertegenwoordigt zowel

studerende als voltijd topsporters. Dit vereenvoudigt het generaliseren van de onderzoeksresultaten.

Sportdisciplines

In dit onderzoek zijn er drie sportdisciplines vertegenwoordigd: 7 spelsporters, 2 duursporters en 2

krachtsporters. In een mogelijk vervolgonderzoek is het aan te bevelen om ook andere

sportdisciplines te laten deel nemen. Hierbij kan gedacht worden aan esthetische sporten (turnen,

dansen, synchroon zwemmen) en sporten met verschillende gewichtsklassen (judo, boksen etc.).

3) Aandacht voor stress binnen de reguliere opleidingen

Als het gaat om stress is de kennis van sportdiëtisten afkomstig uit het werkveld en niet zozeer uit de

genoten opleiding of wetenschappelijke literatuur. Men verklaarde dat er vanuit de reguliere

opleidingen geen specifieke aandacht wordt geschonken aan stress en de relatie met fysiologie en

gedrag. De derde aanbeveling richt zich op het stimuleren van aandacht voor stress binnen de

reguliere opleidingen. Het zou bijvoorbeeld in de opleiding Voeding en Dietetiek en de minor Sport &

Voeding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) geïntegreerd kunnen worden.

Om de voedingsbegeleiding te optimaliseren is van belang dat de huidige sportdiëtisten en de

sportdiëtisten in wording meer te weten komen over stress en de invloed ervan op het

(voedings)gedrag. Net als bij de eerste aanbeveling, kan de vereniging van sportpsychologen

uitkomst bieden. Behalve het aanbieden van hun diensten bieden deze opleidingen en cursussen aan

wat betreft sportpsychologie. Deze vereniging bestaat uit sportpsychologen die allemaal een licentie

bezitten voor zowel professionele ondersteuning als in het opleiden van derden, en in dit geval de

sportdiëtisten. Het stimuleren van kennis kan een goed uitgangspunt zijn om de voedingsbegeleiding

van (top)sporters zo efficiënt mogelijk te maken. Direct contact kan gezocht worden doormiddel van

de volgende contactgegevens: [email protected] of via het volgende telefoonnummer: 06-50893960.

Page 31: Definitief Artikel Robert Roes en Yorick Slangewal

4) Aandacht voor studie

Sportdiëtisten krijgen in de praktijk te maken met topsporters die het topsportbestaan combineren

met een vol- of deeltijd studie. Uit dit onderzoek blijkt dat relatie tussen het topsportbestaan en het

leven als student als stressvol wordt ervaren. Voor de sportdietisten is het aan te bevelen om te

kijken of de topsporter die begeleidt wordt een vol- of deeltijdstudie volgt. Het is raadzaam om als

sportdiëtist zijnde zoveel mogelijk over de studie te weten te komen, denk hierbij aan tentamens,

studielasturen en contactmomenten.

5) Stimuleren van structuur en voorspelbaarheid van de voedingsbegeleiding

Uit dit onderzoek is gebleken dat verlies van dagelijkse routine en structuur negatieve stress op

levert. Topsporters zijn dus gebaat bij voorspelbaarheid en structuur. De vijfde aanbeveling richt zich

op het stimuleren van structuur en voorspelbaarheid van de voedingsbegeleiding. Sportdietisten

kunnen hier ook aan bijdragen door de voedingsbegeleiding zo veel mogelijk voorspelbaar en

gestructureerd uit te voeren. Om de voorspelbaarheid te verhogen is het aan te bevelen om

bijvoorbeeld consult momenten op vaste dagen en vaste tijdstippen te plannen. Tevens dient de

voedingsadvisering aan te sluiten op de praktische mogelijkheden van de topsporter. Hierbij dient

bijvoorbeeld gekeken te worden naar factoren als reistijd, thuissituatie en werk of andere factoren

die de dagelijkse structuur en routine beïnvloeden.