51

Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het
Page 2: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het ‘Marenboek’ is sterk gecomprimeerd. Dat gaat helaas ten koste van de kwaliteit van afbeeldingen, foto’s, tekeningen en kaarten. Het originele boek, 50 pagina’s in hoge kwaliteit kleurenprint, kunt u bestellen tegen vergoeding van de kostprijs € 15,-- Landschapsbeheer Groningen Roderwolderdijk 60 9744 TH Groningen Tel. 050-5345199 ([email protected]),

Page 3: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

ColofonTeksten: Marien Bügel en Hans EilertTekstbewerking: Henk van den BrinkFotografie, tekeningen, kaarten en kaartbewerkingen: Marien BügelFoto no. 3 pag. 9: LandschapsbeheerAfbeelding trekvaart Boterdiep: archiefVormgeving: M.Bügel architectenbureau

AutersrechtenHoogtekaart: AHN © 2000 Rijkswaterstaat, AGITopografie: topografische ondergronden © Topografische Dienst KadasterFysische geografie, kaart provincie GroningenMet dank aan de GIS-afdeling provincie Groningen

Overname van artikelen is toegestaan, mits voorzien van duidelijke bronvermelding.

April 2005

Het project Maren in Noord-Groningen is mogelijk gemaakt door bijdragen van:- Provincie Groningen; bijdrage SGB-regeling - Europese Unie; bijdrage Leader + Hoogeland- Landschapsbeheer Nederland; bijdrage project ‘Natuur

met (w)aarde’- Waterschap Noorderzijlvest- NLTO

LEADER+

Page 4: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

Dit boek is een werkstuk van de projectgroep Maren in Noord-Groningen. Het wil inspireren en initiatieven stimuleren om de Groninger maren kansen te geven voor behoud en nieuwe mogelijkheden.

Landschapsbeheer Groningen is de trekker van het project Maren in Noord-Groningen.De projectgroep bestaat uit: ¶ Marien Bügel, architect en bestuurslid Stichting

Natuur en Landschap Eemsmond e.o.¶ Hans Eilert, Landschapsbeheer Groningen¶ Johanna Miedema, Waterschap Noorderzijlvest¶ Peter Prins, NLTOZij wil u graag behulpzaam zijn bij het onderbouwen en uitwerken van lokale initiatieven voor uitvoeringsprojecten.

Contactadres is:Landschapsbeheer GroningenRoderwolderdijk 609744 TH Groningen Tel. 050-5345199Fax. 050 5340137e-mail [email protected] www.landschapsbeheergroningen.nl

ideeën en voorbeelden

Inhoud

1 Inleiding pag. 62 Mogelijke functies van maren pag. 83 Geschiedenis van de maren pag. 184 Virtuele maar pag. 225 Conclusies en aanbevelingen pag. 446 Kaarten pag. 46

MAREN IN NOORD-GRONINGEN

Page 5: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het
Page 6: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

Dit gedicht siert de entreehal van het gebouw van het waterschap Noorderzijlvest in Groningen. Rutger Kopland schreef het ter gelegenheid van het samengaan van de waterschappen Hunzingo en Fivelingo.

De maren zijn onverbrekelijk verbonden met het landschap van Noord-Groningen. Zij verhalen ons van het verleden: de tijd van zee, klei en kwelderkreken; het beheersen van het water, het winnen en in cultuur brengen van land. Dit boek wil ideeën aandragen hoe de maren ook in de toekomst een belangrijke functie kunnen houden in een landschap met een economisch gezonde duurzame landbouw, ruimte voor natuur en ruimte voor recreatie.

PeertilDe Peertil van Stedum is de enige nog bestaande paardentil in Groningen. Zij dateert uit de zeventiende eeuw, de opkomst tijd van de trekvaart. De til was nodig om bij de afsplitsing van de Stedumermaar en de Westerwijtwerdermaar de paarden naar het jaagpad aan de overzijde te leiden. In 1994 dreigde de vervallen til te verdwijnen, maar een initiatiefgroep, bestaande uit de vereniging dorpsbelangen Stedum, de gemeente Loppersum, de provincie Groningen, het waterschap Noorderzijlvest en Landschapsbeheer, heeft een restauratieplan gemaakt en de nodige financiën bijeengebracht. De restauratie (1995-1996) vond plaats onder regie van Landschapsbeheer Groningen. Nu is de Peertil onderdeel van een wandel- en fietsroute, aangelegd op het vroegere jaagpad langs de Stedumer- en Westerwijtwerdermaar.

Page 7: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

6

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

1 INLEIDING

Maren bieden kansenDe maren zijn karakteristieke elementen in het open dijken- en wierdenlandschap van Noord-Groningen, die nog getuigen van het ontstaan en de geschiedenis van dit gebied. De meeste zijn natuurlijke waterlopen, van oorsprong kweldergeulen en prielen. Eerst voerden ze het zoute zeewater af en aan. Na de aanleg van de dijken zijn veel maren aangepast en vergraven en werden ze gebruikt voor afwatering van zoet water en als transportweg. Ze vormen belangrijke structuurlijnen in het landschap en spelen een grote rol in de cultuurhistorische samenhang ervan. Langs hun slingerende lijnen bevinden zich andere karakteristieke landschapelementen als wierden en wierdedorpen, (voormalige) borgterreinen en monumentale boerenerven. Op dit moment hebben de maren als belangrijkste functie de afvoer van water. Ze zijn grotendeels in eigendom van het waterschap, dat ook het beheer en onderhoud uitvoert. Op veel plaatsen bieden de maren echter meer kansen. Er zijn mogelijkheden op het gebied van natuurontwikkeling, recreatie, landschap en cultuurhistorie. Maar ook voor een betere waterhuishouding, betere inpassing in de agrarische bedrijfsvoering en inkomsten voor de landbouw uit natuur- en landschapsbeheer.Dit boek laat die kansen zien aan de hand van ideeën en voorbeelden, met als doel lokale initiatieven voor uitvoeringsprojecten te stimuleren. Het geeft mogelijkheden aan voor inrichting, eigendom en beheer van de maren en hun oevers. Deze vormen de bouwstenen waarmee direct betrokkenen op een specifieke locatie een project op maat kunnen samenstellen, gebaseerd op de situatie, de wensen en de mogelijkheden ter plaatse.

ProjectachtergrondDit ideeën- en voorbeeldenboek is een resultaat van het project 'Maren in Noord-Groningen'. Het initiatief voor dat project komt van de 'Groene Coalitie', een samenwerkingsverband van ruim veertig organisaties die een rol spelen in het landelijk gebied van Noord-Nederland. Deze organisaties, met een brede achterban in de landbouw, de natuurbescherming en de recreatie, hebben hun gezamenlijke visie op de ontwikkeling van Noord-Nederland verwoord in het manifest ‘Tijd om te kiezen’ en uitgewerkt in het 'Groene Programma'. Dit programma bevat projectvoorstellen om duurzame ontwikkeling te bevorderen en samenhang te brengen in de verschillende sectoren in het landelijk gebied. Samenwerking tussen alle betrokken partijen staat daarin voorop. Het project 'Maren in Noord-Groningen' is mede voortgekomen uit het Belvédère-project ‘Van wierde tot wad, een lijn door tijd en ruimte’ van de Stichting Natuur en Landschap Eemsmond. Het is verder ontwikkeld door een projectgroep bestaande uit vertegenwoordigers van NLTO, Waterschap Noorderzijlvest, Stichting Natuur en Landschap Eemsmond en Landschapsbeheer Groningen. Laatstgenoemde organisatie is de trekker van het project.

Doelstelling Het project heeft als algemene doelstelling het behoud en de versterking van het natuurlijke karakter van de maren in Noord-Groningen en het vergroten van de cultuurhistorische en landschappelijke samenhang in het gebied. Dit wordt nagestreefd door:1. lokale en regionale initiatieven van betrokken partijen

te stimuleren, door de kansen van de maren te laten zien aan de hand van voorbeelden, ervaringen en ideeën.

2. de maren specifieke functies te geven en nieuwe mogelijkheden te benutten. Functionaliteit is immers de beste waarborg voor duurzaam behoud.

Lokale initiatievenProjecten die vanuit een specifieke invalshoek worden uitgewerkt en vervolgens in de regio worden gedropt (‘top-down-benadering’) kunnen vaak op weinig draagvlak rekenen. In dit project is daarom voor een andere benadering gekozen, waarin initiatieven voor concrete uitvoeringsprojecten bij voorkeur uit het gebied zelf komen (‘bottom-up-benadering’). Draagvlak bij de bewoners in het gebied is een noodzakelijke voorwaarde om de kansen van de Groninger maren te benutten.

1

Page 8: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

7

INLEIDING -1

In deze benadering is een aantal factoren van doorslaggevend belang:- Maatwerk: uitvoeringsprojecten moeten toegesneden

worden op de situatie, de wensen en de mogelijkheden ter plaatse.

- Betrokkenheid van de landbouw: er moeten voldoende mogelijkheden zijn om landbouwers te betrekken bij de inrichting en het beheer van de oeverzones van de maren, tegen reële vergoedingen en onder voorwaarden die inpasbaar zijn in hun bedrijfsvoering. Tot nu toe zijn eigenaren van landbouwpercelen langs de maren vaak afhoudend omdat zij vinden dat er onvoldoende middelen zijn en niet aan de voorwaarden voor een goede inpassing in de bedrijfsvoering wordt voldaan.

- Samenwerking tussen alle betrokken partijen: dit leidt tot meer draagvlak en uitvoeringsmogelijkheden en komt de samenhang in het landschap ten goede.

Functies De mogelijke functies voor de Groninger maren zijn:¶ Natuurontwikkeling

Meer ruimte voor een natuurlijke ontwikkeling van de oeverzones, door een natuurvriendelijke oeverinrichting en een aanpassing van het beheer.

¶ WaterhuishoudingVergroting van het waterbergend vermogen van de maren door verbreding of aanpassing van oevers, waarbij rekening wordt gehouden met de natuurlijke oeverprofielen. Verbetering van de waterkwaliteit door een natuurlijke oeverbegroeiing die als buffer en als filter fungeert.

¶ LandbouwInschakelen van landbouwers om tegen een reële vergoeding en onder reële voorwaarden mee te werken aan inrichting en beheer (verbrede landbouw).

¶ Recreatief medegebruikOntsluiting en aanleg van wandel- of fietspaden en aanbrengen van beperkte voorzieningen voor vaarrecreatie, rekening houdend met natuurwaarden en het agrarisch gebruik van aangrenzende percelen.

¶ Versterking ruimtelijke structuur Versterken en meer zichtbaar maken van de maren als belangrijke structuurlijnen in het landschap.

¶ Versterking cultuurhistorische samenhangVersterken van de cultuurhistorische samenhang tussen de maren en andere elementen in het landschap als wierden, kerken, (voormalige) borgterreinen en monumentale boerenerven.

In hoofdstuk 2 worden deze functies verder uitgewerkt.

Schematisch beeld van veranderende functies in de tijd.

1- Overjarig riet biedt ook in de winter beschutting (Startenhuistermaar). 2- Helwerdermaar; oeverbescherming met brede rietkragen.

2

Page 9: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

8

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

2 MOGELIJKE FUNCTIES VAN MAREN

Natuurontwikkeling: blauw-groene dooradering van het agrarische landschap

Meer ruimte voor een natuurlijke ontwikkeling van de oeverzones, door een natuurvriendelijke oever-inrichting en een aanpassing van het beheer.De vaak steile en beschoeide oevers van de huidige maren bieden weinig ruimte voor flora en fauna. Met een andere inrichting en een ander beheer kan die ruimte aanzienlijk worden vergroot en kunnen de maren als blauw-groene aders bijdragen aan versterking van de natuurwaarden in het hele gebied.De ecologische betekenis van de maren hangt sterk samen met het voorkomen van rietoevers. In rietzomen in Noord-Groningen broeden vogelsoorten als kleine karekiet, bosrietzanger, rietzanger, rietgors en blauwborst. Deze vogels zijn gebaat bij veel overjarig riet over een aaneengesloten lengte. Tenminste 50% overjarig riet is aan te bevelen. Dit kan worden bereikt door een gefaseerd maaibeheer, waarbij bijvoorbeeld jaarlijks één kant van de maar wordt gemaaid. Naarmate de rietzomen breder worden neemt het aantal broedvogelsoorten toe. Zo broedt de bruine kiekendief in rietzomen vanaf ca. 4 m breed. Glooiende oevers met een natuurlijke begroeiing vormen ook een rust- en voedselgebied voor zoogdieren (muizen, marterachtigen, haas, ree, watervleermuis) en insecten. Rietkragen hebben bovendien betekenis voor veel andere organismen; zo kunnen er meer dan honderd soorten kiezelwieren, blauwalgen en groenwieren worden aangetroffen. Dit trekt vele vissoorten. Beschutte ondiepe plaatsen bieden vissen de mogelijkheid om te paaien. Minder steile en bredere taluds beperken de problemen door muskusratten. Variatie in oevers is voor de flora en fauna van belang. Daarbij kan worden ingespeeld op de plaatselijke situatie, gebruik makend van laagtes. Herprofilering is dus een kwestie van maatwerk, er moet geen standaardprofiel

Meanders van de vroegere Fivel bij de Delleweg. De gestandaardiseerde oevers laten weinig ruimte voor natuur. Het natuurlijke karakter is alleen nog herkenbaar aan de graslandpercelen in de brede lage bedding van het oerprofiel.

Bierumermaar; de beschoeiing laat weinig ruimte voor flora en fauna.

Gedeelte van de Startenhuistermaar waar Staatsbosbeheer aan de hand van bodemonderzoek een ‘oorspronkelijk profiel’ heeft teruggebracht. Bepalend voor de natuurwaarden is het eigen watersysteem met een verhoogd winterpeil.

Page 10: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

9

MOGELIJKE FUNCTIES VAN MAREN -2

worden toegepast. Bij de herinrichting van oevers is vergraven ervan vaak ongewenst en meestal ook niet nodig. Met een aangepaste inrichting (zonder graven) en beheer kan veel worden bereikt. Bij het vergraven van oevers bestaat het risico dat oorspronkelijke of cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren gaan en het bodemarchief wordt aangetast. Afvoeren van maaisel voorkomt verruiging en vergroot de diversiteit van de plantengroei. Het is echter een kostbare aangelegenheid. Daarom moeten de mogelijkheden van compostering en van het verbranden van het verzamelde en gedroogde maaisel worden onderzocht. In brede oevers kan (een deel van) het maaisel op hopen blijven liggen en als schuilplek voor allerlei organismen dienen. De natuurwaarde van de waterlopen en oevers kan verder worden vergroot door een aangepast beheer van de aangrenzende perceelsranden.

 Uit ‘Natuur met (w)aarden, beheermodellen voor verantwoord aardkundig landschapsbeheer’ van Landschapsbeheer Nederland: “Grootschalige natuurbouw en vergraving van de oevers in het kader van vergroting van de waterbergings-capaciteit is wellicht de grootste bedreiging voor het voortbestaan van gave kreken en kreekrestanten.”  Uit Waterbeheerplan Noorderzijlvest ( 4.5.1):“Bij herstel of reconstructie van beschoeide watergangen worden, waar mogelijk, ter vervanging van de beschoeiingen plasbermen en flauwe taluds aangelegd. Dit betekent in de eerste plaats een besparing op de kosten van oeverherstel. Daarnaast wordt met de verkregen profielverruiming de oppervlakte voor waterberging vergroot.”“De ervaring heeft inmiddels geleerd dat de aanleg van natuurvriendelijke oevers en het bijbehorende onderhoud over het algemeen goedkoper is dan het onderhouden en instandhouden van beschoeiingen of andere kunstmatige oeververdedigingen. Bij verruimd profiel kan het onderhoud ook extensiever zijn.”

Godlinzermaar; oeverbescherming met brede rietkragen. Een verbrede rietoever met overjarig riet biedt beschutting en broedgelegenheid voor water- en rietvogels (Startenhuistermaar, Wilkemaheerd).

Rietzanger, kleine karekiet, blauwborst.

5- Kleine inhammen in de onderwater-rietberm bieden vissen beschutte paaiplekken.

6- ‘‘nooduitgang’ voor reptielen en jonge watervogels

1 2

3 4

5 6

Page 11: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

10

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

 ”Uit Waterbeheerplan Noorderzijlvest (7.7.1.3):“Als maatregel ter voorkoming van wateroverlast noemt de Commissie Waterbeheer 21e eeuw het zoveel mogelijk vasthouden van water in de bodem en in de watergangen van de peilgebieden zelf. In natte situaties heeft dat een reducerende uitwerking op de optredende piekafvoeren. De maatregelen kunnen onder andere bestaan uit het verkleinen van de peil(stuw)gebieden; het graven of verruimen van watergangen en een flexibelere peilregeling.”

 Uit Waterbeheerplan Noorderzijlvest (4.5.1):“Ook een natuurvriendelijk herstel van hoofdwatergangen, waarvan de onderhoudsverantwoordelijkheid bij de oevereigenaren berust, kan een belangrijke meerwaarde voor het watersysteem opleveren (vergroten berging, minder baggeraanwas, verbeteren van het watermilieu). Indien dit naar het oordeel van het waterschap in voorkomende gevallen in belangrijke mate het geval is, dan is het waterschap bereid tot de aanleg en daarna het beheer en het onderhoud van een natuurvriendelijke oever onder de voorwaarde dat de oevereigenaar de hiervoor nodige grondstroken beschikbaar stelt.”

 Uit Waterbeheerplan Noorderzijlvest (4.3): “Een belangrijke kwaliteitsdoelstelling voor het beheer van het oppervlaktewater, waterbodems en oevers is dat hierbij bescherming en levenskansen worden geboden aan planten en dieren. Daarbij is het zo dat een gezonde waterflora en -fauna ook weer van positieve invloed is op het zelfreinigend vermogen van het water.”

Uitzakkende oevers noodzaken tot het aanbrengen van beschoeiing.Een mogelijke verklaring is dat de oorspronkelijke laagte een slappe kleibodem had. Door het aanbrengen van een nieuwe laag bij egalisaties zakt de slappe onderlaag uit.Oever met plaatselijk beschoeiing waar vroeger (volgens de oude hoogtekaart) een laagte was (Helwerdermaar).

Na veel regen wordt het water tijdelijk vastgehouden in deze oude kreek boven Warffum.

Page 12: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

11

MOGELIJKE FUNCTIES VAN MAREN -2

Waterhuishouding-Vergroting van het waterbergend vermogen van de maren door verbreding of aanpassing van oevers, waarbijrekening wordt gehouden met de natuurlijke oeverprofielen.-Verbetering van de waterkwaliteit door een natuurlijke oeverbegroeiing die als buffer en filter fungeert.

Een aanpassing van de oeverinrichting van de maren kan lokaal een bescheiden bijdrage leveren aan verruiming van de waterbergingscapaciteit. Oude hoogtekaarten laten zien dat langs de meanders van veel maren laagtes (‘lage boren’) voorkwamen. Deze zijn veelal bij de ruilverkavelingen weg geëgaliseerd. Deze laagtes konden bij hoge waterstand het oppervlak en daarmee het waterbergend vermogen behoorlijk vergroten. Mogelijk kunnen (sommige van) de laagtes deze rol opnieuw vervullen. Ook de door het waterschap nagestreefde natuurvriendelijke herprofilering van taluds (verbreding van de onderwaterberm en een minder steil talud) vergroot het waterbergend vermogen. Aanpassing van taluds, met ruimte voor rietkragen, kan uitstekend worden gecombineerd met de huidige uitvoering van het baggerprogramma van het waterschap. Rietwortels versterken de onderwaterbodems waardoor ‘loopzand’ wordt vastgehouden en baggerwerkzaamheden beperkt kunnen worden. Een natuurlijke oeverbegroeiing werkt tevens als een filter voor afspoelende meststoffen en gewas-beschermingsmiddelen. Maaipaden en brede taluds fungeren bovendien als buffer tegen het afspoelen en inwaaien van deze stoffen.

3- Startenhuistermaar bij Oldenzijl, laagte door een oude meander.

4- Bij veel regen biedt deze plek extra ruimte om water vast te houden.

1- Bevroren maar bij de Harle (Ost-Friesland). Aan de lage graslandpercelen is de brede oerbedding te herkennen.

2- Dezelfde plaats na een periode met veel regen; de laagtes fungeren als waterberging.

1

2

3

4

Page 13: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

12

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

waardevolle sloten in het land van de betreffende eigenaar, waardoor gelijktijdig efficiëntere landbouwpercelen ontstaan, mits de waterbergingscapaciteit in stand blijft en geen natuurwaarden worden vernietigd.

BeheerBij het beheer van natuurvriendelijke oevers kunnen boeren een rol spelen; dit heeft voor hen ook als voordeel dat zij dan zelf kunnen ingrijpen bij dreigende overlast door probleemonkruiden. Zowel voor het waterschap als voor boeren geldt dat er een oplossing moet zijn voor het maaisel. Laten liggen van het maaisel heeft verruigen met distels en brandnetels tot gevolg. Het waterschap wil het onderhoud van oevers niet aan individuele boeren uitbesteden. In bepaalde gebieden zou het onderhoud over een grotere aaneengesloten lengte, onder voorwaarden en tegen vergoeding, aan een collectief (agrarische vereniging) kunnen worden uitbesteed. Het eigendom en onderhoud van laagtes en rietstroken kan bij het waterschap berusten, maar het ook bij de boer

met een vergoeding voor landschaps- en natuurbeheer. De bestaande regelingen hiervoor van het Programma Beheer zijn niet toereikend of niet op de plaatselijke situatie toegesneden. In het kader van het ‘proeftuinproject Reitdiep e.o.’ is een aanzet gegeven voor het opstellen van passende beheerpakketten voor onder meer natuurlijke waterlopen en maren. Hierbij waren provincie, Dienst Landelijk Gebied, Landschapsbeheer Groningen, NLTO-projecten en de agrarische natuurverenigingen Wierde en Dijk en Stad en Ommeland betrokken.Veel boeren zijn bang dat het vergroten van natuurwaarden langs de maren kan leiden tot beperkingen in de bedrijfsvoering op aangrenzende percelen (door planologische schaduwwerking). Zij vinden dat dit risico voor de start van een uitvoeringsproject zo goed mogelijk in kaart moet worden gebracht en moet worden ingeperkt, bijvoorbeeld in de vorm van een convenant.

LandbouwInschakelen van landbouwers om tegen een reële ver-goeding en onder reële voorwaarden mee te werken aan inrichting en beheer (verbrede landbouw).

Agrariërs kunnen inspelen op de groeiende vraag naar een aantrekkelijk en toegankelijk landschap en ‘groene diensten’ verlenen.

InrichtingDe meeste (grotere) maren zijn eigendom van het waterschap; de eigendomgrens ligt dan bij de insteek van het talud. Enkele kleinere maren zijn eigendom van de aangrenzende agrariërs. Hoewel het waterschap streeft naar onderhoudspaden langs alle watergangen, hebben veel maren in de praktijk geen maaipad; het tijdstip van onderhoud wordt door het waterschap in overleg met de boeren geregeld, afhankelijk van het gewas en de oogst. Vaak hebben oevereigenaren last van afkalving van de oevers. Oorzaken kunnen zijn: het ontbreken van een beschermende rietkraag, de recreatievaart, loopzand, te diep uitbaggeren, activiteiten van muskusratten of ploegen tot de uiterste rand. Het waterschap rekent het niet meer tot zijn taak om oeverbescherming (beschoeiing) aan te brengen, tenzij de waterafvoerfunctie in gevaar komt. Als belendende eigenaren hun land willen beschermen, moeten zij zelf voor oeverbescherming zorgen. Een goede inrichting en bescherming van de oever is dus in het belang van het waterschap én van de boeren. Beide partijen onderkennen dit. Voor herinrichting van de oevers en aanleg van maaipaden is grond nodig. Aangrenzende landbouwers willen daarvoor gecompenseerd worden. Deze compensatie kan bestaan uit aankoop of uitruil van de benodigde grondstrook of een vergoeding van de waardedaling van de grond door de inrichting voor een andere functie. Een alternatief zou gevonden kunnen worden in het dempen van landschappelijk niet

Een veel voorkomende situatie.Het waterschap vindt dat oeverbescherming een taak is van de oevereigenaren, tenzij de afwateringsfunctie in gevaar komt. De eigendomsgrens is vaak niet duidelijk.

Page 14: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

13

MOGELIJKE FUNCTIES VAN MAREN -2

1- Afkalvende oever langs de Leegemaar.2- Wanneer het maaisel niet wordt afgevoerd verruigen de

oevers met distels en brandnetels.3- Godlinzermaar; oeverbescherming met brede rietkragen.4- Overleg van de projectgroep met boeren over

natuurvriendelijke oevers.5- Bloemrijke rand langs de Bierumermaar.

1

2

3 4 5

Page 15: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

14

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Recreatief medegebruikOntsluiting en aanleg van wandel- of fietspaden en aan-brengen van beperkte voorzieningen voor vaarrecreatie, rekening houdend met de natuur en met het agrarisch gebruik van aangrenzende percelen.

Wandel- en fietspadenWandelen en fietsen horen tot de meest voorkomende vormen van vrijetijdsbesteding. Bewoners en bezoekers willen het landschap met zijn ruimte en rust kunnen beleven. Maar het landschap is in de vorige decennia juist steeds minder toegankelijk geworden; veel oude kleiwegen en kerkenpaden zijn bij ruilverkavelingen verdwenen. De laatste jaren is er veel aandacht voor het ontwikkelen van wandel- en fietsroutes om het landelijk gebied weer beter toegankelijk te maken. De maren en hun oevers kunnen daar heel goed een rol in vervullen.Er is behoefte aan verschillende vormen van recreatieve ontsluiting. Naast een hoofdstructuur van doorgaande fietsroutes zijn bijvoorbeeld ook smallere fietspaadjes van belang die lokaal het landschap toegankelijk maken. Wandelaars kunnen de recreatieve fietspaden gebruiken, maar voor veel wandelaars zijn juist onverharde paden, oude kleiwegen en laarzenpaden (bijvoorbeeld over de onderhoudspaden langs de maren) aantrekkelijk. Dorpsbewoners willen graag direct rond hun dorp kunnen wandelen: er is grote behoefte aan ‘dorpsommetjes’. Dit blijkt uit diverse ‘dorpsvisies’ die de Vereniging van Kleine Dorpen in Groningen (VKDG) samen met de dorpsverenigingen heeft opgesteld. Waar vroeger kerkenpaden, kleiwegen en jaagpaden het omringende land ontsloten, liggen veel wierdedorpen nu als eilanden in een ontoegankelijk landschap. Het toegankelijk maken van oevers van maren in de nabijheid van dorpen kan in deze behoefte voorzien.

1- Wandelen over onverharde oude weg (Stadsweg bij Ten Post).

2- Fietspad door boerenland.3- ‘Dorpsommetje’ langs de Spijkstermaar.

4- Roosterbruggetje in fietspad door boerenland.

1

2 4

3

Page 16: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

15

MOGELIJKE FUNCTIES VAN MAREN -2

Relatie met landbouwOpenstellen van het landschap is goed voor het imago van de landbouw. Het laat recreanten het agrarisch cultuurlandschap beleven en laat hun zien dat boeren zich inzetten voor behoud ervan. Daarnaast vergroot het de mogelijkheden voor boeren om neveninkomsten uit recreatie te verwerven, bijvoorbeeld een vergoeding voor openstelling, grondgebruik en beheer van voetpaden die over het boerenland lopen. Boeren zijn in veel gevallen huiverig voor openstelling van hun land. Zij zijn bang voor loslopende honden die achter vee aangaan, achterblijvend afval, vertrapping van gewas en verspreiding van veeziekten. Bovendien is er het risico van de juridische aansprakelijkheid. De kans dat wandelaars dierziekten verspreiden is echter uiterst klein. Honden kunnen van routes geweerd worden met een APV-verbod. Routes kunnen ook fysiek voor honden onaantrekkelijk gemaakt worden door bijvoorbeeld roosterbruggetjes. Wat betreft afval wijst de praktijk uit dat dit geen noemenswaardig probleem is bij routes gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals laarzenpaden, omdat deze een selectief publiek trekken.Als een pad langs een maar door boerenland loopt kan dat het beste collectief (bijvoorbeeld in een agrarische natuurvereniging) geregeld worden: de openstelling middels een gebruiksovereenkomst, de aanlegkosten op projectbasis. De vergoedingen voor openstelling, onderhoud en verzekeringen (een bord met “betreden op eigen risico” sluit aansprakelijkheid niet geheel uit) kunnen bijvoorbeeld betaald worden uit een groenfonds, beheerd door overheden en mogelijk private partijen (‘Uit de voeten met wandelpaden over boerenland, Praktijkonderzoek plant en omgeving’, Wageningen UR).Waar onderhoudspaden van het waterschap liggen kan betrekkelijk eenvoudig in een wandelmogelijkheid worden voorzien. Voor laarzenpaden is verharding niet nodig, enkele keren per jaar maaien is voldoende. Overstapjes en eenvoudige roosterbruggetjes weren (brom)fietsers, mountainbikes en honden.

VaarrecreatieMet name de bredere maren zijn van belang voor de vaarrecreatie. De kleinere maren zijn niet erg geschikt voor gemotoriseerde vaartuigen maar wel voor kanovaart. Vanwege kwetsbare natuurwaarden is het gewenst sommige maren niet of alleen buiten het broedseizoen voor vaarrecreatie te ontsluiten. Om nadelige gevolgen voor de oevers te beperken zijn er regels opgesteld als een maximum vaarsnelheid en een verbod om in het riet aan te leggen. Helaas worden de regels lang niet altijd nageleefd en vindt er nauwelijks toezicht of handhaving plaats. Toezicht en handhaving van de bestaande regels is belangrijk. Daarnaast dienen bij knelpunten aangepaste (aanleg)voorzieningen te worden ingericht. In kwetsbare gebieden of perioden dient de recreatiedruk beperkt te worden. Om begrip te kweken is het belangrijk de vaarrecreanten meer te betrekken bij het onderhoud van de vaarwegen.

Relatie met natuurRecreatieve ontsluiting van het landschap vergroot het draagvlak voor het behoud van de natuur- en landschapswaarden. Anderzijds kan recreatief gebruik van de maren op gespannen voet staan met de bescherming van natuurwaarden. Broedende en ruiende vogels hebben rust nodig; maren lopen door weidevogelgebieden en door rustgebieden in de kustzone. Goede oplossingen zijn te vinden door binnen een groter gebied te differentiëren. Door maren in minder kwetsbaar gebied te ontsluiten kan juist bij andere maren gekozen worden voor rust door ze niet of slechts zijdelings te ontsluiten.De recreatiedruk kan ook geregeld worden door het type ontsluiting. Een breed, goed verhard fietspad zal drukker worden gebruikt dan een laarzenpad. Honden kunnen geweerd worden. Ook kan er voor worden gekozen paden een deel van het jaar, bijvoorbeeld in het broedseizoen, af te sluiten.

- Kanovaarders in het Warfhuisterloopdiep.- Overschrijding van de maximum vaarsnelheid heeft schade

aan de oevers tot gevolg.

Page 17: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

16

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Versterking ruimtelijke structuur Versterken en meer zichtbaar maken van de maren als belangrijke structuurlijnen in het landschap.

Als we Noord-Groningen van grote hoogte zouden kunnen bekijken, zouden we zien hoe het land gevormd is door reeksen van kwelderwallen, vroegere zeeboezems en een organische structuur van watergangen, de maren. Deze oudste natuurlijke structuur is bepalend geweest voor de ligging van de dorpen, de wegen en de gegraven diepen. Door het verlies van vroegere functies (verkeer en vervoer) en de grote veranderingen in het landschap zijn de maren minder zichtbaar en beleefbaar geworden. Door ze nieuwe functies te geven en ze weer beter zichtbaar te maken als doorgaande lijnen, worden ze weer duidelijker herkenbaar als belangrijk onderdeel van de ruimtelijke structuur. Verbreding van de taluds en aanbrengen van (deels overblijvende) rietkragen spelen daarin een belangrijke rol. Zoals de kwelderwallen met de wierdenreeksen en de dijkdorpen het geraamte van het Noord-Groninger land vormen, zijn de maren het bloedvatenstelsel. Bij het inrichten van de ruimte is het onderscheid tussen de landschappelijke verdichting van het ‘geraamte’ en de openheid van de kweldervlaktes met de maren belangrijk (zie beplantingsplan 3x Noord Groningen, Bosch en Slabbers).Juist daar waar nieuwe structuren een eigentijdse (vaak dominante) laag over het landschap leggen is de versterking van de onderliggende historische structuur van belang. Snijpunten tussen nieuwe structuren (wegen, bebouwing) en de historische structuur van maren vragen extra aandacht.

Boven veelgebruikt profiel voor een fietspad met een brede sloot als afscheiding naar de agrarische percelen. Landschappelijk slecht ingepast; er ontstaat een dijklichaam naast de maar. Ook inefficiënt ruimtegebruik.Onder: een alternatief met hetzelfde verlies aan agrarisch oppervlak. Landschappelijk veel beter, meer natuurwinst en vergroting van de waterberging.

Page 18: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

17

MOGELIJKE FUNCTIES VAN MAREN -2

Versterking cultuurhistorische samenhang, de maren als verbindende elementen Versterken van de cultuurhistorische samenhang tussen de maren en andere elementen in het landschap als wierden, kerken, (voormalige) borgterreinen en monumentale boerenerven.

De natuurlijke ontwikkeling van het kustlandschap en de loop van de maren hebben de vestigingspatronen van de vroegste bewoners bepaald. Vrijwel alle wierdedorpen liggen in de directe nabijheid van een maar; voor de verbinding tussen dorp en maar zijn ‘opmaren’ gegraven en haventjes met loskades aangelegd. De maren waren tot in vorige eeuw de belangrijkste verkeers- en vervoerswegen. Voor de vestigingsplaats van kloosters, en borgen was dit vaak bepalend. De maren zijn daardoor als het ware cultuurhistorische verbindingslijnen. De historische samenhang tussen de maren en de dorpen en klooster- en borgterreinen kan zichtbaar worden gemaakt door de maren weer als verbinding te gebruiken (vaarrecreatie, wandel- en fietspaden) en daarbij gebruik te maken van oude elementen als opmaren en haventjes. Op diverse locaties lopen al projecten waarbij kan worden aangesloten, bijvoorbeeld ‘Landschappelijk herstel wierden’ en ‘Terreinen met historie’.

Brug van de N33 over de Groote Heekt.

Houwerzijlstervaart tussen Vliedorp en Houwerzijl.

Oude Til over de Helwerdermaar bij Uithuizen.

Page 19: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

18

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

3 GESCHIEDENIS VAN DE MAREN

In hun huidige verschijningsvorm zijn maren onderling zeer verschillend. Sommige liggen nog als heel natuurlijke kreken in het landschap, andere zijn brede vaarwegen; sommige zijn duidelijk zichtbaar, andere verborgen kronkelsloten. De verschillen hebben te maken met het ontstaan van de maren en met de veranderingen die ze in de loop van de eeuwen hebben ondergaan, de verschillende functies die ze hebben gehad en de verschillende manieren waarop ze zijn gebruikt. Om het natuurlijke karakter van de maren te versterken en de cultuurhistorische samenhang met hun omgeving beter zichtbaar te maken (de doelstellingen van het marenproject) is dus kennis nodig over hun ontstaan en hun ontwikkeling.De variatie in verschijningsvormen en de verschillen in ontwikkeling maken dat het niet de bedoeling kan zijn maren terug te restaureren naar één bepaalde tijd en één bepaalde vorm. Opeenvolgende generaties hebben veranderingen als nieuwe lagen in het landschap aangebracht. Wij kunnen naar de behoefte en inzichten van deze tijd gebruik maken van de mogelijkheden die het door de eeuwen heen gegroeide systeem van watergangen ons biedt. De geschiedenis is inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Daardoor kunnen de karakteristieke kwaliteiten van het Groninger wierden- en marenlandschap worden behouden en kan zijn geschiedenis ‘leesbaar’ blijven.

Oorsprong: natuurlijk of gegravenDe naam ‘maar’ is afkomstig van het Oud-Friese woord maer. Daarmee werd een gegraven(!) waterloop aangeduid die de grens tussen dorpsgebieden vormde en tevens diende voor de gezamenlijke afwatering van die gebieden. Bij de aanleg werd veelal uitgegaan van natuurlijke kreken, maar soms werden ze helemaal nieuw gegraven. In het Groningse zijn de meeste watergangen die ‘maar’ worden genoemd van oorsprong natuurlijke

kwelderkreken. Maar dat geldt niet voor alle: zo zijn de Koksmaar en delen van de Usquerdermaar en de Warffumermaar gegraven, wat hun rechte loop verklaart. Ook hebben veel maren een gegraven verlenging of aftakking naar een haventje van een wierdedorp. De aanduiding ‘maar’ wil dus niet altijd zeggen dat het een van oorsprong natuurlijke watergang is. Andersom zijn er veel van oorsprong natuurlijke watergangen die geen ‘maar’ heten.De aanduiding ‘tocht’ komt van tijgen (trekken) en duidt op een afwateringssloot; deze is meestal na de bedijking gegraven. Maar ook hier is soms gebruik gemaakt van een natuurlijke kreek, zoals bij delen van de Menkeweerstertocht. Namen met ‘rijt’ of ‘riet’ duiden meestal op een watergang waar eb en vloed ten tijde van de naamgeving nog vrij stroomden. Ze lagen toen dan ook meestal nog buitendijks, bijvoorbeeld de Oude Riet en de Groote Tjariet. Watergangen met de benaming ‘diep’ zijn meestal grotere watergangen, vooral gegraven voor de scheepvaart. Ook daarbij werd vaak gebruik gemaakt van delen van natuurlijke waterlopen. Een voorbeeld is het Boterdiep: deels nieuw gegraven, deels de loop van de vroegere Eppenhuister- en Zandeweerstermaar volgend.Door veranderingen in de loop van de tijd is er geen scherpe grens meer te trekken tussen natuurlijk en gegraven. Zo is een deel van het Winsumerdiep gegraven, maar door de getijdenwerking later gaan meanderen. Andersom zijn natuurlijke watergangen soms zo aangepast dat je nauwelijks nog van natuurlijk kunt spreken. Om praktische redenen is voor het marenproject besloten de watergangen mee te tellen die als ‘natuurlijke waterlopen’ op de ‘kwaliteitskaart’ bij het ‘Ontwerp Gebiedsuitwerking Noord-Groningen’ van de provincie staan, aangevuld met enkele bekende maren die op die kaart ontbreken.

Ontwikkeling van het kleigebied (naar De Griede en Roeleveld). Boven: 2600 voor heden. Vroegste bewoning op de oeverwallen langs de mondingen van de Hunze en de Fivel.Onder: 2000 voor heden. Verdere aanwas van de kust, het veen is terug- gedrongen, wierdenreeksen op de oeverwallen. geel = zandgrondenpaars = veengroen = kleigebied

Page 20: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

19

GESCHIEDENIS VAN DE MAREN -3

Ontstaansgeschiedenis in het getijdenlandschapHet kustgebied van voor de bedijking was een getijdenlandschap van begroeide kwelders met kreken en prielen. De zee drong soms diep in het land door en overspoelde alles, maar bracht vooral ook nieuw land. Langs de oevers en mondingen van de rivieren Hunze, Fivel en Eems vormden zich kwelder- en oeverwallen. Op die wallen vestigden zich zes eeuwen voor het begin van onze jaarteling de eerste bewoners. Omdat de zeespiegel verder steeg, werden zij gedwongen hun woonplekken te verhogen. De oudste verhogingen (wierden) liggen dan ook in reeksen op de kwelder- en oeverwallen langs Hunze en Fivel. Het water stroomde door de kwelderkreken, de latere maren, en bracht met elke eb en vloed nieuwe klei. Vroegere zeeboezems slibden dicht en bewoners brachten het land in cultuur. Tijden van snellere zeespiegelstijging en rustiger perioden wisselden elkaar af. Vooral de derde eeuw was een periode van onrust. Vermoedelijk hebben de kustbewoners het gebied tijdelijk verlaten. De zee brak door de kwelderwallen en overstroomde de kweldervlaktes. Ver van de grote geulen werd in een brakwatermilieu fijne zware klei afgezet. Deze zware zure klei (knikklei) is niet geschikt voor akkerbouw, de grond is dan ook in gebruik als grasland. De zware klei bleek zich wel te lenen voor het bakken van stenen. Veel percelen zijn ‘afgeticheld’ voor de baksteenindustrie.

LauwerszeeRond 800 na Chr. drong de zee opnieuw op, nu vooral in de monding van de Lauwers. Deze tot dan kleine riviermond werd een groot estuarium, waarvan de armen diep in het oude land doordrongen. Middag en Humsterland werden daardoor ‘eilanden‘. De oostelijke arm van deze Lauwerszee maakte (bij het huidige Schouwerzijl) contact met de Hunze, waardoor deze

rivier een nieuwe verbinding met de zee kreeg, de huidige benedenloop van het Reitdiep.

Marne en HunzeboezemDe zee nam niet alleen maar gaf ook, vaak echter op een andere plaats. Terwijl Middag en Humsterland bijna verdronken, werd aan de waddenkust boven de kwelderwal van Leens en Ulrum tot in de twaalfde eeuw in noordoostelijke richting een reeks kwelderwallen afgezet. Maren (kreken van toen) liggen in de laagtes tussen deze kwelderwallen maar doorsnijden ze ook op een aantal plaatsen. De laatste kwelderwal in deze reeks, die van Wierhuizen en Westernieland, sloot de noordelijke monding van de Hunze af. De vroegere Hunzeboezem tussen Eenrum en Wehe den Hoorn verlandde (dit gebied werd naar een sage ‘land van Aagt’ genoemd en stond bekend om zijn slechte kwaliteit grond).

Fivelboezem Aan de noordelijke kustlijn (Warffum, Usquert) groeide onder invloed van de zeestroming de kwelderwal in oostelijke richting aan in een reeks zogenaamde haakwallen (Oldorp, Uithuizen, Uithuizermeeden en veel later Roodeschool en Oosteinde). In de luwte van deze ‘hefswallen’ slibde de Fivelboezem in oostelijke richting dicht. Van west naar oost liggen daar tussen de hogere kwelderruggen in laagtes de maren zoals Helwerdermaar, Eppenhuistermaar en Startenhuistermaar, die op de steeds verder in oostelijke richting verlandende Fivelboezem uitkwamen. Boven: Vanaf 9e eeuw en daarna: opeenvolgende reeks van

kwelderwallen in De Marne en verlanden van de Hunze- monding. De diep binnendringende Lauwerszee maakt verbinding met de Hunze.

Aangroei van de kwelderwal van Uithuizen en verlanden van de Fivelboezem.

Onder: Middeleeuwse en jonge bedijkingen.

Page 21: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

20

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Beheersing van het water Waarschijnlijk werden al in de achtste of negende eeuw ringdijkjes rond wierden aangelegd. De kloosters gaven de aanzet tot de systematische bedijking van het kustgebied vanaf eind twaalfde eeuw. Minstens zo belangrijk als het buitensluiten van de zee was het afvoeren van het overtollige water. De maren kregen daarin een belangrijke functie; voor een goede afwatering werden ze vaak verdiept, onderling verbonden en soms rechtgetrokken. Via zijlen werd het water op zee geloosd. Voor de bouw van dijken, het graven van watergangen en het aanleggen van zijlen was samenwerking noodzakelijk. De ingelanden in het omdijkte gebied organiseerden zich in zijlvesten, veelal genoemd naar de zijl waarmee uitgewaterd werd, zoals de Delfzijlen, Schaphalsterzijl en Schouwerzijlvest. Verdere stijging van de zeespiegel en hoger opslibben van de noordelijke kustkwelders bemoeilijkte de afwatering van het lager gelegen oude land. Gunstiger lozingspunten op de Eems (de Delfzijlen) en via het Reitdiep (Schaphalsterzijl en Schouwerzijl) op de Lauwerszee moesten dit probleem oplossen. Daarvoor werden nieuwe watergangen gegraven en werd de afwateringsrichting van veel maren omgekeerd.

De DelfOmdat de Fivelmonding ter hoogte van Westeremden verzandde zal de Delf, het huidige Damsterdiep, gegraven zijn om de afwatering van het lagere achterland te verbeteren. Hierdoor kon het water van het zuidelijke deel van het stroomgebied van de Fivel op de Eems geloosd worden. De kroniek van Emo en Menko meldt in 1248 doorbraken van de binnendijk langs de Delf. Uit de meanderende loop van het Damsterdiep, ontstaan door getijdenwerking, kan men afleiden dat er toen bij Delfzijl nog geen zijlen waren. Vermoedelijk is de Delf al in de elfde eeuw gegraven.

De maren in de vroegere FivelboezemDe maren ten zuiden van de hefswallen van Usquert, Uithuizen en Uithuizermeeden stroomden in oostelijke richting en mondden uit in de Fivelboezem. Deze werd van de twaalfde tot en met de veertiende eeuw stukje bij beetje ingedijkt.Toen de Fivelboezem uiteindelijk werd afgesloten met een dijk bij Oosternieland, waterde dit hele gebied af naar de buitendijkse GrooteTjariet.Door hogere opslibbing van de buitendijkse gronden ontstonden ook hier problemen met de waterafvoer. De schepperijen Uithuizen, Zandeweer en Overmaringe sloten een overeenkomst om op de Winsumerzijl af te wateren. Daarvoor moesten verbindingen worden gegraven tussen de Helwerdermaar en de Usquerdermaar, de Eppenhuistermaar en de Koksmaar en de Startenhuistermaar en de Menkeweerstertocht.

Omdat de Oldenzijl bij Winsum niet was berekend op dit grotere gebied, werd een nieuwe zijl gebouwd: de Schaphalsterzijl (1459). Daarmee werd de oorspronkelijk oostelijk gerichte afwatering van de maren in het Fivelgebied omgekeerd. In 1464 sloot het resterende deel van het Oosterniezijlvest (ten oosten van de Maarvliet) zich aan bij het ‘Generale zijlvest der Drie Delfzijlen’, waardoor ook hier de afwateringsrichting werd omgelegd, in dit geval naar het zuiden.

De MarneDoor de verandering van de loop van de Hunze via het Reitdiep naar de Lauwerszee en het steeds verder opslibben van de kust werd ook de afwatering van de Marne gewijzigd.

1- het Dorpster- en Slochterzijlvest2- het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest3- het Schouwerzijlvest4- het Houwerzijlvest5-12 de Dijkrechten van de Kadijken van Wierhuizen tot Vierburen13- het Zijlvest van Vierburen14- het Zijlvest van Oosterwijtwerd15- het Zijlvest van Holwierde en Marsum

De organisatie van de waterstaat van de Middeleeuwen tot 1850

Aan de richting van de waterlopen is te zien dat waar eerst de kreken naar de mondingen van de Fivel en de Hunze liepen de afwateringsrichting vanaf de Middeleeuwen is omgekeerd.

Page 22: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

21

GESCHIEDENIS VAN DE MAREN -3

Het Schouwerzijlvest waterde af op het Reitdiep door de Schouwerzijl, het westelijke deel van de Marne (de Houwerzijl) door een zijl bij Ewer. Alleen een noordelijk deel van de Marne bleef via de Hiddingazijl in de Oude Dijk op de buitendijkse Oude Riet naar het wad afwateren. Maar door het hoger opslibben van de kustkwelders (en het wegspoelen van de zijl bij een storm in 1521) werd begin zestiende eeuw ook hier de waterloop omgelegd in zuidelijke richting en werd voortaan door het Schouwerzijl op het Reitdiep geloosd.

De Oude DeltheBij het lage knikkleigebied te oosten van Baflo onder Warffum speelde zich een soortgelijk proces af. Dit gebied waterde nog in noordelijke richting af op het wad, door de Oude Delthe. Rond 1231 was er om de Oude Delthe nog strijd gevoerd vanwege haar belang voor de afwatering. Maar ook hier werd, vermoedelijk eind veertiende eeuw, de afwatering in zuidelijke richting omgelegd naar de Schaphalsterzijl, via natuurlijke en gegraven watergangen: Usquerdermaar, Menkeweerstertocht en Winsumerdiep.

Waterhuishouding anno nuDe wijzigingen in de waterhuishouding waren daarmee niet geëindigd en als gevolg daarvan is ook de schaalvergroting van de waterschappen doorgegaan. Inmiddels valt het hele marengebied onder het beheer van het waterschap Noorderzijlvest. In het verleden waren het hoger opslibben van de kustzone en het inklinken van de veen- en klei-op-veengebieden oorzaak van veranderingen. Nu is de bodemdaling door de aardgaswinning de reden dat het hele marengebied in zogenaamde schillen is ingedeeld met verschillende peilhoogtes, wat nieuwe gemalen noodzakelijk maakt. Wat blijft is de stijging van de zeespiegel, maar nu wellicht in een versneld tempo.

De maren als verkeerswegen Vanaf de eerste bewoning van het kustgebied zullen de rivieren en kreken het belangrijkste middel voor het vervoer van mensen en goederen zijn geweest. De eerste bewoners moeten vanaf de Drentse zandgronden over water naar de kust zijn gekomen. Tussen de hoge zandgronden en de kust lagen immers onbegaanbare veenmoerassen. Vanaf die tijd tot begin twintigste eeuw bleef transport over het water het meest betrouwbaar en het snelst. Al rond 1670 waren er vanaf Groningen regelmatige verbindingen met een vaste dienstregeling door het Trekdiep (het latere Boterdiep) met vertakkingen naar Mensingeweer, Warffum en Uithuizen, door het Damsterdiep en door het Winschoterdiep. Een comfortabel vervoer per trekschuit, getrokken door paarden, met een snelheid van 7 km per uur. De weg van Groningen naar Zwolle werd pas tussen 1824 en 1842 verhard. Voor dit vervoer over land moest men rekenen op een reis van twintig uur plus overnachting, met een gemiddelde snelheid van 6 km per uur. Na de verharding kon de snelheid per postkoets tot 10 km per uur worden opgevoerd.Vanwege hun belang als transportroutes zijn veel maren verbreed en verdiept. Naar wierdedorpen, die meestal op

een oeverwal in de nabijheid van een maar liggen, werd een opmaar gegraven met een haventje. Vooral in de zeventiende eeuw, toen de behoefte aan transport toenam, zijn ook nieuwe diepen gegraven. Daarbij werd vaak de loop van bestaande kreken gebruikt. Langs oevers zijn jaagpaden aangelegd met rolpalen en wisselplaatsen. Laadplekken en hoge bruggen met losmogelijkheid getuigen nog van het vroegere belang van de maren voor het transport van landbouwproducten.

De maren nu: functieverliesTegenwoordig hebben de maren vaak nog uitsluitend een functie in de waterhuishouding. De grotere maren worden ook gebruikt voor de recreatievaart. De oevers zijn vaak beschoeid en vanwege de druk op de landbouw om de grond optimaal te gebruiken wordt het land tot de uiterste rand van het talud gebruikt. Daardoor zijn de natuurwaarden van de maren achteruitgegaan. Verscheidene maren liggen onzichtbaar en onbereikbaar in het landschap. Daar staat tegenover dat veel maren nog prachtig door het Groningerland kronkelen. De verschillen in het landschap dat ze doorkruisen, de subtiele hoogteverschillen en de variatie in oevers getuigen nog steeds van hun ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling die ze hebben doorgemaakt.

Trekschuit in het Boterdiep

Page 23: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

23

VIRTUELE MAAR -4

4 VIRTUELE MAAR

Inleiding

Maatwerk vereistMaren zijn er in soorten en maten. Hun ‘natuurlijke karakter’ verschilt van maar tot maar en van plek tot plek, afhankelijk van de ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling in de loop van de tijd. Het maakt verschil of een maar door het lage knikkleigebied loopt, dan wel een hoge kwelderrug doorsnijdt. Het landschap van een verlande zeeboezem is anders dan dat van de later ingedijkte polders. Er is variatie in hoogte van de oevers en reliëf in het landschap. Verschillen in peilniveau van het water ten opzichte van het maaiveld zorgen voor verschillen in de begroeiing van het talud. Van invloed is ook of de aangrenzende gronden als weide of als akker worden gebruikt. Maren in de nabijheid van dorpen vragen om een andere benadering dan maren in belangrijke stilte- of weidevogelgebieden. Eenheidsoplossingen en standaardprofielen voor inrichting en beheer van maren en hun oevers zijn daarom ongewenst. Het is altijd een kwestie van maatwerk.

Een ‘virtuele maar’ als voorbeeldOm ideeën en voorbeelden te geven hoe nieuwe functies ingepast kunnen worden en hoe dan de inrichting en het beheer van een maar zou kunnen zijn, is gekozen voor een fictieve situatie. Deze ‘virtuele maar’ (eigenlijk een marensysteem) ligt in een denkbeeldige taartpunt als uitsnede van Noord-Groningen; een gebied van de woudgronden tot de waddenkust. Het doorsnijdt de

meest voorkomende landschapstypes, gebieden met verschillende natuurwaarden en verschillende soorten ontsluitingen. De voorbeelden laten zien hoe elke maar (of gedeelte daarvan) past in de ruimtelijke structuur van het landschap, welke mogelijkheden er zijn voor vasthouden van water, vergroten van natuurwaarden en recreatief medegebruik en welke rol agrariërs zouden kunnen spelen bij het beheer.

1. Tichelmaar2. Lagemaar3. Trekvaart4. Wierstermaar5. Loopmaar6. Wierstermaar II7. Stillemaar8. Oude Riet9. Groote Riet

Page 24: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

24

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Karakteristiek van de virtuele maar

Geschiedenis in vogelvluchtEnkele eeuwen voor de jaartelling lag de kustlijn verder landinwaarts. Op de hogere kwelder- en oeverwallen lagen enkele wierden met de eerste woningen. De maar, met een brede opening naar de zee (‘boezem’), voerde bij elke eb en vloed het water af en aan. Verder landinwaarts lag veen en groeiden moerasbossen.In het eerste millennium overspoelde de zee soms grote delen van het oude land. In het laaggelegen gebied achter de kwelderwal werd een laag zware knikklei afgezet. Aan de kustlijn groeiden de kwelders aan met een nieuwe parallelle kwelderwal. De zeeboezem verlandde en de monding van de maar verplaatste zich in oostelijke richting.Vanaf de dertiende eeuw groeiden de kwelders langs de kust verder aan met lichte, zavelige klei. In de dertiende eeuw werden de eerste zeedijken aangelegd en zijlen gebouwd. Door het hoger opslibben van de kust werd de afwatering vanuit het lager gelegen binnenland steeds moeilijker. De afwateringsrichting werd omgekeerd; men groef een nieuwe verbinding (een Delf) om het water op de zijl te lozen; daarbij werd voor een deel gebruik gemaakt van de bestaande kreken. De zijlen in de oude dijk behielden nog enige tijd een functie voor de afwatering van de maren in de hogere kustzone.Vanaf de zeventiende eeuw groeide de behoefte aan transport. De maar werd verbreed en verdiept; het dorp kreeg een haven met loskade. Voor een goede verbinding met de stad werd de trekvaart gegraven met een jaagpad. Waar mogelijk werd daarbij gebruik gemaakt van bestaande kreken. De jonge buitendijkse gronden werden bedijkt, de ‘Oude Riet’ verloor haar afwateringsfunctie. Voor de baksteenindustrie werden in het knikkleigebied percelen afgeticheld. De klei werd per schip naar de steenfabrieken vervoerd.De virtuele maar nu: zoals de maren vanaf het begin de bloedvaten van het zich vormende landschap waren, zo zijn ze nog steeds van belang voor de ruimtelijke

structuur van het landschap. Door de brede rietoevers zijn ze weer zichtbaar. Ze vormen groene aders door het landschap en spelen een rol bij de recreatieve ontsluiting en het beheer door de boeren.

Bodem en natuurwaarden De ontstaansgeschiedenis heeft ertoe geleid dat de maar verschillende landschappen doorkruist. Het lagere knikkleigebied is voornamelijk weidegebied; de waterstand is relatief hoog. Langs de maar zijn percelen afgeticheld voor de baksteenindustrie. Het gebied is stil en weinig ontsloten. Er broeden veel weidevogels. Het landschap is open, met enkele verspreide boerderijen en onbebouwde wierden.Op de oude kwelderwal is het landschap meer verdicht, zowel door bebouwing als beplanting. Waar de maar langs de kwelderwal loopt zijn de hoogteverschillen groot.Op de lichte, zavelige grond van de jonge kwelderwallenvindt voornamelijk akkerbouw plaats. Alleen de laagtes langs de maren (‘lage boren’) met hun zware klei zijn vaak in gebruik als grasland. De maar ligt soms in de laagte van de kweldervlakte, soms in een oerbedding met steile kanten langs een kwelderwal.Het landschap van de verlande zeeboezem is open en er is minder reliëf, de maar slingert breed door het open landschap.In de jonge bedijkte polders liggen de boerderijen parallel langs de dijk in een rechtlijnig landschap met opstrekkende verkaveling. Enkele meanderende oude kreken getuigen van de tijd voor de bedijking. Rietvogels nestelen in de plaatselijk brede rietoevers. In de omgeving broeden akkervogels. De ziltwaterplas langs de waddendijk is een hoogwatervluchtplaats voor wadvogels en in het najaar foerageren ganzen en kleine zwaan In het kustgebied op oogstresten. Bij ‘Polderzijl’ is een voorziening voor visintrek gemaakt en in de onderwaterbermen langs de maar zijn vispaaiplaatsen aangelegd.

Enkele eeuwen voor de jaartelling

Het eerste millennium

Vanaf de dertiende eeuw

Vanaf de zeventiende eeuw

Page 25: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

25

VIRTUELE MAAR -4

Recreatieve ontsluitingDe oevers van een aantal maren zijn met wandel- of fietsroutes ontsloten. Daarbij is een afweging gemaakt tussen de behoefte aan toegankelijkheid van het landschap en de natuurwaarden. Voor de ‘Lagemaar’ in het weidevogelgebied en de ‘Stillemaar’ in de kustzone is gekozen voor natuur en rust, terwijl andere maren juist recreatief ontsloten zijn.Er is een differentiatie in het type ontsluitingen aangebracht: Een hoofdstructuur van afwisselende doorgaande fietsroutes, die soms langs een maar, soms juist door wierdedorpen voeren. Ze mijden de stiltegebieden. Eenvoudige fiets- en wandelpaden langs de maar, soms door boerenland. Om verstoring te voorkomen geldt op een aantal plaatsen een verbod voor honden.Natuurwandelroutes of laarzenpaden, zonder verharding, gebruikmakend van het onderhoudspad van het waterschap of - met een regeling - door het boerenland. Een ‘dorpsommetje’ in de omgeving van ‘Wierdorp’.De grotere maren zoals de ‘Trekvaart’ en de ‘Groote Riet’ naar ‘Polderzijl’ zijn voor de vaarrecreatie geschikt gemaakt. Enkele kleinere maren zijn alleen toegankelijk voor kanovaart en verboden voor gemotoriseerde vaartuigen. Recreatievaart door maren in kwetsbaar gebied is niet toegestaan, deze maren zijn overigens smal en door het hoge riet minder aantrekkelijk voor vaarrecreanten.

We volgen de maar (of het marensysteem) vanuit het binnenland naar de kust. De voorbeelden laten zien welke verschillen er zijn en hoe daar vanuit bestaande en nieuw toegevoegde functies mee om kan worden gegaan.

WaterhuishoudingDe maren in het virtuele landschap zijn net als in het echt de basis van het afwateringssysteem. Op de Oude Riet na zijn ze eigendom van het waterschap. Bij de inrichting van de oevers is geen standaardprofiel toegepast, maar ze zijn inspelend op de plaatselijke situatie vormgegeven. Daarbij zijn ook mogelijkheden voor waterberging, natuur en agrarisch natuurbeheer benut.

Page 26: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

26

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Tichelmaar’(een maar in het knikklei-weidelandschap)

De ‘Tichelmaar’ loopt door het open weidelandschap van het knikkleigebied. De maar is in het verleden verbreed tot een vaarwater en het water staat hoog ten opzichte van het maaiveld. Langs de maar zijn percelen afgeticheld voor de steenfabricage.

De loop van de maar is zichtbaar gemaakt door brede rietkragen die bij sommige laagtes verbreed zijn tot stroken rietland. Deze laagtes kunnen bij veel neerslag tijdelijk extra water vasthouden. De rietoevers worden eens per twee jaar (oevers om en om) gemaaid. Ze zijn van belang voor water- en rietvogels en bieden zoogdieren een schuilplaats. De lage graslanden zijn aangemerkt als weidevogelgebied. Op de lage afgetichelde percelen vindt agrarisch natuurbeheer plaats. Ze zijn aangemerkt als percelen met een ‘landschappelijke handicap’.

Voor de recreatie is de ‘Tichelmaar’ gedeeltelijk ontsloten met een smal fietspad. Bij het weidevogelgebied loopt het pad op afstand van de maar langs een oude wierde. Hierdoor is de stilte voor het weidevogelgebied gegarandeerd en is de route ook cultuurhistorisch interessant.Het pad (verharding van 60 cm breed) loopt door boerenland. Er zijn roosterbruggetjes (veeroosters) bij de kavelsloten en perceelgrenzen. Vanwege het vee en de natuurwaarden is het pad onder voorwaarden toegankelijk en geldt een verbod voor honden. Het recht van overpad is door de agrarische natuurvereniging met een gebruikersovereenkomst collectief geregeld, evenals de juridische aansprakelijkheid. De kosten van aanleg en onderhoud worden betaald uit een groenfonds.

Referentiebeelden:1. Afgetichelde percelen langs de Groote Heekt in

weidevogelgebied.2. Winneweer, meander van de Fivel, links een afgeticheld perceel.3. Westerwijtwerdermaar , laag perceel bij oude meander.4. Fotomontage van pad door boerenland langs een maar.

1

2

3 4

Page 27: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

27

VIRTUELE MAAR -4

De ‘Tichelmaar’ is deel van een recreatieve vaarroute en opengesteld voor vaartuigen tot een bepaald motorvermogen. De maximumsnelheid is beperkt. Er is geen aanlegmogelijkheid in het weidevogelgebied, zodat de rust daar gewaarborgd is. Ten zuiden van het weidevogelgebied is een vroegere laadplaats voor kleischepen gerestaureerd; deze fungeert nu als aanlegplaats. Ook bij ‘Wierdorp’ en langs de ‘Trekvaart’ is een aanlegmogelijkheid.

- Landschap: historische structuur zichtbaar gemaakt - Natuur: rietkragen en weidevogelgebied- Water: extra waterberging door gebruikmaking van

laagtes- Recreatie: recreatief ontsloten met handhaving van

stiltegebied- Cultuurhistorie: wierden en historische elementen

(losplaats) bij maar betrokken- Landbouw: boeren betrokken bij recreatieve

ontsluiting en agrarisch natuurbeheer van weidevogelgebied

Page 28: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

28

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Lagemaar’(een kleinere maar in het knikklei-weidegebied)

Deze vertakking kronkelt door het lage weidelandschap van het knikkleigebied. De maar is smal en in het verleden niet vergraven tot een vaarwater. Het gebied is niet ontsloten en belangrijk als weidevogelgebied.

De natuurlijke laagtes, die deels uitgevlakt waren, zijn weer teruggebracht en ingericht als brede rietoevers (maatwerk). Door de rietbegroeiing is de maar als structuurlijn weer duidelijk herkenbaar in het landschap. Bij pieken in de waterafvoer bieden de laagtes extra oppervlak aan waterberging. De maar met de gevarieerd ingerichte natuurvriendelijke oevers biedt broedplaatsen voor rietvogels, schuilplaatsen voor zoogdieren en paaiplekken voor vissen en speelt een rol in de ecologische dooradering van het gebied.

1

2 3 4

Referentiebeelden:1. Woltersum, restant van de Fivel. 2. Krewerd, Oudemaar: afgesneden bocht van het Leegemaar,

aan de linkerkant een afgeticheld perceel. 3. Fotomontage met rietoever in de lage binnenbocht. 4. Stiswerdermaar, een maar door het knikklei-weidegebied.

Page 29: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

29

VIRTUELE MAAR -4

Vanwege de ligging in het kwetsbare weidevogelgebied en vanwege de belangrijke natuurwaarden van de maar zelf is er voor gekozen om de oevers niet recreatief te ontsluiten; ook voor vaarrecreatie is de maar niet toegankelijk. De maar is als lijn in het landschap op afstand zichtbaar en draagt zo bij aan de recreatieve waarde van het gebied.

De maar en de oevers zijn eigendom van het waterschap. De onderwaterbodem wordt vanaf het water onderhouden. Daarvoor zijn enkele dammen voorzien van doorvaarbare duikers. Het onderhoud van de oevers en de laagtes is uitbesteed aan de agrarische natuurvereniging van oevereigenaren. Daarvoor zijn voorwaarden opgesteld. Het waterschap betaalt het normale onderhoud en het natuurbeheer wordt betaald uit een groenfonds.

- Landschap: structuurlijn zichtbaar gemaakt - Natuur: rietkragen en weidevogelgebied, stiltegebied

gehandhaafd- Water: extra waterberging door gebruikmaking van

laagtes- Recreatie: vanwege de natuurwaarden recreatief niet

ontsloten, draagt bij aan de totale waarde van het gebied.

- Landbouw: boeren betrokken bij onderhoud van oevers, natuurbeheer en weidevogelbeheer

Page 30: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

30

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Referentiebeelden:1. Trekweg langs het Hunzingokanaal.2. Rolpaal bij Leenstertillen. 3. Fietspad over oud jaagpad langs de Kromme Raken; een

aanlegplaats voor recreatievaart spaart de rietoevers.4. Usquerdermaar, pad in aanleg, geen ruimte gegeven voor

een meer natuurlijkevriendelijke oever.

1

2

3 4

Page 31: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

31

VIRTUELE MAAR -4

‘Trekvaart’(een grotendeels gegraven maar of diep)

De ‘Trekvaart’ is in de zeventiende eeuw gegraven als vaarverbinding met de stad. Hoewel bij de aanleg gebruik is gemaakt van een natuurlijke kreek, is het dus geen natuurlijke watergang, maar ook als gegraven diep is het cultuurhistorisch waardevol. De vaart is breed, de oevers waar vroeger het jaagpad was zijn enigszins opgehoogd.

Waar het jaagpad was is een fietspad (verhardingsbreedte 120 cm) aangelegd, dat deel uitmaakt van een doorgaande recreatieve fietsroute. De grond is in eigendom van de gemeente. Een greppel vormt een duidelijke afscheiding naar het boerenland. De bloemrijke bermen worden ecologisch beheerd.Ook voor de vaarrecreatie is de ‘Trekvaart’ belangrijk. Zoals in alle diepen is de vaarsnelheid beperkt. Op meerdere plaatsen langs de vaart zijn aanlegplaatsen gemaakt om de rietkraag te sparen. Een oude loskade is als aanlegplaats hersteld en een enkele rolpaal herinnert aan de trekvaart.

Omdat hier van een natuurlijke loop geen sprake is, is het talud opnieuw aangelegd; beschoeiingen zijn verwijderd. Een brede onderwaterberm zorgt voor een stevige rietkraag die de oevers beschermt tegen afslag door de recreatievaart. De rietkragen verhogen ook de landschappelijke en natuurlijke waarde. Het onderhoud gebeurt door het waterschap.

- Landschap: als structuurlijn zichtbaar en toegankelijk gemaakt

- Natuur: rietkragen voor vogels, ecologisch bermbeheer

- Water: rietoevers dragen bij aan verbetering kwaliteit- Recreatie: belangrijke fietsroute en vaarrecreatie- Cultuurhistorie: vroegere functie als trekvaart

herkenbaar gemaakt

Page 32: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

32

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Wierstermaar’ 1(een maar langs een oude kwelderwal met een wierdedorp)

Zoals vaak het geval is neemt de maar hier de naam aan van het dorp waar hij langs loopt. De oever van de maar is aan de kant van de kwelderwal hoog en steil. De andere oever, aan de kant van de verlande vroegere zeeboezem, is lager. Het landschap is daar open. Beplanting met meidoorn of enkele bomen accentueert het verschil tussen de kwelderwal en de openheid van de verlande zeeboezem.

De steile oever aan de hoge kant is gehandhaafd. Eventuele afslag wordt geaccepteerd. Het pad ligt op voldoende afstand. Tussen de oude beschoeiing en de afgekalfde oever groeit riet en vinden vissen een paaiplek. De steile oevers en de bomen met holtes en overhangende takken hebben een eigen waarde voor flora en fauna. Om het verschil te accentueren is de

Referentiebeelden:1. Haventje van Westernieland. 2. Maarhuizen; steile oever van de kwelderwal en deels

afgegraven wierde. Optie is een wandelmogelijkheid over de wierde.

3. Losdorp, een ‘dorpsommetje’ langs het Losdorpermaar?4. Warfhuisterloopdiep; een steile hoge oever vande

kwelderwal bij Douwen t’Stort.5. ‘Dorpsommetje’ langs de Spijkstermaar.

1

2

3

4

5

Page 33: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

33

VIRTUELE MAAR -4

oever aan de lage kant (in dit geval de buitenbocht) verder afgevlakt en voorzien van een rietberm.

Het (onverharde) voetpad langs de maar is onderdeel van het ‘dorpsommetje’. Het doorgaande recreatieve fietspad is hier niet langs de maar gelegd, maar loopt door het wierdedorp. Dit maakt de fietsroute afwisselender en geeft meer rust voor het dorpsommetje langs de maar.

De paden zijn eigendom van de gemeente en het onderhoud van de maar en de oevers is in handen van het waterschap. Het haventje van het dorp biedt een aanlegmogelijkheid en voorzieningen voor de recreatievaart. Voor de kanovaarders is er een aanlegplek met kampeermogelijkheid bij een boerderij op de wierde.

Haventje van ‘Wierdorp’In het verleden is vanaf de maar deze opvaart naar de wierde gegraven. Door de bebouwing en de begroeiing heeft dit gedeelte een heel ander, meer besloten karakter. De herstelde oude kademuur en losplaatsen getuigen van de vroegere betekenis van de maar als transportweg. Ze dienen nu als aanlegmogelijkheid voor de recreatievaart. Het haventje is een karakteristiek onderdeel van het wierdedorp en deel van het dorpsommetje.

- Landschap: verschil tussen verdichte kwelderwal en open landschap geaccentueerd

- Natuur: steile oevers met (holle) bomen hebben eigen natuurwaarde

- Recreatie: belangrijke functie voor het dorpsommetje- Cultuurhistorie: haventje - Landbouw: verbreding; kamperen bij de boer

Page 34: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

34

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Loopmaar’(een maar in het open landschap van een vroegere zee-inham)

Deze maar loopt door een vroegere inham van de zee. Deze verlande ‘zeeboezem’ is vlakker en ligt lager dan de kwelderwallen. Op de lichte kleigrond wordt vooral akkerbouw bedreven, maar er is ook grasland. Het ’Loopmaar’ meandert door een weids landschap. De oeverwal (‘Grijsrijp’) van de voormalige zeeboezem tekent zich op afstand duidelijk af door het hoogteverschil en de verdichtingen met bomen en boerderijen op huiswierden.

In de ruilverkavelingen van de twintigste eeuw was de maar veranderd in een afwateringsloot met een standaardprofiel. Alleen aan het kromme verloop en kleine hoogteverschillen was de natuurlijke oorsprong nog te zien. Het agrarisch gebruik ging tot de uiterste rand.Door het profiel van de maar iets meer ruimte te geven is nu het natuurlijke karakter hersteld. In bochten zijn vroegere laagtes teruggebracht, met een flauw hellend talud waardoor plaatselijk brede rietstroken mogelijk zijn. In het weidse, modern verkavelde landschap is de maar weer als een mooi slingerende waterloop zichtbaar.Deze blauw-groene ader biedt in het grootschalige akkerland beschutting aan vogels en andere dieren. In ruil voor het plaatselijk verbreden van de maar en het terugbrengen van laagtes konden enkele kavelsloten gedempt worden. Het waterbergend vermogen is daarmee niet verkleind. De brede rietoevers zijn bovendien een zuiverende buffer tussen het agrarisch land en het oppervlaktewater.

Over de oeverwal van ’Grijsrijp’ loopt al een mooie fietsroute. Daarom is langs de maar gekozen voor een

Referentiebeelden:1. Zeemsloot (Fivel) bij Westeremdervoorwerk; maaipaden en

beschoeiing.2. Roosterbrugje bij Maarhuis (Godlinzermaar). 3. Steentil Pieterbuurstermaar, een laarzenpad als deel van

het Pieterpad?4. Niehoofsterdiep; laarzenpad van Niehove naar Heereburen.

1 2

3 4

Page 35: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

35

VIRTUELE MAAR -4

laarzenpad. Vanwege de functie van de oevers als broed- en schuilplaats voor dieren is het laarzenpad verboden voor honden. Overigens zijn de roosterbruggetjes en overstapjes bij afscheidingen al ‘hondonvriendelijk’. Door de afstand en omdat het een graspad is zal de recreatiedruk beperkt blijven. De ‘Loopmaar ‘ is niet opengesteld voor gemotoriseerde vaarrecreatie, wel voor kano’s.

De maar is van het waterschap en wordt met een maaiboot onderhouden. Het onderhoud van de oevers en de laagtes met riet is onder voorwaarden uitbesteed aan de agrarische natuurvereniging van oevereigenaren. Het waterschap betaalt het normale onderhoudsdeel en voor het natuurbeheer is er een regeling via een groenfonds. Voor de openstelling en het maaien van het laarzenpad zijn met de boeren collectief regelingen getroffen. De aanleg van voorzieningen (roosterbruggetjes en overstapjes) is betaald uit een groenfonds; wettelijke aansprakelijkheid en onderhoud van voorzieningen is collectief geregeld.

- Landschap: maar weer zichtbaar gemaakt als natuurlijke kreek in de vroegere zeeboezem, contrast kwelderwal - zeeboezem

- Natuur: blauw-groene ader door grootschalig akkerland

- Water: meer berging door laagtes en betere kwaliteit door rietoevers

- Recreatie: ontsloten voor een specifieke doelgroep- Landbouw: boeren betrokken bij recreatieve

ontsluiting en beheer

Page 36: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

36

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Wierstermaar’ 2(een maar door een reliëfrijk landschap van jonge kwelderwallen)

In het jongere land van de kust doorsnijdt de maar kwelderwallen en de bredere laagte daartussen. Het waterpeil ligt gemiddeld veel lager ten opzichte van het maaiveld dan in het knikkleigebied. Het agrarische land is hoofdzakelijk in gebruik voor akkerbouw. Waar de maar de kwelderwal aansnijdt zijn de oevers hoog en steil; op sommige plekken is nog een bredere oerbedding aanwezig.

Er is bodemonderzoek gedaan en met maatwerk is variatie in de oevers aangebracht. Steile hoge oevers zijn steil gelaten. Sommige laagtes zijn hersteld en hebben nu oevers met een flauwe helling. Zo is een gevarieerd beeld ontstaan met meer ruimte voor natuur. Op plekken met voldoende breedte zijn paaiplaatsen voor vissen gemaakt.

Het verharde, ca. 120 cm brede fietspad langs de maar is deel van een doorgaande recreatieve fietsroute. Het pad is eigendom van de gemeente. De afstand tot de maar varieert naar gelang de indeling van het talud. Ook de hoogte van het pad varieert, wat de beleving van het landschap versterkt.De begrenzing naar het boerenland bestaat uit een berm met daarnaast, afhankelijk van de inrichting, een duidelijk hoogteverschil of een greppel.Voor de recreatievaart vormt de maar een belangrijke route naar ‘Polderzijl’. Deze is ook toegankelijk voor motorboten, met een maximum toegestane vaarsnelheid.

De (plaatselijk brede) bermen worden ecologisch onderhouden; met een boer zijn afspraken gemaakt over maaien en gebruik voor veevoer. De maar is in eigendom

Referentiebeelden:1. Het Dornummertief (Ost-Friesland) heeft een brede bedding

bij het doorsnijden van een kwelderwal (opmerkelijk is hier de begroeiing met elzen).

2. De Kromme Raken tegen de kwelderwal van Schouwen.3. De Hoornsevaart doorsnijdt de kwelderwal van Grijssloot.

Fietspad bij Grijssloot, op de achtergrond de lagere kweldervlakte van de Molenrijstermaar.

1

2 3

Page 37: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

37

VIRTUELE MAAR -4

en beheer bij het waterschap. Rietkragen zorgen voor de oeverbescherming; zoals overal worden ze om en om eens in de twee jaar gemaaid. De rietoevers hebben een zuiverende werking en fungeren zo als buffer tussen landbouwgrond en water. De laagtes leveren een bescheiden bijdrage aan de waterberging.

- Landschap: de maar en de kwelderwallen zijn zichtbaar gemaakt

- Natuur: rietkragen- Water: rietkragen dragen bij aan kwaliteit- Recreatie: fietsroute en recreatievaart- Landbouw: boeren betrokken bij ecologisch

bermbeheer

Page 38: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

38

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Stillemaar’(een maar tussen kwelder- en oeverwallen met een brede oerbedding)

De ‘Stillemaar’ is een restant van een voormalige buitendijkse kreek, de ‘Oude Riet’, die later door de hoger opgeslibde oever is verzand. Deze maar ligt in een laagte tussen kwelderwallen. Nog goed zichtbaar is de brede oerbedding uit de tijd dat het nog een grotere waterloop was. Op een aantal plaatsen heeft deze bedding een parallelsloot, met tussen sloot en maar een laaggelegen perceel. Deze lage percelen waren in de loop van de tijd vaak opgehoogd met grond uit de uitgediepte en verbrede maar. Na bodemonderzoek zijn ze weer verlaagd tot de vroegere zanderige bodem. De steile hoge oevers waar de maar direct langs de hogere kwelderwal loopt zijn gehandhaafd. Door het bodemreliëf en door het gebruik als grasland is de oerbedding weer duidelijk zichtbaar.

De kustzone waarin de ‘Stillemaar’ en de ‘Oude Riet’ lopen is als rustgebied van belang voor wadvogels. Ganzen en kleine zwanen foerageren er in het najaar op

Page 39: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

39

VIRTUELE MAAR -4

oogstresten. De rietkragen van de ‘Stillemaar’ herbergen moerasvogels, de lagere graspercelen zijn van belang voor weidevogels.

Vanwege de gevoeligheid voor verstoring is deze maar niet met een pad ontsloten. Om dezelfde reden en vanwege de aanwezigheid van dammen is de maar ook niet voor de vaarrecreatie opengesteld.

De maar is van het waterschap. Voor het onderhoud heeft het waterschap aan één kant een onderhoudspad. De laaggelegen percelen worden beheerd als agrarisch land met een ‘landschappelijke handicap’ waarvoor een vergoedingsregeling bestaat. Bij extreme neerslag bieden deze laagtes extra oppervlak aan waterbergend vermogen.

- Landschap: loop van de maar en de brede bedding zichtbaar gemaakt

- Natuur: natuurwaarde (blauw-groene dooradering) vergroot, stiltegebied gehandhaafd

- Water: laagtes dragen bij aan waterberging en rietoevers aan betere waterkwaliteit

- Recreatie: niet ontsloten- Landbouw: boeren betrokken bij agrarisch

natuurbeheer

Page 40: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

40

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

1

2

1

3

Referentiebeelden bij Stillemaar (vorige pag.):1. Fivelmeander bij de Delleweg. Laag graslandperceel maakt

de oerbedding zichtbaar.2. Maarvliet bij Oosternieland. Lage percelen met grasland.3. De lage percelen zijn duidelijk zichtbaar op de hoogtekaart.

Links het Maarvliet, rechts de Fivel.4. Brede lage bedding van het Oude Diepje (Reitdiep) met

parallelsloot.

Referentiebeelden bij Oude Riet:5. Na veel regen wordt het water tijdelijk vastgehouden in

deze oude kreek boven Warffum. 6. Oude Riet boven Westernieland. Restant van de vroegere

monding van de Hunze.7. De Groote Tjariet vlak bij Oosternieland als een

onbeduidende waterloop.

4 5

6

7

Page 41: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

41

VIRTUELE MAAR -4

‘Oude Riet’(een oud kreekrestant zonder belangrijke functie voor de waterhuishouding)

De ‘Oude Riet’ was eens de buitendijkse uitmonding van de maar op het wad. Door het hoog opslibben van de kwelders en de laatste bedijking verloor zij deze functie. Nu ligt ze als een relict uit het verleden in het landschap en is als zodanig planologisch beschermd. In de loop van de tijd was deze oude kreek bijna opgevuld en nog slechts een kavelgrens. Het profiel van de kreek is weer verbreed en verdiept en een rietkraag maakt haar weer zichtbaar. Voor de natuur is ze bovendien een verbindende schakel tussen de brakwaterplas bij de zeedijk en het marensysteem.

De ‘Oude Riet’ heeft geen functie als hoofdwatergang en is niet van het waterschap. Maar omdat de kustpolder een eigen hoger waterpeil heeft draagt de verbreding wel bij aan het waterbergend vermogen.

Recreatief ontsluiten is vanwege het rustgebied voor wadvogels niet gewenst. Wandel- en fietsmogelijkheden zijn er langs de zeedijk en een enkele opengestelde opstrekkende heerd.

Met de eigenaren is voor het verlies van agrarische gebruiksoppervlakte een regeling in het kader van blauw-groene diensten getroffen, de boeren zorgen ook voor het onderhoud.- Landschap en cultuurhistorie: loop van de vroegere

monding naar zee zichtbaar gemaakt - Natuur: natuurwaarde (blauw-groene dooradering)

vergroot; stiltegebied in de kustzone gehandhaafd- Water: verbreding draagt bij aan waterberging,

rietoevers dragen bij aan waterkwaliteit- Recreatie: niet ontsloten- Landbouw: boeren betrokken bij natuurbeheer

Page 42: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

42

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

‘Groote Riet’(een maar door de jongste bedijkte polders)

De oostelijke uitloop van de maar met het ‘Polderzijl’ aan het wad, was nog lang in gebruik voor de afwatering. Ook was ze belangrijk voor het transport van landbouwproducten. De benaming ‘riet’ stamt uit de tijd dat de kreek door de hoog opgeslibde onbedijkte kwelder stroomde. Onder invloed van eb en vloed zijn de oevers in bochten soms hoog en steil en dan weer lager en afgevlakt.

Bij de aanleg van het fietspad en de natuurvriendelijke oevers is op deze subtiele verschillen ingespeeld: in de laaggelegen delen in bochten is het talud verder afgevlakt en de natuurvriendelijke oever verbreed, terwijl de hoge oevers steil gelaten zijn. Daarmee is het natuurlijke karakter van de ’Groote Riet’ in het verder rechtlijnige landschap van de opstrekkende verkaveling zichtbaar gemaakt. De passages van oude dijken en sluizen maken de bedijkinggeschiedenis duidelijk.Bij het voormalige sluisje van ‘Polderzijl’ is een inlaat gemaakt voor glasaal en stekelbaars; ook bij het oude sluisje bij de klief in de slaperdijk is een voorziening voor visintrek aangebracht.

Voor de recreatie is ‘Polderzijl’ goed ontsloten. De blik over het wad (‘kop over diek’) is het sluitstuk van de fietsroute die vanaf ‘Wierdorp’ tot aan ‘Polderzijl’ langs de maar loopt: een pad van wierde naar wad door een afwisselend landschap van wierden, kwelderwallen en dijken.Daarmee is een goede verdeling gemaakt tussen de belangen van natuurwaarden, rust voor vogels bij de vogelplas en de ‘Oude Riet’ en de behoefte aan recreatieve ontsluiting van de waddenkust. Ook voor de

Referentiebeelden bij Groote Riet:1. Groote Tjariet bij Oudeschip. Prachtig meanderend door het

landschap, maar door ontbreken van rietoevers weinig zichtbaar.

2. Bierumermaar. Een eenvoudig fietspad direct grenzend aan het bouwland.

3. Oldenzijl, Meedstermaar; fietspad met een greppel als afscheiding naar het agrarische perceel.

4. De Kromme Riet; een oude kreek naar Noordpolderzijl. Duidelijk zichtbaar zijn de hoogteverschillen in de oevers.

1

2

3 4

Page 43: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

43

VIRTUELE MAAR -4

recreatievaart is ‘Polderzijl’ met café en eetgelegenheid een mooi eindpunt.

- Landschap: natuurlijke karakter zichtbaar gemaakt- Natuur: rietoevers met natuurwaarden; visintrek- Recreatie: goed ontsloten waardoor goede verdeling

van stiltegebieden en recreatief ontsloten gebied

Page 44: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

44

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Landbouw

Herinrichting oevers: middelen voor aankoop en uitruil grond belangrijkOm de oeverinrichting aan te passen voor nieuwe functies of versterking van bestaande functies is (een beperkte strook) grond nodig. De eigenaren willen hiervoor gecompenseerd worden. Dit kan door de grond te kopen of te ruilen. Het is belangrijk dat hiervoor middelen komen in het hele marengebied. Ook moet er geld zijn voor afkoop van de waardedaling van landbouwgrond bij functieverandering.

Beheer: er moeten passende beheerpakketten met reële vergoedingen komenVeel boeren willen het beheer van de oever in eigen hand houden. Zo kunnen ze ingrijpen bij overlast,

bijvoorbeeld door probleemonkruiden. Hiervoor is een passend beheerpakket met een reële beheersvergoeding nodig. De huidige mogelijkheden van Programma Beheer sluiten niet goed aan bij de gewenste vormen van inrichting en beheer. In het ‘proeftuinproject Reitdiep e.o.’ is al eens een goede aanzet gemaakt voor het opstellen van passende beheerpakketten voor maren. Deze opzet moet zo snel mogelijk verder worden uitgewerkt en op een aantal plaatsen eerst bij wijze van proef worden toegepast.

Waterhuishouding

Waterschap streeft naar ‘natuurvriendelijke’ oeversHet waterschap Noorderzijlvest streeft, waar mogelijk, naar ‘natuurvriendelijke’ rietoevers langs de maren met maaipaden, met het oog op een goede waterafvoer en een efficiënt onderhoud. Goed ontwikkelde rietkragen zijn ook goed voor de waterkwaliteit. Zij zuiveren het water en

fungeren als buffer tegen het inspoelen en inwaaien van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen.

Gezamenlijk belang bij goede oeverinrichting maaktsnelle resultaten mogelijkEen goede ‘natuurvriendelijke’ rietoever beschermt de oever tegen afslag en brengt weinig onderhoud en kosten met zich mee. Dit is een gezamenlijk belang van waterschap en aangrenzende landeigenaar dat door beide partijen wordt onderkend. Als er voldoende geld en/of grond is om de benodigde strook grond te kopen of uit te ruilen kan er snel worden begonnen met het aanpassen van de oeverinrichting of het beheer, toegesneden op de situatie ter plaatse. Dit kan worden gecombineerd met de uitvoering van het baggerprogramma van het waterschap.

Effecten verruiming bergingscapaciteit verschillen per gebiedDoor een nieuwe inrichting van vooral de lage oevers en de natuurlijke oeverlaagten zal de waterbergingscapaciteit van het marensysteem worden vergroot. Zowel het waterschap als de landbouw verwachten echter dat dit vanwege de hoogteligging van het gebied niet zoveel zoden aan de dijk zet. Nader onderzoek per gebied zal de precieze effecten in kaart moeten brengen.

Natuurwaarden

Rietoevers bepalen ecologische betekenis Goed ontwikkelde rietoevers vormen het rust-, voedsel- en broedgebied voor vogels, zoogdieren en insecten. In rietkragen leven ook veel andere organismen; zo zijn er meer dan honderd soorten kiezelwieren, blauwalgen en groenwieren te vinden. Dit trekt weer vele vissoorten die er leven, paren en kuitschieten. Verder zijn de maren van belang voor doortrekkende en overwinterende watervogels.

6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Landschap en cultuurhistorie

Verscheidenheid vraagt om maatwerkDe maren vormen een afspiegeling van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en de veranderingen in de

loop van de tijd. Daardoor verschillen ze onderling sterk. Zo hebben de maren in de knikkleigebieden een heel ander karakter dan waar ze de kwelderwallen of de voormalige zeeboezems doorsnijden. Functies als de trekvaart en de veranderingen in de waterhuishouding hebben eveneens bijgedragen aan het huidige beeld. In dit boek wordt deze verscheidenheid in beeld gebracht aan de hand van de virtuele maar. Die verscheidenheid moet het uitgangspunt zijn bij inrichtings- of beheersmaatregelen. Het toepassen van een ‘standaard’ inrichtingsprofiel doet daaraan geen recht. Maatwerk is dus altijd noodzakelijk. Ook daarvoor geeft dit boek tal van ideeën en voorbeelden.

Vergraven oevers in veel gevallen niet nodig en ongewenstVoor een goede inrichting van de oever is graafwerk lang niet altijd nodig of gewenst. In veel gevallen kan met een aanpassing van het beheer voldoende effect worden bereikt. Bij het vergraven van oevers kunnen oorspronkelijke elementen verloren gaan en kan het 'bodemarchief' worden vernield. Daarom moet op elke locatie een zorgvuldige afweging worden gemaakt welke maatregelen het meest wenselijk zijn.

Page 45: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

45

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN -5

als er rekening kan worden gehouden met de natuurwaarden en niet te veel overlast voor de eigenaar en aangrenzende boer wordt veroorzaakt. Daarom geldt ook hier: maatwerk is noodzakelijk. Afhankelijk van de plek moeten de verschillende mogelijkheden worden afgewogen en met alle betrokkenen overlegd.

De schouwpaden van het waterschap zijn in principe toegankelijk. Het waterschap wil ze (als goed nabuur) alleen officieel openstellen in overleg met de aangrenzende eigenaar. Boeren zijn in veel gevallen huiverig voor het openstellen van hun land. Zij zijn bang voor loslopende honden die achter vee aangaan, vertrapping van gewas en de verspreiding van veeziekten. Bovendien is er het risico dat ze als eigenaar juridisch aansprakelijk zijn bij ongevallen. Daarom stellen we voor:- een standaardvergoeding in te stellen voor de

openstelling van paden, het grondgebruik en het onderhoud. Deze vergoeding zou uit een Groenfonds betaald kunnen worden;

- de juridische aansprakelijkheid bij openstelling te laten overnemen door een derde partij, bijvoorbeeld een Groenfonds;

- bij het openstellen van paden voorzieningen te maken en regels te stellen die een verkeerd gebruik of verstoring zoveel mogelijk voorkomen. Deze zaken moeten in goed overleg met eigenaren, het waterschap en de dorpsbewoners worden overeengekomen.

Vaarrecreatie: regels beter handhavenDe kleinere maren zijn niet erg geschikt voor gemotoriseerde vaartuigen maar wel voor kanovaart. Vanwege kwetsbare natuurwaarden is het gewenst sommige maren niet of alleen buiten het broedseizoen voor vaarrecreatie te ontsluiten. De bredere maren zijn van belang voor de vaarrecreatie. Watergangen die als vaarroute zijn aangemerkt worden op voldoende diepte

gehouden. Om nadelige gevolgen van de gemotoriseerde recreatievaart voor de oevers te beperken zijn regels opgesteld zoals een maximum vaarsnelheid en een verbod om af te meren in het riet. Deze regels worden nauwelijks gehandhaafd. Dit leidt volgens waterschap en landbouwers tot extra oeverafslag en beschadiging van de rietoevers. Aanbevolen wordt de regels strakker te handhaven. Ook moeten de vaarrecreanten meer worden betrokken bij het toezicht op en het onderhoud van vaarwegen en oevers.

De maren en hun oevers vormen dus een blauw-groene dooradering van het landschap. Door aanpassingen in inrichting en het beheer kunnen nog veel meer planten en dieren binnen dit netwerk een plaats vinden.

Riet moet gemaaid, maar niet alles!Een goede rietkraag is meestal de beste oeverbeschoeiing. Om dit in stand te houden moet het riet regelmatig worden gemaaid. Maar niet alles tegelijk! Door het maaien te faseren, bijvoorbeeld elk jaar één kant van de maar, worden de ‘bewoners’ van de rietoever zo goed mogelijk ontzien. Gefaseerd maaien levert geen problemen op voor de waterafvoer; de maren zijn in de regel voldoende breed. Een overblijvende rietkraag laat tevens de slingerende loop van de maar door het landschap ook in de winter prachtig zien.Aanbevolen wordt het maaibeheer zoveel mogelijk op deze leest te schoeien en te koppelen aan een monitoringsysteem, zodat de effecten van het beheer goed duidelijk worden. Afvoeren van het maaisel is gewenst om een gevar-

ieerde oeverbegroeiing te krijgen. Dit kost echter veel geld. We stel-len voor het maaisel te composter-en. Als dit niet mogelijk is kan na overleg met de gemeente missch-ien een vergunning worden verkre-

gen om het gedroogde maaisel te verzamelen en te verbranden. In brede oevers kan (een deel van) het maaisel op hopen blijven liggen en dienen als schuilp-laats voor allerlei dieren.

Recreatief medegebruik

Wandel- en fietspaden: ook hier is maatwerk nodig!Door hun slingerende loop in het landschap zijn de maren mooie lijnen om langs te wandelen en te fietsen. Ook komen ze bij veel fraaie dorpen, boerenerven, borgen en andere mooie historische plekjes langs. Aanleg van wandel- en fietspaden kan natuurlijk alleen

Page 46: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

46

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Fysische geografie van Groningen. Zie voor de verklaring pag. 50

Page 47: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

47

KAARTEN 6

Maren, kwelderwallen en wierden.De maren als structuurlijnen in het landschap (bestaande en inmiddels gedempte natuurlijke watergangen zoals aangegeven op de kaart fysische geografie van Groningen).

Page 48: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

48

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Hoogtekaart van Noord-Groningen met daarop de belangrijkste ‘natuurlijke’ waterlopen. De hoogtes zijn oplopend aangegeven van paars via groen naar geel-oranje.

Page 49: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

49

KAARTEN 6

Overzicht van de belangrijkste maren en watergangen, zoals aangegeven op de ‘kwaliteitskaart gebiedsuitwerking Noord-Groningen’: - donkerblauw de watergangen in eigendom van het waterschap, - lichtblauw eigendom van oevereigenaren of derde.Bij de projectgroep zijn de gegevens beschikbaar welke maren een maaipad van het waterschap hebben.

Page 50: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het

50

MAREN IN NOORD GRONINGEN, IDEEËN EN VOORBEELDEN

Namen of plaatsaanduiding van de waterlopen (maren, oude kreken en diepen) zoals aangegeven op de ’Kwaliteitskaart, Ontwerp Gebiedsuitwerking Noord-Groningen’ .

1. Zeewijksterriet2. Kromme Riet3. Schipsloot4. Kreek boven Warffum SBB5. Kreek boven Warffum6. Oude Riet7. Westernielandstermaar8. Pieterbuurstermaar9. Broekstermaar10. Hoornse Vaart11. Molenrijgstermaar12. Uilenestermaar13. Hunsingokanaal14. opmaar naar Ulrum15. Houwerzijlstervaart16. Warfhuisterloopdiep17. Eenrumermaar18. Kromme Raken19. Mensingeweersterloopdiep20. Kanaal Baflo - Mensingeweer21. Saaxumhuistertocht22. Andelstermaar23. Rasquerdermaar24. Oude Temmaar25. Tinallingermaar26. Warffumermaar27. Oude Delthe28. Kanaal door de Zuiderhorn29. Stitswerdermaar30. Maar tussen Stitswerdermaar en

Koksmaar31. Koksmaar

32. Usquerdermaar33. Helwerdermaar34. Holwindermaar (Helwerdermaar)35. Meedstermaar36. Zandeweerster – Eppenhuistermaar37. Steenklipstocht38. Bieskemaar39. Startenhuistermaar40. Hoogepandstermaar41. Menkeweerstertocht42. Maarvliet43. Groote Tjariet44. Kleine Tjariet45. Oude Maar (Fivel)46. Zeemsloot (Fivel)47. Westeremdermaar (Fivelmeander)48. Tochtsloot (Fivelmeander)49. kreek bij wierde Wybenaheerd50. Delleweg meanders van de Fivel51. Ten Poster Ae (en Fivelmeanders)52. Fivel Wittewierum Woltersum53. Winsumerdiep54. Oude Diepje (meander van de

Hunze)55. Reitdiep56. Dwarsdiep Selwerderdiep (meander

van de Hunze)57. Selwerderdiep, Zoepenhuistertocht

(oude meanders van de Hunze)58. Boterdiep59. Westerwijtwerdermaar60. Lustige Maar61. Stedumermaar62. Loppersumer Wijmers63. Oude Wijmers64. Katerhalstermaar65. Garsthuizermaar66. Zeerijpstermaar

67. Eenumermaar68. Zijldijkstermaar69. Zandstermaar70. Leermenstermaar71. Godlinzermaar72. Losdorpermaar73. Spijkstermaar74. Kreken bij Eekwerd75. Kreek bij Arwerd76. Kreken bij Losdorp77. Kreken bij Spijk - Kleine Koppen78. Leege Maar79. Kreek naar ‘t Noorn80. Kreken tussen Krewerd en Arwerd81. Kreek bij Sybelweer82. Oudemaar bij Krewerd,

Nijenklooster83. Kleine Heekt84. Kreken bij Batenburg85. Kreken bij Jukwerd86. Kreken boven Tjamsweer87. Kreek bij Kleine Nes88. Kreken tussen Groote Heekt en

Krewerd89. Groote Heekt90. Bierumermaar91. Kreek tussen Oldenbosch en Klein

Wierum92. Kreek Garbendeweer93. Kreek Lutjeburen94. Kreek Nansumerweg95. Kreek boven Uitwierde96. Uitwierdermaar97. Damsterdiep98. Spijksterriet100. Maren en kreken in Middag-Humsterland (vallen buiten het project- gebied)

Verklaring (gedeeltelijk) van de kaart Fysische- geografie van Groningen

Page 51: Deze voor het internet gedigitaliseerde versie van het