60
Voor de installateur Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus VC, VCW BEnl Installatie- en onderhoudshandleiding Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH Berghauser Str. 40 D-42859 Remscheid Telefon 021 91 180 Telefax 021 91 1828 10 [email protected] www.vaillant.de

ecoTECplus - Vaillant · Voordeinstallateur Installatieenonderhoudshandleiding ecoTECplus VC,VCW BEnl Installatieenonderhoudshandleiding Uitgever/fabrikant VaillantGmbH BerghauserStr.40

  • Upload
    others

  • View
    7

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Voor de installateur

    Installatie- en onderhoudshandleiding

    ecoTEC plusVC, VCW

    BEnl

    Installatie- en onderhoudshandleiding

    Uitgever/fabrikant

    Vaillant GmbHBerghauser Str. 40   D-42859 RemscheidTelefon 021 91 18‑0   Telefax 021 91 18‑28 [email protected]   www.vaillant.de

  • Inhoudsopgave

    2 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    Inhoudsopgave

    1 Veiligheid.............................................................. 4

    1.1 Waarschuwingen bij handelingen.......................... 4

    1.2 Reglementair gebruik ............................................ 4

    1.3 Algemene veiligheidsinstructies ............................ 4

    1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten, normen) ............ 6

    2 Aanwijzingen bij de documentatie..................... 7

    2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen.................................................................... 7

    2.2 Documenten bewaren ........................................... 7

    2.3 Geldigheid van de handleiding .............................. 7

    3 Productbeschrijving............................................ 7

    3.1 Productopbouw...................................................... 7

    3.2 Gegevens op het typeplaatje................................. 8

    3.3 Serienummer ......................................................... 8

    3.4 CE-markering......................................................... 9

    4 Montage ................................................................ 9

    4.1 Product uitpakken.................................................. 9

    4.2 Leveringsomvang controleren ............................... 9

    4.3 Afmetingen........................................................... 10

    4.4 Minimumafstanden .............................................. 10

    4.5 Afstanden tot brandbare componenten ............... 10

    4.6 Montagesjabloon gebruiken ................................ 10

    4.7 Product ophangen ............................................... 11

    4.8 Voormantel demonteren ...................................... 11

    4.9 Zijdeel demonteren.............................................. 11

    5 Installatie ............................................................ 11

    5.1 Installatievoorwaarden......................................... 12

    5.2 Gasaansluiting installeren ................................... 12

    5.3 Koud- en warmwateraansluiting installeren......... 12

    5.4 Boileraansluitingen installeren............................. 13

    5.5 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten .................. 13

    5.6 Condensafvoerleiding aansluiten ........................ 13

    5.7 Afvoerbuis aan de veiligheidsklep monteren ....... 13

    5.8 Verbrandingsgasinstallatie .................................. 13

    5.9 Elektrische installatie ........................................... 15

    6 Bediening ........................................................... 16

    6.1 Bedieningsconcept .............................................. 16

    6.2 Installateurniveau oproepen ................................ 16

    6.3 Live monitor (statuscodes) .................................. 16

    6.4 Warmwatertemperatuur instellen......................... 16

    7 Ingebruikname ................................................... 17

    7.1 Product in- en uitschakelen ................................. 17

    7.2 Installatieassistent doorlopen .............................. 17

    7.3 Installatieassistent opnieuw starten..................... 18

    7.4 Testprogramma's................................................. 18

    7.5 Gassoortcontrole uitvoeren ................................. 18

    7.6 Controleprogramma's gebruiken ......................... 18

    7.7 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren ............................... 19

    7.8 Te lage waterdruk vermijden ............................... 20

    7.9 CV-installatie vullen ............................................. 20

    7.10 CV-installatie ontluchten...................................... 20

    7.11 Warmwatersysteem vullen en ontluchten............ 20

    7.12 Sifonbeker vullen ................................................. 20

    7.13 Gasinstelling ........................................................ 21

    7.14 Functie en dichtheid controleren ......................... 22

    8 Aanpassing aan de CV-installatie .................... 22

    8.1 Branderwachttijd .................................................. 22

    8.2 Onderhoudsinterval instellen ............................... 23

    8.3 Pompvermogen instellen ..................................... 23

    8.4 Overstroomklep instellen ..................................... 24

    8.5 Tapwaternaverwarming op zonne-energieinstellen................................................................ 24

    8.6 Product aan de gebruiker opleveren ................... 24

    9 Verhelpen van storingen................................... 24

    9.1 Servicemeldingen controleren ............................. 24

    9.2 Fouten verhelpen................................................. 25

    9.3 Foutgeheugen oproepen en wissen .................... 25

    9.4 Parameters naar fabrieksinstellingen resetten .... 25

    9.5 Reparatie voorbereiden ....................................... 25

    9.6 Defecte componenten vervangen........................ 25

    9.7 Reparatie afsluiten............................................... 29

    10 Inspectie en onderhoud .................................... 29

    10.1 Functiemenu........................................................ 29

    10.2 Zelftest elektronica............................................... 29

    10.3 Compacte thermomodule demonteren ................ 29

    10.4 Warmtewisselaar reinigen ................................... 30

    10.5 Brander controleren............................................. 30

    10.6 Sifonbeker reinigen.............................................. 31

    10.7 Zeef in koudwateringang reinigen ....................... 31

    10.8 Compacte thermomodule inbouwen.................... 31

    10.9 Product leegmaken.............................................. 31

    10.10 Voordruk van het interne expansievatcontroleren........................................................... 31

    10.11 Inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenafsluiten ............................................................... 32

    11 Buitenbedrijfstelling.......................................... 32

    11.1 Product tijdelijk buiten bedrijf stellen ................... 32

    11.2 Product buiten bedrijf stellen ............................... 32

    12 Recycling en afvoer........................................... 32

    13 Serviceteam........................................................ 32

    Bijlage................................................................................. 33

    A Installateurniveau – overzicht .......................... 33B Diagnosecodes - overzicht ............................... 35

    C Statuscodes - overzicht .................................... 39

    D Overzicht foutcodes .......................................... 41

    E Bedradingsschema's......................................... 44

    E.1 Aansluitschema product alleen voor CV-bedrijf ................................................................... 44

    E.2 Aansluitschema product met geïntegreerdewarmwaterbereiding ............................................ 46

    F Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden– overzicht .......................................................... 47

    G Conformiteitsverklaring K.D. 08/01/2004-BE........................................................................ 48

    H Technische gegevens ....................................... 50

  • Inhoudsopgave

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 3

    Trefwoordenlijst ................................................................ 55

  • 1 Veiligheid

    4 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    1 Veiligheid

    1.1 Waarschuwingen bij handelingen

    Classificatie van de waarschuwingen bijhandelingenDe waarschuwingen bij handelingen zijn alsvolgt door waarschuwingstekens en signaal-woorden aangaande de ernst van het potenti-ële gevaar ingedeeld:

    Waarschuwingstekens en signaalwoordenGevaar!Direct levensgevaar of gevaar voorernstig lichamelijk letsel

    Gevaar!Levensgevaar door een elektrischeschok

    Waarschuwing!Gevaar voor licht lichamelijk letsel

    Opgelet!Kans op materiële schade of milieu-schade

    1.2 Reglementair gebruik

    Er kan bij ondeskundig of oneigenlijk gebruikgevaar ontstaan voor lijf en leven van de ge-bruiker of derden resp. schade aan het pro-duct en andere voorwerpen.

    Het product is als warmtebron voor geslotenCV-installaties en de warmwaterbereidingbestemd.

    De in de handleiding genoemde productenmogen alleen in combinatie met het in de ookvan toepassing zijnde documenten vermeldtoebehoren voor de VLT/VGA worden geïn-stalleerd en gebruikt.

    Uitzonderingen: bij installatietypes C63 enB23P volgt u de aanwijzingen uit de voorhan-den handleiding.

    Het reglementaire gebruik houdt in:

    – het naleven van de bijgevoegde gebruiks-,installatie- en onderhoudshandleidingenvan het product en van alle andere compo-nenten van de installatie

    – de installatie en montage conform de pro-duct- en systeemvergunning

    – het naleven van alle in de handleidingenvermelde inspectie- en onderhoudsvoor-waarden.

    Een ander gebruik dan het in deze handlei-ding beschreven gebruik of een gebruik datvan het hier beschreven gebruik afwijkt, geldtals niet reglementair. Als niet reglementairgebruik geldt ook ieder direct commercieel ofindustrieel gebruik.

    Attentie!

    Ieder misbruik is verboden.

    1.3 Algemene veiligheidsinstructies

    1.3.1 Gevaar door ontoereikendekwalificatie

    Montage en demontage, installatie, ingebruik-neming, onderhoud, reparatie en buitenbe-drijfstelling mogen alleen worden uitgevoerddoor vaklieden die daar voldoende voor zijngekwalificeerd, de handleidingen van de pro-ducten in acht nemen, volgens de actuelestand van de techniek te werk gaan en zichaan alle betreffende richtlijnen, normen, wet-ten en overige voorschriften houden.

    1.3.2 Levensgevaar door lekkend gas

    Bij gaslucht in gebouwen:

    ▶ Vermijd ruimtes met gaslucht.▶ Doe, indien mogelijk, deuren en ramen

    wijd open en zorg voor tocht.▶ Vermijd open vuur (bv. aansteker, lucifer).▶ Niet roken.▶ Bedien geen elektrische schakelaars, geen

    stekkers, geen deurbellen, geen telefoonsen andere communicatiesystemen in hetgebouw.

    ▶ Sluit de gasteller-afsluitkraan of de hoofd-kraan.

    ▶ Sluit, indien mogelijk, de gaskraan op hetproduct.

    ▶ Waarschuw de huisbewoners door te roe-pen of aan te kloppen.

    ▶ Verlaat onmiddellijk het gebouw en verhin-der het betreden door derden.

    ▶ Alarmeer politie en brandweer zodra ubuiten het gebouw bent.

    ▶ Neem contact op met de storingsdienstvan het energiebedrijf vanaf een telefoon-aansluiting buiten het gebouw.

  • Veiligheid 1

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 5

    1.3.3 Levensgevaar door lekken bij deinstallatie onder de begane grond!

    Vloeibaar gas verzamelt zich op de bodem.Als het product onder maaiveldhoogte geïn-stalleerd wordt, kunnen bij lekkages verza-melingen van vloeibaar gas ontstaan. In ditgeval bestaat explosiegevaar.

    ▶ Zorg ervoor dat vloeibaar gas in geen ge-val uit het product en de gasleiding kanontsnappen.

    1.3.4 Levensgevaar door afgesloten ofondichte rookgastrajecten

    Door installatiefouten, beschadiging, mani-pulatie, niet toegestane opstellingsplaats ofdergelijke kan rookgas lekken en tot vergifti-gingen leiden.

    Bij gaslucht in gebouwen:

    ▶ Doe alle toegankelijke deuren en ramenwijd open en zorg voor tocht.

    ▶ Schakel het product uit.▶ Controleer de rookgastrajecten in het pro-

    duct en de afvoerleidingen voor rookgas.

    1.3.5 Vergiftigings- enverbrandingsgevaar door lekkendehete verbrandingsgassen

    ▶ Gebruik het product alleen met vollediggemonteerde VLT/VGA.

    ▶ Gebruik het product – behalve kortstondigvoor testdoeleinden – alleen met gemon-teerde en gesloten voormantel.

    1.3.6 Levensgevaar door explosieve enontvlambare stoffen

    ▶ Gebruik of bewaar geen explosieve of ont-vlambare stoffen (bijv. benzine, papier,verf, enz.) in de opstellingsruimte van hetproduct.

    1.3.7 Levensgevaar door kastachtigemantels

    Een kastachtige mantel kan bij een van deomgevingslucht afhankelijk werkend producttot gevaarlijke situaties leiden.

    ▶ Zorg ervoor dat het product voldoende vanverbrandingslucht voorzien wordt.

    1.3.8 Vergiftigingsgevaar dooronvoldoende toevoer vanverbrandingslucht

    Voorwaarden: Van omgevingslucht afhan-kelijke werking

    ▶ Zorg voor een permanent ongehinderdeen voldoende luchttoevoer naar de opstel-ruimte van het product volgens de ventila-tievereisten.

    1.3.9 Levensgevaar door ontbrekendeveiligheidsinrichtingen

    De in dit document opgenomen schema's ge-ven niet alle voor een deskundige installatievereiste veiligheidsinrichtingen weer.

    ▶ Installeer de nodige veiligheidsinrichtingenin de installatie.

    ▶ Neem de betreffende nationale en inter-nationale wetten, normen en richtlijnen inacht.

    1.3.10 Levensgevaar door een elektrischeschok

    Als u spanningsvoerende componenten aan-raakt, bestaat levensgevaar door elektrischeschok.

    Voor u aan het product werkt:

    ▶ Schakel het product spanningvrij dooralle stroomvoorzieningen uit te schake-len (elektrische scheidingsinrichting metminstens 3 mm contactopening, bijv. zeke-ring of vermogensveiligheidsschakelaar).

    ▶ Beveilig tegen herinschakelen.▶ Wacht minstens 3 min tot de condensato-

    ren ontladen zijn.▶ Controleer op spanningvrijheid.

    1.3.11 Verbrandingsgevaar door hetecomponenten

    ▶ Voer werkzaamheden aan deze onderde-len pas uit als deze zijn afgekoeld.

    1.3.12 Levensgevaar door lekkendeverbrandingsgassen

    Als u het product met lege condenswatersifongebruikt, kunnen verbrandingsgassen in dekamerlucht ontsnappen.

    ▶ Zorg ervoor dat de condenswatersifon voorhet gebruik van het product altijd gevuld is.

  • 1 Veiligheid

    6 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    1.3.13 Kans op materiële schade doorongeschikt gereedschap

    ▶ Om schroefverbindingen vast te draaien ofte lossen, dient u geschikt gereedschap tegebruiken.

    1.3.14 Gevaar voor materiële schade doorvorst

    ▶ Installeer het product niet in ruimtes dieaan vorst blootstaan.

    1.3.15 Kans op corrosieschade doorongeschikte verbrandings- enkamerlucht

    Sprays, oplosmiddelen, chloorhoudende rei-nigingsmiddelen, verf, lijm, ammoniakverbin-dingen, stof e.d. kunnen tot corrosie aan hetproduct en in de VLT/VGA leiden.

    ▶ Zorg ervoor dat de verbrandingsluchttoe-voer altijd vrij is van fluor, chloor, zwavel,stof enz.

    ▶ Zorg ervoor dat er op de opstellingsplaatsgeen chemische stoffen opgeslagen wor-den.

    ▶ Zorg ervoor dat de verbrandingslucht nietvia oude schoorstenen van oliegestookteketels toegevoerd wordt.

    ▶ Als u uw product in kapsalons, lakkerijenof schrijnwerkerijen of reinigingsbedrijvene.d. installeert, dan kiest u een afzonder-lijke opstellingsruimte waarin een verbran-dingsluchttoevoer technisch vrij van chemi-sche stoffen gegarandeerd is.

    1.3.16 Kans op materiële schade doorlekzoeksprays en -vloeistoffen

    Lekzoeksprays en -vloeistoffen verstoppende filter van de massastroomsensor aan deventuri en vernietigen hierdoor de massa-stroomsensor.

    ▶ Breng bij reparatiewerkzaamheden geenlekzoeksprays en -vloeistoffen op de af-dekkap aan de filter van de venturi aan.

    1.3.17 Kans op materiële schade aan degegolfde gasbuis

    De gegolfde gasbuis kan door belasting metgewicht beschadigd worden.

    ▶ Hang de compacte thermomodule, bijv.bij het onderhoud, niet aan de flexibelegegolfde gasbuis.

    1.4 Voorschriften (richtlijnen, wetten,normen)

    ▶ Neem de nationale voorschriften, normen,richtlijnen en wetten in acht.

  • Aanwijzingen bij de documentatie 2

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 7

    2 Aanwijzingen bij de documentatie

    2.1 Aanvullend geldende documenten in achtnemen

    ▶ Neem absoluut alle bedienings- en installatiehandleidin-gen die bij de componenten van de installatie wordenmeegeleverd in acht.

    2.2 Documenten bewaren

    ▶ Gelieve deze handleiding alsook alle aanvullend gel-dende documenten aan de gebruiker van de installatiete geven.

    2.3 Geldigheid van de handleiding

    Deze handleiding geldt uitsluitend voor:

    Productartikelnummer

    VC BE 126/5‑5 0010014232

    VC BE 206/5‑5 0010011628

    VC BE 306/5‑5 0010011630

    VC BE 376/5‑5 0010011631

    VCW BE 296/5‑5 0010011632

    VCW BE 346/5‑5 0010011633

    VCW BE 376/5‑5 0010011634

    3 Productbeschrijving

    3.1 Productopbouw

    3.1.1 Functie-elementen product alleen voor CV-bedrijf

    7

    8

    9

    10

    13

    11

    12

    14

    15

    18

    5

    4

    1

    2

    3

    16

    17

    6

    1 Gasblok

    2 Waterdruksensor

    3 Venturi met massa-stroomsensor

    4 Warmtewisselaar

    5 Aansluiting voorVLT/VGA

    6 Meetaansluiting ver-brandingsgas

    7 Expansievat

    8 Luchtaanzuigbuis

    9 Compacte thermomo-dule

    10 Ontstekingselektrode

    11 Ventilator

    12 Snelontluchter

    13 Manometer

    14 Interne pomp

    15 Overstroomklep

    16 Veiligheidsklep

    17 Driewegklep

    18 Schakelkast

  • 3 Productbeschrijving

    8 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    3.1.2 Functie-elementen product metwarmwaterbereiding

    7

    8

    9

    10

    13

    11

    12

    14

    18

    19

    17

    5

    4

    1

    2

    3

    20

    15

    16

    6

    1 Gasblok

    2 Waterdruksensor

    3 Venturi met massa-stroomsensor

    4 Warmtewisselaar

    5 Aansluiting voorVLT/VGA

    6 Meetaansluiting ver-brandingsgas

    7 Expansievat

    8 Luchtaanzuigbuis

    9 Compacte thermomo-dule

    10 Ontstekingselektrode

    11 Ventilator

    12 Snelontluchter

    13 Manometer

    14 Interne pomp

    15 Overstroomklep

    16 Veiligheidsklep

    17 Schakelkast

    18 Driewegklep

    19 Stromingssensor (warmwater)

    20 Secundaire warmtewis-selaar

    3.2 Gegevens op het typeplaatje

    Het typeplaatje is af fabriek aan de achterkant van het pro-duct aangebracht.

    Gegevens op hettypeplaatje

    Betekenis

    → Hoofdst. "CE-markering"

    Handleiding lezen!

    VC… Vaillant Gaswandketel voor CV

    VCW… Vaillant Gaswandketel voor verwarmingen warmwaterbereiding

    Gegevens op hettypeplaatje

    Betekenis

    ..6/5-5 Vermogen condense-ren/productgeneratie-uitrusting

    ecoTEC plus Productbenaming

    2E(S), G20 -20 mbar (2,0 kPa)

    Gasgroep van uit fabriek en gasaansluit-druk

    ww/jjjj Productiedatum: week/jaar

    Cat. Toegestane gascategorieën

    Type Toegestane gastoesteltypes

    PMS Toegestane totale overdruk CV-bedrijf

    PMW Toegestane totale overdruk warmwater-bereiding

    Tmax. Max. aanvoertemperatuur

    ED 92/42 Actuele rendementsrichtlijn met 4* ver-vuld

    V Hz Netspanning en netfrequentie

    W Max. elektrisch opgenomen vermogen

    IP Beschermingsklasse

    CV-bedrijf

    Warmwaterbereiding

    P Nominaal warmtevermogensbereik

    Q Warmtebelastingsbereik

    D Nominale aftaphoeveelheid warm water

    Deskundige afvoer van het product

    Barcode met serienummer,

    7e tot 16e cijfer = artikelnummer van hetproduct

    Aanwijzing

    Overtuig u ervan dat het product met de gasgroepaan de opstellingsplaats overeenkomt.

    3.3 Serienummer

    Het serienummer vindt u op een plaatje dat achter defrontklep aan de onderkant van het product in een kunststofklepje zit, alsook op het typeplaatje.

    Aanwijzing

    U kunt het serienummer ook op het display vanhet product laten weergeven (→ Gebruiksaanwij-zing).

  • Montage 4

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 9

    3.4 CE-markering

    Met de CE-markering wordt aangegeven dat de productenvolgens het typeplaatje voldoen aan de fundamentele vereis-ten van de geldende richtlijnen.

    De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant geraadpleegdworden.

    4 Montage

    4.1 Product uitpakken

    1. Haal het product uit de kartonverpakking.

    2. Verwijder de beschermfolie van alle delen van het pro-duct.

    4.2 Leveringsomvang controleren

    ▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid en be-schadigingen.

    4.2.1 Leveringsomvang

    Geldigheid: Product alleen met CV-bedrijf

    Hoe-veel-heid

    Omschrijving

    1 Producthouder

    1 Warmte-opwekker

    1 Onderste afdekking

    1 Condensafvoerslang

    1 Aansluitbuis veiligheidsventiel

    1 Aansluitbuis veiligheidsventiel

    3

    Aansluitstuk met klemkoppeling gasleiding (1 stuk,15 mm)

    Aansluitstukken boiler (2 stuks, 22 mm)

    2 Aansluitstuk boiler 22 mm

    2 Klemkoppeling 22 mm

    1 Montagesjabloon

    1 Zakje met documentatie

    2 Zakje met kleine delen

    1 Zakje met kabeldoorvoeren en netaansluitstekker

    4.2.2 Leveringsomvang

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    Hoe-veel-heid

    Omschrijving

    1 Producthouder

    1 Warmte-opwekker

    1 Onderste afdekking

    1 Condensafvoerslang

    Hoe-veel-heid

    Omschrijving

    1 Aansluitbuis veiligheidsventiel

    1 Aansluitstuk met klemkoppeling gasleiding, 15 mm

    2 Klemkoppeling 15 mm

    2 Klemkoppeling 22 mm

    1 Montagesjabloon

    1 Zakje met documentatie

    2 Zakje met kleine delen

    1 Zakje met kabeldoorvoeren en netaansluitstekker

  • 4 Montage

    10 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    4.3 Afmetingen720

    20

    624

    160

    125

    188

    100 100

    3535

    440

    A

    B

    180

    125

    80

    55 55

    2

    1

    3

    5

    7

    9

    8

    4*

    6*

    6*4* 7

    1112**13** 10

    3 5 14

    1 Wanddoorvoer voorVLT/VGA

    2 Producthouder

    3 CV-aanvoer(⌀ 22 × 1,5)

    4 Warmwateraansluiting(⌀ 15 × 1,5)

    5 Gasaansluiting(⌀ 15 × 1,5)

    6 Koudwateraansluiting(⌀ 15 × 1,5)

    7 CV-retour (⌀ 22 × 1,5)

    8 Aansluiting afvoertrech-ter/sifonbeker R1

    9 Aansluiting VLT/VGA

    10 Aansluiting condensaf-voer ⌀ 19 mm

    11 Sifonbeker

    12 Boilerretour ⌀ 15 mm

    13 Boileraanvoer ⌀ 15 mm

    14 Aansluiting afvoerlei-ding verwarmingsveilig-heidsklep ⌀ 15 mm

    * alleen product met ge-ïntegreerde warmwater-bereiding

    ** alleen product alleenmet CV-bedrijf

    De maat A vindt u terug in de bijgeleverde montagesjabloon.

    Inbouwdiepte, maat B

    VC BE 126/5‑5 338 mm

    VC BE 206/5‑5 338 mm

    VC BE 306/5‑5 372 mm

    VC BE 376/5‑5 406 mm

    VCW BE 296/5‑5 338 mm

    VCW BE 346/5‑5 372 mm

    VCW BE 376/5‑5 406 mm

    4.4 Minimumafstanden

    CC

    AB

    Minimumafstand

    A 165 mm: VLT/VGA ⌀ 60/100 mm275 mm: VLT/VGA ⌀ 80/125 mm

    B 180 mm; optimaal ca. 250 mm

    C 5 mm; optimaal ca. 50 mm

    4.5 Afstanden tot brandbare componenten

    Een afstand van het product tot componenten uit brandbareonderdelen is niet vereist.

    4.6 Montagesjabloon gebruiken

    ▶ Gebruik de montagesjabloon om de plaatsen vast te leg-gen waar u gaten moet boren en doorbraken moet ma-ken.

  • Installatie 5

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 11

    4.7 Product ophangen

    1

    1. Controleer of de muur voor het bedrijfsgewicht van hetproduct voldoende draagvermogen heeft.

    2. Controleer of het bijgeleverde bevestigingsmateriaalvoor de muur gebruikt mag worden.

    Voorwaarden: Draagvermogen van de wand volstaat, Bevestigingsmateri-

    aal is voor de muur toegestaan

    ▶ Hang het product op, zoals beschreven.▶ Monteer de producthouder (1) aan de muur.▶ Hang het product van boven met de ophangbeugel op

    de producthouder.

    Voorwaarden: Bevestigingsmateriaal is voor de muur niet toegestaan

    ▶ Hang, zoals beschreven het product met door de klantter beschikking gesteld, toegestaan bevestigingsmateri-aal op.

    4.8 Voormantel demonteren

    ▶ Demonteer de voormantel zoals weergegeven in de af-beelding.

    4.9 Zijdeel demonteren

    2x

    Opgelet!Risico op materiële schade door mechani-sche vervorming!

    Als u beide zijdelen demonteert, dan kanhet product mechanisch wegtrekken, wattot schade aan bijv. de buizen kan leiden,waardoor lekken kunnen ontstaan.

    ▶ Demonteer altijd slechts een zijdeel,nooit beide zijdelen tegelijk.

    ▶ Demonteer het zijdeel zoals weergegeven in de afbeel-ding.

    5 Installatie

    Gevaar!Verbrandingsgevaar en/of kans op materi-ële schade door ondeskundige installatieen daardoor lekkend water!

    Spanningen in de aansluitingsleidingen kun-nen tot ondichtheden leiden.

    ▶ Monteer de aansluitleidingen spannings-vrij.

  • 5 Installatie

    12 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    Opgelet!Risico op materiële schade door gasdicht-heidscontrole!

    Gasdichtheidscontroles kunnen bij een test-druk >11 kPa (110 mbar) tot schade aan hetgasblok leiden.

    ▶ Als u bij gasdichtheidscontroles ook degasleidingen en het gasblok in het productonder druk zet, gebruik dan een max.testdruk van 11 kPa (110 mbar).

    ▶ Als u de testdruk niet tot 11 kPa (110mbar) kunt begrenzen, sluit dan voor degasdichtheidscontrole een voor het pro-duct geïnstalleerde gasafsluitkraan.

    ▶ Als u bij gasdichtheidscontroles een voorhet product geïnstalleerde gasafsluitkraangesloten hebt, ontspan dan de gasleiding-druk voor u deze gasafsluitkraan opent.

    Opgelet!Risico op materiële schade door corrosie!

    Niet diffusiedichte kunststof buizen in de CV-installatie veroorzaken lucht in het verwar-mingswater en corrosie in het warmtebroncir-cuit en de warmteopwekker.

    ▶ Voer bij het gebruik van niet diffusiedichtekunststof buizen in de CV-installatie eensysteemscheiding uit door een externewarmtewisselaar tussen warmteopwekkeren CV-installatie in te bouwen.

    Opgelet!Kans op materiële schade door warmte-overdracht bij het solderen!

    ▶ Als de aansluitstukken aan de onder-houdskranen geschroefd zijn, soldeer danniet aan de aansluitstukken.

    5.1 Installatievoorwaarden

    5.1.1 Nodige voorbereidende werkzaamheden

    1. Installeer een afsluitkraan in de gasleiding.

    2. Zorg ervoor dat de aanwezige gasmeter geschikt isvoor het vereiste gasdebiet.

    3. Controleer of de inhoud van het expansievat voldoendeis voor het installatievolume.

    Voorwaarden: Het volume van het gemonteerde expansievat is niet vol-

    doende

    ▶ Installeer een aanvullend expansievat in de CV-retourlei-ding zo dicht mogelijk bij het product.

    Voorwaarden: Extern expansievat gemonteerd

    ▶ Monteer in de productuitloop (aanvoer verwarming) eenterugslagklep of stel het interne expansievat buiten be-drijf om een extra activering van de warmstartfunctiedoor terugstroming te verhinderen.

    4. Monteer een afvoertrechter met sifon voor de condens-afvoer en de afblaasbuis van de veiligheidsklep. Plaatsde afvoerleiding zo kort mogelijk en met verval van deafvoertrechter weg.

    5. Isoleer vrijliggende, aan omgevingsinvloeden blootge-stelde buizen ter bescherming tegen vorst met geschiktisolatiemateriaal.

    Voorwaarden: Geldt voor: product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    ▶ Als u een extern expansievat inbouwt, bouw dan in deproductuitloop (aanvoer verwarming) een terugslagklepin of stel het interne expansievat buiten bedrijf. Anderskan door terugstroming een toegenomen activering vande warmstartfunctie ontstaan, wat onnodige energiever-liezen betekent.

    5.2 Gasaansluiting installeren

    1

    1. Monteer de gasleiding volgens de erkende regels vande techniek.

    2. Sluit het product volgens de erkende regels van detechniek aan de gasleiding aan. Gebruik hiervoor demeegeleverde dubbele klemkoppeling (1) alsook eengoedgekeurde gaskraan.

    3. Verwijder resten uit de gasleiding door de gasleidingvooraf uit te blazen.

    4. Ontlucht de gasleiding voor de ingebruikname.

    5. Controleer de gasleiding op dichtheid.

    5.3 Koud- en warmwateraansluiting installeren

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1

    ▶ Sluit de wateraansluitingen (1) volgens de normen aan.

  • Installatie 5

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 13

    5.4 Boileraansluitingen installeren

    Geldigheid: Product alleen met CV-bedrijf

    1

    ▶ Verbind de boileraansluitingen (1) met de warmwaterboi-ler. Gebruik hiervoor de bijgeleverde aansluitstukken.

    5.5 CV-aanvoer en CV-retour aansluiten

    1

    ▶ Sluit de verwarmingsaansluitingen (1) volgens de normenaan.

    5.6 Condensafvoerleiding aansluiten

    Gevaar!Levensgevaar door lekken van verbran-dingsgassen!

    De condensafvoerleiding van de sifon magniet dicht met een afvalwaterleiding verbon-den zijn, omdat anders de interne sifonbekerleeggezogen kan worden en er verbrandings-gas kan ontsnappen.

    ▶ Verbind de condensafvoerleiding nietdicht met de afvalwaterleiding.

    1

    2min.180

    ▶ Gebruik alleen buizen van zuurbestendig materiaal (bijv.kunststof) voor de condensafvoerleiding.

    ▶ Laat onder de sifonbeker een montageruimte van min-stens 180 mm vrij.

    ▶ Hang de condensafvoerleiding (1) over de voorgeïnstal-leerde afvoertrechter (2).

    5.7 Afvoerbuis aan de veiligheidsklepmonteren

    1. Installeer de afvoerbuis voor de veiligheidsklep zodanigdat hij bij het afnemen en aanbrengen van het onderstesifondeel niet stoort.

    2. Monteer de afvoerbuis zoals weergegeven (niet inkor-ten!).

    3. Zorg ervoor dat het buiseinde zichtbaar is.

    4. Zorg ervoor dat bij het lekken van water of damp geenpersonen verwond en geen elektrische onderdelen be-schadigd kunnen worden.

    5.8 Verbrandingsgasinstallatie

    5.8.1 VLT/VGA monteren en aansluiten

    1. De bruikbare VLT/VGA's vindt u in de bijgevoegde mon-tagehandleiding VLT/VGA.

    Voorwaarden: Installatie vochtige ruimte

    ▶ Sluit het product absoluut op een van de omgevingsluchtonafhankelijke VLT/VGA aan. De verbrandingslucht magniet uit de opstelplaats genomen worden.

  • 5 Installatie

    14 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    Opgelet!Vergiftigingsgevaar door lekkende ver-brandingsgassen!

    Vetten op basis van minerale olie kunnen deafdichtingen beschadigen.

    ▶ Om u te helpen bij het monteren kunt uwater of in de handel verkrijgbare zeepgebruiken in de plaats van vetten.

    2. Monteer de VLT/VGA met behulp van de montagehand-leiding.

    5.8.2 Aansluitstuk voor VLT/VGA indien nodigvervangen

    1. Vervang indien nodig het aansluitstuk voor deVLT/VGA. De productspecifieke standaarduitrustingvindt u in de Technische gegevens.

    2. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)

    3. Alternatief 1 / 2▶ Monteer indien nodig het aansluitstuk voor de

    VLT/VGA ⌀ 80/125 mm. (→ Pagina 14)

    3. Alternatief 2 / 2▶ Monteer indien nodig het aansluitstuk met verplaat-

    sing voor de VLT/VGA ⌀ 60/100 mm. (→ Pagina 14)

    4. Alternatief▶ Monteer indien nodig het aansluitstuk voor geschei-

    den VLT/VGA ⌀ 80/80 mm. (→ Pagina 14)

    5.8.2.1 Aansluitstuk voor VLT/VGA demonteren

    1.2.

    3.

    1. Steek een schroevendraaier in de gleuf tussen demeetaansluitingen.

    2. Druk de schroevendraaier voorzichtig naar onderen(1.).

    3. Draai het aansluitstuk tot aan de aanslag tegen de klokin (2.) en trek het naar boven toe af (3.).

    5.8.2.2 Aansluitstuk voor VLT/VGA ⌀ 80/125 mmmonteren

    1. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)

    2. Plaats het alternatieve aansluitstuk. Let hierbij op degrendelnokken.

    3. Draai het aansluitstuk met de klok mee tot het vastklikt.

    5.8.2.3 Aansluitstuk met verplaatsing voorVLT/VGA ⌀ 60/100 mm monteren

    1. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)

    65 mm

    1

    2. Zet het alternatieve aansluitstuk met verplaatsing naarvoren in.

    3. Bevestig het aansluitstuk met twee schroeven (1) ophet product.

    5.8.2.4 Aansluitstuk gescheiden VLT/VGA ⌀80/80 mm monteren

    1. Demonteer het aansluitstuk voor de VLT/VGA.(→ Pagina 14)

    120 mm 120 mm

    2. Plaats het alternatieve aansluitstuk. De aansluiting voorde luchttoevoer kan naar de linker of naar de rechterkant wijzen. Let hierbij op de grendelnokken.

    3. Draai het aansluitstuk met de klok mee tot het vastklikt.

  • Installatie 5

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 15

    5.9 Elektrische installatie

    De elektrische installatie mag alleen door een gekwalifi-ceerde elektromonteur worden uitgevoerd.

    Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!

    Ook bij uitgeschakelde aan-/uitknop staat ernog stroom op de netaansluitklemmen L enN:

    ▶ Schakel de stroomtoevoer uit.▶ Beveilig de stroomtoevoer tegen opnieuw

    inschakelen.

    5.9.1 Elektronicabox openen

    ▶ Open de elektronicabox zoals weergegeven in de afbeel-ding.

    5.9.2 Bedrading uitvoeren

    Opgelet!Risico op materiële schade door ondes-kundige installatie!

    Netspanning aan verkeerde klemmen enstekkerklemmen kan de elektronica kapotmaken.

    ▶ Sluit aan de klemmen eBUS (+/−) geennetspanning aan.

    ▶ Klem de netaansluitkabel uitsluitend op dedaarvoor gemarkeerde klemmen aan!

    1. Breng de aansluitleidingen van de aan te sluiten com-ponenten door de kabeldoorvoer links aan de onderkantvan het product naar binnen.

    2. Gebruik de snoerontlastingen.

    3. Verkort de aansluitleidingen indien nodig.

    30 mm max.

    4. Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van eendraad te vermijden, ontmantelt u de buitenste omhullingvan flexibele leidingen slechts maximaal 30 cm.

    5. Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste dradentijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling nietbeschadigd wordt.

    6. Isoleer de binnenste draden slechts zodanig dat goede,stabiele verbindingen tot stand gebracht kunnen wor-den.

    7. Om kortsluitingen door losse draden te vermijden, dientu de geïsoleerde einden van de draden van draadeind-hulzen te voorzien.

    8. Schroef de betreffende stekker aan de aansluitleiding.

    9. Controleer of alle draden mechanische vast in de stek-kerklemmen van de stekker zitten. Corrigeer evt.

    10. Steek de stekker in de bijbehorende stekkerplaats vande printplaat, zie aansluitschema in de bijlage.

    5.9.3 Stroomvoorziening tot stand brengen

    Opgelet!Risico op materiële schade door te hogeaansluitspanning!

    Bij netspanningen boven 253 V kunnen elek-tronische componenten vernietigd worden.

    ▶ Zorg ervoor dat de nominale spanning vanhet stroomnet 230 V bedraagt.

    1. Steek de stekker in een geschikt stopcontact.

    2. Zorg ervoor dat de toegang tot de netaansluiting altijdgegarandeerd is en niet afgedekt is.

    5.9.4 Product in een vochtige ruimte installeren

    Gevaar!Levensgevaar door elektrische schok!

    Als u het product in ruimtes installeert waarinvocht optreedt, bijv. badkamer, neem dande nationale erkende regels van de tech-niek voor elektrische installatie in acht. Alsu de evt. af fabriek gemonteerde aansluitka-bel met aardcontactstekker gebruikt, dan iser gevaar voor een levensgevaarlijke elektri-sche schok.

    ▶ Gebruik bij de installatie in vochtige ruim-tes nooit de evt. af fabriek gemonteerdeaansluitkabel met aardcontactstekker.

    ▶ Sluit het product via een vaste aansluitingen een scheidingsinrichting met minstens3 mm contactopening (bijv. zekeringen ofvermogensschakelaar) aan.

    ▶ Gebruik voor de netaansluitleiding, diedoor de kabeldoorvoer in het product ge-leid wordt, een flexibele leiding.

  • 6 Bediening

    16 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)2. Trek de stekker op de stekkerplaats van de printplaat

    voor de netaansluiting eruit (X1).

    3. Schroef de stekker van de evt. af fabriek gemonteerdenetaansluitkabel af.

    4. Gebruik in de plaats van de evt. af fabriek gemon-teerde, een geschikte, genormeerde drie-aderigenetaansluitkabel.

    5. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 15)6. Sluit de elektronicabox.

    7. Zorg voor de nodige aansluiting aan verbrandingsgas-zijde op een van de omgevingslucht onafhankelijkeVLT/VGA. (→ Pagina 13)

    5.9.5 Thermostaat aan de elektronica aansluiten

    1. Monteer indien nodig de thermostaat.

    2. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)3. Voer de bedrading uit. (→ Pagina 15)4. Neem het aansluitschema in de bijlage in acht.

    Voorwaarden: Aansluiting van een weersafhankelijke thermostaat of ka-

    merthermostaat via eBUS

    ▶ Sluit de thermostaat op de eBUS-aansluiting aan.▶ Overbrug de aansluiting 24 V = RT (X100 of X106), als

    er geen brug aanwezig is.

    Voorwaarden: Aansluiting van een laagspanningsregelaar (24 V)

    ▶ Verwijder de brug en sluit de thermostaat op de aanslui-ting 24 V = RT" (X100 of X106) aan.

    Voorwaarden: Aansluiting van een maximaalthermostaat voor een vloer-

    verwarming

    ▶ Verwijder de brug en sluit de maximaalthermostaat opde aansluiting Burner off aan.

    5. Sluit de schakelkast.

    6. Schakel voor multicircuitregelaar D.018 van Eco (inter-mitterende pomp) op Comfort (verder lopende pomp)om. (→ Pagina 22)

    5.9.6 Bijkomende componenten aansluiten

    Met behulp van het ingebouwde tijdrelais kunt u een bijko-mend component aansturen, met de multifunctionele moduletwee bijkomende componenten.

    5.9.6.1 Hulprelais gebruiken

    1. Sluit een bijkomende component via de grijze stekkerop de printplaat direct op het geïntegreerde hulprelaisaan.

    2. Voer de bedrading uit.

    3. Om de aangesloten component in gebruik te nemen,de component in de diagnosecode D.026 selecteren.(→ Pagina 22)

    5.9.6.2 VR 40 (multifunctionele module 2 uit 7)gebruiken

    1. Monteer de componenten conform de desbetreffendehandleiding.

    Voorwaarden: Component aan relais 1 aangesloten

    ▶ Activeer D.027. (→ Pagina 22)

    Voorwaarden: Component aan relais 2 aangesloten

    ▶ Activeer D.028. (→ Pagina 22)

    5.9.7 Circulatiepomp volgens de behoefteaansturen

    1. Voer de bedrading uit.

    2. Verbind de aansluitleiding van de externe toets met deklemmen 1 (0) en 6 (FB) van de randstekker X41, diebij de thermostaat geleverd is.

    3. Steek de randstekker op de steekplaats X41 van deprintplaat.

    6 Bediening

    6.1 Bedieningsconcept

    Het bedieningsconcept alsook de aflees- en instelmoge-lijkheden van het gebruikersniveau zijn eveneens in de ge-bruiksaanwijzing beschreven.

    Een overzicht van de aflees- en instellingsmogelijkheden vanhet installateurniveau vindt u in de tabel in de bijlage.

    Installateurniveau – overzicht (→ Pagina 33)

    6.2 Installateurniveau oproepen

    1. Roep het installateurniveau alleen op als u een erkendeinstallateur bent.

    2. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau en be-vestig met .

    3. Stel de waarde 17 (code) in en bevestig met .

    6.3 Live monitor (statuscodes)

    Menu → Live Monitor

    Statuscodes op het display informeren over de actuele be-drijfstoestand van het product.

    Statuscodes - overzicht (→ Pagina 39)

    6.4 Warmwatertemperatuur instellen

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³

    Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-

    gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende voorschriften voor het

  • Ingebruikname 7

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 17

    voorkomen van legionellabacteriën tevervullen.

    ▶ Stel de warmwatertemperatuur op max. 50 °C in.

    7 Ingebruikname

    7.1 Product in- en uitschakelen

    ▶ Druk op de aan-/uittoets van het product.◁ Op het display verschijnt het startscherm.

    7.2 Installatieassistent doorlopen

    De installatieassistent verschijnt telkens bij het inschakelenvan het product tot hij eens met succes afgesloten werd. Hijbiedt directe toegang tot de belangrijkste controleprogram-ma's en configuratie-instellingen bij de ingebruikname vanhet product.

    Om de belangrijkste systeemparameters nog eens te contro-leren en in te stellen, roept u de Toestel configuratie op.

    Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie

    Instelmogelijkheden voor complexere installaties vindt u inhet Diagnosemenu.

    Menu → Installateurniveau → Diagnose menu

    ▶ Bevestig de start van de installatieassistent met .◁ Zolang de installatieassistent actief is, zijn alle ver-

    warmings- en warmwateraanvragen geblokkeerd.

    Aanwijzing

    Als u de start van de installatieassistent nietbevestigt, dan verschijnt 10 seconden na hetinschakelen het startscherm.

    ▶ Om naar het volgende punt te gaan, bevestigt u telkensmet .

    7.2.1 Taal

    ▶ Stel de gewenste taal in.▶ Om de ingestelde taal te bevestigen en het per ongeluk

    wijzigen van de taal te vermijden, bevestigt u twee keermet .

    Als u per ongeluk een taal ingesteld hebt die u niet verstaat,dan verandert u dit als volgt:

    ▶ Druk tegelijk op en en houd deze ingedrukt.▶ Druk bijkomend kort op .▶ Houd en ingedrukt tot het display de mogelijkheid

    voor het instellen van de taal weergeeft.

    ▶ Kies de gewenste taal.▶ Bevestig de wijziging twee keer met .

    7.2.2 Vulmodus

    De vulmodus (controleprogramma P.06) is in de installatie-assistent automatisch geactiveerd zolang de vulmodus ophet display weergegeven wordt.

    7.2.3 Ontluchting

    1. Om het systeem te ontluchten, start u het controlepro-gramma P.00, door, afwijkend van de bediening in hetmenu Controleprogramma's, of in te drukken.

    2. Om evt. het te ontluchten circuit te wisselen, drukt u op.

    7.2.4 Gewenste aanvoertemperatuur,warmwatertemperatuur, comfortmodus

    1. Om de gewenste aanvoertemperatuur, de warmwater-temperatuur en de comfortmodus in te stellen, gebruiktu en .

    2. Bevestig de instelling met .

    Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³, Product met geïntegreerdewarmwaterbereiding

    Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-

    gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende voorschriften voor hetvoorkomen van legionellabacteriën tevervullen.

    ▶ Stel de warmwatertemperatuur in.– Watertemperatuur: ≤ 50 ℃

    Voorwaarden: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³, Product alleen met CV-bedrijf met aangesloten boiler

    Gevaar!Levensgevaar door legionellabacteriën!Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-peraturen onder 60 °C.▶ Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-

    gelen voor de legionellabeveiliging kentom de geldende voorschriften voor hetvoorkomen van legionellabacteriën tevervullen.

    ▶ Stel de warmwatertemperatuur in.– Watertemperatuur: ≤ 50 ℃

    7.2.5 CV-deellast

    De CV-deellast van het product is af fabriek op auto inge-steld. Het product bepaalt automatisch het optimale verwar-mingsvermogen afhankelijk van de actuele warmtebehoeftevan de installatie. De instelling kunt u achteraf in het Dia-gnosemenu onder D.000 wijzigen.

    7.2.6 Hulprelais en multifunctionele module

    1. Als u bijkomende componenten op het product aange-sloten hebt, wijs deze componenten dan aan de ver-schillende relais toe.

    2. Bevestig telkens met .

  • 7 Ingebruikname

    18 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    Aanwijzing

    Deze instelling kunt u achteraf in het Dia-gnosemenu via D.026, D.027 en D.028 wij-zigen.

    7.2.7 Contactgegevens

    ▶ Sla eventueel uw telefoonnummer in de Toestelconfigu-ratie op (max. 16 cijfers/geen spaties). De gebruiker kanhet telefoonnummer laten weergeven.

    7.2.8 Installatieassistent beëindigen

    ▶ Als u de installatieassistent met succes doorlopen hebt,bevestig dan met .

    ◁ De installatieassistent wordt gesloten en start bij hetvolgende inschakelen van het product niet meer.

    7.3 Installatieassistent opnieuw starten

    Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent

    U kunt de installatieassistent altijd opnieuw starten door hemin het menu op te roepen.

    7.4 Testprogramma's

    Menu → Installateurniveau → Testprogramma's

    Naast de installatieassistent kunt u voor de ingebruikname,het onderhoud en het verhelpen van storingen ook de vol-gende testprogramma's oproepen.

    – Controleprogramma's– Functiemenu– Zelftest elektronica

    7.5 Gassoortcontrole uitvoeren

    Gevaar!Vergiftigingsgevaar!

    Ontoereikende verbrandingskwaliteit (CO),weergegeven door F.92/93, leidt tot verhoogdvergiftigingsgevaar.

    ▶ Verhelp absoluut eerst de fout voor u hetproduct permanent buiten bedrijf stelt.

    Menu → Installateurniveau → Testprogramma's → Gas-soortcontrole

    De gassoortcontrole controleert de productinstelling metbetrekking tot de verbrandingskwaliteit.

    Aanwijzing

    Als bijkomende HR-toestellen in de CV-installatieop dezelfde verbrandingsgasleiding aangeslotenzijn, zorg er dan voor dat tijdens het volledige test-programmaverloop geen van deze HR-toestellenin bedrijf is of in bedrijf gaat zodat het testresultaatniet vervalst wordt.

    ▶ Voer de gassoortcontrole in het kader van het regelma-tige productonderhoud, na het vervangen van componen-ten, werkzaamheden aan het gastraject of een gasom-stelling uit.

    Resultaat Betekenis Maatregel

    F.92 zie tabel Foutco-des in de bijlage

    zie tabel Foutcodes in debijlage

    "succesvol" Verbrandings-kwaliteit is goed.

    Toestelconfigura-tie komt met deopgegeven gas-groep overeen.

    geen

    "Waarschu-wing"

    Verbrandings-kwaliteit ontoe-reikend.

    CO₂-gehalte isniet correct.

    Controleprogramma P.01starten en CO₂-gehaltemet instelschroef in deventuri instellen.

    Als het correcte CO₂-ge-halte niet ingesteld kanworden: gasmondstuk opcorrectheid (geel: aard-gas G20, blauw: aardgasG25, grijs: vloeibaar gas)en beschadiging contro-leren.

    Gassoortcontrole op-nieuw uitvoeren.

    F.93 zie tabel Foutco-des in de bijlage

    zie tabel Foutcodes in debijlage

    Aanwijzing

    Tijdens de gassoortcontrole is geen CO₂-me-ting mogelijk!

    7.6 Controleprogramma's gebruiken

    Menu → Installateurniveau → Testprogramma's → Contro-leprogramma's

    Weer-gave

    Betekenis

    P.00 Controleprogramma ontluchting:

    De interne pomp wordt cyclusgewijs aangestuurd.

    Het CV-circuit en het warmwatercircuit worden via desnelontluchter ontlucht (de kap van de snelontluchtermoet losgemaakt zijn).

    1 x : start ontluchting CV-circuit

    2 x ( → ): start ontluchting warmwatercircuit3 x ( → ): nieuwe start ontluchting CV-circuit1 x (annuleren): ontluchtingsprogramma beëindi-gen

    Aanwijzing

    Ontluchtingsprogramma loopt per circuit 7,5 min. eneindigt daarna.

    CV-circuit ontluchten:

    Driewegklep in stand CV-bedrijf, aansturing vande interne pomp voor 9 cycli: 30 s aan, 20 s uit.Indicatie actief verwarmingscircuit.

    Warmwatercircuit ontluchten:

    Na het verstrijken van de hierboven genoemde cycliof na het nogmaals indrukken van de rechter keu-zetoets: driewegklep in de stand warm water, aan-sturing van de interne pomp zoals boven. Indicatieactief warmwatercircuit.

    P.01 Controleprogramma maximale last:

    Het product loopt na succesvolle ontsteking metmaximale warmtebelasting.

  • Ingebruikname 7

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 19

    Weer-gave

    Betekenis

    P.02 Controleprogramma minimale last:

    Het product loopt na succesvolle ontsteking metminimale warmtebelasting.

    P.06 Controleprogramma vulmodus:

    De driewegklep wordt in middelste stand gebracht.Brander en pomp worden uitgeschakeld (voor vullenen legen van het product).

    7.7 Verwarmingswater/vul- en bijvulwatercontroleren en conditioneren

    Opgelet!Kans op materiële schade door minder-waardige verwarmingswater

    ▶ Zorg voor verwarmingswater van vol-doende kwaliteit.

    ▶ Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit vanhet verwarmingswater te controleren.

    Kwaliteit van het verwarmingswater controleren▶ Neem een beetje water uit het CV-circuit.▶ Controleer het uitzicht van het verwarmingswater.▶ Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de

    installatie spuien.

    ▶ Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet (ijzer-oxide) voorhanden is.

    ▶ Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan enneem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-ming. Of bouw een magneetfilter in.

    ▶ Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij25 °C.

    ▶ Bij waarden onder 8,2 of boven 10,0 reinigt u de installa-tie en conditioneert u het verwarmingswater.

    ▶ Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswaterkan dringen. (→ Pagina 22)

    Vul- en bijvulwater controleren▶ Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de

    installatie vult.

    Vul- en bijvulwater conditioneren▶ Neem voor de conditionering van het vul- en bijvulwater

    de geldende nationale voorschriften en technische regelsin acht.

    Voor zover nationale voorschriften en technische regelingengeen hogere eisen stellen, geldt het volgende:

    U moet het CV-water conditioneren,

    – als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens degebruiksduur van de installatie het drievoudige van hetnominale volume van de CV-installatie overschrijdt of

    – wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaardenniet worden aangehouden of

    – als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 8,2 ofboven 10,0 ligt.

    Totaalverwar-mings-vermo-gen

    Waterhardheid bij specifiek installatievolume1)

    ≤ 20 l/kW> 20 l/kW≤ 50 l/kW

    > 50 l/kW

    kW °dH mol/m³ °dH mol/m³ °dH mol/m³

    < 50 < 16,8 < 3 11,2 2 0,11 0,02

    > 50 tot≤ 200

    11,2 2 8,4 1,5 0,11 0,02

    > 200 tot≤ 600

    8,4 1,5 0,11 0,02 0,11 0,02

    > 600 0,11 0,02 0,11 0,02 0,11 0,02

    1) Liter nominale inhoud/verwarmingsvermogen; bij meerketelin-stallaties moet het kleinste individuele vermogen ingezet worden.

    Opgelet!Kans op materiële schade door verrij-king van het verwarmingswater met on-geschikte additieven!

    Ongeschikte additieven kunnen veranderin-gen aan componenten, geluiden in de CV-functie en evt. verdere gevolgschade veroor-zaken.

    ▶ Gebruik geen ongeschikte antivries- encorrosiewerende middelen, biociden enafdichtmiddelen.

    Bij ondeskundig gebruik van de volgende additieven werdenmet onze producten tot nu toe geen onverdraagzaamhedenvastgesteld.

    ▶ Neem bij het gebruik absoluut de aanwijzingen van defabrikant van het additief in acht.

    Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overigeCV-systeem en voor de werkzaamheid ervan aanvaardenwe geen aansprakelijkheid.

    Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-tend uitspoelen vereist)– Fernox F3– Sentinel X 300– Sentinel X 400

    Additieven die permanent in de installatie blijven– Fernox F1– Fernox F2– Sentinel X 100– Sentinel X 200

    Antivriesmiddelen die permanent in de installatieblijven– Fernox Antifreeze Alphi 11– Sentinel X 500

    ▶ Als u de hierboven genoemde additieven gebruikt hebt,informeer dan de gebruiker over de nodige maatregelen.

    ▶ Informeer de gebruiker over de noodzakelijke werkwijzevoor de vorstbeveiliging.

  • 7 Ingebruikname

    20 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    7.8 Te lage waterdruk vermijden

    Voor een perfecte werking van de CV-installatie moet dewijzer van de manometer bij een koude CV-installatie in debovenste helft van het grijze bereik of in het middelste be-reik van de balkindicatie op het display (door de gestippeldegrenswaarden gemarkeerd) staan. Dit komt overeen met eenvuldruk tussen 0,1 MPa en 0,2 MPa (1,0 bar en 2,0 bar).

    Als de CV-installatie zich over meerdere verdiepingen uit-strekt, dan kunnen hogere waarden voor de vuldruk vereistzijn om lucht in de CV-installatie te vermijden.

    Het product signaleert bij het onderschrijden van 0,08 kPa(0,8 bar) vuldruk het druktekort met een knipperendedrukwaarde op het display. Als de vuldruk een waarde van0,05 MPa (0,5 bar) onderschrijdt, dan schakelt het productuit. Het display toont F.22.

    ▶ Vul CV-water bij om het product opnieuw in gebruik tenemen.

    Het display geeft de drukwaarde knipperend weer tot eendruk van 0,11 MPa (1,1 bar) of hoger bereikt is.

    7.9 CV-installatie vullen

    1

    1. Spoel de CV-installatie.

    2. Draai de dop van de snelontluchter (1) met een tot tweedraaien los en laat deze geopend, omdat ook tijdenshet continubedrijf het product automatisch via de snel-ontluchter ontlucht wordt.

    3. Kies het controleprogramma P.06.

    ◁ De driewegklep beweegt zich in de middelste stand,de pompen lopen niet en het product treedt niet inwerking.

    4. Neem de aanwijzingen bij het onderwerp CV-watervoorbereiden in acht. (→ Pagina 19)

    5. Verbind vul- en aftapkraan van de CV-installatie vol-gens de normen met een CV-watertoevoer, indien mo-gelijk met de koudwaterkraan.

    6. Open de CV-wateraanvoer.

    7. Open alle radiatorkranen (thermostaatkranen) van deCV-installatie.

    8. Controleer evt. of beide onderhoudskranen aan hetproduct geopend zijn.

    9. Open langzaam de vul- en aftapkraan zodat het waterin het verwarmingssysteem stroomt.

    10. Ontlucht de laagst gelegen radiator tot het water aanhet ontluchtingsventiel er zonder bellen uitkomt.

    11. Ontlucht alle andere radiatoren tot het CV-systeemcompleet met water gevuld is.

    12. Sluit alle ontluchtingsventielen.

    13. Houd de stijgende vuldruk in de CV-installatie in hetoog.

    14. Vul water bij tot de vereiste vuldruk bereikt is.

    15. Sluit de vul- en aftapkraan en de koudwaterkraan.

    16. Controleer alle aansluitingen en het volledige systeemop ondichtheden.

    7.10 CV-installatie ontluchten

    1. Kies het controleprogramma P.00.

    ◁ Het product treedt niet in werking, de interne pomploopt intermitterend en ontlucht naar keuze het CV-circuit of het warmwatercircuit.

    ◁ Het display toont de vuldruk van de CV-installatie.2. Controleer of de vuldruk van de CV-installatie niet on-

    der de min. vuldruk daalt.

    – ≥ 0,08 MPa ( ≥ 0,80 bar)

    ◁ Na het beëindigen van de vulprocedure moet devuldruk van de CV-installatie minstens 0,02 MPa(0,2 bar) boven de tegendruk van het expansievat(ADG) liggen (Pinstallatie ≥ PADG + 0,02 MPa (0,2 bar)).

    3. Als zich na het beëindigen van het controleprogrammaP.00 nog teveel lucht in de CV-installatie bevindt, starthet controleprogramma dan opnieuw.

    7.11 Warmwatersysteem vullen en ontluchten

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1. Open de koudwaterstopkraan aan het product.

    2. Vul het warmwatercircuit door alle warmwatertappuntente openen tot er water uit komt.

    7.12 Sifonbeker vullen

    1

    1. Haal het onderste sifondeel (1) eraf.

    2. Vul het onderste deel van de sifon tot 10 mm onder debovenkant met water.

    3. Bevestig het onderste sifondeel aan de sifonbeker.

  • Ingebruikname 7

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 21

    7.13 Gasinstelling

    7.13.1 Gasinstelling af fabriek controleren

    Opgelet!Risico op materiële schade door niet toe-gestane instelling!

    ▶ Verander in geen geval de fabrieksinstel-ling van de gasdrukregelaar in het gas-blok.

    ▶ Voor u het product in gebruik neemt, dient u de informa-tie over de gasgroep op het typeplaatje met de gasgroepte vergelijken die op de opstellingsplaats te beschikkingstaat.

    Aanwijzing

    Als u het product met aardgas G25 gebruikt,dan hebt u ca. 18% onderbelasting en eenverhoogd luchtgetal!

    Voorwaarden: De uitvoering van het product komt niet met de plaatselijke

    gasgroep overeen

    ▶ Neem het product niet in gebruik.

    Voorwaarden: De uitvoering van het product komt overeen met de plaat-

    selijke gasgroep

    ▶ Ga te werk zoals hierna beschreven.

    7.13.2 Gasstroomdruk controleren

    1. Sluit de gasafsluitkraan.

    1

    2

    2. Draai de meetnippelschroef (1) (onderste schroef) ophet gasblok met behulp van een schroevendraaier los.

    3. Sluit een manometer (2) aan de meetnippel (1) aan.

    4. Open de gaskraan.

    5. Neem het product met het controleprogramma P.01 ingebruik.

    6. Meet de gasstroomdruk ten opzichte van de atmosfeer-druk.

    – Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met aardgasG20: 1,7 … 2,5 kPa (17,0 … 25,0 mbar)

    – Toegestane gasstroomdruk bij gebruik met aardgasG25: 1,7 … 3,0 kPa (17,0 … 30,0 mbar)

    7. Stel het product buiten bedrijf.

    8. Sluit de gasafsluitkraan.

    9. Verwijder de manometer.

    10. Draai de schroef van de meetnippel (1) vast.

    11. Open de gaskraan.

    12. Controleer de meetnippel op gasdichtheid.

    Voorwaarden: Gasstroomdruk niet in het toegestane bereik

    Opgelet!Kans op materiële schade en bedrijfssto-ringen door verkeerde gasaansluitdruk!Als de gasaansluitdruk buiten het toege-stane bereik ligt, dan kan dit tot storingenin de werking en tot schade aan het productleiden.▶ Voer geen instellingen aan het product

    uit.▶ Neem het product niet in gebruik.

  • 8 Aanpassing aan de CV-installatie

    22 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    ▶ Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gas-maatschappij op de hoogte.

    ▶ Sluit de gasafsluitkraan.

    7.13.3 CO₂-gehalte controleren

    1. Neem het product met het controleprogramma P.01 ingebruik.

    2. Wacht minstens 5 minuten tot het product de werktem-peratuur bereikt heeft.

    3. Meet het CO₂-gehalte aan de verbrandingsgasmeet-aansluiting .

    4. Vergelijk de meetwaarde met de betreffende waarde inde tabel.

    Instelwaarden Een-heid

    AardgasG20

    AardgasG25

    CO₂ na 5 min ge-bruik met vollast metgesloten voormantel

    Vol.–% 9,2 ± 1,0 9,0 ± 1,0

    CO₂ na 5 min ge-bruik met vollast metafgenomen voor-mantel

    Vol.–% 9,0 ± 1,0 8,8 ± 1,0

    Ingesteld voorWobbe-index W₀

    kWh/m³ 14,09 11,53

    O₂ na 5 min gebruikmet vollast metgesloten voormantel

    Vol.–% 4,5 ± 1,8 4,6 ± 1,8

    5. Als de meetwaarden niet binnen het opgegeven bereikliggen, dan mag u het product niet in gebruik nemen.

    6. Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.

    7. Monteer de frontmantel.

    7.14 Functie en dichtheid controleren

    Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:

    ▶ Controleer de gasleiding, het verbrandingsgasafvoer-systeem, de CV-installatie en de warmwaterleidingen oplekkages.

    ▶ Controleer of de VLT/VGA en de condensafvoerleidingenfoutloos geïnstalleerd zijn.

    ▶ Controleer de voormantel op correcte montage.

    7.14.1 CV-bedrijf controleren

    1. Controleer of er een warmtevraag is.

    2. Roep de Live monitor op.

    ◁ Als het product correct functioneert, dan verschijntop het display S.04.

    7.14.2 Warmwaterbereiding controleren

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1. Draai een warmwaterkraan volledig open.

    2. Roep de Live monitor op.

    ◁ Als de warmwaterbereiding correct functioneert, danverschijnt op het display S.14.

    7.14.3 Warmwaterbereiding controleren

    Geldigheid: Product alleen met CV-bedrijf

    1. Zorg ervoor dat de boilermodus warmte vraagt.

    2. Roep de Live monitor op.

    ◁ Als de boiler correct geladen wordt, verschijnt op hetdisplay S.24.

    3. Als u een thermostaat aangesloten hebt, waarop u dewarmwatertemperatuur kunt instellen, dan zet u dewarmwatertemperatuur aan de CV-ketel op de maxi-maal mogelijke temperatuur.

    4. Stel de gewenste temperatuur voor de aangeslotenboiler aan de thermostaat in.

    ◁ Het product neemt de op de thermostaat ingesteldegewenste temperatuur over.

    8 Aanpassing aan de CV-installatie

    Om de belangrijkste systeemparameters nog eens in te stel-len, gebruikt u het menupunt Toestel configuratie.

    Menu → Installateurniveau → Toestel configuratie

    Of start handmatig nog eens de installatieassistent.

    Menu → Installateurniveau → Start Ins.assistent

    Instelmogelijkheden zijn te vinden in het Diagnosemenu.

    Menu → Installateurniveau → Diagnose menu

    Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 35)

    8.1 Branderwachttijd

    Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-door energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-schakelen van de brander voor een bepaalde tijd een elek-tronische herinschakelblokkering geactiveerd. De brander-wachttijd is alleen voor CV-bedrijf actief. De warmwaterfunc-tie wordt tijdens een lopende branderwachttijd niet beïnvloeddoor de tijdsinstelling (fabrieksinstelling: 20 min).

    8.1.1 Branderwachttijd instellen

    1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu → D.002 Max. wachttijd verwarming enbevestig met .

    2. Stel de branderwachttijd in en bevestig met .

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

    1 5 10 15 20 25 30

    30 2,0 4,0 8,5 12,5 16,5 20,5 25,0

    35 2,0 4,0 7,5 11,0 15,0 18,5 22,0

    40 2,0 3,5 6,5 10,0 13,0 16,5 19,5

    45 2,0 3,0 6,0 8,5 11,5 14,0 17,0

    50 2,0 3,0 5,0 7,5 9,5 12,0 14,0

    55 2,0 2,5 4,5 6,0 8,0 10,0 11,5

    60 2,0 2,0 3,5 5,0 6,0 7,5 9,0

    65 2,0 1,5 2,5 3,5 4,5 5,5 6,5

    70 2,0 1,5 2,0 2,5 2,5 3,0 3,5

  • Aanpassing aan de CV-installatie 8

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 23

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd [min]

    1 5 10 15 20 25 30

    75 2,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

    Taanvoer(ge-wenst)[°C]

    Ingestelde maximale branderwachttijd[min]

    35 40 45 50 55 60

    30 29,0 33,0 37,0 41,0 45,0 49,5

    35 25,5 29,5 33,0 36,5 40,5 44,0

    40 22,5 26,0 29,0 32,0 35,5 38,5

    45 19,5 22,5 25,0 27,5 30,5 33,0

    50 16,5 18,5 21,0 23,5 25,5 28,0

    55 13,5 15,0 17,0 19,0 20,5 22,5

    60 10,5 11,5 13,0 14,5 15,5 17,0

    65 7,0 8,0 9,0 10,0 11,0 11,5

    70 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5

    75 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0

    8.1.2 Resterende branderwachttijd terugzetten

    1. Alternatief 1 / 2▶ Navigeer naar het Menu → Reset wachttijd.◁ Op het display verschijnt de actuele brander-

    wachttijd.

    ▶ Druk op , om de branderwachttijd te resetten.1. Alternatief 2 / 2▶ Druk op .

    8.2 Onderhoudsinterval instellen

    1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu → D.084 Onderhoud over en bevestigmet .

    2. Stel het onderhoudsinterval (bedrijfsuren) tot aan hetvolgende onderhoud in en bevestig met .

    Warmte-vraag

    Aantalpersonen

    Richtwaarden van de bran-derbedrijfsuren tot aan devolgende inspectie en hetvolgende onderhoud in eengemiddelde bedrijfstijd vaneen jaar (afhankelijk van hettype installatie)

    5,0 kW1 ‑ 2 1.050 h

    2 ‑ 3 1.150 h

    10,0 kW1 ‑ 2 1.500 h

    2 ‑ 3 1.600 h

    15,0 kW2 ‑ 3 1.800 h

    3 ‑ 4 1.900 h

    20,0 kW3 ‑ 4 2.600 h

    4 ‑ 5 2.700 h

    25,0 kW3 ‑ 4 2.800 h

    4 ‑ 6 2.900 h

    > 27,0 kW3 ‑ 4 3.000 h

    4 ‑ 6 3.000 h

    8.3 Pompvermogen instellen

    1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu → D.014 Pomptoerental gew. waarde enbevestig met .

    2. Zet het pompvermogen op de gewenste waarde.

    Voorwaarden: Open verdeler geïnstalleerd

    ▶ Schakel de toerentalregeling uit en stel het pompvermo-gen op een vaste waarde in.

    8.3.1 Restopvoerhoogte van de pomp

    8.3.1.1 Pompkarakteristiek VC 126, VC 206

    400

    300

    200

    100

    0

    0 200 400 600 800 1000 1200 1600R

    est

    op

    voe

    rho

    og

    te [

    mb

    ar]

    Debiet [l/h]

    18001400

    100% PWM85%70%60%53%

    8.3.1.2 Pompkarakteristiek VCW 296

    400

    300

    200

    100

    0

    0 200 400 600 800 1000 1200 1600

    Re

    sto

    pvo

    erh

    oo

    gte

    [h

    Pa]

    Debiet [l/h]

    18001400

    100% PWM85%70%60%53%

    8.3.1.3 Pompkarakteristiek VC 306, VCW 346

    400

    300

    200

    100

    0

    0 200 400 600 800 1000 1200 1600

    Re

    sto

    pvo

    erh

    oo

    gte

    [h

    Pa]

    Debiet [l/h]

    18001400

    Minimum bij auto

    100% PWM85%70%60%53%

  • 9 Verhelpen van storingen

    24 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    8.3.1.4 Pompkarakteristiek VC/VCW 376

    400

    300

    200

    100

    0

    0 200 400 600 800 1000 1200 1600

    Re

    sto

    pvo

    erh

    oo

    gte

    [h

    Pa]

    Debiet [l/h]

    18001400

    Minimum bij auto

    100% PWM85%70%60%53%

    8.4 Overstroomklep instellen

    Opgelet!Kans op materiële schade door verkeerdeinstelling van de hoogefficiënte pomp

    Als de druk aan het overstroomventiel ver-hoogd wordt (naar rechts draaien), dan kanhet bij een ingesteld pompvermogen van min-der dan 100% tot een foute werking komen.

    ▶ Stel in dit geval het pompvermogen viahet diagnosepunt D.014 op 5 = 100%.

    ▶ Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)

    1

    ▶ Regel de druk met de instelschroef (1).

    Stand van deinstelschroef

    Drukin MPa(mbar)

    Opmerking/toepassing

    Rechtse aan-slag (helemaalnaar onderen ge-draaid)

    0,035(350)

    Als de radiatoren bij fa-brieksinstelling niet vol-doende warm worden. In ditgeval moet u de pomp opmax. stand zetten.

    Middelste stand(5 draaien naarlinks)

    0,025(250)

    Fabrieksinstelling

    Vanuit de middel-ste stand nog 5draaien naar links

    0,017(170)

    Als er geluiden aan radi-atoren of radiatorkranenoptreden

    ▶ Monteer de frontmantel.

    8.5 Tapwaternaverwarming op zonne-energieinstellen

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu → D.058 Naverwarming zonne-energieen bevestig met .

    2. Zorg ervoor dat de temperatuur aan de koudwateraan-sluiting van het product niet meer dan 70 °C bedraagt.

    8.6 Product aan de gebruiker opleveren

    ▶ Plak na de installatie de meegeleverde sticker met hetverzoek de handleiding te lezen in de taal van de gebrui-ker op de voorkant van het product.

    ▶ Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking vande veiligheidsinrichtingen.

    ▶ Instrueer de gebruiker over de bediening van het product.▶ Wijs de gebruiker vooral op de veiligheidsvoorschriften

    die hij in acht moet nemen.

    ▶ Informeer de gebruiker over de noodzaak om het productvolgens de opgegeven intervallen te laten onderhouden.

    ▶ Overhandig de gebruiker alle handleidingen en product-papieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.

    ▶ Instrueer de gebruiker over getroffen maatregelen voorde VLT/VGA en wijs hem erop dat hij aan de VLT/VGAniets mag veranderen.

    ▶ Wijs de gebruiker erop dat hij geen explosieve of lichtontvlambare stoffen (bijv. benzine, papier, verf) in de op-stellingsruimte van het product mag bewaren en gebrui-ken.

    9 Verhelpen van storingen

    9.1 Servicemeldingen controleren

    verschijnt bijv. als u een onderhoudsinterval ingesteldhebt en dit verstreken is of als er servicemelding is. Het pro-duct bevindt zich niet in de foutmodus.

    ▶ Navigeer naar het Menu → Live monitor en bevestig met.

    Voorwaarden: S.40 wordt weergegeven

    Het product bevindt zich in de comfortveiligheidsmodus. Hetproduct loopt met beperkt comfort verder nadat het een sto-ring herkend heeft.

    ▶ Om vast te stellen of een component defect is, leest u hetfoutgeheugen uit. (→ Pagina 25)

    Aanwijzing

    Als er geen foutmelding voorhanden is, zalhet product na een bepaalde tijd automatischopnieuw naar het normale bedrijf wisselen.

  • Verhelpen van storingen 9

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 25

    9.2 Fouten verhelpen

    ▶ Als er foutmeldingen (F.XX) optreden, verhelp de foutdan na controle van de tabel in de bijlage of m.b.v. hetFunctiemenu (→ Pagina 29) resp. de Controleprogram-ma's (→ Pagina 18).Overzicht foutcodes (→ Pagina 41)

    Als er meerdere fouten tegelijk optreden, dan geeft hetdisplay de bijbehorende foutmeldingen afwisselendgedurende telkens twee seconden weer.

    ▶ Druk op (max. 3 keer) om het product opnieuw ingebruik te nemen.

    ▶ Als u de fout niet kunt verhelpen en deze ook na reset-pogingen opnieuw optreedt, neem dan contact op met deklantenservice.

    9.3 Foutgeheugen oproepen en wissen

    In het foutgeheugen zijn de 10 laatste foutmeldingen be-schikbaar.

    ▶ Navigeer naar het menu Foutenlijst.◁ Op het display wordt het aantal opgetreden fouten,

    het foutnummer en de bijbehorende tekst weergege-ven.

    ▶ Druk op of om de verschillende foutmeldingen opte roepen.

    ▶ Druk twee keer op om de foutlijst te wissen.

    9.4 Parameters naar fabrieksinstellingenresetten

    1. Navigeer naar het Menu → Installateurniveau → Dia-gnosemenu → D.096 Naar fabrieksinstellingen terug-zetten? en bevestig met .

    2. Zet het diagnosepunt op de waarde 1 en bevestig met.

    9.5 Reparatie voorbereiden

    1. Stel het product buiten bedrijf.

    2. Verbreek de verbinding van het product met het elektri-citeitsnet.

    3. Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)4. Sluit de gasafsluitkraan.

    5. Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoerleiding enCV-retourleiding.

    6. Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.

    7. Als u watervoerende componenten van het product wiltvervangen, dan dient u het product leeg te maken.

    8. Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-derdelen (bijv. de elektronicabox) druppelt.

    9. Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.

    9.5.1 Reserveonderdelen aankopen

    De originele componenten van het product zijn in het kadervan de conformiteitskeuring meegecertificeerd. Als u bij hetonderhoud of de reparatie geen meegecertificeerde origineleVaillant reserveonderdelen gebruikt, vervalt de conformiteitvan het product. Daarom adviseren we u dringend origineleVaillant reserveonderdelen te monteren. Informatie over debeschikbare originele Vaillant reserveonderdelen vindt u ophet aan de achterkant vermelde contactadres.

    ▶ Als u bij het onderhoud of de reparatie reserveonderde-len nodig hebt, gebruik dan uitsluitend originele Vaillantreserveonderdelen.

    9.6 Defecte componenten vervangen

    9.6.1 Brander vervangen

    1. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 29)

    1

    2

    2. Maak de vier schroeven (1) aan de brander los.

    3. Haal de brander eraf.

    4. Monteer de nieuwe brander met een nieuwe afdichting(2).

    5. Zorg ervoor dat de uitsparingen in afdichting en branderboven het kijkglas van de branderflens liggen.

    6. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 31)

    9.6.2 Ventilator vervangen

    4

    2

    3

    1

    5

    7

    6

    1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

    2. Trek de drie stekkers van het gasblok (5 ) eraf.

    3. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (3) erafdoor de grendelnok in te drukken.

    4. Trek de stekker (s) (afhankelijk van de uitvoering vanhet toestel) (4) van de ventilatormotor eraf door telkensde grendelnok in te drukken.

    5. Schroef de beide wartelmoeren (7) en (6) aan het gas-blok los. Houd bij het losschroeven aan de tegenover-gestelde zijde van het gasblok met een steeksleutel te-gen.

  • 9 Verhelpen van storingen

    26 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    6. Schroef drie schroeven (2) tussen mengbuis (1) en ven-tilatorflens eruit.

    2

    1

    3

    7. Haal de volledige eenheid bestaande uit ventilator, ven-turi en gasblok uit het product.

    8. Draai de bevestigingsschroef (2) van het gasblok uit dehouder.

    9. Haal het gasblok uit de houder.

    10. Neem de venturi (3) met de gasverbindingsbuis (1) uitde ventilator door de bajonetafsluiting van de venturitegen de klok in tot aan de aanslag te draaien en rechtuit de ventilator te trekken.

    1

    2

    11. Demonteer de houder (1) van het gasblok van de venti-lator door drie schroeven (2) uit te schroeven.

    12. Vervang de defecte ventilator.

    4

    1

    3

    2

    5

    13. Bouw de componenten in omgekeerde volgorde op-nieuw in. Gebruik hierbij absoluut nieuwe afdichtingen(4) en (5). Neem de aanschroefvolgorde van de drieschroeven tussen ventilator en mengbuis volgens denummering (1), (2) en (3) in acht.

    14. Schroef de flexibele gasleiding aan het gasblok. Ge-bruik daarbij nieuwe afdichtingen.

    15. Houd bij het vastschroeven van de wartelmoer aanhet gasblok aan de tegenovergestelde zijde van hetgasblok met een steeksleutel tegen.

    16. Voer na de montage van de nieuwe ventilator een gas-soortcontrole uit. (→ Pagina 18)

    9.6.3 Gasblok vervangen

    Aanwijzing

    Voor het vervangen van het gasblok hebt u eentorx T20 nodig. Voor de directe demontage vanhet gasblok van voren hebt u een haakse schroe-vendraaier of een bit torx T20 nodig. Als u nietover een haakse schroevendraaier of dergelijkebeschikt, moet u eerst de volledige eenheid venti-lator met gasblok demonteren voor u het gasblokvan de houder kunt demonteren.

    1

    2

    5

    4

    3

    1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

    2. Trek de drie stekkers van het gasblok (2) eraf.

    3. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (1) erafdoor de grendelnok in te drukken.

  • Verhelpen van storingen 9

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 27

    4. Schroef de beide wartelmoeren (5) en (4) aan het gas-blok los. Houd bij het losschroeven met een steeksleu-tel aan de tegenovergestelde zijde van het gasblok (4)resp. (5) tegen.

    5. Haal het gasblok uit de houder.

    6. Bouw het nieuwe gasblok in de omgekeerde volgordeopnieuw in. Gebruik daarbij nieuwe afdichtingen.

    7. Houd bij het vastschroeven van de wartelmoeren aanhet gasblok met een steeksleutel aan de tegenoverge-stelde zijde van het gasblok (4) resp. (5) tegen.

    8. Voer na montage van het nieuwe gasblok een dicht-heidscontrole (→ Pagina 22), een controle gassoort(→ Pagina 18) en een CO₂-meting (→ Pagina 21) uit.

    9.6.4 Venturi vervangen

    1

    2

    3

    1. Haal de luchtaanzuigbuis eraf.

    2. Trek de stekker aan de sensor van de venturi (1) erafdoor de grendelnok in te drukken.

    3. Schroef de wartelmoer (3) van de gasverbindingsbuis(2) aan het gasblok los.

    4. Neem de venturi met de gasverbindingsbuis uit de ven-tilator door de bajonetafsluiting van de venturi tegende klok in tot aan de aanslag te draaien en recht uit deventilator te trekken.

    3

    1

    7

    6

    5

    4

    2

    5. Demonteer de gasverbindingsbuis (1) van de venturi (3)door de klem (4) af te trekken en de gasverbindingsbuiser verticaal uit te trekken. Voer de afdichting (7) af.

    6. Trek het gasmondstuk (6) er recht uit en bewaar hetgasmondstuk voor hergebruik.

    7. Controleer of de venturi aan gasinlaatzijde vrij is vanresten.

    Opgelet!Kans op materiële schade aan het pro-duct!

    Smeermiddelen kunnen functierelevantekanalen in de venturi verstoppen.

    ▶ Gebruik geen smeermiddelen bij de mon-tage van het gasmondstuk.

    8. Let erop het juiste gasmondstuk te gebruiken (ge-kleurde kenmerking en positie van de pennen op deonderkant van het gasmondstuk). De kleur van het gas-mondstuk moet met de kleur van de codeerweerstandop de printplaat overeenkomen.

    9. Plaats het voor de gasgroep geschikte gasmondstuk inde nieuwe venturi (geel: aardgas).

    10. Let bij het plaatsen van het gasmondstuk op correcteplaatsing van het gasmondstuk door de positiemar-keringen aan de bovenkant van de venturi alsook depositioneerpennen (5) aan de onderkant van het gas-mondstuk.

    11. Bouw de componenten in omgekeerde volgorde op-nieuw in. Gebruik daarbij nieuwe afdichtingen.

    12. Voer na montage van de nieuwe venturi een gas-soortcontrole (→ Pagina 18) en een CO₂-meting(→ Pagina 21) uit.

    9.6.5 Warmtewisselaar vervangen

    1. Maak het product leeg. (→ Pagina 31)2. Demonteer de compacte thermomodule. (→ Pagina 29)3. Trek de condensafvoerslang van de warmtewisselaar

    af.

    1

    2

    3

    4. Trek de klemmen (2) en (3) aan de aanvoeraansluitingen aan de retouraansluiting eraf.

    5. Maak de aanvoeraansluiting los.

    6. Maak de retouraansluiting los.

    7. Verwijder telkens twee schroeven (1) aan de beide hou-ders.

  • 9 Verhelpen van storingen

    28 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    1

    2

    8. Verwijder de onderste drie schroeven (2) aan het ach-terste deel van de houder.

    9. Zwenk de houder rond de bovenste schroef (1) opzij.

    10. Trek de warmtewisselaar naar onderen en naar rechtsen haal hem uit het product.

    11. Monteer de nieuwe warmtewisselaar in omgekeerdevolgorde.

    12. Vervang de pakkingen.

    Aanwijzing

    Om u te helpen bij het monteren kunt u wa-ter of in de handel verkrijgbare zeep gebrui-ken in de plaats van vetten.

    13. Steek de aanvoer- en retouraansluiting tot aan de aan-slag in de warmtewisselaar.

    14. Zorg voor correcte aanbrenging van de klemmen aanaanvoer- en retouraansluiting.

    15. Bouw de compacte thermomodule in. (→ Pagina 31)

    16. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de CV-installatie. (→ Pagina 20)

    9.6.6 Expansievat vervangen

    1. Maak het product leeg. (→ Pagina 31)

    1

    2

    3

    4

    2. Maak de schroefverbinding (4) los.

    3. Verwijder de beide schroeven (1) van de klemplaat (2).

    4. Haal de klemplaat (2) eraf.

    5. Trek het expansievat (3) er naar voren toe uit.

    6. Plaats het nieuwe expansievat in het product.

    7. Schroef het nieuwe expansievat aan de wateraanslui-ting vast. Gebruik daarbij een nieuwe afdichting.

    8. Bevestig de klemplaat met de beide schroeven (1).

    9. Vul en ontlucht het product en, indien nodig, de CV-installatie. (→ Pagina 20)

    9.6.7 Printplaat of display vervangen

    Aanwijzing

    Als u slechts een component vervangt, dan neemthet nieuwe component bij het inschakelen van hetproduct de vooraf ingestelde parameters over vanhet component dat niet is vervangen.

    1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)2. Vervang de printplaat of het display conform de bijgele-

    verde montage- en installatiehandleidingen.

    X31

    X12

    1

    3. Als u de printplaat vervangt, trek dan de codeerweer-stand (1) (stekker X24) op de oude printplaat eraf ensteek de stekker op de nieuwe printplaat.

    4. Sluit de schakelkast.

    9.6.8 Printplaat en display vervangen

    1. Open de elektronicabox. (→ Pagina 15)2. Vervang de printplaat en het display conform de bijgele-

    verde montage- en installatiehandleidingen.

    X31

    X12

    1

    3. Trek de codeerweerstand (1) (stekker X24) op de oudeprintplaat eraf en steek de stekker op de nieuwe print-plaat.

    4. Sluit de schakelkast.

    5. Druk op de aan-/uittoets van het product. (→ Pagina 17)

    ◁ Het product wisselt na het inschakelen direct naarhet menu voor de instelling van de taal. Af fabriek isEngels ingesteld.

    6. Kies de gewenste taal en bevestig met .

    ◁ U gaat automatisch naar de instelling van de toeste-lidentificatie D.093.

  • Inspectie en onderhoud 10

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 29

    7. Stel volgens de volgende tabel de juiste waarde voorhet betreffende producttype in en bevestig met .

    Nummer van het producttype

    VC BE 126/5‑5 31

    VC BE 206/5‑5 18

    VC BE 306/5‑5 13

    VC BE 376/5‑5 15

    VCW BE 296/5‑5 11

    VCW BE 346/5‑5 13

    VCW BE 376/5‑5 15

    ◁ De elektronica is nu ingesteld op het producttypeen de parameters van alle diagnosecodes komenovereen met de fabrieksinstellingen.

    ◁ De installatieassistent start.8. Voer de installatiespecifieke instellingen uit.

    9.7 Reparatie afsluiten

    1. Breng de stroomvoorziening tot stand.

    2. Schakel het product opnieuw in als dat nog niet ge-beurd is. (→ Pagina 17)

    3. Monteer de frontmantel.

    4. Open alle onderhoudskranen en de gasafsluitkraan.

    5. Controleer functie en dichtheid. (→ Pagina 22)

    10 Inspectie en onderhoud

    ▶ Neem de minimale inspectie- en onderhoudsintervallen inacht. Afhankelijk van de resultaten van de inspectie kaneen vroeger onderhoud nodig zijn.

    Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden – overzicht(→ Pagina 47)

    10.1 Functiemenu

    Menu → Installateurniveau → Testprogramma's → Func-tiemenu

    Met het functiemenu kunt u afzonderlijke componenten vande CV-installatie aansturen en testen.

    Weer-gave

    Testprogramma Handeling

    T.01 Interne pompcontroleren

    Interne pomp in- en uitscha-kelen.

    T.02 Driewegklepcontroleren

    Interne driewegklep in ver-warmings- of warmwaterpo-sitie brengen.

    T.03 Ventilator con-troleren

    Ventilator in- en uitschake-len. De ventilator loopt metmaximaal toerental.

    T.04 Boilerlaadpompcontroleren

    Boilerlaadpomp in- en uit-schakelen.

    T.05 Circulatiepompcontroleren

    Circulatiepomp in- en uit-schakelen.

    T.06 Externe pompcontroleren

    Externe pomp in- en uitscha-kelen.

    Weer-gave

    Testprogramma Handeling

    T.08 Brander contro-leren

    Product start en gaat in mi-nimale belasting. Op hetdisplay wordt de aanvoer-temperatuur weergegeven.

    10.2 Zelftest elektronica

    Menu → Installateurniveau → Testprogramma's → Zelftestelektronica

    Met de elektronicazelftest kunt u de printplaat controleren.

    10.3 Compacte thermomodule demonteren

    Aanwijzing

    De bouwgroep compacte thermomodule bestaatuit vijf hoofdcomponenten:

    – toerentalgeregelde ventilator,

    – gasblok incl. klemplaat,

    – venturi incl. massastroomsensor en gasverbin-dingsbuis,

    – Branderflens,

    – voorgemengde brander.

    Gevaar!Levensgevaar en kans op materiëleschade door hete verbrandingsgassen!

    Afdichting, isolatiemat en zelfborgende moe-ren aan de branderflens mogen niet bescha-digd zijn. Anders kunnen hete verbrandings-gassen lekken en tot verwondingen en mate-riële schade leiden.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderdeur de afdichting.

    ▶ Vervang telkens na het openen van debranderflens de zelfborgende moeren opde branderflens.

    ▶ Als de isolatiemat aan de branderflens ofaan de achterkant van de warmtewisse-laar tekenen van beschadiging vertoont,vervang dan de isolatiemat.

    1. Schakel het product met de aan-/uittoets uit.

    2. Sluit de gasafsluitkraan.

    3. Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)4. Klap de schakelkast naar voren.

  • 10 Inspectie en onderhoud

    30 Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC plus 0020144291_04

    1

    2

    4

    3

    5. Draai de klemschroef (2) eruit en haal de luchtaanzuig-buis (1) van de aanzuigaansluiting.

    6. Schroef ofwel de wartelmoer aan het gasblok (3) ofde wartelmoer (4) tussen gegolfde gasbuis en vastegasbuis af.

    1

    2

    4

    3

    5

    8

    7

    6

    7. Trek de stekker van de ontstekingsleiding (7) en deaardleiding (6) van de ontstekingselektrode.

    8. Trek de stekker (4) aan de ventilatormotor af door degrendelnok in te drukken.

    9. Trek de drie stekkers aan het gasblok (5) eraf.

    10. Trek de stekker aan de venturi (3) eraf door de grendel-nok in te drukken.

    11. Maak de kabelboom uit de clip aan de houder van hetgasblok los.

    12. Schroef de vier moeren (8) eraf.

    13. Trek de complete compacte thermomodule (2) van dewarmtewisselaar (1).

    14. Controleer de brander en de warmtewisselaar opschade en verontreinigingen.

    15. Indien nodig, reinig of vervang dan de componentenvolgens de volgende paragrafen.

    16. Bouw een nieuwe branderflensafdichting in.

    17. Controleer de isolatiemat aan de branderflens en aande achterwand van de warmtewisselaar. Als u tekenen

    van schade vaststelt, vervang dan telkens de relevanteisolatiemat.

    10.4 Warmtewisselaar reinigen

    1. Bescherm de naar beneden geklapte elektronicaboxtegen spatwater.

    2

    3

    41

    2. Draai in geen geval de vier moeren los aan de borst-bouten (1) en draai ze in geen geval na.

    3. Reinig de verwarmingsspiraal (3) van de warmtewisse-laar (4) met water of indien nodig met azijn (tot max. 5%zuur). Laat de azijn 20 minuten lang op de warmtewis-selaar inwerken.

    4. Spoel het losgekomen vuil met een scherpe waterstraalaf of gebruik een kunststofborstel. Richt de waterstraalniet direct op de isolatiemat (2) aan de achterkant vande warmtewisselaar.

    ◁ Het water loopt uit de warmtewisselaar door de si-fonbeker weg.

    10.5 Brander controleren

    1

    23

    1. Controleer het oppervlak van de brander (1) op bescha-digingen. Als u schade vaststelt, vervang dan de bran-der.

    2. Bouw een branderflensafdichting (3) in.

    3. Controleer de isolatiemat (2) aan de branderflens. Als utekenen van schade vaststelt, vervang dan de isolatie-mat.

  • Inspectie en onderhoud 10

    0020144291_04 ecoTEC plus Installatie- en onderhoudshandleiding 31

    10.6 Sifonbeker reinigen

    1. Haal het onderste sifondeel (1) eraf.

    2. Spoel het onderste deel van de sifon met water uit.

    3. Vul het onderste deel van de sifon tot ca. 10 mm onderde bovenkant met water.

    4. Bevestig het onderste sifondeel aan de sifonbeker.

    10.7 Zeef in koudwateringang reinigen

    Geldigheid: Product met geïntegreerde warmwaterbereiding

    1

    2

    1. Sluit de koudwaterstopkraan.

    2. Maak het toestel aan warmwaterzijde leeg.

    3. Schroef de wartelmoer (2) en de contramoer (1) aan debehuizing van het product af.

    2 1

    4. Klap de schakelkast naar voren.

    5. Trek de klem (2) eruit.

    6. Haal de buis (1) uit het product.

    7. Spoel de zeef onder een waterstraal tegen de stro-mingsrichting uit.

    8. Als de zeef beschadigd is, of niet meer voldoende ge-reinigd kan worden, vervang de zeef dan.

    9. Plaats de buis er opnieuw in.

    10. Steek de klem er weer in.

    11. Gebruik altijd nieuwe afdichtingen en schroef de wartel-moeren en de contramoer opnieuw vast.

    12. Open de koudwaterstopkraan.

    10.8 Compacte thermomodule inbouwen

    1

    2

    4

    3

    5

    8

    7

    6

    1. Steek de compacte thermomodule (2) op de warmte-wisselaar (1).

    2. Draai de vier nieuwe moere