48
Pensioen Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk? Job Lutjens Mighel Molenkamp St. Ignatiusgymnasium, klas 6 Economie 14-02-2014 Begeleider: mw. Brouwer (docent economie)

Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Wat zou een houdbaar pensioenstelsel zijn voor de jongeren van nu? Al veel is erover geschreven, maar nooit is er echt een duidelijk antwoord gekomen op de vraag. In deze publicatie zoeken Job Lutjens en Mighel Molenkamp naar het antwoord.

Citation preview

Page 1: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

Pensioen

Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

Job Lutjens Mighel Molenkamp St. Ignatiusgymnasium, klas 6 Economie 14-02-2014 Begeleider: mw. Brouwer (docent economie)

Page 2: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

2

Voorwoord Vier maanden werk ligt nu voor u. Vier maanden lang hebben wij, Job Lutjens en Mighel Molenkamp, hard gewerkt aan dit profielwerkstuk. Ons werkstuk had echter niet tot stand kunnen komen zonder de hulp van bepaalde mensen en instellingen. Hierbij willen wij graag de volgende mensen en instelling bedanken. BeFrank. Het bedrijf BeFrank, een premiepensioeninstelling, heeft ons door middel van de masterclass in november 2013 geïnspireerd te kiezen voor dit interessante en actuele onderwerp en heeft ons basiskennis verschaft over het onderwerp van pensioen. Mr. Almar Stolp, Marketing & Communicatie bij BeFrank. Meneer Stolp heeft ons erg geholpen door tijd vrij te maken voor een interview en met ons te praten over de toekomst van het pensioenstelsel, en zijn visie over dit onderwerp met ons te delen. Veel dank hiervoor. Mr. Tarik Uçar, beleidsadviseur bij Pensioenfederatie. Meneer Uçar heeft ons erg geholpen door tijd vrij te maken voor een interview en met ons te praten over de toekomst van het pensioenstelsel, en zijn visie over dit onderwerp met ons te delen. Veel dank hiervoor. Prof. Dr. Erik Lutjens, hoogleraar pensioenrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam en pensioenrechtadvocaat bij DLA Piper. Meneer Lutjens heeft ons erg geholpen met het verzamelen van relevante informatie voor het profielwerkstuk. Daarnaast heeft hij ons uitvoerig begeleid en onze hoofdstukken nagekeken en gecontroleerd. Veel dank hiervoor. Mw. A. Brouwer, docent economie aan het St. Ignatiusgymnasium Amsterdam. Mevrouw Brouwer heeft ons bijgestaan met het verzamelen van relevante informatie voor het profielwerkstuk. Daarnaast heeft ze ons uitvoerig begeleid en onze hoofdstukken nagekeken en gecontroleerd. Veel dank hiervoor. Zonder medewerking van bovenstaande personen en instelling had dit werkstuk niet gerealiseerd kunnen worden. Allen, nogmaals, hartelijk bedankt! Job Lutjens & Mighel Molenkamp

Page 3: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

3

Inhoudsopgave Paginanummer

1. Inleiding 4

2. Hoofdstuk 1: Pensioenstelsel in Nederland 6

Paragraaf 1.1: Eerste pijler 7

Paragraaf 1.2: Tweede pijler 8

Paragraaf 1.3: Derde pijler 9

Paragraaf 1.4: Toezicht op het pensioenstelsel 9

Paragraaf 1.5: Dekkingsgraden 10

3. Hoofdstuk 2: Problemen van het huidige pensioenstelsel in Nederland 11

Paragraaf 2.1: Vergrijzing 11

Paragraaf 2.2: Ontgroening 13

Paragraaf 2.3: AOW 14

Paragraaf 2.4: Aanvullende pensioenen 15

Paragraaf 2.5: Individuele voorzieningen 15

Paragraaf 2.6: De ZZP’er (zelfstandige zonder personeel) 16

4. Hoofdstuk 3: Getroffen maatregelen 17

Paragraaf 3.1: Verhoging AOW-leeftijd 17

Paragraaf 3.2: Aanpassing Witteveenkader 19

Paragraaf 3.3: Gevolgen van Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd 21

5. Hoofdstuk 4: Wat moet er nog veranderen aan het huidige pensioenstelsel? 23

Paragraaf 4.1: Risicodeling 23

Paragraaf 4.2: Bestuur 24

Paragraaf 4.3: Marktwaardering en behoud van de marktwaarde 25

Paragraaf 4.4: Communicatie met deelnemers 26

Paragraaf 4.5: Doorsneepremie 26

Paragraaf 4.6: De ZZP’er 28

Paragraaf 4.7: Generatiepremie 28

Paragraaf 4.8: Keuzevrijheid 29

6. Hoofdstuk 5: Interviews met experts 30

Paragraaf 5.1: Interview met Almar Stolp van BeFrank 30

Paragraaf 5.2: Interview met Tarik Uçar van de Pensioenfederatie 31

7. Conclusie 33

8. Reflectie 36

9. Bronnenlijst 38

10. Bijlagen 42

Bijlage 1: Transcriptie interview met Almar Stolp van BeFrank 42

Bijlage 2: Transcriptie interview met Tarik Uçar van de Pensioenfederatie 46

Page 4: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

4

Inleiding In november van vorig jaar waren wij aanwezig bij een masterclass pensioenen van premiepensioeninstelling BeFrank. Hier leerden we veel over pensioen, maar vooral ook dat het huidige pensioenstelsel veel te wensen over laat. Op deze dag in november vorig jaar zijn we erg geïnteresseerd geraakt in het onderwerp. Iets wat in het verleden erg ver weg leek, iets waar we pas mee te maken zouden krijgen over tientallen jaren, bleek nu veel dichterbij te staan. Juist als je nog jong bent moet je nadenken over je pensioen, werd er gezegd bij BeFrank. Pensioen is een lastig onderwerp om een profielwerkstuk over te maken. Het is een zeer uitgebreid onderwerp en informatie is veelal in moeilijke taal geschreven. Wij hielden juist van de uitdaging. Dat de vader van Job, hoogleraar pensioenrecht en pensioenrechtadvocaat, zijn steentje wilde bijdragen, hielp ons definitief te kiezen ons profielwerkstuk over pensioen te maken.

Het pensioen van jongeren heeft slechte vooruitzichten, blijkt uit nieuwsberichten verschenen in de media. Zoals het er naar uitziet zullen jongeren van nu in vergelijking met de ouderen van nu een fors lagere pensioenuitkering ontvangen wanneer zij de pensioenleeftijd zullen hebben bereikt. Pensioen is een erg actueel onderwerp; tegenwoordig wordt er erg veel gesproken over pensioen in het nieuws. Onlangs zijn er nieuwe wetten geïntroduceerd om het pensioenstelsel ook in te toekomst te kunnen blijven financieren, maar de vraag is of dit genoeg is.

Dit is iets wat wij gaan onderzoeken in dit profielwerkstuk. Niet alleen dit gaan we onderzoeken; ook willen wij weten hoe voor de jongeren een betere toekomst gecreëerd kan worden wat betreft pensioen. Om deze reden hebben wij voor ons profielwerkstuk de volgende hoofdvraag gekozen:

Wat zou een houdbaar pensioenstelsel zijn voor de jongeren van nu? Al veel is erover geschreven, maar nooit is er echt een duidelijk antwoord gekomen op de vraag. Vooral ook omdat er zoveel verschillende meningen over deze kwestie zijn. Het is een lastige hoofdvraag om te onderzoeken, en daarom wisten we niet echt wat we als antwoord konden verwachten. Wij verwachtten dat er zeer veel visies zijn. Er zal waarschijnlijk niet één antwoord zijn op de hoofdvraag, maar veel verschillende mogelijkheden om het pensioenstelsel houdbaar te maken voor jongeren. Eén van deze mogelijkheden zal, naar onze verwachting, zijn dat er meer individuele keuzevrijheid zal komen omdat individueel sparen belangrijker wordt. Dit is een idee wat we mee hebben gekregen van de masterclass van BeFrank. Verder hebben we echter nog geen idee, en dat maakt het juist zo leuk dit eens grondig te onderzoeken. Om tot een goed antwoord op de hoofdvraag te kunnen komen hebben wij besloten ons profielwerkstuk te verdelen in vier verschillende hoofdstukken. Bij elk hoofdstuk hebben wij een deelvraag bedacht. De antwoorden van deze deelvragen zouden samen moeten leiden tot een antwoord op de hoofdvraag. Hieronder ziet u de vier verschillende deelvragen.

1. Hoe ziet het pensioensysteem van Nederland er nu uit? 2. Welke factoren zorgen voor problemen bij de financiering van de pensioenen? 3. Welke maatregelen zijn al genomen tegen de problemen van het pensioenstelsel? 4. Welke maatregelen moeten nog getroffen worden om het pensioenstelsel houdbaar

te maken voor jongeren? Als eerste is het belangrijk om te weten hoe het pensioenstelsel er nu uitziet. Dit is hetgeen waar we in het hele profielwerkstuk aan vast houden. Veel mensen weten namelijk niet hoe het precies in elkaar zit. We willen mogelijke aanpassingen en verbeteringen voor het

Page 5: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

5

pensioenstelsel onderzoeken, en daarom is het belangrijk om te weten hoe het pensioensysteem er nu uit ziet. Velen zijn van mening dat het huidige pensioenstelsel in de toekomst niet meer optimaal zal functioneren. Het is daarom ook van belang om te onderzoeken wat er mis is met het pensioensysteem. Alleen dan kunnen we weten wat voor maatregelen er getroffen zullen moeten worden. De overheid zit ook niet stil en zij heeft al een aantal maatregelen genomen om het pensioenstelsel te verbeteren. Deze maatregelen kunnen niet genegeerd worden als we kijken naar de toekomst van het pensioensysteem. Om deze reden bespreken we in hoofdstuk drie de maatregelen die al getroffen zijn voor de houdbaarheid van het stelsel. We gaan er van uit dat de maatregelen die nu genomen zijn nog niet voldoende zijn om jongeren in de toekomst een goed pensioen te garanderen. Wij onderzoeken dus welke mogelijkheden er nog zijn om het huidige pensioenstelsel verder te verbeteren. Op de eerste drie deelvragen weten we al een beetje het antwoord, dankzij de masterclass van BeFrank. Bovendien hebben we het in de economie lessen op school ook wel eens over pensioen. Daarnaast houden we een oogje op het nieuws. Bij de eerste deelvraag weten we wel dat het pensioensysteem bestaat uit drie pijlers: AOW, aanvullende collectieve pensioenen en individuele voorzieningen. Bij de tweede deelvraag weten we dat vergrijzing en beleggingsverliezen een aanzienlijke rol spelen in het niet kunnen financieren van het pensioen. Ook over de getroffen maatregelen weten we al wel iets. De wet waarin de verhoging van de AOW-leeftijd is vastgelegd, is namelijk veel in het nieuws geweest. We snappen dat er veel meer factoren een rol spelen en we vinden het erg interessant om te onderzoeken wat er nog meer mee speelt. Over de vierde deelvraag hadden we eigenlijk nog niet echt ideeën. Wij verwachten, ook omdat er zo veel verschillende visies zijn, dat deze deelvraag het meeste werk zal opleveren. Het grootste deel van ons onderzoek zal bestaan uit een literatuurstudie. Dit komt omdat veel dingen van pensioen vast liggen. Er is daarom ook veel over te vinden in boeken en op het internet. Daarnaast kiezen we ervoor om twee interviews af te nemen met experts op het gebied van pensioen. Wij zijn erg benieuwd naar hun inzichten. Zij weten er veel van af en experts hebben vaak een duidelijke mening over het pensioenstelsel. Ook kunnen de interviews een controlerende functie hebben. Klopt het, wat wij zelf hebben onderzocht? Wij kiezen ervoor om een interview af te nemen met iemand van het bedrijf waar het allemaal begon: BeFrank. Dit omdat het een jong en innoverend bedrijf is met een duidelijke visie voor de toekomst. Bovendien hebben wij hier al contacten en wij verwachten dat zij dan ook geen bezwaar zullen hebben om ons te helpen. Daarnaast willen wij graag iemand van de Pensioenfederatie interviewen. De Pensioenfederatie is de vertegenwoordiger van de pensioenfondsen. Wij verwachten dat zij ook een duidelijke mening zullen hebben over dit onderwerp en hopen dat ook de pensioenfederatie ons zal willen helpen. Bovendien is BeFrank een voorstander van meer individueel sparen, terwijl de pensioenfondsen, en dus de Pensioenfederatie, de collectieve pensioenregelingen propageert. Zo konden we dus twee min of meer tegenover elkaar staande standpunten, verschillende visies op het pensioen voor de toekomst vernemen. Wij hopen veel te leren van het maken van dit Profielwerkstuk. Niet alleen over pensioen, maar ook hoe je te werk moet gaan bij zo’n groot project. We hopen in dit werkstuk tot een goed antwoord te kunnen komen op onze hoofdvraag en deelvragen. Tot slot willen wij u veel plezier wensen bij het lezen van dit werkstuk. Job Lutjens & Mighel Molenkamp, Leerlingen klas 6, St. Ignatiusgymnasium Amsterdam

Page 6: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

6

Hoofdstuk 1: Pensioenstelsel in Nederland

Hoe ziet het pensioensysteem van Nederland er nu uit?

Pensioen is een uitkering die voorziet in een inkomen bij ouderdom, arbeidsongeschiktheid of overlijden. In dit werkstuk bespreken we alleen het ouderdomspensioen. Nederland heeft een uniek pensioenstelsel. De Nederlandse pensioenvoorzieningen zijn de op een na beste van Europa. Dit blijkt uit de Mercer Global Pension Index, een ranglijst van beste pensioenstelsels. Alleen Denemarken scoort hier beter.1 Een internationaal gebruikte indeling van het pensioenstelsel is de indeling in drie pijlers.2 Zo is het Nederlandse pensioenstelsel ook ingedeeld. De eerste pijler is het staatspensioen, de tweede pijler bestaat uit de aanvullende collectieve pensioenen in verband met verrichte arbeid en de derde pijler omvat de individuele regelingen die mensen zelf treffen. Samen bepalen deze drie pijlers hoe hoog het pensioen is dat men ontvangt. Soms wordt er nog een vierde pijler gerekend tot het pensioenstelsel. Onder deze vierde pijler wordt dan het eigen vermogen verstaan wat men zelf spaart zonder dat hierover belasting over hoeft te worden afgedragen, zoals spaargeld en beleggingen. Dit is echter geen officiële pensioenpijler. In bijna elk ontwikkeld land zijn er wel pensioenregelingen, maar van land tot land verschilt de onderlinge betekenis van de drie pijlers, is er vaak verschil tussen verplichte en vrijwillige deelname in een pensioenregeling en verschilt de methode van financiering. In sommige landen worden pensioenen collectief gefinancierd door de beroepsbevolking, maar in andere landen sparen inwoners individueel voor het pensioen. In dit hoofdstuk zal het Nederlandse pensioenstelsel worden toegelicht. Mercer Global Pension Index

Tabel 1: Mercer Global Pension Index

1 Mercer (2013): ‘Melbourne Mercer Global Pension Index’, http://www.mercer.nl/articles/global-pension-index-2013-van-mercer 2 World Bank Report (1994): Averting the Old-Age Crisis, Oxford University Press

Page 7: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

7

Tabel 2: Mercer Global Pension Index

De Mercer Global Pension Index maakt een ranglijst van pensioenstelsels op basis van adequaatheid, houdbaarheid en integriteit, waarbij adequaatheid het zwaarst weegt. Onder adequaatheid wordt het pensioensysteem en het inkomen dat een land biedt na pensionering verstaan. Met houdbaarheid wordt de toekomstbestendigheid bedoeld en met integriteit het belang om het vertrouwen in het stelsel op een hoog niveau te houden. Op adequaatheid scoort Nederland het beste, Denemarken scoort het best op houdbaarheid, en bij Australië is de integriteit het beste. Alles bij elkaar opgeteld blijkt Denemarken het beste pensioenstelsel te hebben. 1.1 Eerste pijler Het staatspensioen of basispensioen is de eerste pijler van het pensioenstelsel. Deze vormt onderdeel van het sociale zekerheidsstelsel. Het betreft basisregelingen die vastgelegd zijn door de overheid en verplicht gelden voor iedere ingezetene van Nederland of iedere werknemer. In Nederland is de eerste pijler geregeld in de AOW, de Algemene Ouderdomswet. De AOW voorziet voor iedere inwoner van Nederland, ongeacht nationaliteit, in een basisuitkering wanneer men de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Momenteel ligt deze AOW-leeftijd op 65 jaar en twee maanden, deze is per 1 januari 2014 verhoogd.3 Verzekerd voor de AOW is ieder die ingezetene is in Nederland.4 Men bouwt pensioen op vanaf het moment dat men 15 jaar en twee maanden oud is (in 2014). Men bouwt het volledige AOW-pensioen in vijftig verzekerde jaren op, dus 2% per jaar. Voor ieder onverzekerd jaar vindt een korting van 2% op het volledige AOW pensioen plaats5. Een onverzekerd jaar is een jaar dat iemand niet verzekerd is voor de AOW. Dit kan gebeuren als iemand een tijdje in het buitenland woont, en dus niet ingezetene is van Nederland. De hoogte van de AOW is gekoppeld aan het wettelijk nettominimumloon. De AOW-uitkeringen zijn niet afhankelijk van het inkomen dat men tijdens werken heeft verdiend. Ook is de AOW, anders dan de bijstand, niet afhankelijk van ander inkomen tijdens de AOW-gerechtigde periode, noch afhankelijk van de vraag of men over voldoende vermogen

3 Artikel 7A Algemene Ouderdomswet 4 Artikel 6 Algemene Ouderdomswet 5 Artikel 13 Algemene Ouderdomswet

Page 8: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

8

beschikt. Er zijn verschillende AOW bedragen voor gehuwden en samenwonenden en voor alleenstaanden. Zo krijgt een getrouwd iemand of iemand die samenwoont 50% van het minimumloon aan AOW, wat neerkomt op netto ongeveer €700,- per maand. Beiden, getrouwde of samenwonende personen krijgen dit bedrag dan vanaf het moment dat zij zelf de AOW-leeftijd hebben bereikt. Gezamenlijk hebben zij dan twee keer 50%, oftewel 100% van het minimumloon aan AOW. Een alleenstaande krijgt 70% van het wettelijk minimumloon aan AOW. Dit komt neer op ongeveer €1000,- netto per maand. Daarnaast is er nog een speciale regeling voor iemand die de pensioenleeftijd heeft bereikt en een kind onder de 18 jaar oud opvoedt. Deze persoon krijgt dan 90% van het minimumloon, dit komt neer op ongeveer €1250,- netto per maand.6 De eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel wordt gefinancierd door middel van het omslagstelsel. Dit betekent dat degenen die voor de AOW zijn verzekerd de kosten dragen van de AOW-gerechtigden. Werkenden van nu betalen eigenlijk het basispensioen voor de gepensioneerden van nu. Deze kosten worden geheven via premies. Iedere verzekerde met een inkomen betaalt premie. Deze premiebetaling is verplicht gesteld door de overheid, en de premies worden tegelijk geheven met de belasting. De premie wordt geheven over het loon of over de uitkering die men ontvangt, dus over het inkomen. In 2014 bedraagt het premiepercentage 17,9 procent. Dit betekent dat iemand die per jaar €20.000,- verdient, circa €3500,- aan premie betaalt per jaar. Voor deze premies is een minimum ingesteld van €500,- en een maximum van €5002,-.7 Omdat de premieopbrengsten onvoldoende zijn om alle AOW-uitkeringen volledig te financieren wordt de AOW ook voor een deel gefinancierd uit de algemene middelen. 1.2 Tweede pijler De tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit collectieve pensioenregelingen voor werkenden. Zij worden ook wel aanvullend pensioen genoemd. Er zijn tweede pijler pensioenregelingen voor werknemers, waaronder ook overheidswerknemers, voor sommige beroepsbeoefenaren, voor sommige zelfstandigen en voor politieke ambtsdragers. Bijna alle werknemers in Nederland (ruim 90%) bouwen pensioen op via de tweede pijler. Het aanvullend pensioen is echter niet rechtstreeks bij wet verplicht gesteld. De pensioenen voor werknemers uit de tweede pijler zijn ondergebracht bij een pensioenfonds of bij een verzekeringsmaatschappij of bij een premiepensioeninstelling. Een pensioenfonds is meestal een stichting die als doel heeft om volgens een pensioenregeling pensioen uit te keren aan deelnemers aan het fonds na pensionering. De werkgevers – en soms ook werknemers – betalen hiertoe premies. Een pensioenfonds belegt de ontvangen premies. Zij proberen het op zo’n wijze te beleggen dat er optimaal rendement wordt behaald. Ze moeten immers de kans zo groot mogelijk houden dat zij de gedane toezeggingen over het pensioen, zoals de hoogte hiervan, ook werkelijk kunnen waarmaken. Een pensioenfonds heeft niet als doel om winst te maken. Pensioenfondsen en bedrijven moeten in Nederland strikt gescheiden zijn. Financiële problemen bij een bedrijf hebben om deze reden geen directe gevolgen voor een pensioenfonds. In Nederland zijn er drie soorten pensioenfondsen: bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. Beroepspensioenfondsen voeren pensioenregelingen voor beoefenaren van een beroep uit. In Nederland is er geen wettelijke pensioenplicht. Dit betekent dat werkgevers niet verplicht zijn een pensioenregeling aan te bieden. De overheid kan wel op verzoek van de sociale partners in een bedrijfstak de deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht stellen

6 SVB (2014): ‘AOW bedragen’, http://www.svb.nl/int/nl/aow/hoogte_aow/bedragen/ 7 SVB (2013): ‘Wat kost de vrijwillige verzekering?’, http://www.svb.nl/int/nl/vv/wonen_werken_buiten_nederland/wat_kost_de_vv/

Page 9: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

9

voor een gehele bedrijfstak, zoals bijvoorbeeld het pensioenfonds voor de bouw. Hiernaast is voor overheidswerknemers de deelneming in het pensioenfonds ABP bij de wet verplicht gesteld. Voorwaarde voor deze verplichtstelling is solidariteit: er is één doorsneepremie, dus een vast percentage van het loon of eenzelfde nominaal bedrag dat aan premie wordt betaald voor alle werknemers, ongeacht hun leeftijd of gezondheid. Een verplichtstelling heeft een aantal voordelen. Het zorgt er namelijk voor dat voor alle werknemers in desbetreffende bedrijfstak zonder selectie een goede pensioenvoorziening bestaat. Bovendien voorkomt het concurrentie op de hoogte van het loon ten koste van een pensioenvoorziening. Ook kunnen werknemers gemakkelijk van baan wisselen, als ze maar binnen dezelfde bedrijfstak blijven. Dit zal dan niet ten koste gaan van hun pensioen. De tweede pijler wordt gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel. Bij het kapitaaldekkingsstelsel wordt door premiebetaling een vermogen gevormd voor de opbouw van een later te betalen pensioen. Elk jaar betalen werkgever - en soms ook de werknemer - een percentage van het loon aan premie aan het pensioenfonds of andere pensioenuitvoerder. Men spaart dus een deel van het loon op voor pensioen. De premies worden beheerd door de pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen en belegd, met name in aandelen, obligaties en onroerend goed, soms ook in goud. De beleggingsresultaten zijn een belangrijk onderdeel van het voor pensioenuitkering bestemde vermogen van pensioenfondsen. Na pensionering krijgen gepensioneerden het gespaarde loon terug als pensioenuitkering, aangevuld met het behaalde rendement hierop. 1.3 Derde pijler Soms treffen mensen ook nog zelf individuele pensioenregelingen. De derde pijler van het pensioenstelsel bestaat uit deze individuele voorzieningen. Vooral zelfstandigen en werknemers uit bedrijven die geen tweede pijler pensioen hebben maken gebruik van deze derde pijler. Zelfstandigen kunnen namelijk meestal niet meedoen in de tweede pijler. Op deze manier kunnen deze mensen voor pensioen sparen. De uitvoering van de derde pijler gebeurt door verzekeringsmaatschappijen. Een levensverzekering is een goed voorbeeld van een product in de derde pijler. Pensioenfondsen mogen niet opereren in de derde pijler. 1.4 Toezicht op het pensioenstelsel Het is niet goed als pensioenuitvoerders zomaar alles kunnen doen waar ze zin in hebben. De overheid houdt daarom sinds jaren het reilen en zeilen van deze pensioenuitvoerders scherp in de gaten. Hiervoor zijn er twee instituten aangesteld om toezicht te houden op de pensioenuitvoerders, namelijk De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). DNB en de AFM houden alleen toezicht op fondsen, verzekeraars en premiepensioeninstellingen uit de tweede pijler en derde pijler en niet op de uitvoering van de AOW. De Nederlandsche Bank (DNB) De Nederlandsche Bank kijkt naar de financiële positie van pensioenuitvoerders. Ze controleert hen op basis van de Pensioenwet en de Wet financieel toezicht. DNB beoordeelt of de pensioenuitvoerder financieel gezond is en of ze aan al hun verplichtingen kunnen voldoen, zowel nu als in de toekomst. Hiervoor kijkt ze onder andere naar de dekkingsgraden. Autoriteit Financiële Markten (AFM) De Autoriteit Financiële Markten houdt geen toezicht op de financiële kant, maar let op het gedrag van pensioenuitvoerders, op het gebied van informatieverstrekking. Pensioenuitvoerders moeten namelijk bepaalde, in de wet vastgelegde informatie verstrekken aan pensioendeelnemers. Dit gaat vaak over de pensioenrechten van de personen. Op deze manier kan men beter keuzes maken over hun pensioenvoorziening.

Page 10: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

10

Daarnaast houdt de AFM toezicht op de zorgplicht. Pensioenuitvoerders zijn namelijk verplicht om deelnemers goed te adviseren en op de hoogte te houden wat betreft de beleggingen die de pensioenuitvoerder doet.8 1.5 Dekkingsgraden Pensioenfondsen ontvangen dus pensioenpremies om jaren later pensioen uit te kunnen keren en pensioenfondsen beleggen deze premies. Het kan echter altijd fout gaan, dat er weinig rendement wordt behaald of zelfs verlies wordt gemaakt. Het pensioenfonds moet toch genoeg geld hebben om de pensioenen uit te kunnen keren. Daarvoor moet er berekend worden hoeveel geld er in kas moet zijn om de pensioenen nu en in de toekomst uit te betalen. Deze pensioenverplichtingen worden berekend met de rente zoals die op dat moment is. Stel er moet over tien jaar €100,- worden uitgekeerd en de rente is 2,5%. Dan moet er nu dus 100/(1,025)10 = €78,12 in de kas zijn.9 De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen van het pensioenfonds en alle financiële verplichtingen in de toekomst. Oftewel: actuele waarde van de beleggingsportefeuille gedeeld door de actuele waarde van het totaal aan pensioenverplichtingen. De overheid heeft strenge eisen gesteld aan de dekkingsgraden. Deze moet bij een pensioenfonds op minimaal 105% zijn. Maar het komt vaak genoeg voor, zeker de laatste tijd, dat de dekkingsgraad lager is dan deze 105%. Dan moet het pensioenfonds bij DNB een herstelplan indienen waarin het vermeldt hoe het denkt weer deze 105% te kunnen bereiken. Er zijn vaak schommelingen in de dekkingsgraden. Dalen de aandelenkoersen bijvoorbeeld, dan daalt het vermogen van een pensioenfonds en dus ook de dekkingsgraad. Andersom, als de aandelenkoersen stijgen, stijgt de dekkingsgraad ook. Hetzelfde geldt voor rente. De dekkingsgraad wordt elk kwartaal gemeten. Voor het laatst is deze gemeten eind december 2013. De dekkingsgraad van het ABP, het pensioenfonds voor de overheid en onderwijs, lag toen op 105,9%.10 Dat dekkingsgraden een grillig verloop kunnen hebben illustreert onderstaande grafiek van de dekkingsgraad van ABP.

Afbeelding 1: grafiek dekkingsgraad ABP

8 Pensioenfederatie: ‘Nederlands pensioensysteem’, http://www.pensioenfederatie.nl/Document/Publicaties/Uitgaven/Nederlandse_pensioensysteem_Nederlandstalige_versie.pdf 9 Pensioenfederatie (2013): ‘Dekkingsgraden’, http://www.pensioenfederatie.nl/services/kerncijfers/dekkingsgraden/pages/default.aspx 10 http://www.abp.nl/over-abp/resultaten/dekkingsgraad/dekkingsgraad.asp

Page 11: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

11

Hoofdstuk 2: Problemen van het huidige pensioenstelsel in Nederland

Welke factoren zorgen voor problemen bij de financiering van de pensioenen?

Het huidige pensioenstelsel kent grote problemen wat betreft de financiering. Dit komt met name door demografische veranderingen, veroorzaakt door een combinatie van vergrijzing en ontgroening. In dit hoofdstuk zal er dieper op de begrippen vergrijzing en ontgroening worden ingegaan en waarom dit problemen oplevert voor het huidige pensioenstelsel.

2.1 Vergrijzing Nederland vergrijst. Het aantal ouderen is de afgelopen decennia sterk gestegen. Dit is te zien in onderstaande figuren.

Afbeelding 2: grafieken leeftijdsopbouw in Nederland in de jaren 1956, 1985, 2013 en 2040.

Page 12: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

12

De figuren geven een goed beeld hoe de Nederlandse bevolking steeds ouder wordt. 11 Voor de eerste grafiek is het jaar 1956 genomen, omdat in dat jaar de AOW van kracht ging. Hierna zijn grafieken uit de jaren 1985, 2013 (meest actuele bevolkingspiramide) en 2040 (beeld van de toekomst) genomen. Duidelijk is te zien dat er in verhouding tot de jongeren steeds meer ouderen komen. Op dit moment zijn er nog vier werkenden voor elke oudere, maar dit aantal neemt snel af, tot slechts twee werkenden voor elke oudere in 2040. Dit levert voor de financiering van het pensioen een groot probleem, zowel voor de AOW als voor het aanvullend pensioen. Vergrijzing is een toename van het aantal ouderen op de totale bevolking. Ook leven de mensen steeds langer, iets wat dubbele vergrijzing wordt genoemd. Uit de figuren hierboven kunnen we concluderen dat de Nederlandse bevolking de afgelopen zestig jaar extreem is vergrijst. Deze lijn zal zich naar alle waarschijnlijkheid ook doorzetten. De vergrijzing van de populatie in de westerse landen wordt teweeggebracht door een combinatie van factoren. In de eerste plaats kenden veel westerse landen vlak na de Tweede Wereldoorlog een babyboom, waarin relatief veel kinderen geboren werden. In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw liep het geboortecijfer weer sterk terug. Dit is de ontgroening. Gevolg hiervan is dat de verhouding tussen het aantal ouderen en jongeren momenteel sterk toeneemt. Dit effect is grotendeels tijdelijk: rond 2030 zullen de meeste babyboomers overleden zijn. Indien dan ook de ontgroening gestopt is, betekent dat misschien ook een einde van de vergrijzing. De bevolking kan dan echter nog wel dalen, dus dat er minder ouderen en ook minder jongeren zijn. Op de tweede plaats is er een aanzienlijke stijging in de levensverwachting. Mensen leven gemiddeld steeds langer. Dat is een resultaat van verbeteringen in volksgezondheid, geneeskunde en voeding. Onderstaande grafiek laat goed zien hoe de levensverwachting (stervensleeftijd) sterk is toegenomen de afgelopen jaren. Er is te zien dat de stervensleeftijd sterk schommelt, maar wanneer er wordt gekeken naar het jaar 1860 en nu, is duidelijk te zien dat de gemiddelde stervensleeftijd met zo’n tien jaar is toegenomen. Deze lijn zal zich in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid voortzetten.

Afbeelding 3: grafiek meest voorkomende stervensleeftijd voor volwassenen in Nederland.

11 CBS: ‘Bevolkingspiramide Nederland’, http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/piramide-fx.htm

Page 13: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

13

Het Actuarieel Genootschap (AG) houdt zich ook bezig met de levensverwachting. Het AG publiceert elke twee jaar nieuwe overlevingstafels waarin de verwachte levensduur van 0-jarigen bekend worden gemaakt. Het is belangrijk te weten dat de levensverwachting van 0-jarigen is gebruikt, aangezien dezen langer leven dan personen die nu al 65 jaar oud zijn. Pensioenfondsen houden sterk rekening met deze tafels van het AG.

Tabel 3: levensverwachting voor 0-jarigen in Nederland.

Bovenstaande tabel geeft de levensverwachting voor 0-jarigen ten opzichte van Prognosetafel AG2010-2060 weer. Dit is de geschatte gemiddelde eindleeftijd van baby’s die in 2009, 2010 of 2011 zijn geboren. Duidelijk is dat later geboren baby’s langer leven dan eerder geboren baby’s.

Afbeelding 4: grafiek levensverwachting 0-jarigen in Nederland.

Op bovenstaande grafiek van het AG wordt de ontwikkeling van de levensverwachting verduidelijkt.12 Er is goed te zien dat mensen steeds langer leven, steeds ouder worden. 2.2 Ontgroening Waar gezinnen in de jaren vijftig en zestig gemiddeld uit vier kinderen bestonden, is het gemiddelde gezin sinds de jaren zeventig gekrompen tot gemiddeld minder dan twee kinderen. Dit wordt ook wel het afhankelijkheidsratio genoemd. Die verhouding was in 1950 ongeveer 1:8, is nu circa 1:4 en zal in 2040 nog maar 1:2 zijn. Dit heeft verregaande gevolgen voor de financiering van de collectieve uitgaven in de komende decennia. In het verleden konden de lasten van bijvoorbeeld pensioenen verdeeld worden over vier kinderen

12 AG: ‘Prognose tafel’, www.ag-ai.nl/download/14126-Prognosetafel+AG2012-2062.pdf

Page 14: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

14

per ouderpaar, in de toekomst moeten die lasten dus over twee kinderen worden verdeeld. Dit beïnvloedt de AOW direct. In onderstaande figuur is de ontgroening in beeld gebracht.

Afbeelding 5: grafiek kindertal per vrouw in Nederland.

Uit deze grafiek wordt duidelijk dat er sterke ontgroening is in Nederland. Aan het begin van de vorige eeuw had een gezin nog gemiddeld 4,5 kinderen, maar dit daalde sterk. Vlak na de oorlog zit er nog wel een piek van vier kinderen per gezin, maar hierna is het kindertal per vrouw alleen maar gaan dalen. Momenteel heeft een gezin gemiddeld twee kinderen. De verwachting is dat dit in de toekomst zo zal blijven, en dat de afhankelijkheidsratio dus 1:2 zal blijven.

2.3 AOW Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven, wordt de AOW gefinancierd door het omslagstelsel. Bij het omslagstelsel worden pensioenen gefinancierd via lopende premies van personen tussen 15 jaar en 2 maanden en 65 jaar en 2 maanden (in 2014). Er worden dus geen premies gespaard zoals bij het aanvullend pensioen. Het probleem met een omslagstelsel is dat het erg gevoelig is voor demografische veranderingen. Wanneer de bevolking vergrijst verandert namelijk de verhouding tussen gepensioneerden en werkenden. Werkenden moeten dan eigenlijk betalen voor meer gepensioneerden. Dit betekent dat de premie moet stijgen of de pensioenuitkeringen moeten worden gekort. Omdat inkomens zijn gestegen zijn de premie-inkomsten gestegen. Dat heeft het probleem aanvankelijk opgelost. Zo lang er nog genoeg werkenden zijn vormt dit omslagstelsel dus geen probleem. Echter zal al over minder dan dertig jaar de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden een dieptepunt hebben bereikt. Minder schouders zullen de lasten moeten dragen. Nu al zouden er oplossingen moeten komen om dit probleem op te lossen, zodat we een nog groter probleem over dertig jaar kunnen voorkomen. Alle mensen die beroep doen op hun AOW hebben er ook echt recht op; zij hebben destijds ook hun premies betaald voor de ouderen van toen. En ook mensen die niet gewerkt hebben, hebben recht op AOW. De werkzame beroepsbevolking moet hierdoor veel geld afdragen, om de uitkeringen van de huidige ouderen te kunnen dekken. Dit vinden ze niet fijn, aangezien ze hierdoor zelf minder te besteden hebben.

Page 15: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

15

Op dit moment zullen mensen die nu de pensioenleeftijd bereiken gemiddeld nog zo’n 20 jaar te leven hebben. Dit is een vrij lange periode waarin ouderen geen betaald werk verrichten, maar ondertussen wel AOW ontvangen. In deze periode wordt een deel dus gefinancierd door de werkzame beroepsbevolking, die verhoudingsgewijs steeds kleiner wordt. En aangezien de AOW dus omslag gefinancierd is, is een steeds kleiner wordende werkzame beroepsbevolking in verhouding tot de ouderen een groot probleem.13 Als dit zo doorgaat moet de werkzame beroepsbevolking van nu twee keer zo veel premie betalen om dezelfde uitkering te behouden voor iedereen in 2040, of anders gezegd, moet, bij het houden van de huidige premie, de uitkering van de ouderen in 2040 gehalveerd worden om de hoogte van de huidige premie gelijk te houden voor de werkzame beroepsbevolking. Over dertig jaar zal de situatie het ergst zijn, maar vandaag de dag hebben we ook al te maken met de gevolgen van de vergrijzing. Nu al moeten minder werkenden de lasten van meer ouderen dragen, en komt het omslagstelsel in de problemen. 2.4 Aanvullend pensioen Het aanvullend pensioen wordt gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel. De vergrijzing levert hierbij ook een probleem op. Bij het kapitaaldekkingsstelsel sparen personen vooraf voor hun eigen pensioen. Hun pensioenpremie wordt belegd en het kapitaal samen met de investeringsopbrengsten zijn de basis voor de pensioenbetalingen. Niet zozeer het aantal ouderen is hierbij dan het probleem, maar vooral de steeds langere levensverwachting van de ouderen. De levensverwachting is namelijk langer dan bij de premiebetaling was verondersteld en stijgt ook harder dan dat de pensioenleeftijd omhoog gaat. Het pensioen moet dus gedurende een langere periode betaald worden. Dit leidt ertoe dat pensioen duurder wordt. De pensioenleeftijd is momenteel 65 jaar en de gemiddelde levensverwachting 79,5 jaar. Dit betekent dat het pensioen voor 12,5 jaar moet worden uitbetaald. Maar over dertig jaar zal de gemiddelde levensverwachting waarschijnlijk gestegen zijn tot 85 jaar. Dit zou betekenen dat, indien de pensioenleeftijd 65 blijft, pensioen gedurende 20 jaar zou moeten worden uitgekeerd. Dat is beduidend langer. Een hogere levensverwachting betekent dus ook een langer periode van pensioenuitkering; het eigen opgespaarde geld moet over meerdere jaren verdeeld worden.14 Het aanvullend pensioen wordt dus uitgekeerd via vermogen dat vooraf is gevormd. Echter zijn de reserves opgebouwd op basis van een kortere levensduurverwachting dan mensen nu blijken te leven en dit leidt tot een financieel probleem. Pensioenfondsen zouden meer reserves moeten hebben, maar die halen ze niet zomaar ergens vandaan. Dit is een van de redenen dat pensioenfondsen een tekort hebben en hun pensioenen dus moeten verminderen. Ook zijn er lage rentes en beleggingsverliezen. Dit heeft tot gevolg dat pensioenfondsen een tekort hebben en het aanvullende pensioen lager wordt; er wordt namelijk minder rendement behaald en dus komt er minder geld bovenop het al ingelegde geld. Ook voor verzekeraars is deze vergrijzing een probleem. Anders dan pensioenfondsen moeten verzekeraars de betaling van een uitkering altijd garanderen. Pensioenfondsen hebben de mogelijkheid pensioen te korten als de dekkingsgraad dat noodzakelijk maakt. Verzekeraars hebben die mogelijkheid niet en daarom moeten verzekeraars ook hogere voorzieningen aanhouden dan pensioenfondsen. 2.5 Individuele voorzieningen Het zelf individueel sparen, bijvoorbeeld door het afsluiten van lijfrenteverzekeringen, is relatief duur. Een ander probleem dat zich bij het individueel sparen voordoet is het pensioenbewustzijn. In Nederland is het pensioenbewustzijn erg laag. Hoe jonger een persoon is, hoe minder belangrijk een persoon pensioen vindt – het is immers ver weg – en dus hoe minder snel een persoon gaat sparen voor zijn pensioen, terwijl het vroeg beginnen

13 CPB: ‘Vergrijzing’, http://www.cpb.nl/onderwerp/vergrijzing 14 Economie: ‘Het pensioenprobleem in Nederland’, http://www.economie.nl/sites/default/files/433-436_PRAAG%20%5BAlleen-lezen%5D.pdf

Page 16: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

16

met sparen voor je pensioen juist essentieel is! Gemiddeld genomen begint men erg laat met het individueel sparen voor pensioen, met als gevolg dat deze mensen een mager pensioen opbouwen voor in de toekomst. 2.6 De ZZP’er (zelfstandige zonder personeel) Het aantal zzp’ers in Nederland groeit erg snel. Steeds meer mensen kiezen voor een baan als freelancer, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. De arbeidsmobiliteit neemt hierdoor erg toe.

Afbeelding 6: Het aandeel van zzp’ers in de werkzame beroepsbevolking (mannen)

Deze zzp’ers hebben beperkte mogelijkheden om te participeren in een bedrijfstakpensioenfonds. Je zou de zzp’er in twee soorten kunnen onderscheiden:

1) De ‘echte’ zzp’er = een ondernemer zonder eigen zaak Deze ‘echte’ zzp’er kiest zelf voor ondernemerschap, dus moet op pensioengebied ook zelf zijn zaken regelen.

2) De ‘pseudo’ zzp’er = een arbeider zonder vaste baan Deze zou eigenlijk onder de verplichtstelling van zijn/haar sector moeten vallen, maar dit gebeurt tot nog toe niet.

De zzp’ers hebben door deze grote mate van zelfstandigheid erg veel moeite met pensioen opbouwen. Een oplossing hiervoor zou op zijn plaats zijn.15 Soms kan een zzp’er onder een bedrijfstakpensioenfonds vallen. Dit is bijvoorbeeld bij het bedrijfstakpensioenfonds voor schilders het geval.

15 Pensioenfederatie: ‘Solidariteit’ http://www.pensioenfederatie.nl/Document/Presentaties/Uitgebreide%20presentatie%20Solidariteit.pdf

Page 17: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

17

Hoofdstuk 3: Getroffen maatregelen

Welke maatregelen zijn al genomen tegen de problemen van het huidige pensioenstelsel?

Zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk kunnen we in de toekomst een aantal problemen verwachten als wordt doorgegaan met het huidige pensioenstelsel. Door demografische verandering zal de financiering van zowel de AOW als de aanvullende pensioenen in de problemen komen. Zoals het er nu uit ziet treden deze demografische veranderingen ook werkelijk op. Als er niks gedaan wordt, zal het pensioenstelsel in de toekomst onhoudbaar zijn. Gelukkig ziet de overheid ook in dat het een ernstig probleem kan worden. Daarom worden er nu al enkele maatregelen getroffen, bedoeld om deze problemen te vermijden of op te lossen. In dit hoofdstuk zullen de diverse genomen maatregelen toegelicht worden. 3.1 Verhoging AOW-leeftijd Al vrij snel sinds de AOW in 1956 in Nederland is geïntroduceerd waren er zorgen over de vergrijzing en de financiering van de AOW in de toekomst. Bij de invoering van de wet werd al een kanttekening geplaatst dat indien de last in de toekomst te zwaar zou worden, verlichting mogelijk zou zijn door de pensioenleeftijd te verhogen. In 2006 werd de verhoging van de pensioenleeftijd weer een issue in de politiek. De VVD had het idee om de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 67 jaar en wilde dit in eerste instantie opnemen in het verkiezingsprogramma. Dit stond echter niet in het definitieve verkiezingsprogramma van de partij. Ook D66 had deze maatregel in gedachten, zij hadden deze wel in het verkiezingsprogramma. D66 wilde een verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar, met een overgangsperiode van 24 jaar.16 Hierna verdween het onderwerp even uit beeld, maar in 2008 kondigde het kabinet Balkenende 4 aan het voornemen te hebben om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Op 15 oktober 2009 werd door de regering (CDA, PvdA en CU) een akkoord bereikt over de verhoging van de AOW-leeftijd. Het kabinet wilde de leeftijd eerst verhogen naar 66 jaar in 2020, en vijf jaar later, in 2025, moest de leeftijd waarop men AOW uitgekeerd zou krijgen 67 jaar zijn. In december 2009 werd het wetsvoorstel ingediend.17 Maar omdat deze wet zou zorgen voor grote administratieve moeilijkheden werd de wet niet aangenomen. Op 15 juni 2012 werd de Algemene Ouderdomswet dan definitief gewijzigd. De Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd werd aangenomen. Deze wet leidt ertoe dat de leeftijd waarop men AOW ontvangt stapsgewijs omhoog gaat naar 67 jaar. Sinds de introductie van de AOW in 1957 lag de AOW-leeftijd altijd op 65 jaar. Door deze wet zal het nu helemaal anders gaan. Vanaf 2013 wordt de AOW-leeftijd stapsgewijs verhoogd, naar 66 jaar in 2019. In onderstaande tabel kunt u het tempo van de verhoging van de AOW-leeftijd tussen 2013 en 2019 zien. De verhoging van de AOW wordt geleidelijk ingevoerd om de problemen met overbrugging zoveel mogelijk te beperken. Deze nieuwe wet bepaalt echter dat de AOW-leeftijd in 2023 67 jaar moet zijn. Dit betekent dat tussen 2019 en 2023 de AOW-leeftijd met nog eens een jaar verhoogd moet worden. Ook dit gebeurt weer in stappen. Ook dit is te zien in onderstaande tabel. Op 1 januari 2013 is de AOW-leeftijd voor het eerst verhoogd met een maand. 1 januari 2014 is de AOW-leeftijd nog eens met een maand verhoogd. Dit betekent dat de AOW-leeftijd momenteel ligt op 65 jaar en twee maanden. Stel nu dat iemand 65 jaar oud wordt op 13 januari 2014, dan gaat zijn of haar AOW-pensioen in op 13 maart 2014.

16 D66 (2006): Verkiezingsprogramma Tweede Kamer 17 Kamerstuk 32247

Page 18: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

18

Tabellen 4, 5 & 6: de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd.

Vanaf 2024 zal de AOW-leeftijd niet meer stapsgewijs verhoogd worden, maar wordt deze gekoppeld aan de actuele levensverwachting. Er zal jaarlijks gekeken worden of er aanleiding is, gezien de gemiddelde resterende levensverwachting, de AOW-leeftijd te verhogen. De AOW-leeftijd kan dan per keer verhoogd worden met drie maanden. Het is niet mogelijk zo’n verhoging van de AOW-leeftijd terug te draaien indien de levensverwachting afneemt. Een verhoging van de AOW-leeftijd op basis van resterende levensverwachting moet minimaal vijf jaar van te voren aangekondigd worden. Dat betekent dat er voor het eerst in 2019 zal worden gekeken wat de resterende levensverwachting is. Als dan blijkt dan mensen veel langer zullen leven, kan besloten worden de AOW-leeftijd vijf jaar later met drie maanden te verhogen, tot 67 jaar en drie maanden in 2024. Het aanpassen van de AOW-leeftijd aan de resterende gemiddelde levensverwachting gebeurt aan de hand van een in de wet vastgelegde formule. De formule luidt als volgt: V = (L – 18,26) – (P – 65), waarbij: V: verhoging van de AOW-leeftijd en aanvangsleeftijd. Wanneer V kleiner is dan 0,25 zal de AOW-leeftijd niet verhoogd worden. Wanneer V gelijk is aan 0,25 of groter dan 0,25 zal de AOW-leeftijd verhoogd worden met drie maanden.

Page 19: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

19

L: geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd zoals die verwacht wordt in het aanpassingsjaar. Het aanpassingsjaar is dus vijf jaar voordat de leeftijd verhoogd zou kunnen worden. 18,26: door het CBS geraamde actuele macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. Tussen 2000 en 2009 heeft het CBS de levensverwachting onderzocht en kwam tot de conclusie dat de gemiddelde resterende levensverwachting van 65-jarigen 18,26 was. P: geldende AOW-leeftijd in het aanpassingsjaar, vóór verhoging. Dat betekent dat voor het jaar 2019 als AOW-leeftijd wordt genomen: 66 jaar. 65: geldende AOW-leeftijd tussen 2000 en 2009.

De overheid heeft ervoor gekozen de opbouwperiode voor een volledige AOW-uitkering op vijftig jaar te handhaven. Dat betekent dat wanneer de AOW-leeftijd wordt verhoogd ook de aanvangsleeftijd moet worden verhoogd. In 2014 is de AOW-leeftijd 65 jaar en twee maanden, dus dan is de aanvangsleeftijd 15 jaar en twee maanden. In 2023 zal de aanvangsleeftijd dus ook met twee jaar verhoogd zijn naar 17 jaar, als de AOW-leeftijd 67 is. Als na 2023 de AOW-leeftijd aan de resterende levensverwachting wordt gekoppeld, wordt als de AOW-leeftijd wordt verhoogd met drie maanden ook de aanvangsleeftijd met drie maanden verhoogd. Het kabinet-Rutte II wil, zoals blijkt uit het regeerakkoord, de AOW-leeftijd sneller verhogen dan nu gebeurt. Het wil dat de AOW-leeftijd al in 2018 op 66 jaar ligt en in 2021 op 67 jaar. Tot en met 2015 geldt in elke geval het schema zoals opgenomen in de wet die sinds 1 januari 2013 geldt. Vanaf 2015 wil het kabinet de AOW-leeftijd in grotere stappen verhogen. Hiervoor moet de wet echter opnieuw worden gewijzigd.

Tabel 7: de AOW-leeftijd moet vanaf 2015 sneller verhoogd worden.

3.2 Aanpassing Witteveenkader Het Witteveenkader werd in 1999 in Nederland ingevoerd. Het is de in de Wet op de loonbelasting opgenomen begrenzing van de fiscale faciliëring van de pensioenopbouw. Het Witteveenkader bepaalt hoeveel pensioenpremie er jaarlijks maximaal voor de opbouw van pensioen mag worden afgetrokken van het loon waarover loonbelasting betaald moet worden. De aftrekbaarheid van de pensioenpremie is dus begrenst. In Nederland is het

Page 20: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

20

namelijk zo dat de pensioenpremies als aftrekpost gelden van de loonbelasting. De pensioenpremie wordt deels van de bruto loonkosten afgetrokken en deels ingehouden op het loon van de werknemer. Bovendien is het pensioenvermogen ook vrijgesteld van belastingheffing in box 3 en kan zo belastingvrij groeien. Uiteraard zijn de betaalde pensioenuitkeringen wel aan belastingheffing onderworpen. Het Witteveenkader bepaalde vanaf 1999 dat voor de aftrekbaarheid van pensioenpremies gerekend moest worden met een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. Dit betekent dat de leeftijd waarop het ouderdomspensioen voor de berekening van de aftrekbaarheid van pensioenpremies ingaat op 65 jaar ligt. Daarnaast is bij het Witteveenkader het jaarlijkse maximale opbouwpercentage van belang. Het bepaalt hoeveel procent van het jaarsalaris minus de franchise (het deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd) aan pensioen mag worden opgebouwd. Voor eindloonregelingen werd dit opbouwpercentage in 1999 2% en voor middelloonregelingen 2,25%. Bij eindloonregelingen is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het laatst verdiende loon en bij middelloonregelingen geldt het gemiddeld verdiende loon. Verschillende pensioenfondsen in Nederland hebben verschillende systemen. Zo had het pensioenfonds van Shell tot voor kort een eindloonregeling, en heeft het ABP een middelloonregeling. Echter de meeste pensioenfondsen hebben nu een middelloonregeling. Per 1 januari 2014 is er een nieuwe regeling, een aanpassing van het Witteveenkader. Dit is vastgesteld in de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Dit zou moeten bijdragen aan het oplossen van de verwachte problemen rondom de financiering van pensioenen in de toekomst. De fiscale behandeling van de opbouw van de pensioenen wordt hiermee aangepast. Dit zou moeten resulteren in een opbrengst van zo’n 700 miljoen euro per jaar. Allereerst is in het Witteveenkader de pensioenrichtleeftijd aangepast. Zoals al gezegd was deze sedert 1999 65 jaar. Vanaf 2014 ligt deze op 67 jaar. Er is voor gekozen om de pensioenrichtleeftijd in één keer op te hogen van 65 naar 67, en niet in stappen zoals bij de AOW gebeurt. Vervolgens, na 2014, wordt de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Jaarlijks wordt er bekeken of de levensverwachting aanleiding geeft om de pensioenrichtleeftijd te verhogen. Als dit zo is, vindt een verhoging steeds plaats in stappen van een jaar. Er is een 10-jaarsperiode ingesteld hiervoor. Er wordt vanaf 2014 steeds gekeken wat de gemiddelde resterende levensverwachting is op 65-jarige leeftijd, voor tien jaar later. Als bijvoorbeeld in 2016 blijkt dat de levensverwachting in 2026 met een jaar of meer stijgt, zal in 2016 de pensioenrichtleeftijd met een jaar worden verhoogd. Deze periode van 10 jaar is nodig om de besparing van €700 miljoen te behalen. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd heeft echter niet alleen een budgettaire reden. Ook is het bedoeld om werknemers te stimuleren langer door te werken. Het algemene overheidsbeleid is op stimulering van langer doorwerken gericht en de verhoging van de pensioenrichtleeftijd past hier goed in. Ook worden in het Witteveenkader de maximale opbouwpercentages gewijzigd. Dit gebeurt voor zowel de eindloonregelingen als de middelloonregelingen. Vanaf 1 januari gelden niet meer de opbouwpercentages van respectievelijk 2% en 2,25%, maar deze gaan naar beneden. Voor eindloonregelingen daalt het maximum opbouwpercentage naar 1,9%, en voor middelloonregelingen daalt het ook met 0,1% naar 2,15%. De opbouwpercentages moeten in 2015 nog extra verlaagd worden. Echter is er nog niet duidelijk wat het maximum opbouwpercentage in 2015 zal zijn. Verlaging van de opbouwpercentages zorgt er ook direct voor dat er daadwerkelijk een lagere premie is. Verlaging van de opbouwpercentages heeft ook gevolgen voor het aantal dienstjaren dat nodig is om 70% van het laatst verdiende loon, of het gemiddelde loon te bereiken. In Nederland ligt het inkomen uit de pensioenen meestal rond 70%, AOW en opgebouwde pensioenen bij elkaar opgeteld. In de oude situatie was het mogelijk om in 35 jaar een pensioen ter hoogte van 70% van het laatst verdiende loon op te

Page 21: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

21

bouwen (35 maal 2% is 70%). In de nieuwe situatie is hiervoor twee jaar langer nodig, 37 jaar. Voor pensioenen die tot 2014 zijn opgebouwd geldt de nieuwe regeling niet. Voor deze pensioenen blijft het oude Witteveenkader van toepassing. Enkel op toekomstige pensioenopbouw vanaf 1 januari 2014 is het nieuwe kader van toepassing. Het is echter niet zo dat voor een werknemer die na 1949 is geboren, en voor wie het nieuwe Witteveenkader dus geldt, de verplichting bestaat om het pensioen op de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar in te laten gaan. Want ook na invoering van het nieuwe Witteveenkader is er de mogelijkheid om een lagere pensioenrichtleeftijd vast te stellen. Dit heeft wel gevolgen voor het maximale opbouwpercentage. Het maximale opbouwpercentage moet dan namelijk lager zijn. Deze percentages zijn te zien in de tabel hieronder.18

Tabel 8: maximale opbouwpercentages indien men een eerder ingaand ouderdomspensioen

heeft. 3.3 Gevolgen van Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd Door de verhoging van de AOW-leeftijd wil de overheid het probleem rondom de financiering oplossen. Dankzij deze maatregel zullen ingezeten van Nederland verplicht zijn om AOW-premie te betalen totdat zij de AOW-leeftijd hebben bereikt. Dit was altijd al zo, maar nu moeten zij dus langer premie betalen voor de AOW, namelijk tot zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Ook zullen zij pas een AOW-uitkering ontvangen op deze leeftijd. Dit is dus gunstig voor het pensioenstelsel, omdat zo de verhouding tussen jongeren en ouderen nog enigszins meer gelijk kan worden getrokken. Daarnaast verwacht men door de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar dat mensen later men pensioen zullen gaan. Dan zullen zij dus langer doorwerken en dus langer premie betalen voor de AOW. De staat zal dus meer geld binnen krijgen aan premies, en minder uitgeven aan de uitkeringen. Daarnaast is het Witteveenkader aangepast. Het CPB deed onderzoek naar het houdbaarheidseffect van de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Het CPB heeft dus bekeken of deze wet ook werkelijk voordeel oplevert. Het houdbaarheidseffect van de verhoging van de AOW-en pensioenrichtleeftijd berekent het CPB in percentages van het BBP. Invoering van deze wet heeft volgens het onderzoek een positief effect op de overheidsfinanciën en het BBP. De houdbaarheidswinst zal 0,7% bedragen. In onderstaande tabel wordt hier een decompositie van gegeven. Deze zal ik hier verder toelichten. De grootste winst kan behaald worden door de uitgaven aan de AOW-uitkeringen, die een stuk lager worden door verhoging van de AOW-leeftijd. Hierop is volgens het CPB wel 0,7% van het BBP aan winst te behalen. Echter moet er wel rekening mee gehouden worden dat de kosten voor de WW, WIA en WWB hoger zullen worden, omdat hier een hoger beroep op zal worden gedaan. Deze hogere kosten voor de WW, WIA en WWB staan echter niet in verhouding met de opbrengsten door verlaging van de AOW-

18 Pensioenfederatie: ‘Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd’ , http://www.pensioenfederatie.nl/services/themas/Pages/Verhoging_AOW_en_pensioenrichtleeftijd_69.aspx

Page 22: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

22

kosten. Slecht 0,2% van het BBP zal hierdoor verloren worden. Aangezien er minder gebruik wordt gemaakt van de gesubsidieerde spaarvorm die pensioen is zal het BBP hierdoor ook met 0,2% stijgen. Daarnaast, omdat het inkomen op 65 en 66 jarige leeftijd wegvalt door een verhoging van de AOW-leeftijd zullen deze mensen meer gaan sparen. Dat zal leiden tot een hogere opbrengst in box 3 van het belastingsysteem, wat ook een positief effect van 0,2% heeft op het BBP. Hier staat tegenover dat door de verminderde koopkracht een lagere opbrengst op indirecte belastingen wordt verwacht, een negatief effect van 0,2%. Door de AOW-leeftijd is de verwachting dat de arbeidsparticipatie hoger zal zijn, wat ook zorgt voor een stijging van 0,2% van het BBP aan de houdbaarheid. Tot slot moet er nog 0,1% worden afgetrokken omdat de maatregel niet in één keer kan worden ingevoerd, maar dat dit geleidelijk gaat. Zo komt men uiteindelijk op een winst van 0,7% van het BBP.19

Tabel 9: effecten van invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd.

19 CPB (2009): ‘Houdbaarheidseffect voorstel verhoging AOW-leeftijd’, http://www.cpb.nl/publicatie/houdbaarheidseffect-voorstel-verhoging-aow-leeftijd

Page 23: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

23

Hoofdstuk 4: Wat moet er nog veranderen aan het huidige pensioenstelsel?

Welke maatregelen moeten nog worden getroffen om het huidige pensioenstelsel houdbaar te maken voor jongeren?

Het Nederlandse pensioenstelsel is een erg ingewikkeld systeem, dat lange tijd goed heeft gefunctioneerd. Ons pensioenstelsel is echter niet meer het beste stelsel van de wereld, het is inmiddels voorbijgestreefd door het stelsel van Denemarken. Het Nederlands pensioenstelsel is een systeem met een solide structuur en veel goede eigenschappen, maar heeft wel een aantal aandachtspunten. Om het pensioenstelsel beter houdbaar te krijgen, zullen er een aantal dingen moeten veranderen. Verscheidene groepen en instanties zijn al bij elkaar gekomen om na te denken over de toekomst van het pensioenstelsel. Vaak lijkt het zo dat jongeren en ouderen pal tegenover elkaar staan in het pensioendebat, maar over één ding zijn zij het allemaal eens: het pensioenstelsel moet verbeterd worden.20 De voorstellen en aanpassingen die nu al zijn gedaan, zoals te lezen in het voorgaande hoofdstuk, passen goed bij het huidige pensioenstelsel. Dat is fijn, want dat zal de overgang naar een verder verbeterd stelsel, en de communicatie van aanpassingen naar deelnemers gemakkelijker maken.21 Echter zijn de al getroffen maatregelen nog niet voldoende. Er worden een aantal dingen over het hoofd gezien. 4.1 Risicodeling Een heel belangrijk onderdeel van het pensioenstelsel dreigt door de aanpassingen die al gebeurd zijn te worden uitgehold, namelijk de risicodeling binnen en tussen generaties van werknemers. Het pensioencontract zal om deze reden completer gemaakt moeten worden. Afspraken over de verdeling van schokken zoals inflatie, langleven-risico, beleggingsopbrengsten en rentes moeten vooraf bepaald worden. Dit geldt voor zowel meevallers of tegenvallers op genoemde punten. Het is gebleken dat het nog te onduidelijk is hoe het bestuur van een pensioenfonds reageert op bijvoorbeeld een acuut dekkingstekort of een steeds maar oplopend dekkingsoverschot.22 Het risicoprofiel, de bepaling van het risico, voor ouderdomspensioen en partnerpensioen moet gebaseerd worden op de inkomensstromen tot het overlijden. Zo garandeer je dat mensen met minder inkomen op latere leeftijd alsnog kunnen genieten van een pensioen. Beleggingsrisico is een punt dat veel wordt besproken in het huidige pensioenstelsel. Is het wel verantwoord risicovol te beleggen als het ook slecht kan gaan met de economie? Het antwoord op deze vraag is ja. Beleggingsrisico is iets wat niet weg te denken is uit ons pensioenstelsel, een stelsel dat gebaseerd is op het betaalbaar houden van geïndexeerde uitkeringen. Om daarvoor voldoende rendement te halen op langere termijn bezien, is het nemen van risico onvermijdelijk. Dat kan niet ongelimiteerd. Een goede balans tussen risico en rendement moet gezocht worden. Hierbij is het belangrijk dat pensioenfondsen het risicoprofiel van de uitkeringen goed naar de deelnemers communiceren en hun beleggingsbeleid erop afstemmen. Op die manier weten de deelnemers wat ze kunnen verwachten. De financiële schokken moeten worden uitgesmeerd over meerdere jaren, want zo worden gepensioneerden gespaard als zij de risico’s dragen. Jongeren die economisch slechte tijden meemaken zullen op die manier alsnog op latere leeftijd een mooi pensioen kunnen ontvangen. Hierdoor zal het systeem meer zekerheid bieden en stabieler zijn dan nu

20 FNV Jong: ‘Jongeren en ouderen eens over het pensioen’, http://www.fnvjong.nl/over-fnv-jong/nieuws/2013/jongeren-en-ouderen-eens-over-pensioen 21 Mejudice: ‘Het ideaal van een nationaal pensioenfonds’, http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/het-ideaal-van-een-nationaal-pensioenfonds 22 Arno UVT: ‘Risicodeling vereist een compleet contract’, http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=115576

Page 24: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

24

het geval is. 23 Het is niet altijd makkelijk te bepalen wanneer we te maken zullen krijgen met goede en slechte tijden in de economie, maar door het uitsmeren van schokken zullen de effecten van veranderingen in de economie op het pensioen in elk geval kunnen worden gespreid en daardoor worden beperkt. Vaak worden uitkeringen pas aangepast (verminderd) als het onvermijdelijk is deze te korten. In plaats daarvan zou het beter zijn aanpassingen te baseren op de hoofdlijnennotitie van SZW voorgestelde Aanpassingsmechanisme voor Financiële Schokken (AFS). Zo wordt vermeden dat lopende rekeningen opeens extreem gekort moeten worden. Een geleidelijke korting is in dat geval beter.24 Het is hierbij wel belangrijk dat toeslagen en kortingen duidelijk worden medegedeeld aan de deelnemer, zodat deze weet waar hij aan toe is, en zodat deze tijd heeft eventueel bij te sparen om pensioentekorten te voorkomen. Misschien zou het zelfs goed zijn individuele keuzevrijheid te geven aan de deelnemers, zodat zij zelf mogen bepalen wat zij met het pensioengeld doen. Deelnemers zouden bijvoorbeeld kunnen kiezen bij welk pensioenfonds of welke verzekeraar zij aangesloten zijn. Men is dan niet gedwongen om bij een slecht presterende pensioenuitvoerder aangesloten te blijven. Ook zou een keuze geboden kunnen worden bij de beleggingen uit een aantal standaard risicoprofielen. Het grootste tegenargument hiertegen is dat veel mensen te weinig weten over hun pensioen om zelf te bepalen wat zij doen met hun pensioenpremie. Daarom zal er een door een expert gekozen norm moeten zijn voor mensen die zelf geen keuze kunnen maken. Ook blijkt dat veranderingen in de uitkering veel trager gaan dan verandering in de gemiddelde levensverwachting van de bevolking. Het zou beter zijn deze veranderingen gelijk te verwerken in de uitkering, en misschien zelfs in de premie. Dat laatste wordt echter steeds lastiger bij tegenvallende veranderingen, omdat de bevolking gemiddeld genomen steeds minder te besteden heeft; en vooral de jongeren, door bijvoorbeeld jeugdwerkloosheid.25 4.2 Bestuur De pensioenfondsen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen, en zij zorgen dan ook dat het risicoprofiel en beleggingsbeleid bij de deelnemer past. Zoals eerder gezegd bepalen de deelnemers in dit scenario zelf waar zij hun pensioen aan toe vertrouwen: bij een pensioenuitvoerder die bij hen past. Dan is het alleen maar netjes als deze uitvoerders uitvoeren waarvoor ze lijken te staan. De pensioenuitvoerders zouden dan ook het recht moeten krijgen nieuwe rechten binnen het fonds te kunnen weigeren, zodra deze niet in het belang van de deelnemer zijn. Ook bestaan de huidige pensioenfondsbesturen voor het grootste deel uit het oudere deel van de bevolking. Als je naar de toekomst van het pensioen kijkt, dan moet je ook kijken naar wie daar het meest belang bij heeft. Dit zijn de jongeren: zij zullen de gevolgen van veranderingen of tekortkomingen merken. In de huidige besturen nemen vaak te weinig jongeren plaats.26 Het probleem hierbij is dat jongeren en ouderen vaak verschillende belangen hebben, en het is erg moeilijk veranderingen door te voeren op deze manier. Toch

23 Uniekbo: ‘Bijdrage ouderenorganisaties internetconsultatie pensioenen’, http://www.uniekbo.nl/nieuws/default.asp?page=archief&id=968 24 CPB: ‘Generatie-effecten versobering pensioenopbouw’, http://www.cpb.nl/publicatie/generatie-effecten-versobering-pensioenopbouw 25 Rijksoverheid: ‘Aanpak jeugdwerkloosheid’, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jongeren-en-werk/aanpak-jeugdwerkloosheid 26 Tilburg University: ‘Jongeren en gepensioneerden moeten vertegenwoordigd zijn in bestuur pensioenfondsen’, http://uvtapp.uvt.nl/fsw/spits.npc.ShowPressReleaseCM?v_id=9574822596557926

Page 25: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

25

zal dit naar verwachting op de lange termijn voor een betere balans zorgen in de pensioenbesturen en daarmee ook de houdbaarheid voor jongeren helpen; hun belangen zullen meer gehoord worden door de toename van jongeren in besturen, en dat is beter dan niks. Een idee zou kunnen zijn om in de wet vast te leggen dat bestuursleden evenwichtig over de diverse generaties verdeeld moeten zijn. 4.3 Marktwaardering en behoud van de marktwaarde De premie die betaald wordt voor het opbouwen van nieuwe pensioenrechten moet worden bepaald aan de hand van de marktconsistente waarde van de pensioentoezeggingen die ingekocht worden. Dan zal er geen sprake meer zijn van inhaalpremies of kortingen, maar een stabiele premie. Zo weet iedereen waar hij of zij aan toe is. Met het stijgen van de levensverwachting zal in dit scenario ook de pensioenrichtleeftijd stijgen. Er vanuit gaande dat mensen hierdoor ook langer door zullen werken, blijven zij deze stabiele premie betalen. Het stijgen van de levensverwachting zal geen problemen opleveren, mits de gezondheid even snel vooruitgaat. Ook zal hierbij de overdrachtswaarde van pensioenaanspraken moeten overeenkomen met de marktconsistente waarde van pensioentoezeggingen. Zo ontstaan er minder moeilijkheden bij het overstappen naar een andere baan, het hebben van één pensioenpot bij één pensioenuitvoerder, dus niet meerdere zoals nu het geval is, vergemakkelijkt dit ook. Daarnaast is het nu zo dat generaties die risico’s dragen minder krijgen uitgekeerd als het misgaat, maar niet méér krijgen uitgekeerd als het goed gaat. Beleggingswinsten (voordelige schokken) zouden opgeslagen kunnen worden (zie uitsmeren van schokken bij 4.1) om te zorgen dat benadeelde generaties krijgen wat ze verdienen. Ze hoeven niet evenveel uitgekeerd te krijgen als degenen die in goede tijden recht op pensioen hebben, maar verhoudingsgewijs zou het krijgen van een groter aandeel van de pensioenpot eerlijker zijn.27 Bovendien zou het goed zijn pensioenfondsen een aantal opties te geven als het gaat om het delen van risico’s. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen kiezen voor loon- of prijsinflatie, manieren van intergenerationele (tussen generaties) risicodeling die winst op kunnen leveren. 2829 4.4 Communicatie naar deelnemers De risico’s die de deelnemer draagt in verhouding tot de hoogte van de uitkering moeten vooraf duidelijk worden gemaakt. Dat is vooral belangrijk voor mensen die niet alle tijd hebben om zich te verdiepen in hun pensioen, of er gewoon weinig van begrijpen. Om te zorgen dat deze verhoudingen gelijk zijn en eerlijk blijven zal een toezichthouder in de gaten moeten houden of het fonds belegt zoals vooraf was afgesproken in het risicoprofiel. Het invoeren van minimumeisen door de overheid zal er voor zorgen dat het uiteindelijke bedrag niet te veel afwijkt van het bedrag dat vooraf is afgesproken. Pensioenfondsen kunnen zich alleen houden aan de afspraken als ze over genoeg middelen beschikken. Het is daarom ook belangrijk dat pensioenfondsen hun best doen middelen over te houden om de vooraf afgesproken verwachtingen en risico’s na te kunnen komen met elke deelnemer. Verwachte toekomstige op- of afslagen moeten dan gelijk worden doorgegeven aan de deelnemers, zodat zij weten waar ze aan toe zijn. Deze moeten ook gelijk worden

27 Financieel Dagblad: ‘Naar een goed pensioenbeleid voor alle generaties’, http://bank.blog.nl/files/2013/05/FD-22-mei-2013-boot-bovenberg-nijman.pdf 28 Universiteit van Amsterdam: http://dare.uva.nl/document/10081 29 CPB: ‘Intergenerational Risk Sharing in Time-consistent Funded Pension Schemes’, http://www.cpb.nl/publicatie/intergenerationele-risicodeling-tijdsconsistente-pensioenregelingen

Page 26: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

26

verwerkt in de pensioenafspraken. Bovendien zal jaarlijks de overdrachtswaarde en de veranderingen hierin moeten worden gecommuniceerd.30 Ook is de communicatie naar de deelnemers toe achterhaald en ingewikkeld. Bijna alle zaken kan je tegenwoordig regelen via internet, maar pensioen niet. Ook is de taal die gebruikt wordt in de brieven veel te ingewikkeld; een persoon die niets weet van pensioen zal nooit begrijpen wat er gezegd wordt en zal zich daarom ook niet snel verdiepen in het pensioen. Het pensioenstelsel moet transparanter, dat is een goeie stap richting een beter pensioenbewustzijn in Nederland. Dingen als een simpele applicatie of keuzevrijheid wat betreft pensioeninstellingen zullen hier alleen maar bij helpen. 4.5 Doorsneepremie Voor collectieve aanvullende pensioenregelingen wordt vaak gebruik gemaakt van de doorsneesystematiek. De doorsneesystematiek heeft betrekking op de premie en op de opbouw. Een doorsneepremie houdt in dat alle deelnemers aan een pensioenregeling dezelfde premie of hetzelfde premiepercentage betalen. De doorsneesystematiek is compleet als de deelnemers vervolgens pensioen opbouwen met hetzelfde opbouwpercentage (de doorsneeopbouw). Deze premie- en opbouwpercentages bij de doorsneesystematiek zijn dus onafhankelijk van persoonskenmerken van individuele deelnemers, zoals geslacht, leeftijd en carrièrepatroon. Het gebruik van de doorsneepremie is voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen wettelijk verplicht (Wet Bpf 2000). Er is veel kritiek op de doorsneepremie. Deze zou niet gunstig zijn voor jongeren. De doorsneesystematiek bij het aanvullend pensioen zorgt ervoor dat jongeren te veel betalen voor de opbouw die er tegenover staat en ouderen te weinig. In het doorsneesysteem is de pensioenopbouw in de eerste helft van je loopbaan nadelig, en is het in de tweede helft van je loopbaan voordelig. Dit komt doordat voor een jonge werknemer de kostendekkende premie (om op de pensioendatum een pensioen van een bepaalde hoogte te ontvangen) veel lager is dan de premie voor een oudere werknemer voor een pensioen van dezelfde hoogte. De premie voor de jongere werknemer kan namelijk nog gedurende een veel langere periode renderen. De premie en het rendement tezamen vormen het kapitaal om het pensioen aan te kopen. Om een zelfde kapitaal (voor een pensioen van dezelfde hoogte) aan te kunnen kopen zal voor de oudere werknemer de premie dus aanzienlijke hoger moeten zijn, omdat zijn beleggingsperiode en derhalve zijn beleggingsrendement veel geringer zal zijn. In de doorsneepremie worden deze verschillen opgeheven: de jonge en oude werknemer betalen dezelfde premie. De jongere werknemers betaalt voor zijn eigen pensioenaanspraak te veel premie of, anders benaderd, hij krijgt te weinig pensioen voor zijn premie. De economische opbrengst van de premie staat voor de jongere niet in verhouding tot zijn inleg via de premie.

Afbeelding 7: Doorsneeopbouw in beeld gebracht

30 FNV Jong: ‘Pensioen voor jong en oud’, http://www.fnvjong.nl/sites/default/files/1247322.pdf

Page 27: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

27

De jongeren subsidiëren bij de doorsneesystematiek eigenlijk de ouderen. Dat wordt gewoonlijk verdedigd met een beroep op de solidariteit van jongeren met ouderen. Deze solidariteit wordt steeds vaker als ongewenst aangemerkt, in ieder geval vanuit de visie dat de jongere niet de optimale economische opbrengst heeft van zijn premie. Er wordt daarom meer en meer gesteld dat er een sterkere koppeling moet komen tussen ingelegde premie en latere pensioenuitkeringen. Dat is mogelijk als de doorsneeopbouw vervangen wordt voor een leeftijdsgebonden opbouwpercentage, dat tegelijk met de leeftijd afloopt (degressieve opbouw). Vanuit economische opbrengst theorie wordt dat een eerlijker systeem gevonden.

Afbeelding 8: Degressieve opbouw in beeld gebracht Hierbij moet men wel bedenken dat invoering van degressieve opbouw tot een verschil tussen werknemers op grond van leeftijd leidt. Er zal nog onderzocht moeten worden of dat juridisch wel mag. Bovendien leidt invoering van degressieve opbouw tot een vermindering van de solidariteit in pensioenregeling. De doorsneesystematiek vestigt overigens vooral een solidariteit van jongeren met ouderen en is dus eenzijdig gericht. In het belang van de aantrekkelijkheid van het pensioenstelsel voor jongeren zij er daarom goede argumenten voor invoering van de degressieve opbouw. Ook zou de verbondenheid tussen inleg en uitkering vergroot kunnen worden door indexatie binnen het huidige pensioensysteem belangrijker te maken. Indexatie zou bijvoorbeeld gekoppeld kunnen worden aan het verwachte rendement. Hierbij wordt het ook mogelijk om overdrachten tussen jongeren en ouderen, en herverdeling tussen deelnemers met afwijkende carrière- en inkomenspaden te doen verdwijnen. De toegenomen arbeidsmobiliteit vraagt om een transparant pensioenstelsel. Het pensioenstelsel is voor flexibele arbeidskrachten, ZZP’ers en bedrijven complex en ondoorzichtig. De pensioenregelgeving lijkt niet goed toegesneden op de toenemende mobiliteit op de arbeidsmarkt en de toename van flexibele arbeidsrelaties. Pensioenwet- en regelgeving, die voor de traditionele arbeidsovereenkomst is geschreven, past hierdoor steeds minder bij de huidige arbeidsmarkt.31 32 4.6 De ZZP’er De degressieve opbouw van de doorsneepremie is ook rechtvaardiger voor zzp’ers. Aangezien dit er steeds meer worden is het dan ook belangrijk met deze groep rekening te houden. ‘Pseudo’ zzp’ers zouden meer aangemoedigd moeten worden om pensioen op te bouwen. Een verplichtstelling gaat misschien wat ver, maar het zou veel oplossen. Als ze participeren in een pensioenfonds zijn namelijk ook de risico’s voor nabestaanden en pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid gedekt. De oplossing hiervoor zou zijn om een

31 Actal: ‘Toegenomen arbeidsmobiliteit vraagt om een eenvoudig pensioenstelsel;, http://www.actal.nl/toegenomen-arbeidsmobiliteit-vraagt-om-eenvoudig-pensioenstelsel/#sthash.DdaNtrCu.dpuf 32 CPB: ‘Voor- en nadelen van de doorsneesystematiek’, http://www.cpb.nl/publicatie/eindrapportage-voor-en-nadelen-van-de-doorsneesystematiek

Page 28: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

28

zzp’er op te nemen binnen een bedrijfspensioenfonds. Nog beter zou het misschien zijn om een premiepensioeninstelling te hebben die gericht is op zzp’ers. De individuele keuze vrijheid zou hier een belangrijke rol bij spelen. Daarnaast zou het een goede stap zijn om een collectieve regeling voor zelfstandigen te hebben in de derde pijler. De grootste belangenorganisaties van de zelfstandigen hebben al aangegeven hoe zij dit willen vormgeven. Belangrijke voorwaarden die zij aan zo’n regeling stellen zijn collectiviteit en flexibiliteit. Deelnemers moeten vrijwillig in- en uit kunnen stappen en zelf kunnen bepalen hoeveel zij periodiek inleggen. De belangenorganisaties hebben een regeling voorgesteld waarin de ingelegde gelden collectief worden beheerd en belegd, eigenlijk net als bij de instellingen uit de tweede pijler. Van te voren wordt een uitkeringsduur afgesproken. De uitkeringsduur zal niet levenslang zijn. Dit zal een groot deel van het probleem van de zelfstandigen moeten oplossen.33 4.7 Generatiepremie Kort geleden is er een nieuw wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Dit is een wetsvoorstel tot verdere aanpassing van het Witteveenkader in 2015.34 Hierin stelt de regering een verdere beperking van de opbouwpercentages voor. Het opbouwpercentage wordt vast gesteld op 1,875% voor middelloonregelingen en 1,657 voor eindloonregelingen. Daarmee kan met 40 jaar opbouwen een pensioen worden gerealiseerd van 75% van het gemiddelde loon. Er zullen minder pensioenrechten worden opgebouwd en daarom is het essentieel de feitelijke premies te verlagen. Om er voor te zorgen dat de lagere pensioenopbouw ook werkelijk leidt tot lagere premies moeten er een aantal premiewaarborgen worden ingesteld. Een van deze waarborgen, voor jongeren erg relevant, is dat de DNB de mogelijkheid krijgt om een generatietoets uit te voeren. Hierin zal zij bekijken of het besluit over de vaststelling van de hoogte van de premie op de juiste manier, dus in het belang van alle generaties, tot stand is gekomen. DNB zal de generatietoets alleen goed kunnen uitvoeren wanneer pensioenfondsen rapporteren over de samenstelling van hun premie en over de hoogte van de premiecomponenten. Pensioenpremies dienen in balans te zijn met de toezeggingen die aan deelnemers zijn gedaan en de premies moeten dan ook tenminste de kosten dekken. DNB zal bij haar toets gaan bekijken of pensioenfondsen de plicht tot evenwichtige belangenafweging bij het premiebesluit hebben toegepast. Dus dat de fondsen de belangen van alle belanghebbenden, zoals jongeren versus ouderen, hebben afgewogen bij het nemen van hun besluit. Dit is verplicht gesteld in artikel 105 van de Pensioenwet. Stel dat een pensioenfonds meer dan de kostendekkende premie in rekening brengt. Deze zal moeten kunnen uitleggen dat dit besluit past bij een evenwichtige belangenafweging. Vaak wordt er nu een premie geheven die boven de kostendekkende premie ligt. Pensioenfondsen kunnen dan toeslagen (indexering) op pensioen uitkeren uit die extra premie. Dit is echter enkel gunstig voor de gepensioneerden, terwijl de jongeren wel mee betalen. Er zal dus een generatie-evenwichtige premie moeten komen.3536 4.8 Keuzevrijheid Er zal goed bekeken moeten worden of er meer keuzevrijheid voor deelnemers in pensioenfondsen zal moeten komen. Keuzevrijheid is de mogelijkheid voor deelnemers in pensioenfondsen om individueel invloed uit te oefenen op hun pensioenopbouw, bijvoorbeeld invloed op beleggingsbeleid, keuze voor pensioenfonds, vorm van uitbetaling, risicoprofiel

33 Kamerstuk 32043: Toekomst pensioenstelsel (28/01/2014) 34 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014, kamerstuk 33 847. 35 Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, kamerstuk 33 847, nr. 3. 36 DNB: Generatietoets premie.

Page 29: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

29

etc. Hier is veel over te doen en iedereen heeft er wel een mening over. Er zijn vele voorstanders van meer keuzevrijheid, maar ook vele tegenstanders. De tegenstanders vinden dat de verplichte deelneming in een pensioenfonds moet blijven. Er zijn een aantal mogelijkheden. Een van de opties is de deelnemers de mogelijkheid te geven zelf te kunnen kiezen voor een pensioenfonds. Dit heeft enkele voordelen. De deelnemer zal zo zelf een pensioenfonds kunnen kiezen dat goed bij hem past en waar hij vertrouwen in heeft. Ook zal het zorgen voor concurrentieprikkels, wat ook een positieve uitwerking kan hebben. Echter zitten er ook een aantal nadelen hieraan vast. Het zal namelijk leiden tot grote marketingkosten voor de pensioenfondsen. Ook is het erg ongunstig voor de solidariteit wanneer iedereen een individuele keuze kan maken. Wanneer iets niet goed is voor een bepaald persoon, kan hij namelijk gewoon besluiten er niet aan mee te doen. De solidariteit zal dus verdwijnen. Daarnaast hebben veel mensen veel te weinig kennis om een goede keuze te kunnen maken, en willen zij ook niet op jonge leeftijd al zo’n keuze maken, over iets wat pas jaren later aan de orde zal zijn. Daarnaast zullen er problemen kunnen ontstaan door de overgang, het zogenoemde transitieprobleem. Een tweede mogelijkheid is om binnen een pensioenregeling keuzevrijheid te geven aan een deelnemer. Bijvoorbeeld dat een deelnemer een risicoprofiel kan kiezen wat bij hem of haar past. Zo kan een persoon dat graag risico heeft voor een profiel met veel risico kiezen en kiest een meer risicoavers persoon voor een ander risicoprofiel. Dit heeft echter dezelfde nadelen als bovengenoemde optie, behalve dan de marketingkosten. Laatste optie is om het huidige stelsel te behouden. Hierbij zal er geen transitieprobleem ontstaan en zal ook de huidige solidariteit worden behouden. Dit zijn twee pluspunten van deze mogelijkheid. Echter hebben deelnemers hierin niet tot nauwelijks keuzevrijheid en de vraag is of dit gewenst is.37

37 Pensioenfederatie: Presentatie keuzevrijheid.

Page 30: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

30

Hoofdstuk 5: Interviews met experts In dit hoofdstuk zijn twee verkorte versies te vinden van de interviews, afgenomen met experts op het gebied van pensioen. Het eerste is een interview met Almar Stolp van BeFrank, het tweede is een interview met Tarik Uçar van de Pensioenfederatie. In de bijlage zijn transcripties van de interviews te vinden. 5.1 Interview met Almar Stolp van BeFrank Twee jaar geleden werd het bedrijf BeFrank opgericht. Het was de eerste premiepensioeninstelling (PPI) van Nederland. Een PPI is een nieuwe pensioenuitvoerder, naast verzekeraars en pensioenfondsen, die pensioenregelingen uitvoert en pensioenvermogen opbouwt. Echter draagt een PPI niet zelf het risico. Een PPI legt zich toe op de uitvoering van collectieve beschikbare premieregelingen (‘defined contribution’) in de tweede pijler, aanvullend op de AOW. BeFrank is dus zo’n PPI, het voert pensioen uit voor werkgevers in Nederland, bedrijven met maximaal 50 werknemers. Het bedrijf heeft een aantal prijzen gewonnen en wint steeds aan bekendheid op de markt van pensioenen. Zo won BeFrank in 2011 de prijs voor het beste pensioenproduct. BeFrank is ontstaan uit een samenwerking van BinckBank en Delta Lloyd en heeft een duidelijke visie over hoe het pensioenstelsel in elkaar moet zitten. Een interview met Almar Stolp, van de afdeling Marketing & Communicatie. Het is duidelijk dat er een aantal problemen zijn met het huidige pensioenstelsel. Deze zijn eerder in dit werkstuk al uitvoerig beschreven. De vraag is echter of er iets veranderd moet worden aan het pensioenstelsel, en wat dan zou moeten zijn. Volgens Almar Stolp zitten er hele goede elementen in het huidige pensioenstelsel. Hij noemt het collectief dragen van risico’s een van de goede dingen van het pensioenstelsel. Hij erkent dat er veel mensen zijn die van alles willen veranderen aan het pensioenstelsel, maar zij willen ook het oude systeem niet loslaten. Hoe de toekomst van het huidige pensioenstelsel eruit zou zien vindt hij een lastige vraag. “Mensen die zich dagelijks bezig houden met dit vraagstuk weten het zelf ook eigenlijk niet.” Hij denkt dat men in de toekomst niet of nauwelijks meer pensioen zal hebben met die pensioenstelsel. “De babyboom generatie zegt dat iedereen hun pensioen kapot maakt en dat er steeds meer van hun pensioen af gaat omdat de rente daalt. De jongeren moeten maar de rekening betalen want die hebben nu nog de mogelijkheid om extra bij te sparen. Maar zo makkelijk is dit allemaal niet, want mensen hebben gewoon minder te besteden.” Zoals ook al in eerdere hoofdstukken is beschreven zijn er nu al een aantal maatregelen genomen om zo te proberen om het pensioenstelsel houdbaarder te maken, zoals de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Almar Stolp vindt dit een goede ontwikkeling. “Het is typisch zo’n regel waar we niet onderuit komen. Deze maatregelen moeten wel.” Ook over de doorsneepremie heeft de pensioenexpert een duidelijke mening. “Laat iedereen gewoon een vaste premie betalen. En als jij meer kan betalen, dan heb je de mogelijkheid om dat te doen. Ik zou die keuze bij het individu neerleggen, en niet vooraf bepalen.” Iedereen een vaste premie, en dan zou iedereen zelf moeten kunnen kiezen waar ze dit gaan onder brengen, is het idee van BeFrank. Er moeten nog een aantal dingen gebeuren naast al genomen maatregelen vindt Almar Stolp. Het belangrijkste is volgens hem dat het pensioenstelsel versimpeld moet worden. In Nederland wordt het allemaal onnodig veel te complex gemaakt, zegt hij. “Kijk maar naar Denemarken, die hebben door het versimpelen van het stelsel een van de beste stelsels ter wereld!” Daarnaast vindt hij dat er meer bewustzijn moet worden gecreëerd. “Nu is het zo dat je in september 2014 een brief krijgt met wat je pensioen in 2013 was. Dat is bijna een jaar later! Niemand begrijpt of wil de rare taal die we erop loslaten ook begrijpen. Ik vind dat de uitvoerder de vrijheid mag hebben het te communiceren zonder dat er wettelijk regels aan

Page 31: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

31

vast zitten. Daarnaast, alles gaat nu bijna online, zoals je zorgverzekeraar en bankieren, eigenlijk alles behalve pensioen. BeFrank wil heldere communicatie, vooral online. Laat de wettelijke regel los en maak het leesbaarder, interactiever en begrijpelijker. Zo kan er bewustzijn gecreëerd worden, en dan weten mensen ook beter waar ze aan toe zijn. Heel veel mensen krijgen aan het einde van het jaar een bonus, of een dertiende maand. Mensen moeten er dan op geattendeerd worden of ze misschien extra willen sparen, dat ze bijvoorbeeld de helft hiervan in hun pensioen kunnen steken.” Het ideale pensioenstelsel is volgens Almar Stolp een meer geïndividualiseerd stelsel. Hij wil dat iedereen een vast bedrag krijgt per maand, wat verplicht aan pensioen moet worden besteed. Echter vindt hij dat de werknemer zelf moet kunnen kiezen waar hij dit onderbrengt. Zo kun je kiezen voor een uitvoerder die het best bij je past. Volgens de expert wordt hierdoor ook de concurrentiestrijd tussen pensioenuitvoerders verbeterd. “Bij een zorgverzekeraar kijk je bijvoorbeeld waar je het meest krijgt voor de laagste prijs, zo zou het met pensioen ook moeten gaan. De sterksten zullen altijd blijven bestaan, en het is aan de pensioenuitvoerder het product zo te optimaliseren dat het interessanter wordt voor jou en zij gaan hun communicatie nog beter inrichten.” Het zal wel een erg moeilijk proces zijn om tot dit nieuwe pensioenstelsel te komen, denkt Almar Stolp. “Er zijn veel voorstanders, maar ook veel tegenstanders. Tegenstanders zeggen dat individualiseren niet goed is omdat men te weinig kennis heeft om zich te bekommeren over hun eigen pensioen. Want als dat niet goed gaat, hebben zij straks geen pensioen. Ik denk dat als ik eenmaal met pensioen ga, er geen AOW meer zal zijn, de zelfvoorziening wordt steeds belangrijker. En waarom voegen we de tweede en derde pijler niet gewoon samen? Dan heb je het aandeel van je werkgever en wat je zelf hebt gespaard allemaal in één potje. Een uitvoerder, van twee kanten geld, en als de AOW er dan nog is, is het mooi meegenomen, maar ik zie het niet gebeuren.” Zo veel mogelijk individueel doen, wat individueel kan. Alleen collectief doen, wat collectief moet. Dat is het idee van Almar Stolp van BeFrank.

5.2 Interview met Tarik Uçar van de Pensioenfederatie De Pensioenfederatie is de brancheorganisatie van de pensioenfondsen. Het vertegenwoordigt de pensioenfondsen. De Pensioenfederatie is een vereniging, en heeft, net als een schaatsvereniging, leden. Deze leden zijn de pensioenfondsen. De Pensioenfederatie behartigt de belangen van de pensioenfondsen. Een interview met Tarik Uçar, beleidsadviseur. Net als Almar Stolp, vindt Tarik Uçar dat het huidige pensioenstelsel een prima stelsel is. Maar ook hij vindt dat er een aantal elementen zijn die beginnen te kraken. De zekerheid van het pensioen, zoals die er in het verleden wel was, is verdwenen. Het lijkt hem dan ook verstandig om er een grote onderhoudsbeurt tegenaan te gooien, want er moeten wel een aantal dingen veranderen. Een van de dingen die al gebeurd is, is de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Tarik Uçar heeft hier een dubbel gevoel bij. Aan de ene kant vind hij de maatregel niet meer dan logisch, maar aan de andere kant vindt hij dat het wel consequenties heeft. “Ik ben nu 37 en mijn pensioenleeftijd is 71. Dat vind ik nog wel heel ver weg. En of ik er echt happy van wordt, weet ik ook nog zo net niet.” De pensioenexpert vindt dus dat er nog wel wat aan gesleuteld moet worden. Bijvoorbeeld mensen de mogelijkheid geven eerder te stoppen met werken dan de pensioenleeftijd aangeeft. Hij snapt niet dat er zoveel te doen is over de doorsneepremie en zou hier dan ook niks aan willen veranderen. “Ik vind het een hoop gedoe om niks.” Er ontstaat echter een probleem doordat er steeds meer zelfstandigen komen. Maar Tarik Uçar vindt dat de oplossing hiervoor niet in de doorsneepremie gezocht moet worden. In een degressieve opbouw ziet hij

Page 32: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

32

ook niks, gezien de jeugdwerkloosheid die er nu is. Hij vindt het beter als een pechgeneratie kan worden uitgesloten. Wel vindt hij dat het goed zou zijn als er meer jongeren in het bestuur van pensioenfondsen zullen plaatsnemen. De deelnemers van de pensioenfondsen moeten zich vertegenwoordigd voelen, en dat is nu niet het geval. Daarnaast gelooft hij sterk in diversiteit. Een belangrijk punt waarover Tarik Uçar zich uitliet is de keuzevrijheid. Hij vindt, in tegenstelling tot Almar Stolp van BeFrank, het een slecht idee als er te veel keuzevrijheid komt. “Ik ben bang dat mensen de verkeerde keuze gaan maken. Het is nog zo ver weg, mensen willen zich er nu nog niet druk om maken.” Daarnaast denkt hij dat de marketingkosten van de pensioenfondsen erg omhoog zullen gaan, en volgens hem zal dit op macroniveau nadelig zijn voor Nederland. De maatregelen die nu al zijn genomen, of waarover al wordt gesproken zijn nog niet genoeg, vindt Tarik Uçar. Er moet in elk geval nog een oplossing worden gezocht voor de zelfstandigen. Hierin onderscheidt hij twee zelfstandigen. De eerste zelfstandige die er zelf voor kiest om voor zichzelf te beginnen, en er zelf voor kiest om ondernemersrisico te lopen. En een tweede die ontslagen wordt en die wel als zzp’er terug mag komen. “Ik begrijp dat de eerste niet verplicht wil worden gesteld om pensioen te sparen. Maar de tweede zou verplicht mee moeten kunnen doen aan het stelsel zoals wij dat voor werknemers hebben.” Daarnaast ziet hij een tendens dat er steeds minder pensioenfondsen zijn. Pensioenfondsen gaan samen en worden groter. Wat betreft kosten vindt hij dit positief, want dit leidt tot een hoger pensioen ten opzichte van dezelfde premie. Hij vindt wel dat er een maximale grootte moet zijn. Tot slot de mening van Tarik Uçar over hoe het ideale pensioenstelsel eruit zou moeten zien. Hij kan zich voorstellen dat het dan iets meer individueel zal worden dan dat het nu is. Aan de andere kant zou men ervoor moeten waken dat pensioenfondsen niet alleen maar commerciële clubs worden. Nu zijn het non-profit organisaties en dat is een goed iets. “Dat zou ik wel echt willen behouden.”

Page 33: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

33

Conclusie Nederland heeft één van de beste pensioenstelsels ter wereld. Dat is iets wat direct blijkt als onderzoek wordt gedaan naar het Nederlandse pensioenstelsel. Dit Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler is de AOW, de Algemene Ouderdomswet. Iedere ingezetene van Nederland die de pensioenleeftijd heeft bereikt, heeft recht op de AOW-uitkering. Deze wordt gefinancierd via het omslagstelsel. Werkenden van Nederland betalen een vast percentage van hun loon aan AOW-premie, en hieruit, en uit algemene middelen van de overheid, worden de AOW uitkeringen betaald. De tweede pijler bestaat uit de aanvullende collectieve pensioenen. Dit is een regeling voor alle werknemers van Nederland. Een deel van hun loon sparen zij op voor hun pensioen. De tweede pijler wordt gefinancierd door middel van het kapitaaldekkingsstelsel. Pensioenfondsen beheren en beleggen de premies van deelnemers, en keren dezen weer uit wanneer men de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. De derde pijler bestaat uit de individuele voorzieningen, die men zelf moet regelen. Denk hierbij aan een levensverzekeraar. Het huidige pensioenstelsel heeft een aantal knelpunten die financiering ervan steeds moeilijker maken. Ten eerste speelt de vergrijzing een grote rol. Er is een toename van het aantal ouderen op de totale bevolking. Daarnaast is er een aanzienlijke stijging in de levensverwachting. De AOW, gefinancierd door middel van het omslagstelsel, is erg gevoelig voor demografische veranderingen en raakt nu dus in de problemen. Minder werkenden betalen eigenlijk voor meer gepensioneerden. Ook ontstaan er problemen bij de financiering van de aanvullende pensioenen. Omdat mensen langer leven moet er immers langer pensioen uitgekeerd worden. In de derde pijler is er ook een probleem, het pensioenbewustzijn in Nederland is erg laag, en men vindt op jongere leeftijd al sparen eigenlijk onbelangrijk. Ten slotte moet er een oplossing worden gezocht voor de zzp’ers. Zij hebben namelijk beperkte mogelijkheden om te participeren in een bedrijfstakpensioenfonds, waardoor ze weinig tot geen pensioen opbouwen. De overheid heeft nu al een belangrijke nieuwe wet ingevoerd. Zo probeert zij het pensioenstelsel beter financierbaar te krijgen in de toekomst. Deze maatregel is de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Hierin is vastgelegd dat de AOW-leeftijd verhoogd wordt, tot 67 jaar in 2024. Na 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting, en verwacht wordt dat de AOW-leeftijd in de toekomst dan ook verder zal stijgen. Ook wordt in deze wet het Witteveenkader aangepast. De pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd tot 67 jaar, dit gebeurt niet stapsgewijs zoals bij de AOW, maar in één keer. Ook de pensioenrichtleeftijd wordt aan de levensverwachting gekoppeld. Deze maatregel zal naar alle waarschijnlijk bijdragen aan het oplossen van de problemen van het huidige pensioenstelsel. Ook zal het zorgen voor een stijging van het bruto binnenlands product. Echter worden de problemen niet volledig opgelost door de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Er zal nog veel meer moeten gebeuren. Een paar mogelijkheden zijn besproken. Ten eerste dreigt risicodeling te worden uitgehold. Daarom is een completer pensioencontract noodzakelijk. Ten tweede is het essentieel dat pensioenfondsen goed communiceren naar deelnemers, zodat zij weten waar ze aan toe zijn. Ten derde zal het beter zijn om financiële schokken uit te smeren over meerdere jaren, zodat mensen er niet onder lijden, wanneer zij de risico’s dragen. Het pensioensysteem zal daardoor sterker en stabieler zijn. Daarnaast is het misschien goed als er ook jongeren vertegenwoordigd zullen zijn in besturen van pensioenfondsen, omdat dit zorgt voor meer diversiteit. Tot slot is er een hevige discussie over keuzevrijheid. Sommigen willen meer keuzevrijheid, en anderen willen

Page 34: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

34

dat deelneming in pensioenfondsen verplicht blijft, en blijft zoals het nu is. Er zijn een aantal voor- en nadelen van keuzevrijheid. Jongeren pleitten over het algemeen voor meer individuele keuzevrijheid. De huidige doorsneesystematiek benadeelt jongeren zwaar. Zij betalen te veel voor de opbouw die er tegenover staat. Wellicht zal een degressieve opbouw helpen voor de jongeren. Ook voor zzp’ers moet er een oplossing worden gezocht. Een degressieve opbouw zou voor hen gunstig zijn. Daarnaast zijn er ideeën om voor hen een collectieve regeling op te zetten in de derde pijler. Kort geleden is er een wetsvoorstel ingediend over verdere aanpassing van het Witteveenkader. De opbouwpercentages moeten verder verlaagd worden en er zal een generatietoets uitgevoerd moeten worden door DNB. Hierin kijkt zij of het besluit tot vaststelling van de hoogte van de pensioenpremie in het belang is van alle generaties. Dit zou voor jongen ook erg gunstig zijn. Op basis van de interviews kunnen we concluderen dat er een hoop goede elementen zitten aan het huidige pensioenstelsel, maar dat er ook nog veel moet worden veranderd. De maatregelen die nu al zijn genomen zijn een stap in de goede richting, maar nog lang niet genoeg. Beide pensioenexperts zijn het er echter niet over eens welke veranderingen er nu precies moeten gebeuren om het pensioenstelsel houdbaarder te maken voor jongeren. Almar Stolp van BeFrank wil vooral meer individuele keuzevrijheid, en pensioenbewustzijn creëren, om jongeren te stimuleren meer bezig te zijn met pensioen. Tarik Uçar van de Pensioenfederatie denkt ook dat het goed is om voor meer pensioenbewustzijn te zorgen, maar is absoluut tegen individuele keuzevrijheid. Ook over andere onderwerpen, zoals de doorsneepremie, hebben beide heren tegengestelde meningen. Echter over bepaalde dingen zijn zij het wel eens. Zo vinden zij beiden dat het een goed idee zou zijn om beter te communiceren naar deelnemers in pensioenfondsen, en zou het een goed plan zijn om jongeren te laten participeren in besturen van pensioenfondsen. Men zou dit niet willen en hier niet genoeg kennis voor hebben. Ook stelden zij nog een aantal andere, verschillende maatregelen voor om het pensioenstelsel te verbeteren. Na het doen van vier maanden onderzoek, blijkt het nog steeds erg lastig om een goed antwoord te geven op de hoofdvraag. De hoofdvraag van dit onderzoek was: ¨Wat zou een houdbaar pensioenstelsel zijn voor de jongeren van nu?” Er is echter niet echt één juist antwoord op deze hoofdvraag. Na het doen van een uitgebreide literatuurstudie, en op basis van de twee afgenomen interviews kunnen wij toch een conclusie trekken, en onze visie geven op het huidige pensioenstelsel en hoe dit verbeterd zou moeten worden. Wij zijn van mening dat het huidige Nederlandse pensioenstelsel een goede basis is, en dat dit niet volledig los moet worden gelaten. Er moeten inderdaad wel een aantal dingen veranderen. De Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is een goed begin, maar lost de problemen niet op. Er moet nog veel meer gebeuren om tot een houdbaar pensioenstelsel voor de jongeren van nu te komen. De mogelijkheden zoals genoemd in hoofdstuk vier, zijn allemaal opties. De vraag is echter of het haalbaar is om deze opties werkelijk in te voeren. Ook is de vraag of, indien het ingevoerd kan worden, het wel echt allemaal zal werken. Er zijn vele verschillende visies over wat er moet veranderen aan het pensioenstelsel. Als het aan ons ligt zou er in elk geval meer pensioenbewustzijn moeten worden gecreëerd. Jongeren zijn nu nog veel te weinig bezig met pensioen, iets wat wel erg belangrijk is. Meer pensioenbewustzijn zal op verschillende manieren gecreëerd kunnen worden. Bijvoorbeeld door betere communicatie van pensioenfondsen en meer jongeren in besturen van pensioenfondsen te benoemen. Ook

Page 35: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

35

zouden wij het een zeer goed idee vinden om een degressieve opbouw in te stellen, in plaats van de doorsneepremie van nu. Het is echter de vraag of dit allemaal echt zal werken, en er zullen altijd verbeterpunten zitten aan het Nederlands pensioenstelsel. Wij achten de uitkomsten van ons onderzoek erg betrouwbaar. Des te meer omdat onze informatie komt uit officiële wetsvoorstellen, onderzoeken van instellingen als het CPB, verslagen van instellingen als de pensioenfederatie, en interviews met experts op het gebied van pensioen. De uitkomsten zijn niet zeer opvallend te noemen. De uitkomsten komen redelijk overheen met onze verwachtingen uit de inleiding. Wij denken dat dit komt doordat wij voordat we begonnen met het schrijven van dit profielwerkstuk al enige kennis hadden over pensioen, en de complexiteit van het Nederlands pensioenstelsel. Om deze redenen hadden wij al verwacht dat het erg lastig zou zijn om één goed antwoord te formuleren op de hoofdvraag. Dit zou nog wel verder onderzocht kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan een onderzoek naar de verschillende opties die wij naar voren hebben gebracht. Zullen deze effectief, mogelijk en haalbaar zijn? Wij hopen dat we u een duidelijk beeld hebben kunnen geven van het Nederlandse pensioenstelsel en hoe dit verbeterd zou moeten worden. Bedankt voor het lezen, Job Lutjens en Mighel Molenkamp

Page 36: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

36

Reflectie Tijdens het maken van dit profielwerkstuk hebben wij, Job Lutjens en Mighel Molenkamp, niet alleen veel geleerd over het onderwerp pensioen, maar ook over andere zaken hebben wij veel geleerd. Bijvoorbeeld over hoe je zo’n groot project moet aanpakken en over het doen van onderzoek. Het maken van dit profielwerkstuk heeft ons zeer veel tijd gekost. In het profielwerkstukboekje werd vermeld dat er per persoon ongeveer 80 studielasturen nodig zouden zijn, dit komt redelijk overeen met hoe wij het zelf hebben ervaren. We hebben het werk wel ongeveer volgens planning kunnen uitvoeren. Aan het begin hadden we de taken goed verdeeld. Job zou het eerste en het derde hoofdstuk schrijven, en Mighel het tweede en het vierde hoofdstuk. Aan deze taakverdeling hebben we ons redelijk vastgehouden en we hebben allebei onze eigen hoofdstukken gemaakt. De interviews hebben we steeds samen gedaan, en de taken zo verdeeld dat we allebei één interview hebben uitgetypt. Qua tijd viel het eigenlijk allemaal wel mee, voor de eerste drie hoofdstukken was er minder tijd nodig dan we hadden ingeschat. Enkel het vierde hoofdstuk kostte meer moeite dan we hadden verwacht. Het was toch ingewikkelder dan gedacht en hier hebben we dan ook langer over gedaan dan we hadden gehoopt. Het was eigenlijk de bedoeling dat we 16 december bij het inleveren van onze kladversie onze literatuurstudie zouden hebben afgerond. Echter lukte dit niet helemaal. De eerste drie hoofdstukken waren al helemaal klaar, en enkel het vierde hoofdstuk werd toen nog aan gewerkt. Dit bleek een erg moeilijk hoofdstuk te zijn omdat het voor ons, met onze vrij geringe kennis van pensioen, lastig was een duidelijke mening te geven over de kwestie wat er veranderd moet worden aan het pensioenstelsel. Gelukkig was wat voor 16 december ingeleverd moest worden slechts de kladversie en hoefde dit nog geen volledige versie van het profielwerkstuk te zijn. De interviews hadden wij misschien wat laat geregeld, hiermee begonnen wij namelijk pas twee weken voor de deadline van inleveren. Echter bleek dit geen problemen op te leveren. De personen die wij wilden interviewen reageerden snel en wij konden nog binnen een paar dagen een interview met hen afnemen. Dit was voor ons een grote meevaller en hier waren wij dan ook erg blij over. We hebben het werk bijna helemaal volgens verwachtingen uitgevoerd en we zijn dan ook ruim op tijd klaar met het profielwerkstuk. Andere mensen hebben de laatste paar dagen voor de deadline nog enorme stress gehad en moesten tot laat in de avond achter de computer werken. Wij hadden deze stress echter niet en waren hier zeer blij mee. We konden de laatste paar dagen rustig naar de dag waarop het ingeleverd moest worden toewerken en de puntjes op de i zetten. We zijn erg tevreden met het eindresultaat van ons profielwerkstuk. Alle informatie die we erin wilden verwerken, staat er ook in. Ook de interviews met experts verliepen uitstekend en wij kregen van hen een mooi beeld hoe zij over het pensioensysteem denken. Niet alleen over de inhoud van het profielwerkstuk zijn wij uitermate tevreden, maar ook over de lay-out. Het ziet er volgens ons erg professioneel uit. Wij denken dat we in dit profielwerkstuk een duidelijk beeld hebben kunnen geven hoe het Nederlands pensioenstelsel eruit ziet, de problemen hiervan, en de (mogelijke) oplossingen voor deze problemen. Ook zijn we tevreden met hoe we het werk hebben aangepakt. De taken hebben we eerlijk verdeeld. Allereerst hebben we de literatuurstudie gedaan en de informatie die we hieruit hebben verkregen verwerkt. Dit hebben wij ook nog meermalen laten nakijken, en verbeterd. Pas toen de literatuurstudie klaar was zijn wij aan de interviews begonnen. Na de interviews hebben we nog enkele verbeteringen toegevoegd aan het literatuurdeel, en de inleiding, conclusie etc. geschreven. Wij zijn erg tevreden hoe we het hebben aangepakt, we hebben alles ruim op tijd af kunnen krijgen.

Page 37: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

37

De volgende keer dat we zo’n groot project moeten doen zouden we waarschijnlijk veel op dezelfde manier doen. Enkel een paar kleine dingetjes zouden we anders aanpakken. Misschien zouden we iets eerder zijn begonnen met het onderzoek, als we dit opnieuw zouden kunnen doen. Nu moesten we in het begin erg hard werken, en was het ons dan ook niet gelukt om een volledige kladversie in te leveren. Dit was jammer, maar niks onoverkomelijks. Daarnaast waren we, zoals gezegd, misschien iets te laat begonnen met het regelen van de interviews. Wij hadden veel geluk dat de experts nu tijd voor ons konden vrij maken op zo’n korte termijn, maar voor hetzelfde geld konden zij niet binnen deze termijn. Dan zouden we een groot probleem hebben gehad. Volgende keer zal het dus beter zijn dit iets eerder te regelen. Het contact met onze begeleider, mw. A. Brouwer, verliep erg goed. Het leek ons vooraf al een goed plan om intensief contact te houden met de begeleider. We hebben dan ook vaak met mw. Brouwer gesproken over de voortgang van het profielwerkstuk. Wanneer wij hoofdstukken af hadden, stuurden wij dezen naar haar, en we hadden geluk dat zij zoveel werk stak in het controleren van deze hoofdstukken, en het aangeven waar onze verbeterpunten zaten. Het invullen van het logboek was er helaas een beetje bij ingeschoten, en wij hebben dan ook twee van de drie pagina’s van het logboek in de laatste twee weken ingevuld. Meermaals zijn wij deze ook vergeten te laten zien aan mw. Brouwer. Ook dit was jammer, maar niet onoverkomelijk, omdat we wel intensief contact (zonder logboek) hadden met onze begeleidster. We hebben veel geleerd over het uitvoeren van zo’n groot project als dit. Een volgende keer zouden we veel dingen hetzelfde doen, maar toch ook een aantal dingen anders aanpakken. We vonden het echter wel erg leuk om dit profielwerkstuk te schrijven, ook omdat het onderwerp ons erg aansprak. We hebben ervan genoten.

Page 38: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

38

Bronnenlijst

Pensioenfederatie De Pensioenfederatie is de vertegenwoordiger van de pensioenfondsen. Pensioenfederatie.nl is de officiële site van de Pensioenfederatie. De onderstaande bronnen komen van de pensioenfederatie. Steeds wordt de meest recentelijke informatie op de site geplaatst. Dit is een erg betrouwbare bron en van deze informatie kan dan ook worden aangenomen dat het waar is. 1. Het Nederlandse pensioensysteem - http://www.pensioenfederatie.nl/Document/Publicaties/Uitgaven/Nederlandse_pensioensysteem_Nederlandstalige_versie.pdf 2. Dekkingsgraden - http://www.pensioenfederatie.nl/services/kerncijfers/dekkingsgraden/pages/default.aspx 3. Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd - http://www.pensioenfederatie.nl/services/themas/Pages/Verhoging_AOW_en_pensioenrichtleeftijd_69.aspx 4. Presentatie keuzevrijheid 5. Solidariteit - http://www.pensioenfederatie.nl/Document/Presentaties/Uitgebreide%20presentatie%20Solidariteit.pdf Rijksoverheid Rijksoverheid.nl is de website van het Rijk. Hierin worden allerlei documenten van de rijksoverheid geplaatst. Ook dit is dus een erg betrouwbare bron van informatie voor ons profielwerkstuk. 1. Opbouw pensioenstelsel - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/opbouw-pensioenstelsel 2. Toekomst pensioenstelsel - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/toekomst-pensioenstelsel 3. Wanneer krijg ik AOW? - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/vraag-en-antwoord/wanneer-krijg-ik-aow.html 4. Algemene Ouderdomswet - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow 5. Wijzigingen in de AOW - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow/wijzigingen-in-de-aow 6. Pensioenovereenkomsten en pensioenfondsen - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen/pensioenovereenkomsten-en-pensioenfondsen 7. Aanpak jeugdwerkloosheid - http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jongeren-en-werk/aanpak-jeugdwerkloosheid CPB/CBS/SER Het CPB is het Centraal Plan Bureau. Op deze site worden officiële documenten en onderzoeken van het CPB gepubliceerd. Ook deze informatie vinden wij dus zeer betrouwbaar.

Page 39: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

39

Het CBS is het Centraal Bureau voor Statistiek. Op deze site worden officiële documenten en onderzoeken van het CBS gepubliceerd. Ook deze informatie vinden wij dus zeer betrouwbaar. De SER is de Sociaal Economische Raad. Op deze site worden officiële documenten en onderzoeken van de SER gepubliceerd. Ook deze informatie vinden wij dus zeer betrouwbaar. 1. CPB: Vergrijzing - http://www.cpb.nl/onderwerp/vergrijzing 2. CPB: Houdbaarheidseffect voorstel verhoging AOW leeftijd - http://www.cpb.nl/publicatie/houdbaarheidseffect-voorstel-verhoging-aow-leeftijd 3. CPB: Generatie-effecten versobering pensioenopbouw - http://www.cpb.nl/publicatie/generatie-effecten-versobering-pensioenopbouw 4. CPB: Intergenerationele risicodeling in tijdsconsistente pensioenregelingen - http://www.cpb.nl/publicatie/intergenerationele-risicodeling-tijdsconsistente-pensioenregelingen 5. CPB: Voor- en nadelen doorsneesystematiek - http://www.cpb.nl/publicatie/eindrapportage-voor-en-nadelen-van-de-doorsneesystematiek 6. CBS: Bevolkingspiramide Nederland - http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/piramide-fx.htm 7. SER: Op weg naar pensioenbewustzijn - http://www.ser.nl/~/media/files/internet/publicaties/overige/2000_2009/2008/b26492/b26492 SVB De SVB is de Sociale Verzekeringsbank. Het SVB is de uitvoerder van volksverzekeringen in Nederland. Onderstaande bronnen zijn afkomstig van de officiële site van het SVB. Ook hierover kunnen we dus een positief oordeel over de betrouwbaarheid vellen. 1. AOW Bedragen 2014 - http://www.svb.nl/int/nl/aow/hoogte_aow/bedragen/ 2. Wat kost de vrijwillige verzekering - http://www.svb.nl/int/nl/vv/wonen_werken_buiten_nederland/wat_kost_de_vv/ 3. AOW leeftijd verhoogd - http://svb.nl/int/nl/aow/actueel/nieuwsoverzicht/130108_aow_leeftijd_verhoogd.jsp Wetten/wetsvoorstellen/officiële bekendmakingen Onderstaande bronnen zijn wetten, wetsvoorstellen en officiële bekendmaken, zoals ingediend bekend bij de overheid. Wetten worden altijd online geplaatst en zijn zichtbaar voor iedereen. Ook wij hebben dezen dus kunnen vinden. Dit is een erg goede en betrouwbare bron. 1. Algemene Ouderdomswet 2. Memorie van toelichting Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd 3. Memorie van toelichting AOW verhoging 4. Wijzigingsvoorstellen Witteveenkader 5. Generatietoets premie DNB 6. Kamerstuk 32247 7. Kamerstuk 32043

Page 40: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

40

Universiteiten Ook universiteiten hebben onderzoek gedaan naar de pensioenkwestie. Onderstaande bronnen komen van officiële onderzoeken van de universiteiten en zijn dus ook erg betrouwbaar. 1. Tilburg University: Jongeren en gepensioneerden moeten vertegenwoordigd zijn in bestuur pensioenfondsen - http://uvtapp.uvt.nl/fsw/spits.npc.ShowPressReleaseCM?v_id=9574822596557926 2. Universiteit van Amsterdam - http://dare.uva.nl/document/10081 FNV Jong Het FNV is een organisatie die opkomt voor jouw belangen op het gebied van werk en inkomen. Het heeft ook een jongerenorganisatie: FNV jong. Onderstaande bronnen komen uit publicaties van FNV jong. Dezen kunnen ook als redelijk betrouwbare bronnen worden gezien. 1. Jongeren en ouderen eens over het pensioen - http://www.fnvjong.nl/over-fnv-jong/nieuws/2013/jongeren-en-ouderen-eens-over-pensioen 2. Pensioen voor jong en oud - http://www.fnvjong.nl/sites/default/files/1247322.pdf Overige artikelen/documenten 1. Mercer (2013): ‘Melbourne Mercer Global Pension Index 2. D66 (2006): ‘Verkiezingsprogramma Tweede Kamer’ 3. World Bank Report (1994): ‘Averting the Old-Age Crisis’, Oxford University Press 4. G.I.B. Dietvorst (2010): ‘Van drie naar vijf pensioenpijlers’, Pensioenexpeditie Overige internet sites 1. APG: pensioenvoorzieningen in Nederland - http://www.apg.nl/apgsite/pages/images/Pensioenvoorziening-in-nederland_tcm124-127990.pdf 2. Pensioenkijker: bestuur van pensioenfonds - http://www.pensioenkijker.nl/home/meepraten-over-pensioen/uitvoering-van-de-pensioenregeling/bestuur-van-pensioenfonds 3. LWEO - http://www.lweo.nl/1190.html 4. AFM: pensioen toezicht – http://www.afm.nl/nl/consumenten/producten/pensioen/toezicht.aspx 5. ABP: dekkingsgraad - http://www.abp.nl/over-abp/resultaten/dekkingsgraad/dekkingsgraad.asp 6. Belastingdienstpensioensite - http://www.belastingdienstpensioensite.nl/VA_12-004.htm 7. Aegon: pensioenrichtleeftijd vanaf 2014 lager dan 67 jaar - https://online.aegon.nl/content/zakelijk/adfis-nieuws/pensioenrichtleeftijd-vanaf-2014-lager-dan-67-jaar 8. AG: Prognose tafel - www.ag-ai.nl/download/14126-Prognosetafel+AG2012-2062.pdf 9. Economie: Het pensioenprobleem in Nederland - http://www.economie.nl/sites/default/files/433-436_PRAAG%20%5BAlleen-lezen%5D.pdf

Page 41: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

41

10. Mejudice: Het ideal van een nationaal pensioenfonds - http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/het-ideaal-van-een-nationaal-pensioenfonds 11. Arno UVT: Risicodeling vereist een compleet contract - http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=115576 12. Uniekbo: Bijdrage ouderenorganisaties internetconsultatie pensioenen - http://www.uniekbo.nl/nieuws/default.asp?page=archief&id=968 13. Financieel Dagblad: Naar een goed pensioenbeleid voor alle generaties - http://bank.blog.nl/files/2013/05/FD-22-mei-2013-boot-bovenberg-nijman.pdf 14. Actal: Toegenomen arbeidsmobiliteit vraagt om een eenvoudig pensioenstelsel - http://www.actal.nl/toegenomen-arbeidsmobiliteit-vraagt-om-eenvoudig-pensioenstelsel/#sthash.DdaNtrCu.dpuf

Page 42: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

42

Bijlagen

Bijlage 1: Transcriptie interview met Almar Stolp van BeFrank Wat doet BeFrank? BeFrank is de eerste premiepensioeninstelling (PPI) van Nederland , en is twee jaar geleden opgericht met als doel pensioen begrijpelijker te maken voor werkgever en werknemers. Er is natuurlijk een klein deel aan voorafgegaan omdat in het kader van woekerpolissen vroeger mensen eigenlijk totaal geen inzicht hadden in hun pensioen of in hun verzekeringsproducten. Maar toen is er een wet mogelijk gemaakt, die nog is goedgekeurd door de AFM en de DNB, waarin premiepensioeninstellingen hun product in de markt mochten zetten. Delta Lloyd en Binckbank hebben toen samen gezeten om te bedenken hoe ze in konden spelen op die trend: en zo is BeFrank ontstaan. BeFrank voert dus het pensioen uit voor werknemers in Nederland, bedrijven met maximaal 50 werknemers. Wat vindt u van het huidige pensioenstelsel? Ja, dat is een hele grappige vraag. Ik heb misschien een beetje een tunnelvisie omdat ik bij BeFrank werk. Wij maken dan ook wel eens congressen mee waar we naar toe gaan, waar eigenlijk bijna alleen maar oudere mensen, babyboomers zijn, die een bepaalde visie hebben over het pensioenstelsel zou moeten veranderen. Iedereen praat over zijn idee, en ze willen van alles. Maar het oude systeem willen ze niet loslaten. Er zitten hele goede elementen in het huidige pensioenstelsel: kijk maar naar het collectief dragen van risico’s, als individu kan je die niet dragen. Je kunt wel tegen een individu zeggen dat ze qua opbouw het risico al zelf dragen, maar als je het risico zelf draagt dan moet je ook de mogelijkheid hebben om het risico te beperken of te vergroten. Dat heeft BeFrank gedaan, die hebben tegen werkgevers gezegd: als jouw werknemers bij BeFrank hun pensioen onderbrengen krijgen ze allemaal een portaal, en op dat portaal hebben ze inzicht in het pensioen, ze kunnen met een pensioenplanner zien hoeveel pensioen ze extra willen inleggen of hoeveel pensioen ze nodig hebben voordat ze eindelijk met pensioen zijn. Hoe ziet de toekomst van het huidige pensioenstelsel eruit als het zo doorgaat? Dat is een hamvraag die nu heel erg speelt in de media en die ook bij de ouderen, de generatie van nu zeg maar, of er straks voor hen genoeg pensioen is ook onduidelijk is. Ik weet niet of ik deze vraag heel goed kan beantwoorden, omdat de mensen die zich dagelijks bezig houden met dit vraagstuk het zelf ook niet weten. Juist deze vraag maakt het dat we met z’n allen aan het kijken zijn naar een nieuw pensioenstelsel, eigenlijk zegt dit al genoeg over of het houdbaar is en of het zo door kan gaan; hebben we zo meteen nog wel pensioen? Die vraag is eigenlijk nee, en dat komt omdat de babyboom generatie zegt dat iedereen hun pensioen kapot maakt en dat er steeds meer van hun pensioen af gaat omdat de rente daalt en de jongeren die moeten maar de rekening betalen want die hebben nu nog de mogelijkheid om extra bij te sparen. Maar er wordt vergeten dat de huizenmarkt volledig instort en dat een huis kopen anno 2014 is ook niet echt makkelijk is. Dat geldt ook met het pensioen; mensen hebben nou eenmaal minder geld te besteden. Er zijn al een paar dingen veranderd zoals de AOW en de pensioenrichtleeftijd, wat vindt u daarvan? Ik vind het een goeie ontwikkeling, en dat is typisch zo’n regel waar niet onderuit komen met z’n allen. De vraag is tot wanneer wij nou werken, ik denk dat als ik die leeftijd bereikt heb het wel iets langer is dan 67, en dat komt puur door vergrijzing. Als je kijkt naar de demografische ontwikkelingen en de vergrijzing van mensen, is dat we vroeger met een hele jonge generatie het pensioen konden dragen van de mensen die met pensioen gingen. Nu komen er minder jongeren met ook nog eens minder vermogen om pensioen te kunnen voorzien van die oudere generatie straks. Wat alleen maar meer wordt. Dus deze maatregelen moeten wel.

Page 43: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

43

Wat is uw mening over de doorsneepremie, moet het blijven of moet het aangepast worden? Ja, lastig, ik heb deze discussie vorige week ook gehad. De ene zegt, dat het zo moet blijven, de anderen zijn meer voor een vaste premie. Dus laat iedereen gewoon een vaste premie betalen, en als jij meer kan betalen, dan heb je de mogelijkheid dat te doen. Ik zou die keuze bij het individu neerleggen, en niet vooraf bepalen. Dus iedereen gewoon een vaste premie. Stel jij gaat ergens werken, je hebt een bepaald salaris, en jouw werkgever zegt tegen jou: ‘Je krijgt 200 euro per maand voor je pensioen, dat is het, en jij mag bepalen waar je dat gaat onderbrengen.’ Ga je dat bij BeFrank doen, of bij Nationale Nederlanden of bij Brand New Day. Die keuze is iets waar ik uiteindelijk heen hoop te gaan, en dan zou ik een vaste premie heel erg logisch vinden. Vindt u de huidige maatregelen dan al genoeg? Nee, er zijn heel veel jongeren organisaties die echt wel een frisse blik hebben als het gaat om een nieuw pensioenstelsel. Als je kijkt naar het stelsel wat we hebben en waar we naartoe moeten. De nieuwe generatie heeft iets van; we zitten allemaal online, we hebben allemaal een smartphone, pensioen is erg leuk, maar ik maak me er niet echt druk om. Als ik een app heb waarmee ik mijn pensioen kan bekijken ben ik al lang blij. Vertel me wat ik inleg en wat het kost, dat is voldoende. De oude generatie die wil mee veranderen, maar ze willen het oude stelsel niet loslaten. Hierdoor lopen we al te lang te discussiëren over hoe we het nieuwe pensioenstelsel in moeten richten, en niemand heeft een idee hoe we dat daadwerkelijk gaan inkleuren. Nederland had vroeger “een van de beste pensioenstelsels ter wereld” . En wat je ziet nu, die verschuiving van Defined Benefit naar Defined Contribution in Nederland, waarbij het risico verschuift van de werkgever naar de werknemer dat heeft Denemarken helemaal omarmd en die hebben door het versimpelen van het stelsel een van de beste stelsel van de wereld. … Maar Nederland blijft ook nog wel een van de beste steeds? Dat klopt, maar we zijn het nu met zijn allen onnodig complex aan het maken. Ik vind dat we moeten kijken naar wat moet, want de jongeren hebben echt bijna niks meer zo meteen. Waarom zouden we nog pensioen door middel van een UPO (Uniform Pensioenoverzicht), waarom krijg je in september 2014 een brief waarop staat wat jouw pensioen in 2013 was, bijna een jaar later. Bewustzijn ga je er niet mee stimuleren, en met al die rare taal die we op pensioen loslaten, niemand die er wat van begrijpt of het wil begrijpen. Ik vind dat de uitvoerder de vrijheid mag hebben het te communiceren zonder er dat er wettelijk regels aan vast zitten. Wat voor maatregelen zouden het beter maken voor de jongeren van nu? Zo’n UPO bijvoorbeeld, wettelijk gezien moeten alle uitvoerders voldoen aan dezelfde criteria. Ze moeten allemaal dezelfde opbouw van zo’n UPO hebben. Alleen al van het taalgebruik snapt negen van de tien mensen niet wat er bedoeld wordt, of die zien een bedrag en die geloven het allemaal wel. Maar het is nooit te herleiden hoe je aan dat bedrag komt, hoe zijn kosten gespecificeerd, dat is best lastig. Dan zou ik denken, als BeFrank zijnde, wij gaan voor een modern pensioen, heldere communicatie vooral online. Begin januari zouden wij de UPO al op het portaal zetten. Ik zou zeggen, laat die wettelijke regel los, zodat iedereen kan bepalen hoe die UPO eruit komt te zien, zodat ze het kunnen communiceren met een taal die de deelnemers begrijpen. Maak het leesbaarder, dus niet vier vellen met alleen maar zwarte tekst. Maak het interactiever. Zet er een informatief filmpje bij, gewoon meer interactieve communicatie. … Denkt u dat het ook niet beter zou zijn om bijvoorbeeld meer jongeren in de besturen te hebben? Ja, en dat gebeurt ook wel. Maar je ziet gewoon dat het botst, dat mensen gewoon niet weten hoe ze het aan moeten pakken. Ze willen iedereen tevreden houden, en ik denk dat we op een gegeven moment een knoop door moeten hakken. Het werkt natuurlijk in heel

Page 44: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

44

veel organisaties door, en die hebben natuurlijk allemaal mensen die een terughoudende houding hebben als het gaat om verandering. Dat taboe moet doorbroken worden, het is toch meer dan logisch dat je anno 2014 je pensioen op je app kan bekijken? Je kiest je eigen zorgverzekeraar online , je doet je bankzaken online, je energieleverancier kan je online afsluiten en pensioen dat doen we nog steeds allemaal via een assurantie kantoor of via je werkgever. … Zou het veranderen van de UPO helpen bij het houdbaarder maken van het pensioen voor jongeren? Nou, de UPO is maar een heel klein onderdeel van het stelsel, maar het is wel een belangrijk onderdeel om mensen over het afgelopen jaar inzicht te geven in het pensioen. Bij BeFrank kunnen mensen letterlijk elke seconde bekijken wat hun pensioen doet, en die UPO is eigenlijk niet meer dan een beknopte samenvatting van wat je pensioen het afgelopen jaar gedaan heeft. Ik vind dan, dat als het een samenvatting is van een bepaald jaar, dat je dat niet bijna een jaar later moet gaan opsturen. Doe dat gewoon gelijk daarna, want zo creëer je pensioenbewustzijn. Dan weten mensen ook beter waar ze aan toe zijn. Heel veel mensen krijgen aan het einde van het jaar een bonus, of een dertiende maand. Dat je dat soort mensen er dan op attendeert of ze misschien wel bij willen sparen. Dat ze bijvoorbeeld de helft van hun dertiende maand of bonus in hun pensioen kunnen steken. Hoe ziet volgens u het ideale pensioenstelsel eruit, dus los van het huidige stelsel? Ik zou het willen individualiseren . Iedereen krijgt gewoon een vast bedrag en kan zelf bepalen wat ze daarmee doen, maar die kan je alleen voor je pensioen gebruiken. Dan kan de werknemer zelf kiezen welke uitvoerder het best bij hem past, en bedrijf dat past bij hem als persoon. Ik denk dat daardoor de concurrentiestrijd tussen pensioenuitvoerders daar ook door verbeterd zal worden, want zij gaan dan in een keer concurreren met een veel grotere groep mensen. Bij een zorgverzekeraar kijk je bijvoorbeeld waar je het meeste krijgt voor de laagste prijs, zo zou het met pensioen ook moeten gaan. … Denkt u dan niet dat ze dan te veel risico’s zouden nemen om de concurrenten af te troeven? De sterkste zullen altijd blijven bestaan, en het is juist aan de pensioenuitvoerders dat ze hun product zo optimaliseren zodat ze interessanter worden voor jou. Wat gaat er gebeuren; zij gaan hun communicatie nóg beter inrichten , om te zorgen dat jij tevreden bent en jij klant wil worden. … En op welke manier zou dit de houdbaarheid helpen van het pensioenstelsel? Omdat je kijkt naar een generatie waar online meer een regel is dan uitzondering, en omdat ook meer en meer de toekomst heeft. En ook steeds meer mensen geboren worden die eigenlijk niet anders weten. Ik vind het zelf altijd wel een grappig voorbeeld: wij zeiden vroeger altijd dat je een digitale en analoge camera hebt. Mijn neefjes zeggen nu al dat het gewoon een camera is, en die zitten op een iPad alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Dus die generatie, die zou het heel vreemd vinden op het moment dat zij alles per brief krijgen. Kijk bijvoorbeeld naar je bankieren; je logt in, je kan bijstorten, je kan afschrijven, je ziet wat je opbouw doet, hoeveel rente je hebt. Zo zou het met je pensioen ook moeten werken. Het zou goed zijn dat je gewoon 200 euro bij je pensioen kan storten en via je pensioenplanner kan zien hoeveel dat oplevert. Daar ben ik persoonlijk heel erg een voorstander van, en heel veel mensen van BeFrank. Het is gewoon online en dat past bij de generatie van nu. … En zijn er meerdere instellingen in de pensioenwereld die jullie mening delen, of zijn jullie eigenlijk de enige? Nee, er zijn meerdere mensen die hetzelfde idee hebben en het idee omarmen, er zijn best wel veel facetten bij die dat idee ondersteunen.

Page 45: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

45

Het proces om naar dit nieuwe pensioenstelsel te komen is heel erg moeilijk of niet? Ja, dat is heel erg moeilijk. Er zijn heel veel mensen die voorstander zijn, maar ook heel veel mensen die tegenstander zijn. Die zeggen dat indivualiseren niet goed is omdat volgens hen niet alle mensen genoeg kennis hebben om zich te bekommeren over hun eigen pensioen. Want als dat niet goed gaat dan hebben zij straks geen pensioen. Ik denk dat als ik eenmaal met pensioen ga, als ik eerlijk ben, dat de AOW al helemaal niet meer bestaat. Die zelfvoorziening wordt daardoor ook steeds belangrijker . Ik denk dat we aan het verdwijnen van het AOW gewoon niks kunnen doen. Denkt u dat het puur op sparen en beleggen zal uitkomen uiteindelijk? Ja ik denk dat de eigen voorziening steeds belangrijker wordt. Ik hoop dat de eerste pijler blijft bestaan, want het is lullig met hoeveel belasting we dan betaald hebben. Maar als we het dan over het nieuwe pensioenstelsel hebben, waarom voegen we die tweede en derde pijler niet gewoon samen? Dan heb je hetgene van je werkgever en wat je zelf gespaard hebt, dat gaat dan allemaal in een potje, en dat kan je dan weer zelf onderbrengen bij je pensioenuitvoerder die jij gekozen hebt. Één uitvoerder, dat je dan weer niet hoeft over te schakelen als je een nieuwe baan hebt, en dan verschillende potjes overhoudt. Een uitvoerder, van twee kanten geld, en als die AOW er dan nog is, is dat mooi, maar ik zie het niet gebeuren. … Daar ga ik dan rekening mee houden! Haha ja, heel veel mensen zullen het natuurlijk tegen spreken. Maar ik denk zelf dat tegen de tijd dat ik mijn pensioen heb ik van mijn AOW misschien één keer boodschappen kan doen, maar daar houdt het dan ook mee op. Dus de conclusie is: zo veel mogelijk individueel doen wat individueel kan, en alleen collectief doen wat collectief moet? Juist, inderdaad!

Page 46: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

46

Bijlage 2: Transcriptie interview met Tarik Uçar van de Pensioenfederatie Wat is de pensioenfederatie eigenlijk en wat doet het? Pensioenfederatie, dat is de branche organisatie van pensioenfondsen, als je hem heel plat slaat. We zijn een vereniging, eigenlijk net als de schaatsvereniging hebben we leden. Onze leden dat zijn de pensioenfondsen. En wij doen dingen voor ze die ze allemaal aangaan, zoals standaarddocumenten en hun belangen in Den Haag vertegenwoordigen, of richting de ministeries aangeven wat voor de fondsen belangrijk is en de problemen waar ze tegenaan lopen. Wat vindt u van het huidige pensioenstelsel? We hebben op het moment meer dan duizend miljard bij elkaar gespaard met zijn allen, dus dat het huidige pensioenstelsel zijn dienst bewezen heeft lijkt me nogal obvious. Maar aan de andere kant, er beginnen wel wat elementen te kraken, dus misschien moeten we er eens een onderhoudsbeurt tegenaan gooien. Hoe ziet de toekomst van het huidige pensioenstelsel eruit, als het zo blijft als het nu is? Op zich zou het zo op deze manier nog heel lang kunnen doorrollen, maar wat ik merk is, ook als ik het aan jullie vraag, hebben jullie vast de indruk dat het pensioen eigenlijk zeker was. Je kreeg gewoon zo’n beetje 70% en je hoefde je niet echt zorgen te maken. Maar tegenwoordig is die zekerheid er niet meer, daar zijn we nu wel achter. Want hoeveel buffers fondsen ook aanmeten, die buffers, dat is gewoon dat je er extra voor moet betalen. Dat kunnen en willen wij als burgers in feite niet betalen, en dus lopen we het risico op die zekerheid. Dus op het gebied van communicatie en hoe mensen er tegenaan kijken, en de beleving over pensioen, daar zal echt iets aan moeten veranderen. Er zijn nu al een aantal maatregelen bedacht. Een daarvan is de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Wat vindt u daarvan? Aan de ene kant vind ik dit logisch, maar aan de andere kant vind ik dat het ook wel consequenties heeft. Ik ben nu 37, mijn pensioenleeftijd is 71. Dat staat nergens, behalve als je er zelf achteraan gaat. Die van jullie zal ongetwijfeld ergens op de 73 zitten. Dat realiseert niemand zich. Qua hoe lang mensen blijven leven en hoe gezond ze op die leeftijd nog zijn zit er ook wel een logica in. Maar ja, ik vind 71 nog wel heel ver weg haha. En of ik daar nou echt happy van wordt, nou dat weet ik niet haha. Dus ik denk dat er nog wel het een en ander aan gesleuteld moet worden. Ik denk, maar dat is puur mijn persoonlijke opvatting, dat je veel meer variabele mogelijkheden moet hebben. Ook met betrekking tot de AOW. Dat je zelf in feite kan beslissen of je stopt op je 66e voor twee dagen, en drie dagen doorgaat. En dat je daar dus minder geld voor hebt is daar gewoon het gevolg van. Maar dat je je beslissing meer zelf kan nemen, ik denk dat dat wel de toekomst moet zijn. Maar hoe kijken jullie daar tegenaan eigenlijk? Daar ben ik ook wel benieuwd naar. … ja, wij denken dat het een maatregel is waar je eigenlijk niet echt onderuit komt. Misschien moet er inderdaad meer keuzevrijheid komen in wanneer je stopt met werken, maar dat dat dan minder gefinancierd zal worden. Ja, want meer geld is het niet. Je hebt op een gegeven moment, pensioen, AOW, of hoe je het allemaal noemt, een bepaald trekkingsrecht met een bepaalde waarde. Er komt niet ineens meer waarde in als je eerder of later wil stoppen. Wat is uw mening over de doorsneepremie? Moet deze blijven, worden aangepast of helemaal worden afgeschaft? Hahaha, oh daarom heeft Erik naar mij doorverwezen. Jullie weten ongetwijfeld uit de media dat er veel te doen is om de doorsneepremie. Ik persoonlijk vind het een hoop gedoe om niets. Nog steeds gebruikt zo’n 90% van Nederland die doorsneepremie, en wat blijkt is dat als je bij die 90% blijft, heb je er ook echt voordeel van. Het wordt nu alleen behoorlijk aangevallen door een aantal elementen. Mensen worden steeds vaker zelfstandige. Nou ja,

Page 47: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

47

ik heb dan zoiets van, los dat probleem dan op en zoek niet de oplossing in de doorsneepremie. Zoek dan de oplossing in iets als dat zelfstandigen ook dat recht behouden om bij die 90% Nederlanders te blijven behoren. Ik persoonlijk vind het dus een hoop gedoe om niks, maar de meningen zijn er nogal over verdeeld. … een degressieve opbouw bijvoorbeeld zou volgens u niet echt een goede oplossing zijn? De degressieve opbouw kan wel een oplossing zijn. Maar als je nu bij de werkgelegenheid onder jongeren kijkt is deze nu ook belabberd. En op het moment dat je gaat zeggen: de jongeren bouwen extra veel op, want ze betalen nou eenmaal ook wat meer premie, en de ouderen bouwen wat minder op, stel je dan voor dat je de eerste vijf jaar opbouw mist omdat er jeugdwerkloosheid is. Dat verschil maak je niet meer goed. Vandaar dat ik zoiets heb, iets wat voor alle generaties van belang is, dat je een pechgeneratie zoveel mogelijk uitsluit. Als dat betekent dat je uitmiddelt, dat in sommige situaties de ene generatie net wat voordeliger uit is dan de andere generatie, maar niemand over de ondergrens of bovengrens heen schiet, zou ik zeggen dat daar toch je voorkeur moet liggen. Over het bestuur van pensioenfondsen. Vindt u dat er meer jongeren in het bestuur moeten komen, of moet het zo blijven als nu? Nee, dat moet wel. Wat ik vind is dat de deelnemers van pensioenfondsen zich vertegenwoordigd moeten voelen. Daar ligt de essentie in mijn beleving. Nu is het vaak de blanke oude grijze man die in het bestuur zit. Voel je je daar dan vertegenwoordigd door? Ik denk dat er dan een grote groep in die bestanden zit die zich niet vertegenwoordigd voelt en daar moet je wat aan doen. Daarnaast geloof ik ook echt in diversiteit. Verschillende mensen die samenkomen kunnen tot een betere oplossing komen, dan als iedereen hetzelfde denkt. Vindt u dat er meer keuzevrijheid zou moeten komen? Bijvoorbeeld dat een persoon €200,- van zijn werkgever krijgt en zelf mag bepalen wat hij daarmee doet, bij welke pensioeninstelling hij dit neerzet en dat soort dingen. Zou dat een goed iets zijn? Nee. Ja, nee. Ik ben daar heel duidelijk in. Ik ben bang dat veel mensen dan de verkeerde keuze maken. En veel mensen willen die keuze ook helemaal niet maken. Wat ik dan in mijn omgeving zie is dat de meeste mensen zoiets hebben van: joh regel het gewoon en zorg dat ik een goed pensioen heb, en dan vind ik het wel best. … veel mensen hebben ook te weinig kennis om een goede keuze te kunnen maken? Ja, en ook te weinig interesse. Het is wel heel erg een ver van mijn bed show. De marketingkosten bij die uitvoerders gaan, indien je zelf mag kiezen, enorm omhoog. Die hebben allemaal zoiets, kijk maar naar de zorgverzekeringen, van ‘kom bij mij, kom bij mij’. Op macroniveau is dat niet in het voordeel van Nederland, dus ik zou zeggen dat er niet zo’n keuzevrijheid moet komen. Vindt u de huidige maatregelen die al genomen zijn genoeg? Of moet er nog meer gebeuren? Nee we zijn nog niet klaar hoor. Er vindt nu wel echt een doorontwikkeling van ons stelsel plaats, en dat is op zich ook goed. Waar we voor moeten uitkijken is dat we dingen die we goed vinden, dat we die niet ook kwijtraken. … welke andere maatregelen heeft u dan in uw hoofd? Er speelt nu al heel veel, zoals wat jullie zeiden van de besturen, dat speelt al volop. ... u had het net bijvoorbeeld over de zelfstandigen. Dat daar een oplossing voor gezocht moet worden. Waar denkt u dan aan? Dat zijn verschillende modellen, en dat is ook een beetje het lastige. Als je naar de samenleving kijkt, dan heb je zelfstandigen en je hebt zelfstandigen. Je hebt de hoogopgeleide consultant die op zijn 40e denkt: weet je wat, ik ga uit loondienst, ik ga zelf het dubbele verdienen. En je hebt de thuiszorgmedewerkster die door de organisatie wordt

Page 48: Een houdbaar pensioenstelsel mogelijk?

48

ontslagen, en tegen haar wordt gezegd: je mag wel als zzp-er terugkomen. Dat die eerste een eigen keuze heeft, prima. Die loopt ondernemersrisico. Ik begrijp helemaal dat die niet verplicht gesteld wil worden om wat dan ook af te dragen, omdat hij wellicht wil investeren in zij bedrijf. Dat vind ik allemaal prima. Maar die tweede, eigenlijk zouden we als maatschappij die zelfstandige niet echt als zelfstandige moeten zien, en eigenlijk zouden die dan ook verplicht mee moeten doen aan het stelsel zoals wij dat ook voor werknemers hebben. …en verder nog andere maatregelen die u in uw hoofd heeft? Een tendens die je wel ziet, is dat er steeds minder pensioenfondsen zijn. Vijf jaar geleden hadden we er nog duizend, nu nog zo’n 388 geloof ik zo uit me hoofd. De verwachting is dat we er volgend jaar ongeveer 300 hebben. Dat de fondsen groter worden en samen gaan, consolideren, is een tendens die je ziet. Of het een bewuste verandering is, durf ik niet zo gelijk te zeggen. Als dit zo doorzet hebben we over tien jaar nog maar slecht 20 tot 50 fondsen. … is dat positief? Qua kosten is het wel positief. Op een moment dat een fonds groter is, hebben ze per persoon gewoon minder kosten. Minder kosten betekent dat jij een hoger pensioen hebt ten opzichte van dezelfde premie. Dus dat is positief. Alleen moet je je wel afvragen of er ergens een maximale grootte is. Dat zijn wel vragen die je kan gaan stellen. Hoe zou volgens u het ideale pensioenstelsel eruit zien, het huidige pensioenstelsel losgelaten? Dat is een beetje lastig, want dan ga je ervan uit: stel je gaat in een land van nul af aan beginnen. Dat is een beetje de gedachte. In Nederland kan dat gewoon niet want we hebben gewoon al die duizend miljard op de beleggingsrekeningen staan. Maar als je van nul af aan zou beginnen, kan ik me voorstellen dat het wat meer individueel zou zijn dan het nu hier is. Aan de andere kant, wat ik jammer zou vinden, is als het alleen maar commerciële clubs zouden zijn. Wat Nederland heel sterk maakt, van de pensioenfondsen, is dat het non-profit organisaties zijn, alle winst gaat naar de deelnemers. Dat vind ik wel echt een toegevoegde waarde. Je doet het eigenlijk voor elkaar, en de winsten zijn ook voor elkaar. Die zou ik wel echt willen behouden. … en als het gaat om modernisering van de communicatie naar deelnemers? Zouden we dat kunnen verbeteren, bijvoorbeeld via een app? Haha, ja ik ben het helemaal met jullie eens, dat kan zwaar gemoderniseerd morde. Ook als je kijkt wat de digitale mogelijkheden zijn, met iconen, en dubbelklikjes, en grafiekjes, daar zou echt wel een grote slag geslagen moeten kunnen worden. Heeft u zelf nog iets toe te voegen? Er zijn nu op automatisering, op deelonderwerpen, echt wel ontwikkelingen bezig. Jullie zouden ook eens daarnaar kunnen kijken, wat daar allemaal gebeurt. Ik denk dat jullie daar de stappen die nu gezet worden ook precies stroken met wat jullie zo’n beetje voor ogen zouden kunnen hebben.