Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Een kritische analyse van het gebruik van bodycams door politiediensten.
Masterproef neergelegd tot het behalen van
de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen
door 01313132 Hoste Jules
Academiejaar 2018-2019
Promotor : Commissaris :
Prof. Dr. Hardyns Wim Feys Yinthe
II
VOORWOORD
Voorafgaand aan deze masterproef zou ik graag kort de tijd nemen om enkele personen te
bedanken. Hun hulp, begeleiding en motiverende woorden hebben me doorheen deze zware,
maar vooral leerrijke periode geholpen.
In de eerste plaats wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Wim Hardyns, bedanken voor de
begeleiding en aanbevelingen gedurende het schrijven van deze thesis. Alsook wil ik hem
bedanken voor het vertrouwen dat ik kreeg waardoor ik zo veel mogelijk zelfstandig te werk
kon gaan. Daarnaast wil ik ook de tweede lezer, Yinthe Feys, bedanken om de tijd te nemen
om kritisch mijn scriptie te evalueren.
Ten tweede zou ik graag volgende politiezones (hierna: PZ) in de bloemetjes zetten: PZ
Lokeren, PZ Gent, PZ Bredene - De Haan & PZ Westkust. Deze politiezones zijn ingegaan op
mijn verzoek om deel te nemen aan mijn onderzoek, alsook wil ik hen bedanken om andere
politiezones aan te moedigen om technologische vernieuwingen door te voeren in hun korps.
Vervolgens wil ik een kort dankwoordje richten aan alle respondenten die massaal hebben
deelgenomen aan mijn survey.
Tot slot wil ik mijn vrienden, kotgenoten en familie bedanken. Zij hebben me door dik en dun
gesteund tijdens dit leerproces dat mij bloed, zweet en tranen heeft gekost.
Bedankt aan allen om de tocht naar het behalen van het diploma Criminologische
Wetenschappen enigszins te verlichten!
III
IV
INHOUDSTABEL
VOORWOORD III
INHOUDSTABEL V
LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN XII
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XIV
INLEIDING 1
De motivatie voor de keuze van het onderwerp 1
Relevantie onderwerp 2
De probleemstelling 4
Methodologie 7
De eventuele beperkingen van de masterproef 9
De hoofdlijnen van de verschillende hoofdstukken 10
DEEL 1: LITERATUURSTUDIE 13
HOOFDSTUK 1: ‘BODY-WORN’ CAMERA’s 13
1. Inleiding 13
2. Belang van innovatie door het politiewezen 14
2.1 Evoluerende maatschappij 14
2.2 Mondige samenleving 15
2.3 Internationale technologische innovatie 15
3. Bodycams binnen het politielandschap 17
3.1 Theoretische omschrijving 17
3.2 Geschiedenis 20
3.3 Soorten BWC’s 22
V
3.4 Internationale studies over bodycamgebruik door de politie 26
3.4.1 Belang van de context 27
3.4.1.1 De plaats 27
3.4.1.2 De wetgeving 29
3.4.1.3 Technologische context 30
3.4.2 Verenigde Staten 31
3.4.2.1 Rialto PD-project (Californië) 31
3.4.2.2 Mesa PD-project (Arizona) 32
3.4.2.3 Metropolitan PD-project (Washington D.C.) 33
3.4.3 Verenigd Koninkrijk 34
3.4.3.1 Plymouth Head Camera-project 35
3.4.3.2 Essex 36
3.4.4 Canada: Victoria PD-project 37
3.4.5 Nederland: Politie Amsterdam-project 38
3.4.6 Conclusie internationale studies 38
3.5 Nationale proefprojecten 39
3.6 Voordelen bodycams 42
3.6.1 Inleiding 42
3.6.2 Stijging transparantie en legitimiteit politie 43
3.6.3 Verbetering gedrag, zowel bij politie als bij burgers 44
3.6.3.1 Politiegedrag 45
3.6.3.2 Burgergedrag 46
3.6.4 Betere bewijskracht 48
3.6.4.1 Rechtszaken 48
VI
3.6.4.2 Burgerklachten 50
3.6.5 Didactisch materiaal 51
3.6.6 Besluit over de voordelen 52
3.7 Nadelen bodycams 53
3.7.1 Inleiding 53
3.7.2 Bezorgdheden omtrent burgerprivacy 53
3.7.3 Bezorgdheden omtrent de privacy van de politieagent 55
3.7.4 Bezorgdheden omtrent de gezondheid en de veiligheid van de
agent 56
3.7.5 Nood aan investeringen 57
3.7.5.1 Opleiding 57
3.7.5.2 Beleid 57
3.7.5.3 Hardware, software & opslagcapaciteit 59
3.7.6 Besluit over de nadelen 61
4. Relevante criminologische theorieën 62
4.1 Inleiding 62
4.2 Routine activiteiten theorie 62
4.3 Rationele keuze theorie 64
4.4 Deterrence theorie 65
4.5 Besluit 67
5. Conclusie 67
HOOFDSTUK 2: RELEVANTE WETGEVING 69
1. Inleiding 69
2. Politiewetten 70
VII
2.1 Inleiding 70
2.2 Geïntegreerde politie 70
2.3 Wet op het politieambt 71
3. Camerawet 75
4. Privacywet 77
4.1 Inleiding 77
4.2 Finaliteitsbeginsel, proportionaliteitsbeginsel & transparantie-
beginsel 78
4.3 Andere wetsartikelen 79
5. Conclusie 80
DEEL 2: EMPIRISCH ONDERZOEK 83
HOOFDSTUK 3: METHODOLOGIE 83
1. Inleiding 83
2. Kwantitatief luik: online survey 83
2.1 Onderzoeksmethode 83
2.2 Steekproef 84
2.3 Opstellen online survey 85
2.4 Data-analyse 86
2.5 Beperkingen 87
3. Kwalitatief luik: half-gestructureerde interviews 88
3.1 Onderzoeksmethode 88
3.2 Steekproef 89
3.3 Data-verzameling 91
3.4 Data-analyse 92
VIII
3.5 Beperkingen 93
4. Besluit 94
HOOFDSTUK 4: RESULTATEN 95
1. Inleiding 95
2. Kwantitatief luik: online survey 96
2.1 Inleiding 96
2.2 Demografische gegevens 96
2.2.1 Geslacht 96
2.2.2 Leeftijdscategorie 97
2.3 Kennis omtrent bodycamgebruik door de Belgische politie 98
2.4 Ervaringen met politiebodycams tijdens politieinterventies 100
2.5 Aanvaardbaar gebruik van politiebodycams 101
2.5.1 In het kader van een grote volkstoeloop 101
2.5.2 Woord tegen woord discussies vermijden 103
2.5.3 De politie mag altijd gebruik maken van bodycams 104
2.5.4 Besluit 105
2.6 Mening omtrent verschillende innovatieve technologieën 106
2.6.1 Camera’s in de publieke ruimte die regelovertredend gedrag van
mensen analyseren 106
2.6.2 Camera’s in de publieke ruimte met gezichtsherkenning 106
2.6.3 Politiebodycams 107
2.6.4 Politiedrones 108
2.6.5 Biometrie (bv. vingerafdrukken) in paspoorten 108
2.6.6 Biometrie bij grenscontroles 108
IX
2.6.7 Besluit 109
2.7 Privacy en de bescherming van persoonlijke informatie 110
2.8 Bodycamgebruik door de politie – mogelijke ervaringen 112
2.8.1 Extra controlemiddel op de politie 112
2.8.2 Inbreuk op privacy 112
2.8.3 Controle van de staat op de burger 113
2.8.4 Besluit 114
2.9 Algemeen besluit over kwantitatief luik 114
3. Kwalitatief luik: half-gestructureerde interviews 118
3.1 Inleiding 118
3.2 Redenen voor gebruik van bodycams 118
3.3 Lokale versus federale politie 120
3.4 Type bodycam 121
3.4.1 Merk en draagwijze 121
3.4.2 Pre-event video buffer 123
3.5 Wanneer maakt men gebruik van bodycams 125
3.6 Voordelen 127
3.6.1 Minder fysiek en verbaal geweld tegen politie 127
3.6.2 Politieambtenaar gaat zich meer conform de regels gedragen 128
3.6.3 Betere processen-verbaal 129
3.6.4 Bewijsmateriaal 129
3.6.5 Transparantie en legitimiteit politie stijgt 130
3.6.6 Didactisch materiaal politiescholen 130
3.6.7 Andere voordelen 131
X
3.7 Nadelen 132
3.7.1 Escalerend in plaats van de-escalerend effect 132
3.7.2 Controlemiddel op de politie 132
3.7.3 Kostprijs 133
3.7.4 Opleiding omtrent bodycams 134
3.7.5 Inbreuk op privacy van bevolking 134
3.7.6 Perspective bias 135
3.8 Voor- of tegenstander 136
3.9 Opportuniteiten nieuwe camerawet 136
3.10 Algemeen besluit over kwalitatief luik 137
CONCLUSIE EN DISCUSSIE 141
BIBLIOGRAFIE 148
BIJLAGEN I
BIJLAGE 1: Online survey vragenlijst I
BIJLAGE 2: Topiclijst half-gestructureerde interviews VII
BIJLAGE 3: Ingescande informed consent-formulieren IX
BIJLAGE 4: Transcripties half-gestructureerde interviews (CD-rom) XIII
XI
LIJST VAN FIGUREN EN TABELLEN
FIGUREN
FIGUUR 1: Zepcam T2 bodycam, PZ Bredene – De Haan
FIGUUR 2: GoPro bodycam, Nederlandse politie & PZ Bredene – De Haan
FIGUUR 3: VidMic, PZ Lokeren
FIGUUR 4: Transcend DrivePro Body 10, Belgische politie
FIGUUR 5: Axon bodycam, PZ Gent
FIGUUR 6: Reveal D Series, Duitse politie & PZ Westkust
TABELLEN
TABEL 1: Prevalentie van technologieën die gebruikt worden door de respondenten
TABEL 2: Vereisten bodycam gebruikt door veiligheidsdiensten
TABEL 3: Beleidsvereisten regeling bodycamgebruik
TABEL 4: Overzicht van de geïnterviewde respondenten
TABEL 5: Geslacht van de respondenten
TABEL 6: Leeftijdscategorie van de respondenten
TABEL 7: Kennis omtrent bodycamgebruik door de Belgische politie
TABEL 8: Ervaringen van de respondenten met politiebodycams
TABEL 9: De mate waarin de politie mag gebruik maken van bodycams tijdens een grote
volkstoeloop (bv. protestacties of voetbalmatchen)
TABEL 10: De mate waarin de politie mag gebruik maken van bodycams tijdens interventies
om nadien woord tegen woord discussies te vermijden
XII
TABEL 11: De mate waarin de politie altijd gebruik mag maken van bodycams, ongeacht de
situatie
TABEL 12: Mening van de respondenten omtrent verschillende innovatieve technologieën
(deel 1)
TABEL 13: Mening van de respondenten omtrent verschillende innovatieve technologieën
(deel 2)
TABEL 14: Mate waarin de respondent privacy en de bescherming van persoonlijke
informatie belangrijk vindt
TABEL 15: In welke mate gaat de respondent akkoord met volgende stellingen
XIII
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
ACLU: American Civil Liberties Union
ANPR: Automatic Number Plate Recognition / Nummerplaatherkennings-
camera
Art.: Artikel
BWC: Body-worn camera
BWV: Body-worn video
Camerawet: Wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van
bewakingscamera’s
CCTV: Closed-circuit television
Dashcam: Dashboard camera
EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
GDPR: General Data Protection Regulation / de Verordening (EU) 2016/679
van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende
de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking
van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
en tot intrekking van de Richtlijn 95/46/EG
MPD: Metropolitan Police Department of the District of Columbia,
Washington DC
NIJ SSBT CoE: National Institute of Justice - Sensor, Surveillance and Biometric
Technologies Center of Excellence
OVC: On-officer video camera
PAS: Public Attitude Survey
XIV
PBMC: Police body-mounted camera
PD: Police Department
Privacywet: Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens
PZ: Politiezone
RAT: Routine Activiteiten Theorie / ‘Routine Activity Theory’
RCT: Rationele Keuze Theorie / ‘Rational Choice Theory’
SYPOL.be: Syndicaat van de Belgische politie
V.S.: Verenigde Staten
VSOA politie: Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt
WGP: Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde
politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
WPA: Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt
XV
INLEIDING
DE MOTIVATIE VOOR DE KEUZE VAN HET ONDERWERP
De laatste jaren is het gebruik van ‘Body-worn’ camera’s (hierna: BWC’s of bodycams) door
de Belgische politie steeds meer op het toneel verschenen (infra: Relevantie onderwerp).
Hierdoor is de bodycam een zeer actueel fenomeen dat onderwerp kan uitmaken van
criminologisch onderzoek.
Door de interesse in nieuwe technologieën om criminaliteit aan te pakken en mijn
bachelorproef over drones vond ik het dan ook logisch om ook mijn masterproef hierover te
schrijven ter behaling van het diploma in de criminologische wetenschappen. Er spelen zich
namelijk voortdurend veranderingen af in de maatschappij waardoor ook verschillende
criminaliteitsvormen evolueren. De efficiëntie van de traditionele methoden om deze
nieuwere vormen (bv. cybercrime) aan te pakken moet bijgevolg in vraag worden gesteld.
Vandaar dat het belangrijk is voor de politie om innovatief en creatief na te denken over de
aanpak van deze veiligheidsproblemen. Dit kan met behulp van nieuwe technologieën (Easton
& Van den Borre, 2016). Daarnaast kunnen we een groeiende mondigheid van de brede
samenleving vaststellen waardoor politiediensten steeds meer verantwoording over het
geleverde werk moeten afleggen (Terpstra, Duchatelet, Janssens, Van Ryckeghem &
Versteegh, 2015). Deze groeiende mondigheid heeft als gevolg dat er steeds meer woord
tegen woord discussies ontstaan tussen burgers en politiediensten. Prof. Dr. Brice De Ruyver
argumenteerde in een interview op Radio 1 (2017) dat bodycams in die zin gezien kunnen
worden als oplossing hiervoor aangezien er beeld- en audio-opnames gemaakt worden die
kunnen dienen als bewijsmateriaal.
1
Hierdoor kunnen deze woord tegen woord discussies in de toekomst vermeden worden.
Daarnaast heb ik ook de ambitie om later toe te treden tot het politiekorps waardoor ik de
koppeling heb gemaakt tussen deze relatief nieuwe technologie en de politie. Ten slotte vond
ik het interessant om mijn scriptie te schrijven hieromtrent aangezien sinds 25 mei 2018 de
nieuwe camerawetgeving in werking is getreden, waardoor er eindelijk een wettelijk kader
werd gecreëerd dat het gebruik van politiebodycams regelt.
RELEVANTIE ONDERWERP
Ten eerste wil ik aandacht besteden aan de wetenschappelijke relevantie van deze scriptie.
Gezien het feit dat bodycams nog maar recentelijk bezig zijn aan hun opmars in de
politiesector, zijn er in de wetenschappelijke wereld nog heel wat onbeantwoorde vragen over
de effectiviteit hieromtrent (Pelfrey & Keener, 2016; Newell, 2016). De laatsgenoemde
auteurs zijn van mening dat er nood is aan meer empirisch onderzoek naar de percepties m.b.t.
bodycams aangezien dit soort onderzoek de reeds verzamelde kwantitatieve kennis in een
bredere context plaatst (Steenbeke, 2017). Uit de literatuurstudie zal blijken dat er grotendeels
kwantitatieve gegevens verzameld zijn, dit vooral aan de hand van experimenten en surveys
(Lum, Koper, Merola, Scherer & Reioux, 2015). Er is daarnaast ook nood aan kwalitatieve
wetenschappelijke kennis m.b.t. het gebruik van bodycams door de politiediensten. Door
kwalitatief onderzoek uit te voeren, zal gestreven worden naar diepgang want dit soort
onderzoek schenkt aandacht voor het perspectief van de respondenten, wat niet steeds kan
bereikt worden door een kwantitatieve meting (Roose & Meuleman, 2014).
2
Het perspectief van de respondenten van de uitgevoerde interviews is in het kader van deze
scriptie van belang, aangezien op deze manier de praktijkervaringen die de respondenten
reeds hebben met de bodycams worden weergegeven. Door aandacht te besteden aan hun
perspectief kan men eerst en vooral de voor- en nadelen van het bodycamgebruik beter
weergeven. Ten tweede kan men een beter beeld scheppen van hoe burgers deze BWC’s
ervaren. Ten derde kan men pijnpunten weergeven waardoor er een aanzet wordt gegeven tot
verbeteringen. Dit onderzoek zou een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van dit hiaat
aangezien ik mijn scriptie zal onderbouwen aan de hand van kwalitatieve half-gestructureerde
interviews. Op deze manier zal ik komen tot een evaluatieve analyse van het gebruik van
bodycams door de politie.
Ten tweede wil ik aantonen dat deze scriptie ook maatschappelijk relevant is en dat het
bijgevolg ook nuttig kan zijn voor de bredere samenleving. Er zal namelijk in het empirisch
onderzoek aandacht besteed worden aan de privacyproblematiek die onlosmakelijk verbonden
is met het gebruik van bodycams. Tegenstanders kunnen bodycams namelijk zien als een
volgende stap in de neerwaartse spiraal van controle- en surveillancemiddelen op de
maatschappij (Lippert & Newell, 2016). Gezien het feit dat de nieuwe camerawet reeds in
werking is getreden, zullen beelden gemaakt kunnen worden bij een interventie op
privéterrein waardoor de betrokken burgers dit kunnen ervaren als een grote inbreuk op hun
privacy (Simmons, 2015).
Ten slotte wil ik aantonen dat deze masterproef ook relevant is voor de praktijk. Zoals reeds
eerder vermeld begint de Belgische politie sinds enkele jaren steeds meer gebruik te maken
van bodycams.
3
Dit zal aangetoond worden aan de hand van een uiteenzetting van actuele
praktijkvoorbeelden. Bijgevolg zal de bodycam nog veel aandacht krijgen in de toekomst. Dit
onderzoek zal kennis verschaffen aan de verschillende politiediensten over hoe men het best
zou omgaan met bodycams, hoe politieagenten deze bodycams ervaren en welke mogelijke
aanbevelingen er kunnen geformuleerd worden naar de toekomst toe. Deze scriptie zou
bijgevolg kunnen dienen als een katalysator waardoor andere politiezones aangemoedigd of
ontmoedigd kunnen worden om dergelijke bodycams al dan niet in te voeren in hun korps.
Daarnaast is dit onderzoek interessant voor politiediensten zelf aangezien bodycams een
oplossing kunnen bieden voor woord tegen woord situaties (supra: De motivatie voor de
keuze van het onderwerp). Bovendien kan volgens Prof. Dr. Brice De Ruyver (Radio 1, 2017)
het beeldmateriaal dat geleverd wordt door de bodycams, heel wat nuttig didactisch materiaal
opleveren voor het gebruik in politiescholen.
DE PROBLEEMSTELLING
Tot voor kort was er een afwezigheid van een wettelijk kader dat het gebruik van bodycams
door de politie regelt. Toch waren er een aantal politiezones die reeds gebruik maakten van dit
instrument, bv. de PZ Westkust, de PZ Lokeren, het drugsondersteuningsteam van de PZ
Antwerpen, de PZ Mechelen-Willebroek, de PZ Namen & de PZ
Arlon/Attert/Habay/Martelange (Van De Putte, 2014; Burton, 2017; Poncelet, 2016;
Datapanik, 2017; VSOA Politie, 2016; Paelinck, 2018).
Echter blijkt uit telefonische contacten en de afgenomen interviews dat er slechts in beperkte
mate gebruik wordt gemaakt van de bodycams en dat in sommige gevallen het gebruik ervan
zelf volledig in onbruik is geraakt.
4
Daarnaast zijn er d.m.v. de wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de camerawetgeving een
aantal cruciale aanpassingen doorgevoerd in de wet van 21 maart 2017 tot regeling van de
plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (hierna: de camerawet). Hierdoor is het sinds
25 mei 2018 mogelijk dat bodycams gebruikt mogen worden tijdens een politieinterventie, op
voorwaarde dat het gebruik ervan steeds gemeld wordt d.m.v. een waarschuwing dat men
opnames maakt (BELGA, 2017). Mensen mogen niet weigeren om gefilmd te worden door
een bodycam. Het gevolg hiervan is dat bepaalde burgers deze wetsuitbreiding kunnen
ervaren als een inbreuk op hun privacy (Swinnen & Vandenabeele, 2018). Vandaar dat er in
het kader van deze thesis een online survey werd uitgevoerd om een beeld te vormen van de
mening van de bevolking omtrent politiebodycams en of men deze al dan niet als een inbreuk
zou ervaren op hun privacy.
Deze scriptie heeft als doel om een criminologisch relevante bijdrage te leveren in het debat
omtrent het gebruik van bodycams door de politiediensten in België. Deze bijdrage wordt
geleverd door het uitvoeren van kwalitatieve half-gestructureerde interviews bij politiezones
die reeds gebruik hebben gemaakt van bodycams. Op deze manier krijgen we zicht op hoe de
BWC’s ervaren worden door de politieambtenaren, wat zijn de voor- en nadelen, wat zijn de
werkpunten en hoe ervaren burgers de bodycams tijdens een interventie.
Ten slotte werd er ook een online survey opgemaakt om zicht te krijgen op de mening van
Vlaamse burger en of ze deze bodycams al dan niet als een inbreuk zouden zien op hun
privacy.
5
Om deze doelstellingen te verwezenlijken, werden drie onderzoeksvragen opgesteld die op
hun beurt onderverdeeld zijn in enkele deelvragen. Deze onderzoeksvragen zullen allereerst
beantwoord worden aan de hand van een literatuurstudie. Daarnaast zullen de resultaten die
volgen uit het empirisch onderzoek een ondersteunend antwoord bieden op de tweede en
derde onderzoeksvraag.
1) Wat is de rol van bodycams binnen het politielandschap?
a) Wat is een bodycam?
b) In welke mate maken (buitenlandse) politieagenten reeds gebruik van BWC’s?
c) Wat zegt de Belgische wetgeving over BWC’s?
d) Wat is de impact van bodycams op andere luiken van de veiligheidsketen?
(beeldvorming, preventie, repressie en nazorg)
e) Welke criminologische theorieën kan men koppelen aan het bodycamgebruik?
2) Hoe ervaren politieagenten het gebruik van bodycams?
a) Wanneer is men geneigd om bodycams te gebruiken?
b) Is er een effect op het veiligheidsgevoel van de agenten?
c) Wat zijn de positieve en negatieve implicaties die vasthangen aan het gebruik?
d) Wat is de reactie van de bevolking op het bodycamgebruik?
3) Wat is de mening van de bevolking over bodycams?
a) Ervaart men bodycams als een inbreuk op hun privacy?
6
METHODOLOGIE
Om een antwoord te bieden op de eerste centrale onderzoeksvraag “Wat is de rol van
bodycams binnen het politielandschap?”, zal een uitgebreide literatuurstudie uitgevoerd
worden. Hierbij zal zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van wetenschappelijke
literatuur. De grijze literatuur die gebruikt wordt in de scriptie moet als ondersteunend
aanschouwd worden om de actualiteit weer te geven.
Vervolgens zal ook een antwoord gegeven worden op de tweede centrale onderzoeksvraag
“Hoe ervaren politieagenten het gebruik van bodycams?”. Om hierop een antwoord te
kunnen formuleren, zal eerst en vooral beroep gedaan worden op wetenschappelijke
literatuur. Daarnaast zullen deze antwoorden ondersteund worden door middel van een
empirisch, kwalitatief en diepgaand onderzoek. Het is nodig om te streven naar diepgang; dit
impliceert een kleinschalige aanpak waardoor minder generaliseerbare kennis wordt
bekomen, maar wel meer detaillering, complexiteit en een sterke onderbouwing. (Hardyns &
Vander Beken, 2017). Deze diepgang wordt bereikt door een kwalitatief empirisch onderzoek
uit te voeren. Meer specifiek zullen er half-gestructureerde interviews uitgevoerd worden bij
politieambtenaren die reeds in contact zijn gekomen met bodycams om zo een beeld te
kunnen vormen van hoe zij de bodycams ervaren, wat is de reactie van de bevolking hierop,
wat zijn de voor- en nadelen… Door half-gestructureerde interviews uit te voeren, wordt er
gebruik gemaakt van een topiclijst (zie bijlage 2) waardoor de respondenten vrij en languit
hun mening kunnen geven. Indien interessante zaken aangehaald worden door de respondent,
kan de interviewer afwijken van de topiclijst en hier verder op ingaan.
7
Vooraleer de interviews van start gingen, werd een informed consent formulier opgemaakt en
aangeboden aan de respondenten dat aantoont dat toestemming werd gegeven om deel te
nemen aan het interview. Bovendien kregen de respondenten de optie om het interview in
anonimiteit te laten doorgaan of niet. In bijlage 3 bevinden zich de ingescande kopies van de
ondertekende informed consent formulieren. De transcripties van de interviews (zie CD-rom
in bijlage 4) werden eerst en vooral open gecodeerd volgens de ‘a priori-benadering’. Het
gevolg hiervan is dat de codes overeen komen met de verschillende thema’s uit de topiclijst.
Nadien werd er axiaal gecodeerd waardoor bepaalde meningen van respondenten samen
gegroepeerd werden in kleinere categorieën (Decorte & Zaitch, 2010). Om de transcripties op
een georganiseerde en correcte manier te kunnen coderen, werd gebruik gemaakt van het
softwarepakket NVivo.
Ten slotte zal de derde centrale onderzoeksvraag “Wat is de mening van de bevolking over
bodycams?” beantwoord worden. Dit doen we door eerst en vooral de literatuur hieromtrent te
bestuderen. Nadien wordt er meer naar de breedte gestreefd, wat betekent dat een
grootschalige aanpak zal gehanteerd worden om zo tot een generalisering van de
onderzoeksresultaten te komen. Het voordeel is bijgevolg dat, op basis van de verkregen
onderzoeksresultaten, generaliseerbare uitspraken kunnen gemaakt worden die gelden voor de
volledige onderzoekspopulatie (Hardyns & Vander Beken, 2017). Deze generaliseerbare
uitspraken kunnen best bereikt worden door een kwantitatieve benadering toe te passen, met
als gevolg dat de bevindingen aangetoond kunnen worden aan de hand van grafieken en
cijfers. Ook hier zal gestreefd worden naar het gebruik van eigen waarnemingen, vandaar dat
er een online survey werd afgenomen bij de Vlaamse bevolking.
8
Deze online survey (zie bijlage 1) werd opgemaakt met behulp van het softwarepakket
Limesurvey. De analyse van de onderzoeksresultaten van de online survey gebeurde d.m.v.
descriptieve statistieken die geleverd werden door het softwarepakket SPSS.
DE EVENTUELE BEPERKINGEN VAN DE MASTERPROEF
In het kader van het empirisch onderzoek dat uitgevoerd werd, is het onmogelijk om zicht te
krijgen op welke politiezones in België reeds gebruik maken van bodycams. Dit komt doordat
de politiezones niet verplicht zijn om het gebruik ervan te melden aan de minister van
Binnenlandse Zaken (Depla, 2015; Vanheste, 2015). Volgens het kabinet-Jambon ligt de
keuze bij de lokale korpscheffen en de federale politie zelf om dergelijke BWC’s aan te
kopen. Er is dus geen verplichting om de bodycams in te voeren, alhoewel men wel zegt dat
er zowel bij de federale politie als de lokale politiezones vraag naar is (Coosemans, 2018).
Het feit dat deze cijfers niet beschikbaar zijn, betekent een beperking voor de masterproef.
Het is dus niet mogelijk om een evaluatieve analyse te maken van elke PZ die reeds gebruik
maakt van bodycams. Daarnaast ligt de focus van de scriptie op de Nederlandstalige
politiezones in Vlaanderen die gebruik maken van BWC’s, alsook was de doelgroep van de
online survey de Vlaamse, Nederlandstalige bevolking. Ondanks dat van een aantal Waalse
politiezones wel geweten is dat men gebruik maakt van bodycams (namelijk de PZ
Arlon/Attert/Habay/Martelange en de PZ Namen), is er gekozen om deze niet op te nemen in
deze masterproef (Burton, 2017; VSOA Politie, 2016; Paelinck, 2018).
9
Ten slotte wil ik nogmaals benadrukken dat het bodycamgebruik door de Belgische politie
nog steeds in zijn kinderschoenen staat. Het is dus nog niet mogelijk om een complete
evaluatieve analyse te maken. Daarnaast zijn de onderzoeksresultaten slechts een
momentopname. De kans bestaat dat de percepties van de respondenten kunnen veranderen
doorheen de jaren, indien blijkt dat bodycams toch niet zo nuttig blijken als oorspronkelijk
gedacht of indien men in de toekomst een positieve of negatieve ervaring met bodycams
meemaakt.
DE HOOFDLIJNEN VAN DE VERSCHILLENDE HOOFDSTUKKEN
Het eerste deel van deze scriptie bestaat uit een literatuurstudie dat onderverdeeld is in twee
hoofdstukken. Hoofdstuk 1 gaat over de ‘body-worn’ camera’s. In dit hoofdstuk zal eerst en
vooral het belang van innovatie door het politiewezen besproken worden. De efficiëntie van
de traditionele methoden om criminaliteit aan te pakken zal in vraag worden gesteld, alsook
zal er aandacht besteed worden aan een samenleving die steeds mondiger wordt.
Technologische vernieuwingen zoals bodycams kunnen een oplossing bieden voor het feit dat
politiediensten steeds meer verantwoording over het geleverde werk moet afleggen. Ten
tweede wordt de rol van bodycams besproken binnen het politielandschap. Dit wordt gedaan
door eerst en vooral een theoretische omschrijving te geven van het begrip ‘bodycam’.
Vervolgens zal een korte geschiedenis geschetst worden van de aanleidingen die ervoor
gezorgd hebben dat politiediensten bodycams hebben ingevoerd. Daarna volgt een bespreking
van de technische en functionele vereisten die BWC’s moeten hebben. Verder zal er aandacht
besteed worden aan de resultaten van de voornaamste internationale studies omtrent
bodycamgebruik door de politie. Hierbij wordt het belang van de context extra benadrukt.
10
De context zorgt er namelijk voor dat men niet overal steeds dezelfde onderzoeksresultaten
zal bereiken. Nadien zullen de nationale proefprojecten met bodycams besproken worden. Dit
wordt gedaan door een kort overzicht te geven van Belgische politiezones die reeds gebruik
maken van bodycams. Als voorlaatste punt van dit hoofdstuk zal stilgestaan worden bij de
voor- en nadelen die bodycams mogelijks kunnen teweegbrengen. Ten slotte zal het
bodycamgebruik gekoppeld worden aan enkele criminologische theorieën.
In hoofdstuk 2 zal aandacht besteed worden aan het juridisch kader dat ervoor zorgt dat
politieambtenaren uitgerust mogen worden met bodycams. Dit wordt gedaan door eerst en
vooral de relevante politiewetten te bespreken. Deze wetten zijn in het kader van de scriptie
van belang omdat ze eerst en vooral een zicht geven hoe de politie in België georganiseerd is,
maar ook omdat het politiecameragebruik in deze wetten wordt geregeld. Vervolgens wordt
de camerawetgeving besproken en ten slotte wordt ook de privacywetgeving besproken. De
principes van finaliteit, proportionaliteit en transparantie van de privacywet zitten namelijk
verwerkt in de camerawet en de wet op het politieambt. Dit is noodzakelijk en dit werd
gedaan om de privacy van de burger te respecteren.
In het tweede deel van deze scriptie wordt aandacht besteed aan het empirisch onderzoek dat
uitgevoerd werd. Dit empirisch onderzoek bestaat uit een ‘mixed method approach’, waardoor
er zowel een kwantitatief als kwalitatief luik is. Eerst en vooral wordt de methodologie
besproken. Hierbij zal aandacht besteed worden aan de onderzoeksmethode, de steekproef, de
data-verzameling, de data-analyse en de beperkingen. Daarna worden de resultaten besproken
die uit het tweedelig onderzoek voortvloeiden.
11
Ten slotte zal in de conclusie en discussie aandacht besteed worden aan de belangrijkste
bevindingen en resultaten van het onderzoek. Hierbij zullen de resultaten gekoppeld worden
aan de geraadpleegde literatuur en zullen aanbevelingen geformuleerd worden omtrent
vervolgonderzoek.
12
DEEL 1: LITERATUURSTUDIE
HOOFDSTUK 1: ‘BODY-WORN’ CAMERA’s
1. Inleiding
In dit hoofdstuk zal eerst en vooral het belang van innovatie door het politiewezen besproken
worden. Innovatie heeft er namelijk toe geleid dat politiediensten technologische
vernieuwingen zoals BWC’s ingevoerd hebben in hun korps. Ten tweede zullen bodycams
besproken worden binnen het politielandschap. Bijgevolg wordt in dit stuk een theoretische
omschrijving gegeven van een bodycam. Vervolgens wordt een korte geschiedenis gegeven
over het BWC-gebruik. Nadien worden de verschillende soorten bodycams en hun technische
en functionele vereisten besproken. Daarna worden zowel de internationale als nationale
studies omtrent politiebodycamgebruik besproken. Dit laatstgenoemde onderdeel wordt
afgerond door een bespreking te geven van de voor- en nadelen. Ten derde wordt dit
hoofdstuk afgesloten door een aantal relevante criminologische theorieën te bespreken die
gekoppeld kunnen worden aan het bodycamgebruik.
13
2. Belang van innovatie door het politiewezen
2.1 Evoluerende maatschappij
De huidige samenleving is het resultaat van voortdurende veranderingen doorheen de
geschiedenis. Als we deze stelling toepassen op criminaliteit, dan valt op te merken dat ook
verschillende criminaliteitsvormen evolueren. Zo merken we eerst en vooral nieuwe
criminaliteitsvormen op zoals ‘ransomware’ of ‘gijzelsoftware’, waarbij er malware op een
computer wordt geplaatst met als gevolg dat een computer blokkeert; pas na de betaling van
losgeld (ransom), kan de computer opnieuw gebruikt worden. Daarnaast evolueren ook
traditionele criminaliteitsvormen door middel van technologie; zo schakelen criminele
groeperingen die vroeger gespecialiseerd waren in het verkopen van drugs op de hoek van de
straat over naar het verkopen van drugs via het internet, hierdoor is er een significante daling
van de kans om opgepakt te worden door politiediensten (Easton & Van den Borre, 2016;
Wexler, 2018).
Indien we kritisch reflecteren over de efficiëntie van de traditionele methoden om deze
nieuwere vormen van criminaliteit aan te pakken, dan merken we op dat politiediensten ook
mee moeten evolueren met de tijd. Het is daarom van cruciaal belang dat de politie innovatief
en creatief nadenkt over de aanpak van deze veiligheidsproblemen. Dit kan volgens Easton &
Van den Borre (2016) door het invoeren van nieuwe technologieën, bv. het creëren van een
team dat gespecialiseerd is in computercrime.
14
2.2 Mondige samenleving
Niet alleen criminaliteit evolueert doorheen de tijd; de brede samenleving wordt namelijk
steeds mondiger. Het gevolg hiervan is dat politiediensten steeds meer verantwoording over
het geleverde werk moeten afleggen (Terpstra, Duchatelet, Janssens, Van Ryckeghem &
Versteegh, 2015). De groeiende mondigheid van de samenleving leidt bovendien steeds meer
tot woord tegen woord discussies tussen burgers en politiediensten. Ook hier kunnen
technologische vernieuwingen een oplossing bieden, dit door het invoeren van bodycams
aangezien er beeld- en audio-opnames gemaakt worden die kunnen dienen als bewijsmateriaal
(Radio 1, 2017).
2.3 Internationale technologische innovatie
Custers & Vergouw (2015) voerden een internationaal onderzoek naar veelbelovende
innovatieve technologieën die politiediensten in hun land gebruiken. In totaal deden 46
politiekorpsen uit 11 verschillende landen mee aan hun onderzoek. Uit onderstaande tabel
blijkt dat bodycams in 43% van de ondervraagde politiekorpsen reeds gebruikt worden. Als
het enkel aankomt op beeldtechnologieën, deed closed-circuit television (hierna: CCTV),
ofwel gewoon cameratoezicht, beter met 63%. De nieuwe camerawet die in werking is
getreden op 25 mei 2018 regelt naast het gebruik van bodycams ook de camera’s die gebruikt
worden voor nummerplaatherkenning (hierna: ANPR). Uit het onderzoek blijkt dat ANPR in
37% van de ondervraagde politiekorpsen gebruikt wordt.
15
Custers & Vergouw (2015) concludeerden hun onderzoek door te stellen dat indien men
gebruik maakt van deze nieuwe, innovatieve technologieën, dan helpt men mee aan een
betere, snellere en goedkopere politie en justitie.
TABEL 1: Prevalentie van technologieën die gebruikt worden door de respondenten (Custers &
Vergouw, 2015)
Soort technologie
Percentage van respondenten die gebruik
maken van deze technologie
CCTV 63%
Vingerafdrukken 63%
DNA 50%
Biometrie 48%
Aftapping van communicatie 46%
Bodycams 43%
Nummerplaatherkenning/ANPR 37%
Drones 26%
Gezichtsherkenning 24%
16
3. Bodycams binnen het politielandschap
3.1 Theoretische omschrijving
Vooraleer van start gegaan kan worden met de analyse van het bodycamgebruik door de
politiediensten, zal kort geschetst worden wat een bodycam precies is.
Bodycams worden in de literatuur omschreven onder verschillende namen; de meest
voorkomende zijn de body-worn camera (BWC), body-worn video (BWV), police body-
mounted camera (PBMC), on-officer video camera (OVC), cop-cam, bullet-camera of
lipstick-camera (Flight, 2017). In deze scriptie zal voornamelijk gebruik gemaakt worden van
de termen bodycam en BWC.
Een bodycam is een kleine draagbare camera die in staat is om beeld en geluid op te nemen en
die op het hoofd, schouder of borst van de politieambtenaar wordt gedragen. Deze camera is
voornamelijk bedoeld om interacties tussen politie en burgers te filmen (Bui, 2017; Flight,
2017; Mahieu, 2017). De optimale draagwijze hangt af van situatie tot situatie.
Indien de bodycam wordt gedragen op het hoofd - met andere woorden op een pet of helm of
verwerkt in een bril of door middel van een hoofdband - dan brengt dit het volgende voordeel
met zich mee: de camera draait mee met het hoofd van de drager, waardoor de beelden tonen
wat de drager ‘ziet’. Er zijn hier echter ook een aantal nadelen aan verbonden. Ten eerste
beweegt het hoofd veel sneller dan de schouder of borst, wat leidt tot een slechtere kwaliteit
van de beelden indien er sprake is van plotselinge bewegingen (Flight, 2017).
17
Ten tweede kunnen er klachten zijn omtrent het gewicht van de bodycam of over de druk van
de hoofdband. Ten derde valt de bodycam volgens sommige politieagenten te veel op, wat een
nefast effect heeft op het contact met bepaalde burgers (Flight, 2017).
Indien de bodycam wordt gedragen op de romp daarentegen, zijn er ook nadelen vast te
stellen. Ten eerste moet het lichaam steeds bewogen worden in de richting van het blikveld
van de agent, zodat de bodycam kan waarnemen wat de agent ziet. Ten tweede wordt vaak
enkel de persoon van hun hoofd tot hun kruis in beeld gebracht, waardoor er een minder
compleet beeld wordt weergegeven van de situatie. Ten derde wordt er een minder compleet
beeld gegeven indien er sprake is van een vuurwapen dat wordt getrokken of indien er sprake
is van een worsteling met een burger. Dit komt doordat de armen van de agent in kwestie een
groot deel van het beeld in beslag nemen (Flight, 2017).
Doordat bodycams draagbaar zijn, moet men ze bijgevolg onderscheiden van andere vormen
van beeldtechnologieën die gebruikt worden door de politiediensten.
Onder deze andere vormen van beeldtechnologieën behoort eerst en vooral ‘Closed-Circuit
Television’ (CCTV), ook wel camerabewaking en -toezicht genoemd. CCTV heeft twee
doelen; ten eerste wil men aan situationele criminaliteitspreventie doen. Het plaatsen van
bewakingscamera’s leidt namelijk tot een daling van criminaliteit omdat mensen ontmoedigd
worden tot het plegen ervan. Het tweede doel van CCTV is ervoor te zorgen dat een misdrijf
opgelost wordt. Met andere woorden de beelden die de camera’s leveren, worden gebruikt als
bewijsmateriaal om meer informatie te verkrijgen over het misdrijf (Welsh & Farrington,
2007).
18
Ten tweede zijn er de dashboard camera’s (hierna: dashcam). Dankzij de zogenaamde
General Data Protection Regulation (hierna: GDPR of de Europese privacywet) en de nieuwe
camerawet, mogen politieambtenaren vanaf 25 mei 2018 naast bodycams ook een dashcam
installeren in hun politievoertuig. Een dashcam is een videocamera die op het dashboard van
een voertuig wordt gemonteerd en dient om door de voorruit te filmen. Bijgevolg kunnen
beelden die gemaakt werden door de dashcam opgevraagd worden en kunnen deze beelden
dienen als bewijsmateriaal (Silbey, 2009).
Ten derde moet men bodycams ook onderscheiden van de automatische
nummerplaatherkenningscamera’s (ANPR). Een ANPR-camera is een slimme camera die
uitgerust is om aan optische tekenherkenning te doen waardoor men kentekenplaten kan lezen
van voertuigen. Vervolgens wordt deze informatie gelinkt aan lijsten met kentekens. Deze
lijsten omvatten onder andere informatie over de geldigheid van de verzekering van de
wagen. Indien er een match is met een kenteken uit een lijst, dan wordt dit een ‘hit’ genoemd;
op basis van die hit kan de politie vervolgens beslissen om al dan niet actie te ondernemen.
Indien er ‘no hit’ is, dan worden de gegevens van de kentekenpassage automatisch uit het
systeem verwijderd (“ANPR”, z.j.).
19
3.2 Geschiedenis
Uit een onderzoek van Beglau (2017) blijkt dat het Verenigd Koninkrijk in 2003 als eerste
land getest heeft met BWC’s in politiekorpsen. Ondanks het feit dat er vanaf 2003 een aantal
testprojecten opgezet werden omtrent het bodycamgebruik door de politie (infra:
internationale studies over bodycamgebruik bij de politie), kreeg het debat omtrent de
invoering van BWC’s in politiekorpsen pas wereldwijde aandacht sinds 2015 naar aanleiding
van politiegeweld in de Verenigde Staten.
Op 17 juli 2014 stierf de 43-jarige Eric Garner in New York (Verenigde Staten) nadat een
politieagent hem in een verboden wurggreep hield tijdens een arrestatie. De wurggreep werd
uitgevoerd door agent Daniel Pantaleo omdat volgens hem Garner zich verzette tegen zijn
arrestatie. Er was volgens de jury geen reden om agent Pantaleo te vervolgen (Feeney, 2015;
Stanley, 2015).
Vervolgens werd op 9 augustus 2014 Michael Brown, een 18-jarige Afro-Amerikaan,
vermoord in Ferguson, Missouri (Verenigde Staten) door de blanke politieambtenaar Darren
Wilson. Wilson handelde naar eigen zeggen omdat hij vreesde voor zijn leven, dit terwijl
Brown ongewapend was. Er was een gebrek aan bewijsmateriaal waardoor ook hier de staat
Missouri besloot om de politieagent niet te vervolgen (Feeney, 2015).
20
Beide rechtszaken hebben geleid tot een reeks van protestacties van de Afro-Amerikaanse
gemeenschap. De reactie van President Obama kwam er in 2015 onder de vorm van een
nationaal programma gedurende drie jaar waardoor $75 miljoen beschikbaar werd gesteld om
50 000 bodycams aan te schaffen voor de Amerikaanse politiediensten. Dit werd door
President Obama gezien als een nieuwe stap in de strijd tegen politiegeweld (Feeney, 2015;
ProCon, 2018).
Ook in België is het debat omtrent politiebodycams een actueel onderwerp. Eerst en vooral
kwam de discussie over het al dan niet invoeren van politiebodycams in de media naar
aanleiding van een aantal gebeurtenissen:
• In mei 2013 schoot een politieambtenaar in de Marollen een man dood nadat hij eerst
een vrouw had aangevallen met een mes en daarna de politie zelf had bedreigd. Toen
de man niet reageerde op een waarschuwingsschot, voelde de agent zich genoodzaakt
om de man neer te schieten (Vanherle, 2013).
• In juni 2017 geraakte een lid van de fietsbrigade van de Antwerpse politie
lichtgewond nadat er vermoedelijk een voorwerp naar het hoofd van de agent werd
geslingerd. Dit gebeurde naar aanleiding van een bromfietscontrole. Omstaanders
maakten beelden van de interventie waarin gezegd wordt dat de politie onterecht
geweld gebruikte. Het resultaat was bijgevolg een woord tegen woord discussie over
wat al dan niet gebeurd was (ARA & FT, 2017; BELGA, 2017b).
• In mei 2018 werd de tweejarige Mawda gedood door een politiekogel. Ze zat
achteraan in een busje met vluchtelingen en migranten dat wegvluchtte voor de politie.
Er waren twee versies van het verhaal. Het ene was afkomstig van het parket, het
andere was akomstig van de ouders van Mawda.
21
Wederom zijn er geen dashcambeelden of bodycambeelden gemaakt van dit voorval
waardoor opnieuw sprake was van een woord tegen woord discussie. Deze zaak heeft
wederom geleid tot een betoog voor de invoering van de politiebodycam (Coosemans,
2018; Decré, 2018).
De bodycam-proefprojecten die de Belgische uitgevoerd heeft, worden later besproken (infra:
nationale proefprojecten). Toch valt op te merken dat de BWC’s op een enthousiaste manier
onthaald worden door een aantal politiezones (Burton, 2017, Het Nieuwsblad, 2018; HLN,
2018; Lievens, 2018; Van Nooten, 2018; Vierendeels, 2018).
3.3 Soorten BWC’s
Na literatuuronderzoek gecombineerd met de interviews uit het empirisch onderzoek werd
een overzicht opgemaakt van de voornaamste soorten bodycams die kunnen gebruikt worden
door de Belgische politiediensten. Naast de voorbeelden gegeven in dit overzicht zijn nog een
reeks leveranciers zoals Audax, eWitness, Taser en Wolfcom die zich specifiek richten op de
veiligheidsdiensten, waardoor politiediensten kunnen kiezen uit een ruim aanbod.
FIGUUR 1: Zepcam T2 bodycam, PZ Bredene – De Haan (Cornet, 2018; Vandeputte Safety Experts,
2018)
22
FIGUUR 2: GoPro bodycam, Nederlandse politie & PZ Bredene – De Haan (Cornet, 2018; Utrecht,
2018)
FIGUUR 3: VidMic, PZ Lokeren (BELGA, 2018a, Van Avermaet, 2018)
FIGUUR 4: Transcend DrivePro Body 10, Belgische politie (BELGA, 2018b)
23
FIGUUR 5: Axon bodycam, PZ Gent (VRTNieuws, 2018; De Caluwé, 2018)
FIGUUR 6: Reveal D Series, Duitse politie & PZ Westkust (BELGA, 2017; Paelinck, 2018)
24
Het feit dat bodycams een redelijk delicaat onderwerp zijn in de politiesector heeft als gevolg
dat er hogere technische en functionele vereisten zijn in vergelijking met bodycams die
gebruikt worden voor recreationeel gebruik. Een opsomming van deze vereisten, vindt men
terug in onderstaande tabel (Flight, 2017).
TABEL 2: Vereisten bodycam gebruikt door veiligheidsdiensten (Flight, 2017)
Technische en functionele eisen bodycam
Licht gewicht, maar moet tegen een stootje kunnen.
Klein formaat
Hoge beeldkwaliteit
Batterij moet een hele dienst kunnen meegaan.
Batterij moet in de bodycam zijn verwerkt; er mag dus geen sprake zijn van een externe accu
die verbonden wordt d.m.v. snoeren.
Het geleverde beeldmateriaal moet op een eenvoudige manier kunnen worden bekeken.
De beelden moeten beveiligd zijn.
Ondanks het feit dat de GoPro soms gebruikt wordt door politieambtenaren, blijkt dat deze
soort BWC vaak niet voldoet aan deze vereisten. De beelden die een GoPro maakt, zijn
namelijk niet beveiligd waardoor de beelden geen encryptie hebben. Het beheersysteem van
de meer professionele bodycams, met als doelpubliek de veiligheidsdiensten, is daarentegen
wel voldoende ontwikkeld (Vandeputte Safety Experts, 2018). Dit heeft uiteraard een invloed
op de prijs van de bodycam. Echter benadrukt Flight (2017) in zijn onderzoek dat op de markt
voor recreationeel gebruik de regel geldt om een zo laag mogelijke prijs aan te bieden.
Bodycams voor politiewerk mogen duurder zijn, aangezien kwaliteit noodzakelijk is. De
vraag is echter of politiekorpsen in staat zijn om, in tijden van besparingen en beperkte
budgetten, deze hogere kost willen of kunnen betalen (Flight, 2017).
25
Sommige bodycams voldoen wel aan de strenge voorschriften, maar de praktijk leert ons dat
er vaak nog sprake is van technologische problemen. Uit een onderzoek van Owens, Mann &
McKenna (2014) blijkt dat meer dan twee op drie politieambtenaren in Essex (Verenigd
Koninkrijk) vonden dat bodycams moeilijk aan- of uitgeschakeld konden worden gezet, dat
de beelden vaak onbruikbaar waren doordat er vanuit een slechte camerahoek gefilmd werd
en dat de camera’s ’s nachts slecht blijken te werken (Flight, 2017).
We kunnen dus niet besluiten dat bodycams altijd een oplossing gaan bieden voor woord
tegen woord discussies. Ten eerste is en blijft een BWC een elektronisch apparaat waardoor
er steeds defecten kunnen plaatsvinden. Ten tweede kan men er niet van uitgaan dat de
bodycam steeds filmt wat de agent ziet. Ten slotte moet men als politieagent er steeds voor
zorgen dat de bodycam op een correcte manier gehanteerd wordt (bv. op voorhand vermelden
dat er gefilmd wordt), anders bestaat de kans dat de beelden onbruikbaar worden in een
eventuele rechtstzaak.
3.4 Internationale studies over bodycamgebruik door de politie
Jennings, Lynch & Fridell (2015) zijn het er over eens dat de bodycam een druk bestudeerd
onderwerp is. In vergelijking met andere beeldtechnologieën zoals CCTV en dashcams wordt
er veel meer aandacht besteed aan de bodycam, dit ondanks het feit dat CCTV en dashcams al
veel langer in gebruik zijn. In dit hoofdstuk zal een overzicht gegeven worden van de
belangrijkste internationale studies omtrent het BWC-gebruik door de politie. Alvorens dit
besproken wordt, zal aandacht besteed worden aan het belang van de context.
26
3.4.1 Belang van de context
Indien we internationale studies van naderhand bestuderen, valt op te merken dat niet overal
dezelfde resultaten bereikt worden. De impact van de bodycam hangt dus af van de bepaalde
context waarin ze worden gebruikt (Flight, 2017). Het is bijgevolg belangrijk om niet te
concluderen dat een succesvol BWC-project in één land, hetzelfde resultaat zal opleveren in
een ander land.
3.4.1.1 De plaats
Eerst en vooral is er de plaats. De gevolgen van BWC’s kunnen in het ene land sterker
doorwegen in vergelijking met een andere land.
In de Verenigde Staten (hierna: V.S.) leidt de bodycam namelijk tot minder klachten tegen de
politie en tot minder geweldsgebruik door de politie. In andere landen zoals het Verenigd
Koninkrijk, Canada en België zijn deze effecten in vergelijking met de V.S. in mindere mate
waarneembaar (Flight, 2017).
In de V.S. gebruikt de politie veel meer geweld in vergelijking met België. Volgens het
Comité P (2017) verstaat men onder politiegeweld het volgende: “Alle vormen van geweld
(waaronder moord) die worden toegeschreven aan personeelsleden van de geïntegreerde
politie, ongeacht of het om fysiek of verbaal geweld of gewelddadig gedrag gaat en of het een
klacht dan wel een gerechtelijk dossier betreft.”
27
Volgens het jaarverslag van het Comité P waren er in 2017 in totaal 2733 klachten neergelegd
bij het Comité P. Gedurende de periode april tot december 2017 ging 31,9% van de klachten
omtrent politiegeweld. Het percentage klachten dat ging over een dood als gevolg van een
politieinterventie is niet gekend (Comité P, 2017).
De cijfers m.b.t. klachten naar aanleiding van politiegeweld in de V.S. zijn moeilijker
verkrijgbaar en vaak niet correct; voorzichtigheid met de interpretatie van de cijfers is
bijgevolg aangewezen. Ook valt op te merken dat voornamelijk data beschikbaar is over het
aantal doden ten gevolge van een politieinterventie, we moeten er bijgevolg van uitgaan dat
het aantal klachten n.a.v. politiegeweld in het algemeen veel groter is.
Volgens een analyse van Banks, Couzens & Blanton (2015) blijkt dat gedurende 2003-2011
meer dan de helft van het aantal mensen dat gedood werd door de Amerikaanse politie niet
aangegeven werd, wat geleid heeft tot een verkeerde interpretatie van de
criminaliteitsstatistieken omtrent politiegeweld.
Volgens een onderzoek van Bui, Coates & Matthay (2018) blijkt dat er in 2015 1146
personen in de V.S. stierven ten gevolge van een politieinterventie. In 2016 waren dit 1092
personen. Als men vervolgens de cijfers van het Police Violence Report (2017) analyseert,
dan blijkt dat er in 2017 1147 burgers om het leven kwamen dankzij een tussenkomst door de
Amerikaanse politie. 92% daarvan kwam om het leven dankzij politiekogels. In slechts 13
van de 1147 gevallen werd de politieambtenaar die de dood van de burger veroorzaakte,
vervolgt door het gerecht. Opvallend is dat in 9 van deze 13 zaken gebruik werd gemaakt van
videomateriaal dat verzameld werd door bodycams of dashcams.
28
Om deze feiten kritisch te benaderen, moet er uiteraard rekening gehouden worden met twee
factoren. Enerzijds zijn er veel meer inwoners in de Verenigde Staten in vergelijking met
België, dit neemt echter niet weg dat er nog steeds meer politiegeweld aanwezig is in de
Verenigde Staten dan hier (Flight, 2017). Anderzijds moet er ook rekening gehouden worden
met een dark number. Niet elke vorm van politiegeweld wordt namelijk aangegeven, dit
eventueel uit schrik voor de politie (De Rycke, 2016).
De cijfers omtrent politiegeweld in de V.S. zijn met andere woorden veel hoger in
vergelijking met België. Bodycams zullen zoals later blijkt leiden tot minder politiegeweld
(infra: voordelen bodycams); bijgevolg zullen de BWC’s in de V.S. meer ingezet worden met
als doel om het politiegeweld te reduceren. Dit effect zal dus meer waarneembaar zijn in de
V.S. dan in vergelijking met andere landen zoals België.
3.4.1.2 De wetgeving
Indien de wetgeving op internationaal vlak wordt vergeleken, kan vastgesteld worden dat er
geen universele regels zijn die het gebruik van de BWC’s regelt. Ieder land heeft een
verschillende invulling van hoe het gebruik moet worden georganiseerd (Flight, 2017).
Zo stelt België in Art. 7 van de nieuwe camerawet (Belgisch Staatsblad, 2018) het volgende:
“Wordt als zichtbaar beschouwd: het gebruik van mobiele camera’s met mondelinge
waarschuwing uitgaande van leden van het operationeel kader van de politiediensten, die als
dusdanig identificeerbaar zijn.” Men moet dus met andere woorden vooraf bekend maken aan
de persoon in kwestie dat men gefilmd wordt d.m.v. een bodycam.
29
In San José (V.S.) daarentegen is dit niet algemeen verplicht, maar het wordt wel
aangemoedigd. De voorafgaande melding is enkel verplicht tijdens een huiszoeking (Brennan
Center for Justice, 2016).
Daarnaast is het in België niet verplicht om een bodycam te dragen als politieagent. De lokale
PZ beslist zelf om al dan niet over te gaan tot het gebruik ervan (Depla, 2015). In Las Vegas
(V.S.) daarentegen is het verplicht voor iedere agent die werd aangenomen op of na 1 juli
2013. Anderen mogen dit vrijwillig doen (Brennan Center for Justice, 2016).
3.4.1.3 Technologische context
Zoals reeds besproken werd, zijn er ook verschillende soorten bodycams. Een bodycam die in
het ene land op het hoofd wordt gedragen, zal andere onderzoeksresultaten opleveren in
vergelijking met een land waar men de bodycam draagt op de romp (supra: soorten
bodycams) (Flight, 2017).
Het is dus belangrijk om kritisch om te gaan met de interpretatie van de resultaten afkomstig
uit verschillende landen aangezien de kans bestaat dat er andere doelstellingen worden
nagestreefd, dat er een verschillende wetgeving geldig is of dat er technologische verschillen
zijn tussen de bodycams.
30
3.4.2 Verenigde Staten
3.4.2.1 Rialto PD-project (Californië)
De eerste evaluatie van het politiebodycamgebruik dat we zullen bespreken, werd uitgevoerd
in het Rialto ‘police department’ (hierna: PD) dat gelegen is in Californië, V.S. Deze studie
vond plaats van februari 2012 tot juli 2013 en had als doel om de impact van BWC’s na te
gaan op het gedrag van de politieagenten en om na te gaan indien er een effect was op het
aantal klachten van burgers naar aanleiding van politiegeweld (Ariel, Farrar & Sutherland,
2014; White, 2014).
Onder toezicht van het hoofd van het Rialto-departement, William Farrar, werd een
gerandomiseerd vergelijkend onderzoek opgezet waarbij de helft van het totaal aantal
politieambtenaren (n: 54) per toeval werden aangewezen om al dan niet een bodycam te
dragen tijdens hun shift. Hierdoor kon men nagaan of er verschillen waren tussen de twee
groepen (Ariel, Farrar & Sutherland, 2014; White, 2014).
Gedurende de tijd van het onderzoek werden 988 shiften uitgevoerd; waarvan 489 shifts met
bodycam, en 499 shifts zonder bodycam (controlegroep).
Uit de resultaten kon het volgende vastgesteld worden: ten eerste waren er gedurende de
periode van het experiment 25 incidenten waarbij sprake was van politiegeweld. 17 daarvan
gebeurden tijdens de shifts waar geen gebruik werd gemaakt van BWC’s, terwijl slechts 8
gebeurden door agenten die wel gebruik maakten van de bodycams.
31
Er was dus met andere woorden dubbel zoveel kans op het gebruik van politiegeweld indien
men geen gebruik maakte van BWC’s. Echter valt op te merken dat er in drie jaren daarvoor
(dus 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012) telkens 65-70 incidenten waren van politiegeweld.
Het feit dat er een experiment was, had dus invloed op het hele korps, ongeacht men wel of
geen bodycams droeg. Ten tweede kon worden vastgesteld dat er een daling was van 87% in
het aantal klachten tegen het Rialto politie departement. Met andere woorden gedurende
2011-2012 waren er 24 klachten en gedurende het experiment (2012-2013) waren er slechts
drie klachten (twee tijdens het dragen van de BWC, één tijdens de controlegroep). Gezien het
feit dat er slechts drie klachten waren, kon men beluiten dat het verschil tussen de
experimentgroep en de controlegroep niet statistisch significant was (Ariel, Farrar &
Sutherland, 2014).
Het Rialto politie departement sloot hun onderzoek af door te concluderen dat het gebruik van
bodycams wel degelijk een invloed had op zowel het gedrag van de politieambtenaren als op
het aantal klachten dat neergelegd werd tegen de politie (Ariel, Farrar & Sutherland, 2014).
3.4.2.2 Mesa PD-project (Arizona)
De volgende evaluatie van het politiebodycamgebruik werd uitgevoerd in het Mesa PD dat
gelegen is in Arizona, V.S. Deze studie vond plaats van oktober 2012 tot september 2013 en
had wederom als doel de impact van BWC’s na te gaan op het al dan niet gebruiken van
geweld door de politieambtenaren en om na te gaan of er een effect was op het aantal klachten
van de lokale bevolking tegenover het Mesa PD (Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014; Mesa
Police Department, 2013).
32
In totaal deden 100 politieambtenaren mee aan het onderzoek en werden er 50 bodycams
gebruikt in dit experiment. 25 daarvan werden gebruikt door agenten die zich vrijwillig
hebben aangeboden om de bodycam te dragen, de andere helft werd gerandomiseerd
aangeduid om de bodycam te dragen. De andere 50 politieagenten dienden als controlegroep
en droeg geen BWC (Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014; Mesa Police Department, 2013).
Uit de resultaten bleek dat agenten die zich vrijwillig hebben aangeboden gemiddeld 71
opnames per maand maakten, terwijl de agenten die door middel van randomisatie aangeduid
werden om de bodycam te dragen gemiddeld slechts 28 opnames per maand maakten. Ook
hier daalde het aantal klachten tegen de politie met 40% in vergelijking met het vorig jaar.
Het geweldgebruik door de politie daalde ook hier drastisch, namelijk met 75%. Bijgevolg
werd er net zoals bij het Rialto PD-project besloten dat bodycams een gunstig effect hebben
op een daling van het geweldgebruik door de politie en op een daling van het aantal klachten
tegen de politie (Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014; Mesa Police Department, 2013).
3.4.2.3 Metropolitan PD-project (Washington D.C.)
De conclusies die voortkwamen uit het Rialto PD-project en het Mesa PD-project kunnen
echter niet overal gesteld worden. Yokum, Ravishankar & Coppock (2017) probeerden na te
gaan of dezelfde resultaten bereikt konden worden in Washington, D.C.
Van juni 2015 tot december 2016 werd een gerandomiseerd vergelijkend onderzoek opgezet
bij de ‘Metropolitan Police Department of the District of Columbia’ (hierna: MPD).
33
Ook hier werd de helft van het totaal aantal politieambtenaren (n: 2224) per toeval
aangewezen om al dan niet een bodycam te dragen tijdens hun shift. Hierdoor wou men
nagaan of er een invloed was van BWC’s op geweld dat gepleegd wordt door de politie en
burgerklachten (Yokum, Ravishankar & Coppock, 2017).
Uit de resultaten bleek dat er geen groot genoeg statistisch significant verschil was tussen de
experimentele groep en de controlegroep. Hierdoor kon men bijgevolg niet besluiten dat
bodycams leiden tot minder politiegeweld en minder burgerklachten (Yokum, Ravishankar &
Coppock, 2017).
Volgens een artikel in de New York Times (Ripley & Williams, 2017) hebben een aantal
criminologen een mogelijke verklaring voor het feit dat er in de MPD weinig impact werd
ervaren door de bodycams. De MPD heeft namelijk een positieve reputatie in vergelijking met
andere politie departementen in de V.S., zeker op vlak van opleiding en toezicht. Het gevolg
hiervan is dat het feit of er al dan niet bodycams werden gebruikt, niet veel zou uitmaken op
hun gedrag.
3.4.3 Verenigd Koninkrijk
Zoals reeds eerder kort vermeld (supra: geschiedenis) experimenteerde het Verenigd
Koninkrijk sinds 2003 met politiebodycams (Beglau, 2017). Het Verenigd Koninkrijk merkte
reeds snel het mogelijk potentieel op van de BWC’s waardoor beslist werd om een eerste
grootschalige studie uit te voeren in Plymouth (White, 2014).
34
Zoals hieronder zal blijken werd de bodycam populair in het Verenigd Koninkrijk dankzij de
positieve resultaten die geleverd werden dankzij het Plymouth Head Camera-project. Na dit
project werd namelijk besloten om 3 miljoen pond vrij te maken voor de aankoop van 2000
bodycams. Bodycams zijn tot op heden populair in het Verenigd Koninkrijk. Uit een rapport
dat ontwikkeld werd door ODS Consulting (2011) blijkt namelijk dat sinds 2010, 40 van de
42 politiekorpsen uit het Verenigd Koninkrijk gebruik maakt van BWC’s.
3.4.3.1 Plymouth Head Camera-project
Deze studie vond plaats in Plymouth en duurde van oktober 2006 tot maart 2008. Er werden
50 BWC’s aangekocht en 300 agenten opgeleid. Deze agenten hadden zich bovendien
vrijwillig opgegeven om deel te nemen aan het onderzoek (Goodall, 2007; White, 2014). De
bodycam die gebruikt werd, was een BWC die door middel van een hoofdband vasthing net
boven het linkeroor van de politieagent (Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014). Alhoewel er
geen vergelijkend onderzoeksopzet werd gebruikt d.m.v. een experimentele groep en een
controlegroep, werden toch volgende doelen opgesteld: “Ten eerste wou men
politieambtenaren voorzien van videobewijs dat zou zorgen voor een vermindering van de
bureaucratie, een verhoging van de vaststelling van misdrijven en een meer gestroomlijnd
strafrechtelijk proces. Ten tweede wou men problemen met bewijsmateriaal verzameld door
politieagenten in de rechtbank verminderen. Ten derde wou men het aantal vroege ‘guilty
pleas’ laten toenemen waardoor er minder tijd werd verspild in de rechtbank. Ten vierde wou
men het aantal klachten tegen politieagenten laten verminderen. Ten slotte wou men het
aantal incidenten van gewelddadige misdrijven laten verminderen.” (Goodall, 2007; White,
2014; Mahieu, 2017).
35
Uit de resultaten bleek dat bodycams een positief effect hadden op de politie van Plymouth.
Er was namelijk een daling van het aantal klachten tegen de politie van Plymouth (-14,3%),
opmerkelijk was dat er geen klacht werd neergelegd tegen een politieambtenaar die werd
uitgerust door de bodycam. Daarnaast merkte men een daling van het papierwerk op (-22,4%)
en dat er meer zaken werden overgebracht naar het parket (+7%). Ten slotte merkte men ook
op dat het aantal incidenten van gewelddadige misdrijven met een letsel tot gevolg gedaald
was met -13%. Ondanks dit succesvol proefproject werd toch niet besloten om extra
bodycams aan te kopen gezien het kostenplaatje te groot was. Uit de ervaringen van de
politieambtenaren bleek het volgende: ten eerste zorgde de hoofdband voor een druk op de
slapen. Ten tweede was er soms interferentie met de politieradio. Ten slotte bleek dat de
opname niet altijd werd geregistreerd (Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014; Flight, 2017).
3.4.3.2 Essex
In Essex werd een nieuw proefproject over een termijn van vier maanden opgezet waarbij de
bodycams uitsluitend werden ingezet in reactie op meldingen van huiselijk geweld. Door
beelden op te nemen - van letsels, agressief gedrag van de verdachte, opmerkingen van het
slachtoffer direct na het geweld enzovoort - dacht men dat slachtoffers meer geneigd zouden
zijn om hun zaak verder door te zetten. Daarnaast hoopte men dat de beelden zouden leiden
tot meer bekentenissen van verdachten en beter bewijsmateriaal (Flight, 2017). Hier werd in
tegenstelling tot het Plymouth Head Camera-project wel gebruik gemaakt van een
gerandomiseerd vergelijkend onderzoek. 70 politieagenten werden willekeurig aangewezen
om deel uit te maken van de experimentele groep, deze agenten droegen bijgevolg een
bodycam.
36
De 238 andere politieambtenaren werden willekeurig toegewezen tot de controlegroep en
droegen bijgevolg geen bodycam. In totaal werden 7609 gevallen van huishoudelijk geweld
vastgesteld door de 308 politieagenten (Owens, Mann & McKenna, 2014; Mahieu, 2017).
Uit de resultaten bleek dat er geen statistisch significant verschil was tussen de experimentele
groep en de controlegroep in de constatering van overtredingen. Echter was er wel een hoger
aantal vervolgingen naar aanleiding van de constatering van een overtreding bij de groep die
bodycams droeg (81% leidde tot een vervolging) in vergelijking met de controlegroep (72%
leidde tot een vervolging). Er waren echter te weinig zaken om te kunnen besluiten dat
BWC’s een impact hadden op ‘guilty pleas’ (Owens, Mann & McKenna, 2014).
Wat betreft de ondervraging van politieambtenaren die gebruik maakten van de bodycams
valt op te merken dat er veel technische problemen waren aangezien de opnames vaak
mislukten (geen opname, slecht beeld bij duisternis, verkeerde hoek…). Daarnaast vonden de
politieagenten die er gebruik van maakten, dat de bediening niet gebruiksvriendelijk was en
dat de bodycam te groot was (Owens, Mann & McKenna, 2014).
3.4.4 Canada: Victoria PD-project
In het Victoria PD (British Colombia, Canada) vond een ander bodycam evaluatie project
plaats van juli 2009 tot oktober 2009. Men maakte gebruik van vier bodycams die door
middel van een hoofdband gedragen werden. Patrouilleagenten konden zich vrijwillig
inschrijven om deel te nemen aan het proefproject (Laur et al., 2010; Katz, Choate, Ready &
Nuno, 2014).
37
Uit de resultaten bleek dat er geen klachten werden ingediend tegen politieagenten die
gebruik maakten van de bodycams. Wel werd er meer tijd besteed aan het vervolledigen van
de administratie indien gebruik werd gemaakt van de BWC. 80% van de Victoria PD agenten
ging ten slotte akkoord met de stelling dat het bewijsmateriaal dat geleverd werd d.m.v. de
bodycambeelden een meer accuraat beeld schetste van de zaak (Laur et al., 2010; Katz,
Choate, Ready & Nuno, 2014).
3.4.5 Nederland: Politie Amsterdam-project
Na een aantal succesvolle kleinschalige projecten zoals door het team Handhaving in
Amstelveen (Toezine, 2017), heeft de politie van Amsterdam besloten om vanaf mei 2017 te
starten met een tweejarig proefproject in de regio Amsterdam. Men tracht na te gaan of de
bodycam een de-escalerend effect heeft waardoor burgers minder geneigd zouden zijn om
geweld te gebruiken. Gelijkaardig aan België mogen de politieagenten van Amsterdam zelf
bepalen wanneer ze de camera activeren maar moet men dit op voorhand wel mondeling
duidelijk maken dat er gefilmd wordt. Er kunnen echter nog geen resultaten besproken
worden aangezien men pas vanaf mei 2019 zal beginnen aan de evaluatie ervan (Politie,
2017).
3.4.6 Conclusie internationale studies
Indien men een vergelijking maakt tussen de internationale studies, dan valt op te merken dat
er vooral studies gedaan zijn omtrent het reduceren van geweld dat gebruikt wordt door de
politie, alsook naar het reduceren van klachten tegenover de politie.
38
Als we de resultaten vergelijken dan ontdek je al snel dat er niet enkel succesverhalen zijn en
dat bijgevolg de resultaten uit één regio geen garantie geven op succes in een andere regio.
Daarnaast blijkt dat er in veel projecten sprake was van technische problemen waardoor er
toch wat frustratie ontstond bij de politieambtenaren (Flight, 2017).
Desondanks groeit het aantal politiekorpsen die gebruik maken van BWC’s wereldwijd, dit
komt dankzij de grote hoeveelheid aan studies die de voordelen weergeven (White, 2014).
Men dient als politiekorps kritisch te zijn en bijgevolg ook rekening te houden met eventuele
nadelen die verbonden zijn aan het BWC-gebruik (White, 2014).
3.5 Nationale proefprojecten
In België daarentegen is er nog geen sprake van grootschalige proefprojecten die de impact
van BWC’s meten. Om die reden is in deze scriptie gebruik gemaakt van grijze literatuur en
de informatie verkregen uit het empirisch onderzoek om zo een beeld te creëren van de
kleinschalige testprojecten in België.
In 2009 experimenteerde de PZ Westkust als eerste Belgische PZ met de politiebodycam, dit
in het kader van massamanifestaties en risicovolle voetbalwedstrijden (Datapanik, 2017).
Daarnaast werd in een artikel van Het Nieuwsblad (MMA, 2009) aangetoond dat men
positief stond tegenover het bodycamgebruik. Men toonde dit aan op basis van een voorbeeld
van een inval in een café in De Panne. De betrokken hoofdinspecteur gaf aan dat hij verbaasd
was dat mensen correct en beleefd reageerden en dat de controle bijgevolg heel vlot verliep.
Hij was van mening dat er zonder camera gegarandeerd protest was gekomen.
39
Daarnaast gaf hij ook aan dat er een nadeel was aan het feit dat de camera geïnstalleerd was
op de pet. De beeldkwaliteit bleek namelijk nogal te lijden onder de hoofdbewegingen
(MMA, 2009). De korpschef van de PZ Westkust, commissaris Paelinck, gaf aan dat een
BWC op het lichaam van een inspecteur zou leiden tot minder fysiek en verbaal geweld
tegenover de betrokken inspecteur. Daarnaast was hij van mening dat dankzij de bodycams de
processen-verbaal veel beter gestoffeerd zijn, dat er minder betwistingen zijn over de
interventies in de rechtbanken en dat agenten meer geneigd zijn om zich volgens de
voorgeschreven procedures te zullen gedragen (BELGA, 2018a).
Uit het interview met de PZ Lokeren blijkt dat er drie bodycams werden aangekocht rond
diezelfde periode. De bodycams werden ook in andere situaties gebruikt dan in het kader van
massa-evenementen (bv. De Lokerse Feesten) en risicovolle voetbalwedstrijden, dit terwijl
het oorspronkelijk nog niet toegelaten was. Nochtans zijn deze bodycams in ongebruik
geraakt door onvrede van de politieambtenaren (infra: empirisch onderzoek) (Van Avermaet,
2018).
Sinds 2011 voerde de PZ Mechelen-Willebroek ook bodycams in binnen hun korps. Dit werd
gedaan naar aanleiding van een reeks van gewelddaden tegen agenten. Drie jaar later bleek
echter dat deze nog nauwelijks gebruikt werden (LDN, 2014). Nochtans blijft men van
mening dat de bodycams positief kunnen zijn en dat de agenten in kwestie zelf beslissen om
ze in te schakelen indien dit noodzakelijk lijkt. Ze worden bijvoorbeeld ingezet indien de
politieagenten naar interventies gaan waar men verhitte discussies verwacht zoals caféruzies
(De Standaard, 2017).
40
Uit een schriftelijke vraag & antwoord van Emmanuel Burton (2017) in de kamer van
volksvertegenwoordigers blijkt dat er binnen de lokale politie Antwerpen een testproject loopt
dat exclusief plaatsvindt binnen het domein van de ordehandhaving, meer specifiek bij
politieoperaties in het kader van voetbalwedstrijden. Deze bodycams hebben als doel het
ondersteunen en versterken van de commandovoering tijdens operaties. Als men een
voorlopige analyse maakt van de resultaten blijkt dat deze nog maar een zestal keren werd
ingezet. Het beoogde doel werd steeds behaald waardoor de lokale politie Antwerpen
gewonnen lijkt voor het gebruik van de bodycams. Daarnaast blijkt dat vanuit technisch
oogpunt de testen goed verliepen (Burton, 2017).
Tijdens de Gentse Feesten van 2018 heeft de stad Gent toestemming verleend aan
politieinspecteurs uit de PZ Gent om vijf bodycams te gebruiken in de feestzone. Op deze
manier wou men nagaan of omstaanders rustiger zijn indien ze weten dat ze gefilmd worden.
Bijgevolg was men van mening dat op die manier agenten minder gewond zouden geraken.
Ten slotte gaf de coördinator van het testproject aan dat de beelden gebruikt konden worden
als bewijsmateriaal (De Troyer & Van Damme, 2018; VRTNieuws, 2018). De evaluatie van
dit project komt later aan bod (infra: empirisch onderzoek).
Ten slotte maakt men sinds 2018 bij het drugsondersteuningsteam van de Antwerpse politie
bij alle huiszoekingen gebruik van bodycams. Dit wordt gedaan om de transparantie van hun
politiewerk te verhogen. De drugsteams worden namelijk nadien soms door advocaten van
verdachten beschuldigd van diefstal bij huiszoekingen of van onnodig geweld (ATV, 2018).
41
Zoals eerder in de thesis werd besproken, zijn er in België heel wat discussies en betogen die
pleiten voor een invoering van de bodycam binnen het Belgisch politielandschap (supra:
geschiedenis). Mede dankzij de nieuwe camerawet die opportuniteiten creëert voor het
bodycamgebruik en ondanks het feit dat er nog geen grootschalig proefproject werd
georganiseerd door een onafhankelijk onderzoeker, valt op te merken dat naast deze kleine
testprojecten de BWC’s op een enthousiaste manier onthaald worden door een aantal
politiezones. Deze politiezones overwegen bijgevolg om de bodycams in te voeren in hun
politiekorps. Hierbij gaat het over de PZ Aalst, PZ AMOW, PZ Bredene-De Haan, PZ
Namen, PZ Polder, PZ Regio Turnhout, PZ Riho & PZ Vlas (Burton, 2017; Cornet, 2018; Het
Nieuwsblad, 2018; HLN, 2018; Lievens, 2018; Van Nooten, 2018; Vierendeels, 2018).
3.6 Voordelen bodycams
3.6.1 Inleiding
Vooraleer van start wordt gegaan met een opsomming van de mogelijke voordelen die
bodycams kunnen bieden, valt op te merken dat niet elk van deze voordelen voldoende
empirisch getest is (White, 2014). Bijgevolg moet kritisch omgegaan worden met de
interpretatie van de mogelijke voordelen die bodycams kunnen teweegbrengen. Op basis van
de uitgevoerde literatuurstudie zullen de potentiële voordelen elk afzonderlijk besproken
worden (White, 2014).
42
3.6.2 Stijging transparantie en legitimiteit politie
BWC’s kunnen leiden tot een stijging van de transparantie en de legitimiteit van de politie
(White, 2014; Flight, 2017). Alvorens de bevolking de politie als legitiem ervaart, dient de
transparantie te stijgen. Onder transparantie verstaat men “De bereidheid van een politiedienst
om zich open te stellen voor externe controle.” (White, 2014). Door als politiedienst
transparant te zijn en open te zijn over wat men doet met persoonlijke gegevens, kan men aan
de bevolking aantonen dat agenten op een eerlijke en rechtvaardige manier handelen
tegenover de burger. Het gevolg hiervan is dat het vertrouwen van de burger in de politie zal
stijgen, waarop ook de legitimiteit van de politie zal stijgen (White, 2014). Indien men, zoals
de wetgeving het in België vandaag verplicht (infra: wetgeving), op voorhand zegt dat er
gefilmd wordt en indien men zegt dat de gefilmde persoon het recht heeft om deze beelden
achteraf te bekijken, dan zal de transparantie van de politie stijgen (ATV, 2018). Een andere
manier om meer transparantie te creëren is door bodycams te gebruiken die uitgerust zijn van
een beeldscherm dat naar de gefilmde persoon gericht is. Op deze manier ziet de betrokkene
‘in real life’ wat er allemaal gefilmd wordt (Reveal, 2015).
Primicerio (2017) zei het volgende over de relatie tussen BWC’s en transparantie: “BWC’s
may lead to improved relations between the police and the communities they serve, assuming
body cameras do in fact result in more respectful officer behavior and the disciplining of
those officers who abuse their power. Especially if citizens are able to request footage of their
encounters with the police, or if departments willingly release footage of disputed incidents,
the current climate of distrust may improve.”
43
White, Todak & Gaub (2017) onderzochten de percepties van BWC’s bij burgers die in
contact kwamen met politieagenten die gebruik maakten van de technologie. Men kwam tot
het besluit dat respondenten over het algemeen tevreden waren over hoe ze behandeld werden
tijdens de interventie. Echter was slechts 28% van de respondenten (n: 249) op de hoogte van
het feit dat er gebruik werd gemaakt van een BWC. Het viel ten slotte op dat er een positieve
correlatie was tussen het bewustzijn van de bodycam en een verbeterd gevoel van procedurele
rechtvaardigheid.
Naast dit onderzoek leert de praktijk ons dat er weinig tot geen onderzoek is gedaan naar de
mening van de burger omtrent het bodycamgebruik van de politie (White, 2014). Om die
reden zal hierover later in de scriptie dieper op ingegaan worden (infra: empirisch
onderzoek).
3.6.3 Verbetering gedrag, zowel bij politie als bij burgers
Eerst en vooral mag men niet uit het oog verliezen dat de bodycam op zich geen volledige
oplossing zal bieden voor een betere relatie tussen de bevolking en de politie. Dit toont Seth
Stoughton, professor aan de universiteit van Zuid-Carolina aan door het volgende te zeggen:
“People are expecting more of body cameras than the technology will deliver. They expect it
to be a broad solution for the problem of police-community relations, when in fact it’s just a
tool, and like any tool, there’s a limited value to what it can do.” (Williams, Thomas, Jacoby
& Cave, 2016). Er moet bijgevolg door zowel politie als bevolking inspanningen worden
geleverd die kunnen leiden tot een betere relatie tussen beide.
44
William A. Farrar, hoofd van het Rialto PD zei het volgende over bodycams: “When you put
a camera on a police officer, they tend to behave a little better, follow the rules a little better.
And if a citizen knows the officer is wearing a camera, chances are the citizen will behave a
little better.” (Lovett, 2013; White, 2014). Aan de hand van deze quote wordt aangetoond dat
bodycams een ‘civilized effect’ kunnen teweegbrengen, en dat ze bijgevolg tot een
verbetering van zowel het politiegedrag, als het burgergedrag kunnen leiden.
3.6.3.1 Politiegedrag
Zoals reeds eerder werd besproken (supra: internationale studies) tonen verschillende studies
aan dat er sprake kan zijn van een verbetering van het politie- en burgergedrag indien gebruik
werd gemaakt van bodycams. Er was bij het Rialto PD-project, Mesa PD-project & Plymouth
Head Camera-project namelijk steeds een daling vast te stellen van het aantal burgerklachten
naar aanleiding van een politieoptreden indien men gebruik maakte van bodycams. Daarnaast
was er ook steeds minder gebruik van geweld gepleegd door politiediensten vast te stellen
(Goodall, 2007; Laur et al., 2010; ODS Consulting, 2011; Mesa Police Department, 2013;
Ariel, Farrar & Sutherland, 2014; Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014; White, 2014; Flight,
2017; Mahieu, 2017).
Op nationaal vlak is commissaris Nicholas Paelinck (PZ Westkust) van mening dat: “Agenten
die uitgerust zijn met bodycams zullen meer geneigd zijn om zich volgens de voorgeschreven
procedures te gedragen.” (BELGA, 2018a).
45
Het is volgens White (2014) echter onduidelijk om een verklaring te geven voor de
dynamieken die zorgen dat er minder geweld door de politie gepleegd wordt, alsook voor de
dynamieken die zorgen dat burgers minder geneigd zijn om klachten neer te leggen. Meer
onderzoek naar deze dynamieken is bijgevolg aanbevolen.
Niet elk empirisch onderzoek stelt ten slotte vast dat bodycams leiden tot een
gedragsverbetering. Uit de resultaten van het Metropolitan PD-project (supra: internationaal
onderzoek) bleek namelijk dat er geen groot genoeg statistisch significant verschil was tussen
de experimentele groep en de controlegroep. Hierdoor kon men bijgevolg niet besluiten dat
bodycams leiden tot minder politiegeweld en minder burgerklachten (Yokum, Ravishankar &
Coppock, 2017).
3.6.3.2 Burgergedrag
Voorstanders van politiebodycams argumenteren dat de BWC niet alleen een positieve
invloed heeft op het politiegedrag. Er is namelijk ook een verbetering vast te stellen van het
burgergedrag tijdens politieinterventies. Ze stellen dat bodycams namelijk leiden tot meer
respectvol gedrag en meer medewerking van de bevolking. Er is echter zeer weinig empirisch
bewijs beschikbaar dat dit ook effectief aantoont (White, 2014).
Goodall (2007) toont deze gedragsverandering aan door het volgende te zeggen: “Officers
using bodycams at anti-social behavior hotspots noted that persons present significantly
reduce the level of their behavior when officers with head cameras attend, more so than just
with the presence of a police officer.”
46
Zoals eerder werd aangegeven was er tijdens het Rialto PD-project en het Mesa PD-project
een daling vast te stellen van het geweld dat gebruikt werd door de politie (Mesa Police
Department, 2013; Ariel, Farrar & Sutherland, 2014; Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014;
White, 2014). Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de bevolking zich anders zou
gedragen tegenover politieagenten die uitgerust zijn met bodycams. De bevolking zou
namelijk meer respectvol gedrag en meer medewerking verlenen, wat leidt tot minder
gevallen waarbij de politie gebruik moet maken van geweld (White, 2014). Echter vroeg men
tijdens de evaluatie van het Mesa PD-project aan de agenten wat de impact was van BWC’s
op het gedrag van de bevolking. Slechts 45% van de ondervraagde agenten gaf aan dat de
camera’s ervoor zorgden dat burgers meer respectvol gedrag vertoonden (Mesa Police
Department, 2013; Katz, Choate, Ready & Nuno, 2014; White, 2014).
Op lokaal vlak is men van mening dat bodycams leiden tot minder geweld tegenover
politieambtenaren. “Een BWC op het lichaam van een inspecteur zou leiden tot minder fysiek
en verbaal geweld tegenover de betrokken inspecteur.”. Dat zegt commissaris Nicholas
Paelinck, korpschef van de PZ Westkust (BELGA, 2018a). Joeri De Caluwé, coördinator van
het Gentse testproject met politiebodycams, gaat hiermee akkoord en zegt het volgende:
“Ervaringen uit het buitenland leren ons dat bodycams kunnen helpen om agressieve mensen
te doen kalmeren.” (VRTNieuws, 2018).
In sommige gevallen is dit ‘civilizing effect’ echter helemaal afwezig en wordt zelfs het
tegenovergestelde bereikt. Onderzoek van Ariel et al. (2016) toont aan dat BWC’s geen effect
hadden op het geweld dat gepleegd werd door de politie, maar dat er wel een stijging was van
geweld dat gepleegd werd tegen politieambtenaren die met een bodycam waren uitgerust.
47
Men kan bijgevolg niet besluiten dat bodycams altijd leiden tot een verbetering van zowel het
burgergedrag als het politiegedrag.
3.6.4 Betere bewijskracht
Bodycams kunnen leiden tot een betere bewijskracht, hiermee worden twee zaken bedoeld.
Ten eerste kunnen ze als een oplossing gezien worden voor woord tegen woord discussies in
de rechtbank. Ten tweede kunnen ze dienen als een oplossing voor ongegronde
burgerklachten (White, 2014). Om dit aan te tonen zal eerst een reeks quotes aangehaald
worden. Vervolgens zullen deze stellingen ondersteund worden door middel van empirisch
bewijsmateriaal.
3.6.4.1 Rechtszaken
Ruddy Callewaert, persverantwoordelijke van de politievakbond SYPOL.be:
“De camera’s zijn een ideaal instrument om bewijsmateriaal te verzamelen zodat
onderzoeken niet spaak lopen als er tegenstrijdige verklaringen zijn. Beelden liegen
niet.” (Coosemans, 2018)
Jay Stanley, ‘senior policy analyst’ bij de American Civil Liberties Union (hierna: ACLU):
“Before the cameras, there were so many situations where it was ‘he said, she said,’
and juries tend to believe police officers over accused criminals. The technology really
has the potential to level the playing field in any kind of controversy or allegation of
abuse.” (Stross, 2013)
48
Joeri De Caluwé, coördinator van het Gentse testproject met politiebodycams:
“Ervaringen uit het buitenland leren ons dat bodycams kunnen helpen om agressieve
mensen te doen kalmeren. In het slechtste geval kunnen we ze ook gebruiken om
bewijsmateriaal te verzamelen.” (VRTNieuws, 2018)
De studies van Essex en het Victoria PD-project tonen de mogelijke meerwaarde aan van
bodycams in rechtszaken. In Essex was er namelijk een hoger aantal vervolgingen naar
aanleiding van de constatering van een overtreding bij de groep die bodycams droeg (81%
leidde tot een vervolging) in vergelijking met de controlegroep (72% leidde tot een
vervolging). Dit hoger percentage komt doordat de beelden dienden als extra bewijsmateriaal
(Owens, Mann, & McKenna, 2014).
In het Victoria PD-project vervolgens, ging 80% van de politieagenten die gebruik maakten
van BWC’s akkoord met de stelling dat het bewijsmateriaal dat geleverd werd d.m.v. de
bodycambeelden een meer accuraat beeld schetste van de zaak (Laur et al., 2010; Katz,
Choate, Ready & Nuno, 2014).
Morrison (2016) heeft echter een kritische noot die hij wenst toe te voegen aan de waarde van
het bewijsmateriaal dat geleverd wordt door een BWC. Morrison is namelijk van mening dat
hoewel het beeldmateriaal bedoeld is om objectief te zijn, er toch een ‘perspective bias’ is. Dit
komt doordat de beelden vaak een vertekend beeld geven van de zaak en dat men beïnvloed
wordt door de intensiteit van de beelden. Morrison maakt de vergelijking met een ‘first person
shooting’ video spel, waarbij men in de rol kruipt van de protagonist. Datzelfde probeert men
te bereiken door het beeldmateriaal te tonen vanuit het standpunt van de agent die de beelden
maakte (Morrison, 2016).
49
Deze ‘perspective bias’ wordt ook besproken aan de hand van videomateriaal geleverd door
professor Seth Stoughton in het artikel van The New York Times. Hierbij wordt éénzelfde
situatie gefilmd vanuit twee perspectieven. Het eerste perspectief is dat van de agent dat de
intensiteit aantoont door middel van de bodycambeelden. Het tweede perspectief toont het
standpunt van een derde persoon die de ‘interventie’ filmt. Er wordt aangetoond dat, indien
men enkel de bodycambeelden bekijkt, men een verkeerde interpretatie had van de situatie.
De beelden die de bodycam leverde, veronderstelde een gevecht tussen de agent en de burger,
terwijl het standpunt van de derde partij aantoont dat beide personen aan het dansen waren.
Het is bijgevolg belangrijk om de beelden op een kritische manier te bekijken (Williams,
Thomas, Jacoby & Cave, 2016).
3.6.4.2 Burgerklachten
Jay Stanley, ‘senior policy analyst’ bij de ACLU:
“There are many police officers who’ve had a cloud fall over them because of an
unfounded accusation of abuse. Now police officers won’t have to worry so much
about that kind of thing.” (Stross, 2013)
Peter Bibring, ‘senior lawyer’ bij de ACLU van Zuid-Californië:
“Cameras hold real promise for making it easier to resolve complaints against police.
They do raise privacy concerns, but ones that can be addressed by strong privacy
policies.” (Lovett, 2013)
Enkele studies tonen ook aan dat het beeldmateriaal dat geleverd wordt door de bodycams kan
helpen in het oplossen van ongegronde burgerklachten tegenover een politieagent.
50
In 2011 testte de Schotse politie het gebruik van BWC’s in Renfrewshire en Aberdeen. In
Renfrewshire werden twee klachten tegen de politie ingediend, beide klachten kregen geen
gevolgen. In het ene geval bevestigden de camerabeelden de versie van de politieagent over
de gebeurtenissen. In het andere geval leverden de beelden bewijs voor het feit dat de
verwonding die de verdachte aan zijn hoofd had, veroorzaakt werd door zichzelf. In Aberdeen
werden drie klachten neergelegd tegen de politie, ook deze kregen geen gevolgen. Na het
bekijken van de beelden bleek namelijk dat ook deze klachten ongegrond waren (ODS
Consulting, 2011).
Ten slotte bleek dat er bij het Plymouth Head Camera Project een aantal burgers een klacht
wilden indienen naar aanleiding van het politieoptreden. Na het bekijken van de
camerabeelden kwam men echter terug op deze beslissing (Goodall, 2007; White, 2014).
3.6.5 Didactisch materiaal
Volgens Prof. Dr. Brice De Ruyver (Radio 1, 2017) kunnen de camerabeelden die geleverd
worden door de bodycams heel wat nuttig, didactisch materiaal vormen voor het gebruik in
politiescholen. Goodall (2007) gaat hiermee akkoord door het volgende te stellen: “BWV has
been utilised by Professional Development Units as a training aid for student officers. The
ability to review their performance in detail after an incident is a powerful tool for officers to
highlight effective and ineffective actions.”
Uit een artikel van Local 10 blijkt dat het Miami PD reeds gebruik maakt van
bodycambeelden tijdens de opleiding als een ‘training tool’ (Local 10, 2013).
51
Na een persoonlijke rondvraag bij een aantal Vlaamse politiescholen (PAULO, Campus Vesta
& Campus POV) blijkt dat docenten van de basisopleiding tot (hoofd-)inspecteur hier nog
geen of nauwelijks gebruik van maken. Sommige docenten gebruiken beeldmateriaal
afkomstig van dashcams of bodycams dat te vinden is op YouTube. Het beeldmateriaal is
echter afkomstig uit de V.S. en omvat bijgevolg niet de werkwijze van de Belgische
politiediensten.
Bodycambeelden kunnen in de toekomst een grotere rol spelen tijdens de politieopleiding.
Echter is er tot op heden nog een gebrek aan empirisch onderzoeksmateriaal hieromtrent
(White, 2014).
3.6.6 Besluit over de voordelen
We kunnen besluiten dat bodycams een hele reeks voordelen kunnen teweegbrengen. Men
dient hiermee echter kritisch om te gaan, aangezien het belang van de context nogmaals
benadrukt moet worden. Het is bijgevolg niet zo dat omdat men een verbetering van het
politiegedrag kan vaststellen in één land, dat men hetzelfde effect zal waarnemen in een ander
land.
52
3.7 Nadelen bodycams
3.7.1 Inleiding
Desondanks de vele voordelen die uitgebreid worden beschreven in de literatuur, zijn er ook
een aantal nadelen die vasthangen aan het bodycamgebruik door de politiediensten. Bijgevolg
wordt in dit hoofdstuk hier verder bij stilgestaan.
3.7.2 Bezorgdheden omtrent burgerprivacy
Sommige mensenrechtenactivisten zijn grote tegenstanders van de bodycam. Ze argumenteren
dat er problemen kunnen komen omtrent privacy, zeker gedurende gevoelige situaties zoals
gevallen van huishoudelijk geweld of seksueel misbruik van een minderjarige (Feeney,
2015b; Chapman, 2016; Flight, 2017). Andere sceptici zijn van mening dat getuigen en
informanten ontmoedigd zullen worden om informatie te verlenen aan de politiediensten
omdat ze zich ervan bewust zijn dat hun ontmoeting gefilmd wordt en dat het beeldmateriaal
nadien door anderen kan bekeken worden (Harris, 2010; White; 2014). Er is bijgevolg nood
aan een duidelijke regeling over wanneer wel en niet mag gefilmd worden met het oog op de
bescherming van de privacy van bepaalde kwetsbare burgers.
Criticasters argumenteren daarnaast dat bodycams nog problematischer kunnen worden indien
ze uitgerust worden met gezichtsherkenningstechnologie. Hierdoor wordt er door de staat nog
meer data verzameld over individuen, ongeacht ze een strafblad hebben of niet. Deze
informatie zou gebruikt kunnen worden om een persoon te traceren, wat zou kunnen leiden tot
het ontmoedigen van sommigen om bijvoorbeeld deel te nemen aan legale protesten
(Chapman, 2016).
53
Nochtans zijn niet alle mensenrechtenactivisten tegen het gebruik van bodycams. Zij
argumenteren dat het controlerende effect werkt langs twee kanten, de burger wordt namelijk
gefilmd, maar de politie zelf ook (Flight, 2017). Echter benadrukken deze personen dat er
nood is aan een duidelijk regelgevend kader. Char Marlow van de ACLU zei het volgende
over BWC’s: “Police body cameras onto themselves are neither a good nor a bad thing. It’s
all dictated by the policy that govern their use. If you have the right policies in place,
bodycams can be an important tool to help promote police transparency and accountability,
while at the same time protecting privacy. If the wrong policy is in place, they turn into
nothing more than a mass surveillance and police propaganda tool.” (Chapman, 2016).
In de studie van Grossmith et al. (2015) werd de bevolking bevraagd omtrent
bodycamgebruik door de politie. Dit gebeurde aan de hand van de MOPAC’s (Mayor’s Office
for Policing And Crime) ‘Public Attitude Survey’ (hierna: PAS). De PAS is een middel dat
gebruikt wordt om de mening van inwoners uit Londen in beeld te brengen over een reeks van
politie-gerelateerde onderwerpen. Uit de resultaten van de PAS bleek dat 62% (n: 8155) niet
akkoord ging met de stelling dat bodycams een inbreuk zouden zijn op de privacy van de
burger. Echter moet opgemerkt worden dat slechts 5% van het totaal aantal respondenten
reeds contact heeft gehad met een politieagent die uitgerust was met een bodycam. Hierdoor
mogen de resultaten niet veralgemeend worden voor de bevolking die wel reeds contact heeft
gehad met een politieman die gebruik maakte van een bodycam (Grossmith et al., 2015).
Desondanks kan op basis van bovenstaand onderzoek niet besloten worden dat de algemene
bevolking bodycams niet ervaren als een inbreuk op hun privacy. Er is daarom nood aan meer
onderzoek naar de percepties van de bevolking omtrent bodycams.
54
3.7.3 Bezorgdheden omtrent de privacy van de politieagent
Sommige critici zijn van mening dat bodycambeelden misleidend kunnen zijn en dat ze
slechts een klein deel tonen van wat er precies gebeurd is (Chapman, 2016). Er bestaat een
risico dat de politie alleen laat zien wat ze wil laten zien, vandaar dat sommigen voorstander
zijn van het feit dat de bodycam altijd geactiveerd moet zijn tijdens een shift. Sommige
politieambtenaren kunnen dit ervaren als een inbreuk op hun privacy, bijvoorbeeld omwille
van het feit dat hun toiletbezoeken gefilmd worden. Dit kan echter opgelost worden door
middel van een interne richtlijn die een verbod oplegt van bodycams tijdens een toiletbezoek
(Flight, 2017). Het Saint Louis PD in de V.S. bijvoorbeeld heeft een interne richtlijn die stelt
dat de bodycams niet mogen worden gebruikt om beelden op te nemen in kleedkamers,
kantines, toiletten of tijdens activiteiten die niets te maken hebben met handhaving of
onderzoek (St Louis Police Department, 2015; Flight, 2017).
Indien er sprake is van een regeling waarbij de bodycam gedurende een volledige shift filmt,
dan vindt Feeney (2015b) dat dit een inbreuk inhoudt op de privacy van de politieambtenaar.
Hij argumenteert dit op basis van volgende stelling:“Police officers deserve some privacy
while on the job… It remains the case that police officers ought to be able to talk to each
other in cruisers about department gossip and other topics without fear that members of the
public may request footage of the conversation.”
55
3.7.4 Bezorgdheden omtrent de gezondheid en de veiligheid van de agent
Het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt (hierna: VSOA Politie) (2017b) stelt het
volgende over politiebodycams: “Het stellen dat de kwaliteit – d.m.v. deze camera’s – van de
processen-verbaal er op zal vooruitgaan en dat er geen discussie meer zal zijn over de
interventie van agenten geeft blijk van weinig vertrouwen in het personeel. Dergelijke
uitspraken zeggen o.i. meer over de ingesteldheid van de leidinggevende dan over de kwaliteit
van het politiewerk.”. Daarnaast zegt Vincent Houssin, nationaal ondervoorzitter van VSOA
Politie, het volgende: “Uit ervaring leren we dat zulke snufjes enkel gebruikt worden om
personeel te controleren. Politiemensen zijn inmiddels de best gecontroleerde werknemers
van het land. We hebben nog net geen enkelband.” (Coosemans, 2018). Het feit dat er weinig
vertrouwen is in het personeel kan een negatieve impact hebben op de mentale gezondheid
van het politiepersoneel.
Daarnaast stelt Goodall (2007) dat er ook fysieke gezondheidsrisico’s vasthangen aan het
gebruik van bodycams die gedragen worden door middel van een hoofdband. Zo is er een
risico op een nekletsel omwille van het gewicht of bestaat de kans op een elektrische shock.
Andere gezondheidsrisico’s omvatten het risico op een hoofdletsel (dit kan in het kader van
een geweldpleging tegen een politieagent waarbij een slag wordt gegeven tegen de
hoofdcam), de kans op stijfheid of hoofdpijn omwille van de druk van de hoofdband, of de
overdracht van lichaamsvochten van zieke politieagenten indien er sprake is van gedeelde
bodycams. Er zijn ook praktijkvoorbeelden van defecte bodycams die op het lichaam werden
gedragen. Zo werd in oktober 2018 beslist dat 2990 bodycams, die gebruikt werden door het
New York PD, teruggehaald moesten worden uit het werkveld nadat één van de bodycams
ontplofte tijdens een shift (Southall, 2018).
56
3.7.5 Nood aan investeringen
3.7.5.1 Opleiding
Men kan onmogelijk verwachten dat politieambtenaren een bodycam op een degelijke manier
zullen gebruiken zonder dat men daar op voorhand een opleiding over heeft gekregen
(National Institute of Justice, 2012). Een kwaliteitsvolle opleiding geven vergt tijd en geld,
hierin moet bijgevolg in geïnvesteerd worden door de PZ. Praktijkvoorbeelden tonen aan dat
een opleiding van cruciaal belang is (White, 2014; Kelly, 2018). Zo heeft men voorafgaand
het proefproject van de Gentse politie tijdens de Gentse Feesten een opleiding gegeven aan
agenten die met de bodycams aan de slag gingen gaan. Tijdens deze opleiding stond men stil
bij het gebruik en met welke regels ze rekening moesten houden. Daarnaast was er ook
aandacht voor de reacties van de bevolking aangezien niet iedereen het accepteert om gefilmd
te worden (VRTNieuws, 2018).
3.7.5.2 Beleid
Vooraleer men aan de bodycamopleiding kan beginnen, moeten er duidelijke afspraken
gemaakt worden die het gebruik ervan regelen. Er moet bijgevolg een kwaliteitsvol beleid
gecreëerd worden en dit kan niet zonder de nodige investeringen in ‘research &
development‘. Uit de praktijk blijkt dat de manier waarop het beleid is opgesteld, een invloed
heeft op hoe het gebruik ervaren wordt. Zo blijkt uit het Mesa PD-project dat agenten die
vrijwillig gekozen hebben om de bodycam te dragen, meer interventies gefilmd hebben dan
agenten die ‘verplicht’ werden om de bodycam te dragen (Katz, Choate, Ready & Nuno,
2014; Mesa Police Department, 2013).
57
In het beleid moet men bijgevolg onder andere aandacht geven aan een aantal zaken. Deze
zaken worden weergegeven in onderstaande tabel (White, 2014).
TABEL 3: Beleidsvereisten regeling bodycamgebruik (White, 2014)
Zullen agenten vrij mogen kiezen om een bodycam te dragen of is het gebruik ervan
verplicht?
Wanneer moet een agent de camera activeren? Wanneer moet de camera uitgeschakeld
worden?
Hoe moeten de verantwoordelijkheden verdeeld worden indien er sprake is van meerdere
bodycams op een interventie?
Moeten politieambtenaren vermelden dat er gebruik wordt gemaakt van een bodycam?
Indien wel, op welke manier moet dit gebeuren?
Wat moeten agenten wel en niet opnemen tijdens een interventie?
Hoe wordt de opslag van de beelden geregeld?
Wie heeft toegang tot de beelden?
Op welke manier worden de beelden als bewijsmateriaal overgebracht naar het openbaar
ministerie met oog op vervolging?
Hoe wordt de opleiding van bodycams geregeld?
Welke toestellen zal men gebruiken?
58
3.7.5.3 Hardware, software & opslagcapaciteit
Als derde en laatste factor moeten er uiteraard investeringen gemaakt worden om zowel de
hardware, software als opslagcapaciteit te kunnen financieren. Indien gesproken wordt over
de hardware, dan wordt hiermee zowel de bodycam, als het dockingstation bedoeld. De
mogelijkheid bestaat om elke bodycam aan te sluiten met een USB-kabel aan de computer,
echter is dit niet efficiënt indien je werkt met 10 of 100 camera’s tegelijkertijd. Op die manier
komt een dockingstation handig van pas. Een docking station moet niet verbonden worden
met een computer. Dit zorgt ervoor dat er, door middel van een ethernet connectie, een
rechtstreekse verbinding gemaakt kan worden met de server. Indien de bodycam in een
dockingstation geplaatst wordt, dan laadt de bodycam op en wordt het beeldmateriaal
automatisch overgezet naar de vooraf ingestelde server (Vandeputte Safety Experts, 2018).
Er moet daarnaast ook rekening gehouden worden met extra kosten voor eventuele defecten
waardoor een nieuw toestel moet aangekocht worden (White, 2014). In 2014 maakte het
‘National Institute of Justice’ in samenwerking met ‘Sensor, Surveillance and Biometric
Technologies Center of Excellence’ (hierna: NIJ SSBT CoE) een marktsurvey waarbij 18
bodycams, die bedoeld waren voor gebruik in de veiligheidsketen, met elkaar werden
vergeleken. Op basis van deze marktsurvey bleek dat het goedkoopste bodycam-model een
prijs had van $119,95 (Muvi Micro Pro). Deze lage prijs had uiteraard een effect op een aantal
technische specifiteiten. Zo kon slechts 1,5 uur aan één stuk gefilmd worden, was er geen
mogelijkheid om een ‘pre-event video buffer’ te installeren (dit zorgt ervoor dat de 30
seconden, of langer, vooraleer men beslist om de bodycam te activeren, ook worden
opgeslaan), en was er een interne opslagcapaciteit van 4-16 gigabyte. Het duurste bodycam-
model bleek een prijs te hebben van $1000 (Panasonic Wearable Camera).
59
In vergelijking met de Muvi Micro Pro kon met dit model 5 uur aan één stuk gefilmd worden,
was er wel een mogelijkheid om een ‘pre-event video buffer’ te installeren en was er een
interne opslagcapaciteit van 32 gigabyte (National Institute of Justice, 2014). Een duurdere
prijs leidt bijgevolg tot een betere kwaliteit van het toestel.
Indien gesproken wordt over de software, dan wordt hiermee de video management software
bedoeld. Aan de hand van deze software kunnen de beelden bekeken worden. Daarnaast
wordt er door middel van de software ook een watermerk toegevoegd waardoor de beelden
beveiligd worden en bijgevolg niet kunnen worden aangepast. Alsook kan men op basis van
de software zien wie de beelden gemaakt heeft of wanneer deze gefilmd zijn (Vandeputte
Safety Experts, 2018).
Indien gesproken wordt over de opslagcapaciteit, dan wordt hiermee de cloud bedoeld waar
de beelden allemaal opgeslaan worden. In België geldt de regeling dat er een bewaartermijn is
van één maand, deze kan verlengd worden voor doeleinden van gerechtelijke politie na
toestemming van de procureur des Konings (Belgisch Staatsblad, 2018). De beelden die
gemaakt worden, worden vervolgens opgeslaan op een server of cloud. Het probleem is echter
dat bodycams een gigantische hoeveelheid aan data genereren. Daarnaast is er nood aan
kwaliteitsvolle beelden van een deftige resolutie. Hierdoor kan er beter ingezoomd worden of
kunnen de beelden gebruikt worden voor gezichtsherkenning. Een hogere resolutie houdt
echter logischerwijze in dat de data ook groeit. Al deze zaken samen zorgen ervoor dat de
opslagcapaciteit, die dient voor data gemaakt door camera’s, één van de duurste items zal
worden op vlak van politie ICT budgetten (Rodgers, 2017).
60
Rodgers (2017) trachtte aan de hand van een voorbeeld aan te tonen hoe zwaar het
bodycamgebruik kan doorwegen op het beschikbare budget: “A leading bodycam vendor
charges a flat $80 per month per bodycam, which includes the necessary software and cloud
storage. If you provide a bodycam for each officer and you have 100 officers, that’s $96,000
per year. The contract that I saw was for a 5-year commitment, so that’s a total of $480,000.
The cameras they provide retail for $800, and they provide a new camera every three years.
That means $1,330 per officer, approximately $130,000 of the $480,000 contract goes toward
camera costs. The remaining $350,000 is for storage and other cloud server costs.”
De vraag is natuurlijk of Belgische politiezones die niet even kapitaalkrachtig zijn in
vergelijking met grotere politiezones diezelfde investeringen kunnen of willen maken.
3.7.6 Besluit over de nadelen
Zoals gebleken uit dit hoofdstuk zijn er ook nadelen verbonden aan het
politiebodycamgebruik. Vooraleer men beslist om bodycams in te voeren moet men bijgevolg
een afweging maken tussen deze voor- en nadelen. Daarnaast moet men ook stilstaan bij de
gebruiksregels die aanvaardbaar zijn; zowel bij de bevolking, als bij de politieagenten.
Dit hoofdstuk omtrent de voor- en nadelen wordt afgesloten met een quote van Paul Figuera,
‘assistant chief’ bij de Oakland PD: “It’s definitely not cheap. But over the long term, just
from a liability and management perspective, it’s definitely an investment that’s worth it.”
(Lovett, 2013). Hierbij moet uiteraard rekening gehouden worden met het feit dat de
budgetten in de V.S. groter zijn dan in België.
61
4. Relevante criminologische theorieën
4.1 Inleiding
In de opleiding criminologie werd veel aandacht besteed aan verschillende theorieën die een
verklaring trachten te geven waarom een persoon al dan niet beslist om over te gaan tot het
plegen van criminaliteit. Vandaar dat in dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij deze verschillende
criminologische theorieën. Vervolgens zal het gebruik van BWC’s door de politie hieraan
gekoppeld worden. Meer specifiek zal gekeken worden naar het eerder beschreven ‘civilizing
effect’ dat bodycams kunnen teweegbrengen. Dit civilizing effect heeft als gevolg dat er een
kans bestaat dat bodycams leiden tot een verbetering van zowel het politiegedrag, als het
burgergedrag (White, 2014). De theorieën die besproken zullen worden zijn de routine
activiteiten theorie, de rationele keuzetheorie en de deterrence-theorie.
4.2 Routine activiteiten theorie
De routine activiteiten theorie of ‘routine activity theory’ (hierna: RAT) werd ontwikkeld
door Cohen & Felson en vertrekt vanuit een rationeel mensbeeld. Hierbij tracht men een
verklaring te geven voor criminaliteit vanuit onze dagdagelijkse ‘routine’ activiteiten. De
RAT stelt dat er criminaliteit zal gepleegd worden indien twee factoren aanwezig zijn; ten
eerste een gemotiveerde dader en ten tweede een aantrekkelijk doelwit. Daarnaast moet een
derde factor afwezig zijn, namelijk het toezicht (Cohen & Felson, 1979; Pauwels, 2015).
Doelwitten bezitten vier centrale kenmerken die ervoor zorgen dat ze al dan niet als
aantrekkelijk beschouwd worden. Deze zijn de waarde, moeilijkheidsgraad, zichtbaarheid en
toegankelijkheid. Toezicht wordt in de RAT gezien als situationele sociale controle en komen
voor onder de vorm van ‘guardians’.
62
Vervolgens kunnen ‘guardians’ opgesplitst worden in informele en formele ‘guardians’.
Indien men spreekt over informele ‘guardians’, dan verwijst men naar de aanwezigheid van
buurtbewoners, vrienden of familie van het potentiële slachtoffer die ter plaatste zijn wanneer
een gemotiveerde dader zijn afweging maakt. Indien men spreekt over formele ‘guardians’,
dan heeft men het in de eerste plaats over politieambtenaren, private bewakingsagenten,
stadswachten en conciërges. Cameratoezicht valt hier ook onder (Cohen & Felson, 1979;
Pauwels, 2015).
De RAT kan toegepast worden in twee situaties waarbij er contact is tussen een politieagent
en een burger. De twee situaties verwijzen naar de kans dat er twee vormen van criminaliteit
kunnen gepleegd worden. In de eerste situatie wordt er fysiek of verbaal geweld gepleegd
door de burger tegenover de politieagent. In deze situatie is de burger een gemotiveerde dader
en wordt de politieagent aanzien als een aantrekkelijk doelwit. Gezien het feit dat de
politieagent al een doelwit is, kan deze persoon bijgevolg in deze hypothetische situatie niet
aanschouwd worden als een formele ‘guardian’. Bij gebrek aan toezicht beslist de burger
volgens de RAT om over te gaan tot het plegen van het fysiek of verbaal geweld tegenover de
politieagent. De bodycam kan hier een oplossing voor bieden aangezien deze kan beschouwd
worden als een vorm van formele ‘guardian’. Door een bodycam te gebruiken, wordt de
burger bijgevolg ontmoedigd tot het plegen van het verbaal of fysiek geweld tegenover de
agent. In de tweede situatie wordt er onrechtmatig geweld gepleegd door de politieagent
tegenover de burger. In deze situatie is de politieagent de gemotiveerde dader en wordt de
burger aanschouwd als een aantrekkelijk doelwit. Gezien het feit dat de politieagent de dader
is, kan deze persoon bijgevolg in deze hypothetische situatie niet gezien worden als een
formele ‘guardian’.
63
Als we de logica van de RAT toepassen op deze situatie, dan is er dus geen toezicht
aanwezig, waardoor de agent beslist om over te gaan tot het plegen van onrechtmatig geweld.
Ook hier kan de bodycam een oplossing bieden waardoor er een vorm van toezicht
geïnstalleerd wordt en waardoor de politieagent bijgevolg ontmoedigd wordt tot het plegen
van het geweld.
Ter conclusie kan men stellen dat in beide situaties de potentiële daders ontmoedigd worden
om criminaliteit te plegen; dit wordt bereikt door het activeren van de bodycam die dient als
formele ‘guardian’. Bijgevolg kan men in beide situaties een ‘civilized effect’ waarnemen.
4.3 Rationele keuze theorie
De rationele keuze theorie of ‘rational choice theory’ (hierna: RCT) werd ontwikkeld door
Cornish & Clarke (1987) en stelt dat indien een keuze moet gemaakt worden tussen
gedragsalternatieven, dan zal men kiezen voor het alternatief waarvan de verwachte opbrengst
het hoogste is. Deze theorie kan men bijgevolg ook toepassen op het al dan niet plegen van
criminaliteit. In dit geval gaat men over tot het plegen van criminaliteit indien het misdrijf
gunstigere gevolgen heeft dan conformiteit (Cornish & Clarke, 1987; Pauwels, 2015).
Volgens de RCT verloopt dit keuzeproces in twee opeenvolgende stadia. Ten eerste is er het
‘initial involvement-model’. In deze fase gaat de individu over tot het maken van een kosten-
batenanalyse. Indien de kosten van het plegen van criminaliteit (bv. de kans om opgepakt te
worden) groter zijn dan de baten (bv. de winst n.a.v. een diefstal), dan gaat men niet over tot
het plegen van criminaliteit. Echter, indien de baten van het plegen van criminaliteit groter
zijn dan de kosten, dan komt men terecht in de tweede fase, het ‘criminal event-model’.
64
In deze fase besteedt men niet enkel aandacht aan persoonlijke overwegingen, maar ook aan
situationele omgevingsfactoren. Bepaalde omgevingsfactoren, zoals de aanwezigheid van
bodycams, kunnen rationele mensen beïnvloeden in hun keuze. Deze omgevingsfactoren
zorgen er namelijk voor dat de kosten - die vasthangen aan het plegen van criminaliteit -
zullen stijgen waardoor bepaalde mensen een nieuwe kosten-batenanalyse zullen overwegen
en bijgevolg ontmoedigd kunnen worden om effectief over te gaan tot het plegen van
criminaliteit (Cornish & Clarke, 1987; Pauwels, 2015).
Ook hier kan men de twee besproken situaties (supra: routine activiteiten theorie) toepassen.
De keuze van een politieagent om al dan niet over te gaan tot het plegen van overmatig
politiegeweld kan gepercipieerd worden als een kosten-batenanalyse. Indien een bodycam
gebruikt wordt, dan is er een extra situationele factor waarbij de agent rekening moet houden
in zijn keuzeproces. De kans bestaat dat door de bodycam de kosten zullen stijgen waardoor
de agent niet zal overgaan tot het plegen van overmatig politiegeweld. Anderzijds kan de
burger de BWC ook ervaren als een extra situationele factor waardoor men kan beslissen om
niet over te gaan tot het plegen van fysiek of verbaal geweld tegenover de politieagent. Men
kan dus besluiten dat in beide situaties het uitrusten van agenten met een bodycam kan leiden
tot een beïnvloeding van deze rationele keuze aangezien de kans op consequenties stijgt.
4.4 Deterrence theorie
Deterrence of afschrikking speelt een belangrijke rol in rationele keuzetheorieën. Echter kan
men toch een verschil vaststellen tussen de deterrence theorie en de RCT. Bij de deterrence
theorie ligt de klemtoon op de elementen van afschrikking die de beslissing om al dan niet
een delict te plegen, beïnvloeden (Pauwels, 2015).
65
Daarnaast is men bij de deterrence theorie van mening dat ook andere variabelen
regelovertreding beïnvloeden. De RCT daarentegen beschouwt het besluitvormingsproces als
primaire oorzaak voor de keuze om over te gaan tot het plegen van een misdrijf (Pauwels,
2015).
Deterrence wordt door Prof. Dr. Pauwels (2015) omschreven als: “een situationeel
mechanisme waarlangs de dreiging met straf (oorzaak) leidt tot individuele gehoorzaamheid
aan de wet (gevolg). Deterrence werkt als de dreiging met straf ervoor zorgt dat de potentiële
dader bang is voor de mogelijke gevolgen van de regelovertreding. Die mogelijke gevolgen
hebben te maken met de kans om gestraft te worden en de kans om andere negatieve gevolgen
te moeten ondergaan.”
Volgens deze theorie zijn er drie kenmerken die een invloed hebben op de gepercipieerde
zekerheid van een dader om ongestraft weg te komen met een delict. Dit gaat dan ten eerste
over de ernst van het feit, ten tweede over de ernst van de straf en ten derde over de snelheid
waarmee er gereageerd wordt op het plegen van een delict (Pauwels, 2015). Hieruit kan men
het volgende besluiten: hoe groter de afschrikking of deterrence, hoe zwaarder de kosten
zullen doorwegen ten opzichte van de baten bij een kosten-batenanalyse.
Indien men de deterrence theorie toepast op bodycams, dan merkt men dat BWC’s vooral
preventief worden gebruikt. In deze zin kan men stellen dat indien men beseft dat er gefilmd
wordt door middel van BWC’s, dan zal de deterrence stijgen. Hierdoor zullen zowel
politieagenten als burgers minder geneigd zijn om criminaliteit te plegen. Er moet echter
opgemerkt worden dat dit effect enkel bereikt zal worden indien men weet dat het
beeldmateriaal leidt tot een grotere kans op bestraffing.
66
4.5 Besluit
Op basis van deze bespreking kan besloten worden dat het ‘civilized effect’ - dat aangehaald
wordt door White (2014) - theoretisch onderbouwd kan worden op basis van de RAT, RCT en
deterrence theorie. De theorieën tonen aan dat bij een keuze om al dan niet over te gaan tot
het plegen van criminaliteit (zowel door burgers als politieagenten), bodycams een rol kunnen
spelen als afschrikkingsmiddel waardoor er een ‘civilized effect’ kan worden vastgesteld.
5. Conclusie
In dit hoofdstuk werd eerst en vooral stilgestaan bij het belang van innovatie door het
politiewezen. De efficiëntie van de traditionele methoden om criminaliteit aan te pakken werd
in vraag gesteld, alsook werd benadrukt dat de samenleving steeds mondiger wordt.
Technologische vernieuwingen zoals bodycams kunnen een oplossing bieden voor het feit dat
politiediensten steeds meer verantwoording over het geleverde werk moet afleggen.
Ten tweede werd de rol van bodycams besproken binnen het politielandschap. Dit werd
gedaan door eerst en vooral een theoretische omschrijving te geven van het begrip ‘bodycam’.
Vervolgens werd een korte geschiedenis geschetst van de aanleidingen die ervoor gezorgd
hebben dat politiediensten bodycams hebben ingevoerd. Daarna werd stilgestaan bij de
technische en functionele vereisten die BWC’s moeten hebben. Vervolgens werden de
resultaten besproken van de internationale studies omtrent bodycamgebruik door de politie.
Hierbij wordt nogmaals het belang van de context benadrukt. De context zorgt er namelijk
voor dat men niet overal steeds dezelfde onderzoeksresultaten zal bereiken.
67
Nadien werd de nationale situatie besproken. Dit werd gedaan door een kort overzicht te
geven van Belgische politiezones die reeds gebruik maken van bodycams. Vervolgens werd
er stilgestaan bij de voor- en nadelen die bodycams kunnen teweegbrengen. Dit hoofdstuk
werd afgesloten door aandacht te besteden aan enkele criminologische theorieën die
gekoppeld kunnen worden met het gebruik van politiebodycams.
68
HOOFDSTUK 2: RELEVANTE WETGEVING
1. Inleiding
Art. 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) (1950) stelt
dat iedereen recht heeft op persoonlijke vrijheid en veiligheid. Voornamelijk het
laatstgenoemde recht op veiligheid speelt van groot belang in deze thesis. Indien men spreekt
over veiligheid, dan heeft men het niet enkel over het voorkomen van criminaliteit, maar ook
over het inspelen op de subjectieve onveiligheidsgevoelens. Zoals in dit hoofdstuk zal blijken,
is het de taak van de overheid - in praktijk de politiediensten - om deze veiligheid te
garanderen. Dit kan onder andere bereikt worden door middel van cameratoezicht, waaronder
mobiele camera’s zoals bodycams dus ook vallen. Daarnaast stelt Art. 8 van het EVRM
(1950) dat iedereen recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven,
zijn woning en zijn correspondentie. De vraag die men moet stellen is wat de burger het
hoogst in het vaandel draagt: veiligheid of privacy. Het is dus belangrijk om in de wetgeving
een evenwicht te zoeken tussen zowel het recht op veiligheid, als het recht op privacy. In dit
hoofdstuk zal aandacht besteed worden aan het juridisch kader dat ervoor zorgt dat
politieambtenaren uitgerust mogen worden met bodycams. Dit wordt gedaan door eerst en
vooral de relevante politiewetten te bespreken, daarna wordt stilgestaan bij de
camerawetgeving en ten slotte wordt de privacywetgeving besproken.
69
2. Politiewetten
2.1 Inleiding
Eerst en vooral zal stilgestaan worden bij twee politiewetten. Ten eerste wordt kort de wet van
7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee
niveaus besproken. Nadien wordt de wet op het politieambt van 5 augustus 1992 besproken.
Deze wetten zijn in het kader van de scriptie van belang omdat ze eerst en vooral een zicht
geven op hoe de politie in België georganiseerd is, maar ook omdat er aandacht besteed wordt
aan het cameragebruik dat door de politiediensten wordt geregeld.
2.2 Geïntegreerde politie
Op 7 december 1998 werd de wet goedgekeurd tot organisatie van een geïntegreerde
politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (hierna: WGP). Dankzij die wet bestaat de
Belgische politie niet langer uit de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie
bij de parketten. Vanaf dan is er namelijk sprake van een geïntegreerde politie, gestructureerd
op twee niveaus. Enerzijds is er de lokale politie en anderzijds de federale politie. Beide
niveaus zijn autonoom maar werken nauw samen en zijn complementair, er is dus geen sprake
van een hiërarchie (Federale politie, z.j.; Belgisch Staatsblad, 1999).
Ten eerste is er de lokale politie, zij zijn georganiseerd in verschillende politiezones die
verdeeld zijn over het Belgische grondgebied. Art. 3 van de WGP stelt dat de lokale politie
verantwoordelijk is voor de basispolitiezorg.
70
Onder basispolitiezorg dient men het volgende te verstaan: “alle opdrachten van bestuurlijke
en gerechtelijke aard die nodig zijn voor het beheersen van lokale gebeurtenissen en
fenomenen die zich voordoen op het grondgebied van de PZ.” (Belgisch Staatsblad, 1999).
De basispolitiezorg bestaat uit zeven basisfunctionaliteiten: wijkwerking, onthaal, interventie,
politionele slachtofferbejegening, lokale recherche, handhaving openbare orde en ten slotte
verkeer (Politie Het Houtsche, z.j.).
De federale politie daarentegen is dankzij art. 3 WGP verantwoordelijk voor de supralokale
en gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke aard, dit over het gehele
grondgebied van België. Daarnaast biedt de federale politie ondersteunende hulp bij
opdrachten voor de lokale politiediensten (Belgisch Staatsblad, 1999).
2.3 Wet op het politieambt
In de wet op het politieambt van 5 augustus 1992 (hierna: WPA) worden onder meer de
opdrachten van de Belgische politiediensten vastgelegd in hoofdstuk III. Art. 14 van de WPA
gaat over de opdrachten van bestuurlijke politie waarbij men toeziet op de handhaving van de
openbare orde met inbegrip van de naleving van de politiewetten en –verordeningen, de
voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen. Art. 15 gaat dan
weer over de opdrachten van gerechtelijke politie. Meer specifiek zegt dit artikel dat men
misdrijven moet opsporen, bewijzen ervan verzamelen en dat men daarvan kennis dient te
geven aan de bevoegde overheden. Daarnaast moet men de daders van die misdrijven vatten
en ter beschikking stellen van de bevoegde overheid (Belgisch Staatsblad, 1992).
71
Dankzij de wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de wet op het politieambt werd een
nieuwe afdeling toegevoegd aan hoofdstuk IV, namelijk “Afdeling 1. – Zichtbaar gebruik van
camera’s”. Zoals de naam van deze nieuwe afdeling al doet vermoeden, regelt dit stuk van de
wet het gebruik van zichtbare camera’s door de politiediensten. Dankzij deze nieuwe wet, die
op 25 mei 2018 in werking is getreden, zijn er een aantal wetsartikelen toegevoegd aan de wet
op het politieambt. In het kader van deze scriptie zijn volgende artikelen van belang (Belgisch
Staatsblad, 1992; Belgisch Staatsblad, 2018):
• Art. 25/2. § 1. 1° geeft een definitie voor een mobiele camera, dit is een camera die
wordt verplaatst tijdens het gebruik ervan. Bodycams vallen hier bijgevolg ook onder.
• Art. 25/2. § 2. 2° b) stelt dat deze mobiele camera’s zichtbaar moeten zijn. Dit kan
door middel van een mondelinge waarschuwing uitgaande van leden van het
operationeel kader van de politiediensten, die als dusdanig identificeerbaar zijn. (infra:
Art. 41. § 1 WPA)
• Art. 25/3. § 1. 2° a) stelt dat de bodycams mogen gebruikt worden tijdens de duur van
een interventie. Een verplicht gebruik is bijgevolg niet van toepassing. Het gebruik
wordt toegelaten op:
o niet-besloten plaatsen (bv. de Overpoortstraat in Gent): “elke plaats die niet
door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek,
waaronder de openbare wegen beheerd door de openbare overheden bevoegd
voor het wegbeheer.” (Belgisch Staatsblad, 1992)
o voor het publiek toegankelijk besloten plaatsen (bv. het Universitair
Ziekenhuis van Gent): “elk gebouw of elke door een omsluiting afgebakende
plaats, bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het
publiek kunnen worden verstrekt.” (Belgisch Staatsblad, 1992)
72
o niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen (bv. privé-woning): “elk
gebouw of elke door een omsluiting afgebakende plaats die uitsluitend bestemd
is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers.” (Belgisch Staatsblad,
1992)
• Art. 25/4. § 1 stelt dat men pas gebruik mag maken van bodycams alvorens men
toestemming heeft gekregen van de gemeenteraad (indien het gaat om een PZ) of van
de minister van Binnenlandse Zaken (indien het gaat over de federale politie). Om
deze toestemming te verkrijgen, moet men een aanvraag indienen waarin onder andere
staat welk type camera men zal gebruiken, voor welke doeleinden de bodycam zal
worden gebruikt, de gebruiksmodaliteiten, een risicoanalyse op vlak van de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer… Indien de toestemming wordt
gegeven, moet volgens Art. 25/4/. § 4 de procureur des Konings hiervan op de hoogte
worden gebracht.
• Art. 25/4. § 3 stelt dat er ook een mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van de
bodycams indien de bovenstaande toestemming nog niet verleend werd. Dit is dan in
het kader van hoogdringendheid waarbij de korpschef mondeling de toestemming
vraagt aan de bevoegde overheid (bv. de burgemeester) om gebruik te mogen maken
van de BWC’s.
• Art. 25/6 stelt dat de camerabeelden die gemaakt worden d.m.v. een bodycam niet
langer dan 12 maanden mogen bewaard worden.
• Art. 25/7. § 1 stelt de toegang tot de camerabeelden wordt toegelaten voor een periode
van één maand. Na de eerste bewaarmaand is de toegang tot de persoonsgegevens en
informatie enkel voor doeleinden van gerechtelijke politie mogelijk, dit na
toestemming van de procureur des Konings.
73
• Art. 25/7. § 2 stelt dat de bodycambeelden gebruikt mogen worden als didactisch
materiaal in het kader van de opleiding van de leden van politiediensten. De
voorwaarde is dat de personen die gefilmd werden, geanonimiseerd zijn.
• Art. 25/8 stelt dat er een register moet opgesteld worden met alle gebruiken van
camera’s in een bepaalde PZ. Het bodycamgebruik moet bijgevolg ook toegevoegd
worden aan dit register.
• Art. 41. § 1 stelt dat alle leden van het operationeel kader in functie altijd moeten
kunnen worden geïdentificeerd. Dit kan d.m.v. een naamplaatje of interventienummer
op politieambtenaren in uniform. De politieagenten die in burgerkledij optreden,
dragen een armband waarop hun interventienummer staat.
• Art. 44 stelt dat politiediensten een sterke arm lenen wanneer zij daartoe wettelijk
worden gevorderd. Dit kan bijvoorbeeld in het kader van uithuiszetting waarbij men
hulp biedt aan de gerechtsdeurwaarder.
• De WPA laat in bijzondere omstandigheden het niet-zichtbaar gebruik van camera’s
toe. In de praktijk mogen politiediensten dan in sommige gevallen (mits voorafgaande
toestemming) bodycams op een niet-zichtbare wijze gebruiken (m.a.w. men moet niet
op voorhand laten weten dat er gefilmd wordt):
o Art. 46/4 gaat enerzijds over personen die radicaliseren en anderzijds over
personen waarvan men denkt dat ze terroristische misdrijven zullen plegen of
gepleegd hebben.
o Art. 46/7 gaat over de voorbereiding van acties van gerechtelijke politie of bij
de handhaving van de openbare orde tijdens deze acties.
o Art. 46/9 gaat over de uitvoering van gespecialiseerde opdrachten van
bescherming van personen.
74
o Art. 46/11 gaat over het overbrengen van aangehouden en opgesloten
personen.
3. Camerawet
De wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van
bewakingscamera’s, ook wel de camerawet genoemd, is sinds 25 mei 2018 ook van
toepassing op bodycams aangezien deze onder de noemer van mobiele bewakingscamera’s
vallen (Belgisch Staatsblad, 2007; Belgisch Staatsblad, 2018). Dit werd mogelijk dankzij de
wijzigingen die de wet van 21 maart 2018 heeft aangebracht aan de camerawet. Wederom zijn
er een aantal wetsartikelen van de camerawet die van belang zijn in deze scriptie, met name
(Belgisch Staatsblad, 2007; Belgisch Staatsblad, 2018):
• Art. 2. 4° /1 stelt dat de bodycam behoort tot de categorie van de mobiele
bewakingscamera.
• Art. 2. 5° stelt dat de camerawet ook van toepassing is op personen die
verantwoordelijk zijn voor de verwerking van de persoonsgegevens die verzameld
werden met behulp van een bewakingscamera.
• Art. 3. 1° stelt dat bodycams gebruikt kunnen worden om misdrijven tegen personen
of goederen te voorkomen, vast te stellen of op te sporen.
• Art. 7/3. § 3 en § 4 stellen dat de mogelijkheid bestaat om de beelden in real time te
bekijken. Dit is echter enkel toegestaan in bepaalde situaties, bijvoorbeeld zodat de
bevoegde politiediensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij een misdrijf, schade,
overlast of verstoring van de openbare orde. Bovendien stelt dit wetsartikel dat het
opnemen van beelden uitsluitend is toegestaan om bewijzen te verzamelen van
overlast of van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken.
75
Daarnaast mogen de beelden ook opgenomen worden om verstoorders van openbare
orde, getuigen en slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien deze beelden
geen bijdrage kunnen leveren in een onderzoek, dan worden ze niet langer dan één
maand bewaard.
• Art. 8 stelt dat heimelijk filmen verboden is. Hieronder valt onder meer het niet
respecteren van de voorafgaande aankondiging dat er gefilmd wordt. In enkele
situaties wordt heimelijk filmen wel toegelaten (supra: Art. 46/4, Art. 46/7, Art. 46/9
& Art. 46/11 WPA).
• Art. 9 stelt dat uitsluitend de persoon die verantwoordelijk is voor de verwerking van
de beelden toegang heeft tot de beelden. Bijgevolg hebben de agenten die de beelden
filmden geen toegang tot het beeldmateriaal. Daarnaast bepaalt dit wetsartikel dat de
verwerkingsverantwoordelijke een discretieplicht heeft omtrent de persoonsgegevens
die de beelden opleveren.
• Art. 10 stelt dat de bewakingscamera’s geen beelden mogen bevatten die de intimiteit
van een persoon schenden.
• Art. 12 ten slotte stelt dat iedere gefilmde persoon het recht heeft van toegang tot de
beelden.
76
4. Privacywet
4.1 Inleiding
Zoals reeds eerder vermeld stelt het EVRM (1950) dat “een ieder recht heeft op respect voor
zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.”. Dit werd
vervolgens geïmplementeerd in de Belgische grondwet door middel van Art. 22 (Belgisch
Staatsblad, 1994). Dankzij de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de
Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met
de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot
intrekking van de Richtlijn 95/46/EG (hierna: GDPR) werd de voormalige privacywet
vervangen door een nieuwe wet. Deze nieuwe wetgeving was de wet van 30 juli 2018
betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van
persoonsgegevens (hierna: privacywet). Het doel van deze wet is dat men de bevolking wil
beschermen tegen misbruik van hun persoonlijke gegevens. Daardoor worden in deze wet
zowel de rechten als plichten van de persoon wiens gegevens worden, als de rechten en
plichten van de verwerker vastgelegd.
Daarnaast werd er dankzij de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de
gegevensbeschermingsautoriteit een onafhankelijk controleorgaan opgericht. Deze dienst gaat
toezien op de naleving van de bescherming van persoonsgegevens zodat de privacy van de
burger gewaarborgd blijft (Belgisch Staatsblad, 2018).
77
4.2 Finaliteitsbeginsel, proportionaliteitsbeginsel & transparantiebeginsel
De privacywet bevat drie beginselen die belangrijk zijn. Ten eerste is er het
finaliteitsbeginsel; dit houdt in dat persoonsgegevens slechts verwerkt mogen worden indien
er concrete redenen zijn die dit toelaten. In het kader van een politieinterventie waarbij de
politieambtenaar van mening is dat de situatie uit de hand kan lopen, wordt het gebruik van
camera’s en de verwerking van persoonsgegevens bijgevolg toegelaten. Hetgeen gefilmd
wordt moet met andere woorden relevant en noodzakelijk zijn voor het doel
(Gegevensbeschermingsautoriteit, 2018).
Vervolgens is er het proportionaliteitsbeginsel. Dit houdt in dat wat gefilmd wordt, steeds in
overeenstemming moet zijn met het doel. Er mag met andere woorden uitsluitend het strikt
noodzakelijke gefilmd en verzameld worden (Gegevensbeschermingsautoriteit, 2018b).
Tenslotte zit in de privacywet ook nog het transparantiebeginsel verwerkt. Dit beginsel zit
verwerkt in volgende wetsartikelen (Gegevensbeschermingsautoriteit, 2018c; Belgisch
Staatsblad, 2018):
• Art. 28 1° stelt dat de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is om de gegevens
rechtmatig en eerlijk te verwerken. Er mag met andere woorden niet in het geheim
gefilmd worden. Er zijn echter uitzonderingen op dit gedeelte van de wetsbepaling
(supra: Art. 46/4, Art. 46/7, Art. 46/9 & Art. 46/11 WPA). Daarnaast mag de
gegevensverzameling niet buiten de verwachtingen liggen van de betrokken personen.
• Art. 37. § 1 stelt dat de verwerkingsverantwoordelijke verplicht wordt om de
betrokken personen in te lichten over een aantal zaken waaronder zijn identiteit, de
doeleinden van de verwerking en het bestaan van een recht op toegang of verbetering.
78
Indien er bij het gebruik van BWC’s door de politie één van deze beginselen geschonden
wordt, zal de vraag worden gesteld of de verwerking van de gegevens al dan niet
gerechtvaardigd is.
4.3 Andere wetsartikelen
Naast deze bovenvermelde wetsartikelen zijn er nog een aantal andere wetsartikelen van de
privacywet die van belang zijn in deze scriptie. Eerst en vooral is er artikel 26. 1° dat een
definitie geeft van persoonsgegevens: “Alle informatie over een geïdentificeerde of
identificeerbare natuurlijke persoon, hierna genoemd "de betrokkene"; als identificeerbaar
wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd,
met name aan de hand van een identificatiemiddel zoals een naam, een identificatienummer,
locatiegegevens, een online identificatiemiddel of van één of meer elementen die kenmerkend
zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale
identiteit van die natuurlijke persoon.” (Belgisch Staatsblad, 2018). Videobeelden die
gemaakt worden door middel van bodycams ter identificatie in het kader van het bewaken van
de veiligheid worden bijgevolg beschouwd als persoonsgegevens.
Ten tweede is er artikel 33. § 1. 1°; hierin staat dat de verwerking van de persoonsgegevens
rechtmatig is indien ze noodzakelijk is voor de uitvoering van één van volgende opdrachten:
het voorkomen, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten (Belgisch
Staatsblad, 2018).
79
Daarnaast is er artikel 55. § 1 dat stelt dat elke verwerkingsverantwoordelijke een register
moet bijhouden van de verwerkingsactiviteiten die hij of zij heeft verricht. Dat register moet
onder andere volgende elementen bevatten: de identiteit van de verwerker, de
verwerkingsdoeleinden… (Belgisch Staatsblad, 2018).
Artikel 154 stelt dat de persoon die verantwoordelijk is voor de verwerking van de beelden,
verplicht is om technische maatregelen te treffen waardoor de beelden beveiligd worden. In
de praktijk wordt een watermerk toegevoegd aan de camerabeelden waardoor er niet
gemanipuleerd kan worden met het beeldmateriaal (Belgisch Staatsblad, 2018).
Ten slotte gaat artikel 198 over het feit dat de beelden eerst moeten geanonimiseerd worden
alvorens ze gebruikt mogen worden als didactisch materiaal in bijvoorbeeld politiescholen
(Belgisch Staatsblad, 2018).
5. Conclusie
De oorspronkelijke camerawet van 2007 was snel achterhaald. Dit kwam door de groei van
technologische innovaties die op de markt kwamen. Het bleek dat de camerawet hiaten
vertoonde aangezien er geen onderscheid werd gemaakt tussen vaste en mobiele camera’s
(Belgisch Staatsblad, 2007). Bijgevolg was er verwarring en was er geen duidelijk wetgevend
kader.
De wet van 12 november 2009 houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling
van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s trachtte hier een oplossing voor te
bieden. Er werd bijgevolg een onderscheid gemaakt tussen de vaste en mobiele camera’s.
80
De mobiele camera’s mochten uitsluitend gebruikt worden in het kader van grote
volkstoelopen zoals massa-manifestaties of risicovolle voetbalwedstrijden (Belgisch
Staatsblad, 2009). Desondanks deze beperkte invulling, sprongen enkele politiezones zoals de
PZ Westkust en PZ Lokeren op de kar en werd er bijgevolg gebruik gemaakt van bodycams
(Datapanik, 2017; Van De Putte, 2014).
Echter bleek dat de camerawet van 2009 onvoldoende geactualiseerd was en dat er geen
duidelijk regelgevend kader was voor slimme camera’s zoals de mobiele ANPR camera’s
(Van De Putte, 2014). Hier werd op ingespeeld door de camerawet opnieuw aan te passen
door middel van de wet van 4 april 2014 tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot
regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (Belgisch Staatsblad, 2014).
Steeds meer politici en politieambtenaren waren echter van mening dat het gebruik van
camera’s door politiediensten bij de uitvoering van hun opdrachten van bestuurlijke politie
niet thuis hoorde in de camerawet en dat dit gebruik moest geïntegreerd worden in de WPA.
Bijgevolg werd dit realiteit door middel van de wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de
wet op het politieambt om het gebruik van camera’s door de politiediensten te regelen, en tot
wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van
bewakingscamera’s, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de
private en bijzondere veiligheid (Belgisch Staatsblad, 2018). Dankzij deze nieuwe wet werd
er enerzijds een duidelijk wetgevend kader gecreëerd dat het gebruik van politiebodycams
regelt. Anderzijds werden de toepassingsmogelijkheden van BWC’s uitgebreid waardoor ze
niet enkel gebruikt mogen worden in het kader van grote volkstoelopen (Belgisch Staatsblad,
2018).
81
Het is belangrijk om op te merken dat de privacywetgeving ook van toepassing is indien de
politie gebruik maakt van bodycams. De principes van finaliteit, proportionaliteit en
transparantie van de privacywet zitten namelijk verwerkt in de camerawet en de WPA. Dit is
noodzakelijk en dit werd gedaan om de privacy van de burger te respecteren. Zo is er onder
meer informatieplicht en het recht op inzage in de beelden.
Ten slotte wil ik dit hoofdstuk afsluiten met een kritische noot. Zoals gebleken zijn er sinds de
oorspronkelijke camerawet van 2007 reeds enkele wetswijzigingen doorgevoerd om in te
spelen op de technologische innovaties. De wetgeving loopt met andere woorden de
technologie voortdurend achterna. De vraag is welke vernieuwingen de toekomst zullen
brengen en of de camerawet dan nog steeds actueel zal zijn. Vandaar dat het misschien nodig
is om te pleiten voor een technologie-neutrale wet zodat hierop kan worden ingespeeld.
82
DEEL 2: EMPIRISCH ONDERZOEK
HOOFDSTUK 3: METHODOLOGIE
1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de methodologie besproken die gehanteerd werd voor het schrijven
van deze scriptie. Het empirisch onderzoek bestaat uit een ‘mixed method approach’,
waardoor er zowel een kwantitatief als kwalitatief luik is. Het kwantitatief luik wordt eerst
besproken. Dit bestaat uit een online survey die peilt naar de mening van de Vlaamse,
Nederlandstalige bevolking omtrent politiebodycams. Meer specifiek werd er nagegaan of
burgers deze BWC’s ervaren als een inbreuk op hun privacy. Het kwalitatief luik wordt
daarna besproken en bestaat uit half-gestructureerde interviews bij politieambtenaren die
reeds in contact zijn gekomen met bodycams om zo een beeld te kunnen vormen van hoe zij
de bodycams ervaren, wat is de reactie van de bevolking hierop, wat zijn de voor- en
nadelen…
2. Kwantitatief luik: online survey
2.1 Onderzoeksmethode
De gehanteerde onderzoeksmethode in het kwantitatief luik betreft een cross-sectioneel online
surveyonderzoek. Hierdoor werden respondenten slechts eenmalig online bevraagd naar hun
mening omtrent politiebodycamgebruik (Pauwels, 2015b).
83
2.2 Steekproef
Als onderzoekspopulatie werd gekozen voor de Vlaamse, Nederlandstalige bevolking van
verschillende leeftijdscategorieën. Er werd geopteerd voor drie verschillende
leeftijdscategorieën, namelijk mensen jonger dan 25 jaar, mensen tussen 25 en 40 jaar en
mensen ouder dan 40 jaar. Op die manier kan worden nagegaan of er sprake is van
meningsverschillen tussen de verschillende leeftijdscategorieën. Er werd gestreefd naar een
steekproefgrootte van minimum 100 respondenten per leeftijdscategorie. De rekrutering van
de respondenten gebeurde enerzijds door middel van een oproep via het sociale media-
platform Facebook. Anderzijds werd een e-mail verstuurd naar mijn contactpersonen op
Gmail. In het Facebook bericht werd opgeroepen om vrijwillig deel te nemen aan een enquête
die peilt naar de mening van de Vlaamse, Nederlandstalige bevolking omtrent het
politiebodycamgebruik en of ze deze technologie al dan niet ervaren als een inbreuk op hun
privacy. Bovendien werd er opgeroepen in het bericht om de survey te delen zodat er een
sneeuwbaleffect gecreëerd werd. Op die manier werden Facebook gebruikers bereikt
waarmee ik niet bevriend ben. Het Facebook bericht werd daardoor 60 maal gedeeld.
Daarnaast werd een e-mail opgemaakt en verzonden naar mijn contactpersonen op Gmail om
de bevolking te kunnen bereiken die geen Facebook-account hebben. In de e-mail werd ook
gevraagd of men het zag zitten om de e-mail door te sturen naar hun contactpersonen om zo
wederom een sneeuwbaleffect te creëren (Pauwels, 2015b).
84
2.3 Opstellen online survey
Er werd bewust gekozen om de enquête online af te nemen. De online survey is in
vergelijking met de schriftelijke survey namelijk goedkoper, sneller en gebruiksvriendelijker
voor zowel de respondent als de onderzoeker (Pauwels, 2015b).
Eerst en vooral werd er nagedacht over de inhoud van de survey. Op basis van andere
onderzoeken die beschikbaar waren via de literatuur en op basis van mediaberichten omtrent
politiebodycams werd een selectie gemaakt van vragen die interessant leken in het kader van
deze scriptie (ARA & FT, 2017; ATV, 2018; BELGA, 2017; BELGA, 2018a; BELGA,
2018c; Chapman, 2016; Coosemans, 2018; Datapanik, 2017; Depla, 2015; ECP-EPN;
Jennings, Lynch & Fridell, 2015; Pelfrey & Keener, 2016; Trends in Veiligheid, 2017). Voor
een volledige weergave van de vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 1.
Daarna werd de online survey opgesteld door middel van het softwareprogramma
Limesurvey. Via een link werd de respondent doorverbonden naar de feitelijke survey.
Vooraleer men begon aan de vragenlijst, werd een introductietekst voorzien. Hierin werd een
situering over het onderzoek en de masterproef gegeven, alsook werd vermeld wat een
bodycam precies is. De survey zelf bestond voornamelijk uit Likertschalen, waarbij enerzijds
een keuze gemaakt kon worden uit ‘helemaal niet akkoord’, ‘eerder niet akkoord’, ‘neutraal’,
‘eerder wel akkoord’ of ‘helemaal akkoord’. Anderzijds kon een keuze gemaakt worden uit
‘zeer negatief’, ‘eerder negatief’, ‘neutraal’, ‘eerder positief of ‘zeer positief’.
85
Ten slotte werd in de introductietekst vermeld hoeveel tijd de enquête in beslag zou nemen en
werd anonimiteit verzekerd. Nadat de vragenlijst voltooid was, kreeg de respondent een
dankwoord te zien en werden mijn contactgegevens ter beschikking gesteld indien men nog
enkele vragen of opmerkingen had omtrent het onderzoek.
2.4 Data-analyse
De survey was online van 14 november 2018 tot 5 december 2018. De relatief korte periode
kan verklaard worden gezien het feit dat het vooropgestelde aantal respondenten reeds bereikt
was en dat er na 1 december geen extra respondenten de enquête invulden. Uiteindelijk telde
de survey 712 responses. 80 enquêtes werden onvolledig ingevuld waardoor er in totaal 632
geldige responses waren.
De data van de online survey verkregen via Limesurvey werd vervolgens overgebracht naar
het statistisch computerprogramma SPSS. Bij de analyse van de data werden de onvolledige
responses als ‘missing’ gelabeld en werd er bijgevolg enkel rekening gehouden met de
volledige geldige responses (n= 632). Gezien het feit dat de survey uitsluitend peilde naar de
mening van de burger omtrent politiebodycamgebruik, werd de data enkel door middel van
descriptieve statistieken geanalyseerd (Pauwels, 2012). Daarnaast werden enkele waarden
gehercordeerd. Dit werd gedaan om de descriptieve statistieken beter in beeld te kunnen
brengen. Bijgevolg werden de waarden ‘helemaal niet akkoord’ en ‘eerder niet akkoord’
gehercodeerd tot de waarde ‘niet akkoord’. De waarden ‘helemaal akkoord’ en ‘eerder wel
akkoord’ werden gehercodeerd tot de waarde ‘akkoord’. De waarden ‘zeer negatief’ en
‘eerder negatief’ werden gehercodeerd tot de waarde ‘negatief’. De waarden ‘zeer positief’ en
‘eerder positief’ werden gehercodeerd tot de waarde ‘positief’.
86
Ten slotte was er een scheve verdeling over de leeftijdscategorieën. De leeftijdscategorie
‘jonger dan 25 jaar’ vertegenwoordigt bijna de helft van het totaal aantal respondenten. Dit
kan een vertekend beeld geven indien er een vergelijking wordt gemaakt tussen de
verschillende leeftijdscategorieën. Vandaar dat op aanraden van mevrouw Rummens, een
wetenschappelijk medewerkster bij Prof. Dr. Hardyns, de leeftijdscategorieën ‘tussen 25 en
40 jaar’ en ‘ouder dan 40 jaar’ gehercodeerd zullen worden tot één gemeenschappelijke
leeftijdscategorie ‘ouder dan 25 jaar’. Op basis van de descriptieve statistieken die
geanalyseerd werden in SPSS, werden er in Excel grafieken opgemaakt van de data om op die
manier de uiteenzetting van de resultaten van het onderzoek overzichtelijker te laten verlopen.
2.5 Beperkingen
De keuze voor een online websurvey brengt een aantal beperkingen met zich mee. Ten eerste
lag de individualiteit van de antwoorden niet in mijn handen. Er kon met andere woorden
overleg gepleegd worden met andere mensen waardoor hun oorspronkelijk gedachtengoed
beïnvloed kon worden. Ten tweede had ik geen controle op wie de vragenlijst invulde. Het
zou kunnen zijn dat sommigen de vragenlijst met andere woorden meerdere malen hebben
ingevuld. Ten derde kreeg de respondent niet de optie om aan te geven indien hij iets niet
begreep. Hierop werd ingespeeld door in het dankwoord mijn contactgegevens ter
beschikking te stellen zodat respondenten mij konden contacteren indien er nog enkele vragen
of opmerkingen waren omtrent het onderzoek. Ten slotte is de belangrijkste beperking het feit
dat bepaalde lagen van de bevolking niet of minder online zijn (bijvoorbeeld ouderen, lager
opgeleiden of mensen met een lager inkomen). De kans bestaat dat het onderzoek hierdoor
minder representatief is (Pauwels, 2015b).
87
3. Kwalitatief luik: half-gestructureerde interviews
3.1 Onderzoeksmethode
Daarnaast bestaat het empirisch onderzoek ook uit een kwalitatief luik. Dit bestaat uit half-
gestructureerde diepte-interviews. Zoals uit de uiteenzetting van de literatuurstudie blijkt, zijn
er grotendeels kwantitatieve gegevens verzameld omtrent het BWC-gebruik door de
politiediensten. Er is bijgevolg ook nood aan kwalitatieve wetenschappelijke kennis m.b.t. het
gebruik van bodycams door politie. Door kwalitatief onderzoek uit te voeren, zal gestreven
worden naar diepgang. Dit soort onderzoek schenkt namelijk aandacht voor het perspectief
van de respondenten, wat niet steeds kan bereikt worden door middel van een kwantitatieve
meting (Roose & Meuleman, 2014). Het perspectief van de respondenten van de uitgevoerde
interviews is in het kader van deze scriptie van belang aangezien op deze manier de
praktijkervaringen die de respondenten reeds hebben met de bodycams worden weergegeven.
Door aandacht te besteden aan hun perspectief kan men eerst en vooral de voor- en nadelen
van het bodycamgebruik beter weergeven, ten tweede kan men een beter beeld scheppen van
hoe burgers deze BWC’s ervaren en ten derde kan men pijnpunten weergeven die kunnen
aanzetten tot verbeteringen. Het kwalitatief luik van dit empirisch onderzoek zou bijgevolg
een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van dit hiaat.
88
3.2 Steekproef
De onderzoekspopulatie bestaat uit politieambtenaren van de lokale politie in België die in
hun korps gebruik maken of gebruik hebben gemaakt van bodycams. De keuze voor de lokale
politie kan beargumenteerd worden door te stellen dat voorlopig enkel lokale politiezones
reeds gebruik maken van bodycams. Uit de geraadpleegde literatuur en de interviews blijkt
dat de federale politie hier nog geen gebruik van maakt. Ten slotte wordt er nauwelijks tot
geen aandacht besteed aan de Franstalige en Duitstalige zijde van België. Desondanks wordt
er nogmaals aangegeven dat van een aantal Waalse politiezones wel geweten is dat men
gebruik maakt van bodycams, namelijk de PZ Arlon/Attert/Habay/Martelange en de PZ
Namen (Burton, 2017; VSOA Politie, 2016; Paelinck, 2018)
Eerst en vooral dient nogmaals aangehaald te worden dat politiezones niet verplicht zijn om
het gebruik van bodycams te melden aan de minister van Binnenlandse Zaken. Hierdoor is het
onmogelijk om zicht te krijgen op een register dat bijhoudt welke politiezones in België reeds
gebruik maken van bodycams (Depla, 2015; Vanheste, 2015; Coosemans, 2018). Bijgevolg
werd er op basis van mediaberichten nagegaan welke Belgische politiezones gebruik maken
of gebruik hebben gemaakt van BWC’s. Op basis daarvan werd een lijst opgemaakt van
politiezones. Vervolgens werd er contact opgenomen met deze politiezones en werd er
gevraagd of het mogelijk was om een interview af te nemen met iemand binnen de PZ die
zicht heeft op het bodycamgebruik binnen de PZ.
89
Indien hiervoor de toestemming werd verleend, verwees de politiezone me door naar de
respondenten en werd bijgevolg een afspraak gemaakt om de interviews te laten doorgaan. Op
die manier werden in totaal vier politieambtenaren van de lokale politie ondervraagd naar hun
percepties rond het gebruik van bodycams door de politiediensten in België. De
onderzoekseenheden worden voorgesteld in tabel 4.
TABEL 4: Overzicht van de geïnterviewde respondenten
Naam Geslacht Politiezone Functie Datum
interview
Jan Van Avermaet Man Lokeren 1ste commissaris 22/11/2018
Joeri De Caluwé Man Gent Inspecteur /
Camerawerkgroep
26/11/2018
Gregory Cornet Man Bredene – De
Haan
Hoofdinspecteur /
Coördinator
wijkzorg Centrum
27/11/2018
Nicholas Paelinck Man Westkust Korpschef /
Voorzitter van de
vaste commissie
van de lokale
politie
28/11/2018
90
3.3 Data-verzameling
Aangezien er als onderzoeksmethode gekozen werd voor half-gestructureerde interviews,
werd er gebruik gemaakt van een topiclijst. Dit is volgens Decorte & Zaitch (2010) een
logisch opgebouwde lijst met vragen of thema’s die aan bod moeten komen tijdens het
gesprek. Dit biedt als voordeel dat de interviewer vrij is om af te wijken van de structuur en
dat de volgorde van de topics grotendeels bepaald wordt door het verloop van het interview.
Op die manier kan de interviewer doorvragen indien bepaalde interessante zaken aangehaald
worden door de respondent. Door een topiclijst te hanteren, kunnen bovendien achteraf extra
topics toegevoegd worden aan de checklist die nuttig zijn in het kader van volgende
interviews. Desalniettemin hangen ook een aantal nadelen vast aan het gebruik van
interviews. Interviews zijn namelijk intensief, kosten veel tijd en vergen een goede
voorbereiding van de onderzoeker (Decorte & Zaitch, 2010). De gehanteerde topiclijst kan
teruggevonden worden in bijlage 2.
De interviews zelf vonden plaats gedurende de maand november 2018. Op die manier was er
nog voldoende tijd om te transcriberen en coderen. Het eerste interview met Dhr. Jan Van
Avermaet vond plaats op 22/11/2018 in het kantoor van de commissaris in de PZ Lokeren.
Het tweede interview met Dhr. Joeri De Caluwé vond plaats op 26/11/2018 in een
vergaderzaal van de PZ Gent. Het derde interview met Dhr. Gregory Cornet vond plaats op
27/11/2018 in het kantoor van de hoofdinspecteur in de PZ Bredene – De Haan. Het vierde en
laatste interview met Dhr. Nicholas Paelinck vond plaats op 28/11/2018 in het kantoor van de
korpschef in de PZ Westkust.
91
Vooraleer de interviews effectief van start gingen, werd nogmaals een korte introductie
gegeven omtrent het onderzoek. Daarnaast werd er gevraagd aan de respondenten om een
‘informed consent’ formulier te lezen en ondertekenen. Hierin stond onder andere dat de
respondent de mogelijkheid kreeg om het interview anoniem te laten verlopen. Alle
respondenten kozen er echter voor om het interview niet in anonimiteit te laten verlopen.
Bijgevolg zal hiermee rekening gehouden worden bij de verwerking van de resultaten. De
ondertekende en ingescande formulieren zijn terug te vinden in bijlage 3.
3.4 Data-analyse
De interviews werden opgenomen door middel van een smartphone en varieerden qua duur.
Het kortste interview was met Dhr. Jan Van Avermaet en duurde slechts 28 minuten, dit
terwijl het langste interview met Dhr. Joeri De Caluwé 55 minuten duurde. In totaal leverden
alle interviews samen 28.612 woorden op. Deze ruwe data werd vervolgens getranscribeerd
in Word om nadien te coderen in het softwareprogramma NVivo. In het coderingsproces werd
rekening gehouden met de checklist om diverse codes te bepalen. Op die manier werden de
uitspraken van de respondenten onderverdeeld in de verschillende codes. Om de
onderzoeksresultaten te illustreren werden citaten gehanteerd uit de interviews. De
getranscribeerde interviews zijn terug te vinden op de CD-rom in bijlage 4.
92
3.5 Beperkingen
Ten slotte moet kritisch stilgestaan worden bij twee beperkingen die het kwalitatief luik van
dit empirisch onderzoek met zich meebrengt. Ten eerste is het aantal respondenten die
deelnamen aan een interview laag in vergelijking met de onderzoekspopulatie. De resultaten
kunnen bijgevolg niet gegeneraliseerd worden naar alle lokale politiezones in België. Dit
houdt echter niet in dat de onderzoeksresultaten niet bruikbaar zijn. Integendeel, de resultaten
bieden een (weliswaar beperkt) inzicht op de percepties van enkele politieambtenaren omtrent
het bodycamgebruik in België. De tweede beperking heeft betrekking op het feit dat
uitsluitend politieambtenaren geïnterviewd werden die voorstander waren van het
politiebodycamgebruik. De redenen voor de deelname aan het onderzoek kunnen hierdoor
verklaard worden. Politieambtenaren die een meer neutrale of negatieve houding hebben
tegenover het BWC-gebruik zullen mogelijks minder geneigd zijn om deel te nemen aan dit
onderzoek aangezien hun kennisgebied hieromtrent niet zo groot is. Echter werd er
geprobeerd om in te spelen op deze tweede beperking door een politieambtenaar te
interviewen in een PZ waar men niet langer gebruik maakt van de bodycams (PZ Lokeren).
Op die manier werd er aandacht besteed aan de redenen waarom men niet langer van BWC’s
gebruik maakt.
93
4. Besluit
In dit hoofdstuk werd de methodologie besproken die gehanteerd werd in het empirisch
onderzoek van deze scriptie. Eerst en vooral werd het kwantitatief luik besproken dat peilt
naar de mening van de Vlaamse, Nederlandstalige bevolking omtrent het
politiebodycamgebruik. Dit werd gedaan aan de hand van een online survey. Uiteindelijk
telde de survey 712 responses. 80 enquêtes werden onvolledig ingevuld waardoor er in totaal
632 geldige responses waren. Het kwalitatief luik werd als tweede onderdeel besproken. Dit
bestond uit vier half-gestructureerde interviews bij politieambtenaren van de lokale politie. In
de interviews werd gepeild naar de percepties van de politieambtenaren rond het gebruik van
bodycams door de politiediensten in België. In het volgende hoofdstuk worden de
onderzoeksresultaten van zowel het kwantitatief als het kwalitatief luik van het empirisch
onderzoek besproken.
94
HOOFDSTUK 4: RESULTATEN
1. Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten die uit het empirisch onderzoek voortkomen,
weergegeven en besproken. Eerst en vooral worden de resultaten van het kwantitatieve luik
besproken. Dit gebeurt aan de hand van descriptieve statistieken die het softwareprogramma
SPSS opleverde. De eerste twee vragen van de survey bespreken enkele demografische
gegevens van de respondenten, met name het geslacht en de leeftijdscategorie waartoe de
respondent behoort. De volgende vragen van de survey peilden naar de mate waarin de
respondenten akkoord of niet akkoord gingen met enkele stellingen omtrent BWC’s. De
bespreking rond het kwantitatieve luik wordt ten slotte afgesloten met een besluit waarin
nogmaals gereflecteerd wordt naar de belangrijkste bevindingen die naar boven kwamen uit
de resultaten.
Vervolgens worden de resultaten van het kwalitatieve luik besproken. Dit gebeurt aan de hand
van citaten van de respondenten die de half-gestructureerde interviews opleverden. Deze
citaten worden onderverdeeld op basis van de categorieën waaruit de checklist bestond. Op
die manier komen onder andere de redenen voor het gebruik aan bod, welke soort bodycam
men gebruikt(e), in welke situaties men gebruik maakt(e) van de BWC’s, de voordelen, de
nadelen en ten slotte de nieuwe camerawet. Wederom wordt de bespreking van het
kwalitatieve luik afgesloten met een reflectie naar de belangrijkste bevindingen die naar
boven kwamen uit de resultaten.
95
2. Kwantitatief luik: online survey
2.1 Inleiding
Zoals reeds eerder besproken bestaat het kwantitatief luik van het empirisch onderzoek uit een
online survey die peilt naar de mening van de Vlaamse, Nederlandstalige bevolking omtrent
politiebodycams. Meer specifiek werd er nagegaan of burgers deze BWC’s ervaren als een
inbreuk op hun privacy. De resultaten worden besproken aan de hand van beschrijvende
statistieken en grafieken. De grafieken dienen om de uiteenzetting van de resultaten van het
onderzoek overzichtelijker weer te geven. Uiteindelijk telde de survey 712 responses. 80
enquêtes werden onvolledig ingevuld waardoor er in totaal 632 geldige responses waren.
Tijdens de bespreking wordt er uitsluitend rekening gehouden met de volledige geldige
responses (n= 632).
2.2 Demografische gegevens
2.2.1 Geslacht
Als eerste demografisch gegeven werd er gepeild naar het geslacht van de respondenten, dit
wordt weergegeven in onderstaande tabel. Van de 632 respondenten was de meerderheid,
zijnde 60,13% (380) vrouwelijk. Het mannelijk geslacht vertegenwoordigde 39,87% (252)
van het totaal aantal respondenten.
96
TABEL 5: Geslacht van de respondenten
2.2.2 Leeftijdscategorie
In de tweede vraag werd er gevraagd om de leeftijdscategorie aan te duiden waartoe de
respondent behoort, dit wordt weergegeven in onderstaande tabel. De leeftijd werd
onderverdeeld in drie categorieën. De eerste categorie, de respondenten jonger dan 25 jaar,
bestond uit 49,05% (310). De tweede categorie, de respondenten tussen 25 en 40 jaar, bestond
uit 25,63% (162). Ten slotte bestond de derde categorie, de respondenten ouder dan 40 jaar,
uit 25,32% (160) van het totaal aantal respondenten. We kunnen hieruit concluderen dat er
een scheve verdeling is over de leeftijdscategorieën. De leeftijdscategorie ‘jonger dan 25 jaar’
vertegenwoordigt bijna de helft van het totaal aantal respondenten. We moeten hier dus
rekening mee houden indien we een vergelijking maken tussen verschillende
leeftijdscategorieën. Bijgevolg zijn de leeftijdscategorieën ‘tussen 25 en 40 jaar’ en ‘ouder
dan 40 jaar’ gehercodeerd tot één gemeenschappelijke leeftijdscategorie: ‘ouder dan 25 jaar’.
97
60,13%
39,87%
Geslacht
Vrouw
Man
TABEL 6: Leeftijdscategorie van de respondenten
2.3 Kennis omtrent bodycamgebruik door de Belgische politie
De derde vraag luidde als volgt: “Wist u dat, vooraleer u deelnam aan deze enquête, de
Belgische politie reeds gebruik mag maken van bodycams?”. Hierbij kon men een keuze
maken tussen de waarden ‘ja’ of ‘nee’. 60,13% (380) van het totaal aantal respondenten was
hiervan op de hoogte, terwijl dat 39,87% (252) hier nog niet van op de hoogte was. Aangezien
naar mijn mening 39,87% relatief hoog is, wou ik nagaan of er een verschil kon vastgesteld
worden tussen de verschillende leeftijdscategorieën.
98
49.05%
25.63% 25.32%
Leeftijdscategorie
Jonger dan 25 jaar Tussen 25-40 jaar Ouder dan 40 jaar
Van de 310 respondenten onder de 25 jaar duidde 63,87% (198) aan dat men hier reeds van
op de hoogte was. 36,12% (112) duidde echter aan dat men hier nog niet op de hoogte van
was. Dit werd bijgevolg weergegeven in onderstaande tabel. Van de 322 respondenten die
ouder waren dan 25 jaar duidde 56,52% (182) aan dat men op de hoogte was van het
politiebodycamgebruik. 43,48% (140) duidde aan dat men hier nog niet van op de hoogte
was. Dit werd wederom weergegeven in tabel 7.
TABEL 7: Kennis omtrent bodycamgebruik door de Belgische politie
Als men de percentages van de verschillende leeftijdscategorieën vergelijkt, dan kan men
vaststellen dat de meerderheid van elke leeftijdscategorie reeds op de hoogte was van het
bodycamgebruik van de politiediensten. Bijgevolg kunnen we concluderen dat er geen al te
grote verschillen zijn tussen de verschillende leeftijdscategorieën.
99
63.87%
56.52%
36.12%
43.48%
Jonger dan 25 jaar Ouder dan 25 jaar
Kennis omtrent bodycamgebruik door de Belgische politie
Wel voorkennis Geen voorkennis
2.4 Ervaringen met politiebodycams tijdens politieinterventies
De vierde en vijfde vraag hingen samen. Eerst en vooral werd er gevraagd of men reeds een
politieinterventie heeft meegemaakt waarbij gebruik werd gemaakt van een bodycam. Indien
men de waarde ‘ja’ aanduidde, dan werd hier verder op doorgevraagd door te stellen of dit
een negatieve, neutrale of positieve ervaring was. Indien men nog niet in contact was
gekomen met politiebodycams, dan moest men voor de vijfde vraag de optie ‘niet van
toepassing’ aanduiden. Slechts 1,42% (9) van de respondenten duidde aan dat men hier reeds
mee in contact was gekomen. De overgrote meerderheid, 98,58% (623) was hier nog niet mee
in contact gekomen. Van de negen respondenten die hier reeds mee in contact waren
gekomen, vinkten vijf respondenten aan dat dit een neutrale ervaring was. Eén respondent gaf
aan dat dit een negatieve ervaring was en drie respondenten gaven aan dat dit een positieve
ervaring was.
TABEL 8: Ervaringen van de respondenten met politiebodycams
100
1
5
3
Ervaringen van de respondenten met politiebodycams (n= 9)
Negatieve ervaring Neutrale ervaring Positieve ervaring
We kunnen hieruit concluderen dat we voorzichtig moeten zijn met de interpretaties van de
resultaten van het onderzoek. Aangezien 98,58% van het totaal aantal respondenten nog geen
ervaring heeft gehad met een politieinterventie waarbij gebruik werd gemaakt van een
bodycam, kunnen we de resultaten moeilijk veralgemenen naar de gehele
onderzoekspopulatie. De meningen die deze respondenten hebben, kunnen veranderen indien
men in de toekomst een negatieve of positieve ervaring meemaakt met politiebodycams.
2.5 Aanvaardbaar gebruik van politiebodycams
De volgende vraagset omvat drie stellingen die peilden naar de mening van de respondenten.
Meer specifiek werd getracht om na te gaan in welke situaties men het gebruik van de
politiebodycam zou aanvaarden. Men kreeg 5 antwoordmogelijkheden die na hercodering
werden gereduceerd tot 3 opties: ‘niet akkoord’, ‘neutraal’ of ‘akkoord’.
2.5.1 In het kader van een grote volkstoeloop
De eerste stelling luidde als volgt: “De politie mag gebruik maken van bodycams tijdens een
grote volkstoeloop (bv. protestacties of voetbalmatchen)”. De overgrote meerderheid, 86,23%
(545) gaf aan hiermee akkoord te zijn. 6,33% (40) van het totaal aantal respondenten ging
daarentegen hiermee niet akkoord, terwijl 7,44% (47) een neutrale houding had.
101
TABEL 9: De mate waarin de politie mag gebruik maken van bodycams tijdens een grote
volkstoeloop (bv. protestacties of voetbalmatchen)
Indien er echter wordt gekeken naar de verschillen tussen beide leeftijdscategorieën, dan kan
het volgende vastgesteld worden. 82,56% (256) van de respondenten jonger dan 25 jaar gaat
akkoord met de stelling, 7,75% (24) gaat niet akkoord met de stelling en 9,69% (30) is
neutraal. 89,75% (289) van de respondenten ouder dan 25 jaar gaat akkoord met de stelling,
4,97% (16) gaat niet akkoord met de stelling en 5,28% (17) is neutraal. We kunnen bijgevolg
stellen dat ondanks het feit dat de overgrote meerderheid van beide leeftijdscategorieën
akkoord gaat met de stelling, men toch verschillen kan vaststellen tussen beide categorieën.
Respondenten die namelijk 25 jaar of ouder zijn, zullen meer geneigd zijn om akkoord te gaan
met deze stelling (89,75% in vergelijking met 82,56%). Daarentegen kan men stellen dat
respondenten die jonger zijn dan 25 jaar meer geneigd zijn om niet akkoord te gaan met deze
stelling (7,75% in vergelijking met 4,97%).
102
86.23%
7.44% 6.33%
De mate waarin de politie mag gebruik maken van bodycams tijdens een grote volkstoeloop
(bv. protestacties of voetbalmatchen)
Akkoord Neutraal Niet akkoord
2.5.2 Woord tegen woord discussies vermijden
De tweede stelling luidde als volgt: “De politie mag gebruik maken van bodycams tijdens
interventies om nadien woord tegen woord discussies te vermijden”. De overgrote
meerderheid, 88,45% (559) gaf aan hiermee akkoord te zijn. 4,11% (26) van het totaal aantal
respondenten ging daarentegen hiermee niet akkoord, terwijl 7,44% (47) een neutrale houding
had.
TABEL 10: De mate waarin de politie mag gebruik maken van bodycams tijdens interventies om
nadien woord tegen woord discussies te vermijden
Indien men kijkt naar de verschillen tussen beide leeftijdscategorieën, dan kan het volgende
vastgesteld worden. 88,06% (272) van de respondenten jonger dan 25 jaar gaat akkoord met
de stelling, 3,23% (10) gaat niet akkoord met de stelling en 8,71% (27) is neutraal. 88,82%
(286) van de respondenten ouder dan 25 jaar gaat akkoord met de stelling, 4,97% (16) gaat
niet akkoord met de stelling en 6,21% (20) is neutraal.
103
88.45%
7.44% 4.11%
De mate waarin de politie mag gebruik maken van bodycams tijdens interventies om nadien
woord tegen woord discussies te vermijden
Akkoord Neutraal Niet akkoord
We kunnen bijgevolg weinig verschil vaststellen tussen de meningen van de
leeftijdscategorieën jonger dan 25 jaar en ouder dan 25 jaar.
2.5.3 De politie mag altijd gebruik maken van bodycams
De derde en laatste stelling luidde als volgt: “De politie mag altijd, ongeacht de situatie,
gebruik maken van bodycams”. 47,15% (298) gaf aan hiermee akkoord te zijn. 35,60% (225)
van het totaal aantal respondenten ging daarentegen hiermee niet akkoord, terwijl 17,25%
(109) een neutrale houding had.
Indien er echter afzonderlijk wordt gekeken naar beide leeftijdscategorieën, dan kunnen er
toch opvallende meningsverschillen vastgesteld worden. Deze verschillen worden bijgevolg
hieronder weergegeven in tabel 11. 32,90% (102) van de respondenten jonger dan 25 jaar gaat
akkoord met de stelling, 44,20% (137) gaat niet akkoord met de stelling en 22,90% (71) is
neutraal. 60,87% (196) van de respondenten ouder dan 25 jaar gaat akkoord met de stelling,
27,33% (88) gaat niet akkoord met de stelling en 11,80% (38) is neutraal. We kunnen
bijgevolg vaststellen dat de meerderheid van de respondenten die ouder is dan 25 jaar akkoord
gaat met de stelling (60,87%), terwijl slechts 32,90% van de respondenten jonger dan 25 jaar
akkoord gaat met deze stelling. Logischerwijze gaat de meerderheid van de respondenten
jonger dan 25 jaar niet akkoord gaan met de stelling (44,20%). In vergelijking met de
respondenten die ouder zijn dan 25 jaar ligt dit percentage veel hoger (27,33%). Hoe het komt
dat deze percentages verschillen kan eventueel verklaard worden door de kans dat de
categorie ‘ouder dan 25 jaar’ meer vertrouwen heeft in de Belgische politiediensten in
vergelijking met de categorie ‘jonger 25 jaar’.
104
TABEL 11: De mate waarin de politie altijd gebruik mag maken van bodycams, ongeacht de situatie
2.5.4 Besluit
We kunnen hieruit concluderen dat de respondenten het gebruik van politiebodycams slechts
in bepaalde gevallen in grote mate zullen aanvaarden. Namelijk enerzijds in de eerste casus
(verwijst naar de situatie voor de wetswijziging), en anderzijds in de tweede casus (verwijst
naar de huidige situatie). Indien de politie in elke situatie bodycams mag gebruiken, dan kan
men verschillen vaststellen tussen beide leeftijdscategorieën. De generatie ‘ouder dan 25 jaar’
zal in dit geval de bodycam meer aanvaarden in vergelijking met de generatie ‘jonger dan 25
jaar’.
105
32.90%
60.87%
22.90%
11.80%
44.20%
27.33%
Jonger dan 25 jaar Ouder dan 25 jaar
De mate waarin de politie altijd gebruik mag maken van bodycams, ongeacht de
situatie
Akkoord Neutraal Niet akkoord
2.6 Mening omtrent verschillende innovatieve technologieën
De volgende vraagset omvat zes stellingen die peilden naar de mening van de respondenten.
Meer specifiek trachtte ik na te gaan hoe de respondent dacht over bepaalde innovatieve
technologieën die (mogelijk) worden ingezet door de politie om hun veiligheid te vergroten.
Men kreeg 5 antwoordmogelijkheden die na hercodering werden gereduceerd tot 3 opties:
‘negatief’, ‘neutraal’ of ‘positief’. De resultaten kunnen visueel voorgesteld worden door
middel van tabel 12 en tabel 13. De inspiratie voor deze vraag werd gehaald uit het
onderzoeksschrift van Trends in Veiligheid (2017).
2.6.1 Camera’s in de publieke ruimte die regelovertredend gedrag van
mensen analyseren
De eerste stelling luidde als volgt: “Hoe staat u tegenover de onderstaande technologieën die
(mogelijks) worden ingezet om uw veiligheid te vergroten? – Camera’s in de publieke ruimte
die regelovertredend gedrag van mensen analyseren”. De overgrote meerderheid, 72,94%
(461) gaf aan dat men hier positief tegenover staat. 15,35% (97) van het totaal aantal
respondenten was daarentegen van mening dat men hier negatief tegenover staat, terwijl
11,71% (74) een neutrale houding had. Deze resultaten worden weergegeven in tabel 12.
2.6.2 Camera’s in de publieke ruimte met gezichtsherkenning
De tweede stelling luidde als volgt: “Hoe staat u tegenover de onderstaande technologieën die
(mogelijks) worden ingezet om uw veiligheid te vergroten? – Camera’s in de publieke ruimte
met gezichtsherkenning”.
106
De meerderheid, 54,75% (346) gaf aan dat men hier positief tegenover staat. 27,85% (176)
van het totaal aantal respondenten was daarentegen van mening dat men hier negatief
tegenover staat, terwijl 17,40% (110) een neutrale houding had. Deze resultaten worden
wederom weergegeven in tabel 12.
2.6.3 Politiebodycams
De derde stelling luidde als volgt: “Hoe staat u tegenover de onderstaande technologieën die
(mogelijks) worden ingezet om uw veiligheid te vergroten? – Politiebodycams”. De overgrote
meerderheid, 79,11% (500) gaf aan dat men hier positief tegenover staat. Slechts 5,70% (36)
van het totaal aantal respondenten was daarentegen van mening dat men hier negatief
tegenover staat, terwijl 15,19% (96) een neutrale houding had. Deze resultaten worden
wederom weergegeven in tabel 12.
TABEL 12: Mening van de respondenten omtrent verschillende innovatieve technologieën (deel 1)
107
15.35%
27.85%
5.70%11.71%
17.40% 15.19%
72.94%
54.75%
79.11%
Camera’s in de publieke ruimte die regelovertredend gedrag
van mensen analyseren
Camera’s in de publieke ruimte met gezichtsherkenning
Politiebodycams
Mening van de respondenten omtrent verschillende innovatieve technologieën (deel 1)
Negatief Neutraal Positief
2.6.4 Politiedrones
De vierde stelling luidde als volgt: “Hoe staat u tegenover de onderstaande technologieën die
(mogelijks) worden ingezet om uw veiligheid te vergroten? – Politiedrones”. De meerderheid,
53,95% (341) gaf aan dat men hier positief tegenover staat. 23,58% (149) van het totaal aantal
respondenten was daarentegen van mening dat men hier negatief tegenover staat, terwijl
22,47% (142) een neutrale houding had. Deze resultaten worden weergegeven in tabel 13.
2.6.5 Biometrie (bv. vingerafdrukken) in paspoorten
De vijfde stelling luidde als volgt: “Hoe staat u tegenover de onderstaande technologieën die
(mogelijks) worden ingezet om uw veiligheid te vergroten? – Biometrie (bv. vingerafdrukken)
in paspoorten”. De grote meerderheid, 66,61% (421) gaf aan dat men hier positief tegenover
staat. 18,99% (120) van het totaal aantal respondenten was daarentegen van mening dat men
hier negatief tegenover staat, terwijl 14,40% (91) een neutrale houding had. Deze resultaten
worden wederom weergegeven in tabel 13.
2.6.6 Biometrie bij grenscontroles
De zesde en laatste stelling luidde als volgt: “Hoe staat u tegenover de onderstaande
technologieën die (mogelijks) worden ingezet om uw veiligheid te vergroten? – Biometrie bij
grenscontroles”. De grote meerderheid, 69,78% (441) gaf aan dat men hier positief tegenover
staat. 14,08% (89) van het totaal aantal respondenten was daarentegen van mening dat men
hier negatief tegenover staat, terwijl 16,14% (102) een neutrale houding had. Deze resultaten
worden wederom weergegeven in tabel 13.
108
TABEL 13: Mening van de respondenten omtrent verschillende innovatieve technologieën (deel 2)
2.6.7 Besluit
Indien men de resultaten vergelijkt, dan ziet men dat de respondenten vooral zeer positief
staan tegenover camera’s in de publieke ruimte die regelovertredend gedrag van mensen
analyseren, politiebodycams en beide gevallen van biometrie (zowel in paspoorten als bij
grenscontroles). De andere technologische innovaties, met name de camera’s in de publieke
ruimte met gezichtsherkenning & politiedrones worden ook door de meerderheid positief
onthaald, echter in mindere mate in vergelijking met de andere technologieën.
109
23.58%18.99%
14.08%22.47%
14.40% 16.14%
53.95%
66.61% 69.78%
Politiedrones Biometrie (bv.vingerafdrukken) in
paspoorten
Biometrie bij grenscontroles
Mening van de respondenten omtrent verschillende innovatieve technologieën (deel 2)
Negatief Neutraal Positief
2.7 Privacy en de bescherming van persoonlijke informatie
De volgende vraagset omvat twee stellingen die peilden naar de mening van de respondenten.
Meer specifiek werd getracht om na te gaan in welke mate de respondent enerzijds privacy
belangrijk vindt en anderzijds in welke mate de respondent de bescherming van persoonlijke
informatie belangrijk vindt. Men kreeg 5 antwoordmogelijkheden die na hercodering werden
gereduceerd tot 3 opties: ‘niet akkoord’, ‘neutraal’ of ‘akkoord’. De resultaten kunnen visueel
voorgesteld worden door middel van tabel 14. De inspiratie voor deze vraag werd gehaald uit
het onderzoek van ECP-EPN (2010).
De eerste stelling luidde als volgt: “In welke mate gaat u akkoord met de volgende stellingen
– Ik vind privacy belangrijk”. De overgrote meerderheid, 84,97% (437) gaf aan dat men
hiermee akkoord gaat. Slechts 2,53% (16) van het totaal aantal respondenten was daarentegen
van mening dat men hier niet akkoord mee gaat, terwijl 12,50% (79) een neutrale houding
had.
De tweede stelling luidde als volgt: “In welke mate gaat u akkoord met de volgende stellingen
– Ik vind de bescherming van persoonlijke informatie belangrijk”. De overgrote meerderheid,
89,72% (567) gaf aan dat men hiermee akkoord gaat. Slechts 2,53% (16) van het totaal aantal
respondenten was daarentegen van mening dat men hier niet akkoord mee gaat, terwijl 7,75%
(49) een neutrale houding had.
110
TABEL 14: Mate waarin de respondent privacy en de bescherming van persoonlijke informatie
belangrijk vindt
De resultaten van de twee metingen lijken bijna gelijk. In beide gevallen gaat meer dan 80%
van de respondenten akkoord met de stellingen. Echter is er een verschil van 4,75% tussen
beide percentages van mensen die akkoord gaat met de stelling. We kunnen hieruit
concluderen dat privacy en de bescherming van persoonlijke informatie niet hetzelfde
inhouden. Dat de bescherming van persoonlijke gegevens belangrijker wordt gevonden dan
privacy, komt waarschijnlijk doordat de bescherming van persoonlijke gegevens concreet is
en het begrip privacy veel abstracter (ECP-EPN, 2010).
111
84.97%89.72%
12.50%7.75%
2.53% 2.53%
Ik vind privacy belangrijk Ik vind de bescherming van persoonlijkeinformatie belangrijk
De mate waarin de respondent privacy en de bescherming van persoonlijke informatie
belangrijk vindt
Akkoord Neutraal Niet akkoord
2.8 Bodycamgebruik door de politie – mogelijke ervaringen
De laatste vraagset omvat drie stellingen die opnieuw peilden naar de mening van de
respondenten. Meer specifiek werd getracht om na te gaan in welke mate de respondent
akkoord ging met een aantal stellingen. Men kreeg 5 antwoordmogelijkheden die na
hercodering werden gereduceerd tot 3 opties: ‘niet akkoord’, ‘neutraal’ of ‘akkoord’. De
resultaten kunnen visueel voorgesteld worden door middel van tabel 15.
2.8.1 Extra controlemiddel op de politie
De eerste stelling luidde als volgt: “Bodycams kunnen gezien worden als een extra
controlemiddel op de werking van de politie”. De overgrote meerderheid, 84,33% (533) gaf
aan dat men hiermee akkoord gaat. Slechts 4,59% (29) van het totaal aantal respondenten was
daarentegen van mening dat men hier niet akkoord mee gaat, terwijl 11,08% (70) een neutrale
houding had.
2.8.2 Inbreuk op privacy
De tweede stelling luidde als volgt: “Ik zou het gebruik van bodycams door de politiediensten
ervaren als een inbreuk op mijn privacy”. De grote minderheid, 13,13% (83) gaf aan dat men
hiermee akkoord gaat. 66,30% (419) van het totaal aantal respondenten was daarentegen van
mening dat men hier niet akkoord mee gaat, terwijl 20,57% (130) een neutrale houding had.
112
2.8.3 Controle van de staat op de burger
De derde stelling luidde als volgt: “Bodycams kunnen gezien worden als een nieuwere vorm
van technologie die een volgende stap is in de evolutie van controle- en surveillancemiddelen
van de staat op de burger”. De meerderheid, 67,72% (428) gaf aan dat men hiermee akkoord
gaat. 10,76% (68) van het totaal aantal respondenten was daarentegen van mening dat men
hier niet akkoord mee gaat, terwijl 21,52% (136) een neutrale houding had.
TABEL 15: In welke mate gaat de respondent akkoord met volgende stellingen
113
84.33%
13.13%
67.72%
11.08%20.57% 21.52%
4.59%
66.30%
10.76%
Bodycams kunnen gezienworden als een extra
controlemiddel op de werkingvan de politie
Ik zou het gebruik vanbodycams door de
politiediensten ervaren als eeninbreuk op mijn privacy
Bodycams kunnen gezienworden als een extra
controlemiddel van de staat opde burger
In welke mate gaat de respondent akkoord met volgende stellingen
Akkoord Neutraal Niet akkoord
2.8.4 Besluit
De overgrote meerderheid van de respondenten aanschouwt de bodycam als een extra
controlemiddel op de werking van de politiediensten. Dit kan positief ervaren worden volgens
het standpunt van de burger. Op die manier kunnen bodycams dienen als een middel dat erop
toeziet dat de politie hun geweldsmonopolie niet zal misbruiken. Daarnaast is het opvallend
dat 66,30% niet akkoord gaat met de stelling dat bodycams een inbreuk zou impliceren op de
privacy van de burger. Slechts 13,13% gaat trouwens wel akkoord met deze stelling. Ten
slotte is het opvallend dat het merendeel van de respondenten (67,72%) de bodycams
aanschouwen als een nieuwere vorm van technologie die een volgende stap is in de evolutie
van controle- en surveillancemiddelen van de staat op de burger.
2.9 Algemeen besluit over kwantitatief luik
Uit de resultaten van het kwantitatief luik kunnen we besluiten dat de Vlaamse,
Nederlandstalige burger zeer positief staat tegenover het gebruik van bodycams door de
politiediensten. Dit werd duidelijk in de vraag omtrent de verschillende innovatieve
technologieën die gebruikt kunnen worden in de veiligheidsketen. Daaruit bleek dat het
percentage respondenten die positief stonden tegenover het gebruik van politiebodycams het
hoogst was in vergelijking met de andere technologieën. Daarnaast was het percentage van
respondenten die dit als negatief zou ervaren het laagst bij BWC’s in vergelijking met de
andere technologieën.
114
Uit de vraag die peilde naar het feit of burgers voor dit onderzoek reeds op de hoogte waren
dat de Belgische politie gebruik mag maken van BWC’s, blijkt dat de meerderheid hier van
op de hoogte was. Echter bleek dat bijna 40% van het totaal aantal respondenten hier nog niet
van op de hoogte was. Hierop kan ingespeeld worden door de politiediensten door meer
informatie te verlenen over wanneer men de bodycams zou gebruiken. Echter valt op te
merken dat het bodycamgebruik in België nog steeds in zijn kinderschoenen staat. De grote
meerderheid van de Belgische politiezones maakt nog geen gebruik van bodycams. De
toekomst moet uitwijzen of men al dan niet zou overschakelen naar het dagdagelijks gebruik
hiervan.
De overgrote meerderheid van de respondenten gaat vervolgens akkoord met de stellingen dat
de politie gebruik mag maken van bodycams in het kader van grote volkstoelopen en tijdens
interventies om nadien woord tegen woord discussies te vermijden. Echter, indien we kijken
naar de stelling of de politie altijd mag gebruik maken van bodycams, dan merken we een
verschil in percentages op tussen beide leeftijdscategorieën. Bij de respondenten jonger dan
25 jaar is de meerderheid niet akkoord met deze stelling. Bij de respondenten ouder dan 25
jaar is de meerderheid echter wel akkoord met deze stelling. Dit zou eventueel verklaard
kunnen worden door het feit dat de mogelijkheid bestaat dat de oudere bevolking meer
vertrouwen heeft in de Belgische politiediensten. Meer onderzoek hieromtrent is bijgevolg
aan te raden.
115
Meer dan 80% van de respondenten gaat akkoord met de stellingen dat men privacy en de
bescherming van persoonlijke informatie belangrijk vindt. Echter blijkt uit de percentages dat
men de bescherming van persoonlijke informatie belangrijker vindt. Dit zou verklaard kunnen
worden door het feit dat dit begrip concreter is en dat het begrip privacy veel abstracter is.
De overgrote meerderheid gaat vervolgens akkoord met het feit dat bodycams gezien kunnen
worden als een extra controlemiddel op de werking van de politie. Dit kan positief ervaren
worden door de bevolking aangezien BWC’s zouden kunnen dienen als een middel dat erop
toeziet dat de politie hun geweldsmonopolie niet zal misbruiken. Echter gaat de meerderheid
ook akkoord met de stelling dat bodycams zouden kunnen dienen als een extra controlemiddel
van de staat op de burger. Wederom kunnen de Belgische politiediensten hier op inspelen
door meer informatie te verschaffen aan de bevolking om duidelijk te maken dat bodycams
een positieve werking hebben op zowel het gedrag van de burger, als het gedrag van de politie
zelf. De bodycams hebben namelijk het doel om woord tegen woord discussies te vermijden
en kunnen bijgevolg dienen als extra bewijsmateriaal. Daarnaast kunnen bodycams leiden tot
het feit dat de politieambtenaren zich meer volgens de voorgeschreven procedures zouden
gedragen.
De belangrijkste ondervinding uit dit onderzoek is echter dat de meerderheid van de
respondenten het politiebodycamgebruik niet zou ervaren als een inbreuk op hun privacy.
Hieruit kan men besluiten dat de Vlaamse, Nederlandstalige bevolking vertrouwen heeft in
het feit dat bodycams op een correcte manier gebruikt zouden worden en dat de beelden
uitsluitend gebruikt zouden worden voor gerechtelijke doeleinden.
116
Tenslotte moet nogmaals benadrukt worden dat er voorzichtig moet worden omgesprongen
met de interpretatie van de verkregen resultaten. Dit komt door het feit dat slechts 1,42% van
de respondenten reeds ervaring heeft gehad met politiebodycamgebruik. De grote
meerderheid heeft bijgevolg puur hypothetisch de vragen beantwoord. Het zou dus kunnen
dat de overige respondenten hun mening zullen veranderen indien men in de toekomst een
negatieve of positieve ervaring zou meemaken met politiebodycams.
117
3. Kwalitatief luik: half-gestructureerde interviews
3.1 Inleiding
Zoals reeds eerder besproken, bestaat het kwalitatief luik van het empirisch onderzoek uit vier
half-gestructureerde interviews bij politieambtenaren van de lokale politie die reeds in contact
zijn gekomen met bodycams. Op die manier wordt een beeld gevormd van hoe zij en het
korps waarin ze tewerkgesteld zijn de bodycams ervaren, wat is de reactie van de bevolking
hierop, wat zijn de voor- en nadelen… Dit gebeurt aan de hand van citaten van de
respondenten die de half-gestructureerde interviews opleverden. Deze citaten worden
onderverdeeld op basis van de categorieën waaruit de checklist bestond. Een overzicht van de
geïnterviewde personen is terug te vinden in tabel 6.
3.2 Redenen voor gebruik van bodycams
Indien we een vergelijking maken tussen de antwoorden van de respondenten omtrent de
redenen waarom men bodycams heeft uitgetest, dan kunnen we vaststellen dat deze redenen
variëren. Ten eerste zag de PZ Lokeren dit als een verlengstuk van de radiocommunicatie. Het
type bodycam die men gebruikte diende met andere woorden zowel als communicatiemiddel
met de dispatching, als een middel om bepaalde situaties te filmen. Ten tweede was de
interesse van de PZ Gent ontstaan vanuit de camerawerkgroep. Men zag de Gentse Feesten
van 2018 als een ideale testcase om de bodycam uit te proberen aangezien de nieuwe
camerawet reeds van toepassing was.
118
Ten derde is de PZ Westkust begonnen met het gebruik van bodycams op basis van de
positieve resultaten van studies in 2009 in het Verenigd Koninkrijk. Ten slotte heeft de PZ
Bredene - De Haan gebruik gemaakt van bodycams naar aanleiding van moeilijkheden met
een burger uit de PZ.
“We hebben hier een bepaald persoon in de zone die al voor redelijk wat
moeilijkheden gezorgd heeft naar bepaalde collega’s. In die zin dat ze iedere keer
klacht indient tegen bepaalde collega’s en bepaalde feiten aanhaalt die betwist
worden door de collega’s die zeggen van dat is niet gebeurd en zij zegt van wel… Die
nieuwe wetgeving was er en op dat moment heb ik gezegd tegen de korpschef van kijk
ik heb een GoPro, zou het gezien het voorgaande wat we allemaal meegemaakt
hebben met haar, niet nuttig zijn dat we gewoon met een bodycam heel die interventie
gaan filmen?” (Cornet, 2018)
De PZ Lokeren maakt echter al lang geen gebruik meer van de bodycams. Dit komt doordat
de meerderheid van de inspecteurs tegen het gebruik ervan waren. De redenen hiervoor
hadden onder meer betrekking op het feit dat de beelden beveiligd waren door middel van een
‘veiligheidsstamp’, alsook dankzij het feit dat naast beeld, ook audio werd opgenomen.
“(…) De mensen werden met zichzelf geconfronteerd. Als men naderhand beelden
ging bekijken én de opnames beluisteren, dat was met een dinges dus een stempel ook
dus je kon daar niets aan manipuleren. (...) De grote reden was dat er ook
geluidsopnames waren. En dan hoorde je soms in conversaties van ja man hier ben jij
wel degelijk verkeerd (over politieinspecteurs).” (Van Avermaet, 2018)
119
3.3 Lokale versus federale politie
Daarnaast werd gepeild naar het feit waarom de federale politie nog geen gebruik maakt van
bodycams en hoe het komt dat de lokale politie in België nog maar beperkt gebruik maakt van
de BWC’s. Bijgevolg werd de vraag gesteld of er nood was aan nationale afspraken omtrent
bodycamgebruik om te vermijden dat men in iedere zone werkt met andere systemen en
richtlijnen. In de interviews met de PZ Gent, PZ Bredene – De Haan en de PZ Westkust
kwam dit punt ter sprake.
“ (…) Het probleem in Belgie met de politie is dat we gigantisch versnipperd zitten op
beleidsvlak en op vlak van aankopen. Ik denk dat dat geen geheim is. (...)” (De
Caluwé, 2018)
“Het is een eenheidspolitie maar in de praktijk is er geen eenheidspolitie en dat is 1
van de problemen. Allez ja de nieuwe directeur-generaal van de federale politie, die
gaat een beslissing nemen inzake bodycams voor de federale politie en dat is voor al
de entiteiten van de federale politie en daarmee heb je 15000 die onder dezelfde regel
vallen. Bij lokale politie heb je zoveel zones met elk een korpschef die voor zijn eigen
korps beslist.” (Cornet, 2018)
“De federale politie is niet in staat om er op in te spelen op de nieuwe technologie.
Dat is al een eerste probleem dus dat komt altijd terug bij de lokale politie die de
initiatieven neemt. Ik heb nog nooit geweten op technologievlak waarbij de federale de
‘lead’ neemt. (...)” (Paelinck, 2018)
120
“(...) Het tweede probleem is dat binnen de geïntegreerde politie geen Research and
Development Center bestaat. Dus dat wil zeggen, men maakt dan wetgevingen en dat
iedereen op z’n eentje, bij gebrek aan het nationaal centrum, zelf de testen gaat doen
en zelf de toestellen gaat aankopen en zelf gaat proberen. (...) Het gevaar bestaat dat
zones die kapitaalkrachtig zijn hightech toestellen gaan aankopen met breedbeeld,
streamingvideo etc. en dat zones die minder kapitaalkrachtig zijn bij manier van
spreken pocketcamera’s gaan gebruiken die slechte kwaliteit hebben.“ (Paelinck,
2018)
De voorzitter van de vaste commissie van de lokale politie, Nicholas Paelinck, gaf echter aan
dat men van plan is om in te spelen op het feit dat er geen nationale richtlijnen zijn. Men gaat
namelijk een federaal raamcontract opstellen voor al de lokale politiezones. Op die manier
hoopt men dat iedereen met dezelfde technische standaarden zal werken en met dezelfde
garantie van beeldkwaliteit.
3.4 Type bodycam
3.4.1 Merk en draagwijze
In de PZ Lokeren maakte men gebruik van drie bodycams van het merk VidMic (zie figuur
3). Deze werden bevestigd op de kogelwerende vest van de politieambtenaar. Zoals reeds
aangegeven, had deze bodycam een dubbele functie. Enerzijds was de bodycam uitgerust van
een radio waardoor het diende als communicatiemiddel met de dispatching. Anderzijds kon
men aan de hand van dit model ook bepaalde situaties filmen.
121
In de PZ Gent maakte men gedurende de testfase gebruik van bodycams die geleverd werden
door het bedrijf Axon (zie figuur 5). Aan deze testfase hing geen aankoopverplichting vast.
Indien er in de toekomst echter beslist zou worden om over te gaan tot een aankoop van
bodycams, dan gaf men aan dat er eerst een marktverkenning zou moeten plaatsvinden. De
bodycams die gehanteerd werden tijdens de Gentse Feesten werden wederom bevestigd op de
kogelwerende vest door middel van een ‘klikvastbevestiging’.
In de PZ Bredene – De Haan werd in twee gevallen gebruik gemaakt van de GoPro (zie figuur
2). Deze bodycam was een persoonlijke bezitting van de geïnterviewde. Gezien het feit dat
deze beelden niet beveiligd zijn, zal men in de toekomst gebruik maken van een ander model.
De PZ zal volgend jaar overgaan tot de aankoop van 12 bodycams. Vermoedelijk zal dit het
model Zepcam T2 (zie figuur 1) zijn. Ook dit model wordt op de kogelwerende vest van de
politieambtenaar geplaatst.
Ten slotte is men in de PZ Westkust reeds toe aan een derde generatie bodycams, namelijk de
Reveal D Series die visueel kan voorgesteld worden door middel van figuur 6. De eerste
generatie die getest werd, was een petcamera. De reden waarom men overgeschakeld is van
een petcamera naar een borstcamera volgt hierna in een citaat van Dhr. Paelinck (2018):
“De testen bewezen dat het hoofd te veel beweegt dus de beelden springen op en neer
en dat is dus de reden waarom we gewerkt hebben op de schouder dan en later een
systeem op de borstkas.”
122
De PZ Westkust is echter van plan om een vierde generatie bodycams te testen. Deze
bodycams zijn in staat om aan video-streaming te doen waardoor de beelden live bekeken
kunnen worden in het real-time intelligence center. De reden hiervoor moet geplaatst worden
in het kader van rampen. Op die manier kan men in de crisiskamer de beelden live volgen en
moet men niet langer ter plaatse gaan om beslissingen te nemen.
3.4.2 Pre-event video buffer
In drie interviews (PZ Gent, PZ Bredene – De Haan & PZ Westkust) werd er nagegaan of
men gebruik maakt of gebruik zal maken van een ‘pre-event video buffer’. In het interview
met Jan Van Avermaet (PZ Lokeren) kwam dit niet ter sprake.
Deze buffer heeft, zoals reeds eerder besproken, als doelstelling om de initiële situatie in
beeld te brengen alvorens men beslist om over te gaan tot het opnemen van een interventie.
Bijgevolg worden de 30 seconden (of langer) vooraleer men beslist om de bodycam te
activeren ook opgeslaan in het intern geheugen van de bodycam (Stross, 2013).
Gregory Cornet (PZ Bredene – De Haan) gaf aan dat men bij het testmodel Zepcam T2 hier
gebruik van heeft gemaakt en dat men in de toekomst van plan is om dit ook te installeren.
Nicholas Paelinck van de PZ Westkust gaf aan dat dit ook geïnstalleerd is in de derde
generatie bodycams. Joeri De Caluwé van de PZ Gent gaf aan dat dit ook van toepassing was
op de testfase gedurende de Gentse Feesten. Echter werd beslist om de audio niet op te nemen
tijdens deze pre-buffer fase terwijl bij de twee andere cases wel het geval was.
123
De reden hiervoor volgt in volgend citaat:
“Waarom geen geluid? Zeker nu in die testperiode hebben we willen vermijden dat er
weer dat controlegevoel bestaat. Ge zijt aan het roddelen over uw baas, ik zeg maar
iets en plots begint er iemand weg te spurten van u… Gij neemt op, dus het is
uiteindelijk bewijsmateriaal en je gaat naar de rechtbank en al uw zever over uw baas
staat daar op!” (De Caluwé, 2018)
Vervolgens maakte de PZ Gent gebruik van een evaluatieformulier dat de inspecteurs
moesten invullen na de testfase. In de vrije commentaar op dit evaluatieformulier werd er
door sommigen aangegeven dat deze buffer met audio mocht zijn. Anderen gaven aan dat
deze ‘pre-event video buffer’ langer dan 30 seconden mocht zijn. De reden hiervoor wordt
weergegeven door middel van volgend citaat:
“(...) Soms waren er beelden van in het midden van een gevecht omdat we daar ook
hebben op gehamerd, want de bodycam dat is extra he, het eerste waar je aan moet
denken is uw eigen veiligheid en soms kom je toe in een gevecht en denk je maar na 2
minuten van shit ik heb die bodycam nog niet aangezet, ik ga opnames maken en dan
is een halve minuut veel te kort.” (De Caluwé, 2018)
124
3.5 Wanneer maakt men gebruik van bodycams
De PZ Lokeren en de PZ Westkust maakten reeds gebruik van bodycams voor de
wetswijziging van 25 mei 2018. Bijgevolg mochten de bodycams slechts in bepaalde situaties
gebruikt worden, namelijk in het kader van massa-evenementen zoals de Lokerse feesten of
grootschalige fuiven of risicovoetbalwedstrijden. Jan Van Avermaet van de PZ Lokeren gaf
aan dat inspecteurs zelf mochten beslissen om de bodycam al dan niet te activeren. Daarnaast
gaf hij ook aan dat er gebruik van werd gemaakt in andere situaties dan de wet toeliet, zoals in
het kader van verkeer. De reden hiervoor wordt weergegeven door middel van volgend citaat:
“(...) Als ge zegt van ja, ge moogt da enkel maar gebruiken bij massa-manifestaties, ja
dan gebruikt ge dat 10 dagen op een jaar. Dat was niet de bedoeling, het was
eigenlijk om te kijken van, kunnen we daar nog iets meer uit halen?” (Van Avermaet,
2018)
Sinds de nieuwe camerawet - die in werking is getreden op 25 mei 2018 - is het
toepassingsgebied van de bodycams uitgebreid. De PZ Lokeren maakt niet langer gebruik van
bodycams en zal bijgevolg in dit kader niet verder besproken worden.
Wat betreft de PZ Gent heeft men de bodycams getest gedurende de tiendaagse Gentse
Feesten van 2018, in de volledige feestzone. Uit het interview bleek dat vrijwilligheid centraal
stond in dit testproject. De testers hadden zich namelijk vrijwillig aangeboden om deel te
nemen aan het proefproject.
125
De reden hiervoor wordt duidelijk aan de hand van volgende citaten:
“Ge kunt iemand verplichten om hem te dragen, maar als die een ganse dienst niets
filmt, dan heeft dat ook niets van meerwaarde…” (De Caluwé, 2018)
“Enkel als je het van in het begin verplicht om de bodycam te dragen, dan gaat het
ervaren worden als een controlemiddel…” (De Caluwé, 2018)
Bovendien waren de Gentse politieagenten vrij in hun keuze om al dan niet een bepaalde
interventie op te nemen. De voornaamste redenen om een interventie te filmen waren de
volgende: verbale agressie van de burger vastleggen, gebruik van dwang door zichzelf,
fysieke weerspannigheid, bewijsmateriaal verzamelen en identificatie van mogelijke
verdachten (De Caluwé, 2018).
Onderstaand citaat biedt verduidelijking omtrent het feit dat inspecteurs zelf mochten
beslissen om een interventie al dan niet op te nemen d.m.v. de bodycam:
“Waarom is in het verleden die pilot bodycam die een andere zone gedaan heeft met
de andere wetgeving negatief geevalueerd? Waarom? Omdat het dragen verplicht
was, en elke interventie moest verplicht gefilmd worden… Waarom zou je dat niet
willen? Niet omdat je uw werk niet goed doet maar er zijn gewoon zo veel
tegenindicatoren. (...) Je komt bv. toe op intrafamiliaal geweld en je wilt de partij
apart nemen en je wilt daar een intiem gesprek mee hebben... Als je dan begint te
filmen, dan heeft dat niet alleen geen meerwaarde, ik vind dat misschien een inbreuk
op de privacy... Echt gewoon totaal ongepast.” (De Caluwé, 2018)
126
De PZ Westkust volgt de redenering dat de politieinspecteur zelf beslist om al dan niet te
beginnen filmen. Volgens de korpschef Nicholas Paelinck hanteert men de richtlijn dat vanaf
een situatie dreigt te escaleren, moet men de bodycam activeren. Ook hier hanteert men de
bodycams uitsluitend in het kader van openbare ordehandhaving.
De PZ Bredene – De Haan is van plan om de bodycams te verdelen over de interventiedienst
en de wijkdienst. Men heeft echter nog geen richtlijnen opgemaakt omtrent het feit of men
iedere interventie dient te filmen of uitsluitend indien men aanvoelt dat het gebruik nuttig zou
kunnen zijn.
3.6 Voordelen
3.6.1 Minder fysiek en verbaal geweld tegen politie
De PZ Lokeren, PZ Gent en PZ Westkust gaven aan dat bodycams leiden tot minder fysiek en
verbaal geweld tegen de politie. Dit blijkt uit volgende citaten:
“Opposanten gaan zich anders gedragen door het feit van “oei, wij worden hier
gefilmd!” (Van Avermaet, 2018)
“De collega’s hadden zéker het gevoel dat het maken van een opname de-escalerend
werkte in het grootste deel van de gevallen.” (De Caluwé, 2018)
127
Gregory Cornet van de PZ Bredene – De Haan gaat echter niet volledig akkoord met deze
stelling. Hij ondersteunt dit door het volgende te zeggen:
“Neen, daar geloof ik niet in, allez ja met een paar uitzonderingen toch. (…) Als er
iemand volledig onder invloed is van drugs, allez hij gaat daar ook niet bij stilstaan
van ah hij heeft een bodycam aan, ik ga nu niets doen… Of ja hij heeft geen bodycam
aan, ik ga het wel doen. Allez ja, die mensen denken daar niet aan op dat moment.”
(Cornet, 2018)
3.6.2 Politieambtenaar gaat zich meer conform de regels gedragen
Iedere geïnterviewde gaf aan dat politieagenten zich meer conform gedragen volgens de
voorgeschreven procedures indien er gebruik wordt gemaakt van bodycams. Dit blijkt uit
onderstaande citaten. De politieambtenaren beseffen namelijk dat ook hun gedrag wordt
vastgelegd. Echter gaven Dhr. Cornet, Dhr. De Caluwé en Dhr. Paelinck aan dat dit effect
slechts tijdelijk zou zijn. Naarmate het bodycamgebruik een gewoonte wordt, dan gaat men
daar niet zo bewust meer mee bezig zijn.
“We gaan nog meer volgens het boekje werken.” (De Caluwé, 2018)
“(…) de correctheid van de personen in uniform bewerkstelligen. Dat die twee keer,
drie keer nadenkt vooraleer dat hij bepaalde handelingen gaat stellen of vooraleer dat
hij bepaalde uitspraken gaat doen.” (Van Avermaet, 2018)
128
3.6.3 Betere processen-verbaal
Alle respondenten waren van mening dat bodycams leiden tot meer complete PV’s. De
vaststellingen die de agent op PV zet, kan hij namelijk nog eens aftoetsen met de opgenomen
beelden.
“Uw opnames, dat is eigenlijk al een PV op zich vind ik!” (Van Avermaet, 2018)
3.6.4 Bewijsmateriaal
Vervolgens waren alle respondenten van mening dat bodycambeelden kunnen dienen als
bewijsmateriaal, zowel tegenover de politieambtenaar die de beelden maakte, als tegenover de
gefilmde persoon. Op die manier wordt er extra bewijsmateriaal geleverd in het kader van
vervolging. Daarnaast is er ook minder sprake van woord tegen woord discussies over
interventies. Dit wordt ondersteund op basis van volgende citaten:
“Bewijsvoering is van toepassing op 2 niveaus. We hebben bewijsvoering kwestie van
het gebruik van dwang, gebruik van geweld, ten voordele van de collega’s meestal
(…) Anderzijds om valse klachten te weerleggen van kijk dit is er gebeurd.” (De
Caluwé, 2018)
“In het kader van klachtenbeheer dan, als een burger een klacht indient, dat is altijd
iets van woord tegen woord als er geen andere getuigen zijn... De bodycam zou een
oplossing kunnen brengen.” (Van Avermaet, 2018)
129
3.6.5 Transparantie en legitimiteit politie stijgt
De PZ Lokeren, PZ Bredene – De Haan en de PZ Gent gaven aan dat de voorafgaande
waarschuwing en transparantie over het gebruik van de bodycams leidde tot meer vertrouwen
van de burger waardoor het bodycamgebruik meer aanvaard werd. Dit wordt aangetoond aan
de hand van onderstaand citaat. Nicholas Paelinck van de PZ Westkust gaf daarentegen aan
dat hij daar geen zicht op had.
“We hadden een paar mensen die eerst laten we zeggen vies waren van kijk waarom
film je mij? Indien dat dan werd uitgelegd - uitleggen is altijd een heel belangrijk
middel – dan verbeterde dat wel… Maar dat is met veel dingen bij ons he dat je wat
meer uitleg moet geven.” (De Caluwé, 2018)
3.6.6 Didactisch materiaal politiescholen
Alle geïnterviewden waren van mening dat bodycambeelden kunnen dienen als didactisch
materiaal in politiescholen. Op die manier krijgt de aspirant-inspecteur zicht op hoe het wel
en niet moet. Dit wordt ondersteund op basis van onderstaande citaten:
“Als je nu kijkt naar die series zoals Niveau 4, politie 24/7… dat zijn dingen die
realistisch gefilmd zijn. Je kan wel een scenario uitwerken en laten naspelen maar dat
is de realiteit en dan is het echt wel zo van kijk zo gaat het er ook echt aan toe!”
(Cornet, 2018)
130
“(…) Er moet in de opleiding aandacht gegeven worden aan technologie, wat de
mogelijkheden zijn, wat dat de markt is, en anderzijds moet er toch een nieuw model
uitgeschreven worden hoe dat ge dan gaat optreden. (…) De politiescholen gaan zich
toch wel wat meer moeten richen op technologie!” (Paelinck, 2018)
3.6.7 Andere voordelen
Ten slotte gaf Joeri De Caluwé van de PZ Gent nog enkele andere mogelijke voordelen aan
die bodycams kunnen leveren. Ten eerste zou men in een gevecht tussenbeide komen maar
dan kan er bijvoorbeeld iemand weglopen. Indien men nadien de beelden bekijkt, dan kan
men dit materiaal gebruiken ter identificatie van mogelijke verdachten. Ten tweede kunnen
bodycams een rol kunnen spelen in het kader van een verdacht overlijden. Dit wordt
aangetoond aan de hand van volgend citaat:
“Ik denk ook naar de toekomst, bij een verdacht overlijden, direct beginnen filmen. De
FGP is zeer geïnteresseerd, waarom? Zij hebben videoteams die de volledige plaats
delict in beeld brengen maar zij zijn tweedelijns. Het moment dat zij toekomen is de
interventieploeg er al geweest en ze weet misschien niet: stond die ruit open of niet?
Hebben wij hier aangekomen? Is die deur verplaatst? En hierdoor kan het ook een
heel grote meerwaarde zijn.” (De Caluwé, 2018)
131
3.7 Nadelen
3.7.1 Escalerend in plaats van de-escalerend effect
De PZ Gent en PZ Westkust gaven aan dat de kans bestaat dat bodycams het
tegenovergestelde effect kunnen creëren. Dit houdt in dat BWC’s een escalerende in plaats
van de-escalerende werking kunnen hebben. In het proefproject van de PZ Gent was dit
namelijk het geval:
“(...) de collega’s hadden zéker het gevoel dat het maken van een opname de-
escalerend werkte en in het grootste deel van de gevallen. Er is 1 geval geweest
waarin dat de mens agressiever is geworden maar op een grote hoop…” (De Caluwé,
2018)
3.7.2 Controlemiddel op de politie
De politievakbonden VSOA en NSPV zijn tegen het gebruik van bodycams aangezien zij dit
zien als een extra controlemiddel op de werking van de politie (Paelinck, 2018). De
respondenten volgen deze redenering niet en stellen dat dit enkel maar in het voordeel van de
politieagent kan spelen. De politieambtenaar zal dankzij de bodycam namelijk nog meer
letten om zich volgens de voorgeschreven procedures te gedragen. Daarnaast was men van
mening dat de bodycams slechts een uitbreiding zijn van het reeds bestaande cameranetwerk.
De Caluwé (2018) voegde hier nog aan toe dat bodycams als een controlemiddel ervaren
zullen worden indien men het gebruik ervan zou verplichten.
132
“Ik denk ook dat dit geen groot controlemechanisme is op de politie ook he… Allez ik
spreek voor de Gentse Feesten, er werd al gefilmd he. (...) we hebben dit gezien als
een uitbreiding van de bestaande camerabewaking, extra mobiele camera’s die vanuit
ons perspectief weergeven waar dat voor 90% van de gevallen het toch al gefilmd
werd.“ (De Caluwé, 2018)
3.7.3 Kostprijs
Indien men in beperkte mate gebruik maakt van bodycams, dan is er geen groot nadelig effect
op het budget van een bepaalde politiezone. Elke respondent ging akkoord dat de voordelen
die bodycams bieden, meer doorwegen ten opzichte van de kosten die bodycams
teweegbrengen. Echter, indien men in grote mate gebruik begint te maken van bodycams, dan
kan men dit nadelig effect beginnen voelen. Een mogelijke oplossing hiervoor werd gegeven
door de PZ Westkust:
“Dat is 1 van de grote nadelen, de kostprijs. Daarom zijn we aan het kijken van:
zouden we niet beter leasen in plaats van kopen?” (Paelinck, 2018)
Daarnaast gaven drie van de vier respondenten aan dat de opslag van het beeldmateriaal de
grootste kost zou inhouden voor een politiekorps. Dit blijkt uit volgend citaat:
“(…) uw data-opslag is heel groot. De hardware is eigenlijk maar een klein stukje van
de kosten die je eraan hebt.” (De Caluwé, 2018)
133
3.7.4 Opleiding omtrent bodycams
Drie respondenten gaven aan dat opleiding omtrent bodycamgebruik belangrijk is. Zoals
eerder aangegeven trad de PZ Lokeren soms buiten de lijntjes waardoor een opleiding niet
echt noodzakelijk was. De opleiding kan gezien worden als een extra kost aangezien tijd en
middelen moeten vrijgemaakt worden.
“Het 2e nadeel voor de moment is dat geen opleiding en vorming & training in
bestaat, dus dat is iets dat zou moeten aanwezig zijn vooraleer dat de wet er komt…”
(Paelinck, 2018)
3.7.5 Inbreuk op privacy van bevolking
Jan Van Avermaet van de PZ Lokeren is van mening dat de bevolking het bodycamgebruik
zou kunnen ervaren als een inbreuk op hun privacy. Nicholas Paelinck van de PZ Westkust is
van mening dat er meer onderzoek moet gedaan worden naar dit effect en gaf hier bijgevolg
geen duidelijk antwoord op. Ten slotte zijn Joeri De Caluwé (PZ Gent) en Gregory Cornet
(PZ Bredene – De Haan) van mening dat burgers dit niet mogen ervaren als een inbreuk op
een privacy. Ze ondersteunden hun antwoord door middel van volgende citaten:
“(...) er gaan er zeker bij zijn die gaan zeggen van das weer een beknotting van onze
privacy maar nog ja… Als je niets weg te steken hebt, waarom wordt je privacy dan
beknot?” (Cornet, 2018)
134
“Eigenlijk staat er op dat beeld weinig meer dan dat er op uw PV staat, zijnde mensen
die herkend kunnen worden en wat ze gedaan hebben. (…) En het is niet dat wij onze
beelden op facebook gaan smijten he. Het is ofwel voor intern gebruik ofwel voor de
gerechtelijke afhandeling… Dus ik snap de redenering en ik weet dat sommige
groepen daar heel weigerachtig tegenover staan maar ik denk objectief gezien dat dit
geen grote inbreuk is op de privacy.” (De Caluwé, 2018)
3.7.6 Perspective bias
Een ander mogelijk nadeel hangt vast aan de bewijswaarde van bodycambeelden. Morrison
(2016) is namelijk van mening dat hoewel het beeldmateriaal bedoeld is om objectief te zijn,
er toch een ‘perspective bias’ is. Dit komt doordat de beelden vaak een vertekend beeld geven
van de zaak en dat men beïnvloed wordt door de intensiteit van de beelden. De respondenten
waren van mening dat hierop ingespeeld dient te worden door middel van drie elementen. Ten
eerste door middel van het installeren van een ‘pre-event video buffer’, om de beelden in een
bepaalde context te kunnen plaatsen. Ten tweede mogen de beelden niet bewerkt worden. Ten
derde moet de volledige situatie gefilmd worden. Dit kan enerzijds door middel van een brede
camerahoek. Anderzijds was Dhr. Paelinck (2018) van mening dat de 2e inspecteur van op
afstand moet filmen en niet de eerste persoon die tussenkomt in een bepaalde situatie.
“Het probleem is dat camera’s camera’s zijn. Die kunnen nooit een objectieve
weergave geven van de realiteit.” (De Caluwé, 2018)
135
3.8 Voor- of tegenstander
Nadat een opsomming werd gegeven van de voor- en nadelen, werd nagegaan of de
respondenten voor- of tegenstander waren van het bodycamgebruik door de politiediensten.
Elke respondent gaf aan dat men voorstander was. Indien doorgevraagd werd of dat hun
collega’s dezelfde mening delen, dan was dit bij drie van de vier respondenten het geval. Jan
Van Avermaet van de PZ Lokeren gaf aan dat zijn collega’s geen grote voorstander zijn van
het gebruik. De redenen hiervoor werden eerder besproken.
“(...) ik ben er zeer van overtuigd dat 99% zijn job naar eer en geweten uitvoert, er
zitten altijd slechte tussen en ik denk niet dat dat diegene gaan zijn die staan te
springen om een bodycam mee naar buiten te pakken. (...)” (De Caluwé, 2018)
3.9 Opportuniteiten nieuwe camerawet
Indien ten slotte gevraagd werd of de nieuwe camerawet opportuniteiten creëert voor
bodycamgebruik door de politiediensten, dan waren de meningen grotendeels positief. De PZ
Lokeren, PZ Bredene – De Haan en PZ Gent gingen hiermee akkoord. Echter had de PZ Gent
nog een kanttekening omtrent grensoverschrijdende achtervolgingen. Er is in de nieuwe wet
namelijk geen aandacht besteed aan dit thema. Stel dat in zone A toegelaten wordt om
bodycams te gebruiken maar men steekt de grens over van een PZ waar men geen bodycams
gebruikt. “Mag men dan blijven filmen?” vroeg De Caluwé (2018) zich af. In het verlengde
van dit voorbeeld benadrukte hij nogmaals de nood aan meer samenwerking, zowel qua
materiaal, als qua gebruiksrichtlijnen.
136
Nicholas Paelinck van de PZ Westkust ging ook akkoord met de stelling dat de nieuwe
camerawet opportuniteiten creëert voor het bodycamgebruik. Echter ging de respondent
slechts in beperkte mate akkoord. Dit kwam door middel van twee kanttekeningen. Eerst en
vooral vindt hij het gebruik voor bestuurlijke politie redelijk beperkt. Hierbij verwijst hij naar
daden van bestuurlijke politie zoals observatie in het kader van radicalisering die totaal niets
te maken hebben met de gerechtelijke politie. Ten tweede is de korpschef van mening dat het
een heel zwakke camerawet is. Dit argumenteert hij op basis van volgend citaat:
“(...) Dus wij hadden met de werkgroep rond die camerawet gezegd: zij verstandig en
maak een technologie-neutrale wet. (...) zodanig dat ge met een kaderwet zit dat als er
nieuwe technologieën komen dat je ze er kan inpassen. De grote fout van die wet is dat
die wet louter op 1 technologisch middel gericht is terwijl dat wij vragende partij zijn
in de huidige maatschappij met zo’n evolutie van een technologie-arme wet te maken
die bepaalde zaken kan capteren (verwijst onder andere naar sensingtechnologie &
infrarood-technologie).” (Paelinck, 2018)
3.10 Algemeen besluit over kwalitatief luik
Uit de resultaten van het kwalitatief luik kunnen we besluiten dat de geïnterviewde
respondenten positief staan tegenover het gebruik van bodycams. Echter blijkt dat niet
iedereen dezelfde mening deelt. Dit werd duidelijk uit het interview met de PZ Lokeren. De
meerderheid van de politieagenten uit deze PZ waren geen voorstander omdat men de beelden
en geluidsopnames niet zelf kon bewerken. Dit kwam omdat er een ‘veiligheidsstamp’ op de
beelden stond.
137
Daarnaast bleek dat deze inspecteurs geen voorstander waren omwille van het feit dat er ook
geluid werd opgenomen. Op die manier werd de politieagent geconfronteerd met zijn of haar
eigen uitspraken en daaruit bleek dat de politieinspecteurs op een verkeerde manier te werk
zijn gegaan. Kortom, men zag de bodycam als een extra controlemiddel op hun politiewerk.
Bijgevolg is de bodycam in de PZ Lokeren in onbruik geraakt.
De respondenten waren unaniem van mening dat de draagwijze een invloed heeft op het
beeldmateriaal. De bodycam dient bijgevolg bij voorkeur gemonteerd te worden op de
kogelwerende vest van de politieambtenaar. Een hoofdcam leidt namelijk tot slecht
beeldmateriaal door de vele bewegingen die het hoofd maakt. Daarnaast waren respondenten
voorstander van het installeren van een ‘pre-event video buffer’. Op die manier werd de
initiële situatie in beeld gebracht alvorens men beslist om over te gaan tot het opnemen van
een interventie.
Indien men kijkt naar de redenen voor het gebruik van de BWC’s, dan valt op te merken dat
de bodycam vooral een preventieve werking heeft. Op die manier werden woord tegen woord
discussies namelijk uitgesloten aangezien de beelden dienen als bewijsmateriaal. De loutere
aanwezigheid van de bodycam had in veel situaties een de-escalerend effect. Echter bestaat de
kans dat bodycams het tegenovergestelde effect zullen teweegbrengen en dat de persoon
bijgevolg agressiever zou worden.
Daarnaast blijkt dat vrijwilligheid tot het dragen van een bodycam en vrijwilligheid tot het
maken van beeldmateriaal een belangrijke invloed had op de resultaten van de testfases. Men
gaf aan dat het verplicht dragen van een bodycam zou kunnen leiden tot het feit dat men de
bodycam ervaart als een controlemiddel op de politieagent zelf.
138
Bovendien zou deze agent minder beeldmateriaal maken, waardoor de bodycam geen
meerwaarde heeft. De respondenten waren van mening dat de agent zelf moet kunnen
beslissen om een interventie al dan niet op te nemen. De voornaamste richtlijn geldt dat men
de bodycam moet activeren vanaf het moment dat een situatie dreigt te escaleren. Daarnaast
zijn sommige situaties ongepast om te filmen, bijvoorbeeld in het kader van intrafamiliaal
geweld. Het gevaar bestaat dat de bevolking het niet zou accepteren dat de politieagent zelf
mag kiezen om de bodycam al dan niet te activeren. Als argument zou men kunnen zeggen
dat de bodycam op die manier uitsluitend gebruikt zou worden indien dit in het voordeel van
de agent zou spelen. Indien de agent met andere woorden beseft dat hij of zij in de fout is
gegaan, dan zou de bodycam met andere woorden niet geactiveerd worden. Hierbij
aansluitend kan gesteld worden dat er volgens de respondenten nood is aan nationale
afspraken omtrent richtlijnen voor het bodycamgebruik. Deze richtlijnen zijn nodig om te
vermijden dat iedere PZ werkt met andere systemen en gebruiksrichtlijnen.
Uit de interviews kwamen volgende voordelen het vaakst terug. Ten eerste leiden bodycams
tot minder fysiek en verbaal geweld tegenover de politie. Ten tweede gaat de politieambtenaar
zich meer conform de voorgeschreven procedures gedragen. Ten derde leiden bodycams tot
betere processen-verbaal. Ten vierde dienen de beelden als bewijsmateriaal, zowel tegenover
de politieambtenaar die de beelden maakte, als tegenover de gefilmde persoon. Ten vijfde
leidt de voorafgaande waarschuwing en transparantie omtrent het bodycamgebruik tot meer
vertrouwen van de bevolking in de politie. Bijgevolg wordt het bodycamgebruik meer
aanvaard. Ten slotte was iedere respondent van mening dat bodycambeelden kunnen dienen
als didactisch materiaal in politiescholen.
139
Daarnaast zijn er volgens de respondenten ook een aantal nadelen die vasthangen aan het
bodycamgebruik. Zoals reeds eerder werd aangegeven bestaat de kans dat bodycams een
escalerend effect kunnen creëren en dat de burger bijgevolg agressiever wordt. Ten tweede
gaan sommige politieagenten bodycams ervaren als een extra controlemiddel op hun werk. De
meerderheid van de respondenten ging echter niet akkoord met deze stelling door te
argumenteren dat dit enkel maar in het voordeel van de politieagent kan spelen. Ten derde
blijkt dat, indien men in grote mate gebruik zou maken van bodycams in een politiekorps, dan
zou de opslag van het beeldmateriaal een grote kost impliceren in het budget. Echter ging elke
respondent akkoord met het feit dat de voordelen die bodycams bieden, meer doorwegen ten
opzichte van de kosten die bodycams teweegbrengen. Ten vierde is er nood aan een opleiding
omtrent het politiebodycamgebruik. Ten vijfde bestaat de kans dat het beeldmateriaal een
vertekend beeld kan geven van de zaak en dat men beïnvloed wordt door de intensiteit van de
beelden. De respondenten waren van mening dat hierop ingespeeld dient te worden door
middel van drie elementen. Dit kan gedaan worden door middel van het installeren van een
‘pre-event video buffer’, het installeren van een ‘veiligheidsstamp’ waardoor de beelden niet
gemanipuleerd kunnen worden en er moet gezorgd worden dat de volledige situatie in beeld
wordt gebracht. Ten slotte bestaat de kans dat de bevolking het bodycamgebruik zou ervaren
als een inbreuk op hun privacy. De meerderheid gaf echter aan dat dit onterecht is.
Ten slotte werd gevraagd of de nieuwe camerawet opportuniteiten creëert voor het
politiebodycamgebruik. De meerderheid ging hiermee akkoord. De PZ Westkust was echter
van mening dat het gebruik voor bestuurlijke politie redelijk beperkt was en dat de nieuwe
camerawet technologie-neutraal moest zijn.
140
CONCLUSIE EN DISCUSSIE
In de conclusie wordt teruggekoppeld naar de onderzoeksvragen die in deze scriptie
vooropgesteld zijn, namelijk: “Wat is de rol van bodycams binnen het politielandschap?”,
“Hoe ervaren politieagenten het gebruik van bodycams?” en “Wat is de mening van de
bevolking over bodycams?”. Dit wordt gedaan door de resultaten van het literatuuronderzoek
te koppelen aan de resultaten van het empirisch onderzoek.
De huidige samenleving evolueert. Dit houdt eerst en vooral in dat de efficiëntie van de
traditionele methoden om criminaliteit aan te pakken in vraag moeten worden gesteld.
Vervolgens werd er vastgesteld dat de bevolking steeds mondiger wordt. Technologische
vernieuwingen zoals bodycams kunnen een gedeeltelijke oplossing bieden voor beide
fenomenen. BWC’s kunnen namelijk een rol spelen in de verschillende luiken van de
veiligheidsketen. Eerst en vooral is er de beeldvorming. Door bodycams in bepaalde situaties
te gebruiken, bv. in het kader van massamanifestaties of risicovolle voetbalwedstrijden, kan
men zicht krijgen op hoe bepaalde criminaliteitsvormen in dergelijke situaties tot uiting
komen.
Vervolgens spelen bodycams een grote rol op vlak van preventie. Als een burger weet dat er
gefilmd wordt door middel van een bodycam, kan dit ervoor zorgen dat bepaalde personen
kalmeren waardoor een potentiële crisissituatie vermeden wordt. Echter dient men kritisch om
te gaan met deze stelling aangezien de kans bestaat dat het tegenovergestelde effect gecreëerd
wordt en dat de crisissituatie bijgevolg zal escaleren.
141
Anderzijds kan de bodycam ervoor zorgen dat politieambtenaren zich meer zullen gedragen
volgens de voorgeschreven procedures. Op deze manier kan de bodycam gezien worden als
een preventief middel dat ervoor zorgt dat een agent zijn geweldsmonopolie niet zal
misbruiken. In de besproken criminologische theorieën - namelijk de RAT, RCT en
deterrence theorie – kunnen bodycams een grote rol spelen op vlak van preventie. Volgens
deze theorieën zorgen bodycams er namelijk voor dat een bepaald individu ontmoedigd en
afgeschrikt wordt om criminaliteit te plegen.
Vervolgens spelen bodycams ook een rol op vlak van repressie. Het beeldmateriaal kan
namelijk gebruikt worden in de bewijsvoering in rechtszaken waardoor woord tegen woord
discussies uitgesloten worden. Daarnaast kunnen de beelden dienen als bewijsmateriaal tegen
ongegronde politieklachten. Echter moet ook hier een kritische noot toegevoegd worden.
Hoewel het beelmateriaal bedoeld is om objectief te zijn, kan er namelijk sprake zijn van een
‘perspective bias’. De beelden kunnen met andere woorden een vertekend beeld geven van de
zaak en men kan bijgevolg beïnvloed worden door de intensiteit van de beelden. De
respondenten van het kwalitatief luik van dit empirisch onderzoek waren echter van mening
dat hierop kan ingespeeld worden door middel van drie elementen. Eerst en vooral moet een
‘pre-event video buffer’ geïnstalleerd worden om de beelden in een bepaalde context te
kunnen plaatsen. Ten tweede mogen de beelden niet bewerkt worden. Dit kan gedaan worden
door een ‘veiligheidsstamp’ toe te voegen op het beeldmateriaal. Ten slotte moet ervoor
gezorgd worden dat de volledige situatie in beeld wordt gebracht door middel van een brede
camerahoek.
142
Op vlak van nazorg kunnen bodycams ook een rol spelen. Het beeldmateriaal kan namelijk
gebruikt worden als didactisch materiaal in politiescholen. Op die manier kan men kritisch
reflecteren over de manier waarop een bepaalde interventie heeft plaatsgevonden. Men krijgt
met andere woorden zicht op hoe een correcte interventie dient te verlopen.
In deze thesis werd ook aandacht besteed aan een aantal wetten die van belang zijn. Eerst en
vooral is er de WGP die ervoor zorgt dat er in België een geïntegreerde politie is,
gestructureerd op twee niveaus (lokale en federale politie). Vervolgens werd de WPA
besproken. Sinds 25 mei 2018 valt het cameragebruik door de politiediensten namelijk niet
langer onder de camerawetgeving maar werd dit geïntegreerd in de WPA. Hierdoor werd er
enerzijds een duidelijk wetgevend kader gecreëerd dat het gebruik van politiebodycams
regelt. Anderzijds werden de toepassingsmogelijkheden van BWC’s uitgebreid waardoor ze
niet langer alleen gebruikt mogen worden in het kader van grote volkstoelopen.
Desalniettemin blijft de camerawet nog steeds van belang. In deze wet wordt er namelijk
beschreven dat bodycams onder mobiele camera’s vallen en dat ze gebruikt mogen worden
om misdrijven te voorkomen, vast te stellen of op te sporen. Ten slotte is het belangrijk dat de
privacywetgeving ook van toepassing is indien de politie gebruik maakt van bodycams. Het is
bijgevolg van belang om in de wetgeving een evenwicht te zoeken tussen zowel het recht op
veiligheid, als het recht op privacy. Vandaar dat de principes van finaliteit, proportionaliteit
en transparantie van de privacywet verwerkt zitten in de camerawet en de WPA. Dit is
noodzakelijk en werd gedaan om de privacy van de burger te respecteren.
143
Ook op vlak van de wetgeving moet een kritische noot toegevoegd worden. Sinds de
oorspronkelijke camerawet van 2007 zijn er reeds een aantal wetswijzigingen doorgevoerd
om in te spelen op technologische innovaties, waaronder bodycams. Hieruit kan
geconcludeerd worden dat de wetgeving de technologie voortdurend achterna loopt. Vandaar
dat eventueel gepleit moet worden voor een technologie-neutrale wet zodat hierop kan
worden ingespeeld. Op die manier moet de camerawetgeving niet voortdurend aangepast
worden indien er in de toekomst nieuwe technologieën gebruikt zullen worden door de
politiediensten.
Internationale studies omtrent politiebodycamgebruik gaan voornamelijk omtrent twee zaken.
Enerzijds tracht men na te gaan of bodycams leiden tot het reduceren van geweld dat gebruikt
wordt door de politie. Anderzijds tracht men na te gaan of bodycams leiden tot een reductie
van het aantal klachten tegenover de politie. Bij de vergelijking van de onderzoeksresultaten
van deze internationale studies kan vastgesteld worden dat er niet enkel succesverhalen zijn
en dat bijgevolg de resultaten uit één regio geen garantie geven op succes in een andere regio.
De context waarin bodycams gebruikt worden is met andere woorden van belang. Dit begrip
omvat onder andere de plaats, de wetgeving en technologische context. Daarnaast blijkt dat er
in veel projecten sprake was van technische problemen. De nationale proefprojecten
daarentegen hebben hier geen last van gehad. Mede dankzij de vele studies die de voordelen
weergeven, kan men een wereldwijde groei vaststellen van politiekorpsen die gebruik maken
van BWC’s. Men dient als korps echter kritisch te zijn en bijgevolg moet men ook rekening
houden met de evenentuele nadelen die verbonden zijn aan het bodycamgebruik.
144
Indien de voordelen, die uit de literatuurstudie naar boven kwamen, worden vergeleken met
de voordelen uit het kwalitatief luik van het empirisch onderzoek, dan kunnen
overeenkomsten vastgesteld worden. Bodycams kunnen ten eerste leiden tot meer
transparantie en vertrouwen in het politiewezen. Ten tweede kan een verbetering van het
gedrag vastgesteld worden, zowel bij politie als bij de bevolking. Er kan gesteld worden dat
bodycams kunnen leiden tot een verhoogd veiligheidsgevoel van de politieagent. Ten derde
leveren bodycams bewijsmateriaal, zowel in het kader van woord tegen woord discussies, als
in het kader van ongegronde burgerklachten. Ten slotte kan het beeldmateriaal een rol spelen
als didactisch materiaal bij politiescholen. Echter dient dit laatste punt in de toekomst verder
onderzocht te worden. Daarnaast werden in het empirisch onderzoek nog twee andere
mogelijke voordelen aangehaald. Enerzijds kunnen de beelden gebruikt worden ter
identificatie van mogelijke verdachten. Anderzijds kunnen bodycams een rol spelen in het
kader van een verdacht overlijden.
Indien de nadelen, die uit de literatuurstudie naar boven kwamen, worden vergeleken met de
nadelen uit het kwalitatief luik van het empirisch onderzoek, dan kunnen ook overeenkomsten
vastgesteld worden. In beide gevallen werden de bezorgdheden omtrent burgerprivacy
aangehaald. Echter bleek uit de onderzoeksresultaten van Grossmith et al. (2015) dat
respondenten de bodycam niet zouden ervaren als een inbreuk op hun privacy. Daarnaast was
men in het empirisch onderzoek niet volledig overtuigd van dit nadeel en gaf men aan dat
verder onderzoek hieromtrent noodzakelijk is. Vervolgens werden ook bezorgheden omtrent
de privacy van de politieagent vastgesteld. Er is klaarblijkelijk nood aan duidelijke richtlijnen
omtrent wanneer wel en niet gefilmd mag worden.
145
Ten derde werden de bezorgdheden omtrent de (mentale) gezondheid van de agent besproken.
Indien men verplicht om bodycams te dragen, kan dit ervaren worden als een extra
controlemiddel op de werking van de politie. De politieagent kan dit bijgevolg aanvoelen als
een bewijs dat er weinig vertrouwen is in de politie en bijgevolg kan dit een negatieve impact
hebben op de mentale gezondheid van het politiepersoneel. Ten vierde werden de kosten
aangehaald. In de literatuurstudie hebben deze kosten betrekking op drie facetten, namelijk de
opleiding, beleid, en hardware, software & opslagcapactiteit. In het empirisch onderzoek
werden twee van deze drie kosten besproken, namelijk enerzijds het gebrek aan opleiding en
anderzijds de hardware, software & opslagcapaciteit. Men kwam echter in beide gevallen tot
de conclusie dat de opslagcapaciteit de grootste kost zou inhouden. De vraag is natuurlijk of
Belgische politiezones die niet even kapitaalkrachtig zijn in vergelijking met grotere
politiezones diezelfde investeringen kunnen of willen maken.
Gezien de bezorgdheden omtrent de burgerprivacy, werd in het kwantitatief luik van het
empirisch onderzoek hier aandacht aan besteed. Uit deze resultaten bleek dat de meerderheid
van de respondenten het politiebodycamgebruik niet zou ervaren als een inbreuk op hun
privacy. Echter dient men kritisch om te gaan met deze resultaten aangezien slechts 1,42%
van de respondenten reeds ervaring heeft gehad met politiebodycamgebruik. Het zou dus
kunnen dat de overige respondenten hun mening zullen veranderen indien men in de toekomst
een negatieve of positieve ervaring zou meemaken met politiebodycams. Bijgevolg is er nood
aan meer empirisch onderzoek omtrent de mening van de bevolking die reeds in contact is
gekomen met bodycamgebruik door de politiediensten.
146
Het belang van vrijwilligheid (zowel tot het dragen van een bodycam, als tot het maken van
beeldmateriaal) heeft een invloed op de resultaten van proefprojecten omtrent bodycams.
Indien men hier geen rekening mee houdt, dan kunnen agenten dit ten eerste ervaren als een
controlemiddel op hun werking. Ten tweede heeft de bodycam in dergelijke gevallen geen
meerwaarde, aangezien men hoogstwaarschijnlijk weinig beeldmateriaal zal opnemen. Ten
derde is het in sommige situaties (bv. intrafamiliaal geweld) ongepast om te filmen. Het is
bijgevolg noodzakelijk dat de agent zelf de inschatting moet maken wanneer wel en niet
gefilmd mag/moet worden. Het nadeel dat vasthangt aan deze vrijwilligheid is dat het gevaar
bestaat dat de bevolking het niet zou accepteren dat de politieagent zelf mag beslissen om de
bodycam al dan niet te activeren. Als argument zou men kunnen stellen dat de bodycam op
die manier uitsluitend gebruikt zou worden indien dit in het voordeel van de agent zou spelen.
Meer onderzoek hieromtrent is bijgevolg aanbevolen. Hierbij aansluitend wordt nogmaals de
noodzaak tot nationale afspraken benadrukt. Deze richtlijnen zijn nodig om te vermijden dat
iedere PZ werkt met andere systemen en gebruiksrichtlijnen.
Ten slotte wordt extra onderzoek omtrent BWC’s aangeraden alvorens men de politiediensten
massaal gaat uitrusten met bodycams. Daarbij is het belangrijk om de testen te voorzien van
een controlegroep. Op die manier kan men vaststellingen maken of bodycams al dan niet een
gunstig effect hebben. Desalniettemin zijn er toch indicatoren die aantonen dat de
bodycamtechnologie veelbelovend is en een grote meerwaarde kan bieden voor de
politiediensten.
147
BIBLIOGRAFIE
WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR
Ariel, B., Farrar, C., & Sutherland, A. (2014). The Effect of Police Body-Worn
Cameras on Use of Force and Citizens’ Complaints Against the Police: A Randomized
Controlled Trial. Journal of Experimental Criminology.
Ariel, B., Sutherland, A., Henstock, D., Young, J., Drover, P., Sykes, J., Megicks, S.,
& Henderson, R. (2016). Wearing body cameras increases assaults against officers and does
not reduce police use of force: Results from a global multi-site experiment. European Journal
of Criminology, 13(6), 744-755.
Banks, D., Couzens, L., & Blanton, C. (2015). Arrest-Related Deaths Program
Assesment: Technical Report. Bureau of Justice Statistics.
Beglau, D. (2017). The Use and Implementation of Body-Worn Cameras in Policing.
Portland State University.
Bui, A., Coates, M., & Matthay, E. (2018). Years of life lost due to encounters with
law enforcement in the USA, 2015-2016. Journal of Epidemiology & Community Health,
72(8).
Bui, J. (2017). Body-Worn Cameras: Reducing Citizen Complaints and Improving
Relationships. Themis: Research Journal of Justice Studies and Forensic Science, 5.
Cohen, L., & Felson, M. (1979). Social Chance and Crime Rate Trends: A routine
Activity Approach. American Sociological Review. 44(4), 588-608.
Cornish, D., & Clarke, R. (1987). Understanding crime displacement: An application
of rational choice theory. Criminology, 25(4), 933-948.
Custers, B., & Vergouw, B. (2015). Promising policing technologies: Experiences,
obstacles and police needs regarding law enforcement technologies. Computer Law &
Security Review, 31(4), 518-526.
Decorte, T., & Zaitch, D. (2010). Kwalitatieve methoden en technieken in de
criminologie. Leuven: Acco.
De Rycke, B. (2016). Politie en geweld: een doorlichting en comparatieve analyse van
hun geweldsmonopolie (master thesis). Geraadpleegd op
https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/271/RUG01-002304271_2016_0001_AC.pdf
148
Easton, M., & Van den Borre, A. (2016). Interacties tussen technologie, innovatie en
veiligheid: in de greep van diverse krachten. Orde van de dag, 75, 4-19.
Feeney, M. (2015). Watching the Watchmen: Best Practices for Police Body Cameras.
Policy Analysis. CATO Institute.
Feeney, M. (2015b). Police Body Cameras Raise Privacy Issues for Cops and the
Public. CATO Institute.
Flight, S. (2017). De mogelijke meerwaarde van bodycams voor politiewerk – een
internationaal literatuuronderzoek. Politie & Wetenschap. Geraadpleegd op 21 november
2018 via https://www.politieenwetenschap.nl/cache/files/5bf42edc2519cPW93.pdf
Goodall, M. (2007). Guidance for the Police Use of Body-Worn Video Devices.
London: Home Office.
Grossmith, L., Owens, C., Finn, W., Mann, D., Davies, T., & Baika, L. (2015). Police,
Camera, Evidence: London’s cluster randomised controlled trial of Body Worn Video.
College of Policing: Mayor of London.
Hardyns, W., & Vander Beken, T. (2017). Onderzoeksontwerp in de criminologie.
Gent: Universiteit Gent.
Harris, D. (2010). Picture This: Body Worn Video Devices (‘Head Cams’) as Tools for
Ensuring Fourth Amendment Compliance by Police. Pitssburgh: University of Pittsburgh
School of Law.
Jennings, W., Lynch, M. & Fridell, L. (2015). Evaluating the Impact of Police Body-
Worn Cameras (BWCs): The Orlando Police Department (OPD) Experience – Executive
Summary. University of South Florida.
Katz, C., Choate, D., Ready, J., & Nunu, L. (2014). Evaluating the Impact of Officer
Worn Body Cameras in the Phoenix Police Department. Phoenix, AZ: Center for Violence
Prevention & Community Safety, Arizona State University.
Laur, D., LeBlanc, B., Stephen, T., Lane, P., & Taylor, D. (2010). Proof of concept
study: Body worn video and in vehicle video. Victoria Police Department: Victoria BC.
Lippert, R., & Newell, B. (2016). Introduction: The Privacy and Surveillance
Implications of Police Body Cameras. Surveillance & Society, 14(1), 113-116.
149
Lum, C., Koper, C., Merola, L., Scherer, A., & Reioux, A. (2015). Existing and
ongoing body worn camera research: knowledge gaps and opportunities. (pp. 31). Fairfax,
VA: Centre for Evidence-Based Crime Policy, George Mason University.
Mahieu, Q. (2017). Body-worn camera: een onderzoek naar de percepties van
Belgische politieambtenaren (master thesis). Geraadpleegd op
https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/376/050/RUG01-002376050_2017_0001_AC.pdf
Mesa Police Department. (2013). Program evaluation & recommendations on-officer
body camera system. Mesa, Arizona.
Morrison, C. M. (2016). Body Camera Obscura: the Semiotics of Police Video.
Atlanta, GA: Georgia State University College of Law.
National Institute of Justice. (2012). A primer on Body-Worn Cameras for Law
Enforcement. Washington, D.C.: National Institute of Justice.
National Institute of Justice. (2014). Body-Worn Cameras for Criminal Justice:
Market Survey. Washington, D.C.: National Institute of Justice.
Newell, B. (2016). Collateral Visibility: A socio-Legal Study of Police Body Camera
Adoption, Privacy, and Public Disclosure in Washington State. Indiana Law Journal, 82.
ODS Consulting. (2011). Body worn video projects in Paisley and Aberdeen self
evaluation. ODS Consulting: Glasgow.
Owens, C., Mann, D., & McKenna, R. (2014). The Essex Body Worn Video Trial: The
impact of Body Worn Video on criminal justice outcomes of domestic abuse incidents.
Pauwels, L. (2012). Toegepaste statistiek met SPSS voor criminologen. Antwerpen:
Maklu.
Pauwels, L. (2015). Oorzakelijke mechanismen en verklaringsmodellen voor
regelovertredend gedrag. Gent: Academia Press.
Pauwels, L. (2015b). Kwantitatieve Criminologie. Basishandboek kwantitatieve
methoden van criminologisch onderzoek. XIII. Gent: Academia Press.
Pelfrey, W., & Keener, S. (2016). Police body worn cameras: a mixed method
approach assessing perceptions of efficacy. Policing – an international journal of police
strategies & management, 39(3), 491-506.
150
Primicerio, J. (2017). Police Body Worn Cameras: Is Transparency Achievable?
California State University.
ProCon. (2018). Police Body Cameras: Top 3 Pros and Cons. Geraadpleegd op 23
november 2018 via https://www.procon.org/headline.php?headlineID=005399
Roose, H., & Meuleman, B. (2014). Diepte-interviews en focusgroepen. Methodologie
van de sociale wetenschappen. Gent: Academia press.
Silbey, J. (2009). Cross-Examining Film. University of Maryland Law Journal of
Race, Religion, Gender and Class, 8, p. 101.
Simmons, K. (2015). Body-mounted Police Cameras: A Primer on Police
Accountability vs. Privacy. Howard Law Journal, 58(3), 882-890.
St Louis Police Department. (2015). Guidelines and procedures for the Department’s
Body Worn Camera pilot program. City of St Louis Office of the Police Commissioner.
Stanley, J. (2015). Police body-mounted cameras: with right policies in place, a win
for all. New York: American Civil Liberties Union.
Steenbeke, E. (2017). Een perceptieonderzoek naar het gebruik van bodycams voor
politie (master thesis). Geraadpleegd op
https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/376/080/RUG01-002376080_2017_0001_AC.pdf
Terpstra, J., Duchatelet, A., Janssens, J., Van Ryckeghem, D., & Versteegh, P. (2015).
Verantwoording en politie: een verkenning. Cahiers Politiestudies, 37, 7-16.
Van De Putte, L. (2014). Onder het oog van de camera: een kritische analyse van
cameratoezicht in de publieke ruimte (master thesis). Geraadpleegd op
https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/162/969/RUG01-002162969_2014_0001_AC.pdf
Welsh, B., & Farrington, D. (2007). Closed-Circuit Television Surveillance and Crime
Prevention: A systematic Review. Stockholm: The Swedish National Council for Crime
Prevention
Wexler, C. (2018). Crime has been changing, and police agencies need to catch up.
Critital issues in policing series – The Changing Nature of Crime And Criminal Investigation.
Geraadpleegd op 21 november 2018 via
https://www.policeforum.org/assets/ChangingNatureofCrime.pdf
White, M. (2014). Police Officer Body-Worn Cameras – Assessing the Evidence.
Washington, DC: Office of Community Oriented Policing Services.
151
White, M., Todak, N., & Gaub, J. (2017). Assessing Citizen Perceptions of Body-
Worn Cameras After Encounters with Police. Policing: An International Journal of Police
Strategies and Management, 40(4), 689-703.
Yokum, D., Ravishankar, A., & Coppock, A. (2017). Evaluating the Effects of Police
Body-Worn Cameras: A Randomized Controlled Trial. The DC Lab Working Paper.
WETTEKSTEN
Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de
Richtlijn 95/46/EG, Publicatieblad van de Europese Unie 04 mei 2016.
Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, BS 22 december 1992.
Wet van 17 februari 1992 over de gecoördineerde Grondwet, BS 17 februari 1994.
Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst,
gestructureerd op twee niveaus, BS 05 januari 1999.
Wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van
bewakingscamera’s, BS 31 mei 2007.
Wet van 12 november 2009 houdende wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot
regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, BS 18 december 2009.
Wet van 4 april 2014 tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de
plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, BS 25 april 2014.
Wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, BS
10 januari 2018.
Wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de wet op het politieambt om het gebruik
van camera’s door de politiediensten te regelen, en tot wijziging van de wet van 21 maart
2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s, van de wet van 30
november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de wet
van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, BS 16 april 2018.
152
Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met
betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, BS 05 september 2018.
GRIJZE LITERATUUR
ANPR. (z.j.). Geraadpleegd op 21 november 2018 via
https://www.politie.nl/themas/anpr.html
ARA & FT. (2017). Na hetze in Borgethout: bodycams voor politie komen er, maar er
zijn beperkingen. Het Laatste Nieuws. Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.hln.be/nieuws/binnenland/na-hetze-in-borgerhout-bodycams-voor-politie-
komen-er-maar-er-zijn-beperkingen~a997f70a/
ATV. (2018). VIDEO - Bodycams voor drugsteam van Antwerpse Politie. ATV.
Geraadpleegd op 24 november 2018 via https://atv.be/nieuws/video-bodycams-voor-
drugsteam-van-antwerpse-politie-58226
BELGA. (2017). Agenten mogen voortaan bodycams gebruiken. Knack. Geraadpleegd
op 16 december 2017 via https://www.knack.be/nieuws/belgie/agenten-mogen-voortaan-
bodycams-gebruiken/article-normal-939383.html
BELGA. (2017b). Agent raakt lichtgewond bij opstootjes in Borgerhout. Het
Nieuwsblad. Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20170625_02940874
BELGA. (2018a). De Wever wil meer bodycams voor Antwerpse politie. Het Laatste
Nieuws. Geraadpleegd op 21 november 2018 via https://www.hln.be/nieuws/binnenland/de-
wever-wil-meer-bodycams-voor-antwerpse-politie~afc4bc14/
BELGA. (2018b). Politie kan vanaf vrijdag gebruik maken van body- en dashcams.
Knack. [Foto]. Geraadpleegd op 21 november 2018 via
https://www.knack.be/nieuws/belgie/politie-kan-vanaf-vrijdag-gebruik-maken-van-body-en-
dashcams/article-normal-1151501.html
BELGA. (2018c). Agent mag bodycam dragen. De Standaard. Geraadpleegd op 24
november 2018 via http://www.standaard.be/cnt/dmf20180308_03398058
Brennan Center for Justice. (2016). Police Body Camera Policies: Recording
Circumstances. Geraadpleegd op 24 november 2018 via
https://www.brennancenter.org/analysis/police-body-camera-policies-recording-
circumstances
153
Burton, E. (2017). Invoering van bodycams bij de Belgische politie. Schriftelijke
vraag en antwoord nr: 2592 – Zittingsperiode: 54. Geraadpleegd op 20 november 2018 via
http://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cfm
?legislat=54&dossierID=54-b134-900-2592-2016201718575.xml
Chapman, C. (2016). Police Body Cams Spark Concerns About Privacy, Mass
Surveillance. NBCNews. Geraadpleegd op 29 november 2018 via
https://www.nbcnews.com/news/us-news/police-body-cams-spark-concerns-about-privacy-
mass-surveillance-n690536
Comité P. (2017). Jaarverslag 2017 – Vast Comité van Toezicht op de politiediensten.
Geraadpleegd op 24 november 2018 via http://www.comitep.be/2017/2017NL.pdf
Coosemans, D. (2018). Vanaf morgen mag de politie u filmen. De Standaard.
Geraadpleegd op 19 november 2018 via
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180524_03527246
Datapanik. (2017). Bodycams in België. Geraadpleegd op 16 december 2017 via
https://www.datapanik.org/dossiers/bodycams/belgie/
Decré, H. (2018). Dood van 2-jarige Mawda: wat weten we tot nu toe? En wie geeft
welke versie van de feiten? VRTNieuws. Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/05/22/dood-van-tweejarige-mawda-gehuld-in-een-waas-
van-vragen--wat-wet/
Depla, T. (2015). Jambon: “Bodycams mogelijke meerwaarde voor politiewerk.
Geraadpleegd op 19 november 2018 via
https://polinfo.kluwer.be/newsview.aspx?contentdomains=POLINFO&id=VS300298079&lan
g=nl
De Standaard. (2017). Bodycams zijn positief voor alle partijen. De Standaard.
Geraadpleegd op 24 november 2018 via
http://www.standaard.be/cnt/dmf20170904_03052047
De Troyer, E., & Van Damme, S. (2018). Stad Gent stuurt vijf agenten met bodycam
straat op. Het Laatste Nieuws. Geraadpleegd op 24 november 2018 via
https://www.hln.be/regio/gent/stad-gent-stuurt-vijf-agenten-met-bodycam-straat-
op~a04d4854/
ECP-EPN. (2010). Een onderzoek naar de privacybeleving van consumenten.
Geraadpleegd op 4 november 2018 via
https://ecp.nl/sites/default/files/Rapport_enquete_toepassingen_ICT_en_privacy_-
_januari_2010.pdf
154
Federale Politie. (z.j.). De Geïntegreerde Politie. Geraadpleegd op 1 december 2018
via https://www.politie.be/5998/nl/over-ons/geintegreerde-politie/de-geintegreerde-politie
Gegevensbeschermingsautoriteit. (2018). Finaliteit(sbeginsel). Geraadpleegd op 2
december 2018 via https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/lexicon/finaliteitsbeginsel
Gegevensbeschermingsautoriteit. (2018b). Proportionaliteit(sbeginsel). Geraadpleegd
op 2 december 2018 via
https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/lexicon/proportionaliteitsbeginsel
Gegevensbeschermingsautoriteit. (2018c). Hoe moet het transparantiebeginsel van de
Privacywet worden nageleefd? Geraadpleegd op 2 december 2018 via
https://www.gegevensbeschermingsautoriteit.be/hoe-moet-het-transparantiebeginsel-van-de-
privacywet-worden-nageleefd
Het Nieuwsblad. (2018). Politie wil interventies filmen met bodycams en dashcams.
Het Nieuwsblad. Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20181009_03823761
HLN. (2018). Politie Polder wil bodycams aankopen. Het Laatste Nieuws.
Geraadpleegd op 23 november 2018 via https://www.hln.be/regio/kortemark/politie-polder-
wil-bodycams-aankopen~a73fc43c/
Kelly, B. (2018). Critical training for critical incidents: Why a cop’s career may
depend on a bodycam. Geraadpleegd op 29 november 2018 via
https://www.policeone.com/police-products/body-cameras/articles/480786006-Critical-
training-for-critical-incidents-Why-a-cops-career-may-depend-on-a-bodycam/
LDN. (2014). Mechelse politie gebruikt bodycams nauwelijks. Het Nieuwsblad.
Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20140805_01205924
Lievens, R. (2018). Bodycams voor politie in opmars: na Gent ook in Aalst? Het
Laatste Nieuws. Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.hln.be/regio/aalst/bodycams-voor-politie-in-opmars-na-gent-ook-in-
aalst~ae5455a5/
Local 10. (2013). Miami Police considers cameras on officers. Geraadpleegd op 25
november 2018 via https://www.local10.com/news/miami-police-considers-cameras-on-
officers
155
Lovett, I. (2013). In California, a Champion for Police Cameras. New York Times.
Geraadpleegd op 24 november 2018 via https://www.nytimes.com/2013/08/22/us/in-
california-a-champion-for-police-cameras.html
MMA. (2009). Politie neemt pet-camera in gebruik. Het Nieuwsblad. Geraadpleegd op
24 november 2018 via https://www.nieuwsblad.be/cnt/gec2dti9d
Police Violence Report. (2017). Geraadpleegd op 24 november 2018 via
https://policeviolencereport.org/
Politie. (2017). Start pilot bodycams in regio Amsterdam. Geraadpleegd op 24
november 2018 via https://www.politie.nl/nieuws/2017/mei/21/05-amsterdam-start-pilot-
bodycams.html
Politie Het Houtsche. (z.j.). Basisfunctionaliteiten. Geraadpleegd op 1 december 2018
via https://www.politie.be/5447/over-ons/onze-politiezone/basisfunctionaliteiten
Poncelet, I. (2016). Gebruik van bodycams door politiezone 5297. Schriftelijke vraag
en antwoord nr: 1580 – Zittingsperiode: 54. Geraadpleegd op 16 december 2017 via
https://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cf
m?legislat=54&dossierID=54-b091-900-1580-2015201611328.xml
Radio 1. (2017). Brice De Ruyver: Voorstander van bodycams. Geraadpleegd op 16
december 2017 via https://radio1.be/voorstander-van-bodycams
Reveal. (2015). Body Camera Impact on Police Efficiency, Safety and Transparency.
Geraadpleegd op 24 november 2018 via https://www.revealmedia.com/news/body-camera-
impact-on-police-efficiency-safety-and-transparency
Ripley, A. & Williams, T. (2017). Body Cameras Have Little Effect on Police
Behavior, Study Says. The New York Times. Geraadpleegd op 24 november 2018 via
https://www.nytimes.com/2017/10/20/us/police-body-camera-study.html
Rodgers, C. (2017). What I learned about video surveillance storage challenges from
the chiefs of police. Geraadpleegd op 29 november 2018 via https://wasabi.com/blog/what-i-
learned-about-video-surveillance-storage-challenges-from-the-chiefs-of-
police/?utm_referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.be%2F
Southall, A. (2018). Police Body Camera Bursts Into Flames ; New York Pulls 2990
From use. The New York Times. Geraadpleegd op 29 november 2018 via
https://www.nytimes.com/2018/10/21/nyregion/police-body-camera-explode.html
156
Stross, R. (2013). Wearing a Badge, and a Video Camera. The New York Times.
Geraadpleegd op 27 november 2018 via
https://www.nytimes.com/2013/04/07/business/wearable-video-cameras-for-police-
officers.html?pagewanted=all&_r=0&module=inline
Swinnen, M. & Vandenabeele, D. (2018). Politie mag altijd bodycams gebruiken.
VTMNieuws. Geraadpleegd op 06 november 2018 via
https://nieuws.vtm.be/binnenland/politie-mag-altijd-bodycams-gebruiken
Toezine. (2017). Bodycams? Een wisselend succes. Geraadpleegd op 24 november
2018 via https://www.toezine.nl/artikel/219/bodycams-een-wisselend-succes/
Trends in Veiligheid. (2017). In een verbonden samenleving. Geraadpleegd op 4
november 2018 via https://www.trendsinveiligheid.nl/wp-
content/uploads/2018/05/trendsinveiligheid2017-in-een-verbonden-samenleving.pdf
Utrecht, R. (2018). Politie geeft met GoPro inkijkje bij aanhouding dieseldieven.
Algemeen Dagblad. [Foto]. Geraadpleegd op 22 november 2018 via
https://www.ad.nl/groene-hart/politie-geeft-met-gopro-inkijkje-bij-aanhouding-
dieseldieven~a1f5791f/
Van Nooten, J. (2018). Agenten krijgen uniformcamera’s. Het Laatste Nieuws.
Geraadpleegd op 23 november 2018 via https://www.hln.be/regio/turnhout/agenten-krijgen-
uniformcamera-s~aa34cc78/
Vandeputte Safety Experts. (2018). Review: Bodycams voor politie: Zepcam T2.
Geraadpleegd op 21 november 2018 via
https://www.vdp.com/NL/Nieuws/date/desc/1/2453/0/review-bodycams-voor-politie-zepcam-
t2.html
Vanherle, M. (2013). Discussie over bodycam na schietpartij Marollen. VRTNieuws.
Geraadpleegd op 23 november 2018 via
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2013/05/26/discussie_over_bodycamnaschietpartijmarollen-1-
1639962/
Vanheste, A. (2015). Politiezones – Gebruik van bodycams. Schriftelijke vraag en
antwoord nr: 0178 – Zittingsperiode 54. Geraadpleegd op 19 november 2018 via
https://www.dekamer.be/kvvcr/showpage.cfm?section=qrva&language=nl&cfm=qrvaXml.cf
m?legislat=54&dossierID=54-b015-862-0178-2014201501516.xml
Vierendeels, T. (2018). Dragen agenten binnenkort een cameraatje? Het Laatste
Nieuws. Geraadpleegd op 23 november 2018 via https://www.hln.be/regio/asse/dragen-
agenten-binnenkort-cameraatje~acc0c027/
157
VRTNieuws. (2018). Gentse politie zet voor het eerst bodycams in tijdens de Gentse
Feesten. VRTNieuws. Geraadpleegd op 20 november 2018 via
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/07/13/gentse-politie-zet-als-eerste-zone-bodycams-in/
VSOA Politie. (2016). Newsletter VSOA-Politie. Geraadpleegd op 19 november 2018
via https://vsoa-pol.be/wp-content/uploads/2016/07/VSOA_newsletter_2016_89.pdf
VSOA Politie. (2017). België telt niet meer, maar minder politiemensen ten opzichte
van onze buurlanden! VSOA Politie pleit voor een Octopus 2-akkoord.
[Persbericht]. Geraadpleegd op 23 november 2018 via https://vsoa-pol.be/nl_NL/niet-meer-
maar-minder-politiemensen-tov-buurlanden/
VSOA Politie. (2017b). VSOA Politie niet te vinden voor de bodycam. Integendeel, wij
vragen meer vertrouwen en steun voor de politiemensen. [Persbericht]. Geraadpleegd op 24
november 2018 via https://vsoa-pol.be/wp-content/uploads/2017/09/170904-Bodycam-
NL.pdf
Williams, T., Thomas, J., Jacoby, S., & Cave, D. (2016). Police Body Cameras: What
Do You See?. The New York Times. Geraadpleegd op 24 november 2018 via
https://www.nytimes.com/interactive/2016/04/01/us/police-bodycam-video.html
INTERVIEWS
Cornet, G. (2018, november 27). Interview. (Hoste J., Interviewer)
De Caluwé, J. (2018, november 26). Interview. (Hoste J., Interviewer)
Paelinck, N. (2018, november 28). Interview. (Hoste J., Interiewer)
Van Avermaet, J. (2018, november 22). Interview. (Hoste J., Interviewer)
158
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: Online survey
Vraag 1
Subvraag 1: Duid uw geslacht aan.
• Man
• Vrouw
Subvraag 2: Duid uw leeftijdscategorie aan.
• Jonger dan 25 jaar
• 25 – 40 jaar
• Ouder dan 25 jaar
Vraag 2
Subvraag 1: Wist u dat, vooraleer u deelnam aan deze enquête, de Belgische politie
reeds gebruik mag maken van bodycams?
• Ja
• Nee
Subvraag 2: Heeft u reeds een politieinterventie meegemaakt waarbij gebruik werd
gemaakt van bodycams?
• Ja
• Nee
I
Subvraag 3: Indien u ‘Ja’ hebt aangevinkt bij de vorige vraag, gelieve aan te duiden of
dit een positieve, neutrale of negatieve ervaring was. Indien u ‘Nee’ hebt aangevinkt
bij de vorige vraag, gelieve het bolletje ‘Niet van toepassing’ aan te duiden.
• Negatieve ervaring
• Neutrale ervaring
• Positieve ervaring
• Niet van toepassing
Vraag 3: In welke mate gaat u akkoord met de volgende stellingen?
Stelling 1: De politie mag gebruik maken van bodycams tijdens een grote volkstoeloop
(bv. protestacties of voetbalmatchen).
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
Stelling 2: De politie mag gebruik maken van bodycams tijdens interventies om nadien
woord tegen woord discussies te vermijden.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
II
Stelling 3: De politie mag altijd, ongeacht de situatie, gebruik maken van bodycams.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
Vraag 4: Hoe staat u tegenover de onderstaande technologieën die (mogelijks) worden ingezet
om uw veiligheid te vergroten?
Stelling 1: Camera’s in de publieke ruimte die regelovertredend gedrag van mensen
analyseren
• Zeer negatief
• Eerder negatief
• Neutraal
• Eerder positief
• Zeer positief
Stelling 2: Camera’s in de publieke ruimte met gezichtsherkenning
• Zeer negatief
• Eerder negatief
• Neutraal
• Eerder positief
• Zeer positief
III
Stelling 3: Politiebodycams
• Zeer negatief
• Eerder negatief
• Neutraal
• Eerder positief
• Zeer positief
Stelling 4: Politiedrones
• Zeer negatief
• Eerder negatief
• Neutraal
• Eerder positief
• Zeer positief
Stelling 5: Biometrie (bv. vingerafdrukken) in paspoorten
• Zeer negatief
• Eerder negatief
• Neutraal
• Eerder positief
• Zeer positief
Stelling 6: Biometrie bij grenscontroles
• Zeer negatief
• Eerder negatief
• Neutraal
• Eerder positief
• Zeer positief
IV
Vraag 5: In welke mate gaat u akkoord met de volgende stellingen?
Stelling 1: Ik vind privacy belangrijk.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
Stelling 2: Ik vind de bescherming van persoonlijke informatie belangrijk.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
Vraag 6: In welke mate gaat u akkoord met de volgende stellingen?
Stelling 1: Bodycams kunnen gezien worden als een extra controlemiddel op de
werking van de politie.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
V
Stelling 2: Ik zou het gebruik van bodycams door de politiediensten ervaren als een
inbreuk op mijn privacy.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
Stelling 3: Bodycams kunnen gezien worden als een nieuwere vorm van technologie
die een volgende stap is in de evolutie van controle- en surveillancemiddelen van de
staat op de burger.
• Helemaal niet akkoord
• Eerder niet akkoord
• Neutraal
• Eerder wel akkoord
• Helemaal akkoord
VI
BIJLAGE 2: Topiclijst half-gestructureerde interviews
1) Functie geïnterviewde + bespreking rol in het bodycamgebruik van de PZ
2) Merk bodycams → Waar aangekocht? Draagwijze?
3) Wanneer gebruik maken van bodycams?
4) Redenen invoer bodycams binnen korps
5) Rol bodycams in elk afzonderlijk luik van de veiligheidsketen (beeldvorming,
preventie, repressie en nazorg)
6) Peilen naar ervaringen die korps heeft meegemaakt met bodycams
• Interventie zonder bodycam = interventie met bodycam?
7) Voordelen bodycamgebruik
• Voorbeelden:
o minder fysiek EN verbaal geweld tegen politie
o meer complete PV’s
o bewijsmateriaal
o meer normconform gedra van politieagenten
o transparantie en legitimiteit politie stijgt
o didactisch materiaal politiescholen
VII
8) Nadelen bodycamgebruik
• Voorbeelden:
o Opleiding & training
o Kostprijs
o Controlemiddel op politie
o Inbreuk op privacy van de burger
9) Op basis van voor- en nadelen → voor- of tegenstander?
10) Denken uw collega’s hetzelfde als u?
11) Opslag beeldmateriaal
12) Opportuniteiten nieuwe camerawet
13) Meer gebruik bodycams indien de camera- en privacywetgeving nog minder
beperkingen zou opleggen?
• Is dit in de praktijk haalbaar?
• Voorbeelden:
o Nu: enkel filmen voor de duratie van de interventie.
Later: filmen van begin shift tot einde shift.
o Nu: niet verplicht om te gebruiken
Later: verplicht behoren tot basisuitrusting
VIII
BIJLAGE 3: Ingescande informed consent-formulieren
IX
X
XI
XII
BIJLAGE 4: Transcripties half-gestructureerde interviews (CD-rom)
XIII
XIV