6
Eindscène Spoken – Ibsen Mevrouw Alving Zou een kind niet hoe dan ook liefde voor zijn vader moeten voelen? Oswald Als een kind niets aan zijn vader te danken heeft? Hem nooit gekend heeft? Blijf jij echt bij dat oude bijgeloof, terwijl je vader zo verlicht denkt. Mevrouw Alving Als dat alleen maar bijgeloof was – Oswald Dat zie je toch wel in moeder. Dat is één van die ideeën die in de wereld in omloop zijn en die – Mevrouw Alving (hevig geëmotioneerd) – komen spoken. Oswald Ja, je kunt het gerust spoken noemen. Mevrouw Alving Oswald, - dan hou jij dus ook niet van mij! Oswald Jou ken ik toch in elk geval – En ik weet toch hoeveel jij om mij geeft; en daar moet ik je dankbaar voor zijn. En je kunt je buitengewoon nuttig maken nu ik ziek ben. Mevrouw Alving Ja dat kan ik toch Oswald! O ik zou je ziekte bijna dankbaar zijn, dat hij je naar mij thuis bracht. Want dat zie ik wel; ik heb je niet, je moet gewonnen worden. Oswald Ja, ja, ja, dat zijn allemaal van die clichés. Je moet er aan denken dat ik een ziek mens ben, moeder. Ik kan me niet zoveel met anderen bezig houden; aan mezelf denken is me genoeg. Mevrouw Alving (zacht) Ik zal bescheiden en geduldig zijn. Oswald En vrolijk, moeder! Mevrouw Alving Ja mijn schat, daar heb je gelijk in. (gaat naar hem toe) Heb ik nu alle spijt en zelfverwijt van je afgenomen? Oswald Jawel, maar de angst, wie neemt die? Mevrouw Alving De angst? 1

Eindscène Spoken – Ibsen

Embed Size (px)

DESCRIPTION

La

Citation preview

Page 1: Eindscène Spoken – Ibsen

Eindscène Spoken – Ibsen

Mevrouw Alving Zou een kind niet hoe dan ook liefde voor zijn vader moeten voelen?

Oswald Als een kind niets aan zijn vader te danken heeft? Hem nooit gekend heeft? Blijf jij echt bij dat oude bijgeloof, terwijl je vader zo verlicht denkt.

Mevrouw Alving Als dat alleen maar bijgeloof was –

Oswald Dat zie je toch wel in moeder. Dat is één van die ideeën die in de wereld in omloop zijn en die –

Mevrouw Alving (hevig geëmotioneerd)– komen spoken.

Oswald Ja, je kunt het gerust spoken noemen.

Mevrouw Alving Oswald, - dan hou jij dus ook niet van mij!

Oswald Jou ken ik toch in elk geval –En ik weet toch hoeveel jij om mij geeft; en daar moet ik je dankbaar voor zijn. En je kunt je buitengewoon nuttig maken nu ik ziek ben.

Mevrouw Alving Ja dat kan ik toch Oswald! O ik zou je ziekte bijna dankbaar zijn, dat hij je naar mij thuis bracht. Want dat zie ik wel; ik heb je niet, je moet gewonnen worden.

Oswald Ja, ja, ja, dat zijn allemaal van die clichés. Je moet er aan denken dat ik een ziek mens ben, moeder. Ik kan me niet zoveel met anderen bezig houden; aan mezelf denken is me genoeg.

Mevrouw Alving (zacht)Ik zal bescheiden en geduldig zijn.

Oswald En vrolijk, moeder!

Mevrouw Alving Ja mijn schat, daar heb je gelijk in.(gaat naar hem toe)

Heb ik nu alle spijt en zelfverwijt van je afgenomen?

Oswald Jawel, maar de angst, wie neemt die?

Mevrouw Alving De angst?

Oswald Regine had dat voor een goed woord gedaan.

Mevrouw Alving Ik begrijp het niet. Wat is dat met die angst – en met Regine?

Oswald Is het erg laat in de nacht moeder?

Mevrouw Alving Het is vroeg in de morgen.(kijkt uit in serre)

In de bergtoppen wordt het al licht. En het wordt lekker weer, Oswald! Zo meteen krijg je de zon te zien.

1

Page 2: Eindscène Spoken – Ibsen

Oswald Daar verheug ik me op. O er is nog zoveel waar ik plezier in kan hebben en voor kan leven –

Mevrouw Alving Dat geloof ik ook!

Oswald Ja, het is goed dat je al die hersenschimmen van me afgenomen hebt. En nu ik dan tenminste over dat ene heen ben –

(gaat op sofa zitten)Nu moeten we samen praten, moeder –

Mevrouw Alving Ja, dat doen we.(ze schuift een leunstoel bij de sofa en gaat dicht bij hem zitten)

Oswald (zonder naar haar te luisteren)Moeder, is het niet zo dat je eerder op de avond gezegd hebt dat er niets op de wereld was dat je niet voor me zou doen als ik het je vroeg?

Mevrouw Alving Daar kun je op rekenen, mijn lieve jongen van me. Ik leef toch voor niets anders dan voor jou alleen.

Oswald Ja, nou, dan zal ik het je zeggen. Jij hebt een sterke krachtige wil, dat weet ik. Nou moet je rustig blijven zitten en luisteren.

Mevrouw Alving Maar wat is dat dan voor ontzettends!

Oswald Niet gaan schreeuwen. Hoor je? Beloof je me dat? We gaan er heel rustig over zitten praten. Beloof je me dat, moeder?

Mevrouw Alving Ja, ja, ik beloof het je, zeg het nou maar.

Oswald Dan moet je weten dat dat met die moeheid, - en dat ik er niet tegen kan om zelfs aan werk te denken – dat is allemaal niet de ziekte zelf –

Mevrouw Alving Wat is dan de ziekte zelf?

Oswald De ziekte zelf die ik als erfstuk heb gekregen die –(wijst op zijn voorhoofd en gaat heel zacht door)

die zit hier binnen.

Mevrouw Alving (bijna sprakeloos)Oswald! Nee –nee!

Oswald Niet schreeuwen. Daar kan ik niet tegen. Jawel, die zit hier binnen te wachten. En die kan elk ogenblik, wanneer dan ook, losbranden.

Mevrouw Alving Het is niet waar, Oswald! Dat is onmogelijk! Dat kan niet zo zijn!

Oswald Ik heb één aanval gehad in het zuiden. Het ging gauw over, maar toen ik te horen kreeg hoe ik er aan toe was geweest, toen werk ik door een razende, jagende angst bevangen; en ik ging zo snel als ik kon naar huis, naar jou.

Mevrouw Alving Dus dat is die angst-!

2

Page 3: Eindscène Spoken – Ibsen

Oswald Maar dit is zo vreselijk afschuwelijk. Alsof je weer in een baby wordt veranderd; je moet gevoerd worden, je moet – O – het is niet te beschrijven!

Mevrouw Alving De baby heeft zijn moeder om voor hem te zorgen.

Oswald (springt op)Nee, nooit; dat is nou juist wat ik niet wil! Ik kan de gedachte niet verdragen dat ik er zo jaren bij zou liggen – oud worden en grijs. En jij zou intussen ook dood kunnen gaan.

(gaat in mevrouw Alvings stoel zitten)Want het hoeft niet meteen afgelopen te zijn, zei de dokter. Hij noemde het een soort van weekheid in de hersenen – of zoiets.

(lacht zwaar)Dat klinkt zo leuk vind ik. Ik moet daarbij altijd denken aan kersrode gordijnen van satijnfluweel – iets wat zacht is aan je handen.

Mevrouw Alving (schreeuwt)Oswald!

Oswald (springt weer op en loopt door de kamer)En nu heb je me Regine afgenomen! Als ik haar maar had gehad. Zij had mij vast wel willen helpen.

Mevrouw Alving (gaat naar hem toe)Wat bedoel je daarmee, mijn liefste jongen? Is er dan hulp denkbaar in de wereld die ik je niet zou willen geven?

Oswald Toen ik weer bijgekomen was na die aanval daar, toen zei de dokter tegen me dat als het weer terug zou komen – en het komt terug – dat er dan geen hulp meer is.

Mevrouw Alving En hij was harteloos genoeg om dat te zeggen –

Oswald Ik eiste dat van hem. Ik zei dat ik nog regelingen had te treffen.(glimlacht listig)

En dat had ik ook.(haalt een klein doosje uit zijn binnenzak)

Moeder, zie je dit?

Mevrouw Alving Wat is dat voor iets?

Oswald Morfine.

Mevrouw Alving (grijpt)Geef mij dat doosje, Oswald!

Oswald Nog niet, moeder.(Hij stopt het doosje weer in zijn zak)

Mevrouw Alving Dit overleef ik niet!

Oswald Dit moet overleefd worden. Als ik nu Regine hier gehad had, dan had ik haar verteld hoe het er met mij voor stond – en haar om de laatste helpende hand gevraagd. Zij had mij geholpen; daar ben ik zeker van.

3

Page 4: Eindscène Spoken – Ibsen

Mevrouw Alving Nooit!

Oswald Regine had dat gedaan. Regine was zo fantastisch lichthartig. En het zou haar gauw verveeld hebben om op zo’n zieke te passen als ik.

Mevrouw Alving De hemel zij dank dan dat ze hier niet is!

Oswald Nu moet jij me dus die helpende hand geven moeder.

Mevrouw Alving Ik! Je moeder!

Oswald Daarom juist.

Mevrouw Alving Ik, die je het leven gegeven geeft!

Oswald Ik heb je niet gevraagd om te leven. En wat is dat voor een leven dat je mij gegeven hebt? Ik wil het helemaal niet hebben. Neem het maar terug!

Mevrouw Alving Help! Help!(loopt de voorkamer in)

Oswald (met haar mee)Heb jij moedergevoelens voor mij, - kan je me zulke onuitsprekelijke angst zien lijden!

Mevrouw Alving (na een ogenblik stilte, beheerst)Hier is mijn hand erop.

Oswald Doe je het?

Mevrouw Alving Als het nodig is. Maar het is niet nodig! Nee, nee dat kan nooit mogelijk zijn!

Oswald Laten we dat hopen. En laten we zo samen leven zo lang we kunnen. Dank, je moeder.(Hij gaat in de leunstoel zitten die mevrouw Alving naar de sofa heeft getrokken. De dag breekt door, de lamp brandt nog steeds op tafel.)

Mevrouw Alving (komt voorzichtig naderbij)Voel je je nu rustig?

Oswald Ja.

Mevrouw Alving Dat was een verschrikkelijke hersenschim. Het heeft je teveel aangegrepen. Maar nu kun je uitrusten, thuis bij je eigen moeder, mijn lieve jongen. Wat je maar aanwijst krijg je, net als toen je klein was. Zo. Nu is de aanval over. Zie je hoe gemakkelijk het ging? Dat wist ik wel. –En zie je Oswald wat een heerlijke dag we krijgen? Stralend zonnig. Nu kun je je huis eens goed zien.

(Ze gaat naar de tafel en doet de lamp uit. Zonsopgang. Gletsjer en bergtop op de achtergrond in blinkend ochtendlicht. Oswald zit in leunstoel met rug naar achtergrond, onbeweeglijk.)

Oswald Moeder, geef me de zon.

Mevrouw Alving (bij tafel, kijkt hem onthutst aan)

4

Page 5: Eindscène Spoken – Ibsen

Wat zeg je?

Oswald (herhaalt dof en toonloos)De zon. De zon.

Mevrouw Alving (naar hem toe)Wat is er met je?

Oswald (lijkt ineen te schrompelen in zijn stoel, alle spieren verslappen; zijn gezicht is uitdrukkingsloos, zijn ogen staren wezenloos)

Mevrouw Alving (trilt van verschrikking)Wat is er?

(schreeuwt)Oswald! Wat is er met je!

(werpt zich op de knieën en schudt hem)Oswald! Oswald! Kijk me aan! Ken je me niet!

Oswald (toonloos als eerder)De zon. – De zon.

Mevrouw Alving (springt in wanhoop op, met beide handen in het haar, schreeuwt)Dit is niet te verdragen!

(fluistert als verlamd)Dit is niet te verdragen! Nooit!

(plotseling)Waar heeft hij ze gelaten?

(tast snel op zijn borst)Hier!

(gaat een paar stappen naar achteren, roept)Nee; nee; nee! Ja! Nee; nee!

(Ze staat een paar passen van hem af, handen in het haar; en staart naar hem in sprakeloze verschrikking)

Oswald (nog steeds onbeweeglijk)De zon. – De zon.

5