Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
ENIGE OPMERKINGEN OVER OE HISTORISCHEASPECTEN VAN HET ZUIDMOLUKSE VRAAGSTUK
doeko bosscherDe oorspronkelijke opdracht
luidde: schrijf eens wat over het onderzoek dat in Nederland wordt verricht ofis opgezet naar, de reacties in ons landop het proces van de dekolonisatie vanIndonesië. Het verhaal hoefde zich nietmbeperken tot een beschrijving van de verschillende projecten. Kon er ook al ietsworden meegedeeld over conclusies?Het verzoek werd gedaan naar aanleidingvan een passage in een artikel van MartinRuyter in de Volkskrant, waarin ervoorwerd gepleit dat de zich met deze projecten bezighoudende historici - waaronderschrijver dezes - van regeringswege in eengrote kast zouden worden opgesloten (zoiets stond er geloof ik, althans dat visioen doemde bij mij op) totdat zij hunwerk hadden afgemaakt. Ruyter schreefzijn stuk bij de verscmjning van de regeringsnota over de Zuidmolukse kwestie (1)en zijn suggestie vloeide voort uit deconstatering dat de verantwoordelijke ministers weliswaar de juiste politiekeconclusies uit het op het departementverwerkte historische materiaal haddengetrokken, maar toch een groot aantalvragen onbeantwoord lieten. Vragen naarwat zich precies in 1950 in Indonesiëheeft afgespeeld, naar de politieke steundie afscheidingsbewegingen als die op deMolukken vanuit Nederland (zoniet van deregering, dan van politieke partijen enpressiegroepen) ontvingen enz. Zolang degebeurtenissen rond de totstandkoming vande onafhankelijkheid van Indonesië in eenwaas van geheimzinnigheid gehuld blijvenkunnen mj met dat deel van ons verledenniet afrekenen en kan geen adekwaat antwoord op de strevingen van de in Nederland wonende Zuid-Molukkers worden ge- 'geven, zo luidde ongeveer Ruyters redenering; vandaar zijn voorstel de betrokkenhistorici op water en brood te zetten,ter stimulering van hun inspiratie.
Omdat ik het, afgezien van deconcrete suggestie die er uit voortvloeide, in grote trekken eens ben met de gedachte dat onze natie pas met haar koloniale geschiedenis in het reine kan komenwanneer ook de sluiers die de laatste fa-
2,.
se daarvan bedekken zijn weggenomen,wil ik proberen een bescheiden bijdragedaartoe te leveren met enige kanttekeningen bij' de tussen december 1975 envandaag gevoerde discussie over de historische aspecten van het Zuidmoluksevraagstuk. Bij mjze van inleiding wordenenige opmerkingen gemaakt over die sluiers zelf: houden ze werkelijk iets verborgen of moeten de historici ze alleenmaar opruimen om aan te tonen dat erweinig te onthullen viel? In een tweede artikel zal nog worden ingegaan opvragen die verband houden met het rechtop zelfbeschikking van de Zuid-Molukkenen met de politieke steun die vanuitNederland aan de RMS is gegeven.
wel nieuwe feiten,geen grote onthullingen
De discussie over de Zuidmolukse kwestie, gevoerd onder de drukvan bezorgdheid over eventueel in detoekomst te verwachten demonstratieveacties van Zuidmolukse jongeren, heeftbij een breed publiek het gevoel losgemaakt dat nog veel feiten waarover menzou moeten beschikken om een afgewogenoordeel te kunnen hebben over dit probleem boven tafel moeten komen. In depubliciteit kregen verhalen over (al danniet in het geheim gedane) toezeggingenaan vertegenwoordigers van het Zuidmolukse volk die niet zouden zijn nagekomen veel aandacht. Een enorme massa vanmeningen en (als zodanig gepresenteerde)feiten werd over de krantelezer en detelevisiekijker uitgestort. Deze moestwel heel sterk in zijn schoenen staan omniet althans de indruk te krijgen dat eriets niet pluis is geweest ~et de heuding die Nederland in het verleden tenopziehte van de Republiek Zuid-Molukkenheeft ingenomen. Had de regering-Dreeszich in 1950 soms door het bekende Ne~
derlandse opportunisme laten drijven?
Waren de principes van het recht ookdoor andere regeringen in latere jarenondergeschikt gemaakt aan economischebelangen? Zo'n prof. W.F.C. van Hattum,die in 1970 als president van de straf~'
kamer van de Haagse rechtbank het procestegen de bezetters van de Indonesischeambassade had geleid en zich dus wel inde zaak verdiept zou hebben, aan diensmening kon je toch niet zomaar voorb~
gaan? En hij schreef toch maar (in NRCHandelsblad van 12 december 1975) dat er"een schuld op ons rust ten aanzien vande Zuidmolukkers", dat wij onze verplichtingen jegens hen niet z~n nagekomen endat wij openl~k moeten erkennen dat wijernstige fouten hebben gemaakt. Mensenals Stikker (toen minister van Buitenlandse zaken) en Drees (toen premier)konden dan wel het tegenovergestelde beweren, maar hoe zou iemand weten kunnenof zij geen boter op hun hoofd hadden?De alom gevoelde behoefte aan een grondig onderzoek bracht de regering tot deinstelling van de z.g. commissie-robben-Mantouw, die onder meer tot taakkreeg de historische feiten op een r~ tezetten.
Het gebeurde rond de dekolonisatie van Indonesië en de nasleep daarvan is vanaf het begin, d.w.z. vanaf heteerste moment waarop het geschiedeniswas geworden, met geheimzinnigheid omgeven geweest. Het verschil tussen toenen nu is slechts, dat de laatste t~d eenveel groter aantal geïnteresseerden zichmet de zaak bezighoudt. Verhalen overintriges, pressiegroepen die ministersbespeelden, generaals die instructiesuit Nederland niet opvolgden, beraamdestaatsgrepen (!) en duistere machinatiesvan (onveranderl~k rechtse) politici deden de ronde in allerlei varianten. Demeeste daarvan zullen wel een kern vanwaarheid hebben bevat, maar allemaal samen riepen ze een ongeloofwaardig beeldop. Den Haag was niet het broeinest vanintriges dat het in deze voorstellingzou zijn geweest. Er mogen dan in Nederland en in Indonesië door allerlei randfiguren plannen z~n gesmeed en tot eenbegin van uitvoering gebracht die alsaanzetten tot een putsch kunnen wordenbeschouwd, veel om het l~f hadden zeniet. Neem nu de pressie die werd uitgeoefend op ministers en ambtenaren om hetroer om te gooien; in de meeste gevallenwaren het schamele vertoningen zondereen sch~n van succes, met onbetekenendeantipolitici in de hoofdrol. Al met alheb ik sterk de indruk dat alles wat wer
kel~k van belang is geweest in het procesvan beïnvloeding en besluitvorming, dattenslotte leidde tot de overdracht vande soevereiniteit aan Indonesië, zichvolgens democratische en constitutioneleregels en in openbaarheid voltrok en ingrote trekken bekend is. Als deze indrukjuist is hoeft er dus ook niet meer geheimzinnig gedaan worden over allerleiverwikkelingen. Die geheimzinnigheiddient dan slechts om de ontkenning vaneen gemeenschappel~ke verantwoordel~k
heid mogel~k te maken, en als een excuusom de lessen die wij kunnen trekken uitdit gedeelte van ons verleden niet onderogen te zien.
Hoe het z~, de gedachte dat wijop een dag in de toekomst eindel~k zullen kunnen begr~pen hoe het met conflicttussen Nederland en de Indonesische nationalisten zo heeft kunnen lopen en welke factoren leidden tot de talr~ke mislukkingen in het Nederlandse beleid, nl.wanneer de laatste geheime dossiers worden vr~gegeven en wij kunnen beschikkenover de x jaar na hun dood openbaar gemaakte getuigenissen yan betrokken leiders, is nogal wijd verbreid en vermoedel~k niet uit te roeien. Verschillendegetuigenissen en verklaringen die in hetkader van de discussie over de Zuidmolukse kwestie z~n afgelegd hebben daaraanweer nieuw voedsel gegeven; de aandachtrichtte zich in het b~zonder op de chaotische jaren 1949-1950.
Genoemd werd al de in bredekring gevoelde behoefte aan een zorgvuldig onderzoek, die in de taakstellingvoor de commissie-robben-Mantouw is gehonoreerd. Nu het resultaat daarvan inmiddels is gepubliceerd valt te vrezendat het de verschillende meningen nietbij elkaar zal kunnen brengen. Globaalzijn op dit ogenblik in het denken overhet Zuidmolukse vraagstuk drie richtingen te onderscheiden: er is het rege~
ringsstandpunt, dat kortweg inhoudt datde Zuidmolukkers wel aanspraak kunnenmaken op respect voor hun politieke ideaal, maar niet op erkenning of ondersteuning daarvan door Nederland; daarnaast is er de mening dat Nederland z~n
verplichtingen tegenover het Zuidmolukse volk heeft verwaarloosd en de RMS alsnog moet erkennen, dan wel voor hetrecht op onafhankel~kheid van de ZuidMolukken moet opkomen in het internationale dip'.omatieke verkeer; tenslotte iser het standpunt dat eigenl~k een meeruitgewerkte versie is van het eerste,maar hier apart wordt genoemd omdat het
4
nauw aansluit bij wat ik gemakshalve maarde c0nspiratie-theorie noem (die boven _nader werd aangeduid): dat Nederland gedaan heeft wat het in redelijkheid vermocht om de zelfbeschikking van het Zuidmolukse volk tot haar recht te laten komen, maar dat anderzijds bepaalde elementen in en buiten het regeringsapparaat,die zich niet wilden neerleggen bij overdracht van de soevereiniteit aan de verenigde Staten van Indonesië, de Zuidmolukkers voor hun karretje hebben gespannen en bij hen overdreven verwachtingenhebben gewekt ten aanzien van de moge.lijkheden tot het (in de toekomst) realiseren van een eigen staat en de steundie zij daarbij ván Nederland zouden ontvangen. In deze opvatting is er dus geensprake van schuld bij de Nederlandse regering als zodanig, maar wel schuld bijindividuen die achter de schermen opereerden en nu rekening en verantwoording moeten afleggen voor hun activiteiten. Dit standpunt vindt m.i. welenige steun in de feiten (zie het tweede artikel), maar er ligt ook een geweldige overschatting in besloten van demogelijkheden die revanchistische groeperinkjes in Nederland en bepaalde militairen van het K.N.I.L. hadden om in huncontacten met Zuidmolukkers voor langeretijd de schijn op te houden dat hun opvattingen ten volle door de Nederlandseregering werden gedeeld. Wie b.v. de verslagen van de onderhandelingen tijdens deR.T.C. (RondeTafelConferentie) leest endaarnaast alles wat het kabinet over hetresultaat van die conferentie aan deKamers heeft meegedeeld, komt al snel totde conclusie dat de regering zich er nieteens van bewust was dat op Ambon eensterke beweging voor onafhankelijkheidbestond, laat staan dat zij met de aspiraties daarvan in het bijzonder rekeningzou hebben gehouden. Minister Van Maarseveen sprak wat dit betreft zulke duidelijke taal, iat misverstanden hierovervrijwel waren uitges~oten. Ook later, in1950, heeft het kabinet-Drees bewust vermeden de indruk te wekken dat zijn protesten tegen de schending van het zelfbeschikkingsrecht ook betrekking hadden opde likwidatie van de op 25 april van datjaar uitgeroepen RMS. De 'zorgverplichting' die Nederland had en tegenover Indonesië ook tot uitdrukking bracht, goldhet ·~nhouden vàn de mogelijk-heden tot de ultoefening van het zelfbeschikkingsrecht die waren vervat in hetbefaamde art. 2 van de z.g. Overgangsovereenkomst en door de handelmjze
de Republiek illusoir dreigden te worden.De RMS W':l.S niet tot stand ~kom~il1 ~' eenmjze die overeenstemdë met de daar gestelde regels, vandaar dat de Nederlandse regering haar niet erkende; Nederland zoudan zelf ook de RTC-accoorden hebben geschonden. Een belangrijk strijdpunt is opdit ogenblik, of ons land anno 1978 dezorgverplichting die het in 1950 voeldenog kan nakomen. Op deze kwestie wordtin het tweede artikel nog ingegaan.
Geconstateerd werd,dat veel mensen het gevoel hebben dat mj op het gebied van onthullingen met betrekking totde laatste hoofdstukken van onze koloniale geschiedenis nog heel wat tegoedhebben. Hoe zou dit verschijnsel verklaardkunnen worden?
Vóór de Tweede Wereldoorlog bestond er in Nederland weinig belangstelling voor de koloniale politiek, wat b.v.tot uitdrukking kwam in de verkiezingsprogamma's van de politieke partijen.Zonder uitzondering bevatten deze in dejaren '30 een koloniale paragraaf, maarhet ging daarbij meestal om een plichtmatige herhaling van een vastgeroest __standpunt. Voor de politieke veranderin~
gen in Nederlands-Indië hadden weinigenoog. Doordat de Nederlandse bevolkingtijdens de Tweede Wereldoorlog gepreoccupeerd was met haar eigen problemenkwam het denkproces over de vraag hoehet nu verder moest ·met de koloniën geheel tot stftstamd.., en dat juist termjlhet nationalisme in Indonesië nieuwe impulsen en kansen kreeg. Het gevolg is geweest dat er in 1945 maar heel weinigenwaren, die zich niet overrompeld voeldendoor het bericht dat Soekarno de onafhankelijkheid had uitgeroepen. Een belangrijk deel van de Nederlandse bevolkingheeft tot de soevereiniteitsoverdrachtmentaal geen aansluiting meer kunnen krijgen met wat in het verre Indonesië~voor
viel, daarvoor volgden de gebeurtenissenelkaar te snel op. Voordat men goed enwel besefte welke zaken er in het gedi~g
waren werd men al geconfronteerd met deafloop van het gebeuren. Geen wonder datin ruime kring een vaag gevoel kwam teheersen dat het schip van staat in degreep van onco~troleerbaremachten enkrachten verkeerde. Voor de ware democraat was het ook moeilijk te aanvaardendat he t Nederlandse politieke systeem ·nietgeheel opgewassen zou zijn tegen de ontwikkelingen die over ons land kwamen. Hijzocht naar een buiten de werking van hetstelsel gelegen oorzaak voor het feit datNederland maar geen greep kon krijgen op
;
GUAM~
De Zuid-Molukken als bastion van het vrije Westen.Generaal b.d.H.J.Kruls schreef bij deze kaart(in het in 1960 verschenen, en kennelijk op eeninternationaal publiek afgestemde boek The SouthMoluccas, Rebellious Province or Occupied State):"Als een beschermende paraplu spreidt de ZUidmolukse archipel zich uit over de toegangswegenvan het Australische vasteland. Ze bestaat uiteen groot aantal eilanden dat uitnemend geschiktis om als bases dienst te doen voor zee- enluchtstrijdkrachten. Het enige wat de westelijkemogendheden zouden hoeven te doen is een aantalaanvullende maatregelen nemen om deze bases tebeschermen. Want ze zouden onder de hoede komenstaan van een natie met uitstekende militairekwaliteiten, waarvan de loyaliteit tegenover devrienden in het Westen niet alleen in de loopvan eeuwen is gebleken maar ook gelouterd isin moeilijke omstandigheden".
Ook voor de historische aspectenvan het Zuidmolukse vraagstuk geldt,datde feiten die op dit ogenblik bekend zijnde Nederlandse samenleving in staat stellen zich daarover een oordeel te vormen.Wanneer eenmaal tot in details duidelijkzal zijn geworden hoe Nederlandse mili tairen in Indonesië op eigen houtje afscheidingsbewegingen in dat land hebben aangemoedigd en hoe in ons land allerlei meeren minder goedwillende figuren steun gaven aan de vrijheidsstrijd van het Zuidmo.lukse volk, zullen wij meer weten van dementaliteit van sommige militairen en overstemmingen in conservatief Nederland. Onsantwoord op de vraag, of de politiekeaspiraties van de Zuidmolukkers moetenworden ondersteund, zal er niet anders omluiden.
de loop der dingen, die zou ophelderen pas plaats vinden wanneer het hele ver-wat hij niet verklaren kon. haal van A tot Z geschreven is. Waar het
Deze stemming was een goede omgaat is dat met het opmaken van de re-voedingsbodem voor meer of minder wilde kening niet moet worden gewacht tot datgeruchten en verhalen. Het gevoel dat al- laatste geheime dossier en dat laatsteIer lei zaken die van beslissende beteke- persoonlijke archief voor bestudering vrijnis waren voor de regeringspolitiek zich komen.aan de waarneming van het publiek onttrokken zou niet zo sterk zijn geweest,wanneer in die jaren dezelfde mate vanopenbaarheid van bestuur had bestaan alswaaraan wij tegenwoordig gewend zijn. Dathet parlement een aantal malen in Comité-Generaal vergaderde en dat niet allesbekend werd omtrent het verloop van hetinterne beraad binnen de opeenvolgenderegeringen wil echter geenszins zeggendat het publiek een rad voor de ogen werdgedraaid, of dat de grote beslissingenin achterkamertjes zijn genomen. De ontwikkelingen die werkelijk betekenis haddenzijn steeds in volledige openheid door hetparlement op hun merites beoordeeld engetoetst aan de opvattingen van de verschillende partijen, zij het dat in verschillende concrete situaties (de politionele acties b.v.) de parlementairecontrole een repressief karakter had.
De beste dienst die de op ditterrein werkzame historicus zijn publiek~an bewijzen is het duidelijk maken, datde oorzaken van de mislukkingen in hetNederlandse beleid ten opzichte van Indonesië gezocht moet worden in wat reedslang bekend is, in plaats van in feitendie nog onthuld moeten worden. Wie daarin slaagt neemt pas werkelijk de sluiersweg en levert een onmisbare bijdrage tothet scheppen van de voorwaarden die moeten zijn vervuld, wil ons land in het reine komen met deze episode in zijn geschiedenis. Grote onthullingen, waarmee ikbedoel onthullingen die daarop een geheelnieuw licht werpen, zijn niet meer te verwachten, al zullen nog allerlei feitenboven tafel komen waarvan de fijnproeverskunnen smullen.
Waar het in de verhouding tussen Nederland en het in een revolutionaire situatie verkerende Indonesië werkelijk om draaide was hoe ons land reageerde, in de omstandigheden van dat tijdvak, op een ontwikkeling waarop het mentaal in het geheel niet was voorbereid.Die kern van de zaak ligt geheel buitende sfeer van geheime afspraken, paleisintriges en de verhouding Rooms-rood.Uiteraard leiden deze opmerkingen niettot een pleidooi voor het staken van onderzoek dat op die woelige jaren betrekking heeft. De eindafrekening kan immers
5'
de discussie over deluidmolukse kwestie :de historici lieten hetafweten
Allerwegen- was reeds sprake vantoenemende belangstelling voor~e geschiedenis van imperialisme, kolonisatie en dekolonisatie vóórdat door een aantal dramatische gebeurtenissen de Zuidmoluksekwestie als een erfenis van ons kolonialeverleden onder de aandacht kwam. Een bewijs daarvan vormden onderzoeksprojectendie aan Nederlandse universiteiten werden opgezet en de aantallen studenten diezich tot de koloniale geschiedenis aangetrokken voelden .. Des te opvallender ishet, hoe weinig materiaal door historiciin het grote debat over het Zuidmoluksevraagstuk dat na de ~jzeling b~ W~ster
.losbrak, is aangedragen en in hoe geringemate tot op dit moment tegemoet is gekomen aan de maatschappel~ke behoefteaan gefundeerde visies en interpretaties.Wie de publicaties in kranten en weekbladen overziet, wordt getroffen door hetfeit dat er over deze zich als een grootmaatschappel~k probleem ontpoppende kwestie geen wetenschappel~e discussie is gevoerd, althans voor zover het de historische aspecten daarvan betrof. Vakhisteriei hebben zich op een enkele uitzon~ering
na niet gevoegd b~ het koor van weters enmeners, en dat er toch een debat van eenbehoorl~k niveau is (en nog steeds wordt)gevoerd is voornamel~k te danken aan enkele gewetensvolle journalisten - speciale vemelding verdient natuurl~k Benvan Kaam - die in het debat over het Zuidmolukse vraagstuk orde op zaken hebbengesteld. Hadden z~ dit niet gedaan, danhad het geïnteresseerde publiek het moeterdoen met de argumentaties van enerz~ds
de regering en enkele voormalige bewindslieden, anderz~ds de stichting Door deEeuwen Trouw, het Landel~k Comité ZuidMolukken en individuele actievoerders, diEgeen van alle voldoen aan de eis van objectiviteit.
Het is jammer dat de historicihet hebben laten afweten, en gewenst datz~ zich ook eens laten horen. Op dit
6
ogenblik (april 1978) li.jkt het erop dateen zeer grote meerderheid in de TweedeKamer geen bezwaren zal aantekenen tegendat gedeelte van de regeringsnota, waarin de historische feiten worden geïnterpreteerd. Hoewel ik van mening ben datde in de nota vervatte visie zakel~k
juist is, geloof ik toch ook dat z~ nietb~draagt tot een goed begrip van wat erallemaal rond 19~0 gebeurde omdat z~
niet doordringt tot de kern van de zaak.De Nederlandse regering stelt
zich op het standpunt, dat de politiekeaspiraties van de in ons land wonendeZuidmolukkers moeten worden gerespecteerd maar niet door Nederland worden gedeeld. Z~ verwijst daarbij naar de onrechtmatigheid van de uitroeping van de R.M.S.en voor wat betreft de erkenning van hetrecht op zelfbeschikking op het feit datdeze een uitspraak zou inhouden over deinterne staatkundige structuur van eensoevereine staat (Indonesië) en tevenssteun zou betekenen aan een afscheidingsbeweging die de territoriale integriteitvan die staat in gevaar kan brengen. Ditbrengt haar tot de conclusie, dat "Nederland niet kan en mag bijdragen tot deverwezenJjjkiX].g van de R.M.S.-aspiraties"(~).
~ ~, In de regeringsnota wordt overvloedîg~bewijsmateriaalaangedragen voorde stelling, dat het kabinet-Drees in1950 d~ verwezen1iJking van het in deR.T.C.-accoorden neergelegde zelfbeschikkingsrecht niet zag als een zaak diebuiten zijn verantwoordelijkheid omging.Niet alleen werd deze verantwoordelijkheiëheel concreet onder ogen gezien en metzoveel woorden erkend, maar ook werd erin nota's aan de U.N.C.I. (United NationECommission for Indonesia) en appèls opde Indonesische regering inhoud aan gegeven. Door in 1950 krachtig aan te dringen op naleving van de R.T.C.-accoorden(in het bijzonder de regeling voor de _zelfbeschikking) deed het Nederlandsekabinet in feite uitspraken oVer 'de interne staatkundige structuur van eensoevereine staat'. Op dit punt schiet deregeringsnota tekort: de conclusie datvan Nederlandse kant niets kan wo~den gedaan voor de verwezenlijki~gvan de "H.M:S.-aspiraties is m.i. juist, maar het wordtonvoldoende duidelijk gemaakt dat de situatie in 1978 een andere is dan die in1950, toen het kabinet Drees zijn 'zorgverplichting' t.a.v. het zelfbeschikkingsrecht nog wèl in enigerlei vorm konnakomen. De nota geeft dan ook een onhistorische voorstelling van zaken
..... . ~ .
,'.
vertoont zich hier in zijn derde gedaant~,
en bijna niemand die het weet. Als datgeen inteelt is ••••••
Hiermee wil maar gezegd zijndat de onafhankelijke geschiedvorsers uithun schuilhoeken moeten komen, tenzij zijzouden menen dat zij niets hebben toe tevoegen aan alles wat reeds naar voren isgebracht door mensen als Van Kaam, Ruyteren Hofland. In dat geval moeten zij ookniet verbaasd zijn wanneer het maatschappelijk nut van hun werk door buitenstaanders niet hoog wordt aangeslagen, watnaar te vrezen valt de straf is voor beoefenaren van de wetenschap, die kansenlaten liggen om hun discipline te latenbijdragen aan de opl@ssing van maatschappel~ke problemen.
(wordt vervolgd)
voor zover het daarin wordt voorgesteldalsof het feit dat we inmiddels 28 jaarverder zijn in de geschiedenis in de Nederlandse standpuntbepaling geen enkelerol speelt.
Daarom is het belangrijk dat nuook de onafhankelijke historici hun zegjedoen.
De regering stelt juridische argumenten voorop, terwijl de erkenning dathet met het zelfbeschikkingsrecht in Indonesië anders is gegaan dan in 1949werd gehoopt en verwacht, en wel door deloop die de geschiedenis nam, in haar nota alleen tussen de regels is te lezen.De vakbroeders op het departement, die ineerste aanleg verantwoordelijk waren voorhet onderhavige gedeelte van de ministeri~le nota hebben dit aspect van het probleem verwaarloosd. Maar ook afgezien vandeze in het oog lopende tekortkomingenvan het regeringsstuk lijkt het mij gewenstdat ook historici van buiten het ministerie het materjaal zelf door hun handenlaten gaan.
Een voorbeeld ter toelichting.In februari 1976 verscheen in de Internationale Spectator een artikel van eenzekere J.Persijn over het Zuidmoluksevraagstuk, waarin een visie werd ontvouwd die in grote lijnen overeenkwammet het standpunt dat de regering officieel innam ( en is blijven innemen). Hetbewuste artikel is in het publieke debatover dit onderwerp een belangrijke rolgaan spelen, omdat de auteur een zeer logisch betoog had weten op te bouwen en erblijk van gaf alle relevante stukken onder ogen te hebben gehad. Wat velen nietweten is dat J.Persijn een schuilnaam isvoor iemand die als ambtenaar een belangr~~e verantwoordelijkheid droeg voorhet op het departement vervaardigde historische gedeelte van de regeringsnota.Hiermee zij niet gesuggereerd dat menvraagtekens moet zetten bij hetgeen in hetartikel wordt gesteld of dat men de integriteit van de historici-ambtenaren diede regering van advies dienen in twijfelmoet trekken: de nota is geen hofkroniek. Wel kan men uit deze feiten de conclusie trekken dat'· het. omwille van dé,fs:uiverheid van dediscussje wen~elij~ is';datPersijn wat meer concurrentie krijgt. Hetis toch te gek dat dezelfde man, maar danschrijvend onder zijn Gigen naam, in eengroot Nederlands dagblad het regeringsstandpunt verdedigt en als bewijs voorde juistheid daarvan het artikel van Persijn noemt, hoe goed gefundeerd dat standpunt zakelijk ook zijn moge? De ambtenaar
Noten:1. De roblematiek ~an de
derheid in Nederland.2.Ibidem,34.
Molukse minDen Haag, 1978)