4
g g ENVERDER Er komt geen einde aan Latijn Van alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na de Romeinse tijd. Het Neolatijn is een volwaardige taal. W4-5 Poculum caffeae * *Bekermetzwartedrankdiegemaaktisvanbonen FOTOTHINKSTOCK

Er komt geen einde aan Latijn · g g EN VERDER Er komt geen einde aan Latijn Van alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na de Romeinse tijd. Het Neolatijn

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Er komt geen einde aan Latijn · g g EN VERDER Er komt geen einde aan Latijn Van alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na de Romeinse tijd. Het Neolatijn

g g

EN VERDER

Er komt geen einde aan LatijnVan alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na deRomeinse tijd. Het Neolatijn is een volwaardige taal. W 4 -5

Hamaxostichussubterraneus**

Vesticula balnearis Bikiniana***

Poculumcaffeae*

Bracae linteaecaeruleae*

*Beker met zwarte drank die gemaakt is van bonen

FOTO

THINKST

OCK

Page 2: Er komt geen einde aan Latijn · g g EN VERDER Er komt geen einde aan Latijn Van alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na de Romeinse tijd. Het Neolatijn

DEZE WEEK

Het Latijn is niet vande Oude Romeinen

B ijna iedereen kent de geschiedenis van het Latijn,z o’n beetje. Taal van het Romeinse Rijk. Daarna detaal van bestuur en intellectuelen in middeleeuws

Europa, want er was niks beters. Pas daarna waren moder-ne talen (Frans, Engels, Nederlands) genoeg ontwikkeldom die rol van Latijn over te nemen. Alleen uit eerbiedvoor het oude Rome wordt het op gymnasia gedoceerd.Allemaal onzin.In zijn magnifieke geschiedenis van het Latijn Latein: Ge-schichte einer Weltsprache ( 2009, Engelse vertaling: 2013)maakte de Duitse classicus Jürgen Leonhardt al duidelijkdat Latijn pas sinds een paar eeuwen een dode taal is – on-geveer sinds in Nederland gymnasia werden opgericht.Daarvoor was het een springlevende lingua franca. De tijdvan de opkomst van de moderne talen, vanaf de zestiendeeeuw, was óók een bloeitijd van het Latijn. Pas in de acht-tiende eeuw zakte het in.Naar aanleiding van de verschijning van de Enc yclopaediaof the Neo-Latin World beschrijft Berthold van Maris in dezebijlage het vrolijke bestaan van het Neolatijn, zoals het La-tijn in de latere periode vaak wordt genoemd. Latijn is nietlanger de Taal van de Oude Romeinen met – oh ja – eenenorm lange nageschiedenis. Die nageschiedenis is eenhoofdverhaal geworden.Tweeduizend jaar lang werd Latijn gesproken en geleerdals iedere andere taal: door het veel te doen. Pas vanaf denegentiende eeuw werd het geleerd in moeizame schrifte-lijke cursussen in knellende schoolbanken.Natuurlijk, na de val van Rome was Latijn steeds vakertweede taal, maar dat maakt een taal niet dood. Ook als deBritse eilanden en de Verenigde Staten in zee zouden weg-zinken, wordt er op de wereld nog heel veel Engels gespro-ken, zonder dat er een native speaker aan te pas komt.Nu het Engels als nieuw Neolatijn de wereld veroverd heeft,zijn historici anders naar het Latijn gaan kijken. Een duide-lijke perspectiefwisseling. Cicero zei: geschiedenis is deleermeester van het leven. De werkelijkheid is andersom:het huidige leven heerst over hoe we de geschiedenis zien.Vita magistra historiae est.H endrik Spiering

Page 3: Er komt geen einde aan Latijn · g g EN VERDER Er komt geen einde aan Latijn Van alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na de Romeinse tijd. Het Neolatijn

H et langel ev e nvanLatijnTa a l we t e n sch a p

M aar één op tienduizend teksten inhet Latijn is een Rom einse tekst.Neolatijn w asoveral.

Door Berthold van M aris

Hoe zeg je „Wil je een kopjeko f f i e? ” in het Latijn? VoorJan Bloemendal, classicusen gespecialiseerd in hetLatijn van de Renaissance,is het antwoord op die

vraag gemakkelijk: „Tibi poculum caffeaeo ffe ra m? ” Letterlijk: „Aan-jou beker met-koffie ik-zal-aanbieden?”

Natuurlijk hadden de Romeinen geenwoord voor ‘ko f f i e ’. De eerste koffie werdin Rome rond 1500 gedronken, en pasdaarna heeft iemand daar het woord ‘caf-fe a’ voor bedacht. Ook hadden de Romei-nen geen kopjes en schoteltjes. Wel had-den zij bokalen en bekers, en het is nietonaannemelijk dat ze voor een ‘ko p j e ’ het-zelfde woord zouden gebruiken als voor‘beker ’: ‘poc ulum’.

Zo hielden ze in de Renaissance het La-tijn levend. Ze verzonnen telkens waar no-dig nieuwe woorden en ze breidden de be-tekenis van bestaande woorden voorzich-tig uit. Maar verder bleven ze zo dicht mo-gelijk in de buurt van de woordenschat engrammatica van rond het jaar nul, toen hetklassieke Latijn op zijn hoogtepunt was.

Bloemendal: „Je had in de Renaissanceook een kleine groep van puristen. Dievonden dat je alleen woorden mocht ge-bruiken die in de tijd van Cicero, de eeuwvóór Christus, ook gebruikt werden. Erwaren zelfs mensen die daar nog verder ingingen. Die gebruikten alleen vórmen vanwoorden die Cicero gebruikt had. Dus alshij een woord in een bepaalde naamvalniet in een van zijn teksten gebruikt had,

mocht je die vorm niet gebruiken.”Met alleen woorden uit de tijd van Cice-

ro zou de kop-koffie-vraag een stuk om-slachtiger worden: „Wil je een beker metzwarte drank die gemaakt is van bonen?”

Het Latijn had in de periode van 1500tot 1750 al lang geen moedertaalsprekersmeer. Wat dat betreft was het een dodetaal. Maar tegelijkertijd was het geschre-ven Latijn van die tijd, het zogeheten ‘Neo-l at i j n’, een springlevende literaire taal.

De zojuist verschenen Encyclopaedia ofthe Neo-Latin World (Uitgeverij Brill)brengt die Neolatijnse cultuur, die eenpaar eeuwen lang in Europa minstens zobelangrijk was als de (hogere) cultuur inde levende talen, nu uitgebreid in kaart.Jan Bloemendal, verbonden aan het Huy-gens Instituut, was een van de samenstel-lers: „Het vorige overzichtswerk op dit ge-bied is in de jaren negentig verschenen.Sindsdien zijn er zóveel nieuwe tekstenontdekt en bestudeerd. Oxford UniversityPress en Cambridge University Press heb-ben voor 2015 ook overzichtswerken aan-gekondigd over de Neolatijnse literatuur.Blijkbaar hing het in de lucht.”

De afgelopen tien jaar zijn er veel tek-sten opnieuw uitgegeven, bij voorkeurtweetalig, met op de linkerpagina het La-tijn en op de rechterpagina een vertaling inde internationale taal van nu, het Engels.

Het Neolatijn was een reactie op het Mid-deleeuwse Latijn. Wat was er verkeerdaan dat Middeleeuwse Latijn?„In mijn ogen niets. In de Middeleeuwenwaren ze vooral praktisch: hoe kunnen wijdat Latijn gebruiken zodat we er wat aan

hebben? Ze hebben toen ook heel veelnieuwe woorden gemaakt, maar dedendat op hun eigen manier en niet altijd vol-gens de woordvormingsregels van hetklassieke Latijn. Ze speelden het bijvoor-beeld klaar om van een voornaamwoordeen zelfstandig naamwoord te maken.Dan krijg je filosofisch bedoelde termenals h a ec i t a s (‘d i t h e i d’), ipseitas (‘z e l f h e i d’)en al i q u i d i t a s (‘i e t sh e i d’). In het klassiekLatijn is dat bijna onmogelijk.

„In de Renaissance probeerde men denieuwe woorden die men nodig had weerhelemaal volgens de regels van het klassie-ke Latijn te maken. Natuurlijk was de min-achting die men toen voelde voor het Mid-deleeuws Latijn ook een manier om zich afte zetten tegen de Middeleeuwen. Eras-mus geeft heel erg op af op het Middel-eeuws Latijn, maar als je zijn vroege werkleest, zie je dat zijn Latijn weliswaar an-ders is, maar ook weer niet zo héél veel an-ders, er zitten aanvankelijk nog steeds welMiddeleeuwse elementen in.”

Wat is er zo aantrekkelijk aan een dodetaal?„Als je uitgaat van het klassieke Latijn, danliggen de grammaticale normen vast. Daarheb je dan geen discussies meer over. Ver-der heb je het voordeel dat je dan niet éénvan de levende talen hoeft te verheffen totnationale taal of internationale taal. Datspeelde bijvoorbeeld in Hongarije, waarverschillende, met elkaar rivaliserende ta-len gesproken werden en waar ze in hetparlement tot 1848 Latijn spraken.”

Dat het Latijn zo'n grote internationaletaal werd en dat ook heel lang bleef, is vol-

Hamaxostichussubterraneus**

Vesticula balnearis Bikiniana***

Poculumcaffeae*

Bracae linteaecaeruleae*

Hamaxostichussubterraneus**

balnearis Bikiniana***

Poculumcaffeae*

Bracae linteaecaeruleae*

Middel-e e uw e r swarenprakti sch:hoe kunnenwij Latijngebruikenzodat we erwat aanh e bb e n?JanBloemendal,classicus

gens Bloemendal helemaal niet zo vanzelf-sprekend. „De Romeinen waren vrij tole-rant ten opzichte van de overwonnen vol-keren: die mochten hun eigen goden, cul-tuur en taal behouden. Maar blijkbaar washet leren van Latijn voor die volkeren tocherg nuttig en aantrekkelijk. Goed, dat ver-klaart waarom er nu zoveel Romaanse ta-len zijn. Maar het Latijn zelf? Je zou kun-nen denken: dat is de invloed van de kerkgeweest. Maar het christendom is in hetGrieks begonnen. Ook in Rome was de li-turgie aanvankelijk in het Grieks. Dat dekerk uiteindelijk op het Latijn is overge-gaan, komt, denk ik, vooral door Augusti-nus. Die had een hekel aan het Grieks.”

I n de R enaissance werd er g eschrevenover allerlei nieuwe, m oderne them a's,m aar m en deed dat zoveel m og elijk in detaal en stijl van het jaar nul. I s dat nietvreem d?„Ze waren niet allemaal puristen. Mensenals Erasmus waren veel rekkelijker. Diezeiden: je moet de goede schrijvers navol-gen, maar daar mag je je eigen stijl van ma-ken. En dat is ook precies wat de grote Ne-olatijnse schrijvers van Nederland gedaanhebben.” Janus Secundus schreef in destijl van Catullus, Georgius Macropediusin de stijl van Plautus en Terentius, en Jus-tus Lipsius had duidelijk wat met de stijlvan Tacitus. Maar alle drie gaven ze daareen geheel eigen, zestiende-eeuwse draaiaan.

„Er is gelukkig weer wat meer aandachtvoor die Neolatijnse literatuur”, zegt Bloe-mendal. Hij heeft zelf veel Nederlandswerk bezorgd en uitgegeven. Onder andere

een Nederlandse vertaling van alle toneel-stukken van Macropedius, die hij bewon-dert om „de levendige dialogen en de raketyperingen van personages en situaties”.

Moet de geschiedenis van de Nederland-se literatuur niet herschreven worden?Nou, in ieder geval geretoucheerd, vindtBloemendal. „Er is zoveel in het Neolatijngeschreven dat je nu ook nog met veel ple-zier kunt lezen. Daniel Heinsius bijvoor-beeld: die heeft een lang gedicht over dedood geschreven, waarin hij in prachtigLatijn allerlei argumenten aanvoert waar-om je niet bang hoeft te zijn voor de dood.De manier waarop hij dat doet maakt datwel tot grote literatuur. En ik hou ook ergvan Jacobus Eyndius. In Hydropyricon li-b e r, ‘Het Boek van Water en Vuur’ g a atEyndius het thema van de liefde met veelparadoxen te lijf.”

En buiten Nederland is er een werkelijkoverweldigende hoeveelheid Neolatijnseliteratuur geschreven, in heel Europa. „DePoolse toneelschrijver Simonides is eenvan mijn favorieten. Zijn Castus Ioseph ishet bijbelse verhaal van de verleiding vanJozef door de vrouw van Potifar. Dat zitpsychologisch erg goed in elkaar, hij weetdat heel aannemelijk en heel aanschouwe-lijk te maken. Erg goed, dat zou gewoonop mijn nachtkastje kunnen liggen.”

Hoeveel Nederlanders kunnen dat La-tijn nu nog lezen?„Een paar honderd, denk ik. Nou, mis-schien meer. Alle mensen die klassieke ta-len gestudeerd hebben? Die zullen ze zichwel eerst even moeten verdiepen in de ei-genaardigheden van het Neolatijn.”

Hamaxostichussubterraneus**

Vesticula balnearis Bikiniana***

Poculumcaffeae*

Bracae linteaecaeruleae*

Latijn bleef tot inde 18de eeuw inzwang: 6 feiten

1Het Latijn werd tot 1750 nogvolop gesproken en ook onder-wezen als een levende taal.Als een docent in die periode„Aperte fenestram” zei, zou eenstudent opstaan en het raam ope-nen. Na circa 1750 zouden de leer-lingen de pen pakken en die zinopschr ijven. Op scholen werd tothalverwege de 18de eeuw veel ge-bruik gemaakt van C ol l o q u i a :boekjes met allerlei standaarddia-logen in het Latijn: goeiedag zeg-gen, iets kopen, ergens over dis-cussiëren. Zodra kinderen naarschool gingen – rond hun zesde –begonnen ze daarmee. Als de leer-lingen al wat verder waren, moch-ten ze op school soms alleen nogmaar Latijn spreken. Er is eenanekdote over Georgius Macrope-dius ( Joris van Lanckvelt), een be-roemd toneelschrijver en rectorvan een Utrechtse school. Hij gingooit met zijn leerlingen naar hetplatteland. De leerlingen mochtenalleen met de dienstmeid in hetNederlands spreken, omdat zij deenige was die geen Latijn kende.

2Noord-Europeanen spraken inde zestiende en zeventiendeeeuw beter Latijn dan Zuid-Eu-rope anen.Dat wordt vaak beweerd in tekstenuit die tijd. Je zou verwachten datde Italianen, de Spanjaarden en dePortugezen het best Latijn spra-ken, want hun moedertalen staannog het dichtst bij het Latijn. Maar

4De klassieke Romeinse tekstenmaken maar 0,02 promille uitvan alle in het Latijn overgele-verde teksten.Volgens de Duitse classicus JürgenLeonhardt is de hoeveelheid over-geleverde Latijnse teksten van náhet het Romeinse Rijk ongeveertienduizend keer zo omvangrijkals wat we nog hebben uit de Ro-meinse tijd. En van dat Romeinsemateriaal is 80 procent laat-Ro-meins- christelijk.

Voor de literatuur uit het Ro-meinse Rijk heeft de tijd als eensoort zeef gewerkt. Voor de Mid-deleeuwen is dat ook tot op zekerehoogte het geval. Maar zodra deboekdrukkunst zijn intrede doet,gaan er niet zo heel veel tekstenmeer verloren. Van het Neolatijn ishet grootste deel behouden geble-ven. Behalve als er te veel van ge-drukt is. Dat wordt wel the printer’sp a ra d ox genoemd: hoe meer ervan iets gedrukt wordt, hoe groterde kans dat het verloren gaat (denkmaar aan kranten). Er zijn bijvoor-beeld maar weinig exemplarenvan schoolboekjes uit de Renais-sance bewaard gebleven.

5Montaigne was de laatste moe-dertaalspreker van het Latijn.Een taal sterft uit als de laatstemoedertaalspreker van die taalsterft. Wanneer leefde hij? In dezesde en zevende eeuw zijn ermensen die van zichzelf constate-ren dat ze geen echt Latijn meer

*Blauw e linnen broek**O ndergrondse rijvan w agens

***Bikiniaansbadpak

FOTO

'STHINKST

OCK

Page 4: Er komt geen einde aan Latijn · g g EN VERDER Er komt geen einde aan Latijn Van alle bestaande Latijnse teksten is het grootste deel geschreven na de Romeinse tijd. Het Neolatijn

Latijn bleef tot inde 18de eeuw inzwang: 6 feiten

1Het Latijn werd tot 1750 nogvolop gesproken en ook onder-wezen als een levende taal.Als een docent in die periode„Aperte fenestram” zei, zou eenstudent opstaan en het raam ope-nen. Na circa 1750 zouden de leer-lingen de pen pakken en die zinopschr ijven. Op scholen werd tothalverwege de 18de eeuw veel ge-bruik gemaakt van C ol l o q u i a :boekjes met allerlei standaarddia-logen in het Latijn: goeiedag zeg-gen, iets kopen, ergens over dis-cussiëren. Zodra kinderen naarschool gingen – rond hun zesde –begonnen ze daarmee. Als de leer-lingen al wat verder waren, moch-ten ze op school soms alleen nogmaar Latijn spreken. Er is eenanekdote over Georgius Macrope-dius ( Joris van Lanckvelt), een be-roemd toneelschrijver en rectorvan een Utrechtse school. Hij gingooit met zijn leerlingen naar hetplatteland. De leerlingen mochtenalleen met de dienstmeid in hetNederlands spreken, omdat zij deenige was die geen Latijn kende.

2Noord-Europeanen spraken inde zestiende en zeventiendeeeuw beter Latijn dan Zuid-Eu-ropeanen.Dat wordt vaak beweerd in tekstenuit die tijd. Je zou verwachten datde Italianen, de Spanjaarden en dePortugezen het best Latijn spra-ken, want hun moedertalen staannog het dichtst bij het Latijn. Maarwaarschijnlijk was het onderwijsin Noord-Europa veel beter dan inZ u i d - E u ro p a .

Sommige intellectuelen uit dietijd waren tegen het gebruik vangesproken Latijn in huis-tuin-en-keukensituaties. Dat zou een slech-te invloed hebben op de schrijfstijl.Maar het merendeel vond hetmooi meegenomen dat je er inter-nationaal goed mee uit de voetenkon. Studenten konden in heel Eu-ropa colleges volgen, ge l e e rde nkonden overal lesgeven, en erwerd ijverig gecorrespondeerd inhet Latijn. Wel werd dat Latijn inieder land anders uitgesproken.Dat leidde soms tot wat ongemak.Erasmus dacht van zichzelf dat hijgoed Latijn sprak, maar in Italiëkonden ze hem niet goed verstaan.

3De beroemdste Latijnse dichtervan de 16de eeuw was een Ne-derlander.De Nederlandse Neolatijnse schrij-vers van de zestiende eeuw zijn inNederland veel minder bekenddan de Nederlandstalige schrijversvan de zeventiende eeuw (Vondel,Hooft, Bredero). Toch is hun lite-raire werk minstens zo goed. JanusSecundus (die in het gewone levenJan Everaerts heette) werd in Euro-pa wereldberoemd met zijn lief-desgedichten, Macropediusschreef vrolijke komedies die inheel Europa werden opgevoerd,en Justus Lipsius ( Joost Lips)schreef prachtige essays in brief-vorm. En dan is er natuurlijk nogDesiderius Erasmus.

4De klassieke Romeinse tekstenmaken maar 0,02 promille uitvan alle in het Latijn overgele-verde teksten.Volgens de Duitse classicus JürgenLeonhardt is de hoeveelheid over-geleverde Latijnse teksten van náhet het Romeinse Rijk ongeveertienduizend keer zo omvangrijkals wat we nog hebben uit de Ro-meinse tijd. En van dat Romeinsemateriaal is 80 procent laat-Ro-meins- christelijk.

Voor de literatuur uit het Ro-meinse Rijk heeft de tijd als eensoort zeef gewerkt. Voor de Mid-deleeuwen is dat ook tot op zekerehoogte het geval. Maar zodra deboekdrukkunst zijn intrede doet,gaan er niet zo heel veel tekstenmeer verloren. Van het Neolatijn ishet grootste deel behouden geble-ven. Behalve als er te veel van ge-drukt is. Dat wordt wel the printer’sp a ra d ox genoemd: hoe meer ervan iets gedrukt wordt, hoe groterde kans dat het verloren gaat (denkmaar aan kranten). Er zijn bijvoor-beeld maar weinig exemplarenvan schoolboekjes uit de Renais-sance bewaard gebleven.

5Montaigne was de laatste moe-dertaalspreker van het Latijn.Een taal sterft uit als de laatstemoedertaalspreker van die taalsterft. Wanneer leefde hij? In dezesde en zevende eeuw zijn ermensen die van zichzelf constate-ren dat ze geen echt Latijn meerschrijven en spreken. Het Latijnveranderde in Rome tussen 500 en800 langzaam in een Italiaans dia-lect, en elders in allerlei andereRomaanse dialecten.

De Franse schrijver Michel deMontaigne (1533-1593) vertelt inzijn Essays dat hij van zijn tweedetot zijn zesde levensjaar alleen inhet Latijn werd toegesproken.Daardoor zou hij het Latijn op eennatuurlijke manier geleerd heb-ben, „zonder grammatica”. Pas opzijn zesde zou Montaigne Franshebben geleerd. Als het inderdaadzo gegaan is ( je weet het nooit bijiemand als Montaigne), dan washij misschien de laatste die het La-tijn als moedertaal geleerd heeft.

6Er komen nog ieder jaar nieuweLatijnse woorden bij.In het Vaticaan zit een instituut datnog van tijd tot tijd nieuwe Latijn-se woorden verzint: de LatinitasStichting. In de meest recente lijstvan neologismen (uit 2004 alweer) is een computer een instr u-mentum computatorium, en een tv-serie een fabula televisifica. Somszijn de voorgestelde neologismenerg omslachtig. Een spijkerbroekbijvoorbeeld is een bracae linteaecaer uleae (letterlijk: blauwe linnenbroek) en een bikini een vestic ulabalnearis Bikiniana (Bikiniaansbadpak). De Latijnse Wikipedia(Vi c i p a ed i a ) hanteert soms andereneologismen. Daar is een compu-ter bijvoorbeeld een co m p ut a t -r um. En een spijkerbroek b ra c a eGenuenses, of kortweg Genuenses.