22
Europa investeert, Vlaanderen Groeit! EFRO EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING Europese Unie

Europa investeert vlaanderen groeit

Embed Size (px)

DESCRIPTION

 

Citation preview

Page 1: Europa investeert vlaanderen groeit

Europa investeert,

Vlaanderen Groeit!

EFRO EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING

Europese Unie

Page 2: Europa investeert vlaanderen groeit

2

Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 3

Wat is EFRO? .......................................................................................................................................... 4

Synergie tussen Vlaams EFRO-programma en INTERREG................................................................ 5

Slimme, duurzame en inclusieve groei .................................................................................................. 6

Prioriteitsas 1 - Stimuleren van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie ............. 6

Prioriteire as 2 - Versterken van het concurrentievermogen van kmo’s ....................................... 8

Prioriteitsas 3 - Bevorderen van de overgang naar een koolstofarme economie ...................... 11

Prioriteitsas 4 – Bevorderen van een duurzame grootstedelijke ontwikkeling ........................... 14

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling ......................................................................................... 15

Budget ................................................................................................................................................... 16

De EFRO Beheersstructuren................................................................................................................. 17

De EFRO-diensten begeleiden u bij de opmaak en uitvoering van uw project. ...................... 17

Wie kan een projectvoorstel indienen? ...................................................................................... 17

Welke projecten komen in aanmerking voor EFRO-subsidiëring? .......................................... 17

Hoe dient u een projectvoorstel in? ........................................................................................... 18

Hoe verloopt de evaluatie van uw project? ............................................................................... 18

Een duidelijke EFRO-communicatie verzorgen........................................................................... 19

Een goedgekeurd project opstarten. ........................................................................................... 19

Hoe wordt de Europese steun uitbetaald? ................................................................................. 20

Het EFRO-programmasecretariaat tot uw dienst .............................................................................. 21

EFRO beheersautoriteit en centraal programmasecretariaat EFRO ............................................. 21

Provinciale EFRO-contactpunten .................................................................................................... 21

Stedelijke EFRO-contactpunten: ...................................................................................................... 21

Page 3: Europa investeert vlaanderen groeit

3

Voorwoord

Vlaanderen staat voor een moeilijke en uitdagende periode. Wil Vlaanderen in een internationale context

stand houden dan moet het tot de meest competitieve regio’s van Europa behoren, met een economie die

de economische en sociale vooruitgang duurzaam bevordert, meer en betere tewerkstelling realiseert en

de bescherming en verbetering van het leefmilieu nastreeft. Deze doelstellingen kunnen slechts gereali-

seerd worden als Vlaanderen zich nog meer profileert als een economisch innovatieve kennisregio en

duurzame en sociaal warme samenleving. Vlaanderen beantwoordt deze uitdaging met een drieluik voor

de toekomst: vertrouwen, verbinden, vooruitgaan.

Vertrouwen in het eigen kunnen. Want Vlaanderen heeft alle kwaliteiten en talenten om de ambitie te

realiseren om tegen 2020 tot de Europese top behoren op vlak van welvaart en welzijn. Maar ook ver-

trouwen in elkaar. Moeilijke klippen neem je niet alleen, maar wel schouder aan schouder. Vertrouwen

betekent ook verbinden, met elkaar en met elkaars talenten en kwaliteiten, zodat we samen kunnen voor-

uitgaan.

Een Vlaanderen dat conform het Pact 2020 en ViA een plaats bij de top 5 van de EU ambieert op vlak van

welvaart en welzijn, steunt op een sterke economie. De focus ligt daarbij op de eigen bevoegdheden en

sterktes. En dus op innovatie en ondernemerschap. Er wordt resoluut ingezet op een vraaggericht en

marktgedreven overheidsbeleid dat vertrouwen wekt en vertrouwen geeft. En dus ondernemers waardeert

en hen rechtszekerheid biedt.

Met een clusterbeleid zal de Vlaamse regering de transformatie van het industrieel weefsel versnellen en

het kennisgedreven karakter van de economie versterken. Via digitale infrastructuren en netwerken wordt

Vlaanderen voorbereid op de vierde industriële revolutie. Omdat industriële vernieuwing in belangrijke

mate wordt gedragen door nieuwe en jonge bedrijven, zal de achterstand in innovatie bij de kleine en

middelgrote ondernemingen aangepakt worden door betere begeleiding en verlaging van de toegangs-

drempel tot innovatiesteun. Met het oog op het behalen van de 3%-norm voor Onderzoek en Ontwikkeling

tegen 2020, worden ondernemers en overheid met elkaar verbonden.

Om deze ambitie optimaal te kunnen vervullen, bundelen de Europese Unie en de Vlaamse Overheid op-

nieuw de krachten in het EFRO-programma Vlaanderen 2014-2020. Onder de leuze ‘Europa investeert,

Vlaanderen groeit’ wordt in deze programmaperiode ingezet op onderzoek en ontwikkeling en de econo-

mische valorisatie hiervan, versterking van het ondernemerschap, verduurzaming van de economie en

duurzame grootstedelijke ontwikkeling.

Ook in deze programmaperiode slaan het Agentschap Ondernemen, de provincies en de steden Antwerpen

en Gent de handen in elkaar om u duidelijk te informeren en op maat te begeleiden zodat u als potentiële

projectleider alle kansen krijgt om maximaal van deze Europese steun te genieten.

Page 4: Europa investeert vlaanderen groeit

4

Wat is EFRO?

Het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling is een van de Europese structuurfondsen.

Het fonds is bedoeld om de belangrijkste economische onevenwichtigheden tussen de Europese regio's terug te dringen. Hiermee sluit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) aan bij de doel-stellingen van het Europese regionale beleid. Om deze doelstellingen te bereiken financiert het fonds pro-gramma's voor de ontwikkeling en structurele aanpassing van achtergebleven regio's en voor de omscha-keling van regio's met afnemende industriële activiteit.

Wat betreft de meer ontwikkelde regio’s binnen de EU, zoals Vlaanderen, richt het fonds zich onder meer op het versterken van de regionale concurrentiekracht en het vergroten van de werkgelegenheid.

Het EFRO draagt in de periode 2014-2020 bij aan 4 prioriteitsgebieden:

1. innovatie en onderzoek

2. digitale agenda

3. ondersteuning voor kmo’s

4. koolstofarme economie

Voor de periode 2014-2020 zal het EFRO beschikken over een bedrag van 173,5 M euro, Een voorwaarde hiervoor is dat dit bedrag door de (Vlaamse) overheid of private bedrijven (minimaal) wordt verdubbeld. Dit heeft te maken met het door de EU gehanteerde uitgangspunt van cofinanciering ten aanzien van de subsidieverstrekking.

Page 5: Europa investeert vlaanderen groeit

5

Synergie tussen Vlaams EFRO-programma en INTERREG

Naast het beheer van het Vlaamse EFRO-programma, volgt het Agentschap Ondernemen voor Vlaanderen

ook verscheidene INTERREG programma’s op. Zo kunnen we regionale ontwikkelingsprojecten doorverwij-

zen naar het meest optimale programma of kunnen Vlaamse initiatieven ook een grensoverschrijdend of

transnationaal karakter krijgen.

Page 6: Europa investeert vlaanderen groeit

6

Slimme, duurzame en inclusieve groei

Met het oog op het valoriseren van zijn centrale ligging in de EU heeft Vlaanderen nood aan een verster-

king en verbreding van de innovatiecapaciteit van de Vlaamse Economie. Dit kan door:

extra investeringen in onderzoek en ontwikkeling en specialisatie in de domeinen waar Vlaande-

ren sterk staat;

een vernieuwing van het Vlaams Economisch weefsel;

de transitie naar koolstofarme samenleving.

Om dat te realiseren moeten we goed anticiperen op economische en sociale veranderingen. Dit kan via

het bevorderen van innovatie, ondernemerschap en het toepassen van duurzame productie en consump-

tie.

Rekeninghoudend met de Europese richtlijnen en de resultaten van een sterkte-zwakte-analyse voor

Vlaanderen, keurden de Europese Commissie en de Vlaamse regering een operationeel meerjarenprogram-

ma 2014-2020 goed. Dit programma stelt 4 prioriteitsassen centraal:

1 stimuleren van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie;

2 versterken van het concurrentievermogen van kmo’s;

3 bevorderen van de overgang naar een koolstofarme economie;

4 bevorderen van een duurzame grootstedelijke ontwikkeling.

Prioriteitsas 1 - Stimuleren van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie

Binnen Prioritaire As 1 gaat de aandacht voornamelijk naar (het stimuleren van) valorisatie en dissemina-

tie van innovatieve toepassingen. Zowel in Europa als in Vlaanderen wordt vastgesteld dat kennisdoor-

stroom naar maatschappelijke en economische valorisatie onvoldoende is. Onderzoek mondt onvoldoen-

de uit in concrete marktintroductie.

Om een bijdrage te leveren aan zowel een verhoogde kennisvalorisatie als disseminatie van innovatieve

toepassingen, worden volgende doelstellingen vooropgesteld:

Specifieke Doelstelling 1: Het bevorderen van co-creatie om de O&O-resultaten beter te valoriseren

Het vermarkten van kennistoepassingen blijft een zwakke schakel van onze Vlaamse economie. Een proef-

tuintraject of living lab kan de stap naar het vermarkten van een nieuw product of dienst in grote mate

stimuleren.

Living labs zijn test- en ontwikkelingsomgevingen, in een realistische context. Het gaat hierbij om samen-

werkingsverbanden tussen bedrijven, kennisinstellingen, overheden en gebruikers, die nieuwe producten,

diensten of business-modellen ontwikkelen vaak in een begrensd gebied. Belangrijke kenmerken zijn: be-

trekken van gebruikers in een vroeg stadium; het dichten van de kloof tussen technologieontwikkeling en

het introduceren van nieuwe diensten en producten door deelname van de belanghebbenden; detecteren

van economische en sociale implicaties.

Het principe van co-creatie, waarbij ontwikkelaar / producent en consument / gebruiker met elkaar in

verbinding staan, staat hier steeds centraal. In het bijzonder laten proeftuinen en living labs toe om

nieuwe producten te testen in real life omgevingen en dit in contact met de reële gebruikers.

Page 7: Europa investeert vlaanderen groeit

7

Proeftuinen of living labs bieden voordelen voor alle betrokken actoren:

de gebruikers krijgen invloed op de verdere ontwikkeling van de diensten of producten;

bedrijven krijgen de mogelijkheid om producten / diensten te ontwikkelen die aansluiten bij de

behoeften van de markt. De tijdsinterval tussen idee / concept en marktintroductie kan daardoor

aanzienlijk verkort worden;

kennisinstellingen kunnen de effecten van hun onderzoek in de praktijk meten;

overheden kunnen de bevindingen aanwenden om de publieke diensten efficiënt uit te voeren.

Specifieke doelstelling 2: Ondersteunen van de overdracht en verspreiding van technologieën met het oog

op kennisvalorisatie en vermarkting

De transfer van kennis naar valorisatie vormt een moeilijke schakel in de ontwikkeling van de kenniseco-

nomie in Vlaanderen.

Demonstratieprojecten kunnen daarbij een brug vormen tussen enerzijds het afronden van onderzoek en

ontwikkeling en anderzijds het uitrollen van de innovatie over heel Vlaanderen.

Europa verwacht dat regio’s voor de inzet van overheidsmiddelen focussen op een beperkt aantal (veelbe-

lovende) domeinen waar Vlaanderen een comparatief voordeel geniet (ten opzichte van andere EU regio’s).

Het uitbouwen van ‘slimme specialisaties’ veronderstelt een intensieve samenwerking tussen overheden,

kennisinstellingen en bedrijven (triple helix).

Om efficiëntie en effectiviteit te verhogen, verwacht Europa dat de EFRO-middelen worden ingezet vol-

gens het ‘slimme specialisatie’ principe . Vlaamse EFRO-projecten zullen exclusief ingezet worden binnen

acht clusterdomeinen, waarin we ons als regio verder willen in onderscheiden:

duurzame chemie

gespecialiseerde maakindustrie

gepersonaliseerde gezondheidszorg

gespecialiseerde logistiek

gespecialiseerde agro-food

geïntegreerde cluster bouw-milieu-energie

slimme systemen (smart systems)

creatieve industrieën en diensten

Page 8: Europa investeert vlaanderen groeit

8

Prioriteire as 2 - Versterken van het concurrentievermogen van kmo’s Om een bijdrage te kunnen leveren aan die versterking van het concurrentievermogen van kmo’s in

Vlaanderen worden vijf specifieke doelstellingen geformuleerd.

Specifieke doelstelling 1: Bevorderen van intrapreneurship en nieuwe vormen van ondernemerschap

Naast de klassieke manier van opstart, waarbij een persoon met ondernemingszin zijn of haar kans waagt,

zijn ook andere opstartvormen mogelijk zoals Intrapreneurship. Door in te spelen op de leefwereld en

competenties van werknemers, binnen de context van hun eigen organisatie, kunnen ze hun creativiteit

en innovatieve ideeën lanceren.

Door ondernemende werknemers de juiste omkadering te geven, kunnen ze ondernemerschap binnen de

structuren van het (moeder)bedrijf ontplooien in de vorm van spin-offs, -ins of -outs. Zo kunnen nieuwe

activiteiten op relatief korte termijn uitgerold worden, gezien het voorontwikkelingstraject in de schoot

van het bedrijf plaatsvond. Deze activiteiten kunnen op korte termijn bijdragen tot bedrijfswinst en ma-

ken het bedrijf, door diversificatie van activiteiten, weerbaarder.

Naast intrapreneurship zijn nog andere vormen van ondernemerschap mogelijk. Denk maar aan de over-

stap van ondernemerschap in bijberoep naar hoofdberoep, ondernemerschap vanuit een uniek vakman-

schap en ondernemerschap vanuit statuut van freelance medewerker wat een flexibele inzet van expertise

en kennis mogelijk maakt. Deze verschillende invalshoeken van ondernemerschap vragen om specifieke

vormen van ondersteuning, waar we binnen deze doelstelling eveneens aan tegemoet willen komen.

Specifieke doelstelling 2: Bevorderen van een ondernemingsvriendelijk klimaat bij lokale en provinciale be-

sturen

Lokale overheden hebben een belangrijke impact op het ondernemerschap door het creëren van allerlei

randvoorwaarden, maar zij zijn zich niet altijd bewust van de rol die ze op dit vlak kunnen spelen. De

bewustmaking hiervan moet resulteren in een betere dienstverlening, en dus een verhoging van de posi-

tieve impact die overheden hebben op het ondernemerschap. Dit kan door een betere afstemming tussen

beleidsdomeinen en diensten, maar ook door dialoog en samenwerking, onder meer tussen overheid en

ondernemers en tussen verschillende besturen.

Complementair aan het gevoerde Vlaams beleid, zullen de inspanningen binnen deze doelstelling worden

gericht op ondernemingsvriendelijke maatregelen, ontwikkeling en uitvoering van een detailhandelsbeleid,

gericht beleid voor toerisme en horeca als stimulator voor economische groei, e-commerce en de noodza-

kelijke digitale aanwezigheid van handelskernen, administratieve vereenvoudiging, e-government en inno-

vatie binnen de overheid door toepassing van service design technieken.

Page 9: Europa investeert vlaanderen groeit

9

Specifieke doelstelling 3: Verbeteren van kennis over en implementatie van innovatieve bedrijfsmodellen bij

kmo’s

De zoektocht van een onderneming naar een goed business-model vormt een belangrijk onderdeel van het

opstartproces. Uit onderzoek blijkt dat startende bedrijven met een vergelijkbaar marktpotentieel, die

meer tijd investeren in de zoektocht naar een effectief business-model, succesvoller zijn dan bedrijven die

dit niet doen.

Bedrijven beseffen niet altijd de impact hiervan op de bedrijfsprestaties. Vooral kmo’s zijn moeilijker in

staat om in te pikken op nieuwe trends wegens gebrek aan kennis, tijd en geld. Deze doelstelling wil on-

dernemers bewust maken van het belang van innovatieve bedrijfsmodellen voor bedrijfsprestaties en hen

de kennis en vaardigheden bijbrengen om deze te ontwikkelen en te implementeren. Zo kunnen zij beter

beantwoorden aan de huidige uitdagingen op vlak van samenwerking, internationalisering en duurzaam-

heid.

Specifieke doelstelling 4: Verhogen van het kennispotentieel binnen kmo’s door inzetten van gespecialiseerd

personeel

Als gevolg van de globalisering en liberalisering van de wereldeconomie verschuift heel wat industriële

activiteit oostwaarts. Tegelijkertijd komen steeds meer en betere producten en diensten uit nieuwe groei-

landen op onze markten. De enige manier voor onze bedrijven om in deze context te overleven is om pro-

ducten en diensten met een (nog) hogere toegevoegde waarde te ontwikkelen en te commercialiseren.

Daar waar grote ondernemingen vaak al een actief rekening houden met deze internationale context, is er

bij kmo’s vaak een gebrek aan gekwalificeerde mensen: de kennis om zelf actief te zijn op deze internatio-

nale markten is vaak niet aanwezig.

Bedrijven worden geconfronteerd met een fors breder concurrentieveld bestaande uit internationale (pro-

fessionele) spelers die beschikken over een uitgekiende strategie, dito marketingplannen en –instrumenten.

Bij gebrek daaraan worden kmo’ s al snel opgezadeld met een concurrentienadeel. Om zich afdoende te

wapenen is het van essentieel belang dat bedrijven zich beraden over hun strategie. De praktijk leert ech-

ter dat de bedrijfsleiding voornamelijk bezig is met het werk van alledag en er weinig tijd en energie

wordt gestopt in langetermijnplanning.

Deze doelstelling beoogt de Vlaamse KMO’s strategisch te versterken via de inzet van kennispersoneel. Op

deze manier kunnen KMO’s professionaliseren en hun concurrentiepositie versterken.

Page 10: Europa investeert vlaanderen groeit

10

Specifieke doelstelling 5: Bevorderen van een internationaal ondernemersklimaat

Deze doelstelling beoogt het opzetten van acties die een internationaal ondernemersklimaat in Vlaanderen

bevorderen. Hierin werken Vlaamse bedrijven, en in het bijzonder de kmo’s, naast en samen met buiten-

landse investeerders en overnemers die zich in Vlaanderen vestigen. Hierin past ook het gericht aantrek-

ken van buitenlandse bedrijven die een grote toegevoegde waarde hebben voor Vlaanderen en de

maatschappelijke uitdagingen waar de regio voor staat.

Daarnaast moet ook gezocht worden naar manieren om de internationalisering van Vlaamse bedrijven, die

buiten de bestaande maatregelen vallen, verder te bevorderen. Op deze manier kunnen zij zich meer profi-

leren op buitenlandse markten en een actievere rol spelen.

Deze specifieke doelstelling focust op de ontwikkeling van gerichte strategieën om buitenlandse onderne-

mingen aan te trekken en de realisatie van internationaal-georiënteerde clustering.

Page 11: Europa investeert vlaanderen groeit

11

Prioriteitsas 3 - Bevorderen van de overgang naar een koolstofarme economie

In Europees perspectief kenmerkt Vlaanderen zich door een lage energie-efficiëntie bij woningen en be-drijfsgebouwen en een laag aandeel in hernieuwbare energie. Vlaanderen zal hiervoor bijkomende inspanningen moeten leveren om de Europese doelstellingen te halen. Op het vlak van de broeikasgasemissies moet Vlaanderen een verdere daling realiseren, voornamelijk bij de ‘niet onder de emissiehandelsregeling (niet – ETS) vallende’ sectoren. Het grootste reductiepotentieel is te vinden bij de bouw- en de transportsector. Dit kan o.m. door het bevorderen van multimodaal transport en een duurzame stedelijke mobiliteit. Concreet wordt ingezet op 4 specifieke doelstellingen:

Specifieke Doelstelling 1: Stijging van doorgedreven energetische renovaties van residentiële gebouwen tot

bijna-energieneutraal niveau

De woningbouw, en in het bijzonder de collectieve huisvesting, staat voor bijzondere uitdagingen maar

tegelijkertijd opportuniteiten. Door nieuwe Europese regelgeving wordt vandaag gewerkt aan de imple-

mentatie in de Vlaamse EPB-regelgeving. Enerzijds wordt een verstrenging vastgelegd in het kader van de

evolutie naar bijna energie-neutrale gebouwen, anderzijds gaat steeds meer aandacht uit naar duurzame

en hernieuwbare energie.

Om aan de nieuwe regels te voldoen rekent de sector op het gebruik van hoogtechnologische materialen

en innovatieve bouwprocessen. De bouwsector beschikt reeds over heel wat competenties om innovatieve

ideeën uit te werken maar kampt met heel wat obstakels bij de commercialisering van deze ideeën. Het

opzetten van demonstratieprojecten kan er voor zorgen dat innovatieve ideeën in de markt worden gezet

en gedissemineerd worden.

Disseminatie kan leiden tot marktontplooiing en een harmonisering van verregaande standaarden. De

bouwsector kent reeds heel wat technieken om te voldoen aan de nieuwe energieprestatie-eisen. De ken-

nis en disseminatie naar de markt kan echter nog verbeterd worden.

De sociale huisvestingssector is een belangrijk bouwheer in Vlaanderen en heeft een belangrijke maat-

schappelijke taak in het aanbieden van energie-efficiënte woningen.

De sector is steeds een voorloper geweest op het gebied van energiezuinig en kwalitatief bouwen. Als de

sociale woningbouw haar voorbeeldfunctie wil behouden, moeten de sociale huisvestingsmaatschappijen

evenwel bijkomende inspanningen leveren.

Via EFRO-financiering wordt gedacht om voor een aantal projecten verder te gaan dan de klassieke reno-

vatie en het BEN-niveau te bereiken.

Via demonstratieprojecten (rond renovatie), kan zowel gezocht worden naar manieren om de meerkosten

te drukken, zodat deze op termijn haalbaar worden op grote schaal, als doorgedreven energie-efficiëntie

aangetoond worden.

Page 12: Europa investeert vlaanderen groeit

12

Specifieke doelstelling 2: Verbeterde duurzame stedelijke mobiliteitssystemen die kaderen in een gemeente-

lijk/stedelijk klimaatplan

Naast gebouwen vertegenwoordigt de transportsector het tweede grootste deel van de CO2-emissies in

Vlaanderen. In de totale Vlaamse niet-ETS BKG- uitstoot was het aandeel van transport in 2010 goed voor

32%. In de transportsector wordt bovendien nog een toename verwacht van de broeikasgasemissies.

Om effectiviteit te bevorderen en gezien budgetbeperkingen richt deze investeringsprioriteit zich enkel tot

steden & gemeenten die reeds een klimaatplan (SEAP-Sustainable Energy Action Plan) hebben opgesteld en

toegetreden zijn tot het ‘Convenant of Mayors’. Samenwerking met omringende gemeenten wordt aanbe-

volen.

In de eerste plaats kijken we naar het personenverkeer. De klemtoon ligt op milieuvriendelijke en koolstof-arme vervoersystemen. Hierbij wordt gedacht aan bijv. het wegwerken van barrières rond alternatieve transportmiddelen en aan pilootprojecten rond alternatieve mobiliteit bijv. inzake elektrische voertuigen die lokaal geen luchtveront-reiniging uitstoten en het geproduceerde geluid beperken. Een verbetering van de lokale leefkwaliteit wordt eveneens bekomen door maatregelen die de luchtveront-reiniging en (geluids)hinder van het verkeer aanpakken. Hierbij wordt gedacht aan de creatie van lage-emissiezones via maatregelen die zorgen voor een daling van de verkeersintensiteiten, (lagere) gelijkmatige snelheden, vergroening van het wagenpark of verminde-ring van blootstelling aan emissies. Naast personenverkeer worden acties die ook de CO2-emissie van goederenvervoer verlagen, gestimuleerd. Specifiek denken we hierbij aan de verdere uitwerking van multimodaal goederenverkeer en transport over water. Ook nieuwe logistieke concepten kunnen gedemonstreerd worden.

Page 13: Europa investeert vlaanderen groeit

13

Specifieke doelstelling 3: Verhoogde energie-efficiënte bij Kmo’s (energie-efficiënte bedrijfsgebouwen en

productieprocessen)

Kmo’s in Vlaanderen zijn goed voor ongeveer de helft van het totale energieverbruik in de niet-ETS sector industrie. Besparingen bij deze belangrijke doelgroep kunnen bijdragen tot het behalen van de klimaat-doelstellingen in Vlaanderen. Met deze doelstelling wenst het EFRO-programma de uitvoering van energie-efficiënte maatregelen met langere terugverdientijden bij kmo’s te stimuleren. Deze doelstelling is gericht op de kleinere Kmo’s die niet onder de bestaande instrumenten (convenanten) vallen en wil een doorgedreven energetische renovatie van bedrijfsgebouwen stimuleren, niet door rechtstreekse investeringssteun maar door het stimuleren van globale initiatieven bij Kmo’s. Bij de keuze tot uitvoering van energiebesparende maatregelen moet voldoende aandacht gaan naar ver-beteringen van de bedrijfsgebouwen, met name de gebouwenschil (isolatie, luchtdichtheid, beglazing…). Wanneer kmo’s energieadvies verkrijgen dient de effectieve uitvoering van de voorgestelde energiebespa-rende maatregelen maximaal te worden aangemoedigd. Er worden tevens initiatieven in het kader van het stimuleren van duurzaam bedrijventerreinmanagement beoogd die er toe bijdragen om op verschillende vlakken die mogelijkheden te benutten die ervoor zorgen dat economische groei en toegevoegde waarde kunnen gecreëerd worden met minder externe effecten op milieu, ruimte, mobiliteit, sociaal kapitaal enz. Daarnaast wensen we bedrijven te stimuleren tot het halen van een internationaal certificaat inzake duur-zaamheidsprestaties van gebouwen zoals bvb. het BREEAM – label. (Building Research Establishment Envi-ronmental Assessment Method). Het betreft extra inspanningen bovenop de wettelijke verplichtingen voorzien in de regelgeving op het vlak van energie, watergebruik, materialen, gezondheid, ecologie,…

Specifieke doelstelling 4: Wegwerken van knelpunten in de ontwikkeling van groene warmte en warmtenet-

ten

Vandaag is Vlaanderen voor 75% afhankelijk van fossiele energiebronnen zoals gas, olie en steenkool. Bij ongewijzigd beleid zal het huidige energiesysteem een ernstige bedreiging vormen voor het huidige wel-vaartsniveau. Het ontwikkelen van een energiesysteem gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen, is dus levensnoodzakelijk voor Vlaanderen. Het huidige energiesysteem kampt met technische tekortkomingen. Het huidige hoogspanningsnet brengt energie van een centraal punt naar vele gebruikers. Bovendien is het aanbod altijd afgestemd op de vraag en vindt opslag van energie automatisch plaats in fossiele brandstoffen. Dit systeem is niet direct bere-kend op decentraal opgewekte energie, zoals bijvoorbeeld uit zonnepanelen op woningen. Naast het vraagstuk rond elektriciteit stellen er zich ook een aantal knelpunten op het vlak van groene warmte. Deze handelen onder andere over de vraag hoe deze restwarmte kan gerecupereerd en ingezet worden. Het opslaan en transporteren van restwarmte is niet eenvoudig en bovendien is de technologie nog onvoldoende rendabel. Tot slot vinden potentiële producenten en afnemers van groene warmte elkaar nog niet. Het recupereren van restwarmte door derden of de levering van groene warmte aan verbruikers vraagt de

aanleg van warmtenetten. De aanleg van warmtenetten moet worden gestimuleerd, omdat het zowel de

recuperatie van restwarmte mogelijk maakt als de inzet van groene warmte faciliteert. Steeds meer stu-

dies wijzen op het grote potentieel van collectieve verwarmingssystemen.

Met het EFRO-programma wensen we de specifieke focus te leggen op de bovenvermelde knelpunten die de doelstellingen van het Vlaamse energiebeleid op het gebied van hernieuwbare energie in de weg staan. De productie en distributie van hernieuwbare energiebronnen dient verder bevorderd te worden om de Vlaamse 2020 doelstellingen te behalen en is noodzakelijk om minder energieafhankelijk te zijn.

Page 14: Europa investeert vlaanderen groeit

14

Prioriteitsas 4 – Bevorderen van een duurzame grootstedelijke ontwikkeling

Gezien het sterk verstedelijkt karakter van Vlaanderen en de belangrijke rol die steden vervullen als motor

van groei, innovatie en tewerkstellingscreatie, vormt het bevorderen van een duurzame stedelijke ontwik-

keling in Vlaanderen een belangrijke as binnen het EFRO-programma 2014-2020.

Minimaal 5% van de EFRO-middelen wordt gereserveerd voor duurzame stadsontwikkeling via ‘geïnte-

greerde acties’ die door steden worden beheerd.

Voor de nieuwe periode werd in het Vlaamse operationele programma geopteerd om deze middelen in te

zetten in de steden Antwerpen en Gent. Deze steden worden vandaag immers het sterkst geconfronteerd

met zowel demografische als ruimtelijke uitdagingen.

Om deze uitdagingen ten volle aan te gaan en deels hierop een antwoord te formuleren, kunnen beide

steden projecten indienen die investeringsprioriteiten uit onderstaande (thematische) doelstellingen com-

bineren:

ondersteunen van investeringen voor klimaatadaptatie, inclusief ecosysteemgerichte benaderin-

gen. Antwerpen en Gent kunnen projecten indienen met als doelstelling de bevordering van

groen, groenblauwe infrastructuur en klimaat adaptieve ruimte;

maatregelen tot verbetering van het stadsmilieu, de opwaardering van steden, sanering en ont-

smetting van oude bedrijfsterreinen (met inbegrip van herbestemmingsgebieden). Maatregelen die

de luchtverontreiniging en geluidshinder verminderen. Antwerpen en Gent kunnen projecten in-

dienen met als doelstelling de ruimteproductiviteit te bevorderen;

verstrekken van steun voor fysieke, economische en sociale sanering van achtergestelde gemeen-

schappen in stedelijke en rurale gebieden. Door het ondersteunen van kleinschalige stedelijke pro-

jecten die een economische hefboom betekenen, kunnen Antwerpen en Gent de stedelijke vitali-

teit in achtergestelde buurten verhogen.

Bij alle maatregelen die genomen worden, staat het streven naar een duurzamer en leefbaarder stedelijke

omgeving steeds voorop.

Page 15: Europa investeert vlaanderen groeit

15

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling

In de gemeenschappelijke bepalingen van de programmaperiode 2014-2020 introduceert de Europese

Commissie het concept ‘Geïntegreerde Territoriale Investeringen’ (GTI’s). Binnen een GTI kunnen lidstaten

een geïntegreerde strategie voor een bepaald gebied ontwikkelen en hiervoor middelen bundelen uit ver-

schillende assen en operationele programma’s.

In het EFRO-programma wordt geopteerd om in 3 gebieden een dergelijke strategie toe te passen:

GTI Limburg, dat inspeelt op de specifieke reconversieproblematiek in de provincie, als gevolg van de sluiting van Ford Genk;

GTI West-Vlaanderen, dat een gecoördineerde strategie voor de provincie West-Vlaanderen moge-lijk maakt;

GTI Kempen, dat inspeelt op de socio-economisch en territoriale uitdagingen van dit gebied. Voor elke GTI’s wordt een deel van het budget gereserveerd en wordt de mogelijkheid benut om op een

complementaire manier middelen in te zetten vanuit verschillende fondsen, in dit geval EFRO en ESF.

Acties in een GTI-gebied moeten beantwoorden aan een dubbel criterium: aansluiten bij de bestaande regionale strategie en passen binnen de eerste drie doelstellingen van het OP.

Page 16: Europa investeert vlaanderen groeit

16

Budget Vlaanderen heeft van de Europese Unie voor de uitvoering van het EFRO-programma in de periode 2014-2020 een bedrag van 173,5 miljoen euro aan Europese middelen ontvangen. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld over de 4 prioritaire assen:

Het EFRO-programma 2014-2020 heeft een enveloppe van 173,5 miljoen euro. Het Vlaamse reguliere budget

bedraagt jaarlijks 28 miljard euro . Het additionaliteitsaspect en het genereren van hefboomeffecten zullen

daarom steeds doorslaggevend zijn bij de goedkeuring van projecten.

Binnen de vier inhoudelijke prioriteiten bestaat geen vaste budgetverdeling over de onderliggende speci-

fieke doelstellingen. Enkel het financiële zwaartepunt per prioriteit is bepaald.

Stimuleren onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie €69,4 M

Versterken concurrentievermogen kmo's €34,6 M

Overgang naar koolstofarme economie €45,6 M €

Bevorderen duurzame stedelijke ontwikkeling €16,9 M

Technische bijstand €7,0 M

Page 17: Europa investeert vlaanderen groeit

17

De EFRO Beheersstructuren

De EFRO-diensten begeleiden u bij de opmaak en uitvoering van uw project.

EFRO-Vlaanderen wordt beheerd door de Entiteit Europa Economie van het Agentschap Ondernemen, kortweg Beheersautoriteit. Hiervoor krijgt ze de nodige steun van de 5 provinciale contactpunten (Ant-werpen, Limburg, Vlaams-Brabant, West- en Oost-Vlaanderen) en de 2 grootstedelijke Contactpunten (Antwerpen en Gent). De Beheersautoriteit staat in voor de organisatie van de elektronisch applicatie (www.efro.be), de organi-satie van de projectoproepen, de voorbereidende evaluatie van de projectvoorstellen, de organisatie en coördinatie van de Technische Werkgroep en het Comité van Toezicht. De provinciale - en grootstedelijke Contactpunten ondersteunen de projectverantwoordelijken bij het opstellen van een projectvoorstel (vorm en inhoud, toegang tot het EFRO-loket, cofinanciering …) en bege-leiden de goedgekeurde projecten op het terrein. Er wordt sterk aanbevolen van deze ondersteuning en begeleiding gebruik te maken met het oog op de volledigheid en kwaliteit van het projectvoorstel (nale-ving van EFRO-reglementering, wetgeving inzake overheidsproducten, mededingingsregels …).

Wie kan een projectvoorstel indienen?

In principe komen alle organisaties met rechtspersoonlijkheid in Vlaanderen in aanmerking. Prioriteitsas 4 (Bevorderen van een duurzame grootstedelijke ontwikkeling) is enkel toegankelijk voor actoren uit de steden Antwerpen en Gent.

Welke projecten komen in aanmerking voor EFRO-subsidiëring?

Tijdens de looptijd van het programma worden door de beheersautoriteit projectoproepen gelanceerd. In een projectoproep worden inhoudelijke accenten gelegd. Uiteraard moet elk project steeds passen binnen de programmadoelstellingen en het beschikbare budget. De looptijd van een EFRO-project bedraagt maximaal 2 jaar voor werkingsprojecten en 3 jaar voor inves-teringsprojecten. Investeringsprojecten bestaan minimaal uit 50% investeringskosten. Een project kan pas EFRO-steun ontvangen, wanneer het beschikt over een sluitend financieel plan, m.a.w. als de cofinanciering gegarandeerd is. De EFRO-steun is steeds additioneel en maakt maximaal 40% van de totale subsidiabele projectkost uit. Het project moet zelf de overige financiering voorzien. Deze financiering kan zowel afkomstig zijn van de projectpartners (promotor, eventuele copromotoren) als van andere overheden. Naargelang het thema kan de Vlaamse overheid (via de bevoegde minister) of andere beleidsniveaus een project mee financieren. Van de projectpartners wordt een minimale financiële bijdrage van 15% verwacht.

Page 18: Europa investeert vlaanderen groeit

18

Hoe dient u een projectvoorstel in?

Een projectleider dient, binnen een vastgestelde termijn (meestal 2 tot 3 maanden), een projectvoorstel in via de EFRO-applicatie (www.efro.be). Toegang krijgen tot de EFRO-applicatie vereist een federaal ‘token’ of een elektronische ID-kaart-lezer. Voor een begeleiding vooraf en bij indiening kan de projectleider beroep doen op het programmasecreta-riaat en de provinciale en stedelijke contactpunten. Tijdens de looptijd van het programma worden door het programmasecretariaat projectoproepen gelan-ceerd. Deze projectoproepen worden zowel via de EFRO-website als de nieuwsbrief van het Agentschap Ondernemen bekendgemaakt. Daarnaast voorzien de provinciale en grootstedelijke Contactpunten even-eens een aantal gerichte communicatieacties. Binnen de prioritaire as 4 (grootstedelijke ontwikkeling) kunnen echter permanent projectvoorstellen in-gediend worden. Deze as staat enkel open voor organisaties in de steden Antwerpen en Gent.

Hoe verloopt de evaluatie van uw project?

Het centraal programmasecretariaat voert een eerste screening uit op de projectvoorstellen, op basis van een aantal ontvankelijkheids- en selectiecriteria. Deze beoordeling vormt de basis voor een verdere inhou-delijke beoordeling door een Technische Werkgroep. De Technische Werkgroep is samengesteld uit experten geselecteerd uit diverse diensten binnen de Vlaam-se overheid. De samenstelling van de Technische Werkgroep kan verschillen naargelang de projectoproep. De Technische Werkgroep formuleert adviezen en geeft opmerkingen op de projectvoorstellen. De finale goedkeuring van de projectvoorstellen gebeurt door het Comité van Toezicht. Het Comité bestaat uit leden van de Vlaamse Regering, de provincie, de lokale besturen en de sociale partners. Tussen het indienen van een projectvoorstel en de eindbeslissing van het Comité van Toezicht gaat meestal een periode van 3 tot 4 maanden.

Page 19: Europa investeert vlaanderen groeit

19

Een duidelijke EFRO-communicatie verzorgen

Het is belangrijk dat de financiële steun aan projecten in het kader van EFRO (of de Vlaamse cofinancie-ring) duidelijk ‘zichtbaar is. De Europese en Vlaamse financiële tussenkomst moet aan het brede publieke bekend gemaakt worden. Het publiek moet de nodige informatie krijgen over de rol die Europa speelt (in samenwerking met Vlaanderen) bij de totstandkoming van het project. Bij de projectopmaak moeten hiervoor reeds een aantal specifieke communicatie- en promotieacties voor-zien worden. Om de projectverantwoordelijken hierbij te ondersteunen werd enerzijds een handleiding ‘Communicatie voor Promotoren’ ontworpen en wordt anderzijds door de Contactpunten de nodige hulp geboden om een professioneel communicatieplan op te maken. Het correct uitvoeren van deze communicatieacties is een voorwaarde bij het uitkeren van de Europese (en eventueel Vlaamse) steun.

Een goedgekeurd project opstarten.

De ondertekening van het projectcontract vormt het officiële startschot van het EFRO-project . Dit con-

tract is een juridische overeenkomst tussen de promotor enerzijds en de EFRO-beheersautoriteit ander-

zijds.

Voor de ondertekening van het contract organiseert de promotor, samen met het bevoegde contactpunt

en het centraal programmasecretariaat, een eerste ‘begeleidingscomité’. Tijdens deze bijeenkomst ont-

vangt de promotor de nodige richtlijnen om een correcte inhoudelijke en financiële EFRO-

projectadministratie te voeren.

Page 20: Europa investeert vlaanderen groeit

20

De promotor organiseert, in overleg met het bevoegde contactpunt, tijdens de looptijd van een EFRO-

project nog 2 bijkomende ‘begeleidingscomités’: halverwege de looptijd van het project en bij de project-

afsluiting.

Hoe wordt de Europese steun uitbetaald?

De projectleider dient viermaandelijks een inhoudelijk- en financieel voortgangsrapport in bij de EFRO

Beheersautoriteit. De indiening gebeurt digitaal via de EFRO-applicatie,

Alle bijhorende bewijsstukken zoals facturen, betalingsbewijzen, contracten en aanbestedingen worden

eveneens per post bezorgd aan het Agentschap Ondernemen: Entiteit Europa Economie, Koning Albert II-

laan 35 bus 12, 1030 Brussel.

De effectieve uitbetaling van de toegekende EFRO-steun gebeurt na ontvangst en controle van het volle-

dig voortgangsrapport, twee tot drie maanden na ontvangst van uw betalingsaanvraag.

Een tijdige en correcte rapportage van de projectvoortgang vormt een absolute voorwaarde om de Euro-

pese subsidie al dan niet te ontvangen.

Page 21: Europa investeert vlaanderen groeit

21

Het EFRO-programmasecretariaat tot uw dienst

Voor meer informatie kan u steeds contact opnemen met een EFRO contactpunt in uw buurt of met het centraal programmasecretariaat te Brussel.

EFRO beheersautoriteit en centraal programmasecretariaat EFRO

EFRO beheersautoriteit Agentschap Ondernemen, Afdeling Europa Economie (Dhr. Werner Van den Stockt), Ellipsgebouw, Koning Albert II-laan 35, bus 12, 1030 Brussel [email protected] (tel. 02 553 38 63 - fax 02 502 47 02)

Centraal programmasecretariaat EFRO Agentschap Ondernemen, Afdeling Europa Economie (Dhr. Marc De Frenne), Ellipsgebouw, Koning Albert II-laan 35, bus 12, 1030 Brussel

[email protected] (tel. 02 553 38 57 - fax 02 502 47 02) o Beheerder prioriteit 1: ‘Stimuleren van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie’

[email protected] (tel. 02 553 37 22) o Beheerder prioriteit 2: ‘Versterken van het concurrentie- vermogen van Kmo’s’:

[email protected] (tel. 02 553 37 07) o Beheerder prioriteit 3: ‘Stimuleren van de overgang naar een koolstofarme economie’:

[email protected] (tel. 02 553 37 25) o Beheerder prioriteit 4: ‘Bevorderen van een duurzame stedelijke ontwikkeling’:

[email protected] (tel. 02 553 37 04)

Provinciale EFRO-contactpunten

Provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen [email protected] (tel. 03 240 68 24)

Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt [email protected] (tel. 011 23 74 32)

Provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven [email protected] (tel. 016 26 74 14)

Provincie Oost-Vlaanderen, Seminariestraat 2, 9000 Gent [email protected] (tel. 09 267 86 37)

Provincie West-Vlaanderen, Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Sint-Andries [email protected] (tel. 050 40 31 72)

Stedelijke EFRO-contactpunten:

Antwerpen (Dienst strategisch coördinator Fondsen), Generaal Lemanstraat 55, 2018 Antwerpen [email protected] (tel. 03 338 61 92)

Gent (Departement Stafdiensten - Abis, Programma Strategisch Fondsenbeheer), Seminariestraat 2, 9000 Gent, [email protected] (tel. 09 266 58 08)

Page 22: Europa investeert vlaanderen groeit

22

EFRO.be