10
Exploratie Algemeen Technieken lijken op van prospectie, maar nauwkeuriger

Exploratie Algemeen Pwr Point

Embed Size (px)

Citation preview

Exploratie Algemeen

Technieken lijken op van prospectie, maar

nauwkeuriger

Stappen in exploratie:

1. Het gebied dat wordt geidentificeerd door naar bodemschatten te zoeken, moet worden omlijnd door exploratietechnieken.

2. Zodra gevestigd wordt de minerale storting bemonsterd en geanalyseerd.

3. Met de bemonsterings gegevens kan de juiste waarde berekend worden en aanbevelingen met betrekking tot het mijnen worden gedaan.

Exploratie methoden:

1. Geologisch: bestudering van ontsluiting, geologische kartering en onderzoek, geologische ligging.

2. Geochemisch: gesteente en gespecialiseerde bemonstering, analyse.

3. Grond geofysisch: gravimetrisch, magnetisch, radiometrisch, seismisch, elektrisch en aeromagnetisch.

Gravimetrische methode

Kan gebruikt worden in gebieden met gematigd relief om ondiepe sedimenten te ontdekken.

Metingen worden gemaakt voor onregelmatigheden, in de aantrekking van de zwaartekracht, voortgebracht door gesteenten.

Magnetische methode

Airborne en grond magnetometer onderzoeken of er magnetische mineralen aanwezig zijn.

Electrische methode

Waarschijnlijk de meest gebruikte geofysische methode voor het lokaliseren van placer afzettingen van mineralen die afhankelijk zijn van de verschillen in de electrische en electromagnetische eigenschappen van gesteenten en sedimenten.

Seismische methode

Met behulp van golven word er onderszoek gedaan naar de type placer en de kwantiteit van het mineraal in de afzetting

Nadat van het desbetreffende gebied de topografische, geologische en mineralogische gegevens verzameld zijn, volgt het geofysisch onderzoek.

De snelste manier om de gebieden te selecteren waar er kans is om delfstoffen aan te treffen is door middel van luchtverkenning, waarbij tegelijkertijd fotografische, radioactieve, magnetische en elektromagnetische opnamen gemaakt kunnen worden.

Mogelijkheden van luchtverkenning:

1. Niet alle ertsen kunnen volgens de genoemde methode aangetoond worden.

2. Ertslichamen die dieper dan 50 m onder het aardoppervlak liggen worden niet aangetoond.

3. De metingen zijn grof, zodat veel details verloren gaan.

4. De plaatsbepaling is onnauwkeurig.

Thank you!