43
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2015-2016 Mobiele telefonie: tussen blootstelling en communicatie Sofie Declerck Promotor: Prof. Dr. D. Botteldooren Copromotoren: Drs. A. Bockstael Prof. Dr. W. Joseph Drs. A. Thielens Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de logopedische en audiologische wetenschappen

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen ...lib.ugent.be/.../463/RUG01-002304463_2016_0001_AC.pdf · Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2015-2016

  • Upload
    vanminh

  • View
    215

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2015-2016

Mobiele telefonie: tussen blootstelling en communicatie

Sofie Declerck

Promotor: Prof. Dr. D. Botteldooren

Copromotoren: Drs. A. Bockstael

Prof. Dr. W. Joseph

Drs. A. Thielens

Masterproef voorgedragen tot het behalen van de graad van master in de

logopedische en audiologische wetenschappen

Dankwoord

Veel mensen hebben meegeholpen bij het verwezenlijken van deze thesis. Graag

wil ik deze mensen hierbij bedanken.

Eerst en vooral zou ik graag mijn promotor, prof. D. Botteldooren, en mijn

copromotoren, drs. A. Bockstael, prof. W. Joseph, drs. A. Thielens, willen

bedanken voor de goede begeleiding en de nodige hulp tijdens het verloop van

dit eindwerk.

Verder wil ik de personen van de vakgroep informatietechnologie van de UGent

bedanken die gezorgd hebben voor de nodige uitleg en verwerking van het

gedeelte omtrent elektromagnetische straling.

Ook wil ik alle proefpersonen bedanken die de nodige tijd hebben vrijgemaakt om

deel te nemen aan dit onderzoek.

Als laatste had ik graag mijn ouders, mijn vriend, familie en vrienden willen

bedanken voor de nodige steun en het nalezen van de teksten.

Abstract

Inleiding: Mobiele telefonie is de laatste jaren een belangrijk onderdeel

geworden van de huidige maatschappij, waarbij de aandacht meer en meer

gevestigd wordt op de risico’s van de elektromagnetische straling. Er is

daarentegen algemeen weinig gekend omtrent het spraakverstaan tijdens

telefoneren. Het doel in dit onderzoek is dan ook zowel het spraakverstaan, de

lawaaiblootstelling als de elektromagnetische straling in kaart te brengen en te

linken aan elkaar bij normaalhorende personen. Is wat goed is voor

spraakverstaan ook goed voor straling en lawaaiblootstelling?

Methode: 54 normaalhorende proefpersonen, tussen de 19 en 31 jaar, werden

opgesplitst in twee testgroepen. Elke groep werd getest op een andere locatie.

Het spraakverstaan werd onderzocht met behulp van de BLU-lijst in drie

verschillende soorten achtergrondlawaai en met drie verschillende mogelijkheden

om te telefoneren. De proefpersoon mocht het geluidsniveau van de spraak zelf

regelen. De woorden werden via Skype afgespeeld naar een mobiele telefoon.

Hiernaast werd de elektromagnetische straling geregistreerd.

Resultaten: Het spraakverstaan was optimaal wanneer de mobiele telefoon aan

het oor werd gehouden en het zwakst met luidspreker in achtergrondlawaai. In

stilte was er geen onderscheid zichtbaar tussen de verschillende

luisteromstandigheden. In vergelijking met de situaties oortjes en luidspreker was

de elektromagnetische straling het hoogst bij de situaties aan het oor. Het

geluidsniveau was het hoogst wanneer de telefoon aan het oor werd gehouden

en het laagst als de luidspreker werd gebruikt.

Conclusie: Er kan geen eenduidig antwoord gegeven worden op de vraag wat

nu de beste manier is om uw telefoon te houden tijdens het bellen. De afweging

zal moeten gemaakt worden tussen spraakverstaan, lawaaiblootstelling of

elektromagnetische straling.

Trefwoorden: Spraakverstaan, Elektromagnetische straling, mobiele telefonie

Abstract (English)

Introduction: Mobile phones became an important part of the society in the past

few years. During this time people have focussed more and more on the risks of

the electromagnetic radiation. However, in general there is little know about the

speech intelligibility during calls. So the objective in this study, is to survey and

link speech, noise exposure and the electromagnetic radiation during calls on

normal-hearing people. What good is for speech, is this also good for radiation

and noise exposure?

Method: 54 normal-hearing subjects, between 19 and 31 years, were divided into

two test groups. Each group was tested in a different location. The speech

intelligibility was researched with the help of the BLU-list in three different kinds of

back noise and with three different conditions to call. During these tests the

subjects could adjust the speech intensity and the words were played through

Skype to a mobile phone. In addition, the electromagnetic radiation and

correctness of the words were registered.

Results: The speech intelligibility was at its best when the phone was held at ear

height and the weakest with the phone on speaker with background noise. During

the silence tests, there wasn’t any difference between the listening situations. At

last, if we compare both situations, the electromagnetic radiation was at its

highest when calling at ear height. The noise exposure was highest when the

phone was held at the ear and lowest when the speaker was used.

Conclusion: It isn’t possible to give a straight answer concerning what is

generally the best way to hold your phone during a call. The balance must been

made between speech intelligibility, noise exposure and electromagnetic

radiation.

Keywords: Speech intelligibility, electromagnetic radiation, mobile phones

Inhoudstabel

Inhoudstabel ......................................................................................................... 1

Inleiding ................................................................................................................ 3

Methode ................................................................................................................ 7

1. Proefpersonen ............................................................................................ 7

2. Testmateriaal .............................................................................................. 7

2.1. Vragenlijsten ............................................................................................ 7

2.2. Tonaal liminaire audiometrie .................................................................... 7

2.3. Luistersituaties ......................................................................................... 7

2.4. Achtergrondlawaai ................................................................................... 8

2.5. Geluidinstallatie ....................................................................................... 8

2.6. Aurical ..................................................................................................... 9

2.7. Spraakstalen ............................................................................................ 9

2.8. Mobiele telefoon .................................................................................... 10

2.9. Azenqos Android ................................................................................... 10

2.10. Webcam ............................................................................................. 10

2.11. Skype ................................................................................................. 10

3. Testopstelling ............................................................................................ 10

4. Protocol ..................................................................................................... 11

Resultaten .......................................................................................................... 13

1. Spraakverstaanbaarheidsscore (SVS-Score) ........................................... 13

2. Geluidsniveaus ter hoogte van het trommelvlies. ..................................... 15

3. Elektromagnetische straling: uitgestraald vermogen (dBm) ...................... 17

3.1. GSM-systeem ........................................................................................ 17

3.2. WCDMA-systeem .................................................................................. 18

4. Elektromagnetische straling: Specific Absorption Rate (SAR) ................... 20

4.1. GSM-systeem ......................................................................................... 20

4.2. WCDMA-systeem ................................................................................... 21

5. Vergelijking SVS-score, geluidsniveau, vermogen en SAR-waarden ........ 22

6. Gebruik mobiele telefoon voor en na de metingen .................................... 24

Discussie ............................................................................................................ 25

Conclusie ............................................................................................................ 31

Referenties ......................................................................................................... 32

Lijst figuren en tabellen ....................................................................................... 35

Appendix 1 .......................................................................................................... 36

Appendix 2 .......................................................................................................... 37

3

Inleiding

In het dagelijks leven van deze maatschappij is mobiele telefonie een belangrijk

onderdeel en wint elke jaar aan belang. Van 2006 tot 2014 was er een stijging van

86,7% naar 92,3% bij mensen die gebruik maken van mobiele telefonie (FOD

Economie, K.M.M., Middenstand en Energie, 2015).

De transmissie van de ene mobiele telefoon naar de andere gebeurt voor alle

digitale mobiele telefonie op dezelfde manier. Bij de zender wordt de spraak via de

microfoon omgezet van een analoog naar een digitaal signaal. De mobiele

telefoon zet dit digitaal signaal daarna om in radiofrequente elektromagnetische

velden die opgevangen en verwerkt worden in het dichtstbijzijnde Base

Transceiver Station (BTS) (Kozma, 2001).

Global System for Mobile Communications (GSM) en Code Division Multiple

Access (CDMA) zijn twee veel gebruikte technologieën die het mogelijk maken om

draadloos te communiceren. GSM werd gecreëerd zodat de verbinding in plaats

van analoog digitaal kon verlopen. Hierdoor werd het doorsturen van spraak

kwaliteitsvoller. GSM behoort hiermee tot de tweede generatie van mobiele

telefonie systemen (2G). Deze generatie is gebaseerd op Time Division Multiple

Acces (TDMA), het frequentie kanaal wordt hierbij in tijdsloten opgesplitst. Om de

beurt kan een gebruiker het kanaal benutten om een tijdslot door te sturen.

(Panda, Modi, Munjal, & Virk ,2010).

CDMA (3G) maakt gebruik van spread spectrum. Hierbij wordt de spraak over een

breed kanaal verspreid op een pseudorandom manier. CDMA gebruikt voor ieder

kanaal het volledige spectrum dat beschikbaar is in tegenstelling tot GSM die het

frequentiedomein verdeeld in kanalen en dan nog eens beperkt is in het tijdslot.

Daardoor is CDMA minder vatbaar voor distortie waardoor de transmissie van de

spraak beter is. CDMA zorgt voor een lagere blootstelling aan elektromagnetische

straling ten opzichte van GSM. Dit is te verklaren doordat CDMA gebruik maakt

van continue microgolven zonder laagfrequente pulsen. GSM heeft zowel continue

golven als laagfrequente pulsen. Deze laagfrequente pulsen zijn de voornaamste

reden waarom GSM meer elektromagnetische straling veroorzaakt (Panda et al. ,

2010).

4

Er wordt van een elektromagnetisch veld gesproken als er wisselwerking is tussen

een elektrisch veld en een magnetisch veld (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van

de Voedselketen en Leefmilieu - DG Leefmilieu, sd). De blootstelling aan

elektromagnetische velden of straling kan uitgedrukt worden aan de hand van

Specific Absorption Rate (SAR). Dit is een waarde die aanduidt in welke mate er

energie wordt geabsorbeerd door het lichaam bij elektromagnetische straling met

een bepaald vermogen. SAR wordt uitgedrukt in W/kg. Een lage SAR-waarde wil

niet onmiddellijk zeggen dat de gebruiker minder wordt blootgesteld aan

elektromagnetische straling in vergelijking met een toestel met een hogere SAR-

waarde. De straling is ook afhankelijk van hoeveel vermogen het apparaat moet

uitzenden om een BST te bereiken. Hoe verder van een BST, hoe hoger de

straling. SAR-waarden worden gebruikt om richtlijnen op te stellen omtrent

radiofrequente elektromagnetische straling (Federal Communications

Commission, 2015).

Hoewel de aanwezigheid van elektromagnetische straling gekend is, wordt er over

het algemeen nog weinig rekening mee gehouden. In een recent onderzoek van

Bucher et al. (2016), werd gevonden dat ratten die gedurende twee jaar

blootgesteld werden aan GSM en CDMA meer gliomen in de hersenen en

schwannoma in het hart ontwikkelden in vergelijking met een controle groep

zonder blootstelling (Bucher et al., 2016).

In een onderzoek van Patel en Qureshi (2013) werden hogere tonale drempels

gevonden bij proefpersonen die meer dan één uur per dag werden blootgesteld

aan een mobiele telefoon in vergelijking met proefpersonen die minder dan 15

minuten per dag werden blootgesteld. Ook werd er vastgesteld dat het

gehoorverlies steeg naarmate het aantal jaren gebruik van mobiele telefoon

toenam. Het dominante oor, het oor waaraan ze de telefoon houden, was ook

telkens meer aangetast dan het niet dominante oor (Patel & Qureshi, 2013).

In een onderzoek door Panda et al (2010) werd de invloed van GSM en CDMA op

DPOAE’s en ABR getest. Hierbij werd vastgesteld dat proefpersonen die werden

blootgesteld aan GSM en CDMA een hoger risico hebben op afwezige DPOAE’s

dan de controlegroep. Personen die langer dan drie jaar werkten met een

5

apparaat met GSM of CDMA hadden meer kans op afwezige DPOAE’s. Op de

ABR werden geen significante veranderingen gemerkt.

In zowel het onderzoek van Patel en Qureshi (2013) als Panda et al (2010) werd

de verandering van het gehoor toegeschreven aan elektromagnetische

blootstelling. Er kan hierbij opgemerkt worden dat tijdens het telefoneren er ook

lawaaiblootstelling aanwezig is. Met andere woorden uit deze onderzoeken kan

afgeleid worden dat mensen die langer per dag bellen en dit al meerdere jaren

doen meer kans hebben op gehoorschade dan personen die minder of niet

telefoneren. Maar er kan niet gezegd worden dat dit alleen door

elektromagnetische blootstelling werd veroorzaakt.

Er zijn ook veel bestaande onderzoeken die beweren dat blootstelling aan

elektromagnetische stralen geen effect toont. Bij het onderzoek van Parazzini, et

al. (2007) werden de meest voorkomende audiologische testen afgenomen zoals

toonaudiometrie, TEOAE, DPOAE en ABR na een blootstelling van tien minuten

aan GSM-stralingen. Hierbij werden er geen effecten ondervonden van de

elektromagnetische velden, uitgezonden door mobiele telefonie met het GSM

systeem.

Er zijn slechts weinig studies te vinden die zich focussen op spraakverstaan aan

de hand van mobiele telefonie, maar Smits & Houtgast (2004) tonen indirect aan

dat het spraakverstaan bij mobiele telefonie minder goed is in vergelijking met

vaste telefonie. In hun onderzoek werd gezocht naar een gehoorscreening die

mogelijk is via de telefoon meerbepaald via de Digit Triplet Test. Na één maand

werden de mobiele telefoons uitgesloten omdat de

spraakverstaanbaarheidsscores significant lager lagen dan via vaste telefonie.

In het onderzoek van Jamieson et al. (2002) werd de spraak van personen met

spraakproblemen door decoders gehaald zoals GSM en CELP (Code Excited

Linear Prediction) en LPC (Linear Predictive Coding). De luisteraars moesten de

correcte consonant/vocaal aanduiden uit een lijst. Er werd geconcludeerd dat alle

decoders het geluid degradeerden in vergelijking met het originele signaal. Het

spraakverstaan van de consonanten was slechter dan deze van vocalen door de

decoders.

6

In dit onderzoek was het de bedoeling na te gaan wat de ideale manier is om te

telefoneren. Dit om enerzijds een zo goed mogelijk spraakverstaan te bekomen en

anderzijds een zo laag mogelijk elektromagnetische blootstelling te hebben. Er

werd gekeken in welke situaties het spraakverstaan optimaal was en in welke

situaties de elektromagnetische straling het laagst was. Verder werd er ook

onderzocht of het spraakverstaan beïnvloed werd door de blootstelling aan

elektromagnetische straling. Vervolgens werd de relatie tussen het spraakverstaan

en het geluidsniveau ter hoogte van het trommelvlies onderzocht.

7

Methode

1. Proefpersonen

De proefpersonen werden aan de hand van ‘accidental sampling’ verzameld. Er

namen 54 personen deel, 33 vrouwen en 21 mannen. De proefgroep had een

gemiddelde leeftijd van 23 jaar (SD= 3 ; Range 19-31 jaar). Het onderzoek werd

goedgekeurd door het ethisch comité van het UZ Gent. Alle proefpersonen lazen

en ondertekenden het informed consent.

Van deze proefpersonen werden er 30 getest in het Technicum UGent, Sint-

Pietersnieuwstraat. De overige 24 werden getest in de iGent toren op de site

Technologiepark-Zwijnaarde.

2. Testmateriaal

2.1. Vragenlijsten

Er werden twee vragenlijsten opgesteld. De eerste vragenlijst, zie appendix 1,

werd afgenomen voor aanvang van de metingen. Hierin werden algemene zaken

bevraagd: leeftijd, beroep, oorvoorkeur, handvoorkeur en gebruik mobiele

telefoon. Oorvoorkeur was van belang voor de verdere metingen doordat er werd

gewerkt met het dominante oor. De lengte en het gewicht (Body Mass Index) van

de proefpersoon werden ook bevraagd omdat deze nodige waren voor het

verwerken van de elektromagnetische waarden. De tweede vragenlijst bestond uit

drie beoordelingsschalen, zie appendix 2. Hierbij werd bevraagd op een schaal

van 1 tot 5 hoe aangenaam de spraak was, hoe het geluidsniveau van de spraak

was en hoe groot de invloed van het achtergrondlawaai was op de spraak.

2.2. Tonaal liminaire audiometrie

Normaal horende proefpersonen werden getest via tonale audiometrie voor

aanvang van de metingen. Het gehoor werd getest op de octaaffrequenties tussen

250 Hz en 8000 Hz. Proefpersonen werden uitgesloten indien een drempel werd

gevonden van meer dan 25 dB HL.

2.3. Luistersituaties

Er werden drie luistersituaties onderzocht waarbij de mobiele telefoon op drie

verschillende manier werd gehanteerd namelijk: aan het oor (Aho), met

luidspreker (Sp) of met oortjes (IE). De oortjes die werden gebruikt gedurende de

8

metingen waren Skullcandy JIB Rasta. Dit zijn standaard oortjes zonder speciale

functies zoals noise cancelling of een microfoon.

2.4. Achtergrondlawaai

Er werd getest in drie verschillende soorten achtergrondlawaai namelijk in stilte

(S), autolawaai (A) en treinlawaai (T). Autolawaai en treinlawaai werden met een

B-field microfoon opgenomen. De geluidsopname voor de auto gebeurde in een

Skoda Fabia op de autosnelweg tussen Kortrijk en Kruishoutem. De opnames

voor de trein werden uitgevoerd in een dubbeldekstrein tussen Kortrijk en Gent-

Sint-Pieters. Uit deze geluidsopnames werd een fragment met zo min mogelijk

fluctuaties geselecteerd. Vervolgens werden deze geluidsfragmenten omgezet

met het Sound Forge pro 10.0 (Sony) programma naar zes kanalen zodat deze

overeen zou komen met het 5.1 surround system voor in het Technicum. Voor de

metingen in iGent werden de fragmenten naar stereofonisch omgezet. Het

geluidsniveau werd met de sonometer (Svantek Svan 959) opgemeten tijdens de

geluidopnames, zodat de geluidsniveaus zo natuurlijk mogelijk werden gehouden

bij de simulatie. Het 𝐿𝑒𝑞,10min in de auto bedroeg 70,0 dB A en in de trein 57,4

dB A. In de eerste ruimte werd dit niveau zo goed mogelijk benaderd op de positie

van het hoofd van de proefpersoon, gemeten zonder proefpersoon in de ruimte.

Voor de auto was het 𝐿𝑒𝑞,5min 68,9 dB A en in de trein was dit 58,6 dB A. Op de

tweede locatie, iGent, werd het niveau van het achtergrondlawaai opnieuw

bepaald doordat er een verandering van akoestische ruimte was. Hierbij werd voor

de auto een 𝐿𝑒𝑞,5min van 68,2 dB A gevonden en voor de trein was het 𝐿𝑒𝑞,5min

57,5 dB A.

2.5. Geluidinstallatie

Op de eerste locatie werd gebruik gemaakt van een 5.1 surround system. Hierbij

werd vijf luidsprekers, Adam SX1, geplaatst en twee sub woofers, Adam Sub8.

Deze werden aangesloten aan een 24-kanaals geluidkaart van Solid State Logic,

Alpha-Link MADI AX, en gelinkt naar de computer waar het achtergrondlawaai

werd afgespeeld met het programma Sound Forge pro 10.0. De luidsprekers

stonden op hoofdhoogte geïnstalleerd.

In de tweede testruimte in de iGent toren werd een kleiner lokaal benut waardoor

het 5.1 surround system niet meer mogelijk was. In dit lokaal werd er

9

overgeschakeld naar een stereofonische opstelling. Er werden slechts twee

luidsprekers en één sub woofer gebruikt in plaats van vijf luidsprekers en twee sub

woofers. Het overige materiaal bleef hetzelfde.

2.6. Aurical

Aan de hand van de aurical werd het geluidsniveau ter hoogte van het

trommelvlies gemeten. Zo werden de drie luistersituaties op dezelfde plaats

gemeten en konden deze bijgevolg vergeleken worden. Met de software PULSE

LabShop versie 15.1.0.15 (Brüel & Kjær Sound & Vibration Measurement A/S,

Nærum, Denemarken) werd het geluidsniveau in tertsbanden verwerkt. Er werd

een kalibratie van de aurical uitgevoerd in de anechoïsche kamer van het

Technicum. Het auricalbuisje en de vrij veld microfoon werden naast elkaar

geplaatst op dezelfde afstand van een geluidsinstallatie. Hierbij werd een witte ruis

afgespeeld met geluidsniveau van 83 dB. Deze kalibratiewaarden werden

afgetrokken van de geregistreerde waarde per situatie per persoon. Na kalibratie

van de verkregen geluidsniveaus werd alleen het spectrum tussen de 100 Hz en

5000 Hz gebruikt. Doordat de aurical meer registreerde dan de vrij veld microfoon

vanaf 5000 Hz werd alles boven 5000Hz als onbetrouwbaar beschouwd. Door de

kalibratie werd één situatie van twee proefpersonen uitgesloten enerzijds omwille

van onrealistische hoge amplitude en anderzijds doordat de observatiewaarde

lager was dan de ruisvloer bij 1000 Hz.

2.7. Spraakstalen

De proefpersonen konden per situatie het geluidsniveau zelf in stellen, hierbij werd

gebruikt gemaakt van een doorlopende tekst over het onderwerp ‘ballade’

ingesproken in de anechoïsche kamer met de B-field microfoon. Dit bestand werd

met het programma Audacity afgespeeld en duurde vijf minuten.

Om het spraakverstaan te testen werd gebruik gemaakt van de BLU-lijst, dit is een

spondeewoordenlijst met telkens 10 woorden per reeks. Er wordt gebruik gemaakt

van lettergreepscore. Dit wil zeggen dat per correcte lettergreep er 5% wordt

toegekend en 10% als het volledige woord correct is. De woordenlijsten werden at

random gelinkt aan de negen testsituaties, waarna deze situaties op willekeurige

volgorde werden afgespeeld.

10

2.8. Mobiele telefoon

Voor alle testen werd gebruik gemaakt van de mobiele Android telefoon NEXUS 5

(Google & LG, 2013). Doordat de microfoon van de Nexus soms het

achtergrondlawaai opnam en dit achtergrondlawaai werd afgespeeld door de

luidspreker tijdens de metingen, werd op de tweede locatie de microfoon van de

Nexus afgedekt met plakband.

2.9. Azenqos Android

Om het vermogen uitgezonden door de mobiele telefoon te registreren, werd er

gebruik gemaakt van de applicatie Azenqos Android (Freewill FX Company

Limited, Bangkok, Thailand). Hierbij werd een script gecreëerd met een loop van

10000, een wachttijd van 45 seconden tussen twee telefoongesprekken en een

antwoordtijd van 120 seconden.

2.10. Webcam

De volledige testing werd gefilmd met Logitech-webcam (C270). De positie van

het lichaam en de hand spelen een belangrijke rol voor de verwerking van

elektromagnetische straling.

2.11. Skype

Om te telefoneren naar de mobiele telefoon en de spraakstalen af te laten spelen

werd gebruik gemaakt van Skype. Dit was de meest eenvoudige en beste

methode om de geluidsfragmenten te laten afspelen tijdens een telefoongesprek.

Voip Buster was een tweede optie, maar er was veel distortie op de afgespeelde

spraakfragmenten.

3. Testopstelling

Op de eerste locatie zat de proefpersoon in het midden van een ruim lokaal in het

centrum van het 5.1 surround system. In iGent zat de proefpersoon in het midden

van de stereofonische opstelling, vlak voor de muur. Op beide locatie werd een

neksteun achter de proefpersoon geplaatst, zie figuur 1. De proefpersoon kreeg

de instructie het hoofd tegen de neksteun te houden tijdens de metingen. Zo kreeg

de afstand van het hoofd tot de mobiele telefoon een referentiepunt die belangrijk

is voor de verwerking van de elektromagnetische blootstelling.

11

De mobiele telefoon lag voor de proefpersoon op tafel, de verhouding in afstand

werd op beide locaties behouden, figuur 1. Voor de metingen met oortjes en

luidspreker werd de instructie meegegeven om de telefoon op tafel te laten liggen.

Voor de situaties aan het oor werd gevraagd om de telefoon aan het oor te

houden tijdens de metingen van het geluidsniveau.

Voor de geluidsmetingen ter hoogte van het trommelvlies werd met behulp van

een haarband de aurical op zijn plaats gehouden. Het auricalbuisje werd met een

klein strookje plakband vastgeplakt zodat het op zijn positie bleef tijdens de

metingen, anders verschoven deze buisjes bij het uithalen van de oortjes .

Om de positie van de telefoon te weten bij de proefpersonen individueel werd de

volledige testsessie gefilmd aan de hand van een webcam. Deze werd aan de

kant van het dominante oor, het voorkeur oor van de proefpersoon om te bellen,

geplaatst en zodanig gericht dat het hoofd en de mobiele telefoon op tafel in beeld

waren.

4. Protocol

Er werd gestart met een tonaal audiometrie en een otoscopie. Gevolgd door de

algemene vragenlijst, zie appendix 1. De proefpersoon ging zitten in het midden

Legende:

Afstand mobiele telefoon tot rugleuning stoel, 50 cm

Afstand mobiele telefoon tot tafelrand, 4 cm

Figuur 1: Situatieschets, lichaam ten opzichte van de mobiele telefoon

12

van de geluidsinstallatie waar de neksteun op de correct hoogte werd ingesteld.

Het auricalbuisje werd in het dominante oor, het oor dat de proefpersoon aangaf

het vaakst te gebruiken tijdens het bellen, geplaatst. De vrij veld microfoon werd

voor de proefpersoon geplaatst. Vervolgens werd het programma voor de

elektromagnetische straling te registreren (Azenqos) opgestart, de webcam

aangelegd en werd de werkelijke test aangevangen.

De volgorde van de negen situaties werd gerandomiseerd en gelinkt aan een BLU

woordenlijst. Met het programma Skype werd er per situatie éénmaal gebeld om

het geluidsniveau in te stellen en éénmaal voor de werkelijke spraakverstaan test.

De doorlopende tekst en de spraaklijsten werden aangeboden via de mobiele

telefoon, het achtergrondlawaai via de geluidsinstallatie. Wanneer de telefoon voor

de eerste maal overging, werd de doorlopende tekst afgespeeld. De

proefpersonen kregen de instructies het geluidsniveau van de spraak zodanig in te

stellen tot het punt waar voor hen het spraakverstaan optimaal was. In de situaties

waarbij er werd gebeld met oortjes of met luidspreker diende de telefoon recht

voor de proefpersoon op tafel te blijven liggen. Wanneer de persoon aangaf dat

het geluidsniveau goed was, werd de Pulse-software gestart. Deze bleef lopen tot

het geluid gestabiliseerd was. Hierna werd het telefoongesprek en het

achtergrondlawaai stop gezet. Vervolgens werd er voor de tweede maal gebeld.

Hetzelfde achtergrondlawaai werd afgespeeld in combinatie met een BLU

woordenlijst. De woorden moesten onmiddellijk herhaald worden na het horen,

maar het geluidsniveau bleef onveranderd. De scoring van woordenlijst werd

onmiddellijk uitgevoerd door de observator. Als een volledige lijst was afgespeeld,

werd het gesprek, Azenqos en de webcam stopgezet. Hierna werden de drie

beoordelingsschalen ingevuld voor deze situatie (appendix 2). Deze procedure

werd hierna acht maal herhaald tot alle situaties waren overlopen. Als laatste

diende de proefpersoon de laatste vraag te beantwoorden: ‘Welke luistersituatie

vond u het best in de verschillende situaties?’

13

Resultaten

1. Spraakverstaanbaarheidsscore (SVS-Score)

Aan de hand van three-way ANOVA werd onderzocht of de luistersituaties (toestel

aan het oor, met oortjes of op luidspreker), het achtergrondlawaai (in stilte, in de

auto of in de trein) en de locatie (Technicum of iGent) een bepalende factor zijn

voor de spraakverstaanbaarheidsscore (SVS-score). De SVS-score werd niet

beïnvloed door de locatie (p = 0,939). De luistersituatie en het achtergrondlawaai

bleken significant (p < 0,05) te verschillen met SVS-score. Vervolgens werd van

three-way ANOVA de onafhankelijke veranderlijke locatie verwijdert wegens niet

significant te verschillen. Two-way ANOVA met interactie-effect werd significant (p

< 0,05) bevonden voor de onafhankelijke veranderlijke luistersituatie en

achtergrondlawaai. Daarna werd een Tukey post-hoc test uitgevoerd om de

verschillende combinaties van luistersituatie en achtergrondlawaai twee-aan-twee

te vergelijken. Er werden geen significante verschillen vastgesteld tussen de SVS-

scores voor de drie luistersituaties in stilte (p > 0,05; M = 94%, SD = 10), zie ook

figuur 2. Wanneer de mobiele telefoon in autolawaai op luidspreker werd gezet,

werden de laagste SVS-scores gehaald in vergelijking met andere test condities (p

< 0,05). In autolawaai met oortjes werd de op één na slechtste score gehaald (p <

0,05), terwijl in autolawaai aan het oor geen significant verschil is met de SVS-

scores in stilte en in treinlawaai (p > 0,05). In treinlawaai met oortjes ligt de SVS-

score significant lager dan in treinlawaai aan het oor (p < 0,05), maar hoger dan

met luidspreker (p < 0,05). De SVS-score van treinlawaai met luidspreker ligt wel

significant hoger dan autolawaai met oortjes (p < 0,05).

14

De overige onafhankelijke variabelen werden één voor één onderzocht aan de

hand van one-way ANOVA. De SVS-scores waren niet significant verschillend

voor alle overige variabelen, geslacht (p = 0,895), leeftijd (p = 0,917), oorvoorkeur

(p = 0,059), handvoorkeur (p = 0,296), favoriete luistersituatie voor de metingen (p

= 0,404) en na de metingen (p = 0,366).

Na elke luistersituatie werden telkens drie beoordelingsschalen ingevuld: hoe

aangenaam was de spraak, hoe was het geluidsniveau van de spraak en hoe

groot was de invloed van het achtergrondlawaai op het spraakverstaan. Met one-

way ANOVA werd onderzocht of de SVS-score significant verschilt voor elke

beoordelingsschaal. De SVS-score verschilt significant voor de

beoordelingsschalen hoe aangenaam de spraak was (p < 0,05), hoe het

geluidsniveau van de spraak was (p < 0,05) en hoe storend het achtergrondlawaai

werd gevonden (p < 0,05). Met andere woorden hoe aangenamer de spraak werd

bevonden, hoe beter de SVS-score; hoe beter het niveau van de spraak, hoe

Figuur 2: Gemiddelde spraakverstaanscores over de verschillende situaties.

15

beter de SVS-score en hoe storender het achtergrondlawaai, hoe lager de SVS-

score.

2. Geluidsniveaus ter hoogte van het trommelvlies.

De variabelen locatie (p = 0,014), luistersituatie (p < 0,05) en achtergrondlawaai (p

< 0,05) werden significant bevonden ten opzichte het geluidsniveau ter hoogte van

het trommelvlies door middel van three-way ANOVA. Bij deze statische test werd

de interactie tussen de onafhankelijke variabelen onderzocht, waarbij er een

significante interactie-effect werd vastgesteld tussen de variabelen

achtergrondlawaai en luistersituaties (p < 0,05). Er was geen significant interactie-

effect tussen locatie en achtergrondlawaai (p = 0,425) en ook niet tussen locatie

en luistersituatie (p = 0,208). Aan de hand van een Tukey post-hoc test werd twee-

aan-twee de combinatie van luistersituatie en achtergrondlawaai vergeleken.

Hieruit werd afgeleid dat de situatie in stilte aan het oor significant een hoger

geluidsniveau heeft dan de situatie in stilte met oortjes (p < 0,05) en dan de

situatie in stilte met luidspreker (p < 0,05). Op figuur 3 zijn de verschillen te zien.

Deze trend is ook te vinden voor autolawaai (p < 0,05) en treinlawaai (p < 0,05).

Telefoneren met luidspreker heeft het laagste geluidsniveau ter hoogte van het

trommelvlies, zie rood aangeduid op figuur 3. De geluidsniveaus tussen de situatie

aan het oor in autolawaai en aan het oor in treinlawaai werden niet significant

bevonden (p = 0,641). Op figuur 3 is een gelijkaardige trend per achtergrondlawaai

zichtbaar waarbij aan het oor telkens de hoogste geluidsniveaus heeft en met de

luidspreker de laagste, terwijl telefoneren met oortjes er telkens tussenin valt.

16

Figuur 3: Geluidsniveaus t.h.v. het trommelvlies over de verschillende

situaties.

Van de overige variabelen zoals geslacht, leeftijd, oorvoorkeur, telefoongebruik,

enzovoort werd aan de hand van one-way ANOVA de relatie onderzocht met het

geluidsniveau in het oor. Als eerste werd vastgesteld dat het geluidsniveau voor

mannen (M = 81,39 dB SPL, SD = 7,24) significant (p = 0,043) hoger ligt dan dit

voor de vrouwen (M = 80,01 dB SPL, SD = 7,29). Ten tweede werd er een

significant verschil gevonden tussen de geluidsniveaus voor de luistersituaties die

de proefpersoon na de meting als voorkeur aanduidden (p = 0, 030). Slecht 2 van

54 proefpersonen hadden luidspreker aangeduid als beste luistersituatie na de

metingen.

Met one-way ANOVA werd onderzocht of het geluidsniveau significant verschilt

voor elke beoordelingsschaal. Het geluidsniveau is niet significant verschillend

voor de vragen hoe aangenaam de spraak was (p = 0,717 ), hoe het geluidsniveau

van de spraak was (p = 0,136 ) en hoe storend het achtergrondlawaai werd

gevonden (p = 0,64).

17

3. Elektromagnetische straling: uitgestraald vermogen (dBm)

3.1. GSM-systeem

De locatie van metingen (p < 0,05) en de luistersituaties (p < 0,05) zijn significante

voorspellers voor de elektromagnetische straling met het GSM-systeem, maar

achtergrondlawaai is geen significante voorspeller (p = 486) volgens three-way

ANOVA. Vervolgens werd achtergrondlawaai verwijderd als onafhankelijke

veranderlijke omdat achtergrondlawaai geen significante invloed had op het

uitgezonden vermogen in GSM. Two-way ANOVA met interactie-effect werd

significant bevonden voor de onafhankelijke veranderlijke luistersituatie en locatie

(p = 0,021). Vervolgens werd een Tukey post-hoc test uitgevoerd om de

verschillende combinaties van luistersituatie en locatie twee-aan-twee te

vergelijken. Het uitgestraald vermogen met GSM-systeem in het Technicum werd

significant hoger bevonden voor de metingen aan het oor dan de metingen met

oortjes (p < 0,05). Ditzelfde geldt ook voor de metingen in het Technicum aan het

oor en de metingen in het Technicum met luidspreker (p < 0,05), zie ook figuur 4.

In het Technicum werd vastgesteld dat er geen significant verschil is voor het

uitgestraald vermogen in GSM tussen telefoneren met oortjes en met luidspreker

(p = 0,133). Deze vaststellingen in het Technicum kunnen ook toegepast worden

in het iGent, waarbij het vermogen in GSM significant verschilt tussen de

luistersituaties aan het oor en oortjes (p < 0,05) en tussen aan het oor en

luidspreker (p < 0,05). In het iGent verschilt het vermogen niet significant tussen

de luistersituatie met oortjes en met luidspreker (p = 1,000). Het uitgestraald

vermogen in GSM is significant hoger in het Technicum voor alle luistersituaties

ten opzichte van de luistersituaties in iGent (p < 0,05), dit is duidelijk te zien in

figuur 4.

18

Figuur 4: Gemiddeld uitgestraald vermogen in GSM (dBm)

Bij de variabelen geslacht, leeftijd, oorvoorkeur en handvoorkeur werden één voor

één onderzocht aan de hand van one-way ANOVA. Geen van deze variabelen

had een significante invloed op het uitgestraald vermogen in GSM (p > 0,05).

3.2. WCDMA-systeem

In iGent werden slechts 3 metingen geregistreerd en in het Technicum waren dit

er 148. Hierdoor zullen enkel de metingen in het Technicum worden besproken.

Met two-way ANOVA werd onderzocht of luistersituaties en achtergrondlawaai een

invloed hebben op het uitgestraald vermogen in WCDMA. Het uitgestraald

vermogen werd niet beïnvloed door het achtergrondlawaai (p = 0,467). De

luistersituaties verschillen wel significant in uitgestraald vermogen van elkaar (p =

0,001). Met de Tukey post-hoc test werd een significant verschil in vermogen

vastgesteld tussen telefoneren aan het oor en met oortjes (p = 0,002) en tussen

aan het oor en luidspreker (p = 0,005), zie figuur 5. Het uitgestraald vermogen is

19

hoger bij telefoneren aan het oor dan telefoneren met oortjes of luidspreker. Er

werd geen significant verschil in vermogen gevonden tussen telefoneren met

oortjes en met luidspreker (p = 0,991).

Figuur 5: Gemiddeld uitgestraald vermogen in WCDMA (dBm)

Met one-way ANOVA werd het vermogen in WCDMA significant verschillend

bevonden voor geslacht. Het uitgestraald vermogen bij de mannen (M = -6,86

dBm, SD = 2,30) ligt hoger dan het uitgestraald vermogen bij de vrouwen (M = -

5,50 dBm, SD = 2,14). De andere variabelen oorvoorkeur en handvoorkeur

werden niet significant bevonden voor uitgestraald vermogen.

20

4. Elektromagnetische straling: Specific Absorption Rate (SAR)

4.1. GSM-systeem

Met three-way ANOVA werd onderzocht of de luistersituaties, achtergrondlawaai

en de locatie een bepalende factor zijn voor de SAR-waarden met GSM-systeem.

De locatie (p < 0,05) en de luistersituatie (p < 0,05) verschilden significant met de

SAR-waarden. De SAR-waarden werden niet beïnvloed door het

achtergrondlawaai (p = 0,096) en deze werd bijgevolg verwijderd als

onafhankelijke veranderlijke van three-way ANOVA. Two-way ANOVA met

interactie-effect werd significant bevonden voor de onafhankelijke variabelen

luistersituatie en locatie (p < 0,05). De verschillende combinaties van luistersituatie

en locatie werden twee-aan-twee vergeleken met Tukey post-hoc test. In figuur 6

is dit geïllustreerd, hierbij werden de waarden omgezet naar logaritmische

waarden omdat zo een duidelijker grafiek werd verkregen. Zonder omzetting naar

logaritmische schaal zouden de resultaten van oortjes en luidspreker schijnbaar

op de nullijn liggen. In het Technicum zijn de SAR-waarden van de luistersituatie

aan het oor significant hoger dan met oortjes (p < 0,05) en met luidspreker (p <

0,05). Er is geen significant verschil tussen de SAR-waarden in het Technicum

met oortjes en luidspreker (p = 1,000 ). In iGent is een gelijkaardige trend

zichtbaar waarbij de SAR-waarden niet significant verschillen tussen de

luistersituaties met oortjes en met luidspreker (p = 1,000) en wel tussen de

situaties aan het oor en luidspreker (p < 0,05) en de situaties aan het oor en met

oortjes (p < 0,05).

21

Figuur 6: Elektromagnetische straling in SAR-waarden GSM (dBW/kg)

inlogaritmische waarden omgezet) ten opzichte van luistersituatie en locatie.

4.2. WCDMA-systeem

Alleen de waarden van het Technicum (n = 148) werden besproken omwille van

het lage aantal registraties in iGent (n = 3). Met two-way ANOVA werd vastgesteld

dat de achtergrondlawaai geen significante onafhankelijke variabele was voor de

SAR-waarden in WCDMA (p = 0,404). Luistersituatie werd wel bevonden als een

significante bepalende variabele voor de SAR-waarden met WCDMA-systeem (p <

0,05). Op figuur 7 werd dit verschil geïllustreerd tussen de verschillende situaties,

maar in logaritmische waarden. De SAR-waarden bij telefoneren aan het oor is

significant hoger dan de luistersituaties met oortjes en luidspreker.

22

Figuur 7: SAR-waarden WCDMA (dBW/kg) in logaritmische waarden ten

opzichte van luistersituaties.

Aan de hand van one-way ANOVA werden de onafhankelijke variabelen geslacht,

leeftijd, oorvoorkeur en handvoorkeur onderzocht in functie van SAR-waarden in

WCDMA. Geen van deze variabelen had een significante invloed op SAR-

waarden (p > 0,05).

5. Vergelijking SVS-score, geluidsniveau, vermogen en SAR-waarden

Aan de hand van lineaire regressie werd de relatie tussen SVS-score,

geluidsniveau, uitgezonden vermogen en SAR-waarden onderzocht. Voor de

relatie tussen SVS-score en het geluidsniveau ter hoogte van het trommelvlies

werd er geen significant verband gevonden bij de luistersituaties aan het oor (p =

0,300 , Adj. R Square = 0,001). Wel werd er vastgesteld dat voor de situatie met

oortjes (p = 0,010 , Adj. R Square = 0,035) en met luidspreker (p = 0,000, Adj. R

Square = 0,358) er een significant verband was. Met andere woorden leidt een

hoger geluidsniveau tot een beter spraakverstaan voor de luistersituaties met

23

oortjes en met speaker, zie figuur 8. De adjusted R kwadraat is groter bij de

luidspreker, waardoor deze meer het model verklaard.

Figuur 8: SVS-score in functie van geluidsniveau t.h.v. het trommelvlies

Er werd een significant verband gevonden tussen de SVS-score bij het

geluidsniveau in autolawaai (p < 0,05 , Adj. R Square = 0,298) en treinlawaai (p <

0,05, Adj. R Square = 0,129). In stilte is er geen significant verband tussen SVS-

score en het geluidsniveau (p = 0,953). Hoe hoger het geluidsniveau is, hoe beter

de spraakverstaanbaarheidsscore werd.

De elektromagnetische straling met GSM-systeem heeft geen significant verband

met SVS-score (p = 0,364). Tussen SVS-score en de elektromagnetische straling

met WCDMA-systeem was een significant verband voor de luistersituatie met

luidspreker (p = 0,012 , Adj. R Square = 0,108). Hierbij geldt hoe lager de straling,

hoe hoger de SVS-score. Er werd geen significant verband gevonden tussen het

geluidsniveau ter hoogte van het trommelvlies en GSM-systeem (p = 0,364). Ook

24

tussen het geluidsniveau en WDCMA-systeem is er geen significant verband (p =

313).

6. Gebruik mobiele telefoon voor en na de metingen

De proefpersonen kregen voor aanvang van de testen de vraag hoe ze het vaakst

telefoneren in het dagelijks leven. Na alles situaties te overlopen werd er gevraagd

aan de proefpersonen welke manier van telefoneren ze het beste vonden. Aan de

hand van een kruistabel, tabel 1, werden enkele zaken vastgesteld. 48 van de 54

proefpersonen hadden aangeduid voor de start van de metingen dat ze een

voorkeur hebben om te telefoneren met de mobiele telefoon aan het oor. Na de

metingen vonden 15 van die 48 proefpersonen dat oortjes beter waren tijdens de

metingen en 1 persoon had de voorkeur voor de luidspreker.

Tabel 1: Kruistabel, voorkeurbellen voor test en na test

Voorkeur bellen na test

Totaal Aan het oor Oortjes Luidspreker

Voorkeur bellen voor test Aan het oor 32 15 1 48

Oortjes 0 2 0 2

Luidspreker 2 1 1 4

Totaal 34 18 2 54

25

Discussie

Mobiele telefonie is een belangrijk onderdeel van ons leven geworden,

desondanks zijn er weinig onderzoeken te vinden over het spraakverstaan en

geluidsniveaus bij mobiele telefonie. In het huidig onderzoek werd hierop ingegaan

en werd het spraakverstaan en de lawaaiblootstelling samen met de

elektromagnetische blootstelling besproken.

Voor de metingen in stilte werd spraakverstaanbaarheidsscore niet significant

verschillend bevonden voor de drie luistersituaties. In verschillend

achtergrondlawaai werd er onder de verschillende luistersituaties wel een duidelijk

verschil vastgesteld. Zo was de spraakverstaanbaarheidsscore het hoogste

wanneer de telefoon aan het oor werd gehouden en het zwakst als er werd

geluisterd met de luidspreker. Als er rekening wordt gehouden met de binaurale

voordelen van een normaalhorende dan is dit een onverwachte uitkomst. Door

binaurale squelch en binaurale summatie werd verwacht dat de spraakperceptie

beter zou zijn als beide oren werden gebruikt (Van Yper, 2015).

Wanneer bij de metingen met de luidspreker het volume luider werd gezet, trad er

distortie op van de spraakstalen, waardoor er verwacht zou worden dat het

spraakverstaan zou dalen. Maar bij de situaties in achtergrondlawaai met

luidspreker werd gevonden: hoe hoger het geluidsniveau, hoe beter het

spraakverstaan. Als de kwaliteit van de spraak onveranderd bleef bij het verhogen

van het volume, zou men een beter spraakverstaan bij een luider signaal

verwachten. In realiteit kwam er distortie voor met de luidspreker, daarom kregen

de proefpersonen de instructie om het volume zo in te stellen zodat het

spraakverstaan voor hen zo optimaal mogelijk was.

Nog onverwachter is de lagere spraakverstaanbaarheidsscore in de situaties met

oortjes in vergelijking met de situaties aan het oor. Hierbij werd verwacht dat door

middel van binauraal horen en doordat de oortjes voor afscherming van het

achtergrondlawaai zorgen, dat het spraakverstaan met oortjes beter zou zijn dan

met de mobiele telefoon aan het oor. Het is mogelijk dat tijdens de metingen het

achtergrondlawaai mee werd geregistreerd door de microfoon van de mobiele

telefoon. Hierdoor zou het achtergrondlawaai in combinatie met de woordenlijst

26

worden afgespeeld waardoor er een grotere storing dan bedoeld werd

veroorzaakt. Bij de luistersituaties aan het oor werd de microfoon afgeschermd

door het hoofd waardoor het achtergrondlawaai niet opnieuw werd afgespeeld.

Hierdoor liggen de spraakverstaanbaarheidsscores hoger in deze situaties. Omdat

deze theorie al werd vermoed tijdens de metingen werd de microfoon op de

tweede locatie afgedekt met plakband. Voor de spraakverstaanbaarheidsscores

werden geen verschillen gevonden tussen de proefpersonen waarbij de microfoon

niet was afgedekt en de personen waarbij de microfoon wel was afgedekt.

Hierdoor zou het mogelijk zijn om de theorie van de microfoon te ontkrachten,

maar er kan niet met zekerheid gezegd worden dat de plakband zorgde voor

voldoende demping en/of het achtergrondlawaai al dan niet werd geregistreerd

door de microfoon. Daarnaast gaven de proefpersonen vaak als mondeling

feedback dat de kwaliteit van de spraak bij gebruik van oortjes verbeterde

naarmate de woordenlijst op het einde liep.

Er kunnen ook altijd vermoedens zijn dat door slecht werkende testmateriaal de

resultaten onverwacht waren. Doordat het spraakverstaan in stilte gelijkaardig

bleef over de verschillende luistersituaties kan er gesuggereerd worden dat er in

principe niets mis is met het materiaal (luidspreker, oortjes, mobiele telefoon…).

De manier van bellen, het volume waarop mensen bellen, hoe de mobiele telefoon

omgaat met achtergrondlawaai en/of het al dan niet afschermen van de microfoon

kan hierbij wel een invloed hebben op de onverwachte waarden van het

spraakverstaan.

Lawaaiblootstelling kan zorgen voor verschillende gezondheidsproblemen. Niet

alleen het gehoor kan worden aangetast door hoge geluidniveaus, maar dit kan

ook zorgen voor onder andere stress en cardiovasculaire problemen (Van

Kempen, et al., 2002 en Vermeer & Passchier, 2000).

In het huidig onderzoek werd het laagste gemiddeld geluidsniveau van 68,12 dB

SPL (S-Sp) gevonden ter hoogte van het trommelvlies, het hoogste was 89,97 dB

SPL (A-Aho). Het is mogelijk om schade aan het gehoor te hebben vanaf 75 dB A

over een langere periode van blootstelling (vanaf 8 uur) (Vinck, 2014). Hoe hoger

het geluidsniveau, hoe korter de periode van blootstelling voor er kans op

27

gehoorschade is. De kans op schade aan het gehoor is ook individueel afhankelijk

en afhankelijk van de samenstelling van het geluid.

In realiteit zullen mensen zelden acht uur per dag telefoneren, alleen mensen die

bijvoorbeeld in call centra werken zouden deze uren kunnen halen (Gavhed &

Toomingas, 2007). Daarentegen werd er ook een gemiddelde van 89,97 dB SPL

behaald, als hierbij de ‘equal energy rule’ werd toegepast dan heeft deze persoon

na één uur al kans op lawaaischade (Vinck, 2014). Het is niet onmogelijk dat

iemand uit deze doelgroep gehoorschade oploopt door te telefoneren. De

proefpersonen die bellen met de telefoon aan het oor lopen hierbij de grootste

kans, maar dit zouden ze wel voor een bepaalde duur moeten volhouden.

In dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van oortjes, de metingen konden

evengoed uitgevoerd worden met behulp van een koptelefoon. Het geluidsniveau

zou volgens het onderzoek van Fligor en Cox (2004) lager kunnen liggen als een

hoofdtelefoon werd gebruikt. In hun onderzoek werd gevonden dat luisteren naar

muziek met oortjes 7 tot 9 dB luider zou kunnen zijn in vergelijking met de

hoofdtelefoon.

Het geluidsniveau was lager bij de luistersituaties waarbij er met oortjes en met

luidspreker werd geluisterd. Dit komt vermoedelijk door het binauraal effect.

Doordat beide oren het spraaksignaal verwerken, zal het aangeboden signaal

luider zijn met beide oren dan met één oor. De proefpersonen zetten bijgevolg het

volume zachter indien ze met twee oren mogen luisteren.

Verder werd in dit onderzoek de elektromagnetische blootstelling onderzocht over

de verschillende condities. De elektromagnetische straling werd telkens significant

hoger bevonden als de mobiele telefoon dichter bij het lichaam werd gehouden.

Elektromagnetische straling wordt hoofdzakelijk onderzocht om het worst-case

scenario te onderzoeken, met andere woorden de bron van wordt straling zo dicht

mogelijk bij het lichaam gehouden. Hierdoor zijn er weinig onderzoeken te vinden

die resultaten weergeven omtrent de invloed van de straling als de mobiele

telefoon verder van het lichaam wordt gehouden.

Uit dit onderzoek werd vastgesteld dat de uitgezonden vermogens naast het hoofd

significant hoger zijn ten opzichte van de uitgezonden vermogens verder van het

28

lichaam. De SAR-waarden houden rekening met de afstand van de mobiele

telefoon ten opzicht van het hoofd. Het verschil tussen deze situaties is enerzijds

veroorzaakt doordat het hoofd zelf een extra obstakel vormt en het hoofd

stralingen absorbeert. Anderzijds zwakken de SAR-waarden af doordat de afstand

van de bron tot het lichaam groter is en er een lager uitgezonden vermogen is.

In het huidig onderzoek werden er geen significante verschillen gevonden in

vermogen en SAR-waarden bij de verschillende soorten achtergrondlawaai. Dit

werd ook niet verwacht, maar als deze metingen zouden uitgevoerd worden in de

reële situatie in een rijdende auto en trein dan zou de elektromagnetische

blootstelling vermoedelijk hoger liggen dan in deze simulatie. Ten eerste zou een

groter uitgezonden vermogen verwacht worden omdat de metalen structuur de

verbinding tussen het toestel en het BTS, basisstation, verstoort. Ten tweede

zouden grote reflecties verwacht worden in de metalen structuur. (Anzaldi, Silva,

Fernandez, Quilez, & Riu, 2007). In het onderzoek van Ruddle (2009) werd

gevonden dat de hoogste mogelijke SAR-waarden van de mobiele telefoon niet

werden gevonden in een auto, maar dat de SAR wel afhankelijk is van het aantal

inzittenden in de auto, positie van de inzittende en de locatie van de bron.

Gedurende de simulatie werd de mobiele telefoon op de tafel voor de

proefpersoon gelegd, waardoor de gemeten straling bij de situaties met oortjes

gelijkaardig was aan de situaties waarbij de luidspreker werd gebruikt. Er moet

hierbij opgemerkt worden dat de mobiele telefoon vaak dichter bij het lichaam zal

liggen als er oortjes woorden gebruikt. Daarnaast zijn deze resultaten alleen geldig

voor oortjes met kabel en niet via een draadloos systeem. Draadloze oortjes

zenden namelijk ook radiogolven uit die kunnen zorgen voor elektromagnetische

blootstelling.

In het Technicum was het uitgezonden vermogen hoger in vergelijking met de

metingen in iGent. De reden is de kwaliteit van verbinding tussen BTS en de

mobiele telefoon, deze is namelijk bepalend voor het uitgezonden vermogen. In

het Technicum had de mobiele telefoon meer moeite om een goede verbinding te

maken met het basisstation. De iGent toren ligt vermoedelijk dichter bij een

basisstation waardoor het uitgezonden op deze locatie lager lag. Daarnaast is de

locatie van het Technicum in het centrum van Gent en is de iGent toren minder

29

omringt door gebouwen. Bijgevolg zullen er meer obstakels zijn overbrugt om

verbinding met de BTS te maken bij de metingen in het Technicum (Van

Larebeke, 2009).

In het huidig onderzoek werd gevonden dat het spraakverstaan het best is bij de

luistersituaties aan het oor. Daarnaast werd ook gevonden dat zowel de

elektromagnetische blootstelling als de geluidsniveaus het hoogst zijn aan het oor.

Er kan dus gezegd worden dat als de telefoon aan het oor werd gehouden er

grotere risico’s zijn op lawaaischade en blootstelling van elektromagnetische

straling. Bij het bellen met oortjes is de elektromagnetische straling veel minder,

maar er is een risico op gehoorschade en het spraakverstaan was minder goed

dan wanneer er achtergrondlawaai aanwezig was. Bij de luistersituatie met

luidspreker is de elektromagnetische blootstelling lager, er is zo goed als bijna

geen kans op gehoorschade en het spraakverstaan is ook duidelijk lager dan de

andere luistersituaties. Met andere woorden als er een goed spraakverstaan

verkregen wil worden, dan vergroot het risico op elektromagnetische blootstelling

en de kans op gehoorschade. Daarentegen als de risico’s zo laag mogelijk worden

gehouden, dan wordt er gekozen voor een slecht spraakverstaan.

Voor verder onderzoek zou het interessant zijn om te werken met een visuele

taak. In het huidig onderzoek werd het niet uitgevoerd omwille van de praktische

haalbaarheid en de hoge moeilijkheid van het spraakverstaan van woorden tijdens

een testmoment. Door het toevoegen van een visuele taak kan een inschatting

van de luisterinspanning gemaakt worden. Indien het woord moeilijk begrepen

werd, zal er minder cognitieve reserve over zijn om de visuele taak tot een goed

einde te brengen (Kahneman, 1973; Picou, Ricketts, & Hornsby, 2013). Dit zou

interessant zijn om de luistersituatie aan het oor te vergelijken over de

verschillende achtergrondlawaai en de situaties in stilte. Het spraakverstaan voor

deze luistersituaties waren namelijk gelijkaardig, door een visuele taak te

implementeren zouden er vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen de

inspanningen die nodig waren in de verschillende situaties.

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van Skype om te bellen naar een mobiele

telefoon. Het zou interessant zijn om de situaties nog meer waarheidsgetrouw te

maken door de metingen te laten gebeuren tussen twee telefoons en eventueel te

30

werken met twee personen die naar elkaar bellen en de woorden zelf zeggen. In

het huidig onderzoek ging de voorkeur uit om gebruik te maken van een

gestandaardiseerde woordenlijst. Op deze manier was het mogelijk om het

spraakverstaan met elkaar te vergelijken zonder rekening te moeten houden met

de manier van praten door een tweede persoon.

In het huidig onderzoek werd het geluidsniveau van de spraak telkens

geregistreerd in combinatie met het achtergrondlawaai. Aan de ene kant was dit

interessant omdat zo het totale geluidsniveau achteraf besproken kon worden in

functie van lawaaiblootstelling. Aan de andere kant werd het hierdoor moeilijk om

tijdens de bespreking een goede vergelijking te maken tussen de werkelijke

niveaus van het spraakverstaan, vooral in de situaties met luidspreker. Daarom is

het voor verder onderzoek interessant om de testpersoon het geluidsniveau te

laten stellen met het achtergrondlawaai, maar het achtergrondlawaai uit te

schakelen om het geluidsniveau te meten.

31

Conclusie

Er kan uit dit onderzoek geen eenduidig antwoord komen op de vraag: ‘Wat is de

beste manier om te communiceren met een mobiele telefoon?’. Elke luistersituatie

heeft zijn voor- en zijn nadelen. Bij de luidspreker werd een laag spraakverstaan

bekomen, daarnaast ook minder elektromagnetische blootstelling en een lager

geluidsniveau ter hoogte van het trommelvlies. Met oortjes is de

elektromagnetische blootstelling laag, maar het spraakverstaan is niet optimaal en

er is een reële kans op gehoorschade bij langdurig gebruik. Wanneer de telefoon

aan het oor wordt gehouden, wordt het beste spraakverstaan verkregen, maar ook

de hoogste geluidniveaus en de hoogste elektromagnetische blootstelling.

32

Referenties

Anzaldi, G., Silva, F., Fernandez, M., Quilez, M., & Riu, P. J. (2007). Initial

analysis of SAR from a cell phon inside a vehicle by numerical computation.

IEEE transactions on biomedical engineering.

Bucher, J., Birnbaum, L., Melnick, R., Portier, C., Boice, J., Lerchl, A., . . .

Greenebaum, B. (2016, mei 25). Cell phone radiation boosts cancer rates in

animals; $25 million NTP study finds brain tumors. Opgehaald van Micro

Wave News: http://microwavenews.com/news-center/ntp-cancer-results

(Moet nog gepubliceerd worden.)

Federal Communications Commission. (2015, november 4). Specific Absorption

Rate (SAR) For Cell Phones: What It Means For You. Opgehaald van FCC,

Federal Communications Commission:

https://www.fcc.gov/consumers/guides/specific-absorption-rate-sar-cell-

phones-what-it-means-you

Figor, B., & Cox, C. (2004). Output Levels of Commercially Available Portable

Compact Disc Players and the Potential Risk to Hearing. Ear and Hearing,

513-527.

FOD Economie, K.M.M., Middenstand en Energie. (2015, juni 24). ICT-indicatoren

bij huishoudens en individuen (2005-2014). Opgehaald van

http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_l

evensomstandigheden/ict_indicatoren_bij_huishoudens_individuen.jsp

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu - DG

Leefmilieu. (sd). Elektromagnetische velden en gezondheid. Opgehaald van

belgium.be:

http://www.belgium.be/nl/gezondheid/gezond_leven/gsm_en_elektromagnet

ische_velden

Gavhed, D., & Toomingas, A. (2007). Observed physical working conditions in a

sample of call centres in Sweden and their relations to directives,

recommendations and operators’ comfort and symptoms. International

Journal of Industrial Ergonomics.

33

Hammer, A., Coene, M., & Govaerts, P. (2013). Zinnen of woorden? Een

bespreken van het spraakmateriaal binnen de Nederlandse en Vlaamse

spraakaudiometrie. Stem-, Spraak- en Taalpathologie.

Jamieson, D. G., Parsa, V., Price, M. C., & Till, J. (2002). Interaction of Speech

Code and Atypical Speech I: Effects on Speech Intelligibility. Journal of

Speech, Language, and Hearing Research.

Kahneman, D. (1973). Attention and Effort. New Jersey.

Kozma, L. (2001, 12 2). Digital Wireless Telephones and Hearing Aids.

Panda, N. K., Modi, R., Munjal, S., & Virk, R. S. (2010). Auditory changes in

mobile users: is evidence forthcoming? Otology and Neurotology.

Parazzini, M., Brazzale, A. R., Paglialonga, A., Tognola, G., Collet, L., Moulin, A.,

Ravazzani, P. (2007). Effects of GSM cellular phones on human hearing:

The European project "Guard". Radiation Research.

Patel, H., & Qureshi, R. (2013). Effects of lang term use of mobile phones on

hearing status of healty individuals compared to infrequent mobile phone

users in age group of 15-40 years. International journal of research and

science.

Picou, E., Ricketts, T., & Hornsby, B. (2013). How hearing aids, bacckground

noise and visual cues influence objective listening effort. Ear and Hearing.

Ruddle, A. (2009). Computed SAR levels in vehicle occupants due to on-board

transmissions at 900 MHz. Antennas & Propagation Conference.

Smits, C., & Houtgast, T. (2004). Results form the Dutch Speech-in-Noise

screening test by telephone. Ear and Hearing.

Tyagi, A., Duhan, M., & Bhatia, D. (2011). Effect of mobile phone radiation on

brain activity GSM VS CDMA. International Journal of Science Technology

& Management.

Van Kempen, E., Kruize, H., Boshuizen, H., Ameling, C., Staatsen, B., & De

Hollander, A. (2002, Maart). The association between noise exposure and

34

blood pessure and ischemic heart disease: a meta-analysis. Environmental

Health Perspectives.

Van Larebeke, N. (2009, mei). Gezondheidseffecten van blootstelling aan

radiofrequente electromagnetische straling. Steunpunt beleidsrelevant

onderzoek 2007-2011.

Van Yper, L. (2015). Bilateral/binaural hearing in CI-users (Syllabus). In Klinische

en audiologische aspecten van het cochleaire implantaat. Gent.

Vermeer, W. P., & Passchier, W. (2000). Noise exposure and public health.

Environ Health Perspect.

Vinck, B. (2014). Preventieve audiologie (syllabus). Universiteit Gent, faculteit

gezondheidswetenschappen.

35

Lijst figuren en tabellen

Figuur 1: Situatieschets, lichaam ten opzichte van de mobiele telefoon .............. 11

Figuur 2: Gemiddelde spraakverstaanscores over de verschillende situaties. ..... 14

Figuur 3: Geluidsniveaus t.h.v. het trommelvlies over de verschillende situaties. 16

Figuur 4: Gemiddeld uitgestraald vermogen in GSM (dBm) ................................. 18

Figuur 5: Gemiddeld uitgestraald vermogen in WCDMA (dBm) ........................... 19

Figuur 6: Elektromagnetische straling in SAR-waarden GSM (dBW/kg)

inlogaritmische waarden omgezet) ten opzichte van luistersituatie en locatie. ..... 21

Figuur 7: SAR-waarden WCDMA (dBW/kg) in logaritmische waarden ten opzichte

van luistersituaties. ............................................................................................... 22

Figuur 8: SVS-score in functie van geluidsniveau t.h.v. het trommelvlies ............ 23

36

Appendix 1

Beste

Hieronder zult u enkele algemene vragen vinden in het kader van de thesis:

mobiele telefonie: tussen communicatie en blootstelling.

Alvast bedankt voor uw deelname!

Sofie Declerck

Voor- en achternaam: ……………………………………………………………………

Geboortedatum: …………………………………………………………………………

Geslacht: …………………………………………………………………………………

Beroep:

o Student

o Bediende

o Arbeider

o Andere

Gewicht: …………………………………………………………………………………

Lengte: ……………………………………………………………………………………

Gebruikt u regelmatig een mobiele telefoon in het dagelijks leven? (Van een

schaal van 1 tot 5 met 1 nooit en 5 doorlopend)

1 2 3 4 5

Handvoorkeur: Links/rechts

Als u telefoneert, aan welk oor houdt u dan de luidspreker? Links/rechts

Als u telefoneert, wat van de volgende drie mogelijkheden gebruikt u het meest?

o In ears, koptelefoon

o Aan het oor

o Op speaker

37

Appendix 2

Beoordelingsschalen

Op een schaal van 1 tot en met 5 hoe aangenaam was de spraak? (Met 1 heel

onaangenaam en 5 Heel aangenaam) Waarom?

1 2 3 4 5

Hoe was het geluidsniveau van de spraak op een schaal van 1 tot en met 5? (Met

1 onverstaanbaar en 5 alles was heel duidelijk).

1 2 3 4 5

Op een schaal van 1 tot en met 5 hoe groot was de invloed van het

achtergrondlawaai op het verstaan van de woordjes? (Met 1 Heel veel invloed en

5 helemaal geen invloed)

1 2 3 4 5

Heeft u nog enkele opmerkingen?

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

…………

(Bij de laatste beoordeling)

Welke van deze 3 mogelijkheden vond u het best in de verschillende situaties?

o In ears, koptelefoon

o Aan het oor

o Op speaker