Upload
others
View
10
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Auteur(s) Frank Terpstra
Caroline Coumans
dr. Patrick Jansen
Opdrachtgever Ministerie van VWS
Kenmerk FT/20/0823/fklwv
Publicatiedatum 11 juni 2020
© Bureau HHM
Financiering kleinschalige woonvormen Inzicht in bundeling van pgb’s
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 2
Inhoud
Samenvatting ....................................................................................... 3
1. Aanleiding en vraagstelling ......................................................... 5
2. Aanpak ........................................................................................ 7
3. Resultaten ................................................................................. 11
3.1 Vormen van bundeling pgb’s in de praktijk ................................ 11
3.2 Redenen om pgb’s te bundelen .................................................. 13
3.3 Verschillen in zorgbehoeften en gemeenschappelijke ruimten .. 15
3.4 Individuele regie versus collectieve regie .................................. 16
3.5 Effect bundelen pgb’s op aard en omvang geboden zorg ...........21
3.6 Effect van bundelen pgb’s op administratieve lasten ................ 25
3.7 Effect bundelen pgb’s op controleren rechtmatigheid .............. 28
3.8 Controle op rechtmatigheid door verstrekkers .......................... 29
3.9 Wet- en regelgeving bij bundelen pgb’s ..................................... 31
4. Conclusies .................................................................................. 33
Bijlage 1. Gehanteerde definities .................................................. 36
Bijlage 2. Administratieve eisen pgb Wlz en Wmo ........................ 38
Bijlage 3. Overzicht casestudies .................................................... 40
Bijlage 4. Pgb-artikelen Wmo 2015, Wlz, Blz en Rlz .......................41
Dit rapport is geoptimaliseerd voor lezen op een beeldscherm. Navigeer tussen de hoofd-
stukken met de cijfers in de kantlijn. Met de pijl daaronder komt u terug bij de inhouds-
opgave.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 3
Samenvatting
Aanleiding en aanpak
Mensen met een indicatie voor zorg kunnen kiezen om te gaan wonen in
een kleinschalige woonvorm. Kleinschalige woonvormen die worden
gefinancierd met een persoonsgebonden budget (pgb) verschillen van
elkaar in de wijze waarop de zorg wordt georganiseerd en hoe de zorg
wordt ingekocht: inkoop vanuit individuele pgb’s of gebundelde pgb’s.
Het ministerie van VWS wil meer inzicht in de implicaties van het
bundelen van pgb’s om een visie te kunnen ontwikkelen op de
bekostiging van kleinschalige woonvormen met pgb’s.
Om een kwalitatief beeld te krijgen van de bestaande diversiteit hebben
we 16 kleinschalige woonvormen onderzocht, verspreid over het land
(het onderzoek was niet bedoeld om een kwantitatief representatief
beeld te schetsen). Deze varieerden in aantal plekken (3 – 26), in mate
van bundeling van pgb’s, in financieringskader (vanuit de Wlz, Wmo of
beide), in problematiek van cliënten en in soort initiatiefnemers. Bij
deze kleinschalige woonvormen hebben we gesproken met initiatief-
nemers, locatie-verantwoordelijken en cliënten. Ook hebben we
gesproken met gemeenten en zorgkantoren. We hebben een analyse
uitgevoerd waarbij we overeenkomsten en verschillen in kaart hebben
gebracht en op zoek zijn gegaan naar verklaringen hiervoor.
We hebben onderzocht welke vormen van bundeling in de praktijk zijn
te onderscheiden en wat de redenen zijn om pgb’s te bundelen. Ook
hebben we onderzocht wat de effecten zijn van bundeling op onder
meer het gebruik van gemeenschappelijke ruimten, de mate van regie
die mensen ervaren, de ervaren aard en omvang en kwaliteit van de
geboden zorg. Ook hebben we gekeken naar effecten van bundeling
voor de administratieve lasten en mogelijkheden van controle van
rechtmatige besteding. Tot slot hebben we geanalyseerd hoe bundeling
van pgb’s zich verhoudt tot wet- en regelgeving.
Resultaten en conclusies
• Alle door ons bezochte woonvormen passen een vorm van
bundeling van pgb’s toe. In de ouderenzorg betreft dat altijd het
gehele pgb, in de VG-sector wordt de zorg binnen de woonvorm
gebundeld, maar de dagbesteding meestal individueel (extern)
ingekocht.
• Individuele regie wordt geborgd door het opstellen van persoonlijke
budget-/zorgplannen en het dagelijks monitoren van de vraag. De
cliënten/familie die wij spraken zijn tevreden hierover.
• Als reden voor bundeling wordt aangegeven dat die noodzakelijk is
om deze vorm van wonen en zorg mogelijk te maken. Ook maakt
het bundelen van pgb’s het mogelijk voor zowel zorgondernemers
als ouderinitiatieven om meer invloed te hebben op het zorgteam.
• Alle woonvormen hebben minimaal één gemeenschappelijke
ruimte.
• Bij alle Wlz-gefinancierde woonvormen hebben cliënten de toeslag
wooninitiatief (WI-toeslag) gekregen voor de bekostiging van de
gemeenschappelijke ruimten. Bij de Wmo-gefinancierde
woonvormen verschilt het beeld: er zijn gemeenten die de WI-
toeslag afzonderlijk toekennen, gemeenten waarbij de WI-toeslag
onderdeel is van het integrale tarief, gemeenten die subsidies
toekennen voor de bekostiging van de gemeenschappelijke ruimtes
en gemeenten die hiervoor geen middelen beschikbaar stellen.
• Het effect van bundeling op de aard en omvang van de zorg en de
kwantiteit wordt als neutraal of positief aangegeven. De woon-
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 4
vormen die hierover positief zijn noemen dat meer mogelijk is zoals
groepszorg en 24-uurs bereikbaarheid of meer uren zorg. De
kwaliteit wordt als hoog aangemerkt.
• Zowel vanuit de woonvorm als vanuit de pgb-houder heerst
tevredenheid over de lage administratieve lasten bij bundeling,
vooral als het pgb eenmaal is ingeregeld. Als men ervoor kiest om
individueel uren bij te houden stijgt de administratieve last
aanzienlijk.
• Er is geen verschil in controle op de rechtmatigheid als het pgb
individueel of gebundeld wordt besteed. Zowel gemeenten als
zorgkantoren staan neutraal tegenover bundeling. Zorgkantoren en
gemeenten merken op dat bundeling het zicht op daadwerkelijke
geleverde individuele zorg en begeleiding moeilijker maakt.
• De regelgeving in de Wmo 2015, de Wlz, het Besluit langdurige zorg
en de Regeling langdurige zorg vormen geen belemmering voor het
bundelen van pgb’s.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 5
1. Aanleiding en vraagstelling
Het ministerie van VWS wil meer inzicht in de implicaties van het
bundelen van pgb’s om een visie te kunnen ontwikkelen op de
bekostiging van kleinschalige woonvormen in relatie tot het
bundelen van pgb’s.
1.1 Aanleiding
De afgelopen jaren zijn uiteenlopende soorten kleinschalige woon-
vormen ontstaan waar de zorg wordt betaald met een persoons-
gebonden budget (pgb). Mensen die wonen in een kleinschalige
woonvorm hebben een indicatie voor zorg. Het gaat om mensen die op
de één of andere manier kwetsbaar zijn en vanuit deze kwetsbaarheid
behoefte hebben aan een combinatie van zorg en verblijf. Deze
kwetsbaarheid hangt vaak samen met een bepaalde aandoening en
bijbehorende beperkingen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met een
lichtverstandelijke beperking of mensen met psychiatrische
problematiek. Ook kan het gaan om ouderen met somatische of
psychogeriatrische problematiek. Naast deze aandoeningen ervaren
deze mensen beperkingen op meerdere levensdomeinen. Mensen die
kiezen voor een kleinschalige woonvorm kunnen meestal binnen het
meer grootschalig georganiseerde intramurale aanbod geen passend
aanbod vinden.
Voor veel van deze mensen bieden kleinschalige woonvormen een
passende oplossing. Het gaat dan bijvoorbeeld om kleinschalige woon-
vormen waar mensen gezamenlijk wonen en zelf betalen voor
1 Zie de kamerbrief met de Agenda pgb van 18 december 2018.
huisvesting en daaraan verbonden aspecten, vanuit het principe van het
scheiden van wonen en zorg. Bewoners betalen de zorg vanuit de Wlz of
Wmo. Deze woonvormen verschillen van elkaar in de wijze waarop de
zorg wordt georganiseerd en hoe de zorg wordt ingekocht: inkoop
vanuit individuele pgb’s of gebundelde pgb’s.
Voor cliënten in kleinschalige woonvormen die pgb-gefinancierd zijn is
een bepaalde mate van eigen regie over de zorg veelal belangrijk. Dit is
in beginsel voor veel mensen een belangrijke reden om te kiezen voor
het pgb als leveringsvorm voor de te leveren zorg.
De afgelopen jaren is gebleken dat kleinschalige wooninitiatieven
voorzien in een behoefte. Tegelijkertijd leiden deze nieuwe initiatieven
ook tot nieuwe vraagstukken1. Het ministerie wil meer zicht hierop.
Eén van de vraagstukken betreft de implicaties van het bundelen van
pgb’s. Het ministerie van VWS wil meer inzicht hierin om een visie te
kunnen ontwikkelen op de bekostiging van kleinschalige woonvormen
in relatie tot het bundelen van pgb’s.
Een ander vraagstuk betreft de variëteit aan leveringsvormen (pgb, vpt,
mpt, zorg in natura met verblijf) binnen de Wet langdurige zorg (Wlz),
ook in kleinschalige woonvormen. Het ministerie van VWS wil ook meer
inzicht in het scala aan kleinschalige woonvormen binnen de Wlz en de
wijze van bekostiging om te kunnen beoordelen of een meer eenduidige
wijze van bekostiging nodig en/of mogelijk is.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 6
Het ministerie heeft ons bureau gevraagd onderzoek te doen naar beide
vraagstukken. In deze rapportage doen we verslag van het onderzoek
naar het eerstgenoemde vraagstuk. Over het tweede vraagstuk
rapporteren we separaat2.
1.2 Vraagstelling
De vragen die we in het voorliggend onderzoek beantwoorden:
1. Welke vormen van bundeling van pgb’s kunnen in de praktijk
worden onderscheiden?
2. Wat zijn redenen om bij het inkopen van zorg bij een kleinschalige
woonvorm pgb’s deels of geheel te bundelen? Wie maakt deze
keuze en wat zijn onderliggende redenen hiervoor?
3. Welke verschillen bestaan op het gebied van onder meer zorg-
behoeften en gemeenschappelijke ruimten tussen kleinschalige
woonvormen waarbij zorg individueel wordt ingekocht en
kleinschalige woonvormen waarbij pgb’s worden gebundeld?
4. Hoe verhoudt de ervaren individuele regie van mensen met een pgb
zich tot de ervaren collectieve regie bij een bundeling van pgb’s?
5. Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de aard en omvang van
de geboden zorg? Welk verschil in ervaren kwaliteit is er tussen
pgb-houders die zorg individueel of gezamenlijk inkopen?
Welke verschillen in omvang van geboden zorg zijn er bij vergelijk-
bare pgb’s?
6. Wat is het effect van bundelen van pgb’s op de administratieve
lasten van pgb-houders en zorgaanbieders?
7. Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de mogelijkheden van
de verstrekker om de besteding van het pgb te controleren op
rechtmatigheid?
2 Zie de rapportage Financiering kleinschalige woonvormen – wlz leveringsvormen, Bureau HHM, juni 2020, kenmerk FT/20/0821
8. Hoe verhoudt het bundelen van pgb’s zich tot wet- en regelgeving
rond pgb’s in de Wmo en Wlz?
Het doel van het onderzoek is om aan de hand van deze onderzoeks-
vragen inzicht te krijgen in de praktijk. Om een kwalitatief beeld te
krijgen van de bestaande diversiteit en niet om een kwantitatief
representatief beeld te schetsen. Zodat VWS deze inzichten kan
gebruiken om een visie te ontwikkelen op de bekostiging van
kleinschalige woonvormen.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 beschrijven we de aanpak en samenhang daarin met het
andere onderzoek. Hoofdstuk drie beschrijft de resultaten van dit
onderzoek en hoofdstuk vier bevat de conclusies per onderzoeksvraag.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 7
2. Aanpak
In dit hoofdstuk beschrijven de we gevolgde aanpak.
Zoals aangegeven, hebben we dit onderzoek gelijktijdig uitgevoerd met
een onderzoek dat inzicht geeft in de keuze voor de verschillende Wlz-
leveringsvormen (pgb, vpt, mpt, zorg in natura met verblijf) bij de
financiering van kleinschalige woonvormen. We hebben gekozen voor
samenhang tussen beide onderzoeken (zie de groen gearceerde delen
in het schema hiernaast).
Het vaststellen van definities en de beschrijving van het administratieve
proces was voor beide onderzoeken gelijk. We hebben ervoor gezorgd dat
bij de selectie van de casestudies vijf Wlz-pgb-gefinancierde woonvormen
deelnamen aan beide onderzoeken om onnodige belasting van de woon-
vormen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast is de samenhang tot
uiting gekomen in de wijze waarop we de casestudies voor beide
onderzoeken hebben uitgevoerd. Voor de overige stappen kende elk
onderzoek zijn eigen proces. Hierna beschrijven we een overzicht van de
verschillende stappen in dit onderzoek.
We zijn gestart met het samenstellen van een klankbordgroep om te
reageren op de voorgestelde onderzoeksaanpak, het aanleveren van
voorbeelden over de praktijk, het aandragen van contactpersonen en
het geven van feedback op de concept- en eindrapportage.
De klankbordgroep bestond uit vertegenwoordigers van organisaties
die betrokken zijn bij de financiering en invulling van kleinschalige
woonvormen: ZN, VNG, SVB, Per Saldo, BVKZ,
Spot, KenniZ, en NZa. De klankbordgroep is
drie keer bijeen gekomen.
Stap A. Bepalen definities en scope
Ter voorbereiding op beide onderzoeken
hebben we de definities, scope en rand-
voorwaarden bepaald. Hiervoor hebben we
deskresearch gedaan naar de landelijke wet- en
regelgeving over (de financiering van)
kleinschalige woonvormen. Daarbij hebben we
ons primair gericht op de Wet langdurige zorg
(Wlz) en de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo). Hierbij hebben we ook
gekeken naar de diverse mogelijkheden van
financiering waaronder de toeslag Woon-
initiatief (WI-toeslag). Op basis van dit
deskresearch hebben we definities uitgewerkt
voor het vaststellen van de scope van het
onderzoek. Met de klankbordgroep hebben we
overeenstemming gekregen over de definities
en de categorieën binnen de definitie (zie
bijlage 1). Ook heeft de deskresearch geholpen
om meer zicht te krijgen op de achtergrond van
knelpunten die zich voordoen rondom de pgb-
financiering van kleinschalige woonvormen.
Stap B. Administratieve proces in kaart
Vervolgens hebben we, om inzicht te krijgen in de administratieve eisen,
het gehele administratieve proces rondom het pgb in beeld gebracht,
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 8
zowel voor de Wlz als voor de Wmo. We hebben gekeken naar het proces
dat woonvormen en cliënten doorlopen vanaf het moment dat de
indicatie is afgegeven (door het CIZ of een gemeente) tot het moment
van verantwoording van de geleverde zorg. Per processtap hebben we
antwoord gegeven op de volgende vragen:
• Welke partijen stellen eisen in het administratieve proces rondom
de leveringsvorm?
• Wat zijn de verantwoordingseisen die worden gesteld per partij, en
welke administratieve lasten komen hierbij kijken?
• Wie is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de administratieve
eisen (zorgaanbieder of pgb-houder?)
Het overzicht is gemaakt aan de hand van alle openbare informatie over
het administratieve proces en onze bureau-ervaring met de Wlz en Wmo.
De uitkomsten van deze inventarisatie hebben we getoetst bij partijen die
betrokken zijn bij de uitvoering, zoals de SVB, IGJ, zorgkantoren,
gemeenten, BVKZ en Per Saldo. Via e-mail en telefonisch overleg zijn de
uitkomsten van deze inventarisatie aan hen voorgelegd en op basis van
de opmerkingen zijn we gekomen tot een definitief overzicht (zie hiervoor
bijlage 2).
Stap 1.1 Vaststellen vormen van bundeling pgb’s
Om de implicaties van het bundelen van pgb’s te kunnen onderzoeken
hebben we via deskresearch eerst in kaart gebracht welke vormen van
bundeling in de praktijk worden onderscheiden. Bronnen die we hierbij
hebben gebruikt zijn eerdere onderzoeken van bureau HHM naar
3 Kleinschalige wooninitiatieven en het pgb (2011); Meerwaarde van woonvoorzieningen met zorg voor ouderen (2019) 4 via www.svb.nl meerder pagina’s geraadpleegd over voorwaarden en proces pgb 5 Deze handreiking beschrijft meerdere soorten ouderinitiatieven en verschillende manieren waarop ouderinitiatieven georganiseerd zijn. 6 www.pgb.nl
kleinschalige woonvormen3, informatie van de SVB4, de handreiking
Initiatieven Kleinschalig Wonen met Zorg voor particuliere initiatief-
nemers (LKNG/ BOSK, 2004), de handreiking pgb Beschermd Wonen
(VNG, 2017) en de handreiking Wet zorg en dwang voor ouder-
initiatieven (Naar Keuze, 2019)5 en Pgb.nl waar 4 modellen voor ouder-
initiatieven zijn beschreven6.
Stap 1.2 Vaststellen criteria selectie casestudies
Voor de uitvoering van het onderzoek hebben we gezorgd voor variatie
in casuïstiek. Deze variatie betrof niet alleen de mate van bundeling van
pgb’s, maar ook andere relevante aspecten:
• Wettelijk kader: financiering van kleinschalige woonvormen uit de
Wlz, Wmo of beide.
• Problematiek van cliënten of grondslag: somatische problematiek,
psychogeriatrische problematiek, psychiatrische problematiek,
verstandelijke of lichamelijke beperking.
• Initiatiefnemers van kleinschalige woonvormen: particulier initiatief
of zorgondernemer.
• Geografische spreiding: stedelijk, platteland en regio.
Met de leden van de klankbordgroep hebben we deze criteria vastgesteld.
Stap 1.3 Uitvraag brancheverenigingen
Vervolgens hebben we de brancheverenigingen (BVKZ, Per Saldo,
Kenniz en SPOT) gevraagd om aan de hand van de hiervoor beschreven
criteria met een voorstel te komen van woonvormen die we konden
benaderen voor deelname aan de casestudy. Omdat een aantal woon-
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 9
vormen die door de branches waren voorgesteld niet in de gelegenheid
was om deel te nemen, hebben de branches nog enkele malen
aanvullende voorstellen gedaan van te benaderen woonvormen en
hebben we vanuit bureau HHM ook zelf woonvormen benaderd met het
verzoek om deelname.
Stap 1.4 Selecteren casestudies
Het kostte veel inspanning om woonvormen te selecteren. De periode
waarin de casestudies werden uitgevoerd (december 2019 – februari
2020) bleek geen gunstige periode om deel te nemen aan het
onderzoek, omdat men druk was met het administratief afsluiten van
het jaar. Uiteindelijk hebben 16 kleinschalige, pgb-gefinancierde
woonvormen deelgenomen aan het onderzoek: zes woonvormen in de
ouderenzorg (allen met een zorgondernemer), zeven woonvormen in de
VG (waarvan twee zorgondernemers en vijf ouderinitiatieven), twee
woonvormen in de GGZ (beide ouderinitiatief) en één woonvorm met
zowel VG als GGZ (ouderinitiatief). Zie bijlage 3 voor een overzicht van
de casestudies met de verschillende kenmerken. Met dit aantal hebben
we een beeld kunnen geven van de meest7 voorkomende variaties in
wooninitiatieven die we in de deskresearch hebben vastgesteld.
Stap 1.5 Uitvoeren casestudies
Voor het uitvoeren van het casestudieonderzoek hebben we per casus
de volgende stappen doorlopen:
• We voerden een quickscan uit, waarbij we openbaar beschikbare
informatie bestudeerden, zoals een website, jaarverslagen,
oprichtingsstukken en cliëntervaringsonderzoek. Ook vroegen we
de contactpersoon van de woonvorm om beschikbare informatie
7 Met dit aantal is het niet mogelijk om een landelijk kwantitatief representatief beeld te geven van alle variaties in woonvormen
aan te dragen om ons een eerste beeld te vormen van de klein-
schalige woonvorm.
• Daarna stuurden we hen een vragenlijst met het verzoek deze in te
(laten) vullen en vervolgens aan ons te retourneren. Hierin vroegen
we naar feitelijke informatie:
— Aantal cliënten
— Omvang van de indicaties
— Omvang van de geleverde zorg en/of de formatie
— Kenmerken van de locatie (individuele ruimtes/ gemeen-
schappelijke ruimtes)
— Eventuele afspraken over de bundeling van pgb’s
• Hiermee was ons eerste beeld compleet met feitelijke informatie
over de kleinschalige woonvorm voordat we op locatie gesprekken
gingen voeren.
— Op alle locaties namen we interviews af met betrokkenen bij de
kleinschalige woonvorm. Minimaal één van de gesprekspartners
was de initiatiefnemer of verantwoordelijke voor de locatie.
Daarnaast spraken we met een vertegenwoordiging van
cliënten (cliënten en/of naasten). In enkele gevallen viel dit
samen, omdat bij ouderinitiatieven de ouders zowel vertegen-
woordiger zijn van de cliënt als initiatiefnemer van het ouder-
initiatief.
• De gesprekken voerden we gestructureerd aan de hand van een
gespreksleidraad die we vooraf ter toetsing voor hebben gelegd aan
de opdrachtgever en de brancheverenigingen. We zijn ingegaan op
redenen om pgb’s wel of niet te bundelen, de beoogde en ervaren
mate van regie en de ervaren kwaliteit van de geleverde zorg. Ook
zijn we nagegaan of ons beeld van de verschillen in administratieve
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 10
lasten bij het wel of niet bundelen van pgb’s klopt met de
uitvoeringspraktijk.
• De gespreksleidraad vormde ook de basis voor verslaglegging van
de interviews. We hebben op bijna alle locaties de gesprekken op
één dag afgenomen. De respondenten hebben we afzonderlijk
gesproken, zodat betrokkenen vrijuit konden spreken.
• In aanvulling op de gesprekken met de kleinschalige woonvormen
hebben we gesproken met zes gemeenten en vijf Wlz-concessie-
houders. Via een telefonisch interview zijn we ingegaan op de vraag
welk effect het bundelen van pgb’s heeft op hun mogelijkheden als
verstrekker de besteding van het pgb te controleren op rechtmatig-
heid.
Stap 1.6 Uitvoeren analyse
Per kleinschalige woonvorm hebben we een samenvattend overzicht
opgesteld met de uitkomsten op de voor de vraagstelling van het
onderzoek belangrijke variabelen. Aansluitend hebben we een
zogeheten crosscase-analyse uitgevoerd. Daarvoor hebben we alle
samenvattende overzichten samengevoegd in één totaaloverzicht.
Vervolgens hebben we de overeenkomsten en verschillen tussen de
onderzochte kleinschalige woonvormen in kaart gebracht op de
relevante variabelen in relatie tot het al dan niet bundelen van pgb’s.
Daarbij zijn we met name op zoek gegaan naar verklaringen voor
geconstateerde overeenkomsten en verschillen.
De eerste uitkomsten van onze analyse hebben we in een reflectie-
bijeenkomst besproken met de klankbordgroep. Het beeld dat uit het
onderzoek naar voren is gekomen hebben we getoetst. Op basis van de
uitkomsten van deze bijeenkomst hebben we het beeld aangescherpt.
Vanuit dit overzicht hebben we voorliggende rapportage opgesteld die
inzicht geeft in de implicaties van het wel of niet bundelen van pgb’s in
de Wmo en Wlz.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 11
3. Resultaten
In dit hoofdstuk beschrijven we aan de hand van de onderzoeks-
vragen de resultaten van het onderzoek.
De verschillende onderzoeksvragen zijn gericht op het in beeld brengen
van de verschillen tussen woonvormen die pgb’s bundelen en
woonvormen die pgb’s niet bundelen. Uit de casestudies is echter
gebleken dat alle woonvormen een mate van bundeling hanteren. Het is
dus niet mogelijk antwoord te geven op de vraag wat de invloed is van
het wel of niet bundelen op verschillende relevante aspecten. Wel
kunnen we een beeld geven van de implicaties van verschillende
vormen van bundeling die we hebben aangetroffen.
Verder is vooraf het volgende van belang. In de casestudies hebben we
zowel woonvormen bezocht die alleen op basis van de Wlz of de Wmo
worden gefinancierd als woonvormen die cliënten hebben met pgb’s uit
beide domeinen. Over het algemeen zijn de resultaten voor Wmo en
Wlz in grote mate vergelijkbaar. Daarom maken we bij de beschrijving
van de resultaten geen onderscheid naar de Wmo en Wlz, tenzij sprake
is van een duidelijk verschil.
Tot slot maken we bij de beschrijving van de resultaten onderscheid
tussen de ouderenzorg enerzijds en de VG/GGZ anderzijds. De reden
hiervoor is dat we een aantal duidelijke verschillen zagen tussen deze
twee (groepen van) sectoren. We hebben hierbij de VG/GGZ samen-
gevoegd om een aantal redenen. Allereerst ging het zowel bij GGZ- als
bij de VG-wooninitiatieven met name om ouderinitiatieven. Motieven
en ervaringen bleken vergelijkbaar. Daarnaast hebben slechts twee
woonvormen deelgenomen die zich alleen op de GGZ richten.
Afzonderlijke presentatie van deze twee woonvormen kan ertoe leiden
dat de resultaten herleidbaar zijn naar de betreffende woonvorm,
waardoor we de anonimiteit van de respondenten niet kunnen
garanderen. In de volgende paragrafen beantwoorden we succes-
sievelijk de onderzoeksvragen. Om een overzichtelijk beeld te geven
van de verdeling van type antwoorden, hebben we gebruikgemaakt van
cirkeldiagrammen.
3.1 Vormen van bundeling pgb’s in de praktijk
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Welke vormen van bundeling van pgb’s kunnen we in de praktijk
onderscheiden?
Op basis van de interviews en onze analyse, hebben we vastgesteld dat
verschillende vormen van bundeling kunnen worden onderscheiden. We
beschrijven hier de soorten bundeling die we in de praktijk hebben
geconstateerd. Vervolgens laten we zien hoe vaak we de verschillende
vormen van bundeling hebben aangetroffen uitgesplitst naar sector.
1. Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
Wanneer sprake is van bundeling van alle zorg en ondersteuning, dan
betaalt de budgethouder het volledige pgb (inclusief eventuele toe-
slagen, zoals een WI-toeslag en toeslag van kwaliteitsgelden) aan de
kleinschalige woonvorm. Voor het leveren van de zorg heeft de budget-
houder één contract met de eigenaar van het wooninitiatief. Alle woon-
vormen in de ouderenzorg en een enkele woonvorm in de VG-sector
hebben deze vorm van bundeling.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 12
2. Inkoop zorg gezamenlijk, dagbesteding apart
De tweede vorm van bundeling die we hebben aangetroffen is dat de
pgb-houders de zorg in de woonvorm gezamenlijk inkopen, maar dat
iedere cliënt de dagbesteding zelf extern inkoopt (met het bedrag dat
binnen het pgb beschikbaar is voor dagbesteding, ook kan het zijn dat
een aantal cliënten betaald werk heeft). Dit kwamen we met name
tegen in de VG-sector. Als reden werd aangegeven dat de behoefte aan
dagbesteding zo verschillend is per persoon dat de woonvorm dit niet
gebundeld kan aanbieden.
3. Inkoop grootste deel (80%) van de zorg gezamenlijk, rest
individueel
Deze vorm van bundeling zijn we eenmaal tegengekomen in de VG-
sector. Bij dit initiatief is ervoor gekozen om niet alle zorg gezamenlijk
in te kopen, maar ook een deel individueel. Over dit individuele deel
maakt de pgb-houder zelf apart afspraken met deze of een andere
(zorg)aanbieder.
4. Inkoop dagbesteding gezamenlijk, inkoop individuele zorg apart
Ook deze vorm van bundeling kwamen we eenmaal tegen in de VG-
sector. Deze vorm is precies tegenovergesteld aan de bundeling bij 2.
De dagbesteding wordt binnen de woonvorm door de cliënten
gezamenlijk ingekocht, maar de overige zorg wordt individueel
ingekocht. De reden om de zorg niet gezamenlijk in te kopen is dat
iedere cliënt intensieve en complexe zorg nodig heeft die specifieke
kennis van zorgverleners vraagt. De algemene dagbesteding wordt
gezamenlijk ingekocht, maar daarnaast wordt - naar behoefte - ook nog
individueel dagbesteding ingekocht.
De verschillende vormen van bundeling en de mate waarin deze
voorkomt, is weergegeven in grafiek 1 en 2.
Grafiek 1 .Vormen van bundeling in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 2. Vormen van bundeling in de VG/GGZ-sector (N=10)
Ouderenzorg
Alle zorg wordt gezamenlijk ingekocht
1
7
1
1
VG/GGZ - sectorAlles gezamenlijk
Zorg gezamenlijk,dagbesteding apart
80% van de zorggezamenlijk, rest endagbesteding apart
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 13
We vonden weinig verschil in bundeling tussen de woonvormen die
worden gefinancierd vanuit de Wmo of vanuit de Wlz. We hebben vier
woonvormen bezocht die Wmo-financiering hebben. Daarvan zijn er
twee die alles bundelen behalve de dagbesteding, één woonvorm
bundelt alles en één woonvorm geeft aan bijna alles te bundelen
3.2 Redenen om pgb’s te bundelen
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Wat zijn redenen om bij het inkopen van zorg bij een kleinschalige
woonvorm pgb’s deels of geheel te bundelen? Wie maakt deze
keuze en wat zijn onderliggende redenen hiervoor?
Tijdens de bezoeken hebben we de redenen om pgb’s te bundelen in
kaart gebracht. Deze redenen hebben we ondergebracht in een aantal
categorieën. Hieronder beschrijven we deze categorieën en laten we
per doelgroep (ouderenzorg, VG zorgondernemer, VG/GGZ ouder-
initiatief) zien hoe vaak de redenen voor bundelen zijn genoemd tijdens
de bezoeken. We kiezen er hierbij voor om in de grafieken bij de
VG/GGZ-sector een splitsing te maken tussen de VG-zorgondernemer
en VG/GGZ-ouderinitiatieven, omdat hier vaak verschil was in de
antwoorden.
1. Uit praktisch oogpunt
Bij meerdere woonvormen werd aangegeven dat de bundeling uit
praktisch oogpunt is gedaan. Doordat binnen een woonvorm de zorg
vaak aan meerdere personen tegelijk wordt gegeven, is het praktisch
om deze zorg gebundeld te verlenen, in plaats van de zorg te verlenen
aan iedere individuele cliënt door een eigen team per cliënt.
2. Visie om een groepsgevoel te creëren
Een enkele keer is aangegeven dat het bundelen van de pgb’s onderdeel
is van de visie van de woonvorm. Door het bundelen van pgb’s is
groepszorg mogelijk en is daarbij specifiek aandacht voor de onderlinge
verhoudingen tussen de cliënten. Op deze manier kan een groepsgevoel
worden gecreëerd dat ervoor zorgt dat de cliënten zich thuis voelen op
de plek waar ze wonen.
3. Continuïteit van zorg
De woonvormen gaven aan dat bundelen het mogelijk maakt om
continuïteit in zorg te bieden. Door het bundelen kan binnen de woon-
vorm bijvoorbeeld de hele dag een zorgmedewerker aanwezig zijn.
Doordat iedereen via de bundeling bijdraagt aan de zorg die gezamen-
lijk wordt geboden, kan deze continuïteit worden gegarandeerd. Dit
geeft rust en overzicht.
4. Efficiënt, noodzakelijk voor 24-uurszorg en kwaliteit
In de meeste gevallen gaven de aanbieders aan dat bundelen zorgt voor
efficiëntie en noodzakelijk is om deze vorm van wonen en zorg mogelijk
te maken. Met de budgetten die de budgethouders hebben, is het niet
mogelijk om 24-uurszorg (bezetting of bereikbaarheid) te creëren voor
iedere cliënt afzonderlijk. Het bundelen van de pgb’s maakt dit wel
mogelijk. Doordat iedereen meebetaalt aan de zorg, is 24-uurs
bezetting mogelijk (in de ouderenzorg en VG/GGZ sector) of 24-uurs
bereikbaarheid (incidenteel in de VG/GGZ-sector) door middel van
slaapdienst of achterwacht.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 14
5. Invloed op het zorgteam en niet allemaal verschillende
zorgverleners
Doordat de zorg gebundeld wordt ingekocht, is het voor de woonvorm
mogelijk om zelf een team samen te stellen met de benodigde
competenties. Als de zorg niet gebundeld zou worden ingekocht,
kunnen alle cliënten zelf een zorgverlener selecteren, waardoor de
woonvorm geen invloed heeft op de zorgverleners die komen. Dit kan
onrust geven op de locatie.
Veel woonvormen gaven meerdere redenen aan om te bundelen.
De cirkeldiagrammen geven de verschillende redenen per categorie
woonvorm weer.
Grafiek 3. Redenen voor bundeling pgb’s in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 4. Redenen voor bundeling pgb’s voor VG-zorgondernemers (N=2)
Grafiek 5. Redenen voor bundeling pgb’s voor VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)
1
1
3
1
Redenen voor bundelen Pgb - ouderenzorg
Praktisch
Continuiteit en rust,overzichtelijk
Efficient, noodzakelijk voor24-uurszorg en kwaliteit
Hierdoor meer mogelijk omzelf team te beïnvloeden
2
1
Redenen voor bundelen pgb -VG Zorgondernemer
Praktisch
Visie engroepsgevoel
2
1
3
5
1
Redenen bundelen pgb - VG/GGZ ouderinitiatief
Praktisch
Visie en groepsgevoel
Continuiteit en rust,overzichtelijk
Efficient, noodzakelijk voor 24-uurszorg en kwaliteit
Hierdoor meer mogelijk omzelf team te beïnvloeden
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 15
Als een cliënt bij een bepaalde woonvorm wil komen wonen, informeert
de woonvorm de cliënt over de wijze waarop de zorg wordt ingekocht
en georganiseerd. Bij de definitieve keuze voor de woonvorm gaat de
cliënt dus akkoord met de motivatie en mate van bundeling en de
verplichte deelname die hieraan gekoppeld is.
3.3 Verschillen in zorgbehoeften en gemeenschappelijke ruimten
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Welke verschillen bestaan op het gebied van onder meer
zorgbehoeften en gemeenschappelijke ruimten tussen klein-
schalige woonvormen waarbij zorg individueel wordt ingekocht
en kleinschalige woonvormen waarbij pgb’s worden gebundeld?
Omdat er geen woonvormen zijn waar individueel wordt ingekocht
hebben we in kaart gebracht welke gemeenschappelijke ruimten
aanwezig waren en wat het gebruik hiervan is in de praktijk. Ook
hebben we gevraagd of bij het factureren rekening wordt gehouden
met het meer of minder gebruikmaken van de gemeenschappelijke
ruimten. In alle woonvormen die we bezochten, waren minimaal
aanwezig:
• Huiskamer
• Keuken
• Huiskamer en keuken samengevoegd
• Hal
• Gezamenlijk toilet
Daarnaast zagen we bij enkele woonvormen ook nog de volgende
gemeenschappelijke ruimten:
• Tuin
• Tuinkamer
• Fitnessruimte
Het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes bleek afhankelijk te
zijn van de zorgbehoefte. Cliënten met een somatische grondslag en
cliënten met een vorm van autisme maken minder gebruik van de
gemeenschappelijke ruimtes dan cliënten met een psychogeriatrische
grondslag en cliënten uit de VG/GGZ-sector. Binnen alle woonvormen
zijn er cliënten die meer of minder gebruikmaken van de gemeen-
schappelijke ruimten. Dit wordt echter niet meegewogen bij het
afrekenen van de kosten voor het gebruik van de gemeenschappelijke
ruimten. Iedereen betaalt evenveel voor het gebruik van deze ruimten.
Toeslag Wooninitiatief Wlz
Voor cliënten in pgb-gefinancierde woonvormen vanuit de Wlz is het
mogelijk om een toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag) aan te vragen om
de gemeenschappelijke woonruimte mogelijk te maken. We hebben
tijdens de casestudies gevraagd of gebruik wordt gemaakt van deze WI-
toeslag. Ook hebben we gevraagd – indien de WI-toeslag werd
aangevraagd – waarvoor deze wordt gebruikt.
• In alle bezochte woonvormen die (deels) zorg via de Wlz leveren,
hebben de cliënten een WI-toeslag aangevraagd.
• Alle bezochte woonvormen hebben aangegeven dat de toeslag
wordt gebruikt voor de gemeenschappelijke ruimtes. Deze is niet
voldoende om alle kosten te dekken. De overige opbrengsten
komen uit de huur en de servicekosten die worden betaald door de
cliënten. In enkele ouderinitiatieven komt het voor dat door
sponsoring een gemeenschappelijke ruimte (zoals bijvoorbeeld een
fitnessruimte) is gefinancierd. Eén woonvorm specificeert in de
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 16
factuur waar deze toeslag voor wordt gebruikt. De overige
woonvormen houden niet specifiek bij voor welk onderdeel van de
gemeenschappelijke ruimte de WI-toeslag wordt gebruikt. Wel
geven zij de WI-toeslag altijd apart op de factuur weer.
Toeslag wooninitiatief Wmo
Binnen de Wmo is er niet een algemene regeling die vergelijkbaar is met
de WI-toeslag in de Wlz. We zien dat gemeenten hier verschillend mee
omgaan. Grofweg zijn gemeenten in vier categorieën in te delen:
1. Gemeenten die de WI-toeslag op dezelfde manier inzetten als in de
Wlz. Zij kiezen er dus voor om bovenop het pgb-tarief van
beschermd wonen een vergelijkbare toeslag toe te kennen met
vergelijkbare voorwaarden als in de Wlz.
2. Gemeenten die de WI-toeslag verwerken in het integrale pgb-tarief
voor beschermd wonen. Ze verhogen het tarief voor woon-
initiatieven die gebruikmaken van een pgb. In dit tarief wordt geen
onderscheid gemaakt tussen het reguliere bedrag en het bedrag
voor het wooninitiatief, zoals in de Wlz. Het is in dit geval ook vaak
onduidelijk wat wel en niet mag/moet worden betaald uit het
integrale tarief. Bijvoorbeeld: is het tarief ook bedoeld voor de huur
van de woonruimte van de cliënt, of moet de cliënt de huur op een
andere wijze betalen?
3. Er wordt geen WI-toeslag toegekend, maar in plaats daarvan wordt
een subsidie toegekend, waar verschillende doelen aan gekoppeld
kunnen worden. Een voorbeeld van een dergelijk doel is het
toewerken naar zelfstandigheid.
4. Gemeenten die geen WI-toeslag toepassen en hier ook geen
rekening mee houden in het tarief.
3.4 Individuele regie versus collectieve regie
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Hoe verhoudt de ervaren individuele regie van mensen met een pgb
zich tot de ervaren collectieve regie bij een bundeling van pgb’s?
Omdat de woonvormen die we hebben bezocht allemaal een vorm van
bundeling van pgb’s hebben, brengen we bij deze vraag de eigen regie
én de collectieve regie binnen de (gebundelde) woonvormen in beeld.
Eigen regie binnen de woonvorm
De eigen regie binnen de woonvorm hebben we op twee manieren
uitgevraagd:
1. Hoe zorgt de woonvorm ervoor dat de cliënten eigen regie hebben
op hun leven en de zorg die zij ontvangen?
2. Hoe ervaren de individuele cliënten de eigen regie die ze binnen de
woonvorm hebben?
Op verschillende manieren geeft de woonvorm invulling aan de eigen
regie van de cliënten.
1a. Door het maken van een individueel zorgplan
Een groot deel van de woonvormen geeft als antwoord dat ze per cliënt
een individueel plan maken waarin zij de zorg beschrijven die de cliënt
nodig heeft. Bij de start van de zorgverlening vertalen ze dit plan naar
een budgetplan. Dit plan gebruikt de cliënt om aan het zorgkantoor en
of de gemeente inzichtelijk te maken welke zorg nodig is. In dit budget-
plan wordt de zorg vaak inzichtelijk gemaakt op uurbasis. Dit plan wordt
ook besproken met de vertegenwoordiger van de budgethouder. Door
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 17
het opstellen van een zorgplan, zorgt de woonvorm ervoor dat de cliënt
de zorg krijgt die bij hem of haar past.
1b. Observatie van de cliënt en overleg met de cliënt
Een andere wijze die wordt genoemd is het observeren van de cliënt en
het (dagelijks) overleggen over zijn wensen. Dit wordt met name
genoemd in de ouderenzorg. Men kijkt dan vooral hoe de cliënt
gedurende de dag reageert op bepaalde zaken en welke wensen de
cliënt aangeeft. Hierop wordt de zorgverlening afgestemd.
1c. MDO overleg/familie-overleg
Het overleggen met meerdere zorgverleners (MDO-0verleg) over hoe
de zorg het beste kan worden vormgegeven voor de cliënt is ook
genoemd om bij te dragen aan de eigen regie van de cliënt. Vaak is de
familie hierbij betrokken. Woonvormen geven aan de zorg zo in te
richten dat de cliënt zich fijn voelt, waarbij oog is voor de eigen regie.
In de cirkeldiagrammen 6, 7 en 8 zien we de uitkomsten van deze vraag.
Zorgaanbieders konden meerdere antwoorden per vraag geven. We
hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG zorg-
ondernemer en VG/GGZ ouderinitiatief.
We zien hierin dat in de meeste gevallen gebruik wordt gemaakt van
het individuele zorgplan om de eigen regie te bewaken.
Grafiek 6. Vormen van individuele regie in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 7. Vormen van eigen regie bij VG-zorgondernemers (N=2)
5
4
1
Bevorderen eigen regie - ouderenzorg
Individueel zorgplan
Observatie en overlegcliënt
MDO/familieoverleg
2
1
1
Bevorderen eigen regie - VG zorgondernemer
Individueel zorgplan
Observatie en overlegcliënt
MDO/familieoverleg
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 18
Grafiek 8. Vormen van eigen regie bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)
De tweede vraag was:
Hoe ervaren de individuele cliënten de eigen regie die ze binnen
de woonvorm hebben?
We hebben hiervoor cliënten(vertegenwoordigers) gesproken. Ook hier
kwamen verschillende antwoorden op.
2a. Persoonlijk budgetplan
Met name cliënten in de VG-ouderinitiatieven geven aan dat de eigen
regie van de cliënt terugkomt in het persoonlijke budgetplan. De cliënt
kan zelf invloed uitoefenen op dit plan.
2b. Individueel plan
Het individuele plan is vergelijkbaar met het hiervoor beschreven
budgetplan, maar is meer op de zorg gericht, zonder dat hieraan geld-
bedragen zijn gekoppeld.
2c. Dagelijks aanpassen aan geuite wensen
Veel cliënten gaven aan dat de eigen regie goed is. Ze ervaren dat de
zorg op elk moment wordt aangepast aan de wensen van de cliënt. In
sommige woonvormen ging dit aanpassen verder dan in andere woon-
vormen. Om de mate van regie te toetsen hebben we specifiek
gevraagd naar de keuzemogelijkheden rondom de maaltijden. In bijna
alle gevallen is er een vast menu, maar kan men hiervan afwijken of
kiezen uit componenten. Het tijdstip van de warme maaltijd lag wel
vaak vast, maar dit werd niet als probleem ervaren.
2d. Het betrekken van de familie bij keuzes over de zorgverlening
Omdat veel cliënten die in de woonvormen wonen niet altijd goed
duidelijk kunnen maken wat ze willen, wordt vaak de familie betrokken
bij het vormgeven van de zorg. Zij waarderen dit zeer en kunnen goed
aangeven wat de cliënt prettig vindt.
In de cirkeldiagrammen 9, 10 en 11 zien we de uitkomsten van deze
vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG
zorgondernemer en VG/GGZ ouderinitiatief.
We zien verschillen in de gegeven antwoorden tussen de ouderenzorg
en de VG/GGZ-sector. Binnen de VG/GGZ-sector zien we dat het
betrekken van de familie vaker als antwoord is gegeven.
7
4
Bevorderen eigen regie - VG/GGZ ouderinitiatief
Individueel zorgplan
Observatie en overlegcliënt
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 19
Grafiek 9. Ervaren eigen regie in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 10. Ervaren eigen regie bij VG-zorgondernemers (N=2)
Grafiek 11. Ervaren eigen regie bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)
Collectieve regie binnen de woonvorm
Met collectieve regie bedoelen we de mogelijkheid die individuele
cliënten hebben om invloed uit te oefenen op zaken die gezamenlijk
worden geregeld. We hebben de collectieve regie beschreven vanuit het
oogpunt van de woonvorm en vanuit het oogpunt van de cliënt.
We hebben ervaren dat dit onderwerp niet voor iedereen goed te
duiden was. Men was meer gericht op de individuele regie.
De collectieve regie binnen de woonvorm hebben we op twee manieren
in beeld gebracht:
3. Hoe zorgt de woonvorm ervoor dat de cliënten collectieve regie
ervaren binnen de woonvorm?
4. Hoe ervaren de individuele cliënten de collectieve regie binnen de
woonvorm?
6
3
Ervaren eigen regie - cliëntperspectief in de ouderenzorg
Dagelijks aanpassenaan geuite wensen
Het betrekken vanfamilie
1
2
Ervaren eigen regie - cliëntperspectief -VG zorgondernemer
Dagelijks aanpassenaan geuite wensen
Het betrekken vanfamilie
3
7
1
3
Ervaren eigen regie - cliëntperspectief -VG/GGZ ouderinitiatief
Dagelijks aanpassenaan geuite wensen
Het betrekken vanfamilie
Persoonlijkbudgetplan
Indivueel plan
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 20
Bij het in kaart brengen van de collectieve regie, zijn de volgende
antwoorden gegeven.
3a. Familiebijeenkomsten
Meerdere organisaties noemen familiebijeenkomsten. Tijdens deze
bijeenkomsten kan de familie, namens de cliënt, invloed uitoefenen op
allerlei dagelijkse zaken.
3b. Cliëntenraad of bewonersraad
Het instellen van een cliëntenraad of bewonersraad wordt door meerdere
organisaties aangegeven als het bevorderen van de collectieve regie.
3c. Individuele regie is vooral belangrijk
Twee organisaties geven aan dat de eigen regie voor gaat op de
collectieve regie. Ze geven aan collectieve regie niet zo belangrijk te
vinden, omdat alle zorg op het individu wordt afgestemd. Hierdoor is er
minder noodzaak voor collectieve regie.
3d. Gebruik van groepsplan
Eén organisatie maakt naast een individueel zorgplan ook een groeps-
zorgplan. Hierin wordt de collectieve zorgverlening beschreven. Alle
cliënten hebben invloed op wat in dit groepsplan staat en de zorg in de
gezamenlijke huiskamer wordt op basis van dit groepsplan gegeven.
Naast de uitvraag aan de woonvormen, hebben we de individuele
cliënten(vertegenwoordigers) gevraagd op welke manier de collectieve
regie wordt vormgegeven.
4a. Familiebijeenkomsten
Net als de woonvormen gaven ook cliënten aan dat familiebijeen-
komsten een vorm zijn waarmee collectieve regie wordt georganiseerd.
4b. Korte lijnen met de directie/het bestuur
Cliënten of hun vertegenwoordigers geven vaak aan dat de directie of
het bestuur goed benaderbaar zijn. Deze beslissen vaak over de
collectieve zaken, dus op deze manier heeft de cliënt het gevoel invloed
te hebben op de collectieve regie. Bij ouderinitiatieven bestaat het
stichtingsbestuur (grotendeels) uit ouders van cliënten en zitten de
ouders ook in diverse commissies, waarmee collectieve regie tot stand
komt op het gebied van visie en gezamenlijke activiteiten.
4c. Cliëntenraad/bijeenkomsten
Net als de woonvormen, gaven ook meerdere cliënten aan dat de
collectieve regie is geregeld via de cliëntenraad of cliëntenbijeen-
komsten.
4d. Informeren over dagelijkse zaken
Cliënten geven aan dat een onderdeel van collectieve regie is dat ze
goed geïnformeerd worden over de dagelijkse gang van zaken binnen
de woonvorm.
4e. Invloed via klachtenregeling
Cliënten geven aan dat ze klachten kunnen indienen als de zaken niet
lopen zoals ze dit willen.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 21
4f. Het gaat om individuele zorg
Enkele cliënten geven aan dat ze geen waarde hechten aan de
collectieve regie, omdat ze voldoende eigen regie op hun individuele
zorg hebben.
4g. Betrokkenheid bij keuzeproces voor zorgaanbieder
Deze vorm van collectieve regie wordt genoemd bij meerdere ouder-
initiatieven in de VG/GGZ. Zij geven aan dat ze als ouders direct
betrokken zijn bij de keuze voor de zorgaanbieder die de zorg binnen de
woonvorm levert (bijvoorbeeld ook bij de samenstelling van het team
met zorgverleners en bij sollicitaties van nieuwe zorgverleners).
Hierdoor ervaren ze veel collectieve regie. Bij enkele woonvormen is er
sprake van geweest dat de ouders van zorgaanbieder wilden wisselen
omdat ze de kwaliteit van zorg niet goed vonden. Dit heeft ertoe geleid
dat de betreffende zorgaanbieder positieve aanpassingen heeft gedaan
in het zorgaanbod en de teamsamenstelling.
3.5 Effect bundelen pgb’s op aard en omvang geboden zorg
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de aard en omvang
van de geboden zorg? Welk verschil in ervaren kwaliteit is er
tussen pgb-houders die zorg individueel of gezamenlijk inkopen?
Welke verschillen in omvang van geboden zorg zijn er bij
vergelijkbare pgb’s?
De cliënten en/of vertegenwoordigers die wij hebben gesproken, gaven
aan weinig tot geen inzicht te hebben in de concrete omvang (in uren
per dag/week) en aard van de zorg. Zij geven allemaal aan dat ze de
zorg en ondersteuning krijgen die ze gedurende de dag nodig hebben
en is afgesproken. Het komt voor dat ze (tijdelijk) meer of minder zorg
nodig hebben. Daar wordt de inzet dan op aangepast. Ze hebben geen
behoefte om exact bij te houden hoeveel zorg ze krijgen, omdat ze
ervaren dat ze voldoende zorg krijgen.
Omdat de woonvormen die we hebben bezocht, allemaal een vorm van
bundeling hebben is niet aan te geven of er verschil is in de ervaren
kwaliteit van zorg tussen pgb-houders die gezamenlijk of individueel
zorg inkopen. Wel kunnen we het effect beschrijven van het bundelen
van de pgb’s.
1. Effect bundelen op aard van de zorg
Hieronder beschrijven we het effect van het bundelen van de pgb’s op
de aard van de zorg. Dit doen we eerst vanuit het perspectief van de
woonvorm en vervolgens vanuit het perspectief van de cliënt.
De woonvormen hebben aangegeven dat er verschillende effecten zijn
op de aard van de zorg die gegeven wordt in een woonvorm met
gebundelde pgb’s.
1a. Groepsbegeleiding
Door het bundelen van pgb’s is het mogelijk om groepszorg te geven.
Deze groepszorg wordt gegeven in de gemeenschappelijke huiskamer.
Groepszorg houdt in dat bijvoorbeeld gezamenlijk wordt gekookt en
gegeten. Tijdens deze activiteiten houdt een begeleider toezicht en
zorgt hij/zij er voor dat iedereen de aandacht krijgt die nodig is.
1b. Individuele zorg en begeleiding
Naast het geven van groepszorg blijft het mogelijk om individuele zorg
te leveren. Per woonvorm en cliënt verschilt de verhouding tussen de
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 22
groepszorg en de individuele zorg, afhankelijk van de individuele
behoefte.
1c. 24-uurs aanwezigheid of bereikbaarheid
Door het bundelen van pgb’s is het mogelijk om een 24-uurs aanwezig-
heid of bereikbaarheid vorm te geven. Dit kan alleen doordat deze zorg
gezamenlijk wordt ingekocht met de gebundelde pgb’s.
1d. Externe dagbesteding
Naast de groepsbegeleiding binnen de woonvorm, is het mogelijk om
ook nog externe dagbesteding in te kopen. Bundeling sluit externe
dagbesteding dus niet uit.
In de cirkeldiagrammen 12, 13 en 14 zien we de uitkomsten van deze
vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG
zorgondernemer en VG/GGZ ouderinitiatief. Er zijn meerdere
antwoorden per woonvorm gegeven. We zien dat met name de
VG/GGZ-sector gebruikmaakt van de externe dagbesteding.
Grafiek 12. Effect bundeling op aard van de zorg in ouderenzorg (N=6)
Grafiek 13. Effect bundeling op aard van de zorg bij VG-zorgondernemers (N=2)
6
6
2
6
Effect bundelen op aard van de zorg - Ouderen
Groepsbegeleiding
Individuele zorg enbegeleiding blijft mogelijk
Individuele dagbestedingextra inzet (intern)
24-uursaanwezigheid/bereikbaarheiddankzij bundeling
2
2
2
1
Effect bundelen op aard van de zorg - VG zorgondernemer
Groepsbegeleiding
Individuele zorg enbegeleiding blijft mogelijk
24-uursaanwezigheid/bereikbaarheid dankzij bundelingGroepsbegeleiding/externedagbesteding
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 23
Grafiek 14. Effect bundeling op aard van de zorg bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)
Gevraagd naar het effect van bundeling op de omvang van de zorg
waren de antwoorden eenduidig en terug te brengen tot twee
categorieën:
• Door de bundeling is het mogelijk om meer zorg te leveren; dit
wordt aangegeven door de meeste woonvormen.
• De bundeling heeft geen invloed op de omvang van de zorg die
geleverd wordt; dit wordt aangegeven door een beperkt aantal
woonvormen.
In de cirkeldiagrammen 15, 16 en 17 zien we de uitkomsten van deze
vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG
zorgondernemer en VG/GGZ-ouderinitiatief.
Grafiek 15. Effect bundeling op omvang van zorg in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 16. Effect bundeling op omvang van zorg bij VG-zorgondernemers (N=2)
8
8
1
8
6
Effect bundelen op aard van de zorg - VG/GGZ ouderinitiatief
Groepsbegeleiding
Individuele zorg enbegeleiding blijft mogelijk
Individuele dagbestedingextra inzet (intern)
24-uursaanwezigheid/bereikbaarheiddankzij bundelingGroepsbegeleiding/externedagbesteding
33
Effect bundelen op omvang van zorg - ouderen
Meer zorg
Gelijk
2
Effect bundelen op omvang van zorg -VG zorgondernemer
Meer zorg
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 24
Grafiek 17. Effect bundeling bij VG/ZZG-ouderinitiatieven (N=8)
2. Invloed bundeling op de ervaren kwaliteit van zorg
In dit onderdeel hebben we in kaart gebracht hoe cliënten de invloed
ervaren van het bundelen van pgb’s op de kwaliteit van zorg die
geleverd wordt.
2a. De cliënt ervaart een hoge kwaliteit van zorg
Meerdere cliënten(vertegenwoordigers) geven aan dat door het
bundelen van de pgb’s een hoge kwaliteit van zorg geleverd kan
worden. Dit heeft onder meer te maken met de snelle beschikbaarheid
van de zorg. Doordat altijd een begeleider aanwezig is waar een beroep
op kan worden gedaan, kunnen problemen snel opgelost worden. Het
voorkomt dat problemen te hoog oplopen. Door het bundelen van pgb’s
is het mogelijk dat de zorg dichtbij en op afroep beschikbaar is.
2b. Het bundelen heeft geen invloed op de kwaliteit van de zorg
Daarnaast zijn er ook cliënten(vertegenwoordigers) die aangeven dat
enkel het bundelen geen invloed heeft op de kwaliteit van de zorg.
2c. Tevreden over de kwaliteit van de zorg, maar geen inzicht of dit
een relatie heeft met het bundelen van pgb’s
Als laatste antwoord geven cliënten(vertegenwoordigers) aan dat ze
tevreden zijn over de zorg, maar dat ze niet kunnen aangeven of dit
dankzij of ondanks het bundelen van zorg is. Hiervoor hebben ze te
weinig ervaring met het niet bundelen van zorg. Ook kwam het voor dat
men niet begreep wat het bundelen van zorg precies inhoudt (de vraag
was te moeilijk).
In de cirkeldiagrammen 18, 19 en 20 zien we de uitkomsten van deze
vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG
zorgondernemer en VG/GGZ-ouderinitiatief. Met name bij de VG/GGZ-
ouder-initiatieven zijn alle cliënten ervan overtuigd dat het bundelen
van de zorg maakt dat de kwaliteit van de zorg hoog is.
6
2
Effect bundelen op omvang van zorg -VG/GGZ ouderinitiatief
Meer zorg
Gelijk
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 25
Grafiek 18. Effect bundeling op kwaliteit van zorg in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 19. Effect bundeling op kwaliteit van zorg bij VG-zorgondernemers (N=2)
Grafiek 20. Effect bundeling op kwaliteit van zorg bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)
3.6 Effect van bundelen pgb’s op administratieve lasten
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Wat is het effect van bundelen van pgb’s op de administratieve
lasten van pgb-houders en zorgaanbieders?
Het gaat dan om de ervaren effecten van het bundelen van de pgb’s op
de administratieve lasten vanuit het perspectief van de woonvorm en
vanuit het perspectief van de budgethouder.
1. Effect bundelen van pgb’s op administratieve last van de woonvorm
Hieronder beschrijven we hoe de woonvormen de administratieve
lasten ervaren rondom de (gebundelde) pgb’s.
2
1
3
Invloed bundeling kwaliteit van zorg - ouderen
Hoge kwaliteit van zorgbij bundelen
Bundeling heeft geeninvloed op de kwaliteitvan zorg
Tevreden over kwaliteitvan zorg, geen zicht opeffect van bundelenhierop
11
Invloed bundeling kwaliteit van zorg - VG zorgondernemer
Hoge kwaliteit van zorgbij bundelen
Tevreden over kwaliteitvan zorg, geen zicht opeffect van bundelenhierop
8
Effect bundeling kwaliteit van zorg -VG/GGZ ouderinitiatief
Hoge kwaliteit van zorgbij bundelen
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 26
1a. Door het bundelen zijn de administratieve lasten lager
In verreweg de meeste gevallen geeft de woonvorm aan dat de
administratieve lasten lager zijn door het bundelen van de pgb’s. Zo
wordt vrijwel altijd een vast maandbedrag afgesproken dat aan de cliënt
wordt gefactureerd. Men werkt dan volgens het principe ‘planning =
realisatie’. Dit betekent dat een planning wordt opgesteld met hierin
het aantal uren per cliënt. Vervolgens wordt ervan uitgegaan dat de
uren volgens planning worden gemaakt. De werkelijke gewerkte uren
worden dan niet per cliënt bijgehouden.
1b. Meer administratieve lasten door het bijhouden van uren
Een aantal woonvormen geeft aan wel per cliënt bij te houden hoeveel
uren zorg daadwerkelijk wordt geleverd om onder andere zicht te
houden op de passendheid van de indicatie/beschikking. Dit vergt wel
een behoorlijke administratie.
1c. Hoge administratieve lasten door het overnemen van administratie
van cliënt
Eén woonvorm geeft aan dat de cliënten worden ondersteund bij de
administratie. De reden is dat de woonvorm geen financieel risico wil
lopen op het moment dat de cliënt de administratie niet voldoende kan
bijhouden. Ondanks bundeling wordt de administratie van het pgb
daardoor wel als intensief ervaren.
In de cirkeldiagrammen 21, 22 en 23 zien we de uitkomsten van deze
vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG-
zorgondernemer en VG/GGZ-ouderinitiatief.
We zien dat de meeste woonvormen aangeven dat door de bundeling
de administratieve lasten lager zijn.
Grafiek 21. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit woonvorm in de
ouderenzorg (N=6)
Grafiek 22. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit woonvorm bij VG-
zorgondernemers (N=2)
4
1
1
Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt zorgaanbieder - ouderen
Lage administratieve lasten doorbundelen
Meer administratieve lasten doorhet bijhouden van uren
Hoge administratieve lasten doorovernemen administratie vancliënt
2
Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt zorgaanbieder - VG zorgondernemer
Lageadministratievelasten doorbundelen
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 27
Grafiek 23. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit woonvorm bij VG/GGZ-
ouderinitiatieven (N=8)
2. Effect bundelen van pgb’s op de administratieve last van cliënt
Hieronder beschrijven we hoe de cliënten de administratieve lasten
ervaren rondom de (gebundelde) pgb’s.
2a. Lage administratieve lasten
De meeste cliënten gaven aan dat de administratieve lasten laag zijn en
ervaren deze niet als een obstakel. Dit heeft te maken met het bundelen
van de pgb’s en de mogelijkheid om maandelijks vaste bedragen over te
maken.
2b. Opstart intensief, daarna lage administratieve lasten
Meerdere cliënten geven aan dat de administratieve lasten laag zijn, maar
dat de opstart van het pgb wel intensief is. Cliënten geven aan dat veel
pgb-formulieren moeten worden ingevuld voordat de pgb-aanvraag
wordt goedgekeurd.
2c. Hoge administratieve lasten
Een enkele keer heeft een cliënt(vertegenwoordiger) aangegeven dat
de administratieve lasten hoog zijn, ondanks de bundeling van pgb’s.
Degenen die dit aangaven, vonden de formulieren die ingevuld moesten
worden bijvoorbeeld moeilijk.
In de cirkeldiagrammen 24, 25 en 26 zien we de uitkomsten van deze
vraag, wederom gesplitst naar ouderenzorg, VG-zorgondernemer en
VG/GGZ-ouderinitiatief.
We zien dat de meeste cliënten aangeven dat administratieve lasten
laag zijn, in ieder geval na de opstart.
Grafiek 24, Effect bundeling op administratieve lasten vanuit cliëntperspectief in de
ouderenzorg (N=6)
7
1
Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt zorgaanbieder - VG ouderinitiatief
Lage administratievelasten door bundelen
Meer administratievelasten door hetbijhouden van uren
3
2
Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt cliënt - ouderen
Lage administratievelasten
Opstart intensief,daarna lageadministratieve lasten
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 28
Grafiek 25. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit cliëntperspectief bij VG-
zorgondernemers (N=2)
Grafiek 26. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit cliëntperspectief bij
VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)
3.7 Effect bundelen pgb’s op controleren rechtmatigheid
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de mogelijkheden
van de verstrekker om de besteding van het pgb te controleren op
rechtmatigheid?
Tijdens de gesprekken hebben we gevraagd op welke manier de
rechtmatigheid van de besteding door cliënten wordt gecontroleerd.
1. Huisbezoek van het zorgkantoor
Alle cliënten met een pgb vanuit de Wlz, hebben een huisbezoek van
het zorgkantoor gehad. Dit is een gesprek tussen het zorgkantoor en de
cliënt, waar niemand van de woonvorm bij zit. In dit gesprek wordt de
administratie doorgenomen, waaronder de overeenkomsten en
facturen. Het gaat hierbij om het individuele pgb van de client en niet
om de gebundelde pgb’s.
2. Jaarlijks keukentafelgesprek
Woonvormen waarbij cliënten via de Wmo een beschikking hebben,
geven aan dat tijdens het keukentafelgesprek over de voortzetting van
de zorg vaak ook wordt gekeken naar de administratie van het voorbije
jaar. Dit gaat dan om het individuele pgb en niet om de gebundelde
pgb’s.
3. Weinig controle Wmo-verstrekker
Een woonvorm met cliënten met beschikkingen vanuit de Wmo heeft
aangegeven dat weinig tot geen controle op de rechtmatigheid wordt
ervaren vanuit de gemeente.
Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt cliënt - VG zorgondernemer
Lage administratievelasten
3
4
1
Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt cliënt - VG/GGZ ouderinitiatief
Lage administratievelasten
Opstart intensief,daarna lageadministratieve lasten
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 29
Grafiek 27. Controle op rechtmatigheid in de ouderenzorg (N=6)
Grafiek 28. Controle op rechtmatigheid bij VG-zorgondernemers (N=2)
Grafiek 29. Controle op rechtmatigheid bij ouderinitiatieven (N=8)
3.8 Controle op rechtmatigheid door verstrekkers
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Welk effect heeft het bundelen van pgb’s voor de verstrekker op
de mogelijkheden om de besteding van het pgb te controleren op
rechtmatigheid?
Voor de beantwoording van deze vraag hebben we gesproken met zes
gemeenten (uit Overijssel, Groningen Brabant en Limburg) en vijf zorg-
kantoren (verspreid over het land).
Bevindingen gemeenten
In vier van de zes gemeenten die we hebben gesproken was sprake van
een kleinschalige woonvorm waar individuele pgb’s worden gebundeld.
Geen van de gevraagde gemeenten had hier principieel bezwaar tegen.
Zij zien over het algemeen de meerwaarde van deze woonvormen.
6
Controle op rechtmatigheid - ouderen
Huisbezoek van hetzorgkantoor
2
Controle op rechtmatigheid -VG zorgondernemer
Huisbezoek vanhet zorgkantoor
51
2
Controle op rechtmatigheid -VG/GGZ ouderinitiatief
Huisbezoek van hetzorgkantoor
Jaarlijkskeukentafelgesprek metde gemeente
Weinig controle van(Wmo)verstrekker
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 30
Alle gevraagde gemeenten zien het toekennen van het pgb als een
individuele verstrekking. Of het pgb gebundeld wordt ingezet maakt
geen verschil in de toekenning van een pgb. Men ziet het als de
verantwoordelijkheid van de pgb-houder. Er is bij geen van de onder-
vraagde gemeenten een andere administratieve afhandeling dan
wanneer het een individueel pgb betreft.
Bij alle gevraagde gemeenten ligt de controle op de rechtmatigheid
vooral bij de indicatie en de toekenning. Als de indicatie is afgegeven en
de zorg/begeleiding is ingezet verloopt de uitbetaling via de SVB. Deze
controleert de facturen en betaalt uit. Alle gemeenten geven aan hier
vervolgens niet veel zicht meer op te hebben. Enkele gemeenten geven
aan dat ze vinden dat de controle intensiever zou moeten, maar hier
onvoldoende capaciteit voor te hebben. Eén gemeente geeft hier geen
prioriteit aan omdat ze de woonvormen kennen en tevreden zijn over de
kwaliteit die ze leveren. Eén gemeente kijkt bij een nieuwe woonvorm
kritisch of de afspraken goed worden nagekomen en ze controleren dan
ook extra. Men vindt het niet bezwaarlijk dat de uitbetaling van de pgb’s
gaat met vaste maandelijkse bedragen. Dat kent men zowel bij
individuele als bij gebundelde pgb’s.
Alle gemeenten hebben wel opgemerkt dat bij bundeling individuele
controle van de gegeven zorg en begeleiding lastiger is omdat een
woonvorm niet precies kan aangeven welke zorg en begeleiding
individueel is gegeven (dit wordt niet geregistreerd).
Enkele gemeenten geven aan te moeten waken dat de woonvorm geen
sturende rol krijgt bij beslissing over de hoogte van de indicatie. Een
woonvorm kan immers belang hebben bij de uitslag van de indicatie.
Twee gemeenten zien als risico van het bundelen van pgb’s dat een
cliënt zowel met zorg/ begeleiding als met huisvesting gekoppeld is aan
de betreffende woonvorm. Wanneer een cliënt zich ontwikkelt naar
meer zelfstandigheid en mogelijk zou kunnen verhuizen naar een meer
zelfstandige woonvorm, vormt de ‘koppeling van de zorg/begeleiding
met de huisvesting’ een drempel om te verhuizen.
Bevindingen zorgkantoren
Alle zorgkantoren die we spraken hebben binnen hun werkgebied
kleinschalige woonvormen die gebruikmaken van bundeling van pgb’s.
Zij hebben hier geen bezwaar tegen: ze hechten allemaal aan de
keuzevrijheid van de cliënt. De kwaliteit van zorg moet wel goed zijn.
De indicatie voor de Wlz wordt afgegeven door het CIZ. De beoordeling
van het budget, noodzakelijk voor toekenning van een pgb, richt zich op
inzicht in de kwaliteit van zorg en de besteding van de middelen op
individueel niveau. Dit wordt besproken in een ‘bewust keuze gesprek’
voordat het pgb wordt toegekend. De afrekening gaat meestal met
vaste bedragen per maand; dit is voor de zorgkantoren geen probleem.
De toekenningsbeschikking van het pgb kent een duur van één jaar.
Over het algemeen is er minimaal eens per drie jaar een huisbezoek
door het zorgkantoor waarbij aandacht is voor de kwaliteit en de
kwantiteit van de zorg en begeleiding en de verantwoording van de
bestede middelen. De zorgkantoren geven aan dat bij de controle op de
rechtmatigheid in principe geen verschil is tussen het individueel
besteedde pgb of gebundelde pgb’s. Zorgkantoren volgen daarin de
landelijke leidraad feitelijke levering, zoals afgestemd met VWS en de
NZa. Bij deze controle is meestal geen contact tussen de woonvorm en
het zorgkantoor. Eén zorgkantoor geeft aan in enkele gevallen de
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 31
woonvorm wel bij de controle te betrekken. Ze bezoeken de woonvorm
en bespreken met hen de kwaliteit van zorg en kijken naar de
administratie. Bij deze bezoeken worden altijd ook individuele pgb-
cliënten betrokken. Wel of niet bundelen maakt hierbij geen verschil.
Enkele zorgkantoren gaven aan dat het bundelen van pgb’s in een
woonvorm drempelverhogend kan werken als de cliënt ontevreden is
over (een deel van de ) zorg en/of begeleiding. Zij zijn immers voor hun
woonsituatie ook afhankelijk van de woonvorm. Een ander zorgkantoor
gaf aan dat dit bij zorg in natura ook aan de orde is en daarmee dus
geen verschil maakt.
3.9 Wet- en regelgeving bij bundelen pgb’s
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:
Hoe verhoudt het bundelen van pgb’s zich tot wet- en
regelgeving rond pgb’s in de Wmo en Wlz?
Voor het beantwoorden van deze vraag hebben we een juridisch
deskundige ingeschakeld. Hij heeft alle regelgeving in de Wmo 2015, de
Wlz, het Besluit langdurige zorg en de Regeling langdurige zorg die te
maken heeft met het pgb op een rij gezet. Daarbij is ten aanzien van de
Wlz het gebruik in het buitenland buiten beschouwing gelaten. Bijlage 4
bevat een overzicht van alle beoordeelde artikelen uit de Wmo 2015, de
Wet langdurige zorg (Wlz), Het Besluit langdurige zorg (Blz) en de
Regeling langdurige zorg (Rlz).
Het enige doel van het pgb is om degene aan wie het pgb toegekend is
zijn volledige eigen regie over de door hem of haar in te kopen zorg te
bieden. Daarbij is via jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep
ook geregeld dat, wie niet in staat is die eigen regie te voeren, alle
verantwoordelijkheden die komen kijken bij het pgb worden
overgedragen aan de zogenaamde gewaarborgde hulp. Een groot deel
van de doelgroep is niet in staat de eigen regie te voeren. Daaronder
vallen ook de bewoners van wooninitiatieven. Aan gewaarborgde hulp
zijn eisen gesteld. Via gewaarborgde hulp is ook deze groep in staat tot
‘eigen’ regie.
De regelgeving van de Wmo 2015 ten aanzien van het pgb is beperkt.
Hoofdregels zijn gegeven. De invulling is aan gemeenten. Over het
algemeen is de invulling van gemeenten via een verordening, besluit of
beleidsregels zeer beperkt. Wat de wettekst van de Wmo 2015 betreft is
dit geen enkel beletsel voor het bundelen van pgb’s tot een
wooninitiatief.
De regelgeving van de Wlz is uitgebreid. Er is zelfs een artikel van het
Besluit langdurige zorg (artikel 3.1.4, leden 2 en 3) speciaal gewijd aan
woonvormen. Dit artikel betreft woningaanpassingen, die overigens
nog onder de Wmo 2015 vallen en onder de Wmo 2015 zullen blijven
vallen. Ook de regelgeving zoals vastgelegd in de Wlz, het Besluit
langdurige zorg en de regeling langdurige zorg leveren geen frictie op
met het bundelen van pgb’s om te komen tot een woonvorm.
Een woonvorm kan op twee manieren worden gedefinieerd:
• De eerste manier is de basis leggen bij het ontstaan: een (ouder)
initiatief dat voor een aantal personen met gebruikmaking van hun
inkomen en een pgb uit de Wmo 2015 of de Wlz een woonsituatie
tot stand brengt waarin betrokken cliënten/verzekerden kunnen
wonen en professioneel worden begeleid.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 32
• De tweede manier is naar het resultaat kijken: een woonvorm waar
cliënten/verzekerden een woonplek vinden met daaraan verbonden
professionele begeleiding, die zij bekostigen uit hun inkomen en uit
een pgb op grond van de Wmo 2015 of de Wlz. Bij beide
formuleringen gaat het om een professionele woonsituatie. Als die
kwalitatief voldoet aan alle eisen van de Wmo 2015 of de Wlz kan er
geen enkel bezwaar zijn dat het pgb daar gebundeld voor gebruikt
wordt.
In feite is de gebundelde situatie niet anders dan die van een cliënt/
verzekerde die met zijn inkomen een plaats huurt in een particuliere
zorginstelling en met zijn pgb de zorg financiert.
Wet- en regelgeving vormen geen probleem voor het bundelen van
pgb’s om ze zodoende te gebruiken voor woonvormen.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 33
4. Conclusies
Naar aanleiding van de resultaten van de casestudies formuleren
we in dit hoofdstuk enkele conclusies.
Algemene conclusie
Er is een grote mate van overeenstemming tussen de woonvormen over
de redenen voor en effecten van bundeling. Binnen de Wlz en de Wmo
zien we hierin geen verschillen. De verschillen die we wel constateren
hangen niet zozeer samen met de doelgroep en/of de verstrekker, maar
met de verschillen in initiatiefnemer.
Welke vormen van bundeling van pgb’s kunnen in de praktijk
worden onderscheiden?
Alle bezochte woonvormen passen een vorm van bundeling toe. Daarbij
komen twee vormen van bundeling het meeste voor en deze zijn te
koppelen aan een doelgroep.
• Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning. Dit komt
vooral voor in de ouderenzorg.
• Gezamenlijke inkoop van zorg en individuele inkoop van dag-
besteding. Dit komt vooral voor in verstandelijk
gehandicaptenzorg.
Wat zijn redenen om bij het inkopen van zorg bij een kleinschalige
woonvorm pgb’s deels of geheel te bundelen? Wie maakt deze
keuze en wat zijn onderliggende redenen hiervoor?
We zien dat bundeling over het algemeen nodig is voor het organiseren
van de zorg binnen kleinschalige woonvormen. Door het bundelen van
pgb’s is het mogelijk de continuïteit van zorg te garanderen en kan de
zorg efficiënt worden ingericht.
Men beschouwt het in veel gevallen als noodzakelijk om 24 uur per dag
voldoende kwaliteit en bezetting te kunnen bieden waarbij door het
vaste team meer rust en continuïteit is gewaarborgd. Ook heeft men
dan invloed op (de samenstelling van) het team van zorgverleners.
De keuze voor het bundelen van pgb’s is in alle gevallen gemaakt door
de woonvorm. In het geval van een ouderinitiatief wordt deze keuze
gemaakt door de cliëntvertegenwoordigers, de ouders. In het algemeen
is gebleken dat een cliënt met name kiest voor de woonvorm en niet
voor de wijze van financiering.
Welke verschillen bestaan op het gebied van onder meer zorg-
behoeften en gemeenschappelijke ruimten tussen kleinschalige
woonvormen waarbij zorg individueel wordt ingekocht en
kleinschalige woonvormen waarbij pgb’s worden gebundeld?
In alle bezochte woonvormen zijn diverse gemeenschappelijke ruimtes
waarbij een gemeenschappelijke huiskamer overal aanwezig is. In het
algemeen is aan te geven dat cliënten met een somatische grondslag of
een vorm van autisme er minder gebruik van maken dan cliënten met
een psychogeriatrische grondslag. Bij geen van de woonvormen wordt
hier bij de facturering rekening mee gehouden. Iedere Wlz-budget-
houder heeft de toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag) aangevraagd die
gezamenlijk wordt ingezet voor de betaling van de gemeenschappelijke
ruimten. Gemeenten gaan verschillend om met de betaling van de
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 34
gemeenschappelijke ruimten: door middel van de WI-toeslag, als
onderdeel van het integrale tarief, via een subsidie of zonder een
vergoeding.
Hoe verhoudt de ervaren individuele regie van mensen met een
pgb zich tot de ervaren collectieve regie bij een bundeling van
pgb’s?
Alle woonvormen hechten veel waarde aan individuele regie. Alle
cliënten hebben een zorgplan of een budgetplan waarin individueel zorg
wordt vastgelegd. Er is veel overleg met de cliënt en/of familie en men
kijkt dagelijks naar de behoefte. Dit beeld is bevestigd door de cliënten
die we hebben gesproken.
Wel zien we verschil in de aandacht voor de collectieve regie. Doordat
de individuele regie echter goed is geregeld, levert dit geen problemen
op. De collectieve regie ervaart men bij de ouderinitiatieven met name
in de invloed die men heeft op de visie van het initiatief, de keuze voor
het zorgteam en de uitwerking van allerlei gezamenlijke activiteiten via
commissies. Daarnaast zijn overal bijeenkomsten voor cliënten en/of
familie. Er zijn twee woonvormen die individuele regie belangrijker
vinden dan collectieve regie.
Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de aard en omvang
van de geboden zorg? Welk verschil in ervaren kwaliteit is er
tussen pgb-houders die zorg individueel of gezamenlijk inkopen?
Welke verschillen in omvang van geboden zorg zijn er bij
vergelijkbare pgb’s?
We hebben ons gericht op de ervaren zorg. Hierbij is het beeld van de
reden van bundeling aangescherpt. Als effect van de bundeling op de
aard van de zorg wordt aangegeven dat - naast individuele zorg en
begeleiding - groepsbegeleiding mogelijk is, dat de mogelijkheid voor
externe individuele dagbesteding blijft bestaan en dat 24-uurs
bezetting/bereikbaarheid mogelijk is. Over de omvang van de zorg is
het beeld wisselend. Een deel geeft aan door bundeling meer zorg te
kunnen geven, een ander deel geeft aan dat bundeling hier geen invloed
op heeft. Zowel woonvormen als cliënten ervaren een hoge kwaliteit
van zorg. Er is geen tekort aan zorg vermeld. Of dit direct door de
bundeling komt is niet eenduidig naar voren gekomen.
Wat is het effect van bundelen van pgb’s op de administratieve
lasten van pgb-houders en zorgaanbieders?
De meeste woonvormen geven aan dat de administratieve lasten lager
zijn door het bundelen van de pgb’s. Men komt meestal een vast
maandbedrag overeen dat maandelijks wordt gefactureerd. In de
gevallen waarin de woonvorm de daadwerkelijke uren in rekening
brengt, worden de administratieve lasten wel als hoog ervaren.
De meeste cliënten geven aan dat de administratieve lasten laag zijn.
Daarbij wordt door enkelen opgemerkt dat het opstarten van het pgb
wel intensief was voor wat betreft de administratie.
Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de mogelijkheden
van de verstrekker om de besteding van het pgb te controleren op
rechtmatigheid?
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 35
Bundelen van pgb’s heeft geen effect op de mogelijkheden voor de
verstrekker om te controleren op rechtmatigheid. Verstrekkers blijven
ook bij het bundelen van pgb’s het pgb controleren op individueel
niveau. Hierbij geven de Zorgkantoren aan dat zij de leidraad feitelijke
levering volgen. Bij alle gevraagde gemeenten ligt de controle op de
rechtmatigheid vooral bij de indicatie en de toekenning.
Hoe verhoudt het bundelen van pgb’s zich tot wet- en
regelgeving rond pgb’s in de Wmo en Wlz?
In de wet- en regelgeving rond pgb’s in de Wmo en Wlz zijn geen
bepalingen opgenomen die een beletsel vormen voor het bundelen van
pgb’s. In feite is de gebundelde situatie niet anders dan die van een
cliënt/ verzekerde die met zijn inkomen een plaats huurt in een
particuliere zorginstelling en met zijn pgb de zorg financiert.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 36
Bijlage 1. Gehanteerde definities
Woonvorm of wooninitiatief
In diverse stukken worden beide termen gebruikt. In deze rapportage
gebruiken we de term ‘woonvorm’, waarmee we alle typen van
kleinschalige woonvormen en ouderinitiatieven bedoelen.
Kleinschalige woonvorm
Er is sprake van een woonvorm als:
• tussen de 3 en 26 personen zorg ontvangen;
• deze personen verblijven op één woonadres (of binnen een straal
van 100 meter met ten minste één gemeenschappelijke verblijfs-
ruimte);
Categorieën binnen de kleinschalige woonvormen
Binnen de kleinschalige woonvormen kan een onderscheid worden
gemaakt in verschillende vormen (in lijn met de vergoedingenlijst pgb,
we gebruiken deze categorieën ook in geval van ZIN).
• Woonvorm enkel huis
Dit zijn woonvormen waarvan de cliënten een rechtstreekse
zorgovereenkomst hebben met hun zorgverlener. De zorg verloopt
dus niet via de rechtspersoon van de woonvorm, maar de cliënt
treedt zelf op als werkgever.
• Woonvorm zorg
Deze categorie is nog op te delen in subcategorieën:
— De woonvorm zelf, in de vorm van de rechtspersoon, koopt voor
alle cliënten de zorg in. De cliënten hebben een
zorgovereenkomst met de woonvorm.
— Woonvormen waarbij zorgondernemers (ondernemers zoals de
Thomashuizen) de zorg verlenen en waar de cliënten een
rechtstreekse zorgovereenkomst hebben met de woonvorm.
Initiatiefnemer van de kleinschalige woonvorm
Binnen de woonvormen maken we onderscheid in de initiatiefnemer:
• Particulier initiatief:
de woonvorm is opgezet door ouders, familie of cliënten .
• Zorgondernemer:
wanneer sprake is van een zorgondernemer, dan levert de
zorgondernemer zelf (een deel van) de zorg die cliënten nodig
hebben. Een bekend voorbeeld zijn de Thomashuizen.
• Zorgaanbieder:
de initiatiefnemer is een zorgaanbieder, die ook de zorg levert in de
woonvorm.
Financiering van de kleinschalige woonvorm
De kleinschalige woonvormen kunnen op verschillende manieren
worden gefinancierd. Voor de definitie van deze financieringsvormen
sluiten we aan bij de manier waarop deze zijn beschreven door het
Zorginstituut Nederland.
• Persoonsgebonden budget (pgb)
Bij het pgb ontvangt de verzekerde een budget waarmee hij zelf
zorg kan inkopen. Dat budget wordt niet overgemaakt naar de
eigen bankrekening van de verzekerde maar wordt door de Sociale
Verzekeringsbank (SVB) beheerd. De verzekerde kan vanuit dit
budget betalingen laten doen aan zijn zorgverleners, maar moet
hierover wel verantwoording afleggen aan het zorgkantoor (Wlz) of
de gemeente (Wmo).
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 37
• Modulair pakket thuis (mpt)
Met het mpt kunnen verzekerden de zorg van één of meer Wlz-
aanbieders thuis krijgen. Verzekerde kan bij het mpt er ook voor
kiezen om bepaalde zorgvormen in natura van een Wlz-
zorgaanbieder te ontvangen en de overige zorgvormen zelf in te
kopen met een pgb.
• Volledig pakket thuis (vpt)
Het vpt wordt integraal en in natura geleverd door één Wlz-
zorgaanbieder. De verzekerde regelt zelf het verblijf (door thuis te
wonen of te huren bij een zorgaanbieder).
• Zorg in Natura (zin met verblijf in een instelling).
De zorg wordt in natura geleverd door de zorgaanbieder. Het gaat
bij verblijf om wonen in een instelling die geschikt is om de zorg te
bieden waarop de verzekerde is aangewezen.
Vormen van bundelen van pgb’s
• Pgb-regulier (geen sprake van bundeling): de cliënt koopt de zorg
zelf rechtstreeks in bij de zorgverlener. In veel gevallen hebben de
cliënten wel contracten met dezelfde zorgverleners.
• Pgb-gebundeld: de cliënten die in de woonvorm wonen, kopen
gezamenlijk producten of diensten in. Binnen gebundelde pgb’s is
het mogelijk om een deel van de zorg en ondersteuning gezamen-
lijk (gebundeld) in te kopen of alle zorg gebundeld in te kopen.
Toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag)
Binnen de kleinschalige woonvorm kan aanspraak worden gemaakt op
de toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag). Dit kan alleen als een cliënt een
pgb heeft en woont binnen een kleinschalige woonvorm. Hierbij gelden
de volgende voorwaarden:
• Indien sprake is van een woonvorm enkel huis:
In de zorgbeschrijving moet staan waar de toeslag voor gebruikt
wordt. De cliënten van deze woonvormen kunnen de volgende
kosten via losse bedragen declareren: alarmsystemen, uitluister-
apparatuur, brandveiligheid, domotica, onderhoud van deze eerder
genoemde zaken, zorg gerelateerde investeringen in gemeen-
schappelijke ruimten, administratiekosten, kosten voor het
kantoor, kantoorartikelen en de huur van gemeenschappelijke
ruimten, voor zover in die ruimten zorg wordt verleend. In dit geval
moet er een apart en los bedrag in een overeenkomst zijn
opgenomen en beschreven in een zorgbeschrijving.
• Indien sprake is van een woonvorm zorg:
In de zorgbeschrijving moet staan waar de toeslag voor gebruikt
wordt. Dit kunnen de volgende zaken zijn: alarmsystemen,
uitluisterapparatuur, brandveiligheid, domotica, onderhoud van
deze zaken, zorg gerelateerde investeringen in gemeenschappelijke
ruimten en de huur van gemeenschappelijke ruimten, voor zover in
die ruimten zorg wordt verleend. De WI-toeslag moet opgenomen
worden in het uurloon voor de zorg.
Combinaties van financieringsvormen
Cliënten die in een kleinschalige woonvorm wonen, kunnen gebruik
maken van verschillende financieringsvormen. Zo kan een cliënt een
deel van de zorg inkopen via een gebundeld pgb en een ander deel via
een regulier pgb. Ook is het mogelijk om een mpt te combineren met
een pgb.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 38
Bijlage 2. Administratieve eisen pgb Wlz en Wmo
In onderstaande tabellen geven we voor zowel de Wmo als de Wlz de administratieve vereisten weer voor het verkrijgen van een pgb. Hieruit blijkt dat
het administratieve proces voor beide sectoren vergelijkbaar is. Het grote verschil zit in het proces voorafgaand aan het verkrijgen van een pgb: in de
Wlz krijgt een cliënt een indicatie voor onbepaalde tijd en in de Wmo een beschikking voor bepaalde tijd (meestal 1 jaar).
Proces: van ontvangst indicatie tot start zorglevering
Wat is de administratieve eis? Welke partij stelt de eis? Wie is verantwoordelijk hiervoor? Bij welke leveringsvorm wordt deze eis gesteld?
Het opstellen van een budgetplan Gemeente
Zorgkantoor Budgethouder of vertegenwoordiger pgb regulier/pgb gebundeld
Opstellen van zorgovereenkomst(en)
tussen cliënt en zorgverlener(s)
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Budgethouder of vertegenwoordiger pgb regulier
Opstellen van zorgovereenkomst tussen
cliënt en kleinschalige woonvorm
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Budgethouder of vertegenwoordiger pgb gebundeld
Tabel 2.1. Van ontvangst indicatie tot start zorglevering pgb
Proces: van start zorglevering tot betaling zorglevering
Wat is de administratieve eis? Welke partij stelt de eis? Wie is verantwoordelijk hiervoor? Bij welke leveringsvorm wordt deze eis gesteld?
Opstellen van de factuur per cliënt per
zorgfunctie
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Zorgaanbieder pgb regulier
Opstellen van factuur per cliënt
(totaalbedrag)
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Zorgaanbieder pgb gebundeld
Controle factuur op geleverde zorg
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Budgethouder pgb regulier
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 39
Wat is de administratieve eis? Welke partij stelt de eis? Wie is verantwoordelijk hiervoor? Bij welke leveringsvorm wordt deze eis gesteld?
Controle totaalbedrag factuur met
afgesproken bedrag
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Budgethouder pgb gebundeld
Versturen factuur naar SVB
Gemeente
Zorgkantoor
SVB
Budgethouder pgb regulier/pgb gebundeld
Tabel 2.2 Van start zorglevering tot betaling zorglevering pgb
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 40
Bijlage 3. Overzicht casestudies
Overzicht van de woonvormen die betrokken zijn in het onderzoek naar de financiering kleinschalige woonvormen, bundeling PGB.
Nr. Provincie Soort initiatief Doelgroep Aantal
plaatsen
Indicatie Bundeling
1. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 6 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
2. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 13 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
3. Noord-Brabant Zorgondernemer Ouderen 9 per groep Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
4. Utrecht Zorgondernemer Ouderen 16 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
5. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 8 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
6. Noord-Brabant Zorgondernemer VG 20 Wlz en Wmo Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
7. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 17 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning
8. Utrecht Ouderinitiatief GGZ 12 Wmo Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
9. Noord Brabant Ouderinitiatief VG 10 Wmo en Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
10. Limburg Zorgondernemer VG 8 Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
11. Noord-Brabant Ouderinitiatief GGZ/VG 13 Wmo en Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
12. Noord-Brabant Ouderinitiatief VG 10 Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
13. Utrecht Ouderinitiatief VG 22 Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
14. Noord-Brabant Ouderinitiatief VG 10 Wlz Grootse deel gebundeld, klein deel individueel
15. Friesland Ouderinitiatief VG 6 Wlz Dagbesteding gebundeld, zorg individueel
16. Noord-Brabant Ouderinitiatief GGZ 8 Wmo Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 41
Bijlage 4. Pgb-artikelen Wmo 2015, Wlz, Blz en Rlz
Wmo 2015 artikelen pgb
Artikel 1.1.1.
persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden
gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen
die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft
betrokken;
Artikel 2.3.6
Bij het onderzoek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger medegedeeld
welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een
persoonsgebonden budget. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in
begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
1 Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget
dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
2 Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a.de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te
achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit
zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een
persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b.de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening
als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening
behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
3 Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, weegt het
college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het
persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
4 Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het
tarief, de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de
mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
5 Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:
a. voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woning-
aanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de
maatwerkvoorziening of;
b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid,
onderdeel a, d en e.
6 Op een persoonsgebonden budget is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
niet van toepassing.
Artikel 2.6.2
1 De Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voert namens de colleges de betalingen ten
laste van verstrekte persoonsgebonden budgetten, alsmede het hiermee verbonden
budgetbeheer, uit.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
over de wijze waarop de Sociale verzekeringsbank de taak, bedoeld in het eerste lid,
uitvoert.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de
cliënt sluit met de derde van wie hij diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of
andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren betrekt en die
daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 42
Wet langdurige zorg (Wlz) artikelen pgb
Artikel 1.1.1:
persoonsgebonden budget: een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of
krachtens artikel 3.3.3 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde
voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen;
Artikel 3.3.1 13
1 De verzekerde die recht heeft op zorg, kan ervoor kiezen om zijn recht tot gelding te
brengen met zorg in natura, bestaande uit zorg met verblijf in een instelling, een
volledig pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel a, of een
modulair pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel b, dan wel met
een persoonsgebonden budget. De verzekerde kan tevens kiezen om zijn recht tot
gelding te brengen met een modulair pakket thuis in combinatie met een persoons-
gebonden budget.
Artikel 3.3.3 78
1 Het zorgkantoor verleent op aanvraag van de verzekerde en onverminderd het
vierde en vijfde lid alsmede andere bij wettelijk voorschrift gestelde voorwaarden of
beperkingen, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen
regels, een persoonsgebonden budget waarmee de verzekerde, in plaats van zorg in
natura te ontvangen, zelf betalingen doet voor zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste
lid, onderdelen a, onder 2°, b, f of g. De verzekerde ziet af van het recht op verblijf en
van de daarmee gepaard gaande voorziening, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,
onderdeel a, onder 1°, alsmede van de behandeling, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,
onderdeel d.
2 Voordat een besluit op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt genomen,
kan de verzekerde of zijn vertegenwoordiger het zorgkantoor een persoonlijk plan
overhandigen, waarin de verzekerde of zijn vertegenwoordiger de door hem beoogde
samenstelling van het persoonsgebonden budget schetst. Het zorgkantoor brengt de
verzekerde of zijn vertegenwoordiger van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt
hem gedurende zeven dagen na de aanvraag in de gelegenheid het plan te over-
handigen.
3 Indien de verzekerde of zijn vertegenwoordiger een persoonlijk plan als bedoeld in
het tweede lid aan het zorgkantoor heeft overhandigd, betrekt het zorgkantoor het
persoonlijk plan bij het nemen van het besluit op de aanvraag, bedoeld in het eerste
lid.
4 Het persoonsgebonden budget wordt, onverminderd het vijfde lid en andere bij
wettelijk voorschrift gestelde voorwaarden of beperkingen, verleend, indien:
a. naar het oordeel van het zorgkantoor met het persoonsgebonden budget op
doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit;
b.de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor in staat is te achten op eigen
kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, de aan een budget verbonden taken
en verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren;
c.de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor in staat is te achten op eigen
kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, de door hem verkozen zorg-
aanbieders en mantelzorgers op zodanige wijze aan te sturen en hun werkzaamheden
op elkaar af te stemmen, dat sprake is of zal zijn van verantwoorde zorg;
d.de verzekerde zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij zorg met een
persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen, en,
e.de verzekerde bij de aanvraag een budgetplan voorlegt aan het zorgkantoor.
5 Het persoonsgebonden budget wordt in ieder geval geweigerd indien:
a.de verzekerde zich bij de eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget
niet heeft gehouden aan de opgelegde verplichtingen;
b.de verzekerde blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een
woonadres;
c.de verzekerde rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
d.de vertegenwoordiger van de verzekerde niet voldoet aan regels inhoudende
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 43
beperkingen of eisen die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan de
kring van vertegenwoordigers kunnen worden gesteld in het belang van de
bescherming van de verzekerde of van het waarborgen van de hulp, bedoeld in de
onderdelen b en c van het vierde lid.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld,
waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.
7 De Sociale verzekeringsbank voert namens de zorgkantoren de betalingen ten laste
van verstrekte persoonsgebonden budgetten, alsmede het hiermee verbonden
budgetbeheer, uit.
8 De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:
a.de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de verzekerde aan wie een
persoonsgebonden budget wordt verleend, de mogelijkheid heeft om zorg te
betrekken van een mantelzorger of een natuurlijke persoon die niet beroeps- of
bedrijfsmatig zorg verleent, of die persoon vanuit het persoonsgebonden budget te
betalen;
b. verplichtingen die aan de verzekerde worden opgelegd met betrekking tot de
overeenkomsten die de verzekerde sluit met de personen van wie hij de zorg betrekt
en daarvoor betaling ontvangen uit het persoonsgebonden budget;
c.de gevallen waarin, onverminderd het vierde en vijfde lid, verzekerden worden
uitgesloten van de verlening van een persoonsgebonden budget;
d.de wijze waarop de Sociale verzekeringsbank de taak, bedoeld in het zevende lid,
uitvoert, en
e.de vorm en inhoud van het budgetplan, bedoeld in het vierde lid, onderdeel e.
9 De op grond van het eerste, vijfde, zesde en achtste lid gestelde regels kunnen voor
verschillende categorieën van verzekerden verschillend worden vastgesteld.
2.3.5, lid 4:
4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald:
a.in welke gevallen en onder welke voorwaarden de verlening van een persoons-
gebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.3 tijdelijk kan worden voortgezet buiten
het grondgebied van Nederland;
Artikel 3.3.6
1 Indien de verzekerde zijn recht op zorg met verblijf in een instelling tot gelding wil
brengen en die zorg tijdelijk niet geboden kan worden, kan de verzekerde ervoor
kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling te stellen termijn van ten hoogste
dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met een modulair pakket thuis of een
volledig pakket thuis, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in
artikel 3.3.2, derde tot en met vijfde alsmede zevende lid.
2 Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, onmiddellijk voorafgaand aan het
verkrijgen van een indicatiebesluit op grond van deze wet een persoonsgebonden
budget ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugd-
wet of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, kan hij
onverminderd het eerste lid ervoor kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling
te stellen termijn van ten hoogste dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met
een persoonsgebonden budget, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.3.3, tweede tot en met vierde lid.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 44
Besluit langdurige zorg (Blz)
Artikel 3.1.4
1 De vergoeding van een woningaanpassing, bedoeld in artikel 3.1.3 van de wet,
betreft kosten voor het verrichten van aard- en nagelvaste aanpassingen aan de
woning die noodzakelijk zijn in verband met het opheffen van ergonomische
belemmeringen bij het verlenen van zorg in en direct rond de woning, met
uitzondering van de kosten van achterstallig onderhoud.
2 Als een kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel a,
van de wet, wordt aangemerkt een woonsituatie waarbij:
a. minimaal drie en maximaal zesentwintig bewoners een persoonsgebonden budget
als bedoeld in de wet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet of
de Zorgverzekeringswet ontvangen voor zorg en hiervoor door bundeling van
persoonsgebonden budgetten gezamenlijk de zorg inkopen, en
b.de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet
basisregistratie personen, of op verschillende woonadressen binnen een straal van
honderd meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig
is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.
3 Een verzekerde die inwoont bij een ouder, pleegouder of pleegoudervoogd als
bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet wordt niet aangemerkt als bewoner van een
kleinschalig wooninitiatief.
4 Bij ministeriële regeling kan het recht op woningaanpassingen nader worden
geregeld en afhankelijk worden gesteld van daarbij te stellen voorwaarden.
§ 6. Persoonsgebonden budget
Artikel 3.6.1
Een persoonsgebonden budget wordt per kalenderjaar verstrekt.
Artikel 3.6.2
1Het zorgkantoor verleent geen persoonsgebonden budget indien:
a.de verzekerde krachtens een indicatiebesluit is aangewezen op een bij ministeriële
regeling genoemd zorgprofiel;
b.de verzekerde weigert om het budgetplan met het zorgkantoor te bespreken of, na
daartoe door het zorgkantoor te zijn opgeroepen, niet verschijnt;
c.de verzekerde het door het zorgkantoor vastgestelde aanvraagformulier niet
volledig en juist heeft ingevuld;
d.de verzekerde, gelet op de door hem verstrekte gegevens of bescheiden,
voornemens is om het persoonsgebonden budget uitsluitend te besteden aan de
inkoop van zorg bij zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door de Wlz-uitvoerder.
2Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de
verlening of weigering van een persoonsgebonden budget.
Artikel 3.6.3
Een persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling te
bepalen bedrag. Bij deze regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de:
• a.vermindering van het bedrag voor de bestanddelen behandeling,
kapitaallasten, kosten voor verblijf of andere bestanddelen,
• b.vermeerdering van het bedrag voor verzekerden die wonen in een kleinschalig
wooninitiatief als bedoeld in artikel 3.1.3, tweede lid,
• c.de hoogte van het bedrag indien de verzekerde naast het persoonsgebonden
budget ook een modulair pakket thuis ontvangt of wenst te ontvangen.
Artikel 3.6.4
1De verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of
mantelzorger die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget zorg wenst te laten
verlenen.
2De verzekerde laat de betalingen verrichten door de Sociale verzekeringsbank.
3Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de overeenkomst, bedoeld in het
eerste lid.
4In afwijking van het eerste en het tweede lid kan de verzekerde zelf betalingen
verrichten ten laste van zijn persoonsgebonden budget indien het gaat om kosten
verbonden aan vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de
wet waarvoor de verzekerde geen schriftelijke overeenkomst heeft gesloten.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 45
Artikel 3.6.5
1Bij ministeriële regeling worden maximumtarieven vastgesteld voor de verlening van
zorg die vanuit het persoonsgebonden budget kan worden bekostigd.
2De in het eerste lid bedoelde tarieven worden vastgesteld voor zorg die geleverd
wordt door:
a. een zorgaanbieder, voor zover deze voldoet aan in ieder geval één van de in het
derde lid gestelde eisen, of
b. een andere zorgaanbieder dan een zorgaanbieder als bedoeld in onderdeel a of een
mantelzorger.
3Van het tweede lid, onder a, is sprake indien de zorg is verleend door:
1°. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de
Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het
handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het
verlenen van zorg;
2°. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet
2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld
in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg en die
toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel;
3°. een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op
de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep
voor het verlenen van zorg.
4 Indien onderdeel a en onderdeel b, van het tweede lid, gelijktijdig van toepassing
zijn op een mantelzorger, dan geldt het tarief voor mantelzorgers bedoeld in het
tweede lid, onderdeel b.
Artikel 3.6.6
1 De Sociale verzekeringsbank voert het budgetbeheer uit:
a. overeenkomstig de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget,
bedoeld in artikel 3.3.3, eerste lid, van de wet;
b. overeenkomstig de door de verzekerde met de zorgaanbieder of mantelzorger
gesloten, geldige overeenkomst die voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde
regels en voorwaarden als bedoeld in artikel 3.6.4, derde lid;
c. tot afdracht van eventuele loonheffing, premies voor de sociale verzekeringen en
inkomensafhankelijke bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet;
d. ter verkrijging door de verzekerde van gelden voor het verrichten van betalingen
vanuit een bij ministeriële regeling te bepalen verantwoordingsvrij bedrag.
2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het staken van betaling door
de Sociale verzekeringsbank. Deze regels zullen in ieder geval betrekking hebben op
betalingen in strijd met wettelijke voorschriften, in strijd met beschikkingen omtrent
het persoonsgebonden budget of in strijd met overeenkomsten, bedoeld in het eerste
lid.
Artikel 3.6.7
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in het belang van een goede
uitvoering van het persoonsgebonden budget. Deze regels kunnen mede betrekking
hebben op:
a. de hulp van een vertegenwoordiger en beperkingen aan de kring van
vertegenwoordigers,
b. de inhoud, intrekking en wijziging van de beschikking tot verlening en van de
beschikking tot vaststelling van het persoonsgebonden budget,
c.de verantwoording en de controle,
d. het budgetplan,
e.de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank van het budgetbeheer, de
werkgeverstaken daaronder begrepen.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 46
Regeling langdurige zorg (Rlz)
Hoofdstuk 5. Leveringsvormen
§ 1. Zorg in natura
Artikel 5.1
1. Een modulair pakket thuis, persoonsgebonden budget of een combinatie hiervan
kan slechts worden toegekend indien de zorg op een verantwoorde en doel-
matige wijze ten huize van de verzekerde kan worden verleend.
2. Voor het persoonsgebonden budget is het basisbedrag, genoemd in bijlage H,
beschikbaar, verminderd met de kosten van het modulair pakket thuis voor
huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, verpleging, logeeropvang,
individuele begeleiding en begeleiding in groepsverband en vervoer.
3. Indien de verzekerde kiest voor deeltijdverblijf, wordt het basisbedrag berekend
naar rato van het aantal etmalen per week dat de verzekerde zorg thuis
organiseert.
4. De toepassing van het derde lid heeft geen betrekking op het basisbedrag dat
volgens de bedragen in Bijlage H beschikbaar is voor begeleiding in groeps-
verband en vervoer.
Artikel 5.1a
Alvorens de levering van een modulair pakket thuis of verlening van een persoons-
gebonden budget te weigeren op de grond dat het niet op doelmatige wijze ten huize
van de verzekerde kan worden geleverd, en nadat daarover overleg is gevoerd met de
verzekerde, beoordeelt de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor of deze weigering
wegens ondoelmatigheid kan worden vermeden door verhoging van het basisbedrag
met ten hoogste 25%.
§ 1. Zorg in natura
Artikel 5.1
1. Een modulair pakket thuis, persoonsgebonden budget of een combinatie hiervan
kan slechts worden toegekend indien de zorg op een verantwoorde en
doelmatige wijze ten huize van de verzekerde kan worden verleend.
2. Voor het persoonsgebonden budget is het basisbedrag, genoemd in bijlage H,
beschikbaar, verminderd met de kosten van het modulair pakket thuis voor
huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, verpleging, logeeropvang,
individuele begeleiding en begeleiding in groepsverband en vervoer.
3. Indien de verzekerde kiest voor deeltijdverblijf, wordt het basisbedrag berekend
naar rato van het aantal etmalen per week dat de verzekerde zorg thuis
organiseert.
4. De toepassing van het derde lid heeft geen betrekking op het basisbedrag dat
volgens de bedragen in Bijlage H beschikbaar is voor begeleiding in groeps-
verband en vervoer.
Artikel 5.1a
Alvorens de levering van een modulair pakket thuis of verlening van een persoons-
gebonden budget te weigeren op de grond dat het niet op doelmatige wijze ten huize
van de verzekerde kan worden geleverd, en nadat daarover overleg is gevoerd met de
verzekerde, beoordeelt de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor of deze weigering
wegens ondoelmatigheid kan worden vermeden door verhoging van het basisbedrag
met ten hoogste 25%.
§ 2. Algemene bepalingen over het persoonsgebonden budget
Artikel 5.4
Het zorgkantoor verleent slechts een persoonsgebonden budget voor verzekerden die
woonachtig zijn in de regio van het zorgkantoor.
Artikel 5.5
Een persoonsgebonden budget wordt niet verleend aan een verzekerde die:
a. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:
– VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging,
– LVG Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep,
– LVG Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding,
– LVG Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding, of
– LVG Behandeling in een SGLVG behandelcentrum, of
– GGZ Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer
intensieve begeleiding, of
b. op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 9b VV, 3 LVG, 4 LVG, 5
LVG of 1 SGLVG; of
c. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel LVG wonen met
enige behandeling en begeleiding of LVG wonen met behandeling en
begeleiding, tenzij de verzekerde op 31 december 2019 krachtens zijn
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 47
indicatiebesluit was aangewezen op een van die zorgprofielen en hiervoor
een persoonsgebonden budget ontving.
Artikel 5.6
Tenzij de verzekerde beschikt over gewaarborgde hulp, wordt een persoonsgebonden
budget niet verleend aan een verzekerde die:
a. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:
– VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide
verzorging,
– VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg,
– VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging,
– VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke
aandoeningen, met de nadruk op begeleiding,
– VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging,
– VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging,
– VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering,
– VG Besloten wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en
gedragsregulering,
– VG Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging, of
– GGZ wonen met intensieve begeleiding,
– GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging,
– GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering,
– GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en
verzorging, of
b. op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 4 VV, 5 VV, 6 VV, 7 VV,
4 VG, 5 VG, 6 VG, 7 VG en 8 VG.
Artikel 5.7
1. Het zorgkantoor verleent een verzekerde een persoonsgebonden budget indien
de subsidieperiode waarvoor het wordt aangevraagd:
a. met een onderbreking van niet meer dan eenendertig kalenderdagen
aansluit op een eerdere subsidieperiode waarin de verzekerde een
persoonsgebonden budget ontving, of
b. aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als
bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een
eerdere subsidieperiode voor een persoonsgebonden budget.
2. De artikelen 5.5, 5.8 en 5.9, onder a, zijn niet van toepassing op het verlenen van
een persoonsgebonden budget met toepassing van het eerste lid.
Artikel 5.7a
1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6 van
de wet zijn de artikelen 5.11, tweede lid, en 5.20, tweede lid, niet van toepassing
voor zover het de gewaarborgde hulp betreft, indien de verzekerde een
gewaarborgde hulp heeft ingeschakeld die als vertegenwoordiger is opgetreden
bij een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015, Jeugdwet of een verzekering als bedoeld in de
Zorgverzekeringswet onmiddellijk voorafgaand aan het verkrijgen van het
persoonsgebonden budget, bedoeld in artikel 3.3.6 van de wet.
2. Bij de toepassing van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6
van de wet zijn de artikelen 5.9, onderdeel a, 5.18, onderdeel c, en 5.22, tweede
lid, niet van toepassing.
3. Een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6 van de wet wordt
verleend voor ten hoogste dertien weken.
4. Een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6 van de wet kan na de
periode genoemd in het derde lid worden verleend indien er zicht op is dat gezien
de bijzondere omstandigheden van de verzekerde en zijn zorgbehoefte binnen
afzienbare tijd na afloop van die periode zorg kan worden geboden in de
instelling waar de verzekerde bij voorkeur in wil verblijven.
§ 3. De aanvraag van een persoonsgebonden budget
Artikel 5.8
1. De aanvraag gaat vergezeld van een budgetplan dat is ingericht volgens het door
het zorgkantoor vastgestelde model.
2. De verzekerde die aan het zorgkantoor een persoonlijk plan wil overhandigen
wordt daartoe door het zorgkantoor in staat gesteld gedurende zeven dagen na
ontvangst van een volledige aanvraag.
3. Het zorgkantoor nodigt de verzekerde of diens vertegenwoordiger uit om de
aanvraag met het zorgkantoor te bespreken.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 48
Artikel 5.9
Het verlenen van een persoonsgebonden budget wordt geweigerd indien:
a. de verzekerde of diens vertegenwoordiger een bespreking van het
budgetplan weigert of, na daartoe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden
niet verschijnt;
b. de verzekerde op de dag waarop de subsidieperiode zou aanvangen, anders
dan voor logeeropvang, in een instelling als bedoeld in de wet of de
Zorgverzekeringswet zal verblijven, tenzij het zorgkantoor een
persoonsgebonden budget verleent voor begeleiding groep indien de
verzekerde verblijft in een instelling waar de dagbesteding voor die
verzekerde geen onderdeel vormt van het door het zorgkantoor
gecontracteerde verblijf;
c. het zorgkantoor, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of
de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat een ten behoeve van
een minderjarige verzekerde aangevraagd persoonsgebonden budget in
zodanige mate niet voor de inkoop van zorg ten behoeve van de verzekerde
zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade
voor de opvoeding of de ontwikkeling van de verzekerde tot gevolg zou
hebben;
d. de verzekerde, of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft
bereikt, één van diens ouders of voogden, failliet is verklaard;
e. ten aanzien van de verzekerde of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar
nog niet heeft bereikt, één van diens ouders of voogden, de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,
dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;
f. de verzekerde of diens vertegenwoordiger het zorgkantoor geen
toestemming geeft om de persoonsgegevens van de verzekerde door te
geven aan het CAK ten behoeve van de vaststelling van de te betalen eigen
bijdrage en aan de Sociale verzekeringsbank ten behoeve van de uitvoering
van diens bij of krachtens de wet opgedragen taken omtrent het
persoonsgebonden budget.
Artikel 5.10
Het zorgkantoor gaat bij de toepassing van artikel 4:25 van de Algemene
bestuursrecht, gelezen in samenhang met het subsidieplafond van de artikelen 8.2,
8.4, 8.6, 8.8, 8.10 en 8.12 van deze regeling uit van de datum van ontvangst van het in
artikel 3.6.2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit bedoelde aanvraagformulier of,
indien dat aanvraagformulier is ontvangen voor de datum van vaststelling van het
indicatiebesluit, de datum van het indicatiebesluit.
Artikel 5.11
1. De verzekerde die gewaarborgde hulp inschakelt verstrekt het zorgkantoor
onverwijld:
a. de naam en het adres van de derde;
b. een aanduiding van de hulp die zal worden geboden en de hoedanigheid
waarin dit door de derde zal plaatsvinden.
2. De verlening van een persoonsgebonden budget kan worden geweigerd indien
een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde
overeenkomstige het eerste lid ingeschakelde hulp:
1°. bij een eerdere verstrekking van persoonsgebonden budgetten waarbij deze
derde als hulppersoon of vertegenwoordiger optrad niet heeft ingestaan voor
nakoming van de daaraan verbonden verplichtingen,
2°. blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een woonadres,
3°. zijn vrijheid is ontnomen,
4°. onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt, dan wel een
verzoek tot van toepassing verklaring van die regeling bij de rechtbank is
ingediend of deze derde failliet is verklaard, of
5°. anderszins onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor
de verzekerde aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen.
3. Op verzoek van de verzekerde die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt of
van diens vertegenwoordiger, wordt een persoonsgebonden budget verleend aan
de organisatie die belast is met de ondertoezichtstelling van de verzekerde of die
een reclasseringsmaatregel uitoefent krachtens een uitspraak van de rechter of
het Openbaar Ministerie op grond van artikel 14d, artikel 15b, tweede lid, of Boek
I, Titel VIII A Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen van het Wetboek van
Strafrecht.
Artikel 5.12
Het persoonsgebonden budget wordt verleend voor een subsidieperiode die:
a. niet eerder aanvangt dan de dag met ingang waarvan de verzekerde volgens
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 49
zijn indicatiebesluit op de zorg is aangewezen waarvoor het
persoonsgebonden budget wordt verleend, en
b. eindigt met ingang van de dag waarop het indicatiebesluit zijn
geldigheidsduur verliest, doch uiterlijk op 31 december van het jaar waarin
het persoonsgebonden budget werd verleend.
§ 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget
Artikel 5.13
1. Het zorgkantoor verhoogt het persoonsgebonden budget met € 4.480 voor een
verzekerde die woont in een kleinschalig wooninitiatief.
2. Het zorgkantoor verhoogt het persoonsgebonden budget met € 4.073 voor een
verzekerde die woont in een kleinschalig wooninitiatief en:
a. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:
– VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide
verzorging;
– VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg;
– VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging;
– VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke
aandoeningen, met de nadruk op begeleiding; of
– VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke
aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging; of
b. op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 4 VV, 5 VV, 6 VV, 7 VV
en 8 VV.
Artikel 5.13a
[Vervallen per 01-01-2020]
Artikel 5.14
Indien een subsidieperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een
kalenderjaar aanvangt of op een andere dag dan 31 december eindigt, wordt het
maximum persoonsgebonden budget vermenigvuldigd met een breuk waarvan de
teller bestaat uit het aantal dagen van de subsidieperiode in het desbetreffende
kalenderjaar en de noemer uit het aantal dagen in dat kalenderjaar.
Artikel 5.15
1. Het zorgkantoor hoogt het persoonsgebonden budget op tot een garantiebedrag
ter hoogte van 101,82% van het persoonsgebonden budget dat was verleend voor
de subsidieperiode die eindigde op 31 december 2019, indien de verzekerde
volgens het indicatiebesluit was aangewezen op verblijf zoals dat gold onder de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en
a. het persoonsgebonden budget bij de eerste verlening op basis van een
indicatiebesluit waaruit bleek dat de verzekerde was aangewezen op een
zorgzwaartepakket, op grond van een beleidsregel van het College
zorgverzekeringen of op grond van artikel 2.6.15 van de Regeling subsidies
AWBZ, zoals dat artikel luidde voor 1 januari 2013, was opgehoogd tot een
garantiebedrag of
b. aan de verzekerde in 2012 een persoonsgebonden budget is verleend op
basis van een indicatiebesluit krachtens de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten waaruit bleek dat de verzekerde aangewezen was op verblijf en
de verzekerde vanaf 30 december 2012 ononderbroken woonachtig was in
een kleinschalig wooninitiatief.
2. Indien de aanvraag betrekking heeft op minder of andere vormen van zorg, dan
het persoonsgebonden budget dat in 2019 is verleend, wordt een garantiebedrag
als bedoeld in het eerste lid verminderd met het verschil tussen de budgetten
waartoe die vormen van zorg leiden.
3. Indien de aanvraag voor een persoonsgebonden budget is gebaseerd op een
ander indicatiebesluit dan de verlening van het persoonsgebonden budget in
2019 en de verzekerde volgens het indicatiebesluit is aangewezen op een
zorgprofiel dat leidt tot een lager persoonsgebonden budget dan in 2019 is
verleend, wordt een garantiebedrag als bedoeld in het eerste lid verminderd met
het verschil tussen de persoonsgebonden budgetten waartoe die zorgprofielen
leiden.
4. Het eerste lid, onder a, is alleen van toepassing indien aan de verzekerde, vanaf
de eerste verlening van een persoonsgebonden budget op basis van een
indicatiebesluit waaruit bleek dat hij was aangewezen op een zorgzwaartepakket,
in ieder opvolgende subsidieperiode een persoonsgebonden budget is verleend,
al dan niet na een onderbreking als bedoeld in het vijfde lid, onder a of b.
5. Het eerste lid, onder b, is alleen van toepassing indien de subsidieperiode
waarvoor een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd:
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 50
a. met een onderbreking van niet meer dan eenendertig kalenderdagen,
aansluit op een eerdere subsidieperiode, of
b. aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als
bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een
eerdere subsidieperiode.
Artikel 5.15a
1. In geval de verzekerde geïndiceerd is voor het zorgprofiel LG Wonen met
begeleiding en intensieve verzorging, LG Wonen met intensieve begeleiding en
intensieve verzorging, LG Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer
intensieve verzorging, VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege
specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding, VV Beschermd wonen
met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op
verzorging/verpleging, dan wel voor het zorgzwaartepakket 5 LG, 6 LG of 7 LG, 7
VV of 8 VV, hoogt het zorgkantoor op aanvraag van de verzekerde zijn
persoonsgebonden budget op tot ten hoogste € 243.462 indien de verzekerde:
a. vanuit een medische noodzaak is aangewezen op permanent toezicht of 24
uur per dag zorg in de nabijheid om de veiligheid van verzekerde in
levensbedreigende situaties te waarborgen,
b. 18 jaar of ouder is,
c. geen cognitieve beperkingen heeft, en
d. op eigen kracht, zonder hulp van een vertegenwoordiger, de taken als
omschreven in artikel 3.3.3, vierde lid, onderdeel b en c, van de wet kan
uitvoeren.
2. De aanvraag van verzekerde bij het zorgkantoor gaat vergezeld van een oordeel
van een behandelend arts over de medische noodzaak als beschreven in het
eerste lid, onderdeel a, en wordt slechts ingewilligd nadat het zorgkantoor de
verzekerde in persoon heeft gezien en mede op grond daarvan tot de overtuiging
is gekomen dat de verzekerde voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste
lid.
§ 5. Het gebruik van het persoonsgebonden budget
Artikel 5.16
1. De verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of
mantelzorger die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget zorg laat
verlenen, behalve voor zover reeds vervoer bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,
onderdeel f, van de wet van die zorgaanbieder of mantelzorger is betrokken.
2. Zorgovereenkomsten worden opgesteld volgens de meest recente door de
Sociale verzekeringsbank vigerende vastgestelde toepasselijke
modelovereenkomsten, die beschikbaar waren gesteld ten tijde van het afsluiten
van de zorgovereenkomst, en bevatten bovendien ten minste:
a. de wijze waarop de zorgaanbieder of mantelzorger voorziet in de behoefte
aan zorg van de verzekerde;
b. de verplichting dat een declaratie de vereiste gegevens, bedoeld in artikel
5.23, tweede lid, bevat of, indien van toepassing, dat wordt gebruikgemaakt
van periodiek maandbetalingen;
c. een beding, inhoudende dat het zorgkantoor een vordering heeft op de
persoon die ten laste van het persoonsgebonden budget zorg levert indien
het persoonsgebonden budget naar aanleiding van toerekenbaar handelen
van die persoon is ingetrokken of herzien, ter hoogte van het bedrag dat
gelijk is aan het door die persoon vanwege dat toerekenbaar handelen ten
laste van het persoonsgebonden budget ten onrechte ontvangen bedrag;
d. indien de uitkering van vakantiebijslag als bedoeld in de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag van toepassing is, een beding, inhoudende dat in
het te betalen bruto loon het vakantiegeld is verdisconteerd.
3. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het
zorgkantoor en de Sociale verzekeringsbank.
4. Het zorgkantoor kan de goedkeuring slechts geven, indien:
a. de zorgovereenkomst voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid;
b. uit de omschrijving van de wijze waarop de zorgverlener voorziet in de
behoefte aan zorg van de verzekerde, blijkt dat de overeenkomst:
1° strekt tot de inkoop van persoonlijke verzorging, verpleging,
begeleiding, huishoudelijke hulp en vervoer naar een plaats waar de
verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling
ontvangt;
2° strekt tot inkoop van logeeropvang; of
3° betrekking heeft op de kosten van zorginfrastructuur als bedoeld in
artikel 5.17, eerste lid, onderdeel b.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 51
5. De Sociale verzekeringsbank kan haar goedkeuring slechts onthouden wegens
strijd met het recht, of in het belang van de uitvoerbaarheid van het
persoonsgebonden budget of van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 3.3.3,
zevende lid, van de wet.
6. Een wijziging van een goedgekeurde zorgovereenkomst wordt onmiddellijk met
een formulier aan de Sociale verzekeringsbank kenbaar gemaakt door middel van
invulling van een daartoe door de Sociale verzekeringsbank beschikbaar gesteld
modelformulier.
7. Voor de toepassing van het derde, vijfde en zesde lid treedt een door de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zorgkantoor in de plaats van
de Sociale verkeringsbank voor zover het de goedkeuring van de
zorgovereenkomst van een verzekerde aan wie het zorgkantoor een
persoonsgebonden budget verleent en het kenbaar maken van een wijziging van
die zorgovereenkomst betreft. Het zorgkantoor bericht de Sociale
verzekeringsbank onmiddellijk van een wijziging van de zorgovereenkomst.
Artikel 5.17
1. Het persoonsgebonden budget mag uitsluitend worden gebruikt voor het door de
Sociale verzekeringsbank, op verzoek van de verzekerde, doen van betalingen:
a. voor zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet, of
b. voor de kosten van zorginfrastructuur van een kleinschalig wooninitiatief met
een maximum van € 4.480, of
c. aan de verzekerde met een maximum van 1,5% van het voor dat jaar
verleende persoonsgebonden budget met een minimum van € 250 en een
maximum van € 1.250.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, mag het persoonsgebonden budget
slechts besteed worden aan kosten van vervoer naar een plaats waar de
verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling ontvangt indien
een persoonsgebonden budget verleend is voor begeleiding groep inclusief
vervoer of indien de verzekerde blijkens het indicatiebesluit is aangewezen op
een zorgzwaartepakket VV.
3. Indien een subsidieperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een
kalenderjaar aanvangt of op een andere dag dan 31 december eindigt, worden de
bedragen, genoemd in het eerste lid, onder b en c, voor dat kalenderjaar
vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal dagen
van de subsidieperiode in het desbetreffende kalenderjaar en de noemer uit het
aantal dagen in dat kalenderjaar.
§ 6. Regels over verlenen en vaststellen van een persoonsgebonden budget
Artikel 5.18
Bij de verlening van het persoonsgebonden budget worden de verzekerde in ieder
geval de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de verzekerde gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor het
doen betalen door de Sociale verzekeringsbank van zorg als bedoeld in
artikel 5.17, eerste lid;
b. de zorg die de verzekerde inkoopt, is kwalitatief verantwoord;
c. de verzekerde past een zorgovereenkomst en zorgbeschrijving onverwijld
aan indien van enige verandering in de daarin opgenomen feiten sprake is;
d. de verzekerde draagt er zorg voor dat een zorgverlener op wie het
Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is niet meer dan veertig uur in één
week voor hem werkzaamheden verricht;
e. de verzekerde laat de betalingen aan de zorgverlener uitsluitend verrichten
door de Sociale verzekeringsbank, tenzij het gaat om kosten verbonden aan
vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de wet,
waarvoor geen zorgovereenkomst is gesloten;
f. de verzekerde besteedt het persoonsgebonden budget niet aan
logeeropvang buiten de Europese Unie;
g. de verzekerde deelt het zorgkantoor op diens verzoek of onverwijld uit eigen
beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs
duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het
persoonsgebonden budget.
Artikel 5.19
De verleningsbeschikking van het zorgkantoor aan de verzekerde bevat ten minste de
volgende gegevens:
a. de subsidieperiode;
b. het verleende persoonsgebonden budget en de wijze waarop dit budget is
berekend;
c. de verplichtingen van de verzekerde;
d. de hoogte van het bedrag waarover een budgethouder zich niet hoeft te
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 52
verantwoorden, en de wijze waarop dat bedrag is berekend.
Artikel 5.20
1. Het zorgkantoor wijzigt de verleningsbeschikking of trekt deze in:
a. met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de verzekerde overlijdt;
b. met ingang van de dag waarop de verzekerde langer dan twee maanden
verblijft in een instelling als bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet;
c. met ingang van de dag vanaf welke de verzekerde schriftelijk heeft
aangegeven geen prijs meer te stellen op het persoonsgebonden budget;
d. met ingang van de dag waarop het zorgkantoor, op advies van een instelling
voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van
oordeel is dat een ten behoeve van een minderjarige verzekerde
aangevraagd persoonsgebonden budget in zodanige mate niet voor de
inkoop van zorg ten behoeve van die verzekerde zal worden gebruikt, dat dit
mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of
ontwikkeling van die verzekerde tot gevolg zal hebben;
e. met ingang van de dag waarop het indicatiebesluit ten nadele van de
verzekerde wordt herzien als gevolg van bezwaar en beroep.
2. Het zorgkantoor kan de verleningsbeschikking intrekken of wijzigen:
a. met ingang van de dag waarop de verzekerde niet beschikt over een
woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen;
b. met ingang van de dag waarop de verzekerde, of de derde die aan de
verzekerde gewaarborgde hulp biedt, de opgelegde verplichtingen niet
nakomt of niet langer voldoet aan de voorwaarden of verleningsgrond van
het persoonsgebonden budget of aan de eisen van gewaarborgde hulp; of
c. indien de verzekerde zich bij de eerdere verstrekking van een
persoonsgebonden budget niet heeft gehouden aan de opgelegde
verplichtingen.
Artikel 5.21
1. Na afloop van iedere subsidieperiode wordt de subsidie voor de desbetreffende
subsidieperiode vastgesteld.
2. Het zorgkantoor stelt het persoonsgebonden budget binnen een half jaar na
afloop van de subsidieperiode vast.
3. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op de som van de bedragen die
de Sociale verzekeringsbank op grond van artikel 5.17, eerste lid, heeft uitbetaald.
4. Indien de verzekerde geen betalingen, als bedoeld in artikel 5.17, eerste lid, onder
a en b, heeft laten doen dan wordt de subsidie, in afwijking van het derde lid,
vastgesteld op nihil.
§ 7. Betaling uit het persoonsgebonden budget
Artikel 5.22
1. Het uit het persoonsgebonden budget te betalen bruto loon of de te betalen
vergoeding aan een zorgaanbieder bedraagt ten hoogste € 20 per uur, tenzij de
verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door:
a. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de
Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in
het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk
bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet;
b. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de
Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in
het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk
bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet, en
die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel;
c. een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet
op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een
beroep voor het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet.
2. In afwijking van het eerste lid wordt een bruto uurloon dan wel vergoeding van
ten hoogste € 63 per uur of € 58 per dagdeel gehanteerd of een bruto loon dan
wel vergoeding van ten hoogste het door de zorgautoriteit op grond van de Wet
marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende zorg vastgestelde hoger
tarief, indien:
a. de verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door een onderneming
als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, of een persoon als bedoeld in
het eerste lid, onderdeel c; of
b. een verzekerde voor 1 januari 2014 een persoonsgebonden budget ontving
als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en onafgebroken
een persoonsgebonden budget als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten of de wet heeft ontvangen.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 53
3. Het eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing indien de zorgverlener een
echtgenoot of een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad is van de
verzekerde.
4. In het te betalen bruto loon of de vergoeding per uur of per dagdeel, bedoeld in
het eerste en tweede lid, is, indien van toepassing krachtens de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag, vakantiebijslag verdisconteerd als
bedoeld in die wet.
5. Het aantal door de zorgverlener voor de verzekerde gewerkte en betaalde uren
mag niet afwijken van het Arbeidstijdenbesluit en mag indien het
Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer bedragen dan veertig uur
per week.
Artikel 5.23
1. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden
budget voor overeengekomen zorg die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst,
een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend
aan de persoon met wie deze overeenkomst is aangegaan aan de hand van:
a. een declaratie voor geleverde zorg; of
b. een zorgovereenkomst bij overeengekomen periodieke maandbetalingen.
2. Een declaratie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bevat:
a. de naam van deze persoon en:
1°. het nummer waarmee die staat ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel, of
2°. indien deze persoon niet over dat nummer kan beschikken,
geboortedatum of burgerservicenummer;
b. de naam van de verzekerde en zijn adres of burgerservicenummer of
klantnummer bij de Sociale verzekeringsbank;
c. het tarief;
d. een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een
overzicht van het aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de
verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen; en
e. een handtekening van de verzekerde of, voor zover van toepassing, diens
vertegenwoordiger, indien het een schriftelijke declaratie betreft.
3. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden
budget voor kosten verbonden aan vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,
onderdeel f, van de wet, waarvoor geen zorgovereenkomst is gesloten, indien de
declaratie is ingediend met gebruikmaking van een model dat door de Sociale
verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.
4. De Sociale verzekeringsbank kan beslissen tot beëindiging of opschorting van de
betalingen of een gehele of gedeeltelijke weigering of opschorting van een
betaling uit het persoonsgebonden budget:
a. bij het intrekken of herzien van een besluit tot verlenen van een
persoonsgebonden budget;
b. wegens strijd met het recht, waaronder het recht dat van toepassing is op de
zorgovereenkomst,
c. indien de Sociale verzekeringsbank de declaratie niet heeft ontvangen
binnen vier weken nadat de verzekerde deze heeft ontvangen;
d. indien een ingediende declaratie niet voldoet aan de voorwaarden van de
zorgovereenkomst of de beschikking tot verlening van het
persoonsgebonden budget;
e. indien het zorgkantoor van de verzekerde bij de toepassing van artikel 4:56
van de Algemene wet bestuursrecht de Sociale verzekeringsbank daarom
verzoekt voor een termijn van ten hoogste dertien weken;
f. in het belang van de uitvoerbaarheid van het verrichten van de betalingen uit
het persoonsgebonden budget door de Sociale verzekeringsbank.
5. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden
budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen dertig dagen na
ontvangst van de declaratie, tenzij de declaratie onjuist of onvolledig is
ingediend. Indien een declaratie niet overeenkomstig het tweede lid is ingediend,
en betalingen niet zijn beëindigd, geweigerd of opgeschort, nodigt de Sociale
verzekeringsbank de verzekerde uit tot herstel van de declaratie. Na herstel
wordt de betaling binnen dertig dagen verricht. De Sociale verzekeringsbank
weigert de betaling geheel of gedeeltelijk indien de declaratie niet binnen een
door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn is hersteld. Indien de Sociale
verzekeringsbank naar aanleiding van een declaratie werkzaamheden verricht als
bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt de termijn,
bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.
❶
❷
❸
❹
FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 54
6. Sociale verzekeringsbank verricht periodieke maandbetalingen uit het
persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld,
uiterlijk binnen dertig dagen na afloop van de maand waarin de zorg geleverd is.
Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van de periodieke
maandbetaling werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid,
onderdeel c, van het besluit wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd
met tien dagen.
7. Indien de verzekerde in aanvulling op de bij de beschikking tot verlening van het
persoonsgebonden budget aanvullende zorg heeft gecontracteerd, betaalt de
Sociale verzekeringsbank deze indien daartoe voldoende geld is gestort. De
Sociale verzekeringsbank stort na de betaling van de aanvullende zorg binnen
redelijke termijn de onbestede gelden terug aan degene die hiervoor het geld
heeft gestort.
8. De Sociale verzekeringsbank ondersteunt de verzekerde bij zijn werkgeverstaken,
waaronder ten aanzien van arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade en
aansprakelijkheid.
Artikel 5.23a
1. In afwijking van artikel 5.23, vierde lid, onderdeel c, kan de Sociale
verzekeringsbank beslissen tot beëindiging of opschorting van de betalingen of
een gehele of gedeeltelijke weigering of opschorting van een betaling uit het
persoonsgebonden budget indien de Sociale verzekeringsbank een declaratie ter
betaling van de vervoerskosten, bedoeld in artikel 3.6.4, vijfde lid, van het Besluit,
niet uiterlijk binnen tien weken, na de maand waarin de prestatie is verleend,
ontvangt van de verzekerde.
2. In afwijking van artikel 5.23, derde en vierde lid, onderdelen d en e, ontvangt de
Sociale verzekeringsbank een verzoek om het verantwoordingsvrij bedrag,
bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, voor het eindigen
van de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget.
3. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen, indien de declaratie, bedoeld in
het eerste lid, of het verzoek, bedoeld in het tweede lid, is opgesteld met
gebruikmaking van de modellen die door de Sociale verzekeringsbank daartoe
beschikbaar zijn gesteld.
Artikel 5.23b
De verzekerde doet aan de Sociale verzekeringsbank op verzoek of onverwijld uit
eigen beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet
zijn dat zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer, bedoeld in
artikel 3.3.3, zevende lid, van de wet, of het uitvoeren van betalingen ten laste van het
persoonsgebonden budget.
Artikel 5.23c
1. In het belang van een gecoördineerde uitvoering van het persoonsgebonden
budget ondersteunt de Sociale verzekeringsbank het zorgkantoor bij de
uitoefening van diens taken als de verstrekker van dat budget.
2. De Sociale verzekeringsbank en het zorgkantoor werken samen aan de
digitalisering en standaardisering van de uitvoering van het persoonsgebonden
budget.
§ 8. Overige bepalingen omtrent het persoonsgebonden budget
Artikel 5.24
De aanvaardbaarheidspercentages, bedoeld in artikel 3.7.2, derde lid, van het Besluit,
zijn de in bijlage D bij deze regeling opgenomen aanvaardbaarheidspercentages.